You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
A L G E M E E N E<br />
K E R K E L IJKE<br />
GESCHIEDENIS,<br />
DER.<br />
CHRISTENEN.
A L G E M E E N E<br />
h<br />
? K E R K E L I J K E<br />
GESCHIEDENIS,<br />
D E 11<br />
CHRISTENEN,<br />
DOOR<br />
IJSBRAND VAN HAMELSVELD.<br />
EEN EN TWINTIGSTE DEEL.<br />
MET PLAATEN.<br />
TE HAARLEM BIJ<br />
F R A N C O I S BOHN,<br />
M D C C C X I.
I N H O U D<br />
VAN HET<br />
EEN EN TWINTIGSTE DEEL.<br />
Z E S D E B O E K .<br />
Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerkhervorming<br />
in het begin der zestiende eeuw.<br />
EERSTE A F D E E L I N G :<br />
Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zestiende<br />
eeuw, tot den vrede van Pasfau.<br />
V I E R D E H O O F D S T U K .<br />
Gefchiedenis der Hervorming van Geneve. Bladz. i.<br />
V I J F D E H O O F D S T U K .<br />
Gefchiedenis der Hervorming in Zweden en Denemarken.<br />
. . . • Bladz. 71.<br />
ZES-
vi I N H O U D .<br />
Z E S D E HOOFDSTUK.<br />
Gefchiedenis der Hervorming in Frankrijk. Bladz. 130.<br />
Z E V E N D E HOOFDSTUK.<br />
Gefchiedenis der Hervorming in Engeland, Schotland<br />
en Ierland. . . . Bladz. 471.<br />
KEU-
KERKELIJKE<br />
GESCHIEDENIS.<br />
Z E S D E B O E K .<br />
BEVATTENDE HET ZESDE TIJDPERK; BEGINNENDE<br />
MET DE KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />
ZESTlBivnE KRIIW.<br />
E E R S T E AFDEELING.<br />
GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />
ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN PASSAU.<br />
VIERDE HOOFDSTUK.<br />
Gefchiedenis der Hervorming van Geneve.<br />
De Gefchiedenis der Hervorming van Geneve, hoe aa C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
zeer Hechts eene enkele ftad, verdient echter eene<br />
iot 1552.<br />
afzonderlijke melding in de befchrijving der Kerkgefchiedenis<br />
van dit merkwaardig Tijdvak, uit hoofde Inleiding<br />
tot de Ge<br />
van het groot belang der Kerk van Geneve en derfchiedezelver<br />
invloed op de verbetering van de leer en eerenis der<br />
Hervordienst<br />
in verfcheidene aanzienlijke landen van Eu<br />
ming van<br />
ropa, van welke de Kerk van Geneve federt vereerd Geueve.<br />
is geworden als eene Moederkerk; alzoo zij, in het<br />
eerst, hunne voornaamtte Leeraren van Geneve ont«<br />
HERV. II. A von
na C. G,<br />
Jaar) 517.<br />
tot 1552.<br />
VoornsamïïeHervormers.<br />
WILLEM<br />
FAREL. 1<br />
a K E R K E L I J K E<br />
vongen, die in de Schoten der groote mannen al«<br />
dan.r zich gevormd hadden.<br />
Gelijkerwiis Zwitferland, zoo als wij in het voorgaande<br />
Deel van ons werk gezien hebben , ten aanzien-van<br />
de Hervorming, behalve aan ULRICH ZWIN-<br />
GLI, die zelve een Zwitfer was, het meest te danken<br />
had aan Duitfchers, welke uit Duitschland ,<br />
bijzonder uit Straatsburg, gekomen, zich derwaards<br />
begeven hadden, om de Hervorming voortteplanten<br />
, dewijl in de noordelijke gedeelten van<br />
Zwitferland de Hoogduitfche Taal gelproken wordt,<br />
zoo werd in de zuidelijke deelen , het land van<br />
Vaud, het Graaffchap Neufchatel, en ook te Geneve<br />
, de zaak der Hervorming meest bevorderd<br />
joor Franfche Geleerden, onder welke de vermaardte<br />
geweest zijn WILLEM FAREL, PIETER VIRET of<br />
iriRETUS, en JAN CALVYN, van welke wij daarom<br />
;ooraf eenig berigt zullen geven.<br />
WILLEM FAREL, wiens leven door ANCILLON,<br />
ledikant te Ber/yn, befcbreven is, werd in her jaar<br />
1 4.99 uit een adellik gedacht te Fapin in Daw<br />
l) .O mi Inè geboren. In zijne jeugd ftudeerde hij te Parys,<br />
t n oefende zich met grooten lof in de Hebreeuwfche<br />
t n Griekfche Talen; hij genoot de gunst en vriend-<br />
l chap van den vermaarden JACOBUS FABER STAPU-<br />
1 ENSIS , (j. LE FEVRE D'ESTAPLES , ) van wien<br />
t ij ook onderwijs ontving in de gezuiverde Euanelieleer,<br />
en die hem eenen post bezorgde in het<br />
I lollegie van den Kardinaal LE MOINE. Dezen post<br />
e snige jaren met roem bekleed hebbende, begaf hij<br />
2 ich met FABER naar Maux, bij den Bisfchop<br />
BRIS-
G E S C H I E D E N I S . 3<br />
BRISSONET , die der nieuwe leere genegen was; hier<br />
het Euangelie van het jaar 1521 tot 1523 gepredikt<br />
hebbende, vertrok hij in dat jaar naar Straatsburg<br />
, alwaar hij van CAPITO en BUCERUS met<br />
opene armen ontvangen werd. In het volgende jaar<br />
1524 kwam hij te Bazel, alwaar hij, tegen dank<br />
der Hoogefchool, op gezag van den Raad, openlijk<br />
eenige (tellingen verdedigde, over de Heil. Schrift,<br />
als den eenigen regel des Geloofs, over het regtvaardigend<br />
geloof in CHRISTUS, zonder eenige eigene<br />
verdienfterj , over het ongehuwde leven der<br />
Geestelijken, over de Monnikengeloften , Euangelifche<br />
Raadgevingen enz. De bant der Geestelijkheid,<br />
hier door te meer tegen hem aangevuurd ,<br />
vervolgde hem hier zoo fterk, waar zelfs ERAS<br />
MUS , die gansch geen vriend van FAREL was, door<br />
zijn uitvaren tegen hem, niet weinig aan toebragt, dat<br />
FAREL uit de ftad gedreven zijnde , de wijk nam<br />
naar Mompelgard; alwaar hij, onder de befcherming<br />
van den Hertog ULRICH van Wurtemberg, de zaak<br />
der Hervorming door prediken en ook door een<br />
openbaar gefprek met eenen Monnik wakker heeft<br />
voorgedaan, zoodat hij, binnen den tijd van twee<br />
jareu, het geheele Hertogdom met het licht van het<br />
Euangelie verlichtte. Zoo groot was zijn ijver voor<br />
de zaak der Hervorming, dat dezelve door niet weinigen<br />
geoordeeld werd, fomtijds de mate te buiten te<br />
gaan. Zijne woorden en voordragt waren zoo hevig en<br />
geweldig, dat OECOLAMPADIUS zelve hem 'fchreef,<br />
h'tj mogt zich matigen; „gij zijt gezonden," fcbreef<br />
OECOLAMPADIUS, „ om het Euangelie te prediken,<br />
A a „ niet<br />
M C. (?i<br />
[aan 51?'.<br />
tot 1553.
na C. G.<br />
Jaan 517,<br />
tot 1552.<br />
4 K E R K E L I J K E<br />
„ niet om te vloeken; ik prijs den ijver, indien<br />
„ maar de zachtmoedigheid niet ontbreke. Men<br />
„ moet wijn en olie op zijn' tijd en pas bij de won-<br />
„ den gebruiken. Betoon u eenen Euangelist, maar<br />
„ geen' geweldigen Wetgever." Van zijnen ijver,<br />
die dikwijls van onvoorzigtigheid niet was vrij te<br />
plijten, gaf hij een voorbeeld te Mompelgard, al<br />
waar hij, bij een' openbaren omgang, (Proces/ie,)<br />
in welken het Beeld van den Heiligen ANTCNIUS<br />
plegtig werd rondgedragen, dit Beeld den Priester<br />
uit de hand rukte, en het in het water wierp.<br />
Dit bedrijf veroorzaakte een' geweldigen oploop ;<br />
en FARELL , om het gevaar te ontgaan, moest deze<br />
ftad verlaten, begevende zich naar Bern, en op<br />
raad van HALLER naar Aigle, onder het gebied van<br />
Bern gelegen, alwaar hij, onder eenen vreemden<br />
naam van WILI.EM URSINUS , eene School opgerigt<br />
[lebbende, de jeugd tevens in den Godsdienst on-<br />
iervvees, tot dat hij in het jaar 1527 weder onder<br />
sijnen eigenen naam openlijk aldaar predikte, en<br />
iroorts in de omliggende plaatfen en oorden , niet<br />
:onder den hevigften wederftand der Geestelijkheid,<br />
i lie alles in het werk ftelde, om 's mans arbeid vruch-<br />
I eloos te maken, en hem van ftad tot ftad te ver-<br />
'agen; in het jaar 1532 kwam hij met VIRET te<br />
i<br />
Heneve, alwaar hij met zoo veel ijver werkzaam<br />
1<br />
vas, dat CALVIN in eenen Brief aan die van Zu-<br />
\<br />
1 ich hem naderhand den Vader van de Vrijheid en<br />
ran de Kerk aldaar genoemd, en getuigd heeft, dat<br />
lie van Geneve alles aan hem verfchuldigd waren,<br />
]<br />
let was op den aandrang van FAREL , dat CALVIN<br />
zich
G E S C H I E D E N I S . 5<br />
ïïfch liet overhalen , om zich te Geneve te vestigen, ia C. G.<br />
en zijnen dienst aan de Kerk aldaar toe te wijden, faansi7.<br />
:ot 1552.<br />
hoewel FAREL zelve kort daarna Geneve weder<br />
moest verlaten; vervolgens onthield hij zich federt<br />
het jaar 1542 eenigen tijd te Mets, alwaar hij zijne<br />
eerfte preek deed op het Kerkhof der Dominikanen,<br />
die te vergeefs met het luiden van de klok en door<br />
ander geraas hem poogden te beletten, dewijl FA<br />
REL voortvoer met eene inderdaad donderende ftem<br />
zijne rede te vervolgen. Eindelijk vestigde hij zich<br />
$<br />
in Neufchatel, alwaar hij tnt den hoogden ouderdom<br />
de zorg dier Kerk behartigde, zijnde in het<br />
jaar 1565 den i3den September in den ouderdom<br />
van 76 jaren overleden. Een man vol leeuwenmoed,<br />
zonderlinge tegenwoordigheid van geest, onvermoeide<br />
ftandvastigheid, en onvertfaagdheid in alle<br />
gevaren , en , hetgeen het voornaamfte was , van<br />
onverbiddelijken ijver voor de kerkelijke tucht en<br />
zuiverheid van zeden. Alle welke uitmuntende hoedanigheden<br />
, indien zij met eenen meer zachtmoedigen<br />
geest gepaard geweeet waren, hem tot eenen<br />
onvergelijkelijken man gemaakt zouden hebben (*).<br />
Hij heeft flechts weinige fchriften nagelaten, ook<br />
zijn flechts enkele brokftukken van zijne brieven in<br />
het licht gegeven.<br />
PETRUS VIRETUS, (PIERRE VIRET ,) de vriend PETRUS<br />
van F A R E L , door BEZA<br />
VIRETUS»<br />
een der voornaamfte Euangeliedienaren<br />
van zijnen tijd genoemd , bezat die<br />
.zachtmoedigheid van aard en imborst, en die liefta-<br />
lig-<br />
{*) GERDES Hifl. Euang. Reform. T. IV. p. 29-33.<br />
A 3
6 K E R K E L I J K E<br />
BÏ C. G Ikheid in fpreken en fchrijven, welke aan FAREL<br />
Jaarisi- ontbraken, en welke nog in de door hem na^eiatene<br />
tot 155=<br />
fchriften uitblinken.<br />
Hij was een inboorling van het land vnn Vaud,<br />
alwaar bij in de ftad Orbe, behoorende onder het<br />
gebied van Bern, in het jaar 1511 het eerfte licht<br />
aanfchouwde. In zijne jeugd leide hij de gronden<br />
zijner letteroefeningen te Parys, en reeds vroeg<br />
kreeg hij fmaak in de gezuiverde Euangelieleer, zoodat<br />
hij reeds in het jaari53i,en dus in het twintigfte<br />
van zijnen ouderdom, den gewrden dienst in zijne<br />
vaderftad aanvaardde, en denzetven met dien gelukkigen<br />
uitflag bekleedde, dat hij zeer velen, en onder<br />
dezen ook zijne ouders tot het aannemen dezer<br />
leer overreedde. Voorts bood hij FAREL de hand,<br />
in het verzamelen en inrigten der Gemeenten in dezen<br />
omtrek, bijzonder te Laufanne, zelfs, als CAL-<br />
VYN in het jaar 1541 gezonden was naar IVorms,<br />
tot een mondgefprek aldaar te houden, hetwelk vervolgens<br />
naar Regemburg verlegd werd, heeft hij<br />
desztifs plaats te Geneve, gedurende zijn 'afzijn,<br />
vervuld, en niettegenftaande velen teg..nftaiid en hem<br />
aangedane moeijelilkheden, de zorg dier gemeente<br />
met lof behnrtigd. Van Geneve keerde hij weder<br />
naar Laufanne, alwaar hij vertoefde tot het jaar<br />
1561, wanneer hij verreisde naar Nimes en vervolgens<br />
naar Mon-.pelier in Languedok, in welke gemeenten<br />
hij eenigen tijd vertoefde, en in het hervormen<br />
der Kerken in Frankryk sroote dienften<br />
Jeêd, altijd echter tot zachtheid vermanende, en allen<br />
chijn zelfs van oproerige gevoelens tegen den Ko<br />
]<br />
ning
G E S C H I E D E N I S . 7<br />
ning en de Regering tegengaande, gelijk onder an na C. G.<br />
deren blijkt uit zijnen Brief, gefchreven aan de Die 'aan 517.<br />
tot 1552.<br />
naren der Hervormde Kerk, toen te Mompelier vergaderd<br />
(*). Ondertusfchen werd hij door de gemeente<br />
van Lions ten ernlligfte ukgenoodigd , om<br />
haar met zijnen arbeid ten dienfte te zijn , aan welk<br />
verzoek hij voldeed, tot liet jaar 1563, wanneer in<br />
Frankryk bij Plakaat verboden werd: „ dat niemand<br />
den Protestantfchen Godsdienst als Leeraar<br />
zou mogen bedienen, die niet in Frankryk geboren<br />
was;" waarop VIRET de gemeente van Lions vet'<br />
liet, eerst te Oranje , en van daar , op verzoek<br />
van de Koningin van Navarre, in Bearn kwam, in<br />
welk landfchap hij in het jaar 1571 overleden is.<br />
Hij heeft verfcheidene fchriften, grootendeels in<br />
de Franfche Taal, doch fommigen ook in het Latijn,<br />
nagelaten, in welke hij, in eenen aangenamen<br />
ftijl, de leere van het Euangelie verklaart, of de gevoelens<br />
der Roomschgezinden, Herdoopers, en voornamelijk<br />
der Vrijgeesten en Deisten van zijnen tijd<br />
beftrijdt en wederlegt. De eerstgemelde wederleide hij<br />
niet alleen ernftig en nadrukkelijk, maar maakte ook<br />
hunne leerftellingen en kerkplegtigheden befpottelijk ,<br />
bijzonder de leere aangaande de Mis, welke hij als<br />
eene Geestelijke kwakzalverij voorftelde in een'<br />
Cento of Hekelfchrift, in het Lat'rn znmengefteld,<br />
uit woorden en verzen van oude Latijnfche Dichters.<br />
VIRET wordt befchreven, als van een zwakkelijk<br />
lig.<br />
(*) GERDES heeft denzelven geplaatst in zijne Bijlage<br />
op de Hifi. Evang. Ru. T. IV. r.. 6. p. „2.<br />
A 4
6 K E R K E L I J K E<br />
a»C. C ; ligchaamsgeftel geweest te zijn, welke nog vermeer'<br />
Jaari5i; ' derd was door een vergift, hetwelk hem eens te<br />
tot 155:<br />
Geneve, door een' bediende van eenen Kanunnik aldaar<br />
was toegediend; ook had in het jaar 1^33 een<br />
Priester hem verfcheidene zware wonden toegebragt,<br />
en voor dood laten liggen. Desniettegenftaande was<br />
hij, op eene verbazende wijze, arbeidzaam, ten<br />
voordeele der Hervormde leere en in den dienst der<br />
Kerken, zoo door mondeüjk en fchriftelijk onderwijs,<br />
als door menigvuldige reizen ten behoeve van<br />
onderfcheidene gemeenten (*).<br />
JOANNES<br />
CALVINüi<br />
Onder het bovengemelde driemanfchap van Hervormers,<br />
wier arbeidzaamheid geftrekt heeft, om de<br />
Hervorming in Geneve en het zuidelijk deel van<br />
Zwitferland te vestigen, munt voornamelijk uit jo-<br />
ANNES CALVINUS, naar wien men, fchoon ten onregte,<br />
den naam van Calvinisten aan de Hervormde<br />
Christenen gegeven heeft, die, in deze en gene bij*<br />
zondere punten, van LUTHER en deszelfs volgeren<br />
verfchilden. Zijne geleerdheid, zijne arbeidzaamheid<br />
, zijne wijsheid, in het deftig beleiden van zaken,<br />
zoo in het Kerkelijke als in het Burgerlijke,<br />
want hij had grooten invloed op beide, zijn ijver,<br />
zijne liefde voor waarheid, zijne flandvastigheid en<br />
moed, en dit alles gepaard met godsvrucht en<br />
deugd, hebben hem in ftaat gefield, om het licht<br />
der Hervorming, niet flechts in één gewest of<br />
land , maar in verfcheidene landen van Europa,<br />
door zijne leer en fchriften , en door die groo-<br />
(*) GERDES /. C. T. IV. p. 33-49.<br />
te
G E S C H I E D E N I S . 9<br />
te mannen, die in zijne Schoo! en door zijne fchrif-, ia C. G.<br />
ten gevormd waren, te ontfteken. Te gelijk echter. laar 1517.<br />
ot 1552.<br />
heeft hij, gelijk doorgaans alle groote mannen, in<br />
alle eeuwen veel tegenfpraak moeten verduren; ter<br />
wijl velen, zoo ten aanzien van verfcheidene punten<br />
van zijne Godsdienstleer, als van zijn gedrag, bij<br />
zonder in de zaak van MICHAEL SERVETUS, enz.<br />
befchuldigingen tegen hem hebben ingebragt, welke,<br />
indien zij in allen deele met de waarheid inftemden,<br />
zijnen roem niet weinig zouden bezwalken; doch<br />
welke bij een onbevooroordeeld onderzoek veel van<br />
derzelver Jkracht verliezen.<br />
Eer wij de Gefchiedenis der Hervorming van Ge-<br />
neve verhalen, willen wij daarom vooraf het één en<br />
ander aangaande dezen grooten Kerkhervormer aan-<br />
teekenen, betreffende zijn leven en karakter.<br />
De eigenlijke naam van dezen Hervormer was<br />
JEAN CHAUVIN, doch, toen hij, in den ouderdom<br />
van twee en twintig jaren, de twee Boeken van<br />
SENECA over de zachtmoedigheid, (de dementia,}<br />
uitgaf, noemde hij zich, naar de gewoonte van de<br />
Geleerden van dien tijd, op den titel van dit eerfte<br />
door hem uitgegevene werk, LUCIUS CALVINUS, met<br />
welken naam CALVINUS of bij verkorting CALVIN,<br />
hij federt bekend is geworden. Zijne geboorteplaats<br />
was Noyon in Pikardïè, alwaar hij in het jaar 1509<br />
den ioden Julij ter wereld kwam. Zijne ouders ,<br />
GERARD CHAUVIN en JEANNE LE FRANC , Waren<br />
eerlijke lieden uit den middelbaren ftand. Zijn Va<br />
der beftemde hem al vroeg voor den dienst der<br />
Kerk, en hij ontving zijn eerfte onderwijs in de be-<br />
A 5 gin
10 K E R K E L I J K E<br />
•a C. G. ginfelen der Letterkunde te Parys, van MATURINUS<br />
Jaansr-.<br />
CORDERIUS, bekend door zijne zoo nuttige Latijn-<br />
t« 1552<br />
fche Zamenfpraken, welke nog veelal op de Latijnfche<br />
Scholen in gebruik zijn, die naderhand te Geneve<br />
de jeugd in de geleerde talen onderwezen heeft,<br />
en daar in hetzelfde jaar als CALVIN geftorven is.<br />
Deze zette zijne Letteroefeningen, bijzonder in de<br />
Wijsbegeerte, voort, onder eenen Spaanfchen Hoog-<br />
Jeeraar, in het Kollegic van Montaigu.<br />
Onze CALVIN gaf al vroeg blijken van naauwgezette<br />
godsvrucht en ftrenge zeden, daar hij in zijne<br />
jeugdige tijdgenooten en medemakkeren hunne ondeugden<br />
bij aanhoudendheid berispte , en zelf zich<br />
deugdzaam en godsdienftig gedroeg. Reeds had zijn<br />
Va ler in het jaar 1511 eene Kapellaansplaats voor<br />
hem verkregen in de Kapelle van Notre Dame de<br />
la Ge/ine, in de Kerk te Noyon. In het jaar 1527<br />
kreeg hij de Pastorij van Marteville, welke hij twee<br />
[aren later voor die van Pont TEveque, nabij "Noyon,<br />
verwijlde, alwaar hij ook ettelijke reizen gepredikt<br />
heeft. Ondertusfchen had CALVIN te Parys reeds<br />
ioor zijne verkeering met PETRUS ROBERTUS OLE-<br />
I'ITANUS fmaak beginnen te krijgen in de zuivere<br />
eer, en zich met allen ijver toe te leggen op het<br />
ezen en onderzoeken van den Bijbel; zijn Vader<br />
/oor de gevolgen hier van bevreesd en tevens voortiende,<br />
dat de beoefening der Regtsgeleerdheid zijlen<br />
zoon meer eer en voordeel zou kunnen aan<br />
1 lengen, dan die der Godgeleerdheid, befloot nu<br />
< «nen Regtsgeleerde van hem te maken; waartoe de<br />
j<br />
onge CALVIN, die nog niet in de Priesterorde getre-
G E S C H I E D E N I S . II<br />
treden en nog veel minder een Monnik was, gelijk i ia C. G.<br />
aari5i7.<br />
foramigen ten onregte zich verbeeld hebben , maar |<br />
ot 1552.<br />
wiens eenige verbindtenis met de Kerk tot hier toe<br />
alleen daarin beftond, dat hij de kruinfcheering ont<br />
vangen had, zonder moeite zijne toeftemming gaf,<br />
en afftand deed van den Kerkedienst, in het jaar<br />
1534- (fcft.)<br />
Ten einde zich nu in de Regtsgeleerdheid te oefenen<br />
, werd hij naar Orkans gezonden, alwaar hij<br />
de lesfen van PETRUS STELLA naarftig bijwoonde,<br />
en zoo vele vorderingen in de Regtskunde maakte,<br />
dat hij nu en dan den post van Leeraar in de Regten<br />
zelf vervulde, gelijk hem bij zijn vertrek van daar<br />
de waardigheid van Doctor of Leeraar in de Regten<br />
om niet werd opgedragen. In ziine bijzondere Letteroefeningen<br />
bleef hij intusfchen voortgaan met zich<br />
op de Godgeleerdheid te bevlijtigen, waarin hij, op<br />
eene ongemeene wijze, flaagde. Van Orkans begaf<br />
CALVIN zich naar Bourges, z'n'nde daartoe bewogen<br />
door de vermaardheid van den Regtskundigen AN-<br />
DREAS ALCIATUS; tevens bleef hij zich bij aanhoudendheid<br />
toeleggen op het onderzoek der H. Schriften,<br />
en de beoefening der Godgeleerdheid; bijzonder<br />
befteedde hij eene ongemeene vlijt aan de Griekfche<br />
Taal onder den Hoogleeraar MELCHIOR WOLMAR,<br />
een' Duitfcher, die ook de Leermeester is geweest<br />
van THEODORUS BEZA. Deze Hoogleeraar was zeer<br />
ingenomen met de gevoelens van LUTHER , hetwelk<br />
den lust tot een vrij onderzoek der waarheid in<br />
CALVIN meer en meer opwekte; de Hebreeuwfche<br />
en Syifche Talen werden door hem ook niet onaan
12 K E R K E L I J K E<br />
Ha C. G<br />
a a n<br />
T 5 ;<br />
, aangeroerd gelaten, als welke hij noodig oordeelde<br />
7<br />
• tot regt verftand der Bijbelboeken.<br />
tot 1552<br />
Gedurende CALVIN'S verblijf te Bom ges overleed<br />
zijn vader, hetwelk hem naar zijne vaderftad Noyon<br />
terug riep; doch hier zich flechts een' korten tijd<br />
hebbende opgehouden, vertrok hij naar Parys, in<br />
het jaar 1533, alwaar hij, in den ouderdom van 24<br />
jaren, zijn eerfte Boek in het licht gaf, te weten,<br />
de Verhandeling van SHNECA over de Zachtmoedig,<br />
heid, met eenen Commentarius of verklaring, waar<br />
van wij reeds gefproken hebben. Hier te Parys binnen<br />
weinige maanden bekend.geworden met zulken,<br />
die in het geheim der Hervormde Leer waren toegedaan,<br />
hoedanige er thans in deze hoofdftad niet<br />
weinigen waren, en door hen met achting en onderfcheiding<br />
behandeld zijnde, nam hij het vast befluit,<br />
om zich geheel aan de Godgeleerdheid toe te<br />
wijden, en aan de Hervorming der Kerk met al zijn<br />
vermogen te arbeiden, welk befluit hij, met onvermoeide<br />
fhndvastigheid en onbegrijpelijke werkzaamheid<br />
, tot het einde van zijn leven toe, getrouw is<br />
gebleven.<br />
Ten dezen tijde hield NICOLAUS COP, tot Rector<br />
der Parijfche Hoogefchool benoemd, eene redevoering,<br />
tot welke CALVIN de ftoffe had bijgedragen.<br />
Alzoo deze redevoering, door de vrijmoedige voor-<br />
Hellingen over den Godsdienst, welke daarin voorkwamen<br />
, aan de Sorbonne en het Parlement grooten<br />
aanftoot gegeven had, ontftond bij deze gelegenheid<br />
eene groote vervolging tegen de Proteftanten, zoo-<br />
! iat CALVIN ter naauwernood hét gevaar ontkwam<br />
van
G E S C H I E D E N I S . 13<br />
van gevangen te worden; alhoewel nu deze bewe<br />
ging, door de tusfchenfpraak der Koningin van Na-<br />
varre, bij haren Broeder, den Koning FRANCOIS,<br />
fpoedig geftild werd , oordeelde CALVIN nogtans<br />
voor zich noodig, naar Angouléme te wijken, en<br />
van daar naar Poitiers en Nerac, alwaar hij aan<br />
FABER Stapulenfis een bezoek gaf. Spoedig echter<br />
keerde hij weder naar Parys, alwaar MICH, SERVET<br />
hem tot een mondgefprek had uitgedaagd, hetwelk<br />
echter, door het achterblijven van SERVET, geen<br />
gevolg had.<br />
Doch, dewijl de vervolging tegen de Proteftanten<br />
in het jaar 1534 heviger ontvlamde, verliet CALVIN<br />
Parys op nieuw, en begaf zich naar Bazel, alwaar<br />
hij zijn zoo zeer vermaard werk: Inftitutiones Reli-<br />
gionis Christiance, of Onderwijs in den Cbristelij-<br />
ken Godsdienst, in het jaar 1535 (*), in het licht<br />
gaf, voorzien met eene Opdragt aan den Koning<br />
van Frankryk, welke, ten aanzien van inhoud, ftijl<br />
en fchikking, algemeen als onvergelijkelijk befchouwd<br />
wordt; gelijk het geheele werk met regt 'den roem<br />
van'vrienden en vijanden heeft weggedragen, als uit<br />
muntende in de keurigfte netheid van ftijl, en de<br />
dui-<br />
(*) Deze eerfte uitgave in 8vo was zonder naam, en<br />
behelsde het eerfte ontwerp van dit werk. De volgende<br />
in 1536 was uitgebreider en droeg den naam van CALVIN<br />
op den Titel, doch in fommige afdrukfels las men AL-<br />
CUIN. (VOGT Catal. Libr. Rar.~) Vervolgens is het uit<br />
gegeven in 1539<br />
e n z<br />
- e n<br />
naderhand in vele talen vertaald.<br />
GERDES Scrin. Antiq. T. II. P. I. ƒ>. 451. fqq.<br />
na C. G,<br />
[aari5i7.<br />
tot 1552.
14 K E R K E L I J K E<br />
na C. G duidelijkheid van fchrijfwijze, als mede door de een<br />
Jaari5i7, voudigheid en klaarheid der bewijzen (*). CALVIN<br />
tot 1552.<br />
fchreef dit Boek ter verdediging der Proteftanten, en<br />
om de lasteringen te wederleggen, welke tegen hen<br />
weiden uitgeftrooid, gelijk de Koning van Frankryk<br />
dus voorwendde, dat hij niet de Proteftanten, maar<br />
de Wederdoopers, die zich op den Geest beroemden,<br />
en alle Overheid verwierpen, in zijn Rijk te<br />
keer ging en ftrafte. Hierom fchreef dan CALVIN<br />
dit werk, in hetwelk hij de Christelijke leere op die<br />
wijze voordroeg, dat openlijk aan elk blijken moest,<br />
dat de Hervormden niets met deze Geestdrijvers gemeen<br />
hadden.<br />
Na eenigen tijd in Zwitferland en Italië geileten<br />
te hebben, befloot CALVIN, zich te Bazel of te<br />
Straatsburg te vestigen, doch in het jaar 1536 door<br />
Geneve reizende, werd hij door FAREL met zoo<br />
ernftige betuigingen overreed, om da.ir zijn verblijf<br />
te nemen, dat hij, gelijk hij zelve ichrijft, „ des-<br />
„ zelfs donder, krachtiger dan die van PERIKLES,"<br />
(FAREL dreigde hem met het oordeel van God!)<br />
„ niet durfde wedeiftaan, of het juk der beroeping<br />
,, weigeren op zich te nemen, hetwelk hij zag, dat<br />
„ hem van den Heere werd opgelegd." Hij nam<br />
aerbalve de roeping tot Hoogleeraar op de School<br />
:n Leeraar der Kerk in Geneve aan in het jaar 1536.<br />
(*) Wien zijn deze regelen van PAULUS THURIUS on-<br />
sekend:<br />
Prater apostolicas, post Christi tempora, chartas,<br />
Huic pepcrere libro fecula nulla parem.<br />
In
G E S C H I E D E N I S . 15<br />
In dat jaar woonde CALVIN een mondgefprek bij, na C. G><br />
hetwelk, op bevel van de regering van Bern, ge Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
houden werd, met de Roomschgezinden te Lauzanne,<br />
waardoor de Hervorming in die ftad en in het<br />
land van Vaud. haar beflag kreeg. Tien ftelJingen,<br />
door FAREL voorgefteld, maakten het onderwerp<br />
van dit mondgefprek uit: over de regtvaardigmaking<br />
door het geloof, zonder eenige werken; over CHRIS<br />
TUS , den eenigen Middelaar; over zijne Dienaren<br />
en de Sacramenten; over de Biecht en Abfblutie;<br />
over de Overheid; het huwelijk ; het verbod van<br />
fpijzen enz. Het gefprek duurde acht dagen, van<br />
den iften tot den 8Hen October. De voornaamfte<br />
fprekers van de zijde der Hervormden waren FA<br />
R E L , VIRET, PETRUS CAROLI en CALVIN, die<br />
echter flechts tweemalen de beurt van fpreken gehad<br />
heeft, en ANTONIUS MARCOURT, die eenmaal fprak;<br />
men bepaalde zich in het twistredenen bijzonder tot<br />
de Regtvaardigmaking en de Transfubftantiatie.<br />
Op dit gefprek volgde eene geregelde Hervorming<br />
te Laufanne en in het land van Faud, in het jaar<br />
1537- Ook werd in gemelde ftad eene Hoogefchool<br />
opgerigt, waarbij de eerfte Hoogleeraren waren JDAN<br />
HEMBERT in de Wijsbegeerte en het Hebreeuwsch,<br />
en CONRADUS GESNERUS in het Grieksch; bij de- -<br />
zen werden in het jaar 1547 twee Hoogleeraars in<br />
de Godgeleerdheid gevoegd, GESNER werd opgevolgd<br />
door PIERRE NUNNEZ, en deze door THEO-<br />
DORUS BEZA, in het jaar 1549, die hier honderd<br />
Pfalmcn van DAVID in Franfche Verzen vertaalde,<br />
welke met de vijftig, voorheen door CLEMENT MA<br />
ROT
ha C. G<br />
laan 517<br />
tot 1552<br />
i(5 K E R K E L I J K E<br />
ROT vertaalden berijmd,vervolgens in die gemeenten<br />
ingevoerd en openlijk gezongen zijn. PETRUS CAROLI<br />
heeft in het jaar 1537 van zijne Kerk afftand gedaan,<br />
en naar Frankryk vertrokken zijnde, daar denRoom-<br />
fchen Godsdienst weder aangenomen, na FAREL,<br />
VIRET en CALVIN vmArianerij befchuldigd en vele<br />
opfchuddingen verwekt te hebben. Doch de Kerke-<br />
raad van Laufanne en de Raad van Bern zelve<br />
regtvaardigde de drie Hervormers tegen deze onge<br />
gronde befchuldiging. Maar, laat ons tot CALVIN<br />
wederkeeren.<br />
CALVIN , te zamen met FAREL en CORALD , wien<br />
hij met zich te Geneve gebragt had, arbeidde ijverig<br />
aan het Hervormingswerk, FAREL ftelde eene Ge-<br />
Joofsbelijdenis op, welke eene verzaking des Paus-<br />
doms behelsde, en tevens een voorfchrift van zede-<br />
leer. Deze Geloofsbelijdenis begeerden de Leeraars ,<br />
dat door het volk aangenomen en met eenen eed be<br />
krachtigd zou worden, hetwelk na veel tegenftrib-<br />
belen gefchiedde; doch als men bevond, dat dezelve<br />
geenen genoegzamen invloed had op de zeden des<br />
volks, en dat de geest van tweefpalt, welke de<br />
voornaamfte Familien tegen eikanderen tweedragtig<br />
maakte, daardoor niet gedempt werd, verklaarde<br />
CALVIN in zamenftemming met de overige bediena<br />
ren van den Godsdienst, dat zij het Avondmaal niet<br />
konden houden, zoo lang deze onderlinge vijand-<br />
fchappen in de ftad heerschten, en men in dezelve<br />
alle Kerketucht en goede Zeden met voeten trad.<br />
Ten zelfden tijde drongen die van Bern bij die<br />
van Geneve aan, om zich in zekere inftellingen en<br />
ge-
G E S C H I E D E N I S . 17<br />
gewoonten naar hen te fchikken, welke te Geneve na C. O*<br />
niet in gebruik waren. Men had namelijk in eene Jaar 1517»<br />
tot I553«<br />
Sijnode te Bern vastgefteld, in het Heilig Avondmaal<br />
ongezuurd brood te gebruiken, men had doopvonten<br />
tot de bedieninge des Doops, ook vierde<br />
men te Bern, behalve den Zondag, nog het Kersfeest,<br />
Nieuwejaarsdag , den dag der aankondiging<br />
van JEZUS Geboorte en dien van JEZUS Hemelvaart;<br />
het een en ander had te Geneve geene plaats, en<br />
CALVIN, met zijne ambtgenooten, vond zwarigheid,<br />
om hier in verandering te maken, en die van Bern<br />
te wille te zijn.<br />
Van deze gelegenheid maakten de tegenwoordige<br />
Sijndici van Geneve, zijnde het hoogfte Overheids.<br />
ambt, hetwelk voor een jaar bekleed werd, gebruik,<br />
om het volk te bewegen, dat men aan CALVIN en<br />
zijne ambtgenooten in het jaar 1538 de ftad ontzeide;<br />
waarop CALVIN de wijk nam naar Straatsburg,<br />
alwaar hij eene Franfche Gemeente ftichtte, en te^<br />
vens tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid werd<br />
aangefteld.<br />
Gedurende zijn verblijf itStraatsburghltd CALVIN<br />
echter te gelijk zorgen voor de Gemeente teGeneve,<br />
welke hij niet alleen bij Brieven vermaande, aan die<br />
van Bern toe te geven, ten aanzien van het gebruiken<br />
van ongezuurd of ongedeesfemd brood in het<br />
Avondmaal, maar welke hij bijzonder grooten dienst deed<br />
door zijoen ijver, om de pogingen van den Kardinaal<br />
SADOLET, Bisfchop van Carpentras, te verijdelen ,<br />
met welke deze de inwoners van Geneve trachtte te<br />
bewegen , om in den fchoot der Roomfche Kerk te<br />
HERV. II. B rug<br />
f
18 K E R K E L I J K E<br />
tra C. ( !. rug te keeren. Hij fchreef in 1539 een nadrukkelijk<br />
Jaarisi;<br />
tot 155:<br />
Jj antwoord ter wederle ging op den listigen Brief van<br />
dezen Prelaat, en vermaande die van Geneve tot onderlinge<br />
eensgezindheid en ftandvastigheid in het geloof.<br />
Twee jaren later werd hij gekozen, om tegenwoordig<br />
te zijn op eenen Rijksdag, welken de Keizer<br />
vastgefteld had te Worms en te Regensburg,<br />
om de Godsdienstverfchillen bij te leggen. Hij ging<br />
derwaarts in gezelfchap van BUCERUS, en had on.<br />
der anderen een mondgefprek met MELANCHTHON.<br />
Ondertusfehen vjel er eene geheele verandering in<br />
de regering te Geneve voor. Die regeringsleden,<br />
welke zijne verbanning bewerkt hadden, werden,<br />
befchuldigd zijnde van zware misdaden tegen het<br />
welzijn der ftad, uit het bewind geweerd , waarop<br />
CALVIN door het volk teruggeroepen werd. Hij bewilligde<br />
noode hier toe, maar de aandrang was zoo<br />
fterk en ernftig, dat hij zich eindelijk liet bewegen,<br />
en in het jaar 1541 te Geneve wederkeerde, tot ongemeene<br />
blijdfchap beide van den Raad en het volk.<br />
Van toen af leide hij zich met al zijn vermogen<br />
toe, om eene Kerkenorde te ontwerpen ,<br />
eenen Kerkeraad aan te ftellen , en Ouderlingen ,<br />
Diakenen en Opzieners, tot het beftutir der Kerk, te<br />
doen verkiezen. Daar hij niet alleen een groot Godgeleerde,<br />
maar tevens een uitmuntend Regrsgeleerde<br />
was, vormde hij, in zamenftemming met de regering, in<br />
welker vergaderingen hij, gelijk ZWINGUUS te Zurich,<br />
zitting had, een ftelfel van Burgerlijke en Kerkelijke<br />
wetten, hetwelk, niettegenftaande de woelingen van<br />
velen, de goedkeuring des volks erlangde, en tot in<br />
on-
G E S C H I E D E N I S . 19<br />
onze tijden is aangezien als een Wetboek der Republiek<br />
van Geneve.<br />
Voorts flelde deze Hervormer eenen Katechismus<br />
op, uitgebreider dan den voorgaanden, en in vragen<br />
en antwoorden onderfcheiden, in het Latijn en<br />
Fransch, welke naderhand in verfcheidene Talen<br />
overgezet, en bij vele gemeenten in gebruik gebragt<br />
is. Onbegrijpelijk werkzaam in het waarnemen van<br />
zijn ambt, predikte hij, om de andere week, alle<br />
dagen, driemaal in de week hield hij zijne lesfen als<br />
Hoogleeraar, alle donderdagen was hij, als Voorzitter<br />
in de Vergadering van den Kerkeraad, en des<br />
vrijdags in de Vergadering, in welke de Bijbel verklaard<br />
werd, in welke hij doorgaans eene voorlezing<br />
hield; ook woonde hij de vergaderingen van den<br />
Raad doorgaans bij; over de meeste Boeken derH. S.<br />
fchreef hij uitleggingen; dan beantwoordde hij de<br />
vijanden en beftrijderen van den Godsdienst, dan<br />
fchreef hij allerwege Brieven over de belangen der<br />
Kerk; want van alle oorden der Christenwereld<br />
zocht men zijnen raad, uit Engeland, Frankryk,<br />
Duitschland, Polen enz. zoodat men oordeelen mag,<br />
dat hij nog meer deed door zijne pen dan door zijne<br />
tegenwoordigheid, deelende hij door Brieven zijne<br />
raadgevingen en voorfchriften mede ; terwijl diezelfde<br />
hand tevens onledig was met het fchrijven<br />
van geleerde werken.<br />
Bij fommige gelegenheden echter, was hij in<br />
perfoon werkzaam. Dus reisde hij in het jaar<br />
1549 naar Zurich, omdat men hem verdacht gemaakt<br />
had , als leerde hij de Confubfiantiatie in<br />
B 2 het<br />
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
:ot 1552.
20 K E R K E L I J K E<br />
na C G , het Avondmaal; hij verklaarde zich hier zoo duide-<br />
Jaari5i7 1<br />
lijk, dat er eene overeen/remming werd vastgefteld<br />
tot 1552<br />
van de Kerk van Geneve met de overige Kerken van<br />
Zwitferland en Graauwbunderland, welke deze<br />
Kerken federt ten iiaauwlte verbonden heeft gehouden.<br />
In het jaar 1556 toog. hij naar Frankfort,<br />
om de gefchillen te beflïsfen, welke de Franfche<br />
Kerk in die ftad verdeelden. In het volgende jaar<br />
gaf de regering van Geneve twee aanmerkelijke befluiten<br />
uit; bij het édne werden de dienaars van den<br />
Godsdienst gelast, op een' bepaalden tijd des jaars,<br />
verzeld van eenen Ouderling en eenen Wijkmeester,<br />
huisbezoeking te doen, en eene belijdenis des geloofs<br />
af te vorderen. Bij het andere, genomen zonder<br />
kennis van de Predikanten, werden alle Feestdagen,<br />
uitgezonderd den Zondag, afgefchaft. Evenwel<br />
werd dit befluit CALVIN kwalijk genomen ,<br />
waarom hij ter zijner verdediging thans zijn werk<br />
fchreef: over de ergernis/en.<br />
CALVIN was te meer verpligt, zijne eer te handhaven,<br />
dewijl de oude partijfchap in Geneve nog<br />
tegen hem bleef woelen; en de gemeente in het jaar<br />
1551 beroerd werd door IIIERONYMCS BOLSEC, die<br />
3e leer van CALVIN omtrent de volftrekte voorver-<br />
>rdinering en vrijmagtige verkiezing openlijk in de<br />
ieik onder de Preek tegenfprak. CALVIN wederleide<br />
] ïem in dezelfde vergadering, waarop, BOLSEC, door<br />
( enen der Asfesforen van den Iloofdfchout in hech-<br />
l enis genomen, en nadat zijne zaak onderzocht, en<br />
4 tok het gevoelen der Zwitferfche Kerken was in-<br />
1 ;ewonnen, als een rustverftoorder uit de. ftad geban-
GESCHIEDENIS. 21<br />
bannen werd. Tot zulk een ftreng vonnis bragt, r a C G.<br />
zegt men, zijn overig Hecht levensgedrag ook veel ] aan 517.<br />
at 1552.<br />
toe. Deze BOLSEC was een Karmeliter Monnik van<br />
Parys, die, te vrij gepredikt hebbende, van daar gevlugt,<br />
en te Geneve gekomen was, alwaar hij, met<br />
verwerping van de Monnikskap, de Geneeskunde<br />
oefende. Hij werd vervolgens ook te Bern, en wel<br />
tot tweemaal toe, gebannen, en keerde, toen hij<br />
nergens door de Protestanten aangenomen werd, tot<br />
zijnen voorigen Godsdienst terug, waarna hij, om<br />
zich op CALVIN en BEZA te wreeken , eene gefchiedenis<br />
van het leven en de zeden van CALVIN en<br />
BEZA heeft gefchreven, vol bitterheid, logenen en<br />
laster.<br />
Ondertusfchen verbrak het geval met BOLSEC de<br />
vriendfchap tusfchen CALVIN en JACQUES DE BOUR<br />
GOGNE , wiens vader BOUDEWYN een natuurlijke<br />
zoon geweest was van FILIPS den Goeden, Hertog<br />
van Burgondi'è. Deze JACQUES of JACOB VAN BOUR<br />
GOGNE had den Roomfchen Godsdienst verlaten, en<br />
was getrouwd met JOLANTE VAN BREDERODE , uit<br />
den ouden ftam der Graven van Holland; hij<br />
had eene allefnaauwfte vriendfchap aangegaan met<br />
CALVIN, waarvan de Brieven van dezen Hervormer<br />
aan hem getuigen. Maar dewijl hij BOLSEC als zijnen<br />
Geneesheer gebruikte, mishaagde hem deszelfs<br />
hechtenis en verbanning, en zocht hij denzelven ,<br />
zoo veel hem doenlijk was, te befchermen. Hetwelk<br />
CALVIN aanleiding gaf, om de vriendfchap met<br />
hem te breken, en zelfs zich met hevigheid tegen<br />
hem uit te laten.<br />
B 3 Na
fta K E R K E L I J K E<br />
na C. G , Na het uitbannen van BOLSEC , duurden de twis-<br />
Jaari5i7<br />
ten over de Predestinatie of Voorverordinering fteeds<br />
tot 1552<br />
voort, en ftegen in het jaar 1553 tot zulk eene<br />
hoogte, dat het gefchapen ftond tot een oproer te<br />
zullen komen, even gevaarlijk voor het Gemeenebest<br />
als voor de Kerk van Geneve; maar CALVIN<br />
kwam door zijne ftandvastigheid alles te boven, en<br />
wist zich en zijn gevoelen te handhaven. In datzelfde<br />
jaar gebeurde het gehandelde met MICIIEL<br />
SERVET, waar van wij, op de behoorlijke plaats,<br />
nader zullen fpreken. — Zekere BERTELIER , één<br />
der grootfte drijvers tegen CALVIN en deszelfs leer,<br />
een man van fporelooze fchaamteloosheid, gelijk<br />
BEZA hem befchrijft, om zijn flecht gedrag door<br />
den Kerkeraad in den Kerkdijken ban gedaan, beklaagde<br />
zich hier over bij de Overheid, terwijl<br />
velen ook mompelden, dat de Kerkeraad zich boven<br />
de Overheid te veel aanmatigde ; waarop de Raad<br />
der Tweehonderd een befluit nam , dat de eindelijke<br />
beoordeeling over Excommunicatie of Ban aan<br />
de kennisneming der Overheid zou ftaan. Maar<br />
CALVIN, die geloofde, dat dit een regt was, hetwelk<br />
aan de Kerk behoorde, handhaafde zijn gevoelen<br />
zoo ilreng, dat hij, op den Predikftoel, na een<br />
therp uitlaten tegen de verachters van het Heilig<br />
rWondmaal, met verheffing van hand en ftem, in<br />
leze woorden uitbrak : Maar ik zal mij eer<br />
'aten dooden, dan dat deze hand aan de veroordeel*<br />
ie verachters van God het heilige des Heeren zou<br />
vereiken. Nu onthield zich wel BERTELIER met<br />
le zijnen van de heilige tafel, maar CALVIN hier<br />
me-
G E S C H I E D E N I S . 23<br />
mede niet te vrede, dreigde zijn affcheid te zullen na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
nemen, indien het befluit van den Raad niet werd<br />
tot 1552.<br />
ingetrokken; hetwelk dienvolgens in zoo ver gebeurde<br />
, dat het gefchorst zou blijven, tot men het gevoelen<br />
der vier Zwitferfche Cantons zou verdaan<br />
hebben.<br />
In het jaar 1554 gaf CALVIN in het licht eene<br />
wederlegging der leere van SERVET , met bijvoeging<br />
der redenen, waarom en in hoe ver de Ketters van<br />
de Overheid behooren geftraft te worden. Hij fchreef<br />
dit werk, om het ongenoegen te bedaren, hetwelk<br />
velen lieten blijken over de doodftraf van dezen<br />
man, terwijl zelfs fommige goede en welmeenende<br />
lieden, fchrijft BEZA , dezelve afkeurden, en CAL-<br />
VIN'S gedrag in dit opzigt hevig berispten. Tegen<br />
dit werk lcherpte een ongenoemde, onder den naam<br />
van MARTINUS BELLIUS , volgens BEZA, SEBAS-<br />
TIANUS CASTELLIO, zijne pen; om wien te wederleggen<br />
BEZA zijn Boek gefchreven heeft: over het<br />
fira fen der Ketters met den dood, waar van in het<br />
vervolg nog iet zal moeten gezegd worden.<br />
Eindelijk werd er in het jaar 1555 nog eene zamenzwering<br />
gefmeed, ten einde de Kerketucht en<br />
de leere van CALVIN te vernietigen, en eene omwenteling<br />
in de ftad te verwekken , doch dezelve<br />
werd ontdekt en met den dood van eenigen en hel<br />
bannen van anderen geftraft. Thans kwam ook hel<br />
verzocht gevoelen der Zwitferfche Kerken nopens<br />
de Kerkelijke tucht, waar bij het ontwerp van CAL<br />
VIN omtrent de Kerketucht werd goedgekeurd, ge<br />
lijk hetzelve daar op door het volk van Genen<br />
B 4 mei
na C. G met algemeene (temmen is aangenomen en bevestigd.<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552 Eindelijk in het jaar 1559 is ook door toedoen en<br />
bezorging van CALVIN de Hoogefchool KeGeneve opgerigt<br />
, en ten behoeve van dezelve een treflehk<br />
gebouw gedicht. De School werd voorzien met<br />
negen Onderwijzers der jeugd en voorts met openbare<br />
Hoogleeraren in alle wetenfchappen.<br />
De fchriften van dezen onvermoeiden man zijn in<br />
'\ legen Deelen bijeen uitgegeven te Amfterdam in het<br />
aar 1671. De voornaamde onder dezelve zijn, zijn<br />
1 Onderwijs in den Christelijken Godsdienst, waarvan<br />
1 vij reeds gefproken hebben, en zijne verklaringen<br />
< wer genoegzaam alle de Boeken der Heil. Schrift,<br />
1 litgezonderd de Openbaring van JOANNES , over<br />
rclke iemand meldt, maar zonder aanwijzing, op<br />
v «Ik gezag, dat CALVIN dit oordeel zou gegeven<br />
h ebben : „ niet te weten , wat een zoo duister<br />
I , Schrijver wilde, omtrent wien men het ook on-<br />
J! , der de Geleerden niet ééns was, wie of hocda,<br />
H<br />
i<br />
24 K E R K E L I J K E<br />
In dezen werkzamen ijver, om alles te doen voor<br />
de Kerken, die zijne leerftellingen volgden, volhardde<br />
deze groote man, tot den dag zijns doods toe,<br />
zijnde onophoudelijk bezig; meest zag men hem met<br />
de pen in de hand, zelfs als ziekte hem aan zijn<br />
bed kluisterde, niettegendaande hij van een zwakkelijk<br />
ligchaamsgedel was, mager en neigende tot<br />
teering. Hij overleed den 27ften Mei 1564, hebbende<br />
den ouderdom van 54 jaren en ruim tien<br />
maanden bereikt.<br />
r,ig hij geweest zij." Hoe het zij, zeker is heti<br />
»t CALVIN , in het verklaren der Profeten en Pfal f<br />
men,
GESCHIEDENIS. 25<br />
men, doorgaans den gefchiedkundigen en zedelijken d<br />
zin beeft op^efpootd, en d,zelve niet dan in den J !<br />
1 C. G.<br />
iari.517,<br />
ȕ 1552;<br />
tweeden hoogeren of tijpifchen zin op CHRISTUS en .<br />
het Nieuwe Testament heeft toegepast, waar uiteen<br />
Luthersch Godgeleerde aanleiding heeft genomen,<br />
om hem niet zonder bitterheid eene befchuldiging<br />
van Joodschgezindheid aan te wrijven, waar tegen<br />
hij, met grond, door anderen is verdedigd geworden<br />
(*).<br />
CALVIN trouwde, toen hij omtrent dertig jaren<br />
bereikt had, op aanraden van zijnen vriend MARTI-<br />
.NUS BUCERUS, te Straatsburg, IDOLETTA VAN<br />
BUREN, weduwe van JAN STERDER, die, tot de<br />
.Wederdoopers behoord hebbende, tot de gevoelens<br />
van CALVIN was overgegaan. Zij had kinderen bij<br />
haren eerden man, en baarde haren tweeden man,<br />
CALVIN, eenen zoon, doch die jong geftorven is.<br />
De moeder ftierf in het jaar 1549. Het blijkt uit<br />
CALVIN'S Brieven, dat hij het verlies dezer echtgenoote<br />
zeer betreurde. Niet ongepast is hier de taal<br />
van onzen Hervormer, op het verwijt, den Hervormeren<br />
door de Room/eken gedaan, van den oorlog<br />
tegen Rome om dezelfde reden te hebben aangevangen,<br />
als waarom de Grieken dien tegen Troje voerden,<br />
te weten , om eene vrouw. . „ Zij, die dit<br />
„ verfieren," fchrijft CALVIN, „ moeten mij daar-<br />
„ van ten minden uitzonderen. Ik was onder de<br />
„ Paus-<br />
(^/EGID. HüNNlus Calvinus Judaizans JVittemb.i^.<br />
%vo. en danr tegen DAV. PAREUS in zijn werk onder den<br />
Biel: CALVINUS Qrthodvxus.<br />
B 5
2Ö K E R K E L I J K E<br />
«9 C. G . „ Pausfelijke Tijrannij, waar uit de Heere mij ver-<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552 „ lost heeft, vrij om eene vrouw te nemen; ik heb<br />
„ desniettegenftaande vele jaren ongehuwd geleefd.<br />
„ Na den dood mijner huisvrouw, inderdaad eeri<br />
„ voorbeeld van deugd, is het reeds anderhalfjaar,<br />
„ dat ik wederom vrijwillig ongehuwd blijve." In<br />
dezen ongehuwden ftaat is hij ook tot zijnen dood<br />
toe gebleven.<br />
THEODORus BEZA, die ons 'smans leven befchreven<br />
heeft, verklaart, ten befluite van die levensbefchrijving,<br />
dat hij „ in dezelve aan allen een voor.<br />
,, beeld van het leven en den dood van eenen Chris-<br />
„ ten heeft voorgemeld, hetwelk gemakkelijker viel<br />
„ te lasteren, dan na te volgen." Inderdaad, onbetwistbaar<br />
is het, dat CALVIN een waarliik groot<br />
man geweest is; niemand kan hem grondige geleerdheid,<br />
fchrandere wijsheid, onvermoeide arbeidzaamletd<br />
en onwrikbare Hand vastigheid betwisten. Zijne<br />
seden en gedrag zijn ook, van zijne jeugd af, bui-<br />
1 en alle opfpraak, en worden algemeen erkend,<br />
\ -oorbeeldig geweest te zijn. Zijne ingetogene kuisch-<br />
J jeid, zijn matige foberheid, zoodat hij ten minden<br />
t ten jaren lang zich met eenen foberen maaltijd een-<br />
I iaal daags heeft vergenoegd, en voornamelijk zijne<br />
c nbaatzuchtigheid, is van vrieuden en vijanden er<br />
k end. Hij,die zoo veel arbeids ondernam,ten dienfle<br />
d er Kerk, en een zoo zwaarwigtig ambt zoo loffe-<br />
H ik bekleedde, trok flechts eene geringe jaarwedde<br />
v x>r zijnen dienst, en weigerde eene hoogere<br />
w edde aan te nemen. Herhaalde keeren plagt hij<br />
d •a genen, die hem reeds bij zijn leven inhaligheid<br />
en
G E S C H I E D E N I S . 27<br />
en gierigheid verweten, toe te voegen: Zoo ik bij t a C. G.<br />
mijn leven u niet kan overtuigen, dat ik niet geld- aan si 1 7»<br />
oc 1552.<br />
zuchtig ben, mijn dood zal dit openbaar maken. ,<br />
Dit is gebeurd; de man, die zoo veel roems en<br />
achtings verworven had, liet, na eene reeks van jaren<br />
met de grootfte fpaarzaamheid geleefd te hebben<br />
, niet meer dan driehonderd Kronen aan zijne<br />
erfgenamen achter, en onder deze nalatenfchap waren<br />
nog zijne Boeken begrepen, die voor eenen hoogen<br />
prijs verkocht werden. Als een fterke trek zijner<br />
onbaatzuchtigheid, verhaalt BAYLE, dat, wan-'<br />
neer CALVIN van Straatsburg vertrok, om naar<br />
Geneve weder te keeren, de Straatsburgers begeerden<br />
, dat hij het voorregt van het Burgerfchap dier<br />
ftad zou behouden, als mede de inkomften van<br />
eene Prebende, hem toegefchikt. De eerfte dezer<br />
aanbiedingen aanvaardde hij, doch de laatfte floeg<br />
hij volftrekt af.<br />
Met dit alles ontbrak het niet aan befchuldigingen,<br />
welke men tegen CALVIN heeft aangevoerd ,<br />
reeds bij zijn leven, en na zijnen dood, welke nog<br />
zelfs in onze dagen telkens herhaald worden. Van<br />
zulke openbare leugens en lasteringen, dat hij te<br />
Noyon om zijn flecht gedrag gegeesfeld en gebrandmerkt<br />
en vervolgens uitgebannen zou wezen; dat hij<br />
de genezing van zijnen zoon bij den Heil. HUBERT<br />
gezocht en aan dien Heiligen toegekend zou hebben<br />
en dergelijke, behoeven wij niette fpreken. Zij zijn<br />
al te tastbaar ongerijmd, dan dat zij in eenige aanmerking<br />
behooren te komen. Maar, men heeft hem<br />
befchuldigd en befchuldigt hem nog van geestelijken<br />
hoog
28 K E R K E L I J K E<br />
na C. G.<br />
hoogmoed en heerschzucht; van wreedheid en lief.<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552.<br />
delooze onverdraagzaamheid; en eindelijk vindt men<br />
in zijne leere zeer veel te bedillen (*).<br />
Het is hier de plaats noch ons oogmerk , eene<br />
(•) Men heeft onlangs in het Ihllandsch vertaald een<br />
Fransch werk van LANTHIER, Les Foijageurs en Suüfe.<br />
onder den titel: De Reizigers in Zwitferlana, Amflcrd.<br />
1810. In het Me Deel, Bladz. 17. dezer vertaling fe<br />
zen wij eene fchetfe van het karakter van CALVIN, door<br />
eenen Horologiemaker te Geneve, zoo het heet, ontworpen:<br />
„ Onze voorouders," zeidehij, „ befchouwden hem als een<br />
„ wonderbaarlijk mensch; dit is hij in der daad door de<br />
„ verhevenheid zijner denkbeelden, door zijne belange-<br />
„ loosheid; maar de onbuigzaamheid van zijn karakter,<br />
„ zijne verwaandheid, zijne trotschheid, en de ftraf van<br />
„ SERVET, die eertijds zijn vriend was, maken zijne na-<br />
„ gedachtenis bij alle gevoelige harten gehaat." En<br />
Bladz. 15. zegt de Schrijver zelf: „ CALVIN ontkent<br />
„ den vrijen wil, en beweert, dat God ons gefchapen<br />
„ heeft, om eene prooi der Duivelen te worden, dewijl<br />
„ hem zulks behaagt. -_ In onze dagen zou men wel<br />
„ een middel ter zijner verbetering gehad hebben."<br />
Aldaar. „ Hij predikte dagelijks, en gaf driemalen<br />
., 's weeks lesfen in de Godgeleerdheid."<br />
Bladz. \6. „ Hij werd de wetgever en leeraar der<br />
„ ftad; de zeden van dien tijd leveren een tafereel van<br />
„ losbandigheid, muitzucht en misdrijven op."<br />
LAKTHIER verhaalt ook op die Bladzijde: dat bij eene<br />
pest in het jaar 1542 de Bedienaars van den Godsdienst<br />
weigerden de ongelukkigen in het Hospitaal te bezoe<br />
ken, <br />
ver-
GESCHIEDENIS.<br />
verantwoording voor CALVIN te fchrijven j doch zoo<br />
veel eischt de pligt van den waarheidlievenden Ge-<br />
fchiedfchrijver, dat hij alles, zoo veel mogelijk, in<br />
het regte licht plaatfe , ten einde eiken Lezer in ftaat<br />
te (lellen, de waarheid te kunnen zien en beoordeelen.<br />
Wat<br />
ken, maar CALVIN bood zich daartoe aan, alhoewel men hem<br />
daar van terug hield, omdat men zijn leven te dierbaar achtte.<br />
Aangaande SERVUT lezen wij daar Bladz. 17. „De ver-<br />
„ fchrikkelijke flraf van MICHEL SERVET zal de nagedach-<br />
„ tenis van CALVIN voor eeuwig brandmerken. Deze<br />
„ Spanjaard, in de Geneeskunde en Godgeleerdheid ge-<br />
„ oefend, had de (n) ligtgeraakte (n) CALVIN door brie-<br />
„ ven aangevallen , die invloed genoeg' bezat, om hem<br />
„ te Vienne in het Daupkineefcke gevangen te doen ne-<br />
„ men. SFRVET, de gevangenis ontkomen zijnde, was<br />
„ onvoorzigtig genoeg, om door Geneve te reizen. Zijn<br />
„ onverzoenlijke vijand deed hem vastzetten, en op den<br />
„ a^ften October 1553 ten vure doemen, SERVET moest<br />
„ twee uren lang de ijsfelijkfte folteringen ondergaan,<br />
„ omdat de vlammen door den wind van hem werden<br />
„ verwijderd. In zijne wanhoop riep hij uit: „ Wat<br />
„ „ ben ik ongelukkig! hoe nu! kon men dan voor 100<br />
,, „ (lukken goud , en de kostbare Collier , welken<br />
„ „ men mij ontnomen heeft, geen hout genoeg koo-<br />
„ „ pen, om mij te fpoediger te verteeren!"" Hoe<br />
wordt hier lof en laster onder een gemengd!. hoe hate<br />
lijk alles verdraaid! In welk een valsch licht wordt de<br />
leer van CALVIN voorgefteld! En de Hollandfche Ver<br />
taling zwijgt op dit alles, zonder de minde aanmerking<br />
te maken.<br />
ia c. G;<br />
[aari5i7.<br />
:ot 1552»<br />
é
aa C. G . Wat dan de eerfte befchuldiging betreft, waar in<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
men CALVIN trotschheid, geestelijken hoogmoed,<br />
heerschzucht en onverzettelijke hardnekkigheid in<br />
het doordrijven van zijn ftuk te last legt; daaromtrent<br />
behoort men in het oog te houden: Niets is<br />
zekerder, dan dat de zeden, ten dezen tijde, over<br />
het geheel, ten uiterfte verbasterd waren; de aan.<br />
hang, dien CALVIN in zijne fchriften den aanhang<br />
der Libertijnen of Vrijgeesten noemt , welke de<br />
losbandigfte gewoonten in zijne befcherming nam,<br />
en niet alleen met gefprekken en daden, maar zelfs<br />
door geweld verdedigde, was zoo wel talrijk als vermogende.<br />
De Hervormers drongen daarom allen op<br />
eene herftelling der zedetucht aan; alhoewel zij in<br />
de keuze der middelen en in de wijze van. het Kerkbeftuur<br />
te dien einde niet één en hetzelfde gevoelden.<br />
Bij voorbeeld, ZWINGLIUS kende aan de Burgerlijke<br />
Overheid alleen de magt toe, om de overtredingen<br />
te ftraffen, en wilde aan de Kerk zelfs<br />
iet gezag niet toeftaan, om onwaardige leden uit<br />
ïaar midden te weren, door uitfluiting of ban.<br />
JALVIN daartegen befchouwde de Kerk als eene<br />
1 naatfehappij, die in Kerkelijke zaken eene magt be-<br />
:at, om aan hare leden eene Kerkenorde en Wetten<br />
} roor te fchrijven, omtrent de wijze van beftuur, en<br />
< •m de overtreders uit haar genootfehap te weren ,<br />
\ iraaromtrent hij tot ftrengheid geneigd was. Beiden<br />
( ndertusfehen hadden dezelfde bedoeling, de verbet<br />
;ring der zeden en de bewaring van deugd en god-<br />
2 aligheid. Beiden waren tevens in het burgerlijke<br />
:hrandere en wijze mannen, die der Overheid met<br />
i<br />
3° K E R K E L I J K E<br />
raad
G E S C H I E D E N I S . 3i<br />
raad en daad bijftonden, en ook het burgerlijk wel na C. G.<br />
zijn van het land, hetwelk zij als hun vaderland er Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
kenden, poogden te bevorderen; dit deed ook LU-<br />
THER. , dit deden andere Hervormde Leeraars.<br />
Waarom befchuldigt men dan CALVIN zoo bijzonder<br />
deswegens van verwaandheid en geestelijke<br />
heerschzucht ? Heeft hij dan de ftad Geneve zoo<br />
Hecht geraden? Heeft zij reden gehad zich van de<br />
inrigting, met zijne medewerking ingevoerd, te beklagen<br />
, met welke zij twee eeuwen lang gelukkig<br />
is geweest?<br />
Voorts verfchilde CALVIN van ZWINGLIUS in de<br />
leere van het Avondmaal, en de tegenwoordigheid<br />
van JEZUS ligchaam en bloed in hetzelve, ZWING<br />
LIUS wilde alleen denken aan eene figuurlijke tegenwoordigheid<br />
van CHRISTUS ligchaam en bloed, als<br />
afgebeeld door de teekenen van brood en wijn,<br />
merkende een godvruchtig aandenken aan den dood<br />
van JEZUS, en aan de weldaden, daar door voor<br />
het menschdom verworven, aan, als de eigenlijke<br />
bedoeling van het Heilig Avondmaal. Daar nu LU«<br />
THER eene eigenlijke tegenwoordigheid van JEZUS<br />
ligchaam en bloed bij het Avondmaal leerde, hetwelk<br />
men Confubflantiatie noemde; hield CALVIN<br />
tusfchen deze beide gevoelens eenen zekeren middelweg,<br />
erkennende eene wezenlijke, hoewel geestelijke<br />
en facramenteele tegenwoordigheid van CHRISTUS<br />
bij het Avondmaal, hetwelk hij dus niet alleen als<br />
een teeken maar ook als een zegel befchouwde,<br />
zonder daarom eene Impanatie te ftellen, veel min<br />
dat zijn gevoelen eenige overeenkomst zou hebben met<br />
de
taC. G,<br />
Ja:tri5i7<br />
tot 1552<br />
3a K E R K E L I J K E<br />
de Transfubftantiatie der Roomschgezinden, gelijfc<br />
deBisfchop BOSSUET en de Jefuiet COURRAYER wil<br />
den beweeren, van welke hij zeer verre af was.<br />
Maar voornamelijk heeft men het ten allen tijde<br />
zeer Iterk geladen op CALVIN'S gevoelen aangaande<br />
de Predestinatie of Goddelijke voorbcfthikkingomtreut<br />
het zalig of niet zalig worden der menfchen. Men<br />
heeft zijn gevoelen daaromtrent voorgefteld als eene,<br />
God ten hoogde onteerende, eene wreede, ja eene<br />
gruwelijke leere (.*), Doch, nnn heeft 'smans ge<br />
voelen eerst moeten verdraaid voordellen, en dan<br />
met gevolgen moeten bezwaren, welke hij nooit er<br />
kend noch aangenomen heeft, eer men hetzelve op<br />
deze wijze kon aanvallen. Trouwens, hoe zeer hij<br />
leerde, dat de eindelijke be(lemming van des menfchen<br />
lot afhange van Gods oppermngtig welbehagen, volgens<br />
deszelfs eeuwig voornemen en den raad zijns willens:<br />
tevens echter hield hij ten Iterkde (taande, dat dit<br />
Goddelijk befluit wijs, heilig, regtvaardig en goed<br />
zij; onze menfchelijke wil is, volgens dit gevoelen,<br />
niet vrij, maar in alles van God afhankelijk , en<br />
(*) CALVIN fchreef Infl. L. III. C. 23. § 7. Deere-<br />
turn horribile quidem fateor cit. Dit vertaalde men i<br />
„ lk beken wel, dat het een gruwelijk befluit is." Op<br />
ivelke vertaling het opfchrift rust van het bekende ge<br />
dicht vrn VONDEL : Decrctum horribile. Gruwel der<br />
verwoesting. Ondertusfchen is niets zekerder, dan dat<br />
CALVIN, die goed Latijn verftond, aan het woord hor<br />
ribile nooit de beteekenis van gruwelijk heeft kunnen<br />
geven.<br />
te-
G E S C H I E D E N I S . 33<br />
tevens, federt den zondenval, flaafsch, onder de ia C. Ö.<br />
[aan 517»<br />
zonde ais verkocht; en nogtans drong CALVIN te<br />
:ot 1553,<br />
vens ten lterkflen aan op de verpligting van den<br />
mensch tot geloof, godzaligheid en deugd ; als men<br />
LUTHER'S werk over den flaaffchen wil gelezen<br />
heeft, zal men gronden hebben, om te gelooven ,<br />
dat deze beide Hervormers in deze leerflellingen der<br />
voorverordinering en van den niet vrijen, maar afbankelijken<br />
thans flaaffchen wil der menfchen vrij<br />
na overeenkwamen. Waar mede heeft CALVIN dan<br />
bijzonder zoo vele hatelijke verwijtingen verdiend?<br />
Ook had zijn gevoelen omtrent deze Hukken volflrekt<br />
geen' nadeeligen invloed op zijne zedeleer en<br />
de beoefening van godsdienst en deugd, zoo van<br />
hein zeiven, als tot welke hij anderen vermaande.<br />
„ Men moet niet gelooven," fchrijft hij ergens,<br />
dat men in de ware Kerk leeft, wanneer men de<br />
„ vruchten daar van niet kan vertoonen. Wij zijn<br />
„ flimmer, dan de onbekeerden, wanneer wij met<br />
„ hunne ondeugden behebt zijn. Daarom laat ik<br />
„ mij van niemand door woorden verleiden, wan-<br />
„ neer hij zegt, dat hij onze partij zij toegedaan."<br />
Daar wij, in het vervolg, te zijner plaatfe, van<br />
de leer en den dood van MICHEL SERVET zullen<br />
moeten fpreken, zullen wij daar gelegenheid vinden,<br />
om door het onzijdig verhaal van deszelfs gefchie*<br />
denis in ftaat gefield te worden, om het aandeel,<br />
hetwelk CALVIN in dezelve gehad heeft, en zijn gedrag<br />
juister te beoordeelen, en te zien, of hetzelve<br />
hem als eenen man van een zoo flecht karakter zal<br />
openbaar maken, als hem, ook nog in onzen tijd»<br />
HERV. II. C dei
54 K E R K E L I J K E<br />
na C. G deswegens door velen wordt '.oegefchreven. Zoo<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552 | veel zeggen wij hier flechts vooraf; dat geen perftfneele<br />
haat van CALVIN tegen SERVET , of eenige<br />
andere lage hartstocht invloed gehad hebbe op zijn<br />
gedrag jegens denzelven; dat men niet geheel los<br />
en driftig tot den dood van SERVET is voortgegaan,<br />
maar dat de regering van Geneve deswegens de overige<br />
Zwitferfche gemeenten van Zurich. Schafhaufen,<br />
Bazel en Bern vooraf heeft geraadpleegd; dat<br />
CALVIN zelf een gefchrifc ter zijner verdediging m<br />
dit geval opgelleld en uitgegeven, en ook tevens<br />
zijne meening over de ftraf der Ketters verklaard<br />
heeft, hetwelk naderhand door THEOD. BEZA rader<br />
opgehelderd is, gelijk wij in het vervolg zien zullen<br />
; waarmede toenmaals het algemeen gevoelen<br />
overeenftemde, namelijk, gelijk BEZA zich uitdrukkelijk<br />
verklaart, van zulke Ketters, die inderdaad<br />
bedoelden, de beginfelen van godsdienst en deugd<br />
te vernietigen, en die de rust en goede orde in den<br />
burgerflaat ftoorden en het onderfte boven keerden;<br />
verders verdient men op te merken, dat CAL<br />
VIN aanrandingen van zijne eer, kwaadaardige verdraaiingen<br />
van zijne leer en gedrag , murmureren<br />
over zijne ftrengheid en naauwgezetheid in vele gepallen,<br />
met edelmoedigheid over het hoofd heeft gezien,<br />
en met die verhevenheid, welke aan groote<br />
mannen eigen is, te meer, daar hij in de getuige-<br />
1 ïisfen van alle deugdzamen en braven de beste ver<br />
( lediging vond, alleen kon hij niet dulden, dat de<br />
\ vaarheid opzettelijk werd aangevallen. „ Men tergt<br />
, mij," fchrijft hij, „ maar ik zal zwijgen. Mij<br />
3<br />
,, kan
GESCHIEDENIS. 35<br />
kan men beleedigen en hoonen, maar de waar- na C. Öi<br />
„ heid moet men onaangeroerd laten. Onze Heer faari5t 7.<br />
,, fprak ook nooit eer, dan als men zijne leer aantot<br />
I55i«<br />
,, tastte. En waarom zou ik mij een beter lot<br />
,, wenfchen, dan hij had?" Dan werd hij ijverig,<br />
wanneer hij waarheid en godsvrucht zag verachten,<br />
dit maakte hem geftreng, doch niet zoo zeer tegen<br />
de menfchen, als tegen de ondeugd, waar aan zij<br />
zich fchuldig maakten. Volgens zijn galachtig temperament,<br />
was hij aan drift onderhevig, en deze,<br />
gevoegd met zijne onbevreesde waarheidliefde , maakte<br />
hem wel eens onvoorzigtig, hij fprak en handelde,<br />
zoo als hij dacht. Deze zijne neiging tot drift<br />
belijdt hij zelve met deze woorden : ,, Mijne drift<br />
,, gaat dikwijls te verre. Zij overmeestert mij, zonder<br />
„ dat ik het wil. Maar ik ftrijde tegen dezelve, als<br />
tegen mijnen magtigften vijand. En ik hope, zoo<br />
,, God wil, dat monfterte overwinnen." Eindelijk merke<br />
men op, dat mannen, die door den geest van zachtmoedigheid<br />
en liefde rijkelijk bezield waren, zijne han*<br />
delwijze toenmaals hebben goedgekeurd. Onder dezen<br />
wordt gerekend de vredelievende zachtgeaarde<br />
PHILIPPUS MELANCHTHON te Wïttemberg, de vriend<br />
en ambtgenoot van LUTHER. Aan dezen zond CAL-<br />
VIN zijne wederlegging van SERVET'S dwalingen<br />
toe, en MELANCHTHON betoonde zijne tevredenheid<br />
zoo wel met dit gefchrift, als met de tegen SER<br />
VET gehoudene ftrengheid.<br />
Ten (lotte, zal het der moeite waardig zijn, CAL<br />
VIN zei ven te hooren, zoo als hij zich, bij deze<br />
gelegenheid, heeft uitgelaten in eenen Brief aan een'<br />
C 2 zij
tra C. G<br />
Jaansi7tot<br />
1552.<br />
36* K E R K E L I J K E<br />
zijner vrienden: , „ De naam SERVET kan 11 nier<br />
„ onbekend zijn , daar hij reeds voor twintig jaren<br />
de Christelijke wereld met zijne ihoode en ver-<br />
„ derfelijke gevoelens befmet heeft. Dan zijn Boek<br />
„ Heit u eerst regt in (laat, om over hem te kun-<br />
„ nen oordetien. Hij is het, over wien reeds toen<br />
„ een waardig en anderszins zachtmoedig man het<br />
„ oordeel velde , dat hij verdient in (lukken ge-<br />
„ fcheurd te worden. Hij kwam bij ongeluk hier<br />
„ naar Gerieve, en de Fiskaal liet hem, door mijn<br />
toedoen, in hechtenis nemen. Want ik wil gaar-<br />
„ ne bekennen, dat ik het voor mijnen pligt heb<br />
geacht, om een meer dan verftokt en onverbeter-<br />
„ lijk mensch met alle kracht tegenftand te bieden,<br />
„ en deszelfs verderen invloed te verhinderen. Da-<br />
„ gelijks verfpreidt zich de boosheid verder, alom<br />
„ wellen nieuwe dwalingen op, en menfchen, wien<br />
„ God de magt hier toe verleende, maken er geen<br />
„ werk van, om de eere van zijnen naam te bevor-<br />
,, deren. Want wanneer de Pausfelijken de afwij-<br />
kingen van hunne bijgeloovigheden zoo gedrenge-<br />
„ lijk wreken, en onregtvaardig genoeg zijn, om<br />
„ onfchuldig bloed.te vergieten, dan moeten Chris-<br />
„ telijke Overheden zich fchamen, om bij de verde-<br />
„ diging van onwankelbare waarheden zoo luttel<br />
,, moeds te betoonen. Hier uit volgt wel niet, dat<br />
„ wij hunne woede en dolle drift moeten navolgen;<br />
„ dan daar is een middelweg, welken men behoort<br />
„ in te (laan, om de verachters van den Gods-<br />
„ dienst, zoo veel men kan, te beletten, hunne<br />
„ lasteringen tegen God niet ongeftraft te verfprei-<br />
„ den.
G E S C H I E D E N I S . 37<br />
„ den. Drie (lukken zijn het, welke bij SERVET na C. G.<br />
,, in overweging behooren getrokken te worden. Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
„ Vooreerst heeft hij door afgrijfelijke dwalingen<br />
„ den Godsdienst benadeeld, ja zelfs door affchu-<br />
„ welijke fpotternijen en befchitnpingen het geheele<br />
„ Christendom aangetast, en de eerfte grondzuilen<br />
„ van hetzelve doen waggelen. Vervolgens is de<br />
hardnekkigheid onbefchrijfelijk, met welke hij, uit<br />
„ eenen duivelfchen hoogmoed en verwaandheid, in<br />
weerwil van onze vermaningen en waarfchuwin-<br />
„ gen, nooit heeft opgehouden, zijn gift verder te<br />
,, verfpreiden. Eindelijk verleidt hem zijn hoog-<br />
,, moed nog tot op dit uur, om bij zijne lasterin-<br />
„ gen te volharden. Daar is aan geene beterfchap<br />
„ en herroeping te denken."<br />
Dan dit zij genoeg, om eiken onbevooroordeelden<br />
beminnaar van waarheid en liefde, terug te houden,<br />
van een ligtvaardig geloof te (laan aan alle zoo zware<br />
betichtingen , waarmede men den grooten man<br />
heeft bezwaard, en van alle ligtvaardig beoordeelen<br />
van zijn karakter. Wanneer wij op vele bijzonderheden<br />
achtdaan, die in zijne levensgefchiedenis voorkomen,<br />
zullen wij ons integendeel niet kunnen wederhouden,<br />
van hoogachting voor dat karakter op<br />
te vatten. Wij willen er eenige voorbeelden van<br />
bijbrengen.<br />
De vader van CALVIN had, bij deszelfs opvoeding<br />
, een grondbeginfel, hetwelk hij (leeds in het<br />
oog hield, dat men de groote liefde voor zijne kinderen<br />
, voor hen , op alle mogelijke wijze, moest<br />
zoeken te verbergen , en volgens dit grondbeginfel<br />
C 3 be
38 K E R K E L I J K E<br />
BS C. G behandelde hij zijnen zoon, dien hij anders zeer be<br />
Jaari5l? minde, vrij ftraf. „ Ik heb," fchrijft CALVIN zel«<br />
tot 1552<br />
ve, „ eenen vader gehad, die wat ftraf over mij<br />
„ was, maar ik verblijde er mij over; en wanneer<br />
„ ik er mij over verblijde, dan verblijde ik mij te-<br />
„ vens over de weinige deugden, welke ik mogelijk<br />
„ bezitte." Miffchien had wel deze ftiafheid des<br />
vaders invloed op CALVINS volgende denkwijze, en<br />
op die geftrengheid , welke daar in doordraaide. Hij<br />
beminde echter zijnen vader zoo flerk, als een zoon<br />
den vader beminnen kon. Wij hebben reeds verhaald<br />
, dat de vader hem de beoefening der Regtsgeleerdheid<br />
had aangeraden, uit zorge, dat de gevoelens<br />
van zijnen zoon in den Godsdienst voor<br />
denzelven gevaarlijk mogien worden. Juist ontving<br />
CALVIN de geheel onverwachte tijding van zijn vaders<br />
overlijden, als hij zich op nieuw in den omtrek<br />
van Botirges weder aan het prediken begaf.<br />
„ Ach!" zeide hij, ,, als ik mijnen vader maar<br />
„ niet dood heb gepredikt!" Hij betreurde deszelfs<br />
dood met hartelijke droefheid. Tot in zijn'<br />
laatlten levenstijd maakte hij het zich tot eene wet,<br />
om nog fomtijis de brieven van zijnen vader te<br />
doorlezen , en zich zijner daarbij dankbaar te herinneren.<br />
Oogenblikkelijk fpoedde hij zich naar zijne<br />
vaderftad Noyon. „ Ach!" zeide hij tot eenen<br />
vriend, ,, den vader had ik nog gaarn verloren;<br />
„ maar dit fmart mij, dat voor mij in hem de bes-<br />
te vriend en raadgever verloren is! "<br />
Zijne moeder was aan den Godsdienst op eene<br />
Wijze gehecht, die men bijna angstvalligheid, of met<br />
een
G E S C H I E D E N I S . 39<br />
een minder zacht woord, bijgeloovigheid zou kunna C. G.<br />
nen noemen. Beide de ouders bevlijtigden zich, om Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
zijn jong hart vooral tot deugd en godsvrucht te<br />
vormen. Ten einde hem eenen diepen eerbied voor<br />
het Opperwezen vroegtijdig in te prenten, liet men<br />
hem dikwijls onder den blooten hemel knielend bidden,<br />
zonder dat er iemand bij tegenwoordig was.<br />
En gebeurde het eens, bij geval, dat hij daarbij in<br />
flaap was gevallen, dan was zijne moeder niet weinig<br />
misnoegd. Van verfcheidene broeders en zusters<br />
, die alle vroeg ftierven, heeft zijn broeder AN-<br />
THON CALVIN hem overleefd. Van deze twee was<br />
hij bijzonder de lieveling zijner ouderen, zonder dat<br />
daarbij zijne ondeugden of fouten door hen voorbijgezien<br />
werden. Wie zal twijfelen, dat deze godvruchtigheid<br />
der moeder, hoe zeer dan ook al te<br />
naauw gezet, gewerkt zal hebben op CALVIN, om<br />
zijnen eerbied en ijver voor den Godsdienst op te<br />
wekken! Geen wonder, dat hij, den Bijbel, met<br />
welken ROBERT OLEVITAN hem het eerst te Parys<br />
bekend maakte, met vreugde en eerbied ontving,<br />
en zoo ijverig las en onderzocht, dat hij, denzelven<br />
voor het eerst in handen krijgende, in vele dagen<br />
eten noch drinken wilde. Maar ook is hier aan<br />
toe te fchrijven, dat, fchoon hij fpoedig, door vergelijking<br />
van den Bijbel, met de leerftellingen der<br />
Roomfche Kerk, de ongegrondheid van velen derzelve<br />
ontdekte, hij echter zeer huiverig was, om<br />
terftond een befluit te nemen, maar met veel angstvalligheid<br />
en twijfelmoedigheid te worltelen had, eer<br />
hij het vooroordeel van derzelver gezag kon over-<br />
C 4 win
nt C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
40 K E R K E L I J K E<br />
winnen, hetwelk de, opvoeding zijner moeder hem<br />
had ingeprent; zoodat hij in het verlaten der Room-<br />
fche Kerk volltrekt niet onbezonnen of onberaden is<br />
te werk gegaan. Doch, zoo veel te meer was er<br />
nu van dezen jongeling ten voordeele van den Gods<br />
dienst te wachten: Deze verwachting gaf de ver<br />
maarde LE FABRE van Eftaples te kennen, als hij<br />
een bezoek van CALVIN ontving, en hem, na eeni<br />
ge redewisfelingen, op den fchouder kloppende zei<br />
de: „ Ik ben oud, en kan CHRISTUS niet meer<br />
„ van dienst zijn. Maar gij kunt en zult een fteun<br />
„ van de waarheid en van Gods Koningrijk wor-<br />
„ den. De zegen des Almagtigen zij met 11!"<br />
Zoodanige waren de verwachtingen, tot welke de<br />
godsvrucht, de goede zeden, de geleerdheid en ijver<br />
van CALVIN reeds in zijne jeugd aanleiding gaven ,<br />
welke uitmuntende hoedanigheden des jongelings<br />
niemand, zelfs niet zijne hevigfte vijanden, ooit heb<br />
ben bellian in twijfel te trekken.<br />
CALVIN dacht aan niets minder, dan om zich te<br />
Geneve neder te zetten, maar de oorlogstroebelen<br />
noodzaakten hem, die naar Bazel of Straatsburg<br />
dacht te reizen, zijnen weg door Geneve te nemen,<br />
en zelfs daar eenige dagen te vertoeven. „ Wan-<br />
„ neer ik de waarheid zal zeggen," fchreef hij na<br />
derhand, ,, dan moet ik mijne komst in Geneve<br />
„ of aan een bloot toeval, of aan de Goddelijke<br />
„ Voorzienigheid toefchrijven. Ik ben een Chris»<br />
„ ten, en daarom geloove ik het laatfte. Want als<br />
„ de Vader in den hemel zijn toezigt ook over de<br />
„ menfchen uiütrekt, waarom zal ik zijne voorzorg<br />
„ niet
G E S C H I E D E N I S . 41<br />
,, niet ook op mij toeëigenen ? " In het voor<br />
gaande hebben wij reeds verhaald, hoe FAREL in<br />
zonderheid hem door zijn dringende aanfpraak over<br />
reedde, om zich te Geneve aan den dienst der Kerk<br />
aldaar te verbinden. Dit gelukte echter niet dan<br />
onder de fterkfte betuigingen van den nederig van<br />
zich zeiven gevoelenden CALVIN : „ lk wil niet<br />
„ gaarn," zeide hij, „ mij aan eene Kerkgemeente<br />
„ alleen toewijden, maar overal, waar ik heen kom,<br />
van nut zijn. Wanneer ik mij aan ééne Kerk<br />
„ alleen toewijde , dan ben ik aan haar al mijnen<br />
„ tijd en alle mijne vermogens verfchuldigd, en mij<br />
„ blijft niets overig voor het onderwijs van mij zel-<br />
„ ven. Maar ik ben nog lange de man niet, die<br />
„ enkel geven kan , en niets behoeft te ontvan-<br />
,, gen." Dit is toch geenszins de taal der verwaand<br />
heid!<br />
Wij hebben ook in het voorgaande verhaald, hoe<br />
CALVIN met zijne beide vrienden en ambrgenooten<br />
FAREL en VIRET in het jaar 1538 uit Geneve ge<br />
bannen is geworden. Men gaf voor, dat de reden<br />
hier van ware, dat zij zich tegen den Raad verzet<br />
en te frreng geftaan hadden op het gezag, hetwelk<br />
zij zich in de regering der Kerk aanmatigden. Hoe<br />
dit zij, de partijdigheid en bitterheid der Raadslie<br />
den was geenszins te verfchoonen, die aan deze<br />
verdienftelijke mannen flechts twee dagen verleenden,<br />
binnen welke zij de ftad verlaten moesten, CALVIN<br />
hoorde het tegen hem uitgefprokene vonnis met be<br />
daardheid aan: „ Had ik flechts menfchen gediend,"<br />
fprak hij, dan ware de loon, welken ik ont,.<br />
C 5 M vang,<br />
na C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.
42 K E R K E L I J K E<br />
Bi C. G • »<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
van<br />
g> juist niet aannemelijk. Gelukkig, dat ik<br />
• „ Hem diende, die de beloofde belooning zijnen<br />
„ dienstknechten nooit kan onttrekken!"<br />
Het (trekt CALVIN tot eer, en is een blijk, hoe<br />
men over de onbillijkheid van zijne uitdrijving vrij<br />
algemeen dacht, dat de (leden Bern en .Zurich Afgevaardigden<br />
naar Geneve zonden, om het vonnis<br />
tegen hem te doen intrekken, en vooral, dat die<br />
van Straatsburg hem noodigden bij hen te komen,<br />
en hem tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aanftelden;<br />
ook neigen wij natuurlijk, om die onbillijkheid<br />
van het vonnis te eer te gelooven, daar<br />
kort na dezen tijd fommige leden van den Raad,<br />
die zijne verbanning vooral bewerkt hadden , als<br />
deugnieten en misdadigers tegen den Staat, wiens<br />
inkomflen zij onder zich hadden gehouden, ontdekt<br />
en geftraft werden, CALVIN zelf ble.f ondertusfehen<br />
Geneve achten en beminnen, zonder eenige wraakzucht<br />
wegens de ontvangene beleediging te openbaren<br />
, of ondankbaar te zijn voor de voorheen genotene<br />
liefde der ingezetenen. Hij fchreef veelmalen<br />
Brieven derwaarts om hen tot eendragt en vrede te<br />
vermanen; hij behartigde hunne znak tegen de listen<br />
van den Kardinaal SADOLET , gelijk wij boven gezien<br />
hebben; en het gevolg van het een en ander<br />
was, dat men, terftond na de ftraf der misdadige<br />
regeerders der ftad, in het jaar 1540, pogingen deed<br />
om hem weder te bekomen, en hem zijn vorig<br />
ambt weder aanbood. „Niet haat en wraakzucht,"<br />
antwoordde hij hier op: „ nopen mij, om uwe<br />
„ verzoeken af te (laan. God is mijn getuige I<br />
„ Mo-
G E S C H I E D E N I S . 43<br />
„ Mogelijk heb ik van mijne liefde jegens u blijken na C. G.<br />
Jaar is I7«<br />
„ genoeg gegeven. Ik vergeve, gelijk mijn Heer<br />
tot 1552.<br />
„ zijnen vijanden vergeven heeft. Maar ik heb niet<br />
„ meer over mij zeiven te gebieden, federt ik den<br />
,, Straatsburgeren toebehoor." Men zond daarop<br />
een lid der regering naar Straatsburg, en verkreeg<br />
met moeite, dat die van Straatsburg aan CALVIN<br />
een affcheid van twee jaren inwilligden. Men bood<br />
hem voorts het burgerregt van die ftad en het genot<br />
van zijne jaarwedde gedurende die twee jaren aan. Het<br />
eerfte nam CALVIN met dankzegging aan, maar van<br />
het Iaatfte wilde hij volftrekt geen gebruik maken,<br />
omdat hij zich met een anders goed niet wilde mesten,<br />
gelijk hij zich uitdrukte.<br />
De dag der wederkomst van CALVIN te Geneve,<br />
de 13de September 1541, was voor de geheele<br />
ftad een buitengewone feestdag , men kwam htm<br />
uren ver te gemoet, en omfïng hem met toejuiching.<br />
Elk veroordeelde het hem aangedane onregr,<br />
elk ontfchuldigde zich van alle vermoeden, als of<br />
zij tot zijne verbanning iets hadden medegewerkt,<br />
zoodat hij met reden zeide: „ Indien ik de verze-<br />
„ keringen der Geneveezen gelooven moet, dan heeft<br />
„ er niet één van mijne verbanning geweten; dan<br />
,, hebben mij de huizen en niet de menfchen uit de<br />
„ ftad verdreven." Na zijne wederkomst was, gelijk<br />
het gaat, zijn gezag te Geneve in het grootfte<br />
aanzien; nu verdubbelde hij ook zijnen ijver tei<br />
hervorming niet alleen in de leer, maar vooral ir<br />
de zeden. Hij verklaarde uitdrukkelijk, dat, indïer<br />
men het zedebederf niet met kracht te keer wilde<br />
gaan.
44 K E R K E L I J K E<br />
na C. G gaan, hij ten minde zijne ziel daar door wilde red<br />
Jaari5i7<br />
den, dat hij bij hen niet langer de bedienaar wilde<br />
tot 1552<br />
zijn van den Godsdienst. Voornamelijk ging hij die<br />
foort van menfchen emdig te keer, die zich Liber.<br />
fijnen noemden, eene van wier hoofdbedoelingen<br />
was, alle zedeloosheid in te voeren; deze, door<br />
CALVIN in hunne oogmerken gefluit, koelden hunnen<br />
moed aan hem door fchimpredcnen en dadelijke<br />
beleedigingen. Zelfs had CALVIN het verdriet, dat<br />
zijne voormalige vriendin en befchermder, de Koningin<br />
van Navarre, door eenigen van hare Hovelingen<br />
, die der partij dezer Libertijnen waren toegedaan,<br />
van hem vervreemd werd; CALVIN fchreef<br />
haar op eene edele rondbordige wijze: „ Gij be-<br />
„ hoeft u niet te verwonderen, dat het u niet be-<br />
„ ter gaat, dan onzen Zaligmaker, die onder zijne<br />
„ vertrouwde vrienden eenen trouwloozen bad. Ook<br />
„ gij hebt deugnieten onder uwen hofdoet. Mijne<br />
„ gevoelens omtrent die partij blijven dezelfde. Zij<br />
„ is de fchadelijkfte en verderfelijkfle, die er kan<br />
, opkomen; eene pest, welke alles befmet, een<br />
, vuur, hetwelk alles verteert. Ik ben een Leeraar<br />
, van den Godsdienst, en mijn geweten dringt mij,<br />
, om mij met alle magt daartegen te verzetten.<br />
, Ik hoore, dat gij zulks ongundig opneemt; eu<br />
, echter zal ik zoo min ophouden van u te veree-<br />
, ren, als ik ooit zal nalaten, om voor de waar-<br />
, heid te waken. En dit laatde kan ik dies te rui-<br />
, mer, hoe minder ik naar Vordengunst dreef, en<br />
9 , de uiterlijke glans mij kan verblinden. Gode zij<br />
, dank , die mij tot hier toe bij deze denkwijze<br />
*
G E S C H I E D E N I S . 45<br />
bewaard heeft! Want aan éénen Heer ben ik 1<br />
s, flechts onderworpen, die mij in zijnen dienst<br />
,, heeft aangenomen, en tegen wien ik de grootfte<br />
ondankbaarheid zou plegen, wanneer ik mijn be-<br />
,, roep aan de aanlokfelen van eere en rijkdommen<br />
„ wilde opofferen." — Welke edele denkwijze!<br />
Zoo ver ging de bittere haat dezer foort van menfchen,<br />
dat men zich zelfs tegen zijn' perfoon vergreep,<br />
en hem, toen hij eens op een dorp nabij<br />
Geneve gepredikt had, en van daar op den terugweg<br />
naar de ftad was, op eene onteerende wijze<br />
behandelde, CALVIN, die, naar zijn eigen zeggen,<br />
in dien tijd zijn leven niet veilig was, kon desniettegenftaande<br />
in zijnen moed niet wankelend worden<br />
gemaakt. „ Zij willen mijn bloed proeven," klaagt<br />
hij zijnen vriend, ,, en zij mogen zulks doen; of-<br />
,, fchoon ik twijfele, dat het hun zoo goed fmaken<br />
,, zal, als hunne ondeugden. Maar God leeft, dit<br />
,, geloof maakt mij kloekmoedig. En wanneer ge-<br />
,, heel Geneve zamenkwam, om mij te vermoorden,<br />
,, zal ik echter hun dat nog toeroepen , om het-<br />
„ welk zij mij thans zoo haten: Bekeert u!" —<br />
Vrees voor menfchen, lage vleijerij, kruipende onderdanigheid<br />
waren hun zoo vreemd, dat één van<br />
zijne bekenden van hem dit oordeel velde: dat hij<br />
in zijn leven nimmer vreeze gevoeld heeft.<br />
Daartegen was CALVIN minzaam en dienstvaardig<br />
jegens elk , die zijne dienften begeerde: „ niet<br />
,, ligt," zegt één zijner vrienden, „ heeft hij ie-<br />
„ mand iets geweigerd, al kostte het hem nog zoo<br />
„ veel tijd en moeite." Zijne menschlievendheid<br />
was<br />
ia C. 6.<br />
aari5i7*.<br />
ot 1553.
46* K E R K E L I J K E<br />
na C. G was blijkbaar; vlugtelingen om het geloof uit ItaliS<br />
Jaansi7 en Frankryk vonden bij hem troost en bemoedi<br />
tot 1552<br />
ging , maar ook werkelijke onderfletining , en daar<br />
hij zelf niet veel geven kon, zamelde hij giften voor<br />
hen in , fchreef Brieven ten hunnen behoeve, en onderfteunde<br />
hen met zijnen gelieclen invloed en gezag.<br />
De Pest , waar van wij boven gewaagd hebben,<br />
in welke hij zich zoo edelmoedig aanbood, om<br />
de lijders te vertroosten, werd voorgegaan door een'<br />
duren tijd in het jaar 154a. Het is ongelooflijk,<br />
hoe veel CALVIN'S goede en menschlievende ziel<br />
hier bij leed. Dikwijls deelde hij zijn laatfte brood<br />
met de ongeltikkigen, welken de honger voor zijne<br />
deur dreef. „ Het is goed," fchrijft hij, „ dat ik<br />
„ een Christen, en als zoodanig van eenen God<br />
„ overtuigd ben, die de hongerigen fpijst, en de<br />
,, dorfligen laaft, anders zou ik moeten vreezen,<br />
„ om wegens deze ellendigen in wanhoop te gera-<br />
„ ken."<br />
Men heeft hem van verwaandheid en hoogmoed<br />
befchuldigd, gelijk wij zagen; en zeker bezat hij<br />
een zelfgevoel, hetwelk zich van zijne meerderheid<br />
boven anderen bewust was; maar wie kan zulks ongeoorloofd<br />
vinden bij een' man, die zoo vele talenten<br />
bezat, en zoo veel goeds ftichtte? Nogtans<br />
gebruikte hij zijne meerderheid meer ten voordeele<br />
pan anderen, dan dat hij die zelf gevoelde. Hoognoed<br />
was de ondeugd, tegen welke hij meest ijverle;<br />
hij zelf gedroeg zich fteeds nederig en be-<br />
i cheiden. Hij ging met den geringflen mensch op<br />
I ene wijze om, welke vertrouwen en liefde inboezem-
G E S C H I E D E N I S . 47<br />
2em.de, en hij onttrok zich niet, wanneer hij tijd na C. G.<br />
had, om met denzelven uren lang over deszelfs aan Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
gelegenheden te fpreken. ,, Ik ftichte hier meer<br />
„ nut," plag hij te zeggen, „ dan wanneer ik een<br />
„ Boek fehrijf." Hij ftreefde naar niets minder ,<br />
dan naar roem en eer. Als hem eens iemand wegens<br />
zijne Predikatiën buitengemeen prees, viel hij<br />
hem piotreling in de reden: „ Tot lof hebt gij nu<br />
,, zoo veel gezegd, maar nog geen woord tot dank-<br />
„ betuiging. Ik begeer geen lof maar dank. Want<br />
„ in het laatfte geval weet ik, dat ik goeds ftichte<br />
"<br />
,, IC.<br />
Even zoo was bij tegen alle uiterlijke pracht.<br />
Zeker vriend ftuurde hem eenige kleederen ten gefchenk,<br />
eer hij nog in Geneve was, en verkreeg van<br />
hem dit antwoord: „ Ik dank u voor uwe klee-<br />
„ deren. Maar gij zult het mij niet kwalijk nemen,<br />
„ dat ik één van dezelve aan mijnen vriend gegeven<br />
,, heb. Ik heb nu overvloedig genoeg, en reeds<br />
„ zoo veel, dat ik met gefchenken weder gefchen-<br />
„ ken doe." Voornamelijk had hij eenen afkeer<br />
van alle pracht bij begrafenisfen of lijkftatien: ,, Ik<br />
„ bid u," fchrijft hij, ,, ten minfte in den dood<br />
„ allen pronk en alle liefde tot de pracht te vermij-<br />
„ den, opdat men in ons de echte en wijze ver-<br />
,, eerers van God herkenne, die in zoodanige aard-<br />
„ fche ijdelheden geen vermaak fcheppen."<br />
Gelukkig voor hem, dat hij zoo gezind was!<br />
Want hij was arm, maar tevens vergenoegd , en<br />
wilde niet rijk worden. Eer hij naar Geneve kwam,<br />
moest hij dikwijls van de weldaden van anderen leven,
4S ' K E R K E L I J K E<br />
as C. G ven, waarvan bij echter flechts in den uiterflen<br />
Jaari5i7 nood gebruik maakte. „ Het is mij aangenaam,"<br />
tot 1552<br />
fchreef hij, „ dat men zich mijner wil aannemen.<br />
,, Want ik zie, dat men mij bemint. Maar ik heb<br />
„ voorgenomen, om er vooreerst geen gebruik van<br />
„ te maken, ten zij, dat ik in nog grootere verle-<br />
,, genheid geraakte. Ik zal een gefchrift aan eenen<br />
„ Boekvetkooper overgeven, en mogelijk zal deze<br />
,, mij daar voor onderfteunen." Men zal zich ook<br />
ligtelijk zijne edelmoedigheid in dit opzigt berinneren,<br />
in het bedanken voor de aanbieding der StraotS'<br />
burgeren boven gemeld. Ook te Geneve had hij<br />
naauwelijks zijn toereikend beflaan. Vijftig daalders,<br />
twaalf fchcpels koren, twee tonnen wijn en<br />
vrije woning; dit was zijne bezolding, en deze vergunde<br />
hem juist niet, oni verkwistend te zijn. En<br />
toch, hij was er mede vergenoegd. Hij nam de<br />
aanbieding van den Raad niet aan, die hem dikwijls<br />
opflag wilde verleenen; ja verzekerde met eede, dat<br />
hij geene Predikatie meer zou houden, indien men<br />
niet ophield, om hem zoodanige aanbiedingen te<br />
doen. ,, Ik arbeidc," zeide hij meermalen, „ om<br />
„ voordeel te winnen, doch niet voordeel, hetgeen<br />
„ ik van anderen, maar hetgeen anderen van mij<br />
„ zullen hebben." Zelfs op zekeren tijd, wanneer<br />
de raadskas te Geneve niet in den besten ftaat was,<br />
en men reeds op het punt ftond, om nieuwe belastingen<br />
op te leggen, gaf hij van zijne jaarwedde<br />
twintig daalders jaarlijks terug, om het volk van<br />
eenen drukkenden last te bevrijden, wordende zijn<br />
voorbeeld door velen gevolgd, zoodat de belasting<br />
achterbleef. Men
G E S C H I E D E N I S . 49<br />
Men is geneigd, om CALVIN van onverdraagzaam ia C. O.<br />
heid te befchuldigen; maar fchoon het waar is, ge<br />
:ot 155a.<br />
lijk wij gezien hebben, dat hij met drift in ijver<br />
ontftak tegen de zulken, wier gevoelens de gronden<br />
van het Christendom omkeerden, evenwel hij was<br />
verdraagzaam jegens anders gevoelende Christenen,<br />
en kon zeer wel veelen, dat men van hem verfchildei<br />
Ten bewijze hier van dient zijne beftendige<br />
vriendfchap met FAREL , niettegenftaande deze in<br />
Vele opzigten anders dacht dan hij. Men mag<br />
hier bij voegen , dat hij MELANCHTHON'S gefchrift<br />
: Kort begrip der Godgeleerdheid, in het<br />
Fransch liet vertalen en zelfs herdrukken, en in eene<br />
daar voor geplaatfte Voorrede den Auteur ten hoogfte<br />
prees, hoe veel daar ook in gevonden werd, hetwelk<br />
met zijne grondbeginfelen niet overeenkwam.<br />
Ook is dit opmerkelijk, dat hij, hoe veel aanzien<br />
hij ook bezat, altijd zelf niet min dan anderen, aan<br />
I<br />
de wetten onderworpen bleef. Zijne Boeken, b. v.<br />
waren even zoo wel aan de cenfuur onderworpen,<br />
als de Boeken van andere Schrijvers* Ja, men<br />
noodzaakte hem zelfs fomtijds, om er eenige plaatfen<br />
in te veranderen. Zoo vervulde hij met de burgers<br />
van Geneve gelijke burgerpligten. Toen men,<br />
in het jaar 1559, voor eene belegering van Geneve<br />
vreesde, leende CALVIN zelf, benevens de overige<br />
Burgers, de hand aan de herftelling der vestingwerken*<br />
Wat men ook ten tegsndeele moge gezegd hebbe,<br />
CALVIN was ftandvastig in zijne vriendlchap, waar<br />
van zijne vriendfchap met FAREL tot een fprekend<br />
voorbeeld ftrekt. Deze zijn eerfte bevorderaar en<br />
HERV. IL D te-
50 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. tevens zijn boezemvriend, was in het jaar van CAL«<br />
Jaari5i7.<br />
VINS overlijden een grijsaard van tachtig jaren, en<br />
tot 1552.<br />
wilde hem in zijne laatfte ziekte nog van Neufchatel<br />
een bezoek geven, CALVIN fchreef hem: „ Vaar<br />
,. wel, mijn beste, deugdzanmfte vriend, en wees ,<br />
„ fchenkt God u een langer leven, indachtig onzer<br />
„ vriendfchap, welke ons in den hemel even zoo<br />
„ aangen; au zijn zal, als zij hier op aarde voor<br />
,, de Kerk van nut geweest is. Doe mijnentwege<br />
„ geene moeite! Mijn adem is reeds zwak, en ik<br />
,, verwachte van oocenblik tot oogenblik, dat mij<br />
„ het leven zal verlaten. Het is genoeg, dat ik<br />
,, voor CHRISTUS geleefd heb, voor hem, van wien<br />
„ levenden en ftervenden heil moeten verwachten."<br />
De grijze FAREL liet zich nogtans niet terug houden.<br />
Hij kwam te voet van Neufchatel naar Geneve, en<br />
vond zijnen vriend nog levende, om affcheid van hem<br />
te kunnen nemen.<br />
Deze bijzonderheid doet ons denken aan CAL VINS<br />
laatfte ziekte en dood. Hij bleef tot het einde toe<br />
zich zeiven gelijk, ftandvastig in zijn geloof, en vol<br />
vertrouwen op God en JEZUS. Van een zwak geitel,<br />
viel hij in het jaar 1557 in eene gevaarlijke<br />
ziekte, welke aanhoudende bezigheden en kwellingen<br />
hem veroorzaakt hadden; hier van herftetd zijnde,<br />
worftelde hij in het volgende jaar acht maanden lang<br />
met eene derdendaagfche koorts, welke hem buitengemeen<br />
verzwakte, en hem nooit weder geheel tot<br />
zijne vorige krachten liet komen. In het jaar 1563<br />
namen zijne krachten meer en meer af, terwijl zijne<br />
taarten vermeerderden. Zijne ziekte beftond in eene<br />
foort
G E S C H I E D E N I S . 51<br />
.foort van uitteering, gepaard met hemorroidaie toe M C. G4 vallen. Hier bij voegde zich nog eene hevige hoofd Jaarisi?.<br />
tot 1552.<br />
jicht, over welke hij gewonelijk klaagde, en welke<br />
hij dikwijls daar door trachtte te ontwijken, dat hij<br />
fomtijds, gedutende eenige dagen, geheel en al geene<br />
fpijze gebruikte. Evenwel volhardde hij in zijne<br />
werkzaamheden , waarvan hij zich noch door dea<br />
raad der Geneesheeren, noch door de vermaningen<br />
zijner vrienden, wilde laten aftrekken: „ Wilt gij<br />
dan," vraagde hij hen, „ dat mij de Heere le-<br />
„ dig zal vinden?" Op den 6den Februarij 1564<br />
predikte hij voor de laatfte maal. Kortademigheid<br />
en de hoest lieten hem de Predikatie naauwelijks ten<br />
einde brengen. Van dien tijd af moest hij zich van<br />
alle openbare bezigheden onthouden, behalve, dat<br />
hij nog ettelijke keeren en voor het laatst op den<br />
sSlten Maart in de vergadering van den Raad ging,<br />
wanneer er een Rector voor de Hoogefchool moest<br />
verkozen worden. Alhoewel hij thans reeds zoo<br />
zwak was, dat hij zich door twee menfchen moest<br />
laten leiden, wilde hij er zich echter niet van laten<br />
afhouden. ,, Ik moet er heen," zeide hij, om<br />
,, voor goede opvolgers te zorgen." Op den eerften<br />
Paaschdag daar aan volgende, liet hij zich nog<br />
eens ter Kerke dragen, waar hij het Euangelie zoo<br />
lang met zoo veel ijver verkondigd had, om God<br />
voor de laatftemaal gemeenfchappelijk met de gemeente<br />
te aanbidden. Dus woonde hij toen voor<br />
het laatst, onder de grootfte aandoeningen van vreugde,<br />
den geheelen Godsdienst bij.<br />
Toen hij nu geheel niet meer uit kon gaan, gaf<br />
D a hem
ia K E R K E L I J K E<br />
BI C. C . hem de geheele Raad een bezoek in zijne woning,<br />
Jaari5t;<br />
• om affcheid van hem te nemen. De dervende Leeraar<br />
tot 155!<br />
fprak denzei ven, bij deze gelegenheid, op dezen zin aan:<br />
„ Ontfangt mijnen fchuldigen dank zoo wel voor de<br />
„ eer, welke gij aan mij, verdienfteloozen, gedurig<br />
„ bewezen, als ook voor het geduld en de infchik-<br />
„ kelijkheid, waarmede gij mijne gebreken gedragen<br />
,, hebt. Want bijzonder in het laatde, vond ik ge-<br />
„ durig het derkde bewijs van uwe toegenegenheid<br />
,, omtrent mij. Ik beken het, bij de waarneming<br />
,, van mijn ambt, had ik menigen harden kamp door<br />
,,~te daan, en veelvuldige aanrandingen op mijne<br />
„ eere en deugd te verduwen. Maar ik weet ook,<br />
„ het was uwe fchuld niet. Heb ik echter niet ge-<br />
„ daan, hetgeen ik moest doen, dan bid ik u, om<br />
„ de fchuld niet aan mijnen goeden wil, maar en-<br />
„ kei aan de zwakheid mijner vermogens toe te fchrij-<br />
„ ven. Want dit kan ik, naar waarheid, betuigen,<br />
„ dat ik altijd eene ware toegenegenheid voor uwe<br />
„ dad gevoeld, en voor het beste derzelve, hoe<br />
„ weinig ook dikwijls tot voldoening en tevreden-<br />
,, heid van mij zeiven, mijne ijverigde pogingen be-<br />
„ deed heb. Ik zou, daarentegen, de verdenking<br />
„ van veinzerij niet kunnen ontduiken, indien ik<br />
„ niet wilde bekennen, dat God fomwijlen van mij-<br />
,, ne geringe dienden heeft willen gebruik maken.<br />
„ Maar nogmaals fmeek ik om verfchooning, wan-<br />
,, neer mijne verrigtingen niet altijd geëvenredigd<br />
„ waren aan mijnen pligt; zoo als ik gaarne mijne<br />
„ verpligting aan ulieden erkenne; dat gij infehik-<br />
„ kelijkheid geoefend hebt omtrent mijne dikwijls<br />
„ te
GESCHIEDENIS. 53<br />
,, te verregaande drift. God, dit hope ik, zal mij na C. G.<br />
„ deze fout vergeven. Maar wat de leere aangaat, Jaarisi/.<br />
„ welke ik u heb voorgedragen, zoo ben ik destot<br />
1552.<br />
„ wegens zoo gerust, als ik ongerust en ftrafwaar-<br />
„ dig zou zijn, indien ik iets anders geleerd had.<br />
„ Ik heb niets geleerd, dan hetgeen ik, na langdu-<br />
rig onderzoek, en na volkomene overtuiging,<br />
voor Goddelijke waarheid hield, en ik ben ver-<br />
„ zekerd, dat mijne Leerredenen den Heere niet<br />
„ hebben mishaagd. — Ik zelf ben getuige van de<br />
weldaden, welke u de Almagtige verleend , en<br />
„ van de vele gevaren , aan welke hij u ontrukt<br />
„ heeft. Gij weet, hoe gelukkig gij thans zijt.<br />
„ Maar, het zij geluk of ongeluk u in het vervolg<br />
„ moge treffen, zoo zweve u gedurig de gedachte<br />
voor oogen aan den alleenigen Regeerder van alle<br />
„ Koningrijken en Staten, die van alle ftervelingen<br />
„ wil aangebeden zijn. Gedenkt aan de eigene ver-<br />
„ zekering van Koning DAVID, dat de voorfpoed<br />
hem tot den val hebbe gebragt. — Nederigheid<br />
„ en befcheidenheid zijn onontbeerlijk, wanneer gij<br />
„ met eene ware eerbiedigheid voor God wandelen,<br />
„ en op zijne befcherming rekenen wilt. Dan eerst<br />
,, zult gij op nieuw de ondervinding hebben, welke<br />
„ gij nu reeds zoo dikwijls gehad hebt, dat de ge-<br />
,, vaarlijkfte omftandigheden dikwijls in geluk en<br />
„ voorfpoed veranderen. — Maar wenscht gij de<br />
„ onderhouding van uwen Staat, dan ziet wel toe,<br />
„ dat geene ondeugden de plaats omheilfgen , op<br />
„ welke God u gefield heeft. Eert den Heere aller<br />
p Heeren, die zijne vereerders beloont, en zijne<br />
D 3 „ ver
54 K E R K E L IJ K E<br />
»* C. G, „ verachters zal ftraffen. Eert hem door de gedu-<br />
Jaari5i7 rige overeenttemming van uwe bedrijven met zijne<br />
tot 1553<br />
„ wetten. Wij kunnen bovendien niet altijd het<br />
„ doel van volmaaktheid bereiken, naar hetwelk wij<br />
j, moeten ftreven. Ik ken uwe denk- en handel-<br />
„ wijze en gevoel de noodzakelijkheid van mijne<br />
„ vermaning. Ook den besten man ontbreekt gedu-<br />
„ rig nog veel. Elk vestige zijne gedachten op zich<br />
„ zeiven, en poge het gebrekkige onder Gods bij-<br />
„ Mand te verbeteren. Gij kent de menigte van<br />
„ fouten, in welke men zoo dikwijls bij openbare<br />
„ raadplegingen vervalt. Nu eens is men koud en<br />
,, ongevoelig omtrent het welzijn van den Staat ,<br />
„ en beoogt flechts zijn eigen voordeel! Dan laat<br />
„ men zich enkel door zijne hartstochten befturen !<br />
„ Daar gebruikt men de talenten en vermogens niet,<br />
,, welke God ons verleende! Hier is men vermetel<br />
„ en ftout genoeg, om zijn gevoelen overal te wil-<br />
„ len doordringen ! U, die ouder zijt, vermaan<br />
„ ik derhalve, om de jongen onder u , wanneer<br />
,, dezelve uitftekende talenten bezitten, niet te be-<br />
„ nijden; en u, jongen, vermane ik, om de deugd<br />
„ van befcheidenheid te oefenen. Alle oneenighe-<br />
„ den, geheime vijandfchap, en bittere haat moeten<br />
,, van u verwijderd zijn, als dingen, welke de wij-<br />
„ ze befluring van den Staat ten hoogde hinderlijk<br />
„ zijn. En gij zult dezelve vermijden, indien ieder<br />
„ binnen zijne palen blijft, en zijnen pligt getrouw<br />
„ en eerlijk vervult. Niet in het minde moeten<br />
„ gunst of vijandfchap bij de beflisfing van het regt<br />
„ eenigen invloed hebben. Niemand moet een voor-<br />
„ fpraak
G E S C H I E D E N I S . 55<br />
fpraak ten nadeele van de wetten misbruiken; nie- na C. G.<br />
„ mand van regt en billijkheid afwijken. Ik eindige [aan 517,<br />
tot 1552.<br />
,, deze vermaning met de herhaalde bede om v.erfchooning<br />
van mijne fouten, welke ik hier mede<br />
,, voor u en voor Gods aangezigt belijde." Hij<br />
bad vervolgens voor hun welzijn en geluk, en al de<br />
leden van den Raad waren diep geroerd. Elk reikte<br />
hem nog voor de laatfte keer de hand, en nam<br />
niet zonder de innigfte aandoening van hem affcheid.<br />
Kort hierop verzamelden zich al de Predikanten<br />
voor zijn bed; ook dezen fprak hij plegtig aan:<br />
„ Volhardt bij het goede werk na mijnen dood,<br />
,, en laat uwen moed niet zinken. De Heere zal<br />
„ deze Kerk tegen alle bedreigingen van de vijan-<br />
,, den bewaren. Broederlijke liefde zij de band ,<br />
„ welke u vereenige, en alle oneenigheid verhinde-<br />
„ re! Overweegt dikwijls uwe pligten omtrent de<br />
„ gemeente, en niets moete u van de vervulling<br />
„ derzelven aftrekken. Zouden fommigen onder u<br />
,, van den regten weg afdwalen, dan zullen zij on-<br />
„ dervinden, dat de Heere zich niet laat bedrie-<br />
„ gen. — Ik betuige u hiermede, dat dezelfde lief-<br />
,, de mij bij mijn leven met u heeft verbonden,<br />
„ met welke ik thans van u affcheide. Vergeeft<br />
,, mij ondertusfchen even zoo gaarne , wanneer ik<br />
,, in mijne ziekte mogelijk te gemelijk ben geweest,<br />
„ als ik u voor uwe dadelijke onderfteuning van<br />
„ harte dank betuige."<br />
Zijné fmarten werden geftadig heviger, en echter<br />
niet zoo hevig, dat zij over zijn geduld konden ze-<br />
D 4 ge
t6 K E R K E L I J K E<br />
na C. G, gepralen. Somtijds riep hij uit: „ Heere! gij daal<br />
J»arisi7 ,, mij! Maar het is uwe hand, en dit te weten,<br />
lot 1552,<br />
,, is mij genoeg!" Op den a7ften Mei gevoelde<br />
hij flechts nog weinige fmarten. Het (preken was<br />
hem zelfs gemakkelijker dan te voren. Het gebed<br />
en eene luide lofprijzing van God was zijne bezigheid.<br />
Zijn hart was vrolijker dan ooit. Zijn gezigt<br />
was zoo levendig, dat alle omltanders zich<br />
verwonderden. Maar omtrent acht uren 'savonds,<br />
neigde hij zijn hoofd, en fprak geheel niets meer.<br />
Het was het uur van zijnen dood. Hij fcheen meer<br />
te flapen, dan dood te zijn, zoodat zijne vrienden<br />
zich flechts met moeite van zijnen dood konden<br />
overtuigen.<br />
Het gerucht van CALVINS dood verfpreidde zich<br />
weldra in de geheele ftad, en fmart en droefheid<br />
doordrongen elk gevoelig hart. En wat wonder ?<br />
De Staat betreurde in hem eenen goeden burger ;<br />
de Godsdienst eenen van zijne ijveriglte vereerders<br />
en verdedigers ; de Hoogefchool eenen voornamen<br />
Leeraar; en de deugd eenen van hare befchermers<br />
en voorftanders. De geheele ftad vloeide zamen,<br />
om zijn lijk te zien. Zelfs vele vreemden kwamen<br />
met dit oogmerk naar Geneve; onder anderen ook<br />
de Engelfche Afgezanten in Frankryk.<br />
Hij had verordend, dat men hem zonder eenige<br />
plegtigheid of pracht zou begraven; en men volgde<br />
zijnen wil op. Edoch men kon niet beletten, dat<br />
de geheele Raad, al de Predikanten en Profesforen,<br />
en bijkans de geheele ftad zijn lijk tot aan het graf<br />
ver-
G E S C H I E D E N I S . 57<br />
Verzelden. Geneve befchouwde dit als eene fchuld,<br />
welke het den overledenen nog betalen moest (*).<br />
Aan deze drie mannen, van welke wij gemeend<br />
hebben , eenigzins breeder te moeten fpreken , inHervorzonderheid van CALVIN , heeft dat gedeelte van<br />
ming in<br />
het land<br />
Zwitferland, in hetwelk de Franfche taal meest ge- van Vaud,<br />
fproken wordt , ten aanzien der Hervorming de Neufchatel<br />
enz,<br />
grootlle verpligting ; bijzonder het land van Vaud,<br />
hetwelk gedeeltelijk aan die van Bern, gedeeltelijk<br />
aan het Kanton Fryberg behoorde. Die van Bern<br />
lieten zich aan de uitbreiding van het Euangelie in<br />
zonderheid gelegen zijn, en zonden ten dien einde<br />
FAREL derwaarts. Door zijne prediking werden te<br />
Neufchatel de Hervormden zoo talrijk, dat, niette-<br />
genftaande den tegenftand der Roomschgezinden ,<br />
fchoon onderfteund door de Gravin eh de Regering,<br />
de Beelden en Altaren door eenige ijveraars uit de<br />
Kerken weggenomen, en met meerderheid van de<br />
ftemmen des volks de Hervorming werd vastgefteld,<br />
pnder bemiddeling van die van Bern. Ook gelukte<br />
het<br />
(*) Men vergel. hiermede eene beknopte Levensbefchrij-<br />
ving van CALVIN, dooreenen Ongenoemden, zich teeke-<br />
nende j. F. W. T. in het Nederduitsch vertaald uitgegeven<br />
onder dezen titel: Het leven, de gevoelens en bedrijven<br />
van CALVIN. Een leesboek voor het algemeen. Uit het<br />
Hoogduitsck vertaald door G. H. REICHE, Luthersch Pre<br />
dikant te Zutphen. Met eene Voorrede van H. MUNTIN-<br />
GHE , Hoogleer aar in de Godgeleerdheid, Kerkelijke Ge<br />
fchiedenis en Heilige Uitlegkunde te Harderwyk. Te<br />
Utrecht bij w. VAN YZERWORST I 706".<br />
D 5<br />
na C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.
58 K E R K E L I J K E<br />
na C. ( ;. het FAREL in het jaar 1531, met hulp van VIRET,<br />
Jaansi<br />
de Hervorming in het land van Faud in zoo verre<br />
tot 155:<br />
te vestigen, dat, volgens eene overeenkomst tusfchen<br />
de Kantons Bern en Fryberg-, welk laatfte de<br />
partij der Roomschgezinden toegedaan was, de vrije<br />
oefening der beide Godsdiensten in dat land zoude<br />
plaats hebben. Dus namen in het jaar 1532 branche,<br />
Orb en Granfon de Hervorming voor een gedeelte<br />
aan; maar in het overige gedeelte van het<br />
land van Faud, hetwelk gedeeltelijk aan den Hertog<br />
van Savoye, gedeeltelijk aan den Bisfchöp van Laufanne<br />
behoorde, bleef alle toegang voor de Hervorming<br />
gefloten, tot dat die van Bern zich van deze<br />
gewesten hebben meester gemaakt.<br />
Hervor Te Geneve deed zich in het eerst weinig hoop op,<br />
ming vat<br />
Geneve. dat de Hervorming daar voorfpoedig (lagen zou. Onkunde,<br />
bijgeloof en dwingelandij van den Bis>fchop,<br />
aan wien de ftad onderworpen was, en van de<br />
Geestelijkheid, hadden den hoogften top bereikt,<br />
ook bevond zich de ftad gedrukt door de twisten<br />
met de Hertogen van Savoye, die zich gaarne van<br />
dezelve hadden meester gemaakt. Van het jaar 1511<br />
af tot 1536, had zij met de rampen des oorlogs te<br />
worflelen, en moest meer dan ééne belegering verduren<br />
, eindelijk was de Hertog genoodzaakt , van<br />
alle regt en aanfpraak op Geneve af te (laan , en<br />
Geneve werd eene vrije ftad en gemeenebest; in verbond<br />
met het Kanton Fryburg, federt het jaar 1518,<br />
in hetwelk ook die van Bern traden, in het jnar<br />
1526, voor 25 jaren. Doch die van Fryburg waren<br />
zoo hevige vijanden van alle Hervorming, dat<br />
men
G E S C H I E D E N I S . 59<br />
•men daarvan voor dezelve niet dan tegenfland en<br />
verhindering te wachten had. Doch hiertegen wa<br />
ren die van Bern ijverig jn de weer, om door hun<br />
ne opwekking en gezag de Hervorming uit te brei<br />
den en te befchermen, waarbij kwam, dat de Gees<br />
telijken en Kanunniken zich algemeen hatelijk maak<br />
ten door hunne buitenfporige zedeloosheid en dwin<br />
gelandij , en doordien zij, in de oorlogen met Sa-<br />
yoye, weigerden, van hunne bezittingen en inkomt-<br />
ften iets ten behoeve der ftad op te brengen. Voor<br />
namelijk werden de gemoederen der burgeren ver<br />
bitterd door het fnood gedrag van den laatften Bis-<br />
fchop, PETRUS PALMA, die zich niet ontzag, in<br />
de vasten van het jaar 1527 eene eerbare jonge<br />
dochter met geweld tot voldoening zijner lusten te<br />
laten opvatten, waar uit een oproer onder het volk<br />
ontftond, hetwelk naauwelyks geftild kon worden,<br />
door het loslaten dezer ongelukkige. Het ongenoe<br />
gen werd vermeerderd, toen in datzelfde jaar de<br />
Aartsbisfchop van Fienne, Metropolitaan van Gene<br />
ve, den ban uitfprak tegen den Raad en het Volk<br />
van Geneve, omdat zij weigerden, de Mammeluk<br />
ken in de ftad toe te laten. Te weten , die van<br />
Geneve waren ten dezen tijde verdeeld in Eedgenoo-<br />
ten, zoo noemde men de voorftanders der vrijheid,<br />
en Mammelukken, die het met den Vorst-Bisfchop<br />
en met den Hertog van Savoye hielden; welke naam<br />
hunne flaaflche gezindheid te kennen gaf, dat zij<br />
gelijk waren aan de Mammelukken of Slaven van<br />
den Soudaan van Egypte. Deze laatstgemelden had.<br />
den de ftad moeten ruimen en zich tot den Aarts-<br />
bis*<br />
na C. G.<br />
Janri5i7.<br />
tot 155a.
60 K E R K E L I J K E<br />
B»C. G. bisfchop vervoegd, van wien zij dezen ban tegen de<br />
ftad verwierven, waar over echter de Geneveezen zoo<br />
.tot 1552.<br />
vergramden, dat zij, onder zware ftraffen, verboden,<br />
den Aartsbisfchop in het vervolg te erkennen ,<br />
of eenige Apostolifche Brieven aan te nemen, FRAN<br />
CAIS BONNIVAND, Priester der Kerk van St. Fictor,<br />
van velen geraadpleegd wordende, erkende openliik<br />
de gebreken der Geestelijkheid, en de noodzakelijkheid<br />
eener Hervorming , voornamelijk in de zeden.<br />
Dmtrent den ban des Aartsbisfchops verklaarde hij:<br />
lat men den ban van God , maar niet van men-<br />
"clien, vreezen moest, dat het geweten geene regt-<br />
>ank erkende, dan den Regterftoel van God; dat<br />
| Duivel, noch Paus, iemand konden befchadigen ,<br />
lan den genen, van welken zij gevreesd werden ,<br />
ïademaal hunne blikfems ijdele verfchijnfels waren<br />
-.onder kracht. Deze vrijmoedigheid kwam echter<br />
< lezen Geestelijken op eene zesjarige gevangenis in<br />
iet Kasteel Chilon te ftaan , ook werd door een<br />
j aadsbefluit in het jaar 1528 het belijden der Lu-<br />
1 herfche leere ten ftrengfte verboden. Eindelijk werd<br />
n het jaar 1532 het werk der Hervorming nadruk-<br />
1 :elijker ter hand genomen en met kracht doorgezet.<br />
< )p zekeren nacht werden alom in de ftad eenige<br />
lellingen aangeplakt over de ware en algemeene ver.<br />
eving der zonden door JIÏZUS CHRISTUS , zonder<br />
c enige voorwaarde, dan geloof en bekeering. Hier<br />
t it ontftond 's morgens geene geringe opfchudding,<br />
c ewijl de Roomschgezinden dezelve alomme affcheur-<br />
c en en anderen zulks met drift beletten. Vergeefs<br />
af de Raad verfchei lene Plakaten uit tegen deze<br />
ï<br />
nieu-
G E S C H I E D E N I S . 61<br />
nieuwigheden, latende te gelijk de Aflaatsbulleh van na C. G;<br />
CLEMENS VII aan de Kerkdeuren aanplakken. De Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
zuivere leer nam van lieverlede de overhand, vooral<br />
toen de regering en het volk befloten, dat het Euangelie<br />
zonder eenige bijgevoegde fabelen verkondigd<br />
en geleerd zou worden. In dat jaar kwam FAREL<br />
met ANTOINE SALNIER, voorzien met aanbevelingsbrieven<br />
van die van Bern in de ftad, en begon ter*<br />
ftond de Euangelieleer aan allen te verkondigen, die<br />
ze hOoren wilden. Hier op voor den Raad ontboden,<br />
verdedigde FAREL zich zoo deftig, tevens de<br />
aanbevelingsbrieven van Bern overhandigende, dat<br />
de Raad hen ontfloeg, met de vermaning: dat zij<br />
zouden toezien, om door het prediken der nieuwe<br />
leere de openbare rust niet te ftooren. Terftond<br />
daarop werden zij voor eene Kerkelijke Regtbank gedaagd<br />
, doch de Raad deed hen door twee Syndici<br />
verzeilen, om hen tegen allen overlast te beveiligen.<br />
Hier werd alles verward en driftig behandeld, zij<br />
werden gefcholden en zelfs geflagen. Merkwaardig<br />
waren de woorden van den Procureur des Bisfchoppelijken<br />
Fiscus: als men disputeert, dan zal onze<br />
geheele verborgenheid vernietigd worden. Een der<br />
Adfesforen, BERGIER zeide, toen FAREL eenige lasteringen<br />
met bedaardheid wederlegd had: dat hij<br />
gelasterd, en dat men geene getuigen noodig had,<br />
om te bewijzen, dat hij des doods waardig ware.<br />
FAREL antwoordde fcherp : hij zou de woorden<br />
Gods /preken, maar niet des Duivels. Daarop belast<br />
zijnde, buiten te ftaan, werd op hem door een'<br />
der dienaren gefchoten, maar gelukkig zonder hem<br />
te
6a K E R K E L I J K E<br />
naC. G. te raken. Na een lang en htvig twisten, werd hun<br />
Jaansv.<br />
aangezegd, dat zij de ftad moesten ruimen Deze<br />
tot 1553.<br />
oproerige handelwijze mishaagde ten fterkfte aan<br />
eenen der Syndici, FRANCISCUS HUGO, en bragt de<br />
Pausfelijke zaak over het geheel veel nadeel toe.<br />
Doch naauwelijks hadden FAREL en SALNIER de<br />
ftad verlaten , toen ANTOINE FRUMENT of FRO-<br />
MENT, een leerling van FAREL, zich in de ftad nederzette,<br />
als Schoolmeester, om de jeugd te leeren<br />
lezen en fchrijven, maar tevens heimelijk het Euangelie<br />
verkondigende, tot dat hij, wanneer de menigte<br />
der genen merkelijk aanwies, die naar de waarheid<br />
begeerig waren, openlijk ondernam te prediken<br />
in het Hof bij de Franciskauer Kerk. De Monniken,<br />
geen' anderen raad wetende, ftrooiden uit, dat<br />
de Hervormers Tooveraars waren, die door toover*<br />
kunften de gemoederen der menfchen wisten te begoochelen.<br />
Onder anderen gebeurde het, dat eene<br />
:erbare matrone, doch die te gelijk zeer bijgeloovig<br />
was, nieuwsgierig om FROMENT te hooren, zich<br />
egen alle betoovering met bijgeloovige toovermidde-<br />
1 en gewapend hebbende, zijne preek ging hooren.<br />
£ij werd door dezelve zoo geroerd, dat zij na de<br />
1<br />
>reek het Nieuwe Testament begon te lezen , en<br />
1 )innen drie dagen volkomen eene bekeerlinge werd.<br />
( Dndertusfchen nam het getal der zulken, die fmaak<br />
1 ;regen in de nieuwe leer, dagelijks toe, hetwelk<br />
1 anleiding gaf tot verdeeldheid en opfchuddingen on-<br />
< !er het volk. Eenmaal geraakte een Burger in twist<br />
1 aet een' Monnik , de Monniken trokken de alarm<br />
l lok, en de Burgers liepen te wapen , wordende<br />
de
G E S C H I E D E N I S . 63<br />
de beweging niet dan met moeite geftild door de ia C. G.<br />
Regering, die een zeer ftreng Plakaat afkondigde te [aari5i7.<br />
tot 155a.<br />
gen het preeken der Euangellfchen en aan FRUMENT<br />
de ftad ontzeiden. Maar de voorftanders der nieuwe<br />
leer weigerden te gehoorzamen, en FRUMENT<br />
in het jaar 1534 op de markt gebragt hebbende,<br />
riepen zij hem overluid toe: leer ons het woord van<br />
God'. Hij deed dit met ijver, en tot zijnen Tekst<br />
nemende Matth. VII. 16. fchetfte hij de valfche<br />
Profeten met de flerkfte kleuren. De Regering gebood<br />
hem te zwijgen, maar zijn antwoord was: dat<br />
men Gode meer moest gehoorzamen dan den menfchen.<br />
Evenwel gewaarfchuwd zijnde, dat men den<br />
fterken arm ftond te gebruiken, en zich in de ftad<br />
niet veilig achtende, verliet hij dezelve.<br />
In het midden van dezen twist, zocht de Bisfchop<br />
zijn Regtsgebied, ver buiten de wettige palen,<br />
uit te breiden, maar die aan het hoofd der regering<br />
waren , wilden, ten dezen opzigte, niets toegeven ,<br />
en verdedigden de regten en vrijheden der ftad met<br />
moed. Niettegenftaande hunne fcherpe Plakaten derhalve<br />
tegen het prediken, en de bijeénkomften der<br />
Euangelifchen, op aanhouden van die van Fryburg,<br />
afgekondigd , bleven de Hervormers heimelijke bijeénkomften<br />
houden, in welke ook het Avondmaal<br />
werd bediend, en wel de eerfte keer door zekeren<br />
GUERIN , naderhand Predikant in het Graaffchap<br />
Neufchatel. Ja zij werden zoo ftout, dat zij, door<br />
te grooten ijver gedreven , dikwijls het bijgeloof<br />
open'ijk tegen fpraken. PETRUS ROBERT OLEVITAN<br />
beftrafte dus openlijk eenen Dominikaan, die in zijne
K E R K E L I J K E<br />
ba C. G , ne preek tegen de Lutheranen uitvoer, en befchaarrn<br />
Jaari5i7 de hem, hetwelk aan OLEVITAN bijna het leven zou<br />
tot 1552<br />
gekost hebben. Deze OLEVITAN heeft, ten dienfte<br />
der Waldenzen, den Bijbel in het Fransch vertaald><br />
en is naderhand in Italië in het jaar 1538 met ver.<br />
gift van het leven beroofd.<br />
Vooral dreigde geweld en moord de ftad, wanneer<br />
de Raad bezig was te raadplegen over Brieven<br />
van die van Bern, die zich beklaagden over de hardheid<br />
tegen FAREL, en die, en over de woede der<br />
Geestelijken ; het graauw, door de Geestelijken<br />
opgehitst, rotte voor het Raadhuis te hoop, en<br />
eischte de uitroeijing der Lutheranen, onder geweldige<br />
vervloekingen. De Euangelifchen, ten getale<br />
van 61, insgelijks zamengeloopen, maakten zich ter<br />
verdediging gereed. Gelukkig vonden eenige Fryburger<br />
Kooplieden middel, om als middelaars tusfchen<br />
beiden te komen, en door hunne tusfehenfpraak<br />
te bewerken , dat de Raad eene algemeene<br />
Amnestie afkondigde, en belastte, dat zonder de<br />
openbare rust te ftooren, de Predikatiën naar Gods<br />
woord zouden worden ingerigt, en dat het vleesch*<br />
eten ongeoorloofd zou zijn op de vastendagen. Kort<br />
daarna ontftond er een nieuwe oploop, door fchuld<br />
van VERL, een' Kanunnik van Fryburg, doch die<br />
in den oploop zelf omkwam, terwijl tevens verfcheidene<br />
Kanunniken en Kerkdijken in hechtenis werden<br />
genomen. Die vaii Fryburg eischten draf over<br />
de handdadigen, en de Bisfchop, weder in de ftad<br />
gekomen, deed de gevangene Kanunniken en Kerkelijken<br />
ontllaan, en daartegen cenigen uit de Burgeren
G E S C H I E D E N I S . 65<br />
ren in de gevangenis brengen. De Raad echter, na C. G.<br />
aangemoedigd door die van Bern , verzette zich te Jaari5ir.<br />
tot 155: i<br />
gen de ondernemingen van den Bisfchop, en de gevangenen<br />
werden ontflagen, een uitgezonderd, die<br />
ter voldoening van de Fryburgers onthoofd werd.<br />
Maar de Bisfchop de wraak der Burgeren vreezen.<br />
de, oordeelde raadzaam, de ftad te verlaten.<br />
GUIDO FURBIT , een Leeraar der Sorhonne , een<br />
Dominikaan, verwekte echter nieuwe opfchuddingen.<br />
Deze voer hevig uit niet alleen tegen de Euangelifchen,<br />
maar ook tegen die van Bern. FRUMENT<br />
en CAMUS, welke laatstgenoemde naderhand te Parys<br />
om het Euangelie verbrand is, in de ftad wedergekeerd<br />
zijnde, wederfpraken zijne lasteringen ,<br />
maar werden door den Raad geboden te zwijgen.<br />
De Vikaris van den Bisfchop gaf ook een Plakaat<br />
uit op den eerften Janüarij 1534, waarbij de Predikatiën<br />
der Euangelifchen verboden en de Bijbel, zoo<br />
Franfche als Hoogduitfche, veroordeeld werd, om<br />
verbrand te worden* Onder dit gewoel kwamen<br />
FAREL , FRUMENT j en VIRET , die zich thans bij<br />
hen gevoegd had, weder in de ftad, en arbeidden<br />
met vereenigde krachten, om de Euangelieleer voort<br />
te planten. Op aanfchrijven van die van Bern werd<br />
FURBIT door de regering in hechtenis genomen, en<br />
niettegenftaande alle pogingen der Geestelijkheid,<br />
die beweerden, dat iemand van hunnen ftand niet<br />
Voor Leeken behoorde te regt gefteld te worden,<br />
genoodzaakt, zich voor den Raad der tweehonderd<br />
te verantwoorden, tegen de befchuldigingen van die<br />
van Bern, dat hij God gelasterd, en door gruwe-<br />
HERV. II. E lijk
6 6 K E R K E L I J K E<br />
na C G lijk fchelden liet Kanton Bern beleeriigd had. FURa<br />
a r I<br />
T 5i7 • BIT ontkende lbmmige van deze bdchuldigingen ,<br />
zot 1552 andere verfchoonde hij, en weigerde voorts zich te<br />
verdedigen, zich beroepende, dat hij niet dan voor<br />
zijnen wettigen rigter te regt wilde (taan. De Kaad<br />
oordeelde, dat de eifchen van die van Bern gegrond<br />
waren, en verordende eene twistreden te houden in<br />
de vergadering der tweehonderd, en in tegenwoordigheid<br />
der Afgevaardigden van Bern, tusichen FUR<br />
BIT en FAREL , bij wien VIRET gevoegd was, over<br />
de Kerkelijke magt in het maken van wetten, over<br />
het gezag van den Paus van Rome, de overleveringen<br />
en andere verfchilftukken. Na lange over en<br />
vvederfpraak bekende FURBIT, dat bij de Roomfche<br />
(tellingen uit Gods woord niet bewijzen kon , hetwelk<br />
hij echter op zich had genomen. Op deze bekentenis<br />
werd er een raadsbefluit genomen, waarbij<br />
hij tot eene herroeping werd verwezen, als die veel<br />
dingen had voortgebragt, (trijdig met Gods woord,<br />
de eere van God, de waardigheid van Bern en het<br />
algemeen welzijn. Doch FURBIT bedroog aller verwachting<br />
; daar hij ter Kanfel opgetreden , niet alleen<br />
niets herriep, maar op zijne vorige wijze tierde<br />
en fchold. Hij werd dan op nieuw in de gevangenis<br />
gebragt, waar uit hij eindelijk, op voorfpraak<br />
van den Koning van Frankryk, in het jaar 1536<br />
ontflagen is geworden.<br />
Na dat de zaak van FURBIT dusdanig een einde<br />
had genomen, werd de zaak der Hervorming met<br />
zoo veel zegen voortgezet, te meer, daar het verbond<br />
met Fryburg verbroken was en men dus van<br />
dien
GESCHIEDENIS. 67<br />
dien kant geen' tegenfland meer had, dat zij eindelijk na C G.<br />
met openbaar gezag in het jaar 1535 openlijk werd Jaarisi?.<br />
tot I55S«<br />
ingevoerd, welk jaar dus gehouden wordt voor het<br />
geboortejaar der Geneeffche Kerk. JAN PORTIER,<br />
Geheimfchrijver van den Bisfchop, had nieuwe oproeren<br />
aangeftookt, in welken een Burger gedood<br />
en eenigen gewond werden, waarom hij door den<br />
Raad gevangen werd genomen. Onder zijne papieren<br />
vond men een Bisfchoppelijk Diploma en de bewijzen<br />
eeiier zamenfpanning van den Bisfchop met<br />
den Hertog van Savoye, tegen de regten en voorregten<br />
der ftad, waar door de oogen der Burgeren<br />
geheel geopend werden, wordende PORTIER, niettegenitaande<br />
den aflaat van den Bisfchop, als een<br />
verrader onthoofd.<br />
De Bernfchen, die zich te Geneve onthielden ,<br />
van deze gelegenheid gebruik makende, vorderden<br />
nu, dat men aan hunne Predikanten FAREL , FRU»<br />
MENT en VIRET , die onder befcherming der Afgezanten<br />
van Bern tot hier toe in het geheim geleerd<br />
hadden , vrijheid zou verleenen, om openlijk te prediken,<br />
zoo wel als men dit vergund had aan eenen<br />
nieuwen Roomfchen Prediker, FRANCOIS COUTE*<br />
LIER. Als de Raad, de verrigtingen der Geestelijken<br />
nog te zeer ontziende, hier omtrent zwarigheid<br />
maakte, namen de Euangelifchen de Oeverkerk in,<br />
bij de poort van dezen naam, niet verre van het<br />
Franciskaner Klooster, en FAREL hield in dezelve<br />
op den eerften Maart 1535 de eerfte openbare Preek.<br />
De ontdekking eener nieuwe zamenzweering, om de<br />
ftad den Hertog van Savoye in handen te leveren,<br />
E 3 wef*
68 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. welke gevolgd werd van eene uitbanning der oproe-<br />
Jaari5i7. rigen en het vertrek van des Bisfchops Raad uit de<br />
tor 1552<br />
ftad, bragt verders te weeg , dat de Raad zich<br />
naauwer met de Zwitfcrs verbond, de Hervorming<br />
openlijk aannam , en zelfs van zijne ftad eene vrijplaats<br />
maakte voor de Hervormden , die uit Frankryk<br />
derwaards de tcevlugt namen.<br />
Onder zoo vele woelingen, oproeren en oorlogen,<br />
lagen en geweld van den Bisfchop, den Hertog van<br />
Savoye en trouwelooze Burgers, verkregen de Geneveeztn<br />
hunne vrijheid en te gelijk den gezuivercen<br />
Godsdienst. Ook werd de Hervorming zeer fterk<br />
bevorderd, door de ontdekking van de bedriegerijen<br />
die gepleegd waren met een Marienbeeld, waar aan<br />
men eene wonderdoende magt had toegefchreven. Daar<br />
en boven gaf JAKOB BERNHARD, Abt van het Franciskaner<br />
Klooster, {tellingen uit, om die openlijk te<br />
overwegen, gerigt tegen de regtvaardigmaking uit ce<br />
werken, de vereering der Heiligen en der Beelden,<br />
de menfchelijke overleveringen, de gebeden voor ce<br />
dooden, ea het aanroepen der Heiligen. Deze (tellingen<br />
werden overal rondgezonden, met uitnoodiging<br />
van den Raad aan allen, die dezelve zouden<br />
willen betwisten, en onder toezegging van vrijgeleide.<br />
Doch wegens het verbod van den Bisfchop en den<br />
Hertog verfchenen er flechts weinigen, onder welken<br />
CHARLES, een Leeraar van de Sorbonne, en<br />
CHAPHUSEN , een Dominikaner Monnik. Het<br />
twistgeding duurde vier weken, onder het opzigt<br />
van den Raad; de waarheid zegevierde volkomen ,<br />
terwijl de gemelde verdedigers zich onderwierpen.<br />
Se-
G E S C H I E D E N I S . 69<br />
Sedert nam het getal der Hervormden van dag tot na C. G.<br />
dag toe, en de anderen, ook de Geestelijken en Jaarisi/.<br />
tot 1552.<br />
Monniken, verlieten de ftad in zoo groot een getal,<br />
dat de Raad zich genoodzaakt zag het verlaten der<br />
ftad te verbieden.<br />
Zoodra het Mondgefprek geëindigd was, floeg de<br />
Raad, fchoon gevoelende, dat men met voorzigtigheid<br />
te werk moest gaan, om de gevolgen , evenwel<br />
genoopt door den ijver van het gemeen, en<br />
door de vurige redevoeringen van FAREL , terftond<br />
hand aan het werk. Het gemeen namelijk had reeds<br />
hier en daar begonnen de Beelden en andere werktuigen<br />
van het Bijgeloof te beftormen, en FAREL<br />
had reeds in die Kerken, welke tot nog toe aan de<br />
Roomfchen gebleven waren, gepredikt. De Raad<br />
dan, eens en andermaal de Kanunniken en Kloosterlingen<br />
opgeroepen hebbende, om, zoo zij nog iets<br />
. in te brengen hadden, zich te vertoonen, deed de<br />
overige Beelden wegnemen, en maakte befchikkingerj<br />
over de Kloosters, en bevestigde met een Plakaat<br />
den 27ften Augustus de openbare Euangelieprediking;<br />
men floeg nieuwe munt met het opfchrift:<br />
post tenebras lux, (licht na duisternis,) in plaats<br />
van het oude: post tenebras fpero lucem, (ik hope<br />
op licht na duisternis.) Eindelijk, de Raad liel<br />
een gedenkteeken van koper bij de deur van hel<br />
ftadhuis oprigten, ter eeuwiger gedachtenis van deze<br />
weldaad. Bij het opruimen der Kerken vond<br />
men verfcheidene blijken van gruwelijke bedriegerijen,<br />
om het volk te misleiden. Bij voorbeeld, in<br />
plaats van eenen arm van den Heiligen ANTOWUS,<br />
E 3 wel
7o K E R K E L I J K E<br />
fa C. G. welke met den grootften eerbied plag vereerd te<br />
jaar 1517 worden, vond men een lid of leden van eene rave,<br />
«ot 1552.<br />
en in plaats van de herfeneu van PETRUS,, welke<br />
niet minder heilig geacht waren, een puimfteen.<br />
Thans werd de vrede en eendragt onder de Burgers<br />
herdeld, de openbare Eeredienst en het Kerkbcltuur<br />
geregeld, en eene Geloofsbelijdenis aangenomen<br />
en bezworen, welke door FAREL was opgefteld,<br />
en welke zich door hare eenvoudigheid aanprees;<br />
voorts verbood men het vieren der Mis en<br />
het verecren der Beelden, onder ftraft'e van gevangenis<br />
en ballingfchap. Ook voerde men de Hervorming<br />
ten platten lande in, in de gemeenten buiten<br />
de ftad, welke aan de ftad onderworpen waren,<br />
waartoe men eene maand tijd gaf, hoewel FAREL<br />
beweerde, dat men het werk van God niet verhinderen<br />
moest.<br />
In dezen ftaat van zaken kwam CALVIN in de<br />
ftad, die nevens FAREL en VIRET tot Leeraar aangenomen<br />
zijnde, het dus ver gelukkig gedaagde werk<br />
met hen voortzette en eindelijk voltooide, voornamelijk<br />
na zijne terugkomst te Geneve, hetwelk hij<br />
met FARKL en die, gelijk wij gezien hebben , had<br />
moeten verlaten. Op zijne voorftelling werd een<br />
Kerkebeftuur en een Kerkeraad van Ouderlingen en<br />
Predikanten ingevoerd, door welken vervolgens de<br />
Kerkelijke zaken behandeld werden, en welke Kerkenorde<br />
federt 1555 ook van de andere Zwitferfche<br />
Kerken is aangenomen (*). Na den dood van CALVIN<br />
werd<br />
(?) SPON. Hifi. van Geneve. RUCHAT Hiftoire de la<br />
Re-
G E S C H I E D E N I S . 71<br />
werd de eerfte plaats in de Kerk en Hoogefchool na C. G.<br />
opgedragen aan THEODORUS BEZA, die zich, door<br />
}aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
de verdienften, aan de Kerk bewezen, heeft beroemd<br />
gemaakt, en in hoogen ouderdom in het jaar 1605<br />
overleden is.<br />
VIJFDE H O O F D S T U K .<br />
Gefchiedenis der Hervorming van Zweden en Denemarken.<br />
Nadat wij dus den oorfprong, voortgang en vestiging<br />
der Hervorming in Sakfen, Zwitferland en bijzonder<br />
in Geneve befchreven hebben, voornamelijk<br />
door den arbeid der drie vermaardlïe Hervormers, LU-<br />
THER, ZWINGLIUS en CALVIN, willen wij den ver<br />
deren voortgang derzelve ontvouwen in andere landen<br />
en rijken van Europa, welker opgerigte Hervormde<br />
Gemeenten, of Sakfen of Zwitferland en<br />
Geneve als hunne Moederkerken erkennen, van welke<br />
zij de Hervorming ontvangen hebben. De Noordfche<br />
Koningrijken Zweden en Denemarken, tot hetwelk<br />
Noorwegen behoort, komen hier het eerst in<br />
aanmerking.<br />
Het Koningrijk Zweden was in het begin der<br />
XVIde eeuw, omtrent het jaar 1520, door de<br />
wreed-<br />
Reformation de la Suisfe. SPANHEIM Orat. Geneva resti-<br />
tuta. WILHELMIUS Hifi. der Reform, te Geneve Rotter<br />
dam 1745. II Deelen in %vo.<br />
E 4<br />
Hervorming<br />
ia<br />
Zweden.<br />
Toeftand<br />
van dat<br />
land in<br />
het begin<br />
der zestiende<br />
eeuw.
7a K E R K E L I J K E<br />
m C. G. wreedheden van CHRISTIERN II, Koning van Dene<br />
janna 17marken, en den Aartsbisfchop van Upfal, Primaat<br />
tot 1552.<br />
van het Rijk, die met denzelven zamenfpande tot<br />
verderf van zijn vaderland, in eenen allerongelukkig-<br />
Iten toeftand. Men had van den Paus LEO X eene<br />
Bulle weten te verwerven, waarbij het geheele Rijk<br />
in den ban gedaan, en CHRISTIERN benoemd was,<br />
om deze Bulle ten uitvoer te brengen; terwijl JAN<br />
ANGELUS ARCHIMBOUD, Pausfelijke Legaat, het ongelukkige<br />
Zweedfche Volk verder van deszelfs geld ca<br />
bezittingen beroofde, door het veilen en verkoopen<br />
van de Pausfelijke Aflaten. In de hoofdftad Stol;holm<br />
werden, onder het voorwendfel der Pausfelijke<br />
Bulle van den ban, omdat zij de regten van den<br />
Staat tegen den Aartsbisfchop verdedigd hadden, de<br />
Burgemeesters, de Regering der ftad en vierennegentig<br />
Rijksraden in hechtenis genomen, en door beulshanden<br />
ter dood gebragt, waarna Stokholm aan plundering<br />
en moord werd prijsgegeven, zonder onderfcheid<br />
van jaren of geflacht.<br />
Geen land was er bovendien in Europa, waar<br />
de Bisfchoppen, en de Geestelijkheid in het gemeen,<br />
grooter wereldlijke voordeden trokken, uit het Bijgeloof<br />
der tijden, dan in Zweden en Denemarken. De<br />
meeste Bisfchoppen hadden inkomflen, grooter dan<br />
die van den Koning; zij hezaten Kasteden en Sterkten,<br />
die hen onafhankelijk van de Kroon maakten,<br />
en hen in Haat ftdden, om onlusten in het Rijk te<br />
verwekken, en voor den Staat door hunne magt gevaarlijk<br />
te wezen. Zij leefden in de ongebonden-<br />
He overdaad en wedde, terwijl de Adel en de<br />
ove-
G E S C H I E D E N I S . 73<br />
overige inwoners ellendig en behoeftig waren. —• na C. Q.<br />
Eindelijk daagde er een verlosfer voor dit onge Jaansi7.<br />
tot 1552.<br />
lukkig volk op. Deze was GUSTAAF ERICZOON,<br />
WASA bijgenaamd, als zijnde een afftammeling uit GUSTAAF<br />
WASA ,<br />
dit oude Koninklijke gedacht. Zijn karakter wordt<br />
redder<br />
ons dus befchreven. Hij was een van die groote van zijn<br />
geesten, welke de natuur zoo zeldzaam vormt, met vaderland<br />
alle de noodige hoedanigheden, om oVer menfchen<br />
te gebieden, zijn voordeelig voorkomen en verheven<br />
postuur maakten hem aanhangers, waar en zoodra<br />
hij zich vertoonde. Zijne welsprekendheid, waaraan<br />
zijne goede houding kracht bijzette, was zoo veel<br />
te meer overredende, als zij kunfieloos was; zijn<br />
vernuft ontwierp ondernemingen, welke het gemeen<br />
als roekeloos befchouwt, maar welke ftout zijn in<br />
het oog van groote mannen. Zijne onvermoeide<br />
dapperheid deed dezelve wel flagen. Hij was onvertfaagd<br />
met voorzigtigheid, bezat eenen zachteu<br />
imborst in eene woeste eeuw, met één woord,<br />
deugdzaam , zoo veel het hoofd van een partij<br />
zulks zijn kan."<br />
Deze GUSTAAF was gijzelaar geweest bij CHRIS<br />
TIERN, maar tegen het regt der volken gevangen<br />
gehouden. Hij ontfnapte zijne gevangenis, en dwaalde,<br />
als een boer vermomd, om in de bosfchen en<br />
bergen van Dakkarlïê, alwaar hij genoodzaakt was<br />
in de Kopermijnen re arbeiden , ten einde te<br />
kunnen leven en zich te verbergen. In dezen ftaat<br />
durfde hij het ondernemen, om den dwingeland van<br />
den troon te ftooten, Hij maakte zich aan de Boeren<br />
bekend, deze maakten, onder zijn geleide,<br />
E 5 eenen
n<br />
K E R K E / L I J K E<br />
aaC. G . eenen opftand , en daar hij hen fpoedig tot goede<br />
ibldaten vormde, tastte hij CHRISTIERN en den<br />
tot 1555<br />
Aartsbisfchop aan, floeg hen verfcheidene keeren,<br />
en werd eindelijk in het jaar 1523 op eene wettige<br />
wijze door de Zweden tot hunnen Koning verkoren.<br />
Eerflc Onder alle deze voorvallen waren de zaden der<br />
zaden de<br />
Hervor<br />
Hervorming in Zweden gezaaid, door verfcheidene<br />
ming in Duitfche Kooplieden, die op Stokholm, Sudcrko-<br />
Zweden.<br />
ping, Calmar en andere plaatfen handel dreven, en<br />
de ichriften van LUTHER in het land bragten en<br />
verfpreidden. In het leger van GUSTAAF bevonden<br />
zich ook Duitfche troepen, die de zaak van LU<br />
THER waren toegedaan; behalve dat verfcheidene<br />
aanzienlijke Zweedfche jongelingen op de Hoogefchool<br />
te IFittemberg hunne Letteroefeningen voortzettende<br />
, daar de leer der Hervorming hadden ingezogen.<br />
Onder dezen waren OLAUS PETERSON en<br />
LAURENS PETERSON, waarvan de eerfte, in het vervolg,<br />
Herder en Leeraar in Stokholm, en de laatfte<br />
Aartsbisfchop van Upfal geworden is. Deze, bijzonder<br />
de eerfte, in het vaderland wedergekeerd,<br />
verzuimden niet, hetgeen zij in Duitschland geleerd<br />
hadden, eerst heimelijk aan hunne vrienden mede te<br />
deelen, en vervolgens meer openlijk te verkondigen.<br />
GUSTAAF , die, gedurende zijn omzwerven, zich<br />
ook eenigen tijd te Lubek onthoudende, daar fmaak<br />
gekregen had, in de waarheid van het Euangelie,<br />
begunftigde de pogingen dezer lieden, doch met alle<br />
bedachtzame voorzigtigheid; in het eerst zich vergenoegende<br />
, het verfpreiden der Hervormde leer<br />
oogluikende te dulden, en vervolgens meer openlijk<br />
zelfs
G E S C H I E D E N I S . 75<br />
zelfs op de Scholen toe te laten; doch als in het ïaC. G.<br />
jaar 1524 eenige dweepzuchtige Herdoopers, en daar<br />
ot 1552.<br />
onder ME LCHIOR RINK en KNIPPERDOLLING, met<br />
eenige anderen uit Duitschland en Holland te Stokholm<br />
overgekomen, aldaar, terwijl de Koning afwezig<br />
was, op eene buitenfporige wijze, onderftonden<br />
de Beelden en andere Kerkfieraden met geweld uit<br />
de Kerken te werpen en te vernielen, terwijl de<br />
Lutherfthe Leeraars zulks hadden aangezien, in verwachting,<br />
dat deze drift ten hunnen voordeele zou<br />
verkeeren; fruitte GUSTAAF, te Stokholm wedergekeerd<br />
, terflond deze baldadigheid, doende deze<br />
Geestdrijvers vatten en ftraffen, en de Lutherfchen<br />
berispende, dat zij zich niet in tijds tegen dezelven<br />
hadden aangekant.<br />
OEAUS PETERSON ging ondertusfchen ftandvastig<br />
voort met de Euangelieleer te verkondigen , en<br />
fcheidde zich voorts openlijk van de Roomschgezinden,<br />
die hij tegen zich voornamelijk in het harnas<br />
joeg, door een wettig huwelijk aan te gaan en eene<br />
vrouw te trouwen, waar tegen de Koning hem in<br />
Zijne befcherming nam en handhaafde. In eene vergadering<br />
van de Geestelijkheid vorderde de Koning<br />
van dezelve, dat zij hun aandeel zouden opbrengen<br />
tot de rijkslasten , ten einde in den tegenwoordigen<br />
nood des vaderlands te voorzien, hier tegen verzette<br />
zich de Bisfchop van Linkoping, JOANNES BRASKE,<br />
tevens bij deze gelegenheid zijne befchuldiging tegen<br />
OLAUS PETERSEN inbrengende. Op dit laatfte merkte<br />
de Koning aan: dat OLAUS met de Heil. Schrift<br />
gijn huwelijk verdedigde, en dat het den Bisfchop<br />
vrij
•76 K E R K E L I J K E<br />
Ba C. G vrijftond, hem uit de Schrift van de ongeoorloofd<br />
Jaan
G E S C H I E D E N I S . 77<br />
te bewijzen. Het antwoord des Konings was, dat r a C O.<br />
hij van de Geestelijkheid niets onbillijks geëischt J aari5i7*<br />
at 155a.<br />
had, en dus bij dien eisch bleef volharden; wat.<br />
OLAUS PETERSEN betrof, dat hij bereid was, denzeiven,<br />
zoo wel als alle andere Ketters, te ftraffen,<br />
mids dat die te voren behoorlijk wederlegd en overtuigd<br />
waren; dat hij van het levensgedrag en de zeden<br />
van OLAUS alles goeds vernomen had, zoodat nijd<br />
en afgunst hem ligtelijk de fmet der Ketterij had<br />
kunnen aanwrijven. De Aartsbisfchop, hier door<br />
getroffen, en zich van zijne krachten te veel verbeeldende,<br />
droeg toen den Koning voor: dat hij<br />
bereid was, OLAUS in tegenwoordigheid zijner Majefteit<br />
en derzelver Staatsdienaren van Ketterij te<br />
overtuigen, zoodat zij allen daarvan getuigenis zouden<br />
kunnen dragen.<br />
De Koning, die zoodanige onderhandeling nuttig, Mondgat<br />
ja noodig keurde, om de waarheid te bevorderen , fprek te<br />
Upfal.<br />
vatte den Aartsbisfchop bij het woord, en gebood,<br />
dat men een wederzijdsch mondgefprek in het openbaar<br />
zou houden, in het Kollegie te Upfal, waarbij<br />
hij zelf wilde tegenwoordig zijn, met zijne Staatsdienaars<br />
, als ook de Rijksraden en Leden van Staat;<br />
waartoe OLAUS, een ijverig voorftander der waarheid,<br />
zich terftond bereid toonde; doch de Aartsbifchop<br />
en deszelfs aanhang toonden zich huiverig,<br />
toen het op ftuk van zaken aankwam, voorwendende,<br />
dat het met hunne waardigheid onbeflaanbaar<br />
was, met iemand te redetwisten, wiens Regters zij<br />
waren, maar waarfchijnlijk bevreesd voor de geleerdheid<br />
en welfprekendheid van OLAUS ; waarom<br />
zij
78 K E R K E L I J K E<br />
na C. G zij PETRUS GALLE, Profesfor in de Godgeleerdheid<br />
Jaari5i7<br />
op de Hoogefchool van Upfal, gebruikten, om de<br />
tot 1552.<br />
Pausfelijke leerftellingen tegen OLAUS te verdedigen.<br />
Dit mondgefprek had plaats in het jaar 1526, in<br />
tegenwoordigheid van den Koning en eene aanzienelijke<br />
vergadering der voornaamtte Regeringsleden<br />
van Zweden, hebbende de Koning bevolen, dat alles,<br />
wat van weêrszijde werd voortgebragt, naauw»<br />
keurig zou worden opgefchreven. De artikelen ,<br />
waar over gehandeld werd, waren de voornaamfte<br />
verfchilftukken tusfehen de Hervormers en de<br />
Roomschgezinden: over de regtvaardigmaking des<br />
zondaars voor God, of dezelve uit de werken zij,<br />
dan alleen uit genade om de verdienden van CHRIS<br />
TUS, welke de mensch behoort aan te nemen en<br />
zich toe te pasfen, met een zeker vertrouwen? Of<br />
de vergeving der zonden door aflaat van den Paus<br />
kracht hebbe? over de vrije wil des menfchen in<br />
zijne bekeering; over de verdiendelijkheid der goede<br />
werken ter zaligheid; over de Pausfelijke overleveringen<br />
, de Misfen voor de dooden, de aanroeping<br />
der Heiligen, Bedevaarten naar Heilige plaatfen enz.<br />
over het Vagevuur, over de Aflaten, het gebruik<br />
des Avondmaals onder céne gedaante, den ongehuwden<br />
ftaat der Geestelijken, de tijdelijke magt der<br />
Geestelijken en derzelver waardigheden enz. Nadat<br />
men over dit alles over en weder gefproken had,<br />
zonder dat men het zelfs eens was over de bronnen<br />
van bewijsredenen, waartoe de Roomschgezinden de<br />
overleveringen, de uitfpraken der Kerkvaderen, en<br />
der Kerkvergaderingen, als ook de befluiten der<br />
Pau-
G E S C H I E D E N I S . 71<br />
Paufen wilden gebruiken, terwijl OLAUS geene anna C. G;<br />
dere bewijzen wilde toelaten, dan die uit de Heilige laan 517.<br />
tot 1552.<br />
Schrift ontleend waren, als den eenigen regel des<br />
geloofs en der zeden, gebood de Koning, dat de<br />
beide zamenfprekers hunne bewijsredenen in gefchrift<br />
zouden Hellen, opdat Godsdienllige hoorders en lezers<br />
zouden kunnen weten en oordeelen, welke partij<br />
de waarheid verdedigde, en den Godsdienst leerde,<br />
welke in de Heilige Schrift vervat is. Dus nam<br />
dit mondgefprek een einde, GALLE ftelde zijne bewijzen<br />
voor de leere der Roomschgezinden in gefchrift,<br />
gelijk OLAUS PETERSEN de zijne voor de<br />
leere der Hervormden (*).<br />
Het gevolg van dit gefprek was, niettegenftaande<br />
alle de woelingen van JAN BRASKE, Bisfchop van<br />
Linkoping, ten tegendeele, dat de Euangelieleer van<br />
dag tot dag voortgangen maakte. Vele Edellieden<br />
verkozen voor zich bijzondere Predikers, die in hunne<br />
Sloten en Kasteelen voor hen het Euangelie predikten,<br />
fommigen uit zucht tot nieuwigheid; anderen<br />
uit lust tot de waarheid, anderen, om de welfprekendheid<br />
dezer Predikers, en weder anderen, om<br />
den Vorst te behagen, die zich voor de Hervorming<br />
genegen toonde.<br />
In datzelfde jaar 1526 beriep de Koning eenen Rijksdag<br />
Rijksdag te Stokholm, op welken in 's Konings naam<br />
te Stoklroltn.<br />
werd voorgefteld, dat men, wegens den nood des<br />
(*) Men vindt het verhandelde in dit mondgefprek<br />
bij GERDES T. III. Hifi. Evang. Renov. in Monum. pag.<br />
I53-I8I-<br />
va-
8ó K E R K E L I J K E<br />
na C. G , vaderlands, de Kerkdijken behoorde te verph'gten'<br />
Jaarisn<br />
• tot het wedergeven der goederen, welke zij onWettot<br />
1552<br />
' tiglijk bezaten, en dat zij niet langer behoorden verfchoond<br />
te worden van te helpen dragen in de algemeene<br />
lasten van den Staat. Eenparig Hemden de<br />
Rijksftanden, uitgezonderd de Geestelijken, dat de<br />
Kerkelijke tienden van een jaar, ten minde twee<br />
derde van dezelve, in de openbare fchatkist geflort<br />
zouden worden.<br />
Nader De Geestelijkheid, en voornamelijk JOANNES MAmondgefprek<br />
te GNUS , Aartsbisfchop van Upfal, waren over dit<br />
Upfal. befluit, gelijk men denken mag, tèn uiterfle misnoegd,<br />
en poogden hetzelve met alle magt vruchteloos<br />
te maken; zich beklagende, dat hun onregt<br />
aangedaan, hunne voorregten gefchonden , en de<br />
Katholijke Godsdienst veracht werd. Hierop ontbood<br />
de Koning, omtrent Pinkfleren des jaars 1526<br />
te Upfal gekomen, den Aartsbisfchop met zijne Kanunniken,<br />
om in hun Kapittel bijeen te komen, al<br />
waar ook OLAUS PETERSEN en GALLE tegenwoordig<br />
waren, en een nieuw mondgefprek gehouden<br />
werd over de inkomften en vrijheid van belastingen<br />
der Geestelijken. De Koning vraagde: van waar<br />
de Kerkdijken de Prebenden en Kerkelijke vrijheid<br />
hadden? GALLE antwoordde: uit de gifte van Godvruchtige<br />
Koningen en Vorsten, volgens Gods<br />
woord, tot onderhoud der Kerk mildelijk gefchonken:<br />
de Koning hernam: Indien de Kerkdijken hunne<br />
goederen en Kerkelijke vrijheid hebben uit de milddadigheid<br />
der Koningen, of dan ook niet uit diezelfde<br />
magt de gifte eindigde, voornamelijk dewijl de Kerke-
G E S C H I E D E N I S . 8ï<br />
keliiken deze goederen misbruiken? GALLE zeide: na C. G,<br />
Indien de Kerkelijke goederen worden vernietigd , Jaarisi?.<br />
tot 1552.<br />
vervalt de Kerk zelve, tegen den wil en de belofte<br />
van CHRISTUS , die zegt: dat de poorten der hel<br />
dezelve niet zullen overweldigen. De Koning ging<br />
voort: De Kerkelijke goederen worden bedeed aan<br />
luije buiken , die niet verftaan iets nuttigs voor de<br />
Kerk te prediken of te fchrijven, en die flechts geleerd<br />
hebben, hunne zoogenoemde Kanonieke uren te<br />
zingen, hetwelk zeer velen zonder Godsdienfligbeid<br />
doen. Nademaal derhalve uit Gods woord niet kon<br />
bewezen worden, dat de Prebenden volftrekt tot de<br />
Kerk behooren, en die goederen de godzaligheid<br />
niet vermeerderen, of tot een noodzakelijk gebruik<br />
bedeed worden, zouden zij wettiger tot een beter gebruik<br />
worden aangewend, opdat zij voor den Staat<br />
en de Kerk voordeelig waren. Hierop zweeg GALLE.<br />
De Koning beval toen den Aartsbisfchop te antwoorden<br />
, doch deze weigerde zulks. Nu begon de<br />
Opziener der Hoofdkerk M. GEORGE TURSON deftig<br />
voor de voorregten der Kerkdijken te redenen, zeggende:<br />
„Het is aan niemand geoorloofd,zonder gevaar<br />
van den ban en de eeuwige verdoemenis iets<br />
aan de Kerk te ontvreemden." De Koning hoorde<br />
de fnerpende taal van den Redenaar met geduld aan;<br />
maar beval den Godgeleerde als een' Godgeleerde te<br />
fpreken, en hetgeen hij' gezegd had, uit de Heilige<br />
Schrift te bewijzen. Vervolgens ontvouwde de Koning<br />
zijne meening op deze wijze: dat hij aan godvruchtige<br />
Euangeliedienaren geene eere volgens Gods<br />
woord , of een noodzakelijk en eerlijk onderhoud<br />
HERV. II. F wil
8a K E R K E L I J K E<br />
na C. G wilde weigeren; maar dat bij niet zag, dat men aan<br />
Jaari5i7<br />
lutje buiken, die in Kerken en Kloosters leefden ,<br />
tot 1552<br />
iets verfchuldigd was. Alzoo de Kapittel heeren hier<br />
op niets hadden te antwoorden, (tond de Koning<br />
op en vertrok naar Stokholm, waar hij den Aartsbisfchop<br />
ontbood (*).<br />
De Ko Deze Aartsbisfchop kon nogtans niet rusten, maar<br />
ning doei<br />
deKerken hitfte alle de Roomschgezinden tegen den Koning<br />
zuiveren op, wien hij verders vele moeijeüjkheden veroorzaak-<br />
en ftelt<br />
Euangete.<br />
De Koning liet hem eindelijk in hechtenis neliepredimen,<br />
doch hem weder ontflagen hebbende, zond<br />
kersaan. hij hem als Gezant naar Po/en, maar de Aartsbisfchop,<br />
zijne goederen heimelijk bijeengepakt en vele<br />
gefchiedkundige (lukken en oorkonden medegenomen<br />
hebbende, begaf zich naar Dantzig, en van daar<br />
naar Rome, alwaar hij eene Gefchiedenis der Gotben<br />
gefchreven heeft, zonder ooit in zijn vaderland weder<br />
te keeren. JAN, Bisfchop van Linkoping, verliet<br />
insgelijks het Rijk en vertrok naar Polen , alwaar<br />
hij in een Klooster gedorven is.<br />
Ondertusfchen begon de Koning niet alleen de Kerk<br />
van Stokholm te hervormen, door alle Afgodifche<br />
gedenkteekens uit dezelve te laten wegnemen, onder<br />
welke een Beeld van St. jforis vnn eene reusachtige<br />
grootte , hetwelk tot verfcheidene bijgeloovigheden<br />
gelegenheid gegeven had; maar ook door Euangelifche<br />
Predikers aan te (lellen, en te belasten, dat de<br />
Godsdienst niet langer in de Latijnfche, maar in de<br />
moedertaal zou verrigt worden.<br />
(*) GRRDES /. C. p. 301.<br />
In
G E S C H I E D E N I S . 83<br />
In het jaar 1527 oordeelde de Koning het noodig,<br />
in een openbaar (taatsfluk zich te verantwoor<br />
den tegen de lasteringen van den Aartsbisfchop van<br />
Upfal; hij gaf in hetzelve te kennen, dat hij geens<br />
zins eene nieuwe leer begunftigde, maar de leer,van<br />
CHRISTUS en de Apostelen ons overgeleverd , wilde<br />
befchermen en handhaven; gezuiverd van naderhand<br />
ingevoerde plegtigheden (*). Dewijl de Geestelijken<br />
ook voortgingen oproerige bewegingen te verwekken<br />
en de Dalekarliers aan het muiten geflagen waren,<br />
beriep de Koning in . het gezegde jaar 1527 weder een'<br />
algemeenen Rijksdag te Westeraas, alwaar op den maaltijd,<br />
op welken de Rijksftenden naar gewoonte door<br />
den Koning onthaald werden, voor de opening van den<br />
Rijksdag, de eerfte plaats aan de tafel aan de Wereldlijke<br />
Rijksraden werd aangewezen, de tweede aan de<br />
Bisfchoppen, tegen de voorgaande gewoonte, toen de<br />
Bisfchoppen de vooraanzitting hadden op foortgelijke<br />
maaltijden; de derde plaats werd beflemd voor den<br />
Adel, de vierde voor de overige Geestelijken ; de<br />
vijfde voor de Burgers; de zesde voor de Boeren.<br />
• De Bisfchoppen, voornamelijk BRASKE, Bisfchop<br />
van Linkoping, hier uit voorziende, wat op den<br />
Rijksdag (tond te gebeuren, namen deze fchikking zoo<br />
hoog op, dat zij nog dienzelfden dag na den maaltijd<br />
in het geheim raadpleegden, en zich met eenen<br />
eed verbonden , dat zij op alle mogelijke wijzen<br />
zich in de voorregten van hunnen (land zouden<br />
handhaven , de Kerkelijke goederen behouden , en<br />
(*) GERDES T, Ut, in Monum. p. 181.<br />
F 2<br />
al-<br />
na C. O.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Rijksdag<br />
te W esteraas.<br />
GUST AA*<br />
wil de<br />
kroon nederleggen
Ï4 K E R K E L I J K E<br />
na C. G alle Ketterijen uitroeijen. Het formulier van dezen<br />
Jaarisi7. eed, door allen onderteekend, werd in de Kerk van<br />
tot 1552<br />
s. JEUIDIUS onder eene grafzetk verborgen, en is<br />
eerst vijftien jaren daarna ontdekt geworden.<br />
De Koning, hier van onbewust, deed den volgenden<br />
dag bij monde van zijnen Kanfelkr LAU-<br />
RENS ANDERSON, het voordel aan de Rijksvergadering,<br />
behalve het overwegen der middelen om de<br />
oproerige bewegingen der Dalekarliers te (tillen, en<br />
den aanval van CHRISTIERN II af te weeren , die<br />
Zweden met eene landing bedreigde , bijzonder<br />
ter (lijving der geldmiddelen van den Staat, de bevestiging<br />
van het voorheen genomen befluit, omtrent<br />
de Kerkelijken er, derzelver goederen en bezittingen,<br />
om voorts te befluiten, dat de Geestelijken<br />
:en gedeelte van hunne onmatige bezittingen en ook<br />
hunne Sloten en Kasteden aan de Kroon zouden af-<br />
[laan, en voorts uit den Rijksraad geweerd en van<br />
alle bewind der zaken ontzet, en het Rijk van alle<br />
Bisfchoppelijk en Pausfelijk geweld ontheven zon<br />
«vorden.<br />
Op dit voordel, door den Kanfdier in 'sKonings<br />
ïaam gedaan, rees de Bisfchop van Linkoping op,<br />
1 :n verklaarde, dat het hem en zijne Medegeestelij-<br />
] ten geenszins verwonderde, dat de Koning deGees-<br />
I elijke goederen tot zich nam, dewijl hij aan de<br />
lutherfchen, die den Godsdienst zeiven aanvielen,<br />
1 lang zoo veel magt gegeven had; doch dat hij<br />
1 liets zou toedaan van alles, wat voorgedekt was<br />
< iver het vervreemden der Kerkelijke goederen, maar<br />
celeer dat hij het Katholijk geloof tot den laatden<br />
adem
G E S C H I E D E N I S . 85<br />
adem zou verdedigen, en dat de Geestelijken niets na C. G.<br />
van hunne regten en voorregten zouden afftaan,<br />
voordat de Paus van Rome, wiens gezag zij in de-<br />
tot 1552.<br />
zen alleen erkenden, en die de hoogde regter in<br />
verfchillen was, hieromtrent beflisfend uitfpraak zou<br />
gedaan hebben.<br />
De Koning, hier door getroffen, en befpeurende,<br />
dat fommigen van de Rijksleden, die aan den ouden<br />
Godsdienst gehecht waren, het oor leenden aan<br />
de woorden van den Bisfchop, dond op en vertoonde<br />
in eene deftige aanfpraak, de dienden, door<br />
hem aan het vaderland , zoo dikwijls met gevaar<br />
van zijn leven, bewezen, terwijl de Geestelijken ledige<br />
en lutje aanfchouwers geweest waren, welke<br />
dienden men thans met ligtzinnigheid en ondankbaarheid<br />
beantwoordde, daar men hem zelfs van Ketterij<br />
wilde betichten; hij verklaarde, de Koninklijke Majedeit<br />
niet in naam of in vertooning te willen bezitten<br />
, maar indien men zijn gezag wilde verachten,<br />
dat hij dan liever van de regering wilde afftaan;<br />
gelijk hij ook terdond daarop, met groote<br />
verontwaardiging, in diezelfde vergadering, de Koninklijke<br />
waardigheid in derzelver fchoot nederlag,<br />
alleen vorderende, dat hem eerst zijn vaderlijk erfgoed<br />
, en de kosten aan het Rijk bedeed, zouden<br />
herdeld en goed gedaan worden , wanneer hij niet<br />
alleen van het Rijk afdaan, maar ook het vaderland<br />
verlaten wilde, zonder daar ooit in weder te keeren.<br />
Met deze woorden verliet de Vorst de vergadering<br />
, begevende zich met de Krijgsbevelhebbers,<br />
die hem aankleefden, naar het Koninklijk Slot, drie<br />
F 3 da
K E R K E L I J K E<br />
na C. G dagen lang allen toegang tot zich verbiedende, al<br />
Jaansn<br />
ïot 1552<br />
leen bleef de Kanfelier in de vergadering, ten einde<br />
te zorgen , dat er geene wanorde voorvallen of onberadene<br />
(lappen gebeuren mogten. Doch de vergadering<br />
fcheidde terftond zonder verdere raadpleging.<br />
Den volgenden dag kwam de vergadering weder<br />
zamen, wanneer er eerst een gefprek voorviel tusfchen<br />
PETRUS GALLE en OLAUS PETERSEN, hetwelk<br />
echter fpoedig werd afgebroken, alzoo de eerfte<br />
niet dan in de Latijnfche taal over Godsdienstzaken<br />
wilde handelen, maar OLAUS in de moedertaal<br />
fprak, welke van allen verdaan werd. Vervolgeus<br />
handelde de vergadering niet zonder hevigheid,<br />
of de Kerkelijke goederen , volgens des Konings<br />
wil, aan de Kroon zouden worden afgedaan,<br />
dan of men derzelver bezitting zou handhaven. De<br />
Kanfelier fprak hierbij zoo erndig en overredend,<br />
dat zelfs fommige Geestelijken hem toevielen, en de<br />
Groot - Maarfchalk van het Rijk, TURO JANSZOON,<br />
die anders de Geestelijkheid aanhing, zich van allen<br />
verlaten ziende, insgelijks den Kanfelier toeviel;<br />
waarop de vergadering bedoot, eene Kommisde uit<br />
haar midden af te zenden naar het Paleis van den<br />
Vorst, om dien te verzekeren, dat alles zou vastgedeld<br />
worden, overeenkomdig hetgeen hij gecischt<br />
had. Hiertoe werden benoemd de Kanfelier en<br />
OLAUS PETERSEN, die met de grootde moeite den<br />
Koning eerst op den vierden dag bewegen konden,<br />
om weder in de vergadering te verfchijnen.<br />
Nu werd door de vergadering bedoten : „ dat<br />
„ de Bisfchoppen voortaan zich zouden onthouden<br />
» van
GESCHIEDENIS. 87<br />
„ van het bewind der rijkszaken, en dat de over- ja C. G.<br />
„ toilige goederen der Kerkdijken, of de Sloten, [aar 1517.<br />
ot 1552.<br />
welke zij bezaten, en dertien duizend Landhoe-<br />
„ ven, welke zij federt den tijd van KAREI, KA-<br />
„ NUT , den laatflen Koning voor de Deenfche on-<br />
,, lusten, binnen omtrent zeventig jaren verkregen<br />
„ hadden, gedeeltelijk aan de Kroon zouden ko-<br />
„ men, gedeeltelijk tot die genen wederkeeren, wier<br />
,, voorouders die hoeven bezeten hadden, enz."<br />
Voorts werden, ten aanzien van het Kerkelijk beftuur,<br />
zekere regels vastgefteld en aan de Kerkdijken<br />
voorgefchreven, welke de Bisfchoppen en Kerkdijken<br />
gelast werden te onderteekenen; al hetwelk<br />
de Koning met zijn gezag bekrachtigde.<br />
Sedert verklaarde de Koning zich openlijk voor de I<br />
Hervorming, bevestigende niet alleen OLAUS PETER- V<br />
)e Herorming<br />
1 Zwe-<br />
SEN in zijn ambt, als Leeraar te Stokholm, maar \<br />
envolook deszelfs Broeder LAURENS tot Aartsbisfchop n >oid.<br />
van Upfal verheffende, aan wien hij ook zijne Nicht<br />
uithuwelijkte, met eene zeer groote huwelijksgave,<br />
ten einde het verlies van den Aartsbisfchop eenigerrnate<br />
te vergoeden en ook zijn genoegen over dit<br />
huwelijk te betoonen.<br />
Thans werd de Koning den iaden Januarij 1528<br />
plegtig gekroond, waarbij een bepaald formulier den<br />
Koning werd voorgelezen, behelzende eene vermaning<br />
en voorfchrift, om zich te gedragen naar den<br />
pligt van eenen Christelijken en Godzaligen Koning (*).<br />
Na<br />
(*) GERDES in Monum. T. III. Hifi. Euang. Renov.<br />
adjunct, p. 187-103.<br />
F 4
na C. G<br />
]aari5i7<br />
tot 1552<br />
88 K E R K E L I J K E<br />
Na het afloopen van de plegtigheid der kroning<br />
en inhuldiging des Konings, werd een Rijksdag ge<br />
houden te Orebo in Nericië, alwaar ook de voor<br />
naamfte Geestelijken van het Koningrijk tegenwoor<br />
dig waren. In deze vergadering werd met algemeen<br />
goedvinden eene Kerkenorde en regeling, die opgefleld<br />
was door LAURÉNS ANDEKSON, den Kanfelier, en<br />
PETERSEN, als Geheimichrijver, (Secretaris,) van<br />
Stokholm, algemeen goedgekeurd en ingevoerd (*).<br />
Volgens dit opftel blijkt het, dat men, de leere van<br />
den gezuiverden Godsdienst in Zweden aannemende,<br />
te gelijk nuodig oordeelde , verfcheidene uiterlijke<br />
gewoonten van het Pausdom te behouden, ten ein<br />
de zoo veel mogelijk de zwakke gemoederen te ge-<br />
moet te komen, doch men verklaarde, in het ge<br />
melde opftel, derzelver gebruik, met verwerping van<br />
alle misbruik; dus werd het Wijwater toegelaten,<br />
waar van gezegd wordt: Het Wijwater wast de<br />
zonden niet af, dit doet alleen het bloed van CHRIS<br />
TUS; maar het doet gedenken aan het gebruik van<br />
den Doop, waarmede wij gedoopt zijn tot verge<br />
ving der zonden. De Beelden der Heiligen worden<br />
niet aangehouden, om die te dienen, maar ter ge<br />
dachtenis van CHRISTUS en de Heiligen, opdat wij<br />
hun leven en godzaligheid navolgen. De Godsdien-<br />
ftigen hebben van ouds geene palmtakken gewijd,<br />
om daar eenige hulp van te verwachten, maar ter<br />
gedachtenis der palmtakken, welke voor JEZUS, bij<br />
zij-<br />
(*) Men vindt dit op Hel in zijn geheel bij GERDEÏ<br />
A c. p. 193 196.
G E S C H I E D E N I S . 89<br />
zijne intrede in Jeruzalem, op den weg gefpreid ia C. G.<br />
werden; aan de gewijde waschkaarfen op den dag [aar 1517.<br />
xx 155a.<br />
van MARIA'S reiniging, komt geene heiligheid toe;<br />
maar alleen aan het ware licht, CHRISTUS, die in<br />
den Tempel aan God werd aangeboden , wien de<br />
gewijde waschkaars beteekeöt. De uitwendige zalving<br />
beteekent de inwendige zalving des Heiligen<br />
Geests, welke den geloovigen noodzakelijk is. Het<br />
gebruik der klokken dient alleen, om het volk tot<br />
den Godsdienst op te roepen. Het /lichten van Kerken<br />
is op zich zelve geen Godsdienst , nademaal<br />
God eigenlijk niet woont in Tempelen, die met<br />
handen gemaakt zijn; maar de noodzakelijkheid vermaant<br />
de Christenen, dat zij plaatfen hebben, om<br />
den Godsdienst te verrigten. De Kerken, ook zout,<br />
fpijs en andere dingen, worden gewijd, niet opdat<br />
zij in zich zeiven heilig zouden zijn; maar wij bidden<br />
, dat wij deze dingen heilig mogen gebruiken,<br />
opdat wij Gods naam niet ontheiligen in de Kerk,<br />
of terwijl wij in heilige zaken verkeeren. Dus is<br />
deze inzegening niet voordeelig voor die gewijde<br />
dingen; maar voor ons, die dezelve gebruiken moeten.<br />
Dus moeten de eenvoudige menfchen onderrigt<br />
worden, dat zij hunne kaarfen liever aan de armen<br />
moeten geven, dan dat zij die voor de Beelden<br />
ontfteken. Het vasten zelf is geen Godsdienst,<br />
maar op deze wijze wordt de begeerlijkheid des<br />
vleefches beteugeld, opdat het hart van den Godsdienltigen<br />
mensch voorbereid worde, om den Godsdienst<br />
ernftig waar te nemen. Heilige dagen worden<br />
gevierd, niet om met lediggaan den Godsdienst<br />
F 5 te
tra C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
OLAUS<br />
PETERSEN<br />
Hand<br />
boekje<br />
enz.<br />
00 K E R K E L I J K E<br />
te verrigten; maar opdat er een gefchikte tijd zij ,<br />
om Gods woord te hooren, en opdat de arbeidslieden<br />
rusten mogen van hunnen arbeid.<br />
Nog moet men de eenvoudige lieden onderrigten,<br />
dat de gewone plegtigheden op de dagen van het<br />
lijden en de opltanüing van CHRISTUS geen ander<br />
gebruik hebben, dan om de gefchiedenis van CHRIS<br />
TUS, die voor ons geleden heeft en opgeftaan is,<br />
aan ons in de gedachtenis te brengen en te behouden.<br />
De Bedevaarten naar Heilige plaatfen zullen ,<br />
met zoo vele behoedzaamheid, als mogelijk is, afgefchaft<br />
worden. Dezelve waren van eerfte af ingefteld,<br />
niet tot eene eigenlijke vereering van God,<br />
of aflaat van zonden op die plaatfen, (want God is<br />
overal;) maar, opdat de Godsdienftige mensen op<br />
die plaatfen betere kennis zou ontvangen van Gods<br />
wezen en wil, door de prediking van Gods woord,<br />
van geleerde mannen daar voorgedragen; trouwens,<br />
het aanfehouwen van godsdienftige zaken fcherpte<br />
de aandoening der Godzaligheid. Dit prentten de<br />
Predikers aan hunne landslieden getrouwelijk in.<br />
Doch dewijl dit gebruik der Bedevaarten heeft opgehouden,<br />
dat men dan ook zelve ophoude, Bedevaarten<br />
te ondernemen.<br />
Tenzelfden tijde fchreef OLAUS PETERSEN een<br />
Handboekje in de Zweedfche taal, bevattende een<br />
voorfchrift voor de Herders en Leeraars, hoe zij<br />
den Godsdienst openlijk hadden waar te nemen ,<br />
zoo ten aanzien van de bediening des Doops, als<br />
der trouwplegtigheden, het bezoeken en vertroosten<br />
van kranken , en over de begrafenisfen. Bovendien gaf<br />
de-
G E S C H I E D E N I S . 91<br />
dezelve Hervormer een afzonderlijk gefchrift in het naC. G.<br />
licht, oven de regtvaardigmaking des zondaars voor jaar 1517.<br />
to: 1552»<br />
Cod, uit hetwelk zijne overeenfiemming met de andere<br />
Hervormers in dit gewigtig leerftuk allerduidelijkst<br />
blijkt. Vooreerst wijst hij in dit gefchrift<br />
aan, dat alle menfchen, die op eene natuurlijke wijze<br />
geboren worden, in zonden ontvangen en geboren<br />
worden; waar uit van zelf volgt, de onmogelijkheid,<br />
dat de vleefchelijke mensch de wet zou<br />
kunnen vervullen en de regtvaardigheid door zijne<br />
eigene werken verdienen : Dat derhalve het eerfte<br />
gebruik der wet is, dat de mensch zich erkenne,<br />
een overtreder der wet, dat is, een zondaar te zijn,<br />
ten tweeden, dat de wet voor hem een tuchtmees<br />
ter zij tot CHRISTUS, dat is, dat hij den zondaar,<br />
als doodfchuldig, tot de genade, die in CHRISTUS<br />
geopenbaard is, en tot de geregtigheid leide, nademaal<br />
CHRISTUS op alle wijze niet alleen aan de wet<br />
voldaan, maar ook onze plaats, in het lijden van<br />
de ftraffen onzer zonden , vervangen heeft.<br />
Na dit bewezen te hebben , ontvouwt hij, hoe<br />
de geregtigheid van CHRISTUS de onze wordt door<br />
het geloof, en op welke wijze de mensch door het<br />
geloof aanneemt, hetgeen hij nooit door eenige zijne<br />
werken zou kunnen verdienen, namelijk, dat hij geregtvaardigd<br />
worde, te weten: de zondaar wordt<br />
geregtvaardigd door het geloof, niet daar in dat<br />
de gehovige zelf handelt door te gelooven, maar<br />
daar in, dat hij de geregtigheid van CHRISTUS<br />
zich toepast, door die aan te nemen. „ Want,"<br />
zegt hij, „ het is geheel genade van God, het-<br />
e e n<br />
n S
92 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ geen ons regtvaardigr. Wij weten toch , dat de<br />
Jaar 1517,<br />
„ toorn Gods oneindig is, welken de zondaar nooit<br />
tot 1552.<br />
„ kan bevredigen. Daarom is de Zoon van God<br />
„ gekomen , geopenbaard in het vleesch, die, in<br />
„ onze plaats, die wij door de zonde verloren wa-<br />
ren, den oneindigen toorn gedragen en eene on-<br />
„ eindige genade verdiend heeft, heilzaam voor al-<br />
„ len, die gelooven. Derhalve die door eigene vver-<br />
„ ken wil geregtvaardigd worden, verfmaadt de ver-<br />
„ dienden van CHRISTUS, en verkrijgt de geregtig-<br />
„ heid geenszins, welke hij zoekt. Doch wij ge-<br />
„ loovende worden bemind in CHRISTUS, maar<br />
„ Gods toorn blijft op de ongeloovigen. De uit-<br />
„ verkorenen in CHIUSTUS zijn Gods kinderen om<br />
,, de verdienden en de verlosfing, die door Gods<br />
eeniggeboienen Zoon, vleesch geworden zijnde,<br />
„ gefchied is, die daarom onze Broeder heeft wil-<br />
„ len worden, opdat hij het ambt van Middelaar<br />
„ zou vervullen. Dit vertrouwen der zaligheid en<br />
„ der verkiezing onderhoudt de Heilige Geest in de<br />
„ geregtvaardigden of geloovigen, als hun leids-<br />
„ man, door wiens mond de geloovigen in de oe-<br />
, fening van goede werken en gehoorzaamheid aan<br />
„ Gods woord dagelijks toenemen."<br />
Uit dit alles leidt hij vervolgens af, wat het zij,<br />
; iet Euangelie te prediken, en verklaart: dat het<br />
Euangelie te prediken is de vergeving der zonden<br />
m de geregtigheid van CHRISTUS te verkondigen,<br />
vaar op in de wedergeborenen de goede werken vol<br />
den , wel niet volmaakt goede, uit hoofde van den<br />
:og in het vleesch wonenden ouden ADAM, die te<br />
gen
G E S C H I E D E N I S . 93<br />
gen de goedheid en volmaaktheid ftrijdt, maar nogtans<br />
aangename , om de verzoening in CHRISTUS<br />
gefchied, en het beftuur van den Heiligen Geest,<br />
door wien elk geloovige, die Gods woord gehoorzaamt,<br />
geleid wordt.<br />
Doch wat voorts de belooning der goede werken<br />
betreft, deze, zegt hij, alhoewel door CHRISTUS<br />
zeer overvloediglijk beloofd, zoeken echter de geloovigen<br />
eigenlijk niet, als welke dezelve ontvangen<br />
zullen uit de genade der belofte, niet uit de verdienstelijkheid<br />
des werks, zoodat zij, die zich eenen<br />
grooten loon zoeken , van denzelven geheel verdoken<br />
worden, nademaal de geloovige niets beters kan<br />
doen, dan dat hij aan den medewerkenden God,<br />
(wien alleen de eere toekomt,) de eere geve, erkennende<br />
, dat de belooning uit genade is , maar<br />
niet, dat hij aan zich zeiven een deel der eere toefchrijve.<br />
Want het ware leven des menfchen is de<br />
eere van God.<br />
Langs dezen weg is dan de Hervorming door geHervorheel Zweden uitgebreid en gevestigd, ook verfpreidming<br />
in<br />
Finland.<br />
de zich de Euangelieleer in Finland, voornamelijk<br />
toen het Nieuwe Testament volgens de Zweedfche<br />
Bijbelvertaling ook in het Finlandsch werd<br />
overgezet, hetwelk gefchied is door M. MICHAEL<br />
AGRICOLA , een Fin uit Nyland en Leeraar te Abo.<br />
Niettegenltaande dit alles, bleef de aanhang der<br />
Pausgezinden nog geftadig woelen. Onder anderen<br />
verwekte THUR JANSZON, die onlangs Rijks-Maarfchalk<br />
geweest was, oproerige bewegingen tegen den<br />
Koning GUSTAAF, en tegen de voortgangen der Her-<br />
vor-<br />
na C. G.<br />
Jaarl5i7.<br />
tot 1552.<br />
Pogingen<br />
>m de<br />
I-Jervorningin<br />
ïweden<br />
e vernie*<br />
igen,
na C. G<br />
Jaansi/<br />
tot 1553<br />
door Koning<br />
GUS<br />
TAAF te<br />
leur ge<br />
field.<br />
94 K E R K E L I J K E<br />
vorming; doch het beleid en de dapperheid des Konings<br />
beteugelde dezelve gelukkig; gelijk ook de<br />
ondernemingen van CHRISTIERN II. tegen Zweden<br />
niet alleen voorfpoedig afgeweerd, maar ook voor<br />
altijd gefluit werden, toen deze Koning van Deenmarken<br />
in 1533 door zijnen Oom FREDERIK afgezet,<br />
en ia eene gevangenis geplaatst is, in welke hij 27<br />
jaren van zijn leven heeft doorgebragt.<br />
In het jaar 1537 zonden de Pi oredantfche Vorsten<br />
van Duitschland een Gezamfchap naar Zweden,<br />
ten einde eene vereeniging te fluiten tusfchen de Gemeenten<br />
van Zweden en die in Duitschland, en den<br />
Koning te bewegen tot een verbond ter befcherming<br />
en verdediging van het geloof, indien er om hetzelve<br />
een oorlog ontdaan mogt. Ook was CHRIS-<br />
TIAAN III, Koning van Denemarken, die in het jaar<br />
1538 zijn' vader FREDERIK was opgevolgd , in perfoon<br />
in Zweden overgekomen, om over een verbond<br />
en vriendfchap met Koning GUSTAAF te fpreken; in<br />
het jaar 1540 verwekte LAÜRBMS JANSZON in Oost.<br />
gothland een nieuw oproer, hetwelk echter, na het<br />
ter dood brengen van de hoofden der muiters, fpoedig<br />
tot rust gebragt werd.<br />
Als de Paus PAULUS III in 1542 bedacht, om<br />
eene Kerkvergadering te Trente te houden, ook aan<br />
de Proteflantfche Vorsten in Duitschland eene Bulle<br />
gezonden had, om hen tot die Kerkvergadering uit<br />
te noodigen, werd FRANS BURKHARD , Kanfelier<br />
van den Keurvorst van Sakfen, weder naar Zweden<br />
gezonden, om de vriendfchap te vernieuwen. Ook<br />
trad de Koning in het volgende jaar 1543 in het<br />
Smal.
G E S C H I E D E N I S . 95<br />
Smalkaldifche verbond, met belofte van wederzijdfchen<br />
onderftand.<br />
Eindelijk werd er in het jaar 1544 te Westeraas<br />
weder een Rijksdag gehouden, op welken de Koning<br />
met eene ernftige aanfpraak de Rijksftenden<br />
vermaande, aan de zuivere leere getrouw te blijven,<br />
gelijk daar toe eenparig befloten werd, terwijl tevens<br />
aan GUSTAAF de erfelijke opvolging zijner Zonen en<br />
Nakomelingen werd opgedragen. In het volgende<br />
jaar 1545 vond de Koning noodig, andermaal zich<br />
in het openbaar te verantwoorden tegen de befchuldiging:<br />
dat hij ongewone en met het Christelijk<br />
geloof firijdende nieuwigheden in den Christelijken<br />
Godsdienst had ingevoerd ; op eenen volgenden<br />
Rijksdag in het jaar 1546 gehouden, werden insgelijks<br />
verfcheidene fchikkingen gemaakt, welke tot<br />
den eeredienst en de zeden betrekking hadden ; nog<br />
verklaarde de Koning in het volgende jaar 1547 D<br />
na C. O.»<br />
jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
Ü<br />
openbare afkondiging, dat hij behoorlijk zorge wilde<br />
gedragen hebben voor het onderhoud der Kerkelijken.<br />
Terwijl de Paus vertoefde de Kerkvergadering<br />
tot ftand te brengen, had Keizer KAREL V in<br />
het jaar 1548 het ontwerp, hetwelk men Interim<br />
noemde , laten opfeilen en uitgeven. Dit opftel<br />
werd ook in Zweden overgebragt, alwaar Koning<br />
GUSTAAF het naauwkeurig door zijne voornaamfte<br />
Kerkelijken liet onderzoeken, die het voor een zamenweeffel<br />
van Pausfelijke list verklaarden, waarop<br />
hetzelve verworpen werd.<br />
Deze roemwaardige Vorst overleed na eene regering<br />
van 38 jaren, in den ouderdom van ruim 70<br />
ja
«s C. G. jaren, in het jaar 1560, latende het Rijk na aan zij<br />
Janri5i7. nen Zoon ERIK, die hetzelve tot het jaar 1568 on<br />
tot 1552.<br />
der afwisfclende lotgevallen beftuurd heeft, hebben<br />
Hervorming<br />
in<br />
Denemarken.<br />
96 K E R K E L I J K E<br />
de tot zijnen opvolger zijnen Broeder JAN , na wien<br />
in het jaar 1594 geregeerd heeft zijn Zoon SIGIS-<br />
MUND , die te gelijk Koning van Polen was; eindelijk<br />
kreeg een derde Zoon van GUSTAAF, KAREL IX,<br />
in 1600 de teugels van het Rijk in handen , die<br />
de Hervorming op nieuw in Zweden heeft beves<br />
tigd, en in het jaar 1611 bij zijn overlijden tot zij<br />
nen opvolger gehad heeft zijnen Zoon, den beroem<br />
den GUSTAAF ADOLF.<br />
De nabuurfchap van Denemarken met Zweden,<br />
noodigt ons, om, na het verhaal der Hervorming<br />
van dit Rijk, onmiddelijk over te gaan tot het ver<br />
haal der Hervorming van Denemarken en Noorwe-<br />
gen. Reeds vroeg werd de Hervorming in Dene<br />
marken aangevangen, en wel, hetgeen in den eer-<br />
ften opflag vreemd moet voorkomen, onder de re-<br />
gering en den invloed van CHRISTIERN II, welken<br />
Vorst wij reeds hebben leeren kennen in de Ge<br />
fchiedenis der Hervorming van Zweden, en wiens<br />
wreedheid en onregtvaardigheid in de Gefchiedboe-<br />
ken van dien tijd met de zwartfte kool gebrandmerkt<br />
ftaat, hoewel hij zijne te Stokholm gepleegde wreed<br />
heid verfchoonde met het gezag van den Paus, die<br />
het Zweedfche Rijk in den ban had gedaan (*). Hij<br />
was een Zusterszoon van FREDERIK den Wijzen,<br />
Keurvorst van Sakfen; doch deze vermaagfchap-<br />
Ping»<br />
(*) CERDES Hifi. Evang. Reform. T. III. p. 344.
G E S C H I E D E N I S . 9?<br />
ping, noch godsdienftige gevoelens fchijnen de drijf- ia C. G.<br />
veeren van dezen Vorst geweest te zijn, maar wel [aarlSI?.<br />
ot 1552.<br />
deels, de verraderlijke handelwijze van des Paufen<br />
Legaat en Aflaatskramer ARCHIMBOUD , die de geheimen<br />
, door Koning CHRISTIERN hem toevertrouwd,<br />
in Zweden openbaar, en dus zich zeiven<br />
en het Pausfelijke gezag bij CHRISTIERN gehaat<br />
maakte; deels de heerschzucht van den Koning, die<br />
verlangde, zich van de overheerfching der Bisfchoppen<br />
te ontdaan; deels eindelijk zijne begeerte naar<br />
hunne zoo rijk en overvloedig, als onwettig verkregene<br />
bezittingen. De Bisfchoppen namelijk in Denemarken<br />
waren niet min dan die in Zweden rijk,<br />
geweldig, trotsch en prachtig. Van dit laatfte kan<br />
tot een bewijs verftrekken , de bepaling, voorkomende<br />
in het Wetboek van Koning CHRISTIERN (*),<br />
dat „ de Bisfchoppen, op den Rijksdag of bij an-<br />
„ dere gelegenheden tot den Koning komende, niet<br />
„ meer met fpelende fluiten en flaande trommen<br />
„ zouden worden voorgegaan: dat zij, op reize zijn-<br />
„ de, voortaan maar van twaalf of veertien knech-<br />
„ ten zouden verzeld worden; en dat een Aartsbis-<br />
„ fchop, te paard rijdende, niet meer dan twintig<br />
„ geharnaste ruiters in zijn gevolg zou hebben."(t)<br />
In het jaar 1519 of 1520 kwam PAULUS ELIAS,<br />
Eêrftebe»<br />
geboortig van Wardberg, een ftad je in Halland, rjnfelen<br />
van<br />
(*) Uitgegeven door j. RESENÜS te Koppenhagen in<br />
het jaar 1684 in 410. Vergel. FALSTËR Amcenitt. Phi*<br />
Jolog. Vol. tin Nunu XXIV. p. 149.<br />
(t) GERHE^ u'i fapra p. 347.<br />
HERV. II. G
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
derllervorning<br />
door<br />
ELIAS.<br />
08 K E R K E L I J K E<br />
, van Helfmgner uit het Klooster der Karmeliten al<br />
daar te Koppenhagen, alwaar hij in het nieuw opgerigt<br />
Kollegie der Karmelieten was aangefteld tot<br />
Lezer of Leeraar der Heilige Schrift. Deze man,<br />
eenige fchriften van LUTHER gelezen hebbende, begon<br />
aan eene Hervorming van den Godsdienst te<br />
denken, en de zuivere leer van het Euangelie volgens<br />
LUTHER te leeren, wordende daar in fpoedig<br />
onderfteund door de aanprijzing van PETRUS LILLE,<br />
een voornaam Edelman, die de lesfen van LUTHER<br />
en MELANCHTHON te Wittemherg had bijgewoond,<br />
en na zijne terugkomst in het vaderland derzelver<br />
gevoelens aan zijne landgenooten naar vermogen<br />
aanprees.<br />
Koning De Koning, opgewekt door deze beginfelen , en<br />
CHRIS dezelve voor zijne bedoelingen nuttig oordeelende, of<br />
TIERN<br />
ontbiedt uit andere redenen, een gunftig vooroordeel voor de<br />
Leeraars zelve opvattende, fchreef aan zijne Oomen, de<br />
uit Sakfen<br />
fche Vorsten, dat zij hem eenen Euangelieprediker<br />
wilden zenden, die den Godsdienst zuiver verkondigen<br />
en de Gaestelijken van het beftuur van ftaatszaken<br />
zoude aftrekken. Deze Vorsten zonden hem<br />
op dit verzoek eenen Meester MART IN US, te on<br />
derscheiden van MARTINUS REINHARDT, die door<br />
den Koning in het jaar 1520 tot Leeraar te Koppenhagen<br />
werd aangefteld. Hij predikte in het Hoogduitsch,<br />
onder grooten toeloop van het volk, meestal<br />
uit nieuwsgierigheid zamengevloeid, dewijl zij deze<br />
taal niet verftonden; dit werd echter eenigzins<br />
verholpen, toen hij PAULUS ELIAS tot zijn' medehelper<br />
nam, die, hetgeen hij in het Hoogduitsch<br />
pre-
GESCHIEDENIS. 99<br />
-predikte, in het Deensch vertolkte. Doch deze a c. G,<br />
beiden volhardden niet lang in dezen dienst, MARtot<br />
155a.<br />
TINUS had geene gefchikte uiterlijke gaven om te<br />
prediken, hier door wisten de Geestelijken hem bij<br />
het volk befpottelijk te maken, zoodat hij, verdrietig<br />
geworden, zijn affcheid nam, en naar Wittemberg<br />
terugkeerde. De Koning ontbood toen KARO-<br />
•LOSTADIUS, en zocht zelfs LUTHER te bewegen,<br />
om in Denemarken over te komen, hetgeen echter<br />
niet gebeurde. Evenwel bleef de Koning de zaak der<br />
Hervorming begunftigen. Hij verbood in het jaar<br />
1521 de Hoogefchool te Koppenhagen, de boeken en<br />
fchriften van LUTHER te veroordeelen, hetwelk zij<br />
voornemens was, gelijk wij uit LUTHERS Brieven<br />
weten, uit welken ook blijkt, hoe veel goeds LU<br />
THER zich van dezen Koning voor de Hervorming<br />
voorftelde. In datzelfde jaar belastte hij PAULUS<br />
ELIAS, zeker werk over den pligt der Vorsten in<br />
het Deensch te vertalen, hetwelk men vermoedt, het<br />
Boek geweest te zijn van MACHIAVEL, doch PAO<br />
LUS vertaalde in plaats van die verhandeling het<br />
werkje van ERASMUS, over het onderwijs van een*<br />
Christen Forst, welke vertaling hij aan den Koning<br />
opdroeg; maar de Koning hier over misnoegd geworden,<br />
verzond PAULUS ELIAS van Koppenhagen<br />
naar Aarhus. Het gevolg hier van was, dat ELIAS<br />
van de Hervorming voortaan afkeerig werd, hetwelk<br />
bleek, toen zekere MARTINUS REINHARDT op<br />
'sKonings last op de Hoogefchool van Koppenhagen<br />
beroepen zijnde, eene verhandeling fchreef, in welke<br />
hij: het Pausdom affchilderde, als het Tegenbeeld vaE<br />
Ga de
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
to: 1552,<br />
CHRIS<br />
TIERN<br />
wordt afgezet.<br />
Zijn opvolger<br />
FREDERIK<br />
zet de<br />
Hervorming<br />
voort.<br />
100<br />
K E R K E L I J K E<br />
dc Babijlonifche Ballingfchap. PAULUS ELIAS on<br />
dernam toen, op last van OWEN RILDE, Bisfchop<br />
van Aarhits, deze Verhandeling te wederleggen, bij<br />
welke wederlegging hij een' fcherpen Brief voegde.<br />
Ondertusfchen had de Koning den tijd niet, om<br />
de Hervorming in Denemarken te doen voltooijen.<br />
Zijne wreedheid, dwingelandij en gierigheid bragten<br />
eene omwenteling te weeg. Sommigen van deRijksftaten,<br />
verbitterd wegens ontwerpen, door hem gefmeed,<br />
om de Deenfche vrijheid geheel te vertrappen<br />
, anderen te onvrede over zijne ondernemingen,<br />
om het bijgeloof hunner voorvaderen te vernietigen<br />
, en allen in haat ontftoken , door zijne<br />
wreede behandeling van allen, die zich tegen zijne<br />
gierigheid en heerschzucht aankanteden , fmeedden<br />
eene zamenzweering, om hem van den troon te ontzetten,<br />
en zijn Oom FREDERIK, Hertog van Holflein<br />
en Sleeswyk, op denzelven te plaatfen. De<br />
uitberfting van dezen opftand, in het jaar 1523,<br />
vervulde CHRISTIERN met zoo groote vrees, dat hij<br />
zijn Rijk met de vlugt verliet, en zich naar Holland<br />
begaf, en fedeit eenigen tijd omzworf als balling,<br />
tot hij eindelijk gevangen genomen, en tot zijnen<br />
dood toe, zcvtu en twintig jaren lang, gevangen<br />
gehouden is. Echter verdient dit opmerking, dat<br />
hij, zelfs gedurende ziïn omzwerven, nog bedacht<br />
geweest is, om de Hervorming in Denemarken<br />
dienst te bewijzen. Op zijn gezag namelijk, werd<br />
eene Deenfche Ovcrzcttiug van het Nieuwe Testament<br />
opgcftcld, door JOANNES MICHAELIUS , naar<br />
de Hoogduhfche Overzetting van LUTHER , welke in<br />
het
G E S C H I E D E N I S . IOÏ<br />
tiet jaar 1524 in het licht gegeven is, in welk jaar na C. G.<br />
FREDERIK den 7den Augustus tot Koning van De Jaar 1517.<br />
tot 155<br />
nemarken gekroond is geworden. De gemelde MI-<br />
CHAELIUS was te voren Burgemeester te Malmoe,<br />
en zoo getrouw aan Koning CHRISTIERN, dat hij,<br />
om deszelfs wil, vaderland, vrouw, kinderen, en<br />
bezittingen opofferde, en nooit heeft kunnen bewogen<br />
worden, om terug te keeren, en Koning FRE<br />
DERIK te erkennen. Hij is te Harderwyk in Gelderland<br />
overleden in het jaar 1532.<br />
a<br />
-<br />
/<br />
FREDERIK, de eerfte van dien naam, onder de<br />
Koningen van Denemarken, die aan CHRISTIERN<br />
opvolgde, was Hertog van Sleeswyk en Holftein en<br />
de Oom van CHRISTIERN van Vaders zijde. Deze<br />
FREDERIK had reeds te voren in zijne Hertogdommen<br />
de prediking van het zuiver Euangelie toegelaten<br />
, en zich voor de Hervorming genegen betoond,<br />
men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de<br />
Bisfchoppen en andere Geestelijken, te meer daar<br />
men als eene reden van de onttrooning van den<br />
voorgaanden Koning had aangevoerd , dat hij den<br />
voorouderlijken Godsdienst had verlaten, thans bedacht<br />
waren , om den nieuwen Koning FREDERIK<br />
te verhinderen, hunnen Godsdienst verder eenig nadeel<br />
toe te brengen. Door hun aandrijven werd dan<br />
onder de voorwaarden, welke hij bij het aanvaarden<br />
der regering moest bezweeren, ook dit artikel geplaatst:<br />
„ dat hij den ftand en waardigheid der<br />
,, Geestelijken zou handhaven, en niets ondernemen<br />
„ of dulden, hetwelk ftrijdig zoude zijn met der-<br />
G 3 „ zei
I02 K E R K E L I J K E<br />
lis C. G. „ zeiver vrijheden en voorregten, welke zij tot de-<br />
Jaai-1517. zen dag genoten hadden."<br />
tot 1552.<br />
Ten einde ook den Magiftraat van Koppenhagen<br />
de handen te binden en tot handhaving van den<br />
Roomfchen Godsdienst te verpligten, bewoog LAGHO<br />
URNE , Bisfchop van Zeeland, zijn Kapittel, om<br />
aan den Magiftraat zekere Landhoeven, welke de<br />
Magiftraat reeds lang had begeerd te bezitten, tegen<br />
een jaarlijksch inkomen af te ftaan, onder voorwaarde:<br />
dat de regering het Lutherdom in hare ftad<br />
niet zoude dulden.<br />
JORIS<br />
JENSEN.<br />
De voornaamfte Predikers der hervormde leere,<br />
eerst in Holfiein en de omliggende Gewesten, cn<br />
vervolgens in Denemarken, waren joius JENSEN of<br />
JANSEN, HANS TAUSSAN of TAUSON , en CHRIS<br />
TIERN SCHROK.<br />
JORIS JENSEN, gemeenlijk SADOLINUS, ook VAN<br />
WYBURG genoemd, naar de ftad zijner geboorte,<br />
had de beginfelen der hervormde leer op de Hooge-<br />
"chool te Wittemberg aangenomen , en begon dezelve<br />
omtrent het jaar 1525 in zijne vaderftad Wyburg<br />
aan anderen mede te deelen. JORIS FRIS,<br />
Bisfchop van Wyburg, kantte zich hier tegen, maar<br />
Koning FREDERIK vergunde hem fchriftelijk daartoe<br />
irerlof, en tevens vrijheid, om eene School op te<br />
: igten, welke dus de eerfte Euangelifche School in<br />
Denemarken geweest is. Hij zette de Hervorming<br />
1 net allen ijver voort, en tevens met ongemeene<br />
ro-edkeuring, zoodat hij, in het jaar 1537, door<br />
4 Coning CHIUSTIAAN III, tot het Bisdom van Odenzee
G E S C H I E D E N I S . 103<br />
zee op het Eiland Funen bevorderd werd, wanneer ia C. Gé<br />
[aan 517.<br />
hij zijne leer niet alleen tegen de heimelijke Roomsch<br />
tot 1552.<br />
gezinden, maar ook tegen de Herdoopers, die bewegingen<br />
verwekten, befchermde, met dien ijver,<br />
dat hij zelfs fommigen van de laatstgemelden in de<br />
gevangenis deed zetten. Hij heeft geleefd tot het<br />
jaar 1559.<br />
HANSTAÜ-<br />
HANS TAUSON of TAUSSAN , werd geboren, in<br />
SON of<br />
het dorp Birkende op Funen, in het jaar 1494» TAUSSAN.<br />
Uit geringe ouders, van den boerenftand. Als jongeling<br />
, lust hebbende tot de ftudien, maar geen' on*<br />
derftand daartoe kunnende genieten van zijne ouders,<br />
begaf hij zich in het Klooster Antvorskof, alwaar<br />
hij de gunst verwierf van den Prior ESKILD, zoodat<br />
hij op kosten van het Klooster gezonden werd,<br />
om zijne letteroefeningen voort te zetten, op welke<br />
Hoogefchool hij wilde , uitgezonderd Wittemberg,<br />
hetwelk wegens LUTHER bij deze Monniken in een'<br />
kwaden reuk was van onregtzinnigheid. TAUSON<br />
begaf zich derhalve naar Keulen, doch fchielijk een'<br />
walg krijgende van de beuzelingen der Schoolfche<br />
Leeraren, vertrok hij, zijne belofte ter zijde (tellende,<br />
naar Wittemberg, van waar hij naar Rostok<br />
gekomen, in het jaar 1521 tot Meester verklaard<br />
Werd, en regt verkreeg, om de Godgeleerdheid t£<br />
onderwijzen. Hier vertoefde hij echter niet lang,<br />
alzoo zijn Klooster, op welks kosten hij geftudeerd<br />
had, zijnen dienst vorderde. Dus in het Klooster<br />
teruggekeerd, maakte hij zijn werk, om de gebreken<br />
en ondeugden der Monniken te beltraffen, en hun<br />
den Bijbel te verklaren, vervolgens ook de dwalin-<br />
G 4 gen
104 K E R K E L I J K E<br />
na C. G , gen en afwijkingen der Roomschgezinden aan te wij<br />
Jaari5i7<br />
zen en te wederleggen. Dit maakte fpoedig de Mon<br />
cot 1552<br />
niken tegen hem gaande, voornamelijk, toen hij, in<br />
het jaar 1524, hun duidelijk predikte, dat alleen de<br />
verdienften van CHRISTUS ons tot zaligheid kunnen<br />
baten, maar niet goede werken of eigen verzonnene<br />
genoegdoeningen. De Prior ESKILD , die voorheen<br />
zijn begunftiger geweest was, werd nu zijn vijand,<br />
en verzond hem naar Wyburg, in het Klooster van<br />
St. Jan van Jeruzalem, alwaar hij opgefloten zon<br />
blijven, en dus verhinderd worden, om zijne leere<br />
aan anderen te verkondigen. Doch TAUSSAN liet<br />
niet na, aan de Kloosterbroeders de waarheid aan<br />
te prijzen, ja men zegt, dat hij door de venftertralien<br />
van zijne gevangenis het voorbijgaande volk<br />
leerde, met dat gevolg, dat hij onder anderen een'<br />
Franciskaner Monnik, ERASMUS genaamd, en nog<br />
een' anderen Broeder THÖGER, tot de erkentenis der<br />
waarheid bekeerde.<br />
Hoe het zij, het blijkt, dat hij in het jaar 1526<br />
door den Koning bij eenen openen Brief tot deszelfs<br />
Kappellaan benoemd werd, en vrijheid verkreeg,<br />
om in Wyburg het Euangelie te verkondigen, met<br />
belofte van vrijwaring tegen alle beleedigingen van<br />
Gsestelijken of Wereldlijken (*). Het gevolg hier<br />
(*) Des Kor.ings Brief flaat in liet Iloogduitsch uit<br />
de Bib Ito th. Dauica T. I. p. 8. bij GE R DES Hifi. Eraitg.<br />
Rcnov. T. III. Moimm. p. «02. waar uit wij denzelvea<br />
bier overnemen:<br />
„ Wir FRiEpRicü vou Gottes gunden der Diinen, Wen-<br />
van<br />
u dca
GESCHIEDENIS. iojf<br />
van was, dat de Prior van het Klooster, in hetwelk aa C. G<br />
hij zich tot hier toe bevond, hem daar uit dreef, Iaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
maar even daar door voor hem een ruimer veld<br />
opende, om ten nutte der gemeente werkzaam te<br />
zijn,<br />
„ den und Gothen König, erwehlter König zu Norwe-<br />
„ gen, Hertog zu Schleswig, Holftein, Stormarn und<br />
„ Ditmerfchen, GraiT zu Oldenburg und Delmenhorst,<br />
„ grusfen euch, uns liebe Burgermeistere, Rath und Ge-<br />
„ meine unferer Handelftadt Wiborg freundlich mit Gott<br />
„ und unferer Gnade. Wifset liebe freunde, dafs wir den<br />
„ zeiger diefes briefs, Mag. Hans Taufsan nunmehro<br />
„ unter uufere Hut, Friede, Schutz und Schirm genom-<br />
„ men haben, ihn nach allen rechte befonders zu vertre»<br />
„ ten und zu verthSdigen."<br />
„ So haben wir auch' ihn in unfern dienst zu unferen<br />
„ Capellanen angenommen, jedoch haben wir ihm Er-<br />
„ laubnisf und befehl gegeben, einige zeit beij euch in<br />
„ Wiborg zu bleiben, dafs Heilige Euangelium fur euch<br />
„ zu predigen."<br />
„ Darum bitten wir Euch, und befehlen einen jeden<br />
„ infonderheid alles ernfter, dasf ihr benannten Mag.<br />
„ Hans Taufsan unfern Dienern und Capellanen in un-<br />
„ feren abwefeuheit in unfern fiadt gegen alle es feij<br />
„ geistliche oder weltliche befchutzet und vertheijdiget,<br />
„ welche ihn mit macht und gewalt unferm fchutzbrief<br />
„ zuwieder uberfallen wollen. Diefes wollen wir gegen<br />
„ euch alle und einen jeden verfchulden, darum unter-<br />
„ lafset es auf keine weife beij unferer gunst und gnade.<br />
„ Gegeben in unferer handelfladt Aalberg, am tage St.<br />
„ Simonis Apostoli im jahr MDXXVI. Unter unferm in-<br />
„ fiegel."<br />
G 5
naC. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552-<br />
JO6 K E R K E L I J K E<br />
zijn , welke hem niet alleen met grooten toeloop<br />
hoorde prediken, maar ook, wanneer de Bisfchop<br />
FRIS ondernemen wilde, het preeken met den fterken<br />
arm te beletten, de wapenen opvatte, om den<br />
Leeraar te befchermen; zoodat de Koning met zijn<br />
gezag tusfchen beiden moest komen, op wiens bevel<br />
de Geestelijkheid zich van alle geweld moest<br />
onthouden, tot 's Konings overkomst, doch inmiddels<br />
zou de prediking vrij blijven, en TOUSSANT als<br />
Euangeliedienaar zijnen post te Wyburg blijven waarnemen.<br />
TOUSSANT, opdat wij dit in het voorbijgaan hier<br />
bij voegen, is eerst in het jaar 1529 naar Koppenhagen<br />
beroepen, alwaar hij de zaak der Hervorming<br />
tot het jaar 1533 heeft voorgedaan, wanneer hij, na<br />
den dood van Koning FREDF.RIK, door het ontdaan<br />
van eenige opfchuddingen, die ftad moest verlaten,<br />
doch kort daarna herfteld zijnde, is hij echter in<br />
het jaar 1537 naar Ros tok verhuisd, zijnde aldaar<br />
lot Predikant en Lector der Godgeleerdheid beroepen,<br />
tot dat hij verheven werd tot het Bisdom van<br />
Rypen. alwaar hij in het jaar 1561, in den ouderdom<br />
van 67 jaren, overleden is.<br />
Nog had de Hervorming eenen ijverigen voorftander<br />
en verkondiger in CHRISTIAAN SCHROCK, die<br />
tegen de Aflaten, het Vagevuur, de verdienstelijkheid<br />
der goede werken, de aanroeping der Heiligen<br />
en de Mis predikte, waar door de Bisfchop van<br />
Odenzee, JAN ANDRIESSEN, zoo vergrimde, dat hij<br />
in eenen bitteren Brief aan de regering van Asfensverklaarde,<br />
dat het veel beter was, dat allen, zoo<br />
Lu-
GESCHIEDENIS. 107<br />
Lutherfchen als Roomschgezinden, aan ééne galg rta C» G.<br />
werden opgehangen, dan dat zij een enkel offer der [nart 517.<br />
tot 1552.<br />
Mis, als zijnde een' Goddelijken dienst, zouden<br />
verwaarloozen, dagende te gelijk de Lutherfcfte<br />
Leeraren uit, om eenige waarheid uit de H. Schrift<br />
aan te voeren, welke de Roomfchen verdraaid of<br />
verzwegen zouden hebben (*).<br />
, De Koning, die de uiterfte voorzigtigheid noodig Rijksdag<br />
had te gebruiken, wegens den invloed, welken de te Odenzee,<br />
en<br />
Geestelijkheid nog bezat, dewijl velen der Rijks- befluit,<br />
grooten dezelve nog bleven aanhangen, en niets wil aldaar genomen.lende<br />
doen, zonder of tegen den zin der Stenden,<br />
beriep in dit jaar 1527 eenen Rijksdag te Odenzee<br />
op Funen, aan welken hij in eene deftige aanfpraak<br />
vertoonde, de fchandelijke misbruiken, welke in den<br />
Godsdienst waren ingeflopen , en de noodzakelijkheid<br />
eener Hervorming; tevens doende opmerken ,<br />
hoe de leere van LUTHER reeds alom diepe wortelen<br />
had gefchoten, Zoodat dezelve, zonder den ondergang<br />
des lands te veroorzaken, niet zou kunnen<br />
uitgeroeid worden; dat hij wel, bij zijne komst tot<br />
den troon, beloofd had, den Godsdienst te handhaven,<br />
doch dat hij zich daar door geenszins verbonden<br />
achtte, om dwalingen en oudwijffche fabelen<br />
onder zijne Koninklijke befcherming te nemen ,<br />
Of onwaardige Geestelijken te begunftigen. Op 'sKo-<br />
nings<br />
(*) Deze Brief, die gedagteekend is te Odenzee, den<br />
108 K E R K E L I J K E<br />
na C. G nings voorftel werd toen door de Rijksvergadering,<br />
Jaansi7 hoezeer tegen den zin van vele Bisfchoppen en<br />
tot 1552.<br />
Geestelijken, een befluit genomen en vastgefteld: I.<br />
Pat het een' iegelijk zou vrijftaan, of hij den Lutherfchen<br />
of den Roomfcben Godsdienst wilde aannemen.<br />
II. Dat niemand, ter zake van den Godsdienst,<br />
gemoeid zou worden, door Inquifitie of gewetensdwang.<br />
III. Dat de Koning de Lutherfcben,<br />
die tot dus verre geene veiligheid hadden gehad ,<br />
zoo wel als de Roomschgezinden, door zijn gezag,<br />
tegen alle geweld en overlast, zou befchcrmen. IV.<br />
Dat het aan de Monniken en Nonnen en alle Geestelijken<br />
zou vrijftaan, hunne Kloosters te verlaten,<br />
en te trouwen, of ongetrouwd in een eerbaar leven<br />
te blijven. Nog werden eenige andere zaken vastgefteld,<br />
als: dat voortaan aan de Bisfchoppen zon<br />
verboden zijn, den Bisfchoppelijken Mantel, gelijk'<br />
uien het noemde, te Rome te verzoeken, en daarvoor<br />
geld naar Rome te zenden; dat de verkiezing<br />
der Bisfchoppen zou ftaan bij de Kapittelen; insgelijks,<br />
dat het zoogenoemd Kerkelijk Regtsgebied<br />
binnen zekere bepalingen gebragt , en den Kerkelijken<br />
gelast zou worden, zich niet in Wereldlijke zaken<br />
te mengen. Voorts werden de Kerkelijke goederen ,<br />
welke zij bezaten, aan hen overgelaten, als ook het<br />
voarregt, om voor geene Wereldlijke Regtbank te<br />
regt te ftaan, zij behielden ook vrijheden van belastingen<br />
enz.<br />
Dit befluit der Rijksvergadering gaf den Hervor',<br />
meren moed, vele Geestelijken en Monniken maakten<br />
gebruik van de verkregene vrijheid, om te trouwen<br />
,
GESCHIEDENIS. 100<br />
wen, en gingen eerlijke huwelijken aan (*); de leer na C. G.<br />
der waarheid werd door verfcheidene dienaars van Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
het Euangelie, met vele vrijmoedigheid, in Denemarken<br />
verkondigd, waar door in het algemeen eene<br />
zeer fchielijke verandering in de manier van denken<br />
omtrent zaken van den Godsdienst veroorzaakt<br />
werd. Onder de Leeraars, die zeer veel hier toe<br />
hebben bijgebragt, was FRANS WORMORD , een Amfterdammer,<br />
die naderhand Bisfchop of Superintendent<br />
van Lunde geweest is, en die in het jaar 1528<br />
eene Deenfche vertaling, van het Boek der Pfalmen,<br />
heeft gegeven, in welke, uit de Opfchrifien, door<br />
hem aan het hoofd van iederen Pfalm geplaatst, te<br />
zien is, dat hij, in verfcheidene Pfalmen, die in<br />
het algemeen niet voor Profetisch gehouden worden,<br />
voorzeggingen gevonden heeft, aangaande CHRIS<br />
TUS, zijne Apostelen en de eerfte Christenkerk (f)«<br />
Te Mahnoe in Schonen vond de leere der Hervorming<br />
zoo veel ingang, dat men daar, in plaats<br />
der Latijnfche Gezangen, welke men tot hier toe<br />
gezongen had, naar de gewoonte der Roomfche<br />
Kerk, nu Gezangen in As. Deenfche moedertaal openlijk<br />
invoerde, waar toe CLAUS MARTENSON en zijn<br />
ambt-<br />
(*) Zeker Schrijver van dien tijd drukt zich desaangaande<br />
dus uit: Ba fahe man wunder über wunder,<br />
wie die Ff af en fich nach der menfchen dochter umfahen,<br />
und Palingenii rath folgten: fi te delectant formofte<br />
membra puella;, i, pete conjugium!<br />
Ct) GERDES /. C. T. III. p. 365 370.
jio K E R K E L I J K E<br />
t» C. G. ambtgenoot HANS SPANGEMAKER hunnen arbeid ver-<br />
Jaari5i7 eenigden; ja in het volgende jaar 1529 werd hier<br />
tot 1552<br />
de Roomfche eeredienst geheel afgefchaft, en de Euangelieprediking<br />
ingevoerd, hetwelk door dén Koning<br />
FREDERIK werd bekrachtigd, die tevens beval,<br />
dat men de Kerkelijke goederen zou hefteden<br />
aan een Gasthuis voor arme lieden, en het oprigten<br />
van een Godgeleerd School of Gymnafium, in hetwelk<br />
de eerfte Hoogleeraars waren de gemelde KLAÜS<br />
MARTENSON , of NICOLAUS MARTINIUS , ANDR1ES-<br />
SEN , die een Monnik geweest was , vervolgens<br />
FRANS WORMORD, die ook de kap had afgelegd,<br />
en OLAUS CHRYSOSTOMUS, en PETRUS LAURENS-<br />
ZON , van welken OLAUS CHRYSOSTOMUS kort daarna<br />
naar Koppenhagen als eerfte Euangelieprediker<br />
beroepen is. Derwaarts werd ten zelfden einde door<br />
den Koning in dat jaar ook beroepen TAUSSAN , die<br />
tot hier toe, gelijk wij gezien hebben, te Wyburg<br />
geleerd had.<br />
In dat jaar 1529 werd te Flensburg een gefprek<br />
gehouden tusfchen de Predikanten en MELCHIOR.<br />
HOFFMAN , die zich door zijne dweeperijen en geestdrijverijen<br />
zoo berucht heeft gemaakt in Duitschland,<br />
op bevel van den Koning, HOFFMAN was<br />
in het jaar 1527 van Maagdenburg beroepen naar<br />
Kiel in het Holfteinfche, maar gaf fpoedig aanleiding<br />
tot moeijelijkheden, door het voordragen van<br />
zijne bijzondere gevoelens, maar ook door zijn gedurig<br />
uitvaren tegen andere Leeraren van het Euangejie;<br />
welke fpoedig zoo hoog liepen, dat er de<br />
Ko-
G E S C H I E D E N I S . in<br />
Koning kennis van nam; in het mondgefprek hier na C. G.<br />
op gehouden, werd voornamelijk gehandeld over de Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
tegenwoordigheid van CHRISTUS ligchaam in het<br />
Avondmaal , omtrent welk verfchilpunt HOFFMAN<br />
meer neigde tot het gevoelen der Zwitferfche dan<br />
der Sak/ifche Hervormers, HOFFMAN werd, alhoewel<br />
men hem in dit Huk niet van dwaling had kunnen<br />
overtuigen, nogtans, na dit gehouden gefprek,<br />
genoodzaakt, het gebied des Konings te verlaten,<br />
en naar Duitschland te keeren.<br />
In het volgende jaar 1530 hield de Koning FRE<br />
DERIK weder eenen Rijksdag te Koppenhagen, waar<br />
voor alle Bisfchoppen en Prelaten te gelijk met de<br />
voornaamfte verdedigers der Hervormde leer ontboden<br />
werden, opdat men beider leere daar in overweging<br />
nemen , en eindelijk een beflisfend befluit<br />
vastftellen zou mogen, ter wegneming van de tweedragt,<br />
die het land zoo lang gefchokt had. De Lutherfchen<br />
leverden bij deze gelegenheid eene Geloofsbelijdenis,<br />
voornamelijk door TAUSSAN opgefteld ,<br />
aan de vergadering over, beftaande in drie en veertig<br />
artikelen (*), welker hoofdinhoud het volgende<br />
behelsde: „ Dat er voor een' Christen geen an-<br />
„ dere regel des geloofs kan erkend worden, dan<br />
„ alleen de leer van CHRISTUS, die begrepen is in<br />
de Heilige Schrift. Dat er geene andere wijsheid<br />
„ of genoegdoening is, dan de verdienden, het lij—<br />
„ den en den dood van JEZUS, alzoo daar in de<br />
„ genoegdoening te vinden zij voor alle onze zon-<br />
(*) GERDES T. III. p. 377. Monum p. 217.<br />
„ den.
112 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ den. Men behoeve wel niet alle uitwendige Kerk-<br />
Jaarisi7.<br />
„ plegtigheden te verwerpen, maar zekerlijk zulke,<br />
tot 155a.<br />
„ welke met Gods woord ftrijdig zijn , en welke<br />
„ geacht zouden worden, den mensch eenige hei-<br />
„ ligheid toe te voegen. De ware Kerk is de ge-<br />
„ meenfchap der Heiligen, en van allen, die door<br />
,, het waar geloof met God en zijnen Zoon ver-<br />
,, eenigd zijn. Eene andere bijzondere Kerk, hoe<br />
„ heilig en heerlijk zij zich ook uitwendig moge<br />
„ vertoonen, is voor niets te achten, dewijl zij dik-<br />
„ wijls ftrijdig is met de ware Kerk, en die genen<br />
„ veroordeelt, die God zegent, verwerpt, die God<br />
„ aanneemt, voor Ketters verklaart de genen , die<br />
,, de gezonde leer leeren, en die de zonden en on-<br />
„ deugden beftraffen en kastijden. De door menfchen<br />
uitgedachte zegeningen en aflaten zijn vloe-<br />
,, ken voor God. Daar zijn twee Sacramenten; die<br />
,, er meer invoeren, handelen buiten de H. Schrift.<br />
„ Het huwelijk, zoo als het van God is ingefteld,<br />
„ is heilig cn eerbaar, en kuisch in hetzelve te le-<br />
„ ven, is ware kuischheid voor God ; doch het-<br />
„ zelve aan mannen en vrouwen te verbieden, on*<br />
„ der fchijn van kuischheid, is eene leere niet van<br />
„ God, maar van den Duivel. De Monnikenge-<br />
,, loften zijn ijdd. De ware dienst van God beftaat<br />
„ niet in uitwendige gezangen, misfen, nachtwaken,<br />
„ kerken, fcheeren van het hoofd, Monnikskappen ,<br />
,, zalving enz. maar in het aanbidden van God in<br />
„ geest en waarheid, hetwelk is, met het hart ge-<br />
,, l joven en met den mond belijden, den eenen wa-<br />
„ ren God en JEZUS CHRISTUS onzen Zaligmaker.<br />
„ De
G E S C H I E D E N I S . »3<br />
,, De ware Christus-Mis is de gedachtenis van het na C. di<br />
„ lijden en den dood van JEZUS CHRISTUS, bij Jaansi74<br />
tot 1552.<br />
„ welke zijn ligchaam gegeten en zijn bloed gedron-<br />
,, ken wordt, tot een zeker pand, dat wij de vergeving<br />
„ der zonden hebben in zijnen naam. Waar de-<br />
,, zelve gevierd wordt, daar moet de Christen beide<br />
„ de deelen deelachtig zijn , het ligchaam in het<br />
„ brood, het bloed in den wijn, ten behoeve van<br />
„ zich zeiven, als levende, terwijl integendeel de<br />
„ offerande, welke in de Mis voor levenden en<br />
„ dooden geofferd wordt , belagchelijk is. Men-<br />
„ fchelijke verdienden, hoedanige zij ook zijn, afla-<br />
„ ten en andere dergelijken gelden niets bij God,<br />
„ en vermogen niets tot onze zaligheid, gelijk de<br />
„ Monniken hebben willen beweeren. Daar zijn<br />
geene andere Bisfchoppen of Priesters dan de Be-<br />
,, dienaars des Woords, en het is dezer pligt, niet<br />
„ wereldlijke zaken te bezorgen, veel minder krijg<br />
„ of in den krijg eenig bevel te voeren, voor te<br />
„ zitten in Regtbanken enz. veel meer moeten zij<br />
„ aan de aardfche magt onderdanig zijn in alles,<br />
,, wat niet ftrijdt met God en deszelfs befluiten.<br />
,, Wij behooren zeker onze zonden voor God en<br />
,, zijnen Zoon te belijden , en om vergeving der<br />
„ misdaden te bidden, maar de Oorbiecht, welke<br />
„ tot hier toe in gebruik was, is eene menfchelijke<br />
„ uitvinding, en moet daarom verworpen worden.<br />
,, Allen, die in JEZUS CHRISTUS gelooven, zijn<br />
,, Priesters, voor zoo ver zij aan God eene aange-<br />
„ name en levende offerande opofferen , leeren en<br />
„ bidden , maar uit dezen moeten, met toeftem*<br />
HERV. II. H „ ming
114 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ mirig der gemeente, predikers van Gods woord,<br />
Jaari5i7 „ en befturers van den eeredienst verkozen worden.<br />
tot 155a<br />
„ Maar alle lediggaande Monniken zijn onwaardig,<br />
,, dat zij Kerkelijke beneficiën genieten. Ook is het<br />
,, beter, (opdat alle bijgeloof gemijd worde,) dat<br />
,, er in het geheel geene Beelden in de Kerk zijn,<br />
„ niet om den wil van wel onderwezene en echte<br />
„ Christenen , die daardoor geen nadeel lijden,<br />
„ al werden de Beelden behouden , maar om der<br />
,, eenvoudigen wil, die door dezelve ligtelijk in een'<br />
„ verkeerden zin kunnen verleid worden. Het Hoofd<br />
,, en de Befchermer der Kerk is alleen CHRISTUS,<br />
„ en behalve hem, geen fchepfel in hemel of op<br />
aarde, en van dit hoofd vloeijen zaligheid en heil<br />
„ voor alle de leden der Kerk, d. i. voor alle ware<br />
,, Christenen."<br />
Van de zijde der Roomschgezinden werden insgelijks<br />
eenige artikelen ten getale van zeven en twintig<br />
aan den Koning en den Rijksdag ingeleverd; doch<br />
dezelve behelsden niet hunne leer, als welke zij aan<br />
geen onderzoek, vooral niet van Leeken, zoo als<br />
de Koning en de Rijksgrooten waren, onderworpen<br />
wilden hebben,maar eene voordragt van dwalingen,<br />
welke zij aan hunne partij te last leiden. Voorts<br />
begeerden zij, dat de Koning, volgens zijnen pligt,<br />
zou handelen met de genen, die deze dwalingen<br />
koesterden en verfpreidden; ook dat niemand derzelven,<br />
voor dat er uitipraak gedaan was, zonder<br />
borgtogt, Koppenhagen zou verlaten, alzoo zij zich<br />
fterk maakten, zoo voor de Heilige Kerk te zullen<br />
ftrijden, dat zij zich bereid verklaarden, indien zij<br />
ii iet
G E S C H I E D E N I S . 115<br />
niet bewezen, dat hunne partijen van de ware Kerk na C. G*<br />
waren afgedwaald, dan tot derzelver gevoelens over Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
te gaan, doch tevens hetzelve van hunne partijen<br />
eifchende, indien deze door hen overwonnen werden.<br />
De XXVII. Artikelen van de befchuldigingen door<br />
de Roomschgezinden, als behelzende zoo vele dwalingen<br />
der Hervormden, aangevoerd, waren de volgende<br />
: (*)<br />
L Dat de Heilige Kerk reeds al 1300 of. 1400 jaren<br />
na CHRISTUS geboorte gedwaald hebbe.<br />
II. Dat de oude plegtigheden der Kerk, hare gewoonten,<br />
inftellingen, als ook het vasten, kleeding,<br />
waardigheden, Prelaatfchappen en dergelijke moeten<br />
veranderd en afgefchaft worden.<br />
III. Dat alle geregtigheid alleen in het geloof beftaat,<br />
IV. Dat God geene werken aanziet, en dat dezelve<br />
niet nuttig zijn tot zaligheid, hoe uitmuntend<br />
zij ook fchijnen mogen, en hoewel zij op het bevel<br />
van God of menfchen gewerkt worden.<br />
V. Dat de mensch geen' vrijen wil heeft, en dat<br />
hetgeen in de wereld gebeurt, zoo gebeurt, dat het<br />
niet anders gebeuren kan.<br />
VI. En dat het derhalve niet in onze magt is,<br />
iets te doen of niet te doen.<br />
VII. Dat het goddeloos is, de Heiligen aan te<br />
roepen, en niet minder goddeloos, de beenderen of<br />
overblijffelen der Heiligen te vereeren.<br />
vin,<br />
(*) GERDES /. t. Mm. p, 231-233.<br />
H ft
n6 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. VUL Dat er na den dood geene verlosfing noch<br />
Jaari.517 vertroosting der zielen plaats hebbe, en dat er na<br />
tot 1552.<br />
den dood geene vergeving gefchonken wordt.<br />
IX. Dat er niet meer dan twee Sacramenten zijn,<br />
de Doop en des Heeren Avondmaal, zijnde de overige<br />
flechts uitvindingen van menfchen.<br />
X. Dat het onthouden van den Beker aan de Leeken,<br />
ftrijdt met de leere van CHRISTUS.<br />
XI. En dat dus de Bisfchoppen en Priesters, als<br />
dieven en roovers de Leeken van het eene deel van<br />
het Sacrament beroofd hebben.<br />
XII. Dat alle Christenen van beiderlei kunne<br />
Priesters zijn.<br />
XIII. Dat er geen uitwendig Priesterfchap is.<br />
XIV. En dat, het derhalve aan allen, die in<br />
CHRISTUS gedoopt zijn, vrijftaat, CHRISTUS ligchaam<br />
te wijden, en alle dienden te verrigten, welke<br />
aan de Dienaren van CHRISTUS behooren.<br />
XV. Dat al de Roomfche Paufen na de tijden der<br />
Apostelen Antichristen geweest zijn.<br />
XVI. En dat derhalve alle Bisfchoppen en Priesters,<br />
die van hen gewijd zijn, geene ware Priesters<br />
en Bisfchoppen, maar Papisten zijn.<br />
XVH. Dat alle Priesters getrouwd moeten zijn.,<br />
en dat, als hunne vrouwen derven, het hun geoorloofd<br />
is, indien zij willen, eene andere te nemen.<br />
XVIII. En dat derhalve de kuischheid der Priesteren<br />
eene uitvinding des Satans is.<br />
XIX. Dat de Mis geene Offerande is. En dat het<br />
Nieuwe Testament geene bijzondere Offerande heefr.<br />
XX. En derhalve, dat zij, die heden Mis vieren<br />
op
G E S C H I E D E N I S . 117<br />
op de wijze der Roomfche Kerk, een gruwelijk ftuk na C G.<br />
bedrijven, dewijl zij CHRISTUS dagelijks op nieuw Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
kruifigen.<br />
XXI. Dat de Mis voor niemand bate geeft, en<br />
eene ijdele uitvinding is.<br />
XXII. En dus dat alle Misfen, nachtwaken, gebeden,<br />
aalmoezen, en vasten, welke voor de overledenen<br />
gefchieden, ijdel goochelfpel en bedrog zijn.<br />
XXIII. En derhalve dat de inkom ften en tienden<br />
en andere dergelijke dingen , welke oudtijds aan<br />
Kloosters en Kerken gefchonken zijn, aan de Vors.<br />
ïen onregtvaardig zijn ontnomen, om de gierigheid<br />
der Monniken te voeden.<br />
XXIV. Dat geene geloften het geweten verbinden,<br />
en dat derhalve bet Kloosterleven niets anders is,<br />
dan loutere huichelarij en bedrog, welke niet overeenkomt<br />
met de leere van CHRISTUS, noch met een<br />
goed geweten.<br />
XXV. En dat derhalve alle Kloosters vernietigd<br />
en de geloften verbroken moeten worden.<br />
XXVI. En dat HANS TAUSSAN zich de magt heeft<br />
aangematigd, om de Pastoren, die zij thans hebben,<br />
te wijden.<br />
XXVII. En dat voornamelijk te Wyburg alle de<br />
genen, die den ouden Godsdienst volgen , veroordeeld<br />
en in den ban gedaan zijn.<br />
De Koning deed deze Artikelen, zoodra zij overgegeven<br />
waren, aan TAUSSAN en zijne aanhangeren<br />
in handen ftellen, ten einde daarop hunne aanmerkingen<br />
over te leveren, gelijk dezen ook deden bij<br />
H 3 Wij.
n8 K E R K E L I J K E<br />
na C. G wijze van eene Apologie of verantwoording (*);<br />
Jaari5i7 waarin zij onder anderen omtrent het vijfde Artikel<br />
tot 1552.<br />
over den vrijen wil zich dus verklaren: „ Wat<br />
„ er in de magt fta van onzen vrijen wil, leert de<br />
„ dagelijkfche ondervinding genoeg , weshalve wij<br />
,, uit de Heftige Schrift geleerd worden, dat wij<br />
„ van natuur blind zijn, en God niet waarlijk ken-<br />
,;, nen, zoo als hij is. Joann. IX. Hoe zouden<br />
„ wij dan dien God regt kunnen dienen, dien wij<br />
„ van natuur niet kennen? Daarom zegt ook PAU-<br />
„ LUS, dat God niet alleen volbrengt, het gene<br />
,, goed in ons is, manr ook, dat hij in ons den<br />
,, wil fchept, die naar het goede ftrekt. Waarom<br />
,, ook CHRISTUS zegt, dat niemand tot hem komt,<br />
„ ten zij de Vader hem trekke enz. De Heere God<br />
„ heeft ons, bij de eerfte fchepping , zoo gefcha-<br />
„ pen, dat wij iets kunnen doen, te weten, eten,<br />
„ drinken , ftaan, wandelen, en andere dergelijke<br />
„ natuurlijke daden verrigten. Doch, zoodra wij<br />
„ op ons zelve alleen vertrouwen en ftaan, beha-<br />
„ gen deze dingen terftond aan God niet, omdat<br />
„ een kwade boom geene goede vruchten kan voort-<br />
„ brengen. Matth. VII. Het is dus noodzakelijk,<br />
,, dat God van ons een nieuw fchepfel make, het-<br />
„ welk niet op zich zelve maar op God fteunt.<br />
„ Filipp. IV."<br />
Nadat dus de ftaat des verfchils van weêrsztjden<br />
was opgemaakt, fcheen er niets overig, dan dat<br />
par-<br />
(*) GERDES /. c. Monum. p. 234-237.
G E S C H I E D E N I S . 119<br />
partijen ter overweging van denzelven kwamen. na C. G.<br />
Doch nu ontftond er, gelijk meermalen, vooraf een<br />
Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
zware twist, vooreerst: Over de taal, van welke<br />
men, in dit gefprek , gebruik zou maken ? De<br />
Roomfchen ftonden hardnekkig op de Latijnfche taal,<br />
in welke zij het voordeel hadden van hunne Schoolfche<br />
termen en onderfcheidingen; maar de Euangelifchen<br />
wilden de Deenfche taal gebruikt hebben ,<br />
welke, als de moedertaal, van alle de aanwezenden<br />
verdaan werd. Ten tweede: Men vraagde , wie<br />
de Regter zou zijn, om de verfchillen te beoordeelen<br />
? Daar voor wilden de Euangelifchen gehouden<br />
hebben het woord van God, en uit hetzelve den<br />
Koning, den Raad en het geheele Volk; maar de<br />
Roomschgezinden vorderden daartoe den Paus van<br />
Rome, of ten minfte eene algemeene Kerkvergadering.<br />
Daar men van weêrskanten op zijne meening ftaan<br />
bleef, werd hier door het mondgefprek afgebroken,<br />
terwijl de Roomfchen aan de Lutherfchen de fchuld<br />
gaven, die zij voor Ketters, Scheurmakers en onwaardigen<br />
verklaarden, dat de Bisfchoppen zich verder<br />
met hen zouden inlaten, tevens zich beklagende,<br />
dat zij met foldaten omringd geweest waren,<br />
en dus geene vrijheid hadden gehad, om hun gevoelen<br />
naar behooren voor te dragen en te verdedigen;<br />
waartegen de Lutherfchen hen befchuldigden,<br />
dat zij allerhande uitwegen gezocht, en den Koning,<br />
de Stenden en het ganfche volk opzettelijk te leui<br />
gefteld hadden, tevens leverden zij aan de vergade<br />
ring een opftel over, bevattende twaalf punten ,<br />
H 4 wel
120 K E R K E L I J K E<br />
na C G. welke als eene algemeene verantwoording van hunne<br />
Jaan5i7. leer en gedrag kunnen aangemerkt worden. De ver<br />
toe 1552.<br />
gadering, dezen uitfJag van zaken ziende , ftelde ,<br />
op voordragt van den Koning , dit befluit vast:<br />
„ Dat de Euangelifchen Gods woord van nu en<br />
„ voortaan vrij en openlijk zouden prediken , tot<br />
„ dat er een einde van alle twisten zou gemaakt<br />
„ worden door eene algemeene Kerkvergadering van<br />
,, het geheele Christendom, terwijl de Koning on-<br />
„ dertusfehen aan de beide partijen zijne befcher-<br />
„ ming beloofde."<br />
Hoe zeer het gedrag der Roomfche Geestelijkheid<br />
in Denemarken toen reeds verminderd was, bleek<br />
ook hier in, dat de Koning in dit jaar 1530, JAN<br />
ANDRIESSE BELDENACK , Bisfchop van Odenzee,<br />
wegens misdaden door eene regtbank beftaande uit<br />
de leden der Rijksvergadering en eenige Bisfchoppen,<br />
deed oordeelen, die hem ook veroordeelden en<br />
in eene geldboete verwezen. Op de befchuldiging,<br />
door de Roomschgezinden tegen den Koning herhaald,<br />
dat hij, tegen de verdragen bij de aanvaarding<br />
der regering, den Lutherfchen aanhang begun-<br />
[ligde, antwoordde de Koning: „ Dat hij LUTHER.<br />
„ noch eenig ander mensch ontzag, maar alleen die<br />
„ genen befchermde, die hij wist, dat de Godde-<br />
„ lijke waarheid waren toegedaan, waartoe de Bis-<br />
„ fchoppen niet minder verpligt waren, het zij de-<br />
(, ze waarheid door de Roomfchen of door L U -<br />
, THER was voorgedragen, hetwelk voor eenen<br />
1<br />
, waarheidminnaar onverfchillig behoorde te we»<br />
j<br />
, zen."<br />
1<br />
Se-
G E S C H I E D E N I S . 121<br />
Sedert nam het getal der genen, die de Hervor na C. G.<br />
mingsleer waren toegedaan, in Denemarken van dag Jaan.517.<br />
tot 155a.<br />
tot dag toe, vele Kloosters en overtollige Kerken<br />
weiden verlaten, in het jaar 1531 verbrijzelde het<br />
gemeen te Koppenhagen, in eenen oploop, de Beelden<br />
in de Lieve Vrouvvekerk; vele Monniken verlieten<br />
hunnen ftand, en omhelsden de nieuwe legere.<br />
In het begin des volgenden jaars trad de Koning,<br />
ter verdediging van zijn Rijk, tegen alle ondernemingen<br />
der Roomschgezinden, ook in het verbond,<br />
hetwelk de Duitfche Vors en in Smalkalden gefloten<br />
hadden.<br />
De onverwachte dood van den Koning FREDE Dood vaa<br />
RIK, die den loden April 1533, in den ouderdom den KoningFREvan<br />
LXIl jaren overleed , dreigde aan de Hervor DERIK ,<br />
ming in Denemarken een groot onheil. Terftond lïremt do<br />
Hervor<br />
ftaken de Geestelijken het hoofd op. In de eerfte<br />
mingee- plaats betwistten zij het regt van opvolging aan nigentijd.<br />
FREDERIKS oudften Zoon, CHRISTIAAN, Hertog<br />
van Sleeswyk en Holfiein, die der Lutherfche leer<br />
openlijk toegedaan en een zeer Godsdienftig Vorst<br />
was. Het was namelijk veelal door hun toedoen ,<br />
dat fommigen het oog floegen op FREDERIKS jongden<br />
Zoon JOANNES, die nog een kind was, hetwelk<br />
men dan in den Roomfchen Godsdienst wilde<br />
opgevoed hebben. Anderen zelfs begeerden den gewezen<br />
Koning CHRISTIERN II herfteld te hebben.<br />
Het gevolg van deze verfchillen was eene Tusfchenregering,<br />
welke tot het jaar 1536 duurde; gedurende<br />
welken tijd de Geestelijken op eenen Rijksdag ,<br />
die te Koppenhagen gehouden werd, doordrongen ,<br />
H 5 dat
ISt K E R K E L I J K E<br />
asC. G dat men ernftig handden zou over het herttellen van<br />
Jaari5i7 den Roomfchen Godsdienst; men befloot, dat de<br />
tot 1552<br />
Kloosters en Kerken in den Itaat zouden blijven ,<br />
waar in zij zich bevonden; de Geestelijkheid bewerkte<br />
voorts, dat de aanzienlijkfte voorftanders der<br />
Hervorming de vergadering verlieten, onder betuiging,<br />
dat zij geene verantwoording wilden hebben<br />
voor de gevolgen dezer Tusfchenregering.<br />
Dewijl HANS TAUSSAN boven alle anderen bij de<br />
Roomschgezinden gehaat was, vereenigden zich alle<br />
de Geestehjken tegen hem, en hem met menigvuldige<br />
befchuldigingen aanvallende, deden zij hem in<br />
hechtenis nemen, en dreven hunne zaak zoo ver ,<br />
dat TAUSSAN veroordeeld werd, om naar de wetten<br />
geltraft te worden , ten ware hij de Geestelijken om<br />
genade bad; doch op voorfpraak van vele Rijksleden,<br />
die voor opfchudding onder het volk vreesden,<br />
werd het vonnis in zoo verre verzacht, dat<br />
TAUSSAN verboden werd, in Koppenhagen te prediken<br />
, of eenige godsdienftige zaak te verrigten ,<br />
dat hij geene boeken meer fchrijven, binnen een<br />
maand Zeeland ruimen, en in Zeeland of Schonen<br />
niet weder komen zou enz. Doch, het volk dit<br />
vonnis tegen hunnen Prediker vernemende, verzamelde<br />
in groote menigte op de markt, en eischte<br />
met veel hevigheid deszelfs ontflag, en dwong de<br />
Geestelijken en de Vergadering, om TAUSSAN niet<br />
alleen in vrijheid te ftellen, maar ook het prediken<br />
weder toe te laten, alleen ouder de voorwaarde, dat<br />
hij zich op den Predikftoel zou onthouden van fchelden<br />
en uitvaren tegen de Roomschgezinden.<br />
Doch
G E S C H I E D E N I S . 123<br />
Doch in hunne bijzondere Regtsgebieden onderna na C. G.<br />
men de Geestelijken de Hervormden te vervolgen, Jaari5l7.<br />
tot 1552.<br />
en de Predikers van het Euangelie ten lande uit te<br />
drijven; evenwel was het Koningrijk van Denemar~<br />
ken zoo gelukkig, dat er geene lijfs- of levensftraffen<br />
geoefend zijn geworden, terwijl in alle andere<br />
landen met ftaal en vuur tegen levenden en dooden<br />
uit valfchen Godsdienstijver gewoed plag te worden.<br />
Terwijl de Geestelijken dus ijverig in de weer wa Zijn Zoon<br />
CHRISTIren<br />
, om hunne zaken te herftellen , noodigden vele<br />
AAN III.<br />
voorftanders der Hervorming CHRISTIAAN, om het volgt hem<br />
Rijk te aanvaarden. Doch deze Vorst weigerde aan op.<br />
hun voorftel gehoor te geven, zoo hij niet door de<br />
Rijksvergadering wettelijk verkozen werd, dewijl hij<br />
zich geenszins aan het volk als Koning wilde opdringen.<br />
Doch, wanneer eindelijk in de maand Julij<br />
1534 de meeste ftemmen zich ten zijnen voordeele<br />
vereenigd hadden, en een plegtig Gezantfchap<br />
hem in naam der Rijksvergadering de kroon opdroeg,<br />
nam hij dezelve terftond aan, verklarende,<br />
dat hij zijn goed en leven wilde opofferen voor het<br />
heil van Denemarken, dat hij voor allen een billijk<br />
regt en geregtigheid wilde oefenen, en alle voorregten<br />
bekrachtigen, welke door vorige Koningen gefchonken<br />
en verleend waren. Omtrent de Geestelijheid<br />
en den Godsdienst werd vastgefteld, dat de<br />
Bisfchoppen , Prelaten, en alle overige Kerkelijke<br />
perfonen, indien zij wilden, hunnen Godsdiens)<br />
konden behouden, als ook alle goederen, die aar<br />
de Geestelijken gefchonken waren, tot dat na hel<br />
herftel der algemeene rust door den Raad en hei<br />
VoÜ
134 K E R K E L I J K E<br />
naC. G , Volk anders mogt befloten worden. Daarentegen<br />
Jaari5t* • zou de Adel ook behouden, hetgeen hij thans datot<br />
1552<br />
' delijk in bezit had. Over den Godsdienst zou intusfchen<br />
niet getwist worden, het zou elk vrijftaan ,<br />
bij de oude Godsdienstplegtigheden te blijven, doch<br />
die de hervormde Euangelieleer liever wilden volgen,<br />
zouden daar in door niets of niemand gehinderd<br />
worden.<br />
CHRISTIAAN III. kwam echter niet terftond tot<br />
het gerust bezit van den troon. Een hevige binnenlandfche<br />
krijg werd nog met alle geweld twee<br />
jaren lang gevoerd, tot dat eindelijk de ftad Koppenhagen<br />
na eene belegering, welke meer dan een jaar<br />
geduurd had, door uithongering gedwongen, zich<br />
ia het jaar 1536 aan Koning CHRISTIAAN III onderwierp;<br />
waarbij de ftad, ten aanzien van den Godsdienst,<br />
bedong, dat zij ongehinderd de hervormde<br />
Euangelieleer zou blijven behouden, mids dat zij<br />
bedienaren tot derzelver verkondiging zou gebruiken,<br />
die niet beünet waren met flechte gevoelens ,<br />
en voorts zedige en godzalige mannen, die wegens<br />
geleerdheid en zeden den Koning zouden aangenaam<br />
zijn.<br />
Die de Kort daarna werd in 'sKonings geheimen raad, onHervorder<br />
den eed van geheimhouding, vastgefteld : Dat<br />
mingvoltooit. het gezag der Bisfchoppen en derzelver invloed op<br />
wereldlijke zaken en het regeringsbeftuur vernietigd,<br />
cn hunne bezittingen ten behoeve des lands zouden<br />
worden verbeurd verklaard: dat de Hervormde Godsdienst<br />
algemeen aangenomen en bevorderd, en met<br />
goed en bloed gehandhaafd zou worden.<br />
Men
GESCHIEDENIS. 125<br />
Men durfde namelijk dit befluit niet openlijk nena C. O.<br />
men of invoeren, zoo lang de magt der Bisfchop Jaari5i 7.<br />
tot 1552.<br />
pen zoo geducht was; doch het duurde niet lang,<br />
of dezelve werden allen onverziens in hechtenis genomen,<br />
en eene Rijksvergadering gehouden te Koppenhagen,<br />
voor welke de befchuldigingen tegen hen<br />
werden ingebragt , voornamelijk daarin beftaande,<br />
dat zij zich, op allerlei wijze, van de regering hadden<br />
trachten meester te maken, en zich door hunne<br />
tegenkanting en haat tegen den Koning en de Koninklijke<br />
Familie hadden onderfcheiden. Onder anderen had<br />
één hunner zich uitgelaten, dat hij wenschte, in<br />
eenen Duivel te veranderen, ten einde de ziel van<br />
den vorigen Koning FREDERIK, als met ketterij befmet,<br />
in de hel naar zijnen lust te pijnigen.<br />
Na het aanvoeren en bewijzen dezer befchuldigingen,<br />
werd met algemeene ftemmen befloten, het<br />
vernietigen van de magt der Geestelijken in het Wereldlijke<br />
, het aanflaan der Kerkelijke goederen, en<br />
daar van een behoorlijk gebruik te maken tot nuttige<br />
einden voor den Kerk en Burgerftaat. Welk befluit<br />
door al de leden onderteekend en als eene grondwet<br />
aangenomen werd.<br />
' Voorts ontbood de Koning JOANNES BUGENHA<br />
GEN, een' Godgeleerden van uitmuntende verdiensten,<br />
een' boezemvriend en ambtgenoot van LUTHER,<br />
van Wittemberg, opdat hij de Deenfche Geleerden<br />
met raad en daad zou behulpzaam wezen in het<br />
vastfiellen van eene Kerkenorde voor het Koningrijk<br />
van Denemarken, welke fpoedig gereed gemaakt,<br />
en aan LUTHER en de Hoogefchool te Wittemberg<br />
ge
n6 K E R K E L I J K E<br />
us C. G. gezonden werd, om door dezen nagezien en goed<br />
Jaansi7. gekeurd te worden.<br />
tot is Sa.<br />
Dezelfde BUGENHAGEN genoot ook in het jaar<br />
1537 de eer, om den Koning en Koningin te kronen.<br />
Bij welke plegtigheid nogtans geen groote<br />
pracht plsats had. Ook wilde de Koning, dat geene<br />
der bijgeloovige gebruiken thans zouden verrigt<br />
worden, welke bij zoodanige gelegenheid voorheen<br />
gewoon waren.<br />
Voorts werden in de plaats van de afgezette Bisfchoppen<br />
zeven anderen aangefteld, doch onder den<br />
naam van Superintendenten, of Opperopzieners ,<br />
wier werk tot hunne geestelijke bediening 1 bepaald<br />
werd, zonder dat men hun de magt liet, om zich<br />
voortaan met de Burgerlijke of Staatsregering te bemoeijen,<br />
dewijl hun het regt, om zitting en ftem in<br />
de Rijksvergaderingen te hebben, voor altijd benomen<br />
werd. Thans werden ook de inkomftcn der<br />
Kerkelijke Bedieningen geregeld en op eenen vasten<br />
voet gebragt, en op het ftuk van den Godsdienst<br />
en het Kerkbeftuur volledige vastftellingen gemaakt<br />
volgens de Kerkenorde, die met de goedkeuring van<br />
LUTHER voorzien , werd ingevoerd.<br />
In het jaar 1538 trad Koning CHRISTIAAN , als<br />
Hertog van Holfiein, ook in het Smalkaldifche verbond;<br />
waar bij de Vorsteu van hetzelve met hem<br />
overeenkwamen, omtrent het leveren van manfchap<br />
of geld ter verdediging van de vrijheid van Godsdienst,<br />
als ook, dat niemand hunner, zonder medeweten<br />
der overigen, zou bewilligen in de algemeene<br />
Kerkvergadering, welke door den Paus en<br />
den
G E S C H I E D E N I S . 127<br />
den Keizer te Mantua befchreven was. Dit verbond na C. G.<br />
werd voor negen jaren gefloten (*).<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Gedurende alle deze verwarringen en binnenlandfche<br />
beroerten, was de Hoogefchool te Koppenhagen Oprigting<br />
der Hoge-<br />
geheel vervallen, alzoo de meeste Hoogleeraren om<br />
fchool te<br />
de gevaren te ontgaan naar buitenslands vertrokken Koppen<br />
en verhuist waren; thans befloot de Koning, ook hagen.<br />
met medebehulp van BUGENHAGEN , deze Hoogefchool<br />
te herftellen, gelijk in het volgende jaar dadelijk<br />
werkftellig gemaakt, en in 1540voltrokken werd,<br />
wordende de Hoogefchool op nieuw met Hoogleeraren<br />
voorzien, die vit Duitschland en van elders ontboden<br />
werden ; zelfs werd aan BUGENHAGEN eene Hoogleeraarsplaats<br />
aangeboden, doch die van hem niet<br />
aangenomen werd.<br />
Eindelijk werd in het jaar 1539 aan de Hervor De Herming<br />
de laatfte hand gelegd, in eene Rijksvergadevorming krijgt haar<br />
ring, gehouden te Odenzee. Van hetgeen op de volle be»<br />
zelve ten aanzien van den Godsdienst verhandeld is Gag.<br />
geworden, geeft BUGENHAGEN in eenen Brief aan<br />
den Keurvorst van Sakfen gefchreven, het volgende<br />
berigt: „ Op St. Petersdag, (den isden Junij,)<br />
„ heb-<br />
(*) Sommigen, en onder dezen ook JAC. PERIZONIÜS,<br />
(Comment. rei: gest. Sec. XVI. p. 525.) hebben Ko»<br />
ning CHRISTIAAN befchuldigd, als of hij aan de voorwaarden<br />
des verbonds naderhand niet voldaan, maar door<br />
zijn eigen bijzonder voordeel en de beloften van den<br />
Keizer zich had laten overhalen , om de Protestanten<br />
te verlaten. Doch hier tegen wordt hij verdedigd door<br />
GERDES /. c. T. III. p. 413. in Net.
Dl C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
Hervor-<br />
128 K E R K E L I J K E<br />
,, hebben op de Rijksvergadering al de Rijksraden<br />
„ openlijk verklaard, dat zij zouden volharden in<br />
de Euangelifche leere, in welke zij genoeg onder-<br />
„ wezen waren, als ook dat zij de Kerkenorde of<br />
„ Liturgie zouden onderhouden, die voor twee ja-<br />
„ ren is opgefteld ; indien echter in eene vrije<br />
„ Kerkvergadering vredes en eendragtshalve eenige<br />
„ onverfchillige en nuttige plegtigheden , niet llrijdig<br />
„ met de Euangelifche leer, over de vergeving der<br />
zonden, mogten aangenomen worden, dat zij die<br />
., ook naar het voorbeeld van andere Christelijke<br />
,, Kerken zonden toelaten. Vervolgens hebben de<br />
„ Koning en de Rijksraden allen hun zegel gehan-<br />
,, gen aan de Christelijke ordening in het Deensch<br />
„ gefchreven, en aan mijn Latijnsch opftel gevoegd.<br />
„ Den volgenden dag is met algemeene toejuichingen<br />
„ dankzegging de ftichting en inrigting der Ilooge-<br />
„ fchool te Koppenhagen goedgekeurd geworden.<br />
„ Daar zijn goede Hoogleeraars met rijkelijke inkomften<br />
en bezolding aangefteld: dus ik niet twij-<br />
„ fel aan een gelukkig gevolg, hetwelk zich ook<br />
„ reeds vertoont. Het Euangelie wordt in het Rijk<br />
„ zuiver en krachtig gepredikt, God, die dit werk<br />
„ begonnen heeft, fchenke verderen voortgang! Ik<br />
heb nergens grooter begeerte en lust gezien, om<br />
„ de Predikatiën te hooren , dan in Denemarken.<br />
„ Dezelve hebben ook op gewone dagen in de week<br />
„ grooten toeloop, en 'swinters voor den dag, en<br />
„ op de feestdagen den geheelen dag; de gebeden<br />
gefchieden met allen ijver. 1<br />
'<br />
Men was ten dezen tijde ook bedacht , om op<br />
2V-
G E S C H I E D E N I S . 129<br />
Tsland, hetwelk aan het gebied van Denemarken na C. G.<br />
onderworpen was, insgelijks de Hervorming in te<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
voeren. Doch dezelve vond aldaar groote moeije-<br />
ly'kheden te overwinnen, uit hoofde van de diep in ming van<br />
Ysland.<br />
gewortelde bijgeloovigheid der inwoneren, die be<br />
weerden , dat het niet de zaak van den Koning,<br />
maar van de Roomfche Kerk was , omtrent den<br />
Godsdienst en Godsdienstplegtigheden voorfchriften<br />
en bevelen te geven. De Hervorming kon niet dan<br />
allengskens in dit eiland gevestigd worden, en werd<br />
eerst, na vele beroerten, in het jaar 1551 aldaar tot<br />
ftand gebragt (*).<br />
In het jaar 1542 werd in Denemarken in de ftad<br />
Rypen eene nationale Kerkvergadering gehouden, en<br />
in dezelve de Kerkenorde met zeven en twintig arti<br />
kelen vermeerderd en bevestigd. In het jaar 1543<br />
werd nogmaals, op last van Koning CHRISTIAAN<br />
III, een mondgefprek gehouden, in hetwelk de Ko-<br />
ning zelf voorzat. Dit gefprek duurde acht dagen<br />
lang van 's morgens zeven uren tot den middag, en<br />
van twee uren na den middag tot vijf uren, met<br />
dien uitflag, dat vele Roomschgezinden, nu betet<br />
onderwezen, de gezuiverde Euangelieleer omhelsden<br />
en onderteekenden. Van de volgende jaren hebben<br />
wij niets te berigten, dan dat Koning CHRISTIAAN<br />
zich omtrent de Vorsten van het Smalkakïifche ver<br />
bond minder ijverig gedroeg, niet uit ongenegenheid<br />
voor hunne zaak, maar omdat hij hunne raadflager<br />
(*) GERDES /. C. T. lll.p. 415, 416. A. F. SUSSCHINO<br />
Nieuwe Geogr. I. D. I. St. Bladz. 318.<br />
HERV. II. I<br />
ei:
naC. G , en ondernemingen niet kon goedkeuren, als met te<br />
• weinig beleid en voorzigtigheid aangelegd ; omtrent<br />
tot 1552<br />
' de Kerkvergadering van Trente befloot hij, gelijkerhand<br />
met den Zweedfchen Koning GUSTAAF, geene<br />
Afgevaardigden dervvaards te zenden; ook werd het<br />
Interim, hetwelk Keizer KAREI. V den Protestanten<br />
wilde opdringen, in Denemarken, even als in Zweden,<br />
verworpen.<br />
Hervorming<br />
in<br />
Koorwegen.<br />
Dood van<br />
Koning<br />
CHRISTI<br />
AAN III.<br />
T3o K E R K E L I J K E<br />
Dewijl Koning CHRISTIAAN III het Koningrijk<br />
Noorwegen, hetwelk reeds federt een' geruimen tijd<br />
met dat van Denemarken vereenigd was, in het jaar<br />
1537 in het Deenfche Rijk inlijfde, zoo behoeven<br />
wij den Lezer niet te herinneren, dat de Hervorming<br />
van Noorwegen op gelijken voet werd daargeftekl, als<br />
in Denemarken had plaats gehad.<br />
Deze Koning CHRISTIAAN 111, aan wien Denemarken<br />
de voltooijing der Hervorming van den Godsdienst<br />
naast God te danken had, overleed, na eene regering<br />
van vier en twintig jaren, in 1559, in den ouderdom<br />
van zes en vijftig jaren, wordende door zgnen<br />
Zoon FREDERIK II opgevolgd.<br />
Z E S D E H O O F D S T U K .<br />
Gefchiedenis der Hervorming in Frankryk.<br />
Het geluk, hetwelk de Noordfcke Koningrijken<br />
Overgang<br />
tot de Ge Zweden en Denemarken genoten, dat de Kerkverfchiedenisbetering<br />
in dezelve, genoegzaam, zonder bloedftorting
G E S C H I E D E N I S . 131<br />
ting is bewerkdelügd geworden, hetwelk aan de ja C. G.<br />
denkwijze, het beleid en de voorzigtigheid der Kofaarisi7tot 1552.<br />
ningen, die in dezelve Rijken, ten dezen tijde, den<br />
fchepter voerde, moet worden toegefchreven, mogt der Hervorming<br />
aan Frankryk, tot welk Rijk wij thans overgaan,<br />
in Frank<br />
niet gebeuren. Stroomen bloeds zijn in dat Rijk verryk.gooten,en onmenfcbelijke wreedheden gepleegd,zonder<br />
dat de Hervorming in hetzelve tot in onze tijden<br />
eenen vasten voet heeft kunnen verkrijgen.<br />
In Frankryk heerschte, vóór de Hervorming, niet Toettand<br />
minder dan in andere landen, het Bijgeloof, onkun<br />
van<br />
Frankryk<br />
de en zedebederf, onder de Geestelijken niet minder voor de<br />
dan ouder het volk. Daartegen hadden voornameHervorming.lijk in de Zuidelijke Provinciën van dat Rijk de<br />
Waldenzen, niettegendaande de hevige vervolgingen,<br />
welke zij hadden moeten ondergaan , en waar door<br />
zij fchenen geheel uitgeroeid te zijn, een zaad nagelaten,<br />
hetwelk bij de eerfte gelegenheid gereed was<br />
uit te fpruiten en op te fchieten. De ijver, welken<br />
de Franfche Geestelijkheid, voorgegaan door de<br />
verlichtften harer leden, te allen tijd betoond had<br />
voor de' zoogenoemde vrijheden der QaUikranfcht<br />
Kerk, en het door haar meestal omhelsde gevoelen<br />
van de meerderheid van eene algemeene Kerkvergadering<br />
boven den Paus, had velen voorbereid, om<br />
het licht der Euangelieleer, toen het op nieuw begon<br />
ontdoken te worden, toe te juichen en te volgen ;<br />
waarbij kwamen de oorlogen, door den Koning LO><br />
DEWYK XII met den Paus JULIUS II gevoerd, hoe<br />
zeer deze Vorst zich vervolgens met den Paus LÉO<br />
X verzoende, en toegaf, dat de meerderheid van<br />
I 2 der)
na C. G<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Eerfte begin<br />
felen<br />
der Hervorming<br />
onder<br />
FRANC01S<br />
I.<br />
»3- K E R K E L I J K E<br />
den Paus boven eene Kerkvergadering zou vastgefteld<br />
worden, waar tegen evenwel de Univerfiteit<br />
van Parys in het jaar 1517 openlijk protesteerde.<br />
Na het overlijden van LODEWYK XII in het jaar<br />
1515, befteeg FRANCOIS DE VALOIS deu troon van<br />
Frankryk. Deze Vorst, zeer gezet, om den roem<br />
te hebben van een voorftander en befchermer der<br />
Wetenfchappen te zijn, trok eene menigte vreemdelingen,<br />
welke door hunne geleerdheid, en den lierlijken<br />
ftijl, in welken hunne fchriften waren opgefteld,<br />
uitmuntten, naar Frankryk; onder dezen<br />
waren vele begunltigers der Hervorming, gelijk de<br />
herftellers der geleerdheid van dien tijd over het<br />
geheel, gelijk wij in het voorgaande gezien hebben<br />
, der Hervorming begunftigden of toegedaan<br />
waren. Langs dezen weg verfpreidde zich het<br />
licht al vroeg in Frankryk , en ontftond er bij<br />
zeer velen een verlangen naar de verbetering der<br />
Kerk in geloof en zeden. Reeds in het jaar 1521,<br />
zoo het verhaal gegrond is bij D'ARGENTRE, door<br />
GERDES (*) aangehaald, werden bij eene provinciale<br />
Sijnode te Parys gehouden, klagten ingebragt tegen<br />
twee gefchriften; het een onder den titel: tegen de<br />
Paufeüjke wetten, welke aan de Priesters het huwelijk<br />
verbieden; eene verantwoording van den Pas»<br />
toor van Kemberg, die onlangs zonder toe/lemming<br />
der Kerk eene vrouw getrouwd heeft: en het ander:<br />
over den ongehuwden /laat en weduwfchap , door<br />
ANDR. CAROLOSTADIÜS, welke gefchriften de leden<br />
(*) Hifi. Evang. Rcnov. T. IV. p. 5.<br />
van
G E S C H I E D E N I S . 133<br />
van dat Sijnode veroordeeld en de Boekverkoopers 11 C. G.<br />
in den ban zullen gedaan hebben, die deze gefchrif<br />
Jaari5'7.<br />
tot 1552ten<br />
gedrukt of verkocht hadden. Tegen welke Boekhandelaars<br />
ook de regering van Parys zware ftraffen<br />
zullen bepaald hebben , voornamelijk , daar zij te<br />
voren reeds verboden had, dat geen boek of gefchrift<br />
over zaken, de Heilige Schrift of den Godsdienst<br />
betreffende, zonder de beoordeeling der Meesters<br />
of Leeraren in de Godgeleerdheid, daartoe door<br />
de Faculteit van Parys gelastigd , gedrukt of verfpreid<br />
zoude worden.<br />
Hoe dit zij, zeker is het, dat de Univerfiteit te<br />
Parys reeds in dat jaar 152 c haar oordeel heeft ge<br />
veld over de fchrifcen van LUTHER , welke aar 1<br />
haar, met voorkennis van LUTHER zeiven, uil<br />
Duitschland ter beoordeeling waren toegezonden<br />
Hoe zeer nu de Faculteit deze fchriften op eene zeei<br />
fcherpe wijze veroordeelde, aan den Schrijver godloo<br />
zen en fchaamteloozen hoogmoed toefchrijvende, welki<br />
eer met banden, cenfuren, ja met vuur en Ilaal be<br />
hoorde beteugeld, dan met redenen wederlegd ti<br />
worden; hem de fnoode wangevoelens der Marti<br />
cheën , Mohammedanen , Bohemers , Alhigenfen<br />
Waldenzen, Arianen, en wat niet al ? te last leggen<br />
de; terwijl zij zijne leer omfchreef, als verleidend'<br />
het volk, hoonende voor alle Doctoren, op een<br />
goddelooze wijze nadeelig voor de Kerkelijke mag |<br />
en de Priesterorde, openbaar fcheurziek, ftrijdig me t<br />
de Heilige Schrift, en dezelve verdraaijende , laste<br />
rende tegen den Heiligen Geest; gelijk zij dan 00 ï<br />
verklaarde, dat deze leer, als verderfelijk voor h« t<br />
I 3 Chri;
13* K E R K E L I J K E<br />
na C. G Christendom, volftrekt uitgeroeid, en ten vure ge<br />
Jaar. 517 doemd behoorde te worden, nogtans kon zij den<br />
tot i 5 5 2<br />
invloed dezer leer niet verhinderen (*). Dat deze uitfpraak<br />
der Univerfiteit door LUTHER en MELANCH<br />
THON beantwoord is geworden, hebben wij in het<br />
voorgaande Deel (f) reeds gezegd. Trouwens, niettegenftaande<br />
deze fcherpe veroordeeling, waren er onder<br />
de leden der Univerfiteit zelve verfcheidenen, die<br />
tot deze veroordeelde leer overhelden.<br />
Gedrag Men fchecn ook, niettegenftaande den haat en he-<br />
van FRAN<br />
vigen tegenftand der Geestelijken en Schcollceraren ,<br />
cois [.<br />
eenen voorlpoedigen voortgang der Hervorming in<br />
Frankryk te mogen verwachten. Des Konings Zus<br />
ter MARGARETHA, Koningin van Navarre, nam de<br />
voorllanders der Hervorming al vroeg in hare hefcherming,<br />
en was hun ten hoogden genegen. Van<br />
den Koning FRANCOIS zeiven fchenen de Hervormden<br />
zich ook met reden alles goeds te mogen beloven.<br />
In het begin toonde hij zich ook niet afkeerig<br />
van dezelve. Hij fchreef zelfs eens aan ME<br />
LANCHTHON, ten einde dien over te halen, om naar<br />
Parys te komen; aan welk verzoek MELANCHTHON<br />
niet ongenegen was, te voldoen , gelijk hem ook<br />
LUTHER daartoe raadde; maar de Keurvorst van<br />
Sakfen wilde hem geen verlof geven, om deze reis<br />
te ondernemen (§). Maar weldra volgde de Vorst<br />
geheel andere maatregelen ; hij bragt zich zeiven in<br />
het<br />
(*) Deze uitfpraak der Parysfche Univerfiteit Maat bij<br />
CtRDi.s /. c. T. IV. Monum. ƒ>. 10. fqq. (f) Bl. 109.<br />
(f) CERDES /. c. T. IW.jag. 1 ;S. fqq. . 1
G E S C H I E D E N I S . ï3S<br />
het hoofd, of de Geestelijken hadden het hem in r a C. G.<br />
aari5',7.<br />
het hoofd gebragt: „ Dat deze nieuwigheid op j<br />
jt I552-<br />
niets anders doelde, dan op de omverwerping der<br />
Goddeliikeen menfchelijke heerfchappij (*)." De<br />
oproerige bewegingen der Herdoopers en de Boerenoorlog<br />
in Duitschland konden tot voorwendfel dienen<br />
van zoodanig een vermoeden, als men geene<br />
regte denkbeelden hebbende van de ware leere der<br />
Hervormden, de waarheid van de dwaling niet wist<br />
te onderfcheiden. Doch dat FRANCOIS ook door de<br />
Geestelijken tot deze {telling kan gebragt zijn, blijkt<br />
uit hetgeen de Prcfident HANAUT op het jaar 1534<br />
verhaalt. Als deze Koning zich over den Paus aan<br />
deszelfs Nuncius beklaagde, en hem wilde dreigen<br />
met het voorbeeld van HENDRIK VIII, voegde de<br />
Nuncius hem toe: „ Inderdaad, Sire, dan zoudt<br />
gij de eerfte zijn , die u zulks zoudt beklagen; een<br />
nieuwe Godsdienst onder het volk heeft noodwendig<br />
ook verandering in de regering ten gevolge." -<br />
FRANCOIS had hem kunnen antwoorden, dat noch<br />
HENDRIK VIII, nOCh GUSTAAF WASA, nOCll fe<br />
mand AsxSakJifihe Vorsten, onttroond was geworden<br />
Hoe het zij, FRANS bleef Pvoomschgezind, ei t<br />
vervolgde zijne onderdanen op het hevigst, die d<br />
nieuwe leer omhelsden en beleden; misfehien wel t<br />
mee r<br />
(*) Men vergelijke het vertoog van j. G. MULLER<br />
Over een woord, hetwelk FRANS de Eerfte van de gevolge<br />
t<br />
der Kerkhervorming zou gezegd hebben in BÏULLÉR'S Gedeni<br />
1<br />
waardigheden uit de Gefchiedenis der Kerkhervorming i<br />
de XVlde Eeuw. I Deel, Bladz. 312. volgg,<br />
I 4
136 K E R K E L I J K E<br />
meer daar toe gedreven, door ftaatkundige inzigten.<br />
na C. G<br />
Jaa"5i7 Hij ftond in een naauw verbond met HENDRIK VIII,<br />
tot 1552 Koning van Engeland, die, als een Ketter, door<br />
den Paus veroordeeld was. Ook had hij met de<br />
Protestantfche Vorsten verbindtenis, die hij onderftemide,<br />
ten einde de magt van het Huis van Oostenryk<br />
te kortwieken, ja, dat meer is, hij was met<br />
den Turkfchen Keizer in onderhandeling getreden ,<br />
en had zijne Vloot met de Turkfche Vloot vereenigd.<br />
Wegens dit alles, werd hij, in deze bijgelaovige<br />
tijden, onder de Roomschgezinden, op het<br />
leelijkst afgemaald, als een Vorst, die het met ketters<br />
en ongeloovigen hield , om den Christelijken<br />
Godsdienst te beftrijden. Ten einde dus voor te<br />
komen, dat deze vermoedens geen' te grooten indruk<br />
op de gemoederen zouden veroorzaken, zocht hij<br />
zich bij het vervolgziek Bijgeloof aangenaam te maken<br />
, door de firafoefeningen, welke op zijn bevel<br />
tegen de Hervormden werden uitgevoerd. Zijn gemaakte<br />
ijver voor het Roomfche Geloof ging zelfs<br />
zoo ver, dat hij, om 'shemels gunst, zoo men<br />
voorgaf, te verwerven, ter afwending van die oordelen<br />
, welke, wegens de zoogenaamde heiligfchenling,<br />
op het Koningrijk ftonden neêr te Horten,<br />
1 :en' bij uitftek flatelijken omgang of Procesfie liet<br />
1 ïouden, waar bij hij zelf, met vele blijken van bi<br />
i<br />
i<br />
(<br />
;<br />
-<br />
tonderen eerbied, voor de Heilige Hostie optrok",<br />
wordende het verhemelfel over dezelve door de Prin-<br />
'en van den bloede onderfleund , ja hij fchaamde<br />
:ich niet, bij deze gelegenheid, het wreed verbranlen<br />
van e;-nige Hervormde ijveraars, met eigene<br />
oogen,
GESCHIEDENIS. 13?<br />
oogen, te aanfchouwen, en met eene fooit van ver-1 ia C. G.<br />
aari5i7«<br />
voering te betuigen, „ dat hij, indien zijne eene ]<br />
ot 155a.<br />
„ hand met ketterij befmet was, die met de andere<br />
„ af zou houwen, en dat hij zelfs zijne eigene kin-<br />
„ deren niet zou fparen, indien zij gevoelens had-<br />
„ den, welke met de leer der Kerk niet overeen-<br />
„ kwamen (*}." Doch laat ons ordenlijk in ons<br />
verhaal voortgaan.<br />
Niettcgenltaande de veroordeeling van LUTHERS Eerfte<br />
pogingen<br />
gevoelen door de Univerfiteit van Parys, werden de :er Her<br />
fchriften van dezen Hervormer reeds in het jaar 1523 vorming<br />
in het Fransch vertaald, onder anderen door<br />
teMeaux.<br />
LOUIS<br />
BERQUIN, een' Raadsheer des Konings, die deswegens,<br />
als ook om eenige eigene fchriften ter algemeene<br />
Richting dienende, door de Sorbonne befchuldigd<br />
werd als een zeer hevig voorvechter van de<br />
Lutherfche Goddeloosheid; doch des niet te min<br />
werden niet alleen de Luther fche boeken door velen<br />
gelezen, maar ook algemeen veel gefproken en getwist<br />
onder geleerden en ongeleerden, over de zaken<br />
van den Godsdienst, zelfs ontzagen zich fommige<br />
Kerkelijken niet, hun gevoelen over verfcheidene begrippen<br />
der Roomfche Kerk rondborstig te ontvouwen<br />
, gelijk zekere Augustijner Monnik ARNOLD DE<br />
BORNOSO, als hij den Brief van PAULUS aan de Romeinen<br />
verklaarde, omtrent het Vagevuur, de genoegdoening<br />
enz. ftellingen voordroegen, welke van<br />
LUTHERS gevoelen weinig of niet verfchilden, welke<br />
(*) Vergel. ROSERTSON Bift.dcr Rrg. van KAREL V.<br />
IV Deel, Bladz. 257-159-<br />
15
*38 K E R K E L I J K E<br />
«C. G, ke hij ook door de Faculteit van Parys genoodzaakt<br />
Jaari5i7- werd te herroepen. Zoo fterk nam zelfs aan bet<br />
•ot I55J'<br />
Hof de zucht voor de nieuwe leer toe, dat de Koningin<br />
moeder LOUIZE VAN SAVOYE eenen Monnik<br />
afzond aan de Faculteit le Parys , om dezelve te<br />
raadplegen over de middelen, om de Ketterij van<br />
LUTHER uit Frankryk te verdrijven, klagende, dat<br />
dezelve dagelijks in het Koningrijk toenam, en dat<br />
de Koningin van Navarre. MARGARETHA, en andere<br />
voorname perfonen van het Hof en zij zelve<br />
befchuldigd werden, als begunftigende BERQUIN ,<br />
FABER Stapithnfis, (LE FEVRE D'ESTAPLES,) en<br />
andere Nieuwigheidzoekers. De Faculteit vervaardigde<br />
daarop een befluit, in hetwelk verfcheidene<br />
zoodanige middelen worden voorgeflagen (*). De<br />
eerfte openlijke bewegingen, die tot invoering der<br />
Hervorming ftrekten, ontftonden te Meaux, in de<br />
nabuurfchap van Parys, welks Bisfchop WILLEM<br />
BRISSONET de Monniken het prediken belette, en<br />
daartegen van Parys eenige Leeraren ontbood, JA-<br />
KOB FABER StapukllfiS, of LE FEVRE, WILLEM<br />
FAREL, GERARD LE ROUX en anderen, die de<br />
dwalingen , bijgeloovigheden en misbruiken der<br />
Roomfche Kerk openlijk ten toon fielden, en de beginfelen<br />
der zuivere leer met veel vrijmoedigheid verkondigden.<br />
Weldra zag men dus eene Vergadering<br />
of Kerk van Hervormden te Meaux te voorfchijn<br />
komen. Doch, alzoo het gerucht van deze nieu-<br />
wig-<br />
(*) Men leest hetzelve in zijn geheel bij GERDES T.<br />
IV. Hifi. Ev. Rev.ov. Mon, p. 15. fqq.
GESCHIEDENIS. 139<br />
wigheid zeer fchielijk door geheel Frankryk ver-i aC. G.<br />
aan 517-<br />
fpreid werdnam her Parlement van Parys in het :<br />
oc 1552*<br />
jaar 1523 daar kennis van, en meende, in deze<br />
zaak, met gettrengheid te moeten handelen. Deze<br />
geftrenghetd ondervond zekere JAN LE CLERC , een<br />
Burger van Meaux, zijnde een Wolkammer van zijn<br />
handwerk. Deze man had aan de groote Kerk te<br />
Meaux een briefje aangeplakt, waarin hij beweerde,<br />
dat de Paus de Antichrist was ; hij werd daarom<br />
gevangen genomen, gegeesfeld, met een heet ijzer<br />
voor het voorhoofd gebrandmerkt en uit de ftad gebannen.<br />
Sedert door verfcheidene fteden van Frankryk<br />
hebbende omgezworven , kwam hij te Mets,<br />
alwaar hij zijnen ijver voor de waarheid met den<br />
dood heeft moeien bekoopen. Op zekeren nacht ,<br />
volgens het verhaal van BEZA, in eene Kapel buiten<br />
de gemelde ftad, bij welke de geheele ftad den volgenden<br />
dag tot eenen omgang of Procesfie zou zamenkomen,<br />
de Beelden omvergeworpen en verbroken hebbende,<br />
werd hij bij de ftads poort ontdekt, gevangen<br />
genomen en genoegzaam op den eigen oogenblik<br />
ter dood veroordeeld, welk vonnis op de wreedfte<br />
wijze aan hem voltrokken werd; men hieuw hem<br />
de eene hand af, fcheurde hem den neus weg mei<br />
eene gloeijende tang, met welke men ook beide zijne<br />
armen en borsten verfchroeide, waarna hij verbrand<br />
werd. Alle deze pijnigingen ftond deze mar<br />
door met eene onbezwekene ftandvastigheid, telkens<br />
de woorden uit de Pfalmen herhalende: De Afgoden<br />
der Heidenen zijn zilver en goud, het werk vat<br />
f<br />
men
na C. G.<br />
Jaarisi7.<br />
tot 1552.<br />
JAKOB<br />
IE FEVRE.<br />
340 K E R K E L I J K E<br />
menfchenbanden (*). — De gemeente te Meaux<br />
werd door deze geftrengheid fpoedig verftoord en<br />
verfpreidde zich door geheel Frankryk, te meer ,<br />
dewijl de Bisfchop BRISSONET, het gevaar duchten<br />
de, en door Koning FRANCOIS fcherpelijk beftraft<br />
zijnde, zich verder ftilhield, ja volgens fommigen ,<br />
eene Sijnode van zijn Stift bijeen hebbende doen ko<br />
men, door dezelve de nieuwe leer veroordeelen liet.<br />
Hoe het zij, de bovengemelde Leeraars JAKOB LE<br />
FEVRE , WILLEM FAREL , en de twee Broeders AR-<br />
NOLD en GERARD LE ROUX zochten met anderen<br />
insgelijks hunne behoudenis in de vlugt, en vonden<br />
eene fchuilplaats aan het Hof van MARGARETHA,<br />
Koningin van Navarre, die getrouwd geweest was<br />
met KAKEL , Hertog van Alencon, en naderhand met<br />
ÏIENRY D'ALBRET, Koning van Navarre, uit welk<br />
huwelijk geboren is JEANNE D'ALBRET, getrouwd<br />
met ANTOINE DE BOURBON, Moeder van den zoo<br />
vermaarden HENDRIK IV, Koning van Frankryk.<br />
De bovengemelde JAKOB LE FEVRE d'Eftapfes, of<br />
FABER Stapulenfis, opdat hier in het voorbijgaan<br />
de Lezer wat nader met hem bekend worde, was te<br />
Efiaples, een klein zeeplaatsje in het voormalig Pi.<br />
kard'ü, in het jaar 1440 geboren, uit eene geringe<br />
familie. Door zijnen ijver voor de wetenfehappen,<br />
door<br />
(*) GERDBI /. c. p. 19. die tevens tegen nu PIN aan<br />
merkt, dat deze LE CIERC geen bedienaar des woords<br />
geweest is, die als zoodanig gepredikt en de Sacramen<br />
ten bediend zal hebben.
G E S C H I E D E N I S . 14-<br />
door zijne zucht voor waarheid en deugd verwierf ia C. G.<br />
{aar 15-17-<br />
hij zich eenen grooten naam en de gunst van groote<br />
tot 15 5*mannen;<br />
hij werd te Parys Hoogleeraar in de Letterkunde<br />
.en Wijsbegeerte. Evenwel, niettegenftaande<br />
zijne uitnemende geleerdheid, bleef hij, ten aanzien<br />
van den Godsdienst, lang aan het Bijgeloof<br />
verkleefd, wij hebben daaromtrent een berigt van<br />
FAREL , in eenen Brief, gefchreven in het jaar 1556,<br />
aan CONRAD. PELLICANUS , waarin hij onder anderen<br />
zegt: „ De vrome oude man JAKOB LE FE-<br />
„ VRE , dien gij kent, fprak mij eens, nu min oi<br />
,, meer dan veertig jaren geleden, mij bij de hand<br />
„ vattende, dus aan: WILLEM, de wereld moei<br />
„ veranderen, en gij zult het zien. Ik was toer<br />
,, geliefd bij den ouden man, gelijk hij ook volharc<br />
„ heeft, mij tot een' vader te zijn. Doch het wai<br />
niets dan het Bijgeloof, waarin ik den oudei \<br />
man eenigzins poogde na te ftreven. Want naau<br />
welijks kon hem iemand daarin evenaren, ik laa :<br />
" ftaan, te boven gaan. Waarlijk, ik fia verbaasd t<br />
'', wanneer ik de buitenfporige bijgeloovigheid vai k<br />
„ zulk een groot man herdenk, die zelfs, terwijl wi i<br />
„ zamen alleen zijnde, de gebeden aan MARIA mur<br />
„ melden, bij het Afgodsbeeld, hetzelve met bloe<br />
, men liet verfieren. In eerbied voor de Mis gini r<br />
„ hij allen te boven. Eindelijk begon hij eeni ;<br />
s, licht te zien, maar hoe groot was nog de duis<br />
9, ternis? Ten laatfte genoodzaakt zijnde, Frankry, ï<br />
„ te vetlaten, begaf hij zich naar Straatsburg, al<br />
,, waar ik hem herinnerde hetgeen hij mij voorzeg i<br />
., had, er bijvoegende, dat die tijd nu daar was »<br />
he
142 K E R K E L I J K E<br />
m c. G. „ hetwelk de godzalige man mij toeftemde en ver-<br />
Jaansi7.<br />
„ maande, dat ik ijverig zou voortgaan in het pre-<br />
tot 1552.<br />
diken van het Euangelie."<br />
Ondertusfchen heeft de geleerde man, na het inzien<br />
van het bijgelovige, hetwelk in de Roornfclie<br />
Kerk heer.?chte, hetzelve openlijk in zijne fchriften,<br />
welke menigvuldig zijn, tegengefproken, en eene<br />
meer zuivere leer aangeprezen, zoodat uit zijne<br />
School en Onderwijs groote Hervormers der Kerk<br />
zijn voortgekomen. Hoe hij aan CALVIN voorzeiden<br />
dat deze een fteun der waarheid cn van Gods Kaningrijk<br />
worden zou, hebben wij hier voor reeds<br />
gezien Bladz. 40. (*) Doch even hierom vervielhij<br />
in den haat der Paiijsfche Godgeleerden van dien<br />
tijd, welke hem noodzaakte, Frankryk te verlaten,<br />
alhoewel hij reeds eenen hoogen ouderdom bereikt<br />
had. Eindelijk vond hij eene veilige fchuilplaats te<br />
Nerac, eene ftad onder het gebied van Navarre,<br />
bij de Koningin MARGARETHA, alwaar hij in eenen<br />
hoogen ouderdom overleden is. Merkwaardig is de<br />
bijzonderheid van zijn overlijden: ,, Op zekeren<br />
dag had de Koningin hem bij zich op het middag,<br />
maal, met eenige andere geleerde mannen, in welker<br />
gefprekken zij veel vermaak fchepte, ontboden. Onder<br />
den maaltijd begon LE FEVRE zeer treurig te<br />
worden, en zelfs tranen te ftorten. De Koningin<br />
vraagde hem, naar de reden van deze treurigheid,<br />
in een gezelfchap, gefchikt, om zich te vervrolijken.<br />
(*) Door eene drukfout heet hij daar LE FAIRE voor<br />
LE FEVRE.
G E S C H I E D E N I S . 143<br />
•ken. FABER'antwoordde: Hoe kan ik vrolijk zijn, ia C. Gi<br />
Mevrouw, of anderen vervrolijken , daar ik de [nart5i7.<br />
;ot 1552fnoodfte<br />
van alle menfchen ben? De Koningin hare<br />
verwondering over dit gezegde des Ouden mans te<br />
kennen gevende, die altijd zeer godzalig en deugdzaam<br />
geleefd had, vervolgde deze: „ „ Ik ben<br />
thans in het ioilte jaar van mijn leven, vrij van<br />
alle bevlekking met vrouwen. Ook herinner ik mij<br />
niet iecs bedreven te hebben, waar over ik met een<br />
bezwaard geweten zou behoeven te vreezen, om deze<br />
wereld te verlaten, uitgezonderd eene zaak, welke<br />
ik echter vertrouw, dat verzoend zal wezen." "<br />
Als de Koningin hem drong, zich duidelijker te<br />
verklaren, zeide bij eindelijk onder vele tranen:<br />
„ „ Hoe zal ik voor Gods Regterftoel kunnen beftaan,<br />
daar ik het heilig Euangelie van zijnen Zoon<br />
zuiver en oplegt aan velen geleerd heb , die mijn<br />
onderwijs volgende duizend pijnigingen en den dood<br />
zeiven ftandvastig hebben doorgedaan. Maar ik een<br />
onfiandvastig Leeraar ben gevlugt, en daar ik reeds<br />
•zoo ver in eenen afgeleefden ouderdom gevorderd<br />
was, dat' ik over lang genoeg geleefd had , zoodat ik<br />
geen dood behoefde te fchroomen, maar veel meer<br />
naar denzelven had mogen verlangen, heb ik mij<br />
heimelijk onttrokken, en het gebod mijnes Gods<br />
fchandelijk verlaten."" De Koningin, gelijk zij zeer<br />
fpraakzaam was, en ervaren in de Schrift, fprak<br />
hier op veel tot zijne vertroosting, toonende met<br />
redenen en voorbeelden van goede en heilige mannen,<br />
wien hetzelfde gebeurd was, dat men nooit aan<br />
Gods
144 K E R K E L I J K E<br />
B8 C. G Gods goedheid en barmhartigheid moest vertwijfe<br />
Jaar 1517.<br />
len.<br />
tot 1552.<br />
bij.<br />
Ook voegden de overige gasten hier het hunne<br />
LE FEVRE, door deze redenen vertroost en<br />
verfterkr, zeide: „ „ Wel nu, dan is er niets<br />
overig, dan dat ik van hier tot God verhuize, als<br />
het hem behaagt, na mijn' uiterfien wil gemaakt te<br />
hebben, hetwelk ik gevoel niet te moeten uitllellen,<br />
alzoo ik begrijp, dat God mij roept." " Voorts<br />
zijne oogen naar de Koningin wendende , vervolgde<br />
hij: „ „ U ftel ik tot mijne erfgename aan , aan<br />
uwen Hofprediker Meester GERIIARD maak ik alle<br />
mijne boeken. Mijne kleederen en wat ik meer heb<br />
laat ik aan de armen, het overige beveel ik aan God<br />
aan."" Lagchende vraagde dc Koningin : ,,„Vvel<br />
JAKOB , wat zal er dan van uwe erfenis aan mij komen?""<br />
„„De moeite,"" gaf hij ten antwoord,<br />
,,„om de uitdeeling aan de armen te bezorgen;"" waar<br />
op de Koningin hernam: „„Het zij zoo, ik zweer,<br />
dat deze erfenis mij aangenamer zal zijn, dan indien<br />
mijn Broeder, de Koning van Frankryk, mij tot<br />
zijne erfgename benoemd had."" LE FEVRE nu geheel<br />
opgeruimd, zeide: „„Mevrouw, ik heb<br />
eenige rust noodig. Weest gijlieden vrolijk , en<br />
vaarwel!"" begevende zich in eene naaste kamer te<br />
bed. Doch daar men meende, dat hij fliep, was<br />
hij in den Heere ontflapen, zonder eenig teeken van<br />
ziekte of ongefteldheid. Toen men hem wilde oproepen,<br />
verwonderde men zich, dat hij den geest<br />
gegeven had. De Koningin liet hem eerlijk begraven,<br />
en op zijn graf een' marmeren fteen plaatfen<br />
,
G E S C H I E D E N I S . 145<br />
fen , welken zij voor zich zelve had laten hou raC. G.<br />
wen (*)."<br />
[aarisi^.<br />
:ot 1552.<br />
In het jaar 1523 predikte AMEDEUS MESGROT,<br />
een Monnik uit de Orde der Predikheeren, het Eu Het Euangelieangelie<br />
te Lions; deze door den Aartsbisfchop dier gepredikt<br />
ftad bij de Faculteit te Parys aangeklaagd zijnde , te Lions<br />
en te Gre<br />
werd door dezelve in het jaar 1524. als een Ketter<br />
noble.<br />
veroordeeld, zonder dat men weet, wat er verder<br />
van hem geworden is, dan alleen, dat hij naar<br />
Duitschland geweken en daar overleden is. Te<br />
Grenoble in het Daufine werd de Hervormde leer<br />
verkondigd door PIETER SABEVILLE , gelijk wij weten<br />
uit eenen Brief van ZWINGLIUS aan hem, in<br />
welken deze hem opwekt cn vermaant, om daar in<br />
met ijver en ftandvastigheid voort te gaan.<br />
Onder de genen, die BRISSONET , Bisfchop van JAKOB<br />
1'OÜENT<br />
Meaux, ontboden had, om aldaar het Euangelie te<br />
te Parys<br />
prediken, was ook JAKOB POUENT, een uitmuntend verbrand.<br />
jongeling en leerling van LE FEVRE. Deze, wanneer<br />
de gemeente te Meaux verftrooid werd, viel<br />
den vervolgeren in handen, en in de gevangenis geworpen<br />
zijnde, werd hij genoodzaakt , zijne leer te<br />
•herroepen, te gelijk met MATTHEUS SAUNIER, ins-<br />
gelijks een leerling van LE FEVRE. POUENT had<br />
echter fpoedig berouw, over zijne herroeping, en<br />
leerde op nieuw bij monde en gefchrifte de waar-<br />
(*) GERDES Hifi. Euang. Renov, T. I. ƒ>. 175. BAYLE<br />
heeft wel de echtheid van dit verhaal in twijfel- getrokken,<br />
doch men zie WITS. Miscell. Sacr. Tom. II. Exerc.<br />
VI. §. 33-<br />
HERV. II. . K
146 K E R K E L I J K E<br />
na C. G , heid, welke hij verloochend hnd, waarop hij ander<br />
pan 517 maal in de handen zijner vijanden gevallen zijnde ,<br />
tot 1552<br />
te Parys op het plein de Greve in het jaar 1525 levende<br />
verbrand is geworden.<br />
De voornaamfte Hellingen, tot welker herroeping<br />
POUENT en SAUNIER gedwongen werden, waren:<br />
Daar is geen Vagevuur, God heeft geen 1<br />
Stadhou~<br />
der op aarde, en behoeft dien niet. Hij acht'.e de<br />
oorbiecht gering, hij leerde, dat men de kerkelijke<br />
Leeraren niet blindsling moet gelooven; hij verwierp<br />
de groetenis van MARIA, welke begint: Salve Re~<br />
gina, Mater mifericordiae &c. hij leerde, dat men<br />
geene waschkaarfen moet ontfteken voor de LIcilige<br />
dat de Misfen niets bate» tot vergeving der zonden;<br />
voorts dat de Paufelijke Bulten en Aflaten<br />
bedriegerijen des Satans waren enz. (*) Om deze<br />
en dergelijke Hellingen werd de waardige man ten<br />
vure verwezen.<br />
Nog openbaarde de Sorbonne haren bitteren haat<br />
tegen alle Hervorming in het jaar 1524, in de vervolging<br />
van WOLFGANG SCIIUCH, een Duitfcher<br />
van afkomst, maar die in een klein Radje van Lotharingen<br />
Pastoor was; deze door beter licht beftraald,<br />
deelde hetzelve aan zijne gemeente meda,<br />
en bragt het binnen korten tijd daar toe, dat hij het<br />
veertigdaagfehe vasten, de Beelden en de Mis affchafte.<br />
Spoedig werd hij deswegen aangeklaagd bij<br />
ANTONIE, Hertog van Lotharingen en Bar, die<br />
reeds<br />
(*) Zij ftaan volledig met de bijgevoegde Cenfuur in<br />
OERDES /. £-. Monum, T. IV. p. 36. fqq.
G E S C H I E D E N I S . 147<br />
reeds een verbod gegeven had , dat niemand iets ia C. G.<br />
van de leer van LUTHER openlijk zou leeren, en<br />
faari5i7.<br />
ot 1552.<br />
dat, wie eenige Boeken van LUTHER bezat, dezelve<br />
binnen een' bepaalden tijd zou overleveren. De befchuldigingen<br />
tegen SCHUCH werden aan de Leeraren<br />
der Sorbonne medegedeeld, die terflond gereed<br />
waren, om de punten, door hem geleerd, te veroordeelen,<br />
en vier Boeken, door zijne hand gefchreven,<br />
een Boek over JOANNES en den eerften Brief van<br />
PETRUS, een ander over den Brief aan de Galaten,<br />
een met Leerredenen, en eindelijk een over verfcheidene<br />
onderwerpen, te doen verbranden, terwijl zij<br />
den Schrijver vonnisden , om ze plegtig te herroepen.<br />
Middelerwijl werd SCHUCH ook bij dsn Hertog be><br />
fchuldigd, als of hij het volk van de behoorlijke<br />
gehoorzaamheid jegens den Vorst aftrok en tot oproer<br />
aanzette, welke befchuldiging te fchielijker ingang<br />
vond, dewijl de Boerenkrijg toen in Duitschland<br />
op het hevigst woede. De Hertog, hier dooi<br />
vooringenomen , liet zich in bedreigingen uit, dal<br />
hij de geheele ftad, in welke SCHUCH leerde, te<br />
vuur en te zwaard zoude verwoesten. Ten eindt<br />
dit gevaar, indien mogelijk, af te wenden, fchree<br />
de Pastoor eenen deftigen Brief, ter zijner verdedi<br />
ging en verklaring van zijne leer, aan den Her<br />
tog (*); doch het zij dat de Brief den Hertog nooi :<br />
ter hand is gekomen, of dat de lasteraars meer bi<br />
i<br />
hen 1<br />
(*) Deze Brief is gedagteekend den sden Januari i<br />
-1525. en door GERDES geplaatst in de Bijlagen tot zijl 1<br />
meermaal aangehaald werk Bladz. 47. volg.<br />
K 2
148 K E R K E L I J K E<br />
na C. G , hem vermogten, hoe het zij, hij volhardde bij zijne<br />
Jaari5i7<br />
tot<br />
bedreiging, om de ftad te verwoesten. Nu befloot<br />
1552<br />
SCHUCH zich naar Nancy de Hoofuftad van Lotharingen<br />
te begeven, en daar eene belijdenis van zijn<br />
geloof en verklaring van zijne leer uit te geven ,<br />
waar van echter het gevolg alken was, dat hij gevangen<br />
en een vol jaar in eenen afzigtelijken kerker<br />
opgefloten werd, uit welken hij meer dan eens in het<br />
Klooster der Franciskanen overgebragt werd , om<br />
een geloofsonderzoek te ondergaan, blijvende hij<br />
ftandvastig in zijn geloof, zonder zich daar van door<br />
bedreigingen of beloften van zijne vijanden of door<br />
de gebeden van zijne huisvrouw of medelijden met<br />
zijne zes of zeven kinderen te laten aftrekken. De<br />
voorzitter der vergadering, voor welke hij te regt<br />
gefteld werd, was een Monnik Provinciaal van de<br />
Orde der Franciskanen, met name BONAVENTURA,<br />
Biechtvader van den Hertog ANTONIE , een ongefchikt<br />
mensch van gelaat, met eenen dikken buik ,<br />
plomp en onbefchaafd, en geheel onkundig en onwetend,<br />
die geftadig den Hertog raadde, om alle<br />
geleerden van zijn Hof en uit zijne Staten te verbannen,<br />
zeggende, dat het tot zaligheid genoeg<br />
was, als iemand zijn Pater Noster en Ave Maria<br />
kon opzeggen. Deze ondervraagde SCHUCH over<br />
zijn geloof, hem onophoudelijk fcheldende als Ketter,<br />
Judas, Beëlzebub enz. En op deze wijze<br />
iverd deze man eindelijk tot de vuurftraf veroor-<br />
Jeeld; die op het hooren van zijn vonnis den CXXII<br />
P/alm aanhefte: ,, Ik verblijde mij, in de geien,<br />
die tot mij zeggen: Wij zullen in het huls<br />
dei
GESCHIEDENIS. 149<br />
des Heeren gaan enz. Wanneer hij ter ftraife werd 1 ia C. G.<br />
uitgeleid, ging hij het Franciskaner Klooster voor- • 'aari5i7.<br />
bij, in het voorbijgaan riep hem de onbefchofte BOot<br />
155S-<br />
NAVENTURA hoonend toe: „ Gij Ketter, geef de<br />
eer aan God, en aan deszelfs Moeder en Heiligen {"<br />
SCHUCH antwoordde: ,, Gij geveinsde, gij gewittede<br />
wand! de Heere zal u liaan , en uwe bedriegerijen<br />
en ftreeken eens openbaar maken!" Ter<br />
ftrafplaatfe gekomen , werd hem gevraagd , of hij<br />
verzachting van ftraf wenschte? Hij antwoordde:<br />
Neen, er bij voegende, dat ,, God hem altijd had<br />
bijgedaan, en dat die hem ook nu niet zou verlaten,<br />
nu hij hem het meest noodig had;" befluitende<br />
met te zeggen: „Laat het vonnis uitgevoerd worden!"<br />
Onder het opklimmen van den brandftapel<br />
begon hij den Liften Pfahn, dien hij vervolgde, tot<br />
hij, door den rook en vlam verftikt, den geest gaf,<br />
op den ipden Augustus 1525. Men heeft opgemerkt,<br />
dat terftond na zijn martelaarfchap, twee<br />
van zijne hevigfte vervolgers, door een' fchielijken<br />
dood overvallen en uit het leven gerukt werden.<br />
Uit eenen Brief van WILLEM FAREL aan CORN. Staat der<br />
SCEPPER, van den aden April des jaars 1524, kan gemeenten<br />
in<br />
men den toeftand der Euangelifche Kerk in Frank*<br />
Frankryk,<br />
ryk eenigzins opmaken; hij fchrijft: „ Ons Frankryk<br />
ontvangt het woord van CHRISTUS met blijdfchap.<br />
De voornaamfte fteden , in welke hetzelve<br />
bloeit en vruchten draagt, zijn Meaux, alwaar de<br />
algemeene Leeraar, GERHARD LE ROUX, bijna dagelijks<br />
CHRISTUS met grooten ijver en geest verkondigt.<br />
Vervolgens Alencon en Bourges, door MI-<br />
K 3 CHA
PETRUS<br />
CAR.OLI.<br />
150 K E R K E L I J K E<br />
na C. C<br />
Jaarisi;<br />
tot 155:<br />
" het Euangelie verkondigd had, dat hem zulks verboden<br />
, en de ban uitgefproken werd over allen ,<br />
die hem hooren zouden, met bedreiging aan hem van<br />
eene eeuwige gevangenis, indien hij daarmede voortging.<br />
Maar het volk, en het geen wonderbaar en<br />
ongehoord is, de Geestelijkheid zelve, eischte en<br />
verkreeg hem van den Koning, tot grooten fpijt van<br />
den Bisfchop. Die van Lions hebben twee Predikanten<br />
, die het woord op eene Christelijke wijze<br />
behandelen."<br />
k CHAEL ARAUD , die veel van FABER geleerd heeft.<br />
Aan dezen is het gebeurd, wanneer hij te Bourges<br />
In het jaar 1524 begon PETRUS CAROLI, Prediker<br />
in de St. Pauluskerk te Parys, in het Kollegie<br />
der Sorbonne op den Godgeleerden leerdoel, op eene<br />
nieuwe wijze, gelijk men het noemde, te prediken,<br />
lezende over den Brief van PAULUS aan de Romeinen,<br />
in plaats van een Sermoen te houden; hij liet<br />
van mannen en vrouwen de Brieven van PAULUS ,<br />
op nieuw in de moedertaal overgezet, medebrengen,<br />
hij zelf bragt nu en dan den Latijnfchen Bijbel mede,<br />
en veranderde ook de zoogenoemde groetenis des<br />
Engels, afgaande van het gewoone gebruik. Spoedig<br />
kwam dit ter ooren van NATALIS BEDDA , Syndicus<br />
der Faculteit; op zijn voordel werd PETRUS<br />
CAROLI den fjden Augustus 1524 voor de Faculteit<br />
geroepen in de groote zaal der Sorbonne, alwaar hij<br />
verfchenen zijnde, vrijmoedig op alle vragen antwoordde,<br />
welke hem voorgehouden werden, worden<br />
!e zijne antwoorden zorgvuldig opgeteekend. Na<br />
over dezelve geraadpleegd te hebben, werd hem het<br />
pre-
G E S C H I E D E N I S . 151<br />
prediken, en voorts ook het houden van lesfen ver ia C. O.<br />
boden , wordende hem alleen toegelaten eene af faarT5i7.<br />
ot .-55a.<br />
scheidsles te houden, tot welke hij deze uitnoodiging<br />
liet aanplakken : Pierre Caroli voulant obêir aux<br />
ordres de la Faculté , cesfe de faire fes lecons, pour<br />
les recommencer, quand il plaira a Dieu, a ces<br />
paroles, ou il a fini: foderunt manus meas et pedes<br />
meos. Eindelijk werd over zijne (tellingen een vonnis<br />
geltreken, en hij veroordeeld, om dezelve af te<br />
zweeren. Ouder deze (tellingen vond men ook deze:<br />
„ Alfchoon men in de Biblia Vulgata Gert.<br />
III. 15. leest: ipfa conteret caput tuum, (zij zal<br />
u den kop vermorzelen,) nogtans vindt men in den<br />
Hebreeuwfchen Tekst: dat, te weten, het zaad der<br />
vrouw, hetwelk is CHRISTUS, zal enz. en dit wordt<br />
niet alleen door hem, PIERRE CAROLI , maar door<br />
andere Geleerden, die het Hebreeuwsch verdaan ,<br />
verzekerd enz." Over deze woorden werd de volgende<br />
ongerijmde en belagchelijke Cenfuur gemaakts<br />
„ Dewijl deze Helling der eer der H. Maagd fchijnt<br />
te na te komen, en van het gewoon gebruik der<br />
Kerke Gods verfchilt, is zij roekeloos en fcheurziek<br />
aan het volk gepredikt: alzoo het zeker is,<br />
dat er door de Kerk goed gelezen wordt: Ipfa conteret<br />
caput tuum.'''' Zoo had hij ook beweerd, dat<br />
de Drieëenheid niet kon afgebeeld worden, en daar<br />
bij gevoegd: ,, Het heugt mij, in den H. AUGUS-<br />
TINUS gelezen te hebben, dat het ongeoorloofd en<br />
goddeloos is , de Drieëenheid af te beelden, als<br />
ook: dat het oudtijds in de Kerk verboden geweest<br />
zij." Hier op werd deze Cenfuur gemaakt:<br />
K 4 » Dit
15a K E R K E L I J K E<br />
naC. G . „ Dit voörftel, wat betreft, dat de Drieëenheid niet<br />
Jaarisi;<br />
• kan afgefchilderd worden, voor zoo ver het bedoelt<br />
tot 155a<br />
de beeldtenis der zaligfte Drieëenheid af te keuren,<br />
is valsch, fcheurziek en fmadelijk voor het goedgekeurd<br />
gebruik der Kerk, en eene dwaling van den<br />
Ketter WIKXEF, en het is nooit het gevoelen van<br />
AUCUSTINUS geweest, of van de Kerk, om zoodanige<br />
beeldtenis te veroordeelen, alhoewel het voor<br />
een' tijd heeft kunnen nagelaten of gefchorst worden,<br />
om de heiligfehendige dwaling der- Anthropomorphiten<br />
uit te roeijen." Hoedanig de afloop dezer<br />
zaak geweest zij, vinden wij niet aangeteekend ,<br />
maar wel , dat diezelfde PIERRE CAROLI in vervolg<br />
van tijd de Hervormde Kerk meer beroerd dan gefticht<br />
heeft, waar over CALVIN klaagt in eenen Brief<br />
aan CRYNEUS (*), en FAREL in eenen Brief aan<br />
CALVIN (f), te weten, in het jaar 1537 werden<br />
door hem in de gemeente van Geneve, Neufchatel<br />
en Laufanne verfcheidene opfchuddingen verwekt,<br />
doordien hij FAREL, CALVIN en VIRET openlijk befchuldigde<br />
van onregtzinnigheid in de leere over de<br />
Drieëenheid. Als hij deswegens in eene Sijnode te<br />
Bern veroordeeld werd, zegt men zelfs, dat hij weder<br />
tot het Roomfche geloof vervallen is.<br />
Vervol Toen de Franfche Koning FRANCOIS I in het jaar<br />
ging vin<br />
1525 bij Pavia door de Keizerlijken gevangen gedeKoninginnemaakt<br />
, en naar Madrid gevoerd was, alwaar hij<br />
Moeder 13 maanden verbleef, verdubbelde de Sorbonne. gedu-<br />
(*) Epist. Calv. pag, 227, 228.<br />
(t) Epiit. Calv. pag. 34.
GESCHIEDENIS. >-53<br />
durende des Konings afwezen, hare hevigheid tegen<br />
allen, die verdacht waren, der Hervorming toegedaan<br />
te zijn, voornamelijk aangevuurd wordende<br />
door den Kanfelier DU PRAT , die voor zijnen ijver<br />
ten behoeve van den Paus met het Kardinaalfchap<br />
begunftigd werd. De Koninginne moeder, LOUIZE<br />
van Savoye, die het beftuur van zaken intusfehen<br />
waarnam, was ten dezen opzigt ook wakker werkzaam,<br />
ten einde den Paus aan de belangen van<br />
Frankryk verbonden te houden, gelijk deze ook in<br />
eenen Brief, den 2often Mei 1525 te Rome gefchreven,<br />
zijn genoegen aan het Parlement van Parys<br />
voor deszelfs ijver betuigde, met vermaning, om<br />
daarin te volharden en voort te gaan.<br />
Hier toe ftrekte ook de overeenkomst tusfehen de<br />
Koninginne Moeder en HENDRIK VIII, Koning var<br />
Engeland, om gemeenerhand de Turken te keer t<<br />
gaan, en de pestige Lutherfche gezindte, als die vee [<br />
meer gevaar dreigde dan.de Turken zelve.<br />
Toen de Koning FRANCOIS zijne vrijheid wedei<br />
.gekregen had en in zijn Rijk herfteld was, werd e:<br />
tusfehen hem en Keizer KAREL V een ontwerp ge<br />
fmeed, om de vijanden van den Christelijken Gods<br />
dienst cn de Ketterijen van den Lutherfchen aanhanj ><br />
uit te roeijen, ten welken einde men Gezanten zoi l<br />
zenden met volmagt, om alles te beramen tot eenei t<br />
oorlog met de Turken, en tot uitdelging der Kei<br />
ters, vijanden der Kerk. — Sedert begonnen d<br />
Koninklijke Regtbanken en Wereldlijke Overheidspei<br />
fonen met te meer hevigheid de Hervormden te vei<br />
volgen; terwijl de Faculteit voortging ketterfche boe<br />
K 5 ke 1<br />
wC. G,<br />
|aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
in het jaar<br />
1525.
na C. G,<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552,<br />
Sijnoden<br />
tegen de<br />
Hervormdenge<br />
houden.<br />
«<br />
154 K E R K E L I J K E<br />
ken te veroordeelen , en onder deze verfcheidene<br />
werken van ERASMUS, inzonderheid zijne Colloquia<br />
Familiaria.<br />
De Kanfelier DU PRAT , Kardinaal en Aartsbisfchop<br />
, een zeer hevig vijand der Hervorming, hield<br />
in het jaar 1528 eene Provinciale Sijnode te Parys,<br />
van den 3den Februarij tot den 9den October, door<br />
welke 16 befiuiten tegen LUTHERS ketterij werden<br />
vastgefteld: 1. Over de eenheid en onfeilbaarheid<br />
der Kerk. 2. Dat de Kerk niet onzigtbaar is. 3. Over<br />
het gezag der Heilige Kerkvergaderingen. 4. Dat<br />
het aan de Kerk behoore , om te bepalen, welke<br />
boeken Kanoniek of regelmatig zijn. 5. Dat fommige<br />
(tukken vastelijk moeten geloofd worden, welke<br />
niet uitdrukkelijk in de Heilige Schrift begrepen zijn.<br />
6. Over menfchelijke inzettingen. 7. Over de Kerkelijke<br />
vasten. 8. Over den ongehuwden (laat der<br />
Geestelijken. 9. Over de geloften , bijzonder der<br />
Monniken. 10. Over de zeven Kerk - Sacramenten.<br />
11. Over de offerande der Mis. 12. Over de voldoening<br />
van het Vagevuur, en het gedachtenisvieren<br />
i Ier overledenen. 13. Over de vereering der Heiligen.<br />
14. Over de vereering der Heilige Beelden.<br />
[5. Over den vrijen wil. 16. Over het geloof en<br />
le werken.<br />
Voorts verklaart die Sijnode voor Ketters en hard-<br />
. l lekkigen, uitgefloten buiten de gemeenfehap der ge-<br />
1 oovigen, allen, die zich vermeten anders te geloo-<br />
1 en en hardnekkig te beweeren, dan de Roomfche<br />
1 [erk gelooft en leert.<br />
Vervolgens beweeren zij, dat, alhoewel de Kerk<br />
ver-
G E S C H I E D E N I S . 155<br />
•verfchillende en fomtijds tegenftrijdige befluiten heeft 1 ia C. G.<br />
aan 517.<br />
vastgefteld, er echter in eene zoo groote menigte<br />
ot 1552.<br />
van befluiten niets is, hetwelk met het regtzinnig<br />
geloof ftrijdig is; maar, dat de Kerk door eenen en<br />
denzelfden geest onderwezen is geworden, om naar de<br />
tijdsomftandigheden vast te ftellen, hetgeen het voordeeligfle<br />
en nuttigde heeft toegefchenen (*).<br />
Deze vergadering verbood aan elk en een ieder,<br />
onder ftraffe van den ban, het lezen der boeken van<br />
LUTHER en der Lutheranen, als ook de boeken en<br />
fchriften van MELANCHTHON , CAROLOSTADIUS ,<br />
LAMBERT van Avlgnon, ZWINGLI, OECOLAMPA<br />
DIUS enz. Omtrent de Ketters bepaalde zij: „ De<br />
veroordeelden wegens Ketterij, indien zij tot de eenheid<br />
van het Katholijk Geloof niet willen wederkeeren,<br />
moeten onder het regtsgebied der Kerk blijven,<br />
en ter eeuwige gevangenis verwezen worden , om<br />
boete te doen. Veroordeelden om Ketterij , indien<br />
zij dezelve niet willen afzweeren, moeten, zoo zij<br />
Leeken zijn, terftond aan het wereldlijk gerigt worden<br />
overgelaten. Indien zij Geestelijken zijn, moeten<br />
zij in tegenwoordigheid der wereldlijke magt van hunne<br />
waardigheid worden ontwijd, met het vonnis , dat de<br />
wereldlijke Regter hen in zijne regtbank overneemt.<br />
Eindelijk, om een fchijn te hebben, dat zij niet te-<br />
gen<br />
(*) Omtrent gelijk de Kardinaal van Cuza: „ Dal<br />
„ de Heilige Schrift moet verklaard worden, naar de<br />
„ loopende gewoonte van de Kerk, welke haar gevoe<br />
„ len veranderende, verandert ook het oordeel van God."<br />
GERDE3 in Introduct. ad Hifi. Reform. $ XVII. p. 32.
na C. 3. gen de Hervorming waren, fielden zij 40 regelen<br />
Jaari5i<br />
tot 155<br />
7'op, ter verbetering der zeden, in het bijzonder der<br />
,'Kerkelijken, doch welke meest alle zich bepaalden<br />
DIONVSI'<br />
US DE<br />
RIEUX.<br />
155 K E R K E L I J K E<br />
tot eenige nietswaardige uiterlijkheden.<br />
Tenzelfden tijde, den aiften Maart 1528, werd<br />
door FRANS TURNON , Aartsbisfchop van Bourges,<br />
Primaat van Aquitamë, eene Provinciale Kerkverga<br />
dering gehouden, met hetzelfde oogmerk , welke<br />
ook foortgelijke befluiten vastflelde.<br />
Ouder de genen , die toen voor de Hervormde<br />
Euangelieleer te Meaux den dood godvruchtig on<br />
dergaan hebben, was zekere DIONYSIUS DE RIEUX,<br />
omdat hij openlijk gezegd had : dat de Mis zeer<br />
zeker eene verloochening was van het lijden en den<br />
dood van onzen Heere JEZUS CHRISTUS. Hij werd<br />
den 3den Julij 1528 veroordeeld, om levende ver<br />
brand te worden, welke ftraf aan hem voltooid is<br />
geworden, terwijl hij tot het laatfte toe het volk<br />
vermaande, om zich tot de ware leere des levens<br />
en der zaligheid te bekeeren.<br />
MATURI- Ten dezen tijde bloeide te Parys MATURINUS<br />
NUS COR.<br />
CORDERIUS ,<br />
OER1US.<br />
een geleerd man en beftuurder der<br />
Scholen te Parys, met lof bekend door verfcheidene<br />
Latijnfche werkjes, ten gebruike der Scholen. Deze<br />
vermaande de jeugd niet alleen tot het aanleeren<br />
der wetenfchappen, maar voornamelijk tot god<br />
zaligheid en goede zeden. Hij was ook onder de<br />
leermeesters van CALVIN. Ia het jaar 1528 werd<br />
hij onder de Godgeleerden van het Kollegie van<br />
Navarre aangenomen. Maar toen reeds fmaak heb<br />
bende in de zuivere leer, verliet hij vervolgens Pa.<br />
ryt
GESCHIEDENIS. 15?<br />
rys en begaf zich naar Noyon aan de Loire, alwaar a C. O.<br />
r<br />
aari5T7-<br />
hij in de jaren 1534 tot 1536 het Hoogleeraarfchap 3<br />
ot 1552.<br />
in de Spraakkunst, (Grammatica,') bekleed heeft. ,<br />
Eindelijk de door CALVYN hervormde leer geheel<br />
omhelzende, vertrok hij eerst naarLaufanne en vervolgens<br />
naar Geneve, alwaar hij als Rector der<br />
School zijn leven heeft ten einde gebragt, zijnde in<br />
het 58fte jaar van zijnen ouderdom, in het jaar<br />
1564, hetzelfde, waarin CALVYN geftorven is, overleden.<br />
Zekere STËPHANUS BIACHOPOLIS, uit de Orde Andere<br />
verkondi<br />
der Bedelmunniken, door het licht der waarheid gegers<br />
der<br />
troffen, reisde naar Sakfen, om LUTHER te zien Hervor<br />
en te hooren. Van daar \n Frankryk wedergekeerd,<br />
ming.<br />
verkondigde hij in het jaar 1528 de waarheid, welke<br />
hij geleerd had, in het geheim en openlijk te Nontiai,<br />
in het landfchap Vivarez in Languedoc, voornamelijk<br />
uitvarende tegen het Bijgeloof, hetwelk aldaar<br />
gepleegd werd, met een kistje, hetwelk men<br />
voorwendde, wonderdoende Reliquien te bevatten.<br />
Doch, wanneer hier door veler oogen begonnen<br />
epen te gaan, moest onze STËPHANUS zijnen post<br />
verlaten. Een andere STËPHANUS REINIER, insgelijks<br />
uit de Orde der Bedelmunniken, die hem opvolgde,<br />
kwam er niet zoo gelukkig af, hij werd in<br />
de gevangenis geworpen, en is vervolgens te Fienne<br />
tot den brandflapel verwezen. Na hem leerde zekere<br />
JONAS , Rector der School, dezelfde leer, een<br />
man van groote geleerdheid en godsvrucht, ook deze<br />
werd gevangen, maar na het afleggen van eene<br />
uitmuntende belijdenis, door behulp van fommige<br />
vrien
na C. G . vrienden verlost, waar door de Aartsbisfchop van<br />
tot 1552<br />
Vienne, onder wiens regtsgebied het landfehap Fivarez<br />
behoorde, vertoornd zijnde, omsrent 25 menfchen<br />
naar Vieimc liet voeren, fommigen van welke<br />
door vrees cn verdriet zijn omgekomen, en anderen<br />
oniHagen, na het betalen van eene groote geldboete,<br />
uit zonderlinge genade, gelijk men het noemde.<br />
LOUIS<br />
KRQU:N<br />
Lasteringen<br />
tegen<br />
de Hervormers.<br />
158 K E R K E L I J K E<br />
In het jaar 1529, den elfden November, werd<br />
Louis BERQUIN, een Edelman en Raad van FRAN<br />
COIS I, geworgd en verbrand, om zijnen ijver,welken<br />
hij, door gefchriften en daden betoond had<br />
voor de zaak der Hervorming, welke hij getrouw<br />
bleef, zonder zich te laten bewegen door de bedreigingen<br />
der Sorbonne, noch door de vermaningen<br />
van ERASMUS en BUD^US , die hem geraden hadden,<br />
zich Ril te houden, of het land te verlaten,<br />
willende hij liever den dood ondergaan , dan door<br />
zwijgen zelfs den fchijn te geven, als of hij de veroordeeling<br />
der waarheid goedkeurde.<br />
Bij gelegenheid van het fluiten der vrede te Kavier<br />
yk, werd het ontwerp, voor drie jaren gemaakt,<br />
omtrent het uitroeijen der Lutheranen , vernieuwd<br />
en bevestigd.<br />
In het volgende jaar 1530 fchceh de hitte der vervolging<br />
meer en meer toe te nemen, voornamelijk ook<br />
door de lasteringen, welke in Frankryk werden uitgeftrooid,<br />
om de gemoederen met haat tegen hen te<br />
vervuilen. Zekere PETRITIUS FRACCIANUS, of wie<br />
onder dezen naam fchuilen mogt, gaf daar van berigt<br />
in eenen Brief aan die van Straatsburg, die<br />
denselven aan den Landgraaf van Ilesfen en den<br />
Keur-
GESCHIEDENIS. 159<br />
Keurvorst van Sakfen den aden Januarij 1531 me- 1 ia C. G.<br />
aarisi?.<br />
dedeelden. De voornaamfte uitftrooifels waren, dat.<br />
ot 1552.<br />
de Duitfchers , onder het voorwendfel van den<br />
Godsdienst, bedoelden, de Kerkelijke goederen onder<br />
zich te verdeelen; dat zij geestelijke Geftichten en<br />
•Kloosters vernielden; dat zij leerden: dat alle goederen<br />
gemeen behoorden te zijn, dat alle menfchen<br />
gelijke regten bezitten, en dat er geene Vorsten meer<br />
zijn moeten enz. De Brief meldde voorts, dat de<br />
Koning, die dit zelfs van eenen Gezant des Keizers<br />
(NOIRKARMES) veritaan had, hier door zeer was<br />
vooringenomen, uit vrees, dat zijne onderdanen<br />
foortgelijke beginfelen mogten aannemen. Voorts<br />
zeide men, dat zij willekeurige echtfeheidingen voorftonden,<br />
onder voorwendfel van zekere aandrift van<br />
den Heiligen Geest. Nog werden de verdeeldheden<br />
onder de Proteftanten ten breedlte uitgemeten , als<br />
over het Avondmaal en andere. De Brieffchrijver<br />
raadde om deze redenen ten fterkfte aan, dat de<br />
Proteftantfche Vorsten een Gezantfchap aan den Koning<br />
zonden, ten einde den Koning van dit alles<br />
beter te onderrigten; ook raadde hij een dergelijk<br />
Gezantfchap te zenden aan den Koning van Engeland.<br />
Van dit Gezantfchap kwam voor deze keer<br />
echter niets ; maar de Vorsten zonden den Koning<br />
eenen Brief, door MELANCHTHON opgefteld, waar<br />
in alle deze uitftrooifels nadrukkelijk werden wederlegd.<br />
Deze Brief werd van 'sKonings wege in<br />
vriendelijke bewoordingen beantwoord, en deszelfs<br />
brenger MATTHEUS REINHOLD gunftig van den Koning<br />
ontvangen.<br />
Niet
naC. G,<br />
Jaari5i7,<br />
tot 1552.<br />
Voortgang<br />
der<br />
Hervorming.<br />
16*0 K E R K E L I J K E<br />
Niettegcnltaande den haat der Geestelijken en hun»<br />
ne pogingen , ter onderdrukking der Hervorming ,<br />
breidde zich dezelve nogtans meer en meer uit,<br />
voornamelijk door de Hoogefcholen van Orkans,<br />
Bourges en Touloufe. Op de Hoogefchool van Orkans<br />
was PETRUS STELLA vermaard Hoogleeraar<br />
in de regten, onder wien ook CALVIN zich in de<br />
regten eenigen tijd geoefend heeft, die te gelijk de<br />
beginfelen der zuivere Godsdienstleer aan velen mededeelde.<br />
Op de Hoogefchool te Bourges, onder<br />
het gebied der Koningin MARGARETHA, alwaar AN-<br />
TJREAS ALCIATUS, niet min vermaard Regtsgeleerde<br />
dan STELLA, Hoogleeraar was, heeft CALVIN insgelijks<br />
het onderwijs vau dezen beroemden man genoten,<br />
maar tevens zich de vriendfchap verworven<br />
van MELCHIOR VOLMAR of WOLMAR , van wien hij<br />
onderwijs ontvong in de Griekfche Taal. Door deze<br />
mannen, bijzonder door den ijver van CALVIN,<br />
die in de nabuurfchap van Bourges, ten platten<br />
lande, verfcheidenemalen predikte, werden de Hervormden<br />
in hun geloof verfterkt, en velen van de<br />
waarheid der Euangelieleer overtuigd. Te Touloufe<br />
begunftigde JULIUS CEZAR SCALIGER, de Prins der<br />
Letterkundigen, de Hervorming uit al zijn vermogen,<br />
door de belijders van dezelve aan zijn huis te<br />
onthalen, en hen met zijn gezag in deze moeijelijke<br />
tijden te befchermen.<br />
In Parys zelve, begHiiltigden velen, zoo mannen<br />
als vrouwen, aan het Hof, de Hervorming, openlijk<br />
of heimelijk. In de openbare Scholen aldaar waren<br />
verfcheidene Leeraars en Onderwijzers, die openlijk<br />
de
G E S C H I E D E N I S * 16*1<br />
de Euangelieleer beleden, bij voorbeeld JOANNES na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
STURMIUS , die acht jaren lang van 1529 tot 153?<br />
tot 1552.<br />
te Parys de fraaije letteren heeft onderwezen , tot<br />
hij van daar naar Straatsburg beroepen werd; om<br />
van PETRUS RAMUS en anderen niet te fpreken»<br />
Doch velen moesten hunnen ijver voor de waarheid<br />
met het leven boeten. In het jaar 153a werd<br />
JOANNES CADURCUS, Licentiaat in de Regten te<br />
Toulouze, te Toulouze om zijn geloof levende ver*<br />
brand. Men befchuldigde hem, dat hij te Limoges<br />
eene Lutherfche vermaningsrede op Allerheiligendag<br />
gehouden had; dat hij in Driekoningen nacht het volk<br />
aangezet had, om in plaats vans Leve de KoningJ<br />
te roepens CHRISTUS heerfche in onze harten! en<br />
eindelijk, dat hij na het eten, in plaats van de gewone<br />
groetenisfen van MARIA enz. het een en andei<br />
uit de Heilige Schrift had voorgefteld. Om deze<br />
redenen, als ook, omdat hij zich in eene zamenkomst<br />
van eenige vrome lieden te vrij had uitgelaten<br />
tegen de Vastenavondsvermaken, werd het vonnis<br />
des vuurs in het begin van Junij aan hem voltrokken.<br />
Toen deze vrome Martelaar ontwijd of ontzei<br />
werd van zijne waardigheid als Licentiaat, hetwelk<br />
naar gewoonte plegtig gefchiedde, hield een zekere<br />
Jacobijn eene aanfpraak aan het volk, en haaldé dt<br />
woorden van PAULUS aan: (1 Timoth. IV. i. ] I<br />
in welke ,, de Heilige Geest duidelijk voorzegt, da,<br />
„ in de laatfte tijden fommigen zullen afvallen vat<br />
„ het geloof, zich begevende tot verleidende geestet<br />
„ ende leeringen der Duivelen" Hier hield de Mon<br />
HERV. II. L uil 1<br />
JOANNES<br />
CADURCUS<br />
Martelaar
I02 K E R K E L I J K E<br />
na C. ( ï nik op, rr.aar CADURCUS riep hem overluid toe:<br />
Jaari5i ' nu het volgende, het volgende va?i den Tekst! Als<br />
tot 155:<br />
de Monnik hier door verdomde , ging CADURCUS<br />
voort: „Zoo gij niet wilt, dan zal ik voortgaan!"<br />
en vervolgde toen: „ Door geveinsdheid der leugen-<br />
[prekers, hebbende hunne eigene tonfeientie [aft]<br />
met ecu brandijzer toegefchroeid, verbiedende te huwelijken,<br />
[gebiedende'} van fpijzen te onthouden ,<br />
die God gejehapen heeft enz." Ook verhaalt men,<br />
dat hij, zijn doodvonnis in het Hof aangehoord hebbende,<br />
in het Latijn zeide: u curia iniquitatisl<br />
v fedes injustitia.' waarna hij met de grootfte ftandvastigheid<br />
den dood geleden heeft, gebruikende den<br />
houtftapel zeiven als eenen leerdoel, van welken hij<br />
tot den laatlten adem toe de waarheid, welke hij<br />
met zijn bloed bevestigde, zoo nadrukkelijk verkondigde<br />
en bewees, ten aanhooren onder anderen van<br />
eene groote menigte Studenten der Hoogefchool te<br />
Toulouze, dat dezelve meer en meer verfpreid werd.<br />
ALEXAX-<br />
DER CA-<br />
NUS.<br />
Huwelijk<br />
Met geene mindere onvertzaagdheid onderging ALEX-<br />
ANDER CANUS den dood, die, van Geneve te Lions<br />
gekomen, alomme op zijne reize, het Euangelie gepredikt<br />
had, en in de laatstgemelde Had gevangen en<br />
ter dood veroordeeld werd; zich op een hooger gerigtshof<br />
beroepende, werd hij naar Parys gevoerd,<br />
alwaar zijn vonnis bevestigd, en dadelijk voltrokken<br />
werd. Zijn gedrag was zoo moedig, zoo godvruchtig,<br />
dat zelfs Monniken, die daarbij tegenwoordig<br />
waren, zeiden: Indien deze mensch niet zalig is,<br />
zal niemand zalig worden.<br />
In het volgende jaar 1533 werd het huwelijk voltrok-
G E S C H I E D E N I S . 163<br />
trokken van KATHARINA DE MEDICIS , Nicht van ia C. G.<br />
den Paus CLEMENS VII, met [aarisi^.<br />
HENDRIK DE VAot<br />
1552.<br />
LOIS, tweeden Zoon van Koning FRANCOIS, naderhand<br />
ook Koning van Frankryk; dit huwelijk, na ran KAl'HARINAderhand<br />
eene bron van zoo vele rampen voor Frank<br />
DE MEDIryk<br />
, was den Paus ten hoogften aangenaam, die CIS met<br />
daar door zijnen invloed op FRANCOIS vermeerderd HENDRIK<br />
DEVALOIÏ<br />
zag, en niet naliet, bij denzelven aan te houden op<br />
het vernietigen van de Hervorming. 4 De Paus was<br />
met dit huwelijk zoo verrukt, dat hij zich niet gerust<br />
ftelde, voor dat het bijleger van het jonge paar<br />
in zijne en des Konings tegenwoordigheid voltrokken<br />
was (*).<br />
Daartegen volhardde des Konings Zuster, MAR- Haat der<br />
CARETHA, Koningin van Navarre, van wier geneGeestelijken tegen<br />
genheid jegens de Hervormers wij reeds meermalen de Ko<br />
gefproken hebben, in het verleenen van hare beninginMARGAfcherming aan de Proteftanten, hetwelk niet miste,<br />
RETHA<br />
den haat der Geestelijken tegen haar op te wekken. van Na<br />
Deze godvruchtige Vorstin gaf in het jaar 1533 een varre.<br />
Boek in het licht onder den titel: Le Miroir de<br />
Vame pecheresfe. De leden der Sorbonne vonden,<br />
dat in dit Boek geen gewag gemaakt werd van de<br />
Heiligen of de verdienftelijkheid der goede werken ,<br />
dat er geen Vagevuur in erkend werd , buiten en<br />
behalve het bloed van CHRISTUS , en hadden de<br />
ftoutheid, om hetzelve op de lijst der verbodene<br />
Boeken te plaatfen, en er openlijk tegen te prediken.<br />
Ja zelfs lieten zij op het School van Navarre, op<br />
(*) GERDES li C. p. 8/,<br />
L 2<br />
den
164. K E R K E L I J K E<br />
na C G. den eerften October, wanneer de Leerlingen , die<br />
Jaari5i7. van de Grammatica tot de Rhetorica overgingen ,<br />
tot 1552.<br />
gewoon waren, een Toneelfpel te vertoonen , een<br />
zoodanig Toneelfpel uitvoeren , hetwelk hoonende<br />
en fchandelijk was voor de Koningin. Te weten ,<br />
in hetzelve kwam de Koningin voor,bezig met vrouwelijk<br />
handwerk, wanneer eene Furie verfchijnende<br />
haar de naald deed wegwerpen, en de Euangelien<br />
in handen nemen, waar door zij alles , wat zij voorheen<br />
deed, en ook zich zelve vergat, en in eene<br />
dwingelandesfe veranderde, die de onfchuldige menfchen<br />
mishandelde. Deze onbefchoftheid na eenige<br />
dagen der Koningin ter ooren zijnde gekomen , werden<br />
de Opzieners van het School gevat en in hechtenis<br />
genomen, de oplteller van het Toneelftuk was<br />
het ontvlugt.<br />
De Koningin vervolgens vernomen hebbende, dat<br />
het door haar gefchreven Boek verboden was geworden<br />
door de Sorbonne, beklaagde zich daar over<br />
bij den Koning, die daarop de Hoogefchool belastte<br />
hem te betigten, of zij dit Boek veroordeeld hadden,<br />
en welke reden zij van dit vonnis geven konden,<br />
MCOLAUS cop, Hoogleeraar in de Geneeskunde,<br />
was thans Rector der Hoogefchool, deze<br />
deed terftond onderzoek; een zekere NICOLAUS LE-<br />
CLERCQ erkende, dat hij dit Boek op de lijst der<br />
verbodene Boeken geplaatst had, volgens befluit der<br />
Faculteit, daar dit befluit behelsde, een verbod om<br />
eenig gefchrift uit te geven, hetwelk het geloof betrof,<br />
zonder voorkennis der Faculteit. Toen hij<br />
geëindigd had met fpreken, zeide WILLEM PARVI ,<br />
Leer-
G E S C H I E D E N I S . 165<br />
Leeraar der Sorbonne, Bisfchop van Senlis, dat hij na C. G.<br />
het Boek gelezen, maar daarin niets berispelijks geJnari5i7tot 155a.<br />
vonden had, of dat hij zijne Theologie vergeten<br />
was. Het befluit werd toen door den Rector opgemaakt,<br />
dat de Hoogefchool de bewuste Cenfuur<br />
niet erkende, waar door dit Boek onder de verbodene<br />
Boeken gefteld was,dat zij dezelve niet goedkeurde,<br />
en niet voor hare rekening nam; zij, die het gedaan<br />
hadden, mogten zién, hoe zij zich verdedigen zouden;<br />
dat men ten fpoedigfte eenen Brief zou gereed<br />
maken, met welken de Akademie zich bij den Koning<br />
zou ontfchuldigen, ook zou men hem dankzeggen,<br />
dat hij hen zoo genadig en vaderlijk had<br />
aangefproken (*).<br />
Kort daarna gebeurde het, dat de Rector NICO-<br />
LAUS COP die Redevoering hield, welke men dacht,<br />
door CALVIN opgefteld te zijn, en welke beiden in<br />
gevaar bragt, hetwelk zij echter nog gelukkig ontkwamen<br />
, waar van wij hier voor gewaagd hebben<br />
(f).<br />
Van den afloop der zaak, betreffende het verbieden<br />
van het Boek der Koningin van Navarre, vinden<br />
wij verder geen berigt, dan dat uit andere befcheiden<br />
fchijnt te kunnen opgemaakt worden , dal<br />
gemelde NICOLAUS L E CLERCQ, benevens FRANS<br />
PICART en NATALIS BEDDA , in hechtenis zijn ge<br />
no<br />
(*) CAT.VIN Epist. ad FR. DANIËL Epist. pag. 1. et 2<br />
BEZA Hifi. Eccles. ap GERDES /. c. p. 89.<br />
(t) Bladz. 12.<br />
L 3
166<br />
K E R K E L I J K E<br />
na C. G. nomen, en BEDDA vervolgens gebannen is gewoï»<br />
Jaüri5t7. den.<br />
tot 1552.<br />
Te Sancerre, eene ftad niet verre van Bourges ,<br />
had de Pater Guardiaan van het Franciskaner Klooster<br />
, Broeder TOSSAN , insgelijks de onbefchaamdheid,<br />
openlijk te prediken, dat de Koningin MAR-<br />
GARETHA eeneLutherfche was,waardig, om in een'<br />
zak genaaid en in het water verdronken te worden.<br />
Alhoewel gewaarfchuwd zijnde , herhaalde hij deze<br />
hoontaal een en andermaal, zoodat er de regering<br />
kennis van nam, en het aan den Koning fchreef.<br />
De Koning, dezen hoon zijner Zuster aangedaan ,<br />
hoog opnemende, fchreef ten antwoord , dat men<br />
den Guardiaan gevangen nemen en aan hem over<br />
zou zenden, willende hem den dood aandoen, dien<br />
hij aan 'sKonings Zuster gedreigd had; doch op<br />
voorfpraak der Koningin van Navarre werd zijne<br />
ftraf in zoo verre verzacht, dat hij voor twee jaren<br />
op de Galeijcn gebannen werd.<br />
Deze godvruchtige Koningin, die zich dagelijks<br />
de Heilige Schrift liet voorlezen, onderhield ook in<br />
Parys drie uitmuntende Predikers, GERARD LE<br />
ROUX, BERTALD cn CORALD, die even naderhand,<br />
bij de ontdane vervolging, daar wij zoo van zullen<br />
moeten fpreken, in de gevangenis werden geworpen,<br />
waar uit zij nogtans ontvlugtten. Van deze<br />
is BERTALD naderhand weder tot het Roomfche geloof<br />
afgevallen, LE ROUX ontweek naar Navarre,<br />
het gebied der Koningin, doch CORALD flandvastig<br />
blijvende in zijn geloof, is naderhand te Geneve<br />
arabt-
G E S C H I E D E N I S . 167<br />
ambtgenoot geweest van FAREL. Voorts werden ,<br />
onder begunftiging dezer Koningin , in Guienne en<br />
Bearn verfcheidene Hervormde gemeenten gedicht,<br />
in welke Bedienaars des woords aangefteld , en het<br />
Heilig Avondmaal eenvoudig naat de inftelling van<br />
CHRISTUS gevierd werd. Zelfs ftelde de Koningin<br />
aan haren Koninklijken Broeder zeven punten voor,<br />
welke zij oordeelde, ten aanzien der Mis, verande<br />
e r<br />
ring te behoeven. 1) dat § e e n e<br />
na C G.<br />
Jaari5i7,<br />
tot 155a.<br />
Misfen zouden<br />
gehouden worden, zonder Communicanten. 2) Dat<br />
er geene opheffing der Hostie zou plaats hebben.<br />
3) Dat dezelve niet zou aangebeden worden. 4)<br />
Dat het bedienen zou gefchieden onder de beide gedaanten<br />
van brood en wijn. 5) Dat in de Mis<br />
geene melding gefchieden zou van de Heil. Maagd<br />
of andere Heiligen. 6) Dat men gewoon brood zou<br />
gebruiken, hetwelk gebroken en aan het volk zou<br />
uitgedeeld worden. 7) Dat de Priesters vrijheid zouden<br />
hebben, om te trouwen. Doch dit voordel,<br />
hetwelk men U Mesfe aux fept points noemde ,<br />
werd met befpotting achter de bank gefmeten.<br />
Onder de hulpmiddelen, van welke inzonderheid Bedriegerij<br />
te Or-<br />
de Monniken te dezen tijde gewoon waren gebruik<br />
leansge<br />
ie maken, ter handhaving van het Bijgeloof, en van pleegd.<br />
de leere van het Vagevuur en de Mis, behoorden<br />
voornamelijk verdichte fpookgefchiedenisfen. De zielen<br />
der overledenen, gelijk men voorgaf, verfchener<br />
menigmalen, en klaagden, onder het aanrigten var<br />
allerhande potfen, dat en waarom zij verdoemd wa><br />
ren, of lang in het Vagevuur de hevigfte folreringer :<br />
ondergaan moesten, en bezworen zijnde, begeerder 1 •<br />
L 4 z ij
i6S K E R K E L I J K E<br />
na C. G. zij, dat hunne nabeftaanden hun te hulp zouden<br />
Jaarisi? komen, door geloften, aan zekere Heiligen, Kerken<br />
'ot 1552.<br />
of Kloosters gedaan, te betalen, of een zeker getal<br />
zielmisfen te laten lezen, of eenig offer van geld<br />
enz. te brengen. Te Orkans werd op dezen tijd<br />
een zoodanig fpel gefpeeld door twee Franciskanen.<br />
lievige<br />
vervolging.<br />
Leeraars der Godgeleerdheid, COLIMAN en STEVEN<br />
van Arras. De huisvrouw van den Schout der ftad<br />
was overleden, en had, bij uiterften wil, begeerd ,<br />
dat zij zonder pracht of vertooning begraven zou<br />
worden. Haar man, hare begeerte voldoende, liet<br />
haar in ftilte bijzetten in de Franciskaner Kerk, bij<br />
haren vader en grootvader, zonder meer dan zes<br />
Dukaten aan deze Geestelijken tot eene vereering te<br />
fchenken; kort daarna rigtten zij eene fpookgefchiedenis<br />
aan, waartoe zij eenen jongeling gebruikten ,<br />
die bij hen een Novicius was, en dien zij op het<br />
verwelffel van hunne Kerk plaatften, om de ziel der<br />
overledene vrouw na te bootfen. De bedriegerij<br />
werd ontdekt, en door den Schout in perfoon aan<br />
den Koning bekend gemaakt, waar op de gemelde<br />
Franciskanen naar Parys werden overgebragt, en<br />
veroordeeld, om naar Orkans terug gevoerd te worden,<br />
en daar openlijk op een fchavot hunne misdaad<br />
te belijden. Doch, hoe zacht ook dit vonnis<br />
ware, het bleef nogtans onvoltrokken , uit hoofde<br />
van de vervolging tegen de Hervorming, welke toen<br />
uitberstte, terwijl men vreesde, dat de Hervormden<br />
daardoor te grooten fteuu zouden bekomen.<br />
Tot hier toe was de toeftand der Hervormden in<br />
Frankryk, eenige bijzondere perfonen uitgezonderd ,<br />
vrij
GESCHIEDENIS. IÖO<br />
vrij dragelijk geweest, doch met het jaar 1534,welk na C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
jaar, om de menigte Plakaten tegen de Hervorm<br />
tot 1552.<br />
den, Pan des placards genoemd is geworden, nam<br />
eene hevige vervolging, zelfs op 's Konings gezag,<br />
haren aanvang. De openbare preek was federt eeni-<br />
gen tijd ten ftrengfte aan de Euangelifchen verbo-<br />
den, en wanneer zij daar op in het geheim zamen-<br />
kwamen, werden deze geheime zamenkomften mede<br />
in dit verbod begrepen. Hier door ontrust, zonden<br />
zij iemand naar Zwitferland, om daar met de voor<br />
naamfte Leeraaren te raadplegen, wat hun te doen<br />
ftond. Hun afgevaardigde liet bij deze gelegenheid<br />
te Geneve eenige opftellen drukken, in welke de<br />
Mis en andere leerftukken ten hevigfte werden door<br />
gehaald en ten toon gefteld. Deze opftellen werden<br />
niet alleen door geheel Frankryk verfpreid, maar<br />
ook door eenige onbedachte ijveraars te Parys op<br />
de hoeken der ftraten, en zelfs aan het Koninklijk<br />
Paleis te Fontainebleau aangeplakt (*). Ook kwam<br />
er een gefchrift uit van een' ongenoemden , in het<br />
Fransch, hetwelk niet ongezouten fpotte met de<br />
Geestelijken, als Kooplieden en Waarden, die met<br />
Kerkelijke waren koophandel dreven (f), tevens<br />
werd het volk daarin vermaand, om zulks niet lan<br />
ger te dulden enz. De Koning hier door getergd ,<br />
liet terftond onderzoek doen, en allen, op welke<br />
flechts het geringfte vermoeden viel, werden gevat,<br />
(*) GERDES heeft dezelve medegedeeld. /. c. T. IV.<br />
Monum. p. 59-57.<br />
(t) GERDES /. c. p. 103.<br />
h $<br />
en
i7o K E R K E L I J K E<br />
sa C. G. en vele, geheel onfchuldigen, met de uitgezochtfte<br />
Jaari5i7. martelingen, waarbij alle gevoel van menfcbelijkheid<br />
tot 1552.<br />
fcheen verdoofd te worden, wreedelijk ter dood ge»<br />
bragt. Deze vervolging begon in de maand November<br />
, in Januarij des volgenden jaars kwam de<br />
Koning zelf in Parys, en het was toen , dat hij<br />
dien plegtigen omgang en het verbranden van eenige<br />
Hervormden in perfoon bijwoonde , waar van wij<br />
boven (*) gewaagd hebben. Dewijl de laatfte aanfpraken<br />
en woorden der dervenden, waar mede zij<br />
hunne onfchuld betuigden, en dat zij enkel en alleen<br />
wegens hun geloof uierven, doorgaans veel indruk<br />
op het volk maakten, werd voortaan den martelaren<br />
vooraf de tong uitgefneden, opdat zij het volk niet<br />
zouden kunnen aanfpreken, ook werd in de vonnisfen,<br />
die openlijk werden voorgelezen , geene reden<br />
der veroordeeling in het bijzonder gemeld, maar in<br />
het algemeen flechts gezegd, dat de veroordeelde<br />
zich had fchuldig gemaakt aan Majefteitfchennis tegen<br />
God en de Heilige Maagd, en de geboden der<br />
Kerk overtreden; ten einde het gemeen deze ongelukkigen<br />
als uitvaagfels van het menschdom te doen<br />
befchouwen.<br />
Zoodanige wreedheden tegen hunne Geloofsgenooten<br />
gepleegd, moesten noodwendig de Protefiant*<br />
fche Vorsten in Duitschland ten hoogde mishagen ,<br />
waar bij kwam, dat een Turksch Gezantfchap ten<br />
dezen tijde in Frankryk gekomen was, om over een<br />
wederzijJsch verbond te handelen. Om de gevolgen<br />
(*) Bladz 135.
GESCHIEDENIS. 171<br />
gen van het misnoegen over dit een en ander voor ia C. G;<br />
te komen, fchreef FRANCOIS den eerflen Februari" [aarisv.<br />
tot 1552.<br />
1535 eenen Brief aan de Rijksvorsten, in welken hij<br />
zijne onderhandeling met de Turken verfchöonde ,<br />
en tevens te kennen gaf,dat hij, tegen zijnen dank,<br />
ftreng had moeten zijn tegenfommigen , die onderden<br />
fchijn van den Godsdienst niets minder bedoelden,<br />
dan den Staat het onderfte boven te keeren , ook<br />
zond hij, ten zelfden einde, eenen Gezant, WILLEM<br />
EELLAI, Heer van Langei, Broeder van den Kardinaal<br />
Aartsbisfchop van Parys, die te Smalkalden<br />
den ioden December met eene wijilloopige aanfpraak<br />
de Duitfche Vorsten zocht te overreden , dat zijn<br />
Koning geenszins afkeerig was van de Hervorming,<br />
welke hij zelfs in vele opzigten noodzakelijk oordeelde;<br />
de Duitfche Vorsten verklaarden in hun antwoord,<br />
dat de Hervorming niets gemeen had met<br />
oproerige gezindheden, en vermaanden den Koning,<br />
dat hij toch alle geweld tegen onfchuldigen wilde<br />
fluiten, en de gevoelens van den Godsdienst vrijlaten.<br />
Dat CALVYN met hetzelfde oogmerk ook om<br />
dezen tijd zijn werk Inftitutio Religionis Christiancz<br />
uitgegeven en met eene voortreffelijk gefchrevene<br />
Opdragt aan den Koning opgedragen heeft,<br />
hebben wij insgelijks te voren reeds gezegd; gelijk<br />
ook hetgeen in dit jaar 1535 gebeurd is met ME<br />
LANCHTHON, die door den Koning zeiven genoodigd<br />
werd, om in Frankryk over te komen, dooi<br />
ons verhaald is.<br />
Doch niets van dit alles kon bij den vooringenomen'<br />
Koning baten, bij wien ook de Zwitfers te<br />
ver
na C. G vergeefs om verzachting der vervolging aanhielden ;<br />
J*ari5i7 de Koning gaf gehoor aan de oorblazingen van den<br />
tot 1552.<br />
Kardinaal van Teurnon, en aan den drang der Geestelijken<br />
, en Leeraaren van Parys, die hunne aanmerkingen<br />
op de artikelen, door MELANCHTHON<br />
voorgefteld, aan den Koning mededeelden (*), en<br />
dus ging de vervolging met alle hevigheid haren<br />
gang; zel-fs zulken, die door vrees voor den dood<br />
hun geloof verzaakten, konden den dood niet ontgaan<br />
, en niets anders daar mede winnen, dan dat<br />
zij met minder folteringen van het leven beroofd<br />
werden. De vervolging werd voortgezet, zoo lang<br />
de Koning leefde, en zoogenoemde Christenen gaven<br />
in dezelve niets gewonnen aan de Heidenfche<br />
Vervolgers, in de eerfte eeuwen van het Christendom<br />
, veel meer overtroffen zij dezelve in wreedheid.<br />
Vervolging<br />
der<br />
Waldenzen.<br />
17a K E R K E L I J K E<br />
Allerhevigst trof de vervolging de ongelukkige<br />
Waldenzen, die verftrooid en als verborgen waren,<br />
in de gebergten van Languedok en Provence, als<br />
ook in de gebergten van Piemont; zij begon reeds<br />
in het jaar 1540, maar Hortte inzonderheid in het<br />
jaar 1545 hare woede uit, wanneer de vervolgers in<br />
de dorpen, welke zij bewoonden, en waar van Merindol<br />
en Cabrieres de voornaamfte waren, een zoo<br />
ijsfelijk bloedbad aanrigtten , dat FRANCOIS I, zich<br />
die buitenfporigheden, met afgrijzen , op zijn Iterfbed<br />
herinnerende, aan zijn' opvolger hoogelijk aanbeet*)<br />
Hun antwoord aan den Koning en hunne aanmer-<br />
1 ingen op de artikelen van MKLANCUTHON kunnen gelezen<br />
worden bij GERDES T. IV. Men. p. 74-85.
GESCHIEDENIS. 173<br />
beval, daaromtrent een flerk en naauwkeurig onder-1 a C. Gaan<br />
517.<br />
zoek te doen. Doch wij zullen gelegenheid heb- ]<br />
ot 1552.<br />
ben, van dezen moord nader te fpreken, wanneer.<br />
wij van de Waldenzen bijzonder zullen gewagen.<br />
In hetzelfde jaar 1540 trof het lot van doodvonnis<br />
ook eenen STEVEN LE BRUN, een' eenvoudig<br />
Landman, onder het Aartsbisdom van 1'vetdun,<br />
doch die zich in het lezen van het Nieuwe Testament<br />
geoefend , en daar uit de dwalingen der<br />
Geestelijken ontdekt had. Schoon hij niet anders<br />
dan Fransen lezen en fchiijven kon, had hij het<br />
door naarflige vergelijking van eene Franfche Overzetting<br />
des Nieuwen Testaments met de Latijnfche<br />
Vertaling zoo ver gebragt, dat hij den Latijnfchen<br />
Tekst verdaan en ook aanhalen kon. Hij werd in<br />
1538 om zijn geloof in de gevangenis geworpen,<br />
alwaar men van hem op eene listige wijze eene herroeping<br />
wist af te lokken , volgens een Latijnsch<br />
opdel, hetwelk zoo gedeld was, dat hij het niet<br />
regt verdaan had. Hij werd daarop uit de gevangenis<br />
ontflagen, maar beklaagde zich zeer over deze<br />
misleiding, en zich zeiven, dat hij niet voorzigtiger<br />
gehandeld had. Na twee jaren werd hij op nieuw<br />
gevangen, en kon toen door geene bedreigingen of<br />
beloften van zijne dandvastigheid worden afgetrokken,<br />
zelfs niet door de voordelling, dat zijne vrouw<br />
door zijne hardnekkigheid, gelijk men het noemde,<br />
met zijne vijf kleine kinderen armoede zou moeten<br />
lijden. ,, Indien zij," zeide hij: „ het zielenvoedfel,<br />
Gods woord, mogen hebben, voor het ligchatnelijke<br />
brood ben ik niet bekommerd. " Hij werd<br />
tei
174 K E R K E L I J K E<br />
na C. G ter dood veroordeeld, en naar den brandftapel ge-<br />
Jaarisi^<br />
voerd, terwijl hij het volk aanhoudend tot godzalig<br />
lot 1552<br />
heid vermaande. Alzoo de vlam door den hevigen<br />
wind verftrooid en gebluscht werd, ftond hij wel<br />
een uur aan den doodelijken paal, zonder door de<br />
vlam befchadigd te worden, waarom de beul hem<br />
met etn' ftok op het hoofd floeg,tegen wien de lijder<br />
zeide: „ Ik ben immers ten vure verwezen, wat<br />
wilt gij dan mij, als een' hond, doodflaan?" maar<br />
de beul een'ftok, die van voren een ijzeren punt had,<br />
genomen hebbende, doorftak hem daarmede , wierp<br />
zijn ligchaam vervolgens in het vuur, en verftrooide<br />
de asfche in den wind. De regering verbood, dat<br />
men van zijnen dood zou fprekcn, onder ftralfe van<br />
insgelijks als Ketter behandeld en op dezelfde wijze<br />
ter dood gebragt te zullen worden.<br />
Op gelijke wijze werd te Parys in dat jaar zekere<br />
CLAUDIUS PICTOR levende verbrand, nadat hem de<br />
tong was uitgefneden. Deze man , een Goudfmid ,<br />
had drie jaren te Geneve gewoond, en was van daar<br />
weder naar Parys gekomen, om de genade, welke<br />
hij van God ontvangen had, aan zijne nabeftaanden<br />
en vrienden mede te deelen. Hij werd verraden en<br />
moest deze zijne liefde met den dood boeten.<br />
De Euangelifche Vorsten fchreven dit jaar weder<br />
vergeefs aan den Koning FRANCOIS, ten behoeve<br />
van zijne ongelukkige onderdanen, veel eer<br />
werd door een vernieuwd Plakaat in het jaar 1542<br />
de vervolging verlevendigd, en den Boekverkoopers<br />
het hebben en verkoopen van veroordeelde Boeken,<br />
en bij name, van CALVIN'S Onderwijs in den Chris-<br />
te»
G E S C H I E D E N I S . 175<br />
telijken Godsdienst verboden. Ook werd het volk na C. G.<br />
in de Kerk vermaand, dat zij de genen, die niet<br />
Jaarisi7tot<br />
1552.<br />
wel van den Godsdienst gevoelden, zouden aanbrengen<br />
, waar door zij een Gode welbehagelijk<br />
werk zouden verrigten.<br />
Bij gelegenheid, dat zekere FRANCOIS L'ANDRE , Geloofs<br />
te Parys het Euangelie zuiver predikte, en geene artikelen<br />
door de<br />
Misten deed, werden hem van wegens de Sorbonne Sorbonne<br />
eenige artikelen voorgefchreven, en hij op dezelve uitgegeven.<br />
Verhoord; deze artikelen waren: dat het Mis-<br />
„ offer van CHRISTUS is ingefteld, en nuttig is voor<br />
„ levenden en dooden; dat men de Heiligen moet<br />
„ aanbidden, opdat zij onze Tusfchenfprekers en<br />
„ Voorbidders zijn mogen bij CHRISTUS ; dat de<br />
„ zelfftandigheid van brood en wijn bij de inwij-<br />
„ ding veranderd wordt; dat het alleen aandePries-<br />
„ ters vrijftaat brood en wijn te wijden , en dat het<br />
„ vieren der plegtigheid van 'sHeeren Avondmaal<br />
„ aan hen alleen behoort. Dat de Monnikengelof-<br />
„ ten moeten gehouden worden; dat door de be-<br />
„ vestiging en zalving de Heilige Geest wordt me-<br />
„ degedeeld; dat door het gebed, vasten en goede<br />
„ werken de zielen uit het Vagevuur verlost wor-<br />
„ den; dat de Kerkelijke wetten over het vasten en<br />
„ het onderfcheid der fpijzen het geweten verbin-<br />
,, den; dat er een Opperpriester der Kerk is, wien<br />
„ allen, volgens goddelijk regt, verpligt zijn te ge-<br />
„ hoorzamen; dat men vele dingen gelooven , en<br />
„ noodzakelijk aannemen moet, welke in de fchrif-<br />
„ ten niet gemeld zijn; dat de Itraffe van het Vage-<br />
„ vuur door de aflaten wordt kwijtgefcholden; dat<br />
„ ook
176 K E R K E L I J K E<br />
naC. G „ ook onreine en ondeugende Priesters het ligchaam<br />
Jaarisi7 „ des Heeren wijden. Dat alle doodzonden aan den<br />
tot 155a<br />
,, Priester moeten gebiecht worden, en dat men de<br />
„ Sacramenteele abfolutie van hem ontvangen moet;<br />
„ dat de mensch eenen vrijen wil heeft, waardoor<br />
„ hij goed of kwaad kan doen, en van de zonde<br />
door berouw weder kan opftaan ; dat de verge*<br />
„ ving der zonde verkregen wordt, niet door het<br />
geloof alleen, maar door de liefde en ware boet-<br />
„ vaardigheid; dat de Kerk en wettelijk bijeengeroe-<br />
,, pene Kerkvergaderingen niet kunnen dwalen, en-<br />
„ dat men dezelve moet gehoorzamen; dat aan de<br />
„ Kerk toekomt het oordeel en de uitlegging der<br />
„ fchriften, indien iets twijfelachtig is en betwist<br />
„ wordt." Op deze artikelen gaf de Pastoor na<br />
eenige dagen ten antwoord: „ Dat het godvruchtig<br />
,, en heilig zij, hetgeen de Heilige en Katholijke<br />
„ Kerk van deze dingen leert." Met welk antwoord<br />
men zich echter niet liet afwijzen , maar den man<br />
nog verder lastig viel.<br />
Het waren deze artikelen, welke de Godgeleerde<br />
Faculteit te Parys den iöden Maart 154a in het algemeen<br />
tegen de Lutherfche dwalingen bepaalde.<br />
Deze artikelen zijn daarna door Koning FRANCOIS bevestigd<br />
en als eene Geloofsbelijdenis ingevoerd geworden,<br />
CALVIN fchreef tegen deze artikelen en<br />
wederleide ze in een werkje, onder den titel van:<br />
Tegengif (*><br />
On-<br />
(*) Men zie de artikelen breeder bij GERDES T. III.<br />
Hifi. Ref, Mon. p. 87-05.
G E S C H I E D E N I S . 177<br />
Ondertusfchen werden meer andere godvruchtige 1 ia C. G.<br />
tnenfchen om hun geloof ter dood gebragt, gelijk,<br />
aar 1517»<br />
ot I553S»<br />
onder anderen te Bourdeaux zekere AYMOND DE LA<br />
VOYE , wien zijne vijanden zelfs genoodzaakt waren<br />
getuigenis van zijn deugdzaam en godvruchtig gedrag<br />
te geven, doch die tot den brandftapel veroordeeld<br />
werd, omdat hij niet wilde erkennen, dat er<br />
na den dood een Vagevuur is.<br />
Ten dezen tijde, in de jaren 1542 en 1543, had Vervol»<br />
ging té<br />
den er ook groote opfchuddingen te Mets plaats ,<br />
Mets.<br />
welke op eene hevige vervolging der Proteftanten aldaar<br />
uitliepen. In deze ftad waren fommigen van<br />
de Dominikaner Orde, die het Euangelie predikten,<br />
€n zeer vele Burgers verzochten den Raad, dat zij<br />
daar in niet gehinderd mogten worden, WILLEB!<br />
FAREL , toen gewoon Leeraar te Neufchatel, kwam<br />
zelf in de maand September 1542 in de ftad, alwaar<br />
hij eerst in de ftad, vervolgens in zeker Kasteel of<br />
Slot buiten de ftad leerde. Ook waren er twee<br />
leden van den Raad, JAN en CASPAR VAN HUY ,<br />
die op hunne landgoederen buiten de ftad predikers<br />
hielden, die eenen grooten toeloop van het volk<br />
hadden. Deze verzochten in de maand November<br />
de Proteftantfche Vorsten, dat zij tot het SmalkaU<br />
difche verbond toegelaten en befchermd mogten worden;<br />
de Landgraaf van Hesfen, FILIPS , wis gereed,<br />
hen daar in te ontvangen, maar de Keurvorst<br />
van Sakfen maakte zwarigheid, en raadpleegde deswegens<br />
met LUTHER , die in zijn antwoord, met<br />
hetwelk MELANCHTHON inftemde, de zaak diep inzag,<br />
en verklaarde, daaromtrent mets te kunnen ra*<br />
HERV. If. M den,
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
cot 1552.<br />
i 78 K E R K E L I J K E<br />
den, omdat niet de Regering en geheele Burgerij,<br />
maar Hechts een klein gedeelte der eerfte met eenige<br />
Burgers dit verzoek deden; evenwel fchreven deProteftantfche<br />
Vorsten, aan den Hertog van Lotharingen,<br />
ten voordeele der Proteftanten in Mets; ook<br />
zonden zij twee Afgevaardigden naar Mets, om van<br />
de regering te verzoeken, ten minde eene Parochiekerk<br />
aan de Euangelifchen af te ftaan. Daar toe<br />
werkte ook mede de Graaf van Furftenherg, die<br />
niet ver van Mets het Kasteel Gorfa bezat, alwaar<br />
hij eenen Euangelifchen Predikant onderhield. De<br />
regering bleef echter bij het Roomfche Geloof, benevens<br />
het grootfte gedeelte van het volk, hetwelk<br />
weder tot nieuwe opfchuddingen aanleiding gaf; eerlang<br />
kwam, op verzoek der regering , een Keizerlijke<br />
Gevolmagtigdc, CHARLES BOJSOT, in de ftad,<br />
die eenen Franfchen Predikant VAULTRIN, die tot<br />
hier toe in de ftad in het geheim gepredikt had ,<br />
daar uit verdreef, noemende hem een' guit, die de<br />
leerftellingen van LUTHER, MELANCHTHON, BU-<br />
CERUS en CALVIN aangeprezen had. Den volgenden<br />
dag, den i3den October 1543» werd een Plakaat<br />
afgekondigd, waarbij alle Boeken, en bij name<br />
Pfalmen en Gezangen onder zware ftraffen verboden<br />
werden, zoo men voorwendde, om het misbruik ,<br />
hetwelk daar van gemaakt werd. Doch reeds vroeger,<br />
op Paaschdag, den 25ften Maart 1543, was<br />
ir een droevig treurfpel gefpeeld. Omtrent tweehon-<br />
3erd ingezetenen van Metz, mannen en vrouwen,<br />
hadden zich naar het bovengemeld Kasteel Gorfa<br />
jegeven , om het Avondmaal te ontvangen. De<br />
Roomsch-
G E S C H I E D E N I S . 179<br />
Roomschgezinden, hier op loerende, bragten te na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
weeg, dat D'AÜMALE, Zoon van den Hertog van<br />
tot 1552.<br />
Guife, met eene bende Ruiterij deze lieden onder<br />
weg overviel, fommigen doodde en anderen in de<br />
Moezel drijvende; de vrouwen, en onder deze eenige,<br />
die zwanger waren, werden fchandelijk misbruikt,<br />
en eenige mannen, die de flagting ontkomen<br />
waren, maar op de vlugt werden ingehaald, werden<br />
digt bij de Rad aan de boomen opgehangen; flechts<br />
eenige weinigen bergden zich in het Kasteel, in hetwelk<br />
een garnizoen van FURSTENBERG lag.<br />
De Proteftantfche Vorsten beklaagden zich ten<br />
ernftigtte bij den Koning van Frankryk , over deze<br />
wreedheid en gewelddadigheid. De Koning antwoordde<br />
fchriftelijk, den 27ften Mei 1543, dat,<br />
hetgeen gebeurd was, zonder zijn weten was gefchied,<br />
en door den Graaf van FURSTENBERG, op<br />
eene hatelijke wijze, was vergroot, ook dat het<br />
Kasteel van Gorfa aan hem behoorde enz. Voorts<br />
zijnen Brief met alle betuigingen van vriendfchap<br />
voor de Vorsten eindigende. De regering van Mets<br />
verfchoonde zich, dat zij van deze zaak niets geweten<br />
hadden, en dat zij de genen, die te Gorfa<br />
geweest waren, niet voor hare Burgers erkende .<br />
maar als ballingen aanmerkte, en voorts , dat de<br />
plegers van dit ftuk eene partij roovers en vagebonden<br />
waren geweest, welke te ftraffen zij niet in hare<br />
magt had.<br />
Niettegenftaande zoo harde vervolgingen, breidde Voort»<br />
g-ngdef<br />
zich de leere der Hervorming meer en meer in<br />
Hen ör-<br />
Frankryk uit, zoodat ook hier het zeggen van eener niing»<br />
M a dei
»n C. G der ouden bevestigd werd, dat bet bloed der Mar<br />
Ja?ri5i7 telaren het zaad der Kerke is (*). Niet allen nog-<br />
tot 1552.<br />
tans, die in nood kwamen, bleven ftandvastig bij<br />
hun geloof. De hier voor gemelde FRANS L'ANDRE,<br />
die op de hem voorgelegde artikelen dubbelzinnig<br />
had geantwoord, in de gevangenis geworpen, en in<br />
tegenwoordigheid van den Koning zeiven te St. Cermain<br />
ondervraagd zijnde, herriep zijne gezegden,<br />
beloofde, in het vervolg, gehoorzaam te zullen zijn<br />
aan de Kerk, en erkende de hem voorgefchrevene<br />
artikelen voor waar en godzalig.<br />
CLEMENT<br />
MAKUI'.<br />
180 K E R K E L I J K E<br />
Op gelijke wijze had CXAUDIUS ESPENCEUS, een<br />
vermaard Leeraar onder de Roomschgezinden , in<br />
zijne preeken verfcheidene dingen voorgedragen,<br />
over het Vagevuur, den dienst en de overblijffelen<br />
der Heiligen, welke aan de Sorbonne niet konden<br />
behagen, die hem noodzaakte, hetzelve in eene preek<br />
openlijk te herhalen, en zich omtrent deze ftukken<br />
duidelijk ten genoege der Sorbonne te verklaren.<br />
Twaalf jaren daarna belette hem dit gebeurde, dat<br />
hij door Paus PAULUS IV niet tot Kardinaal verkozen<br />
werd, gelijk de Paus voornemens was, en hij<br />
verwachtte (f).<br />
Te dezen tijde leefde in Frankryk CLEMLNT<br />
MAROT, die onder de eerfte Franfche Dichters dier<br />
eeuw gerekend wordt. Deze, een begin gemaakt<br />
heb-<br />
(*) PRUDENT. Uymno VII. itt£t &$etwv vs. Sr. TER-<br />
TULLIAN. Apologet. Cap. 45.<br />
(f) THUAN. Hifi. Libr. XVI. ad ann. 1555. ap. CER-<br />
DES T. IV. p. 152.
GESCHIEDENIS. 181<br />
hebbende, met het berijmen der Pfalmen in het i ia C. G.<br />
Fransch, werd door den dood belet, zijn voorne [aar K'7.<br />
ot 1552men<br />
te volbrengen, na de eerfte vijftig Pfalmen in<br />
Franfche Dichtmaat te hebben overgebragt, de overige<br />
zijn door THEODORUS BEZA voltooid, en tot<br />
in onzen tijd in de Franfche Kerken gezongen geworden,<br />
MAROT , de dertig eerfte Pfalmen voltooid<br />
hebbende, droeg dezelve aan den Koning op, die<br />
bevel gaf, om dezelve te drukken; doch fpoedig geraakte<br />
MAROT hier over in moeijelijkheid met de<br />
Godgeleerden der Hoogefchool, zoodat hij zich genoodzaakt<br />
zag in het jaar 1543 naar Geneve de wijle<br />
te nemen, nogtans, alzoo zijne levens wijze niet ftrookte<br />
met zijne geleerdheid, was hij genoodzaakt,<br />
Geneve te verlaten, waarna hij onder oogluiking van<br />
den Koning van Frankryk in Piemont geleefd heeft<br />
tot aan zijnen dood.<br />
Terwijl FRANCOIS I. de vervolging zijner Euan» Dubbelzinnigge<br />
gelifche onderdanen niet flechts duldde, maar door<br />
drag van<br />
gedurig herhaalde Plakaten met zijn gezag bekrach FRANCOIS<br />
tigde, ten einde den Paus te behagen, ftrooiden zij 1.<br />
ne Zendelingen in de Proteftantfche landen uit: dat<br />
hij tot de Euangelifche leere genegen was; ja, toen<br />
zijn tweede Zoon, KAREI, , Hertog van Or/eans,<br />
Luxemburg,had veroverd, zond deze een' Gezant<br />
aan den Keurvorst van Sakfen en den Landgraaf<br />
van Hesfen, die toen te Frankfort vergaderd waren<br />
(*), te kennen gevende: „ Dat hij de Hervorming,<br />
(*) De Volmagt en Inftructie voor den Gezant is te<br />
vinden ia de Bijlagen op GERDES T. IV. j». 17.<br />
M 3
18a K E R K E L I J K E<br />
na C. G. ming, welke zij volgden, insgelijks omhelsde , en<br />
Jaari5i7. dezelve wilde laten leeren en befchermen in het Her<br />
tot 1552.<br />
togdom Luxemburg, hetwelk zijn Vader aan hem<br />
zou fchenken, hij verzocht met hen in verbond te<br />
komen, en tevens hunnen bijftand in de zaak van<br />
den Godsdienst, welke zoo veel te eer ook in<br />
Frankryk zou worden aangenomen, hoe fpoediger<br />
het verbond tusfehen hen en den Koning zijnen Vader<br />
gefloten zou wezen. Doch dewijl 's Konings<br />
gedrag openlijk onbeftaanbaar was met deze vleijende<br />
woorden, Helden de Proteftantfche Vorsten weinig<br />
vertrouwen in dezelve. Wat er zij van de gevoelens<br />
van den Hertog van Orleans, kan te minder<br />
met zekerheid gezegd worden , alzoo deze reeds<br />
in het jaar 1545 onverwachts, na eene ziekte van<br />
weinige dagen, in den ouderdom van flechts XX11I<br />
jaren, kwam te overlijden.<br />
Wreed Wat er van FRANCOIS zeiven voor de Proteftan<br />
heid gepleegd<br />
legende<br />
ten te wachten was, leerde de droevige ondervinding<br />
door de zware vervolging der Waldenzen, van welHervormke<br />
wij hier voor reeds gewaagden , maar ook de<br />
den te<br />
Meaux.<br />
ontzettende wreedheid, welke tegen de Hervormden<br />
van Meaux iii het jaar 1546 gepleegd werd. Wij<br />
hebben verhaald, hoe de gemeente aldaar al vroeg<br />
verdreven is geworden, evenwel bleven er nog godsdienftige<br />
menfchen in die ftad overig, die in het<br />
geheim bijeenkomften hielden, in een of ander bijzonder<br />
huis, of in de eene of andere fpelonk of<br />
eenzaam bosch buiten de ftad. Dus hadden omtrent<br />
60 Burgers eene kleine gemeente opgerigt, en<br />
sich eenen Leeraar verkozen, PIERRE LE CLEUCQ,<br />
een
G E S C H I E D E N I S . 183<br />
een Wolkammer van zijn ambacht, die voor hen ia C. G.<br />
predikte en op zekere beftemde dagen het Avond<br />
Jsn-1517.<br />
rot 1552.<br />
maal aan hen bediende. Dit kon echter niet lang<br />
verborgen blijven, voornamelijk toen de gemeente<br />
wel tot 3 of 400 leden aangroeide, zoo uit de gemelde<br />
ftad als de omliggende dorpen, die in het<br />
huis van ETIENNE MANGIN, een goed oud man ,<br />
gewoon waren bijeen te komen. Op den 8ften September<br />
1546, werd eene zoodanige vergadering onverziens<br />
overvallen, terwijl men onder haar bezig<br />
was, het Avondmaal te bedienen s en ten getale van<br />
62 perfonen, zoo mannen als vrouwen , benevens<br />
den Predikant, gevangen genomen en naar Parys<br />
gevoerd, alwaar zij gevonnisd werden , om weder<br />
naar Meaux gevoerd en daar op de markt geftraft<br />
te worden. Veertien van deze ongelukkigen, en<br />
onder dezen de Predikant, aan zoo vele ftaken gebonden,<br />
werden aan de vlammen opgeofferd, nadat<br />
aan fommigen van hen de tongen waren uitgefneden,<br />
de overigen werden gegeesfeld , gebrandmerkt, met<br />
ftokflagen mishandeld en gebannen. Het huis van<br />
MANGIN werd met den grond gelijk gemaakt, en daar<br />
ter gedachtenis een Kapelletje gebouwd, in hetwelk eiken<br />
donderdag de Mis zou gevierd worden, tot onderhoud<br />
en kosten hiervan werden de. verbeurdverklaarde goederen<br />
dezer ongelukkigen beftemd. Den volgenden<br />
dag werd een algemeene omgang , ( Procesfie,) gehouden.<br />
Deze Procesfie op de markt gekomen ,<br />
beklom PICARD , een Leeraar van te Sorbonne, eene<br />
foort van predikftoel, welke men had opgeflagen,<br />
en was onbefchaamd genoeg, om tegen de ter dooc<br />
M 4 ge
*84<br />
K E R K E L I J K E<br />
na C. G. gebragten met razen en tieren uit te varen, en het<br />
]aari5i7. omdaande volk voor te houden, dat men noodza<br />
tot 1552.<br />
kelijk gelooven moest tot zaligheid , dat zij , die<br />
daar de ftraffe geleden hadden, tot in den onderden<br />
afgrond der hel verdoemd waren, en dat, indien<br />
een Engel van den hemel daalde, en het tegendeel<br />
verkondigde , men deszelfs getuigenis zou moeten<br />
verwerpen, ja zoo ver ging 's mans razernij en woede<br />
, dat hij zeide: God zou geen God zijn, indien<br />
hij hen niet voor eeuwig verdoemde!<br />
Dood van<br />
FRANC'JlS<br />
L<br />
Niet heel lang daarna, den laatflen Maart 1547,<br />
overleed Koning FRANCOIS I, na eene regering van<br />
32jaren. Hij had, flechts eenige weken te voren, de<br />
tijding gekregen van den dood van IIF.NDRIK VIII,<br />
Koning van Engeland, welke tijding hem diep getroffen<br />
had, dewijl hij, maar weinig jonger zijnde<br />
dan HENDRIK, door deszelfs dood, bepaald werd,<br />
te denken, dat ook de zijne niet ver af kon wezen.<br />
Het volgende verhaal van THUANUS (*) is nierkwaal<br />
dig genoeg, om hier eene plaats te vinden.<br />
PETRUS CASTELLANUS , Bisfchop van Mascon,<br />
hield de Lof- en Lijkrede op den overledenen Koning,<br />
en zeide onder anderen in dezelve: Dat hij<br />
hoopte, ja voor zich geloofde, dat des Konings<br />
ziel, na een heilig leven op deze aarde, terdond in<br />
den hemel was opgenomen , zonder de zuivering<br />
van het Vagevuur noodig te hebben gehaat. Eenige<br />
Leeraars der Sorbonne, die hem reeds haatten, omdat<br />
hij den geleerden Boekdrukker ROCERT STËPHA<br />
(*) ffiji Libr. Hl, fd. i 8.<br />
NUS
GESCHIEDENIS. 185<br />
NUS tegen hen in befcherming genomen had, namen n: C. G.<br />
deze gezegden op, als of de Bisfchop weinig geloof ï' ansi7»<br />
t 1552*<br />
floeg aan de geheele leere van het 'Vagevuur , en .<br />
vervoegden zich ten Hove , om deswegens hunne<br />
befchuldigingen bij den nieuwen Koning in te brengen.<br />
Maar JAN MENDOZA , die een aanzienlijk ambt<br />
ten Hove bekleedde, zeide hun: „ Ik weet, waarom<br />
gijlieden hier gekomen zijt; te weten, gij verfchilt<br />
met CASTELLANUS , waar toch de ziel van<br />
onzen besten Heer FRANS zich thans wel bevinde.<br />
Maar, dewijl ik hem zeer goed gekend heb, dat hij<br />
altijd van dien aard is geweest, dat hij niet lang op<br />
ééne plaats, al was dezelve vermakelijk en gemakkelijk<br />
, gewoon was te vertoeven ; zoo kan ik ulieden<br />
verzekeren, dat ik van gevoelen ben , dat hij<br />
niet naar het Vagevuur gegaan is, om zich daar op te<br />
houden, maar op zijn best, om er, gelijk zijne gewoonte<br />
was, zich in het voorbijgaan een glas wijn<br />
te laten geven." De Leeraars der Sorbonne uit dit<br />
gefprek genoeg bemerkende, dat CASTELLANUS ten<br />
Hove gezien was, keerden befchaamd terug en lieten<br />
hunne befchuldiging tegen hem varen.<br />
Deze waren de beginfelen der Hervorming in De Her<br />
Frankryk, waarbij is aan te merken, dat de eerfte vormden<br />
in Frr.nk-<br />
Franfche Proteftanten allen overeenftemden , in het rykHuge<br />
verlaten van de Rocmfche Kerk, doch voor het ovenotengenoemd.rige niet kunnen gezegd worden , Lutheranen geweest<br />
te zijn, die de Augsburgfche Geloofsbelijdenis<br />
omhelsden; zulke zijn er wel onder hen geweest,<br />
maar doorgaans volgden zij, hetgeen zij oordeelden<br />
waarheid te zijn, zonder zich aan eene eenparige<br />
M 5 be-
i36 K E R K E L I J K E<br />
na C. G belijdenis te binden. De nabuurfchap van Geneve ,<br />
Jaarisi /. Laufanne en andere Heden, die de leere van CALtot<br />
1552.<br />
VIN hadden aangenomen, benevens den ongelooflijken<br />
ijver van dezen grooten man en zijne twee<br />
ambtgenooten FAREL en BEZA , had vervolgens<br />
eenen zeer krachtigen invloed op de Franfche Kerken,<br />
zoodat zij, omtrent het midden dezer eeuw ,<br />
allen, geene .uitgezonderd , in de broederlijke gemeenfehap<br />
met de Kerk van Geneve traden. Sedert<br />
droegen de Hervormden in Frankryk den naam van<br />
Hugenooten , welke het eerst gebruikt gevonden<br />
wordt in de Registers der Proviucie Languedok, in<br />
eenen Brief van den Graaf VILLARS , die daar het<br />
ambt van algemeenen Stedehouder bekleedde,' gefchreven<br />
aan den Koning van Frankryk en gedagteekend<br />
den 11 den November 1560. Het is onzeker<br />
van waar deze benaming haren oorfprong heeft;<br />
wordende dezelve van fommigen afgeleid van eenen<br />
Koning HUGO, van wien men in Touraine plag te<br />
beuzelen, dat hij bij nacht rondreed , de menfchen<br />
af klopte en wegvoerde, waarom die naam HUGO aldaar<br />
zou betekenen: Menfchen, die bij nacht over<br />
ftraat hopen; en vermids de eerfte Proteftanten ,<br />
gelijk de eerfte Christenen, uit vreeze voor vervolging,<br />
dien tijd tot hunne godsdienftige bijeenkomften<br />
verkozen hadden, zou hun deze fpotnaam Hugenooten<br />
door hunne vijanden gegeven zijn. Anderen<br />
leiden den naam af van eenen HUGO AUBRIOT ,<br />
Provoost van Parys, die in het jaar 1381 als een<br />
Ketter veroordeeld zou zijn. Wederom anderen<br />
meenen, dat zij zelve zich dien naam gegeven heliben,
G E S C H I E D E N I S . 187<br />
ben, en dat dezelve flechts eene verbastering zij van na C. G,<br />
het Hoogduitsch, Eidgenosfen, Eedgenooten, het<br />
[aan 517.<br />
tot 1552.<br />
welk de benaming was van een gedeelte der inwoneren<br />
van Geneve, die met de Zwitferfche Kantons<br />
in verbond traden, met oogmerk , om hunne vrijheid<br />
te handhaven tegen de ondernemingen van KA<br />
REI, III, Hertog van Savoye. — Hunne algemeene<br />
benaming, met welke zij ook buiten Frankryk bekend<br />
zijn, was die van Gereformeerden , Reformès<br />
of Hervormden.<br />
HENDRIK II volgde zijnen Vader op in de rege HENDRIK<br />
II woidt<br />
ring. Het eerfte, hetwelk hij verrigtte , was , dat Koning.<br />
hij, volgens de begeerte van zijn vader, onderzoek<br />
liet doen naar de (lichters van den moord der weerlooze<br />
Wddenzen te Merindol en Kabrieres. Doch<br />
men wist de uitvoering zijner bevelen ligtelijk te leur<br />
te (lellen, zoodat de fchuldigen meestal vrijliepen,<br />
alleen werd eene GUERIN, Advokaat des Konings<br />
in het Parlement van Provence, die geen' voorfpraak<br />
aan het Hof had, geftraft.<br />
Ondertusfchen ging de vervolging tegen de HerVervolging der<br />
vormden haren gang. Toen HENDRIK in het jaar<br />
Hervorm<br />
1549 zijne intrede in Parys deed , werden eenige den.<br />
Hervormden ter ftraf uitgevoerd en verbrand , en<br />
door hem een Plakaat uitgevaardigd, waarin hij te<br />
kennen gaf, dat hij den ouden Godsdienst verdedigen<br />
en die verderfelijke ketterijen uitroeijen zoude.<br />
Hij werd daar toe niet zoo zeer door ijver voor den<br />
Godsdienst gedreven, als wel door de opftokingeti<br />
vnn DIANA DE POITIERS, Hertogin van Falentinois,<br />
zijne bijzit. Het Plakaat werd in het volgende jaai<br />
*55« i
188 K E R K E L I J K E<br />
naC. G 1550 vernieuwd , en daarbij eene ftraf vastgefteld<br />
Jaari517<br />
tegen de Regters, die te nalatig zouden bevonden<br />
tot 1552<br />
worden in de Hervormden op te zoeken en te ftraffen;<br />
in het jaar 1551 volgde weder een ftreng Plakaat,<br />
toen de Koning in oorlog was met den Keizer,<br />
en zich ook tegen den Paus toerustte, opdat<br />
namelijk de Hervormden uit deze gebeurtenis geen<br />
moed zouden vatten, of de Koning befchuldigd<br />
worden, als wilde hij van Godsdienst veranderen.<br />
Wij kunnen alle de voorbeelden der geoefende wreedheid<br />
hier niet aanhalen , ééne en andere bijzonderheid<br />
aangevoerd te hebben, zal genoeg zijn. Dus<br />
werden er in het jaar 1553 te Lions negen lieden<br />
ten vure verwezen, niettegenftaande de nadrukkelijke<br />
voorfpraak van die van Bern, op wier kosten vijf<br />
van deze lieden te Laufanne geftudeerd hadden.<br />
Een ander, LOUIS MARSAC, die in krijgsdienst was,<br />
als hij veel uit de Heilige Schrift aanvoerde, kreeg<br />
van des Konings Bevelhebber dit zonderling befcheid:<br />
„ Dat er maar twee Euangelisten zijn, MATTHEUS<br />
en JOANNES ; dat de overigen , als ook PAULUS ,<br />
flechts lapwerk (centones) hebben gefchreven, en, ten<br />
ware de Leeraars der Kerk zoo veel gezag aan PAULUS<br />
toefchreven, dat hij deszelfs Brieven niet hooger zou<br />
achten, dan de Fabelen van Efopus (*)."<br />
In het jaar 1555 beval HENDRIK II bij een nieuw<br />
Plakaat, dat de genen , die door eene Kerkelijke<br />
Regtbank om hun geloof veroordeeld waren , terftond<br />
en zonder uitflel ter dood zouden gebragt<br />
(*) SLEIDAN. Llbr. XXV.<br />
wor«
G E S C H I E D E N I S . 189<br />
worden, doch het Parlement van Parys weigerde, na C. Gé<br />
dit bevel in deszelfs Registers aan te teekenen , als<br />
faaris F7.<br />
tot 1553.<br />
flrijdig met het Franfche Regt, hetwelk van vonnis-<br />
fen van lager Pvegtbanken beroep op hoogere vrij*<br />
liet. Het Parlement nam de vrijheid hierbij deze<br />
aanmerking te voegen: Dat de Kerk niet met vuur<br />
en zwaard, maar door onderwijs en leering behoor<br />
de verdedigd en voortgeplant te worden , dat daar<br />
om alle zulke geweldige middelen mishaagden , en<br />
ook geene verbetering der dwalen den te wege brag-<br />
ten (*). Evenwel bedaarde de vervolging niet; in<br />
het jaar 1557 viel het graauw te Parys een huis<br />
aan, alwaar de Hervormden eene vergadering hiel<br />
den, de Schout op deze beweging aankomende ,<br />
nam 80 mannen en vrouwen, THUANUS zegt 120.<br />
gevangen, terwijl men opzettelijk de oude lasteringer<br />
der Heidenen tegen de eerfte Christenen, vernieuwde<br />
van fchaamtelooze ontucht, kindermoord enz. er 1<br />
alhoewel door openlijke verantwoordingen , wel<br />
ke ook aan den Koning gezonden werden , d(<br />
valschheid en ongerijmdheid van deze uitftrooifelet 1<br />
werd aangetoond, werd nogtans het vonnis dei<br />
doods, op last van den Koning , niettegenftaandf<br />
de tegenkanting van het Parlement, tegen deze on-<br />
fchuldige lieden uitgefproken, en ingevolge van het<br />
zelve velen verbrand, terwijl fommigen de uitvoering<br />
van het vonnis met geld afkochten.<br />
Zelfs beproefde men in het jaar 1558, om de In Poging,<br />
quifitie in te voeren, hebbende de Paus reeds drii<br />
, om de In-<br />
O SLEIDAN. Libr. XXVII.<br />
Kar
190 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. Kardinalen tot Geloofsonderzoekers in Frankryk be<br />
Jasrisiz. noemd. — Dit ontwerp bad echter geen' voortgang,<br />
tOt ISS»4<br />
door den tusfdieninvallenden oorlog met Spanje, en<br />
quifitie in om andere redenen; zelfs werden door het geheele<br />
te voeren.<br />
Rijk lteeds nieuwe Gemeenten der Hervormden geflicht,<br />
en de Hervorming door mannen van aanzien<br />
beleden. Wanneer er over eenen vrede tusfehen de<br />
beide Koningen gehandeld werd , waarbij GRANVEL-<br />
Lli en de Kardinaal van Lotharingen de onderhandelaars<br />
waren , gaf de eerstgemelde aan dezen laatften,<br />
ten bewijze, hoe zeer Frankryk met ketterij<br />
befmet was, te kennen, dat ANDELOT , Bevelhebber<br />
onder het Voetvolk, Broeder van den Admiraal DE<br />
COLIGNY, aan zijnen Broeder een Boek had gezonden<br />
tegen de Mis. ANDELOT hier over door den Koning,<br />
bij wien hij in hooge gunst ftond, ondethouden zijnde,<br />
antwoordde rondborfiig, dat de Mis , als een<br />
offer voor levenden en dooden, hoonende zij voor<br />
het eenig offer van CHRISTUS , en een verfoeijelijk<br />
verdichtfel, uit menfchelijk welgevallen verdicht, of<br />
gelijk THUANUS in het gemeen vermeldt, hij antwoordde<br />
den Koning naar de leere van CALVIN,<br />
maar niet naar den wenscli des Konings. D'ANDE-<br />
LOT werd in hechtenis genomen, maar kort daarna<br />
echter weder in des Konings gunst en in zijnen post<br />
herfteld.<br />
Eenige Nadat de vrede met Spanje gefloten was , deed<br />
Parle de Koning, wieft men aangebragt had , dat zelfs<br />
mentsleden<br />
in foromige leden van het Parlement van Parys niet<br />
hechtenis afkeerig waren van de Hervorming , in perfoon in<br />
het Parlement veifchenen zijnde , naar de waarheid<br />
hiir
G E S C H I E D E N I S . 191<br />
hier van onderzoek; eenige Parlementsleden waren na C. Gi<br />
nu opregt genoeg, om den Koning onder het oog<br />
faari5i7tot<br />
1552.<br />
te brengen, dat men met de ftrafoefeningen behoorde<br />
op te houden, en dat er eene algemeene Kerkvergadering<br />
behoorde zamen te komen, opdat men<br />
zeker ware, wat men voor Ketterij te houden had.<br />
De Koning, over deze vrijmoedigheid vertoornd,<br />
deed terftond ANNE DE BOURG, een' uitmuntend<br />
man, LOUIS DU FOUR , ANT. FUMéE , PAUL DE<br />
FOIX en andere leden van het Parlement in hechtenis<br />
nemen, voornemens zijnde, hen ten ftrengfte te<br />
doen ftraffen; ANNE DE BOURG werd door den Bisfchop<br />
van Parys, wien de Koning deze zaak, ftrijdig<br />
met de voorregten van het Parlement, had aanbevolen ,<br />
ter dood veroordeeld, terwijl de Koning nieuwe bevelen<br />
aan al de Parlementen van het Rijk liet afgaan,<br />
dat zij de vervolging ten fterkfte zouden doorzetten<br />
, onder bedreiging, dat zij anders zelve de<br />
ftraf zouden moeten ondergaan.<br />
Doch de Koning werd fpoedig geftuit in den loop Dood van<br />
HENDRIK<br />
van zijne hevige vervolging, daar hij, in j 559, in<br />
ii.<br />
een Tournoifpel, door het breken van eene Lans, met<br />
den Graaf van MONGOMERY, waar van hem een fplinter<br />
door het vizier van zijn' helm in het oog vloog,<br />
gevaarlijk gewond werd, waaraan hij, onder de hevigfte<br />
pijn, overleed. Men verhaalt, volgens THUANUS,<br />
dat hij gezegd zou hebben: Dat hij vreesde, tegen<br />
de Raadsleden eenige onregtvaardigheid begaan te<br />
hebben, doch deze Gefchiedfchrijver durft voor de<br />
waarheid hier van niet inftaan. Zeker is het, dat<br />
de Koning te voren onder verwenfchingen gezegd zal<br />
heb
Eerfte nationale<br />
Sijnode<br />
der Hervormden,<br />
192 K E R K E L I J K E<br />
naC. G. hebben: Dat hij DE BOURG met zijne oogenzou zierf<br />
verbranden!<br />
tot IS52-<br />
Evenwel ontkwam de gemelde waardige man den<br />
ANNE DE dood niet; dewijl hij reeds door den Bisfchop van<br />
BOURG Parys, gelijk gezegd is , veroordeeld was , en<br />
verbrand.<br />
zijne vijanden de voltrekking van dit vonnis verhaastten.<br />
Om den dood te ontgaan, had hij eene<br />
Geloofsbelijdenis op raad zijner vrienden ingeleverd ,<br />
die ten minlte dubbelzinnig was, maar hij herriep<br />
dezelve weder, en gaf eene andere breedvoerige en<br />
duidelijke over, waarop hij in dat jaar 1559 n<br />
°g<br />
verbrand werd, onder het herhalen dezer bede :<br />
Mijn God verlaat mij niet, opdat ik u niet verlate!"<br />
In het gaan naar de firafplaats, zeide hij tegen het<br />
Volk: „Ik ben hier niet als een ftruikroover of<br />
moordenaar, maar alleen om den wil. van het Euangelie;"<br />
boezemende aan velen de gedachte in, gelijk<br />
JUEZERAY zegt, dat het geloof, hetwelk een zoo<br />
eerlijk en bij uitftek verftandig man beleed , niet<br />
kwaad kon zijn. De overige met hem gevangene<br />
Parlementsleden werden wederom in vrijheid gefield.<br />
Te midden van de woede der vervolgingen waren<br />
nogtans de Gemeenten in Frankryk in getal dagelijks<br />
toegenomen en ingerigt, naar het voorbeeld<br />
der Kerkenorde, welke CALVIN te Geneve had ingevoerd.<br />
Deze Gemeenten hielden, nog bij het leven<br />
van Koning HENDRIK II, in het jaar 1558, met<br />
verachting van alle vreeze des doods, hare eerfte<br />
nationale Sijnode te Parys, in welke ANTOINE SA-<br />
DEIL , Leeraar der Paryfche Gemeente, Voorzitter<br />
was, en in het jaar 1559 in dezelve ftad , onder<br />
het
G E S C H I E D E N I S . 193<br />
het Voorzitterfchap van FRANS MORELL. In dezel- ia C. G.<br />
faarisi7.<br />
ven beraamden zij hare Kerkeorde en tucht, en ont<br />
tot 1552.<br />
wierpen eene algemeene Geloofsbelijdenis der Franfche<br />
Kerken.<br />
Door den dood van HENDRIK II verviel de kroon Staat van<br />
denGods<br />
van Frankryk aan deszelfs oudftenZoon, FRANCOIS dienst on<br />
II, een' jong Vorst, zwak van ligchaam en van der FRAN<br />
COIS II.<br />
geest, waarom zijne Moeder KATHARINA DE ME-<br />
DICIS het bewind van zaken in handen nam. Onder<br />
de regering van HENDRIK II. had de Familie van<br />
GUISE uit het Huis van Lotharingen zich den voornaamften<br />
invloed in de regering weten te verkrijgen;<br />
de hoofden van dit gedacht waren zes in getal ,<br />
hoewel flechts de beide eerften moed en krachten<br />
hadden, om iets te kunnen ondernemen ; FRANS ,<br />
Hertog van GUISE, de Kardinaal van LOTHARINGEN,<br />
de Hertog van AUMALE , de Kardinaal van GUISE ,<br />
de Marquis D'ELBOEUF, en de Groot-Prior. Dc<br />
Prinfen van den bloede, naijverig over dezen invloed<br />
der Guifen, maakten eene tegenpartij ten Hove uit;<br />
deze waren : ANTOINE , Koning van Navarre ,<br />
LOUIS , Prins van Condé, de Hertog van Montpenfier,<br />
de Prins van de la Roche fur Ton. Onder de<br />
vrienden en aanhangers van dezen telde men der<br />
Admiraal DE COLIGNY, en deszelfs Broeder, benevens<br />
zijn' Schoonzoon TELIGNY en andere voorname<br />
mannen. De Koningin Moeder, eene listige er 1<br />
ftaatzuchtige vrouw, vond in het eerst geraden , d<<br />
Guifen te vleijen, die, uit Staatkunde, ten eindt<br />
het Spaanfche Hof, den Paus en de magtige Gees<br />
lelijkheid voor zich te winnen, zich,aan het hooft l<br />
HERV. II. N de t
194 K E R K E L IJ K E<br />
na C. G. der Roomschgezinden (telden, en in de tegenwoor<br />
Jaansi7 dige inrigting der Roomfche Kerk geene verandering<br />
tot 1552,<br />
wilden toelaten; ook meenden zij, door het vervolgen<br />
der Hervormden, de partij van CONDC; of der<br />
Prinfen te zullen onderdrukken. Deze integendeel<br />
moesten met de Hervormden zich verfterkcn, en die<br />
naauwer aan zich verbinden. In den grond echter<br />
was het toenmalige Hof in een diep verderf van zedeloosheid<br />
gezonken; de Admiraal COLIGNY en zijn<br />
Broeder waren genoegzaam de eenigen ender de<br />
bovengemelde hoofden der partijen, die gevoel voor<br />
waarheid en regt hadden behouden, en de nieuwe<br />
leer niet alleen met den mond beleden , maar ook<br />
met der daad beoefenden. Overigens werd de Staatzucht<br />
gehuld in het kleed van ijver voor den<br />
Godsdienst, en de hevige bewegingen en fchokken ,<br />
welke Frankryk in de volgende jaren op den rand<br />
van het verderf bragten, door Burgeroorlogen , hadden<br />
haren oorfprong ruim zoo veel in de verfchillende<br />
partijen en beginfelen der Staatkunde, als van<br />
den Godsdienst.<br />
Ondertusfchen werd te Nantes eene zamenfpanning<br />
gefmeed tegen de Guifen, om dezen van hun<br />
gezag te ontzetten, en den Koning uit hunne magt<br />
en invloed te verlosfen, en hen voor de Staten van<br />
het Koningrijk te regt te ftellen. Dit ontwerp aan<br />
de Guifen ontdekt zijnde, voordat het werkftellig<br />
kon gemaakt worden, voerden zij den Koning naar<br />
Amboife, hetwelk een fterk Kasteel had. De zamengezworenen<br />
befloten nogtans hun oogmerk uit<br />
te voeren, en trokken gewapend naar Amboife, doch<br />
zij
GESCHIEDENIS. 195<br />
zij werden overvallen, gedeeltelijk gedood, velen ge 11a C. G.<br />
vangen genomen , en allen verftrooid. Velen der ge [aari5i7.<br />
ot 1552.<br />
vangenen werden als oproermakers ter dood gebragt,<br />
eenigen onthoofd, anderen uit de venfters van het<br />
Kasteel opgehangen , anderen in de Rivier geworpen.<br />
Deze opftand had evenwel dit gevolg, dat de<br />
Guifen met de Hervormden een' tijd lang zachter te<br />
werk gingen, de Kardinaal van Lotharingen liet zich<br />
met fommige Euangeliedienaren in gefprekken in, in<br />
hoop, dat hij hen dus van de zijde van coNDé<br />
zou aftrekken. Ook werd er een Koninklijke Staatsraad<br />
gehouden, in welken gehandeld werd over de<br />
noodzakelijkheid eener Hervorming, over het bijeenroepen<br />
eener nationale Kerkvergadering; indien eene<br />
algemeene geenen voortgang zou hebben. In dezen<br />
Staatsraad fpraken JEAN MONLUC , Bisfchop van Valentinois,<br />
CHARLES MAZELLAC, Bisfchop vanHenfte,<br />
en inzonderheid de Admiraal CASPAR DE co-<br />
LIGNY rondborflig, ook leverde de laatfte bij den<br />
Koning twee verzoekfchriften in, uit naam der geloovige<br />
Christenen, die door het Rijk verftrooid<br />
waren, daarbij verzekerende, dat zij zich, meer dan<br />
50,000 fterk, voor den Koning zouden vertoonen ,<br />
indien deze zulks begeerde. Het befluit, door dezen<br />
Raad genomen, behelsde, dat men eene vergadering<br />
der algemeene Staten des Rijks bijeenroepen,<br />
en indien men geene algemeene Kerkvergadering kon<br />
verkrijgen, eene Nationale houden zou, en dat ondertusfchen<br />
alle vervolging en ftraffen zouden ftil-<br />
N 2 • ftaan,
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
ioc 1552,<br />
BEZA<br />
worde<br />
ontboden<br />
aan het<br />
Hofvan<br />
Navarre.<br />
196 K E R K E L I J K E<br />
ftaan, uitgezonderd tegen de genen, die de wapenen<br />
opgevat, en opftand gemaakt hadden.<br />
Ondertusfchen fteide de Prins van Condé alles in<br />
het werk, om de Hervormden, die geene ftaatkunde<br />
van hem verwijderen kon, te vertierken en naauwer<br />
aan zich te verbinden. Tot bereiking van dit<br />
oogmerk, zou niets meer hebben kunnen dienen,<br />
dan dat hij zijnen zwakken befluiteloozen Broeder<br />
ANTOINE, Koning van Navarre, ook voor de nieuwe<br />
leere won. De vrouw van dezen Vorst, JEANNE<br />
D'ALBRET , was eene ijverige voorftanderesfe van<br />
dezelve, zoodat zij eenmaal, wanneer men tot haar<br />
fprak, om, voor het uitwendige, in de Misfe te<br />
gaan, met levendigheid het heldhaftig antwoord gaf:<br />
„ Zoo ik in mijne ééne hand mijn Koningrijk Na»<br />
varre, en in de andere mijnen Prins, (haren<br />
„ Zoon, namaals HENDRIK IV,) kon houden, ik<br />
wierp eer beide in zee, dan dat ik in de Misfe<br />
„ ging." Maar de Koning van Navarre voedde<br />
zich met de hoop, dat hij dat gedeelte van zijn<br />
Koningrijk, hetwelk aan de andere zijde der Pyre»<br />
tie'éii lag, en hetwelk FERDINAND de Katholieke naar<br />
zich genomen had, wederom zou krijgen , gelijk<br />
PILIPS II hem in die hoop verfterkte, indien hij het<br />
Roomfche Geloof bleef aanhangen.<br />
Als ANTOINE eens, in een' regt boozen luim ,<br />
wegens de misleidingen van FILIPS , zich te Nerac<br />
bevond, drong de Prins van Condé benevens de<br />
Koningin bij hem aan, dat hij den beroemden Her<br />
vormden Redenaar THEODORE DE BEZE uit Geneve<br />
te
G E S C H I E D E N I S . 19?<br />
•te Nerac bij zich zou ontbieden, en als hij daar in ia C. G.<br />
[aari5i7.<br />
fcheen toe te ftemmen , ontboden zij B E Z A naar<br />
rot 155».<br />
Nerac, verzoekende tevens aan den Raad teGeneve,<br />
om BEZA verlof tot deze reis te geven, B E Z A , hoe<br />
gevaarvol ook deze reis midden door Frankryk voor<br />
hem ware, ondernam dezelve echter in het jaar<br />
1560, en kwam gelukkig te Nerac aan, alwaar<br />
hij door zijne welfprekendheid wel den Koning verbaasde,<br />
maar echter denzelven niet voor de hoofdzaak<br />
winnen kon.<br />
THEODORUS BEZA Of D E BEZE , Opdat Wij den<br />
THEOD.<br />
BEZA.<br />
Lezer dezen beroemden man een weinig nader leeren<br />
kennen, werd den 24ften Junij 1519 te Vezelai,<br />
eene kleine maar verfterkte ftad in Bourgogne,<br />
„waar zijn Vader Baljuw was, geboren. Zijn Vadei<br />
fchijnt een braaf man, maar noch geleerd, noch rijk<br />
geweest te zijn; zijne Moeder was eene zeer moe<br />
dige, en wel onderwezene vrouw, die door han<br />
bedrevenheid in de Genees- en Heelkunde voor d(<br />
bewoners van hare kleine ftad zeer weldadig werkte<br />
Van de beide Ooms van den jongen THEODORUJ<br />
was de één Lid van het Parlement van Parys , di<br />
ander Abt van Froidtnorts, beiden zonder kinderen<br />
De Parlementsraad nam hem , nog een zuigelinj<br />
zijnde, met toeftemming zijner ouderen, tot zich »<br />
om hem als zijn' Zoon op te voeden. Zijne Moe<br />
der bragt hem zelve naar Parys, en ftierf, voorda t<br />
hij nog den ouderdom van drie jaren bereikt had<br />
In December 1528 werd B E Z A door zijnen Oor 1<br />
naar Orleans gezonden , om bij den geleerden M E L<br />
CHIOR WOLLMAR opvoeding en onderwijs te on<br />
N 3 vat<br />
1-
193 K E R K E L I J K E<br />
oa C. G , vangen, die hem ook met zich naar Bourges nam,<br />
1 Jaarisi; toen hij derwaarts beroepen werd, om de Griekfche<br />
tot 1552<br />
Taal te onderwijzen. In Bourges leerde BEZA CAL<br />
VIN kennen, en ontving van dezen en van WOLL-<br />
MAR zeiven zuiverder begrippen van den Godsdienst.<br />
Ondertusfchen was de omgang met CALVIN toen<br />
van geen langen duur, dewijl CALVIN zich kort<br />
daarna naar Parys begaf, en vervolgens, gelijk wij<br />
in zijn leven gezien hebben, Frankryk ruimen<br />
moest, WOLLMAR werd in het jaar 1535 naar Tu~<br />
hingen geroepen, en daar als Wurtembergfche Raad<br />
aangefteld. Deze zou gaarne zijnen kweekeling hebben<br />
medegenomen, maar BEZA was door te fterke<br />
banden aan zijn vaderland verbonden, en bleef in<br />
Frankryk, en bij de oude leer. Op begeerte van<br />
zijnen Oom keerde hij naar Orkans, om daar in de<br />
Regten te Ouderen. Hier begon EEZE zijnen aanleg<br />
als Dichter te openbaren, en verwierf zich daardoor<br />
de achting en kennis der aanzienlijkfle mannen te<br />
Orkans; deze kennis kan op zich zelve genoeg<br />
reeds bewijzen, dat BEZA zich te dezen tijde geenszins<br />
aan lage losbandigheid heeft overgegeven, gelijk<br />
zijne vijanden hem afgefchilderd hebben , offchoon<br />
hij hier niet zoo ftreng van zeden was , als naderhand<br />
in Geneve. Hij vervaardigde hier te Orkans<br />
het grootfte gedeelte dier losfe Dichtftukken, welke<br />
hij, in rijper jaren, heeft afgekeurd. Na een verblijf<br />
van vier jaren keerde hij naar Parys terug,<br />
waar hem de fchitterendfte uitzigten geopend werden.<br />
Jong en fchoon zag men hem overal gaarne ,<br />
hij verkeerde in de luinerrijke kringen van het Hof,<br />
óm-
G E S C H I E D E N I S . Ï99<br />
omgeven door ligtzinnige jonge adelijken. Het was na C. G.<br />
dus niet te verwonderen, dat hij , gedurende ver<br />
}aansi7.<br />
tot 1552.<br />
fcheidene jaren, niet dacht aan de belofte, welke hij<br />
aan zijnen leermeester WOLLMAR had gedaan, van<br />
zich naar Duitschland. te zullen fpoeden. Ook zochten<br />
hem de Geestelijken voor hunne Kerk aan.<br />
„ Nooit echter," fchreef hij naderhand aan WOLL<br />
MAR, „ heeft God mij zoo ver laten afdwalen, of<br />
„ ik zuchtte meermalen over mij zeiven, en behield<br />
„ mijnen wensen, om het Pausdom eens eindelijk<br />
,, geheel te verwerpen." Bij den ledigen tijd, welken<br />
hij hier te Parys had, maakte hij zich door de<br />
uitgave van zijne poëmata juvenilia, als een' voortreffelijk<br />
Latijnsch Dichter bekend , welke hij, eet<br />
hij Parys verliet , op verzoek van WOLLMAR liel<br />
herdrukken. Ondertusfchen hebben hem deze ƒ»<<br />
venilia veel verdriet veroorzaakt, zoodat hij, hoewel<br />
vergeefs , naderhand gezocht heeft , dezelve<br />
geheel te verdonkeren. Zijne vijanden maakter<br />
er gebruik van, om zijne zeden en gedrag allerzwartst<br />
te maken, en zelfs hem de vlek van de<br />
fnoodfte en den mensch onteerende misdaad aan te<br />
wrijven. Doch om uit deze gedichten dit befluit t(<br />
trekken, moet men een Monnik zijn als CLAUDE DE<br />
XAINTES. Zoo BEZA in eene andere , dan onbe<br />
vlekte betrekking geflaan had met AUDEBERT , diei<br />
hij zoo hartelijke vriendfchap toedroeg, hoe had dai<br />
deze, destijds Advokaat voor het Parlement te Pa<br />
rys, naderhand Prefldent van het Parlement te Or<br />
kans, de algemeene achting, ook na dat zijn vriem I<br />
N 4<br />
1 0 t
zoo<br />
K E R K E L I J K E<br />
na C. G. tot de partij der Ketters was overgegaan, kunnen<br />
Jaari5i7. blijven genieten (*)?<br />
tot 1552.<br />
Te midden zijner verftrooijingen in de hoofdftad,<br />
vatte BEZA liefde op voor een deugdzaam meisje,<br />
hetwelk dezelve niet dan op eene eerlijke wijze dul<br />
den wilde. Hij begaf zich met haar in den echt,<br />
maar heimelijk, doch met belofte, om , zoodra de<br />
omltandigheden zulks zouden gedoogen, het huwe<br />
lijk bekend te maken, waatin hij ook woord heeft<br />
gehouden. Deze vrouw bragt hem van zijne jeug<br />
dige ligtzinnigheid af, waarbij kwam, dat hij in het<br />
jaar 1548 eene zoo gevaarlijke ziekte kreeg , dat<br />
men<br />
(*) Hoe verfoeijelijk flecht is het dan, dat men, na<br />
twee en eene halve eeuw, zulk eene lastering durft her<br />
halen? De boven Bl. 28. ook gemelde LANTHIER, (Les<br />
foyageurs en Suisfe, I Vde Brief, of de Reizigers in Zwitfer<br />
land. I Deel, Bl. 15.) fchrijft: „ Men fpreekt hier te Geneve<br />
„ dikwijls van FAREL, van CALVÏN en van TIIEODORUS<br />
„ BEZA, maar men zegt niets van de Verzen, door dezen<br />
„ laatften in zijne jeugd vervaardigd. Amptector hunc<br />
„ et illam." — Het aanhalen van zulk eenen enkelen<br />
regel, zonder verder iets meer van den beroemden man<br />
te zeggen, — is het iets anders dan de boosaardigfte en<br />
geheel ongegronde aantijging in de gedachten te herroe<br />
pen? Vraagt te regt met verontwaardiging een Onge<br />
noemde in den Rccenfent , ook der Reeën/enten. IV.<br />
Deel, Bladz. 46 wijzende verders op SAI.DENUS Otia<br />
Theol. L. I. Exerc. VIII. §. 24. ƒ>. 164. Men zie ook<br />
BAVLE V. AUDEEERT dl BEZA.
GESCHIEDENIS. 201<br />
men aan zijn leven wanhoopte. Hij meende in deta C. G.<br />
ze ziekte eenen wenk der Voorzienigheid te zien ,<br />
[aan 517.<br />
:ot 1552en<br />
deed eene gelofte, om de ftrenge zeden der HervormdeKerk,<br />
te gelijk met hare leer, aan te nemen,<br />
en zich tot zijnen Leermeester te begeven. Hij trad<br />
met zijnen vriend CRISPIN in onderhandeling , om<br />
eenen boekhandel te Geneve te beginnen, en om de<br />
daartoe benoodigde penningen te vinden , verkocht<br />
hij verfcheidene van zijne Prebenden, waar over zijne<br />
vijanden vervolgens niet nalieten, hem verwijtingen<br />
te doen. Den zzücn October 1548 reisde hij<br />
met CRISPIN naar Geneve, alwaar CALVIN hem bewoog,<br />
om zijn voornemen omtrent eenen boekhandel<br />
te laten varen, en zijne talenten ten nutte der<br />
Kerk te belteden. Hier op vertrok hij naar zijnen<br />
Leermeester WOLLMAR te Tubingen. Doch als er<br />
intusfchen te Laufanne eene Hoogleeraarsplaats in<br />
de Griekfche Taal opengevallen was, en men dezelve<br />
gaarne aan BEZA wilde opdragen, bewoog CAL<br />
VIN dezen, hoewel niet zonder moeite, om dezelve<br />
aan te nemen. Nu leide BEZA zich met ijver toe<br />
op de Hebreeuwfche Taal, en koos het Nieuwe<br />
Testament, benevens andere Schrijvers, tot het onderwerp<br />
zijner voorlezingen. Ook hield hij in de<br />
Franfche Taal voorlezingen over den Brief taan de<br />
Romeinen. • Van dezen tijd af deed CALVIN niets<br />
zonder BEZA; deze laatfte waagde het in het jaar<br />
1550, als Keizer KAREL V. te dugsburg eenen<br />
Rijksdag befchreven had , dien Keizer een ge.<br />
fchrift te overhandigen, hetwelk een ontwerp beverse<br />
om de verfchillende partijen in den Godsdienst te<br />
N 5 bè
802 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. bevredigen , (de pace Chrhtianarum Ecclefiarum<br />
Jaari5i7. ctnftituenda confilium ad S. C&faream Majestatem<br />
tot 1552.<br />
et Romani imperii Status Augustae congregatos.")<br />
BEZA vereenigde zich voorts zoo naauw met CAL<br />
VIN , dat hij deel nam in al de gefchillen, in welke<br />
deze was ingewikkeld , en hem in alles de hand<br />
bood , in zijne moeijelijkheden met HIERONYMUS<br />
BOLZEC , die de Pelagiaan fche gevoelens tegen CAL<br />
VIN waagde te verdedigen; hij nam ook de verdediging<br />
van CALVIN op zich in de zaak van MICH.<br />
SERVETÜS , en fchreef zijne Verhandeling: de hae*<br />
reticis a magistratu gladio pum'endis, (dat de Ketters<br />
door de Overheid met het zwaard geftraft moeten<br />
worden,) welke zoo veel tegenfpraak heeft ondergaan,<br />
en over welke wij in het vervolg gelegenheid<br />
zullen vinden, om iets naders te zeggen. Sedert<br />
was BEZA ijverig bezig, in de verfchillen tusfehen<br />
de Lutherfchen en de Zwitfers , over het<br />
Avondmaal, om, ware het mogelijk, de eendragt<br />
en vrede te vestigen. Zijn ijver en geleerdheid maakten<br />
hem zoo geacht bij CALVIN , dat deze hem in<br />
het jaar 1559 den post van Rector der nieuw opgerigte<br />
Hoogefchool te Ceneve deed opdragen. Hier<br />
onderwees hij, nevens CALVIN, de Godgeleerdheid,<br />
en nam fpoedig daarop ook nog eene Predikantsplaats<br />
op zich. Na den dood van CALVIN was hij<br />
deszelfs opvolger, en bleef aan het fpits van alle<br />
Hervormde Kerken. Hoe edel en zuiver zijn ijver<br />
voor de Wetenfchappen en den Godsdienst was ,<br />
bewees hij als Rector der Akademie, in zijnen ouderdom<br />
zelveii. In het jaar 1580 tot 1590 hadden<br />
de
G E S C H I E D E N I S . ao3<br />
de tijdsomftandigheden den Staat van Geneve zoo ia i C. G.<br />
achteruit gezet, dat de uitputting der fladskas den .<br />
aari5i7ot1552-<br />
Raad noodzaakte, eerst eenige Hoogleeraars te ontflaan,<br />
en vervolgens het Hoogleeraarsambt in de<br />
Hebreeuwfche en Griekfche Talen, gelijk ook dat<br />
der Regtsgeleerdheid en Wijsbegeerte geheel af te<br />
fchaffen. Thans trad BEZA alleen voor allen op:<br />
Hij hield niet alleen zijne voorlezingen, voor welke<br />
men hem niet meer betalen kon, zonder betaling ,<br />
nog fteeds voort, maar nam ook het werk der openflaande<br />
plaatfen gaarne en gewillig op zich. Dezen<br />
last droeg hij zoo lang, tot dat hij uit Engeland,<br />
waar hij, omflreeks dien tijd, aan de Akademie van<br />
Cambridge zijnen kostbaren Codex der Euangelien<br />
fchonk, eene aanzienelijke onderfteuning in geld voor<br />
zijne Akademie ontving, waar door de Raad in fbaat<br />
werd gefield, om de plaatfen , die hij tot dusver<br />
vervuld had, weder door nieuwe Hoogleeraaren te<br />
bezetten.<br />
In het begin reeds van dit zijn verblijf te Geneve<br />
voltooide hij het verdien [lelijk werk , hetwelk hij te<br />
Laufanne had begonnen, om de Franfche berijming<br />
der Pfalmen, welke CLEMENT MAROT ondernomen<br />
had, te vervolgen en te voltooijen. Niets bevorderde<br />
de fpoedige uitbreiding der Hervormde Kerk in<br />
Frankryk meer , dan deze Pfalm - berijming , die<br />
overal werd gezongen, en die de Koningin van<br />
Frankryk niet alleen zelve gaarne zong, maar ook<br />
door den Bisfchop MONLUC zeiven aan het Hof<br />
openlijk werd aanbevolen. De eerfle volledige uitgave<br />
derzelve verfcheen in het jaar 1560 te Lions<br />
met
SOA K E R K E L I J K E<br />
na C. G. met Koninklijk Previlegie in het licht. De naam<br />
Jaar 1517. van BEZA werd alom, waar men Fransch fprak of<br />
toe 155a.<br />
zong, bekend, zelfs de Koningin KATHARINA DE<br />
MEDICIS leerde BEZA , over wiens godgeleerde kennis<br />
zij niet wist te oordeelen, als Dichter hoogachten.<br />
Deze roem van BEZA mengde hem eerlang in<br />
de zaken der Hervormden in Frankryk , alzoo de<br />
Grooten, die de zaak der Hervorming gunftig waren,<br />
fpoedig inzagen, dat deze Godgeleerde tevens<br />
geen ongefchikt Hoveling was.<br />
De verrigtingen van BEZA , ten voordeele der Hervormden<br />
in Frankryk, hier voorbijgaande, om die op<br />
hare plaats te melden, zeggen wij thans alleenlijk,<br />
dat BEZA , terftond na den vrede van Orkans, tusfehen<br />
de Guifen en de Prinfen van den bloede gefloten,<br />
in 1563, naar zijn vreedzaam Geneve fpoedde , alwaar<br />
zijne tegenwoordigheid te noodiger was, uit<br />
hoofde van den zwakken flaat van CALVINS gezondheid,<br />
welken grooten man BEZA in het jaar 1564<br />
opvolgde, hoewel niet zonder het diepfte gevoel<br />
van het zwaarwigtige van dezen post; offchoon<br />
CALVIN zelf hem tot zijnen opvolger verzocht had<br />
als Voorzitter van den Geestelijken Raad, die tevens<br />
de flrengfle Regtbank der zeden uitmaakte,<br />
(als moderateur des affaires ecckjiastiques,) zoo<br />
verzette zich BEZA, wiens ziel geene eerzucht kende,<br />
daartegen, en verzocht openlijk daar van verfchoond<br />
te zijn. Eindelijk wisten zijne ambtgenooten<br />
hem te misleiden. Men werd het met hem<br />
eens, dat deze waardigheid voortaan, om het jaar,<br />
zou afwisfelen, en hij liet zich voor dat jaar ver-<br />
kie-
G E S C H I E D E N I S . üö5<br />
kiezen; doch nu verkoos men hem alle jaren op ïaC. G.<br />
[aari5i7.<br />
nieuw, tot in het jaar 1580, wanneer hij het, door<br />
:ot 155a.<br />
herhaalde voorflellingen , zich tevens op zijne hooge<br />
jaren beroepende, eindelijk zoo ver bragt, dat men<br />
hem dezen moeijelijken last ontnam , en deze waardigheid<br />
wekelijks door een' ander deed bekleeden,<br />
waar door echter het gewigt en de invloed derzelve<br />
tevens meer en meer afnam.<br />
Onbegrijpelijk groot was de zorg en ijver, welken<br />
BEZA befleedde, om de belangen der Kerk te behartigen;<br />
niet alleen door de leere van CALVIN te verdedigen<br />
tegen bijzondere perfonen, waar in hij zelfs<br />
door zijnen ijver fomtijds de palen der gematigdheid<br />
en verdraagzaamheid te buiten ging, zoo als in zijden<br />
twist met BERNARD OCHINO en SEBASTIAAN<br />
CASTALIO, maar ook door zijne pogingen voor de<br />
rust en vrede van de Kerken in Polen ; terwijl in<br />
tusfehen dringende zorgen te huis en in Frankryk<br />
hem bezig hielden, daar oorlog, pest en inwendige<br />
gefchillen het noodig maakten, dat hij al zijn gezas<br />
befteedde, om de eenheid der leere en der tucht t(<br />
bewaren, en het ongeluk zijner geloofsgenooten t(<br />
verzachten. Zoo zorgde hij voor de veiligheid vai<br />
Geneve, toen het leger, hetwelk de Hertog van Alh<br />
naar de Nederlanden voerde , in de nabijheid vat<br />
die ftad doortrok; toen de oorlog in Frankryk h<br />
het jaar 1567 weder was uitgeborsten, ftelde hij ali<br />
vlijt in het werk, om de ongelukkige vlugtelingei<br />
uit dat land veiligheid en zoo veel mogelijk eei<br />
goed onthaal te Geneve te bezorgen, niettegenftaan<br />
de hij verfcheidene keeren de ondankbaarheid de<br />
men
206 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. menfchen ondervinden moest, voornamelijk van een'<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
geleerd Jurist CHARPENTIER, wien hij een Hoog.<br />
leeraarsplaats in de Regten bezorgde, en geld leende,<br />
hetwelk BEZA zelf bij anderen te leen had moeten<br />
opnemen, en waar door hij in de grootfte verlegenheid<br />
geraakte, toen CHARPENTIER hem niets<br />
terug betaalde. Ja deze ondankbare, naar Parys terug<br />
gekeerd, bood zich daar aan, om de gruwelen<br />
van den St. BARTELS nacht te verdedigen, en voer<br />
in een gefchrift hevig tegen BEZA uit, dien hij als<br />
den Richter van alle onheil befchreef; waarop BEZA<br />
echter niets antwoordde, dan dat hij hem eens, in<br />
het voorbijgaan, eenen ondankbaren noemt, toonende<br />
dus, dat de bijzondere hem aangedane beleedigingen<br />
hem minder in drift deden ontfteken, dan de<br />
zaak der Kerk.<br />
Zijn Broeder, die na den dood zijns Vaders,<br />
Baljuw van Vefelai was geworden, kwam, toen die<br />
ftad door de Roomschgezinden bij verrasfing ingenomen<br />
was , naar Geneve vlugten, alwaar BEZA<br />
iem in zijn huis vriendelijk ontving; maar kort daar<br />
ia, nog in hetzelfde jaar, ftierf hij aan de pest,<br />
velke toen te Geneve woedde. Zoodra Vefelai door<br />
1 le Proteftanten herwonnen was, begaf BEZA zich<br />
i n allerijl derwaarts, om voor de kinderen van zij-<br />
j ten Broeder het overfchot van hunne bezittingen te<br />
1 edden. Bij deze gelegenheid hoopte hij ook zijne<br />
luster, die zich in een Klooster begeven had, over<br />
1 e halen, om met hem naar Geneve te gaan, of ten<br />
1 ninfte haar Klooster te verlaten. Maar zij wilde<br />
:ich tot het een noch ander laten bewegen.<br />
De
G E S C H I E D E N I S . £07<br />
De bloedige oorlog was in Frankryk naauwelijks ïaC. G.<br />
door eenen bedriegelijken vrede geëindigd, of de Fran- [aarisi7.<br />
:ot 1552.<br />
fche Herken liepen gevaar door inwendige verdeeldheid<br />
over de Kerketucht gefcheurd te worden; de edele befchermfter<br />
der Hervormden, de Koningin van Navarre ,<br />
deed, ten einde de eendragt te bewaren, eene Sijnode<br />
te Rochelle bijeenkomen, en BEZA liet zich door haar<br />
bewegen, om zich derwaarts te begeven, en het was<br />
op zijn raad, dat men de bellisfing van het verfchil<br />
uitftelde, tot het eerstkomende algemeene Sijnode ,<br />
hetwelk men befloot te Nismes te houden. Meer moeite<br />
kostte het hem, de eenigheid tusfehen de Franfche<br />
en Zwitferfche Kerken op dit Sijnode te Rochelle te<br />
bewaren. De Franfchen wilden in de belijdenis<br />
hunner Kerken, bij het artikel van het Avondmaal,<br />
gevoegd hebben de woorden: het ligchaam des Heeren<br />
zelfflandig, (fubftantialiter,) ontvangen. Dit<br />
was den Zwitfers, bijzonder die van Zurich, en<br />
allermeest den ouden BULLINGER , zeer tegen de<br />
borst. Na vele moeite gelukte het aan BEZA, beide<br />
de partijen tot vrede over te halen. Men merkt aan,<br />
tot eene blijk, hoe talrijk de Hervormden te Rochelle<br />
waren, dat na het afloopen van de Sijnode<br />
10,000 menfchen het Avondmaal gebruikten.<br />
Een donker voorgevoel van den ramp der Kerken<br />
in Frankryk vervulde thans de ziel van BEZA, die<br />
te Geneve was wedergekeerd, toen de valfche KA-<br />
THARINA DE MEDICIS de Grooten van de Hervormde<br />
partij, door hare vleijerijen, aan het Hof<br />
zocht te lokken. Hij beproefde alle zijne welfpretendheid,<br />
om den Admiraal van daar terug te houden,<br />
maar
£C8 K E R K E L I J K E<br />
naC. G. maar deze hield zijnen vriend voor al te vreesach»<br />
Jaar 1517. tig, en ging den dood te gemoet. De vrees van<br />
tot 1552.<br />
BEZA vermeerderde, toen zijne vriendin , de be-<br />
fchermfter der Hervormden, de Koningin van Na»<br />
yarre, ftierf. Maar toen hij vernam, dat men ha<br />
ren Zoon, ( HENDRIK IV. ) met eene Roomfche<br />
Prinfes in het huwelijk wilde doen treden, kon hij<br />
zich niet bedwingen, aan den jongen Vorst eenen<br />
vaderlijken vermaningsbrief te fchrijven (*), welke<br />
gedagteekend is uit Geneve den loden Julij 1570.<br />
De nacht van St. BARTHOLOMEUS bevestigde maar<br />
al te fchrikkelijk het voorgevoel van BEZA.<br />
BEZA was geheel niet bijgeloovig, evenwel deden<br />
dit gruwelftuk, de gevolgen, welke men daar van<br />
kon voorzien, en de angftige bekommering van alle<br />
braven, met écu woord, de treurige tijdsomuandig-<br />
heden, hem, uit eene in het jaar 1572 ver-<br />
fchn'nende Komeet, vermoeden , of niet het einde<br />
aller dingen, en de laatfte toekomst van JEZUS ,<br />
thans aanuaande was, en hij wenschte, aangaande<br />
dit verfchijnfel , de meening der Astrologisten of<br />
Starrenduiders nader te verflaan (f). Deze gedach<br />
te maakte hem evenwel niet traag in het doen van<br />
al wat hij maar kon. Zijn huis Hond open voor<br />
de vlugtende Leeraars van zijne Kerk; zijne Predi<br />
katiën en verzoeken bewogen die van Geneve, om<br />
de ongelukkigen op te nemen en te verzorgen ; de<br />
(*) «EZA Epist. 74-<br />
m i 1<br />
"<br />
(t) Epist. LXXIII. pag. 152. Poem. Bezae pag. 194.<br />
Edit. Han. 12. Vergelijk SCHLOSSER het leven van BEZA<br />
Aanhaugfel Bladz. 319-322.
G E S C H I E D E N I S . 200<br />
milde giften, welke hij uit Duitschland, Engeland, na C. G»<br />
Schotland en Zwitferland ontving, ftelden hem i:i<br />
|aari5i7.<br />
tot 155a.<br />
ftaat, om drie jaren lang eene menigte gevlugte Predikanten<br />
te onderhouden. Hij trachtte ook door<br />
Brieven de Duitfche Vorsten op te wekken, om de<br />
Franfchen te helpen, en bewerkte zelfs in het jaar<br />
1574 een verdrag van bijftand en hulp tusfehen Hertog<br />
JOAN CAZIMIR, en den Prins van Conde, nadat<br />
deze laatfte zijne gevangenis ontweken was.<br />
In het jaar 1581 bewees hij aan de ftad Geneve<br />
gewigtige dienften, om de ftad in de vernieuwing<br />
van het verbond der Eedgenooten met Frankryk te<br />
doen begrijpen; ook ftelde hij voor de Genevezen<br />
de wederlegging op der gronden, op welke de Hertog<br />
van Savoye aanfpraak op hunne ftad maakte.<br />
Te zelfden tijde, dat het lijden der Franfche Kerken<br />
de geheele werkzaamheid van BEZA voor dezelve<br />
vorderde , werd de onzalige twist over het<br />
Avondmaal in Duitschland weder wakker gemaakt,<br />
door de pogingen van JAKOB ANDREÜ, en de kaba-<br />
len van SELNECCER. BEZA was ook in dezen twist<br />
gemoeid, die vergeefs alle vlijt aanwendde, om de<br />
wederzijdfche partijen tot eendragt te bewegen, waar<br />
toe ook een mondgefprek te Mompelgard in het jaar<br />
1586 gehouden werd, waar bij BEZA als een der<br />
fprekers tegenwoordig was. Ook had BEZA veel<br />
moeite met SAMUEL HUBER , Predikant te Burgdorf<br />
in het Kanton Bern, over de leere der algemeene of<br />
bijzondere genade.<br />
Inmiddels was in Frankryk eene geheele verandering<br />
voorgevallen, en HENDRIK IV Koning gewor-<br />
HERV. II. O den,
CIO K E R K E L I J K E<br />
na C. G den, die, opdat hij de I;roon behouden en aan<br />
Jaansi; Frankryk den vrede wedergeven mogte, den Room<br />
tot 1552<br />
fchen Godsdienst omhelsde ; BEZA , die altijd met<br />
dezen Vorst in betrekking geftaan had, trachtte bij<br />
deze gelegenheid het beste voor het Rijk en den<br />
Godsdienst tevens met het heil des Konings te bevorderen,<br />
en daar toe de hulp van den Marquis DE<br />
ROSNY, naderhand Hertog van Sully, te gebruiken.<br />
Hij gaf aan denzei ven eenige punten op, welke hij<br />
hem verzocht naauwkeurig op te merken. Onder<br />
dezen waren:<br />
Dat de Koning niets ligtzinnig en zonder vooraf<br />
behoorlijk te bedenken, belove; maar hetgeen hij<br />
beloven' zou, getrouw nakome.<br />
Dat hij geenen fkchten en openbaar zondigen man,<br />
al had hij hem ook de grootïïe dienden bewezen,<br />
zijn vertrouwen fchenke.<br />
Dat hij zich vooral hoede voor lieden, die hem<br />
van de Hervormden verder zouden zoeken te verwijderen<br />
, en dat hij niet ligt geloof geve aan zulken,<br />
die hem zouden willen verbitteren tegen die<br />
genen, die zich voorheen als zijne getrouwe onderdanen<br />
hadden gedragen.<br />
Eindelijk, dat hij de eere van God zoodanig in<br />
gedachten houde, dat hij de genen , die door hunne<br />
gefprek ken of daden toonen, dat zij goddeloos zijn,<br />
en geen der twee Godsdienflen opregtelijk belijden,<br />
zonder aanzien van perfoon, wanneer zij onverbeterlijk<br />
zijn, van zich verwijdere, als lieden, die niet<br />
alleen tot niets goeds deugen ; maar ook oorzaken<br />
van alle onheilen kunnen worden.<br />
Hoe
G E S C H I E D E N I S . 211<br />
Hoe oud BEZA ook werd, hoe zeer hij ook de ia C. G.<br />
[aari5i7*<br />
Ügchaamsgebreken van den ouden dag gevoelde,<br />
ot 1552.<br />
200 bleef echter zijn geest dezelfde tot aan het einde<br />
van zijn leven. Bij den dood zijner vrouw , in<br />
het jaar 1588, troostte hij zich zeiven , wegens het<br />
verlies dezer gezellinne zijner jeugd, en zijnen vriend<br />
LECTIUS te gelijker tijd, wegens het verlies eener<br />
dochter, in een gedicht, hetwelk zeker het flechtfte<br />
zijner gedichten niet is; en het groot aantal Brieven,<br />
welke hij van 1590 tot 1600 zelf fchreef of dicteerde<br />
, gelijk ook het deel, hetwelk hij nog aan de<br />
twisten over de regtvaardiging nam, zijn de beste<br />
bewijzen van de onvermoeide werkzaamheden van<br />
den grijsaard.<br />
Hij moest echter reeds in het jaar 1597 een gedeelte<br />
zijner ambtsbezigheden en bijzonder het prediken<br />
ftaken. Hij bereidde zich, lang voor dat hij<br />
ziekte of zwakheid voelde, reeds tot den dood;<br />
verkocht zijne boekverzameling in het jaar 1598 aan<br />
den Heer VON ZASTRISCE , opdat zij in haar geheel<br />
zou blijven, en behield voor zich flechts zoo veel<br />
Boeken, als hij nog tot aan het einde van zijn leven<br />
dacht te gebruiken; over den koopprijs dezer boekverzameling<br />
befchikte hij deels ten voordeele zijner<br />
weduwe, want hij was fpoedig na het overlijden zijner<br />
eerfte vrouw, om een' fteun in zijtien ouderdom<br />
te hebben, weder gehuwd, deels ten voordeele<br />
der armen te Geneve. In een Nafchrift op eenen<br />
Brief aan den bovengemelden ZASTRISCE ,' (den<br />
28ften Augustus 1597,) fpreekt hij voorts van zijne<br />
verwachting des doods met deze woorden; ,, In-<br />
O 2 dieri
212 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. dien gij vraagt, hoe ik vaar, en wat ik doe, daar<br />
Jaari'517. door Gods genade niet eenige ziekte of kwaal, maar<br />
tot 1552.<br />
de ouderdom zelve, mij belet, mijn ambt waar te<br />
nemen , ik houde mij ftil in huis, en onderwijs ,<br />
vermaan en vertroost mij zeiven met gebeden en bij<br />
zondere boekoefeningen, zijnde daar aileen op be<br />
dacht, dat ik eindelijk in die allergewenschte haven<br />
aan moge landen, zonder fchipbreuk te lijden aan<br />
mijn geloof en hoop."<br />
Wegens zijne betrekking op HENDRIK IV en des<br />
zelfs Staatsdienaars, leefde BEZA den Jefuiten te<br />
lang. In het jaar 1598 ftrooiden zij uit, dat hij<br />
overleden was, en vóór zijnen dood beleden had<br />
berouw te hebben wegens het verzaken en bedtijden<br />
der Roomfche leer. BEZA , hier door met regt ver-<br />
ftoord, deed niet alleen eenen Brief drukken aan<br />
zijnen vriend, den Hoogleeraar STUCK, te Zurich ,<br />
waar in hij hunne fireken en leugens ontdekte; maar<br />
ook moesten de Predikanten van Geneve een ge<br />
fchrift in de Franfche en Latijnfche Taal uitvaardi<br />
gen , en aan alle de Kerken rondzenden, om BEZA'S<br />
leven bekend te maken, en zijn befluit, om alles<br />
wat hij ooit beleden had , nog verder te belijden.<br />
De oude man vervaardigde zelfs nog een bijtend<br />
Puntdicht, waar in hij de Jefuiten en derzelver<br />
Stichter befpotte. De Jefuiten fchaamden zich over<br />
den misdag in hunne Staatkunde zoo zeer, dat zij<br />
fchriftelijk poogden te bewijzen, dat BEZA en de<br />
Hervormden deze ganfche zaak zelve hadden begon<br />
nen, om hen deswegens te kunnen aanvallen.<br />
In het jaar 1599 mogt het BEZA gebeuren, zij<br />
nen
G E S C H I E D E N I S . 313<br />
nefl HENDRIK , dien hij, wegens deszelfs onftandvas- 1 ia C G.<br />
tigheid, dikwijls had berispt , maar nogtans (leeds .<br />
aan 517ot<br />
155a»<br />
hoog bleef achten, nog eens te zien en te fpreken,<br />
en tevens die van Geneve en zijnen Geloofsgenooten<br />
te Lions eenen wezenlijken dienst te doen. De Her<br />
tog van Savoye had, namelijk, ten tijde van den<br />
doortogt van den Hertog-van Alba naar de Neder<br />
landen, niet ver van de poorten van Geneve, met<br />
hulp der Spanjaarden, een Fort, (St. Catharina,)<br />
opgeworpen, hetwelk de ftad geftadig bedreigde. In<br />
de laatfte jaren der XVIde eeuw geraakte de Hertog<br />
van Savoye met Frankryk in oorlog, bij deze gele<br />
genheid kwam HENDRIK IV in het gezegde jaar 1599<br />
te Loyfel, niet ver van St. Catharina, wanneer die<br />
van Geneve een Gezantfchap aan dezen Koning zon<br />
den, om van denzelven het Hechten van dit Fort t(<br />
verzoeken, BEZA plaatfte zich te liever aan hel<br />
hoofd van dit Gezantfchap, om dat hij niet twijfel<br />
de, dat de Koning hem dit verzoek zou inwilligen,<br />
Hij verfcheen voor den Koning, en fprak zijnen ge<br />
liefden HENDRIK , wiens moeder hem hoog geacht<br />
wiens vader hem gekend, wiens oom hem gevreest l<br />
had, en wiens getrouwe Staatsdienaar SULLY naa {<br />
zijnen raad hoorde, voordat hij nog de Staatsbelan<br />
gen beftuurde, uit de volheid des harte dus aan:<br />
„ Sire! Menfchelijke welfprekendheid is niet i 1<br />
ftaat, om U wegens uwe bewonderingswaardige Ai<br />
den, den verdienden lof toe te zwaaijen: Mijne tai il<br />
is te eenvoudig; mijne ftem te zwak om den glar s<br />
van uwe deugd te kunnen verbreiden, welke c e<br />
O 3 w
ai4 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. wereld eeuwig zal roemen, omdat gij niet ophoudt,<br />
Jaari5i7. daden te verrigten, die roem en lof verdienen. Den<br />
tot 1552.<br />
Heiligen Engelen moet ik het overlaten, den roem<br />
te verbreiden, dien gij verdient, daar gij des Heeren<br />
Kerk uit den druk hebt gered, en Gods kinderen<br />
volle vrijheid hebt bezorgd, om hem te dienen naar<br />
zijne heilige voorfchriften, en hem aan te roepen in<br />
de Drieëenheid der perfonen. Ik wil mij vergenoegen<br />
met te zeggen , en op menfchelijke dingen toe<br />
te pasfen, wat SIMEON van Goddelijke dingen zeide:<br />
Heer, laat nu uw' dienstknecht gaan in vrede<br />
naar uw woord, want mijne oogen hebben nog<br />
voor mijnen dood, niet alleen den Verlosfer uwer<br />
ootmoedige dienaren , maar ook den redder van geheel<br />
Frankryk en van alle geloovigen gezien; want<br />
allen hebben zij de uitwerking uwer onfchatbare<br />
goedheid ondervonden!!"<br />
Geheel ontroerd antwoordde de Koning:<br />
„ Mijn vader! Deze weinige, maar veelbeduidende<br />
woorden, zijn den roem der Weifprekendheid<br />
waardig, dien THEODORE DE BEZE zich verworven<br />
heeft. Ik neme die gaarne aan, en met het vriendfchappelijk<br />
gevoel, hetwelk zij verdienen. Ik verzekere<br />
u, dat, daar de Koningen, mijne voorgangers,<br />
altijd uwe ftad in bijzondere befcherming hebjen<br />
genomen, ik niet flechts befloten heb, hen daar<br />
n na te volgen, maar ook de hartelijke toègenegenïeid<br />
, welke zit mij fteeds heeft toegedragen, te be-<br />
I mtwoorden. Bij dit alles moet hij, die u aan mij<br />
tOorgefteld heeft, en die u zoo zeer bemint, u tot<br />
1<br />
voor-
G E S C H I E D E N I S . ft$<br />
vcorfpraak dienen. Spreek met hem over het gene ia C. G.<br />
[aan 517.<br />
gij begeert; het moet al zeer moeijelijk zijn, wan- j<br />
ot 1552.<br />
neer hij het voor u niet verwerft."<br />
Vervolgens naar de Afgevaardigden tredende , zeide<br />
hij in ftilte tegen hen: „ Ik weet, wat gij nog<br />
meer van mij begeert: de Hechting van het Fort St.<br />
Catharina, die u zeer ter harte gaat. Er zijn wel<br />
vele lieden, die mij trachten te overreden, dat ik<br />
daar in niet zal toeflemmen, maar ik zie, dat zij<br />
dit flechts uit nijdigheid doen, en ik zal dus op<br />
hunne woorden geen acht flaan. Ik wil alles voor<br />
u doen, wat u nuttig is; zie daar eenen man ,<br />
(SULLY,) op wien gij u verlaten kunt: Het Fort<br />
zal geflecht worden; ik bevele het hem op dezen<br />
zelfden oogenblik." Het Fort werd ook dadelijk,<br />
nadat het veroverd was, geflecht.<br />
Zoodra de openlijke belangen tusfehen HENDRIK<br />
en BEZA befproken waren, nam de Koning hem alleen,<br />
en fprak lang met hem. Ten (lotte wilde hij,<br />
dat BEZA hem eenig gunstbewijs vragen zou: „Voor<br />
mij, Sire ! " antwoordde BEZA , „ verzoeke ik<br />
niets, dan alleen van God, dat hij uwe Majefteit,<br />
die beftemd fchijnt, om aan Frankryk vrede en geluk<br />
te fchenken, een lang leve verleene, opdat Uwe<br />
Majefteit alle de Volken, die aan Uwen fcheptei<br />
onderworpen zijn, met den gewenschten vrede mag<br />
verblijden. Alleen voor de Hervormde Kerken, die<br />
tot hier toe de voordeden van her Godsdienst-Ediki<br />
nog niet hebben kunnen genieten , bidde ik Uwe<br />
Majefteit, dat hij dezelve in gunst gedachtig zij.'<br />
Die van Lions hadden BEZA om zijne voorfpraa!<br />
O 4 ver
na C. G verzocht. De Koning omhelsde den Grijsaard met<br />
Jaari5i7, hartelijkheid, hem zijn verzoek toefiaande, bijzonder<br />
tot 1552,<br />
voor die van Lions, en liet hem, Koninklijk begiftigd,<br />
vertrekken.<br />
Do"d vnn<br />
FRANCOIS<br />
II.<br />
ai
GESCHIEDENIS. «7<br />
raadde hen, niet derwaarts te gaan ; maar de Ko- na C. G.<br />
«517ning<br />
was te vreesachtig, en de Prins te ligtzinnig, Pj<br />
: 1552.<br />
om dezen raad te volgen. De Koning liet zich door _<br />
zijne zwakheid zoo ver wegfleepen, dat hij het onlangs<br />
te Fontainebleau tegen de Hervormde Predikanten<br />
uitgegeven Edikt wilde laten uitvoeren, en<br />
aan BEZA verder gehoor en zelfs vrijgeleide weigerde,<br />
om veilig naar Geneve te keeren; zoodat deze,<br />
niet zonder gevaar, en door bij nacht te reizen ,<br />
ontvlugten kon. De Prins van Condé te Orleans<br />
gekomen, werd gevangen genomen, en als een ftaatsmisdadiger<br />
behandeld, ANTOINE zelf werd als verdacht<br />
gadegeflagen en in het oog gehouden. Waarfchijnelijk<br />
zou de Prins veroordeeld en ter dood gebragt<br />
zijn, indien niet de Koning FRANCOIS, onverwachts,<br />
aan eene verzwering in het hoofd, in<br />
December 1560, in den bloei zijner jaren , overleden<br />
was.<br />
FRANCOIS II, zonder kinderen overleden zijnde ,<br />
had tot zijn' opvolger KAREL IX, nog een kind,<br />
gedurende wiens minderjarigheid de Koninginne moeder<br />
als Voogdes regentesfe, 'het bewind van zaken<br />
bleef voeren; deze listige vrouw, oordeelende, dat<br />
zij, tegen de heerschzucht der Guizen, de partij<br />
der Proteftanten zou kunnen gebruiken , deed terftond<br />
na den dood van Koning FRANCOIS den Prins<br />
van Condé ontflaan, den Hervormden verders hope<br />
gevende, van betere behandeling, door een verbod,<br />
tegen alle mishandelingen, om zaken van Godsdienst,<br />
en het gebruik van fcheldnamen en leuzen.<br />
Doch, wanneer de drie magtigfte Roomschgezinden,<br />
O 5 di<br />
KAREL IX<br />
volgthem<br />
op.
sï8 K E R K E L I J K E<br />
•a C. G. de Connetable DE MONTMORANCI, de Hertog FRANS<br />
Jaansi7.<br />
VAN GUIZE en de Maarfchalk DE ST. ANDRé, zich<br />
tot 1552<br />
in het jaar 1561 vereenigden tegen den Admiraal DE<br />
COLIGNY , in wien de Proteftanten hunnen voornaamften<br />
fteun hadden, veranderde KATHARINA uit<br />
vrees weder van maatregelen, en bewilligde op nieuw<br />
in de vervolging der Proteftanten. Zij vaardigde in<br />
Julij van het gemelde jaar te St. Germain een Edikt<br />
uit, bij hetwelk alle vergaderingen der Proteftanten<br />
verboden werden. Zoodra de Admiraal en zijne<br />
vrienden kennis van dit Edikt kregen, verklaarden<br />
zij openlijk, dat zij op de aanftaande bijeenkomst<br />
der Staten er op zouden aandringen, dat men het<br />
Regentfchap aan KATHARINA , en aan ANTOINE ,<br />
Koning van Navarre, zou opdragen, wien het regrens<br />
toekwam, als zijnde de naaste Prins van den<br />
>Ioede. Om dezen (lag af te weeren, floeg de Konngin<br />
een openlijk gefprek over den Godsdienst<br />
roor, ter beproeving, van een vergelijk tusfehen de<br />
.. 1 >eide partijen. De Koning van Navarre vond delen<br />
voorflag voortreffelijk; ook keurden de Admi-<br />
i aal, en zelfs CALVIN en BEZA, den voorflag goed.<br />
] 3e Koning van Navarre werd bijzonder daar toe<br />
( •vergehaald door FR. BALDUIN , thans Hoogleeraar in<br />
( le Regten te Heidelberg, een onrustig hoofd, die<br />
i 1 de Roomfche Kerk wel vele misbruiken vond ,<br />
r iaar die tevens aan het Hof gezien wilde blijven ;<br />
e ti die zich niet minder voorftelde, dan dat hij den<br />
r >em zou wegdragen van eene vereeniging bewerkt<br />
f< i hebben. Hij voorzag zich ten dien einde van<br />
& uiige exemplaren van een Boek, Qde officio pii et<br />
pu-
G E S C H I E D E N I S . ei?<br />
f ublicae tranquillitatis vere amantis viri in hoe re- \ ia C. G.<br />
aan 517.<br />
ligionis disjïdio, zonder naam des Schrijvers,Keulen j<br />
ot 1552.<br />
1561. 8J>O.) Van dit Boek was CASSANDER Schrij-,<br />
ver, en het behelsde voorftellingen, welke de Her<br />
vormden nooit konden aannemen, fchoon CASSAN<br />
DER met hetzelve de goedkeuring van vele Leken<br />
wegdroeg; dit gefchrift bood BALDUIN den Koning<br />
van Navarre aan, zonder den oplïeller te noemen ,<br />
waar door velen en onder dezen CALVIN en BEZA<br />
zeiven misleid werden, om hem voor den Schrijver<br />
van hetzelve te houden. Deze BALDUIN deed door<br />
zijne onftandvastigheid meer nadeel aan de zaak der<br />
Hervormden, dan de Roomschgezinden zelve. De<br />
Kardinaal van Lotharingen en die, geloofden van<br />
BALDUIN gebruik te kunnen maken, om het zaad<br />
van tweedragt onder de Hervormden te Rrooijen ,<br />
daar BALDUIN reeds met CALVIN oneens was. Hij<br />
werd echter in het mondgefprek niet gebruikt, alzoo<br />
de Kardinaal reeds een ander middel uitgevonden<br />
had, om in zijn oogmerk te Hagen, en het mond<br />
gefprek te doen mislukken. Hij wist maar al te<br />
wel, welke verfchillende gevoelens de Proteftanten<br />
verdeelden, en bragt daarom te wege, dat de Her<br />
tog van Wirtemberg en de Keurvorst van den Paltz<br />
ook genoodigd werden , om hunne Godgeleerden tot<br />
dit mondgefprek te zenden, op hoop van de Euan<br />
gelifchen te zullen doen voorkomen, als lieden, die<br />
het onder malkanderen oneens waren , en om wei-<br />
ligt aan de Franfche Hervormden de hulp van de<br />
Duitfche Vorsten te onttrekken.<br />
De plaats voor het mondgefprek werd bepaald te<br />
Mondge-<br />
Pois
*2o K E R K E L I J K E<br />
na C. G . Poisfy, niet verre van Parys; vroegtijdig reeds ver-<br />
JW1517<br />
tot 1552 • zochten de Hervormden van den Raad van Geneve ,<br />
BEZA te mogen hebben, als eerlten Redenaar van<br />
fprek te<br />
hunne partij; met goedvinden van den Raad nam<br />
Poisfy.<br />
BEZA de uitnoodiging zonder dralen aan, en begaf<br />
zich terfiond naar den Prins van Condé, terwijl<br />
CALVIN de ambtsbezigheden van BEZA inmiddels te<br />
Geneve op zich nam te vervullen. Den loden Augustus<br />
1561 moesten de Godgeleerden van beide<br />
partijen, aan welken vrijgeleide werd beloofd, zich<br />
ten Hove bevinden, om tegen het einde dier maand,<br />
of het begin der volgende, het mondgefprek te kunnen<br />
beginnen, BEZA had de beste gedachten van<br />
de Koningin KATHARINA , maar was alleen beducht<br />
voor de beide Kardinalen van LOTHARINGEN en<br />
TOURNON; de Koningin had, kort voor de vergadering<br />
van Poisfy, eenen Brief aan den Paus gefchreven,<br />
die fcheen te doen zien, dat zij de gevoelens<br />
der Hervormden niet ongenegen was. Zij fchreef<br />
daar in vele bittere dingen over de onrust in het<br />
Koningrijk, over eene algemeene Kerkvergadering ,<br />
en over de verkeerde handelwijze met de Ketters.<br />
Zij begeerde, dat de Bisfchoppen en Priesters zouden<br />
prediken zonder te tichelden; dat men de Beelden<br />
uit de Kerken zou wegnemen ; het exorcismus<br />
bij den Doop affchalfen, en geen ander formulier<br />
gebruiken dan de woorden der infieliing; dat men<br />
het Avondmaal onder beide gehalten zou uitdeeien ;<br />
de Pfalmen in de landstaal zingen, den Godsdienst<br />
in de landstaal vieren enz.<br />
De Afgevaardigden der Franfche Kerken, die BE<br />
ZA
G E S C H I E D E N I S . 221<br />
ZA tot hunnen fpreker en voorzitter verkozen, kwa- ni 1 C. G.<br />
men vroeger dan hij te Poisfy aan.<br />
ari5i7-<br />
Zij waren: NI- V<br />
it155a- COLAS DES GALLARS, ( GALLASIUS, ) AUGUSTIN .<br />
MARLORAT , FRANCOIS DE ST. PAUL , RAIMOND<br />
MERLIN, FRANCOIS MOREL , CLAUDE BOSSIER ,<br />
JEAN SPINA, die eerst onlangs de Orde der Domi~<br />
tiikaners verlaten had, en voor het eerst openiijk<br />
als Proteftant te voorfchijn kwam, en eenige anderen<br />
, tot veertien in getal. Zoodra BEZA te Poisfy<br />
aankwam, ging de Prins van Condé met hem, den<br />
22(ten Augustus, naar den Koning van Navarre,<br />
die zich ontfchuldigde over zijne behandeling omtrent<br />
hem, met voor te wenden , dat hij met hem<br />
niets te doen kon hebben, omdat hij gevaar liep ,<br />
in den ban gedaan te worden, BEZA, die heel wel<br />
wist, hoe men met dien zwakken man moest omgaan,<br />
zeide: ,, Ik ben nog dezelfde man, die ik<br />
vóór veertien maanden was, zoo uwe vrees voor<br />
den ban dies tijds gegrond is geweest, moet die nog<br />
voortduren." De Koning verzekerde hem, dat hij<br />
het nu ernfligev meende, over zijne komst verblijd<br />
was, en op onderrigt van hem hoopte, tevens hem<br />
zijne hand toeftekende. Op verzoek der Koningin<br />
van Navarre predikte BEZA, daags,na zijne aankomst,<br />
openlijk in het Paleis van den Koning.<br />
Den 24ften Augustus had BEZA een gefprek met<br />
de Koningin CHRISTINA, bij den Koning van Navarre.<br />
BEZA leide haar de redenen van zijne aankomst<br />
open, en prees haar befluit, om eindelijk<br />
eens de zaak van den Godsdienst openlijk te doen<br />
verhandelen, en niet meer tegen de Euangelifchen<br />
te
222 K E R K E L I J K E<br />
naC G. te doen woeden, eer men hunne gronden kende*<br />
Jaari5i7. De Koningin zeide hem , dat zijne aankomst haar<br />
tot 1552.<br />
zeer aangenaam was, alleenlijk verzocht zij hem ,<br />
de eendragt op alle mogelijke wijzen te beantwoorden.<br />
Daarna vroeg zij hem, of hij in het Fransch<br />
ook iets gefchreven had ? Hij antwoordde niets ,<br />
dan de bekende Overzetting der Pfalmen, en een<br />
klein Boekje tegen de Geloofsbelijdenis van den Hertog<br />
van Sommerfet. Verders vroeg zij hem naar<br />
den ouderdom van CALVIN , en of de Raat zijner<br />
gezondheid thans gunftiger was , dan die, gelijk<br />
men haar gezegd had , voor eenigen tijd was geweest?<br />
enz.<br />
De Kardinaal van Lotharingen, die bij dit gefprek<br />
tegenwoordig was, vatte, zoodra de Koningin uitgefproken<br />
had , het woord op : „ O!" riep hij<br />
uit, „ dat gij het ongelukkige Frankryk weder genezen<br />
mogt, gelijk gij het verwond hebt!" BEZA<br />
weerde deze befchuldiging af, met te antwoorden ,<br />
dat hij zich zeiven veel te onbeduidend hield , om<br />
in zulk een groot Rijk onrust te kunnen veroorzaken,<br />
daar bij dat hij van een' vreedzamen aard was,<br />
en ijverig, om God, den Koning en het Vaderland<br />
te dienen. De Kardinaal behandelde hem voorts met<br />
vele beleefdheid, maar betoonde zijne verwondering,<br />
dat BEZA, gelijk men hem nagaf, gezegd zou heb»<br />
ben: ,, Dat CHRISTUS in het Avondmaal, is, ge-<br />
,, lijk in het llijk," (Christum esfe in coena, ficut<br />
in coeno.) BEZA antwoordde, dat dit nooit door<br />
eenig befchaafd mensch, die voor een Christen wilde<br />
doorgaan, veel min door hem, gezegd was. De<br />
Kar-
G E S C H I E D E N I S . 2JJ3<br />
Kardinaal verklaarde van zijne zijde : „ Ik billijke na C. G,<br />
„ ook de leere der Transjubftantiatie niet ; ook jaari5i7.<br />
:ot 1552.<br />
,, zoek ik CHRISTUS alleen in den Hemel, en zal<br />
„ daarom ook de tegenfprekers der Transfabftantia-<br />
„ tie niet voor Ketters houden." Bij het flot van<br />
het gefprek zeide de Kardinaal, zich tot de Koningin<br />
wendende, dat hij, met hetgeen hij zoo even<br />
gehoord had, zeer voldaan was, en hoop had, dat<br />
de zaak naar wensch afloopen zou. Ook de Koningin<br />
verklaarde, dat, al wat zij van BEZA gehoord<br />
had, haar voorkwam, zuivere waarheid te<br />
zijn. Dit maakte BEZA zoo vrijmoedig, dat hij uitriep:<br />
,, Zoo leert derhalve uwe Majefteit de Sacramentarisfen<br />
kennen? Dit zijn de lieden , tegen<br />
welken men zoo zeer heeft gewoed." Zij beloofde<br />
hem, dat zij daar niet meer op zien zou. „Maar,"<br />
hernam BEZA , „ zij zijn vast dood, had men niet<br />
dat onfchuldig bloed behooren te ontzien ? " Zij<br />
wendde zich daar op tot den Kardinaal, en zeide:<br />
„ Wel nu, mijn Heer de Kardinaal! wat zegt gij<br />
daar op ? " Hij zweeg. Men ftond op, en de Koningin<br />
verwijderde zich; bij het heengaan zeide<br />
Mevrouw DE CRUSSOS , eerfte Hofdame der Koningin<br />
, tegen den Kardinaal: „ Nu , mijn goede<br />
„ man, aldus fpreekt gij heden; maar hoe zult gij<br />
„ morgen fpreken? Dan zijt gij weder niet beter<br />
„ dan voorheen: Is het niet zoo?" Zij had het<br />
wel; want den volgenden dag beroemde hij zich aan<br />
den maaltijd bij den Connetable MOMMORANCI, dat<br />
hij BEZA reeds half bekeerd had. Doch, hoe zeer<br />
deze veel had fchijnen toe te geven , in de wezenlij
224 K E R K E L I J K E<br />
na C. G lijkfte punten waren zij eikanderen geen' voetflap na<br />
Jaar 1517. der gekomen.<br />
tot 1552.<br />
BEZA ging ondertusfchen voort, met dagelijks<br />
voor den Koning van Navarre te prediken. Het<br />
duurde namelijk tot den pden September , eer het<br />
mondgefprek eenen aanvang nam , dewijl men het<br />
over de fchikking van hetzelve niet gemakkelijk<br />
eens kon worden, dewijl men wederzijds malkanderen<br />
wantrouwde. Op den 8ften had de Koningin<br />
een afzonderlijk gehoor verleend aan BEZA , en zijne<br />
ambtgenooten GALLARS en BIOREL , die nog den<br />
Afgevaardigden der Euangelifche Provincie Normandie<br />
bij zich hadden. De Sorbonne protesteerde tegen<br />
de inwilliging der Koningin. De Prelaten namen<br />
allen het Avondmaal, en verbonden zich, om<br />
tegen de Ketters over geloofsflukken niet te disputeren,<br />
maar alleen de Kerkelijke tucht in overweging<br />
te nemen, dat is, zij fpraken af, om niets te befluiten.<br />
Den 9den September werd eindelijk de Bijeenkomst<br />
gehouden in de groote eetzaal van het Nonnen-<br />
Klooster te Poisfy. De Koning plaatfte zich op den<br />
voor hem beftemden troon: aan zijne regte zijde<br />
waren de Hertog van Orleans en de Koning van<br />
Navarre; achter hem de Prinfen van den bloede,<br />
en een groot aantal Heeren en Vrouwen; ter linker<br />
zijde de Koninginne Moeder, en de Koningin van<br />
Navarre. Aan beide zijden zaten in de lengte van<br />
de zaal zes Kardinalen, BOURBON , Broeder van den<br />
Koning van Navarre, even zoo wankelende , als<br />
zijn Broeder; TOURNON, Aartsbisfchop van Lions<br />
en
G E S C H I E D E N I S . 225<br />
tn Primaat van Frankryk, een dom , bijgeloovig na C. G,<br />
man, LOTHARINGEN, GUISE en ARMAGNAC ,voorts jaarisi^.<br />
tot 15S2.<br />
36 Bisfchoppen en Aartsbisfchoppen, en een groot<br />
aantal Doctoren van de Sorbonne. Naast hen had<br />
men een klein befchot geplaatst, om de Euangelifche<br />
Disputanten daar achter te laten gaan. Het<br />
krijgsvolk, hetwelk, bij den geweldigen aandrang<br />
des volks, der vergadering ter befchutting diende ,<br />
werd geboden door den Hertog van Guife, die de<br />
Koninklijke Garde tegen over den Koning plaatfte,<br />
aan het einde der zaal, alwaar zich ook de Secretaris<br />
en Minister, wier tegenwoordigheid noodig<br />
was, bevonden. De jonge Koning, die toen pas<br />
12 jaren oud was, deed eene aanfpraak, welke hij<br />
van buiten geleerd had, en met welke hij vrede en<br />
eendragt aanbeval. Na hem fprak de Kanfelier L'IIO-<br />
PITAL, in naam des Konings, bij raadde, dat men<br />
de dwalenden grondig zou wederleggen, en hen aanzien,<br />
als broeders, wier oogmerk, gelijk zij verzekerden<br />
, was, eene zuivere leere. De Kardinaal<br />
TOURNON verzocht, in naam der Geestelijkheid, kopie<br />
van deze aanfpraak, opdat de Geestelijkheid daar<br />
over mogt raadplegen, alzoo hij meende , er voor<br />
haar fiootende uitdrukkingen in gevonden te hebben,<br />
ook had zij hoop, op deze wijze , het gefprek te<br />
zullen verfchuiven. De Kanfelier weigerde de verzochte<br />
kopie, zeggende, dat de Bisfchoppen genoeg<br />
wisten, waarom zij vergaderd waren, en dus niet<br />
noodig hadden, om over zijne aanfpraak vooraf te<br />
raadplegen. Ook gaf de Koning, zonder dat er meet<br />
over de gevraagde kopie gefproken werd, last, om<br />
HERV. II. P de
a 26 K E R K E L IJ KE<br />
na C. G. de Proteftanten binnen te leiden , gelijk door den<br />
Jasr 1517. Hertog van GUISE en den Kapitein der Garde, LA<br />
tot 1552,<br />
FERTE, gefchiedde. Aan derzelver hoofd was BE<br />
ZA. Men wees hen achter het affchutfel. Zoodra<br />
zij hunne plaatfen genomen hadden, wendde BEZA<br />
zich tot den Koning en de Koningin Moeder, hen<br />
dankende, dat men hem zoo gunftig gehoor en vrijheid<br />
van fpreken wilde geven: hij befloot met verzoek<br />
, dat de Koning hem wilde toeRaan , dat hij<br />
dit gewigtig werk beginnen mcgt met een Hatelijk<br />
gebed. Vervolgens viel hij, en met hem de andere<br />
Hervormde gedeputeerden, de Prins van Condé, de<br />
Admiraal, D'ANDELOT, en al de Euangelifche Grooten<br />
op de knieën, en BEZA bad ernftig en nadrukkelijk.<br />
Dit gebed trok de aandacht der geheele vergadering,<br />
en men wachtte met ongeduld, wat deze<br />
man verder zou voortbrengen.<br />
Van het gebed opgeRaan, begon BEZA zijne rede,<br />
met eene deftige aanfpraak aan de Bisfchoppen, en<br />
voorts aan den Koning, waar na hij met warmte<br />
de leer der Hervormden met derzelver bewijsgronden<br />
voordroeg, wordende, zelfs door de Bisfchoppen<br />
, met veel aandacht aangehoord, tot dat hij ,<br />
Reeds warmer en warmer wordende, bij de leer aangaande<br />
het Avondmaal, de heimelijke Lutheranen<br />
onder de Bisfchoppen , en de openlijke onder de<br />
Grooten kwetfle, en ongelukkig, door eene wending<br />
der welfprekendheid , ergernis gaf. Hij wilde, namelijk,<br />
door eene treffende wending, de leer der<br />
Calvinisten , aangaande de tegenwoordigheid van<br />
CHRISTUS in het Avondmaal, uitdrukken , en zeide:
G E S C H I E D E N I S . 22?<br />
de: ,, Vraagt gij ons, of wij CHRISTUS van het<br />
„ Avondmaal uitfluiten ? zoo antwoorden wij: Neen!<br />
„ Maar fpreekt gij van de plaats en de verwijdering<br />
„ des menfchelijken en Goddelijken CHRISTUS, zoo<br />
,, ftellen wij: dat zijn ligchaam zoo verre verwij-<br />
„ derd is van het brood en den wijn, als de hemel<br />
„ van de aarde!"<br />
BEZA had naauwelijks deze woorden uitgesproken<br />
, of de Kardinaal TOURNON , als een andere Kajafas,<br />
en het grootfle deel der Prelaten, fprongen<br />
van hunne zitplaatfen op, en fchreeuwden: Hij beeft<br />
God gelasterd! Ja, de Kardinaal verzocht zelfs den<br />
Koning, dat hij of BEZA het zwijgen zou opleggen,<br />
of hem en zijnen Geestelijken toeflaan, de zaal<br />
te verlaten, BEZA daartegen verzocht, dat men<br />
hem, ten einde toe , wilde hooren, wanneer alles<br />
duidelijk zou worden, en de Koning hem bevolen<br />
hebbende voort te fpreken, vervolgde hij zijne rede<br />
tot het einde toe, waar na hij, nader bij den Koning<br />
getreden, denzelven de uitmuntende Geloofsbelijdenis<br />
der Franfche Kerken aanbood, het meesterltuk<br />
van CALVIN, welke deze op de Rijksvergadering<br />
te Frankfort (1558) aan de Duitfche Rijksvorsten<br />
deed overhandigen. De Koning beval den<br />
Kapitein der Garde, dezelve aan te nemen, en aan<br />
de Prelaten over te leveren.<br />
Het laatfle gedeelte van BEZA'S Redevoering was<br />
reeds onder het gemor der Geestelijken aangehoord<br />
, en door het gedruis, hetwelk zij veroorzaakten,<br />
niet verflaan. Naauwelijks had BEZA uitgefproken,<br />
of de Kardinaal TOURNON rees op, en<br />
P 2 ver*<br />
na C. O.<br />
ut 1552.
428 K E R K E L I J K E<br />
na C. G verweet den Koning, dat hij zulke dingen had aan<br />
]aarisi7. gehoord; hij riep: dat hij door grondige bewijzen<br />
cot 1552.<br />
den Koning tot den Godsdienst zijner Vaderen wilde<br />
terugbrengen. Voelende, dat zijne ftoutheid te<br />
ver ging, voegde hij er echter bij: Neen! niet terug<br />
brengen, maar flechts bevestigen! verzoekende<br />
tevens verfchoond te worden, om voortaan iets met<br />
de Hervormden te doen te hebben. De Koningin<br />
KATHARINA , die hem het minst van allen vreesde ,<br />
zeide hem zeer bedaard: „ Dat zijn verzoek aan-<br />
,, ftootelijk was, daar hij toch moest weten , dat<br />
„ deze ganfche zaak plaats had, met bewilliging<br />
„ van het Parlement, en van den Staatsraad des<br />
„ Konings , en dat de verfchillenden te hooren ,<br />
„ nog geenszins was den Godsdienst veranderen."<br />
De Prelaten, den volgenden dag vergaderd zijnde,<br />
wilden toen reeds aan den Koning eene eenvoudige<br />
wederlegging van BEZA'S gevoelens overhandigen,<br />
en er dan bij verklaren, dat zij met de Ketters nu<br />
verders niets te doen wilden hebben. De Kardinalen<br />
raakten verdeeld, CHATILLON verklaarde zich<br />
voor de Euangelifchen, even zoo driftig, als TOUR<br />
NON tegen dezelve, BOURBON verklaarde zich voor<br />
geene der beide partijen, en de Kardinaal van LO<br />
THARINGEN , die zich het allerminst aan de leer van<br />
BEZA had moeten ergeren, omdat hij te voren hetzelfde<br />
tegen hem had gezegd, riep uit: „ Och of<br />
wij gisteren, bij zijne godslasteringen, doof, of<br />
„ hij (lom ware geweest!" De Koning en Koningin<br />
van Navarre bragten BEZA onder het oog, dat<br />
hij onvoorzigtig door één woord de gemoederen zoo<br />
ver-
G E S C H I E D E N I S . sa»<br />
verbitterd had, maar hij antwoordde: ,, Het moest ia C. G.<br />
,, toch eens gezegd worden; moest ik dan, op eene . [110517.<br />
„ fcbandelijke wijze, het hoofdverfchil, de Mis ,<br />
;ot 155*-<br />
„ waar uit al de wanorde ontflaat, verbergen , of<br />
„ er zoo lang kunftig van zwijgen, tot dat de Bis-<br />
„ fchoppen mij dwongen om er van te fpreken?"<br />
Evenwel, bezeffende, dat hij zich minder fterk had<br />
kunnen uitdrukken, deed hij al wat in zijn vermogen<br />
was, om zijne overijling weder goed te maken. Hij<br />
overhandigde den ioden eene verontfchuldiging van<br />
zijn gezegde aan de Koningin KATHARINA. Ja, den<br />
volgenden dag, den nden, toen ook PETRUS MAR-<br />
TYR aangekomen was, leverde hij eene nieuwe uitvoerige<br />
verklaring van zijne meening in. De Prelaten<br />
zochten echter gebruik te maken van BEZA'S<br />
gezegde, om alle onderhandeling af te breken, doch<br />
de Kardinaal van LOTHARINGEN wilde zijne Redevoering<br />
niet voor niet opgefteld hebben, maar hoopte,<br />
door de wederlegging van BE-ZA , grooten .roem<br />
te behalen.<br />
Daar werd dus befloten, dat er den iöden September<br />
eene nieuwe plegtige vergadering zou gehouden<br />
worden, in welke de Kardinaal op de Redevoering<br />
van BEZA antwoorden zou. De inrigting was<br />
dezelfde, als de vorige keer, alleen dat de Kardinaal<br />
op eene verhevene plaats ftond, en den Doctoi<br />
der Godgeleerdheid, CLAUDE D'ESPENSE, (Espenceus,)<br />
ter zijner onderfteuning , achter zich had,<br />
Hij fprak rustig en met gematigdheid, tot het einde<br />
zijner Redevoering, waar in hij den Koning en deszelfs<br />
Moeder vermaande, te volharden in den Gods-<br />
P 3 dienst
na C. G<br />
|aari5i7<br />
tot 1552.<br />
230 K E R K E L I J K E<br />
dienst hunner Vaderen. „ Blijven," dus befloot hij<br />
zijne Redevoering , „ de Proteftanten bij hunne<br />
meening, dat CHRISTUS na zijne Hemelvaart niet<br />
anders onder ons is, dan hij was voor dat hij geboren<br />
werd." (Men lette in het voorbijgaan, hoe<br />
de Kardinaal nu regelregt tegenfprak, hetgeen hij te.<br />
voren met BEZA befproken had;) „ en niet anders<br />
in het Avondmaal, dan in de prediking des woords;<br />
dat het hetzelfde is, CHRISTUS in den Doop aan<br />
te doen, of zijn vleesch en bloed in het Avondmaal<br />
genieten; dat hij alzoo in den hemel is, dat<br />
hij op aarde niet is; of . . . (hier liet hij BEZA'S<br />
gezegden in het Latijn volgen, ten einde, gelijk hij<br />
zeide, vrome ooren niet te ergeren;) „ dan kan<br />
er geene overeenkomst of eendragt getroffen worden.<br />
Kunnen de Proteftanten niets anders voor den dag<br />
brengen , dan antwoorde ik, met hunne woorden ,<br />
en belijde: dat ik zoo verre van hunne gevoelens<br />
verwijderd hen, als de hoogfte hemel van de<br />
fardé."<br />
Zoodra de Kardinaal had uitgefproken , ftonden<br />
de Bisfchoppen met gedruis op; TURNON riep, uit<br />
aller naam, dat deze hunne Geloofsbelijdenis was ,<br />
en dat men de Hervormden moest noodzaken , om<br />
dezelve aan te nemen en te onderteekenen. BEZA<br />
trad met zijn' gewonen moed vooruit, en verzocht,<br />
dat hem vergund mogt worden, de beftudeerde Redevoering<br />
van den Kardinaal van Lotharingen voor<br />
de vuist te wederleggen, maar de Koning deed hem<br />
door den Kapitein der Lijfwacht zeggen : dat hij<br />
hem zekerlijk eenen dag ter beantwoording zou bepa-
G E S C H I E D E N I S . 231<br />
palen, maar dat hij, voor ditmaal, de vergadering ïa C. Gf<br />
fcheidde. BEZA herhaalde den volgenden dag zijn [aar 1517.<br />
:ot 1552.<br />
verzoek om gehoord te worden , maar de Prelaten<br />
drongen aan, dat men het gefprek zou afbreken ,<br />
doch door den goeden Bisfchop van Vaknee, MON-<br />
LUC, herinnerd zijnde, dat dit tot hunne fchande<br />
zou verftrekken, als of zij allen te zamen niet heiland<br />
waren tegen BEZA alleen, verzochten zij den<br />
Koning, dat de vergaderingen niet meer zoo openlijk<br />
mogten gehouden worden, maar eene Commis»<br />
fie te benoemen, welker leden omtrent de leerllukken<br />
zouden overeenkomen, welke men behouden of opgeven<br />
wilde, en welker bepalingen dan door de volle vergadering<br />
flechts aangenomen of verworpen behoefden<br />
te worden.<br />
Den i8den had BEZA gehoor bij de Koninginne<br />
Moeder, die hem haar woord gaf, dat hij nog eens<br />
openlijk zou worden gehoord , waar toe de 04iïe<br />
tot eene nieuwe zamenkomst bepaald werd. Op<br />
den i8den kwam de Kardinaal van Ferrara , Afgezant<br />
van den Paus, en Bloedverwant der Guifen,<br />
met eenige Italianen aan, die zekerlijk alles verijdeld<br />
zouden hebben, zoo niet reeds te voren de<br />
grond tot het mislukken dezer onderhandelingen gelegd<br />
was. De Kanfelier wilde dezen Kardinaal bij<br />
de onderhandeling niet toelaten, maar kreeg daartoe<br />
uitdrukkelijken last van den Koning, doch hij zette<br />
onder zijne handteekening de woorden: zonder mijns<br />
toe/lemming.<br />
Op den 24flen werd dus de vergadering weder<br />
gehouden, waar bij echter de Koning niet tegen-<br />
P 4 woor
naC. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
032 K E R K E L I J K E<br />
woordig was, omdat men zijne ooren, gelijk men<br />
zeide, voor Ketterij bewaren wilde. De Koningin<br />
KATHARINA, de Koningin van Navarre, twee Hofdames<br />
, de Prinfen, vijf Kardinalen, zestien Doctoren<br />
en eenige Bisfchoppen waren er bij van de zijde<br />
der Roomschgezinden; van de Hervormden liet men<br />
alleen de Predikanten toe. Zoodra deze waren binnen<br />
gekomen, zeide de Kardinaal opltaande: „ De<br />
,, Hervormden hadden er op aangedrongen, om zij-<br />
„ ne Redevoering te beantwoorden; hij wilde hun<br />
,, deze vrijheid verleenen, en het zou hun nu vrijftaan<br />
te zeggen, wat zij te zeggen hadden."<br />
BEZA trad nu voorwaarts en na het gebed gedaan<br />
te hebben, wederleide hij zeer kort, al hetgeen de<br />
Kardinaal had aangevoerd. Te onvrede , over het<br />
onchristelijk gedrag der Geestelijkheid, liet hij zich<br />
breeder dan noodig was uit over de wijze, op welke<br />
de hooge Geestelijkheid hare ambten verkreeg,<br />
hetwelk geheel niet gefchikt was , om deze voor<br />
zich te winnen. Toen hij tot de leer van het Avondmaal<br />
wilde overgaan, viel D'ESPENSE hem in de<br />
rede, en vraagde: hoe hij tot den Geestelijken ftand<br />
gekomen was, en hoe zijne Geloofsgenooten, zonder<br />
de Apostolifche inzegening, echter konden voorwenden<br />
, een Christelijk Leeraarambt onder zich te<br />
hebben? D'ESPENSE deed echter deze vraag heel<br />
befcheiden, en betuigde tevens zijnen afkeer en verfoeijing<br />
van het geweld, jegens de Hervormden gepleegd,<br />
die men, fprak hij, onderwijzen, maar niet<br />
verbranden moest. Een Karmeliter Monnik, CLAU-<br />
DE DE XAINTES, mengde zich hier in, en herhaalde
GESCHIEDENIS. 433<br />
de hetgeen D'ESPENSE wellevend gezegd had, met eene ia C. G.<br />
plompheid, eenen Monnik waardig, BEZA verwaar<br />
faari5i7.<br />
:ot 1552.<br />
digde zich niet hem te antwoorden, maar verzocht<br />
de Koningin, dergelijke onnutte fchreeuwers in rust<br />
te willen houden. Doch de Monnik viel, onbefchaamd,<br />
BEZA meermalen in de rede, tot de Kardinaal<br />
van Lotharingen, ziende, dat men hier over<br />
algemeen te onvrede was, hem gebood te zwijgen.<br />
Deze zelfde Monnik wist zich echter, in vervolg<br />
van tijd, door zijne lasterfchriften tegen BEZA en<br />
CALVIN, een Bisdom te bezorgen.<br />
De Kardinaal van Lotharingen , die gaarne de<br />
Lutheranen bij dit mondgefprek tegenwoordig gezien<br />
had, om hen met de Hervormden in ftrijd te brengen<br />
, maar wien dit mislukt was, door het dralen<br />
der Duitfchers, die tot het mondgefprek genoodigd<br />
waren , haalde nu een artikel uit de Wirtenbergfche<br />
Geloofsbelijdenis voor den dag, hetwelk hij door<br />
zijnen getrouwen onderhandelaar RASCALON zich<br />
had laten toezenden, en voorgevende, dat dit het<br />
artikel van het Avondmaal uit de Augshurgfche Geloofsbelijdenis<br />
was, eischte hij, dat de Hervormden<br />
dit zouden onderteekenen, alzoo hij anders in geene<br />
verdere onderhandeling met hen treden zou.<br />
BEZA liet zich niet verftrikken; hij bragt veel eer<br />
den Kardinaal vrij wat in verlegenheid , door zijn<br />
antwoord: „ Wanneer gij, zeide hij, eerst onder»<br />
teekent, zal ik volgen. De Kardinaal niets anders<br />
wetende te zeggen, dan dat hij daar geen lust toe<br />
had, zeide BEZA: „ Wat kan er u dan aan gelegen<br />
zijn, of ik met hen, die deze Geloofsbelijdenis<br />
P 5 heb
uiC. G<br />
tot 1552<br />
834' K E R K E L I J K E<br />
, hebben opgefteld, overeenftem of niet, daar gij van<br />
ons beiden even zeer blijft verfchillen ?" Evenwel<br />
' voegde hij er bij, dat hij de Proteftanten voor zijne<br />
Broeders erkende, en dat de Hervormden flechts in<br />
kleinigheden van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis<br />
verfchilden.<br />
Toen de Kardinaal nog verder aandrong op de<br />
gevorderde onderteekening, verzocht BEZA het formulier<br />
te mogen zien,wanneer hij terftondontdekte,<br />
dat het niet de Augsburgfche Geloofsbelijdenis was,<br />
maar dtWirtembergfche, en verklaarde tevens, dat hij<br />
afgezonden was, om de Geloofsbelijdenis van zijne<br />
Kerk te verdedigen , maar niet om over eene andere<br />
te twisten. Evenwel toonde hij zich bereid , om<br />
een formulier te onderteekenen, in hetwelk van JE<br />
ZUS tegenwoordigheid in het Avondmaal het woord<br />
reëel en perfoneel mogt voorkomen. Op deze verklaring<br />
werd eene nieuwe bijeenkomst vastgefteld op<br />
den aöften. BEZA, ziende, dat bij deze geheele onderhandeling<br />
niets.te winnen zou zijn, gaf zijn ongenoegen<br />
den vrijen loop, en ontvouwde , hoe de<br />
plaatfen der hooge Geestelijkheid op eene wijze vervuld<br />
werden, die weinig Christelijk was. De Kardinaal<br />
, hem in de rede vallende, verweet hem, dat<br />
hi.i de majefteit des Konings te na gekomen was.<br />
BEZA antwoordde, dat dit volftrekt zijne bedoeling<br />
niet was, dewijl de Koningen thans alle regt hadden,<br />
om die plaatfen, naar hun goedvinden, te vergeven,<br />
nademaal de Bisfchoppen reeds voor lang<br />
aan hun beroep ongetrouw waren geworden. De<br />
Kardinaal vraagje hem op nieuw: waarom hij weiger-
GESCHIEDENIS. *3$<br />
gerde, de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderna C. G.<br />
teekenen? BEZA, daar tegen, vraagde: of de Kar Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
dinaal deze vraag deed voor zich zeiven , of in naam<br />
der Geestelijkheid? Indien deze laatfle bereid ware,<br />
die onderteekening te doen, dat hij zulks met blijdfchap<br />
zou zien, alzoo zij dan hunne leer van de<br />
verandering van het brood en den wijn in het ligchaam<br />
en bloed van CHRISTUS moesten laten varen.<br />
De Kardinaal redde zich uit de verlegenheid, met te<br />
zeggen, dat hij niet gewoon was, op de woorden<br />
van eenigen Leermeester te zweeren, en liet nu den<br />
twist door D'ESPENSE voortzetten, terwijl MAR-<br />
TYR, die voor BEZA'S drift fchroomde, zijn best<br />
deed, om alles met gematigdheid te doen behandelen.<br />
De Generaal der Jefuiten, LAYNE'Z, die in het<br />
gevolg van den Kardinaal van Fsrrara mede tegenwoordig<br />
was, begon nu BEZA en zijne Geloofsgenooten<br />
met fcheldwoorden te overladen, en had<br />
zelfs de onbefchaamdheid, om de Koningin Regentes<br />
en hare Staatsdienaars te berispen, dat zij zaken<br />
voor hunne Regtbank trokken, die alleen aan den<br />
Paus en de Geestelijkheid behoorden; ten laatHen<br />
begon hij van ijver zelfs te weenen, waarin eenigeti<br />
van zijn gezelfchap hem navolgden, eindelijk maakte<br />
hij, bij het flot zijner rede , ter wederlegging van<br />
BEZA, deze aanmerking: „ Dat het toch te eenemaal<br />
ongerijmd was, CHRISTUS te willen uitfluiten<br />
van de viering ziiner gedachtenis, daar toch eer<br />
Koning zoo dikwijls bij de viering der fpelen, die .<br />
om zijner overwinningen wil, jaarlijks door zijne<br />
on
130* K E R K E L I J K E<br />
EaC. G. onderdanen gevierd worden, zou tegenwoordig zijn,<br />
Jaari5i7. als de onderdanen zulks verlangden." BEZA zag ,<br />
tot 1552.<br />
hoe onvergenoegd de Koningin was over de plompheden<br />
van dezen Jefuit , en maakte hem daarom in<br />
zijn antwoord zoo befpottelijk, dat niet alleen de<br />
Koningin, maar ook de meeste andere Roomschgezinden<br />
hartelijk lachten, en wendde zich toen, zonder<br />
zich verder met hem in te laten, tot D'ESPEN<br />
SE, om met dezen , als een' man van verftand , te<br />
fpreken. Maar de drift ging zoo hoog, dat de Regentesfe<br />
het gefprek moest afbreken. De Doctoren<br />
der Sorbonne waren boos op BEZA , omdat hij,<br />
toen zij met hunne Schoolfche termen voor den dag<br />
kwamen , hun geantwoord had: Van dat tuig jlaat<br />
niets in den Bijbel', ook niets in de oud/Ie Kerkvaders;<br />
daarmede kan ik mij dus niet inlaten. Een<br />
der Doctoren ontzag zich niet, hem, in de tegenwoordigheid<br />
der Koningin, met den vinger te bedreigen,<br />
en uit te roepen: O.' hadden wij u maar<br />
eens binnen de muren der Sorbonne!<br />
Sedert werden de onderhandelingen gehouden te<br />
St. Germain tusfehen BEZA, MARTYR en GALLARS<br />
aan de ééne, en MONTLUC en D'ESPENSE aan de<br />
andere zijde; na veel moeite ontwierp BEZA eindelijk<br />
een formulier omtrent de leere des Avondmaals,<br />
hetwelk door deze vijf onderhandelaars geteekend<br />
werd. Hetzelve was vervat in deze woorden :<br />
„ Wij belijden, dat JEZUS CHRISTUS ons in het<br />
Avondmaal aanbiedt, geeft, voor oogen Helt de<br />
zelf.randigheid van zijn ligchaam en bloed, door de<br />
werking van den Heiligen Geest, en dat wij gees-<br />
te-
G E S C H I E D E N I S . 237<br />
telijkerwijze en door het geloof dat ware ligchaam 1 ia C. G,<br />
aan 517.<br />
ot 1552.<br />
aannemen en eten, hetwelk voor ons geftorven is, •<br />
zoodat wij beenen zijn vati zijne beenen, en vleesch<br />
van zijn vleesch; opdat wij door hem levend worden<br />
, en hetgeen ter zaligheid noodig is, verkrijgen<br />
mogen. En nademaal het geloof, fteunende op het<br />
woord van God, de zaken , die men bevat, tegenwoordig<br />
doet zijn, zoo belijden wij , dat door hetzelve<br />
het ware en natuurlijke ligchaam en bloed van<br />
JEZUS CHRISTUS door de kracht des Heiligen Geestes<br />
gegeten en gedronken wordt, en in die betrekking<br />
erkennen wij in waarheid de tegenwoordigheid<br />
van het ligchaam en bloed van CHRISTUS."<br />
Dus fcheen men tot eensgezindheid te naderen ,<br />
maar het moeijelijklte volgde nu eerst; de Prelaten<br />
moesten goedkeuren, hetgeen hunne gelastigden hadden<br />
ingewilligd. De Kardinaal van Lotharingen<br />
toonde zich te vrede, de Regentes was in haren<br />
fchik, maar toen men den 4den October het formulier<br />
aan de Prelaten overgaf, verhief zich een hevig<br />
gefchreeuw tegen hetzelve, onder verwijtingen tegen<br />
D'ESPENSE en zijnen ambtgenoot, die onderteekend,<br />
en tegen den Kardinaal, omdat hij niet tegengefproken<br />
had. Den oden October leverden de Doctoren<br />
der Sorbonne eene nieuwe verklaring in, en eene<br />
Roomfche Geloofsbelijdenis, welke zij eischten ,<br />
dat BEZA zou onderteekenen , en in welke geleerd<br />
werd , dat de zegen des Priesters het brood en<br />
wijn verandert in het ligchaam en bloed des Heeren. <br />
Dus
e 33 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. Dusdanig een einde nam dit vermaarde mondge*<br />
Jaari s 17. fprek te Poisfy (*). EEZA had wel grooten invloed<br />
tot 1552.<br />
ten Hove verworven, doch men werkte op alle wij<br />
Gevaar ze , om den zwakken Koning van Navarre van hem<br />
der Her<br />
af te trekken; ook liet men de Wirtembergfche Godvormde<br />
Kerken. geleerden , die te laat gekomen waren, om het gefprek<br />
bij te wonen, ten Hove toe. Aan dezen zeide<br />
de Koning van Navarre, dat BEZA geweigerd had,<br />
de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen,<br />
waar over de Duitfchers zeer onvergenoegd naar<br />
huis keerden, BEZA moest, tegen zijnen dank, nog<br />
eenigen tijd te Parys vertoeven, op begeerte der<br />
Koninginne Moeder. Den 3oiT:en November kwam<br />
er een Plakaat uit van wege den Koning, waar bij<br />
den Hervormden geboden werd, de Kerken, van<br />
welken zij, niet zonder geweld, bezit genomen<br />
hadden, weder te geven, fchoon hun tevens vergund<br />
werd, in bijzondere huizen zamen te komen;<br />
doch niet meer dan 300 te gelijk, BEZA had invloed<br />
genoeg op zijue Geloofsgenooten, om hen te<br />
bewegen, dat zij zich aan dit bevel onderwierpen.<br />
De Roomfche Geestelijkheid vereenigde zich met het<br />
Driemanfchap, waar van wij in het voorgaande gefproken<br />
hebben, dit deed de Koningin, die het<br />
Driemanfchap vreesde , de Hervormden vleijen; zij<br />
onderzocht, naar het getal van derzelver Kerken,<br />
en hoe vele troepen elke zou kunnen leveren. —<br />
Men<br />
(*) Ik ben in dit verhaal meest gevolgd SCHLOSSER<br />
het Leven van THEOD. BEZA.
G E S C H I E D E N I S . 239<br />
Men antwoordde , dat het getal der Hervormde na C. G.<br />
Kerken 2150 bedroeg, maar op raad van |aansi7-<br />
BEZA<br />
cot 1552.<br />
gaf men op het tweede gedeelte der vraag flechts<br />
een onbepaald ontwijkend antwoord.<br />
Gedurende zijn verblijf te Parys predikte BEZA Edict van<br />
Januarij<br />
meermalen openlijk, dewijl het prediken den Her<br />
1^62 ten<br />
vormden vrijgelaten was. In de Kersdagen van het voordeele<br />
der Her<br />
jaar 1561 predikte JEAN MALOT in de Kerk van St.<br />
vormden.<br />
Medard, in welker nabijheid BEZA woonde , voor<br />
eene aanzienelijke fchare van Hervormden. Zoodra<br />
de Pausgezinden zulks bemerkten, begonnen zij naast<br />
die Kerk zoo hevig met de klok te luiden, dat men<br />
tot hen zond, met verzoek, dat zij met luiden zou<br />
ophouden. Toen zij deze afgezondenen mishandelden,<br />
en zelfs een' van dezelven doodfloegen, vlogen<br />
de Hervormden de Kerk uit, en doodden vele<br />
Roomschgezinden. BEZA verhief vruchteloos zijne<br />
ftem, om vrede te ftichten, en moest zich zeiven<br />
tusfehen de ftrijdenden werpen, om met gevaar van<br />
zijn eigen leven de Roomschgezinden te redden.<br />
Dit bloedbad verbitterde de gemoederen meer en<br />
meer. De Koningin gaf wel den ï7den Januarij<br />
1562 het beroemde Edict uit, waar bij den Protestanten<br />
vrijheid van Godsdienstoefening werd verzekerd.<br />
Doch zij had de magt of den wil niet, om<br />
hetzelve met nadruk ten uitvoer te brengen en te<br />
handhaven. Ondertusfchen werkte de tegenpartij<br />
om den Koning van Navarre geheel van hen af te<br />
trekken, BEZA onderhield er dezen Koning over,<br />
en kreeg ten antwoord: Dat hij zich nog in zoo<br />
ver
naC. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
Nieuw<br />
mondgefprek<br />
te<br />
St. Germain.<br />
240 K E R K E L I J K E<br />
ver niet had ingelaten, of hij kon terug keeren ,<br />
zoodat BEZA ligt bemerkte, dat hij van hem niet<br />
veel te hopen had.<br />
De Koninginne Moeder gaf aan BEZA nog gefla-<br />
dig hoop op een nieuw mondgefprek: eindelijk toen<br />
het Driemanfchap zich in de maand Maart van het<br />
Hof verwijderd had, kreeg BEZA last, om naar St.<br />
Germain te komen, ten einde, met voorbijgang van<br />
het fiuk omtrent het Avondmaal, over de andere<br />
betwiste leerftukken te onderhandelen. Hier werd,<br />
in tegenwoordigheid der Regentesfe, des Konings<br />
en der Koningin van Navarre, van den Kardinaal<br />
van Ferrara, BOURBON, CHATILLON, en TOUR<br />
NON , tusfehen de Roomschgezinde Geestelijken<br />
D'ESPENSE , SALIGNAC , MAILLARD , Decatius der<br />
Sorbonne, BOUTEILLIER , DEMOCHARES, VIGER ,<br />
FORNERIO, Generaal der Jefuiten, en PETER PI-<br />
CHEREL, en de Hervormde Leeraaren BEZA, MAR-<br />
LORAT, PEOUSALT en BARBASTE, geredentwist, in<br />
de eerfte plaats, over den Beeldendienst en de ver-<br />
fiering der Kerken, BEZA , wetende, dat de Ko-<br />
ningin veel achting had voor CLEMENT MAROT ,<br />
bragt bij deze gelegenheid een exemplaar van de tien<br />
Geboden en Pfalmen, door MAROT berijmd, voor<br />
den dag, zoo als die met verlof der Sorbonne in<br />
het licht waren gegeven, en toonde aan de Koning<br />
in , hoe men in deze Uitgave de tien Geboden ver-<br />
valscht had, hebbende men in dezelve MAROT doen<br />
zeggen: Gij zult Beelden van mij maken en die<br />
aanbidchn. in plaats van: Gij zult u geen gefne.<br />
den
G E S C H I E D E N I S . 241<br />
den Beeld maken (*). De Sorbonisten Honden be<br />
dwelmd, en wisten niets anders te antwoorden, dan<br />
dat de uitgever of drukker dit naderhand moesten<br />
veranderd hebben, dewijl zij er niets van wisten.<br />
De Regentes beval de uitgave pp te halen , en het<br />
1/ Privilegie in te trekken. Welk bevel echter niet<br />
werd nagekomen. Op den eerften dag van het ge<br />
fprek hield BEZA eene Redevoering tegen de Beel<br />
den. In plaats van hem te antwoorden , gaven<br />
de vijf aanzienelijkfte Bisfchoppen en Doctoren,<br />
den volgenden dag , aan de Regentes eenen raad<br />
over, door hen onderteekend, aangaande de Beel<br />
den , welke door haar aan de Hervormden werd<br />
ter hand gefteld. Deze raad behelsde: Dat de<br />
hoofdzaak was, den Priesteren te bevelen , hun<br />
nen Katechizanten een regt begrip te geven van den<br />
dienst der Heiligen , en hun te zeggen, dat de Beel<br />
den alleen moeten dienen, om ons te herinneren ,<br />
wat de Heiland en andere Heiligen voor den Gods-<br />
(*) In plaats van:<br />
Tailler ne te f.ras image<br />
De quelque chofe que ce foit;<br />
Si honneur lui fais ou hommage<br />
Ton dieu jaloufie en regoit.<br />
had de onbefchaamde Uitgever laten drukken:<br />
Tailler tu te feras image<br />
De quelque chofe que ce foit,<br />
Si honneur lui fais ou hommage<br />
Ton dieu grand plaifir eu reedt.<br />
HERV. II. Q<br />
dienst<br />
na C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.
«41 K E R K E L I J K E<br />
ra C. G .dienst gedaan hebben; niemand moest, zonder ver-<br />
]aari5i7 •lof van den Bisfchop, een Beeld mogen oprigten,<br />
IOC ) 552<br />
' waaromtrent de Koning eene verordening behoorde<br />
uit te vaardigen. Het afbeelden der Drieëenheid zou<br />
volftrekt nergens meer geduld moeten worden, en<br />
even min obfcene, belagchelijke, wanvoegelijke Beelden,<br />
of zulke, wier legende de Kerk als twijfelachtig<br />
befchouwt. Alle kranfen, kleederen, opfchik en<br />
in procesfie omdragen der Beelden, alle geloften en<br />
offers aan dezelve moesten ophouden. Het knielen ,<br />
plaatfen op de altaren zou volftrekt niet meer mogen<br />
plaats hebben, daar zulks alleen aan God toekomt;<br />
men moest alleen het kruis op het altaar laten<br />
blijven enz. Doch BEZA en de Hervormden ,<br />
die geheel geene verfieringen of beelden, ja zelfs geene<br />
orgels in de Kerk wilden dulden, verzetteden zich<br />
tegen dezen raad der Doctoren; en nu werd het gefprek<br />
een ge!:ijf zonder nut, en liep nog flechter af,<br />
dan dat te Poisfy. Het gaf enkel een tijdverdrijf<br />
aan het Hof, alzoo de Monnik DEMOCHARKS en<br />
de Jefuit LAYNEZ door hunne dwaze invallen telkens<br />
ftof tot lagchen gaven. De eerstgemelde, bij voorbeeld,<br />
voerde voor de noodzakelijkheid der Overleveringen<br />
het volgende bewijs aan : „ Al wat ter<br />
„ zaligheid noodig is, kan onmogelijk in Gods<br />
,, woord begrepen zijn, want dan zou 1) het Boek<br />
„ te dik geworden zijn, en 2) zou God daar door<br />
„ de vrijheid verloren hebben, om naderhand daar<br />
„ in iets te veranderen." De Generaal der Jefuiten<br />
hield (taande, dat ook in de Tempelen der eerfte<br />
Christenen Beelden waren geweest. „Om te zien,"<br />
riep
G E S C H I E D E N I S . m<br />
riep hij, „ dat ten tijde van den Heiligen DIONY- na C. O.<br />
Jaari5i7»<br />
„ sivs, den tijdgenoot van den Heiligen PAULUS ,<br />
tot 1553.<br />
„ Beelden in de Kerk geweest zijn, behoeft gij<br />
,, flechts de befchilderde glasramen der Kerk St.<br />
„ Etienne des Grecs en St. Benoit te bezien."<br />
BEZA viel hem in de rede, en riep, onder een luid<br />
gelach der vergadering, uit: „HoogwaardigeHeer!<br />
„ daar brengt gij toch een zeer gebrekkig en zwak<br />
„ argument bij; want het is glas , en befchilderd<br />
„ tevens!"<br />
Het gelukte thans den Guifen en het Drieman De Kouing<br />
van<br />
fchap , den Koning ANTOINE van Navarre geheel in Navarre<br />
hunne belangen over te halen, BEZA deed vergeefs vervoegt<br />
zichbijde<br />
nog eene laatfte poging, om hem te behouden. De<br />
Roomsen,<br />
Koning gaf hem een antwoord , hetwelk hem begezinden.<br />
woog, om van nu af aan niet meer bij dezen zwakken<br />
Vorst te verfchijnen: Hij zeide namelijk: dat<br />
hij zich nooit zoo ver in het water zou wagen ,<br />
dat hij niet altijd, wanneer hij wilde , zou kun»<br />
nen terug keeren. De Wirtemhergers werden door<br />
den Kardinaal van Lotharingen in flaap gefust, daar<br />
hij aan hunne Godgeleerden verzekerde, dat BEZA<br />
de oorzaak was van het vruchteloos ofloopen van<br />
het gefprek te Poisfy, door zijne weigering, om de<br />
Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen, ja<br />
zelfs dat BEZA oorzaak was, dat hij Kardiuaa! zich<br />
niet reeds voor lang ten voordeele der Lutherfche<br />
leere had verklaard, welke hij van harte was toegedaan<br />
, offchoon hij voor het uitwendige nog, om<br />
der zwakken wil, bij het oude geloof gebleven<br />
was.<br />
Q a 2oo*
na C. G.<br />
Jian 517<br />
fat 1552<br />
B'.oedbac<br />
te Vasfy<br />
944 K E R K E L I J K E<br />
Zoodra de Roomschgezinde partij zich meende<br />
verzekerd te hebben, van den Koning van Navarre,<br />
ondernam zij, de Hervormden weder heviger te<br />
vervolgen. Te Vasfy op de grenzen van Champagne<br />
werd een groot aantal derzelven, die federt langen<br />
tijd hunnen Godsdienst aldaar in eene fchuur<br />
oefenden , in tegenwoordigheid van den Hertog<br />
FRANS VAN GUISE , zoo al niet op zijn bevel,<br />
moorddadig omgebragt. Omtrent 6b werden gedood,<br />
meer dan 290 gewond, zoo vrouwen als<br />
mannen. De Hervormden verzamelden zich hierop,<br />
op onderfcheidene plaatfen , om, in allen geval ,<br />
hunne regten te verdedigen, en gaven aan BEZA,<br />
die thans te Parys was, in last, om van de Koningin<br />
de teregtftelüng der aanleggers van dit bloedbad<br />
te vorderen, BEZA voldeed aan dezen last,<br />
met waardigheid en befcheidenheid, in een gehoor ,<br />
"hetwelk hem verleend was in tegenwoordigheid van<br />
den Kardinaal van Ferrara en den Koning van Navarre.<br />
De Koningin, doch welke de klem der regering<br />
thans miste, antwoordde hem met vele welwillendheid<br />
; doch de Kardinaal van Ferrara, hevig<br />
tegen de Hervormden uitvarende, zeide, dat zij te<br />
Vasfy flechts behandeld waren, gelijk zij de Roomschgezinden<br />
bij St. Meclard behandeld hadden, BEZA<br />
bewees hem, dat de Roomschgezinden de oorzaak<br />
waren geweest van de opfchudding bij St. Medard,<br />
waarom ook de Overheid dezen en niet de Protestanten<br />
in hechtenis had genomen. De Kardiuaal<br />
durfde het voorgevallene te Vasfy niet verder verdedigen,<br />
maar de Koning van Navarre beweerde, dat<br />
de
G E S C H I E D E N I S . 245-<br />
de Pnteflanten zelve de fchuld hadden, omdat zij 1 a C. G.<br />
de bedienden van den Hertog van Guife roet fteenen ] aari5i7»<br />
hadden geworpen, BEZA beantwoordde dezen wan<br />
ot I55Skelenden<br />
Koning rondborftig : „ Zoo dat waar<br />
was, had de in het Rijk zoo magtige Hertog<br />
„ FRANS de fchuldigen, naar verdienften en regt,<br />
„ kunnen doen ftraffen. En voor het overige,"<br />
(dit voegde hij er op eenen zeer nadrukkelijken toon<br />
bij,) „ ben ik hier gekomen , in naam van eene<br />
„ Kerk, welker grondftelling is , niet anderen on-<br />
,, regt aan te doen, maar liever onregt te lijden.<br />
„.Uwe Koninklijke Hoogheid moet nooit vergeten,<br />
,, dat deze Kerk een aambeeld is, op hetwelk reeds<br />
„ vele hamers Romp geworden , en<br />
„ zijn."<br />
gefprongen<br />
Kort daarna deed de Hertog van Guife eene zeBurgergepralende intrede in Parys, welke ftad de Prins aorlog in<br />
Frankryk<br />
van Condé verliet, gelijk ook BËZA , niet zonder levensgevaar,<br />
ontvlugtte. Waar na het Driemanfchap<br />
zich volkomen meester maakte van den perfoon des<br />
Konings en der Koninginne Moeder. Te Orleans<br />
daartegen, werwaarts coNüé geweken was,en BEZA<br />
zich insgelijks begaf, werd door alle de Grooten onder<br />
de Proteftanten een verbond tegen de partij der<br />
Guifen gefloten; terwijl BEZA de zaak der Hervormden<br />
met allen ijver behartigde. Hij fchreef een' roerende<br />
Brief aan de Duitfche Vorsten, en een Verzoekfchrift<br />
aan den Keizer FERDINAND L om deszelfs<br />
bijltand, Ook was hij bij elke onderneming<br />
van den Prins tegenwoordig; hij ontwierp de Manifesten,<br />
door denzelven uitgevaardigd, hij predikte<br />
Q; 3 voor,
246" K E R K E L I J K E<br />
na C. G. voor het gevecht, en troostte na hetzelve de gewon<br />
Jaari5i7. den. En nu nam een openbare en geduchte bur<br />
tot 1552.<br />
gerkrijg werkelijk zijnen aanvang, welke met alle<br />
woede gevoerd werd. Men zag den Zoon tegen<br />
zijnen Vader, en den éénen Broeder tegen den anderen<br />
ftrijden, en zelfs vrouwen , ter verdediging<br />
van haren Godsdienst, in de wapenen komen. Verfcheidene<br />
Meden ondervonden de geduchtfte oorlogsrampen<br />
meer dan ééns, wordende, beurtelings, dan<br />
door de Roomschgezinden, dan weder door de Hugenooten<br />
ingenomen. Daar de Hugenooten de overhand<br />
hadden, verbrijzelden zij'de Beelden, wierpen<br />
de altaren omver, en deden het goud en zilver der<br />
Kerkfieradien tot geld (laan, om daar mede de foldaten<br />
te betalen. De Roomschgezinden daartegen<br />
verbrandden overal, daar zij konden, de Bijbels der<br />
Hervormden. De Roomfche Geestelijken aan de<br />
ééne, en de Hervormde Leeraars aan de andere zijde,<br />
hadden het meest van deze geweldenarijen te<br />
lijden; alzoo zij in de handen van hunne vijanden<br />
vallende, ongenadiglijk werden omgebragt. Vergeefs<br />
bemoeide BEZA zich, om de Hervormden in hunne<br />
wraaklust te beteugelen, fchoon hij zelfs zijn leven<br />
daar door dikwijls aan gevaar blootftelde. Het Parlement<br />
van Angers had eenige Hervormden ter dood<br />
veroordeeld; toen nu de Hervormden deze ftad innamen,<br />
pleegden zij aldaar de grootfte bnirenfporigheden.<br />
BEZA kwam te laat, om dit te verhinderen;<br />
doch hij begaf zich in het Parlement , en betuigde,<br />
dat hij en alle zijne vrienden deze wreedheden<br />
verfoeiden, en dat zij alleen gepleegd werden<br />
door
GESCHIEDENIS. 247<br />
door fchuim van volk, hetwelk zich bij de Her na C. G.<br />
vormden gevoegd had. Bij het graf van den Heil.<br />
laan 517tot<br />
1552.<br />
MARTINus te Tours waren fchatten opgehoopt; daar<br />
men nu aan de zijde der Hervormden gebrek aan geld<br />
had, maakte men zich van dezen fchat meester ,<br />
doch, op raad van BEZA, op eene wijze, welke<br />
aan geen verwijt kon onderhevig zijn. De Prins van<br />
coNDé, namelijk, liet den ganfchen fchat in beflag<br />
nemen, doch in tegenwoordigheid der Domheeren<br />
van Tours, al de kostbaarheden, welke hij wilde<br />
doen verkoopen, naauwkeurig opteekenen. Gaarne<br />
zou BEZA de verwoesting van het graf zelve heb<br />
ben verhinderd. Toen hij zulks niet vermogt, ver-<br />
ontfchuldigde hij het des te gemakkelijker, uit hoof<br />
de van de gefteldheid der geroofde kostbaarheden ,<br />
welke hij, met dat oogmerk, zelf onderzocht. Aan<br />
een kostbaar kruis, bij voorbeeld , was de fteen ,<br />
dien men de Bedevaartgangers deed kusfen , een<br />
Agaat, op welken eene VENUS gefneden was, den<br />
voor haar liggenden ADONIS beweenende; en in een<br />
zilveren koker vond men een oud minnelied en een<br />
kaarteblad. Hoe tnoeijelijk het BEZE viel , welke<br />
ongemakken hij moest ondernemen, om de woede<br />
zijner Geloofsgenooten te beteugelen; en hoe rustig<br />
zijne eigene ftemming was, kan men het best zien<br />
uit eenen Brief, welken hij, te dezen tijde , aan<br />
cAROLas PASSELIUS, (CALVIN,) fchreef (*):<br />
„ Gaarne had ik, reeds voor lang, gefchreven , en<br />
„ te-<br />
(*) Men leest denzei ven bij SCHLOSSER het Leven van<br />
BEZA Biadz. 183.<br />
Q 4
na C. G.<br />
Jar.ri5i7.<br />
tot 1552,<br />
248 K E R K E L I J K E<br />
,, tegen mijn' wil, moest ik zwijgen. Ook nu<br />
„ fchrijve ik Hechts kort, omdat ik niet anders kan.<br />
„ Tot nog toe gaat alles wel. Wij hebben vele en<br />
dappere ruiters: ons voetvolk is niet zoo goed,<br />
„ omdat het te veel marcheren moet. Doch niets<br />
kwelt ons meer, dan de wanorde, (/ordes,) van<br />
„ onze eigene Geloofsgenooten: ik heb haast hst,<br />
,, om mij fterker uit te drukken. Naar Angers ben<br />
„ ik met levensgevaar gereisd ; maar heb weinig ,<br />
„ of liever volftrekt niets, uitgerigt. De drift, om<br />
„ alle altaren omverre te werpen, is zoo groot ,<br />
„ dat ik zelfs hier, (in Orleans, ) niet in (laat<br />
„ ben geweest , dezelve te bedwingen. Zulks<br />
9, gaat zoo ver, dat alles, in zoo korten tijd, der-<br />
„ mate veranderd is, dat ik zelf er over moet ver-<br />
„ baasd ftaan; want de vijanden zijn niet in flaat,<br />
„ om, al waren zij zelfs overwinnaars, in den tijd<br />
„ van honderd jaren, te herftellen, wat in den tijd<br />
5, van twee uren verwoest is geworden, om nu al-<br />
,, leen van deze eenige ftad te fpreken. Gij kunt<br />
,, daar uit zien, hoe zeer wij derzelver toeftand ver-<br />
,, ergerd hebben. O! kon ik u toch alles toezen-<br />
,, den, wat, dezer dagen, hier en ginds gedaan,<br />
,, gezegd en gefchreven is; maar daar alle wegen<br />
„ bezet zijn , kan men, zonder de boden in het<br />
,, grootfte gevaar te brengen, zulks niet eens be-<br />
,, proeven. Doch die van Bern kunnen u alles ver><br />
„ halen, of liever die van Zurich, daar onze vrien-<br />
„ den hebben goedgevonden , een' Afgevaardigden<br />
„ hun toe te zenden, voor wiens veiligheid ik even-<br />
„ wel zeer bevreesd ben. Uwen Brief van den<br />
,, iaden
GESCHIEDENIS. a 4£<br />
„ I2den April, waar in gij fpreekt van de terug-, iaC. G.<br />
„ komst van VERACE , heb ik ontvangen. Onze . aar 1517.<br />
:ot 1552.<br />
„ Opperhoofden danken u en hem regt hartelijk.<br />
„ Onze goede vriendin (*), gij weet, wie ik be-<br />
„ doele, antwoordde geheel als eene gevangene, en<br />
„ op hare manier; d. i. voorzigtig en dubbelzinnig.<br />
„ Ondertusfchen {luimeren wij niet. Offchoon dit<br />
„ dralen mij ongelooflijk leed doet, zoo zie ik ech-<br />
„ ter niet in, hoe ik er, te regter tijd, een einde<br />
,, aan maken kan, zoo niet die domme en armza-<br />
„ lige menfchen hunne denkwijze geheel veranderen.<br />
„ Ik en wij allen arbeiden om de zaak van God:<br />
,, O! mogt toch ons moeijelijk werk het gevolg<br />
,, hebben, hetwelk wij verlangen! TOURNON is ein-<br />
„ delijk tot de Vaderen verzameld. Leef gezond ,<br />
„ mijn dierbare Vader! met alle de vrienden en<br />
„ broeders. De Heer beware u, en geve mij, welhaast,<br />
wanneer ik mijn werk gelukkig mogt voltooid<br />
hebben, aan u, dat is, aan mij zeiven we-<br />
,, der! Doe mijne groetenisfe aan den hoogen Raac'<br />
,, en aan alle onze Broeders. De omflandigheder<br />
,, dulden niet, dat ik meer fchrijve, of een grootei<br />
„ ftuk papier gebruike."<br />
Te Rouen, in de belegering van welke ftad d<<br />
onftandvastige ANTOINE, Koning van Navarre, Jie<br />
leven verloor, hadden de Roomschgezinden BEZA'!<br />
vriend, den welfprekenden Predikant DU BOSC ei<br />
vele andere Hervormden vennoord. Toen aller<br />
eiscb<br />
(*) Hij fpreekt van KATHARINA DE MEDICIS , die no|<br />
lleeds, gelijk voorheen, deze rol fpeelde.<br />
Qs<br />
1<br />
1
250<br />
K E R K E L I J K E<br />
as C. G. eischten, dat de Prins van Condé, ter vergelding,<br />
Jaari5i7. den Raad van het Parlement van Parys, JEAN BAPtot<br />
1552.<br />
TISTE SAPIN en den Abt JEAN DE TROYES , die<br />
men gevangen had, zou ter dood brengen, verzette<br />
BEZA zich daar tegen en fpande alle krachten aan,<br />
om zulks te verhinderen. Hij voorzeide menigmaal<br />
aan zijne partij, dat hunne zaak geen goed einde<br />
zou hebben, dewijl zij opgehouden had, de zaak<br />
van God te zijn, die geene moordenaars en roovers<br />
helpen zou. Ja, alleen de dringende verzoeken van<br />
den Admiraal hielden hem terug, dat hij zich niet<br />
van hen, als eene bende verworpenen, losrukte,<br />
en naar Geneve keerde, BEZA ZOU dit te liever gedaan<br />
hebben , omdat hij zag, dat de Prins van<br />
Condé meer om zich zeiven en zijne belangen, dan<br />
om den Godsdienst dacht.<br />
Veld fln g Eindelijk kwam het, na eenen verwoestenden oor<br />
bij Dreux log, tot een hoofdtreffen, in de maand December<br />
1562, in de nabuurfchap van Dreux. De Hervormden<br />
kregen de nederlaag, en de Prins van Condé<br />
zelf viel in 'svijands handen; van de andere zijde<br />
bleef de Maarfchalk van ST. AND Ré in den Rag ,<br />
en de Connetable MONMORENCI werd gevangen en<br />
naar Orleans gevoerd. Nu hoopte men aan het Hof<br />
den Prins te bewegen, om in de Misfe te gaan, en<br />
hem daardoor bij zijne partij verdacht te maken.<br />
BEZA daarentegen zocht des Prinfen eer te redden,<br />
en hem van dien ftap terug te houden. Dit gelukte<br />
hem, minder echter door zijne nadrukkelijke Brieven<br />
aan den Prins, dan wel door den haat tusfehen den<br />
Prins van Condé en den Hertog FRANS van Guife,<br />
ge-
G E S C H I E D E N I S . algelijk<br />
uit het gedrag van den Prins na den dood van t<br />
a C. G.<br />
dezen Hertog bleek. ] aari5i7-<br />
De gemelde Hertog belegerde in den aanvang van ot 1552'<br />
het jaar 1563 de ftad Orkans, de voornaamfte<br />
plaats, welke de Hervormden in het bezit hadden.<br />
Doch , terwijl hij dit beleg met ijver voortzette,<br />
werd hij door eenen Edelman, JEAN DE MEUEI,<br />
meer bekend onder den naam JEAN POLTROT , verraderlijk<br />
doorCchoten. De moordenaar werd gevat ,<br />
en in het Koninklijk leger gebragt. Bij zijn eerfte<br />
verhoor befchuldigde hij, op aanftoken der Geestelijkheid,<br />
den Admiraal en BEZA, dat zij hem tot<br />
dezen moord hadden aangezet en bewogen. Men<br />
zond uit het Koninklijke leger met eenen Parlementair<br />
een affchrift van zijne verklaring aan den Admiraal.<br />
Hoe ongerijmd ook dit verdichtfel reeds op<br />
zich zelve ware en geheel ftrijdig met het karakter<br />
en het gedrag en beginfelen van den Admiraal en<br />
van BEZA, wilde de Admiraal echter, dat BEZA een<br />
Manifest opftelde, hetwelk hij, de Admiraal, en LA<br />
ROCHEFOUCAULT , dien men er mede in betrokken<br />
had, onderteekenden, en den i2den Maart 1563 in<br />
het vijandelijk leger zonden. In dit Manifest verdedigden<br />
zij zich volkomen, en hot ongegronde der<br />
befchuldiging bleek ontegenzeggelijk, niet alleen<br />
doordien men zich zeer over'.iaasttc met de teregtftelling<br />
en ftraffe van POLTROT , maar voornamelijk,<br />
doordien deze, vóór zijden dood, alles wat hij aangaande<br />
den Admiraal cu BEZA gezegd had, plcgtig<br />
herriep.<br />
De dood van Hertog FRANS van Guifi bragt eene De vrede
aa C. G<br />
Jaar15j7<br />
toe 1552<br />
gefloten<br />
te Orleans<br />
De burgeroorlof!<br />
oritfteekt<br />
op nieuw<br />
t$x K E R K E L I J K E -<br />
geheele. verandering te weeg in de gezindheid der<br />
Koningin Regentesfe; en dewijl men den Prins van<br />
Condé door den Regtsgeleerden BALDUIN geheel<br />
voor laauwe gevoelens omtrent den Godsdienst gewonnen<br />
had, werd de vrede ligtelijk getroffen, doch<br />
bij welken de Hervormden niets wonnen, alleen<br />
werd in Maart 1563 een Edikt uitgevaardigd, hetwelk<br />
voor hen eene zeer beperkte verdraagzaamheid<br />
bevatte, en dus veel minder gunftig was dan dat van<br />
Januarij des vorigen jaars. Het gelukte echter aan<br />
BEZA , den Prins bij den Godsdienst te houden ,<br />
omtrent welken BALDUIN hem, door zijn Indifferenthmus,<br />
vrij los gemaakt had. Hij wist dien veranderlijken<br />
man in zulk een licht te plaatfen , dat<br />
de Prins allen omgang met hem affneed, en hem<br />
geen gehoor meer gaf.<br />
Zoodra de vrede gefloten was, fpoedde BEZA zich<br />
weder naar Geneve, om daar aan de belangen der<br />
Kerk te arbeiden , gelijk wij boven gezien hebben.<br />
Ondertusfchen werd de vrede en het uitgevaardigde<br />
Edikt ten behoeve der Hervormden zeer flecht van<br />
de zijde van het Hof onderhouden: de Hervormden<br />
werden op vele plaatfen ontrust, en de Koning,<br />
die nu meerderjarig verklaard was, tegen hen opgehitst;<br />
door een nieuw Edikt in het jaar 1563 werd<br />
het voorgaande wel in het algemeen bevestigd ,<br />
maar door bijvoeging van verfcheidene bepalingen<br />
genoegzaam krachteloos gemaakt. Zelfs deed de<br />
•Kardinaal van Lotharingen pogingen, dat het geheele<br />
Edikt mogt worden ingetrokken, als zijnde<br />
flechts bij voorraad en door nood vergund, Tusfehen
G E S C H I E D E N I S . =53<br />
fchen de Koningen van Frankryk en Spanje werd n<br />
bovendien gehandeld over een ontwerp, om in I 1<br />
1 C. G.<br />
arï5i'7.<br />
t< >• I55*><br />
Frankryk en in de Nederlanden beide de Ketters ,<br />
uit te roeijen.<br />
In Frankryk zelve werden de (leden , die zich<br />
voor de Hugenooten verklaard hadden, ontmanteld<br />
en met drukkende inlegeringen van foldaten bezwaard.<br />
Eindelijk werd er eene zamenzwering gefmeed tegen<br />
den Prins van Condé en andere Grooten, die voor-<br />
(landers waren der Hervormden. De oorlog berstte<br />
dus op nieuw uit in het jaar 1567. Deze oorlog<br />
duurde flechts kort van October van dat jaar tot<br />
Maart 1568. In denzelven viel een hevige veldflag<br />
voor te St. Denys, niet verre van Parys, in welken<br />
de Connetable MONMORENCI (heuvelde, zijnde<br />
de laatfte, die van het Driemanfchap nog overig was.<br />
In het jaar 1568 waren de Hervormden, die de<br />
meeste fterke plaatfen in het Rijk, en onder andere<br />
Rochelle, bemagtigd hadden , op het punt, om<br />
Chartres in te nemen, toen men hun, op zeer voordeelige<br />
voorwaarden, den vrede aanbood, welke ook<br />
ras gefloten werd.<br />
Derde<br />
Deze vrede werd intusfchen zoo flecht gehouden, oorlog.<br />
dat, door de vervolgingen, welke hier en ginds tegen<br />
de Hervormden werden aangerigt, binnen den<br />
tijd, gelijk men verhaalt, van drie maanden, wel<br />
30,000 Hervormden zouden ter dood gebragt zijn.<br />
De wapenen werden dan op nieuw opgevat, en de<br />
oorlog nam reeds in de maand Augustus 1568 weder<br />
eenen aanvang. De Hervormden voerden denzelven<br />
ongelukkig; zij werden in eenen veldflag bij<br />
Jar-
*54 K E R K E L I J K E<br />
na C. C i Jarnac geflagen, in welken de Prins van Condé ge»<br />
Jaarisi; '• vangen genomen, maar vervolgens op eene zeer on<br />
tot 155;<br />
edelmoedige wijze, in koelen bloede doodgefchoten<br />
werd. Zij verloren daar na ook den flag bij Montoncourt,<br />
doch herftelden hunne zaken, door het<br />
beleid van den Admiraal COLIGNY telkens en werden<br />
zoo geducht, dat de vrede in het jaar 1570<br />
getroffen werd, op voorwaarde, dat de Hervormden<br />
viije Godsdienstoefening genieten, en daar bij<br />
vier fierke fteden Rochelle, Montauhan, la Charité<br />
en Cognac, tot hunne veiligheid behouden zouden.<br />
Sijnode ti • De Hervormden, gebruik willende maken van de<br />
Roebelle<br />
rust, welke zij door dezen vrede beflendig hoopten<br />
te genieten, deden in het jaar 1571 te Rochelle<br />
die vermaarde Sijnode bijeenkomen, van welke wij<br />
hier voor gefproken hebben, toen wij melding maakten<br />
van de dienfien, door EEZA , bij die gelegenheid<br />
, aan de Franfche Kerken bewezen. De Geloofsbelijdenis,<br />
welke de Hervormde Kerken van Frankryk,<br />
in het jaar 1559, hadden aangenomen, werd<br />
hier op nieuw bekrachtigd, en door allen onderteekend.<br />
Moord Ondertusfchen fcheen Koning KAREL IX alle bit—<br />
van Pary: :<br />
terheid tegen de Hervormden te hebben afgelegd, en<br />
deed den Admiraal en andere Grooten, die tot derzelver<br />
partij behoorden, de allerkrachtigfte betuigingen<br />
van eene gansch bijzondere goedwilligheid. Men<br />
vergunde zelfs aan den Prins van Oranje onderdehand<br />
bijfland tegen den Koning van Spanje , toen hij<br />
de wapenen opvatte ten behoeve van de Nederlanden.<br />
Ja, om den vrede voor altijd te bevestigen,<br />
werd
GESCHIEDENIS. 255<br />
werd er in de maand April 1572 een huwelijk ge-1 ia C. G.<br />
aan 517.<br />
floten tusfehen HENDRIK IV. met MARGARETHA, j<br />
ot 1552.<br />
Zuster van KAREL IX. en de 18de Augustus van<br />
dat jaar tot de voltrekking van dit huwelijk te Parys<br />
bepaald, om welk trouwfeest bij te wonen co-<br />
LIGNY en de voornaamften onder de Hervormden<br />
van het ganfche Koningrijk met veel betoog van<br />
vriendelijkheid genoodigd werden. De doorzigtige<br />
BEZA, die de geveinsdheid der Koningin KATHA<br />
RINA DE MEDICIS kende, vermoedde van deze zoo<br />
groote vriendelijkheid niets goeds. Zijne vrees vermeerderde,<br />
door den dood van de groote voorftanderesfe<br />
van het Hervormde geloof, zijne vriendin,<br />
de Koningin van Navarre, die in dezen tijd overleed,<br />
niet zonder vermoeden van vergift. Zeer was<br />
hem het beraamde hawelijk van haren Zoon HEN<br />
DRIK met eene Roomfche Prinfes tegen de borst, hij<br />
beproefde alle zijne welfprekendheid bij den Admiraal,<br />
om dien terug te houden, dat hij zich niet<br />
ten Hove begaf, maar vergeefs, COLIGNY hield<br />
zijn' vriend voor al te vreesachtig, en ging den dood<br />
te gemoet. Aan HENDRIK fchreef BEZA eenen nadrukkelijken<br />
Vermaningsbrief, welken wij ons niet kunnen<br />
onthouden, hier te plaatfen, dewijl dezelve een<br />
fprekend bewijs is, dat BEZA niet fchroomde , de<br />
waarheid ook aan de Hoven te prediken: (*)<br />
„ Verhevenfte Koning! Het is een kenmerk van<br />
eene verhevene ziel, wanneer de mensch bij wederwaar-<br />
(*)" Hij is de 74de onder de Brieven van BEZA. Hier<br />
is hij ontleend uit SCHLOSSBR Leven van BEZA Bl. 261.
256<br />
K E R K E L I J K E<br />
naC. G. waardigheden niet bezwijkt, maar door dezelve tot<br />
Jaari5i7. roem aangefpoord en opgewekt wordt, om te dre<br />
tot 1552.<br />
ven naar de kroon der overwinning. Dit vermogen<br />
van edele zielen heeft God u gefchonken. Hij vormde<br />
u, van uwe teederfte jeugd af aan, tot alle deugden.<br />
Boven dit alles zorgde hij, dat gij onderwezen<br />
wierdt in de leere der waarheid, met welke hij<br />
zijnen geest der ftandvastigheid, die de zwakfle dingen<br />
fterk en onverwinnelijk maakt, pleegt te verbinden.<br />
Daarom leven wij allen in de hope, dat bet<br />
ongeluk (*), hetwelk onlangs u en de ganfche Kerk<br />
getroffen heeft, u niet te nederflaan; maar veelmeer<br />
u aanleiding geven zal, om te toonen , welk eene<br />
fterkte van ziel, en hoe groote ftandvastigheid de<br />
Heer u verleend heeft. Daar God mij den post<br />
heeft aangewezen, op welken ik fta; daar hij mij<br />
den dienst zijner Kerk heeft opgedragen, zoo mag<br />
ik niet nalaten , (bijzonder omdat ik , gelijk gij<br />
weet, door uwe Moeder onder het getal harer<br />
vrienden gerekend werd, ) u bij den naam van<br />
CHRISTUS, die u, van uwe jeugd af aan, tot zijnen<br />
dienst verkoren heeft, te bezweeren en te bidden,<br />
dat gij moedig en ftandvastig voortgaat, en<br />
den weg, dien gij onlangs roemrijk betreden hebt,<br />
ten einde toe vervolgt; want aan deszelfs einde<br />
wacht u onfterfelijke roem bij God, en onverwelkelijke<br />
eer bij de menfchen. Gij. vooral behoort<br />
behoedzaam en omzigtig te zijn, bedenkende, dat<br />
de Satan geen' Koning of Vorst der aarde zoo zeer<br />
(*) De dood zijner Moeder.<br />
be-
G E S C H I E D E N I S . 257<br />
belangt als u, omdat hij begrijpt, dat het voor hem na C. G.<br />
van het uiterfte belang is , om u van den ingeOa-<br />
jaansi7.<br />
tot 1552.<br />
genen weg af te leiden, en van den Godsdienst ,<br />
dien gij aangenomen hebt, te doen afvallen. Het<br />
kan, daar gij het reeds menigwerf moet ondervonden<br />
hebben, uwe aandacht niet ontglippen, dat die<br />
vijand ontelbaar vele bedienden en helpers heeft,<br />
welke hij gebruikt, om u van den regten weg af te<br />
brengen , en langzamerhand te bederven. Uwe<br />
fchranderheid gebiedt u, te waken, opdat hij niet<br />
zich zelfs van u bediene , ter bereiking van zijne<br />
oogmerken. Uwe jaren, het fchitterende van uwen<br />
ftand, uwe magt, uwe majefteit zelfs moet u alles<br />
verdacht maken, en u doen vreezen, dat ook u<br />
zou kunnen overkomen, wat zoo vele anderen overgekomen<br />
is. O! dat God, naar zijne groote barmhartigheid,<br />
dit ongeluk van u en van ons allen afwende!<br />
De tijden zijn flecht, vele menfchen verlaten<br />
den waren Godsdienst, en keeren terug tot de<br />
gebruiken van het Bijgeloof, in het denkbeeld, dat<br />
men deze den onkundigen dommen hoop kan overlaten,<br />
en zelve die Hechts in fchijn en geveinsdelijk<br />
kan blijven waarnemen. Maar deze denkwijze is<br />
in den grond niet anders dan goddeloosheid, een<br />
hoon voor allen Godsdienst, (eene zoo fchandelijke<br />
zonde, dat zelfs de Duivel daar over oordeelen<br />
zou,) eene onverfchilligheid omtrent den dienst van<br />
het hoogde Wezen, voor welke gij u, als voor een<br />
doodelijk vergift, allermeest daarom moet wachten, dat<br />
daar door de mensch in eenen afgrond nederftort ,<br />
in welken hem geene hoop op redding overblijf.<br />
HERV. II. R, In
258 K E R K E L I J K E<br />
aa C. G , In de ftreeken, in welke gij thans reist, is geene<br />
Jaari5i7 ziekte meer algemeen, dan deze; dat niet alleen de<br />
tot 1552<br />
' fchandelijke verfoeijelijkfle godslasteringen tot gewoonte<br />
in het fpreken geworden zijn; maar ook<br />
alle zonden en fchanddaden worden geduld; niet<br />
gelijk voorheen, toen de menfchen zich fchaamden<br />
te zondigen; maar als of de zonde lofwaardiger was<br />
dan de deugd. Daar ik nu dag en nacht om uwe<br />
reis denk, zoo vervult mij de vrees, dat de vlam van<br />
een' zoo vreefelijken brand ook u mogt aangrijpen.<br />
Maar houd moed! alle dingen zijn in de hand van<br />
God. Hij zal zijne kracht en genade ook aan u<br />
door uwe bewaring betoonen, en zal u door zijnen<br />
bijftand bewegen, om middelen tegen dit kwaad te<br />
gebruiken. Het eerfte en voornaamfte is zeker, dat<br />
gij niet nalaat de openbare Predikatiën bij te wonen;<br />
dat gij niet flechts den Predikanten, die de zuivere<br />
leere voordragen, uw oor gaarne leent, omdat God<br />
hun het Leeraarsambt opgedragen , en CHRISTUS<br />
gezegd heeft: die u hoort, hoort mij, die u verwerpt<br />
, verwerpt mij; maar ook alle die genen<br />
gaarne hoort, die u door godvruchtige gefprekken<br />
tot de godzaligheid opwekken, en voor^ zonde bewaren.<br />
Doch het is nog niet het woord van God<br />
gehoor geven , wanneer men hetzelve alleenlijk het<br />
oor leent; men moet het in zijn hart opnemen, opdat<br />
het aldaar wone, oogen en ooren regeere , gedachten<br />
, woorden en werken befture. Wordt dit<br />
bij u het geval, zoo zullen wel vele ftormen tegen<br />
u losbreken; maar gij zult , desonaangezien, vastelijk<br />
voortgaan in het fpoor uwer eeuwig geroemde<br />
Moe-
GESCHIEDENIS. 259<br />
Moeder, en behoeft niet te twijfelen, of des Hee- ia C. G.<br />
ren woord zal ook aan u bevestigd worden: Ik! 'aari5i7«<br />
eere, die 'mij eeren. Maar laat gij u Hechts een'!<br />
ot 1552.<br />
voet breed van dezen weg afleiden, (hetwelk ik<br />
hoop, dat verhoed zal worden,) zoo houd het voor<br />
zeker, dat zij, die u van God aftrekken, en in uw<br />
bijzijn vleijen, in het verborgene u verachten en verraden<br />
zullen. Reep God aan van ganfeher harte,<br />
opdat gij te zekerder u zeiven voor alle kwaad bewaart,<br />
en houd het voorbeeld van den vromen Koning<br />
DAVID altijd voor oogen. Wanneer zijn honderd<br />
en eerfte Pfalm u meer voor den geest is, dan<br />
de raad van eenig fterfelijk mensch, zoo kunt gij<br />
zeker zijn, dat de genade Gods, die als het ware<br />
uw erfgoed was, bij u blijven zal, en dat uw nagedacht<br />
daar van nog grootere blijken erlangen zah<br />
Ik bidde God, verhevende Koning! ik bidde hem,<br />
die de Koning aller Koningen, de Heer van alle<br />
Heeren is, dat hij u in zijne hoede neme, en u met<br />
zijnen Heiligen en Koninklijken geest vervulle ; en<br />
dat gij, op dezen vertrouwende, u zeiven door<br />
reinheid des wandels, vroomheid en deugd overwint;<br />
maar ik bidde tevens, dat hij Uwe Majedeit<br />
met alle zijne gaven gelukkig make en verblijde, tot<br />
roem van zijnen heiligen naam, tot troost zijner<br />
Kerk, tot heil van het Franfche Rijk. Vaarwel.<br />
Geneve den ioden Julij 157a."<br />
BEZA was het niet alleen , die op dit huwelijk<br />
een kwaad vermoeden had ; velerhande geruchten<br />
ontrustten de gemoederen , in verfcheidene gezelfchappën<br />
werd gemompeld, dat op deze bruiloft meer<br />
K. 2 bloed
2f5o K E R K E L I J K E<br />
m C. G bloed dan wijn geflort zou werden; de Admiraal<br />
Jaarisi" werd door verfcheidene ongeteekende Brieven ge-<br />
tot 1552<br />
waarfchuwd; doch alles was vergeefs. Hij en de<br />
Hervormden verlieten zich op de vriendelijke verklaringen<br />
en «betuigingen van het Hof. Ook werd<br />
het huwelijk dadelijk op den i8den Augustus voltrokken<br />
, en de Bruiloft eenige dagen lang met groote<br />
vreugde gevierd, doch op een' van dezelve werd de<br />
Admiraal uit het Paleis van den Koning , naar huis<br />
gaande, met een musket, geladen met twee kogels, uit<br />
een huis in den linker arm zwaar gekwetst; nog wilde<br />
hij niets euvels gelooven, te meer, dewijl de Koning<br />
hem in perfoon kwam bezoeken, en onder de zwaarfle<br />
vloeken hem verzekerde, dat hij den dader zou<br />
doen ftraffen en in de veiligheid der Hervormden<br />
voorzien.<br />
Doch op den 24ften Augustus, aan den Heiligen<br />
BARTHOLOMEUS gewijd, werd het verfoeijelijk ontwerp<br />
, om de Ketters, gelijk men hen noemde, met<br />
eenen flag uit te roeijen, ten uitvoer gebragt. Op<br />
een gegeven teken met de klok, nam het moorden<br />
eenen aanvang. Een der eerfte flagtoffers dezer<br />
woede, was de Admiraal, die den dood met dien<br />
moed en ftandvastigheid onderging, welke hem als den<br />
grootften man van zijnen tijd in Frankryk gekenmerkt<br />
hadden. Toen hij, bij het bemagtigen van<br />
het huis, in hetwelk hij zijn verblijf had, hoorde,<br />
•wat er gaande was, zeide hij tot de genen, die bij<br />
hem waren: ,, Ik ben bereid, den dood, welken<br />
„ ik niet gevreesd heb, geduldig te ondergaan.<br />
„ Gelukkig, die mij gevoel te fterven, en fterven<br />
„ zal,
GESCHIEDENIS. c6t<br />
'„ zal, in den Heere, door wiens genade ik, in de ra C. G.<br />
„ hope des eeuwigen levens, gefterkt worde! Gaar, jaarisi7.<br />
tot 155a.<br />
,, mijne vrienden, en verbergt u, om niet in mijn<br />
„ onheil te worden ingewikkeld. De tegenwoordig-<br />
„ heid van dien goeden God, wien ik mijne ziel<br />
,, aanbeveel, is mij genoeg (*)." Zoo achtbaar<br />
was de Admiraal, dat hij, bij het eerfte voorkomen,<br />
zijnen beulen zeiven eene foort van eerbied<br />
inboezemde. Een der beulen, een Duitfcher, bediende<br />
van den Hertog van Guife, vraagde hem :<br />
Zijt gij COLIGNY ? Met een onvertfiiagd gelaat<br />
antwoordde de Admiraal: jfa, jonkman.' eerbiedig<br />
mijne grijze haren; wat gij ook doet, mijn leven<br />
zult gij niets verkorten. Nu viel men op den edelen<br />
man aan, die met vele wonden afgemaakt werd.<br />
Het hoofd, hem afgeflagen, bragt men naar de Koninginne<br />
Moeder, doch de romp viel in handen van<br />
het flechtlte graauw, en werd, op de alleronwaardigfle<br />
wijze, mishandeld. Meer dan 5000Hervormden<br />
werden bij deze gelegenheid in de ftad Parys,<br />
zonder dat iemand eenigen wederftand bood, in<br />
koelen bloede omgebragt, 6 of 700 huizen werden<br />
geplunderd, en hetgeen opmerkelijk is, men wist<br />
Hechts van een huis, waarin eenige wederftand geboden<br />
werd. Dit alles gebeurde op het bevel en<br />
onder het oog van den Koning, die zelf gezegd<br />
wordt, uit de venfters van zijn Paleis verfcheidene<br />
fchoten met een musket op zijne onfchuldige onderdanen<br />
gelost, en herhaalde keeren geroepen te hebben:<br />
(*) THUANUS Libr. Lil. T. II. p, 1 52.<br />
R3
*6a K E R K E L I J K E<br />
r»a C. G. ben: [laat dood! /laat dood! De ijsfelijke moord<br />
Jaari5i7. en plundering duurde zeven dagen, gedurende welke<br />
tot 1552.<br />
de ftraten van Parys van bloed ftroomden. Dezelfde<br />
woede heerschte ook in de meeste Provinciën<br />
van het Rijk, en bleef omtrent twee maanden aanhouden<br />
, zoodat men het getal der vermoorden op<br />
30,000 menfchen rekende; anderen fpreken zelfs wel<br />
van ioo,coo. Vele Hervormden echter ontkwamen<br />
te Parys den moord, gedeeltelijk door de menschlievendheid<br />
der Burgeren, gedeeltelijk door die van<br />
Guife zelve gefpaard, om de hatelijkheid dezer<br />
woede van zich af te wenden. Onder dezen was<br />
ook de vermaarde FILIPS MORNAI DU PLESSIS. Ook<br />
bleven fommige Steden en Provinciën van de flagting<br />
verfchoond, door de edelmoedigheid van derzelver<br />
befluurders , fommigen van welken de bevelen<br />
des Konings uitdrukkelijk weigerden te gehoorzamen<br />
, zeggende, dat zij wel in zijnen dienst waren<br />
tegen zijne vijanden, maar niet als beulen tegen<br />
hunne, medeburgers, HENDRIK van Navarre en dejonge<br />
Prins van coNDé behielden ter naauwernood<br />
het leven, maar werden genoodzaakt, om den Godsdienst<br />
, welken zij tot hier toe beleden hadden, te<br />
verzaken, waar bij echter coNDé zich ftandvastiger<br />
gedroeg dan HENDRIK, doch toen het gevaar voorbij<br />
en zij weder in vrijheid gefield waren, verwierpen<br />
zij terflond het hun met geweld opgedwongen<br />
geloof weder.<br />
Algemeen werd deze moord , bekend onder den<br />
naam van St. Bartelsnacht, of de Bloedbruiloft van<br />
Parys, van allen, die menfchelijk dachten, verfoeid.<br />
THUA-
G E S C H I E D E N I S . t6$<br />
THUAKus, en met hem alle redelijke Franfchen , naC. G.<br />
pasten op denzelven toe de woorden van den Dich Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
ter STATIUS:<br />
Excidat illa dies aevo, nee postera credant<br />
Secula! •<br />
Doch bijgeloovige ijveraars juichten over denzelven.<br />
De Koning liet zelfs gedenkpenningen op deze<br />
gebeurtenis fhan, en vreugdefeesten aanrigten, beroemende<br />
zich de weêrfpannelingen bedwongen, en<br />
uit ijver voor den Godsdienst geregtigheid geoefend<br />
te hebben. Ook betoonde de Paus en het Hof van<br />
Rome hunne goedkeuring en blijdfehap over dit gebeurde.<br />
Sommigen hebben zelfs in gefchrifte deze<br />
onmenfchelijkheid pogen te verfchoonen of zelfs wel<br />
te ontfchuldigen; het zij met redenen van Staat,<br />
die fomtijds buitengewone middelen .zouden verel<br />
fchen (*); het zij door eene zamenzwering van den<br />
Admiraal en de zijnen tegen den Koning en deszelfs<br />
huis voor te wenden (f). In de jongstafgeloopene<br />
eeuw heeft nog de Abt CAVEIRAC voor dit trouweloos<br />
en onmenfchelijk moorden durven pleiten in<br />
zijne Apologie de Louis XIV. Doch men heeft<br />
zijn werk niet dan met fchrik gelezen, en zijn onzin-<br />
(*) Gelijk FILIPS NAUDE in zijne Confiderations Poli-<br />
tiques.<br />
(|) Gelijk FABER Bibracenfis in Epist. ad Stanislaum<br />
Elvidium, five Joachimum Camerarium, welken Brief<br />
GERDES, doch tevens met het antwoord van ELVIDIÜS op<br />
denzelven ingevoegd heeft in zijn Scrin. Antiq. T. VI.<br />
R 4
964. K E R K E L I J K E<br />
na C. G zinnige ijver is met de ballingfchap beloond gewor<br />
Jaanst? den. (*).<br />
tot 1552<br />
De Hervormden, die dezen moord ontkomen wa<br />
Nieuwe ren , vonden zich wel diep getroffen, doch niet geBurgerheel<br />
nedergeflagen, ook bezaten zij nog de fterke<br />
oorlogen.<br />
plaatfen Rochelle, Sance'rre en andere, welke zij bij<br />
het laatfle vredeverdrag verkregen hadden, en welke<br />
zij, zoo goed zij konden, verfterkten. De Koning<br />
vermaande hen, bij Edikten, zich ftil te houden ,<br />
met beloften van volkomene veiligheid , benevens de<br />
vrije oefening van hunnen Godsdienst. Doch als<br />
geene beloften in ftaat waren, hen op nieuw te verftrikken,<br />
werd de oorlog in het jaar 1573 weder<br />
hervat. De Hertog van Alencon , 's Konings Broeder,<br />
floeg het beleg voor Rochelle en Sancerre,<br />
doch deze fteden weerden zich ftandvastig, en floegen<br />
alle aanvallen met moed en beleid af; Saneert e<br />
verduurde een' allerverfchrikkelijkften hongersnood,<br />
eer die ftad zich, op redelijke voorwaarden, wilde<br />
overgeven. Staande de belegering van Rochelle,<br />
werd de Hertog van Alencon tot Koning van Polen<br />
verkoren, hetwelk gelegenheid gaf, dat de vrede<br />
aan de Hugenoten op nieuw aangeboden , en ook<br />
door hen aangenomen werd; dit gebeurde nog in<br />
datzelfde jaar 1573. De Hervormden waren, in dezen<br />
oorlog , veel verfchuldigd aan de dapperheid<br />
van W0MBR.UN, een' aanzienlijk Edelman uit Dau*<br />
phhie , die naderhand in het jaar 1575 in eenen<br />
veld»<br />
(*) Men zie de Biblioth. des Sciences et des Beaux<br />
Arts T. XIII, p. 148, 3/7. enz. T. XIV. p. eS . enz.
G E S C H I E D E N I S . 265<br />
'veldflag gevangen zijnde , onthoofd is geworden. ïa C. G.<br />
faaris^.<br />
In het volgende jaar 1574 deed zich eene nieuwe<br />
:ot 1552.<br />
partij op, die tegen het Hof misnoegd was, en van<br />
welke de Mommorancï's de hoofden waren , zelfs<br />
de jongde Broeder des Konings, die nu Hertog van<br />
Alencon en Anjou was, zoo bekend geworden in<br />
de Nederlandfche Gefchiedenisfen, voegde zich bij<br />
hen , zij werden Politkken , ook Malcontenten<br />
of Misnoegden genoemd, en vereenigden zich fpoedig<br />
met de Hugenooten , en derzelver hoofden ,<br />
HENDRIK. van Navarre en den Prins van Condé ,<br />
zoodat het op nieuw tot eenen binnenlandfchen oorlog<br />
kwam, kort voor den dood van den Koning<br />
KAREL IX, die, in het 25de jaar zijns ouderdoms,<br />
onder vele knagingen en folteringen, overleed.<br />
Hij werd opgevolgd door zijnen Broeder HENDRIK<br />
UI, die, Polen verlatende, ten fpoedigften naar<br />
Frankryk keerde, om bezit van den troon te nemen.<br />
De binnenlandfche oorlog werd nog eenigen<br />
tijd voortgezet, meest ten voordeele der Hervormden,<br />
die ook door den Paltzgraaf JOAN' KAZIMIR,<br />
met een leger Duitfchers, onderdeund werden, HEN<br />
DRIK. zag zich dus genoodzaakt, hun in het jaar<br />
1576 den vrede op eerlijke voorwaarden toe te daan,<br />
waar bij voor hunne vrije Godsdienstoefening gezorgd,<br />
de moord van Parys veroordeeld, en den<br />
Hervormden de toegang tot ambten en waardigheden<br />
, ook in de regtbanken des Rijks , opengedeld<br />
werd. Doch te zelfden tijde floten de Roomschgezin'en,<br />
op aandoken van den Paus, eene verbindtenis,<br />
aan welke de naam van de Heilige Ligua<br />
R 5 § e<br />
HEND<br />
III.<br />
-
465 K E R K E L I J K E<br />
na C. G gegeven werd, welke de handhaving van den Roofft.<br />
Jaari5i7<br />
fchen Godsdienst en de uitroeijing der Ketteren ten<br />
tot 1552,<br />
oogmerk had, doch met welke die van Guife tevens<br />
bedoelden, om, bij het uititerven van het Kofiinklijk<br />
huis van Valois, den tak der Bourbons van<br />
den troon uit te fluiten, en dien in hun eigen geflacht<br />
over te brengen. In eene Staatsvergadering<br />
te Blois werd tevens tegen de trouw der voorwaarden<br />
van den laatften vrede het befluit door den Koning<br />
genomen, dat alle burgers en onderdanen tot<br />
de eenheid van het Katholijk geloof gebragt zouden<br />
worden. Dit befluit gaf terflond aanleiding tot<br />
nieuwe onlusten in het jaar 1577, te meer , dewijl<br />
fommige Roomschgezinden, op de klagten der Hervormden,<br />
over het fchenden der verdragen, durfden<br />
beweren, dat men den Ketters geen geloof behoeve<br />
te houden. Alhoewel nu deze oorlog min voorfpoedig<br />
door de Hervormden gevoerd werd, echter werd<br />
de vrede nog in datzelfde jaar herfleld , doch op<br />
voorwaarden, die voor de Hervormden min gunftig<br />
waren.<br />
Doch dit verdrag was niet duurzamer dan een der<br />
voorgaande , alzoo het, op zoo velerhande wijzen,<br />
bij aanhoudendheid, gefchonden werd, dat de Koning<br />
van Navarre en de Prins van Condé, omtrent<br />
drie jaren daarna, weder tot de wapenen de toevlugt<br />
namen. Koning HENDRIK, vreezende voor de<br />
Duitfche hulpbenden, welke deze Vorsten ontboden<br />
hadden, en omdat de Hertog van Anjou geloofde,<br />
iroor zijne oogmerken in de Nederlanden den vrede<br />
in Frankryk noodig te hebben, waarin de Koning<br />
hem
G E S C H I E D E N I S . itf<br />
hem wilde begunftigen, deed hun den vrede aan na C. G;<br />
bieden op de voorwaarden, welke zij te voren be Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
dongen hadden, en de rust werd in datzelfde jaar<br />
1580 dadelijk weder herfteld. Doch deze rust mogt<br />
eenige jaren in fchijn duren, de gemoederen nogtans<br />
bleven, over en weder, tegen eikanderen verbitterd.<br />
Ook bleef de Ligue ftand houden, en verfterkte zich<br />
geftadig, voornamelijk, toen na den dood van den<br />
Hertog van Anjou het regt der opvolging op den<br />
troon van Frankryk overging op HENDRIK van Navarre,<br />
als den naasten Prins van den bloede, wien<br />
de Verbondenen volftrekt niet op dien troon wilden<br />
gedogen, omdat hij de Hervormde leer beleed. Hetgeen<br />
men van beide kauteu in het werk flelde, elk<br />
om zijne oogmerken te bereiken, ontftak eenen nieuwen<br />
feilen oorlog in het jaar 15Ö5. In het begin<br />
van dezen oorlog overleed de Prins van Condé aan<br />
vergift, hetwelk men hem had toegediend, nalatende<br />
een zoontje, hetwelk na 'svaders dood geboren<br />
werd, en die in vervolg van tijd tot den Roomfchen<br />
Godsdienst overgegaan is. In het jaar 1587 behaalde<br />
de Koning van Navarre eene roemruchtige<br />
overwinning op de Roomschgezinden bij Coutras.<br />
De Koning van Frankryk zelf, ten volle overtuigd,<br />
dat die van de Ligue het niet minder op hem , dan<br />
op de Hervormden, gemunt hadden, nam eindelijk<br />
een vast befluit, om dezen verderfelijken aanhang<br />
uit te roeijen. Doch hij bediende zich ten dien<br />
einde van een middel, hetwelk voor zijn oogmerk<br />
meer fchadelijk dan. voordeelig was, wanneer hij ,<br />
hij gelegenheid eener Staatsvergadering te Blois, de<br />
twee
»C. G twee voornaamfte hoofden van de Ligue, den Her<br />
Jaansi 7.<br />
tog HENDRIK van Guife, en den Kardinaal, deszelfs<br />
Broeder, in het Paleis deed vermoorden, in<br />
hetwelk hij zelf gehuisvest was. Deze moord had<br />
eenen opftand tegen den Koning van Frankryk ten<br />
gevolge, ook viel de ftad Parys hem af; zoodat hij<br />
genoodzaakt was, zijne befcherming te zoeken bij<br />
die zelfde Hervormden, tegen welke hij zich te voren<br />
zoo verbitterd gedragen had. Doch, wanneer<br />
bij, vereenigd met den Koning van Navarre , in<br />
het jaar 1589, de ftad Parys belegerd had, werd<br />
tot 1552. hiU door een Jacobyner Monnik, JAKOB CLEMENT<br />
genaamd, door die van de Ligue daartoe opgemaakt,<br />
moorddadig met een mes doorftoken.<br />
HENDRIK<br />
III wordt<br />
vermoord<br />
endoor<br />
HENDRIK<br />
IV opgevolgd.<br />
268 K E R K E L I J K E<br />
HENDRIK III was de laatfte Koning van Frankryk<br />
uit het huis van VALOIS , hetwelk 161 jaren<br />
lang den troon bekleed en 13 Koningen aan Frankryk<br />
gegeven had. HENDRIK IV. uit het huis van<br />
Bourbon, tot hier toe Koning van Navarre , was<br />
zijn opvolger. Doch de haat van die van de Ligue<br />
was zoo groot tegen hem, waar bij kwam, dat de<br />
Godsdienst, welken hij beleed, de Roomschgezinüen<br />
affchrikte, dat hij, na vier jaren, met de uiterfte<br />
kloekmoedigheid, zijne regten gehandhaafd te<br />
hebben, en geen ander middel ziende , om den<br />
troon meester te worden, en de rust in Frankryk<br />
te herftellen, eindelijk befloot, van Godsdienst te<br />
veranderen, en den Roomfchen aan te nemen, in<br />
welken hij federt altijd geleefd heeft. Niet, dat hij<br />
hier in zoo los gehandeld hebbe, als men zich dikwijls<br />
verbeeldt, en dat hij zal gezegd hebben: Parys
G E S C H I E D E N I S . 269<br />
rys is nog wel eene Misfe waard! gelijk ook BEZA ia C. CS.<br />
zelf in deze verandering flechts een' flap van nood<br />
[aan 517.<br />
tot 1552zakelijkheid<br />
erkende; evenwel was en bleef deze flap<br />
bedenkelijk. Niet alleen, dat er toch nog verfcheidene<br />
jaren verliepen, eer HENDRIK alles aan zich<br />
onderwerpen kon, maar de woede der Godsdienftige<br />
verbittering wapende reeds in het jaar 1594 eenen<br />
verraderlijken moordenaar tegen hem, die hem echter<br />
flechts eene wonde aan de lippen toebragt, bij<br />
welke gelegenheid D'AUBiGNé, een van 's Konings<br />
bijzondere gunflelingen, die zijnen Godsdienst, den<br />
Hervormden, en tevens zijnen Koning, onveranderlijk<br />
getrouw bleef, en wiens edele geest nog in zijne<br />
fchriften doordraait, zich niet kon onthouden ,<br />
tegen hem te zeggen : „ Tot hier toe heeft uwe<br />
„ Majedeit God nog flechts met den mond verloo-<br />
„ chend, daarom heeft hij u flechts aan den mond<br />
„ laten kwetfen. Doch, wanneer gij Hem in uw<br />
„ hart zult verloochend hebben , dan zal hij ook<br />
„ dit trouwelooze hart laten doorboren! " HEN<br />
DRIK gevoelde ook zelf, in het vervolg van zijn leven<br />
, knagingen van zijn geweten, over dezen dap.<br />
In eene gevaarlijke ziekte gevallen zijnde, ontbood<br />
hij D'AUBiGNé, hem onder anderen vragende, of hij<br />
door zijne verandering van Godsdienst ook zonde<br />
tegen den Heiligen Geest begaan hebbe? Deze verklaarde<br />
hem die zonde naar zijne begrippen, en liet<br />
het oordeel aan den Vorst zeiven over, waar op de<br />
Koning vurig en bij herhaling om vergeving bad.<br />
Doch tot zijne gezondheid herdeld en op nieuw<br />
door zijne wellustige neigingen bedormd zijnde ,<br />
zocht
a?ö K E R K E L I J K E<br />
«*C. c s zocht hij zijn geweten daar mede te ftillen, gelijk<br />
JaitM5iJ<br />
tot 155: • hij aan zijnen vriend verklaarde, dat hij de belangen<br />
van zijne ziel ter verantwoording toevertrouwd had<br />
aan den Stadhouder van JEZUS op aarde. AUBiGNé<br />
gaf hem te kennen, dat hij nu voor 'sKonings leven<br />
vreesde, alzoo dit gevoelen niet ver verwijderd<br />
was van eene verloochening met het hart; en D'AU-<br />
BiGKé hield zich van de zekerheid der uitkomst zoo<br />
overtuigd, dat hij, toen hem berigt werd , dat een<br />
booswicht, FRANS RAVAILLAC, den Koning in<br />
3610 doodeujt in den hals gewond en hem de ftrot<br />
afgefneden had, zeer bedaard zeide: „ Bij nader<br />
„ onderzoek zal het blijken, dat niet zijn hals, maar<br />
zijn hart doodelijk gewond is (*_)!"<br />
Edikt va» HENDRIK toonde echter, dat hij het geloof, het<br />
Nantes.<br />
welk hij, uit Staatkunde, verlaten had, in zijn hart<br />
niet haatte, door de goede dienden, welke hij den<br />
Hervormden bleef bewijzen , en oordeelende, dat<br />
zijne oude vrienden zijner altijddurende befcherming<br />
waardig waren, verleende hij hun, in het jaar 1598,<br />
het vermaarde Edikt van Nantes, bij hetwelk hunne<br />
regten, de vrijheid van hun geweten, en de oefening<br />
van hunnen Godsdienst, op de krachtigfte<br />
wijze , verzekerd werden, en daar de Vorst zelf<br />
het den titel gaf van eeuwigdurend en onherroepelijk<br />
Edikt, tegen alle fchending, voor het toekomende,<br />
beveiligd fchenen (f).<br />
ZE-<br />
(*) A. DE LA CHAPELLE Lettres d'un Theologien Re-<br />
formè ou Reponfe nu P. Sckefmacher. T. II. p. 346'-348.<br />
(f) ELIE BENOIT Hifi, de lEdit de Nantes. Helft in<br />
het
G E S C H I E D E N I S . t?i<br />
Z E V E N D E HOOFDSTUK.<br />
Gefchiedenis der Hervorming in Engeland. Schot»<br />
land en Ierland.<br />
\^ij Heken uit Frankryk over naar Engeland, ia C G.<br />
om de beginfelen, den voortgang en vestiging van<br />
[aan 517.<br />
:ot 155a.<br />
de Kerkhervorming, in dat Eiland, in hetwelk Engeland<br />
en Schotland nog twee onderfcheidene KoOvergang<br />
ningrijken uitmaakten, en het met het Rijk van En»<br />
geland vereenigde Ierland te befchouwen.<br />
De leere van WIKLEF, met welke die der Her roeftand<br />
vormers in vele Hukken overeenkwam, had reeds van Engeland<br />
federt de XlVde eeuw eene ftraal van licht ver- ten tijde<br />
fpreid, in het midden der duisternis van onkunde der Hervorming.<br />
en bijgeloof.' Na het verloop van 150 jaren was er<br />
nog eene groote menigte menfchen in Engeland,<br />
bij welken de leer en de gedachtenis van dezen<br />
grooten man hare achting niet verloren hadden. En<br />
alhoewel zij, wegens den haat en de vervolging der<br />
Geestelijkheid, geene Gemeente of Kerkelijk Genootfchap<br />
hadden kunnen tot Hand brengen, waren zij<br />
echter door het geheele Koningrijk verfpreid, en<br />
ble-<br />
het jaar 1693. in 5 Deelen in 410. In het Nederduitsch<br />
vertaald onder den titel: Hiftorie der, Gereformeerde<br />
Kerken van Frankryk, vervattende het begin en den<br />
voortgang der Reformatie, Amjlerd. II Deelen in Folio<br />
Jop.
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
27a K E R K E L I J K E '<br />
bleven die betere begrippen, welke zij eens hadden<br />
aangenomen, getrouw aankleven; de geheel bedorvene<br />
zeden der Kerkdijken en der Monniken vielen<br />
elk eenen in het oog, zoodat zij daardoor in den<br />
algemeenen haat en verachting deelden ; welke niet<br />
weinig vermeerderde, toen de Kardinaal WOLSJ,Y<br />
eene Bulle van den Paus verwierf tegen de heerfchende<br />
gebreken der Kerkdijken; de Hervorming<br />
en het opheffen van vele Kloosters, door geinelden<br />
Kardinaal, op bevel van Koning HENDRIK den<br />
VUIflen te werk gefield, bragt vele bedriegerijen en<br />
zedeloosheden der Kloosterlingen in het licht, waar<br />
door het volk tegen dezelve fterk werd ingenomen.<br />
De vrijdom der Geestelijken van de Wereldlijke<br />
Regtbanken, welke reeds onder de regering van<br />
HENDRIK VII beperkt wordende, aanleiding gegeven<br />
had tot vele onrustige bewegingen , veroorzaakte<br />
misnoegen onder velen tegen de Geestelijken, die onder<br />
dit voorwendfel vele euveldaden en onregtvaardigheden<br />
ftraffeloos pleegden. De fchriften van LU<br />
THER en ZWINGLIUS werden al fpoedig in Enge.<br />
land overgebragt, daar in het Engelsch vertaald en<br />
gretig van velen gelezen. In Londen , Oxford en<br />
Kamhridge hield men zelfs bijeenkomften , in welken<br />
LUTHER'S Boeken gelezen, en zijne gevoelens<br />
verbreid werden. De vertaling van het Nieuwe<br />
Testament, door WILLEM TYNDAL, in het Engelsch,<br />
werd van Antwerpen, waar zij gedrukt<br />
was, overgebragt, en met goedkeuring ontvangen;<br />
:n door deze en dergelijke pogingen, van verfchei-<br />
3ene waardige mannen, BILKEY, LATIMER, FRYTH<br />
aan-
G E S C H I E D E N I S . 273<br />
aangewend, werden de oogen van velen, hoe langer<br />
hoe meer, geopend (*>.<br />
Weinig hoop fcheen er zich nogtans voor te<br />
doen, dat dit werk der Hervorming in Engeland<br />
ooit tot ftand zou komen. Koning HENDRIK VIII,<br />
die federt 1508 regeerde, en niet minder zijn Staats<br />
dienaar en gunfteling, de Kardinaal WOLSEY , was<br />
zeer verkleefd aan den Roomfchen Godsdienst, ook<br />
was de Koning niet geheel onervaren in de Scholastieke<br />
Godgeleerdheid; wij hebben reeds in het voorgaan<br />
de Deel onzer Gefchiedenis (f) gezien, hoe hij zelfs<br />
de pen tegen LUTHER gevoerd, en tegen hem een<br />
Boek gefchreven heeft, over de zeven Sacramenten.<br />
De goedkeuring van het Roomfche Hof over het<br />
zelve, de vleijerij der Geestelijkheid , die den Ko<br />
ning, wegens dit Boek, eenen tweeden SALOMO<br />
noemde, en van den Paus LEO X, die hem den<br />
titel fchonk van Befchermer des Geloofs, welke titel<br />
cLEMENS VII op nieuw bevestigde , verklarende ,<br />
dat het Boek van HENDRIK door ingeving van<br />
den Heiligen Geest gefchreven , en met dat licht<br />
van wetenfchap en verftand vervuld was, dat daar<br />
uit ligtelijk bleek, dat eene beste natuur , waar zij<br />
zich wende, tot alles bekwaam zij , en een beste<br />
Wil, ook door Gods hulp en gave, in alles geluk<br />
(*) De Gefchiedenis der Hervorming van Engeland iï<br />
befchreven door den vermaarden GIL. BURNET , naderhand<br />
Bisfchop van Salisbury. Ook vergelijke men GERDES<br />
Hifi. Evang. Renov. T. IV. p. 172. fqq-,<br />
(*) Bladz. lil,<br />
HERV. II. B<br />
kig<br />
ia C. 8;<br />
faari5i7i<br />
tot 155a:
574 K E R K E L IJ K E<br />
ns C. G kig en voorfpoedig zij;" deze vleijerij verbond den<br />
Jsaris 1<br />
Koning geheel aan de belangen van den Paus en de<br />
tot 1552<br />
Kerkelijken; te meer, daar de hevigheid van LU<br />
THER, met welke hij dit Koninklijk gefchrift beantwoordde<br />
(*), den Koning ten hoogfle tegen hem<br />
verbitterde, zoodat hij niet alleen in 1523 een Afgezant<br />
zond aan de Sakfijche Vorsten, met Brieven , in welken<br />
hij nadrukkelijk over LUTHER klaagde , en hen<br />
vermaande, het kwaad in de beginfelen te keer te<br />
gaan; maar ook in zijn eigen Rijk de hevigfte vervolging<br />
aanrigtte tegen allen, die flechts eenigzins<br />
zich tot de leer van LUTHER genegen toonden. Niet<br />
te vrede, zelf tegen LUTHER gefchreven te hebben,<br />
liet de Koning ook ERASMUS aanfporen, om de pen<br />
tegen dien Hervormer op te vatten, CUTBERT TON-<br />
STAL, Bisfchop van Londen, fchreef ten dien einde<br />
eenen dringenden Brief aan ERASMUS (f), met bedreiging,<br />
dat aan denzelven het jaargeld , hetwelk<br />
hij uit Engeland genoot, zou ontnomen worden ,<br />
indien hij zich niet tegen LUTHER verzette. Daar<br />
op volgde het Boek van ERASMUS tegen LUTHER,<br />
over den vrijen wil; hetwelk ERASMUS zijns ondanks<br />
in het licht gaf, waarom hij ook aan LUDO-<br />
(*) Zoo lievig en bitter was de wijze, op welke LUniER<br />
den Koning bejegende, dat hij aan het hoofd van<br />
ien Brief aan den Koning fchreef: MARTEN LUTHER,<br />
ioor Gods genade, Euangelieprediker te Witteberg, aan<br />
IENDRIK VIII, door Gods toorn, Koning enz.<br />
(f)<br />
'/i, 77''<br />
I n t e r<br />
VI-<br />
Epistolas Erasmi Vol. I. Epist. 656. pag.
G E S C H I E D E N I S . 275<br />
Vicus VIVES fchreef: ,, Dat hij , over den vrijen ia C. G.<br />
„ wil fchrijvende, den vrijen wil verloren had; dat^ [aari5i7.<br />
ot 1553*<br />
zijn hart hem iets anders had opgegeven , dan<br />
„ zijne pen gefchreven had."<br />
Koning HENDRIK VIII had zijn' ijver voor den Zware<br />
/er vol<br />
Roomfchen Godsdienst reeds van het begin zijner<br />
ding om<br />
regering af betoond, door het vervolgen van zul- ienGod**<br />
ken, die ontdekt werden de gevoelens van WIKLEF dienst»<br />
toegedaan te zijn. In de jaren 1509, 1511 en 1512,<br />
vinden wij voorbeelden aangeteekend vmWiklefiten,<br />
die men ook LoIIards noemde, meestal welmeenende<br />
doch eenvoudige menfchen, die om hunne gevoelens<br />
levende verbrand zijn geworden. Sedert werd<br />
de vervolging met dubbelden ijver voortgezet. Wanheer<br />
men flechts het minfle woord gezegd had ,<br />
ftrijdig met de leere of inftellingen der Roomfche<br />
Kerk, werd men aanRonds in hechtenis genomen.<br />
Als men aan zijne kinderen het gebed des Heeren ,<br />
de tien Geboden en de Geloofsartikelen leerde, was<br />
zulks genoeg, om naar het fchavot gefleept te worden,<br />
gelijk dit de eenige misdaad was, om welke<br />
zes mannen en eene vrouw in het jaar 1519 te Coyentry<br />
ter dood gebragt werden (*).<br />
Uit dezen ijver en het gedrag van den Koning HENDRIK<br />
VIII ver;<br />
HENDRIK VIII omtrent LUTHER en de zaak der<br />
breekt<br />
Hervorming, kon men niets goeds voor dezelve in zijn hu<br />
Engeland verwachten, zoo lang deze Vorst leefde. welijk<br />
met KA<br />
Maar de verfchilien, in welke hij in het jaar .1527 THARINA<br />
met<br />
(*) BURNiT I Deel. I Stuk. Bladz. 70-76. CÏRDES T,<br />
IV. pag. 176.<br />
S a
na C. G<br />
Jaar 1517<br />
tot 1552.<br />
van Arragon<br />
en<br />
trouwt<br />
ANNA 30-<br />
1EIN.<br />
276 K E R K E L Ij K %<br />
met den Paus KLEMENS VII geraakte*, waren, doof<br />
het bijzonder beftuur der Goddelijke Voorzienigheid,<br />
van dat gevolg, dat hij zelf, als tegen zijn' wil,<br />
en zonder zulks te denken, de deur voor de Hervorming<br />
opende, en, in zoo verre, voor derzelver<br />
eerften grondlegger in Engeland kan gehouden worden.<br />
Hij had in het jaar 1509, nog maar 18 jaren oud<br />
zijnde, KATHARINA van Airagon, Dochter van den<br />
Koning van Spanje, FERDINAND, vrouws Zuster<br />
van FILIPS, Hertog van Burgondië, en Moeije van<br />
Keizer KAREL V, getrouwd. Zij was weduwe van<br />
HENDRIK'S Broeder, ARTHUR., Prins van Walles;<br />
dit huwelijk was meest uit Staatkundige redenen gefloten,<br />
opdat de aanzienelijke huwelijksgave dezer<br />
Prinfes van 200,000 Dukaten niet zou behoeven terug<br />
gegeven worden. Ook had men tot hetzelve<br />
de dispenfatie of het ontflag van den Paus JULIUS II<br />
verzocht en verkregen, omdat een huwelijk met des<br />
Broeders weduwe, alhoewel zij bij denzelven geene<br />
kinderen had, werd aangemerkt,""als ftrijdig zijnde<br />
met de Goddelijke Wet. Levit. XVIII. HENDRIK<br />
leefde met deze zijne eerfte huisvrouw tot het jaar<br />
1527, en gewan bij haar, behalve twee Zonen,<br />
die in hunne kindsheid ftierven, eene Dochter, MA-<br />
RIA, die naderhand Koningin van Engeland geworden<br />
is. Ondertusfchen had de Koning, gelijk hij<br />
zelf betuigde, altijd twijfelingen gevoeld, omtrent<br />
de wettigheid van dit zijn huwelijk; ervaren zijnde<br />
in de fchriften van THOMAS AQUINAS en andere<br />
Schoolgeleerden, die de Levitifche Wet aanmerkten<br />
als
GESCHIEDENIS. >> 77<br />
als van zedelijke en altijddurende verpligting, en opna C. G.<br />
merkzaam op de vertogen van fommige Bisfchop. pia«5i7V<br />
tot 155apen,<br />
die het huwelijk voor onwettig verklaard hadden,<br />
was de Koning door dit alles met gewetensbezwaren<br />
overladen, welke hem alle gemeenfchap<br />
met de Koningin deden afbreken. Ook had inderdaad<br />
reeds van het begin af WARHAM , Aartsbisfchop<br />
van Cantcrbury, zich tegen dit huwelijk verklaard,<br />
als bloedfchendig, en waaromtrent de Paus<br />
geene dispenfatie of ontflag verkenen kon, alzoo<br />
deszelfs magt zich niet over de Goddelijke wetten<br />
kon uitflrekken. Ook had hij zwarigheid gemaakt,<br />
dat een kind, uit dit huwelijk gefproten, nooit als<br />
wettige erfgenaam des Rijks zou kunnen erkend<br />
worden, hetwelk tot veel onrust en moeijeüjkhcden<br />
in der tijd aanleiding zou kunnen geven.<br />
Doch bij dit gemoedsbezwaar des Konings kwamen<br />
nu ook andere redenen. De Koningin was van<br />
een' ftuurfchen aard, niet gefchikt om des Konings<br />
genegenheid aan zich te verbinden , en HENDRIK<br />
zelf bleef in zijne liefde veranderlijk en onflandvastig,<br />
zoodat van zes vrouwen , die hij bij vervolg<br />
gehad heeft, Hechts de eerfte en de derde , met<br />
welke hij ook niet meer dan een jaar getrouwd is<br />
geweest, haren natuurlijken dood geftorven zijn, en<br />
zijne laatfte vrouw hem wer overleefde , maar ook<br />
dikwijls in levensgevaar geweest is, gedurende dien<br />
korten tijd, dat zij met hem getrouwd was. Hiel<br />
kwam bij, dat KATHARINA niet heel gezond was ,<br />
en dat de Koning op eene adelijke jonge Dochter,<br />
ANNA BOLEIN genaamd , verliefd was geworden ,<br />
§ 3 wei
BS C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
278 K E R K E L I J K E<br />
welke weigerde, den Koning anders dan in een wet<br />
tig huwelijk te wille te zijn.<br />
Eindelijk werd, op 'sKonings last, de wettigheid<br />
van dit huwelijk in overweging genomen , en het<br />
gevoelen der Bisfchoppen daaromtrent ingewonnen ,<br />
die allen, uitgezonderd JOAN FISSCHER , Bisfchop<br />
van Rochester, dit huwelijk voor ongeoorloofd en<br />
onwettig verklaarden. Dewijl de Koningin in deze<br />
uitfpraak der Bisfchoppen weigerde te berusten , én<br />
zich op de Pausfelijke Dispenfatie beriep, werd de<br />
zaak ter kennis van den Paus gebragt , die thans<br />
door de Keizerlijke troepen te Rome gevangen ge<br />
houden wordende, den Koning alles beloofde, maar<br />
zoodra hij zijnen zoen met den Keizer gemaakt had,<br />
uit vrees van denzelven op nieuw tegen zich in het<br />
harnas te jagen, en te gelijk bekommerd, dat HEN<br />
DRIK , door hem in het ongelijk gefteld wordende,<br />
zich aan zijne gehoorzaamheid zou onttrekken , de<br />
beflisfing over de wettigheid van dit huwelijk, door<br />
verfcheidene uitvlugten fleepende wist te houden.<br />
Eindelijk zond hij den Kardinaal CAMPEGGIO als<br />
zijnen Gezant naar Engeland, om met den Kardi<br />
naal WOLSEY deze zaak te onderzoeken, en in zij<br />
nen naam te beoordeelen. Na menigvuldige onder<br />
handelingen , in welke CAMPEGGIO den Koning met<br />
goede en vleüende woorden poogde in te nemen ,<br />
werd den 2i(len Junij 1529 een regtsgeding voor de<br />
Gevolmagtigden van den Paus gehouden , en beide<br />
de Koning en Koningin voor dezelve gedaagd. Doch<br />
de Koningin weigerde voor deze Regters te ver-<br />
{"chijïien, maar beriep zich op den Paus zelven.<br />
Hief
G E S C H I E D E N I S . a"9<br />
Hier op daagde de Paus den Koning en Koningin ïa C. G.<br />
te Rome voor zijnen Regterdoel, waar over de Ko Iaarl5!7.<br />
:ot 1552.<br />
ning ten hoogde misnoegd zijnde, zijn ongenoegen<br />
het eerst op zijnen Staatsdienaar den Kardinaal WOL-<br />
SEY uitftortte, die van zijn ambt als Kanfelier ontzet<br />
werd, hetwelk aan THOMAS MORUS werd opgedragen,<br />
WOLSEY werd vervolgens naar den Towr<br />
gebragt, in welke gevangenis hij kort daarna van<br />
hartzeer overleed.<br />
Terwijl de Koning zich in verlegenheid bevond ,<br />
en onzeker was, wat hij ter hand zou nemen, werd<br />
hem door THOMAS CRANMER een weg aangewezen,<br />
ter bereiking van zijn oogmerk, CRANMER was<br />
Leeraar der Godgeleerdheid op de Hoogefchool te<br />
Cambridge, en bevond zich thans te JValtham, alwaar<br />
hij in gezelfchapkwam met GARDINER en FOX,<br />
den eerden Geheimfchrijver, den laatden Aalmoezenier<br />
van den Koning. Deze vraagden hem onder<br />
anderen, wat hij van de echtfcheiding dacht , op<br />
welke de Koning aandrong ? CRANMER zeide hun ,<br />
dat het raadzaam zou zijn, het gevoelen van de<br />
vermaardde Godgeleerden en der voornaamfte Akademien<br />
van Europa in te winnen, of het huwelijk<br />
des Konings met KATHARINA van Arragon met de<br />
Goddelijke wet ftrijdig ware. Indien men dit bevond,<br />
kon de Paus, hetgeen met het Goddelijk regt<br />
dreed, niet voor wettig en geoorloofd verklaren.<br />
De Koning, wien men dit voordelde , keurde dezen<br />
raad goed; en CRANMER kreeg voor «alles in last,<br />
om fchriftelijk aan te toonen, dat des Konings huwelijk<br />
drijdig was met het Goddelijk regt , gelijk<br />
S 4 CRAN
38o K E R K E L I J K E<br />
na C. G. CRANMER deed, en dit in openbaren druk beweerd-<br />
Jaari5i7. de. Vervolgens werden de Hoogefcholen van Ox~<br />
tot 1552.<br />
ford en Cambridge geraadpleegd, welke in het eerst<br />
vrij wat zwarigheid maakten, omdat zij de gevoe<br />
lens van CRANMER omtrent den Godsdienst verdacht<br />
hielden, en niet minder voor ANNA BOELEIN , het<br />
voorwerp van 's Konings liefde, vreesden , die aan<br />
het Hof van MARGARETHA, Zuster van den Koning<br />
van Frankryk, de beginfelen der gezuiverde leere<br />
had ingezogen. Na vele bedenkingen verklaarden<br />
zij zich voor het gevoelen van CRANMER. Ook<br />
waren de gevoelens van de Hoogefcholen op het<br />
vaste land hier mede overeenkomftig, zelfs in Italië,<br />
alwaar niet alleen verfcheidene bijzondere Monniken<br />
van verfchillende Ordens, en andere Leeraars der<br />
Godgeleerdheid en van het Kerkelijk Regt, fommi-<br />
gen zelfs in gedrukte verhandelingen, maar ook de<br />
Akademien van Bologna en Padua verklaarden , dat<br />
de Levitifche wetten omtrent verbodene huwelijken,<br />
ook de Christenen verbinden moeten , en dat dus<br />
de Paus geene vrijheid tot zoodanige huwelijken ver<br />
kenen, of maken kan, dat zij niet vanregtswege nietig<br />
zouden wezen. De meeste Akademien in Frankryk<br />
volgden dit voorbeeld, zelfs de Sorbonne , die hare<br />
uitfpraak nog met eenen plegtigen eed bekrachtigde.<br />
Uit Duitschland, Spanje en de Nederlanden, waar<br />
het gezag des Keizers zoo groot was , kon men<br />
niet veel verwachten; alleen werd CRANMER naar<br />
duitschland gezonden, ora de gevoelens der Pro-<br />
teftantfche Godgeleerden in te winnen, hij handelde<br />
h^er met dezelyen, bijzonder met ANDREAS OSIAN-<br />
P.ER 1
GESCHIEDENIS. afli<br />
PER, met wien hij eene naauwe vriendfchap maak ïaC. O,<br />
te, en wiens Zuster, anderen zeggen, Nicht, hij [aansi7.<br />
:ot I55<br />
in het heimelijke trouwde (*). De gevoelens der<br />
Proteftantfche Leeraars kwamen over het algemeen daar<br />
in overeen, dat zij des Konings huwelijk onwettig<br />
keurden, en den Paus het regt ontzeiden, van ontilag<br />
te kunnen geven van eenige Goddelijke wet;<br />
met hen ftemden ook de meeste Zwitferfche Godgeleerden<br />
overeen, alleen MART. BUCERUS wilde de<br />
huwelijkswetten Levit. XVIII. voor burgerlijke wetten<br />
gehouden hebben, welke, naar de omftandigheden,<br />
voor verandering vatbaar waren. Tevens echter<br />
oordeelden de Proteftanten, dat des Konings<br />
huwelijk, al ware het ook onwettig, nogtans niel<br />
kon verbroken worden, noch het den Koning geoor<br />
loofd zijn, om, met verftooting van zijne eerftt<br />
huisvrouw, eene andere te trouwen , waarom zi<br />
ook zijn huwelijk met ANNA BOELEIN afkeurden<br />
Waarlijk, dus een blijk gevende van hunne opregt<br />
heid en waarheidsliefde, daar anders de Staatkund<br />
hun geraden zou hebben , de ontbinding van he<br />
huwelijk aan te prijzen, opdat zij de gunst van de<br />
Koning, die tegen den Paus en den Keizer beid<br />
mi.<br />
a<br />
«<br />
i<br />
t<br />
i<br />
e<br />
(*) EAFIN zegt, dat hij met dezelve reeds te vore n<br />
getrouwd was, eer hij aan Koning HENDRIK den bovei i-<br />
gemelden raad gaf. Door de wet der zes artikelen, v: n<br />
wolke wij vervolgens zullen fpreken, was hij echter n i-<br />
dcrliaud genoodzaakt, haar naar Duitschland terug te<br />
zenden,<br />
S 5
282 K E R K E L I J K E<br />
na C. G, misnoegd was, voor zich verzekeren mogten. Maar<br />
tot 1552,<br />
de opregtheid had bij hen boven Staatkundig voordeel<br />
de overhand.<br />
In het jaar 1530 werd een Parlement bijeengeroepen<br />
, hetwelk in zeven jaren niet gebeurd was, aan<br />
hetwelk de Koning de zaak van zijn huwelijk mededeelde,<br />
en deszelfs toefcemming verkreeg. In hetzelfde<br />
jaar verklaarde de Engelfcke Geestelijkheid<br />
des Konings huwelijk voor onwettig, volgens het<br />
Goddelijk Regt, hetwelk de Paus derhalve door "zijn<br />
ontflag niet had kunnen of mogen bevestigen. Eene<br />
Sijnode te Canterbury verklaarde te zelfden tijde het<br />
eerst HENDRIK voor het Opperhoofd der Engelfche<br />
Kerk, welke titel aan HENDRIK zoodanig behaagde<br />
dat hij ter gedachtenis penningen liet flaan , met<br />
Hebreeuwfche, Griekfche en Latijnfche Opfchriften,<br />
sok werd dezelve door het Parlement in het jaar<br />
1532 bevestigd, en tevens het overzenden der An.<br />
naten naar Rome verboden.<br />
Te dezen tijde overleed WARHAM, Aartsbisfchop<br />
/an Canterbury, terwijl CRANMER nog in Duitscht<br />
'and was, en deze werd door den Koning in destelfs<br />
plaats tot dit Aartsbisdom benoemt, als de<br />
i [efchiktfte man, om, in deze omftandigheden, het<br />
] 'rimaatfchap van Engeland, hetwelk met dit Aarts-<br />
1 •isdom verbonden was, te bekleeden. Hij aan<br />
1 aardde deze hooge waardigheid in het jaar 1533 »<br />
t<br />
adat hij zulks wegens vele zwarigheden , die hem<br />
c<br />
aar van affchrikten, een' geruimen tijd geweigerd<br />
l<br />
ad. Zijne benoeming werd door den Paus bevestigd,
G E S C H I E D E N I S . 283<br />
tigd, zijnde dit het laatfte voorbeeld van eene zoo ia C. G.<br />
[aari5i7.<br />
danige bevestiging, door den Paus in Engeland ge- tot 155».<br />
geven.<br />
En nu kwam de Koning tot het uiterfle. CRAN<br />
MER, als Primaat van Engeland, nam aan het hoofd<br />
eener vergadering van Bisfchoppen en Leeraren in<br />
de Godgeleerdheid en het Kerkelijk Regt kennis<br />
van deze zaak, en daagde den Koning en de<br />
Koningin, om op den sollen Mei 1533 voor deze<br />
Kerkelijke Regtbank te verfchijnen. De Koning verfcheen<br />
door eenen Ge vol magtigde, de Koningin wilde<br />
deze Regtbank niet erkennen. Na eenige zittingen<br />
werd het vonnis op den 23(ïen Mei uitgefproken,<br />
het huwelijk des Konings ontbonden, en vijf<br />
dagen daarna, op den 2Sften, het huwelijk met<br />
ANNA BOELEIN, welke de Koning reeds in het<br />
voorgaande jaar in het geheim getrouwd had , en<br />
die zich bij hem zwanger bevond, plegtig bevestigd,<br />
wordende zij door den Koning tot Koningir<br />
verklaard. Zij beviel den 7den September van EL*<br />
ZABETH, die naderhand met zoo veel luifter der<br />
troon van Engeland bekleed heeft; de jonggeborenf<br />
werd terftond als Prinfes van Walles en erfgenami<br />
des Rijks door haren Vader verklaard.<br />
Nog geftadig bleef echter HENDRIK in onderhan<br />
deling met het Rowifche Hof, maar de Paus doo r<br />
des Konings gedrag, door het verbieden der Anna<br />
ten, en ook van alle appellen of beroepingen > 0;<br />
den Stoel van Rome, welke in dit jaar 1533 insge<br />
lijks verboden waren, gebelgd, en voornamelijk vet<br />
ontwaardigd, dat CRANMER met de zijnen zich ha 1<br />
vei
n» C. G verftout, uitfpraak te doen over 's Konings huwe-<br />
Jaari5i j<br />
tot 1552<br />
• lijk, liet zich door de Kardinalen, die van Keizer<br />
KAREL afhingen, ligtelijk overhalen', om, in het<br />
begin van het jaar 1534, de zaak der echtfcheiding<br />
nog eens op «ijne wijze te beflechten door een vonnis<br />
, bij hetwelk Koning HENDRIK verklaard werd ,<br />
in den ban te zijn, indien hij KATHARINA van Arragon<br />
bleef verdooren, en weigerde, ANNA EOE-<br />
LEIN, binnen zekeren bepaalden tijd, weg te zenden.<br />
HENDRIK<br />
VIII.<br />
breekt<br />
alle gemeen<br />
= '4 K E R K E L I J K E<br />
Dit onverwacht en onftaatkundig vonnis van den<br />
Paus had ten gevolge , dat HENDRIK terdond alle<br />
onderhandelingen en gemeenfchap met den Room<br />
fchen Stoel geheel verbrak , en zich van dien tijd<br />
fchap mei<br />
den Paus als hoofd van de Engelfche Kerk gedroeg. Deze<br />
af. gebeurtenis was zeker gewigtig voor de zaak der<br />
Hervorming in Engeland, daar de magt en het gezag<br />
van den Paus thans geheel vernietigd werden ,<br />
volgens Akte van het Parlement in het jaar 1534 ,<br />
waarbij het Rijk vrij verklaard werd van allen invloed,<br />
werking en gevolgen der Paufelijke magt;<br />
wordende de Koning verklaard als Opperhoofd en<br />
de twee hoogde Aartsbisfchoppen van Canterbury<br />
en lork voor de twee hoogde beduurders der Kerk<br />
onder den Koning; verders werd daarbij bepaald,<br />
den waren Godsdienst te behouden, die begrepen is<br />
in de Geloofsartikelen en aangenomen door de Katholijke<br />
Kerk,volgens den regel der Heilige Schrift;<br />
het huwelijk van den Koning met KATHARINA werd<br />
voor nietig, en dat met ANNA voor wettig verklaard,<br />
en een eed daar toe vastgedeld en van allen<br />
afgevorderd. Ook werd de wet over het draffen<br />
der
GESCHIEDENIS. 285<br />
der Ketteren verzacht, niemand zou zonder wettige ia C. G.<br />
befchuldiging veroordeeld, of zonder het gezag des [aari5'7-<br />
:ot 1552-<br />
Konings geftraft worden, welke ftraf echter volgens<br />
de begrippen van dien tijd nog de doodftraf bleef;<br />
eindelijk werden er 3a Gelastigden aangefteld, om<br />
de Kerkelijke Canons of Regelen te onderzoeken ,<br />
doch intusfchen zouden de ouden ftandhouden, voor<br />
zoo verre zij niet ftrijdig waren met de regten van<br />
den Koning en het Rijk, hetwelk aan des Konings<br />
oordeel werd overgelaten. Doch dit onderzoek bleef<br />
uitgefleld, omdat fommigen meenden, dat het meer<br />
voegde voor het Koninklijk gezag, indien er geene<br />
Canons of Regelen werden vastgefteld , aan welke<br />
de Koning zelf onderworpen zou wezen. Voorts<br />
werd de zaak der Hervorming begunftigd, door de<br />
nieuwe Koningin, die SHAXTON en LATIMER tol<br />
hare Aalmoezeniers aanftelde, en vervolgens tot Bisfchoppen<br />
van Salisbury en Worchester deed verkiezen;<br />
maar voornamelijk werd de Hervorming bevorderd<br />
door CRANMER en CROMWEL , doch van welker<br />
de eerfte beweerde, dat het geheele beftuur van Kerkelijke<br />
zaken aan den Koning behoorde.<br />
Maar daartegen bleef HENDRIK der leere van dj<br />
Roomfche Kerk fleeds toegedaan, ook toonde hij.<br />
in het vervolg, dat hij den titel van Opperhoofc<br />
der Kerk in denzelfden zin wilde verftaan hebben,<br />
als de Paus dien gevoerd had, zoodat hij zich ovei<br />
zaken, die het Geloof en het Kerkbeftuur betroffen,<br />
een volftrekt gezag aanmatigde en over de gemoederen<br />
wilde heerfchen. Deze zonderlinge denkwijzf<br />
-van dezen Vorst was oorzaak, dat onder zijne re<br />
ge
236 K E R K E L I J K E<br />
fia C. G gering, de aanhangers der Roomfche Kerk en der-<br />
Jasrisi;<br />
• zei ver tegenfirevers, fomtijds, te zelfder tijd en<br />
tot 1552<br />
plaats, met dezelfde ftrengheid behandeld, tot gelijke<br />
RralTe verwezen, en aan denzelfden paal verbrand<br />
werden.<br />
Bijzon Doch laat ons, na dit verhaal omtrent de gevolderhedengen<br />
van den twist over des Konings huwelijk, den<br />
van de<br />
eerfte draad der Gefchiedenis van de Hervorming van En»<br />
Hervor geland weder opvatten. Wij hebben hier voor (*)<br />
mers van<br />
Engeland<br />
gewaagd van de eerfte pogingen, om dezelve in dit<br />
JOAN Rijk in te voeren, en toen de namen genoemd van<br />
FftïTH,<br />
JOAN FRYTH en WILLEM TYNDAL , welke laatfte<br />
meermalen de Apostel van Engeland genoemd is<br />
geworden. Wij vinden van deze voorname voorftanders<br />
der Hervorming eenige bijzonderheden op»<br />
geteekend, welke ook hier verdienen gelezen te<br />
worden*<br />
JOAN FRYTH muntte uit in godsvrucht en eene<br />
Uitgebreide geleerdheid; hij had zijne opvoeding ontvangen<br />
te Oxford, alwaar hij in kennis geraakte met<br />
WILLIAM TYNDAL , en de gunst genoot van den<br />
Kardinaal WOLSEY, maar als deze beide jongelingen<br />
gevoelens begonnen te ontdekken , welke van de<br />
leere der Roomfche Kerk afweken, bijzonder omtrent<br />
de ligchamelijke tegenwoordigheid van CHRIS<br />
TUS in het Avondmaal, werden zij van Ketterij befchuldigd,<br />
en in eenen onderaardfchen Kerker opgefloten,<br />
uit welke zij echter ontkwamen, wanneer<br />
FRYTH zijn vaderland ontweek, en zich vier jaren<br />
\ in<br />
(*) Bladz, 272.
G E S C H I E D E N I S . D8 7<br />
in Duitschland onthield, van waar hij in zijn vana<br />
C. G,<br />
derland wedergekeerd, zijne meening over het Sacra<br />
Jaari5ï7.<br />
tot 155e.<br />
ment des ligchaams en hloeds van CHRISTUS in<br />
eene Verhandeling in het licht gaf; hij werd daarop<br />
andermaal gevangen, terwijl THOMAS MORUS , die<br />
den Kardinaal WOLSEY als Kanfelier van Engeland<br />
was opgevolgd, zijne Verhandeling fchriftelijk poogde<br />
le wederleggen, met groote welfprekendheid en geleerdheid,<br />
gelijk MORUS inderdaad door geleerdheid<br />
beroemd was. FRYTH beantwoordde echter dit gefchrift<br />
, fchoon hij in de gevangenis van alle Boeken<br />
ontbloot, en met ketenen zoodanig bezwaard was,<br />
dat hij ter naauwer nood zitten kon , zoo eenvoudig<br />
overtuigend, dat elk moest oordeelen, dat MO<br />
RUS zich een fchrander verdediger eener kwade<br />
zaak, maar FRYTH zich een' eenvoudigen voorftander<br />
der waarheid betoond had. FRYTH heeft ook<br />
het een en ander over het Vagevuur gefchreven te<br />
gen JOAN FISSCHER , Bisfchop van Rochester,<br />
THOMAS MORUS en RASTAL , deszelfs Schoonzoon.<br />
Zijne fchriften zijn in het jaar 1573 bij eikanderen<br />
uitgegeven. Na eenigen tijd gevangen gezeten de<br />
hebben, werd FRYTH in het jaar 1533 als een Ketter<br />
veroordeeld , aan de Wereldlijke Overheid<br />
overgegeven, en vervolgens te Londen levende verbrand.<br />
WILLIAM TYNDAL, de vriend van FRYTH, met WILLIAM<br />
TYNDAL.<br />
denzelven te Oxford zijne Letteroefeningen volbragt<br />
hebbende, is bekend door zijne Overzetting des Bijbels,<br />
gelijk wij reeds gezien hebben, welke, niettegenftaande<br />
de verenigde pogingen der Roomfche<br />
Gess
sSS K E R K E L I J K E<br />
ma C. G Geestelijken, die dezelve verboden te lezen oF te<br />
Jaari5i7 hebben, en ze ten vure veroordeelden, waar zij ze<br />
tot 1552<br />
bekomen konden, allerwege in Engeland met drift<br />
ontvangen en gelezen werd. Hij fchreef bovendien<br />
nog verfcheidene andere werken, onder anderen een<br />
over de gehoorzaamheid van een Christen, waarin<br />
hij de geheele zedeleer en de pligten van eenen<br />
Christen ontvouwde, en door hetwelk men zegt,<br />
dat ANNA BOELEiN, eer zij met den Koning getrouwd<br />
was, overreed werd, om de Hervorming te<br />
omhelzen, en dezelve haar leven lang getrouw te<br />
blijven, TYNDAL, die zich in Glocestersfhire ophield<br />
met het onderwijs van adelijke jonge lieden ,<br />
was fpoedig, door de vervolgingen der Roomfche<br />
Geestelijken, genoodzaakt, eene wijkplaats te zoeken.<br />
Hij begaf zich naar Londen, maar ook daar geene veiligheid<br />
vindende, naar Duitschland, van waar hij in<br />
Brahand kwam, om van naderbij zijne Geloofsgenooten<br />
in zijn vaderland zijne dienften te kunnen bewijzen. Doch<br />
eindelijk werd hij, door de listen der Engelfche Bisfchoppen,<br />
te Antwerpen gevangen genomen, en na<br />
t-^njaar in de gevangenis gezeten te hebben, in 1536<br />
te Vilvoorden in Brahand verbrand. Op den brandftapel<br />
hoorde men hem nog bidden: Heere, open de<br />
•cogen des Konings van Engeland!<br />
THOMAS<br />
J61LNLÏ".<br />
Een foortgelijk lot trof ook eenen derden Hervormer<br />
van Engeland, THOMAS BILNEY, een' man van<br />
beproefde deugd en godsvrucht. Door vrees had<br />
hij in het jaar 1528 onder de vervolging van den<br />
Kardinaal WOLSEY zijne gevoelens afgezworen ,<br />
over welke zwakheid hij naderhand door fchaamte<br />
en
G E S C H I E D E N I S . a8?<br />
en berouw gedrukt zijnde, zoo veel te ijveriger de nn C. 6.<br />
Jaar 1517.<br />
Euangelieleer aan anderen aanprees en leeraarde, tot<br />
tot 155a»<br />
dat hij niet lang daar na in het jaar 1531 andermaal<br />
gevangen zijnde, ter dood veroordeeld is geworden.<br />
Men verhaalt van hem, dat hij des nachts voor de<br />
uitvoering van zijn vonnis, den vinger in de vlam<br />
der kaarsfe gedoken hebbe , om te beproeven , of<br />
hij de hitte des vuurs zou kunnen doorftaan. Als<br />
hij nu op het eerfte gevoel der vlam den vinger ,<br />
door eene natuurlijke beweging, terugtrok , hebbe<br />
hij zich zeiven beftrarfende gezegd: ,, Wat, kunt<br />
gij het branden van één lid niet verdragen, hoe zult<br />
gij dan morgen het verbranden van het geheele ligchaam<br />
verdragen kunnen?" Den volgenden dag<br />
onderging hij den dood met de grootfte ftandvastigheid<br />
(*).<br />
Behalve dezen werden in de vervolging vele anderf<br />
ter dood gebragt, ja, als ware men niet te vrede mei<br />
tegen de levenden zijnen ijver uit te laten, zelfs de over<br />
ledenen werden nog na hunnen dood als Ketters ge<br />
ftraft. Dus verklaarde WILLIAM WARHAM, Aartsbisfchoj<br />
van Canterbury, zekeren WILLIAM THRACE, fchild<br />
knaap, na deszelfs dood voor een'Ketter, omdathi i<br />
zijn' uiterften wil niet aangevangen had, met het ge<br />
wo<br />
(*) GERDES /. c. T. IV. p. 154. bij wien men ook in<br />
de Bijlage XXV. p. 129. volg. eenen Brief lezen kan,<br />
èoor dezen belijder uit zijne eerfte gevangenis gefchreven<br />
aan CUTBERT TONSTALL, Bisfchop van Londen, eenen<br />
hevigen vervolger der Hervormden.<br />
HERV. II. T
«90 K E R K E L IJ K E<br />
na C. G. wone formulier: ik beyele mijne ziel aan God, aan<br />
Jaarisir. de Heilige Maagd, en aan alle Heiligen in het<br />
tot 1552<br />
Paradijs, maar. daar tegen betuigd had : „ Dat<br />
hij zijne ziel aan niemand overgaf dan aan God,<br />
„ door den Middelaar JEZUS CHRISTUS , op wien<br />
„ alleen hij al zijn vertrouwen fteldès" Ook gaf de<br />
Bisfchop last, om deszelfs lijk op te graven, hetwelk<br />
PARKER , Ofliciaal van Wigorn, ten uitvoer<br />
bragt niet alleen , maar ook het lijk op het vuur<br />
wierp. Welke onmerifchelijkheid nogtans aan den<br />
Koning zoo mishaagde , dat hij PARKER deed afzetten<br />
en in eene boete van honderd Dukaten verwees.<br />
Deze vervolgingen werden meest onderfteund en<br />
aangevuurd door den Hertog van Nortfolk, Oom<br />
der Koningin ANNA, maar tevens haren grooten<br />
vijand, door GARDINER, Bisfchop van Winton. die<br />
op CRANMER afgunftig was, en LONGLAND, Bisfchop<br />
van Lincoln, die den Koning genadig tegen<br />
de Hervorming ophitften, waar toe ook de Kanfelier<br />
THOMAS MORUS medewerkte.<br />
Dcch daar tegen vonden de Hervormden grooten<br />
Meun bij de Koningin ANNA BOLEIN , die hunne<br />
Leeraars genoegzaam openlijk in hare befcherming<br />
nam; wordende zij daar in wakker bijgeftaan door<br />
THOMAS CRANMER, thans, gelijk wij gezien hebben<br />
, Aartsbisfchop van Canterbury , die des Konings<br />
gunst bezat, en op den duur wist te behouden<br />
, en door THOMAS CROMWEL , die, van eene<br />
geringe geboorte, tot de hoogfte waardigheden bevorderd<br />
was; terwijl MORUS, zoodra het huwelijk<br />
met
G E S C H I E D E N I S . opt<br />
met ANNA voltrokken was, zijnen post als Kanfelier na C. G.<br />
nederleide.<br />
Jaar 15.7.<br />
tot 1552.<br />
Deze THOMAS MORUS , een zeer geleerd man,<br />
algemeen bekend door zijne Utopia en andere ge Dood van<br />
j. FISleerde<br />
fchriften , werd vervolgens in bet jaar<br />
SCHER en<br />
1535 door den Koning ter dood veroordeeld en THOMAS<br />
onthoofd , te gelijk met JOAN FISSCHER , Bis MORUS.<br />
fchop van Rochester , een' tachtigjarigen grijsaard,<br />
beide groote voorflanders van den Roomfchen<br />
Godsdienst, omdat zij den Koning als hoofd der<br />
Engelfche Kerk weigerden te erkennen, en niet nalieten<br />
de zaak van 'sKonings Gemalin KATHARINA<br />
te verdedigen. Zij ondergingen beiden hunne doodftraf<br />
tot fchande van den Koning en het Rijk met<br />
eenen onbezweken moed en betooning van Godsvrucht.<br />
De Paus had FISSCKER, terwijl hij in den<br />
Kerker zat, tot Kardinaal benoemd, maar het purper<br />
baatte hem niet, veeleer deed het des Konings<br />
gramfchap nog meer omfteken. MORUS had, niet<br />
lang geleden, nog het Vagevuur in gefchrift verdedigd.<br />
Te weten, daar was een Werkje in het licht<br />
•gekomen, gefchreven'van SIMON FISH DE GRAYESN<br />
ÏNN , onder den titel: Smeekbede der armen. In<br />
hetzelve klagen de armen, dat zij tot het uiterfle<br />
gebragt waren, dewijl de Monniken zich de aalmoezen<br />
toeeigenden, welke voor hun beflemd waren ,<br />
en wel fterke gezonde Monniken, maar ledigloopers<br />
en luije buiken, onder den aangenomen' naam van<br />
Bedelmonniken, van welke gelijk er vijf Ordens wartn,<br />
zoo kou, indien aan elke Orde 'swekelijks<br />
door elk huisgezin flechts eene kleine aalmoes gege-<br />
T a ven
na C. G<br />
Jan f1517<br />
tot .552<br />
29a K E R K E L I J K E<br />
ven werd, de fora genoegzaam zijn, om alle armer*<br />
te onderhouden, die nu Hagen moesten, dat zij van<br />
alle levensonderhoud beroofd waren. Zij betoogen<br />
met verfcheidene bewijsredenen, dat deze Ordens<br />
fchadelijk waren voor den Staat, die dus van Burgers<br />
werd ontbloot; ook befchuldigen zij den Paus<br />
van wreedheid en gierigheid, omdat hij niet allen<br />
en een' iegelijk uit het Vagevuur verloste, hetwelk<br />
immers in zijne magt ftond, daar nu alleen de Rijken<br />
voor hun geld uit deze gevangenis verlost werden.<br />
Dit gefchrift werd gretig gelezen, ook van<br />
den Koning, die het van de Koningin ontvangen<br />
had, en den Schrijver onder zijne befcherming nam<br />
tegen alle vervolging. Dit ftukje werd door THO<br />
MAS MORUS opzetteiijk wederlegd , in een werkje,<br />
waar aan hij den titel gaf: Smeekfchrift der zielen<br />
in het Vagevuur. In hetzelve beklagen zich deze<br />
zielen over hare ellende , en verheffen de groote<br />
winst, welke zij betuigen te hebben van de Misfen<br />
der Broederen, voor hare verlosfing gevierd; en<br />
fmeeken dus hare nabeftaanden en vrienden , om<br />
toch deze Broederen te helpen, die haar deze weldaad<br />
bewijzen. In dit werkje verzekerde MORUS<br />
ftout weg, dat deze leer van het Vagevuur reeds<br />
federt vele eeuwen de leer der Kerk geweest was ,<br />
en poogde dezelve met plaatfen uit de Heil. Schrift<br />
en fchijnbewijzen te betoogen. Doch zijn werk<br />
werd beantwoord door FRYTH , van wien wij boven<br />
gefproken hebben, die ook om deze reden zijn leven<br />
, gelijk wij gezien hebben, door het vuur heeft<br />
moeten verliezen.<br />
Da
G E S C H I E D E N I S .<br />
De Roomschgezinden waren niet alleen in de weer ia C. G.<br />
T»m het waggelend gebouw van hun aanzien in En a?ri5i7.<br />
ot 1552.<br />
geland té fchragen, door gefchriften en geweld,<br />
maar ook namen te dezen tijde eenige Monniken Bedriegerijen<br />
van •<br />
hunne toevlugt tot bedrog, waar toe zij zich van<br />
ELIZAzekere<br />
ELIZABETH BARTON bedienden, in de Ge BETH<br />
SARTON.<br />
fchiedenis bekend onder den naam van de Maagd<br />
van Kent, welke aan hysterieke toevallen onderhevig<br />
zijnde, door hen overgehaald werd, om dezelve<br />
voor hemelfche verrukkingen uit te geven. Het bedrog<br />
won van tijd tot tijd veld ; men vertoonde<br />
eenen Brief, dieri zij van MARIA MAGDALKNA uit den<br />
hemel ontvangen zou hebben; zij fcheen zelfs wonderbare<br />
genezingen te werken, zij ondernam het voorzeggen<br />
van toekomftige gebeurtenisfen; eindelijk was<br />
zij Hout genoeg, des Konings echtfcheiding openlijk<br />
te beftraffen, en te verhalen, dat God haar op hare<br />
gebeden geopenbaard had, indien de Koning hier bij<br />
volhardde, en eene andere trouwde, dat hij niet alleen<br />
binnen ééne maand van de Koninklijke waardigheid<br />
beroofd worden, maar ook een' fchandeüjken<br />
dood fterven zou. Velen begonnen haar gelooi<br />
te geven, en onder dezen zelfs de Bisfchop FIS-<br />
SCHER , wien dit ook bij zijn vonnis als eene mis<br />
daad te last werd gelegd. De Koning , die dez(<br />
zaak in het eerst veracht had, nam cr thans kenni;<br />
van, en de nieuwe Profetes werd in de gevangeni:<br />
geworpen, te gelijk met hare medehelpers ; zij be<br />
kenden in de gevangenis het gepleegd bedrog ei l<br />
werden des wegens den 2often April 1534 ter doot 1<br />
T 3 ge
naC. G. gebragt (*). Deze gebeurtenis bragt niet weinig<br />
Jaari5i7. toe, om HENDRIK VIII meer en meer tegen den<br />
tot 1552.<br />
Paus en de Monniken te verbitteren, en hunnen invloed<br />
geheel te vernietigen.<br />
Onder»<br />
hande'ingen<br />
vr.n<br />
HWvDiUIC<br />
VIII met<br />
deProteltaiitfclie<br />
Vorstenin<br />
Duitschlauj.<br />
294 K E R K E L IJ KE<br />
Als te dezen tijde Paus PAULUS III, de opvolger<br />
van KLEMENS VII, den ban tegen HENDRIK openlijk<br />
had afgekondigd, oordeelde de Koning het noodig,<br />
zich nader te verbinden met de Proteftantfche<br />
Vorsten van Duitschland. Te dien einde werd door<br />
hem in het jaar 1534 EDUARD FOX, Bisfchop van<br />
Hereforth , naar Duitschland gezonden , om met<br />
den Keurvorst van Sakfen en den Landgraaf van<br />
Hesfen in onderhandeling te treden, bijzonder over<br />
de middelen, om eene vrije en regtinatige algemeene<br />
Kerkvergadering te verkrijgen. De Vorsten beantwoordden<br />
dit voorllel beleefdelijk, maar wachtten<br />
zich tevens voorzigtig, om HENDRIK veel te vertrouwen<br />
, daar zij duidelijk befpeurden, dat het hem<br />
meest te doen was, om van hen de erkentenis der<br />
wettigheid zijner echtfeheiding en van zijn tweede<br />
huwelijk te verkrijgen. In hetzelfde jaar vaardigde<br />
hij ook ROBERT BARNS (f) , een' beroemd Godge-<br />
(*) Deze gebeurtenis is daarom te merkwaardiger,<br />
om.lat fommigen in vervolg van tijd deze BARTON en<br />
hare medepligtigen onder de Martelaren voor het Katho-<br />
lijk geloof hebben durven plaatfen. GERDES /. c. p. 24%<br />
(+) Deze was, om zijnen ijver voor de waarheid, io<br />
het jaar 1525 in de gevangenis geworpen, maar daar uit<br />
na drie jaren ontvlugt naar Duitschland, van w?ar hij<br />
naar
G E S C H I E D E N I S . 295<br />
geleerde, af, om met de Godgeleerden van Witte» ia C. G.<br />
berg te fpreken, en FILIPS MELANCHTHON naar<br />
faari5i7.<br />
ot 1552.<br />
Engeland te noodigen. Deze beroemde man had<br />
zich 'sKonings gunst verworven, door aan denzel-<br />
ven zijne verklaring over den Brief van PAULUS aan<br />
de Romeinen toe te zenden, verzeld met eenen Brief<br />
aan den Koning, geteekend in de maand Augustus.<br />
De Koning beantwoordde denzelven met eenen gun-<br />
ftigen Brief van 1 October 1535. MELANCHTHON<br />
was in het eerst niet ongenegen, om deze uitnoodiging<br />
op te volgen, maar de Keurvorst van Sakfen<br />
maakte zwarigheden, en nu kwamen er uit Enge»<br />
land in het jaar 1536 zoodanige berigten over, welke<br />
deze reis naar Engeland ter zijde deden Hellen (*).<br />
naar Engeland was wedergekeerd. Hij heeft verfchei<br />
dene werken gefchreven in het Latijn en andere in het<br />
Engelsen. In het jaar 1540 den 3oiten Julij moest hij<br />
op den brandftapel zijne belijdenis met den dood verze<br />
gelen, GERDES /. c. p. 249, 250.<br />
(*) MELANCHTHON had in dat jaar 1536 nog de nieu.<br />
we uitgave van zijne Loca Euangelica aan den Koning<br />
opgedragen, maar fchreef eerlang onder den opdragt met<br />
zijne eigene hand deze regelen:<br />
Dum laudandus erat, regern laudaviraus Anglum,<br />
Hei mihi, quara varium est Regibiis ingenium.<br />
In het voorbijgaan: CALVIN had ook met HENDRIK VII!<br />
niet veel op, gelijk blijkt uit deze zijne aanteekenins<br />
op Amos VII. 13. Opp. Tom. V. fol. 223. „ Qui initic<br />
„ tantopere extulerunt Henricum, Regern Angliae, cent<br />
De<br />
T 4 „fue
29-5 K E R K E L I J K E<br />
na C. G De haat, dien HENDRIK tegen de Monniken had<br />
Jaarisi? • opgevat, om derzelver woelingen tegen zijne huwetot<br />
1552<br />
' lijksfcheiding en tegen zijn gezag, als Opperhoofd<br />
Klooster s der Kerk, deed hem in het jaar 1536 befluiten ,<br />
in Enge<br />
_ om naar den toeftand der Kloosters onderzoek te<br />
land afge<br />
fcbaft. laten doen. Bij dit onderzoek ftond men menigmaal<br />
verbaasd, over hetgeen men in vele Kloosters ontdekte,<br />
van de lage kunftenarijen en onbefchaamde<br />
middelen, van welke de Monniken zich bediend<br />
hadden, om de bijgeloovige menigte te bedriegen,<br />
doch nog meer, wegens de fchrikkelijke voorbeelden,<br />
van allerhande fnoodheden en gruwelen, welke<br />
in dezelve gepleegd waren. Sommige Kloosterlingen<br />
of door fchaamte of door vrees, of door uitzigt op<br />
het herkrijgen van hunne vrijheid, ftonden nu vrijwillig<br />
hunne Kloosters en Bezittingen aan den Koning<br />
af; van de overigen werden door eene Parlementsakte<br />
van het jaar 1536 meer dan 370 Abdijen<br />
vernietigd, en drie jaren daarna werden zij allen afgefchaft<br />
en derzelver goederen aan den Koning gefchonken.<br />
Doch deze fchatten werden door HEN<br />
DRIK en zijne gunflelingen, meestal in korten tijd,<br />
met de uiterfte verkwisting , fchandelijk verfpild.<br />
Deze affchaffing der Kloosters baarde echter groot<br />
misnoegen, niet alleen bij de Monniken, van welke<br />
velen daar door tot de uiterfte armoede gebragt werden,<br />
„ ftierunt inconliderati hommes: dederunt illi fuminam<br />
s, rerum omnium potestaten:, & hoe me temper graviter<br />
vulneravit. Erant enim blasphemi, quum voenrent<br />
ipfum fummum paput Ecclefiae fub Christo,"
G E S C H I E D E N I S . 297<br />
den, maar ook bij vele Edelen, die hunne familien 1<br />
gewoon waren in (land te houden, door fommigen<br />
van hunne kinderen tot het Kloosterleven te beftemmen,<br />
en bij arme lieden, die van de aalmoezen<br />
leefden, welke zij van Kloosters genoten; zelfs ontftonden<br />
er, vooral in Lincolmhire en Torkshire ,<br />
oproeren*, die niet dan met geweld beteugeld konden<br />
worden.<br />
De zaak der Hervorming fcheen nu op eenen goeden<br />
voet'vaEngeland te ftaan, te meer, daar in eene<br />
vergadering te Londen werd voorgefteld, eene vertaling<br />
van den Bijbel in het Engelsch te doen vervaardigen<br />
, en het lezen van den Bijbel aan allen vrij<br />
te laten; hier van werd nog in het jaar 1536 eene<br />
Akte van het Parlement opgefteld, en door den Koning<br />
bevel tot het vervaardigen van zoodanige vertaling<br />
des Bijbels in de moedertaal gegeven, fchoon<br />
er nog eenige jaren verliepen, eer dezelve voltooid<br />
werd.<br />
In het begin van dit jaar overleed des Konings<br />
verftotene Gemalin KATHARINA van Arragon , in<br />
het softe jaar van haren ouderdom , hebbende zij<br />
kort voor haren dood, in eenen Brief aan den Koning,<br />
hare en zijne Dochter MARIA allerernftigst aan<br />
hem aanbevolen. Haar dood werd door de Koningin<br />
ANNA met zigtbare blijken van vreugde verftaan ,<br />
terwijl zij weinig dacht aan de treurige omwenteling<br />
van haar lot, die zoo kort aanfïaande was. Zij<br />
was in dezelfde maand Januarij bevallen van een<br />
Zoon, maar die dood ter wereld kwam. Sommigen<br />
Bieenen, dat de hoop des Konings op eenen man-<br />
T $ ne-<br />
ia C. G.<br />
[aan 517.<br />
at 1552*<br />
De Kolingin<br />
MNNA<br />
BOELEIN<br />
onthoofd
298 K E R K E L I J K E<br />
na C. G , nelijken erfgenaam, dus te loor gefield, het eerst<br />
Jaari5i7<br />
• zijne liefde jegens ANNA hebbe doen verflaauwen ;<br />
tot 1552<br />
hier kwam bij , dat hij thans reeds genegenheid<br />
koesterde voor JOANNA SEYMOUR, van uitmuntende<br />
fchoonheid, en wier karakter het midden hield tusfehen<br />
de iluurfche deftigheid van KATHARINA en<br />
den vrolijken en luchthartigen imborst van ANNA.<br />
De hoofden der Roomfche partij, bijzonder de Hertog<br />
van Nortfolk, STEVEN GARDINER en anderen,<br />
HENDRIK'S gunst jegens ANNA ziende waggelen ,<br />
befloten haar te doen vallen; met dit oogmerk begon<br />
men des Konings hart met vermoedens te vervullen<br />
, welke weldra een' grond van befchuldiging<br />
uitmaakten, dat de Koningin, die onlangs eene miskraam<br />
had gehad , zich fchuldig had gemaakt aan<br />
overfpel, ja zelfs aan bloedfchande met haren Broeder.<br />
Op deze befchuldigingen , welke echter nooit<br />
bewezen zijn geworden, terwijl de Koningin tot in<br />
hare laatfle oogenblikken hare onfchuld beweerde ,<br />
liet HENDRIK zijne Gemalin in den Towr gevangen<br />
zetten, en ter dood verwijzen, en vervolgens onthoofden.<br />
Den dag na haren dood trouwde hij<br />
JOANNA SEYMOUR, en in het eerstvolgende Parlement<br />
werd ELIZABETH , zijne Dochter bij ANNA ,<br />
van alle regt en uitzigt op de opvolging, even<br />
als MARIA , zijne Dochter bij KATHARINA , uitgefloten,<br />
ANNA onderging den dood op eene waardige<br />
wijze, hebbende nog voor dat zij ter flraffe<br />
uitgevoerd werd , eenen Brief aan den Koning<br />
gefchreven , waar in zij hem de liefde tot •<br />
eene andere voorwerpt , en hare onfchuld betuigt<br />
;
G E S C H I E D E N I S . 259<br />
tuigt; (*) ook zegt men, dat zij den Koning hebbe 1 ia C. G.<br />
:oari5i7.<br />
ot 1552»<br />
bedankt, dat hij haar uit een' geringen Haat tot ;<br />
Koningin verheven hebbende, nu nog tot eene Martelaresfe<br />
voor den hemel maakte. Het is opmerkelijk,<br />
dat haar broeders vrouw, de eenige, die haar<br />
van bloedfchande met haren man befchuldigde, eene<br />
vrouw van zeer Hecht karakter, naderhand om misdaden<br />
, welke zij te gelijk met 's Konings vijfde huisvrouw<br />
KATHARINA HOWARTH bedreven had , dezelfde<br />
doodflraf regtvaardig heeft moeten ondergaan.<br />
De dood van Koningin ANNA deed den moed der<br />
Roomschgezinden rijzen. De Paus beproefde , of<br />
bet mogelijk ware, den Koning weder met den<br />
Roomfchen Stoel te verzoenen; het Lagerhuis in<br />
het Parlement zond aan het Hoogerhuis in de maand<br />
Junij 67 artikelen tegen de Ketters , zoo oude als<br />
nieuwe; doch gelukkig voor de zaak der Hervorming<br />
bleven CRANMER en CROMWEL des Konings<br />
gunst behouden, en de laatfte deed zelfs het voordel:<br />
Dat de Koning wilde, dat de plegtigheden en<br />
ceremoniën in den Godsdienst zouden verbeterd<br />
worden naar den Regel der Heilige Schriften , en<br />
dat niets zou aangenomen of toegelaten worden ,<br />
dan hetgeen uit de Heilige Schrift zou kunnen bewezen<br />
worden. Hevig werd over dit voorftel voor<br />
en tegen getwist, het befluit was, dat zekere artikelen<br />
werden opgefteld en door 's Konings gezag<br />
vervolgens aangenomen, welke, even als het Interim<br />
(*) Men kan dezen Brief lezen bij GERDES Bijlag.<br />
XXXII. op het IV Deel, Bladz. 161-167.<br />
Vnstftelling<br />
van<br />
eenige<br />
Geloofsartikelen.
3:0 K E R K E L I J K E<br />
ca C. G. rim in Duitschland, zekeren middelweg hielden ,<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
zoodat bij voorbeeld in dezelve aan de ééne zijde<br />
de Oorbiecht en de Transfubftantiatie, de Beeldendienst<br />
en de aanroeping der Heiligen behouden werden;<br />
maar aan de andere zijde de H. Schrift tot den<br />
grondflag des Geloofs gefield werd, met verwerping<br />
der Overleveringen en Pausfelijke Decreten. Ook<br />
werd de Beeldendienst en de aanroeping der Heiligen<br />
vrij naauw bepaald, en flechts twee Sacramenten<br />
vastgefteld, en het Vagevuur in twijfel getrokken.<br />
Omtrent dezen tijd fchreef REGINALD POLE, een<br />
man uit Koninklijk bloed, zijn Boek over de eenheid<br />
der Kerk, tegen de Opperhoofdigheid des Konings,<br />
in hetwelk hij allerhevigst tegen denzelven uitvoer,<br />
fchrijvende, dat de Koning dus dadelijk het hoofd<br />
was geworden van de vergadering der boosdoenders,<br />
en van de gemeente des Satans ; hij verweet hem<br />
onmenfchelijke wreedheid tegen de Roomschgezinden,<br />
vergeleek hem met den Koning NEBUKADNE-<br />
ZAR, en de Koningin ANNA BOELEIN met JEZA-<br />
BEL; en fchilderde HENDRIK af als wreeder dan<br />
NERO en DOMITIAAN. Men meent, dat hij dus<br />
hevig fchreef, ten einde zelf zich te zuiveren van<br />
vermoeden van Lutheranerij; HENDRIK, hier door<br />
zeer verbitterd, ontveinsde echter in het eerst zijn<br />
misnoegen, en fchreef aan POLE, dat hij in Engeland<br />
zou terug keeren, en fommige plaatfen in zijn<br />
Boek duidelijker verklaren; doch dewijl POLE tegen<br />
deze vriendelijke woorden op zijne hoede was ,<br />
verklaarde de Koning hem fchuldig aan misdaad van<br />
gekwetfle Majefteit, ftelde 50,000 Dukaten op zijn<br />
hoofd,
G E S C H I E D E N I S . 30I<br />
hoofd, verklaarde alle zijne goederen verbeurd , en r aC. G.<br />
aari5i7«<br />
deed de bloedverwanten van POLE zijne wraak ten J ot 1552.<br />
Hrengfte ondervinden. Het werk van POLE , die na- ,<br />
derhand te Rome den Kardinaalshoed verkreeg, werd<br />
door verfcheidene Engelfche Geestelijken wederlegd.<br />
In het jaar 1537 beviel de Koningin JOANNA SEY- 1 IDUAHD<br />
/I gebo-<br />
MOUR van eenen Zoon, EDUARD , tot groote blijden.Doodfchap van Koning HENDRIK , die dit kind terfiond /an de<br />
Koningin<br />
tot Prins van Walles benoemde en tot zijnen opvol<br />
;. SEYger<br />
op den troon verklaarde. De Koningin overleed MOUR.<br />
twee dagen na hare bevalling. Een groot verlies<br />
zeker voor de zaak der Hervorming, welke zij, niet<br />
minder dan ANNA BOELEIN, maar met meer beleid<br />
en bedaardheid was toegedaan. De Roomschgezinden,<br />
onder welken STEVEN GARDINER bijzonder<br />
uitmuntte, verdubbelden nu hunne woelingen, om<br />
den Koning tegen de Hervormden op te hitfen ,<br />
doch, dewijl CRANMER des Konings gunst bleef<br />
behouden, konden zij hun doel niet ten volle bereiken.<br />
Integendeel werd de afkeer van HENDRIK<br />
van den Paus hoe langer hoe grooter, toen Paus<br />
PAULUS III den ban, welken hij reeds in het jaar<br />
1535 vastgefteld en geteekend had, nu in 1538<br />
openlijk afkondigde, en bij denzelven hem van het<br />
Rijk vervallen verklaarde, hetwelk de Paus aan den<br />
Koning van Schotland aanbood, dien hij, gelijk alle<br />
Koningen, vermaande, HENDRIK te beoorlogen.<br />
HENDRIK, die zich aan den magteloozen ban niet De Bijbel<br />
bekreunde, ging voort met zijne werkzaamheden , in het Engel<br />
sch<br />
als Hoofd der Engelfche Kerk; fommigen van de overgezet<br />
zelve waren heilzaam voor de Hervorming, waartoe<br />
in
3^2 K E R K E L I J K E<br />
m C. r . in de eerfte en voornaamfte plaats behoorde de Ver-<br />
Jaarisi; _ taling van den Bijbel in het Engelsen, welke op<br />
tot issr<br />
zijn bevel reeds in het jaar 1536 ondernomen , nu<br />
te Parys gedrukt, en ais de druk daar door FRAN<br />
COIS I verhinderd werd, te Londen voltooid, in dit<br />
jaar 1538, op een bevel des Konings, door CROM-<br />
WEL opgefteld, ten gebruike in de Engelfche Kerk<br />
werd ingevoerd, met last, dat er een exemplaar van<br />
dezelve in elke Kerk gelegd zou worden, met vrijheid<br />
voor ieder een, om dezelve te lezen, waar bij<br />
gevoegd was een bevel, om het volk het Euangelie<br />
volgens den Bijbel te prediken en te vermanen tot<br />
werken van liefde, barmhartigheid en geloof, en<br />
af te manen van alle vertrouwen op de goede werken<br />
van anderen, of Bedevaaiten naar heilige Beelden of<br />
Overblijffelen; men moest verders de menfchen leeren,<br />
de Beelden niet te vereeren, maar enkel aan te<br />
zien, als Boeken der Leeken enz.<br />
JOAN NI- Doch niettegenftaande zoodanig voor de Hervor<br />
CHOLSONj<br />
gezegd ming heilzaam befluit, wisten de Roomschgezinden,<br />
LAMBERT inzonderheid GARDINER, den Koning te beduiden,<br />
ter dood<br />
dat hij zich tegen den Pausfelijken ban en deszelfs<br />
gebragt.<br />
uitwerking het best zou beveiligen , door gettrengheid<br />
tegen de Ketters en voornamelijk de Sacramentarisfen,<br />
onder welken naam die genen begrepen<br />
werden, die de ligchamelijke tegenwoordigheid van<br />
CHRISTUS in het Avondmaal ontkenden. Onder dezen<br />
fchijn werd dus tegen de Hervormden op nieuw<br />
eene hevige vervolging aangevangen. In dit jaar<br />
1538 in de maand November, werd onder anderen<br />
j^ANN^s NICHOLSON, gezegd LAMEERT, ter dood<br />
ge-
G E S C H I E D E N I S . 303<br />
gebragt; welk geval daarom te merkwaardiger is ,<br />
omdat zijn dood ook door Euangelifchen bevorderd<br />
Werd, TAYLER, BARNS, CRANMER en CROMWEL,<br />
die naderhand allen zelve eenen geweldigen dood<br />
om het Euangelie ondergaan hebben. De Koning<br />
zat zeif voorbij het verhoor van dezen man, en re<br />
detwistte zelf met hem over de Transfubftantiatie ,<br />
gelijk ook CRANMER, die toen nog overhelde tot<br />
het gevoelen van de eigenlijke en ligchamelijke te<br />
genwoordigheid, hoewel hij naderhand dit gevoelen<br />
heeft veranderd (*); de Roomschgezinden GARDI-<br />
NER, TONSTAL, STOKLEY enz. vielen den waardi-<br />
gen man ook hard met hunne tegenwerpingen. De<br />
uitOag was, dat LAMBERT, die, blijkens zijne ver<br />
antwoording, door hem in zijne gevangenis gefchre<br />
ven, en aan den Koning aangeboden , een geleerd<br />
en godvruchtig man was, als een hardnekkig Ketter<br />
ten vure veroordeeld is geworden, welk vonnis ook<br />
aan hem in het openbaar ten uitvoer gebragt werd.<br />
Van dit geval lezen wij een berigt van TH. CROM-<br />
WEL zeiven in eenen Brief aan THOMAS WYAT (f),<br />
gedagteekend den 28 (ten November 1538, waar uit<br />
wij zien kunnen, hoe veel vooroordeelen vermogen:<br />
„ De Koning," fchrijft CROMWEL, „ heeft, uit<br />
,, eerbied voor het hoogwaardig Sacrament des AI-<br />
,, taars , wel openlijk willen tegenwoordig zijn, in<br />
„ de zaal van Westmunfler, bij het verhoor en de<br />
„ veroordeeling van eenen ellendigen Sacramentaria<br />
(*) GERDES /. C. pag. 285.<br />
Q~) Biblioth, Angl. T. I. p. 158,<br />
fchen<br />
na C. G.<br />
Jaarisi?.<br />
tot 1552.
304 K E R K E L I J K E<br />
1)9 C. G , „ fchen Ketter, die den stoften November verbrand<br />
Jaari5i7<br />
lot 1552, ' „ is geworden. Het was een wonder om te zien ,<br />
„ met welke deftigheid en majestueus voorkomen ,<br />
„ zijne Majefteit den pligt van Opperhoofd der En*<br />
„ gelfche Kerk vervuld heeft, met welke zachtmoe-<br />
„ digheid hij dezen ongelukkigen heeft trachten te<br />
„ bekeeren, met welke kracht van redenen hij met<br />
„ hem geredentwist heeft. Ik wenschte, dat de<br />
„ Vorsten en Mogendheden van de Christenheid bij<br />
„ dit fchouwfpel hadden kunnen tegenwoordig zijn.<br />
„ Voorzeker zouden zij zich over de wijsheid en<br />
„ het oordeel van zijne Majefteit verwonderd , en<br />
gezegd hebben, dar de Koning de voortreffelijkfte<br />
„ Vorst der Christenheid is. Dit alles is op de<br />
„ plegtigfte wijze gefchied, en ik twijfel niet , of<br />
„ uwe vrienden zullen u daar van naauwkeurig be-<br />
„ rigt hebben." Men kan ligtelijk begrijpen , welken<br />
lof de Roomschgezinden den Koning hebben<br />
toegezwaaid, die met zich zeiven hoog ingenomen,<br />
nu te meer aangefpoord werd , om zijnen ijver voor<br />
den Roomfchen Godsdienst te doen blijken, niettegenftaande<br />
zijnen haat tegen het Roomfche Hof.<br />
Zes arti Het eerfte gevolg van dezen ijver was , het afkelenomtrent<br />
het breken der onderhandelingen met de Protefiantfche<br />
geloof Vorsten van Duitschland, die ter vereeniging voorvastgenamelijk<br />
op drie ftukken aandrongen: 1) op de befield.diening<br />
van het Avondmaal onder beide gedaanten<br />
van brood en wijn; a) op het gebruik der moedertaal<br />
in den Godsdienst, en 3) op de vrijheid van<br />
trouwen voor de Kerkdijken. Doch de Koning was<br />
zoo ver van deze artikelen afkeerïg, dat hij, aangezet
G E S C H I E D E N I S . 305<br />
zet door den Hertog van Nortfolk, GARDINER en ia C. G.<br />
andere Pausgezinden, in het jaar 1539 aan het Par faarisi/.<br />
:ot 155alement<br />
een voorftel liet doen, om de volgende zes<br />
artikelen vast te ftellen, welke inderdaad de hoofdfom<br />
der Roomfche leere uitmaakten: Het eerfte artikel<br />
bevatte de leer der Transfubftantiatie, dat van<br />
het brood en wijn in - het AvOndmaal niets overblijft,<br />
maar dat onder derzelver gedaante het ware<br />
ligchaam en bloed van CHRISTUS verborgen is. Het<br />
tweede artikel beweerde, dat men het Avondmaal<br />
flechts onder eene gedaante behoeft te houden. Het<br />
derde, dat het huwelijk den Priesteren ongeoorloofd<br />
is; het vierde, dat de gelofte van onthouding niet<br />
gebroken mag worden; ten vijfde, dat de bijzondere<br />
Misfen nuttig en voorderlijk zijn; en eindelijk,<br />
dat de Oorbiecht in de Kerk onderhouden moet<br />
worden, als noodzakelijk tot zaligheid, CRANMER ,<br />
die zelf gehuwd was, verzette zich in het Parlement<br />
hevig tegen dit voorftel van den Hertog van<br />
Nortfolk; doch vergeefs. Het Parlement, al lang<br />
gewoon, den Koning in alles te believen , ftelde<br />
deze artikelen met eene akte vast, onder bepaling van<br />
de doodftraffe tegen de overtreders. Deze artikelen<br />
werden in het jaar 1539 afgekondigd, als eene onverbrekelijke<br />
wet. Ook werden er Geloofsonderzoekers<br />
aangefteld, ten einde op de overtreders het oog<br />
te houden. Deze gingen doorgaans nog verder dan<br />
de letter der artikelen voorfchreef; bij voorbeeld<br />
zulken, die niet of zeldzaam ter Misfe gingen ,<br />
werden even zoo fchuldig verklaard, als die de Mis<br />
tegenfpraken. Spoedig werden meer dan 500 men-<br />
HERV. II. V fchen
na C. G.<br />
Jaari5i 7.<br />
tot 1552.<br />
1<br />
306 K E R K E L I J K E<br />
fchen in de ftad Londen alleen in de gevangenis geworpen,<br />
onder welken zich de Bisfchoppen SHAXTON<br />
van Salisbury en LATIMER van Wigorn bevonden,<br />
die van hunne Bisdommen afgezet zijnde, gevangen<br />
gebleven zijn, tot den dood des Konings. CRAN<br />
MER. zelf liep het grootfte gevaar, omdat hij de artikelen<br />
in het Parlement had tegengefproken. Hij<br />
bleef echter in gunst, vooral dewijl hij zich ten<br />
blijke van zijne gehoorzaamheid beriep, dat hij zijne<br />
huisvrouw reeds naar Duitschland terug had gezonden.<br />
Ondertusfchen maakte het groot getal gevangenen<br />
de uitvoering der bedreigde ftraffe moeijelijk,<br />
hetwelk CRANMER, CROMWEL, de Hertog van Suffolk,<br />
en de Rijkskanfelier AUDLEY , ook met zoo<br />
veel ernst den Koning onder het oog bragten, dat<br />
hij aan alle deze gevangenen pardon verleende. De<br />
Duitfche Vorsten, met welke HENDRIK thans in onderhandeling<br />
was, beklaagden zich ook bij hem zoo<br />
fterk over de ftrengheid dezer artikelen, dat hij beloofde,<br />
deze wet, zonder de uiterfte noodzakelijkheid,<br />
niet ten uitvoer te zullen brengen, gelijk wij<br />
ook niet vinden, dat er voor den dood van CROM<br />
WEL iemand deswegens gevonnisd is geworden.<br />
Dit echter was nog in datzelfde jaar 1539 eene<br />
vertroosting voor de Hervormden, dat, op 'sKonings<br />
bevel, het lezen van den Bijbel in de moedertaal niet<br />
illeen in de Kerken, maar ook aan elk in zijn huis<br />
vergund werd. GARDINER , die zich hier tegen<br />
verklaarde, daagde in tegenwoordigheid des Konings<br />
:RANMER uit, dat hij bewijzen zou, dat het gezag<br />
Ier zoogenoemde Apostolifche Kerkregelen niet zoo<br />
ge-
G E S C H I E D E N I S . 507<br />
gewigtig was, als flat der Heilige Schrift ; maar na C. O.<br />
CRANMER beantwoordde hem zoo overtuigend, dat faa:i5i7.<br />
wt 155a.<br />
de Koning zich liet ontvallen , dat CRANMER een<br />
oud krijgsman was, en dus voor eenen nieuweling<br />
ongeraden, om hem moeite aan te doen.<br />
In dezen toeftand van zaken, raadde CROMWEL ,<br />
bedoelende aan de zaak der Hervormden , eenen nieuwen<br />
fteun te geven, den Koning, die thans weduwenaar<br />
was , een huwelijk aan met ANNA VAN KLEEF ,<br />
Zuster van den Hertog van Kleef, Gulik, Berg, KLEEF.<br />
enz. die wegens hare fchoonheid beroemd was ; Dood van<br />
CROMWEL<br />
doch deze ftaatkundige raad viel voor CROMWEL<br />
ongelukkig uit, en kostte hem het leven. Het huwelijk<br />
werd gefloten, en de Prinfes kwam, op het<br />
einde des jaars 1539, in Engeland aan. De Koning,<br />
van ongeduld brandende , was haar tot Rochester<br />
te gemoet gereisd, alwaar hij haar onbekend<br />
zag. Doch op het eerfte gezigt beviel de Prinfes<br />
aan HENDRIK niet, zoodat hij haar terftond terug<br />
zou gezonden hebben, indien hij de Vorsten van<br />
hare maagfchap niet ontzien had; de Koning trouwde<br />
haar dan, maar verklaarde tevens geene gemeenfchap<br />
met haar te willen of te kunnen hebben; ook<br />
had hij toen reeds zijnen zin gevestigd op KATHA<br />
RINA HOUWARD , Dochter van EDMUND HOU-<br />
WARD, Broeder van den Hertog van Nortfolk. Zoodra<br />
deze Hertog en de overige begunftigers der<br />
Roomschgezinden dit te weten kwamen, leiden zij<br />
de fchuld op CROMWEL , tegen wien zij verfcheidene<br />
befchuldigingen opzochten, waar van het gevolg<br />
was, dat hij op 'sKonings last in de maand Jnnij<br />
V a des<br />
HF.NDniK<br />
trouwt<br />
zijne vierdehuisvrouw<br />
ANNAVAN
308 K E R K E L I J K E<br />
na C. G des jaars 1540 in den Towr gebragt werd , alwaar<br />
Jaarisn hij zes weken gevangen zat, en toen, zonder dat de<br />
tot 1552<br />
Koning aan eenige verdediging of verzoek bet oor wilde<br />
leenen, en niettegenftaande CRANMER alle pogingen<br />
aanwendde, om zijnen vriend te behouden, den nSften<br />
Jnüj<br />
van dat jaar, openlijk onthoofd is, een uitmuntend<br />
Staatsdienaar en een ijverig begunftiger van de<br />
zaak der Hervorming , over wiens dood de Koning<br />
gezegd wordt, te laat berouw gehad te hebben.<br />
In dit jaar 1540 fcheidde HENDRIK zich van zijne<br />
Gemalin ANNA VAN KLEEF, onder het voorwendfel,<br />
dat zij reeds, toen zij nog niet huwbaar was,<br />
verloofd was geweest aan den Zoon des Hertogs<br />
van Lotharingen. Kort daar op trouwde hij zijne<br />
vijfde huisvrouw, de bovengemelde KATHARINA<br />
HOUWARD, welke hij, gelijk wij zien zullen, twee<br />
Geloofs- jaren daarna liet onthoofden.<br />
onderwijs CROMWEL had eenige maanden , voordat hij in<br />
opgefteld<br />
en inge<br />
ongenade bij den Koning viel, een voorftel gedaan,<br />
voerd. tot het opftellen van een Geloofsonderwijs of Katechismus<br />
in de Engelfche Taal, ten einde de gemoederen<br />
te vereenigen; dit werk werd na zijnen<br />
dood ook door de Roomschgezinden ijverig aangedrongen<br />
, die nu fchoon fpel meenden te hebben.<br />
Daar werd dan een zoodanig onderwijs, onder den<br />
titel: The Inftitution of a Christen Man, vervaardigd,<br />
waar toe CRANMER en GARDINER, hoe zeer<br />
zij in gevoelens verfchilden, de hand leenden. Dit<br />
Onderwijs of deze Katechismus was dus ook weder<br />
een gemengd zamenftel van Hervormde en Roomsengezinde<br />
leer. Het handelde in het gemeen over het<br />
Ge.
G E S C H I E D E N I S . 309<br />
Geloof, deszelfs aard en natuur ; het bevatte eene<br />
korte uitlegging van het Geloofsformulier der Apos<br />
telen , de leere van de zeven Sacramenten; eene<br />
verklaring der X Geboden, ook van het Gebed des<br />
Heeren, en de groetenis des Engels aan MAR IA ;<br />
voorts over den vrijen wil, de regtvaardigmaking,<br />
goede werken enz. De verdiensten der goede wer<br />
ken werden erkend, maar met zekere bepaling; tot<br />
het regtvaardigend Geloof werd ook de deugd en<br />
goede werken gevorderd, de dienst der Beelden en<br />
Heiligen bleef insgelijks, maar zuiverder en befchei-<br />
dener. Het Bijgeloof in vele zaken werd veroor<br />
deeld, en de Kerk vrij verklaard van alle Paufelijke<br />
magt enz.<br />
Thans moesten velen weder de flagtoffers worden<br />
van de verfchifen om den Godsdienst. Onder de<br />
zen wordt in het jaar 1540 genoemd een Leeraar,<br />
BARNS , deze had in de Pauluskerk te Londen over<br />
de regtvaardigmaking gepredikt , in den zin van<br />
LUTHER, en werd deswegens op aandrang van<br />
GARDINER en BONNER ten vure veroordeeld, welk<br />
vonnis aan hem en twee Priesters, THOMAS GERARD<br />
en WILLIAM HIERONYMUS, beide van Lutheranen]<br />
befchuldigd, voltrokken is. Doch te gelijker tijd<br />
werden ook verfcheidene Pausgezin den gehangen of<br />
verbrand, omdat zij tegen de door den Koning<br />
voorgefchrevene artikelen gefproken of gehandeld<br />
hadden. Ook poogden GARDINER , geholpen dooi<br />
EDMUND BONNER , Bisfchop van Londen, in hei<br />
jaar 1541, de vrijheid, om den Bijbel te lezen, aar ;<br />
het volk weder te ontnemen, onder anderen ondei<br />
V 3 he<br />
ia C. G.<br />
[aar.1517.<br />
ot 1552.<br />
Vervolging.
na C. G<br />
JttriSn<br />
tot 1555<br />
De Koningin<br />
KATUARI<br />
NA HOU-<br />
WAI. D<br />
onthoofd<br />
3;o K E R K E L I J K E<br />
het voorwendfel, dat er zeer vele gebreken in de<br />
vertaling waren ingeflopen, welke zij dus ingetrokken<br />
wilden hebben, echter met belofte, dat eene<br />
nieuwe vervaardigd zou worden. Doch CRANMER<br />
gaf aan den Koning den raad, om de Overzetting door<br />
de Hoogefcholen te Oxford en Cambridge te laten<br />
nazien, waar door de bedoeling der Roomschgezinden<br />
mislukte. Te dezen tijde werd ook , wegens<br />
het gebrek aan Predikers, op bevel des Konings,<br />
een Homilienboek ingevoerd, hetwelk eene beknopte<br />
en godzalige behandeling der Zondags- en Feestteklten,<br />
en andere korte Kerkredenen bij bijzondere<br />
omftandigheden behelsde, om door zulken den volke<br />
te worden voorgelezen, die geen regt hadden ,<br />
om te prediken. Dewijl de Predikers van dien tijd<br />
zich dikwijls door hunnen ijver lieten vervoeren ,<br />
werd ook de gewoonte ingevoerd, om de Preeken<br />
te lezen, welke nog tot onze tijden in Engeland<br />
in gebruik is.<br />
In datzelfde jaar 1541 , werd de Koningin KA<br />
THARINA HOUWARD , met welke HENDRIK in het<br />
eerst zeer was ingenomen, befchuldigd en overtuigd<br />
van overfpel, en daarom den I2den Februarij 1542<br />
onthoofd, met hare medepligtigen, en fommigen,<br />
die van haar gedrag kennis hadden gehad , onder<br />
welke die Juffrouw ROCHFORD , die de onfchuldige<br />
Koningin ANNA BOELEIN, met wier Broeder zij getrouwd<br />
was , van bloedfchande met dezen haren man<br />
valfchelijk beticht had. CRANMER had de ontdekking<br />
van het misdadig gedrag der Koningin, welke<br />
aaii hem gefchied was, het eerst aan den Koning<br />
be-
G E S C H I E D E N I S . 311<br />
bekend gemaakt, niet zonder zijn groot gevaar, de na C. G.<br />
wijl de Koning zoo groote liefde voor deze zijne<br />
faarisv.<br />
:ot 1552.<br />
Gemalin had, dat hij op Allerheiligendag des vorigen<br />
jaars, bij het gebruiken van het Heilig Avondmaal,<br />
God openlijk gedankt had, voor het gelukkig<br />
en vreedzaam huwelijk, hetwelk hij mogt genieten,<br />
om welks voortduring hij bad, en zijnen Hofkapellaan<br />
verder gebood te danken en te bidden. Nu<br />
werd CRANMER te meer in 's Konings gunst bevestigd,<br />
terwijl de Roomschgezinden den invloed der<br />
Koningin, die op hunne hand was, misfen moesten.<br />
Koning HENDRIK werd in het jaar 1542 in eenen<br />
oorlog ingewikkeld met de Schotten, hetwelk hem<br />
den 2olten Januarij 1543 een Parlement bijeen deed<br />
roepen, in hetwelk twee BUls werden goedgekeurd,<br />
over het vastflellen van den waren en het affchaffen<br />
van den valfchen Godsdienst. In dezelve werd de<br />
vertaling des Bijbels van TYNDAL en alle Boeken ,<br />
die van de leere , in het jaar 1540 vastgefteld ,> verfchilden,<br />
verboden, maar het lezen van den Bijbel<br />
overigens toegelaten, echter niet aan het gemeen ,<br />
hetwelk gewezen werd tot het bovengemeld Godsdienstonderwijs,<br />
en bepaald tot het lezen der Pfalmen,<br />
het Gebed des Heeren, de groetenis des Engels<br />
en van de XII Geloofsartikelen in het Engelsch;<br />
ook mogten geene Boeken over den Godsdienst zonder<br />
's Konings goedkeuring gedrukt worden. Verders<br />
werd verboden , in Tooneelftukken Godsdienftige<br />
zaken of uitleggingen der Heilige Schrift te<br />
mengen, gelijk toen in Engeland, even als in<br />
Duitschland, Zwitferland en ook in de Nederlan-<br />
V 4 der,
na C. G den ter bevordering van de Hervorming in Tooneel-<br />
Jaari5t7<br />
vertooningen, of volksliedjes , meermalen gefchied-<br />
tot 1552<br />
de (*). Eindelijk werd de ftrengheid der ftraffen<br />
veel gematigd. De Kerkdijken werden verwezen,<br />
om bij de eerfte overtuiging hunne dwalingen te<br />
verzaken, bij de tweede, dezelve af te zweeren ,<br />
doch bij de derde veroordeeld tot den brandftapel.<br />
Burgerlijken of Leeken werden bij de derde overtuiging<br />
geftraft met verbeurdverklaring van hunne goederen<br />
, en met eeuwige gevangenis. Eindelijk , het<br />
geen te voren in deze gevallen geene plaats had ,<br />
den befchuldigden werd toegeftaan, zich van getuigen<br />
ten hunnen voordeele te bedienen, en bij flot werd<br />
de geheele zaak aan des Konings welbehagen overgelaten,<br />
die naar zijn goedvinden over den Godsdienst<br />
beftellingen zou mogen maken, welken de<br />
onderdanen flechts hadden te gehoorzamen.<br />
De Koning<br />
trouwt<br />
zijne zesdeGema<br />
lin KA<br />
THARINA<br />
PAURE<br />
31* K E R K E L I J K E<br />
Evenwel werden nog in de maand Julij van dit<br />
jaar in het Bisdom Windfor drie perfonen verbrand,<br />
omdat zij Boeken gelezen hadden , die verboden<br />
waren , en zich hadden uitgelaten tegen de Misfe,<br />
zonder dat des Konings Gemalin, want hij was<br />
voor de zesde keer getrouwd met KATHARINA PAR-<br />
RE, eene weduwe van Sir LATIMER, fchoon de<br />
Hervorming begunftigende, iets tot behoud van deze<br />
ongelukkigen had kunnen uitwerken.<br />
Zelfs onderftonden GARDINER en zijn aanhang<br />
eene befchuldiging bij den Koning in te leveren tegen<br />
CRANMER , dien zij voorftelden als een' tegen-<br />
(*0 GERDES T. IV. p. 315. Not.<br />
ftre-
G E S C H I E D E N I S . 313<br />
ftrever van de zes artikelen, en een' begunftiger der n<br />
Ketters. De Koning fprak er CRANMER over aan , J :<br />
die bekende, dat hij de gemelde artikelen had te- „<br />
gengefproken, eer zij vastgefteld waren , maar betuigde<br />
zich federt naar dezelve gedragen te hebben;<br />
de Koning vraagde hem, of hij getrouwd was, en<br />
openhartig erkende CRANMER, dat hij eene vrouw<br />
had, maar dat hij haar zelve naar Duitschland had<br />
terug gezonden, om aan het verbod van het huwelijk<br />
der Geestelijken te gehoorzamen. De Koning,<br />
getroffen door 'smans opregtheid, ftelde hem de<br />
befchuldiging ter hand, en drong bij hem aan, om<br />
zijne befchuldigers in regten te vervolgen, hetwelk<br />
CRANMER christelijk en edelmoedig weigerde, veel<br />
eer waarfchuwde hij zijne befchuldigers, met bijgevoegde<br />
vermaning, om zich in het vervolg te wachten,<br />
ja hij was zelfs voor een' van hen , die bij<br />
den Koning om bijzondere redenen in ongenade gevallen<br />
was, een voorfpraak.<br />
In het jaar 1544 werd op voorftel van CRANMER<br />
befloten, het Pausfelijk Kerkelijk regt af te fchafferi,<br />
en 32 kundige mannen benoemd, om een nieuw<br />
Kerkelijk regt en Kerketucht te ontwerpen. Dit had<br />
had echter geenen voortgang voor de regering van<br />
EDUARD VI.<br />
In het volgende jaar 1545 werden nog eenige bijgeloovige<br />
plcgtigheden, als de aanbidding van het<br />
kruis, en het luiden der klokken daags voor St.<br />
Andriesdag op bevel des Konings afgefchaft.<br />
HENDRIK, die thans in den oorlog met Frankryk<br />
en Schotland was ingewikkeld, poogde de genegen-<br />
V 5 heid<br />
1 C. G.<br />
lari 517.<br />
>t 155a-<br />
Verve •<br />
Sing-
Ha C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552.<br />
314 K E R K E L I J K E<br />
heid zijner onderdanen te winnen , door zoo veel<br />
mogelijk de beide Godsdienstpartijen genoegen te<br />
geven. Hij benoemde dan in plaats van THOMAS<br />
ATJDLEY , een' begunftiger der Proteftanten , die<br />
overleden was , een' fterken Roomschgezinden ,<br />
THOMAS WRIOTHESLEY, tot Kanfelier, ten genoe-<br />
ge der Roomfchen, en in deszelfs plaats tot Staats-<br />
fecretaris WILLIAM PETERSEN, een'bijzonder vriend<br />
van CRANMER. Naar Frankryk overftekende, droeg<br />
hij het bewind van zaken gedurende zijn afwezen<br />
op aan de Koningin, gevende haar tot Raden den<br />
Aartsbisfchop van Kanterbury CRANMER , den Kan<br />
felier, den Graaf van Hartfort, en den Staarsfe-<br />
cretaris PETERSEN. De vrede met Frankryk geflo<br />
ten zijnde, kwam de Franfche Admiraal D'ANNE-<br />
BAUT als Gezant van FRANCOIS I. in Engeland<br />
over in het jaar 1546. Deze deed in naam van<br />
zijn' Koning aan HENDRIK , ten aanzien van den<br />
Godsdienst, eenige opening tot het affchaffen der<br />
Mis, waar over men in onderhandeling trad, fchoon<br />
het fpoedig bleek , dat dit bij geen van beide deze<br />
Vorsten ernst was, daar FRANCOIS te zelfden tijde<br />
de vervolging zijner Proteftantfche onderdanen voort<br />
zette, en HENDRIK insgelijks de Hervormden op<br />
nieuw vervolgde. Onder anderen werd SHAXTON ,<br />
Bisfchop van Salisbury, die reeds fedett het jaar<br />
*539 gevangen was geweest, in het jaar 1546 ter<br />
dood veroordeeld, doch hij herriep zijne gevoelens,<br />
en verkreeg vergiffenis. Naderhand is hij, onder<br />
Koningin MARIA, één der hevigfte vervolgers van<br />
de Hervormden geweest.<br />
Stand-
G E S C H I E D E N I S . 3i5<br />
Standvastiger gedroeg zich ANNA ASKOUGH, uit ia C. G.<br />
een adelijk gedacht. Ongelukkig getrouwd met eenen [aari5i7.<br />
•.ot 1552.<br />
man, die een buitenfporig ijveraar was voor het<br />
Roomfche geloof, werd zij door denzelven, zoodra<br />
hij ontwaar werd, dat zij de Hervorming was toegedaan<br />
, uit zijn huis verdreven , en vervolgens te<br />
Londen gevangen genomen. Zij was eene vrouw<br />
van veel kunde, en van een goed doorzigt in zaken<br />
van Godsdienst, en ervaren in de Heilige Schrift;<br />
in hare gevangenis gedroeg zij zich verftandig ,<br />
kloekmoedig en ftandvastig; zij onderging de wreedfte<br />
folteringen, haar aangedaan, opdat zij hare medegeloofsbelijders<br />
zoude ontdekken, zonder iemand<br />
te noemen. Ter dood veroordeeld, en reeds naar<br />
den brandftapel gevoerd wordende, werd haar van<br />
's Konings wege pardon aangeboden , indien zij wilde<br />
herroepen, maar beloften konden haar zoo min<br />
bewegen, als de vreeze des doods, om haar geloof<br />
te verzaken. Zij ftierf met een' bedaarden moed en<br />
onwankelbaar vertrouwen, en haar dood ftrekte tot<br />
bemoediging van eenige anderen, die te gelijk met<br />
haar denzelfden dood om den Godsdienst lijden<br />
moesten (*).<br />
De Roomschgezinde partij hier mede niet te vre CRANMER<br />
de, deed eene nieuwe poging, om ook den Aarts<br />
in gevaar.<br />
bisfchop CRANMER te verderven. Zij befchuldigden<br />
hem bij den Koning, als het hoofd der Hervormden,<br />
en deden den Koning opmerken, dat men te<br />
ver-<br />
(*) Men leze het roerend verhaal van deze waardige<br />
vrouw bij GERDES /. c. ƒ>. 334-352.
na C. G . vergeefs bijzondere lieden ftrafte om de Ketterij, zoo<br />
Jaari5i;<br />
tot 1552 • lang derzelver begunftiger en hoofd in het hoogde<br />
' aanzien en waardigheid bleef. Zij verkregen ook<br />
werkelijk van den Koning, dat CRANMER, indien<br />
men gewigtige oorzaken tegen hem had, naar den<br />
Towr zou gebragt worden. Maar tevens ontdekte<br />
de Koning aan hem de geheele zamenzwering zijner<br />
vijanden, met raad, om voor de Regters te verfchijnen,<br />
maar zich op den Koning te beroepen,<br />
indien zij hem geene behoorlijke vrijheid lieten, om<br />
zich te verdedigen; zelfs ftelde hem de Koning zijn'<br />
eigen zegelring ter hand, om dien in dat geval te<br />
vertoonen, en aan zijn beroep op den Koning dus<br />
kracht te geven, CRANMER dien raad volgende,<br />
beriep zich op den Koning, die zijne vijanden toen<br />
hevig bedrafte, verklarende, dat hij nooit zou dulden,<br />
dat zijn' getrouwden dienaar eenige moeite<br />
werd aangedaan, en dat hij veeleer die genen zou<br />
ftraffen, die iets met geweld of list tegen hem zouden<br />
willen ondernemen.<br />
Ook de<br />
Koningin<br />
KATHARI<br />
NA 1'AERE<br />
3i6 K E R K E L IJ K E<br />
Zoo ver ging echter thans de domheid der<br />
Roomschgezinde partij, dat zij eenen aanflag vorm<br />
de, om de Koningin KATHARINA PARRE zelve te<br />
verderven. De Koning, die van een' gemelijken en<br />
gramdorigen aard was, welke met den ouderdom<br />
en ligchaamsongemakken van dag tot dag verflimmerde,<br />
had eenig misnoegen tegen de Koningin opgevat,<br />
omdat zij menigmaal bij hem ten voordeele<br />
der Hervormden fprak, en dit eens aan den Bisfchop<br />
GARDINER te kennen gegeven. Deze zat<br />
hier op niet ftil, maar fpande met den Kanfelier<br />
aan,
GESCHIEDENIS. 3*7<br />
aan, om de Koningin te befchuldigen, die men te i ia C. G.<br />
aarisv.<br />
last leide, dat zij eene begunftigfter en voorfpraak .<br />
ot 1552.<br />
was geweest van de onlangs om Ketterij verbrande<br />
ANNA ASKOUGH , dat zij en hare Staatjuffers Ketterfche<br />
Boeken hadden en lazen enz. Men was<br />
reeds zoo ver gevorderd, dat men eene Akte van<br />
befchuldiging had opgefteld, welke van den Koning<br />
geteekend en gezegeld was, met bijgevoegd bevel,<br />
om de Koningin naar den Towr te brengen. Doch,<br />
door eene bijzondere befturing der Voorzienigheid ,<br />
verloor de Kanfelier deze Akte, die hij in zijn' boezem<br />
geftoken had. Zij werd door eenen vriend der<br />
Koningin gevonden, en aan haar ter hand gefield.<br />
De Koningin ontftelde op het zien van 's Konings<br />
hand, 'maar begaf zich, zonder den moed te verliezen<br />
, naar den Koning, om , ware het mogelijk t<br />
zijne drift te bedaren. De Koning begon terftond<br />
met haar over zaken van Godsdienst te fpreken.<br />
De Koningin gaf hem ten antwoord: Dat de vrouw<br />
bij de eerfte fchepping aan den man onderworpen<br />
was, en dat het haar voegde, zich van den man te<br />
laten onderwijzen, gelijk zij bijzonder noodig had,<br />
van eenen zoo ervarenen en wijzen Koning onderwezen<br />
te worden. ,, Neen, bij MARIA ! hernam<br />
de Koning: gij zijt een uitnemend Leeraar, gij zijt<br />
bekwaam, mij te onderwijzen, en hebt niet noodig<br />
van mij te leeren." Het antwoord der Koningin was:<br />
Dat zij thans befpeurde, dat de vrijheid, welke zij<br />
dikwijls in gemeenzame gefprekken genomen had,<br />
misduid werd, hoewel zij dit enkel had gedaan ,<br />
om door tijdverdrijf 's Konings ongemakken te ver-<br />
zach
na C. G . zachten, en van hem te leeren , gelijk zij ook dank<br />
Jaari5i7<br />
baar erkende, veel van hem geleerd te hebben. Als<br />
tot 155a<br />
het zoo is, zeide HENDRIK , dan zijn wij weder verzoend<br />
, en haar omhelzende, nam bij haar weder in<br />
zijne genade aan, met belofte van eene llandvastige<br />
liefde, 's Anderen daags kwam de Kanfelier , hier<br />
van onbewust, met 40 man van de Lijfwacht, om<br />
de Koningin naar den Towr te brengen. De Koning,<br />
die met de Koningin juist in den tuin wandelde<br />
, hem ziende aankomen, trad hem te gemoet,<br />
en voer in hevige drift tegen hem uit; men hoorde<br />
hem den Kanfelier, fchurk! gek! beest! fchelden ,<br />
en hem gebieden, aanftonds uit zijne oogen te gaan.<br />
Dus werd de Koningin bewaard, en de onderneming<br />
tegen haar viel op het hoofd van hare vijanden.<br />
De Bisfchop GARDINER durfde federt dien tijd den<br />
Koning niet onder de oogen te komen ; maar bijzonder<br />
trof 's Konings toorn den Hertog, van Nortfolk<br />
en deszelfs Zoon , den Graaf SURREY. Zij<br />
werden om Staatsmisdrijven beiden ter dood verwezen<br />
, en het vonnis op den ioden Januarij 1547 aan<br />
den Zoon voltrokken; de Vader behield het leven ,<br />
door den dood des Konings, die in den nacht voor<br />
den dag, welke ter doodftraf van den Hertog beftemd<br />
was, overleed, in den ouderdom van 56 jaren,<br />
in het 38de jaar van zijne regering.<br />
GelukkigevoortgangderHervormingonder<br />
EDU-<br />
AKD VI.<br />
318 K E R K E L I J K E<br />
De dood van HENDRIK en de regering van zijnen<br />
opvolger EDU-ARD VI. veroorzaakten eene groote<br />
verandering ten goede van de Hervorming; alle vervolging<br />
om den Godsdienst werd terltond gellaakt,<br />
en alles bereid en gefchikt, om de Hervorming vol-<br />
ko-
G E S C H I E D E N I S . 3*9<br />
komen tot ftand te brengen, HENDRIK liet Hechts na C. G.<br />
eenen eenigen Zoon na, EDUARD VI, dien hij bij Iaari5i7.<br />
tot 155a-<br />
JOANNA SEYMOUR verwekt had , wel is waar,<br />
flechts 9 jaren oud, maar in alles ver boven zijne<br />
jaren fchrander en kundig, en van eenen godvruchtigen<br />
imborst. HENDRIK had, bij uiterften wil ,<br />
eenen Raad van 16 perfonen tot Voogden over zijnen<br />
Zoon aangefteld, welke terflond met eenparige<br />
4S><br />
ftemmen het oppergezag onder den titel van Protector<br />
, (Befchermer,) des Konings en des Rijks ,<br />
opdroeg aan EDUARD , Graaf van Herford , Broeder<br />
van de Koningin SEYMOUR, en Oom van Koning<br />
EDUARD, een' godvruchtig en verflandig man, die<br />
openlijk de partij der Hervormden was toegedaan.<br />
De jonge Koning werd in de beginfelen van het<br />
Hervormd Geloof onderwezen door RICHARD COX ,<br />
een geleerd en deugdzaam man, en gaf terflond bij<br />
het begin zijner regering reeds blijken van zijne gezindheid<br />
, toen hij den 7den Februarij 1547 den<br />
Aartsbisfchop CRANMER in zijne waardigheid op<br />
nieuw bevestigende, dien vermaande, om niet alleen<br />
zelf zijn ambt naar den regel van het Euangelie<br />
waar te nemen, maar ook te zorgen, dat het<br />
onderwijs en beduur der Gemeenten aan kundige en<br />
godvruchtige Leeraren werd opgedragen.<br />
De Protector, onderfleund door CRANMER, hoe<br />
zeer de Kanfelier, Graaf van Southampton , GARDI<br />
NER , BONNER en TONSTALL , die leden van den<br />
Raad waren, zich hier tegen kantten, floeg terflond<br />
de hand aan het werk, om de Hervorming , met<br />
beleid, voort te zetten en te voltooijen. In de eerl<br />
fte
naC G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
PETRUS<br />
MARTVR<br />
en anderen<br />
naar<br />
Sso K E R K E L I J K E<br />
fte plaats werden de beruchte zes artikelen, die on<br />
der de vorige regering waren vastgefteld, nu ver<br />
nietigd, te gelijk met al de Plakaten van Koning<br />
HENDRIK, omtrent den Godsdienst, en twee tegen<br />
de Lollarden, of aanhangers van WIKLEF, tot wel<br />
ken ook die van LUTHER gerekend werden; voorts<br />
werden de Beelden uit de Kerken genomen, en de<br />
[childerijen , welker plaats vervangen werd door<br />
[tichtelijke fpreuken uit de Heilige Schriften. Insge<br />
lijks alle Crucifixen, in wier plaats de wapens van<br />
len Koning gefield werden, met gepaste bijfchrif-<br />
:en, op gelijke wijze, uit de Heil. Schrift ontleend.<br />
De Procesfien of omgangen werden verboden, goe<br />
ie Homilien of Kerkredenen ten dienfte der Kerken<br />
Afgegeven, de omfchrijving van het Nieuwe Testa-<br />
nent door ERASMUS werd in het Engelsch vertaald,<br />
:n te gelijk met den Bijbel in de Kerken gelegd ,<br />
3m van elk gelezen te kunnen worden. Bij befluit<br />
nn het Parlement werd het gebruik des Avondmaals<br />
ander beide gedaanten van brood en wijn voor al<br />
les , ook voor de Leeken, vastgefteld, en de ftille<br />
Misfen afgefchaft. De Kanfelier werd, om misfla-<br />
j;en in zijn ambt begaan, afgezet, GARDINER en<br />
BONNER werden, gedurende de zitting van het Par<br />
lement, in hechtenis genomen , opdat zij deszelfs<br />
befluiten niet zouden tegenwerken, maar zoodra het<br />
zelve gefcheiden was, weder op vrije voeten gefield<br />
en eene algemeene Amnestie afgekondigd.<br />
Doch alzoo men , ter voortzetting der Hervor<br />
ming , in Engeland meestal gebrek had aan kundige<br />
en geoefende Leeraren, werden op raad van CRAN<br />
MER
G E S C H I E D E N I S . 331<br />
HER derwaarts genoodigd PETRUS MARTYR VER- 1 ia C G.<br />
MILI , en B E R N . O C H I N U S , Italianen , vervolgers aan . 517.<br />
ot 155a.<br />
JOANNES A L A S C O , een Pool. en eindelijk MARTI-<br />
NUS B U C E R U S en P A U L U S F A G I U S , welke met an- '.<br />
dere vreemdelingen, die thans in Engeland over- '<br />
kwamen, aan de Hervorming aldaar groote dienften<br />
bewezen hebben.<br />
PETRUS MARTYR was geboortig van Florence.<br />
en in het Augustijner Klooster opgevoed, hij had<br />
te Padaa zich in de Griekfche Taal en in de Wijsbegeerte<br />
geoefend, en vervolgens te Bologna op het<br />
Hebreeuwsch en de Godgeleerdheid ijverig toegelegd,<br />
maar de zeden zijner Ordensgenooten wat<br />
ftreng beftraffende, maakte hij hunnen haat tegen<br />
zich gaande, om welken te entgaan hij zich naar<br />
Napels begaf, alwaar hij in het geheim eene Gemeente<br />
verzamelde. Van Imr begaf hij zich naar<br />
Lucca, alwaar hij IMMANUEL TREMELLIUS, een*<br />
geboren Jood, CELSUS MARTINENGO, en anderen,<br />
tot zijne medehelpers had 5 dasr na genoodzaakt<br />
zijnde, Italië te verlaten, kwam hij te Zurick, van<br />
daar te Bazel, en eindelijk te Straatsburg, en v&n<br />
hier ging h ;<br />
j over naar Engeland., alwaar hij voor<br />
de Hervorming uitnemend nuttig geweest is.<br />
BERNARDINUS OCHINUS , vanSiene. in een Brands»<br />
ianerKlooster; opgevoed, nam, nog jong zijnde, het<br />
kleed en de ftrenge levenswijze der Kapucijnen aan,<br />
wier naam toen begon bekend te worden. Hij werd<br />
fpoedig voor den besten Prediker gehouden van geheel<br />
Italië. Doch door zijne leeringen over de regtvaardigheid<br />
niet uit de wet maar door JEZUS CHRISTUS tn an-<br />
HERV. II. X de-<br />
Lngeland<br />
,niboden<br />
;ERNAR-<br />
JU-ÜS<br />
DCHINUS.
? C, c dere van d<br />
JjÖli vl;;<br />
tot 1552<br />
1<br />
RoonTche leer afwijkende , in den haat<br />
van den Pr.us zelven vervallen zijnde, verliet hij in<br />
' het jaar 154.2 zijn Kloos'er in Italië, en verhuisde<br />
JOANNES<br />
A LAii.'J.<br />
MAITlN.<br />
32a K E R K E L I J K E<br />
met PETRUS MARTYR naar Zwitferland, en wel<br />
naar Geneve, alwaar hij de Hervormde leer omhels<br />
de. Thans kwam hij met MARTYR in Engeland,<br />
naderhand uit Engeland terug gekeerd, predikte hij<br />
het Euangelie te Zurich. Doch eindelijk heeft hij,<br />
door zijne bijzondere gevoelens, tot vele onlusten en<br />
twisten aanleiding gegeven, gelijk wij in het vervolg<br />
zien zullen.<br />
JOANNES A LASCO was de bekende Hervormer der<br />
Oostfriefche Kerken, en thans Euangelieleeraar te<br />
'Émbden ', hij kwam in het jaar 1548 naar Engeland,<br />
op aandrijven van PETRUS MARTYR, hebbende daar<br />
toe voor eenen zekeren tijd verlof gekregen van de<br />
Gravinne ANNA VAN OLDENBURG, waarom hij, zij<br />
ne zaken in Engeland verrigt hebbende, naar Emb-<br />
den terug keerde, doch wegens de verwarringen ,<br />
welke daar en in geheel Oostfriesland plaats hadden,<br />
over het Interim van Keizer KAREL , moest hij zich<br />
weder naar Engeland begeven, alwaar hij gebleven<br />
is tot de regering van Koningin MARIA.<br />
MARTINUS BUCBRÜS , te Selftad in den Elzas ge<br />
boren , is bekend door zijne geleerdheid, godsvrucht<br />
en arbeidzaamheid ter bevordering der Hervorming.<br />
Hij is irt Engeland, na een tweejarig verblijf al<br />
daar , overleden , den 28ften Januarij des jaars<br />
1551. Kort voor zijn' dood herhaalde hij menig<br />
maal , dat, bij zoo grooten ijver van velen, om<br />
God te kennen en de Kerk te hervormen, hij nog-<br />
tans
T> E S C II I E D E N I S. 3^3<br />
'tans vreesde, dat hunne loffelijke pogingen niet ge-1 ia C. G.<br />
aar 15 7-<br />
lukkig voortgaan of lang beftendig zijn zouden, |<br />
ot 1552»<br />
door gebrek van tucht, waar door de ondeugenden<br />
befhaft en de orde in den dienst behouden bleven.<br />
Zijn vriend PAULUS FAGIUS van Rytmbern in i 'AUI.OS<br />
;AGiUS.<br />
den Paltz, die met BUCERUS werkte aan eene ver<br />
klaring van den geheelen Bijbel, zoodat BUCERUS<br />
het Nieuwe en FAGIUS het Oude Testament bear<br />
beidde, werd door den dood, al vroeger dan BU<br />
CERUS, te weten, in het jaar 1549, weggerukt.<br />
Door deze mannen, onderfteund door CRANMER, Voortgang<br />
344 K E R K E L I J K E<br />
tin C. G vervolgens tot de meening der Lutheranen en gaf<br />
Jaari5i7<br />
tot den Katechismus van JUSTUS JONAS in eene Engel<br />
1552<br />
fche vertaling uit, doch nu overreed door de redetien<br />
van MARTYR en JOANNES A LASCO, nam hij<br />
Ie leere der Hervormden aan, zoo als ook de Bis-<br />
'chop REDLEY deed. Thans werd ook de Liturgie<br />
1 Ier Engelfche Kerk opgefteld, welke in zich bevatte<br />
< le Formuliergebeden, de Formulieren van de bedie-<br />
J ïing der Sacramenten, de overige Kerkplegtigheden,<br />
< n eindelijk de wijze van bevestiging der bedienaren<br />
l les Goddelijken woords. De drie eerde Hukken<br />
1 naken het Book of common praijer der Engelfche<br />
1 Cerk- uit, hetwelk, met eenige verandering onderKo.<br />
1 lingin ELIZABETH gemaakt, nog het dienstboek dier<br />
1 [erk is. Ook werd er eene Geloofsbelijdenis der<br />
1 ingelfche Kerk opgefteld en aangenomen, welke uit<br />
1 i [LII artikelen beftond, die onder de regering van<br />
1 XIZABETH tot XXXIX gebragt zijn , en de Ge-<br />
1 jofsbelijdem's der Engelfche Kerk tot heden toe<br />
l itmaken. Ook werd het Kerkelijk Regt gezuiverd<br />
c n een Kerkelijk Wetboek opgefteld, bevattende LI<br />
: rtikelen, hetwelk echter geen openbaar gezag ver-<br />
I reeg, door den voor de Hervorming zoo ongeluk-<br />
l igen als vroegtijdigen dood van Koning EDUARD<br />
\ Th<br />
Straf der Daar wij hier van het Kerkelijk Wetboek fpre-<br />
Ketteren. ^<br />
en, mogen wij niet voorbij aan te teekenen, dat<br />
z ïlfs de Hervormden , bij voorbeeld , CRANMER ,<br />
u dezen tijde nog in begrip waren, dat de Ketters<br />
Q et den dood geftraft moesten worden; dus werden<br />
d ; Wederdoopers en anderen, die behalve in den<br />
Kin-
G E S C H I E D E N I S . 3*5<br />
Kinderdoop, ook omtrent de Godheid van CHRIS M C. G.<br />
[arm 17.<br />
TUS, deszelfs menschwording en voldoening, om<br />
tot 1552»<br />
trent de Drieëenheid, in gevoelen, van de algemeen<br />
aangenomene leer verfchüden , tot ftraffe, ja<br />
tot den branclftapel veroordeeld. Het doet het karakter<br />
van den jongen Koning EDUARD eere aan,<br />
dat hij hier in van anders zeer uitmuntende Kerkhervormers<br />
verfchilde. Zekere vrouw van de fecte<br />
der Wederdoopers, met name JOANNA BOCHER , of<br />
VAN KENT , was, om hare begrippen van de<br />
mënschwording van den Zaligmaker, veroordeelc<br />
om verbrand te worden, CRANMER vergde der t<br />
jongen Koning, om dit vonnis met zijne oncfertee<br />
kening te bekrachtigen. Doch hij weigerde dit vol<br />
Ibekteiijk, zeggende: „ Dat men door dergelijke von<br />
nisfen over zaten, die het geloof of het gewete 1<br />
betroffen, zich aan diezelfde wreedheid fchuldi r<br />
maakte, van welke men de Roomfche Kerk, ms t<br />
zoo veel regt, befchulcligde." CRANMER was onl<br />
huist, maar, hoe zeer hij ceders zeer zacht va<br />
aard was, bleef hij aanhouden, om 's Konings bi<br />
krachtiging, zoo dat deze eindelijk zich genoodzaal<br />
zag, de ondertekening te doen, doch niet zondi<br />
tranen te ftorten s en onder herhaalde betuiging, d It<br />
hij deze veroordeeling niet voor zijne rekening wih !e<br />
nemen, maar die ter verantwoording aan den Aart s-<br />
bisfchop overliet.<br />
Ondertusfchen bleef'sKonings oudfle Zuster,<br />
Prinfes MARIA, Dochter van KATHARINA van A<br />
ragon, bij den Roomfchen Godsdienst, dien<br />
X 3<br />
v<br />
le 'sKonings<br />
r_ Zuster<br />
MARIA.<br />
zij blijft<br />
an
na C. G. van hare moeder had ingezogen, volharden , zon<br />
Jaari 51 7. der zich door eenige voordellen te laten bewegen ,<br />
toe 1552.<br />
om den Hervormden aan te nemen. Alhoewel nu<br />
Rcomsch<br />
gezind,<br />
maar KLI-<br />
ZABI-.TÏI<br />
wordtin<br />
de Hervormde<br />
leer ondei<br />
wezen<br />
Dood van<br />
den BértogvanSflmmerfetb,P10ttecor.<br />
.-,.6 K E R K E L I J K E<br />
deszelfs oefening thans verboden was, duldde men<br />
nogtans, dat zij hare eigene Priesters had, die voor<br />
haar de Mis vierden in hare woning; nogtans alles<br />
zoo in het geheim, dat niemand reden bad, om zich<br />
daar aan te ergeren. Maar de Princes ELIZABETH ,<br />
Dochter van ANNA BOELEIN , genoot het onderwijs<br />
van MATTHEUS PARKER. , en omhelsde de Hervor<br />
ming, welke zij naderhand met zoo veel aanzien<br />
en waardigheid in Engeland gevestigd en gehand<br />
haafd heeft.<br />
Het ongelukkig einde van den Protector, den<br />
Hertog van Sommerfeth, was in het jaar 155a een<br />
groot verlies voor de Hervormden in Engeland. In<br />
het jaar 1549 had hij zich in de treurige omRan-<br />
digheid bevonden, dat zijn Broeder THOMAS SEY<br />
MOUR , Admiraal van Engeland, door het Parle<br />
ment ter dood was veroordeeld en onthoofd ge<br />
wórden. Deze THOMAS SEYMOtfR bezat eene on<br />
bepaalde eerzucht, en had, na vergeefs naar een<br />
huwelijk niet de Prinfes ELI'ZABETH gedaan te heb<br />
ben , KATHARINA PARRE getrouwd, de weduwe van<br />
HENDRIK Vilï. Niet te vrede, met deze eer, wil<br />
de hij, gelijk zijn Broeder Protector was, bijzon<br />
der zich laten verkiezen tot Beftiturder of Gouver<br />
neur van den jongen Koning, waar over de hoogst-<br />
gaande twist en uveedrast tusfehen hem en zijnen<br />
Broeder den Protector ontdond. Evenwel met ziin<br />
voor-
G E.S C H I E D E N,I $. 3*7<br />
voornemen voortvarende, wist hij van den Koning<br />
een gefchrift te verkrijgen , - waar bij deze aan het<br />
Parlement verzocht, dat THOMAS SEYMOUR tot zijn'<br />
Gouverneur mogt worden aangefteld. De Protector<br />
en de Raad konden dit niet dulden, en dagvaardden,<br />
hem voor zich, zonder dat hij verfcheen, waar op<br />
zij befloten, hem naar den Towr te zenden, welk<br />
befluit hem gedwee maakte voor eenen tijd. Zijne<br />
Gemalin, de gewezene Koningin PARRE , was on-<br />
dertusfchen in het jaar 1548 overleden. Na haren<br />
dood ftond hij op nieuw , doch vruchteloos , naar<br />
de band van de Prinfes ELIZABETH ; door deze her<br />
haalde mislukking vergramd, befloot hij den Koning<br />
met geweld naar zijn Kasteel te vervoeren, en zijn<br />
Broeder afgezet hebbende, de befturing van het Rijk<br />
meester te worden, vergeefs poogde zijn Broeder de<br />
Protector hem van zijne voornemens af te brengen;<br />
hij werd dan eindelijk in den Towr gezet, en door<br />
het Parlement ter dood verwezen zijnde, den i3den<br />
April 1549 onthoofd, niet zonder dat de Protector,<br />
die met den Raad zijn vonnis onderteekend had ,<br />
zich den haat van velen door dezen dood zijns<br />
Broeders op den hals laadde. In het volgende jaar.<br />
1550 ondervond hij reeds de gevolgen van deze<br />
daad, daar men hem van verfcheidene misdaden be-<br />
fchuldigde, en hij van alle zijne waardigheden ont<br />
bloot werd. Doch in het jaar 1551 weder in gunst<br />
herlleld zijnde, werd hij door den Graaf van War<br />
wik, naderhand tot Hertog van Northumberlanu<br />
benoemd, wiens Dochter met zijn' Zoon getrouwe<br />
wa3, valfchelijk befchuldigd, als had hij eenen aan-<br />
X 4 fl*f<br />
na CG.<br />
Jaaris 17.<br />
cot 155*'
m C. G<br />
JaariS!7.<br />
Dood van<br />
Koning j<br />
EOUAUL)<br />
VI. *<br />
3»8 K E R K E L I J K E<br />
flag op deszelfs leven gemaakt. In de maand Oetober<br />
1551 werd hij net zijne vrouw en alle zijne<br />
aanhangers in den Towr gezet, en vervolgens ter<br />
dood gevonnisd over de misdaad van Felonie, of<br />
beraamden moord en manflag. Ingevolge van dit<br />
vonnis werd hij dea aafcn January 1552 openlijk<br />
>n;hoofd, tot algemeene dïoefhc-ü van bet volk,<br />
] letwelk hem beminde. Velen doopten hunne zak-<br />
« toeken tér gedachtenis in zija bloed; en men ver-<br />
I iaafc, dat, wanneer deze zelfde Hërfog van Nort-<br />
; mmberland naderhand oadcr de roering van Kolingin<br />
MARIA naar dea Towr gebïagt werd, zekere<br />
dele vrouw hem een' van deze bebloede neusdoeken<br />
ertoonde, zegende: Zie hier het bloed van dien<br />
ëugdzamen, den Oom van de:i ulunantendjlen Forst.<br />
Ttt bloed, door uwe fnoode kunfiénarijtn vergoten,<br />
egint r.u openlijk wraak ven tt te eifchen!<br />
Doch Cs awaarfls lieg trof de hj.vormiii.» in<br />
ingeland, c.oc:- den ;'ood van dj:j voottreffelijkea<br />
[ooing EDUARD VI, ia het jaar i 5 5 3. Hij had<br />
:eds vaa hot begin van dat jaar af gewörfteld met<br />
e ;ne bcr^dag op de borst, die tot tering over-<br />
S ing, warr uit een gerucht ontftond, dat hij ver»<br />
g :ven was, waar van toch geen vaste blijk of eenig<br />
b ïwijs voorhanden is. Hei gevaar, waar in zijn<br />
]£ ven verkeerde, ontwarende, verdubbelde de god-<br />
V uchtige jongeling zijne zorg voor de armen, daar<br />
t( e zich van den raad van JOAN REDLEY, Bisfchop<br />
v; m Londen, bedienende, meermalen gaf hij 00!; zijn<<br />
1 bekommering omtrent het lot van den Godsdienst<br />
te keunen, wanneer, bij zijn' dood, zijne Zuster<br />
MA-
GESCHIEDENIS. 3»9<br />
MARIA hem zou opvolgen; van welke bekommering MC. G.<br />
Jaari5i7.<br />
des Konings de Hertog van Northumberland ge<br />
tot 155»*<br />
bruik maakte, om hem over te halen, dat hij zijne<br />
beide Zusters MARIA en ELIZABETH, als wier regtmatige<br />
geboorte aan twijfeling onderworpen was,<br />
uitfluitende, JOANNA GRAV, die hem het naaste in<br />
den bloede beflond, en met den Zoon des Hertogs<br />
getrouwd was, bij uiterften wil tot de opvolging<br />
bettende, eene uitmuntende Prinfes, die met haar<br />
geheele hart der Hervorming was toegedaan. Doch<br />
deze beltemming kostte haar het leven, gelijk wij<br />
zien zullen.<br />
EDUARD ftierf, gelyk hij geleefd had, godvruchtig.<br />
Zijn feaffte gebed, hetwelk hij met geflotene<br />
oogen en zonder dat hij meende gehoord of verflaan<br />
te worden, uitboezemde, was door een' of anderer<br />
opgeteekend, en liep op dezen zin: „ O Heen<br />
God! verlos m«j uit dit ellendig en moeijelijk le<br />
" ven, en neem mij op in de vergadering uwe:<br />
uitverkorenen. Echter niet gelijk ik wil, maa;<br />
' uw wil alleen gefchiede! O Heere, aan u be<br />
" veel ik mijnen geest. Gij Heere weet, hoe ge<br />
„ lukkig en zalig mijn flaat zou wezen, indien il I<br />
„ bij en met u ware!<br />
„ Doch, bewaar dit leven, om uwer uitverko<br />
„ renen wil, en herflel mij in vorige gezondheid »<br />
„ opdat ik u getrouwelijk dienen moge.<br />
„ Ach mijn Heer en God, wees uw volk gur<br />
„ flig en genadig, en behoud uw erfkoningrijl<br />
„ Ach Heere God, bewaar uw uitverkoren vol k<br />
„ van Engeland. Ach, mijn Heer en God, b<br />
X 5 „ fcher n
na C. G. „ fcherm dit Rijk en weer van hetzelve de Paperij;<br />
Jaarisi7.<br />
„ en verdedig den waren Godsdienst en de zuivere<br />
tot 1552.<br />
„ vereering van uwen naam, opdat ik en mijn volk<br />
„ uwen allerheiligften naam mogen loven en groot-<br />
»<br />
i<br />
]<br />
1<br />
1<br />
l<br />
J<br />
v<br />
o<br />
e<br />
V<br />
li<br />
V<br />
h<br />
2<br />
V<br />
z<br />
si<br />
d<br />
e£<br />
al<br />
w<br />
le<br />
Z£<br />
n i a k e n<br />
' A<br />
(*)•" Kort daar na den dood<br />
roeiende naderen, zeide bij tegen den Ridder sio-<br />
JEY : Mijne krachten begeven mij! en met de<br />
voorden : Heere ontferm u mijner, en ontvang<br />
lijnen geest ! blies hij in deszelfs armen den katten<br />
adem uit, in den jeugdigen ouderdom van 16<br />
iren, in het 7de jaar van zijne regering, EDUARD<br />
Jov&t van alle Gefchiedfchrijvers van dien tijd hooelijk<br />
geprezen, als een wonder van zijne eeuw,<br />
an een allervoortreffelijkst karakter, en die natuur*<br />
jke begaafdheden en verkregene kundigheden bezat,<br />
'aar door men hem , fchoon nog in zijne eerfte<br />
ugd, aan de grootfte mannen gelijk kon ftellen.<br />
ijne deugd en godsvrucht, met weike hij geene<br />
:rtooning wilde maken, blonken, gedurende zijne<br />
ekte, op eene bijzondere wijze in hem uit, en<br />
jn ijver voor den gezuiverden Godsdienst verdien-<br />
: des te meer den hoogften lof, omdat dezelve<br />
n verlichre ijver was, en gepaard ging met eene<br />
jemeene zuivere en welbeftuurde menfchenliefde,<br />
aar door hij, boven de vooroordeelen van zijnen<br />
:ftijd verheven, afkeerig was van alle onverdraagamheid<br />
en vervolging.<br />
wordt y<br />
Koningin<br />
33o K E R K £ L Ij K E<br />
Volgens den uitetflen wil van den Koning EDUARD<br />
', werd zijne Nicht JOANNA GRAY, Dochter van<br />
(*) GERDES /. c. T. IV. Monum. p. r.33.<br />
den
G ES e iiï EDËNIS. 33*.<br />
den Hertog van Suf alk, a!s Koningin uitgeroepen , n C. G,<br />
doch naauwelijks waren acht dagen verloopen , of Iaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
alles verklaarde zich ten voordeele van 's Konings<br />
oudfte Zuster MARIA, Dochter van HENDRIK VIII<br />
en KATHARINA van Arragon, van welke deze Koning<br />
zich had doen fcheiden. Zij was met eenen<br />
bijgeloovigen ijver bezield voor de Roomfche Kerk ,<br />
in welker leere zij was opgevoed, en bij welker oefening<br />
zij ftandvastig gebleven was , gedurende de<br />
regering van haren Broeder EDUARD. Haar natuurlijk<br />
karakter, hetwelk daar in door den aard van<br />
haren Godsdienst verfterkt werd, was heerschzuch»<br />
tig en overhellende tot wreedheid. Haar eerfte werk<br />
dus, na dat zij hare mededingfter JOANNA GRAY,<br />
aan welke echter de kroon tegen haren eigenen zin,<br />
als 't ware, was opgedrongen , benevens derzelver<br />
voorftanders en naastbeftaanden ter dood had laten<br />
brengen, welken deze deugdzame Vorstin met alle<br />
blijken van godsvrucht en gelatenheid onderging ,<br />
was, door het Parlement de handelingen en vastheb<br />
lingen onder EDUARD'S regering te doen vernietigen,<br />
de echtfcheiding van HENDRIK met KATHARINA van<br />
Arragon te veroordeelen, en zijn huwelijk met de<br />
zelve voor wettig te doen verklaren, waar uit t«<br />
gelijk voortvloeide , dat EDUARD en de Prinfes ELD<br />
ZABETH als bastaardkinderen moesten aangemerkt<br />
worden. Zij wilde zelfs terftond , zich openlijk<br />
met den Paus verzoenen , en het Pausdom wedei<br />
invoeren, indien niet GARDINER, dien zij tot harer<br />
Kanfelier benoemd had, met meer voorzigtigheid ,<br />
haar dit afgeraden en vermaand had, langzaam daai<br />
. , me
tm C. G mede voort te gaan. Eerst dus werd er een Pla<br />
Jaari5i7<br />
lot 1551. kaat, op naam der Koningin , afgekondigd , waar<br />
bij zij erkende, het Roomsch-Katholijk Geloof te<br />
ziin toegedaan, doch tevens verzekerde , dat niemand<br />
zou gedwongen worden, voor dat de zaken<br />
van den Godsdienst met gemeene overeenfiemming<br />
zouden geregeld wezen, dus genoeg te kennen gevende,<br />
wat men van hare regering te wachten had.<br />
Kort daar op werd, onder voorwendfel, om allo<br />
bewegingen voor te komen, aan ieder een verboden<br />
te leeren of te prediken, zonder openbaar verlof,<br />
ivaar door den vooriTanderen der Hervorming de<br />
mond gefloten werd. Ook werden alle ongeoorloofde<br />
bijeenkomflen om den Godsdienst of om andere<br />
redenen onder zware ftraffen verboden. Den Duitfche<br />
en Franfche Leeraars , die onder EDUARD<br />
n Engeland waren overgekomen, werd gelast, het<br />
rlijk te verlaten; gelijk ook JOANNES A LASCO, met<br />
reien der zijnen, en ook PETRUS MARTYR Enge-<br />
'and verlieten. Ook beloofde het huwelijk van MA-<br />
UA met FILIPS, Zoon van Keizer KAREL V, naierhand<br />
zoo berucht in de Gefchiedenis van Nederland,<br />
onderden naam van FILIPS II, niet veel<br />
uinfligs voor de Hervorming van Enge/and.<br />
Hevige<br />
Vervolging.<br />
33a K E R K E L I J K E<br />
Op deze wijze trok het onweder te zamen, hetwelk<br />
ira in eene allerhevigfle vervolging uitbrak, CRAN<br />
MER , REDLEY, Bisfchop van Londen, LATIMER<br />
nn Worchester, een grijsaard van 80 jaren, benerens<br />
vele anderen, werden gevangen genomen, die<br />
rervolgens ter dood gebragt en aan de vlammen op<br />
i geofferd zijn. In het jaar 1554 kwam de Kardinaal<br />
PO-
G E S C H I E D E N I S . 335<br />
tOLUS, (POLE,) als Legaat van den Paus, in En ia C. G.<br />
(aaris'7geland<br />
over, wien de Koningin tot Aartsbisfchop van<br />
LOt 155»-<br />
Canterbury of Kantelberg benoemde. Deze onthief<br />
teiüond het Koningrijk van den ban , welken de<br />
Paus over dat land had uitgefproken, en bragt de<br />
verzoening der Engelfche Kerk met den Paus tot<br />
ftand, met vernietiging van alle de befluiten , die<br />
onder HENDRIK VIII en EDUARD VI tegen den Paus<br />
en het Pausdom genomen waren, POLUS echter,<br />
die listig maar van geweld en vervolging afkeerig<br />
was, gelijk hij zelf eenmaal in vermoeden gevallen<br />
was van Lutheranerij, drong iteeds aan op eene<br />
zachte behandeling der Hervormden , maar GARDI<br />
NER onderfleunde de drift der Koningin en drong<br />
door, dat de wetten met ftrengheid ten uitvoer werden<br />
gebragt. ROGER , HOOPER , SANDER , TAYLEE<br />
en andere uitmuntende mannen , werden toen ter<br />
vure gedoemd en lieten hun leven op den brandfta<br />
pel, om hun geloof, en zonder dat hun eenige re<br />
gelregte overtreding van de wetten kon worden t<<br />
last gelegd. Deze hevigheid verwekte zoodanig eer<br />
misnoegen en verontwaardiging onder het volk, ter<br />
wijl zeer velen daar door in hun geloof geflerk<br />
werden, dat GARDINER eerlang de voortzetting der<br />
zelve overliet aan BONNER, Bisfchop van Londen,<br />
Zelfs zagen de Koningin en Koning FILIPS zich ge<br />
noodzaakt, om te veinzen en door hunnen Biecht<br />
vader te laten verklaren, dat zij eenen afkeer had<br />
den van het Ketterdooden, zoodat alle hatelijkheu t<br />
dezer vervolging op de Geestelijkheid viel, die des<br />
aiettegenftaande met drift en woede voortfloeg. Ii l<br />
he c
83* K E R K E L IJ K E<br />
na C. G I)e<br />
t j'aar 1555 werden 67 lieden, ter zaken van den<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552 Godsdienst verbrand, onder welken vier Bisfchop.<br />
pen en dertien Ouderlingen. In het jaar 1556 nog<br />
85, welker namen genoemd worden in de Kerkgefchiedenis.<br />
In dit jaar werd ook CRANMER , na<br />
eene gevangenis van drie jaren, ter dood gebragt.<br />
Deze man, aan wien de Hervorming zoo veel vcrfchuJdigd<br />
was, wankelde in het begin, verloochende<br />
fchrifrelijk zijn geloof en deed belijdenis van de<br />
Roomfche leer,; doch, ziende, dat dit hem niets<br />
baatte, tegen den haat der Koningin , die op zijnen<br />
dood bleef aandringen, herftelde hij zich, en beleed<br />
met de grootfte blijken van berouw en leedwezen<br />
zijne zwakheid, en duldde den vreesfelijken dood<br />
met de uiterfte kloekmoedigheid , hebbende zelf zijne<br />
regterhand, met welke hij zijne verloochening<br />
onderteekend had, vooraf in de vlammen geftoken<br />
en gehouden, tot zij geheel verbrand was.<br />
Men zegt, dat men zijn hart geheel en ongefchonden<br />
onder de asfche gevonden heeft, hetwelk van<br />
velen als iets bijzonders zal opgemerkt zijn. Daags<br />
na 'smans dood aanvaardde POLUS deszelfs Aartsbisdom<br />
, waarom men op hem toepaste de woorden,<br />
welke de Profeet ELIA in last kreeg, om aan den<br />
hraëlhifchen Koning ACHAB aan te zeggen: Hebt<br />
VÏ doodge/lagen, en ook eene erfelijke bezitting<br />
'ngenomen? (1 Kon. XXI. 19.)<br />
Ja, men woedde niet alleen tegen de levenden,<br />
1 naar ook de dooden konden de wraak der Geeste-<br />
] ijkheid niet ontgaan. Wij hebben boven gezien,<br />
lat van de Euangelieleeraars , die in Engeland waren<br />
over-
G E S C H I E D E N I S . 335<br />
overgekomen, MART. BUCERUS en FAGIUS aldaar na C. G.<br />
[aariJiT.<br />
overleden waren. Tegen deze overledenen werd in<br />
cot 1552.<br />
het jaar 1557 eene regtspleging gehouden. Zij werden<br />
, als of zij nog in leven waren , gedagvaard,<br />
om voor hunne Regters te verfchijnen. Nadat deze<br />
dagvaarding, op onderfcheidene tijden, tot driema.<br />
len toe, herhaald was, en er natuurlijk niemand dei<br />
gedaagden te voorfchijn kwam, werden de getuiger 1<br />
teaen hen gehoord, en vervolgens hunne vonnisfet :<br />
opgemaakt, volgens welke zij, als hardnekkige Ketters<br />
, veroordeeld werden , om verbrand te worden !<br />
welk vonnis ook aan hunne doode ligchamen, na<br />
dat men ze had opgegraven, met de gebruikelijk*<br />
plegtigheden, werd uitgevoerd. Op deze wijze wil<br />
de het Bijgeloof zich wreken aan ce gedachtenis vai t<br />
twee voortreffelijke mannen, van welke het Pausdon I<br />
zoo veel afbreuk geleden had, en dacht men moge<br />
lijk, ook de vruchten van hunnen arbeid tc zullei 1<br />
vernielen (*). Men voerde ook eene foort van ge<br />
loofsonderzoek in, fchoon de Regtbank der Inqui<br />
fitie niet werd opgerigt, en in dit jaar 1557 werdei 1<br />
weder 97 menfchen door het vuur verteerd ; gelijl<br />
nog 39 in het jaar 155S. Sommigen tellen in he t<br />
geheel 2S4 menfchen, die gedurende de regering va: 1<br />
WARIA, om den Godsdienst, den dood geleden heb<br />
ben, volgens anderen beloopen dezelve een cetal va<br />
1<br />
800, reeds in de twee eerfte jaren der vervolging.<br />
Voc r<br />
(*) In de uitgave der werken vnn BUCERUSƒ>. 915. ftaj i<br />
eene Verhandeling, onder den titel: Hifi. di accufaiione<br />
C'judimnatione atq::: con;bustiont Martini Buceri.
336 K E R K E L I J K E<br />
naC. ( ï Voor het overige was de regering van MARIA<br />
Jaansi;<br />
' rampfpoedig voor Engeland. Haar huwelijk met<br />
tot 15S!<br />
FILIPS If, hetwelk onvruchtbaar was, wikkelde haar<br />
Dood va ti in eenen oorlog met Frankryk in, gedurende welke<br />
UA&1A.<br />
Calais, de eenige ftad van aanbelang, welke de<br />
Engelfchen in Frankryk nog bezaten , verloren<br />
ging. Dit verlies, en dat MARIA zich door haren<br />
Gemaal, die naar Spanje gekeerd was, met minachting<br />
zag behandelen , gelijk hij ook geen of weinig<br />
acht gaf op hare belangen, bij het fluiten van den<br />
vrede met Frankryk, deed haar een kwijnend leven<br />
leiden, en verhaastte haren dood, na eene regering<br />
van vijfjaren, in den ouderdom van 48 jaren,<br />
in het jaar 1558. Haar dood, en die van den<br />
Kardinaal POLUS, (POLE,) die in hetzelfde jaar<br />
overleed, maakte een einde aan de vervolging der<br />
Hervormden.<br />
Koningh 1 Te weten, hare halve Zuster, ELIZAEETH , Doch<br />
EL1ZA-<br />
BETH ter van ANNA BOELEIN , hare opvolgfter op den<br />
voert de troon, eene Prinfes, begaafd met groote hoedanigHervorheden,<br />
en met meer dan mannenmoed bezield, was<br />
ming in.<br />
in hare jeugd in den Hervormdeii Godsdienst onderwezen<br />
en opgevoed, en beleed denzelven openlijk.<br />
Gedurende de regering van hare Zuster MARIA was<br />
zij als in eene geftadige gevangenis gehouden , en<br />
had verfcheidene keeren gevaar van haar leven geloopen,<br />
waarom zij genoodzaakt was, haar geloof,<br />
zoo veel mogelijk was, te verbergen, en ook van<br />
tijd tot tijd de Misfe te hooren; doch voornamelijk<br />
had zij hare behoudenis te danken aan de Staatkun<br />
de van FILIPS, die, zijn huwelijk met MARIA on-<br />
vrucht-
G E S C H I E D E N I S . 337<br />
Vruchtbaar ziende, vreesde, dat, na den dood van na C. G.<br />
ELIZABETH, het Rijk van Engeland zou overgaan faartsï?.<br />
tot 1S5&«<br />
op MARIA STUART, Koningin van Schotland, waar<br />
door Engeland en Schotland onder een hoofd zouden<br />
komen, hetwelk FILIPS voor zijne belangen en<br />
inzigten nadeelig oordeelde.<br />
Zoodra ELIZABETH , tot algemeene blijdfchap des<br />
Engelfchen volks, de regering aanvaard had, be«<br />
noemde zij PARKER , die haar onderwijzer geweest<br />
was, tot het Aartsbisdom van Kanterbury, en NIC.<br />
BAKON, een' zeer geleerd en uitmuntend man, tot<br />
Kanfelier, hoewel onder eenen minderen titel, en<br />
beval, dat het Avondmaal onder de beide gedaanten<br />
van brood en wijn zou bediend worden. Voorts<br />
ging zij, ten aanzien van den Godsdienst, met alle<br />
omzigtigheid en beleid te werk, voet voor voet met<br />
de Hervorming voortgaande, om alle opfchuddingen<br />
voor te komen , en de binnpnlnnriovif» rust te behouden.<br />
Zoodra het Parlement in het jaar 1559<br />
bijeen was gekomen, werd haar de titel van Opperhoofd<br />
der Engelfche Kerk opgedragen, welken titel<br />
zij weigerde aan te nemen, fchoon zij met der daad<br />
de zaak zelve behield; de uitoefening van het beftuur<br />
der Kerk werd aan eene Commisfie uit het<br />
Hoogerhuis aanbevolen. Dewijl de Pausgezinden niet<br />
ophielden van den Predikftoel tegen Ketterij en nieuwigheden<br />
uit te varen, en bewegingen te verwekken<br />
, werd aan dezelven de vrijheid ontnomen, om<br />
openlijk te prediken, ten zij hun daar toe verlof<br />
gegeven was onder het groot zegel. Vervolgens<br />
werd er een openlijk mondgefpiek gehouden ovet<br />
HERV. II. Y het
33« K E R K E L I J K E<br />
na C. G het gebruik der moedertaal in den Godsdienst, over<br />
Jaari5i7 de Mis, en de magt der bijzondere Kerken , om<br />
tot 1552,<br />
fchikkingen te maken in den eeredienst. De Roomschgezinden,<br />
het onderfpit delvende , braken hetzelve<br />
af, onder voorwendfel, dat het hun, zonder Pausfelijk<br />
verlof, niet vrijftond, iets omtrent den Godsdienst<br />
vast te ftellen , of over zaken , die door de<br />
Kerk bepaald waren, te redetwisten. De Kerkenorde,<br />
onder EDUARD opgefteld, werd met eene kleine verandering<br />
vernieuwd, bij voorbeeld, met betrekking tot<br />
de ligchamelijke tegenwoordigheid van CHRISTUS in<br />
het Heilig Avondmaal, waar van met zoo algemeene<br />
bewoordingen werd gefproken, dat dezelve niet<br />
regelregt ontkend werd. ELIZABETH wilde in het<br />
eerst ook de Beelden in de Kerken behouden, maar<br />
bij nader inzien, gaf zij bevel, dezelve weg te nemen.<br />
Voorts was zij tegen niemand geftreng. In<br />
het cciot wtrJcn wol ettelijken, die weigerden den<br />
eed van Suprematie te doen, in de gevangenis geworpen<br />
, maar ook weder terflond ontflagen , en<br />
niemand werd verhinderd , het land te verlaten ;<br />
zelfs zij, die verkozen, hun ambt neder te leggen ,<br />
ontvingen jaargelden. De Geloofsbelijdenis , die<br />
reeds onder EDUARD VI opgefteld was, werd nagezien<br />
en tot 39 artikelen gebragt, en als de Geloofsbelijdenis<br />
der Engelfche Kerk uitgegeven en aangenomen.<br />
Eindelijk werd er eene nieuwe Overzetting<br />
des Bijbels gemaakt, en in het jaar 1561 uitgegeten.<br />
Op deze wijze werd de Hervorming onder<br />
ieze Koningin voortgezet en voltooid, niettegenlaande<br />
alle listen door de Paufen in het werk ge<br />
]<br />
field,
GESCHIEDENIS. 339<br />
.fteld, en het fmeden van aanilagen tegen de Ko na C. G.<br />
ningin ; ook niettegenftaande de hevige verfchillen , Jaarisi7.<br />
tot 1552.<br />
welke voornamelijk over den eeredienst door hen,<br />
die Puriteinen genoemd werden, verwekt, doch van<br />
dit een en ander zal nog in het vervolg gelegenheid<br />
voorkomen, te fpreken.<br />
Het Koningrijk van Schotland was, te dezen tijHervorde,<br />
nog niet met Engeland onder één hoofd verming in<br />
Schoteenigd.<br />
Ook in dit Koningrijk was de toeftand der land.<br />
Christelijke Kerk, niet minder dan in de overige<br />
landen van Europa, allertreurigst, door de onkunde<br />
, bijgeloof, gierigheid en het liederlijk leven,<br />
welke en andere ondeugden de Geestelijken in dat<br />
land beheerschten; waar uit men tot den diepvervallenen<br />
toeftand van den Godsdienst onder de gemeente<br />
het befluit ligtelijk kan opmaken. Zoo groot<br />
was de domheid onder de Geestelijken, dat de meesten<br />
van hen geloofden, dat net nieuwe Testament<br />
een nieuw Boek was, door LUTHER gefchreven (*);<br />
een Nieuw Testament te bezitten en te lezen werd<br />
voor eene misdaad des doods waardig gehouden.<br />
Een Bisfchop, DUNCALDE, voerde FOREST, een'<br />
Regulier Kanunnik, die gefladig uit het Oude en<br />
Nieuwe Testament predikte, te gemoet: Dat hij<br />
God dankte, dat hij zoo vele jaren geleefd had ,<br />
zon-<br />
(*) BUCHANANUS Hift. Scot. L. XV. welke uitmuntende<br />
Schrijver een vrij getrouw berigt geeft, van de<br />
Hervorming van dit Rijk. Onder andere Schrijvers over<br />
dit onderwerp verdient vooral gelezen te worden RO-<br />
BERTSON , in zijne Cefchiedenis van Schotland.<br />
Y a
naC. G. zonder van een Oud of Nieuw Testament te weten,<br />
Jaansi7 en dat hij met zijn Pontificale en Breviarium te<br />
tot 15S2.<br />
vrede was geweest. Evenwel was reeds in de XVde<br />
eeuw de beoefening der Wetenfchappen uit Frankryk<br />
in Schotland overgebragt, en de Aartsbisfchop<br />
van 67. Andrews WARDLAV, had in 141a eene Hoogefchool<br />
in zijn Aartsbisdom opgerigt, wiens voorbeeld<br />
door anderen gevolgd was. Eenige aanhangers van<br />
WIKLEF werden ook in Schotland gevonden, onder anderen<br />
werd JOHN RASBY, een Engelschman, om het<br />
verfpreiden van deze gevoelens, ten tijde van gemelden<br />
Aartsbisfchop, ten vure gedoemd. Op het einde<br />
dier eeuw hadden zich ook vele Lollarden op de<br />
grenzen tusfehen Schotland en Engeland vertoond,<br />
en hunne leer ijverig voortgeplant.<br />
PATRICIUS<br />
HAMIL-<br />
TON.<br />
340 K E R K E L I J K E<br />
Zoodra het gerucht, aangaande de begonnene Hervorming<br />
van Duitschland en Zwitferland in Schotland<br />
was uvei g
GESCHIEDENIS. 341<br />
BERT , en onder denzelven de eerfte op deze nieu-1 ia C. G.<br />
we Hoogefchool eenige Hellingen verdedigde, welke aansi7.<br />
ot 1552*<br />
met de Euangelifche leer overeenkwamen. In zijn<br />
Vaderland terug gekeerd, verfpreidde hij, als de eerfte<br />
Apostel van Schotland, de Euangelieleer onder<br />
velen, met alle vrijmoedigheid. Doch de Geestelijkheid<br />
wist hem naar St. Andrews te lokken, onder<br />
voorwendfel van met hem over de leere te fpreken ,<br />
gelijk hij dan onder anderen met ALEXANDER CAM<br />
BEL , Prior der Dominicanen, die onder de Geestelijken<br />
voor zeer geleerd geacht werd , verfcheidene<br />
gefprekken gehouden heeft over de uitlegging der<br />
Heilige Schrift, met zoo veel kracht van redenen ,<br />
dat CAMBEL door overtuiging beleed, dat de voornaamfte<br />
leerftukken , door PATRICIUS verdedigd ,<br />
waarheden waren. Doch deze zelfde ALEXANDER<br />
CAMBEL, de gunst der' Geestelijken hooger fchattende<br />
dan de overtuiging der waarheid, werd de<br />
befchuldiger van PATRICIUS, die op den eerden<br />
Maart 1527 voor de vergadering der Geestelijken<br />
gedagvaard werd, nadat zij eerst den Koning JA<br />
KOB V, die nog geheel jong was, op hunne zijde<br />
gebragt, en deszelfs verlof verkregen hadden, zonder<br />
hetwelk zij den edelen jongeling niet zouden<br />
hebben durven aanvallen, PATRICIUS toonde zoo<br />
veel ijver, om de leere van CHRISTUS te belijden,<br />
dat hij zich op den laatften Februarij reeds voor de<br />
vergadering van twaalf Geestelijken ftelde, die door<br />
de overigen tot zijne regters benoemd waren, en<br />
van welken CAMBEL één was. Deze regters waren<br />
fpoedig gereed, om zijn vonnis op te maken, hem<br />
Y 3 als
34a K E R K E L I J K E<br />
ni C. G. als een' Ketter te veroordeelen en aan den wereldlijJaan5i7ken<br />
arm over te geven, ingevolge van welk vonnis<br />
tot 1552<br />
de edele jongeling in den ouderdom van 23 jaren<br />
nog dien zelfden namiddag verbrand werd (*). Zij<br />
ne goederen werden verbeurd verklaard.<br />
De voornaamfte {tellingen, welke JAKOB BETON,<br />
Aartsbisfchop van St. Andrews, tegen PATRICIUS<br />
HAMILTON inbragt, en om welke deze ten vure ge<br />
doemd werd, waren: „Dat de mensch geen' vrijen<br />
wil heeft. Dat er geen Vagevuur is. Dat de Hei<br />
lige Aartsvaders reeds voor het lijden van CHRISTUS<br />
in den Hemel zijn opgenomen. Dat de Paus geene<br />
magt heeft, om te binden en te ontbinden. Dat de<br />
Paus de Antichrist is. Dat elke Priester dezelfde<br />
magt bezit, als de Paus. Dat hij PATRICIUS HA<br />
MILTON Bisfchop zij. Dat niemand eene Bulle van<br />
eenen Bisfchop noodig heeft. Dat de gelofte van<br />
den Paapfcheu Oodsdicnst eene vervloekte gelofte is.<br />
Dat de Pausfelijke wetten niemand verpligten. Dat<br />
alle Christenen, die dezen naam waardig zijn, open<br />
baar moeten maken, dat zij in den genadefraat ver-<br />
keeren. • Dat niemand zalig wordt, ten zij hij gepre<br />
destineerd zij tot de zaligheid. Dat de Onchristen<br />
en Ongeloovige in doodelijke zonde ligt. Dat God<br />
(*) FR. LAMBERT, zijn gewezen leermeester, berigt<br />
dit uiteinde van PATRICIUS kortelijk in eene Voorrede op<br />
zijne verklaring van de Openbaring van JOANNES, door<br />
hem in het jaar 1528 uitgegeven, en aan den Landgraaf<br />
van Hesfen opgedragen. Vergelijk GERDES /. c. pag.<br />
210, 212.<br />
de
G E S C H I E D E N I S . 343<br />
de oorzaak der zonde is, in dien zin, dat, als hij na C. G.<br />
aan de menfchen zijne genade onttrekt, dezen ook<br />
Jaari517.<br />
tot 1552.<br />
zondigen. Dat het eene duivelfche leere is , wanneer<br />
iemand den zondaar boete oplegt voor de zonden.<br />
Dat PATRICIUS twijfelde, of alle kinderen ,<br />
die terftond na den doop fterven, al of niet zalig<br />
zijn. Dat de Oorbiecht geenszins noodzakelijk zij."<br />
HAMILTON ging den dood ftandvastig te gemoet,<br />
en leed dien godvruchtig. Zijne laatfte woorden<br />
waren: Heere, hoe lang zullen deze duisternis/en<br />
dit Koningrijk bedekken? Hoe lang zult gij zoodanige<br />
tijrannij onder de menfchen dulden? Heere<br />
JEZUS ontvang mijnen geest!<br />
Opmerkelijk is de volgende bijzonderheid , welke<br />
ons de Gefchiedenis meldt (*). Als de bovengemelde<br />
ALEXANDER CAMBEL, zijne plaats hebbende<br />
onder de twaalf regters, PATRICIUS hard viel en<br />
hem drong, om zijn geloof te verzaken, zcidc deze,<br />
die driftig van aard en een jongeling was, mei<br />
ernst: ,, Snoodfte der menfchen, die thans veroordeelt,<br />
hetgeen gij weet, en aan mij zelveh, korte<br />
dagen geleden, bekend hebt, waarheid te zijn. Ik<br />
dagvaarde u heden voor den regterftoel van den levenden<br />
God! " ALEXANDER ontftelde op deze<br />
woorden zoo hevig, dat hij, van dien oogenblik af,<br />
van zijn verftand beroofd werd, en niet lang daai<br />
na, in eene ontzetbare woede, den geest gaf.<br />
De onfchuld en ftandvastigheid van PATRICIUS<br />
hac<br />
(*) FOX Ecclejtast. Hijlory Vol. II. fol. 184. b. BÜ<br />
CHANAN. Hifl. Scot. p. 429,<br />
Y 4
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
34* K E R K E L I J K E<br />
had ondertusfchen bij velen die uitwerking, dat zij<br />
de Hervorming omhelsden , en fommigen, bij het<br />
voortduren der vervolging, met hun bloed hun geloof<br />
verzegelden. Onder anderen werd een Benedic*<br />
tyner Monnik, met name FOREST, door eenen anderen,<br />
die men hem als zijn Biechtvader in de gevangenis<br />
toegevoegd had, verraden, dat hij hem in<br />
de biecht beleden had, dat de gevoelens van PATRI<br />
CIUS HAMILTON zeer wel konden verdedigd worden;<br />
waar op hij als een Ketter het vonnis des doods<br />
ontving. Deze FOREST , ter dood geleid wordende,<br />
riep een wee uit tegen de Monniken , omdat zij het<br />
geheim der biecht niet bewaarden , maar daar van<br />
een verfoeijelijk misbruik maakten , om onfchuldige<br />
menfchen ter dood te kunnen brengen.<br />
Hevig ging de vervolging haren gang; in het<br />
jaar 1534 werd benevens anderen zekere DAVID<br />
STRADO op den brandftapel gebragt, fchoon men<br />
volftrekt geene befchuldiging tegen hem wist in te<br />
brengen, dan dat hij weigerig was om zijne tienden<br />
op te brengen.<br />
De Koning JAKOB V betoonde zich dus ijverig<br />
voor het Roomfche geloof, waar toe zijne ftaatkundige<br />
inzigten en belangen hem voornamelijk bewogen,<br />
dewijl hij met HENDRIK VIII, Koning van<br />
Engeland, in geene te vreedzame betrekking ftond.<br />
Deze had hem wel verfcheidene gefchriften tegen<br />
het gezag van den Paus gezonden, met vermaning,<br />
om zich met hem tegen den Paus te vereenigen ,<br />
doch deze poging was vruchteloos. Koning JAKOB<br />
ftelde dezelve in handen zijner Geestelijkheid, die<br />
de-
G E S C H I E D E N I S . 345<br />
deze gefchriften veroordeelde, en den Koning ge- i aC. G.<br />
aari5i7.<br />
lukkig noemde, dat hij zoo godslasterlijke gefchrif- |<br />
ot 1552.<br />
ten niet ingezien of gelezen had. Anderszins had<br />
Koning JAKOB geheel geene achting voor de Schot-<br />
fche Monniken en Priesters. Zelfs is het bekende<br />
Hekeldicht, Franciscanus genoemd, door BUCHA-<br />
NANUS, op bevel en aandrijven van den Koning ,<br />
die om zekere redenen op de Franciskanen verbit<br />
terd was, opgefteld. Schoon die Dichter en ver<br />
maarde Gefchiedfchrijver niet lang daar na, in het<br />
jaar 1539, door den Koning aan de Geestelijkheid<br />
en derzelver woede werd overgelaten, en het met<br />
eenen wreden dood zou bekocht hebben, indien hij<br />
niet gelukkig uit de gevangenis ontkomen was (*}.<br />
Het huwelijk van Koning JAKOB met MARGARE-<br />
THA, oudfte Dochter van den Koning van Frank<br />
ryk , FRANCOIS , fcheen eenige verademing aan de<br />
Hervormden te beloven, dewijl deze Vorstin onder<br />
het oog van hare Moeije, MARGARETHA , Koningin<br />
van Navarre, opgevoed zijnde, van den Euange<br />
lifchen Godsdienst niet vreemd was. Maar de vroe<br />
ge dood dezer Koningin, die in datzelfde jaar 1538<br />
aan de tering overleed, deed deze hoop ras verdwij-<br />
nen, en de vervolging werd door den Aartsbisfchop<br />
BIÏTON met allen ijver voortgezet.<br />
In het volgende jaar 1540 hertrouwde de Koning<br />
met MARIA van Lotharingen, uit de familie dei<br />
Gul<br />
(*) BUCHANANUS verhaalt dit zelf breeder, in de Ge<br />
fchiedenis van zijn eigen leven, welke ook voor de uit<br />
gave zijner Poëmata in i:mo. geplaatst is.<br />
Y 5
34ö K E R K E L I J K E<br />
na C. G<br />
Gulzen, welke het Pausdom met zoo veel kracht<br />
Jaar 1517.<br />
in Frankryk handhaafden. Dit gaf der Geestelijkheid<br />
tot 1552.<br />
moed, en fpoorde haar aan , om de Hervorming<br />
met alle magt te keer te gaan. Doch daar tegen<br />
waren zeer velen van den Adel tot dezelve gene<br />
gen. De Koning, die door weelde en goede fier te<br />
maken, doorgaans geld gebrek, en verfcheidene na<br />
tuurlijke kinderen had , voor welke hij een beflaan<br />
wilde bezorgen, werd door de eene en andere partij<br />
om het zeerst aangezocht. De Adel vertoonde hem<br />
de onmetelijke rijkdommen en bezittingen der Gees-<br />
telijken, en fpoorde hem aan, om, op het voor<br />
beeld van den Koning HENDRIK VIII van Engeland,<br />
de Abdijen en Kloosters te vernietigen, en derzelver<br />
goederen aan zich te trekken. Daar tegen deden de<br />
Geestelijken hem opmerken, dat hij aan zijne natuur<br />
lijke kinderen voordeelige Abdijen, Prebenden enz. kon<br />
I èhenken, en beloofden hem uit de verbeurdverkla<br />
] ring der goederen van veroordeelde Ketters jaarlijks<br />
[oo,ooo Dukaten te zullen bezorgen, ook vleiden<br />
sj hem met het uitzigt, dat de Paus hem ligtelijk<br />
;ebruiken zou tot hoofd van een verbond tegen<br />
[oning HENDRIK. De Geestelijkheid onderlteund<br />
oor de Koningin, kreeg bij den Koning de over-<br />
and, die terflond vier van zijne Zonen met Abdijen<br />
n Priorfchappen befchonk, en aan de Geestelijken<br />
iKOB HAMILTON, een Bastaardbroeder van den<br />
rraaf van Aran, tot Regter bijvoegde, om naar<br />
a len onderzoek te doen, en hen te vervolgen, die<br />
v in Ketterij verdacht waren; waaromtrent de Gees-<br />
tt lijken verzekerden, dat men niet vele moeite zou<br />
heb-
G E S C H I E D E N I S . 347<br />
-hebben, alzoo duizenden menfchen geene zwarig ft C. G.<br />
[aari5i7.<br />
heid maakten, de Boeken van het Oude ën Nieuwe<br />
:ot 1552.<br />
Testament te lezen, over de magt van den Paus<br />
vrij te fpreken, en door de oude plegtigheden der<br />
Kerk te verachten, aan de perfonen, aan God en<br />
den Godsdienst gewijd, alle gehoorzaamheid en eerbied<br />
te onttrekken. En nu verhief zich de woede<br />
der vervolging ten hoogden toppunt. Onder anderen<br />
werd een Ridder van het Gulden Vlies, JOHN BORTH-<br />
WIKE, gemeenlijk Kapitein BORTHWIKE genoemd, van<br />
Ketterij befchuldigd, en voor de Kerkelijke Regtbank<br />
vanDAVID BETON, Aartsbisfchop van St. Andrews,<br />
en der overige Prelaten van Schotland, gedagvaard;<br />
doch hij ontging het gevaar, door naar Duitschland<br />
te wijken. De Geestelijken veroordeelden den afwezenden<br />
als een Ketter, na eenige punten tegen<br />
hem opgefteld en uitgegeven te hebben ; zij verklaarden<br />
zijne goederen verbeurd , en verhrandden<br />
zijne beeldtenis openlijk, BORTHWIKE , zoodra hij<br />
de punten van zijne befchuldiging ontvangen en gelezen<br />
had, fchreef tegen dezelve eene deftige en<br />
uitmuntende verantwoording, welke hij, ter befchaming<br />
van zijne onbevoegde Regters , in openbaren<br />
druk uitgaf (*).<br />
Deze hevige ftorm duurde echter niet lang. De Dood van<br />
gemelde Regter HAMILTON verviel eerlang bij den<br />
Koning<br />
JAKOB V<br />
Koning in ongenade en verloor het hoofd op een van<br />
fchavot. Niet lang daar na , in het jaar 154a , Schotland.<br />
overleed de Koning zelf. Deze was in eene kom-<br />
(*) GERDES Scrin. Antiq. T. III. Part. I. N. IV.<br />
mer-
34* K E R K E L I J K E<br />
na C. G . merlijke zwaarmoedigheid van geest vervallen , en<br />
Jaarisi;<br />
• werd gedurende dezelve door ontrustende droomen<br />
tot 1552<br />
verfchrikt, waar van BUCHANANUS eenen zeer merkwaardigen<br />
verhaalt. De Koning zag, in zijnen<br />
droom, den gewezen Regter HAMILTON met den<br />
blooten degen op hem aanvallen, en hem eerst den<br />
regter en vervolgens den linker arm afhouwen, met<br />
bedreiging, dat hij eerlang wederkomen en hem ook<br />
het leven benemen zou. De Koning, zich over dezen<br />
droom kwellende , kreeg eerlang tijding , dat<br />
zijne beide Zonen ten zelfden tijde overleden waren<br />
, de één te St. Andrews, de andere te Sterling.<br />
«ARIA<br />
ÏTUART<br />
Koningir<br />
en JAKO,<br />
HAMIL<br />
TON Onderkoning.<br />
Koning JAKOB V liet bij zijne weduwe MARIA<br />
van Lotharingen ééne Dochter na, die niet meer<br />
dan zeven dagen oud , en de erfgename van zijn<br />
Koningrijk was. Zij is naderhand, door hare treurige<br />
lotgevallen, onder den naam van MARIA STU-<br />
ART, zeer berucht geworden. Volgens een oud gebruik<br />
in Schotland werd er een Onderkoning aangefteld,<br />
en JAKOB HAMILTON, Graaf van Aran ,<br />
naastbeflaande der jonge Koningin , tot dien post<br />
benoemd. Deze Graaf had , voordat hij Voogd van<br />
het Rijk werd, de leer der Hervormden goedgekeurd<br />
en zelfs beleden, doch toen hij in het bewind gefield<br />
was, had de vrees voor de Roomfche Geestelijkheid,<br />
en in het bijzonder voor den Kardinaal<br />
BETON , Aartsbisfchop van St. Andrews, zoo veel<br />
vat op hem, dat hij zijn geloof verzaakte, en van<br />
den Roomfchen Godsdienst openlijke belijdenis deed;<br />
zijnde het waar beftuur van zaken in handen der<br />
Ko-
GESCHIEDENIS. 3^9<br />
Koningin weduwe en van den Kardinaal, terwijl de ia C. G.<br />
Onderkoning niet meer dan de fchaduw van het ge<br />
[aar'517.<br />
tot 1552.<br />
bied behield.<br />
De Kardinaal, zoo wreed als heerschzuchtig van Wreedheden<br />
van<br />
aard, voerde nu den Onderkoning met zich rond,<br />
den Kar<br />
door verfcheidene gewesten van Schotland, onder dinaal BE<br />
TON voorwendfel, van oproerige bewegingen te fluiten, en<br />
derzelver<br />
maar inderdaad, om de aanhangers der Hervorming ftraf.<br />
op te zoeken en ter dood te brengen; gelijk alom Merkwaardige<br />
in het jaar 1544. en 1545 gebeurde. Zelfs de onbijzonfchuldigfle menfchen werden,, om kleine overtredinderheden van G.<br />
gen der Kerkelijke voorfchriften, ten vure veroor<br />
WISHART.<br />
deeld. Te Perth werden vier menfchen ter dood<br />
gebragt, omdat zij op eenen verboden dag vleesch<br />
hadden gegeten ; en eene kraamvrouw met haar<br />
kind, omdat zij in den barensnood de Maagd MA<br />
RIA niet om hulp gebeden had.<br />
Onder de menigte der genen, die te dezen tijde<br />
om den Godsdienst ter dood gebragt werden, is<br />
inzonderheid merkwaardig GEORGE WISHART, of<br />
GUISCARD , wien BUCHANANUS Sophocardiusnoemt,<br />
hetwelk eene overzetting van den naam WYSHART<br />
in het Grieksch is, naar de gewoonte van die tijden.<br />
Deze man, uit een edel geflacht in Schotland<br />
gefproten, had zijne Letteroefeningen in Engeland op<br />
de Hoogefchool te Cambridge voltrokken, en daar<br />
ook de beginfelen van de Hervormde leere aangenomen.<br />
In het jaar 1544 in zijn vaderland wedergekeerd,<br />
verbleef hij te Dundee, eene ftad 8 of 10<br />
mijlen van St. Andrews, alwaar hij met allen ijver<br />
tegen de overal heerfchende gebreken en zedebederf<br />
pre
K E R K E L I J K E<br />
na C. G. predikte. De Kardinaal BETON, dit vernemende,<br />
Jaari5i7. fchreef aan de regering der plaats, om dezen nieu<br />
tot 1552.<br />
wen Prediker te beteugelen, waar op WISHART of<br />
GÜISCART verboden werd te prediken, en opfchuddingen<br />
te maken. Hij antwoordde : „ Dat<br />
hij geene opfchuddingen maakte, en dat dit in allen<br />
gevalle de weg niet was, om dezelve voor te ko«<br />
men, als men de Gezanten van God verwierp, die,<br />
wanneer hij heenging, andere Gezanten zenden zou;<br />
dat het te vreezen ftond, dat zij zich op deze wijze<br />
een gevaar op den hals zouden halen, hetwelk hij<br />
hun voorzeide, dat hen fchielijk zou treffen, waarom<br />
hij hen vermaande, zich met ernftige boetvaardigheid<br />
tot God te bekeeren." Dundee vervolgens<br />
verlaten hebbende, begaf hij zich naar het westelijk<br />
gedeelte van Schotland, alwaar hij vele volgelingen<br />
kreeg. Dewijl de Aartsbisfchop van Glasgow, JOHN<br />
BETON, niet wlWe dulden, dat hij in eenige Kerk<br />
predikte, predikte hij te platten lande, onder den<br />
blooten hemel; en als zijne aanhangers zich met<br />
geweld van de Kerken wilden meester maken, verbood<br />
hij htm zulks ernftig , zeggende : „ Dat hij<br />
het woord des vredes verkondigde, om welks wil<br />
men geen bloed mag vergieten." Na het verloop<br />
van omtrent eene maand, openbaarde zich de pest<br />
of eene befmettelijke ziekte in Dundee, waar op hij<br />
terflond derwaarts keerde, en daar zijn prediken hervatte,<br />
terwijl de genen, die min of meer befmet waren,<br />
zich buirens huis, de gezonden binnens huis plaatften<br />
en hij zichzelven zoodanig, dat hij van allen gehoord<br />
kon worden; hij bediende ook de armen met hulp<br />
en
G E S C H I E D E N I S . 351<br />
en vertroosting, en was als een getrouw herder voor n C. O;<br />
allen nuttig. 'Eens na het eindigen der preek poog [aan 517.<br />
:ot 155a.<br />
de een Priester hem met eene pook of ponjaard te<br />
doorfteken. Het volk toefchietende, zoude dezen<br />
zeiven in woede hebben doodgeflagen, maar GUTS-<br />
GARD nam hem in den arm en befchermde hem, te<br />
kennen gevende, dat hij niet gekwetst was, maar<br />
nu ligtelijk kon opmaken , wat hem flond over te<br />
komen. Van dien tijd af ftelde hij zich den dood<br />
voor oogen, en vermaande zijne vrienden, dat zij<br />
den moed niet zouden verliezen, dat hij wel zou<br />
henen gaan, en dat eenige weinigen hem zouden<br />
volgen, doch dat binnen niet heel langen tijd bet<br />
ganfche Land tot het licht der Euangeliewaarheid<br />
bekeerd zou worden. Voorts ging hij ijverig voort<br />
met zijne prediking, onder grooten toeloop des<br />
volks, hetwelk zijn onderwijs met graagte hoorde<br />
en aannam.<br />
Ondertusfchen werd er eene vergadering van Geestelijken<br />
in de maand Januarij 1545 gehouden te<br />
Edemburg,\x\ de nabuurfchap van welke Had GUIS-<br />
CARD zich thans onthield, bij zekeren Edelman<br />
JOHN COCBURN. De gemelde vergadering van zijn<br />
verblijf kennis gekregen hebbende, werden er terflond<br />
Ruiters afgezonden, om hem gevangen naar<br />
Edemburg te brengen, COCBURN echter weigerde,<br />
den Leeraar over te leveren, tot dat de Graaf van<br />
BOTHWEL zich zeiven ten borg had aangeboden ,<br />
dat hem geen leed gefchieden zou. Maar de Geestelijken,<br />
hunnen roof in handen hebbende, voerden<br />
hem van Edemburg naar St. Andrews, alwaar zij<br />
hem
3 5a K E R K E L I J K E<br />
aa C. G hem fpoedig als een' Ketter veroordeelden , zonder<br />
Jaari5l7. dat hem eene regtmatige verdediging vergund werd.<br />
lot 1552,<br />
De Kardinaal Aartsbisfchop van St. Andrews, DA-<br />
VID BETON, fchreef aan den Onderkoning, dat hij<br />
eenen regter zou benoemen, om het doodvonnis aan<br />
den veroordeelden te voltrekken. De Onderkoning ,<br />
door eenen godvruchtigen en nadrukkelijken Blief<br />
van DAVID HAMILTON zijnen bloedverwant en vriend<br />
afgefchrikt, fchreef aan den Kardinaal weder: „Dat<br />
hij deze zaak niet overhaast moest behandelen, maar<br />
dezelve in ftaat houden tot zijne overkomst, alzoo<br />
hij tot den dood van dezen man zijne toeftemming<br />
niet zou geven , voordat zijne zaak naauwkeurig<br />
onderzocht zou zijn. Bijaldien de Kardinaal echter<br />
hier mede voortvoer, dat de ftraf op deszelfs<br />
hoofd zou nederkomen, terwijl hij, voor zich,<br />
mids dezen betuigde, vrij te zijn van moord en<br />
bloed." De Kardinaal, door dit antwoord, hetwelk<br />
hij niet verwacht had, getroffen zijnde, en vreezende<br />
, dat de gevangene hem door het volk met geweld<br />
zou ontrukt worden, befloot, in hevige woede<br />
ontdoken, voort te varen, terwijl hij aan den Onderkoning<br />
fchreef: „ Dat hij hem den voorgaanden<br />
Brief niet gefchreven had, als of hij, in eenig opzigt,<br />
van hem afhankelijk ware, maar omdat hij<br />
het vonnis met zijn' naam onderteekend had willen<br />
hebben, ten blijke van hunne overeenftemming<br />
voor het publiek."<br />
Vervolgens haalde men GEORG GUISCARD uit den<br />
Kerker, en JOHN VINIRAM, een geleerd man, die<br />
heimelijk de zaak der Hervorming was toegedaan ,<br />
kreeg
G E S C H I E D E N I S . 353<br />
kreeg last, eene preek te houden, in welke hij uit na C. Öj<br />
Matth. XIII aanmerkte : Dat het goede zaad, Jaarisr^<br />
tot I552i<br />
daar in de gelijkenis gemeld, het woord Gods is ,<br />
maar het kwade zaad, Ketterijen, want dat Ketterij<br />
is een valsch gevoelen, volftrekt ftrijdig met de H.<br />
Schrift, en met hardnekkigheid verdedigd; dat dezelve<br />
ontftaat en gevoed wordt door de onkunde<br />
der Herderen van de Kerk, die niet weten, de Ketters<br />
te overtuigen, of de dwalenden weder te regt<br />
te brengen door het Geestelijke zwaard , d. i. het<br />
woord van God. Vervolgens den pligt van eenen<br />
Bisfchop of Opziener uit den Brief aan TIMOTHEUS<br />
verklaard hebbende, toonde hij, dat er flechts eene<br />
weg zij, om Ketterij te ontdekken, wanneer namelijk<br />
dezelve getoetst wordt aan het woord van God*<br />
Na deze preek, welke inderdaad tegen de Geestelijkheid<br />
gerigt was , die hier niet zamengekomen<br />
was, om de Ketterij te wederleggen , maar om de<br />
Ketters, te ftraffen, werd een foort van verhoor met<br />
GUISCARD gehouden, in hetwelk hij met alle befchuldigingen<br />
en fcheldwoorden werd overladen ,<br />
welke men gewoon was, tegen de zoogenaamde<br />
Ketters op een te ftapelen, waarna hij in het Kasteel<br />
in de kamer van den Bevelhebber terug gebragt<br />
werd.<br />
'sAanderen daags 's morgens kwamen hem twéé<br />
Franciskanen aanzeggen, dat hij moest fterven,herri<br />
vragende, of hij hun, naar het gebruik, wilde<br />
biechten? GUISCART antwoordde: Dat hij met de<br />
Broederen niets te doen had , en niet gaarn met<br />
hen fpreken zou; doch indien zij hem een' dienst<br />
HERV. IK £ wil*
354 K E R K E L I J K E<br />
n- C. G.<br />
wilden bewijzen , dat bij begeerig was te fpreken<br />
Jnarj5i7. met den geleerden man, die gisteren gepredikt had.<br />
toe 1552.<br />
VINIRAM kwam daar op, met verlof der Bisfchoppen,<br />
hem op het Kasteel bezoeken, en berstte, hem<br />
ziende, in eenen vloed van tranen uit. Bedaard<br />
zijnde, vraagde hij GUISCARD : Of hij het Sacrament<br />
des Avondmaals wilde gebruiken? „ Zeer<br />
gaarne," antwoordde deze, „ indien het, naar de<br />
inftelling van CHRISTUS, onder de beide gedaanten<br />
van brood en wijn, bediend wordt." VINIRAM,<br />
bij de Bisfchoppen gekomen, berigtte, dat de gevangene<br />
heilig verzekerde , onfchuldig te zijn aan<br />
alle de misdaden, van welke hij befchuldigd werd;<br />
dat hij daar mede echter niet bedoelde , om den<br />
dood te ontgaan, maar om zijne onfchuld, die aan<br />
God genoeg'bekend was, ook bij de menfchen niet<br />
onbetuigd te laten. De Kardinaal driftig geworden ,<br />
duwde den fpreker toe: „Wij weten ook al lang,<br />
wie gij zijt." Vervolgens op de vraag: Of hij aan<br />
den veroordeelden het gebruik van het Heil. Avondmaal<br />
vergunde, na met de Bisfchoppen gefproken te<br />
hebben , antwoordende : „ Dat het niet billijk<br />
fcheen, dat een hardnekkig Ketter, die door de<br />
Kerk veroordeeld was, eenige weldaden der Kerk<br />
genieten zou."<br />
Dit befcheid aan GUISCARD overgebragt zijnde,<br />
sis nu de Bevelhebber van het Kasteel hem noodigde,<br />
om met hem en zijne dienaren te ontbijten ,<br />
nam GUISCARD deze noodiging met dankbaarheid aan.<br />
Onder het ontbijt fprak hij omtrent een half uur lang<br />
tot hen, over het Avondmaal van CHRISTUS, deszelfs
G E S C H I E D E N I S . 355<br />
Eelfs lijden en dood, hen vermanende, dat zij, met ia C. G.<br />
aflegging van alle boosheid, haat en nijd, de liefde faari5i7.<br />
:at 1552.<br />
betrachten en zich echte leden van CHRISTUS zouden<br />
betoonen, waar na hij, God gedankt hebbende,<br />
een brood nam en brak, aan ieder een ft.uk<br />
overreikende; insgelijks den beker genomen en zelf<br />
daar uit gedronken hebbende, gaf hij hun dien over,<br />
hen biddende, dat zij dus met hem voor het laatst<br />
de gedachtenis van CHRISTUS zouden vieren in dit<br />
Sacrament; dat voor hem een bitterder kelk bereid<br />
was , om geene andere reden, dan omdat hij het<br />
Euangelie gepredikt had. Toen, de dankzegging gedaan<br />
hebbende, begaf hij zich weder naar zijne ka-'<br />
mer, om in eenzaamheid te bidden.<br />
Weinig tijds daar na kwamen twee fcherpregters,<br />
een van welken hem een zwart linnen kleed aantrok,<br />
terwijl de ander verfcheidene zakjes met buskruid<br />
aan al de deelen van zijn ligchaam vastmaakte.<br />
Intusfchen werd op het plein voor het Kasteel<br />
een houten fchavot opgeflagen en de brandftapel gereed<br />
gemaakt; de vensters van het Kasteel werden<br />
met tapijten en kusfens verfierd , uit welke de Kardinaal<br />
met zijnen ftoet het lijden van den onfchuldigen<br />
man wilde aanfchouwen. Deze nu aan den<br />
brandflapel vastgemaakt, en van den Bevelhebber<br />
van het Kasteel, die zoo digt bij hem ftond , dat<br />
hij zelf door de vlam gezengd werd, vermaand<br />
wordende, om goedsmoeds te zijn, en God om de<br />
vergeving zijner zonden te bidden, zeide tegen den<br />
Bevelhebber: „ Deze vlam doet wel mijn ligchaam<br />
fmart aan, doch heeft mijnen geest niet gebroken.<br />
Z 2 Maar
ia C. G,<br />
]aarl5i7<br />
tot 1552.<br />
356 K E R K E L I J K E<br />
Waar hij, die daar van de hoogte zoo trotsch op<br />
ons nederziet, zal op diezelfde plaats binnen weinig<br />
dagen zoo fchandelijk, als nu overmoedig, liggen."<br />
Door het digthalen van het koord om zijnen hals<br />
belette men hem het verder fpreken. Deze wreed<br />
heid van den Kardinaal werd door de Geestelijken<br />
en Monniken hoogelijk geprezen, ais een loffelijke<br />
ijver voor de zaak der Kerk, maar maakte hem te<br />
gelijker tijd bij zeer vele Edelen en Burgers gehaat ;<br />
weinige weken daar na, in welken tusfehentijd hij<br />
het huwelijk van zijne oudfte Dochter met den Zoon<br />
van den Graaf van Strafford gevierd en eenen togt<br />
langs de kusten gedaan had, om die tegen de En-<br />
gelfchen in veiligheid te Hellen, werd er eene za-<br />
menzwering tegen hem gefmeed door vijftien jonge<br />
lieden, hebbende NORMAN LESLEY aan het hoofd ,<br />
die, anders een getrouw dienaar van den Kardinaal,<br />
met denzelven over eene bijzondere zaak verfchil<br />
had gekregen, hetwelk met wederzijdsch fchelden en<br />
bedreigen geëindigd was. De zaamgezworenen, het<br />
Kasteel overrompeld hebbende, vermoordden den<br />
Kardinaal met verfcheidene wonden , en vertoonden<br />
zijn lijk uit hetzelfde venfter, uit hetwelk hij het<br />
treurig fchouwfpel van GUISCARD aanfehouwd had ,<br />
aan het volk, ten einde zijne aanhangelingen af te<br />
fchrikken, om hem te hulpe te komen. Hunne daad<br />
werd echter , fchoon wel door fommigen ver-<br />
fchoond, echter door niemand goedgekeurd of ge<br />
prezen, ook hadden de moordenaars, volgens de<br />
Gefchiedenis, allen, in vervolg van tijd, een bekla-<br />
«elijk einde.<br />
* De
G E S C H I E D E N I S . '57<br />
De Onderkoning, van den Kardinaal ontflagen ,<br />
behandelde nu de Hervormden niet Hechts met meer<br />
befcheidenheid, maar ging zelfs eenigen tijd daarna,<br />
tot hunne gemeenfchap over, welk voorbeeld door<br />
vele Grooten gevolgd werd. Hier door genoten de<br />
Hervormden eenigen tijd rust, te meer, dewijl ook<br />
de opvolger van den Kardinaal BETON niet zoo bloedgierig<br />
was als deze, maar meer dorflende naar goed<br />
dan naar bloed ; terwijl de Hervormden zich te vrede<br />
hielden, dat zij in afzonderlijke bijeenkomften<br />
God in ftilheid dienen en onbefchroomd den Godsdienst<br />
belijden mogten. Het gevolg hier van was,<br />
dat de Hervorming zich met grooten voortgang door<br />
het geheele Rijk verfpreidde, waar aan veel toebragt,<br />
dat vele voorname en andere Schotfche Edellieden,<br />
die eenigen tijd krijgsgevangenen in Engeland<br />
geweest waren, het licht van waarheid , hetwelk<br />
zij daar gekregen hadden, in hun vaderland<br />
overbragten, waar door de Hervorming grootelijks<br />
bevorderd werd.<br />
Deze rust werd echter weder met treurige tijden Ver<br />
van vervolging, inlandfche beroerten en oorlogen nieuwdevervol<br />
afgewisfeld, toen de Koningin weduwe MARIA VAN<br />
gingdoor<br />
de Ko<br />
LOTHARINGEN in het jaar 1554 de regering van het<br />
ningin<br />
Rijk in haar dochters naam aanvaardde. Deze VorstRegenin,<br />
geheel en al gehecht aan de belangen der Guitesfe.zen, die in Frankryk zoo veel invloed hadden, en<br />
zich de hevigfle tegenftanders van alle Hervorming<br />
betoonden, wendde alles aan, list en geweld, om<br />
de vervolging te fluiten , maar was niet in ftaat ,<br />
derzelver voortgang te beletten.<br />
Z 3 De<br />
ra C. G.<br />
jaari5i7.<br />
•ot 1552.<br />
Voortgang<br />
der<br />
Hervorming.
35?, K E R K E L I J K E<br />
na C. G. De Bisfchoppen, die nog (leeds een' fterken ,arrn<br />
Jaa"5i7 hadden, door de Koningin onderfleund , onderna<br />
tot 1552<br />
men nu op nieuw hevige vervolgingen , doch niet<br />
zonder groot ongenoegen en gemor des volks. Bijzonder<br />
geraakten de gemoederen aan het gisten ,<br />
door het ftraf vonnis, hetwelk in het jaar 1558 uit*<br />
gefproken werd te St. Andrews, door de Geestelijkheid,<br />
tegen GUALTER MILL, een ongeleerden<br />
Priester, die van Ketterij verdacht was, omdat hij<br />
eenigen tijd nagelaten had de Mis te vieren en op<br />
verfcheidene plaatfen gepredikt had. Deze man gaf<br />
op de vragen en tegenwerpingen, hem door deGeestelijken<br />
gedaan , zoo fnedige en vrijmoedige antwoorden,<br />
dat men zich over zijnen moed en vertrouwen<br />
verwonderen moest, daar hij door zijne jaren<br />
en ook van aard en geitel zwak was. De Burgers<br />
van St. Andrews waren over zijne veroordeeling zoo<br />
verontwaardigd, dat niemand als Regter over hem<br />
wilde zitten, of iets te koop had , om het vonnis<br />
ten uitvoer te brengen. Hier door werd 's mans<br />
leven eenen dag verlengd. Den volgenden dag bood<br />
zich een van de huisgenooten des Aartsbisfchops<br />
als Regter aan, en de Aartsbisfchop gaf zelf zijne<br />
eigene koorden, welke vereischt werden tot deze<br />
uitvoering, wordende dezelve ook voltrokken , terwijl<br />
het volk, om ziin ongenoegen te toonen , en<br />
ter gedachtenis van 'smans dood een' grooten hoop<br />
fleenen opeenftapelde, ter plaatfe, waar hij denzelven<br />
geleden had.<br />
Oproer<br />
Het misnoegen tegen de Koningin Regentes ram<br />
ea oorlof des te fterker en algemeener toe, omdat deze Vorstin<br />
,
G E S C i i i E D E N I S . 259<br />
in , die zich door de Guizen geheel liet beheerfchen, i ia C. G.<br />
aan bij haren toeleg, om het Pausdom door gewetens-; 517.<br />
ot 155a.<br />
dwang te handhaven , zich ook had voorgemeld ,<br />
om de Burgerlijke vrijheden van den Adel en het<br />
Volk te vernietigen. Dit ftond niet te dulden. De<br />
Grooten en Edelen van het Rijk meenden , dat zij<br />
zich tegen zulke verderfelijke ondernemingen moesten<br />
aankanten, en met hen vereenigden zich verfcheidene<br />
fteden, om de vrijheid van het vaderland, zoo<br />
in het Kerkelijke als Burgerlijke, te verdedigen. In<br />
het jaar 1557 werd eene verbindtenis, Convenant<br />
genoemd, tot ftand gebragt, en den 3den December<br />
te Edemburg geteekend, waar bij de Schot fche<br />
Natie zich tot onderlinge befcherming verbond , en<br />
aan welke de Schotfche Kerk zich, federt dien tijd,<br />
altijd gehouden heeft. Ingevolge dezelve eischteu<br />
de verbondenen van de Koningin , met betrekking<br />
tot den Godsdienst, dat men bij denzelven zich<br />
van de landstaal zou mogen bedienen, dat de verkiezing<br />
der Bedienaren van Gods woord aan het<br />
volk zou ftaan, en dat men geene anderen dan godvruchtige<br />
en kundige Leeraren beroepen, maar onkundigen<br />
en zedeloozen weeren zou. De Koningin<br />
ziende, dat zij den tijd moest toegeven , antwoordde<br />
listig, dat men de landstaal zou mogen gebruiken,<br />
doch dat het den Leeraren der Hervormden te<br />
Edemburg noch te Leith zou vrijftaan te prediken.<br />
Doch, als aan den Koning van Frankryk, FRAN<br />
COIS II, met wien de jonge Koningin MARIA trouwde<br />
, door het Parlement de kroon van Schotland ook<br />
was opgedragen , hervatte de Regentes den moed,<br />
Z 4 en
na C. G.<br />
Jaari517<br />
tot 1552<br />
JOHN<br />
50*0 K E R K E L Ij K E<br />
en verklaarde in eene vergadering te Sterling, in<br />
het jaar 1559, dat zij niet zou dulden , dat de<br />
Koninklijke Majefteit ongeftraft gehoond zou wor«<br />
den, maar dat zij dezelve met een doorluchtig<br />
voorbeeld zou handhaven. De Hervormden imeek-<br />
ten haar om gewetensvrijheid , maar kregen het<br />
trotsch befcheid, dat in weêrwil van hen en hun<br />
ne Dienaren, dezelve, al predikten zij zuiverder dan<br />
de Apostel PAULUS, evenwel het land zouden moe<br />
ten ruimen. Als de Hervormden haar op eene be-<br />
fcheidene wijze hare beloften herinnerden , hernam<br />
zij, dat men woordhouden van de Vorsten mogt<br />
vergen, in zoo verre het aan dezelve gepast fcheen,<br />
dat te volbrengen. De Afgevaardigden der Gemeen<br />
ten gaven bier op te kennen, dat zij haar dan de<br />
gehoorzaamheid zouden moeten onttrekken; door<br />
welk ftout antwoord de Koningin fcheen te beda<br />
ren , maar fpoedig keerde zij tot geweldige maatre<br />
gelen weder.<br />
Den tweeden Mei van dit jaar 1559 keerde JOIIN<br />
KNOX van Geneve in zijn vaderland Schotland te<br />
rug. Deze wordt, met regt, als de voornaamfle<br />
Hervormer van Schotland aangemerkt, en heeft het<br />
meest tot bevordering der Hervorming in ziin va<br />
derland gearbeid. Hij was in het jaar 1503 te<br />
Geffort, niet ver van Hoddingtott, in Lothian ge<br />
boren , uit een oud gedacht, in de westerfche ftreek<br />
van Schotland. Hij werd op de Univerfiteit van<br />
St. Andrews onder JOHN MAJOR, beroemd wegens<br />
ziine geleerdheid, opgekweekt, en overtrof, in hec<br />
kort, zijnen Leermeester. P.iester geworden, leide
GESCHIEDENIS. 3ÖI<br />
hij zich toe op het lezen der Kerkvaderen , inzon ia C. G.<br />
derheid van AUGUSTINUS , wiens fchriften hij hoog faarisi^.<br />
:ot 1552.<br />
achtte. Van THOMAS WILLIAM eenige kennis van<br />
de Proteftantfche leer gekregen hebbende , begaf hij<br />
zich tot het lezen van de Heilige Schrift, en liet<br />
de geheele Schoolgeleerdheid varen. Doch, dewijl<br />
hij hierom vele aanvechting moest dulden, week<br />
hij van Edemburg naar Hamehtown, alwaar hij<br />
«ene belijdenis van zijn geloof opftelde, om welke<br />
hij van den Kardinaal BETON , Aartsbisfchop van<br />
St. Andrews, als een Ketter veroordeeld , en van<br />
zijne bediening beroofd werd , die hem ook ter<br />
dood zou hebben laten brengen, indien hij niet door<br />
een Schotsen Edelman nog in tijds gered was geworden.<br />
Nu verliet hij zijn vaderland , en begaf<br />
zich in Engeland, alwaar hij eenige jaren lang gepredikt<br />
heeft. Na den dood van Koning EDUARD<br />
VI vertrok hij naar Frankfort aan den Main, waar<br />
hij in September 1554 tot Predikant in de Engelfche<br />
Gemeente werd aangefteld. Doch befchuldigd wordende<br />
van hoog verraad tegen Keizer KAREL V,<br />
deszelfs Zoon Koning FILIPS en de Koningin van<br />
Engeland, verliet hij, op raad der regering , die<br />
ftad, en kwam in het jaar 1555 te Geneve. Hier<br />
fchteef hij zijn zoogenoemde bezuingeklank tegen de<br />
vrouwelijke regering, waar toe de harde behandelingen<br />
der beide Koninginnen MARIA, van Schotland<br />
en Engeland, aanleiding hadden gegeven. Wanneer<br />
vervolgens de Adel hem liet verzoeken , om terug<br />
te komen, en de hand te leenen aan de regeling<br />
van den Eeredienst en Kerketucht, kwam hij in het<br />
Z 5 jaar
362 K £ R K Ë L Ij K E<br />
na C. G. jaar 1559, het 54de van zijnen ouderdom , weder<br />
Jaari5i7, in zijn vaderland en werd als Predikant te Edem<br />
tot 1552.<br />
burg aangenomen. Zijn dienst was, in deze verwarde<br />
tijden, ten hoogde noodig voor de Schot fche<br />
Kerk, maar tevens zeer moeijelijk. Hij moest van<br />
vriend en vijand veel verdriet dulden, ja zelfs van<br />
Edemburg wijken naar St. Andrews, doch zijn<br />
moed en dandvastigheid kwam alles te boven. Menigwerf<br />
liep hij gevaar van het leven, hetwelk hij<br />
niet zonder merkwaardige bewaring der Voorzienigheid<br />
ontkwam. Op zekeren tijd, bij voorbeeld ,<br />
kwam er een kogel door het vender vliegen, daar<br />
hij gewoon was bij den avondmaaltijd te zitten ,<br />
doch dewijl hij juist op dien dag zijne plaats aan<br />
de andere zijde der tafel genomen had , trof hem<br />
de kogel niet, die den kandelaar van de tafel wegnam.<br />
Hij volhardde in zijnen Euangeliedienst getrouw<br />
tot aan zijnen dood. Toen hij zijn einde voelde<br />
naderen, vermaande hij zijne Gemeente, om naar<br />
een' ander Predikant om te zien, en als zij LAW-<br />
SON, een' Hoogleeraar in de Wijsbegeerte te Aberdeen,<br />
verkozen hadden, deed KNOX zijne Affcheidspredikatie,<br />
fchoon hij naauwelijks den doel kon beklimmen,<br />
en leide zich dienzelfden achtermiddag te<br />
bed. Hij was nu omtrent 70 jaren oud. Weinige<br />
dagen voor zijn' dood verzocht hij de Ouderlingen<br />
en Diakenen bij hem te komen, en zeide hun: Dat<br />
hij nu haast voor eeuwig bij zijn' Heiland zou zijn,<br />
dat hij niet anders, dan het zuiver Euangelie, had<br />
gepredikt, en in zijn ganfche leerambt geen ander<br />
doel-
G E S C H I E D E N I S . 363<br />
doelwit had gehad, dan de onwetenden te onder- 1 ia C. G.<br />
wijzen, en de ongehoorzamen te verootmoedigen ,, [aar 1517.<br />
ot I55«waar<br />
op hij den z/iRen November 157a den geest<br />
gaf. Men begroef hem op het Kerkhof van St.<br />
yEGiDius te Edemburg. Onder de groote menigte<br />
menfchen van allerlei rang bevond zich ook de Graaf<br />
van Morton , naderhand Regent van Schotland, bij<br />
deze begrafenis tegenwoordig. Deze, niettegenftaande<br />
KNOX hem meermalen met eene meer dan gemeene<br />
ftrengheid had berispt, kon zich niet bedwingen,<br />
van uit te roepen: Daar ligt de Man, die nimmer<br />
het aangezigt van eenig mensch gevreesd heeft l Dus<br />
'smans loffpraak in weinige maar veelbeteekenende<br />
woorden bevattende.<br />
KNOX gedachtenis is bij de Hervormden in Schotland<br />
Reeds in zegening gebleven , waarom hij<br />
ook de Apostel der Schotten is genoemd geworden.<br />
Hij heeft weinig gefchreven, nademaal hij<br />
altijd plag te zeggen , dat God hem tot mondelijk<br />
onderwijs der onwetenden, maar niet tot Boekenfchrijven<br />
geroepen had. Echter zijn er eenige<br />
van zijne Predikatiën over het eerfte Boek van MO-<br />
ZES en de Pfalmen, gelijk ook eenige kleine Verhandelingen<br />
tegen de Mis en tegen de Wederdoopcrs,<br />
in Duitschland gedrukt. Ook is er eene Kerkelijke<br />
Gefchiedenis van Schotland onder zijn' naam<br />
uitgegeven, welke hij ten deele zelf heeft vervaardigd<br />
, ten deele anderen uit zijne fchriften en gefprekken<br />
hebben opgefteld.<br />
Wij willen hier nog bijvoegen het karakter van Deszelfs<br />
dezen vermaarden man, zoo als hetzelve door den karakter.<br />
naauw
3'4 K E R K E L I J K E<br />
«a C. G naauwkeurigen ROBERTSON is afgemaald(*). „IJver,<br />
J«ansi7'<br />
tot 1552.<br />
„ onvertfaagdheid, belangeloosheid waren deugden ,<br />
„ welke hij in eene uittekende mate bezat. Daar-<br />
„ enboven was hij niet onbedreven in de Geleerdheid,<br />
welke in die eeuw meest gezocht werd ;<br />
„ hij muntte uit in die foort van Welfprekendheid,<br />
„ welke gefchikt is om de aandacht op te wekken<br />
„ en de driften te roeren. Zijne zetregels waren<br />
„ echter dikwijls al te geftreng, en de hevigheid<br />
„ van zijnen aard overmatig. Daar hij zelf geftreng<br />
„was, en niet van buigen wist, gebruikte hij<br />
„ geene toegeeflijkheid met de zwakheden van an-<br />
„ deren. Geen acht flaande op het onderfcheid<br />
„ van rang of karakter, uitte hij zijne vermaningen<br />
met eene bitterheid en hevigheid , meer gefchikt<br />
„ om te vertoornen, dan tot bedaren te brengen.<br />
„ Dit haalde hem dikmaals onbetamelijke en onpligt-<br />
„ matige uitdrukkingen ten monde uit, ten aanzien<br />
„ van de perfoon en het gedrag der Koningin.<br />
„ Nogtans maakten deze zelfde hoedanigheden,<br />
„ welke nu zijn karakter min beminnelijk doen<br />
,, voorkomen, hem bekwaam, om tot een werktuig<br />
„ der Voorzienigheid te verftrekken, ter bevorde-<br />
,, ring der Hervorming, onder een barsch volk, en<br />
„ ftelden hem in ftaat, om gevaren onder de oogen<br />
„ te zien, en zwarigheden te overwinnen , door<br />
,, welke een perfoon van een' zachter en buigzamer<br />
„ aard gemakkelijk zou hebben kunnen terug gefto-<br />
„ ten worden. Door zich met onvermoeide vlijt<br />
(*) Qefeh. van Schotland IV". Bock.<br />
» op
G E S C H I E D E N I S . 365<br />
op de Letteroefeningen en andere bezigheden toe li C. G.<br />
te leggen, als mede door de menigvuldigheid en<br />
(aan 517.<br />
:ot 1552»<br />
den ijver zijner openbare Redevoeringen 5 had hij<br />
„ een genei, hetwelk van nature fterk was, geknakt.<br />
Gedurende eene fleepende ziekte liet hij<br />
„ de grootfte kloekmoedigheid blijken, en verwacht»<br />
„ te de aannadering van zijnen dood met eene groot*<br />
„ moedigheid , onaffcheidelijk van zijn karakter.<br />
Hij was gefladig bezig in godvruchtige verrigtirw<br />
„ gen, en vertroostte zich zeiven met die vooruit-<br />
„ zigten der Onflerfelijkheid, welke brave menfchen<br />
niet alleen voor neêrflagtigheid beveiligen, maar<br />
„ hen, zelfs in de laatfte oogenblikken, met blijd-<br />
„ fchap vervullen." — Doch wij keeren, na dezen<br />
uitflap, tot de Gefchiedenis der Hervorming<br />
van Schotland weder.<br />
De ingezetenen van Penh hadden openlijk de Her BuTger^<br />
oorlog ra<br />
vorming aangenomen, de Koningin Regentes fchreef<br />
Schotland<br />
aan den Bevelhebber der ftad, dat hij alle bewegingen<br />
beteugelen en alle nieuwigheden weeren zou,<br />
doch bekwam van denzelven ten antwoord: Dat hij<br />
geen regt had over de ziel,maar alleen over het lig»<br />
chaam. Op gelijke wijze aan den Bevelhebber van<br />
Dundee last gegeven hebbende, tot het vatten en<br />
overzenden van PAULUS MEFAN , een' Leeraar der<br />
Hervormden, waarfchuwde de Bevelhebber hem, en<br />
raadde hem, de ftad te verlaten. Eindelijk aan de<br />
leden van het Convenant geboden hebbende , om<br />
het Pafchen op de wijze der Roomfche Kerk te<br />
vieren, was er niemand, die haar gehoorzaamde.<br />
De Koningin Regentes hier door ten hoogfte ge-<br />
ftoord,
?66" K E R K E L I J K E<br />
i?s C. G. ftoord, dagvaardde al de Bedienaren der Kerken van<br />
Juri5*7J<br />
het geheele Koningrijk te Sterling, doch dezen ver-<br />
tot 1552.<br />
fchenen daar met zoo grooten aanhang, dat zij volftrekt<br />
niets tegen hen durfde ondernemen , en integendeel<br />
hun alle veiligheid beloofde. Velen , die<br />
zich hier op verlieten, keerden toen naar huis ;<br />
maar de Koningin, hare belofte ter zijde ftellende,<br />
verklaarde allen, die op den laatften da^, in de oproeping<br />
bepaald, niet verfchenen, voor halftarrigen,<br />
en bande ze uit het Rijk. Hier bij kwam, dat het<br />
volk van Perth, in eenen algemeenen opftand, de<br />
Beelden en Altaren, en andere gedenkteekens van<br />
den Roomfchen eeredienst vernidde en verbrak, en<br />
ook de Kloosters der Dominikanen, Franciskanen<br />
en Karthuizers beroofde en verwoestte , wordende<br />
derzelver inkomften ten dienfte der armen beftemd.<br />
Toen de Koningin dit vernam, berstte zij in de hevigfte<br />
bedreigingen uit, dat zij dit fchandelijk ftuk<br />
met den brand der ftad cn bet bloed van derzelver<br />
Burgeren wilde wreken. Het voorbeeld van Perth<br />
werd fpoedig door de overige lieden gevolgd , in<br />
welke de Beelden gebroken en ter Kerken uitgeftommeld<br />
werden.<br />
In dezen ftaat van zaken, verzamelde de Koningin<br />
Regentes een leger, beftsande uit Schotten en<br />
Franfchen, hetwelk zij op Perth deed aanrukken ,<br />
om hare bedreigingen ten uitvoer te brengen. Doch<br />
als zij de voorftanders van den gezuiverden Godsdienst<br />
in groote menigte gereed vond , om geweld<br />
met geweld te keeren, begon men van een vergelijk<br />
te handelen, hetwelk fpoedig getroffen werd, op<br />
voor-
GESCHIEDENIS. 36?<br />
voorwaarde, dat de Schot fche troepen van weêrs- a 1 C. G.<br />
kanten zouden worden afgedankt, de Had voor de] aan Si 7.<br />
ot 1552.<br />
Koningin zou openftaan , om er eenige dagen te'<br />
vertoeven, doch zonder dat iemand der Burgeren<br />
eenig leed zou gefchieden, ook zouden er geene<br />
Franfchen binnentrekken. Slecht nogtans werd dit<br />
verdrag door de Koningin gehouden; zoodra zij in<br />
de Had was gekomen , werden vele Burgers met<br />
zware geldboeten, anderen met bannisfement, geftraft,<br />
de regering veranderd, en eene bezetting van<br />
Schot fche bezoldelingen in dezelve gelegd. Over<br />
deze trouweloosheid onderhouden, ontzag zij zich niet<br />
te zeggen, dat men de Vorsten niet zoo flipt bij<br />
het woord moest houden, ten minfte dat men aan<br />
Ketters zijne beloften niet behoefde geftand te doen;<br />
ja dat zij door haar geweten niet terug gehouden<br />
werd, om deze geheele gezindte uit te roeijen. Deze<br />
was echter de laatfte dag van voorfpoed voor dé<br />
Koningin, en de eerfte van hare algemeene verachting<br />
en val, alzoo er alom door het ganfche Rijk<br />
de hevigfte bewegingen ontftonden.<br />
De Hervormden namelijk, een leger verzameld<br />
hebbende, deden eenen aanval op de ftad Carlisle,<br />
in den uiterften hoek van Fyfe, alwaar zij de Altaren<br />
omkeerden , de Beelden verbraken , en al de<br />
toerusting van den Misdienst vernielden. Van daar<br />
voortgetrokken naar St. Andrews, Hoopten zij daar<br />
insgelijks de Kerken, aan de Heiligen gewijd, en<br />
maakten de Kloosters der Franciskanen en Dominikanen<br />
met den grond gelijk. Vervolgens heroveren<br />
zij Perth, vermeesterden Sterling, en dreven<br />
de
S63 K E R K E L I J K E<br />
öa C. G de Koningin met hare Schotten en Franfchen naaf<br />
Jaari5i7 Dumbar, en kwamen eindelijk te Edemburg, al<br />
tot 1552<br />
waar zij insgelijks het Bijgeloof affchaften en de<br />
Kerken van alles zuiverden, wat tot den Misdienst<br />
behoorde. Dus werd de Koningin genoodzaakt ,<br />
om een ftilftand van wapenen toe te flaan van den<br />
elften Julij tot den ioden Januarij 1569, onder gunftige<br />
voorwaarden voor de Hervormden* Niemand<br />
zou gedwongen worden tot eenigen eeredienst, welken<br />
hij niet verkoos te volgen , er zou in Edem»<br />
burg geene bezetting mogen gelegd worden , het<br />
ParLment zou op den ioden Januarij vergaderen «,<br />
om fchikkingen te maken omtrent den Godsdienst.<br />
Ondertusfcnen, toen Koning FRANCOIS deze voorwaarden<br />
weigerde te bekrachtigen, maar integendeel<br />
Franfche troepen naar Schotland overzond, hervatte<br />
de Koningin Regentes weder den moed, en verzekerde<br />
heilig, dat zij eerstdaags ftraf zou oefenen<br />
over de vijanden der Heiligen en der Koningin. Dus<br />
ontftak op nieuw een hevige krijg, waar in de<br />
Franfchen de Koningin en de Engelfchen de Hervormden<br />
onderfteunden. De Gefchiedenis van dezen<br />
oorlog te befchrijven behoort niet tot ons beftek;<br />
dit alleen zij genoeg. Dewijl de Schotten door<br />
de magt en het leger van ELIZABETH onderfteund<br />
wordende, niet beteugeld konden worden , kreeg de<br />
Koning van Frankryk verdriet in eenen oorlog, die<br />
hem op veel verlies van volk en geld te ftaan kwam.<br />
Men handelde weder van vrede, die ook onder bemiddeling<br />
van ELIZABETH tot ftand kwam j de<br />
Koningin Regentes zag zich genoodzaakt, in het<br />
jaar
GESCHIEDENIS. 369<br />
jfiaf 1560 de regering neder te leggen, en ftierf kort na C. G<br />
daar na, met groote teekenen van berouw over haar Jaari5!7tot<br />
1552.<br />
gehouden gedrag, en niet zonder eenig getuigenis<br />
te geven aan de waarheid, welke zij vervolgd had.<br />
De vrede, welke op den 8ften Julij 1560 gefloten Vrede en<br />
vastttel-<br />
werd, had tot voorwaarden, dat de Franfchen en<br />
ling der<br />
Engelfchen Schotland zouden verlaten, dat de KoHervorningin<br />
MARIA, met toeflemming van haren Gemaal ming.<br />
FRANCOIS, eene algemeene Amnestie zou afkondigen,<br />
welke zou bekrachtigd worden door het Parlement,<br />
ten dien einde door de Koningin bijeen te roepen. Ook<br />
kwam hetzelve werkelijk bijeen, en nam, na eenige<br />
beraadflagingen, de volgende befluiten omtrent den<br />
Godsdienst. De Pausfelijke magt zou in Schotland geheellijk<br />
afgefchaft wezen; de wetten, welke gemaakt<br />
waren ten voordeele van den Roomfchen Godsdienst<br />
en Bijgeloof, werden vernietigd; die de Misfe zouden<br />
lezen, hooren enz. zouden aan ftraffe onderhevig<br />
zijn; de Geloofsbelijdenis , welke door KNOX<br />
was opgefteld, werd aangenomen en bekrachtigd.<br />
KNOX had dezelve, gelijk ook eene Kerketucht,<br />
ontworpen, naar de wijze van dienst- en tuchtoefening,<br />
welke te Geneve in gebruik was, en welke<br />
hij, daar ter plaatfe, van nabij had leeren kennen.<br />
Hij had, door zijnen ijver en de kracht zijner uitnemende<br />
welfprekendheid, de meeste leden van het<br />
Convenant doen begrijpen, dat er niets beters kon<br />
worden uitgedacht, gelijk zij dan ook in alle de<br />
Kerken van het Koningrijk werd ingevoerd.<br />
De jonge Koningin MARIA STUART, die gedeel-<br />
HERV. II. A a , e_
37o K E R K E L I J K E<br />
Ba C. G. telijk in Frankryk was grootgebragt, en lettert haar<br />
]fari5i7. huwelijk met Koning FRANCOIS II. daar gebleven<br />
tot 1552.<br />
was, keerde in het jaar 1561 , na den dood van<br />
haren Gemaal, naar Schotland weder. In den Roomfchen<br />
Godsdienst opgevoed , was zij wel genegen ,<br />
om de gemaakte fctiikkiflgefl te vernietigen, en alles<br />
wederom op den ouden voet te brengen; doch zij<br />
vond de Hervorming zoo wel gevestigd, en de gemoederen<br />
zoodanig te^en het Pausdom ingenomen,<br />
dat zij niet dan met veel moeite voor zich zelve de<br />
vrijheid kon verkrijgen, om in eene afzonderlijke<br />
huiskapeïle de Mis te hooren. Hare verdere lotgevallen<br />
en treurigen dood, daar zij, na eenige jaren<br />
in Engeland gevangen gezeten te hebben, op bevel<br />
van Koningin ELIZABETH, in het jaar 1587, haar<br />
hoofd, op een fchavot, heeft moeten verliezen, kan<br />
men in de Wereldlijke Gefchiedenisfen lezen.<br />
JAKOB STUART, de zesde van dien naam onder<br />
de Schotjche Koningen, haar zoon en opvolger, beleed<br />
den Hervormden Godsdienst, en befchermde<br />
denzelven in zijn Rijk; hij meende zelfs, door het<br />
uitgeven van eenige werken, zijn' ijver en bekwaamheid<br />
te moeten toonen , om godsdienftige onderwerpen<br />
te behandelen. Desniettemin zijn er geweest,<br />
die beweerd hebben, dat hij het Pausdom in zijn<br />
hart was toegedaan, en dat hij zulks bij gelegenheden<br />
betoond heeft; zijne pogingen, om in Schotland<br />
de regering der Bisfchoppen weder in te voeren<br />
, kunnen tot deze meening aanleiding gegeven<br />
hebben. Dezelve gelukten hem echter niet, en de<br />
Schot-
G E S C H I E D E N I S . 371<br />
Schotfche Kerk bleef vasthouden aan haar nu een<br />
maal aangenomen Kerkbeftuur, in den vorm der<br />
Kerk van Geneve. JAKOB verbeeldde zich, dat het<br />
Bisfchoppelijk Kerkbeftuur het meest gefchikt was ,<br />
om het Koninklijk gezag te onderfchragen , waar<br />
omtrent hij zeer jaloersch was. Een vermaard En-<br />
gelsch Gefchiedfchrijver zegt, dat hij inderdaad<br />
noch goed Proteftantsch, noch goed Roomsch<br />
was (*>. In het jaar 1603 voegde hij bij het Ko<br />
ningrijk van Schotland- de beide Koningrijken van<br />
Engeland en Ierland, welke reeds lang onder een<br />
hoofd vereenigd waren, en welke hem te deel wer<br />
den, door het overlijden van Koningin ELIZABETH.<br />
Sedert dien tijd is de Hervormde Godsdienst de<br />
volks-, of gelijk men plag te zeggen, de heer-<br />
fchende Godsdienst in Schotland, gelijk in Enge<br />
land, gebleven.<br />
In Ierland onderging de Hervorming dezelfde lot<br />
gevallen en beurtwisfelingen, als in Engeland, de<br />
wijl het met dit land onder een en hetzelfde Opper<br />
hoofd ftond. De eerfte beginfelen der Hervorming<br />
werden op dit Eiland gelegd door GKORGE BROWN,<br />
onder de regering van HENDRIK VIII, toen deze<br />
Vorst, na het verwerpen van het Pausfelijk gezag ,<br />
verklaard was voor het Opperhoofd der Kerk van<br />
Engeland op aarde Deze GEORGE BROWN was<br />
een Engelschman van geboorte, en een Monnik van<br />
de Augustijner Orde, Prior van deze Orde in En<br />
(*) RAPIN Hifi. cTAngleterre T. VII. p. 256-259.<br />
Aa a<br />
ge-<br />
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Hervorming<br />
van<br />
Ierland.
3 7i K E R K E L I J K E<br />
na C. G geland, een man van een blijgeestig voorkomen ,•<br />
Jaari5i7. openhartig in zijne bedrijven en handelingen, mede<br />
tot 1552.<br />
lijdend en mededeelzaam jegens de armen, met ontferming<br />
aangedaan over de algemeene onkunde en<br />
het ontzettend Bijgeloof des Ierfchen volks, aan hetwelk<br />
hij ernftig en welmeenend raadde, hun vertrouwen<br />
eeniglijk op CHRISTUS te Rellen; dezen<br />
raad HENDRIK VIII ter ooren gekomen zijnde, bragt<br />
hem bij dien Vorst in kennis en gunst, zoodat hij<br />
door denzelven in het jaar 1535 tot Aartsbisfchop<br />
van Dublin, de Hoofdlïad van Ierland, benoemd<br />
werd. Terflond begon hij met ijver de zaak van<br />
den Godsdienst te behartigen, en de Kerken van<br />
zijn Bisdom van alle Bijgeloof te zuiveren, onder<br />
welke gedaante hetzelve zich ook vertoonde, hij liet<br />
de Beelden uit de Hoofdkerken te Dublin en uit al'e<br />
Kerken van zijn Sticht wegnemen, ook de Heilige<br />
OverblijfTelen of Reliquien vernietigen , hij fchafte<br />
ongerijmde en bijgeloovige gebruiken af, en liet de<br />
Tien Geboden, het Gebed des Heere, en de Geloofleuze<br />
der Apostelen in vergulde lijsten bij de Altaren<br />
ophangen. Hij was de eerfte der Geestelijken, die<br />
zich in Ierland van den Roomfchen Godsdienst afwendde,<br />
om de Hervorming der Engelfche Kerk te<br />
omhelzen (*). Koning HENDRIK toonde kort daar<br />
na, dat zijne opperhoofdigheid door hem niet als<br />
een<br />
(*) Men zie een merkwaardig opftel in het Latijn,<br />
onder den titel P.hoenix, geplaatst in het Scrin. Antiq.<br />
yan GERDES Tom. VII. ^
G E S C H I E D E N I S . 373<br />
een bloote titel werd aangemerkt; want hij bande na C. G.<br />
de Monniken uit Ierland, en vernietigde hunne Jaari5i7<<br />
tot 1553.<br />
Kloosters. Onder de regering van zijnen Zoon<br />
EDUARD VI maakte men nog grooter voortgangen<br />
in het vernietigen des Bijgeloofs, waar toe de Aartsbisfchop<br />
BROWN met allen ijver werkzaam was ,<br />
wordende daar in onderfleund door de gunstrijke<br />
bemoediging, welke de Koning verleende aan allen,<br />
die zich ijverig kweten in de zaak der Hervorming.<br />
Doch de vroegtijdige dood van dezen uitmuntenden<br />
Vorst en de komst van zijne Zuster MARIA tot den<br />
troon van Engeland, gaven een treurig vooruitzigt<br />
voor de Hervorming. Evenwel, het zij dat men<br />
van de zoogenoemde Ketters in Ierland, of omdat<br />
hun getal klein was, of omdat zij zich meer bedekt<br />
hielden, tot dus verre in Engeland niet veel gehoord<br />
had, of het zij dat MARIA in Engeland zelve<br />
genoeg te doen vond, hoe het zij, de • bevelen dezer<br />
Koningin, om ook in Ierland de belijders der<br />
nieuwe leer te vervolgen en uit te roeijen, werden<br />
eerst tegen het einde van haar leven derwaarts afgezonden,<br />
doch tevens de uitvoering van dezelve<br />
gelukkiglijk en niet zonder blijkbare tusfchenkomst<br />
der Voorzienigheid voorgekomen; waaromtrent wij<br />
het volgende merkwaardig verbaal lezen (*): „Koningin<br />
MARIA, nadat zij met de Proteftanten in<br />
En-<br />
(*) Men zie de aanteekening van den geleerden MA-<br />
CLAINE op MOSIIEI.M Kerkelijke Gefchiedenis VI. Deel,<br />
Bladz. 138.<br />
Aa 3
?"4<br />
K E R K E L I J K E<br />
na C. G Engeland ftrengelijk had gehandeld, onderteekende ,<br />
Jaat'5'7 in het laatst van hare regering, eenen Lastbrief,<br />
tot 1552<br />
om met hen in Ierland denzelfden weg in te flaan;<br />
ten einde zulks met te meer kracht ten uitvoer te brengen,<br />
benoemde zij zekeren Dr. COLE tot eenen der<br />
Gelastigden. Deze Doctor met zijnen Lastbrief, op<br />
zijne reize, te Chester gekomen zijnde, maakte de<br />
Burgemeester dezer ftad, gehoord hebbende, dat<br />
hare Majefteit eenen Bode naar Ierland had gezonden,<br />
en zelf der Kerke genegen zijnde, zijne opwachting<br />
bij den Doctor, die, onder het fpreken<br />
met den Burgemeester, uit een' Reiszak een lederen<br />
beurs te voorfchijn bragt, er deze woorden bijvoegende<br />
: Hier is een Lastbrief, welke de Ketters in<br />
Ierland, ( dus noemde hij de Proteftanten, ) zal<br />
geesfelen. De goede vrouw van het huis, ELIZA<br />
BETH EDMONDS genaamd, die den Proteftantfchen<br />
Godsdienst was toegedaan, en insgelijks eenen Broe<br />
der had van denzelfden Godsdienst, JOHN EDMONDS<br />
genaamd, te dier tijd Burger te Dublin, werd van<br />
des Doctors woorden grootelijks aangedaan ; doch<br />
haren tijd afwachtende, terwijl de Burgemeester affcheid<br />
nam , en de Doctor hem naar beneden uitgeleide<br />
deed, opende zij de beurs, nam er den<br />
Lastbrief uit, en leide een ftuk papier in de plaats,<br />
met een fpel kaarten daar in gewonden , waar van<br />
klaver-boer de bovenfte lag. De Doctor weder in<br />
zijne kamer gekomen 'zijnde, en geen vermoeden<br />
hebbende van hetgeen er gebeurd was, pakte de<br />
beurs weder in als voorheen. Den volgenden dag<br />
ver-
GESCHIEDENIS. 375<br />
vervolgde hij zijne reis tot aan den zeekant, en na C. G.<br />
wind en weder hem gunftig zijnde, zeilde hij naar }aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Ierland, en zette den 7den October des jaars 1558<br />
te Dublin voet aan land. Vervolgens in het Kasteel<br />
gekomen zijnde, werd hij van Lord FITZ -<br />
WALTERS, toenmaals Stedehouder van het Konii.grijk,<br />
ontboden, om voor hem en den geheimen<br />
Raad te verfchijnen. Nadat hij binnengekomen<br />
was, en eene aanfpraak had gedaan, de redenen<br />
van zijne komst openleggende, gaf hij de beurs aan<br />
den Stedehouder over , die dezelve hebbende laten<br />
openen , opdat de Geheimfchrijvef den Lastbrief<br />
mogt lezen, werd er niets anders in gevonden dan<br />
een fpel kaarten, waar van klaver-boer boven lag.<br />
Dit ontzettede niet alleen den Stedehouder en den<br />
Raad, maar ook den Doctor, die hem verzekerde,<br />
dat hij eenen Lastbrief had gehad, doch dat hij<br />
niet wist, waar dezelve gebleven was. De Stedehouder<br />
gaf hem hier op ten antwoord: Bezorg ons<br />
eenen anderen Lastbrief, wij zullen middelerwijl<br />
de kaarten verfchieten. De Doctor, in zijnen geest<br />
ontfteld, vertrok, en keerde naar Engeland terug;<br />
aan het Hof gekomen zijnde, verkreeg hij eenen<br />
anderen Lastbrief; doch terwijl hij aan den zeekant<br />
op een' goeden wind wachtte, kreeg hij tijding,<br />
dat de Koningin overleden was. Dit was het behoud<br />
der Proteftanten in Ierland"<br />
Koningin ELIZABETH fchepte zoo veel genoegen<br />
in dit geval, hetwelk haar door FITZ-WALTERS,<br />
bij deszelfs terugkomst in Engeland, verhaald werd,<br />
dat
376 KERKELIJKE GESCHIEDENIS.<br />
na C. G. dat zij om de gemelde ELIZABETH EDMONDS zond,<br />
Jaari5i7. wier Mans naam was MATTERSHEAD , en haar ,<br />
tot 1552.<br />
zoo lang zij leefde, een jaargeld toeleide van 40<br />
Ponden Sterlings.<br />
De Hervorming is vervolgens in Ierland, door<br />
Koningin ELIZABETH , op dezelfde wijze, als in<br />
Engeland, ingevoerd en vastgefteld.
A L G E M E E N E<br />
K E R K E L I J K E<br />
GESCHIEDENIS,<br />
DER<br />
CHRISTENEN.
A L G E M E E N E<br />
K E R K E L I J K E<br />
GESCHIEDENIS,<br />
DER.<br />
CHRISTENEN,<br />
DOOR.<br />
IJSBRAND VAN HAMELSVELD.<br />
TWEE EN TWINTIGSTE DEEL.<br />
MET PLAATEN.<br />
TE HAARLEM BIJ<br />
F R A N C O I S BOHN,<br />
tn g e drukt ter zijner eigene Drukkerije.<br />
MDCCCÏI.
I N H O U D<br />
VAN HET<br />
TWEE EN TWINTIGSTE DEEL.<br />
Z E S D E B O E K .<br />
Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerkhervorming<br />
in het begin der zestiende eeuw.<br />
EERSTE A F D E E L I N G i<br />
Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zestiende<br />
eeuw, tot den vrede van Pasfau.<br />
A C H T S T E H O O F D S T U K .<br />
Gefchiedenis der Hervorming in de Neder-<br />
I a n d e n<br />
- • • . Bladz. i.<br />
KER.
}<br />
KERKELIJKE<br />
GESCHIEDENIS.<br />
Z E S D E B O E K .<br />
ÜEVATTENDE HET ZESDE TIJDPERK; BEGINNENDE<br />
MET DE KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />
ZESTIENDE EEUW.<br />
E E R S T E A F D E E L I N G .<br />
GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />
ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN 1-ASSAU.<br />
A C H T S T E H O O F D S T U K .<br />
Gefchiedenis der Hervorming in de Nederlanden.<br />
Jrlet wordt tot roem der ingezetenen van Neder» na C. G.<br />
land algemeen erkend, dat zij, gelijk in andere op- Jaans 7.<br />
tot 1552.<br />
zigten, zoo ook omtrent den Godsdienst van ouds<br />
af, ernsthaftig en nadenkende geweest zijn. Al Staat van<br />
vroeg werd onder hen het Christendom bekend, en denGcdsdienst<br />
in<br />
vooral, federt de prediking van WILLEBRORD en de Neder-<br />
WINFRIED of BONIFACIUS , werd hetzelve in deze .anden.<br />
landen gevestigd. Van toen af heeft het, te midden<br />
van het diep verval van geleerdheid en ware<br />
kennis van den Godsdienst, in Nederland niet ont-<br />
HERV. III, A bro
K E R K E L I J K E<br />
naC. G broken aan eene zucht, om waarheid en echte gods<br />
Jaari5J7 vrucht naar te fporen en te beoefenen; reeds in het<br />
tot 1552,<br />
jaar 712 leest men van eene fcheuring, die te Gent<br />
ontdaan was, maar door tucht en zedebetering der<br />
Geestelijken genezen werd (*). Hoe hoog ook de<br />
magt der Roomfche Paufen in deze eeuwen gedegen<br />
was, men vond onder de Utrechtfche en andere<br />
Bisfchoppen in België en Nederduitschland zulken ,<br />
die den Roomfchen Kerkvoogd mannelijk durfden<br />
tegenfpreken; gelijk in de IXde eeuw het voorbeeld<br />
van GUNTHEK en PETGAUD, Aartsbisfchoppen van<br />
Keulen en Trier, aantoont, die uit naam eener Sijnode<br />
te Aken vergaderd, op welke ook HUNGER ,<br />
elfde Bisfchop van Utrecht, tegenwoordig was,<br />
een' nadrukkelijken Brief fchreven aan den Paus NI-<br />
GOLAUS I. (f) Ook werd op eene Sijnode te<br />
Rheims, in het jaar 992, op welke insgelijks Nederlandfche<br />
Bisfchoppen tegenwoordig waren, hartige<br />
taal gefproken tegen de heerschzucht van den<br />
Paus. In de verfchillen tusfehen den Paus HILDE-<br />
BRAND of GREGORIUS VII en den Keizer HENDRIK<br />
IV, koos Bisfchop WILLEM van Utrecht des Keizers<br />
zijde, en hielp in het jaar 1076 op eene<br />
Sijnode te Worms mede bewerken, dat deze Paus<br />
afgezet en in den ban gedaan werd, om welke reden<br />
de Paus den Bisfchop insgelijks in den ban<br />
3eed. WILLEM'S opvolger KOENRAAD was niet minder<br />
(*) HOOFT Nederl. Hifi. I. 32.<br />
(f) Bij BRANDT Hifi. der Reform. I Deel, Bladz. 36,<br />
/an de uitgave in 8vo. 1787.
G E S C H I E D E N I S . 3<br />
der een ijverig voorftander van den Keizer tegen ra C. Ö,<br />
den Paus. A's Paus PASCHALIS II op het einde der faansif.<br />
:ot 15534<br />
elfde eeuw de Kerk van Luik in den ban gedaan,<br />
en de uitvoering van den ban aan ROBERT , Graaf<br />
van Vlaanderen, aanbevolen had, fchreef de Kerk<br />
van Luik<br />
Brief (*><br />
hem deswegens eenen nadrukkelijken<br />
Doch, niet allen verzetteden zich Bisfchoppen eii<br />
Geestelijken, tegen de overheerfching der gemoederen<br />
, maar ook vele anderen , fchoon zij als<br />
Ketters deswegens gebrandmerkt, vervolgd en hun<br />
alle fnoode dwalingen en fporeloosheden toegefchreven<br />
werden. Zoo waren er in de Xüdc eeuw onder<br />
den naam Catharen Ketters bekend, en al vroeger<br />
, onder anderen te Keulen, die voor Maniche'èn<br />
werden gehouden; van welken men weet, dat zij<br />
de Transfubftantiatie, de voorbidding der Heiligen,<br />
het Vagevuur enz. hebben verworpen (f). De Beghards<br />
en Beguinen of Bagynen waren lieden, die<br />
zich vereenigden, mannen en vrouwen afzonderlijk,<br />
om zich in godsvrucht te oefenen, en die in (rilheid<br />
van hunnen handenarbeid leefden , en door weldadigheid<br />
jegens de armen en door gastvrijheid uitmuntten<br />
, alhoewel zij fpoedig als Geestdrijvers en Dweepers<br />
voor den haat der Monniken blootlïonden (§).<br />
In de Xlde eeuw waren vele lieden door de Bisdommen<br />
van Luik en Kameryk verfpreid, die ondef<br />
(*) /. c. Pag. 47.<br />
(t) Kerk. Gcfch. XIX Deel, Bladz. 319,<br />
(S) Kerk. Gcfch. XIX Deel, Bladz. 306. volgg.<br />
A a<br />
dert
na C. G den naam van Gundulfianen bekend zijn , en zeke<br />
Jaar 1517. ren GANDULF of GUNDULF van den kant van Italië<br />
to<br />
t 1552,<br />
als hunnen Leermeester erkenden, en belijdenis deden<br />
, dat zij geen' anderen regel des geloofs eerbiedigden,<br />
dan de Heilige Schrift, en welke in eene<br />
Sijnode te Arras in het jaar 1025 veroordeeld zijn<br />
geworden (*).<br />
In het laatst der Xlde of het begin der Xllde<br />
:euw predikte TANCHELYN uf TANCHELM in deze<br />
ancien vele waarheden met groote toejuiching , en<br />
sijne leer fchoot onder anderen te Antwerpen diepe<br />
vonelen (f). In de Xllde en volgende eeuw nanen<br />
vele Waldenzen, door de hardfte vervolgingen<br />
jedrukt, de wijk naar de Nederlanden, alwaar hun-<br />
1e leere veel bijval vond, ook vertaalden zij den<br />
3,|bel in Neêrduitsch rijm, gevende van hun doen<br />
leze reden: Dat daar in, dus luidt hunne taal ,<br />
xroote nutfehap was; no boerte, no fabulen , no<br />
'rufe, no faloerde, mer were woerden. Dat hier<br />
•n daar was een her de coerste, mer dat het pit<br />
1 •nde die foetheid van goedt ende felicheid der in<br />
vel was te bekinnen (§). Vreesfelijk was de vervolging,<br />
welke deze Waldenzen in de Nederlanden<br />
1 lebben moeten ondergaan, bijzonder in Vlaanderen,<br />
1 )mtrent de jaren 1236 tot 1238, voornamelijk door<br />
oedoen van eenen Monnik ROBRECHT , die zelf te<br />
I<br />
| K E R K E L I J K E<br />
vo-<br />
(*) GERDES Hifi. Ev. Ren. T. III. p. 1,2.<br />
(t) Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 359.<br />
(§) BOXHORN Nederl. Hifi. Bladz. 50. Zie ook vaa<br />
c e IValdenzen Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 330.
G E S C H I E D E N I S . 5<br />
voren een Waldenzer geweest was. In twee of drie<br />
maanden tijds, werden omtrent 50, zoo mannen<br />
als vrouwen, verbrand, of levende begraven. De<br />
wreedheid vond nog fmartelijker pijnen uit dan de<br />
vuurftraffe. De kleederen der eliendigen tot den na<br />
vel uitgefchud, en de huid zoo ver afgevild zijnde,<br />
bond men hen aan palen; daar bragt men dan ge<br />
heele korven en zwermen van horzelen of bijen om<br />
trent, die de gevilden in de verfche wonden van<br />
dat raauwe vleesch met hare angels ftaken , en aan<br />
alle kanten, zonder ophouden, dag en nacht pijnig<br />
den; tot dat zij ten laatfte, aan het eind gemarteld,<br />
den geest gaven (*).<br />
In de XlVde eeuw ontftond een gezelfchap van<br />
godvruchtige lieden te Antwerpen,. die zich aan<br />
werken van barmhartigheid toewijdden, door het<br />
oppasfen van zieken en kranken , inzonderheid bij<br />
de toenmaals heerfchende pest en befmettelijke ziek<br />
te, en door het zorgen voor de begrafenisfen en<br />
het beftellen der lijken. Men noemde hen, wegens<br />
hunne matigheid, Matemannen , naar hunne Cellen<br />
of geringe woningen, Celliten of Cellebroeders, en<br />
naar de Lijkzangen, die zij op eenen treurigen toon<br />
zongen, Lollards of Lolards (f). Ook deze goede<br />
menfchen moesten menige mishandeling van de af-<br />
gunftige Geestelijken ondergaan, èn werden niet zel<br />
den als Dwepers vervolgd.<br />
In het midden der XÜIde eeuw was er te Ant-<br />
(*) BOXHORN /. c. Bladz. 139.<br />
(t) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. i5=.<br />
A 3<br />
wer-<br />
na C. G.<br />
Jaansi7.<br />
tot 155a.
na C. G<br />
Jaarisi7<br />
tot 1552<br />
Zedebederf<br />
der<br />
Geestelijken.<br />
6 K E R K E L I J K E<br />
werpen cen Priester, WILLEM KORNELISSE , die<br />
ontkende, dat CHRISTUS ligchamelijk onder de ge<br />
fruite van brood en wijn in het Avondmaal tegen<br />
woordig zij, en die meer andere leeringen van het<br />
Roomfche Geloof verwierp. Nadat hij reeds vier<br />
jaren overleden was geweest, werd hij befchuldigd<br />
aan deze Ketterijen, gelijk men het noemde, fchul-<br />
dig te zijn geweest; waarom NICOLAUS, Bisfchop<br />
van Kameryk, zijne beenderen liet opgraven en ver<br />
branden (*). Bij welk voorbeeld door de Schrijvers<br />
nog andere gevoegd worden.<br />
Ondertusfchen was het zedebederf der Geestelijken<br />
in de Nederlanden niet geringer dan elders. De<br />
trotschheid en pracht der Bisfchoppen ging alle be-<br />
fchrijving te boven. De Bisfchoppen van Utrecht<br />
waren te gelijk aanzienelijke Vorsten, die Hertogen<br />
en Graven onder hunne Leenmannen hadden , en<br />
menigvuldige oorlogen voerden. Het voorbeeld der<br />
bisfchoppen werd van de mindere Geestelijken ge<br />
volgd , die zich zoo veel mogelijk aan het gezag<br />
der O/erheid onttrokken; en geen wonder, zij ver<br />
meerderden hunne bezittingen en inkomften, en de<br />
wijl zij veelal de eenigen waren , die de pen wisten<br />
te voeren, werden meest overal de Geestelijken tot<br />
Schrijvers en Geheimfchrijvers gebruikt, zoodat zij<br />
in alie zaken inzage hadden; hier door is het ook<br />
gebeurd, dat naar het woord Clericus nog heden<br />
Schrijvers en Secretarisfen Klerken genoemd wor<br />
den ;<br />
(*) j. BASEL. deNederl. Sulpicius Bladz. 178. gevoegd<br />
iehter BOSHORN Nederl. Hifi.
GESCHIEDENIS. 7<br />
den; indien iemand zich met woorden of daden te ia C. G.<br />
gen hen durfde verzetten, dezen verfchrikten zij. 'aari5i7.<br />
ot 155a.<br />
door hunnen ban en vervloekingen. Men leest een<br />
formulier van zoodanige vervloeking, in eene Sijnode,<br />
te Aken opgefteld in het jaar 816, van dezen<br />
afgrijfelijken inhoud (*): „ Uit last van den Vader,<br />
en den Zoon, en den Heiligen Geest, en de<br />
Heilige MARIA, de Moeder van onzen Heere JEZUS<br />
CHRISTUS , en van den Heiligen MICHIEL en JAN<br />
den Dooper, en de Heilige PIETER en PAULUS ,<br />
Prinfen der Apostelen, en den Heiligen STEVEN,<br />
en alle Martelaren, en den Heiligen SYLVESTER,<br />
en alle Confesforen , en de Heilige ALDEGUND , en<br />
alle de Heilige Maagden, en alle de Heiligen, die<br />
zijn, in den hemel of op der aarde. Wij vervloeken<br />
en fcheiden af van de Heilige Moeder de Kerk,<br />
die (dit of dat) gedaan hebben, of daarvan geweten,<br />
of daartoe geraden hebben. Dat de vloek hen<br />
fchende in hunne huizen, fchuren, bedden, veld ,<br />
akker, weg, hofftede, en alle fteden en burgten.<br />
Dat zij vervloekt zijn in bosch, vervloekt in rivieren<br />
, vervloekt in Kerken , en hare Hoven ; vervloekt<br />
voor den Rigter, vervloekt in het vechten en<br />
ftrijden; vervloekt in het bidden, in het fpreken, in<br />
het zwijgen, eten, drinken, en flapen; vervloekt in<br />
het waken, tasten, wandelen, zitten, ftaan en loopen;<br />
en rusten en rijden. Dat zij vervloekt zijn in<br />
het<br />
(*) Bij BOxnoRN Nederl. Hifi. Bladz. Ï6t. volg. en<br />
uit hem bij BRANDT Hifi. der Reform. I Deel, Bladz.<br />
73- volgg.<br />
A 4
na C. G<br />
Jaar 1517<br />
tot 1552.<br />
* K E R K E L I J K E<br />
het hooren, zien en fmaken; vervloekt in alie hunne<br />
werken. De vloek fchende hunne hoofden, oogen ,<br />
en al hun ligchaam, van de kruin des hoofds af ]<br />
tot de zolen toe van hunne voeten. Ik bezweer u\<br />
Duivel, en alle uwe trawanten, door den Vader\<br />
en den Zoon, en den Heiligen Geest, dat gij geene'<br />
rust neemt, dag ofte nacht, tot dat gij hen gebragt<br />
zult hebben tot eeuwige en tijdelijke fchaude, 't zij<br />
met hen te doen verdrenken, of hangen, of verflin-<br />
den van de wilde dieren, of verfeheuren van het<br />
wild en grijpende gevogelte, of verbranden met den<br />
tmre, of te doen omkomen door hunne vijanden ;<br />
loet hen van al, wat er keft, gehaat worden!<br />
^aat hunne kinderen weezen worden, en hunne<br />
1 rouwen weduwen. Niemand en zij hun voortaan<br />
1 ot eenen helper, en niemand ontferme zich over<br />
1 mnne weezen. En even gelijk als LUCIFER is ge-<br />
1 meten uit den hemel, en ADAM verbannen uit het<br />
] 'aradijs, laat hen ook zoo uitgefmeten en verban<br />
t en worden uit deze wereld, uit al hun goed en<br />
l ave, en laat hen begraven worden bij de ezelen.<br />
1 ,aat heu deel hebben aan de ftraffe van DATAN en<br />
é BIRAM, en JUDAS en PONÏTUS PILATUS, en met<br />
I He die, welke tegen God hunnen Heer gezegd heb-<br />
l en: Wijk van ons, wij willen geene kennis heb-<br />
b en van uwe wegen. " Op dit woord namen de<br />
v loekers twee brandende kaarsfen, die zij uitblusch-<br />
ti tn, met deze verfchrikkelijke woorden: „ Ik be-<br />
z •veer u, Duivel, en alle uwe trawanten, dat, even<br />
g tlijk deze kaarsfen uitgebluscht worden in onze<br />
h; inden, gij ook uitdoet en wegneemt het licht van<br />
hun*
G E S C H I E D E N I S . 9<br />
hunne oogen, ten zij dat zij zich bekeeren, en vol ia C. G.<br />
doening geven. Het gefchiede zoo! het gefchiede [aan 517.<br />
:ot 1552.<br />
zoo! Amem!" Door zoodanige onchristelijke vervloekingen,<br />
die des noods met de wreedfte mishandelingen<br />
achtervolgd werden, verwekten de Geestelijken<br />
zich ontzag bij de eenvoudigen, zoodat zich<br />
niemand tegen hen durfde verroeren.<br />
Van tijd tot tijd echter verhieven mannen van beter<br />
geest hunne Hem. Omtrent het jaar 1290 fcherpte<br />
HENDRIK van Gend, Aartsdiaken te Doornik,<br />
zijne pen tegen het misbruik der Geestelijke goederen<br />
en de Paufelijke magt. Hij fchreef onder anderen:<br />
„ Dat een Prelaat een dienaar en onderdaan<br />
der wet ware, en geen Heer. Dat ook het kwaad<br />
niet goed werd, omdat de Paus het toeliet of gebood<br />
(*)." Ook begonnen de Vorsten toe te letten<br />
op het gedrag en de inhaligheid der Kerkelijken ,<br />
gelijk Graaf GUY of GUIDO van Vlaanderen in een<br />
Plakaat van het jaar 1294, en WILLEM, Graaf van<br />
Holland, met een Plakaat in het jaar 1328.<br />
In het begin der XlVde eeuw werd de Orde der<br />
Tempelieren, die wegens hun ongebonden leven ,<br />
zuipen en zwelgen zich ten kwade berucht hadden<br />
gemaakt, alom en ook in Nederland uitgeroeid,<br />
waar van wij elders gefproken hebben (f).<br />
De vermaarde NICOLAUS A LIRA, die in het begin<br />
der XlVde eeuw geleefd heeft, en die door zijne<br />
fchriftverklaring gezegd wordt, LUTHER te zijn<br />
(*) BRANDT /. C. Bladz. 70. GERDES /. C. p. 3.<br />
CO Kerk. Gefch. XVill Deel, Bladz. 206.<br />
A 5<br />
voor-
mC. G<br />
JaariS!/.<br />
tot 1552.<br />
10 K E R K E L I J K E<br />
voorgegaan, wordt van fommigen voor een' Bra.<br />
bander gehouden (*).<br />
Mier en elders gingen intusfchen de vervolgintren<br />
haren gang. In het jaar 1380 liet de Bisfchop van<br />
Utrecht, FLORIS VAN WEVELINKHÖVEN, het lijk<br />
van eenen MATTIIEUS LOLLARD opgraven, op het<br />
voorplein van het Bisfchoppelijk Hof verbranden en<br />
le asfche in de flads grachten werpen (f).<br />
In het jaar 1583,(200 lees ik bij BOXHORN, doch<br />
verkeerd voor 1383,) raakten de Monniken xzZierik-<br />
:ee va lijden, door hunne eigene baldadigheid. Een<br />
I vlonnik, Broeder DIRK OUDERGEESTE genoemd,<br />
rerd van eenen anderen Monnik doorftoken, waar<br />
< P de Overheid het geheele gezelfchap het Klooster<br />
1 itdreef, en anderen in hunne plaats Helde; doch<br />
t eze verliepen zich zoodanig in overdaad , dat zij<br />
1 leest alle losrenten , welke aan het Klooster be<br />
l oorden, verkochten. Men befloot dan degenen,<br />
I ie van de te voren verdrevenen nog overig waren,<br />
V reder terug te roepen en te hertellen. De anderen \<br />
d it verflaaiKle, pakten, op zekeren nacht, boeken,<br />
b :dden, vaten, kelken en andere Kerkelijke huis-<br />
r: iad, die voorhanden was, bijeen, en ruimden het<br />
K looster fteelswijze. Dit Geestelijk bankroet flaat<br />
il een oud ftadsboek met deze woorden aangeteeh<br />
:nd: Anno MCCCLXXXVIII. Obfervantiales Spo-<br />
li iverunt Conventum Zirichfeenpum de mobilibus<br />
h imobilibus, dat is: In het jaar 138S beroofden<br />
(*) GERDES /. c. pag. 4. Vergel. Kerk. Gefch. XIX<br />
D tel, Bladz. 63. (f) BRANDT /. c. Bladz. 80,<br />
de
G E S C H I E D E N I S . II<br />
4e Obfervanten het Convent te Zierikzee van roe- ia i C. G.<br />
rende en onroerende goederen (*).<br />
[aari5i7.<br />
ot 1552.<br />
De Koophandel, welken de Nederlanders toen<br />
reeds op Engeland dreven, gaf gelegenheid, dat de<br />
boeken, leere en gevoelens van JAN WIKLEF, die in<br />
deze XlVde eeuw leefde, herwaards werden overgebragt,<br />
en dat velen in dezelve fmaak vonden en ze<br />
omhelsden (f).<br />
Op gelijke wijze werden in de XVde eeuw de gevoelens<br />
van JOANNES HUS al vroeg in de Nederlanden<br />
overgebragt. Paus MARTYN V liet in het jaar<br />
1420 tegen de Husfiten, die de wapenen hadden opgevat,<br />
ter befcherming van hunne godsdienftige vrijheid<br />
, alomme en ook hier te lande eene kruisvaart<br />
prediken, in welken togt vele Edelen en Poorters<br />
der deden deel namen , en den togt naar Bohemen<br />
aanvaardden. De ftad Dordrecht alleen leverde daar<br />
toe 56 van hare Burgers (§). De togt liep ongelukkig<br />
af, en de Nederlanders van denzelven teruggekeerd,<br />
bragten de gevoelens der Husfiten mede ,<br />
die zij in hunne leere, handel en wandel nader hadden<br />
leeren kennen. Hier door fchenen ook de verdrukte<br />
Waldenzen het hoofd weder op te fteken.<br />
Eene groote vergadering van dezelven werd, in het<br />
jaar 1421, te Douay in Vlaanderen , ontdekt, verfbord<br />
(*) BONHORN /. c. Bladz. 18S, 189. BRANDT Bladz.<br />
81. doch deze heeft te regt het jaar 138?.<br />
Ct) Men zie van WIKLEF Kerk. Gefch. XIX Deel,<br />
Bladz. 372. volgg.<br />
(§) BOXHORN Ncderl. Hifi. Bladz. 230.
12 K E R K E L I J K E<br />
m C. G ftoord en gevangen. Al wie volftandig bleven, die<br />
Jaarisi7<br />
tot<br />
een groot getal uitmaakten, verwees men ten vure.<br />
1552<br />
De anderen ontgingen dat lijden, met hun geloof te<br />
verzaken, en zich naar het Pausdom te voegen (*).<br />
Verval<br />
Het verval der Kerk nam echter hand over hand'<br />
der Kerk.<br />
toe. Het gezag der Paufen was zoo hoog gedegen<br />
, dat er elk den last van gevoelde. Zij matigden<br />
zich overal het begeven der openftaande Bisdommen<br />
en andere mindere Geestelijke waardigheden<br />
aan. Zij trokken, als zij het goedvonden , de Kerkelijke<br />
gefchillen voor hunne Regtbank te Rome ,<br />
zelfs ondernamen zij in wereldlijke zaken uitfpraak<br />
te doen. Hunne inkomften vermeerderden zij door<br />
allerhande uitvindingen. Het verleenen van verlof<br />
tot verbodene huwelijken en andere dingen , de inromften<br />
van het eerfte jaar der open vallende Kerkeijke<br />
ambten, onder den naam van Annaten bekend,<br />
le Tienden, de belastingen , weike, van tijd tot<br />
:tjd, op de Geestelijken gelegd werden , de kruisvaarten<br />
, van welke men niet zonder geld ontflagen<br />
1 ton worden, het prediken der Aflaten, en vele anlere<br />
middelen, zelfs de Simonie of verkooping van<br />
Kerkelijke ambten niet uitgezonderd, dienden, voor-<br />
| ïamelijk, om de Paufelijke fchatkist te vullen en<br />
s Paufen aanzien te vermeerderen. De bijzondere<br />
] ïisfchoppen waren niet minder, dan de Paus, gezet<br />
» >p de uitbreiding en bevestiging van hun wereldlijk<br />
1 ;ebied, waar van inzonderheid de Bisfchoppen me-<br />
i lige ergerlijke voorbeelden gaven. De Proosten ,<br />
C) BRANDT /. c. Bladz. 89.<br />
de
G F. S C H I E D E N I S. »3<br />
de Dekens, en alien, die eenig Geestelijk Regtsge- na C. G.<br />
bied onder de Bisfchoppen oefenden , volgden der Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
zelver voorbeeld. De Kloosterlingen, die voorga<br />
ven, der wereld afgeftorven te zijn, ftapelden fchat-<br />
ten op fchatten, en verliepen zich , door weelde<br />
dartel geworden, in velerlei ongebondenheid. Hier<br />
te lande, waren zij bezitters van de meeste lande<br />
rijen, en dreven allerlei neering en koophandel, zij<br />
hielden herbergen en zelfs openbare hoerhuizen ,<br />
terwijl de ingezetenen, zwaarder lasten moetende op<br />
brengen, tegen de Monniken niet markten konden.<br />
Het gemeen , zoo kwaad een voorbeeld hebbende<br />
aan zijne voorgangeren, bekreunde zich even luttel<br />
met het befchaven en verbeteren zijner bedorvene<br />
zeden. De Godsdienst der meesten, die nog den<br />
naam van vroom droegen, beftond in het eeren van<br />
de Beelden en Overblijffelen der Heiligen, en in het<br />
bezoeken van Kerken en andere Godsdienfiige ge-<br />
ftichten. Het gezag der Kerk in geloofszaken was<br />
thans de hoofdleer in den Godsdienst (*).<br />
Ten aanzien van de Aflaten verdient hier aange Aflaten,<br />
merkt te worden, dat de grootfte misdaden daar bij<br />
zoo wel op prijs gefield en voor geld vergeven wer<br />
den, als de kleine. De prijskaart, daar zich de<br />
Biechtvaders omtrent den afkoop der zonden naar<br />
fchikken moesten, was bij het Pausfelijke Hof ge<br />
field. Wij willen er flechts een enkel flaaltje uit<br />
bijbrengen. De abfolutie van allerhande onkuisheid<br />
door een' Klerk bedreven, ook met Nonnen , bui<br />
(*) WAGENAAR Faderl. Hifl. IV Deel, Bladz. 24.<br />
ten
14 K E R K E L I J K E<br />
na C. G ten of binnen de muren van een Klooster , of met'<br />
Jaansi7. bloedverwanten of aangetrouwden , of met zijns<br />
tot 155a.<br />
Geestelijke dochter, werd gezet op 36 Tournoifen,<br />
3 Dukaten; de onkuisheid tegen de natuur, op 90<br />
Tournoifen, 12 Dukaten, 6 Carl. De pntflaging<br />
van een' eed, om zijne zaken uit te voeren , kostte<br />
voor een' perfoon en in eene verbindtenisfe, 7 Tournoifen,<br />
11 Dukaten, 3 Carl. Vader-, Moeder-,<br />
Broeder-, Zuster- en Vrouwenmoord flond op 4<br />
Tournoifen, 1 Dukaat, 8 Carl. Op dezen voet werd<br />
aan zeker' Jonkheer, HENDRIK van Montfoort, omtrent<br />
het jaar 1448 , eene foort van Vadermoord<br />
vergeven. Hij had zijn' Vader in hechtenis gehouden,<br />
tot den dood toe, en dat kwaad heeft hem<br />
RUDOLF, Bisfchop van Utrecht, voor eene geldboete<br />
kwijdgefcholden (*).<br />
De euvelmoed der Geestelijken ging zoo ver, dat<br />
Hertog FILIPS van Burgondien, te dezen tijde, Heer<br />
der Nederlanden, dezelve te beteugelen noodzakelijk<br />
achtte. Door zijnen invloed gaf RUDOLF VAN DIEP<br />
HOUT, Bisfchop van Utrecht, in het jaar 1433, een<br />
algemeen bevel, waar bij het regtsgebied der Provifolren<br />
en Dekens, en ook het regt der Kerken en<br />
Kerkhoven bepaald werd (f). Eenige jaren later,<br />
Ci445») poogde deze Vorst den koophandel der<br />
Kloosterlingen en het aanwinnen van landerijen, ten<br />
behoeve der Bedelordens, door een ernflig Plakaat<br />
te fluiten, Doch, uit vreeze, zoo het fchijnt, dat<br />
(*) BRANDT /. c. Bladz. 107.<br />
(f) WAGENAAR /. c. Bladz. 29.<br />
de-
GESCHIEDENIS. 15<br />
deze beteugeling van het vermogen en gezag der 1<br />
Geestelijkheid hem bij den Paus in den haat mogt<br />
brengen, fchreef hij, in het jaar 1447, eenen vleijenden<br />
Brief, opgeiteld door JOANNES GODEFRIDI ,<br />
Aartsbisfchop van Utrecht, aan Paus NICOLAUS V,<br />
waar bij hij zijne landen der Geestelijke hoede en<br />
tucht van zijne Heiligheid aanbeval.<br />
De Paus zelf fcheen overtuigd van de noodzake-: 3e Kar-<br />
lijkheid eener Hervorming der Geestelijkheid in deze' linaalN.<br />
?AN CUïA<br />
landen, en vaardigde, om die te bevorderen, den<br />
Kardinaal NICOLAUS van Cufa herwaards af. Deze<br />
Kardinaal van Cufa (*) was uit een gering geflacht<br />
geboren te Cufa, een dorp aan den Moezel, in het<br />
Aartsbisdom Trier, door zijne geleerdheid bragt hij<br />
het zoo ver, dat hij in het jaar 1448 den Kardinaalshoed<br />
bekwam (fj). In het jaar 1450 kwam hij<br />
in de Nederlanden als Paufêlijke Legaat, om , ter<br />
gelegenheid van het Jubeljaar, volle vergeving van<br />
alle zonden aan te kondigen, doch niet van de<br />
fchuld en ftraffe derzelven. Zoo fprak de Kardinaal<br />
zelve, en hij voegde daar bij: „ Dat men, door<br />
het doen van veeljarige boete in dit leven, of door<br />
het opbrengen van den laatflen penning , hier na- .<br />
maals in het Vagevuur, eerst van deze ftraffe en<br />
fchuld kon ontheven worden, ten ware men zich ,<br />
door<br />
(*) Wij hebben ook vnn hem gefproken, als van een<br />
Geleerden XIX Deel, Bladz. 50. en van zijn gezegde,<br />
dat de Schrift de Kerk volgt, we.lke eer is dan de Schrift<br />
XVIII Deel, Bladz. 234.<br />
(t) GERDES /, c. pag. 6. fqq.<br />
ia C. Gi<br />
aar 1517.<br />
ot 1552.
i« K E R K E L I J K E<br />
na C. G. door het doen eener vrijwillige gifte, voorzag van<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Aflaatbrieven, welke de Kerk, uit haren fchat van<br />
de verdienden der Heiligen, den volke liet aanbieden<br />
: en door welken de zielen gezuiverd en in ftaat<br />
gefield werden, om, terflond na dit leven, de hemelfche<br />
heerlijkheid te verwerven." Op dezen voet<br />
predikte hij gemeenlijk. Doch, fomtijds verklaarde<br />
bij ook, dat de regte Aflaatsbrieven, die te Jongden<br />
Dage gelden zouden , uit de Heilige Schriften<br />
gehaald moesten worden, en dat de Paufelijke meer<br />
iienden, om de Kerkdijken te verrijken, dan om de<br />
^eeken te verbeteren." Men ontving hen met allen<br />
1 :erbied, Wereldlijken en Geestelijken haalden hem<br />
i n , met vanen , met kruifen, met het luiden van<br />
] flokken. Men zong: Gezegend zijt gij, dien wij<br />
l tu al lang verwacht hebben in onze duisternis. De<br />
] kardinaal van Cufa was te gelijk gezonden, om<br />
] [loosters en Kerken te bezoeken en te hervormen,<br />
] lier vond hij veel werks aan, zoo wel als aan het<br />
1 veeren der misbruiken en bijgeloovigheden in den<br />
( }odsdienst, welke alom in zwang gingen. Hij<br />
] :antte zich tegen dezelve, in openbare redevoerini<br />
;en, te Utrecht, te Dordrecht, te Haarlem, te<br />
r<br />
.eyden, en elders, gedaan. Zijne redenen vonden<br />
i ngang bij fommigen ; doch de meesten bleven aan<br />
< !e oude dolingen en gebreken verflaafd. Hij droeg<br />
i i zijne Predikatiën meermalen zaken voor, die van<br />
e ene regte hervorming niet vreemd waren. Te<br />
J laarlem predikte hij tegen de Bedevaarten naar<br />
l Vilfenach. Dit was eene flad in de Mark Prieg-<br />
t, itz, alv\aar door de kracht van drie bloedige Hostien
G E S C H I E D E N I S . |f<br />
iitn vele wonderwerken gezegd werden te gebeu naC. Ö»<br />
ren (*_). „ De Beelden der Heiligen mogten, zijns Jaari5i?»<br />
tot 1552*<br />
oordeels, alleen geëerd worden, voor zoo ver zij<br />
derzelver deugden herinnerden. Bewees er iemand<br />
eene eer aan, die naar Afgoderij zweemde , of liep<br />
er het volk ie fterk naar, dan moest men ze uit<br />
de Kerk wegnemen. De bloedige Hostiën, die men<br />
het volk, als wonderen, om geld zien liet, behoorden<br />
, meende hij, nergens vertoond te worden." In<br />
Duitschland, en veeliigt ook hier, heeft hij gewild,<br />
dat men de Hostie niet in het openbaar omdragen<br />
zou. „ Het Avondmaal was, zeide hij, ingefteld,<br />
om genuttigd te worden; niet, opdat men er mede<br />
zou pronken." De Kardinaal keerde eerlang naar<br />
Rome terug, niet zonder eenig nut hier te lande te<br />
hebben uitgevoerd (f> Hij is in het jaar 1464 in<br />
Italië overleden*<br />
Onder de genen, die in de XIVde eeuw misbrui GERRIT<br />
ken aanwezen, en zuiverder leere verkondigden , DE GROOf<br />
rekent men met regt GERARDUS, of GERRIT DE<br />
GROOT , van Deventer, alwaar hij in het jaar 1340<br />
geboren is. Wij hebben reeds elders van hem gefproken<br />
(§). Hij was een Diaken der Kerk, maar<br />
geen Priester, die gemeenelijk plag te zeggen: Voor<br />
ai het goud van Arabien zou ik de zorg der zie.<br />
len den tijd van eenen nacht niet op mij willen<br />
nemen. In eenen Brief aan HENRICUS ELINGE EI-<br />
LI*<br />
Cj) JAC BASEL, Nederl. Sulpitius Bladz. 25-.<br />
WAGENAAR /. c. Bladz. 33. VOlgi BRANDT Bl. itf.<br />
(§) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. 164.<br />
HERV. III. B
na C. ( ; LIUS befchuldigt hij de Religieuzen van zijnen tijd,<br />
Jaari5i<br />
i van hoererij, dronkenfchap,<br />
tot 155<br />
gierigheid , geveinsdheid,<br />
overdadigheid, luiheid, kuiperijen, en van<br />
MATTHYS<br />
C.RAB0.<br />
18 K E R K E L I J K E '<br />
alle foorten van zonden. Hij voegt er bij, dat zij<br />
noch God noch menfchen vreesden, waarom hij<br />
een wee over hen uitfpreekt, en de Ifraffen, door<br />
de zonden verdiend, voorftelt, en verzekert, dat<br />
zij dezelve zullen ondervinden, indien zij zich niet<br />
bekeeren. Niet alleen in bijzondere Brieven , maar<br />
ook in eene openlijk uitgegevene Verhandeling tegen<br />
de hoererende Priesters, vaart hij ernftig tegen de<br />
bedorvene zeden der Geestelijken uit; hij is in het<br />
jaar 1384 overleden. Men getuigt van hem , dat<br />
hij te Amfterdam de eerfte Predikatie in de Neder-<br />
duitfche taal gedaan heeft (*).<br />
Omtrent het jaar 1430 bevond zich te Deventer<br />
insgelijks een Prediker Monnik, MATTHYS GRAEO^<br />
die zeker Boek had gefchreven tegen het ongeregeld<br />
leven der Geestelijken, hetwelk hij, daar over aan-<br />
gefproken zijnde, niet alleen erkende, maar daaren<br />
boven verklaarde, van voornemen te wezen , met<br />
zulk fchrijven voort te varen, Hier over werd bij<br />
bij het Geestelijke Hof te Utrecht verketterd , en<br />
FREDERIK VAN BLANKENHEIM , Bisfchop van<br />
Utrecht, bragt de zaak voor de Kerkvergadering van<br />
Konflans. Door hetzelve werd hij in de gevangenis<br />
geworpen, en met den brandffapel bedreigd ; hier<br />
door verfchrikt, bekende hij fchuld, en weden-iep<br />
het-<br />
(*) JAC. R E V . Hifi. van Deventer I Boek p. 28, 34.<br />
iASEL. de Nederl. Sulpitius Bladz. 219.
v<br />
G E S C H I E D E N I S . 19<br />
hetgeen hij gefchreven had (*). GERDES (f) trekt 1<br />
ia C. O.<br />
evenwel in twijfel, of niet deze GRABO alleenlijk , .<br />
ot 155a.<br />
ten einde zijne Monniken te verheffen, andere Gees- [<br />
telijken hebbe zwart gemaakt, en daarom veroordeeld<br />
zij geworden, om te herroepen, en Nederland te<br />
verlaten. Ondertusfchen had zijn fchrijven zoo veel<br />
te vvege gebragt, inzonderheid te Deventer, en elders<br />
in Overysfel, dat de Overheden der fteden zich<br />
met kracht begonnen te verzetten tegen de magt der<br />
Geestelijken, en ftaande te houden, dat ook dezen<br />
aan het wereldlijk gezag onderworpen waren.<br />
Hoe het zij , zeker is het, dat men, te dezen<br />
tijde, vele voorbeelden ontmoet van godvruchtige<br />
lieden, die de zeden der Kerkelijken poogden te<br />
hervormen, van waar de overflap tot de Hervorming<br />
der leere ligter gemaakt werd. Men noemde<br />
zulke lieden Reformateurs of Hervormers van de<br />
Geestelijken. Bij BOXHORN (§) lezen wij eene zwa-<br />
re klagte van eenen Nederlandfchen Monnik , die<br />
niet genoemd wordt, over de Geestelijken, in eenen<br />
Brief, die uit de borst en met alle vrijmoedigheid<br />
gefchreven is. Onder anderen zegt hij : ,, De<br />
plaatfen, in welke hunne voorzaten den ftoel van<br />
alle tucht en deugdzaamheid geplant hadden, tredende,<br />
in hunne eenzaamheid, 'gelijk als te velde<br />
tegen het vleesch , de wereld , en den Vorst der<br />
wereld, den Duivel, en de overhand hadden behouden,<br />
(*) BUXTORF Bladz. 221. BRANDT Bladz. 89.<br />
(t) l. c. pag. 5.<br />
(§) Bladz. 218.<br />
B 2
m C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
sa K E R K E L I J K E<br />
den, zijn geworden tot bordeelen , en legers van<br />
aardfche duivelen, in dezelve heerscht niet alleen de<br />
onkuisheid, maar ook overdaad, dronkenfchap, eigendom<br />
van goederen, en eene oneindelijkheid van<br />
andere fouten."<br />
HENDRIK LOEDER, Prior van het Klooster Vrendesweel<br />
bij Noorthoorn, een (batig man, hield zich<br />
bezig, om die van zijne Orde hier te lande te vermanen<br />
tot een gefchikter leven, dan zij tot hier toe<br />
geleid Baddert; van hem lezen wij bij denzelfden<br />
BOXHORN eenen ftralTen Vermaanbrief aan zijne Broederen<br />
(*).<br />
Digt bij Haarlem ftond zeker Klooster, Onzer<br />
lieve Vrouwe Vijïtatie, daar de Prior JAN VAN<br />
KEMPEN, geboortig uit het Sticht van Keulen, het<br />
doen en laten der Kloosterlingen , in zijne gefprekken<br />
met deze woorden overhaalde : ,, Wij willen<br />
nederig zijn, zonder veracht te worden; geduldig ,<br />
zonder verdrukking te lijden; gehoorzaam, zonder<br />
ander dwang te ftaan; arm, zonder iets gebrek te<br />
lebben; deugdzaam, zonder eenige moeite te doen<br />
n het plegen van deugden; leedwezen toonen, zon-<br />
1 ler eenige pijn of fmart te gevoelen; geprezen zijn,<br />
tonder lof te verdienen ; bemind zijn, zijnde zelve<br />
tonder liefde ; geëerd, zonder tucht en heiligheid<br />
( ies levens te toonen. CHRISTUS, onze Heer, dede<br />
1 tooit zulks; maar leerde wel uitdrukkelijk, dat men<br />
£ eweld moest doen op het Koningrijk der Hemelen ,<br />
e n alle ongelijk geduldig dragen (f)."<br />
On-<br />
(*J Bladz. 223.<br />
(t) isoxHoRN Bladz. 234. BRANDT Bladz.96.
GESCHIEDENIS. 21<br />
Onder de middelen, van welke de Monniken zich<br />
bedienden, om geld en goederen te verzamelen ,<br />
behoorde, dat zij de rijkfte en vermogendfte lieden<br />
wisten te bepraten, om zich in een Klooster te begeven<br />
, en zich, gelijk men fprak , met alle hunne<br />
bezittingen aan den dienst van God over te geven.<br />
Dus werden de Kloosters erfgenamen, ten nadeele<br />
dtr wettige erfgenamen, waar door vele aanzienelijkè<br />
gedachten verarmden. Ondertusfchen maakte dit<br />
den haat tegen de Geestelijken niet weinig gaande.<br />
In Gelderland liet zich dus zekere Jonkheer , AL-<br />
BERT VAN WYNGAARDEN , door fchoon (preken ,<br />
in het Klooster van Windeshelm , als Geestelijke ,<br />
vastmaken. Doch zijn Broeder, dit zeer hoog opnemende<br />
, dreigde het Klooster in brand te (teken ,<br />
zoodat de Monniken genoodzaakt waren, het rietendak<br />
van hunne flaapplaats te bedekken met (leenen,<br />
en alle nachten twee Monniken bij de poort op<br />
fchildwacht te (lellen, tot dat de zaak, met de<br />
overgave van eenige goederen, bijgelegd werd. De<br />
gedachte ALBERT VAN WYNGAARDEN ondertusfchen,<br />
nu in het Klooster gekomen, en tot den Priester 1<br />
,ia C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
f<br />
ot 1552.<br />
-<br />
(laat verheven wezende, verfoeide de pracht van<br />
kleederen en kostelijke kelken , en ander fieraad ,<br />
welke men tot hier toe in de Misfe ten toon fpreidde,<br />
zeggende: Dat in zoo heiligen dienst niet het<br />
ligchaam of de oogen, maar alleen de ziel gefierd<br />
en gediend behoorde te worden (*).<br />
Zulke vermogende lieden, welke men zoo ver<br />
(*) BOXflORN Bladz. 22(5.<br />
B 3<br />
niet
21 K E R K E L I J K E<br />
VU C. G niet kon brengen, om zich in ten Klooster te laten<br />
Jaansi7. opfluiten, bekoorde men, tot milde erfmakingen aan<br />
tot 1552.<br />
Kerken en kloosters, door de beloften van menigvuldige<br />
zielmisfen, ten beste van hunne zielen na<br />
den dood. Dan, ook deze Misfen werden eerlang<br />
zoo hatelijk, bij de door dit middel meer en meer<br />
verarmde Edellieden , dat zij die den fchandelijken<br />
naam gaven van Ruiters- dat is, Roovers - Misfen,<br />
want ruiten noemde men in dien tijd rooven (*).<br />
In de XlVde eeuw, het jaar wordt niet genoemd ,<br />
liet zich HENDRIK WILDE , een Regulier Monnik<br />
van 's Hertogenbosch , te Amflerdam in Holland ,<br />
te Tienen in Brahand, en elders, niet alleen hooren<br />
tegen het leven der Geestelijken, maar hij zocht<br />
ook fommige ongerijmdheden omtrent het ftuk der<br />
leere te verbeteren. Prior onder de zijnen geworden,<br />
liet hij vele dartele liederen, welke eenige geile<br />
Monniken , tot opritfing van het vleesch, tusfehen<br />
de Koorzangen ingevoegd hadden, uit het Koorboek<br />
fcheuren. Als hem zijne Kloosterbroeders de<br />
jaarlijkfche gedachtenis van eenige overledenen , die<br />
de Kerkelijke voorbede na hun verderven begeerd<br />
hadden, voordroegen, gaf hij hun ten antwoord :<br />
„ Laat hen voor ons bidden; onze voorbidding is<br />
hun niet noodig."<br />
JAN VAN BROEKHUIZEN, Prioor van het Reguliersklooster<br />
te Leiderdorp, verliet zijn ambt, omdat<br />
hij geen deel wilde hebben aan de draden en<br />
plagen, die zijne Monniken, dit waren zijne woorden,<br />
(*) Ibid. Bladz. 127,
G E S C H I E D E N I S . 23<br />
den, met hunne onverzettelijke overdaad, verdienden<br />
(*).<br />
GOZEWYN TVACON, een Regulier Monnik van<br />
Zwol, riep tegen het inflokken van landen en beemden<br />
, en dat het hechten van akkers aan akkers ,<br />
niet anders beduidde, dan dat de harten van de<br />
Geestelijken, den hemel vergetende of niet kennende,<br />
alleenlijk aan het aardfche en vergankelijke waren<br />
vastgenageld. Hij zag ook van verre te gemoet<br />
en voorzeide duidelijk, hetgeen door de ondervinding<br />
bevestigd is, dat deze euveldaden , in korten<br />
tijd, aan alle Geestelijken al hun nog overig aanzien<br />
bij velen zou benemen (f).<br />
Ten einde den nadeeligen indruk, welken deze 3ENDRIK<br />
MANDE.<br />
en foortgelijke gezegden en gefchriften van achtenswaardige<br />
mannen konden veroorzaken, voor te komen,<br />
bedachten de Geestelijken en Monniken velerlei<br />
listen; men fprak, om de Kerkelijke achtbaarheid<br />
ftaande te houden , van heme^fche droomen ,<br />
geestelijke gezigten en heilige openbaringen , die<br />
fommige Monniken ontvangen hadden, meest betreffende<br />
den ftaat der dooden, daar dan het Vagevuur<br />
bijkwam, en de zielmisfen aan vast waren.<br />
HENDRIK MANDE, uit eerlijken huize te Dordrecht<br />
geboren, voor dezen Geheimfchrijver van Graaf<br />
WILLEM VI van Holland, en van de Gravin MAR-<br />
GRIETE , ook ten Hove wel gezien, werd met den<br />
tijd het hooffche leven zat. Hij liet zich voorftaan,<br />
(*) BRANDT Bladz. 97. EOXHORN Bladz. 235.<br />
(t) BOXHORS Bladz. 237.<br />
B 4<br />
dat<br />
ia C. G.<br />
[aan S17.<br />
ot 1552.
=4 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. dat hem CHRISTUS zelf verfchenen was, en tot het<br />
Jaariji?<br />
tot i 5 5 2. Geestelijk leven porde. Dus verliet hij het Hof, en<br />
zette de Monnikskap op, in het Klooster te Windesheim,<br />
bij Zwolle. Hier kreeg hij de inbeelding<br />
van nieuwe gezigten; hij verkeerde in zijne eenzaamheid<br />
met de Engelen, die hem onbekende zaken<br />
aanbragten. Hij werd, als een tweede PAU<br />
LUS, dit gaf hij voor, en de Monniken wilden het<br />
wel gelooven, ten derden hemel opgetrokken. Mm<br />
ftrooide onder het volk uit, dat hij daar, in een'<br />
heerlijken omgang, verfcheidene Monniken, die in<br />
het Klooster geftorven waren, had gezien. Op zijne<br />
beurt op de Kloosterpoort pasfende, hoorde hij,<br />
Ilt werd gezegd, kloppen, en liet vervolgens eenen<br />
ongeling in, helder van aangezigt, die op zijne<br />
/rage: Wie hij was? antwoordde: Het Lam! en<br />
laarbij: Dat het Klooster het huis zijns Vaders<br />
: vas, en dat, die daarin woonden , zijne regte<br />
Broeders waren. Het gerucht van deze Openbarin-<br />
I ;en overal verfpreid zijnde, wilde elk weten, wat,<br />
( n wie hij al in den hemel gezien had. Het Kloos-<br />
t er werd dagelijks overloopen van vragers, en voor<br />
t e antwoorden mildelijk begiftigd. Daar na liet men<br />
1 em , om zijne gezigten meer te doen gelden, rond-<br />
t rekken, voornamelijk in Holland, van ftad tot ftad,<br />
i: izonderheid ook te Delft, daar hij veel geloof<br />
v ond, en veel geld verzamelde. Tegen de arme<br />
li eden zeide hij gemeenelijk: Ik heb de zielen uwer<br />
V rienden in den hemel gezien en gelaten; maar te-<br />
S sn de lijken, dat hij hunne bloedverwanten in een<br />
P<br />
jjnelijk Vagevuur had hooren jammeren, biddende,<br />
dat
GESCHIEDENIS. 25<br />
dat zij, op het fpoedigfte, daar uit mogten verlost<br />
worden. En daar op paste dan eene vermaning tot<br />
milddadigheid, bijzonderlijk voor de Monniken van<br />
zijn Klooster, om, door hun voorbidden , de ge<br />
pijnigde zielen te verlosfen. Doch , met den tijd<br />
verminderde zijn geloof: de menigvuldigheid, vreem-<br />
digheid, en ongerijmdheid der gezigten maakte, dat<br />
ook de eerfte voor verdichtfelen gehouden werden ,<br />
om der laatfte wille. Ook ftond er een andere Mon<br />
nik tegen hem op, JAN DE WIT, van Utrecht, die<br />
de ijdelheid zijner gedachten ontdekte. Hij overleed<br />
daar na in het Klooster Stoa bij Beverwyk (*).<br />
In het midden der XVde eeuw was er een Regu JANBUSCH<br />
lier Kanunnik van het Kapittel te Windesheim,<br />
bettraft<br />
JAN<br />
het leven<br />
BUSCH, die het Kloosterleven met deze woorden der Mon<br />
overhaalde: ,, De oude ijver was verkoud en ver» niken.<br />
vallen. Het vleesch en de wereld hadden de over<br />
hand genomen in de gedachten der Monniken , die<br />
fteeds en alleen genegen waren tot hun eigen gemak<br />
en winfte, tot wellusten van het vleesch, ijdelheden<br />
der wereld, liefkozerij van de Grooten, verwaande<br />
grootachting van zich zeiven; navolgende in de we<br />
reld, hetgeen zij, als buiten en tegen de wereld ge<br />
field, behoorden te verachten. Dit kwam van het<br />
tijdelijk goed, hetwelk zij bezaten: daar door kre<br />
gen zij een weerzin van het Geestelijke , en fielden<br />
al hun genoegen in het vergankelijke. De devotie<br />
had den Kerkelijken groote rijkdommen gebaard ,<br />
(*) BRANDT Bladz, 97. uit BOXHORN Bladz. 238.<br />
B 5<br />
maar<br />
na C. G.<br />
Jaarisi^.<br />
tot 1552.
•a C. i 7. maar die hadden hunne moeder verflikt. Hier door<br />
Jaar 151<br />
tot 155<br />
?• was de regte Godzaligheid, eertijds opgewekt en on-<br />
' derhouden in den fchoot der nederigheid en armoede,<br />
nu ver te zoeken." Ja, hij zeide: ,, Dat de<br />
gezette regel in geene Kloosters onderhouden werd;<br />
dat er geene plaats te vinden was, om God in ftil.<br />
heid te dienen, en de wereld te verlaten; fchrikkende<br />
de Monniken en zich des belgende, als men van<br />
Reformatie fprak." Hij heeft verfcheidene fchriften<br />
nagelaten, en verhaalt in één derzelve, dat, als<br />
er twee Monniken, Broér BERTHOLD en Broêr<br />
KLAAS VAN SCHOONHOVEN te Windesheim ia het<br />
verftand waren geraakt, de andere Broeders ftraks<br />
oordeelden, dat zij te zeer hadden gevast; en dat<br />
men daarom federt den nieuwelingen deze drie vragen<br />
voorftelden: Of zij wel konden eten, wel flapen,<br />
en hunnen Overfte gehoorzamen? (*)<br />
Vervolgingtegen<br />
de<br />
Waldenzen.<br />
a
G E S C H I E D E N I S . *7<br />
denzelven. Ten vure veroordeeld zijnde, betuigden 1 a C. G,<br />
zij hunne onfchuld, en riepen openlijk uit: Dat j aar 1517.<br />
ot 155a.<br />
zij nooit in de Faudery, (zoo noemde men de ver- ,<br />
gadering der Tooveraren en Duivelen,) geweest,<br />
maar dat zij door de Regters bedrogen waren, met<br />
fchoone beloften van lijf en goed te zullen behouden,<br />
indien zij bekenden, hetgeen men hun voorhield.<br />
Eenigen zeiden, dat zij door de pijn tot bekentenis<br />
gedwongen waren. Daar na baden zij, dat<br />
men hen hielp bidden, en bevalen, in het midden<br />
der vlammen , hunne zielen aan God. Sedert bragt<br />
de tijd de waarheid en de onfchuld aan den dag ;<br />
want, in het jaar 1491, werden deze ongelukkigen,<br />
nevens anderen, die te dier zake waren gevangen<br />
geweest, door een vonnis van het Parlement van<br />
Parys onfchuldig verklaard , in hunne eer en goederen<br />
hertteld, en de Regters in zware geldboeten<br />
verwezen (*).<br />
Onder de genen, die ook met hunne fchriften pogingen<br />
deden, de verdorvene zeden der Geestelijken<br />
te beteren, en hen tot Godzaligheid op te leiden ,<br />
mag in de XVde eeuw ook geteld worden THOMAS<br />
A KEMPIS , van wien en van zijn nog in onze tijden<br />
geacht boekje de Imitatione Christi, ( over de<br />
navolging van CHRISTUS,) elders (f) gefproken<br />
(*) BRANDT Bladz. 113, T<br />
li.<br />
(t) Kerk. Gefch. XiX Deel, Bladz. 179. De waardige<br />
grijsaard DE PERPONCHER heeft onlangs eene nieuwe<br />
Hollandfche Overzetting van dat Boekje begonnen uit te<br />
geven.<br />
is.<br />
THOMAS<br />
A KEMPIS.
na C. G. is. Men verhaalt van hem, dat*hij veelal gewoon<br />
Jaari5i7.<br />
was te zeggen : Dat hij in alles rust gezocht ,<br />
tot 1552.<br />
maar nergens gevonden had, dan in hoekskens en<br />
boekskens.<br />
J. WESSEL.<br />
28 K E R K E L I J K E<br />
In dezen zelfden tijd leefde Doctor JAN WESSEL<br />
HERMANSZ. , GESVORT of GANSFORT, zoo men<br />
meent, naar een dorp in Westfalen, hoewel anderen<br />
willen, dat hij den bijnaam Ganfevoet of Goofevoet<br />
zal gevoerd hebben, omdat hij een verdraaide<br />
roet gehad hebbe (*) ; bij was een zeer geleerd<br />
man, die volgens ERASMUS (f), vele leerflellingen<br />
net LUTHER gemeen heeft gehad, maar dezelve veel<br />
1 Christelijker en zediger heeft voorgeteld, dan LUrHER<br />
en de zijnen naderhand deden, LUTHER heeft<br />
1 bmmige kleine fchriften van hem uitgegeven, met<br />
( :ene Voorrede, waar in hij erkent, dat WESSEL<br />
1 vaarlijk van God geleerd was, en dat deszelfs leere<br />
:oo na met de zijne overeenkwam, dat hij fchrijft:<br />
i , Indien ik hem eer gelezen had, zou ik LUTHER<br />
an mijne vijanden hebben kunnen fchijnen , alles<br />
1 lit WESSEL ontleend te hebben , zoo volkomen<br />
f temt beider geest overeen." Toen hij zeer oud was<br />
t eworden, zeide hij tegen JAN OSTENDORP, nader-<br />
1 and Kanunnik van Sint Levynskerk te Deventer:<br />
, Gij naarfiig Jonkman, zult den dag beleven, dat<br />
5<br />
(*) GERDES T. III. Evang. Renov. p. 10, rr. Wij<br />
h ebben van hem gefprokea Kerk. Gcfch. XVIII Deel,<br />
1 !adz. 235.<br />
(f) In Liiello Epistoiico ad fratrcs Getm. infer. &<br />
0 r. Fris. 0Ap. T. X. p. 1622.<br />
de
G E S C H I E D E N I S . 29<br />
de leere van deze nieuwe twistzieke Theologanten, na C. G.<br />
THOMAS, BONAVENTURA, en anderen van hetzelfde<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
flag, van alle regte Christelijke Theologanten verguisd<br />
zal worden." Hij overleed, in den ouderdom<br />
van 70 jaren, te Groningen, in het jaar 1489, en<br />
mag, met alle regt, onder de voorloopers der Hervormers<br />
geteld worden (*).<br />
JAN VAN WEZEL, (JOANNES DE VESALIA,) een JAN VAN<br />
WEZEL.<br />
vriend van JAN WESSEL, verdient naast hem geplaatst<br />
te worden.' Deze werd- ,door de Monniken<br />
vervolgd, en te Mentz als een Ketter veroordeeld,<br />
in het jaar 1479, en in het Auguttyner Klooster te<br />
Mentz opgefloten, alwaar hij kort daar na geftorven<br />
is (f). BRANDT fchrijft (§), dat hij te Mentz<br />
om zijn prediken tegen het Pausdom verbrand is<br />
geworden. Hoe het zij, bij deze gelegenheid liep<br />
WESSEL insgelijks groot gevaar, maar hij ontkwam<br />
hetzelve, door de gunst der Bisfchoppen van Utrecht<br />
en Munfler, welke hij genoot; ook had hij den<br />
haat en nijd der Godgeleerden weten te ontwijken,<br />
door zich op de Geneeskunde toe te leggen, en zich<br />
daar mede te generen.<br />
Ook was de uitmuntende geleerde RUDOLPHUS I t.AGRI-<br />
AGRICOLA (**), tijdgenoot, landsman en gemeen-' :OKA.<br />
zame vriend van JAN WESSEL. JOSQUYN VAN<br />
CRONINGEN plag te verhalen, fchrijft MELANCH<br />
THON,<br />
(*) GERDES heeft dit met opzet bewezen /. c. p. 13.<br />
(t) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. 238.<br />
(§) /. c. Bladz. 138.<br />
(**)Zie van hem Kerk. Gefch. XV Deel, Bl. 171.
3 K E R K E L I J K E<br />
iw C. G, THON (*), dat hij, in zijne jonkheid, deze twee<br />
J»ari5i7. vrienden wel bijeen had gezien, met weemoedigheid<br />
tot 1552.<br />
fchreijende en zuchtende over de verdorvenheid der<br />
Kerk. Hij hoorde hem ook de ontheiliging des<br />
Avondmaals in de Misfe , het ongetrouwd leven der<br />
Priesteren, en het verheffen der menfchelijke werken<br />
en overleveringen tegenfpreken. Evenwel werd AGRI-<br />
JAN VAN<br />
AMSTER<br />
DAM.<br />
JAN VAN<br />
GOCH.<br />
COLA in een Minderbroederskleed begraven. Het zij<br />
dat hij zulks zelf begeerd had, of dat men hem,<br />
na zijn' dood, zulke kap heeft aangetrokken , als<br />
men wilde. Hij ftierf te Heidelberg den 28ften van<br />
Wijnmaand 1485, in het XLIffte jaar zijns ouderdoms<br />
(f).<br />
Onder WESSELS vrienden werd ook geteld JAN<br />
VAN AMSTERDAM, zijn leerling, die zijnen meester,<br />
ter zake van het verfchil over het Vagevuur, de<br />
Aflaten en voorbiddinge tegen Meester ENGEL-<br />
BRECHT VAN LEYDEN en den Deken te Naaldwyk,<br />
met een langen Brief na deszelfs dood verdedigd<br />
heeft.<br />
Omtrent dezen tijd liet zich ook JAN VAN GOCH,<br />
genaamd PUPPER, een Priester en Overfle van dè<br />
Kloostermaagden in Thabor, te Mechelen, tegen de<br />
leere des Pausdoms hooren. Hij leefde met WESSEL<br />
van Groningen, en was van hetzelfde verftand, gelijk<br />
zijne fchriften getuigen. Hij beweerde , onder<br />
anderen, dat wij alleen door CHRISTUS verdienden<br />
en het gelóóf geregtvaardigd worden, en niet door<br />
(*) In Orai- de Pita R. Agricolae.<br />
Q) BRANDT /. c. Bladz, 140.<br />
eeni-
G E S C H I E D E N I S . 3r<br />
eenige eigene werken. Daar zijn flechts eenige var na C. O.<br />
zijne fchriften gedrukt, en dat nog onvolkomen oi • laan 517.<br />
tot 155».<br />
verminkt. Echter zijn zij, zoo wel als de Boeker<br />
van Doctor WESSEL, door het Concilie van Trentt<br />
verboden.<br />
Te Groningen was ook, te dien tijde, een Min TILEMAN,<br />
derbroeder van zeer hooge jaren , TILEMAN ge.<br />
noemd, die aan zeker Burger JAN LUDEK, die hem<br />
in de biecht klaagde, dat men zijn gemoed met i!<<br />
weet niet welke menfchelijke inzettingen verflriki<br />
hield, tot antwoord gaf: Dat op dit ft.uk veel u<br />
zeggen was, maar het ftond niet vrij; want die<br />
waarheid fprak, liep zeer groot gevaar. Doch ech<br />
ter hij moest de zaak dus vatten: Dat CHRISTUS<br />
voor ons geftorven en alleen onze Zaligmaker zij,<br />
op wien men alleen moest vertrouwen : Dat alle<br />
andere dingen, als Aflaten en dergelijke, niet dan<br />
loutere beuzelingen waren, daar men derhalve geen<br />
werk van maken moest (*).<br />
Met het begin der volgende XVIde eeuw brak<br />
eindelijk de Hervorming der Kerk openlijk en meer<br />
algemeen door. Het is opmerkelijk, hetgeen men<br />
vindt aangeteekend, dat de Nederlandfche Abten op<br />
den doopdag van KAREL , naderhand als Keizer<br />
de vijfde van dien naam, geboren op den XXIVften<br />
van Sprokkelmaand des jaars 1500, aan den jongge<br />
borenen de Boeken des Ouden en Nieuwen Testa-<br />
ments hebben opgedragen, met dit opfchrift: On<br />
derzoekt de Schriften, als hadden zij een voorge<br />
(*) BRANDT /. c. Bladz, 140-142.<br />
voel,<br />
Begin der<br />
Hervorming<br />
met<br />
het begin<br />
derXVldé<br />
eeuw.<br />
ERASMUI.
3* K E R K E L I J K E<br />
ira C G. voel, dat in zijnen leeftijd en onder zijne regering<br />
Jaari5T7 dit onderzoek bij velen zou vermenigvuldigd wor<br />
tot 1552.<br />
den (*). De Drukkunst, omtrent het midden der<br />
voorgaande eeuw uitgevonden, had gelegenheid gegeven<br />
lot het herleven der geleerdheid en weten*<br />
rchappen, en er Honden vele geleerde mannen op,<br />
die niet nalieten de gebreken en leemten in de Kerk<br />
aan te wijzen. Onder dezen was ERASMUS (f) van<br />
Rotterdam een der uitmuntendfien. Deze heeft in<br />
zijne fchriften de leere en het leven der Monniken ,<br />
3e laatdunkende onwetendheid van het eigenzinnig<br />
Bijgeloof, de wijlpfche ongebondenheid, de onredelijke<br />
onrekkelijkheid, de ongeregtige gewetensdwang,<br />
ia de wreede Kettermoorderij der Kerkelijken met<br />
:ene vrijmoedige pen ontdekt en beftraft; fchoon hij<br />
jleef vasthouden aan de Roomfche Kerk, die hij<br />
1 jegreep, dat, des vermaand zijnde, zich zelve zon-<br />
i ler fcheuring behoorde te hervormen (§).<br />
Doch in het jaar 1517 begon M. LUTHER, gelijk<br />
m) op zijne plaats gezien hebben (**), daar toe<br />
tanleiding krijgende door de fchandelijke kramerij<br />
net de Aflaten, het werk der Hervorming. Hij<br />
verd terflond door de Geleerden alomme toegejuicht.<br />
:RASMUS zelf had van hem en zijn oogmerk een<br />
toed gevoelen, meenende, dat God hem gezonden<br />
i ïad, om de zeden der menfchen, der Kerke en<br />
Schr><br />
(*) BRANDT /. c. Bladz. 147.<br />
(t) Zie van hem Kerk. Gefch. XV Deel, Bl. 188.<br />
(§) BRANDT Bladz. 148. volgg.<br />
C*yKeri. Gefch. XIX Deel, Bladz, 38. volgg.
G E S C H I E D E N I S » 53<br />
Scholen te 'verbeteren. Doch , of zachter of vrees- na C O.<br />
achtiger van aard , of de rust des levens en de faari 517.<br />
:ot 155».<br />
gunst, in welke hij bij vele Grooten ftond , niet<br />
willende opofferen aan de gevaren, aan welke het<br />
belijden der waarheid toen blootfteide, begon hij al<br />
ras fommige dingen in LUTHER. en deszelfs doen af<br />
te keuren, en voornamelijk deszelfs hevigheid te berispen.<br />
Merkwaardig zijn de woorden van FREDE<br />
RIK CANIRMIUS van Delft, in eenen Brief aan KAS-<br />
PAR HEDIO van Mentz, aangaande ERASMUS (*):<br />
„ Het fmart mij zeer, dat ERASMUS van dag tot<br />
„ dag koelder wordt, en zoo veel ik kan oordee-<br />
5, len, heimelijk herroept, het gene hij te voren<br />
„ wat vrij mogt fchijnen gezegd of gefchreven te<br />
3, hebben. En ik herken daar in eene kinderach-<br />
,, tige vrees, die meer de eer der menfchen ont-<br />
„ ziet, dan de eer van God. Doch zulke Nicode-<br />
„ musfen zijn er bij ons in grooten getale." Ondertusfchen<br />
had ERASMUS door zijne eerfte fchriften<br />
zich den haat der Monniken en van vele Geestelijken<br />
op den hals gehaald. De Predikftoelen daverden<br />
van fcheldwoorden, welke tegen hem werdeft<br />
uitgeworpen. Men overviel hem van alle kanten<br />
met paskwillen en fchimpfchriften. Men noemde<br />
hem Errasmus, Arasmus, ( van arare, ploegen ,<br />
omwroeten,') Erajlnus, (van errare en ajinus,')<br />
Behemoth, Duivel, vijand der Religie, Godslasteraar,<br />
Lasteraar van de Maagd MARIA, Scheur*<br />
maker, Falsaris, Voorlooper van den Antichrist,<br />
(*) GERDES /, C. p. 30.<br />
HERV. III. C<br />
den
34 K E R K E L I J K E<br />
ha C. G. den Antichrist ze!ven, een Hoofdketter, den oor»<br />
}aansi7. fprong en het hoofd der Luther fche Factie, een<br />
tot 1552.<br />
erger Ketter dan LUTHER. Uit zijnen Hof had LU<br />
THER zijn doodelijk zaad vergaderd. Het ei was<br />
van ERASMUS gelegd , van LUTHER uitgebroeid.<br />
IVIaar, als men eenige Monniken, die hem met vuile<br />
verwen op den Predikftoel voor het volk hadden<br />
ifgefchilderd, vraagde: ,, Wat voor Ketterij zij in<br />
zijne Boeken hadden gevonden?" gaven zij tot antwoord:<br />
„ Dat zij die niet gelezen hadden , maar<br />
Jat er echter gevaar in Hak, wegens het duister<br />
Latijn." Zoodanige waren de verdedigers van den<br />
3<br />
j aus en van de Kerk ! Aan de andere zijde ftiet<br />
1 le laauvvheid en achterhoudendheid van ERASMUS<br />
< le voorftanders der Hervorming geweldig tegen de<br />
-1 >orst (*). En toen hij zich liet overhalen, zelfs<br />
jenoegzaam tegen zijnen zin, om tegen LUTHER<br />
1<br />
>ver den vrijen wil de pen op te vatten, maakte<br />
4<br />
] lij deszelfs drift gaande. LUTHER noemde hem:<br />
, een' blinde, een' ellendige, die CHRISTUS niet<br />
l [ende, die vervreemd was van het verftand der<br />
t Christelijke zaak, ruw van geest, en nog hangende<br />
an de letter," en in de hevigheid van den twist<br />
iog verder uitvarende , noemde hij hem eenen<br />
I<br />
itheist, die met LUCIANUS niet geloofde, dat er<br />
en God was; eenen Epikurist, die met EPIKURUS<br />
c<br />
jet geloofde, dat God zich bemoeide met men<br />
1<br />
selijke zaken; een' Scepticus, of twijfelaar in din-<br />
{<br />
en, die de Christelijke Belijdenis raakten; zen vijand<br />
é<br />
der<br />
(*) BRANDT /. c. Bladz, 161-164.
G E S C H I E D E N I S . 55<br />
(fer Christelijke Religie; een Lasteraar. Bij de hena<br />
C. G.<br />
vigflen van LUTHERS vrienden werd onder het volk Jaar 1517.<br />
tot 155a.<br />
geftrooid, dat*ERASMus met geld was omgekocht,<br />
om tegen hem te fchrijven, dat hij koophandel dreef<br />
met het woord Gods; eenigen gaven hem den naam<br />
van BALASM (*). Ter verfchooning van LUTHER'S<br />
hevigheid tegen ERASMUS verflrekt, dat LUTHER<br />
zeer gevoelig was, dat een zoo groot man, als<br />
ERASMUS, die zoo veel goeds gezegd had, en nog<br />
daarftellen kon, zich had laten bewegen, om tegen<br />
hem te fchrijven over een onderwerp, waar in LU<br />
THER zoo veel belang ftelde. Dus fpreekt LUTHER<br />
zelf (f): „ Indien ik wat te ftraf mogt fchrijven<br />
„ tegen uwe Verhandeling, zulks zult gij mij ver-<br />
„ geven. Ik doe dit niet uit een kwaadwillend<br />
„ hart, maar het heeft mij aangedaan, dat gij door<br />
„ uw aanzien deze zaak van CHRISTUS ZOO fterk<br />
„ benadeeld hebt, fchoon gij met uwe geleerdheid en<br />
„ inderdaad niets verrigtet enz." Dat LUTHER/ooit<br />
zijn gevoelen in zijn Boek over den knechtelijken wil<br />
verdedigd, zou herroepen of veranderd hebben ,<br />
wordt zonder genoegzamen grond gezegd (§). ERAS<br />
MUS overleed in het jaar 1536. Hij leed veel aan<br />
de jicht, zijne gewone kwale, evenwel hield hij,<br />
gedurende die pijnlijkheid der leden , flechts een<br />
weinig gerust hebbende, nooit op van fchrijven ,<br />
maar ftelde het boekje van de zuiverheid der Kerk<br />
(*) BRANDT Bladz. 235, 236".<br />
(f) De Serv Arbitr, p. 193. Ed. SCUMID»<br />
(§) VENEMA Hifi. Eccl. T. VII. >. 48.<br />
C a<br />
op,
3
G E S C H I E D E N I S . 37<br />
ten uit haalden. De regering der bijzondere (leden, r aC. G.<br />
alwaar Aflaten te koop waren, gaf hier van aan de I aan 517.<br />
ot 1552naaste<br />
fteden kennis, en verleende vrijgeleide aan<br />
misdadige koopers, tot zekeren beftemden tijd. Ook<br />
gefchiedde dit te dezen tijde. Ondertusfchen waren<br />
velen ook begeerig, om te weten, wat er tegen<br />
de Aflaten gefchreven werd; fpoedig was hier van<br />
het gevolg, dat de leere van LUTHER ingang vond,<br />
zoodat PIET ER DAMASZOON VAN DER MYLE , Bur<br />
gemeester, en FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN ,<br />
Penfionaris van Dordrecht, in het gemelde jaari5i8<br />
reden vonden, om zich, daar ter (lede , tegen de<br />
aanhangers van LUTHER te verzetten. Ook zat er<br />
thans een Bisfchop op den Utrechtfchen zetel, FI<br />
LIPS van Burgondien, die zelf zijne gedachten over<br />
het verbeteren van eenige misbruiken liet gaan, (prekende<br />
met zijne gemeenzame vrienden dikwijls van<br />
het verminderen der Feestdagen, van het betoomen<br />
der knevelarijen van Proviforen en Dekens, van het<br />
aanflellen van goede en het weeren van zwetfende<br />
en domme Predikers, en van verfcheidene andere<br />
zaken, die op de Kerkhervorming zagen. Een groot<br />
deef van de levens der Heiligen hield hij voor grollen,<br />
lezende, in derzelver plaats, de Heil. Schriften,<br />
welker gemeene Latijnfche Overzetting hij gewoon<br />
was, met die van ERASMUS te vergelijken.<br />
Hij betuigde ook zeer te verlangen naar dien tijd ,<br />
in welken de Geestelijken het huwelijk mogt vrijgelaten<br />
worden. Hoewel fommigen dit verlangen aan<br />
zijne bijzondere geneigdheid tot de vrouwen toefchreven.<br />
Van den Paus, de Kardinalen en hel<br />
C 3 gan
3§<br />
K E R K E L I J K E<br />
na C. G , ganfcbe Roomfche Hof, hetwelk hij gezien had ,<br />
Jaari5i7 • fprak hij niet dan met verontwaardiging, verklaren<br />
tot 1552<br />
de rondelijk, dat de Heidenen beter plagten t: leven,<br />
dan zij, die nu den Christenen wetten voorfchreven<br />
(*).<br />
Rhetho- Het was, volgens het gene wij tot hier toe gerijkers<br />
be zien hebben, niet te verwonderen , dat de Hervor<br />
gunliigen<br />
de Herming fpoedig in den Nederlandfchen grond wortelen<br />
vorming. fchoot; het zaad daar toe was al vroeg uitgeworpen;<br />
waar toe ook de liefhebberij der Nederlanderen<br />
voor de oefening der Rijm- en Zangkunst het<br />
hare toebragt. Van overoude tijden deden zich hier<br />
te lande fraaije geesten op, die, zich in gezelfchappen<br />
vereenigende, hun werk maakten van de Rijmoefening.<br />
Dezen noemden zich, of lieten zich van<br />
anderen benoemen met den naam van Rhethorijkers.<br />
Hun rijmen liep in het eerst vrij wat in het wild,<br />
allengs werd het meer befchaafd en ingebonden. Zij<br />
verkregen vele vrijheden , vergaderplaatfen werden<br />
hun door de Wethouderfchap verfchaft, zij werden<br />
vaa de Vorsten des lands zelve begunftigd. Deze<br />
waren gewoon, niet alleen verfcheidene gedichten<br />
uit te geven, en in dezelve te leeren, of ook de<br />
bedorvene wereld fcherpelijk, nu boertsvvijs, dan met<br />
ernst, door te halen, maar zelfs in het openbaar<br />
heele perfonaadjefpeleii, als op een Tooneel, te ver*<br />
toonen, en daar in ieder, het geen zijnen pligt betrof,<br />
te gemoet te voeren. In het begin waren in<br />
Nederland alleen de Geestelijken hier mede bezig,<br />
die<br />
(*) WAGEN AAR Faderl. Hifi. IV Deel, Bl. 417-119.
G E S C H I E D E N I S . 39<br />
die deze oefening veelal misbruikten, om de We-1 ia C. G.<br />
reldlijke Overheden door fchimpen verdacht te ma aar 1517.<br />
ot 15S2.<br />
ken, en daartegen te gewagen van de armoede en<br />
nooddruftigheid van de Kerk, hoe aan dezelve de<br />
Tienden en Renten onthouden werden. Doch vervolgens<br />
ondernamen ook Leeken foortgelijke oefenfpelen<br />
van den geest, en ontzagen zich niet, openmondig,<br />
daar het pas gaf, de Geestelijken op hun<br />
zeer te tasten. Ook begonnen zij, van tijd tot tijd,<br />
Hatelijke onderwerpen te behandelen, bij voorbeeld<br />
over het onderzoek der Heilige Schrift, verkeerden<br />
zin, ftervende menfchen, enz. Men fchreef vragen<br />
ter beantwoording uit, rakende het ftuk van den<br />
Godsdienst, het Geloof, de verfterking en vertroosting<br />
van het gewisfe en dergelijke meer. De antwoorden<br />
daar op gegeven, bonden zich niet aan<br />
het gevoelen van den Paus of der Roomfche Kerk,<br />
maar aan fchriftuur en redenen. — Dit noemden zij<br />
[pelen van zinnen , voornamelijk in Vlaanderen ,<br />
zoo wel in dorpen als lieden, dagelijks geoefend(*).<br />
Men noemde zoodanige Genootfchappen Kamers,<br />
Gilde- of Refereinkamers. Wij hebben een voorbeeld<br />
van zoodanige opgegevene vraag , en de daar<br />
op ingekomene antwoorden. In het jaar 1539 had<br />
de Kamer van de Fonteinisten te Gent eene Kaarte<br />
uitgezonden, om deze vraag te beantwoorden: Welke<br />
den flervenden men[che de meeste troost ware'?<br />
Negentien Kamers kwamen daar op bijeen , om de<br />
vraag op te losfen, en verfehenen volgens gewoonte<br />
(*) BOXHORN Ned. Hifi. Bladz. tf%. volgg.<br />
C 4<br />
op
40 K E R K E L I J K E<br />
na C. G op een fraai toegefteld Tooneel. Elk gaf het wel<br />
Jaari5i7<br />
bedachte antwoord over. Doch de Antwerpenaars,<br />
tot 1552,<br />
de Kamer van Violieren genoemd, trokken den eerften<br />
prijs, omdat hunne oplosfing was: De verrijzenisfe<br />
des vleefches door CHRISTUS lijden , dood<br />
en opftanding, is voor den flervenden mensch de<br />
meeste troost; en die van Wynoxbergen den tweeden<br />
prijs, zijnde derzelver antwoord : De meeste<br />
troost is voor den flervenden het betrouwen, dat u<br />
CHRISTUS en zijn Geest gegeven zij. Juist, na.<br />
derhand, het antwoord op de eerfte vraag van den<br />
Heldelbergfchen Katechlsmus. Zoodanige Euangelifche<br />
antwoorden kwamen van geheele Kamers, en<br />
waren te voren wel overwogen; zij werden openlijk<br />
op een Tooneel voor al het volk uitgefproken, en<br />
van al de Regters, over die antwoorden zittende,<br />
geloofd, en den voorgeftelden prijswaardig gekeurd.<br />
Dit was het oud geloof der godvruchtig denkende<br />
Nederlanderen. EMANUEL VAN METEREN is de<br />
Gefcbiedfchrijver, die ons dit verhaald heefr, uit de<br />
gedrukte antwoorden, welke alle de Referein-Kamers<br />
hadden overgeleverd (*), en hij voegt er bij: dat<br />
deze Belijdenis geheten is: Het Landsjuweel, zoodat<br />
zulke Christelijke vragen goede teek enen waren<br />
van een goed opregt Christelijk Geloof, en dat onze<br />
Voorouders zich toen zoo zeer niet bemoeiden met<br />
veel bij geloovige ingebroken e plegtigheden, daar de<br />
Apostolifche eerfte Kerk niet veel van wist of gehruikte!<br />
Zoo oordeelde deze voortreffelijke Gefchied»<br />
(*) Nederl, Uil. I Soek op het einde.
GESCHIEDENIS. 4*<br />
fchiedfchrijver. Doch deze zelfde antwoorden Ha na C. G.<br />
ken den Monniken te zeer in het oog , bijzonder , Jaansi7.<br />
tot 1552.<br />
omdat zij openlijk voor al het volk gedrukt waren ,<br />
zoodat zij van Keizer KAREL V wisten te verkrijgen,<br />
dat dit Huk, alhoewel met octrooi gedrukt,<br />
onder de verbodene gefchriften werd geplaatst , in<br />
deszelfs Plakaat, geteekend den XXIIften van Herfstmaand<br />
1540 (*). Zijn Zoon, Koning FILIPS, verbood<br />
, ook naderhand , gelijk HOOFT (f) fchrijft,<br />
met een Plakaat, dat te Brusfel den XXVIften van<br />
Louwmaand des jaars 1559 werd uitgegeven , het<br />
divulgeren, zingen of fpelen, doen divulgeren, zingen<br />
of fpelen in het openbaar, in gezelfchap of in<br />
het heimelijk, eenige Kamerfpelen, Baladen , Liedekens,<br />
Komedien, Batamenten, Refereinen, of andere<br />
diergelijke fchriften, . . . daar inne gemengeld<br />
waren qusestien, propofitien, of materiën, beroerende<br />
onze religie of geestelijke luiden, ... en belangende<br />
de fpelen van zinne, die gefpeeld werden ter<br />
eere Gods, of van zijne Heiligen, of tot vermaking<br />
van den volke, die moesten niet gefpeeld worden<br />
, ten zij dat die eerst gevifiteerd werden, bij den<br />
principalen Pastoor, Officier, of Wet van de plaatfen,...<br />
en dat men van denzelven daartoe verlof verkregen<br />
hadde... Dit werd ook verftaan fland te grijpen voor<br />
de ftomme fpelen, die men hier vertooningen noemde ($),<br />
(*) BRANDT /. c. Bladz. 341. BOXH. Hift. I. 4.<br />
(f) Hift. I. 37, 38. Verg. BRANDT Bladz. 526.<br />
(§) Een voorbeeld van zoodanige vertooning heb ik<br />
bijgebragt Kerk. Gefch. XX Deel, Bladz. 201.<br />
C 5<br />
te
42 K E R K E L I J K E<br />
n« C. G . te weten, deze Rederijkers vertoonden ook Blijfpe-<br />
Jaari5i?<br />
• len, die zij Esbatementen of Batementen, en Kluch'<br />
tot 155a<br />
'ten, die zij Kluiten oi Zotte Kluiten (*) heetten.<br />
Zekere LOURENS JANSZ. , Factoor der Rederijkka<br />
mer de Wyngaardranken , onder-de zinfpreuk Liejde<br />
bovenal te ÉÈdrlem, dichtte in het jaar 1564 zulk<br />
eene klucht, waar in hij een' man, Slecht en regt<br />
geheten, met eenen lantaarn, bij helderen dag, ge<br />
lijk DIOGENES, naar menfchen zoekende, ten too-<br />
neele voerde. Sedert maakte hij verfcheidene zinne-<br />
fpelen en kluchten. Omtrent het jaar 1583 bragt<br />
hij een ftuk te voorfchijn, hetwelk hij een Cluijt<br />
van onzen lieven Heers Minnevaar noemde; waar<br />
in de vertooners zijn: Onfe lieve HeersMinnevaer,<br />
deszelfs Wijf Lubbeken, Goed^ Onderwijs, de Koster,<br />
de Portier en de Paus (f). Doch misfchien heb<br />
ben wij ons reeds te lang met de Rederijkers bezig<br />
gehouden (§).<br />
De leer van LUTHER maakte dus al vroeg opgang<br />
in de Nederlanden, waar van ERASMUS reeds ge<br />
tuigt, in Brieven, gefchreven in het jaar 1518, uit<br />
Antwerpen en Leuven , zelfs in het volgende jaar<br />
15ij fchreef hij aan LUTHER zeiven: ,, Gij hebt<br />
(*) Men weet, dat Zotte in de taal van dezen tijd<br />
geen fchimpwoord is.<br />
(j-) Zie de fchets eener Gefchiedenis der Rederijkeren<br />
in het II Deel van de IFerken van de- Nederl. Maatfch.<br />
der Letterkunde te Leyden 1774.<br />
(§) Vergel. GERD. Hifi. Euang. Reform. Tom. III. p.<br />
117. Not. 143, T. IV. p. 315.<br />
in
GESCHIEDENIS. 45<br />
in Engeland lieden, die zeer met uwe fchriften zijn na C. G.<br />
ingenomen, en dat onder de grootften. Ook zijn [aan 517.<br />
tot 1552.<br />
er zulken hier, (te Leuven,) die de uwen begunftigen.<br />
Te Antwerpen is zekere Proost, JAKOB,<br />
gezegd SPRENG , een Prior van het Augustijne<br />
Klooster aldaar, een echt Christen, dfè ongemeen<br />
veel van u houdt, zijnde voor dezen uw Leerling<br />
geweest, gelijk hij zich beroemt, deze predikte genoegzaam<br />
de eenige onder allen CHRISTUS; de overigen<br />
predikten fabelen van menfchen of hun eigen<br />
belang en voordeel; Doch tevens meldt ERASMUS<br />
aan LUTHER de woede der Godgeleerden van Leu»<br />
ven , tegen hem en zijne fchriften (*); deze Leu»<br />
venfche Leeraars, alhoewel niet allen, want onder<br />
hen waren ook fommige uitmuntende mannen, die<br />
anders van LUTHER gevoelden , waren onder de<br />
Nederlanders de eerften, die de pen tegen LUTHER<br />
opnamen, en reeds den 7den November 1519 eene<br />
veroordeelende Bulle tegen hem in het licht gaven,<br />
waar in zij uitdrukkelijk zeiden, dat zij zoo veel in<br />
hen was het eerfte belet hadden, dat LUTHERS<br />
fchriften op hunne Univerfiteit gelezen werden, ook<br />
lieten zij 's mans fchriften openlijk verbranden.<br />
Doch zij gingen voor het overige in hunne fchriften<br />
en predikatiën zoo ongefchikt te werk, dat zij,<br />
volgens verhaal van ERASMUS en van LUTHER<br />
zeiven in de beantwoording van hunne Bulle , zich<br />
zeiven bij het volk fchandelijk ten toon Helden (f).<br />
(*) ERASM. Epist. 427. p. 445.<br />
(t) GERDES T. III. p. 18-20.<br />
Om
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Eerfle<br />
Plakaat<br />
van Kei-<br />
zentAREL<br />
V. tegen<br />
LUTHER<br />
in de Ne<br />
44 K E R K E L I J K E<br />
Om den voortgang van LUTHERS leer te fluiten,<br />
geloofde Keizer KAREL V, tot middelen van geweld<br />
te moeten komen. In het jaar 1521 had hij<br />
een Keizerlijk Edikt of Plakaat uitgevaardigd , gedagteekend<br />
den Sflen Mei, tegen LUTHER , zijne<br />
leer en fchriften (*). Dit Plakaat werd terflond<br />
hier in de Nederlanden, als tot des Keizers Erflan<br />
den behoorende, afgekondigd, door MARGARETHA<br />
derlanden van Oostenryk, Moeders Zuster van den Keizer ,<br />
afgekondigd<br />
en die toen deze landen , van wege den Keizer , als<br />
Inquifi- Landvoogdesfe befluurde. Ondertusfchen fchijnt dit<br />
teursbenoemd. Plakaat in het eerst niet ftreng uitgevoerd te zijn.<br />
Maar in het volgende jaar benoemde de Keizer<br />
Meester FRANCOIS VAN DER HULST , Raad in Braband,<br />
dien ERASMUS in zekeren Brief een' wonderlijken<br />
vijand der geleerdheid noemt, en den Karme<br />
lieter Monnik NIKLAAS VAN EGMOND tot Inquifiteurs<br />
of Geloofsonderzoekers. Van dezen laatften<br />
fchrijft ERASMUS, het is een uitzinnig mensch, met<br />
een zwaard gewapend, die mij, (ERASMUS,) veel<br />
meer haat, dan hij LUTHER doet. Het Keizerlijk<br />
Plakaat, waarbij van deze hunne benoeming kennis<br />
werd gegeven, behelsde onder anderen, dat elk,<br />
die LUTHERS leere eenigzins toegedaan was, binnen<br />
dertig dagen na den XXIXflen van Grasmaand voor<br />
VAN DER HULST gedagvaard werd, omme daar af,<br />
dus luidt het Plakaat, bermhertelijck ende met mifericordie<br />
geinflrueert, ghepurgeert ende ghecorrigeert<br />
te worden. Deze Geloofsonderzoekers wierpen daar<br />
" - - op<br />
(*) Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 106..
GESCHIEDENIS. 45<br />
op vele menfchen in de gevangenis, en daarna zoch<br />
ten zij, wat zij hun te last zouden leggen, fchrijft<br />
ERASMUS , er bij voegende : Deze dingen wist de<br />
Keizer niet, en het was nogtans wel noodig , dat<br />
hij die wist. Wanneer wij hier van Inqui/ïteurs en<br />
Inquifitie lezen , moeten wij opmerken, dat men<br />
daar bij niet moet denken aan de tot fchande van<br />
het Christendom beruchte Spaanfche Inquifitie. Ko<br />
ning FILIPS fchreef, in het jaar 1565, dat de In<br />
quifitie, als gepleegd van zijn vaders tijd af, tot<br />
dien tijd toe, voor niets nieuws kon gehouden wor<br />
den , waar tegen die van Brahand beweerden, dat<br />
zij nooit met Inquifitie gekweld of daar aan onder<br />
worpen geweest waren (*). Beiden beweerden iets ,<br />
dat in zekeren zin waar was. De Inquifitie, zoo<br />
als zij in Spanje plag te vangen, en te veroordee-<br />
len, zonder aan den Wereldlijken Regter iets anders<br />
over te laten, dan de uitvoering van de door haar<br />
gevelde vonnisfen, was in Nederland voor de tijden<br />
van Koning FILIPS niet ingevoerd. ' Evenwel had<br />
Keizer KAREL een Geloofsonderzoek ingefteld en<br />
Inquifiteurs benoemd, doch deze moesten den We<br />
reldlijken Regter in het gevangennemen en de ver<br />
dere regtspleging der befchuldigden kennen. Zij<br />
werden zelfs in alle fteden, als bij voorbeeld De<br />
venter (f), niet toegelaten. Evenwel breidde hunne<br />
magt zich allengskens verder uit, geftijfd door de<br />
ftrenge Plakaten, die, vaa tijd tot tijd, op het ftuk<br />
(*) HOOFT Nederl. Hift. p. 66 volgg.<br />
(t) GERDES Tom. lil. pag. 211.<br />
der<br />
ïaC. G.<br />
[aar 1517.<br />
:ot 1552.
46 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. der Ketterijen uitkwamen, gelijk het Plakaat van het<br />
Jaari5i7.<br />
toe 1552 jaar 1550 ook in het bijzonder daar toe diende.<br />
Men vindt ook eenen Brief van Paus KXEMENS VII.<br />
in het jaar 1525, aan den Kardinaal DE MARCHA ,<br />
Bisfchop van Luik, gefchreven, waar bij deze Prelaat<br />
tot Opper- Inquiftteur over de Nederlanden<br />
wordt aangefteld, omdat, gelijk er wordt bijgevoegd,<br />
1<br />
de aangeftelde Inquifiteurs geen gezags genoeg had.<br />
den, om de hoe langer hoe meer inkruipende Ketterijen<br />
tegen te gaan en uit te roeijen (*).<br />
COSN.<br />
Spoedig begon men ondertusfchen de vervolging<br />
CRAPHEUS<br />
Secretaris tegen de aanhangers en begunftigers der leere van<br />
van Ant LUTHER. Een der eerften, die hier van ondervinwerpen<br />
,<br />
om den ding had, was CORNELIUS GRAPHEUS, of SCHRY-<br />
Gods VER, van Aalst, Secretaris der ftad Antwerpen.<br />
dienst<br />
een man van voortreffelijke geleerdheid en zeer ge<br />
vervolgd.<br />
acht bij ERASMUS. Deze had een zeer nuttig boekje<br />
van JAN GOCH van Mechelen (f) over de vrijheid<br />
van den Christelijken Godsdienst in het Nederduitsch<br />
vertaald, en daar eene Voorrede voor gefchreven.<br />
Dit haalde hem den haat der Geestelijken op den<br />
hals. Hij werd weldra ter verantwoording geroepen,<br />
en niettegenflaande hij leedwezen betuigde over<br />
het gefchrevene, en zich gereed verklaarde, om hetzelve<br />
te herroepen, in de gevangenis geworpen, en<br />
genoodzaakt, openlijk op een fchavot zijn gefchrijf<br />
:e verbranden, waar na men zijn vonnis uitfprak,<br />
jijne goederen verbeurd verklaarde, hem van zijn<br />
(*) J<br />
dem pag. 45.<br />
(t) Zie hier voor Bladz. 21.<br />
ambt
G E S C H I E D E N I S . 47<br />
ambt afzettende en de ftad Brusfel tot zijn verblijf na C. G.<br />
bepalende, zonder naar Antwerpen te mogen we]aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
derkeeren. Hij verviel hier door in eenen behoeftigen<br />
ftaat, fchoon het hem naderhand vergund werd,<br />
naar Antwerpen te keeren, alwaar zijne zaken in<br />
wat beter ftand kwamen, gelijk hij zich ook door<br />
zijne uitgegevene werken eenen naam verworven<br />
heeft (*). *<br />
In het voorbijgaan verdient hier aangemerkt te<br />
worden, dat de Predikers tegen LUTHER nu en dan<br />
door hun ongefchikt uitvaren van den Predikftoel<br />
aanleiding gaven tot opfchuddingen onder het volk,<br />
hetwelk hen openlijk uitjouwde en befpotte; waar van<br />
een voorbeeld te Dordrecht plaats gehad hebbende,<br />
door ERASMUS gemeld wordt (f). Ook dat fommigen<br />
in Nederland al vroeg de pen hebben opgevat<br />
ter wederlegging der leere van LUTHER , zoo<br />
als JAC. LATOMUS , wiens gefchrift door LUTHER<br />
is wederlegd geworden, EUSTACHIUS DE ZICHE-<br />
NIS, eigenlijk genoemd VAN DE RIVIEREN, een Do-<br />
minikaner Monnik; eindelijk JAN DRIEDO of DRIE-<br />
DOENS, niet onervaren in de Schoolfche Godgeleerdheid,<br />
volgens ERASMUS (§).<br />
Wij hebben, in het voorgaande, (5/. 43.) eenig gewag (AKOB<br />
ge- SPRENG.<br />
CO BRANDT heeft Hift- der Reform. I Deel, Bladz.<br />
177. den Brief van GRAPHEUS aan den Bisfchop van<br />
Palermo medegedeeld, waar in het verhaal van 'smans<br />
vervolging door hem zeiven befchreven wordt.<br />
: (f) Ep. 491. p. 537. Ep. 562. p. 620.<br />
CS) GERDES /. C. p. 21, 22.
naC. G, gemaakt van JAKOB SPRENG , Proost te Antwerpen },<br />
Jaari.517<br />
als een begunftiger van LUTHERS gevoelen. Van<br />
tot 1552,<br />
dezen moesten wij nog verhalen, dat hij in de gevangenis<br />
geworpen, uit vrees voor den brandftapel,<br />
zijn gevoelen herroepen heeft in de maand Februari)<br />
1520, met eenige anderen. De gemelde JAKOB werd<br />
echter niet lang daarna op nieuw gevat, doch doof<br />
behulp van eenen Franciscaner ontvlugtte hij deze<br />
gevangenis, en is te Bremen een waardig Leeraar<br />
van het Euangelie geworden (*).<br />
Zware<br />
vervolging.<br />
48 K E R K E L I J K E<br />
Van nu af was de vervolging in deze landen<br />
zwaar, ter zake van den Godsdienst, zoodat men<br />
verhaald vindt, dat enkel onder de regering van<br />
Keizer KAREL V meer dan 50,000 menfchen op<br />
verfchillende wijzen ter doocfzijn gebragt, onthoofd,<br />
verdronken, opgehangen, levende begraven, verbrand<br />
enz. En geen wonder, dewijl tot de zoogenoemde<br />
Ketterijen of Ketterfche bedrijven, om welke zoo<br />
vele menfchen , met de uiterfte woede, vervolgd<br />
werden, voornamelijk gerekend werd het overtreden<br />
van nietwaardige Kerkelijke inftellingen of willekeurige<br />
voorfchriften. Het was, bij voorbeeld, genoeg,<br />
om iemand in hechtenis te doen nemen, en zelfs<br />
aan den brandftapel te brengen, indien hij, op de<br />
zoogenaamde vastendagen, vleesch gegeten, of indien<br />
hij eenig verboden boek gelezen had, alfchoon<br />
hij deszelfs inhoud niet had goedgekeurd. En nogtans<br />
werd met alle deze wreedheden niet anders<br />
uitgevoerd, dan dat de Euangelieleer, hoe langs<br />
(*) GERDES pag. 23.25.<br />
hoe
G E S C H I E D E N I S . 49<br />
hoe meer, de opmerkzaamheid der menfchen tot na C. G.<br />
zich trok, en derzelver voortgang daar door groote- Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
lijks bevorderd werd.<br />
Het eerfte bloed, federt LUTHER was opgedaan ,<br />
Het Au<br />
werd in Nederland geftort te Antwerpen. Het gegustijner heele Klooster van Augustijner Monniken aldaar<br />
was verdacht geworden van Lutheranerij. Men nam<br />
verfcheidene Monniken gevangen, van welken eenige<br />
bezweken, en hunne gevoelens herriepen. De Prioor<br />
HENDRIK VAN ZUTFEN was onder de gevangenen.<br />
Deze, dus genoemd naar zijne geboorteftad , daar<br />
hij in het jaar 1488 geboren was , heette eigenlijk<br />
HENDRIK MOLLERUS. Bewogen door het gerucht<br />
van LUTHER, was hij in het jaar 1521 te Witten»<br />
berg gekomen, en aldaar tot Baccalaureus der Godgeleerdheid<br />
bevorderd, na openlijk eenige Hellingen<br />
verdedigd te hebben, over de zonde, over de bedorvene<br />
natuur des menfchen, over de wet, het<br />
Euangelie, geloof en liefde. Van daar wedergekeerd,<br />
onthield hij zich korten tijd te Dordrecht, en kwam<br />
toen weder te Antwerpen in zijn Klooster, in hetwelk<br />
hij zijne medebroeders, door vermaningen en<br />
voorbeeld, tot de kennis der waarheid en de beoefening<br />
der godzaligheid opwekte. Doch weldra<br />
berstte de vervolgzucht los. Men nam hem met<br />
vele Monniken gevangen, en het geheele Klooster<br />
werd te gronde gefloopt in de maand October 1522.<br />
HENDRIK ontkwam de gevangenis, door hulp van<br />
eenige vrouwen, die op zekeren avond de gevangenis<br />
overweldigden. Hij week vervolgens ten lande<br />
uit, en kwam te Bremen, waar hij twee jaren ver-<br />
HERV. III. D toefd<br />
Klooster<br />
ceAntwerpenverwoest.Bijzonderheden<br />
van HEN<br />
DRIK. VAN<br />
ZUTFEN.
Bi C. G. toefd en het Euangelie gepredikt heeft, doch toen<br />
Jaari5i7 naar Dithmarfen beroepen zijnde, werd hij daas<br />
tot 1552.<br />
door de bijgeloovige Boeren doodgeflagen (*).<br />
Marteldood<br />
van<br />
HENDRIK<br />
VOES en<br />
JAN ESCH.<br />
5o K E R K E L I J K E<br />
Van de gevangene Monniken bleven er drie volftandig,<br />
twee van dezelven, HENDRIK VOES en JAN<br />
ESCH, te Brusfel te regt gefield wordende, werden<br />
gevraagd: wat zij geloofden? zij antwoordden: het<br />
geen in de Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments<br />
en in de XII Artikelen des Geloofs begrepen<br />
is. Men vroeg nader : Of zij ook de befluiten der<br />
Kerkvergaderingen en Kerkvaderen geloofden? Het<br />
antwoord was: ja, in hetgeen met de Heil. Schrift<br />
overeenkomt. Of zij gevoelden, dat iemand , die<br />
de befluiten der Vaderen en van den Paus overtreedt,<br />
eene doodzonde begaat? zij beleden, dat<br />
men dit alleen van de Goddelijke geboden gevoelen<br />
kon. Toen zij hier bij bleven volharden , werden<br />
zij ter dood veroordeeld. Zij dankten God, dat zij<br />
iets zouden mogen lijden voor de eer van zijnen<br />
naam, en nog dienzelfden dag, den eerflen Julij ,<br />
ondergingen zij den dood des vuurs blijmoedig, en<br />
met wonderbare ftandvastigheid. Toen zij naar den<br />
paal geleid werden, riepen zij met luider ftemme:<br />
dat zij ftierven als Christenen. Aan den paal gebonden<br />
, verhaalden zij, toen men het vuur aan-<br />
bragt,<br />
(*) Men vindt zijn eigen verhaal van zijne gevangenis<br />
en ontkoming in eenen Brief van hem bij GERDES<br />
Tom. III. Mon. p. 13. volgg. alwaar ook zijne Hellingen,<br />
door hem teWittenberg verdedigd, gelezen kunnen<br />
worden.
GESCHIEDENIS. $g<br />
bragt, de twaalf Artikelen van het Geloof, en hie na C. 6.<br />
ven den Lofzang, Te Deum Laudamus, aan, dien faarisi^.<br />
;ot 155a»<br />
zij eikanderen, vers om vers, beurt om beurt, toezongen,<br />
tot dat de vlam de Hem en het leven verflikte.<br />
Van den éénen verhaalt men, dat hij, het<br />
vuur aan zijne voeten ziende ontfteken, gezegd hebbe:<br />
Dit fchijnen mij als rozen te zijn, die men<br />
onder mij ftrooit. Men hoorde hen ook in het midden<br />
van het vuur tot verfcheidene malen JEZUS roepen.<br />
Om de hatelijkheid van zoodanige bloeddorftige<br />
wreedheid aan godzalige menfchen te ontgaan<br />
of te verzachten, dorsten eenige Monniken de fabel<br />
uitftrooijen, dat een der verbranden aan zekeren<br />
Augustijner was verfchenen , en hem bekend had<br />
gemaakt, hoe hunne zielen behouden waren, dewijl<br />
zij zich in hun uiterfte, te weten in het vuur, nog<br />
bekeerd hadden. En dit was door de voorbede van<br />
de Heilige Maagd gefchied , want zij waren daags<br />
voor den dag van hare vifitatie verbrand. Maar de<br />
genen, die digtst bij het vuur waren geweest, en<br />
bijzonder'de Scherpregter, getuigden het tegendeel.<br />
De derde Monnik werd weder in de gevangenis gebragt,<br />
en in het geheim van kant geholpen. Die<br />
geval is boven alle twijfeling gefteld,doordien ERAS<br />
MUS hetzelve, met al de gemelde omftandigheden t<br />
zelf verhaalt, in eenen Brief (*), en er in denzeiven<br />
bijvoegt: Te Brusfel zijn eerst twee verbrand,<br />
en van toen af begon die ftad LUTHER eerst te deeg<br />
te begunftigen. Ook heeft LUTHER de gedachtenis<br />
(*) Epist. 1060. T. II. Ep. p. :2c?.<br />
D &<br />
van
5- K E R K E L I J K E<br />
BuC. G. van dezen marteldood vereerd met een Lied, waar<br />
Jaar is 17. van het begin is: Ein neues Lied wir heben aan<br />
tot 1552,<br />
enz. (*)<br />
Redetwist<br />
te<br />
Groningen<br />
over<br />
In het jaar 1523 werd in de ftad Groningen een<br />
merkwaardige redetwist, (Disputatio,') gehouden,<br />
over verfcheidene ftukken van den Godsdienst, en<br />
den Gods bijzonder over de Wereldlijke Magt, welke de Paus<br />
dienst.<br />
van Rome zich aanmatigde (f). Ook fchreef LU<br />
THER in dat jaar zijnen Brief aan alle de Broeders<br />
in CHRISTUS, die in Holland, Braband en Vlaanderen<br />
zijn, ten einde hen te bemoedigen en te verfterken<br />
in het geloof; in welken Brief hij ook gewaagt<br />
van het uiteinde van de bovengemelde VOES<br />
en ESCH, die hun bloed voor de eer en de zaak<br />
van JEZUS geftort haddéh.<br />
De Her Ondertusfchen won de Hervorming in Nederland<br />
vorming<br />
meer en meer veld, niettegeuftaande de hevigheid<br />
wint veld<br />
onder de der vervolging. Antwerpen, in welke ftad, uit<br />
vervol hoofde van den toenmaals aldaar bioeijenden Koopging.handel,<br />
zich vele vreemdelingen bevonden, Engelfchen<br />
en Duitfchers, die der Hervorming waren<br />
toegedaan, wies het getal der Hervormden van dag<br />
tot dag. In het jaar 1524 predikte de Pastoor te<br />
Mels, twee uren gaans van Antwerpen, tegen het<br />
Pausdom , en dat fomwijlen in het open veld, door<br />
den grooten toeloop van volk. Deze zeide eens ,<br />
zich zeiven en de andere Priesters befchuldigende:<br />
Wij<br />
(*) Vergel. BRANDT /. c. Bladz. 191. GERDES, ubi<br />
r<br />
upra pag. 31.<br />
(t) GERDES pag. 32.
GESCHIEDENIS. $j<br />
Wij zijn erger dan JUDAS; hij verkocht en leverde :ia C. G.<br />
den Heere: wij verkoopen hem «, en wij leveren faari5ï7.<br />
;ot 1552.<br />
hem niet. Dit veroorzaakte een nieuw Plakaat tegen<br />
hem en zekeren Augustijner Monnik, die te<br />
Antwerpen leerde , waar bij 30 Karelsguldens op<br />
hun lijf gezet werden. Desniettemin kwam er op<br />
eenen Zondag veel volks bijeen op eenige fcheepstimmerwerven,<br />
om den Monnik te hooren. Doch<br />
als hij, men weet niet, door welke verhindering ,<br />
niet verfcheen , klom iemand uit den hoop, NI-<br />
COLAAS genaamd, die welgeoefend was in de Heil.<br />
Schrift, op een fchip, en onderwees de menigte.<br />
Doch, deswegens van twee vleeschhouwersknechts,<br />
vlammende op het geld, op het lijf des Predikers<br />
gefteld, aangetast en aan de Overheid overgeleverd,<br />
werd hij in een' zak gedoken, en bij de fladskraan<br />
verdronken (*).<br />
De komst van den verdreven Koning van Dene Lof van<br />
marken CHRISTIERN II (f), te Vere en vervolgens IZA3ELLA<br />
Of ELIZAte<br />
Middelburg in Zeeland, gaf ook gelegenheid tot BETH,<br />
uitbreiding van de leere van LUTHER en der Her Koningin<br />
vorming. Deze Vorst begunliigde de Hervorming ,<br />
vanDenemarken.<br />
en zijne Gemalin IZABELLA of ELIZABETH , eene<br />
Zuster van Keizer KAREL V. en den Roomschkoning<br />
FERDINAND, wordt befchreven als eene godzalige<br />
en voor de waarheid ijverige Vorstin. Haar<br />
Broeder FERDINAND zou eens gezegd hebben, dat<br />
hij liever gewenscht had, dat zijne Zuster op zee<br />
(*) BRANDT Bladz. 216. GERDES pag. 37.<br />
ver-<br />
(f) Zie Kerk. Gefch. XXI Deel, Bladz. 06. volgg.<br />
D 3
54 K E R K E L I J K E<br />
m C. G. vergaan was, dan dat zij ooit met LUTHER te Wit»<br />
Jaari5i7- tenberg had gefproken. Maar daar tegen zou de<br />
tot 1552.<br />
Koningin op een' anderen tijd haren Broeder FERDJ«<br />
NAND te gemoet gevoerd hebben: dat, hoewel zij<br />
van ééne moeder met hem ter wereld gebragt was,<br />
en zij alles wilde doen, wat haren Broeder zou behagen,<br />
zij zich echter aan Gods woord houden, en<br />
geen gezag van eenig mensch in den Godsdienst erkennen<br />
wilde, al ware het ook, dat hij haar daarom<br />
niet voor zijne Zuster zou willen erkennen, hetwelk<br />
zij geduldig verdragen zou. Zij overleed te Gend<br />
den ioden Januarij 1545. Van haar overlijden fchrijft<br />
LUTHER, in eenen Brief aan JOANN. AGRICOLA(*):<br />
„ De Koninklijke vrouw, eene ware Koningin ,<br />
„ ELIZABETH , Gemalin van den Koning van De-<br />
t, nemarken, is overleden, gelijk Koning CHRIS-<br />
TIERNUS zelf mij gefchreven heeft, doch zij is<br />
„ in een groot geloof geftorven, na het Avondmaal<br />
„ wettig ontvangen te hebben, naar de inftelling<br />
„ van CHRISTUS; ook heeft men haar, hoe zeer<br />
,, daar toe aangezocht door de Grooten, niet kun-<br />
,, nen overreden, om tot het geloof van den Paus<br />
,, weder te keeren. Te weten, CHRISTUS heeft<br />
„ ook eens eene Koningin ten hemel willen verhef-<br />
„ fen (f)."<br />
VeleNon- Men vindt op het jaar 1524 aangeteekend , dat<br />
nenvlug vele Kloosterlingen hunne Kloosters verlieten. In<br />
ten en<br />
trouwen. Holland) mijn vaderland, fchrijft ERASMUS, in ze-<br />
(*) Epist. Tont. II. pag. 311,<br />
(t) GERDES pag. 38 , 39.<br />
k*
G E S C H I E D E N I S . 55<br />
keren Brief, nemen de Nonnen overal de vlugt, en 1 ia C. G.<br />
trouwen in den Heere. De Inquifiteur NIKLAAS ' aari5i7.<br />
ot 1552»<br />
VAN EGMOND werd van den Keizer en den Paus,<br />
om eenige mishandelingen , uit zijn' dienst gezet.<br />
FRANCOIS VAN DER H U L S T , zijn ambtgenoot, liep<br />
gevaar van aan den lijve geftraft te worden. Maar<br />
kort daar na verkreeg hij weder nieuwe magt, en<br />
de Inquifitie werd hem weder toevertrouwd (*).<br />
De Monniken geraakten alom bij het volk in Hoh<br />
land, Zeeland en Vlaanderen in eenen doodelijken<br />
haat. Men wierp te 's Hertogenbosch, in eenen oploop,<br />
al de Minderbroeders en Dominikanen ter ftad<br />
uit. Te Antwerpen gingen de buiten vergaderingen<br />
voort, zonder op de Plakaten des Keizers, der<br />
Landvoogdesfe, of der Wethouderen te pasfen.<br />
Intusfchen was er op den eerften April deszei ven Weuw<br />
jaars 1524 in Holland weder een Plakaat uitgeko Piakaat.<br />
men, waar bij het drukken van eenig Boek verboden<br />
werd, zonder vooraf onderzocht en goedgekeurd<br />
te zijn, ten einde het verfpreiden der nieuwe<br />
leere op alle mogelijke wijze te beletten.<br />
In het jaar 1525 werd in Holland in den Haag IAN DE<br />
SAKKER<br />
het eerfte voorbeeld gegeven van doodftraf, om de<br />
'lOANNES<br />
leere van den Godsdienst, na het opftaan van LU LMSTORI-<br />
THER, door het worgen en verbranden van JOAN USJ eerde<br />
Mnrtelaar<br />
NES PISTORIUS of JAN DE BAKKER , hetwelk eenige<br />
in Hol<br />
breedere melding verdient. Deze JAN DE BAKKER , land.<br />
uit eerlijke maar geringe ouders te Woerden geboren,<br />
was eenigen tijd Koraal-Zanger te Utrecht,<br />
(*) BRANDT Bladz. 217. GERDES p. 43.<br />
en
na C. G. en genoot vervolgens het onderwijs van JOANNES<br />
Jaari5i7.<br />
RHODIUS, Beftumder of Rector van het Collegium<br />
tot 1552.<br />
Hieronymitanum aldaar, van wien, als zijnde zeer<br />
genegen voor de Hervorming, hij de zucht tot<br />
waarheid al fpoedig overerfde. Zijn Vader, die<br />
Koster was, voor den Zoon vreezende, nam hem<br />
tot zich, om hem in zijn ambt behulpzaam te zijn.<br />
Doch de Zoon liet geene gelegenheid voorbijgaan ,<br />
om zijne medeburgers met het Euangelie bekend te<br />
maken, en velen tot de Hervorming over te halen.<br />
Men zond hem dan , ter voltooijing zijner Letteroefeningen<br />
, naar Leuven, met aanbeveling aan ERAS<br />
MUS, die gastvriendfchap had gehad met zijnen Va-<br />
3er. Hier maakte hij , in korten tijd, ongemeene<br />
vorderingen, en werd, doch tegen zijnen zin , op<br />
landrang des vaders, tot Priester gewijd. Als Priester<br />
predikte hij vrijmoedig tegen de heerfchcnde dwalingen<br />
en gebreken, waar op hij door de Geesteijkheid<br />
van Utrecht geroepen werd, ter verantvvoorling;<br />
toen hij weigerde te' verfchijnen, werd hij van<br />
len Kastelein van het Kasteel te Woerden, op last<br />
< Ier Staten van Holland, bij welke de Utrecht fche<br />
feestelijkheid hem van halflarrigheid befchuldigd<br />
1 ïad, in hechtenis genomen; doch weder ontflagen<br />
:ijnde, reisde hij naar Wittenberg, alwaar hij drie<br />
] Baanden vertoefde. Wedergekeerd in het vaderland,<br />
ring hij weder aan te prediken, waarom de Gees-<br />
1 elijkheid van Utrecht hem tot eene ballingfchap van<br />
( irie jaren veroordeelde, en tot eene bedevaart naar<br />
i lome, ten einde daar de Ketterij af te zweeren en<br />
loete te doen. DE BAKKER , verre van hier aan te<br />
\<br />
56 K E R K E L I J K E<br />
vol-
G E S C H I E D E N I S . 57<br />
voldoen, reisde door Holland rond, en (richtte de 1<br />
Hervormden hier en ginds in het geheim; onder anderen<br />
zal hij CORNELIS HONIUS of HOEN en WIL<br />
LEM GNAPHAEUS, die thans te Delft om het geloof<br />
gevangen zaten, ook bezocht en vertroost hebben.<br />
Omtrent dezen tijd, het jaar 1523, befloot hij<br />
eene vrouw te trouwen, ook hield hij op, de Mis<br />
te lezen, ja leide zijn Priesterfchap neder, en zocht<br />
zijn beftaan met den arbeid van zijne handen , bij<br />
aanhoudendheid echter voortgaande in bijzondere<br />
huizen in het geheim te prediken.<br />
Wanneer te dezen tijde de Paus met eene nieuwe<br />
uitvinding Aflaten om niet aanbood aan allen , die<br />
op zekere plaatfen en tijden de Mis hoorden, beijverde<br />
onze BAKKER zich, om de nietigheid en<br />
arglistigheid dezer uitvinding aan te toonen , en zijne<br />
medeburgers te waarfchuwen. De Geestelijkheid,<br />
door het een en ander in woede uitberftende, bragten<br />
te wege, dat hij, op uitdrukkelijk bevel vandeLandvoogdesfe<br />
MARGARETHA , gevat, en in 1525 ter dood<br />
gebragt werd, toen hij naauwelijks in het zeven en<br />
twintigfle jaar zijns ouderdoms getreden was. Mees<br />
ter NICOLAUS COPINUS A MONTIBUS, GODSCHALK<br />
ROSÉMUND , en RUARD TAPPER van Enkhuizen ,<br />
waren in het eerst zijne voornaamfte Geloofsonderzoekers,<br />
aanklagers en beftrijders uit de Kerkelijken;<br />
Meester JOOST LOVERING, of LAURENS, Prefident<br />
van den grooten Raad te Mechelen, zat daar na<br />
over het beleid en het befluit dezer regtspleging ,<br />
van wege de Wereldlijke Overheid; deze was ook<br />
een voornaam lid der Inquifitie, die door ERASMUS,<br />
D 5 in<br />
ia C. G.<br />
aan 517.<br />
ot 1552.
«a C. G.<br />
Jaarisi^.<br />
tot 1552.<br />
58 K E R K E L I J K E<br />
in eenen Brief aan BILEBALD PIRKHEIMER, befchreven<br />
wordt, de geleerdheid meer dan doodelijk<br />
te haten. Zij hadden met hem, gedurende zijne<br />
gevangenis, veel woordenftrijds, drijvende, dat men<br />
al de inzettingen en overleveringen der Roomfche<br />
Kerke moest aannemen tot regelen van geloof en leven;<br />
dat men de Ketters moest dwingen, of uitroeijen<br />
met den zwaarde; dat de Priesters tot den<br />
ongehuwden Haat verbonden waren, DE BAKKER<br />
betuigde, niets te willen vastltellen, dan hetgeen in<br />
de Heilige Schrift was uitgedrukt, in den zin en<br />
meening van den Heiligen Geest, die dezelve had<br />
ingegeven, om welken te verdaan, men niet noodig<br />
had, andere woorden te gebruiken, dan van de Schriftuur<br />
zelve. Hij wilde de indellingen der Kerk wel<br />
onderhouden, doch in zoo verre die met Gods<br />
woord overeenkwamen. Geweld was niet geoorloofd<br />
in den Godsdienst; men moest de menfchen<br />
niet dwingen in te gaan, anders dan God hen<br />
dwingt, door overtuiging en verlichting der waarheid.<br />
Hij beklaagde zich, dat men in hem een<br />
kuisch en eerlijk huwelijk , door God toegelaten,<br />
niet wilde dulden, daar de hoererij en allerlei onkuischheid<br />
onder de Priesters zeiven dagelijks gepleegd,<br />
gebiecht, vergeven en op nieuws bedreven<br />
werd; hij had de gave der onthouding niet, en<br />
moeite genoeg gedaan, door vasten en bidden, en<br />
zwaren arbeid, en zich van allen Herken drank te<br />
onthouden, om die te verkrijgen, maar vergeefs ,<br />
waarom hij het noodig had geoordeeld, een eerbaar<br />
huwelijk aan te gaan, hij had wel, toen hij Piies-<br />
ter
G E S C H I E D E N I S .
6a K E R K E L IJ K E<br />
na C. G. Zoon te behouden, denzelven tot herroeping zot!<br />
Jaari5l7. bewegen. Doch de zaak viel anders uit. De Va<br />
tot 1552.<br />
der verfterkte en bemoedigde den Zoon met deze of<br />
dergelijke woorden: „ Zijt welgemoed, volhard in<br />
„ het goede. Ik ben bereid , naar het voorbeeld<br />
„ van ABRAHAM, mijnen zeer lieven Zoon, die mij<br />
„ nooit misdaan heeft, op te offeren."<br />
Toen hem zijn fterfuur werd aangezegd, ontving<br />
hij deze aanzegging met wonderbare en ongewone<br />
gemoedsblijdfchap , en bragt den geheelen nacht<br />
door met overdenkingen, het lezen van den Bijbel ,<br />
en tusfehen beide, met eenen gerusten flaap. Den<br />
volgenden dag, den isden September des jaarsissj,<br />
werd hij op een hoog ftellaadje ontwijd. Vervolgens<br />
hing men hem een kort geel kleed om het lijf,<br />
en zette een' geelen hoed met oorlappen, als eene<br />
zotskap, op zijn hoofd. Voorbij het gevangenhuis<br />
ten dood gaande, riep hij tot de genen , die ook<br />
ter zake van het geloof gevangen zaten, met luider<br />
ftemme: „ Ziet, zeer lieve Broeders, ik heb mijnen<br />
voet nu gezet op den dorpel des martelaarfchaps.<br />
Hebt goeden moed, als lterke helden van<br />
JEZUS CHRISTUS, opgewekt door mijn voorbeeld.<br />
Verdedigt de Euangelifche waarheid tegen alle ongeregtigheid."<br />
Op deze Item werd met een vrolijk<br />
geroep, gejuich en handgeklap der gevangenen geantwoord.<br />
Zij hieven verders Kerkelijke Gezangen<br />
aan, en hielden niet op, voordat de Priester den<br />
geest gegeven had. Tot den brandftapel geleid ,<br />
beklom hij dien moedig, drukte zijnen rug tegen<br />
den ftaak, en fchikte den ftrop , die hem worgen<br />
zou,
GESCHIEDENIS. 61<br />
zou, zelf om zijnen hals, roepende met luide Item- na C. G.<br />
me: Hel, waar is uw roem? ó Dood, waar Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
„ is uwe overwinning? de dood is verflonden in<br />
„ de overwinning van CHRISTUS." En daar na:<br />
„ Heere, vergeef het hun, want zij weten niet 3<br />
„ wat zij doen!" Ten laatlte: ,, ó JEZUS CHRIS-<br />
„ TUS, Zoon van God, gedenk mijner! ontferm u<br />
„ mijner!" Hij ging, toen hem de adem verflikt<br />
werd, uit, als in een' zachten flaap, zonder trekking<br />
der leden, fchudding van het hoofd, of verdraaijing<br />
der oogen. Dit was het uiteinde van JAN<br />
DE BAKKER, die dus, in den Haag, de eerfte in<br />
Holland, na het opftaan van LUTHER, ter dood<br />
werd gebragt (*).<br />
Men zou den volgenden dag de andere gevange CORNELIS<br />
nen, te weten den Monnik EERNARDUS, GERARD<br />
HONIUS<br />
(HOEN)en<br />
WORMER, en WILLEM VAN UTRECHT, mogelijk WILLEM<br />
ook WILLEM GNAPHAEUS , gedood hebben, ten GNAPHAE<br />
US.<br />
ware de ftandvastigheid van DE BAKKER de gemoederen<br />
der Rigteren eenigzins verzacht had. WILLEM<br />
GNAPHAEUS, Rector van het Gytnnafïum in den<br />
Haag, was met KORNELIS HONIUS of HOEN reeds<br />
in het jaar 1523 onverhoord in de gevangenis geworpen,<br />
daar men ze drie maanden had gehouden,<br />
waar na men hun, onder borgtocht, den Haag tot<br />
een verblijf gaf voor twee jaren, gedurende welke<br />
HONIUS overleed (f). GNAPHAEUS werd, na het<br />
ver-<br />
(*) BRANDT Bladz. 219. Volgg. GERDES p. 4. 47-52. !<br />
• (f) Van dezen HONIUS of HOEN is nog een Brief overig<br />
over den waren zin der woorden: Dit is wijn ligchaam,
61 K E R K E L IJ K E<br />
na C. G verloopen dezer twee jaren, ontflagen, alzoo er gee<br />
Jaari5i7 ne befchuldigers waren opgekomen. Maar wegens<br />
tot 1552.<br />
zeker gefchrift bij hem opgefteld, ter vertroosting<br />
eener arme weduvv, wier zoon den Monnikskap had<br />
/erworpen, werd GNAPHAEUS gedurende de gevangenis<br />
van JAN DE BAKKER weder gevangen genonen,<br />
en na veel ondervragens in zeker Klooster<br />
/erzonden, om daar drie maanden lang te bier en<br />
:e brood boete te doen. Daar na bedenkende den<br />
zwaren nood der tijden, wegens de vervolging in de<br />
Nederlanden en den Boerenkrijg in Duitschland,<br />
fchreef hij een Boekje, zijnde een gefprek tusfehen<br />
ÏHEOFILUS, ook TOBIAS en LAZARUS, onder den<br />
titel: Vertroosting en Spiegel der Kranken, opge-<br />
[teld, hetwelk, buiten zijn weten, te overhaast uitgegeven,<br />
echter veel nut deed, en in korten tijd<br />
dikwijls herdrukt werd; één der Drukkers van hetzelve<br />
is daarom ter dood gebragt. Eindelijk moest<br />
hij het vaderland verlaten. Omdat men, in de vasten<br />
, bij zijne haardftede, een ftuk worst in den pot<br />
met erwten had gevonden, door eene zwangere beluste<br />
vrouw daar in gedaan , werd men weder tegen<br />
hem gaande. Het Hof was twee dagen bezig, om<br />
chaam, bij GERDES T. I. Hift. Ev. Ren. Nonum. pag.<br />
2:8. volgg. Hij zal ook met GNAPHAEUS en JOA. RHO-<br />
DIUS de Overzetting van het Nieuwe Testament in het<br />
Nederduitsch vervaardigd hebben, welke in het jaar 1523<br />
gedrukt is, hoewel dezelve eigenlijk was de Vertaling<br />
van LUTHER uit het Nederduitsch overgebragt. GERDES<br />
Tom. III. pag. 35,<br />
dit
G E S C H I E D E N I S . 63<br />
dit ftuk te overleggen. Men hoorde de Geneeshee-<br />
ren, wien gevraagd werd, of zwangere vrouwen ,<br />
ook door de natuur, belust konden worden, om<br />
vleesch in de vasten te eten. Men ftreek vonnis<br />
tegen hem, die afwezende was uit den Haag, dat<br />
men hem zou vangen, ook wel dooden, waar men<br />
hem zou bekomen. Zijne moeder, eene oude zwak<br />
ke vrouw, werd in de boeijen, en zijne eenige zus<br />
ter in den kerker geworpen, men ftelde eenige Ge-<br />
regtsdienaars in zijn huis, die op zijne kosten teer<br />
den. Zulke behandeling bewoog hem, zijne vei<br />
ligheid in het jaar 1526 in vreemde landen te zoe<br />
ken (*).<br />
Merkwaardig is het verhaal nopens den dood van BERNARD<br />
eenen Karmeliter Monnik, BERNARD, een' man van een Karmeliter<br />
50 jaren, die te dezen tijde te Britz , een plaatsje ter dood<br />
vijf of zes mijlen van Mechelen, ter vuurftraffe ver gebragt.<br />
oordeeld, driemaal te vergeefs in het vuur gewor<br />
pen werd, hetwelk telkens gebluscht werd, zoo dat<br />
men hem met een' hamer het hoofd infloeg. Het<br />
lijk in het vuur geworpen zijnde, werd, zegt men,<br />
het vuur weder gebluscht, en het lijk was nergens<br />
te vinden, waar uit een gerucht ontftond, dat de<br />
onfchuldige lijder ten hemel was opgenomen (f).<br />
JAN CASTELLAN van Doornik werd in Lotharin |AN CAS-<br />
(*) Hij zelf geeft van deze bijzonderheden een ver<br />
haal in de Voorrede op het bovengemelde Boekje TO-<br />
BIAS en LAZARUS; waar uit GERDES pag. 33, 55. en<br />
BRANDT Bladz. 228. hun verhaal ontleend hebben.<br />
(t) GERDES pag. 52.<br />
na C. G.<br />
Jaari5i7i<br />
tot 1552.<br />
I'ELLAN,<br />
gen-
K E R K E L I J K E<br />
naC. G. gen den iaden Januarij 1525 verbrand, nadat men<br />
Jaari5i7. hem eerst, met veel plegtigheden , ontzet en ont<br />
tot 1552.<br />
wijd had van de Priesterlijke Orde (*). Hij had in<br />
Doornik en vervolgens te Metz veel dienst gedaan<br />
met het verkondigen van het Euangelie. Te Doornik<br />
vond de Euangelieprediking over het geheel veel<br />
toeloop, zoodat men die ftad fomüjds het Vlaam*<br />
fche Geneve noemde. Ook heeft geene fiad meer<br />
bloedgetuigen en ballingen ter zake van den Godsdienst<br />
opgeleverd, dan Doornik,<br />
Nieuw<br />
Plakaat.<br />
Kort na den dood van JAN DE BAKKER , werd<br />
niet alleen het oude Piakaat tegen de Lutheranen<br />
vernieuwd, maar bovendien werd een nieuw Plakaat<br />
afgekondigd, bij hetwelk alle heimelijke of openbare<br />
vergaderingen verboden werden, om te lezen of te<br />
fpreken van het Euangelie, de Brieven van den<br />
Apostel PAULUS en andere Geestelijke Ichriften; dezelve<br />
uit te leggen; of binnens huis of over tafel te<br />
disputeren over het Geloof, de Sacramenten, de<br />
magt van den Paus of der Conciliën, of andere<br />
Geestelijke zaken. Tevens werd belast, alle Ketterfche<br />
Boeken te verbranden; en niets te drukken,<br />
ten zij het eerst overzien ware bij den Raad enz.<br />
Brief der De Landvoogdesfe fchreef ook den zaden van<br />
Land Herfstmaand aan de bellotene Heden van Holland,<br />
voogdesfe.<br />
dat zij te letten hadden op de Predikers, Parochiepapen<br />
en Schoolmeesters binnen dezelve Reden, en<br />
den a7llen van die maand fchreef zij aan de Kloosters<br />
(*) Men zie zijn vonnis bij GERDES Tom. III. Mon.<br />
pag. 68.
G E S C H I E D E N I S . 6$<br />
\<br />
ters eenen Brief, welken wij, om deszelfs merk<br />
waardigheid, uit BRANDT (*) zullen overnemen,<br />
dewijl er uit blijkt, hoe men, inderdaad , algemeen<br />
overtuigd was, van de noodzakelijkheid eener Hervorming<br />
:<br />
,, MARGARIETE enz.<br />
„ Eerfaeme, lieve ende beminde. Wij fijn volkomelijken<br />
onderricht, dat die dwaelinge, die on-<br />
„ der den gemeinen volke gerefen is , meest toe-<br />
„ kompt ende gekomen is uit de indiscrete fermoe-<br />
„ nen van de Predikanten, Religieufen ende ande-<br />
„ ren: om waer in te remediëren is onze meininge,<br />
„ dat gij voortaene nijemant en fult uitfeijnden ,<br />
„ omme te preken, ofte gedogen binnen uwen con-<br />
„ vente te preken, dan den geenen, die voorfienig,<br />
„ verftandig, ende van goede manieren fijn , ende<br />
„ wel geëxerceert ende geoeffent i'n de manieren van<br />
„ preken: ende dat gij defelve fulks onderwijst ,<br />
„ aleer hij preken fal, dat hij hem wachte, 't ge-<br />
„ meine volk te fcandeliferen met onbehoorlijke fa-<br />
,, buien, redenen ende narratien, als ook wel ge»<br />
„ fchiedt is: dat hij ook niet en vermaene van<br />
„ MARTINUS LUTHER, ofte fijne keringen, noch<br />
,, ook van de opinie van de Ketters, die hier voor-<br />
„ tijds geweest fijn: denfelven uwe Predikanten<br />
„ adverterende, foo verre lij contrarie doen, dat<br />
„ fij daer van bij u gecorrigeert fullen worden ,<br />
„ ende gefuspendeert van 't officie, welke correc-<br />
(*) /. c, Bladz, 232. " U
66<br />
K E R K E L Ij K E<br />
»aC G. „ tie gij ten effecte fult brengen van 't prediken te<br />
Jaari5i7. „ benemen. Boven dezen is onfe meeninge , dat<br />
'tot 1552.<br />
„ die Tcrminarisfen van uwen convente niet lan-<br />
,, ger en fullen mogen blijven in heure terminen ,<br />
„ dan die weeke, die fullen preken , ende die felve<br />
„ weke geëxpireert fijnde, terftondt weder tot huis<br />
„ ende heuren convente keeren, fonder voor of na<br />
„ defelve weeke hen voorder in die termine te mo-<br />
„ gen onderwinden; waer van wij 11 adverteren.,<br />
„ ten einde dat, indien dit contrarie gebeurde, ons<br />
„ van noode foude fijn, voorder daer inne te voor-<br />
„ fien tot uwen fchande en fchade; 't welk wij als<br />
„ nu om beters wille gelaten hebben, ende hebben<br />
„ niettemin gelast onfen Wethouders, ons te ad-<br />
„ verteren, indien contrarie van defe gebeurde ende<br />
gij hiér inne gebrekelijk waert. Eerfaeme , lieve ,<br />
" beminde, ons Heere Godt fij met u. Gefchreven<br />
„ in den Hage den fevenentwintigften Septembris<br />
„ des jaers vijftienhondert vijfentwintig."<br />
Behalven een voorgaand Plakaat tegen het ont<br />
Nieuwe<br />
Plakaten. vangen, herbergen of begunftigen van rondzwervende<br />
Geestelijke perfonen, en een ander van den<br />
iaden van Louwmaand des volgenden jaars 1526 ,<br />
op het ft.uk van Ketterij, kwam er nog een in<br />
Vlaanderen uit, van den I7den van Hooimaand,<br />
gedeeltelijk genoegzaam overeenftemmende met den<br />
Brief der Landvoogdesfe, en voorts verbiedende alle<br />
openbare of heimelijke bijeenkomften, en het fpreken<br />
over en behandelen van geloofszaken; maar ook een<br />
bevel, om nevens de Boeken van M. LUTHER, PO-<br />
WE-
G E S C H I E D E N I S . 6 i<br />
MER ANUS, CARELSTAD, MELANCHTHON, OECO<br />
! na C. G.<br />
LAMPADIUS , FRANCISCUS LAMBERTUS , JUSTU! 1 Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
JONAS en anderen van zijne aanhangers met hem ge<br />
voelende, alle Euangelien, Zendbrieven, Profetien,<br />
en andere Boeken der Heil. Schrifturen; in Duitsch'<br />
VJaamsch, of Walsch, met Kantfchriften en Uit<br />
leggingen, inhoudende leeringen van LUTHER, t«<br />
brengen in eene openbare plaatfe, en aldaar te verbranden.<br />
Op pene, dat degenen, die bevonden zou<br />
worden , eenige van de voorfchrevene Boeken bi<br />
zich te hebben, na de afkondiging van dit Plakaatj<br />
gebannen zou worden, op verbeurte van<br />
goed.<br />
lijf en<br />
Niet alleen beijverde men zich, om de leere der Verdichte<br />
Roomfche Kerk te handhaven door Plakaten en met Wonderwerken.<br />
den geweldigen arm; maar men ftrooide ook ten<br />
dien zelfden einde wondergebeurtenisfen uit; bij<br />
voorbeeld, dat een Beeld van onze Lieve Vrouw<br />
gezien zou zijn, tranen Hortende over het toenemen<br />
der Lutherfche Ketterij en foortgelijke (*).<br />
Daarentegen gebruikten de Hervormers middelen Bijbel in<br />
van eene geheel andere natuur, tot voorftand van retNederduitsch<br />
hunne leere; het onderzoek namelijk der waarheid<br />
vertaald.<br />
en ftandvastig geduld in het lijden voor dezelve.<br />
Ten aanzien van het eerfte werd al vroeg gezorgd,<br />
om den Bijbel in het Nederduitsch te vertalen, en<br />
aan de lieden in handen te geven. Zoodra de fchriften<br />
van het Nieuwe Testament door LUTHER in<br />
het Hoogduitsch vertaald, in het jaar 1522 waren<br />
(*) GERDES /. C. p. 57.<br />
E a<br />
uit-
68 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. uitgegeven, werden dezelve ook in het Nederduilsch<br />
Jaar 1517 overgebragt, en reeds in die taal in het jaar 1523<br />
tot 1552.<br />
in 8ro gedrukt, te Amfterdam bij DOEN PIETERS-<br />
SOON , in Engelenburg, gelijk de Drukker zichzelven<br />
noemr. Doch het liep nog eenigen tijd aan,<br />
eer ook het Oude Testament in het Nederduitsch<br />
gedrukt verfcheen. 'ia het jaar 1525 kwam hetzelve<br />
in het kleinfte formaat in i6mo uit, in 4 deeltjes,<br />
te Antwerpen bij j. ROEMUND. Doch de eerfte<br />
Nederlandfche Vertaling van den geheelen Bijbel zag<br />
eerst daar na het licht in twee Deelen in Folio, te<br />
Antwerpen bij JAKOB VAN LIESVELD , zijnde dit de<br />
vermaarde Liesveldfche Bijbel, welke verfcheidene<br />
malen herdrukt is geworden, en laatftelijk in het<br />
jaar 1542, nog bij het leven van LIESVELD, welke<br />
uitgave voor de beste wordt gehouden. De Drukker<br />
zelf, VAN LIESVELD , is in het jaar 1545 te<br />
Antwerpen onthalsd, omdat hij in de Aanteekeningen<br />
op den kant van den Bijbel, naar een ander exemplaar,<br />
gedrukt had: „ Dat de faelicheit der men-<br />
,, fchen alleen compt door JESUM CHRISTUM. "<br />
Deze uitgave des Bijbels werd in een Plakaat van den<br />
Keizer in 1546 verboden, gelijk wij zien zullen (*).<br />
Ook vergaderde iemand de allertroostelijkfte fchriftuurplaatfen,<br />
welke hij afzonderlijk in het licht gaf,<br />
onder den titel: Fontein des Levens. Alhoewel nu<br />
dit boekje niets dan fchriftuurwoorden, zonder eenige<br />
uitlegging, vervatte, was het evenwel den hevigften<br />
voorftanderen van het Pausdom zeer in den<br />
weg,<br />
(*) Zie GERDES p. 57-02. BRANDT Bladz. 363.
G E S C H I E D E N I S . 09<br />
weg, zoodat zeker Brabandsch Franciskaner de reis<br />
aannam naar Amfterdam, waar het eerst was ge<br />
drukt, en den geheelen druk kocht, welken hij ver<br />
brandde; maar het werd terflond in verfcheidene<br />
plaatfen herdrukt (*).<br />
In het volgende jaar 1527, werd WENDELMOET<br />
KLAAS DOCHTER, eene weduwe van Monnikendam,<br />
eene deugdzame vrouw, maar die het Euangelie<br />
vrijmoediglijk beleed, en zich daar niet van liet af<br />
trekken, eerst op het Kasteel van Woerden gevan<br />
gen gezet, en van daar naar den Haag gevoerd, en<br />
den 2often November ter dood gebragt. De Mon<br />
niken fielden wel alle pogingen van beloften en be<br />
dreigingen in het werk, om haar van haar geloof<br />
af te trekken, maar zij bleef tot het einde toe ftand<br />
vastig. Men dreigde haar met de ftraffe des vuurs,<br />
maar haar antwoord was: „ Is u die magt van<br />
„ boven gegeven, ik ben bereid te lijden. " Als<br />
hare nabeftaanden en anderen haar in den Kerker<br />
bezoekende , een derzelven zeide : „ Gij fchijnt<br />
„ mij toe, den dood niet te vreezen, maar gij hebt<br />
„ dien nog niet gefmaakt!" voegde zij hem toe:<br />
„ Dat is waar; maar ik zal dien nooit ftnaken ,<br />
„ want CHRISTUS heeft hem voor mij ondergaan,<br />
„ en gezegd: {Joann. VIII. 51.) Indien iemand<br />
„ mijn woord bewaart, hij zal den dood niet fma-<br />
„ ken in eeuwigheid." Tegen zekere edele matro<br />
ne, die zeer veel van haar hield, en haar zeide :<br />
„ Waarom zwijgt gij niet liever, mijne lieve WEN-<br />
(*) BRANDT Bladz. 261.<br />
E 3<br />
„ DEL-<br />
ia C. G.<br />
faari5i7.<br />
ot 1552.<br />
Dood van<br />
VBNDEL-<br />
(IOET<br />
(LAAS<br />
DOCHTER/<br />
f
70 K E R K E L I J K E<br />
aa C. G. S, DELMOET, en denkt en gelooft in uw hart, wat<br />
Jaari5i7, „ gij wilt, opdat gij dit leven nog wat moogt getot<br />
1552<br />
„ nieten?" hernam zij: „ Ach Zuster, gij weet<br />
,, niet, wat gij zegt. Met het hart gelooft men<br />
„ ter regtvaardigheid; met den mond belijdt men<br />
„ tot zaligheid." Eindelijk door het geheele Hof<br />
van Holland vermaand wordende, om zich te bekeeren,<br />
en hare dwaling te herroepen , was haar<br />
woord: „Ik hange mijnen Heer en God aan,<br />
„ dien ik noch om des levens, noch om des doods<br />
„ wil verlaten zal." Men vraagde haar, „wat zij<br />
„ van de Mis dacht? „ Ik weet het," zeide zij,<br />
,, dat gijlieden deze ronde ouweltjes als God er-<br />
„ kent, maar ik verfoei ze als den Duivel." Aangaande<br />
de Heiligen en derzelver voorbidding beleed<br />
zij, geenen anderen Middelaar of Voorfpraak te kennen,<br />
dan JEZUS CHRISTUS alleen. Men vermaande<br />
haar, toen haar de dood werd aangezegd, dat zij<br />
hare zonden aan eenen Priester zou biechten. Haar<br />
antwoord was: ., Ik ben al lang geltorven, doch<br />
,, het is de geest van CHRISTUS, die mij levende<br />
„ maakt. Ondertusfchen heb ik alle mijne zonden<br />
,, aan CHRISTUS, mijnen Heere, gebiecht, die heeft<br />
„ mij alle mijne zonden genadig vergeven. Doch ,<br />
,, heb ik iemand van mijne naasten misdaan , ik<br />
,, bidde, dat die het mij vergeve." Ter doodftrafTe<br />
uitgevoerd wordende, als zekere Monnik haar gedurig<br />
inviel, haar een kruisbeeld voorhoudende, dat<br />
zij haren Zaligmaker, met eenen kus, zou vereeren,<br />
zeide zij: „ Ik ken dezen houten Zaligmaker niet;<br />
„ mijn Zaligmaker is in den Piemel, ter regterhand<br />
„ Gods,
G E S C H I E D E N I S . 71<br />
„ Gods, des Almagtigen Vaders." Voorts verhaalt ia C. G.<br />
men, dat deze WENDELMOET, nu den brandftapel [aan 517.<br />
:ot 1552.<br />
beklommen hebbende, in den oogenblik , dat men<br />
haar zoude worgen, zediglijk hare oogen gefloten<br />
en haar hoofd geneigd hebbe , als fchikte zij<br />
zich , om te llapen. Dus gaf zij den geest, zijnde<br />
eerst geworgd en toen verbrand. Eenigen rekenen<br />
haar onder de Martelaren der Doopsgezinden, doch<br />
zonder grond, dewijl men niet leest, dat haar iets<br />
omtrent den Doop te last is gelegd (*).<br />
In de eerfte maanden van het jaar 1528, Januarij Nieuwe<br />
Plakaten.<br />
en Februarij, werden weder nieuwe Plakaten van<br />
wege den Keizer op het ftuk van den Godsdienst<br />
uitgegeven. Te Doornik lag te dezen tijde een<br />
Augustyner Monnik, HENDRIK genaamd, zijnde een<br />
Vlaming, gevangen. Hij was de eerfte, die te<br />
Kortryk het Euangelie predikte, vervolgens had hij<br />
de Monnikskap afgeleid, en eene vrouw getrouwd.<br />
Hij werd daar over te Kortryk gevangen genomen<br />
en naar Doornik gebragt. Men bood hem het leven<br />
aan, indien hij bekende, dat de vrouw, die hij getrouwd<br />
had, niet zijne echtelijke huisvrouw, maar<br />
zijne hoer of bijzit ware. Doch hij weigerde, onder<br />
deze voorwaarde, zijn leven te verlengen, en<br />
werd dus, ftandvastig blijvende bij het gene hij geleerd<br />
had, in de maand Mei des jaars 1528 levende<br />
verbrand (f).<br />
In het jaar 1529, in welk jaar te Kameryk del tfieuw<br />
'lakastt.<br />
(*) GEEDES pag. 62, 63. BRANDT Bladz. 242, 243.<br />
Q) GERDES p. 63, 64. BRANDT Bladz. 249.<br />
E 4<br />
vre- ]
74 K E R K E L I J K E<br />
na C. G vrede gefloten werd tusfehen Frankryk en den Kei<br />
Jaari5i7<br />
zer, waar in men van wederzijde overeenkwam, om<br />
tot 1552.<br />
de Luther fche Ketterij uit te roeijen, gaf KAREL V<br />
een nieuw Plakaat uit, hetwelk den 25lten van Wijn<br />
maand werd afgekondigd , en waar bij degenen ,<br />
die de verboden Boeken binnen zekeren tijd niet<br />
overleverden, ter dood werden verwezen, zonder<br />
genade of uitftel en verdere lrrenge bepalingen om<br />
trent degenen , die van Ketterij verdacht of be-<br />
fchuldigd werden, met breede beloften aan de aan-<br />
brengeren derzei ven. Den 2often van die maand<br />
was te Mechelen zekere WILLEM VAN ZWOL, ter<br />
zake van Lutheranerij, verbrand (*).<br />
In het jaar 1530 werd in '$ Gravenhage TEUNIS<br />
TEEKSZOON van Naar den, een jongeling van vier<br />
entwintig jaren, wegens zijnen ijver tegen het Paus<br />
dom , verbrand. Hij was eerst een fcholier te Leu<br />
ven geweest, zeer ongebonden van leven, tot dat<br />
hij daar na te Naarden, op eene wandeling, als<br />
uit den hemel ter reder werd geflagen , en voor<br />
dood t'huis gebragt, waar na hij een' afkeer van<br />
het kwaad, en met een van het Pausdom kreeg, en<br />
de Hervorming predikte. Daar over gedaagd zijnde,<br />
reisde hij gewillig naar den Haag. Men liet hem<br />
eens gaan, daar na vvaarfchuwen, en ten laatfte<br />
vasthouden; zelfs in de gevangenis werd hem nog<br />
gelegenheid gegeven , om te ontkomen, dan hij<br />
zocht dit niet. Naar het vuur gaande, dankte hij<br />
God, en zong een oud lied : Ik arm fchaepken<br />
(*) B'iA^DT Bladz. =4p. GERDES. p. 65-^8.<br />
aan
G E S C H I E D E N I S . 73<br />
aan der heide enz. Hij trok de muilen van zijne na C. G.<br />
voeten, de kousfen van zijne beenen, en deelde die Jaansi?.<br />
tot 1552.<br />
den armen (*).<br />
In Gelderland werd de Hervorming met geweld Vervol<br />
belet, eenen vasten voet te vatten. De Hertog KAging<br />
in<br />
Gelder<br />
REL VAN EGMOND , die in gedurige oorlogen een land.<br />
onrustig leven voerde, misfchien, uit de verandering<br />
in den Godsdienst, ook verandering in de burgerlijke<br />
regering vreezende, ftelde alle pogingen in het<br />
werk, om de Hervorming te weeren. Hij gaf zijne<br />
oogmerken daar toe te kennen in eenen vleijenden<br />
Brief aan den Paus, in het jaar 1525 gefchreven (f);<br />
in het jaar 1529 gaf hij een ftreng Plakaat uit te<br />
Arnhem, tegen de Lutheranery, welk Plakaat geteekend<br />
was den i7den April. Een der eerden, die<br />
in Gelderland het Euangelie verkondigden, was<br />
ADOLF CLARENBACH, beftuurder van het School te<br />
Wezel, die te Keulen den 28(ten September 1529<br />
ten vuurdood verwezen is. Behalve dezen CLAREN<br />
BACH heeft GERHAUDUS GELDENHAUR, gezegd VAN<br />
NIMWEGEN, een geleerd man, en vriend van ERAS-<br />
MUS , veel dienst aan de Hervorming gedaan. Hij<br />
week naderhand ten lande uit naar Duitschland, en<br />
is te Marpurg in het jaar 1542 overleden. Hij heeft<br />
verfcheidene fchriften nagelaten, een van welken,<br />
behelzende aanteekeningen van ERASMUS op de wet-,<br />
ten tegen de Ketters, en verfcheidene Brieven van<br />
VAN NIMWEGEN, over de Hervorming en het ftraf-<br />
(*) BRANDT t. a. p.<br />
(t) Men leest dezen Brief bij GERDES ƒ>. 4-5.<br />
E 5<br />
fen
na C. G<br />
Jaan 5i7<br />
tot 1552<br />
74 K E R K E L I J K E<br />
fen der Ketteren, aan Keizer KAREL, aan de Duit<br />
fche Vorsten te Spiers verzameld, aan KAREL,Her<br />
tog van Gelder, en aan FILIPS, Landgraaf van<br />
Hes fen, uitgegeven te Straatsburg 1527 in 8vo. de<br />
genegenheid van ERASMUS zoo zeer van hem ver<br />
vreemde, dat deze een' fcherpen Brief tegen de val-<br />
fche Euangelifchen fchreef, welke door de Godge<br />
leerden van Straatsburg is beantwoord geworden ,<br />
waar op ERASMUS weder geantwoord heeft (*_). Die<br />
ERASMUS , die altijd van gematigdheid fprak en<br />
roemde, die zoo vreesachtig was, dat hij in het jaar<br />
1521 fchreef, dat, indien LUTHER alles godzalig<br />
gefchreven had, hij ERASMUS nogtans geen gemoed<br />
had, om voorde waarheid levensgevaar te ondergaan ,<br />
fchreef nu in het jaar 1530 fchimpend en fcherp aan<br />
die van Nederland en Oostfriesland eenen langen<br />
Brief, om zich niet fchuldig te maken aan het op<br />
roer, daar het Lutherdom door werd voortgezet;<br />
en om , gelijk hij fprak, zich binnen de arke te hou<br />
den , om door den Zondvloed niet te vergaan ; in<br />
CHRISTUS fcheepken te blijven, om door de golven<br />
niet verzwolgen te worden; in den fchaapslial der<br />
Kerk te volharden, om geene prooi voor den wolf<br />
te worden, of voor den Satan, die altijd rondgaat,<br />
zoekende, wien hij zou mogen verflinden. Hij toon<br />
de zich te fchamen, dat hij vriendfchap onderhou<br />
den had met voorname Hervormers, en verklaarde,<br />
niet verder met hen te doen te hebben (f).<br />
(*) GERDES pag. 41. Not.<br />
Niet-<br />
CX) GÜRDES p. ~c-7J. BRANDT Bladz. 254. en 301-3II.
G E S C H I E D E N I S . 75<br />
Niettegenftaande dit alles, ging de Hervorming
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
Een geheelhuisgezin<br />
te<br />
Limburg<br />
verbrand.<br />
76 K E R K E L I J K E<br />
Die van Deventer weigerden echter in het jaar 1532<br />
des Keizers Kommisfarisfen tot het Geloofsonder<br />
zoek toe te laten, bewerende, dat de verdachte<br />
perfonen bij den Burgemeester en den Raad behoor<br />
den onderzocht te worden.<br />
Maar te Limburg was de vervolging door Kei<br />
zerlijke Gelastigden zwaar. Onder anderen werden<br />
daar op den houtmijt verbrand zes perfonen uit één<br />
huisgezin, de man, de vrouw, en twee dochters<br />
met derzelver mannen, wegens derzelver afkeer van<br />
het Pausdom. Als deze naar den berg Rotfelt,<br />
eene kleine mijl van de ftad gelegen, ter dood ge<br />
voerd werden, hoorde men hen alle zes, als met<br />
ééne (tem, den ganfchen weg langs, niet anders<br />
dan Pfalmen zingen. Daar na riepen zij, malkan<br />
deren vertroostende en verlrerkende, den naam des<br />
Zaligmakers JEZUS aan, tot den laatften fnik des<br />
levens toe. Op gelijke wijze werden anderen te<br />
Atrecht, 's Hertogenbosch en elders ter dood ge<br />
bragt (*).<br />
Om dezen tijd namen de opfchuddingen door de<br />
oproerige Herdoopers verwekt, eenen aanvang, van<br />
welke te zijner plaatfe gefpróken zal worden. Wij<br />
maken er hier flechts, in het voorbijgaan, gewag<br />
van, omdat derzelver oproerige ondernemingen den<br />
haat van velen tegen de Hervorming meer en meer<br />
aanvuur len, die geen behoorlijk onderfcheid wisten<br />
te maken, waar door menigen ongelukkig werden.<br />
In het jaar 1534 werd in 's Hertogenbosch JOOST<br />
(*) GERDES f. 80. BRANDT Bladz 0-62, 2<br />
'-t.<br />
(h
G E S C H I E D E N I S . 77<br />
de Pottebakker om den Godsdienst onthoofd , en n C. G.<br />
WILLEM WIGGERTSZOON heimelijk op het Slot te |aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Schagen. YSBRAND SCHOL , een Priester van Amfterdam,<br />
niet ongeleerd en zeer welfprekend , liep<br />
ook in het oog, en werd van Ketterij befchuldigd.<br />
Tweemalen vond zijne verantwoording plaats, maar<br />
ten derdemale beticht zijnde, werd hij naar Brahand<br />
gezonden, een' tijd lang te Vilvoorden gevangen<br />
gehouden, en eindelijk in Brusfel ten vure verwezen<br />
(*).<br />
In het jaar 1536 trof de vervolging WILLEM TYN<br />
DAL , een' Engelschman, die zijn vaderland ontweken,<br />
zich te Antwerpen onthield, en van daar de<br />
vertaling van het Nieuwe Testament, hetwelk hij<br />
in het Engelsch had overgezet, aan zijne landgenooten<br />
overzond, hij werd daar over gevangen en<br />
naar Vilvoorden gevoerd, en ten laatfle verworgd<br />
en verbrand (f).<br />
Toen de Keizer in het jaar 1540 door Frankryk Nieuw<br />
in de Nederlanden was gekomen, om een oproer Plakaat.<br />
,<br />
hetwelk te Gend ontdaan was, te (lillen, werd er<br />
een nieuw Plakaat op het (tuk der Ketterij en Ketterfche<br />
Boeken uitgegeven, waar op de vervolging<br />
met nieuwe hevigheid vernieuwd werd, waar van<br />
ons bedek ons niet toelaat alle bijzonderheden te<br />
vermelden, die men bij BRANDT en andereGefchiedfchrijvers<br />
breeder verhaald vindt (§). Deze vervolging<br />
(*) GERDES p. I07. BRANDT Bladz. 267.<br />
(f) Men zie meer van hem bij GERDES p. 107. fqq.<br />
(§) BRANDT Bladx. 342. volgg.
?8 K E R K E L I J K E<br />
na C. G ging verfpreidde zich door het geheele land, alleen<br />
Jaarist?<br />
is opmerkelijk, dat men aangeteekend vindt, dat in<br />
tot 1552<br />
de ftad Groningen, voor de komst van den Hertog<br />
van Alba hier te lande, niemand om zake van den<br />
Godsdienst ter dood is gebragt, niettegenftaande in<br />
dezelve ftad velen der Hervormde leere waren toegedaan,<br />
en zelfs in het Klooster van Aduard, deszelfs<br />
Abt ALBERT VAN HARDENBERG, een uitmuntend<br />
en geleerd man, deze leere aan zijne Kloosterlingen<br />
inboezemde, die naderhand te Bremen en<br />
Embden een Leeraar derzelve tot aan zijn' dood toe<br />
geweest is (*).<br />
AL3ERT Op den coften van Wintermaand des jaars 1542<br />
PIGU1US<br />
overleed ALBERT PIGHIUS van Kampen, Kanunnik<br />
van Kampen.<br />
van de St. Janskerk te Utrecht, vermaard door zijne<br />
gefchriften tegen BUCERUS en anderen, ter verdediging<br />
van het Roomfche Geloof. Hij was een<br />
geleerd man, die echter, hoe zeer een beftrijder der<br />
Hervormden , het vermoeden van onregtzinnigheid<br />
niet heeft kunnen ontgaan, zoo zelfs , dat eenige<br />
van zijne Boeken op de lijst der verbodene Boeken<br />
geplaatst zijn geworden. Zijn dood, zegt<br />
men, werd verbaasd , door verdriet , omdat hij<br />
geene kans zag, om, met hoop van goeden uitflag,<br />
het werk van BUCERUS: Over de ware beyrediging<br />
der Kerk in leere, plegtigheden en<br />
tucht, te gelijk met een antwoord op de lasteringen,<br />
gelijk de titel heeft, van ALBERT PIGHIUS<br />
van Kampen, onlangs tegen de Belijdenis en ver-<br />
(*) GERDES pag. 157, 159.<br />
ant'
G E S C H I E D E N I S . 79<br />
nntwoording der Proteftanten in het licht gegeven, na C. G.<br />
te beantwoorden (*).<br />
Jaari5i7.<br />
Op het volgende jaar<br />
tot 1552.<br />
1543 wordt ons opgetee-<br />
kend de gevangenis en ontkoming yan FRANCISCUS FRANC.<br />
DRYANDER, eigenlijk DE ENZINAS, hetwelk in het DRYAN<br />
DER.<br />
Spaansch eene foort van eikenboom beteekent, van<br />
waar, naar de gewoonte dier tijden, de naam DRY<br />
ANDER genoemd is, van het Griekfche Drys, een<br />
eik of eikenboom. Deze DRYANDER was een Span<br />
jaard, zeer geacht bij de Duitfchers en Nederlan<br />
ders, die door MELANCHTHON ten fterkden werd<br />
aangeprezen aan den Aartsbisfchop CRANMER , als<br />
een' man van groote geleerdheid en deftige zeden.<br />
DRYANDER, in het jaar 1543 in de Nederlanden<br />
zijnde , ondernam eene vertaling van het Nieuwe<br />
Testament in het Spaansch, ten diende zijner land-<br />
genooten, hij liet dezelve te Amfterdam drukken ,<br />
met een' opdragt aan den Keizer , met den titel;<br />
Het Nieuwe Testament, dat is, het Nieuw Ver»<br />
bond van onzen eenigen Verlosfer en Zaligmaker,<br />
JEZUS CHRISTUS. Doch een Monnik, anders niet<br />
onkundig, wien hij het eerde . blad afgedrukt had<br />
overgegeven, kon het woord verbond niet verdra<br />
gen, en zwoer bij zijne kap, dat FRANCISCUS geen<br />
ander oogmerk met deze vertaling had, dan om de<br />
Ketterij van LUTHER aan zijne landgenooten in te<br />
boezemen, DRYANDER was genoodzaakt het woord<br />
verbond weg te nemen en den titel te laten herdruk<br />
(*) GERDES pag. I63.<br />
ken ,
80 K E R K E L I J K E<br />
na C. G ken, doch nu (lootte zich een ander niet ongeleerd<br />
JW1517.<br />
tot 1552.<br />
Monnik, dat er op den titel gelezen werd: eenigen<br />
Verlosfer en Zaligmaker. Andermaal was DRYAN<br />
DER ook dezen hier in te wille; doch nu deelde hij<br />
niemand iets meer van zijn werk mede, voordat hij<br />
zelf bij den Keizer gehoor verkregen, en dien zijn<br />
werk had aangeboden. De Keizer ontving hemgun-<br />
(lig, en beloofde hem zijne befcherming, mids er<br />
niets in het werk ware, hetwelk met regt kwaad<br />
vermoeden kon verwekken, DRYANDER antwoordde<br />
, dat -dit Boek boven alle vermoeden was, als<br />
zijnde van God zeiven oorfpronkelijk, wiens woord<br />
daar in, door zijnen Zoon geopenbaard , gelezen<br />
werd. De Keizer (lelde het werk in handen van<br />
eenen Monnik, zijnen Biechtvader, PETRUS A SOTO<br />
genoemd. Deze, DRYANDER lang hebbende opgehouden<br />
, deed hem eindelijk te Brusfel gevangen nemen,<br />
in welke gevangenis hij vijftien droevige maanlen<br />
heeft doorgcbragt, wordende zelfs door zijnen<br />
v^ader en Oomen onophoudelijk aangezocht, om te<br />
rerroepen, maar daartegen ook veel troost genieten-<br />
1 le door de aanfpraak en bemoediging van eenen me<br />
t iegevangenen, om het geloof, GILLIS TILLEMAN<br />
1 jenoemd, en wordende in zijne gevangenis ook van<br />
3 neer dan 400 menfchen bezocht , die allen der<br />
:uivere leere waren toegedaan. Hij ontkwam einde-<br />
1 ijk gelukkig zijne gevangenis, gelijk hij dit alles<br />
:elf verhaald heeft, en begaf zich toen mar Duitsch-<br />
i and, zonder dat wij van zijne verdere lotgevallen<br />
I aeer weten, alleen dat de aanprijzing van hem door<br />
BB*
GESCHIEDENIS. Si<br />
* MELANCHTHON aan den Aartsbisfchop CRANMER<br />
laat vermoeden, dat hij ook naar Engeland gereisd<br />
is (*).<br />
De bovengemelde GILLIS TILEMAN was niet zoo Hevigheid<br />
der<br />
gelukkig, ais DRA-ANDER , om te ontkomen, maar<br />
vei vol<br />
heeft met eenige andere belijders der waarheid in ging.<br />
het jaar 1544 den dood moeten ondergaan. Hoe<br />
zeer men voorts ijverde tegen deze belijders, kan<br />
het voorbeeld der ftad Leuven getuigen, in welke<br />
alleen, gedurende den loop des jaars 1543, wel 20<br />
of 30 menfchen ten vure gedoemd zijn. Ook gebruikte<br />
men allerhande listen, om de voorftanders<br />
der Hervorming te ontdekken en in handen te krijgen.<br />
Men vermaande het volk van de Predikftoelen,<br />
om de genen, die zij kenden, aan te brengen ,<br />
en foemde dit ais een bij God verdienftelijk werk.<br />
Men onderrigtte ook het volk, op welke wijze en<br />
door welke vragen zij hen ontdekken konden. Om<br />
de Herders en Leeraars te ontdekken, liet men derzelver<br />
beeldtenis affchilderen en op publieke plaatfen<br />
voorhangen, met belofte van eene groote geldfomme<br />
voor den aanbrenger (f).<br />
Ondertusfchen, terwijl de belijders van het Euan Wanhoop<br />
gelie met ftandvastigheid en vertrouwen den wreed- van JAC.<br />
LAT OMUS<br />
ften dood ondergingen, vindt men daartegen ver en andefcheidene<br />
voorbeelden van zulken, die in het geloof ren.<br />
der Roomfche Kerk, hetwelk twijfeling omtrent de<br />
zaligheid aanraadt, volhardende , in de akeligfte<br />
(*) GERDES pag 165-172.<br />
(t) GERDES pag. 173.<br />
HERV. III. p<br />
vvan-<br />
na C. G.<br />
Jaan 5i7.<br />
tot 1552.
» K E R K E L IJ K E -<br />
na C. G. wanhoop geftorven zijn. Dit wordt verhaald van<br />
Jaari5i7<br />
tot 155a. zekeren GUARLACH, een' Leeraar der Heil. Schriften<br />
bij de Monniken van St. Geertruid te Leuven, van<br />
eenen ARNOLD VAN BOMMEL, een' jongeling, die<br />
zich zeiven, op eene ellendige wijze, vermoordde;<br />
maar bijzonder van TACOBUS LATOMUS, Kanunnik ,<br />
Doctor en Profesfor der Theologie te Leuven, die,<br />
in het eerst der Hervorming niet ongenegen , doch<br />
[chielijk veranderende, dezelve, zoo veel in hem<br />
was, had zoeken te verdrukken. Hij fchreef tegen<br />
ÏRASMUS , tegen LUTHER , tegen OECOLAMPADIUS<br />
:n tegen TYNDAL (*). Maar ééns op een' tijd te<br />
Brusfel den Predikftoel beklimmende, om voor Keiier<br />
KAREL te prediken, werd hij zoo verbaasd, en<br />
rerward, dat niemand verdaan kon, wat hij zeggen<br />
vilde, en de geheele vergadering aan het lagchen<br />
aakte. Die fchande behaald hebbende, keerde hij<br />
/eder naar Leuven, daar de fchaamte over deze<br />
:hande, en het overdenken van hetgeen hij tegen<br />
2 ijn gemoed gedaan had, het hem zoo bang maakt<br />
;n, dat hij tot wanhoop verviel. Dikwijls ontviel<br />
h<br />
em in zijne lesfen, dat hij tegen de waarheid had<br />
8 eftreden. Om deze Item te fmooren,werd hij door<br />
d e andere Theologanten, voornamelijk door RUARD<br />
1 APPER van Enkhuizen, binnens huis opgefloten,<br />
d<br />
sar hij den XXIXften van Mei 1544 een droevig<br />
ei<br />
nde nam, op elke aanfpraak uitroepende: „ Dat<br />
hij verdoemd, dat hij van God verworpen was,<br />
J! dat hij op geene zaligheid, noch vergiffenis<br />
„ hoop-<br />
(*) Verg. boven Bladz, 47.
G E S C H I E D E N I S . S3<br />
,, hoopte, omdat hij met opzet tegen God geftre-<br />
,, den had."<br />
In dit jaar 1544, anderen zeggen, in 1541, overleed<br />
te Leuven JAN ALLARD van Amflerdam, die,<br />
wegens zijne geleerdheid en welfprekendheid, bij<br />
ERASMUS, PETR. NANNIUS, CONRADUS GOCLENIUS<br />
en LUDOVICUS VIVES, in hooge achting was. Deze,<br />
fchoon hij LUTHER niet. zeer gunftig was, en<br />
in de gemeenfchap der Roomfche Kerk gebleven is,<br />
liet echter niet na , fommige dingen aan te wijzen ,<br />
die in den handel der Kerkdijken te beftraffen waren.<br />
Op den titel van Allerheilig/Ie Vader aan den<br />
Paus gegeven, merkt hij aan: Dat de Paus daar<br />
door geftadig vermaand werd, om in heiligheid des<br />
levens, en niet in rijkdommen of gebied uit te munten<br />
(*> Ook wees hij aan, dat eertijds de uitdeeling<br />
der Kerkelijke fchatten aan de Diakenen ftond,<br />
die' voornamelijk zorg droegen voor de armen; en<br />
daar op volgt deze wensch : Gave God, dat de<br />
Kerk hedendaags zulke Diakenen had, wien men<br />
die heilige bediening aanbeval. Ja, hij leide den<br />
Bisfchoppen, en aan al de Geestelijken, Kerkdiefte<br />
te last, omdat zij de goederen der Kerk en der behoeftigen<br />
tot hun eigen en der hunnen gemak in het<br />
geheel aanleiden, daar zij uit dezelve niet meer dan<br />
nooddruft behoorden te trekken. Hij was van nature<br />
hardhoorend, maar glad van tong , waarom<br />
ERASMUS van hem zeide: Dat de tong goedmaakte,<br />
hetgeen aan de ooren gebrak. Hij heeft zich<br />
(*) Kot. ad Ri7o. AGRICOL. T. II. p- 170.<br />
F 2<br />
in<br />
na C. Ci,<br />
faari5i7<<br />
tot 1552.<br />
FAN'AL-<br />
LARD.
na C. G. in het Geraeenebest der Geleerden verdienftelijk ge<br />
Jaarisi^.<br />
maakt, door de uitgave van de werken van RU«<br />
tot 1552.<br />
DOLPHUS AGRICOLA. Bij zijnen uiterften wil maakte<br />
hij alle zijne Boeken aan de arme weeskinderen te<br />
Amflerdam, en fchreef zich zeiven , doelende op<br />
zijnen naam ALLARD , dit graffchrift:<br />
Plakaat<br />
tegen de<br />
School te<br />
Wezel.<br />
84 K E R K E L I J K E<br />
Tota regit tellus, qui tellus tota vocamr.<br />
als wilde hij zeggen:<br />
Al d' aard* bedekt hem nu, die ALKARD wordt geheten("><br />
In Holland was den XXVIflen van Januarij dezes<br />
jaars 1544 het herbergen der gevlugten, ter zake<br />
van Ketterij en het bezorgen hunner goederen, op<br />
nieuw bij Plakaat verboden; en als die van Wezel<br />
eene nieuwe School wilden oprigten, en zulks overal<br />
bekend maakten, om leerlingen te lokken, zonder<br />
daar in den Keizer of den Paus gekend te hebben ,<br />
werd door een Plakaat, den 7den Maart te Brusfel<br />
uitgegeven, aan de ingezetenen dezer landen verboden,<br />
hunne kinderen, broeders, nee ven of anderen<br />
van hunne magen , vrienden, of anderen, {taande<br />
onder hunnen laste, en bewind, daar henen te zenden:<br />
op peene van gehouden te zullen worden als<br />
Ketters, en als zoodanigen geftraft te worden, naar<br />
inhoud der Plakaten (f). De ftad Wezel, ftaande<br />
onder de regering van WILLEM, Hertog van Kleef,<br />
had reeds in het jaar 1542 openlijk de Hervorming<br />
(*) GERDES p. I77. BRANDT Blddz. 353,<br />
Ct) BRANDT Bladz. 348.<br />
aan-
GESCHIEDENIS. S5<br />
aangenomen, en na een gehouden mondgefprek met na C. G.<br />
de Roomfchen, in het jaar 1543 de Mis geheel af- Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
gefchaft; federt was zij eene toevlugtsplaats geworden<br />
voor de Protestanten, die in Braband, Vlaanderen<br />
en de overige Nederlanden de hevigheid der<br />
vervolging zochten te ontwijken.<br />
Onder de eerfte Hervormde Leeraars dezer ftad<br />
was IMAN ORTZEN, gemeenlijk de Zeeuw genaamd,<br />
omdat hij in het dorp de Oude tong bij ZitrikMe,<br />
in het jaar 1505 geboren was. Hij was een zeer<br />
geleerd man, en werd in het jaar 1536 naar Wezel<br />
beroepen, alwaar hij de Hervormde Leer met grooten<br />
ijver verkondigde, en de Kerk hervormde ; in<br />
het jaar 1548 werd hij, op last van Keizer KAREL,<br />
door de voorftanders van het Interim verdreven ,<br />
maar in het jaar 1560 terug geroepen , is hij, in<br />
het jaar 1571, te Wezel geftorven en aldaar begraven<br />
(*).<br />
Te Gend werd den i8den December weder een<br />
Plakaat uitgegeven, vervattende eene nadere verklaring<br />
op het prenten of drukken en verfpreideii der<br />
Boeken : ,, Die iets gedrukt had, zonder octrooi,<br />
al werden er geene dwalingen in gevonden, zou<br />
eeuwiglijk gebannen worden , en bovendien 300 Carolieguldens<br />
verbeuren. Niemand mogt iets drukken<br />
in de Spaanfche, Engelfche, Italiaanfche of andere<br />
vreemde taal. Ook niets, zonder namen van<br />
Schrijver, Prenter, (Drukker,) of van de plaats,<br />
waar het gedrukt was, of met valfche namen. Dit<br />
(*) GERDES pag. I"Q. Not.<br />
F 3<br />
eenj<br />
Nieuw<br />
Plakaat<br />
tot ver<br />
bod van<br />
Boeken.
na C. G,<br />
Jaar 1517.<br />
Wt 1552<br />
8
G E S C H I E D E N I S . 8 7<br />
„maar als Christenen. Daarom weent niet over ons!" na C. G.<br />
Ter ftrafplaats gekomen, vertroostten zij malkander, Jaari
88 K E R K E L I J K E<br />
m C. G „ Ondat ik hem daar zoek en niet in het bederfe<br />
lijk brood, moet ik den dood ondergaan."<br />
tor [552<br />
Toen<br />
zii den houtflapel opklom, en haar voet waggelde,<br />
zeide zij: Mij dankt, dat ik vallen zal; de Reg<br />
ter dit verftaande, van haren zin, om af te vallen,<br />
riep; Houdt op, zij is bedacht op afval. „Geen-<br />
„ zins," hernam zij: ,, Maar het blok, daar ik<br />
„ op trad, wankelde, verre zij het, dat ik CHRIS-<br />
„ TUS zou verlaren (*>"<br />
De God De Godgeleerden van Parys hadden in het jaar<br />
geleerden<br />
van Leu<br />
'•543 aldaar eenige leerftukken openlijk laten afkonvenkondigen<br />
en in druk gegeven, welke door den Koning<br />
digen<br />
eenige<br />
leerstuk<br />
van Frankryk met zijn gezag bevestigd waren; ten<br />
einde de Ketters re ligter te kunnen overwinnen.<br />
ken af. Dit voorbeeld werd door de Godgeleerden van Leu<br />
ven in dit jaar 1544 gevolgd, die XXXII artikelen<br />
jpgefleld hebbende, dezelve, insgelijks door den Kei<br />
zer bekrachtigd, plegtig lieten afkondigen. Zij wa-<br />
ren de volgende: ,, Dat het Mis-offer van CHRJS-<br />
„ TUS ingefleld, en heilzaam is voor levenden en<br />
„ dooden. Dat men de Heiligen moet aanbidden,<br />
t, opdat zij onze voorfprekers zijn mogen bij CHRIS-<br />
,, TUS. Dat de zelfflandigheid van brood en wijn<br />
,, bij de wijding veranderd. Dat het alleen den<br />
,, Priesteren geoorloofd is, het brood in den wijn<br />
, te wijden , en dat het geheele Avondmaal van<br />
, CHRISTUS flechts tot hen alleen behoort. Dat<br />
, de Kloostergeloften moeten gehouden worden.<br />
, Dat door de Sacramenten hetVormfel en deOor-<br />
(*) GER'jhS pag, l8^-l82 v<br />
„ biecht
G E S C H I E D E N I S . 89<br />
„ biecht, de Heilige Geest wordt medegedeeld. na C. G.<br />
Dat de zielen uit het Vagevuur verlost worden Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
„ door het gebed, vasten en goede werken. Dat<br />
„ de wetten der Kerk omtrent het vasten en het<br />
onderfcheid der fpijzen het geweten verbinden.<br />
„ Dat er een Opperbisfchop der Kerk is, wien allen,<br />
„ volgens Goddelijk regt, gehouden zijn te gehoor-<br />
„ zamen. Dat men vele dingen gelooven en als<br />
„ noodzakelijk moet aannemen, welke in de Schrift<br />
„ niet gemeld worden. Dat het Vagevuur door de<br />
,, Pausfelijke AfLten wordt kwijrgefcholden. Dat<br />
,, zelfs onreine en ondeugende Priesters het lig-<br />
,, chaam des Heeren wijden, indien zij flechts de<br />
„ bedoeling hebben , om dat te wijden. Dat men<br />
„ alle doodzonden aan den Priester moet openba-<br />
„ ren, en de facramentele abfolutie van hem ont-<br />
„ vangen. Dat de mensch eenen vrijen wil heeft,<br />
„ waar door hij wel of kwalijk kan handelen , en<br />
„ van de zonde opflaan door boetvaardigheid. Dat<br />
„ de vergeving der zonden niet verkrepen wordt<br />
„ alleen door het geloof, maar door de liefde en<br />
,, ware boetvaardigheid. Dat de Kerk en wettiglijk<br />
„ zamengeroepene Kerkvergaderingen niet kunnen<br />
,, dwalen, en dat men haar moet gehoorzamen.<br />
,, Dat het oordeel en de uitlegging der Schrift aan<br />
„ de Kerk behoort, indien er iets betwistbaars is<br />
„ enz." (*)<br />
Het jaar 1545 werd reeds in de maand Februari) Dood van<br />
met bloed geteekend, op welken dag PETRUS BRUL- rETRUS<br />
BRULLY.<br />
LY<br />
(*) GERDES p. 137, I38.<br />
F5
9° K E R K E L I J K E<br />
na C. ( ï. LY te Doornik met klein vuur verbrand werd. Hij<br />
Jaansi<br />
£ was Leeraar te Straatsburg, maar werd in de maand<br />
tot 155<br />
September 1544 door die van Doornik verzocht,<br />
om hun het Euangelie te prediken. Hij verkondig,<br />
de hetzelve hier en te Rysfel in het geheim, flechts<br />
eenen korten tijd. Als men hem naarfpoorde, en<br />
hij zich niet langer wist te verbergen , lieten die<br />
vzw Doornik hem met een touw over den flads wal,<br />
opdat hij dus zoude omkomen. Ongelukkig gebeurde<br />
het, dat één hunner , toen hij reeds op den<br />
grond zat, die hem vaarwel wilde zeggen,en daarom<br />
van den muur afklom, een' losfen fieen van boven<br />
neder ftiet, welke den ongelukkigen man een been<br />
brak; het geraas van den val en het gekerm van<br />
den gewonden deed de naaste wacht toeloopen, die<br />
hem vatte en naar de gevangenis bragt. Hij bleef<br />
volftandig bij de leer, welke hij verftond, waarheid<br />
te zijn, vertroostte zijne medegevangenen en zijne<br />
huisvrouw (*) door Brieven, zag den hardflen dood<br />
rustig te gemoet, en riep, vol vertrouwen, in het<br />
midden van een langzaam vuur, zijnen Schepper en<br />
Zaligmaker aan, tot den einde toe (f).<br />
Leeraars Daar bevonden zich te dezen tijde nog meer an<br />
onder het<br />
kruis.<br />
deren, die, met groot gevaar, de Hervorming in<br />
deze landen predikten, te weten: GERARDUS GAL-<br />
LINACEUS, . . . GALENUS, HERMANNUS MODET,<br />
PE-<br />
(*) Men leest eenen zijner Brieven ann zijne huisvrouw<br />
bij GERDES Tom. III.- Euang. Renov. ÏMonument.<br />
pag. 96.<br />
(tj GERDES p. 184. BRANDT Bladz. 355.
G E S C H I E D E N I S . 9-<br />
PETRUS GABRIEL , CHRISTOPHORUS FABRICIUS ,<br />
HERMANNUS JOANNES, die eertijds Monniken ge<br />
weest waren. Ojk FEITO, ANTONIUS NICOLAUS,<br />
CORNELIS COOLTUIN, die te voren Priesters waren,<br />
eii uit burgerlieden, ADRIAAN HAAMSTEDE, de eerfte<br />
Schrijver van het Nederlands Martelaarsboek ,<br />
AGG. SIM, P. DELEIN, P. CARP , CASPAR HEIDA-<br />
NUS, ELLAUD GERR1TS , EVERHARDUS GERARDUS,<br />
PETRUS HASARDUS, ^EG-IDIUS , . . . JAN ARENTS-<br />
ZOON, PIETER CORNELISZOON. Doch eenigen daar<br />
van geraakten in later tijd tot het Predikambt.<br />
Terwijl de bovengemelde BRULLY te Doornik geVervolvangen lag, zijn er ook eenigen van zijne Toehoorging.deren verbrand. Dewijl de Wethouders, naar het<br />
oordeel der Geestelijken, evenwel te flap waren tegen<br />
de Ketters, werd de Raadsheer KAREL TIS-<br />
NACH van Brusfel naar Doornik gezonden. Zeker<br />
Burger, BEROIBAN genaamd, vergeefs in zijn huis<br />
gezocht zijnde, gaf zich, door een' verkeerden ijver,<br />
zeiven aan; doch moest voor deze roekeloosheid<br />
-boeten, dewijl hij den lof der ftandvastigheid miste.<br />
Door de zware bedreigingen van den wreedftendood<br />
yerfchrikt, wederriep hij zijne eerfte belijdenis, zonder<br />
daar mede iets anders te winnen, dan dat hij<br />
niet door het vuur, maar met het zwaard gedood<br />
werd. Doch een ander, PIETER MIÖCE , die ook<br />
te dier tijd gevangen was, volhardde in het geloof.<br />
Vergeefs hield men hem de herroeping van BERGI-<br />
BAN voor, dien hij erkende, dat God verzocht had,<br />
door zijne roekeloosheid. ,, Wat mij aangaat, "<br />
zeide hij, „ zoo mij God zulk een middel , om<br />
„ te<br />
na C G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552»
na C. G. „ te ontkomen, gegeven had, ik zou mij wel uit<br />
Jaari5i7.<br />
„ uwe handen gehouden hebben: en daarom, tertot<br />
1552<br />
„ wijl gij mij hebt, doet met mijn ligchaam, het-<br />
„ geen u goeddunkt, mijne ziel is onder uw ge»<br />
,, bied niet.<br />
Gemeente<br />
vnn<br />
vlugtelingen<br />
in<br />
Engeland<br />
9a K E R K E L I J K E<br />
Nog werd er een kleermaker met Ketterij beticht,<br />
en nevens zijne vrouw gevangen. De man bezweek,<br />
wederriep, en kreeg het zwaard. Maar zijne vrouw<br />
gedroeg zich mannelijker, en liet zich om haar geloof<br />
met'de aarde bedelven. Dit bedelven met aarde<br />
ging hier dus toe: Men leide haar op het fchavot<br />
in eene kist zonder dekfel, van lengte en van<br />
breedte, dat er haar ligchaam naauwelijks in paste;<br />
om dit voorts van boven wel te fluiten, werden er<br />
drie ijzeren handboomen dwars door gebragt, één<br />
omtrent de borst, de ander op den buik, de derde<br />
op de beenen; aan het einde van deze fmoorkist,<br />
omtrent het hoofd, was een gat gemaakt, daar de<br />
beul eene flrop doorflak, die, om haren hals gelegd<br />
, van onder het fchavot werd toegetrokken ,<br />
toen men het ligchaam met aarde bedekte (*). Doch<br />
wij zwijgen liever van meer andere voorbeelden van<br />
de wreedheid der bijgeloovigheid.<br />
Om dezen tijd begaven zich velen, om de hevigheid<br />
der vervolgingen te ontgaan , naar Engeland.<br />
alwaar zij, in de laatfle jaren der regering van HEN<br />
DRIK VIII, begunftigd door deszelfs laatfle Gemalin<br />
KATHARINA PARR , eene fchuilplaats vonden , en<br />
eene gemeente ftichtten, welke, in het begin, wel<br />
(*) BRANDT Bladz. 359.<br />
ge-
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
Vervolging.<br />
94 K E R K E L I J K E<br />
in de jaren 1542, 1543 en 1544; met nog zeventien<br />
andere drukken.<br />
Gedurende de jaren 1547, 1548 en 1549 werden<br />
alom in Friesland, Vlaanderen, Braband, Holland,<br />
vele menfchen om den Godsdienst ter dood gebragt,<br />
de meeste echter op de befchuidiging van Herdooperij.<br />
Merkwaardig onder anderen is de dood van<br />
zekeren Meester NIKLAAS , een' man van wetenfchap<br />
in Frankryk geboren, die zich te Geneve eenen tijd<br />
lang onthouden, en nu door Nederland naar Engeland<br />
reizende, te Bergen in Henegouwen de kleine<br />
Gemeente, welke zich daar tegen het Pausdom kantte,<br />
ten verzoeke van zijnen reisgenoot AUGUSTYN<br />
BARBIER, een' Henegouwer, bezocht, vertroost en<br />
verllerkt had met zijne gaven, hij werd daar over op<br />
den weg vier mijlen van Doornik aangetast, en nevens<br />
zijne vrouw, en de echtgenoote van AUGUS<br />
TYN, die het, voor dien tijd, ontkwam, naar Bergen<br />
gevoerd. Zijne huisvrouw liet zich, door belofte<br />
van het leven, verleiden, om het huis te ontdekken<br />
, waar men hem te voren geherbergd had.<br />
Meester NIKLAAS onderging den vuurdood gemoedigd,<br />
in het midden van het vuur hoorde men hem<br />
nog tweemalen met opgeheven hoofde roepen : O<br />
teuwige Vader, ik beveel mij in uwe handen. Met<br />
geen minder kloekhartigheid en vertrouwen op Gods<br />
genade, liet zich MARIA, de huisvrouw van AU<br />
GUSTYN BARBIER , levende bedelven, en van den<br />
beul te bersten trappen. Daar na werd ook AU<br />
GUSTYN, haar man, te Beaumont gevangen en ter<br />
dood gebragt. Hij droeg zich van gelijken, fchoon<br />
hij
G E S C H I E D E N I S . 9 i<br />
h§ anders- kleinmoedig van aard was, zeer hartig . 1 na C. G.<br />
toert het die nood vereischte. Hetgeen hij de waar Jaar 1517.<br />
. tot 1552.<br />
heid van het Euangelie verdond te zijn, beleed hi<br />
vrijmoediglijk. Iemand, die tot hem zeide: Het<br />
1<br />
toch mededogen met u zeiven, en wilt gij uw leven<br />
niet behouden, behoud ten minde uwe ziel,<br />
gaf hij, hem bedankende voor zijne gunst, ten antwoord<br />
: „ Ik heb, dit ziet gij wel, zoo groote<br />
„ deernisfe met mij zeiven en met mijne ziel, dat ik,<br />
„ om niets te doen tegen mijn geweten, mijn lig-<br />
„ chaam liever overgeve, om gebrand te worden.<br />
,, Hier in acht ik mij wel gelukkig: want ik lijde<br />
,, niet om mijn boos leven , maar alleen om het<br />
„ woord van JEZUS CHRISTUS , daar alle Martela-<br />
„ ren hun bloed om hebben vergoten, gelijk ik ook<br />
„ hoop te doen (*)."<br />
Onder al dit bloeddorten deed de Keizer zijnen Prins FI<br />
Zoon FILIPS uit Spanje komen , en huldigen voor LIPS van<br />
Spanje<br />
aandaanden Vorst der Nederlanden , en erfwachter<br />
wordtin<br />
van zijnen Vader. Kort daar na verklaarde de Kei de Nederzer<br />
zich met een Plakaat, den 2oden October 1549 landengeïhuldigd. te Brusfel geteekend, ten aanzien van het verbeurd<br />
verklaren van de leenen, landerijen en andere goe><br />
deren der Ketteren. Te voren, den i7den Julij,<br />
was er nog een Plakaat gemaakt tegen de nieuwe<br />
Christenen, dat is , Joden, die, om de Inquifitie<br />
te ontgaan, het Christendom beleden, hoewel zij<br />
in het geheim als Joden leefden, en die in groote<br />
menigte uit Portugal herwaards waren gevlugt. Het<br />
(*) BRANDT Bladz. 36C-370.<br />
ver-<br />
I
96 K E R K E L I J K E<br />
naC. G. verlof van hier te lande hun verblijf te mogen heb-»<br />
Jaar 1517. ben, hun voor dezen toegeftaan, werd thans inge<br />
tot 1552<br />
trokken, en allen, die federt den tijd van zes jaren<br />
in het land waren gekomen , gelast, met hunne<br />
vrouwen, kinderen en goederen te vertrekken, binnen<br />
eene maand, op peene van geftraft te zullen<br />
worden in lijf en goed. Eenigen bleven, bijbrengende<br />
, dat zij uit Portugal niet vertrokken waren,<br />
om de Inquifitie te fchuwen ; maar dezen werd den<br />
3often van Bloeimaand 1550 met een ander Plakaat,<br />
dat veel fcherper was, het land ontzeid.<br />
Plakaat Een nieuw Plakaat , geteekend te Brusfel, den<br />
ter invoering<br />
van 29ften van Grasmaand 1550, was nog fcherper en<br />
de Inqui ftrenger dan al de vorige, en fprak klaar van het infitie.voeren<br />
der Inquijitie, op de wijze der Spaanfche „<br />
waar door de fchrik de gemoederen van alle Ingezetenen<br />
vervulde. Deze Regtbank trouwens van Geloofsonderzoek<br />
ftaat bekend als het uiterfte toppunt<br />
van menfchelijke wreedheid en boosheid, om niet<br />
alleen het ligchaam maar ook de ziel te martelen en<br />
te moorden, en den onfchuldigften zeiven van goed<br />
en bloed te berooven (*). GROTIUS zegt (f), dat<br />
verdacht te zijn, genoeg was, om iemand ten Kerker,<br />
(*) Men "leze: het werk van j. LAVALLéE: Gefchie<br />
denis der Godsdienftige Inquifitie in Italië, Spanje en<br />
Portugal, van haar begin tot op de verovering van<br />
Spanje, waar van het eerfte Deel, uit het Fransch vertaald,<br />
in het verleden jaar 1810 bij den uitgever dezei<br />
FR. BOHN in het licht is gekomen.<br />
(f) Arm. I. 10.
G E S C H I E D E N I S . 97<br />
ker, en een bewijs van klein gewigt, om iemand 1 ia C. G.<br />
ter pijnbank te brengen: dat de Inquifiteurs een' ie-1 aan 517.<br />
ot 155agelijk,<br />
in wat (iaat of magt hij ook gefield was,<br />
onder eede mogten ondervragen, en dat zij, door<br />
dit listig middel, niet alleen tot de verborgenheden<br />
der huizen, maar ook der gemoederen konden indringen.<br />
Op het fpreken werd acht gegeven, maar<br />
ook op het zwijgen; de vriendfchappen waren oedriegelijk,<br />
en men had den aanklager dikwijls aan<br />
zijne zijde, zoodat nu genoegzaam bleek , dat er<br />
niemand zoo onfchuidig ware, die, in weerwil dezer<br />
menfchen, zijn leven en eere befchermen kon»<br />
Dit Plakaat verwekte ook alomme veel ongenoegen ,<br />
voornamelijk te Antwerpen, thans bloeijende in neering<br />
en koophandel, alwaar de leere der Hervorming<br />
door eenige Predikanten heimelijk gepredikt werd ,<br />
met name door GEORGIUS SYLVANUS, of VAN DEN<br />
BOSCH, en GASPAR HEIDANUS, of VAN DER HEI<br />
DEN , Grootvader van den vermaarden Godgeleerden<br />
ABRAHAM HEIDANUS. De regering der ftad vervoegde<br />
zich met ernftige vertoogen aan de Landvoogdesfe,<br />
vrouwe MARIA, ten einde de zaak bij<br />
den Keizer, haren Broeder, te bemiddelen, dat de<br />
ftad van de Inquifitie mogt bevrijd blijven. Zij werd<br />
onderfteund door den Raad van Braband, en door<br />
eenige Braband fche fteden.<br />
Vrouw MARIA, eene Vorstin van goedertieren'<br />
imborst en van zoo groote befcheidenheid in geloofszaken<br />
, dat Paus PAULUS III den Keizer reeds<br />
in het jaar 1539 had laten aandienen, dat zij den<br />
Lutheranen in het geheim gunfte droeg, en verftand<br />
HERV. III. G met
na C. G . met hen hield, vond zich ten hoogden verlegen ,<br />
Jaari5i; • en eindelijk genoodzaakt , zelve in perfoon naar<br />
tot 1552<br />
' Augsburg te reizen, daar de Keizer toen op den<br />
Voortgangdervervolging.<br />
r,c? K E R K E L I J K E<br />
Rijksdag was. Met veel moeite bragt zij hier bij<br />
haren Broeder te weeg, dat het Plakaat door een<br />
ander, te Augsburg, den «5dcn van October uit<br />
gegeven, werd veranderd, en in eenige artikelen,<br />
de uitheemfchc kooplieden en handelaren betreffen<br />
de , verzacht; men liet er ook de woorden Inqui-<br />
fiteur en Inquifitie uit. Voor het overige was dit<br />
Plakaat zoo dreng en fcherp als het voorgaande,<br />
en weder voorzien van eene lijst van Boeken , door<br />
de Godgeleerden van Leuven op nieuw veroordeeld,<br />
en door den Keizer verboden. iNüettegendaande de<br />
ze verzachting, gedoogden die van Antwerpen de<br />
afkondiging van dit Plakaat niet, voordat hun de<br />
Kanfelier van Braband met Brieven verzekerde, dat<br />
zij met geenerhande Inquifitie belast zouden wor<br />
den, maar dat hunne inwoners en Kooplieden bij<br />
hunne oude voorregten zouden gehandhaafd wor<br />
den. Ook werd de afkondiging des Plakaats bij de<br />
Wethouders niet ingewilligd, dan onder eene fchrif-<br />
telijke verklaring tegen het flot van het Plakaat ,<br />
waar bij alle oppofitie of appellatie enz. tegen het<br />
zelve voor nietig werden verklaard (*).<br />
In het volgende jaar 1551 en verders ging de ver<br />
volging voort, met de grootde hevigheid te woe<br />
den. Wij kunnen niet allen hier opnoemen, die<br />
door dezelve zijn omgekomen. Men mag die bij<br />
(*) GERDES pt 2II-2I8. BRANDT Bladz. 374"3 8<br />
5'<br />
ERANDT
G E S C H I E D E N I S . 99<br />
BRANDT en andere Gefchiedfchrijvers lezen , maar 1 ia C. G.<br />
kunnen wij niet voorbij aan te teekenen de buiten aari5i7.<br />
ot 1552.<br />
gewone iTandvastigheid en moed, welke de genen,<br />
die om hun geloof de wreedfte doodltraffen lijden<br />
moesten , niet alleen mannen , maar ook zwakke<br />
vrouwen, betoonden. Zij eindigden dikwijls hun<br />
leven in het vuur, onder het zingen van Pfalmen<br />
en Liederen. Daar werden er gevonden, die, wanneer<br />
de fcherpregter den houtmijt achter hunnen rug<br />
wilde aanlteken, hem toeriepen : „ Hij zou zulks<br />
voor hunne oogen doen, want indien zij het vuur<br />
gevreesd hadden, zouden zij niet op deze plaats<br />
gekomen zijn, die zij hadden kunnen ontvlugten."<br />
In het jaar 1551 werd,een eenvoudig man, met<br />
lijn' zoon, zwager en dochter, te Valencien ter<br />
dood verwezen. Als deze man met listige fpitsvinnigheden<br />
werd lastig gevallen, wees hij de beltrijders<br />
van zijn geloof af, met de woorden: "„Ik ben<br />
wel zoo geleerd niet, dat ik op alle uwe tegenwerpingen<br />
kan antwoorden; maar ik verlaat mij op de<br />
waarheid van het Euangelie; gij moogt zeggen, wat<br />
gij wilt." Te Antwerpen leed met anderen zekere<br />
JERONIMUS SEGERTS den dood; deze fchreef in den<br />
Kerker aan 'zijne huisvrouw, die ook gevangen was,<br />
op dezen zin: „ Ik bevinde , dat de Heere met<br />
„ ons is. Wij zijn zoo wel gemoed , de Heere<br />
„ hebbe lof en dank. Wij roepen, wij zingen met<br />
„ malkanderen. Wij bedrijven zulke vreugde, om<br />
„ malkanderen te troosten en te Herken, de Heere<br />
geeft zulke (lerkheid en kracht, dat wij hem riet<br />
„ ten volle danken kunnen, wegens de groote ge-<br />
G 2 „ na
«a C. G<br />
Jaarisi?.<br />
tot 1552<br />
Merkwaardigebijzonderheden.<br />
10c K E R K E L I J K E<br />
„ nade, vin hem ontvangen." Hij werd den tweeden<br />
van September verbrand. Zijne huisvrouw,<br />
zwanger zijnde , moest wachten , tot zij bevallen<br />
was, en werd toen in de Schelde verdronken.<br />
In zekere ftad, werd een oud man van 75 jaren,<br />
wit van haar, mager van lijf, deugdelijk van ze<br />
den, godvreezende van harte, gevangen. Als deze,<br />
omringd van eene menigte burgers, den Baljuw met<br />
de Leenmannen zat te wachten , om zijn doodvonnis<br />
te hooren, fprak hem één der Leenmannen, die<br />
reeds tegenwoordig was, den ouden man aan, ten<br />
aanhooren van het volk: Allerbeste man, hoe<br />
„ blijft gij dus in uwe vervloekte doolingen, of ge-<br />
,, looft gij dan niet, dat er eene hel is?" — „Dat<br />
er eene hel is, mijn Heer!" fprak de oude man:<br />
„ dat geloof ik zekerlijk; maar dat ik in dooling<br />
„ ben, weet ik niet." „ Ja gij zijt daar in," zeide<br />
de ander, „ en dat in zoo fchrikkelijke doolin-<br />
„ gen, dat gij, daarin ftervende, eeuwig verdoemd<br />
„ zult zijn." — „Weet gij dat wel, mijn Heer?"<br />
vraagde de gevangene. ,, Ja ik , zekerder dan ze-<br />
„ ker," fprak de Leenman, nu half verhopende,<br />
eere te zullen behalen in het bekeeren van dezen<br />
grijsaard. Maar die gaf hem een heel onverwacht<br />
antwoord, zeggende: ,, Zoo zijt gij dan moorde-<br />
„ naars van mijne arme ziel." Terflond kwam er<br />
groote ftilte onder het omftaande volk, begeerlijk<br />
luisterende naar deze redenen, welke den Leenman<br />
irerdrooten, des hij half befchaamd en in grammen<br />
noede tot den gevangenen riep: ,, Wat zegt gij<br />
, daar, gij ftoute boeve? Dat wij moorders zijn<br />
„ van
G E S C H I E D E N I S . 101<br />
„ van uwe ziel?" Daar de oude man hem op te na C. G.<br />
gemoet voerde: „ Word niet toornig, mijn Heer, Jaar'517.<br />
tot 1552.<br />
„ door het geluid van de waarheid. Gij weet zelf<br />
„ wel, dat het geloof eene gave Gods is, dat ik,<br />
„ noch iemand, Gode die zalige gave mogen ont-<br />
„ weldigen, dat God zijne gaven geeft den eenen<br />
„ vroeg, den anderen fpade, gelijk hij de wijngaar-<br />
„ deniers in den wijngaard beriep. Neem nu, dat<br />
„ ik die gave nog niet ontvangen hadde, gelijk gij,<br />
,, behoort gij mij misdeelden daarom te dooden ?<br />
,, Zou God, zoo gij mij nog liet leven, mij nog<br />
„ over eene week, maand of jaar , die heilzame<br />
„ gave niet mogen mededeelen , zoo wel als u ?<br />
„ Zoo gijlieden mij dit verhindert, doordien gij mij<br />
„ afl'nijdt den tijd der genade, wie anders dan gij-<br />
„ lieden zijt moorders van mijne ziel ? " Deze rede<br />
bewoog het hart der omftaanda burgeren, zoodat<br />
er geen klein gemor en beweging onder hen ontilond,<br />
zulks, dat de Leenman en de Geregtsdienaars,<br />
zoo haastelijk als angftelijk, met den gevangenen<br />
uit de'Vierfchaar naar bet Stadhuis liepen,<br />
waar zij, wat van den angst bekomen , met den<br />
anderen dezen onnoozelen ouden man ter dood veroordeelden,<br />
en nog dienzelfden morgen deden onthoofden.<br />
Toen de vervolging te Amfterdam op het heetfie<br />
was, hoorde iemand, die in Waterland t'huis hoorde,<br />
dat men dén zijner Geloofsgenooten aldaar zou<br />
verbranden. Hij ijlde derhalve uit Waterland fladwaards,<br />
maar kwam zoo fpade, dat hij den boom<br />
aan den IJ-kant reeds gefloten vond; door eenig<br />
G 3 geld
IC2 K E R F . E L IJ K E<br />
naC. G. geld te geven geraakte hij in de ftad, liep naar den<br />
]aari5i7.<br />
Dam, en plaatfie zich op de trappen van de Waag.<br />
tot 1552,<br />
Van daar den gevangenen op het fchavot ziende<br />
treden, dreef zijn ijver, om zijnen naaste te fterken,<br />
hem zoo hevig, dat hij hem toeriep: Broeder,<br />
flrijd vromelijk l Op dit geluid fchoten eenigen<br />
toe, om den roeper te grijpen, doch leiden de<br />
handen op een' verkeerden, die zich angftiglijk ontfchuldigde,<br />
hetgeen den eeiften roeper, ten einde<br />
den verkeerd betichten te redden, te voorfchijn<br />
bragt, zeggende: Ik ben de man, die ftraks zoo<br />
riep. Op deze bekentenis werd hij vastgezet, ondervraagd,<br />
verwezen, en binnen veertien dagen omgebragt.<br />
BRANDT meldt ons ook (*), van geloofwaardige<br />
lieden gehoord te hebben, die het van<br />
hunne ouderen hadden, dat, als men te Amfterdam,<br />
op zekeren tijd, een' Doopsgezind Leeraar zou verbranden,<br />
hunne voorouders naar deszelfs echtgenoote<br />
gingen, om haar in die droevige uur en gelegenheid<br />
te troosten; maar dat zij de vrouw niet t'huis<br />
vonden, en te vergeefs bij hare vrienden zochten.<br />
Daar na op den middag t'huis komende bij hare<br />
kinderkens , vraagden zij haar, waar zij geweest<br />
was? daar zij op uitberstte: ,, Op den Dam. Wat<br />
,, meent gij, dat ik mijnen Bruidegom in den nood<br />
zou verlaten? Ik moest hem zijnen laatften hoog-<br />
,, tijd zien houden."<br />
Zekere kramer, ook Doopsgezind, SIMON geheten,<br />
weigerde, daar hij te Bergen op Zoom zijne<br />
(*) Bladz. 301.<br />
kraam
G E S C H I E D E N I S . 103<br />
Kraam op de markt had voorgefleld, voor het brood 1a C. G.<br />
des Sacraments, dat voorbij werd gedragen, neder faari5i7.<br />
ot ISS2.<br />
te knielen. Dus werd hij gevangen, ter dood verwezen,<br />
en buiten de ftad verbrand. Hier bewees<br />
zijne wonderbare vrijmoedigheid en volftandigheid in<br />
het uiterfte hare kracht op den Drosfaard , die zijnen<br />
hals had geëischt, en zijn einde gezien. Want<br />
t'huis komende , viel "hij ftraks van ontlteltenisfe ,<br />
uit verwondering en naberouw, in groote krankheid<br />
, naar ziel en ligchaam, gedurig roepende :<br />
Och SIMON ! SIMON ! De Monniken zochten zijn<br />
gemoed te vrede te ftellen, maar al hunne vertroosting<br />
vond bij hem geen vat; ook nam de ziekte in<br />
het kort de overhand, en hij eindigde in die vertwijfeling<br />
zijne dagen.<br />
In het jaar 1554 den 2often April, werd GELEYN<br />
DE MEULERE , gezegd KAAN , Schoolmeester van<br />
Vlaamfche leerkinderen tot Oudenaarden, van Ketterij<br />
berucht, omdat hij zich naarftig in de Schrift<br />
had geoefend , gevangen en voor PIETER TITEL<br />
M A N , den Deken te Ronfen, als Inquipteur van<br />
Vlaanderen, te regt gefteld. Deze man, eene vrouw<br />
en vijf kleine kinderkens hebbende, was ten hoogfte<br />
benaauwd. Hij beproefde dus, om zich door middel<br />
van regten te redden, maar de Inquifiteur eischte,<br />
ja bezwoer hem eindelijk, dat hij hem op zijne<br />
vragen zou antwoorden, gebruikende daar toe de<br />
woorden van den Zaligmaker Matth. X. 32. Mark.<br />
VIII. 38. en van PETRUS I Pelt: III. 15. en begeerende<br />
op ftond rekenfchap van zijn geloof. En<br />
nu ftreek de vorige beklemdheid op eenmaal den<br />
G 4 School-
na C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
Verkeerde<br />
ijver<br />
van fommig^n.<br />
ïo4 K E R K E L I J K E<br />
Schoolmeester van het hart, de liefde voor zijn?<br />
vrouw en kinderen week voor de krachtige beweging<br />
zijner ziel, die hem bij zich zei ven deed zeggen:<br />
„ O mijn God, het is nu tijd, fta mij bij,<br />
,, naar uwe belofte!" Toen keerde bij zich, vol<br />
moeds, tot den Kettermeester, met deze woorden:<br />
„ Vraag nu, wat gij wilt, ik zal u rondelijk ant-<br />
„ woorden, hetgeen mij Gods geest zal ingeven te<br />
,, fpreken, en niets verzwijgen." Ook leidde hij,<br />
ondervraagd zijnde, met alle vrijmoedigheid , eene<br />
belijdenis af van zijn geloof. Men zocht hem tot<br />
herroeping te verleiden, door de belofte van dan<br />
tot zijne vrouw en kinderen weder te zullen keeren,<br />
doch zijn eindelijk antwoord was: ,, Ik zou dat<br />
„ wel doen, zoo het niet tegen God en mijn ge-<br />
„ weten flreed. En daarom zal ik, noch om vrouw,<br />
„ noch om kinderen, noch om eenig fchepfel ter<br />
„ wereld, mijne religie, welke ik wete, waarachtig<br />
,, te wezen, verlaten; zoo lang mij God met zijne<br />
„ genade bijfiaat." Hij bleef dan bij zijn geloof,<br />
werd door den Inquifiteur verketterd, aan de wereldlijke<br />
Overheid overgeleverd, verworgd en verbrand<br />
(*).<br />
Met dit alles, gebeurde het nu en dan, dat een<br />
verkeerde ijver dezen en genen bezielde, die daar<br />
door zich zeiven in lijden bragt. Wij willen daar<br />
van één en ander voorbeeld bijbrengen. Te Gend<br />
werd veel gefproken van zekeren Monnik, van wien<br />
men zeide, dat hij, in zijne Predikatiën, geene hijge-<br />
(*) BEASDT Bladz, 3p5-3pj>*
GESCHIEDENIS. 105<br />
geloovigheden, maar Christelijke waarheid leerde. : ia C. G.<br />
Zekere OTTO VAN DER CATELYNE, Damastwerker<br />
[aan 517.<br />
ot 1552.<br />
van Genei, korts te voren ter zake van de Religie<br />
uit Engeland naar Oostfriesland gevlugt, en nu in<br />
zijne Vaderftad teruggekomen, vervoegt zich op<br />
eenen tijd in de Kerk, waar die Monnik toen<br />
predikte, en buiten OTTE'S verwachting beweerde,<br />
dat het Misbrood, door kracht der vijf woorden ,<br />
daar de Priester het mede heiligde, in CHRISTUS<br />
waarachtig ligchaam veranderde, en dienvolgens ,<br />
dat CHRISTUS daar ligchamelijk geëerd , aangebeden<br />
en gegeten werd. Na de Predikatie ligtte OTTE den<br />
hoed, en roept luidkeels, terwijl de Monnik nog<br />
op den ftoel Hond: ,, Hoor, mijn vriend , uw ge-<br />
„ heele fermoen firijdt tegen de Heilige Schrift;"<br />
zich aanbiedende, om de valschheid zijner Hellingen<br />
voor de ganfche vergadering te willen betoogen. De<br />
Monnik raadt hem, dat hij heen zou gaan. De ander<br />
komt nader bij, en zegt met nog grooter vurigheid:<br />
,, O gij valsch Profeet, die het volk wijs-<br />
„ maakt, dat het brood het ware ligchaam is van<br />
„ CHRISTUS den Heere, die, nadat hij voor ons<br />
,, had geleden, ten Hemel is gevaren!" Ondertusfchen<br />
rijst er eene groote beroerte onder het volk.<br />
Al wat er is, mannen en vrouwen, roepen : Ach<br />
vriend! wat wilt gij doen! Hij antwoordde met<br />
groote hevigheid: ,, Het zijn al te zamen valfche<br />
„ Profeten, die u verleiden. Gelooft hen niet."<br />
Door den drang van het volk raakt hij uit de Kerk.<br />
Men raadt hem, zich weg te maken. Hij weigert<br />
dit, en zegt: „ Hetgeen ik in het openbaar ge-<br />
G 5 « zegd
na C. G<br />
Jaarisi?.<br />
tot 1552.<br />
106 K E R K E L I J K E<br />
„ zegd heb, ftaat wel te overwegen." Daar op<br />
gaat hij voort, doch werd ftraks gevangen en eer<br />
lang den 27ften April des jaars 1555 aan eenen ftaak<br />
verworgd, geblaakt, en eindelijk aan de galg ge<br />
hangen , omtrent het dertigfte jaar van zijnen ou<br />
derdom.<br />
Een ander, BERTRAND LE BLAS, Fluweeltrijp-<br />
werker van Doornik, begeeft zich op Kersdag van<br />
dat jaar, naar de Vrouwekerk, de Hoofdkerk der<br />
ftad, en rukt den Priester, toen dezelve in de Mis<br />
het zoogenoemde Sacrament ophief, het geheiligd<br />
brood uit de handen, roepende met luider ftemme:<br />
„ Meent gij, misleide menfchen , dat dit JEZUS<br />
„ CHRISTUS, de ware God en Zaligmaker, is?"<br />
„ Ziet," voer hij voort, terwijl hij het tusfehen<br />
djne handen aan ftukken brak, het ter aarde wierp,<br />
:n met zijn' regtervoet vertrapte: „ Dit is, om de<br />
„ eere Gods te kennen te geven, en te vertoonen,<br />
„ dat dit geene magt heeft." Deze daad, op zul<br />
] ten dag, en hoogtijd, bragt zulke verwondering en<br />
"chrik onder het volk, dat BERTRAND zich ligtelijk<br />
i n die gemeene ontfteltenis zou hebben kunnen ber<br />
den; maar hij week niet éénen voet, en werd daar<br />
1 >p aangegrepen. In de gevangenis werd hij ver-<br />
I chrikkelijk gepijnigd, om zijne medelanders te ontlekken.<br />
Dan hij noemde niemand. Den a8flen van<br />
t 'ie maand werd een ijsfelijk vonnis aan hem vol-<br />
1 rokken. Men fleepte hem op eene horde, den<br />
1 nond met een ijzer gefloten, naar de markt. Daar<br />
verd zijne regterhand en voet tusfehen twee gloei<br />
ende ijzers, vol fcherpe punten, gekneld en ge-<br />
j<br />
fchroeid ,
GESCHIEDENIS. 107<br />
fchroeid, tot dat zij hare gedaante verloren en Hom na C. G,<br />
pen werden. Men tornde hem de tong uit den Jaarisi/.<br />
tot 1552.<br />
hals, en, omdat hij echter, met het gekrijsch en<br />
geluid, hetwelk hij Haan kon, tot God riep, werd<br />
zijn mond weder gefloten. Vervolgens bond men<br />
zijne handen en voeten ruggelings aan malkanderen,<br />
en het midden zijns ligchaams in de keten van eene 1<br />
wip, en zoo werd hij, in het gewigt hangende, op<br />
en neder getrokken over een klein vuur, tot dat hij<br />
geroost en gebraden, na het bewijs van ongeloofelijke<br />
hardvochtigheid , in het uitflaan van zulk een<br />
lijden, den geest gaf. Zijne asfche werd, toen hem<br />
de vlam verteerd had, in de Schelde geworpen (*).<br />
Omtrent dezen tijd gaf ANASTASIUS VELUANUS,<br />
of van de Feluwe, dus naar den oord genoemd ,<br />
waar hij een gedeelte van zijn leven had doorgebragt,<br />
zijnde Pastoor geweest te Garder, een klein<br />
dorp op de Fel uw, anderhalf mijl van Harderwyk,<br />
een Boekje in het licht, onder den titel: Der Leeken<br />
Wegwijzer, of kort onderrigt van alle voorname<br />
punten des Christelijken Geloofs, met eene Voorrede<br />
aan de Ridderfchap, fleden en landfchap van<br />
het Vorflendom Gelder en Graaffchap Zutfen , en<br />
alle liefhebberen der Goddelijke waarheid. In deze<br />
Voorrede geeft hij een verhaal van hetgeen hem wegens<br />
zijn geloof was wedervaren. Na omtrent zes<br />
jaren te Garder gepredikt te hebben , werd hij in<br />
het jaar 1550 gevangen binnen Arnhem gevoerd ,<br />
en daar door hevige bedreigingen tot het herroepen<br />
(*) GERDES pag. 252. BRANDT Bladz. 463.<br />
van<br />
ANASTA<br />
SIUS VE<br />
LUANUS.
10S K E R K E L I J K E<br />
na C. G. van zijn geloof gedrongen. Zijne voornaamfte vij<br />
Jaarisi7.<br />
anden<br />
tot 1552.<br />
waren FRANCISCUS SONNIUS en JAN GRU<br />
WEL. Men had twee fchriften bij hem gevonden ,<br />
in het déne waren zijne fermoenen gefchreven ; het<br />
andere was van gelijken inhoud als de Wegwijzer,<br />
dien hij nu in het licht gaf, benevens een beklag<br />
over den gevangen Keurvorst van Sakfen, en den<br />
Landgraaf FILIPS van Hesfen, en het afzetten van<br />
HERMAN VAN NIEUWENAAR , Aartsbisfchop van<br />
Keulen. Inzonderheid beklaagde hij het, dat de<br />
Keizer zich van den Paus zoo ellendig liet bedrie<br />
gen. Niettegenftaande zijne herroeping werd hij tot<br />
eene eeuwige gevangenis verwezen en den derden<br />
Februarij op een' toren van het Slot te Hattem ge<br />
bragt, waar SONNIUS en GRUWEL hem evenwel uit<br />
beloofden te zullen ontllaan, indien hij, in de ge<br />
vangenis, zoo veel voor den Paus wilde fchrijven,<br />
als hij tegen denzelven gefchreven had , waar toe<br />
hem vergund werd, eenen Bijbel, eenige oude Doc<br />
toren, en pen en inkt te gebruiken. Omtrent twee<br />
jaren gezeten hebbende, werd hij in het jaar 1551<br />
in December ontflagen, onder borgtogt, dat hij niet<br />
van huis zou gaan. In dezen flaat hield SONNIUS<br />
hem nog anderhalf jaar, tot op den Pinkfierdag van<br />
het jaar 1553, wanneer hem toegelaten werd, van<br />
Hattem te fcheiden, met fcherp bevel, om binnen<br />
veertien naastvolgende dagen te Leuven te wezen ,<br />
en zich daar drie jaren in de Pausfelijke Theologie<br />
te oefenen. Kost en kleederen moest hij zoeken<br />
met Misfen en Koorzang, gelijk hij uit opengebro-<br />
kene Brieven, hem aan de Leuven/ene Theologanten<br />
me-
GESCHIEDENIS. ie 9<br />
medegegeven, vernam. Hij kwam te Leuven, doch na C. G.<br />
bleef daar flechts drie dagen, zonder iemand der Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Theologanten te fpreken. Van hier begaf hij zich<br />
naar Straatsburg, alwaar hij den Wegwijzer fchreef<br />
met een oogmerk , om de verloochening van zijn<br />
geloof, waar door zijn geweten bezwaard was,<br />
door eene openbare belijdenis van hetzelve in eenigerlei<br />
wijze te beteren. Ook bidt hij ootmoediglijk<br />
allen, die bij zijn ongeluk, (zoo noemt hij zijne<br />
herroeping, ) geweest waren, of daar van gehoord<br />
hadden, hem dat om JEZUS wille te vergeven , en<br />
zijnen arbeid Christelijk te verflaan. Ik hope, voegt<br />
hij er bij, voortaan met Gods hulpe ftandvastig bij<br />
de waarheid te blijven, en bid de Pastoren, dat<br />
zij hunnen dienst naarftiglijk bedenken, en dat zij<br />
zich des gevaarlijken wederroepens hoeden (*).<br />
Zonderling was het, dat, onder zoo zware vervolging,<br />
als hier te lande plaats had tegen allen ,<br />
die op eenige wijze de Hervorming zochten en begunfligden,<br />
aan de Hoogduitfche krijgslieden, die,<br />
uit hoofde van den oorlog met HENDRIK II, Koning<br />
vnn Frankryk, in de Nederlanden dienden ,<br />
en Luthersgezind waren, toegelaten werd, hunne<br />
eigen Predikanten te hebben, zoo wel in het leger<br />
als in de bezettingen der fteden. Deze verkondigden<br />
aan een ieder, die bij hen kwam en met hen<br />
verkeerde, het woord van God, en oefenden hunne<br />
Re-<br />
(*) GERDES p. 11%, 219. BRANDT Blüd.Z. 4'8. V 'Igg.<br />
welke lantfte Bladz. 412. uittrekfels uit dit werkje me<br />
dedeelt. <br />
Hoog<br />
duitfche<br />
foldaten<br />
genieten<br />
vrijheid<br />
van Godsdienst.
no K E R K E L I J K E<br />
sa C. G. Religie, zonder van iemand bedrad te worden. Dit<br />
Jaari5ir.<br />
gefchiedde nog, in het jaar 1554, te Antwerpen.<br />
tot 1552.<br />
onder het Regiment van LAZARUS SWEND , zoo<br />
veel maanden lang, als hetzelve met Koningin MA<br />
RIA daar was. In welken tijd den Duitfchers verlof<br />
werd gegeven, om in de vasten vleesch te koopen<br />
en te eten. Dus ftond den vreemden vrij, hetgeen<br />
den ingezetenen den hals kostte (*).<br />
Verftroo- Wij hebben boven (f) gefproken van de gemeenijing<br />
der<br />
te van vreemdelingen, die te Londen eene fchuil-<br />
gemeente<br />
in Engeplaats zochten tegen de vervolgingen, die hen in<br />
land. hun vaderland drukten. In het jaar 1548 kwam JO<br />
ANNES A LASCO , een Poolsch Edelman , die te<br />
Embden het Leeraarambt bekleedde , op verzoek<br />
van PETRUS MARTYR over, om deze gemeente te<br />
regelen en te beduren; in het volgende jaar keerde<br />
hij terug naar Embden, maar was kort daar na genoodzaakt<br />
, uit hoofde van de onlusten om het zoogenoemde<br />
Interim, Embden te verlaten , en zich<br />
weder naar Engeland te begeven , alwaar hij tot<br />
het jaar 1550, en het begin der regering van Koningin<br />
MARIA, het beduur der Kerk heeft waargenomen.<br />
Zeer werd deze gemeente begundigd door den<br />
Godvruchtigen Koning EDUARD VI, die haar eene<br />
Kerk en de openlijke oefening van haren eeredienst<br />
naar hare eigene indellingen vergunde. Zij werd<br />
bediend door vier Leeraren , GUALTERUS DELOE-<br />
(*) GERDES p. 239. BRANDT Bfadz, 299 > 4OO.<br />
(f) Bladz. 92.<br />
NUS ,
GESCHIEDENIS. 171<br />
JVÜS, MARTINUS MICRONIUS , FRANCISCUS RIVE- na C. G.<br />
RIUS, en RICHARDUS GALLUS, JOANNES A LASCO<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552*<br />
was Superintendent, en had tot zijnen getrouwen<br />
medehelper als Ouderling JOANNES UTENHOVEN ,<br />
die ten gebruike dezer gemeente de Pfalmen van<br />
David in het Nederduitsch berijmde en op Muzijknoten<br />
ftelde, tot openbaar gebruik in de vergadering.<br />
Zoo bloeijende was de ftaat dezer gemeente,<br />
dat men binnen kort meer dan 3 of 4000 ledematen<br />
derzelve telde.<br />
Doch de ongelukkige dood van Koning EDUARD<br />
VI in het jaar 1553 bragt eene geheele omwenteling<br />
van dezen voorfpoed en eene verftrooijing der gemeente<br />
te weeg. De vervolging, door Koningin<br />
MARIA aangerigt, noopte een aantal van de leden<br />
dezer gemeente, Engeland te verlaten, en zich naar<br />
Denemarken in te fchepen. Zij gingen, ten getale<br />
van omtrent 173 menfchen, meest Nederlanders en<br />
Franfchen, den i 7den September in zee. Na veel<br />
fukkelens kwamen zij in het holfte van den winter<br />
in Denemarken aan, doch hier vonden zij geen<br />
broederlijk onthaal, zoo groot was de haat en partijfchap<br />
tusfehen Broederen te dezen tijde, door de<br />
verkeerde drift der Lutherfche Godgeleerden ! hun<br />
werd zelfs geweigerd, in Denemarken te overwinteren,<br />
zoodat de vlugtelingen zich weder op eene onveilige<br />
zee begeven moesten, den fteven wendende<br />
naar Duitschland, alwaar zij bij die van Rostok,<br />
Wismar, Luhek en Hamburg geen gunftiger onthaal<br />
of gastvrijheid vonden , voornamelijk door het<br />
aandrijven van JOACHIM WESTPHALUS , een' Ham-<br />
bur
na C. G. burger Godgeleerde, een' man van ftrengen en ofi«'<br />
Jaari5i7. buigzamen aard, die gewoon was, de genen , die<br />
tot 1552.<br />
in Engeland ter zake van het geloof leden , ( fchandelijk<br />
en onchristelijk!) Martelaren van den Duivel<br />
te noemen.<br />
Keizer<br />
KAREL V<br />
draagt de<br />
Nederlanden<br />
over<br />
aan zijnen<br />
Zoon<br />
FILIl'S II.<br />
Plakaten<br />
vernieuwd.Vervolging.<br />
312 K E R K E L I J K E<br />
Eindelijk zochten en vonden ook de vlugtelingen<br />
in het jaar 1554 eene veilige fchuilplaats in Oostfriesland<br />
en te Embden, alwaar zij met alle gastvrijheid<br />
ontvangen werden, terwijl fommigen zich<br />
verder naar Frankfort, anderen naar Dantzig, naar<br />
Wezel en elders heen begaven (*).<br />
Ondertusfchen kregen de Nederlanders eenen anderen<br />
Heer, alzoo Keizer KAREL V in October des<br />
jaars 1555 afftand deed van deze landen, en dezelve<br />
overdroeg op zijnen Zoon FILIPS II. van dezen<br />
naam. Tevens nam vrouw MARIA , Koningin weduwe<br />
van Hongaryen, haar affcheid van de Staten,<br />
in wier plaats EMANUEL FILIBERT, Hertog van<br />
Savoye, als Landvoogd, door Koning FILIPS werd<br />
aangefteld (f).<br />
Eene der eerfte zorgen van den nieuwen Landsheer<br />
was, de Plakaten, op het ftuk van den Godsdienst<br />
, door zijnen Vader uitgegeven , te vernieuwen<br />
en te bevestigen, door een Plakaat, geteekend<br />
den 2often Augustus des jaars 1556, ja reeds voor<br />
(*) GERDES pag. 216', 238.<br />
(t) Wij hebben nopens den afftand van Keizer KA<br />
REL V het één en ander aangeteekend Kerk. Gefch. XX<br />
Deel, Bladz. 268. volgg. men voege hier bij GERDE*<br />
p. 246. BRANDT Bladz. 246, 497. volgg.<br />
het
G E S C H I E D E N I S . 11 \<br />
, het einde des voorgaanden Jaars 1555 , den aSftei 1 na C. G.<br />
November, had hij het Berigtfchrift, in het jaa: • Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
1550 door Keizer KAREL aan de Inquifiteurs gege<br />
ven, vernieuwd ; en wel op die wijze, dat, ir 1<br />
plaats van den heimelijken last, dien zij te vorer<br />
hadden, nu aan de Officieren en Regteren, bij de<br />
opene Brieven van het Plakaat, weêr bevolen werd.<br />
de voorzerde Inquifiteurs, in het uitvoeren van hunnen<br />
last, bij te ftaan en te helpen. Doch die van<br />
Antwerpen wezen, om deze reden, de afkondiging<br />
van dit Plakaat van de hand, gelijk het ook, kort<br />
daar na, op 's Konings last, in Braband wederom<br />
ingetrokken werd (*). Ook vindt men, dat de<br />
Friezen zwarigheid gemaakt hebben, om dit Plakaat<br />
af te kondigen , gelijk dan ook de Koning hun eene<br />
verzachtende verklaring van het Plakaat deed toekomen<br />
(f).<br />
Middelerwijl ontbrak het der Vervolging aan geeMerkne ftoffe om te woeden. Merkwaardig is onder vele waardig<br />
lijden van<br />
andere voorbeelden, het lijden en de dood van ze<br />
R03ERT<br />
keren ROBERT OQUIER, met zijne huisvrouw en OQUIER,<br />
twee zonen. Te Rysfel, eene niet onaanzienlijke met zijne<br />
vrouw en<br />
ftad in Vlaanderen , begonnen de Minderbroeders twee zo<br />
den Wethouderen op den Predikftoel te last te legnen.gen, dat zij te flap waren, en de Ketterfche vergaderingen<br />
, die dagelijks toenamen, door de vingeren<br />
zagen. Daar over viel men dan op zekeren avond<br />
in<br />
(*) BRANDT Bfodz. 450, 4 5I. WAGENAAR fW. ' Bifiy<br />
VI Deel, Bladz. 8.<br />
(t) GERDES pag. 250 , 2 5t.<br />
HERV. III.
114 K E R K E L I J K E<br />
na C. G in het huis van dezen ROBERT OQUIER , een voor<br />
jaansi?. naam lid der heimelijke gemeente; men doorzocht<br />
tot 1552.<br />
het huis, en vond eenige verbodene Boeken. De<br />
oudfte zoon, BOUDEWYN, dien men vooral zocht,<br />
was niet te huis , doch ondertusfchen aankloppende,<br />
werd hij, nevens zijnen vader, moeder en broeder<br />
gevangen. Zij gedroegen zich ftandvastig ,. en<br />
beantwoordden , verhoord wordende, de vragen ,<br />
die hun gedaan werden , met alle vrijmoedigheid.<br />
Eén der VVethouderen vraagde: Wat werd er in<br />
uwe vergaderingen gedaan ? waar op de oudfte zoon<br />
BOUDEWYN het woord nam, en zeide: ,, Ik zal<br />
„ het u miine Heeren , als het u belieft, in het<br />
„ breede verhalen." Verlof hebbende, om te fpreken,<br />
ving hij aan: „ Wanneer wij daar vergaderd<br />
„ zijn, in den naam des Heere, om zijn heilig<br />
„ woord te hooren, dan vallen wij allen gelijkelijk<br />
„ op onze knieën ter aarde, en belijden in demoe-<br />
„ digheid des harten onze zonden voor de hooge<br />
Majefteit Gods. Daar na bidden wij al te za-<br />
,, men, dat Gods woord toch regt verkondigd, en<br />
„ zuiver gepredikt worde. Wij bidden ook voor<br />
,, onzen Heere , den Keizer, en voor al zijnen<br />
„ Raad, opdat het Gemeenebest in vrede, en ter<br />
„ eere Gods geregeerd worde. En gij, mijne Hee-<br />
„ ren, wordt er ook niet vergeten, als onze Over-<br />
„ heden, den goeden God voor u biddende en voor<br />
„ de ganfche ftad, ten einde hij u in het goede<br />
„ handhave. Dunkt het u, dat wij, met dus te<br />
„ vergaderen, zulk eene groote misdaad begingen?<br />
„ Bovendien ben ik bereid, belieft het u, deze ge-<br />
„ be-
G E S C H I E D E N I S . 115<br />
n beden zelve te hooren , die voor u op te zeg-na<br />
C. G.<br />
,, gen." Eenige gaven met gebaar en teekenen te Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
kennen, dat hij het doen zou. Daar op boog hij<br />
zich bij hen neder, en ftortte zijn gebed met zulken<br />
hartelijken ijver, vurigheid des geestes, en diepe<br />
beweging, dat eenigen der Regteren de tranen uit<br />
de oogen vloeiden. „En dit zijn," fprak hij, toen<br />
opftaande, ,, de dingen, die in onze vergaderin-<br />
„ gen omgingen." Zoo beleden eens de oude Christenen<br />
hetzelfde van hunne Godsdienftige vergaderingen<br />
voor de Heidenfche Regters (*). Men bragt<br />
den vader en zoon vervolgens op de pijnbank, om<br />
te ontdekken, wie aan hun huis verkeerd hadden ,<br />
doch zij noemden niemasd, behalve eenigen, die<br />
bekend of ontvlugt waren. Binnen vier dagen ver<br />
wees men ROBERT en zijnen zoon BOUDEWYN ten<br />
vure.<br />
Ter dood zullende gaan, werd de vader van de<br />
Monniken geraden, dat hij ten minfte een gekruist<br />
Christusbeeld in de hand zou nemen, en met één<br />
bonden zij het hem in de handen; daar BOUDEWYN<br />
het weder uitrukte, roepende: „ Mijn vader, wat<br />
„ doet gij? Zult gij een Afgodendienaar wezen in<br />
„ uw laatfte uur?" „ Dat het volk," voegde hij<br />
er bij, het beeld wegwerpende , ,, zich aan ons<br />
„ niet ergere, omdat wij geen' CHRISTUS van hout<br />
begeeren; want wij dragen JEZUS CHRISTUS ,<br />
„ den Zoon des levenden Gods, in onze harten ,<br />
„ en wij gevoelen zijn heilig woord, gefchreven in<br />
(*) FUWIUS Epist. Libr. X. Ep. 56.<br />
H 2<br />
„ het
n& C. G. „ het ciiepfte van onze gemoederen, met gulden Iet-<br />
tot 1552.<br />
116 K E R K E L I J K E<br />
,, teren." Op het fchavot gekomen , verzocht hij<br />
zijne Geloofsbelijdenisfe te mogen doen, ten aanhooren<br />
van het volk. Maar het was: ,, Zie daar uw'<br />
Biechtvader, hebt gij wat te belijden , belijd het<br />
hem." Met dat woord trok men hem naar den Haak.<br />
Daar begon hij ftraks den XVIden Pfalm te zingen,<br />
en een Minderbroeder te roepen: „Hoort de fnoo-<br />
„ de dwalingen, die zij zingen , om het volk te<br />
„ bedriegen." Z^gt gij," voer hem BOUDEWYN<br />
daar op in : „ dat de Pfalmen van den Profeet<br />
„ DAVID dwalingen zijn? Maar het is uwe oude<br />
„ gewoonte, den Heiligen Geest dus te lasteren!"<br />
Tot zijn' vader riep hij, zich naar hem omkeerende:<br />
„ Zijt goeds moeds, mijn vader, het zal haast<br />
,, gedaan zijn." In het vastmaken, zeide de oude<br />
man tot den beul, want die floeg hem met een' hamer<br />
op de voeten, om die nader aan den paal te<br />
brengen: ,, Mijn vriend, gij kwelt mij; waarom<br />
,, handelt gij mij zoo hard?" Een Monnik, dit<br />
hoorende, viel daar op uit: „ O die booswich-<br />
,, ten! zij willen den naam van Martelaren dragen,<br />
„ en, wanneer men ze wat oneffen aanraakt, dan<br />
„ krijten zij , als of men ze vermoordde." —<br />
Meent gij," dus liet zich de zoon toen hooren:<br />
,, dat wij de pijn of den dood vreezen? gansch<br />
„ niet: Hadden wij dien gevreesd, wij zouden on-<br />
„ ze ligchamen tot dezen fmadelijken dood nooit<br />
„ hebben overgegeven." Tot verfcheidene malen herhaalde<br />
hij deze woorden: ,, O God, eeuwige Va-<br />
„ der, laat toch de offerande onzer ligchamen u<br />
„ aan-
G E S C H I E D E N I S . n ?<br />
„ aangenaam zijn, in den naam van uwen welbe- na C. G.<br />
minden Zoon!" ,, Booswicht, gij liegt," borst Jaansi7.<br />
tor 1552.<br />
daar zekere Minderbroeder op uit : ,, het is uw<br />
„ Vader niet, gij hebt den Duivel tot uwen vader."<br />
In dezen ftrjid hief de jongeling zijne oogen ter hemel,<br />
en keerde zich tot ROBERT zijnen vader met<br />
deze woorden: „ Zie mijn vader, ik zie de he-<br />
„ melen geopend, en tienhonderd duizendmaal dui-<br />
„ zend Engelen hier rondom ons, zich verblijdende<br />
„ over de belijdenisfe der waarheid, welke wij voor<br />
„ de wereld gedaan hebben. Laat ons dan ons<br />
•„ zeiven verheugen, mijn vader, want Gods heer-<br />
„ lijkheid ftaat voor ons open." Eén van de Monniken<br />
fchreeuwde daar tegen aan: ,, Ik zie de hel<br />
,, geopend, en hier zoo vele duizend Duivelen te-<br />
',, genwoordig, om u ter helle te • voeren." En te<br />
gelijk riep er iemand van de omflanders met luider<br />
ftemme: „ Houd moed, BOUDEWYN! houd u vro-<br />
,, melijk! uwe zaak is goed! ik ben van de uwe!"<br />
Dit gezegd hebbende , maakte hij zich weg, en<br />
ontkwam het; niettegenftaande de fiadswachten,<br />
dienaars en gezworenen in het geweer, en bij der<br />
hand waren. In het midden van de vlam, ja zelfs<br />
toen het vuur hen van onderen meest verteerd had,<br />
hoorden de omftaanders hen nog tegen malkanderen<br />
fpreken, en hoe de zoon den vader moed infprak,<br />
tot dat zij den geest gaven. Daar zijn nog Brieven,<br />
door den zoon BOUDEWYN in de gevangenis<br />
aan de verdrukte gemeente te Rysfel gefchreven, in<br />
welke hij haar bemoedigde, tegen valfche Leeraars<br />
wairfchuwde, en haar de gerustheid van zijn geil<br />
3 moed
JiS K E R K E L I J K E<br />
na C. G. moed te kennen gaf. Dergelijke Brieven fchreef ook<br />
JaariSi/ de jongfte broeder MARTEN OQUJER.<br />
tot 1552.<br />
De moeder JOANNA liet zich eerst door de Monniken<br />
tot wederroeping van haar gevoelen bewegen ,<br />
en zocht ook haren zoon MARTEN om te zetten:<br />
maar deze riep, toen zij bij hem kwam, al fchreijende:<br />
,, Ach moeder, wat hebt gij gedaan! hebt<br />
„ gij den Zone Gods, die u vrijgekocht heeft,<br />
,, verloochend? Eilaas! wat heeft hij u gedaan,<br />
,, dat gij hem zoo hebt ontëerd en verongelijkt ?<br />
Nu treft mij het ongeluk, dat ik meest vreesde.<br />
„ O mijn God! waarom hebt gij mij dit laten beleven,<br />
dat mijn hart doorfnijdt ?" Deze woorden<br />
troffen het gemoed van de moeder, die, tot<br />
zich zelve komende, haren val met tranen beleed,<br />
en haren Schepper te voet viel. ,, O goede God,"<br />
riep zij, zoo luid als haar zoon: ,, zijt mij gena-<br />
„ dig, bedek mijne misdaden onder de verdienften<br />
,, van uwen Zoon. Geef mij krachten , om mijne<br />
„ eerfte belijdenisfe te bevestigen , en verflerk mij<br />
„ tot den laatften fnik mijnes levens!" en tot de<br />
Monniken, die daar na bij haar kwamen: „ Weg<br />
„ Satans, gaat van hier , want aan mij hebt gij<br />
,, nu niet meer. Ik wil mijne eerfte belijdenisfe<br />
,, onderteek^nen, is het niet met inkt, het zij dan<br />
„ met mijn bloed." Sedert droeg dit zwakke vat<br />
zich zoo mannelijk, als haar zoon, die zich noch<br />
door bedreigingen, noch door beloften liet te rug<br />
trekken. Als hij op het fchavot begon te fpreken,<br />
zeide de moeder: „ MARTEN, fpreek luide, opdat<br />
men verftaan mag, dat wij geene Ketters zijn."<br />
1<br />
Maar
GESCHIEDENIS. 119<br />
Maar men wilde niet gedoogen, dat hij zijn geloof na C. G.<br />
voor het volk beleed. Dit bewoog haar, terwijl faari5i7.<br />
tot 1552.<br />
men haar aan den paal bond, om tot de omftanders<br />
re zeggen: ,, Wij zijn Christenen: en dat wij<br />
„ lijden, gefchiedt niet om moord of diefte; maar<br />
„ omdat wij niet anders gelooven willen, dan het<br />
„ woord Gods." Dus verdroegen zij, hunne zielen<br />
den Heere JEZUS aanbevelende , den dood des<br />
vuurs, omtrent acht dagen na het verbranden van<br />
ROBERT en BOUDEWYN OGUIER (*).<br />
Het volgende geval is merkwaardig. In de BeMerkverwyk, in Holland, werd zekere Bakker, AUGUS- waardigegebeurte<br />
1 YN genaamd, ten vure verwezen. Deze zag, ter nis.<br />
dood gaande, iemand van zijne bekenden, dien hij,<br />
zijn affcheid van hem nemende, Gode beval. De<br />
ander riep hem vriendelijk toe: ,, Ik hoop, dat wij<br />
,, hier namaals eeuwiglijk bij één zullen zijn." Zeker<br />
Burgemeester, zeer bitter en bloedgierig, die<br />
zich fomwijlen had laten ontvallen, „ dat hij wel<br />
„ turf en hout zou willen geven, om dezen Bak-<br />
„ ker te verbranden," hoorde dien wensch, en<br />
Voer daar tegen uit met deze woorden: ,, Hij zal<br />
„ niet komen, .daar gij zult komen, maar gaat van<br />
„ dit in het eeuwige vuur." Op dit onbarmhartig<br />
oordeel, verdaagde hem AUGUSTYN binnen drie dagen<br />
voor Gods gerigt. Zeker eene verfchrikkelijke<br />
daging. De Bakker, op een ladder gebonden , en<br />
zoo in het vuur geworpen, had, zoo wordt verhaald<br />
, den geest zoo haast niet gegeven , of de<br />
Bur-<br />
(*) BRANDT Bladz. 452-460. GERDES pag. 253-255.<br />
H 4
»a C. ( i Burgemeester werd bevangen met eene razende ziek-<br />
Jaarisi<br />
[ te, die hem, niet roepende dan turf en hout, turf<br />
tot 155:<br />
en hout, binnen den derden dag tot een lijk maak<br />
Berigt<br />
van de<br />
gevangenis<br />
en<br />
dood van<br />
ANGELUS<br />
MERULA.<br />
120 K E R K E L I J K E<br />
te (*).<br />
CAROLUS RKGIUS, of DE KONING, voor dezen<br />
Karmeliter Monnik te Gend, die van de Roomfche<br />
Kerk geweken, zich eenigen tijd in Engeland ont<br />
houden , de uitlegging van JAN BALE over de Open<br />
baring, en de Historie van FRANCISCUS SPIRA, in<br />
het Nederduitsch had overgezet, en federt, wegens<br />
de .vervolging van Koningin MARIA, naar Emhden<br />
was gevlugt, geraakte kort daar na, in het jaar<br />
-557 •> daar hij zijne geloofsgenooten in Brahand<br />
en Vlaanderen bezocht en verfterkte, te Brugge in<br />
hechtenis, daar hem het geestelijk geregt, na veel<br />
aanvechting, onder anderen door de belofte van een<br />
rijk Kanoniekaat, welke hij kloekelijk wederftond,<br />
eindelijk heeft verketterd, ontwijd, en aan de we<br />
reldlijke Vierfchaar overgeleverd, die hem ten vure<br />
doemde, welken dood hij den 27(101 April met ge<br />
duld en kloekmoedigheid uitftond (f).<br />
Wij moeten niet voorbijgaan, hier te befchrijven<br />
de mishandelingen en het geweld , aan ANGELUS<br />
MERULA of ENGEL WILLEMSZ. VAN MERLE aange<br />
daan, en het merkwaardig uiteinde van dezen waar-<br />
digen man, hetwelk ook onze Vaderlandfche Ge-<br />
fchiedfchiijver WAGENAAR belangrijk genoeg geoor<br />
deeld heeft, in zijne Vaderlandfche Hifiorie aan<br />
(*) BRANDT Bladz. 461.<br />
(tj GERDES p. 202, ft-fS* BRANDT Bladz. 463,<br />
te
GESCHIEDENIS. i«<br />
te teekenen (*). Deze ANGELUS MERULA of EN na C. G.<br />
GEL WILLEMSZ. VAN MERLE , de Oudoom van Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
PAULUS MERULA , naderhand Profesfor in de Hidorien<br />
te Leyclen, die ook 'smans lotgevallen en laatfle<br />
einde befchreven heeft (f), was geboren in het<br />
jaar 1482, uit een deftig gedacht in den Briel, in<br />
het jaar. 1507 verkreeg hij te Parys den titel van<br />
Meester in de Konden, {Artium Magister,) en<br />
Licentiaat in de Theologie, en werd te Utrecht in<br />
het jaar 1511 in de Domkerk tot Priester gewijd,<br />
vierende in dat jaar zijne eerde Misfe te Briel in<br />
de Hoofdkerk. Hij werd vervolgens om zijne geleerdheid<br />
en Hoüandfche vroomheid door Heer jo-<br />
DOCUS of JOOST, Heere van Kruiningen, Heenvliet<br />
en Ilazerswoude, als Pastoor te Heenvliet beroepen.<br />
Ijverig zijnde in zijnen dienst, en te dien einde de<br />
Heilige Schriften naardig onderzoekende, begon hij<br />
fpoedig te merken, met hoe vele gebreken en dwalingen<br />
de Roomfche Kerk bezoedeld was. Hij gaf<br />
dit ook fomwijlen, als het pas gaf, doch met behoedzaamheid<br />
, te kennen, het ongeraden oordeelende,<br />
om, hetgeen hij met Gods woord drijdig vond,<br />
op eens en in één' oogenblik te veranderen. Eerst<br />
(*) V Deel, Bladz. 408.<br />
(f) De titel van dit werkje, hetwelk zeer zeldzaam<br />
voorkomt, is: Fidelis et fuccincta rerum adverfus An-<br />
ge/um Merulam tragice ante annos XLVII. per qnadri-<br />
ennium et quod excurrit, ab Inquifitoribus gestarum,<br />
commemoratio Auctore PAULO G. F. P. N. MERULA &C.<br />
L:igd. Batav. iö no. 4to.<br />
Hj<br />
in
na C. G<br />
J a<br />
a" S17.<br />
tot 1552<br />
K E R K E L IJ K E<br />
in het jaar 1555 beftond hij eenen aanvang ter verbetering<br />
te maken, door in het Misboek iet te veranderen,<br />
hetgeen de verdienden en het middelaarfchap<br />
der Heiligen raakte. Op deze wijze , voet<br />
voor voet gaande, droeg hij zijnen Toehoorderen ,<br />
ook den Heere VAN KRUININGEN, nu en dan verfcheidene<br />
leeringen, fomwijlen openlijk op den Predikftoel,<br />
fomwijlen in bijzondere gefprekken, voor<br />
he tegen het Pausdom aanliepen. Ook bragt hij te'<br />
Weeg, dat de Heer, die hem de hand boven het<br />
I ïoofd hield, fommige dingen in het Kerkelijke hervormde;<br />
en bij voorbeeld, het offeren aan zekere<br />
i keiden te Heenvliet verbood, als ook eenige bijge-<br />
] oovige ommegangen. Doch deze fleer overleden<br />
ijnde, vond de Pastoor bij deszelfs zoon JAN VAN<br />
2 :RUININGEN, de vorige gunst of vooriland niet,<br />
Izoo deze, anders zachtmoedig en mededogend van"<br />
1 ard, zich tegen de hevigheid der Kerkdijken niet<br />
v urfde verzetten. Heer ENGEL werd dus fpoedig<br />
d oor de Geestelijken ten Hove bedragen. Door eenen<br />
d ÏT Raadsheeren werd de zaak ter onderzoeking aanb<br />
;volen aan FRANCISCUS SONNIUS, den Onder-In-<br />
q iifiteur, die in het jaar 1553 te Heenvliet geko.<br />
rr en, onderzoek deed naar de verandering in het<br />
fv tisboek, des Pastoors boeken, papieren en fchrif-<br />
te n doorzocht, en over XVII punten befchuldigin-<br />
g< n vond, zamengeileld uit getuigenisfen van zijne<br />
T aehoorderen, te weten, dat hij geleerd had: Dat<br />
n in de Heiligen niet moest aanbidden, als welke<br />
or ze middelaars bij God niet zijn kunnen; dat men<br />
de Beelden niet moest vereeren of vertieren , of<br />
vvatcli-
G E S C H I E D E N I S . 123<br />
waschkaarfen voor dezelve ontfteken; dat geloften ia C. G.<br />
en bedevaarten nietigheden en beuzelingen waren, [aan 517.<br />
ot 1552.<br />
dat hij het offeren van vreemdelingen aan zekere<br />
Beelden in de Kerk te Heenvliet had verboden, als<br />
ook de plegtige omgangen, en dat hij door zijn prediken<br />
oorzaak was , dat er geene bedevaarten meer<br />
gefchiedden naar de Heilige CORNELIUS en LEO-<br />
NARD ; dat hij federt lang den lof der Lieve Vrouw,<br />
Salve Regina, had geweigerd te zingen; dat hij de<br />
verdienftelijkheid van onze goede werken loochende,<br />
en dat de voldoening een derde deel der boete zij;<br />
dat hij geleerd had, dat het beter was, tien Misfen<br />
dan cdr.e Preek te verzuimen; dat men niets gelooven<br />
moet, dan hetgeen in Gods woord en de Heil.<br />
Schriften bevat is, welke den menfchen geene bepaalde<br />
vastedagen of onderfcheid van fpijzen enz.<br />
voorfchrijven; dat geene geloften verbindende waren,<br />
buiten de Heilige Schrift; dat men de Monniken-Ordens<br />
niet moest achten; dat God alleenlijk<br />
den geest en het hart in den Godsdienst vordert;<br />
dat hij velen met Brieven vermaand had, om alle<br />
menfehelijke leeringen, regelen, inzettingen en plegtigheden<br />
te verwerpen. Eindelijk , dat hij beweerd<br />
had, dat geene Kerkelijke voorfchriften of overleveringen<br />
iets konden gelden, welke in de H. Schriften<br />
niet gevonden werden. Toen Heer ENGEL zich<br />
op deze befchuldigingen zoodanig verantwoordde,<br />
dat zijn befchuldiger geen vat op hem had, begeerde<br />
SONNIUS van hem fommige boekjes, in welke<br />
zijne Predikatiën met zijne eigene hand waren gefchreven.<br />
Eenigen rieden het overleveren af, om<br />
het
is4 K E R K E L I J K E<br />
Bl C. G . het gevaar dat er in (tak. Doch MERULA kon van<br />
Jaarisi;<br />
zijn opregt gemoed niet verkrijgen, dat hij zich zou<br />
tot 155!<br />
onttrekken. ,, Indien ik," fprak hij: ,, de din-<br />
„ gen, welke ik mijn volk geleerd heb, verberg,<br />
„ dan zal men mogelijk een gerucht uitdrooijen,<br />
„ als of ik de mijnen had bedrogen, of willen be»<br />
„ driegen. Hetgeen ik mij niet gefchaamd heb te<br />
,, prediken, zal ik mij niet fchamen, openbaar te<br />
„ maken." Hij liet dan zijne Predikatiën volgen.<br />
Onder eenen grooten hoop Boeken en Brieven ,<br />
welke SONNIUS daar na wegvoerde , vond hij het<br />
Boekje, genaamd Interim, met eenige aanteekenin-<br />
gen van MERULA tegen het Pausdom. Uit deze en<br />
de overigen vermenigvuldigden nu de punten van<br />
befchuldiging wel tot een getal van honderd en vijf<br />
tig. Hier over werd de Pastoor te Heenvliet in<br />
hechtenis genomen. Op al de befchuldigingen ant<br />
woordde hij ondertusfchen in het kort, bij gefchrif-<br />
te, verklarende, dat al hetgeen hij op het Boekje<br />
Interim had aangeteekend, niet drekte tot iemands<br />
fmaad, maar alleen tot onderzoek der waarheid, te<br />
meer, daar hij te dien tijd verdaan had, dat de Bis<br />
fchop van Utrecht, ja zelfs de Aartsbisfchop van<br />
Keulen wilden, en daar op drongen, ten einde hij ,<br />
van wegens Nederduitschland, het Concilie, het<br />
welk bedemd was, om te Trente bijeen te komen,<br />
nevens anderen, in tijd en wijle, zou bijwonen.<br />
fVliddelertijd zocht SONNIUS den Heer van Krui-<br />
vingen te bewegen , om toe te laten, dat men den<br />
gevangenen naar Utrecht zou vervoeren. De Heer<br />
weigerde zulks, maar dond ten laatde toe, ter be<br />
geer-
G E S C H I E D E N I S .<br />
fceérte van den Stadhouder, en op het goedvinden ia C. G.<br />
van het Hof, dat men den Pastoor, van zijnen we [aan 517.<br />
:ot 1552.<br />
ge, in den Haag op de Voorpootte zoude bewaren.<br />
In den Haag (telde SONNIUS , en daar na ook<br />
RUARD TAPPER, Grootinquifiteur van Nederland.<br />
zich tegen hem. Na eenige onderhandelingen verzocht<br />
SONNIUS het Hof, dat men den beklaagden<br />
naar Utrecht zou brengen, en de Heer VAN KRUI-<br />
NÏNGEN bewilligde daar in , maar ENGEL MERULA<br />
deed, door zijn Broeders Zoon WILLEM MERULA ,<br />
'een verzoekfchrift bij de Staten van Holland inleveren,<br />
dat hij in den Haag zich mogt verantwoorden,<br />
waar op de Staten zijne vervoering beletteden. Daar<br />
tegen hield SONNIUS de zaak flepende, ten einde<br />
den ouden man door het verdriet der langdurige<br />
gevangenis gedwee te maken, terwijl deze vergeefs<br />
aanhield om afdoening zijner zaak, of dat men hem<br />
onder borgtogt den Haag voor gevangenis mogt geven,<br />
te meer, omdat de winter genaakte, en hij,<br />
behalve zijn' ouderdom, met vele ziekten en kwalen<br />
werd bezocht.<br />
Eindelijk bragt men te wege, dat de Landvoogdesfe<br />
MARIA aan het Hof van Holland fchreef, dat<br />
men' de gevangenis van den ouden man verligren ,<br />
en hem door bewaarders in eene verzekerde plaats<br />
bewaren zou. Hij werd daar op in zeker Convent,<br />
de Proosdij van Middelburg genaamd, in het westeinde<br />
van den Haag gelegen, overgebragt, en daar<br />
eenige maanden in ruimer gevangenis gehouden. Ondertusfchen<br />
werd, door het. beleid van zijne partijen,<br />
zijne zaak van Koningin MARIA aan den Inquifiteur<br />
TAP
126 K E R K E L I J K E<br />
BSC G. TAPPER en eenige anderen aanbevolen, TAPPER.<br />
Jaari5i7. daar op in den Haag gekomen, verzwaarde terflond<br />
tot 1552.<br />
de gevangenis van den Pastoor weder. Ter begeerte<br />
van vrouw MARIA, benoemde echter het Hof<br />
twee Heeren uit den Raad, om de handelingen met<br />
den gevangenen bij te wonen, en toe te zien, dat<br />
men wegens zijne hardhoorigheid, geene bitterheid<br />
tegen hem bedrijven mogt. Echter werd de oude<br />
man gedwongen, om 108 artikelen, uit zijne papieren<br />
getrokken, op (taande voet met ja of neen te<br />
beantwoorden. Dit deed hij in den tijd van één<br />
uur, zonder eenige bedenking; en daar op verdedigde<br />
hij eene maand lang de hoofdflukken van zijn<br />
geloof, dikwijls in het bijzijn van den Stadhouder<br />
en de Raden van het Hof, tegen TAPPER en de zijnen,<br />
mondelijk en fchriftelijk, met onverwinnelijke<br />
welfprekendheid en wonderbare ftandvastigheid. Men<br />
gebruikte voorts allerhande kwellingen tegen den ouden<br />
man, weigerde hem affchriften van door hem<br />
overgeleverde antwoorden, welke hij verzocht, ter<br />
behulp van zijn geheugen. Als hij deswegens aan<br />
de Raadsbeeren klaagde , was het antwoord : dat<br />
zij van de Koningin alleen gelast waren, om getuigen<br />
te zijn van hetgeen er gebeurde, en dat zij geene<br />
Regters waren. Daar na bragt men hem uit de<br />
Proosdij weder in zijne oude gevangenis op de<br />
Voorpoort, en op al den woordenftrijd volgden bedreigingen<br />
des doods, om hem te doen wederroepen.<br />
Als die geene kracht hadden , zocht men hem<br />
door NIKLAAS VAN NIEUWLAND, (een Hollander<br />
van Egmond, die zich A NOVA TERRA noemde,)<br />
Naam-
G E S C H I E D E N I S . 127<br />
Naam-Bisfchop van Hebron, Suffragaan te Utrecht, na C. G.<br />
en toen Pastoor te Haarlem, met fchoonfpreken te Jaansi?tot<br />
1552.<br />
rug te trekken; doch Heer ENGEL verklaarde ook<br />
aan dezen, dat, fchoon hij had kunnen dwalen, en<br />
ook nog kon dwalen, zijn gemoed hem echter tot<br />
nog toe niet kon overtuigen, eenige doling of fcheuring<br />
onder het volk geflrooid te hebben, als ook,<br />
dat hij te geenen tijde van deze artikelen zou wijken:<br />
,, Dat men God alleen in den nood moest<br />
„ aanroepen en bidden ; CHRISTUS alleen houden<br />
„ voor den middelaar en voorfpraak; dat het eeren<br />
,, der Beelden ijdel, onnut, en onbehoorlijk was;<br />
„ dat de regtvaardigmaking alleen uit het geloof<br />
,, was, niet uit eenige werken; dat de verdienden<br />
„ van CHRISTUS lijden en derven de eenige voldoe-<br />
,, ning van alle onze zonden was."<br />
Ondertusfchen viel er iets voor, hetwelk de Inquifiteurs<br />
voor het hoofd floeg, en in grooten angst<br />
bragr. Het volk kwam van alle kanten uit andere<br />
fteden naar den Haag toefchieten, toen men meende,<br />
dat het vonnis geveld zou worden. De ganfche<br />
vergadering der Staten van Holland was bewogen<br />
met het ongeval en de ellende van den ouden<br />
man; ten aanzien van zijnen goeden naam, zijne<br />
uitnemende geleerdheid , wonderbare welfprekendheid<br />
, ongemeene vromigheid, en onuitputtelijke<br />
milddadigheid jegens de armen , die nu riepen :<br />
„ dat zij van hunnen vader, voorftander, bezor-<br />
„ ger, eenigen troost en noodhelper in al hunne<br />
,, armoede en troost, beroofd werden." Hij had,<br />
een man zijnde van groote middelen, onder anderen<br />
in
ia3 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. in de irad den Briel eenige woonplaatfcn voor bè-'<br />
Jaari5i7. hoeftigen gedicht. Men vreesde voor oproer. Al<br />
tot 1552<br />
les riep uit éénen mond, met name de Regtsgeleerden,<br />
dat het Hof in deze zaak , door de Kettermeesters,<br />
kracht en geweld gefchiedde; dat alle orde<br />
en dijl van regtspleging gebroken werd. Niettemin<br />
oordeelden anderen , dat nooit een Ketter in<br />
hunne handen viel , die den dood beter verdiend<br />
had; doch met dén moesten zij bekennen, dat zij<br />
hem niet zouden kunnen branden, zonder zich zeiven<br />
aan het grootde gevaar bloot te dellen. Nu<br />
bedachten zij eene valschheid, welke men niet zou<br />
geloofd hebben, dat in Christenen en in Godgeleerden<br />
mogelijk ware. De bovengemelde Bisfchop<br />
van Hebron viel den ouden man, toen deze op zekeren<br />
dag, meenende zijn vonnis te zullen hooren ,<br />
van de Voorpoort op de Raadkamer was gebragt,<br />
blootshoofds en met gevouwene handen te voet,<br />
hem met vleijende en aandoenelijke woorden fmeekende:<br />
dat hij zich zeiven zou behouden , betuigende,<br />
dat men het met hem in de hoofdzaken<br />
eens was, en dat het geheele verfchil alleen betrof<br />
eenige Kerkelijke gewoonten en plegtigheden, die<br />
middelmatig waren; hem biddende, dat hij in dezen<br />
zich met de Kerk en hare meening zou voegen en<br />
zulks te kennen geven, opdat er geen oproer onder<br />
het volk mogt ontdaan; dat hij, de gewigtige Geloofsartikelen<br />
ter zijde zettende, en in derzelver geheel<br />
latende, alleenlijk had te bekennen: dat hij<br />
fommige middelmatige punten, gewoonten en ceremoniën<br />
, die lang in gebruik waren geweest, wat<br />
on-
G E S C H I E D E N I S . ȣ<br />
onwijsfelijk en buitens tijds had willen affchaffen , ia C. ö.<br />
en dat hem dit leed deed. ,, Doe zoo en leef, gij [aar 1517.<br />
,, en wij met u," zeide de huichelaar. „ En inot<br />
1552.<br />
„ dien gij uwe confcientie daar door bezwaart, wij<br />
Hellen onze zielen voor den hoogften Regter te<br />
pande, dat die geftraft worden, en de uwe on-<br />
„ fchuldig blijve."<br />
MERULA, door deze aanfpraak bewogen, vraagde<br />
den Heer VAN ASSENDELFT, Prefident van den<br />
Raad, wat zijne Edelheid meende , dat men behoorde<br />
te doen? Deze antwoordde met korte woorden<br />
: Vraag het u zeiven van binnen, geen* ander<br />
van huiten. De Pastoor, door zijne hardhoorigheid<br />
hem niet wel verftaande, en zich fchamende,<br />
een' Heer van zoo groot een aanzien met meer<br />
vragens moeijelijk te vallen , duidde het antwoord<br />
tot zijn voordeel, en liet zich voorftaan, dat men<br />
den raad goedkeurde; te meer, omdat de Bisfchop<br />
luidkeels riep: Waarom hij nog twijfelde, dewijl<br />
de Hceren van het Hof den vooiflag toeftemden ?<br />
Hij liet zich dan leiden. Men bragt hem ftraks op<br />
de rolle, daar het volk, uit alle lieden van Holland<br />
en daar omtrent, bijeen was vergaderd. Doch nu<br />
las men niet de gemelde middelmatige punten, maar<br />
de hoofdartikelen, en dat zoo haastig en binnens<br />
monds, dat Heer ENGEL het niet verftaan kon, ten<br />
dele wegens zijne doofheid, ten deele, vermids eenigen,<br />
bij de Inquifiteurs daar toe opgemaakt, hem<br />
onder het lezen aan de praat hielden. Men las ook:<br />
,, Dat hij afzwoer en vervloekte alle Ketterij , zoo<br />
van LUTHER als andere; alle dwalingen, ftrijden-<br />
HERV. .III. I „ d»
l 5o K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ de met het regtzinnig geloof en de infielling def<br />
Jaari5i7. „ Roomfche Kerk ; geloofde al hetgene bij die Kerk'<br />
tot 1552.<br />
„ werd geloofd; beloofde met duren eede te zullen<br />
,, blijven in de waarheid en eenigheid van die Kerk:<br />
„ die daar tegen deden, waren, oordeelde hij, den<br />
,, eeuwigen vloek waardig. Daar in het toekomen-<br />
„ de iets tegen gevoelende of voortbrengende , zoo<br />
• onderwierp hij zich der Itrengheid der Canonieke<br />
„ regten. Verzocht, dat men God, wegens zijne<br />
„ dolingen , daar hij van afflond, voor hem bid-<br />
„ den zou. Die door hem verleid waren, bad hij<br />
„ om vergiffenis." — Na het lezen werd met luider<br />
ftem gevraagd, of hij, hetgeen er gelezen was,<br />
niet in dier voegen wederriep? Zijn antwoord was:<br />
Ja! niet denkende, dan op de middelmatige dingen,<br />
die naar zijn goeddunken en meening veranderd<br />
en verbeterd waren. Voor de onderteekening<br />
echter begeerde hij alles te lezen, maar de Kettermeesters<br />
riepen: „Men moest zich haasten, om<br />
het gerucht van het volk, en dat er nog meer ftond<br />
te doen." Terflond werd er eene wonderlijke verandering<br />
onder het volk befpeurd, de gunst en het<br />
medelijden verkeerde in ongunst, in toorn en vloeken.<br />
Den gevangenen trof de fchande, zijne vrienden<br />
de fchaamte.<br />
Toen volgde het vonnis, hetwelk zijne boeken en<br />
alle andere fchriften , naar Ketterij fmakende, ten<br />
vure doemde; hem afzette van zijne Pastorij en alle<br />
Kerkelijke bedieningen; belastte zijne afzweering en<br />
nieuwe belijdenis, binnen vijftien dagen, op een<br />
Zondag of ander Feest, van den Predikftoel in de<br />
Kerk
G E S C H I E D E N I S . 131<br />
Kerk te Heenvliet te doen afkondigen. Voorts werd na C. ÖÏ<br />
hij verwezen tot een' eeuwigen Kerker, om aldaar Jaar 1517.<br />
tot 155a»<br />
te brood en water van droefheid boete te doen* en<br />
zijne zonden te beweenen; bovendien in al de kosten<br />
der geregtshandeling, ter begrooting en befcheidenheid<br />
van den Inquifiteur RUARD. DUS verre bad<br />
de oude man nog geene achterdocht van eenig bedrog;<br />
maar weêr op de Voorpoort gebragt, en hoo-<br />
rende uit zijnen Neef WILLEM MERULA , hoe men<br />
hem had verfchalkt, en nu vast roem droeg op zijne<br />
wederroeping, zag hij de dubbelheid in het harte,<br />
en welke reden van ergernis den volke door den<br />
fchijn zijner onbettendigheid was gegeven. Dit,<br />
hoewel buiten zijn weten en tegen zijnen wil gefchied,<br />
bedroefde hem uitermate, zijn gemoed werd<br />
vol, en Hortte zich uit in deze klagte: ,, O mijn<br />
„ God, hoe bedriegelijk hebben die getabberde ach-<br />
„ terklappers en faamroovers met mij gehandeld !<br />
„ Scheen ik dan, die nu dus dénen voet al in het<br />
„ graf heb, en naar den loop der natuur half dood<br />
5, ben, den dood zoo gevreesd te hebben, dat uwé<br />
„ waarheid geweld is gefchied, en trouweloozelijk<br />
,, afgezworen! Dat zij verre van mij, allergenadig-<br />
„ fte Vader , zulks heb ik nooit gedacht, nooit<br />
kwam mij zulk een groot fchelmftuk in den zin,<br />
„ zulke raadflagen heb ik nooit aangegaan met de.<br />
„ vijanden uwer waarheid. O God, zij hebben mij<br />
„ deerlijk bedrogen, en uw volk misleid."<br />
Zijne treurigheid veroorzaakte hem fpoedig eeili<br />
krankheid, welke de Raden van het Hof bewoog ,<br />
dat zij hem, onder borgtogt van zijnen Neef, ert<br />
I a mét
13* K E R K E L I J K E<br />
naC. G. met goedvinden van den Bisfchop van Hebron, naar<br />
Jaari5i7. Delft lieten brengen, in het Klooster van St Mag-<br />
tot IS5J.<br />
dalena. Hier fchreef hij eene bondige wederlegging<br />
van het Kerkelijk vonnis, dat over hem gegaan was.<br />
Ondertusfchen was de Inquifiteur RUARD TAP<br />
PER , die thans naar Leuven gekeerd was, bedacht,<br />
om Heer ENGEL naar Leuven te doen vervoeren.<br />
Dit gebeurde ook, na eenige tegenkantingen, in het<br />
jaar 1555. Nu had men hem buiten het oog van<br />
zijnen bevoegden Regter. Hem werd het Cellebroeders<br />
Klooster tot eene gevangenis gegeven, en alle<br />
toegang van vrienden belet; de gemeene tafel en<br />
aanfpraak der Monniken verboden; driemaal ter weke<br />
, maandag, woensdag en vrijdag, water en brood<br />
aangeregt. Eenigen zeggen, dat hij in een duifter<br />
hok, bij twee zinnelooze menfchen , die in hunne<br />
eigene vuilnisfe lagen, werd opgefloten, en bijna<br />
van den ftank verflikte : Dat de Cellebroeders in<br />
het heimelijk fpraak met hem hielden; hem gehoor<br />
gaven; zich zijner erbarmden ; en in het bedelen<br />
bij de deuren, want zij waren Bedelmunniken, onder<br />
de burgers bekend maakten, hetgeen zij uit hem<br />
verftaan hadden, hoe hij bedrogen was, en daarnevens<br />
zijne godvruchtigheid en lijdzaamheid. Dit<br />
maakte hem groote gunst. Ook riep hij nu openlijk,<br />
dat hij wilde blijven bij al wat hij ooit had<br />
gepredikt, gebroken, of gefchreven.<br />
Om hem van zijn gevoelen te trekken, volgde in<br />
het begin des jaars 155(5 weder een nieuwe woordenflrijd,<br />
maar hij bleef ftandvastig, en verklaarde,<br />
bereid te zijn, om voor de waarheid zoo gewillig<br />
in
G E S C H I E D E N I S . 133<br />
in het vuur te gaan, als in de eetplaats, om fpijze na C. G.<br />
te nemen. Zijne boeken en fchriften werden hem faari5i7.<br />
tot 1552.<br />
meermalen ontnomen ; zijn nooddruft onthouden.<br />
Men dreigde hem bij nacht in een' zak te verdrinken;<br />
maar ook dit kon zijne ftandvastigheid niet<br />
verwrikken. Eenige lieden van achtbaarheid zochten,<br />
door hunne voorbede, RUARD's toorn te ftillen,<br />
doch zonder iets uit te rigten. Evenwel fcheen<br />
deze Kettermeester op een' tijd zoo ver bewogen ,<br />
dat hij den Pastoor van St. Jacobs te Leuven aan<br />
Heer ENGEL zond, om eenige fchikking met den<br />
gevangenen te maken. Maar RUARD wilde gebeden<br />
zijn, en geen gewag gemaakt hebben van het gepleegde<br />
bedrog. Vervolgens eischte hij , dat ME<br />
RULA op nieuw op vele punten zou antwoorden ,<br />
die daar tegen vorderde, dat men hem eerst zijne<br />
fchriften zou wedergeven. Middelerwijl begon men<br />
te Leuven meer en meer kennis te krijgen van des<br />
gevangenen zaak. Vele leden der Akademie riepen ,<br />
dat men ongelijk en geweld deed. Een Doctor en<br />
Profesfor der Godgeleerdheid fprak zoo veel goeds<br />
van hem, dat TAPPER denzelven bij zich ontbood,<br />
en hem beval, zoo hij niet in zijne ongenade wilde<br />
vallen, nu zoo veel kwaads van hem te ftrooijen,<br />
als hij te voren goeds van hem gezegd had. Ook<br />
verbood men hem Brieven te ontvangen of af te<br />
zenden, ten zij men die eerst las.<br />
RUARD eindelijk ziende, op deze wijze niet tot<br />
zijn oogmerk te komen, verzocht aan Koning FI<br />
LIPS, dat hij den gevangenen buiten Braband mogt<br />
vervoeren. Dit toegedaan zijnde, bragt men den<br />
I 3 Pas
134 K E R K E L I J K E<br />
na C. G Pastoor eerst naar de Abdij van Lifieux in Hene*<br />
Jaarisi/ gouwen, daar men hem alle middelen tot zijne ver<br />
tot 1552<br />
weering met alle zijne boeken en papieren ontnam ,<br />
en omtrent een jaar ophield. Toen bad hij Koning<br />
FILIPS , dat hem het geheele Klooster tot eene gevangenis<br />
mogt gegeven worden. Maar het verzoekfchrift<br />
werd van den Koning, (want men had dien<br />
wijsgemaakt, dat de oude Pastoor een Relaps of<br />
wederafvallige was,) aan den Inquifiteur TAPPER<br />
gezonden, met bevel , om den gevangenen naar<br />
Bergen te zenden , en daar een einde van zijn geding<br />
te maken. Men voerde hem dan den vierden<br />
Junij 1557 van Lifieux naar Bergen, op het Slot,<br />
in een' gruwzamen Kerker. Onder het volk ftrooide<br />
men uit, dat deze Ketter in dén der naastgelegene<br />
dorpen gevat was; en onder dezen dekmantel<br />
zond TAPPER eenigen naar Bergen, die hem als<br />
een' onbekenden van zijn geloof ondervraagden , en<br />
eindelijk verklaarden, te wezen Relaps of vervallen'<br />
Ketter. Dit vervoeren naar Bergen was zoo heimelijk<br />
gefchied, dat WILLEM MERULA hetzelve heel<br />
fpade vernam, en zich zoo haast niet naar Brits fel<br />
kon fpoeden, of hij verftond uit den Inquifiteur<br />
RUARD, toén daar zijnde, dat het vonnis gegaan<br />
was, en dat hij zijnen Oom niet in het leven zou<br />
vinden. Dewijl er echter den 24ften Julij iet was<br />
voorgevallen, waar door de uitvoering van het vonnis<br />
verhinderd was, kwam hij den 26ften ten tien<br />
uren voor den middag te Bergen, juist, wanneer<br />
de Pastoor uit de gevangenis gehaald werd, om ter<br />
dood te gaan, leunende op eenen ftok, en zoo verval-
G E S C H I E D E N I S . 135<br />
vallen en ongedaan, dat hij bijna onkenbaar was; na C. G.<br />
want hij had nu omtrent zes weken in den Kerker jaarisi7tot<br />
1552.<br />
van het Slot gelegen, gepijnigd met honger en<br />
dorst, met vuiligheid en ongedierte. Men verhaalt,<br />
dat bij den Kettermeesteren, zijne Regters, verwezen<br />
zijnde, in dezer voege aanfprak: „ Dewijl gij<br />
,, mij met logenen in Holland hebt verltrikt; dewijl<br />
„ gij mij met bedrog en diefilal, als dieven past,<br />
„ hebt weggevoerd, en dat tegen de voorregten des<br />
„vaderlands, (volgens welke ik in geene andere<br />
„ Provincie mogt voor regt betrokken , veel min<br />
,, ter dood gebragt worden,) dewijl gij mij fchelm-<br />
.,, achtelijk en goddeloozelijk hebt veroordeeld, dank<br />
„ ik den allerhoogften Vader in der eeuwigheid,<br />
,, dat hij mij, doven ouden man, tot nog toe zoo<br />
,, trouweloozelijk opgefloten, magt heeft gegeven,<br />
,, om u heden uwe bedriegerijen en fchelmftukken te<br />
,, verwijten: en daar na dit mismaakt ligchaam,<br />
,, deze grijze haren, en diepe rimpelen, (daar uwe<br />
,, wreedheid alle vrolijkheid, verwe, bloed en le-<br />
„ ven, dat de ouderdom had overgelaten, heeft<br />
„uitgemergeld,) aan Gods eeuwigen naam, als<br />
,, een belijder der waarheid en onvertfaagd marte-<br />
„ laar, op te offeren. Gij vermoordt mij wel in<br />
„ dit woest onwetend Walschland, als in eene fpe-<br />
„ lonk: nogtans is er onder dit volk iemand, die<br />
„ mijne zake verftaat; ja deze kolen , daar ik in<br />
„ verbrand zal worden, zullen niet koud worden,<br />
,, of het gerucht van uwe moorderij zal tot de mijnen<br />
in Holland overvliegen."<br />
Maar toen hij, den voet buiten den Kerker zet-<br />
I 4 ten«
136 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. tende, zijnen Neef zag, keerde hij zich tot hem<br />
Jaari5i7.<br />
met deze woorden: „ Mijn Zoon, nu is die laattot<br />
1552.<br />
„ He uur, daar ik met al mijn hart naar gewenscht<br />
„ en verlangd heb, gekomen. Dit is de uur , in<br />
„ welke die groote God," (dit zeggende, hief hij<br />
zijne oogen op, en ftrekte zijne regterhand naar den<br />
Hemel, want hij ging, krank en onmagtig zijnde,<br />
ongebonden,) „ mij gelegenheid heeft ge-<br />
„ geven, om niet alleen al hetgeen ik tot nog toe<br />
„ tegen Gods vijanden, uit zijn heilig woord, in<br />
„ het openbaar en bijzonder heb beleden, met mijn<br />
„ bloed te verzegelen en met eenen bitteren dood<br />
„ te bevestigen, maar, om ook openlijk te betui-<br />
„ gen, dat geen van al die dingen, die zij in het<br />
,, Hof van Holland tegen mij verfierd hebben ,<br />
,, waarachtig zij. Uit Holland van de ééns, plaats<br />
„ naar de andere gefleept, ben ik ten laatfle hier<br />
„ gekomen, bereid zijnde, mij zeiven in het geheel<br />
,, aan CHRISTUS, mijnen Zaligmaker, tot eene zui-<br />
„ vere offerande op te dragen. Naar God verlangt<br />
„ mijne ziel , die de tegenpartijders roekeloozelijk<br />
„ zeiden, des Duivels eigendom te zijn. Dat zij<br />
„ verre, dat zij verre! Dat oordeelen zij verkcer-<br />
„ delijk, en maken het den volke wijs ; eensdeels<br />
„ wegens de leeringen, die nogtans met Gods<br />
„ woord overeenkwamen, en zij niet magrig waren<br />
„ te wederleggen; anderdeels ten aanzien van mijn<br />
„ ligchaam, dat, hoewel uitgeteerd, nogtans zoo<br />
„ onwaardiglijk is gehandeld, dat er een ieder de<br />
„ walg van heeft. Want, aanfchouw deze vui-<br />
„ ligheden, hebben er uwe oogen een' afkeer van,<br />
„ de
G E S C H I E D E N I S . 137<br />
,, de flank zelf zal zich openbaren. Dieven en<br />
,, moordenaars worden gunftiger gehandeld. Ga<br />
nu henen en verkondig den vrienden, bekenden,<br />
,, en anderen in het vaderland, hetgeen gij gezien<br />
„ hebt, en hooren zult. Gij zijt mij, zoo lang<br />
„ men het u toeliet, getrouwelijk bijgebleven. U,<br />
„ mijn erfgenaam, kwam al het mijne toe: maar<br />
verdraag het verlies van uw erfdeel , met zulke<br />
„ kloekmoedigheid, als ik het verlies mijns levens.<br />
„ Het verftand ontbreekt u niet, noch de geleerd-<br />
„ heid, die gij weet, dat ik, zoo lang het mij die<br />
„ luiden toelieten, in u heb opgekweekt. Gij komt<br />
,, tot uwe jaren; neem haar tot eene medehulpe,<br />
„ welke ik u, nog vrij zijnde, heb toegefchikt.<br />
,, Ik heb met mijn onderwijzen een goed werk ge-<br />
„ wrocht in de huisgezinnen van de HEERMANS en<br />
„ KERKWERVEN. God zal den wasdom geven.<br />
„ Betrouw op hem, die de beginfelen zal zegenen.<br />
,, Help, zoo veel gij kunt, de woonplaatfen vor-<br />
„ deren, die ik voor de armen in den Briel heb<br />
„ gefiicht. Och mogten de armen de woningen en<br />
„ de kleine inkomfien, die ik hun heb gemaakt,<br />
„ behouden! Ik hoop, dat 'slands Fiskaal gena-<br />
„ diger zal zijn, dan de Inquifiteurs." Op deze<br />
woorden drongen hem de Geregtsdienaars voort,<br />
niet zonder zijnen Neef, wegens de gemeenzame<br />
zamenfpraak, te dreigen, „ Zie," fprak hij toen :<br />
„ Ik ga henen. Ik dank God, den allergenadigffen<br />
,, Vader, dat ik in het openbaar zal fterven , en<br />
„ dat daar door aan mijne partijen het middel benomen<br />
is, om deze mijne volftandigheid, mij van<br />
I 5 „ God<br />
ra C. G.<br />
[aan 517.<br />
ot 155a.
138 K E R K E L I J K E<br />
Ba C. G. „ God ingeftort, met lasterleugenen te bezwaren :<br />
Jaari5l7. ,, hetgeen zij buiten twijfel zouden gedaan hebben,<br />
tot 1552<br />
,, indien zij, ( hetgeen ik altijd vreesde,) mij met<br />
„ vergif hadden van kant geholpen, of in de ge-<br />
„ vangenis verfmoord, of, ( hetgeen zij mij in de<br />
,, Abdij van Lifieux poogden te doen,) in eenen<br />
„ zak verdronken. Mijn bloed zal echter den<br />
,, brand, die tegen hen opgegaan is, niet uitblus-<br />
„ fchen: dezelve zal in korten tijd uitberften in veel<br />
„ grooter vlammen, welke zij, noch hunne nako-<br />
„ melingen, niet magtig zullen zijn te fmooren."<br />
Als hem daar op zijn Neef met deze woorden vertroostte<br />
en vermaande: ,, Geloof vastelijk, dat gij<br />
„ het heil des Heeren binnen korten tijd in het<br />
„ land der levenden zult zien. Houd u daarom<br />
„ mannelijk en verbeid den Heere ftandvastelijk<br />
werden zij van één getrokken. Maar de Pastoor<br />
tusfehen een' Franciskaner en den beul voortgaande,<br />
liet niet af, het volk in de Franfche taal, (hetwelk<br />
den Monnik en anderen, als hun onverwacht voorkomende<br />
, zeer voor het hoofd ftiet,) over den<br />
ganfehen weg te vermanen, „ tot waarachtige ken-<br />
„ nis, liefde en vreeze Gods ," mitsgaders, ,, tot<br />
„ het geftadig overdenken van den dood en de ver-<br />
„ dienften des eenigen Zaligmakers JEZUS CHRIS-<br />
„ TUS , en tot verzaking van eigene werken;" verklarende<br />
, dat het dene der voornaamfte oorzaken<br />
van zijnen dood ware, beweerd te hebben : Dat<br />
men God alleen moest aanroepen. Buiten de ftad<br />
komende, bij het brandhuisje van ftroo, met mutzaarden<br />
en ander hout omleid en geftut, daar men<br />
hem
G E S C H I E D E N I S . i 3 9<br />
hem in zou (lellen , verzocht hij, zijn gebed tot naC. G.<br />
God te mogen uitftorten. Die werd bewilligd. Maar Jaarisi/.<br />
met gebogene knieën en gevouwene handen in den<br />
tot 1552.<br />
ingang van het huisje vuriglijk biddende, zeeg hij<br />
ten laatfte ter regterzijde neder. De omflanders<br />
meenden, dat hij, uit fchrik voor de aanftaande<br />
pijne, in onmagt viel, doch daar op toefchietende,<br />
vonden zij hem zonder leven, en ten einde van zijn<br />
lijden. Dit was de uitgang van Heer ENGEL ME<br />
RULA, waar in men eene bijzondere goedheid van<br />
God heeft opgemerkt, alzoo God zijne ziel juist op<br />
dat uur fcheen tot zich te nemen, ten einde hij ,<br />
die door vele ziekten en eenen ouderdom van vijf<br />
en zeventig jaren, en het ongemak van eene bijna<br />
vijfjarige gevangenis, alreeds gebroken en afgemarteld<br />
was, in zijn uiterfte geene fmart van het vuur<br />
zou gevoelen. De fcherpregter , door zulken verhaasten<br />
en ongemeenen dood verfchrikt, weigerde<br />
voort te gaan, zeggende, dat het geregt voldaan<br />
was. Dies (laken eenigen der Geregtsdienaren het<br />
vuur in het huisje; maar het ligchaam , hetwelk<br />
daar buiten lag, en derhalve ongefchonden bleef,<br />
werd daar na met ander vuur tot asfche verbrand<br />
(*).<br />
In Groningen had REGNERUS PRAEDINIUS, die Voort-<br />
zich dus noemde, omdat hij'in het dorp Winfum rang der<br />
hlervor-<br />
in de Ommelanden, en dus in Pradiis geboren, ning in<br />
was,<br />
(*) Ik heb dit b:Iangrijk verhaal meestal woordelijk<br />
afgefchreven uit BRANDT Bladz. 463-402. Men verhel,<br />
eok GERDES p. 257.267.
140 K E R K E L I J K E<br />
Ba C. G. was, in het jaar 1508, beftuurder van de Scho<br />
Jaar 1517 •<br />
len (*_), in de harten der hem toebetrouwde jeugd,<br />
tor 1552<br />
de zaden der Hervorming geftrooid, zoodat er te<br />
Gronin Groningen niet weinigen dezelve omhelsden , en<br />
gen.<br />
eene bijzondere gemeente uitmaakten. Deze , die<br />
van Embden verzocht hebbende, hen met raad en<br />
daad behulpzaam te zijn, ontving van daar FEYTO<br />
RUARDI, om hare belangen te behartigen, en haar<br />
het Euangelie te prediken. Hij deed zulks eenigen<br />
tijd, doch geheel in het geheim, wordende de vergaderingen<br />
meest bij den nacht gehouden, niet zonder<br />
vreeze voor de lagen der vijanden van de Hervorming<br />
(f).<br />
Hetzelfde gebeurde te Amfterdam, werwaards NI<br />
COLAUS CARIN^EUS van Embden overkwam, ook<br />
vindt men, dat die van Embden in het jaar 1553<br />
door GERARD TEN CAMP Brieven hebben gezonden<br />
aan de gemeente te Amfterdam en te Alkmaar, om<br />
hen te vermanen, dat zij den gemelden CARIN^EUS<br />
van het noodzakelijk levensonderhoud zouden verzorgen<br />
(§).<br />
Niettegenftaande de ftrenge Plakaten op het drukken<br />
van Boeken, verfchenen er nogtans van tijd tot<br />
tijd werken in het licht, ter bevordering der Hervorming<br />
, doch welke doorgaans zonder naam of met<br />
een onbekenden naam , en buiten 's lands gedrukt<br />
werden. Dus gaf JOANNES SARTORIUS van Amfterdam<br />
(*) Vergelijk van hem GERDES pag. 192.<br />
(f) GERDES pag. £
G E S C H I E D E N I S . 141<br />
dam in het jaar 1558 zijne uitbreidingen aan den na C G.<br />
dag over de groote en kleine Profeten, te Bazel, Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
onder den bedekten naam van JOANNES TOSARRIUS ,<br />
welke door letterverzetting zijnen eigenen naam uit<br />
drukte. Hij was te voren in hechtenis geweest ,<br />
en naauwelijks den dood, zonder echter zijn gelooi<br />
te verzaken, ontkomen. Hij leefde een' tijd lang<br />
in ballingfchap, hield zich buiten de gemeenfchap<br />
der Roomfche Kerk, en eindigde ten laatfle zijne<br />
dagen den 28ften Maart 1567 te Delft, anderen<br />
zeggen, te Noordwyk. Behalve zijne ervarenheid in<br />
de Latijnfche, Griekfche en Hebreeuwfche Talen ,<br />
was hij ook geleerd in zijne moedertaal , waar van<br />
eene vertaling van ettelijke honderden Latijnfche en<br />
Griekfche fpreek woord en in het Nederduitsch tot<br />
een bewijs kan verflrekken (*).<br />
Te Antwerpen werd titans het Euangelie in flilte HADRIA<br />
NUS VAN<br />
gepredikt, behalve door CASP.UEIDANUS, ook door<br />
HAEMSTE-<br />
HADRIANUS CORNELISZOON VAN HAEWSTEDE. De- DE eerfte<br />
Ze fchreef in het jaar 1557 aan die van Embden, fehrijver<br />
van een<br />
terwijl hij verzocht, dat zij nog eenen bekwamen<br />
Neder<br />
man naar Antwerpen zouden zenden, tevens om duitschMarte<br />
hunnen raad, of het niet oorbaar ware, uit hoofde<br />
laarsboek<br />
van het getal en de aanzienelijkheid der gemeente , predikt te<br />
om openlijk en zonder fchroom te vergaderen en te Antwerpen<br />
in het<br />
prediken; wij weten niet, welk antwoord die van openbaar<br />
Embden hem hier op hebben laten toekomen, doch<br />
zoo veel is zeker, dat hij zich verflout hebbe, te<br />
Antwerpen, in het jaar 1558, op Sacramentsdag,<br />
(*) BRANDT Bladz. 493.<br />
op
14a K E R K E L I J K E<br />
99 C. G. op de Maere, bij het Hooge Kruis, hetwelk daar<br />
Jaansi7. in het midden van de ftraat Itaat, openlijk te pre»<br />
tot 1552.<br />
diken, ten aanzien van den omgang der Geestelijken<br />
, welke toen voorbijging. Wat hem daar over<br />
wedervoer, wordt niet verhaald (*); doch van elders<br />
weten wij, dat VAN HAEMSTEDE , in dat jaar,<br />
te Aken eene Nederduitfche Gemeente vergaderd<br />
hebbe, befbaande uit dertien huisgezinnen, meestal<br />
van Antwerpfche Kooplieden, terwijl te zelfden tijde<br />
eene Franfche Gemeente aldaar belfond van twintig<br />
huisgezinnen. Deze gemeente werd voorts eenigen<br />
tijd bediend door JOANNES THEODORI, (JAN DIR-<br />
KENS,) en HERMES BACKERELius, die van Embden<br />
derwaarts waren gezonden. Ook lezen wij ,<br />
dat VAN HAEMSTEDE in dat jaar 1558, om de vervolging<br />
te ontgaan, Antwerpen heeft moeten verlaten,<br />
misfchien wel uit hoofde van het bovengemelde<br />
openbaar prediken. Hij begaf zich toen naar<br />
Nor den in Oostfriesland, bij zijne Zuster KATHA<br />
RINA VAN HAEMSTEDE, eene weduwe. Hij was<br />
de eerfte Schrijver van eene Nederduitfche Hijlorie<br />
der Martelaren, onder den titel : Gefchiedenisfe<br />
ende de dood der vromen Martelaren, die om het<br />
getuijgenisfe des Euangeliums haar bloed ge/lort<br />
hebben, van de tijden Christi af, tot den jare<br />
1559 ioe<br />
» bijeen vergaderd op het kortfte Ao. 1559<br />
den iSden Maart, in tfo. Dit is naderhand in<br />
het jaar 1653 herdrukt door de bezorging van JOH»<br />
cystus, met Platen, en vermeerderd met het leven<br />
(*) BRANDT Bladz. 495.
G E S C H I E D E N I S . 143<br />
ven en den dood van 80 Martelaren, VAN HAEM raa C. G.<br />
STEDE droeg zijn werk op aan de Staten van Ne faansi7.<br />
:ot 1552.<br />
derland, van Braband, Gelderland, Vlaanderen en<br />
Holland. In het gemelde jaar 1559 begaf hij zich<br />
naar Engeland, alwaar hij, bij de Gemeente der<br />
vreemdelingen, die nu onder de regering van Koningin<br />
ELIZABETH herfteld was, den Euangeliedienst<br />
heeft waargenomen. Doch , hier geraakte hij in<br />
moeijelijkheid met EDMUND GRINDALL , Bisfchop<br />
van Londen, die Superintendent genoemd werd van<br />
de beide Kerken der vreemdelingen, omdat hij zich<br />
over de Herdoopers en eenige van hunne leeritukken<br />
niet ongunftig had uitgelaten. De Bisfchop wilde<br />
hem tot herroeping noodzaken, en toen VAN HAEM<br />
STEDE dit weigerde, deed hem de Bisfchop in den<br />
ban, en ontzette hem van zijnen dienst, VAN HAEM<br />
STEDE keerde terug naar Oostfriesland, en zette<br />
zich neder te Olderfum, alwaar hij zich op den<br />
landbouw toeleide. Op aanhoudend verzoek echter<br />
der Gemeente van Londen ftak hij weder naar Londen<br />
over, maar werd den ioden Augustus 1562 gelast,<br />
Engeland te verlaten, waar op hij zich weder<br />
naar Friesland begaf, alwaar hij in datzelfde jaar<br />
zijne dagen geëindigd heeft (*).<br />
r<br />
Te Antwerpen werd JAN DU CHAMP , een Hene ervoI- \<br />
gouwer van Bavay, Tafelhouder te Antwerpen, ge- ing.<br />
l<br />
vat, en in het jaar 1558 ter dood gebragt, om de<br />
belijdenis van het geloof; gelijk te Brusfel GILLIS<br />
VERDIKT van Hilverfeel, en vervolgens ook dezes<br />
(*) GERDES pag. 270-276.<br />
Broe-
naC. G.<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552.<br />
Beginfelen<br />
der<br />
Hervorming<br />
in<br />
ÏVoordhollnndofYVestfriesland.<br />
CORNELIS<br />
K00L-<br />
STUVN.<br />
144 K E R K E L I J K E<br />
Broeder ANTONY VERDIKT , een Diaken van de heimelijke<br />
Gemeente te Antwerpen, die overgekomen<br />
was, om zijnen Broeder te vertroosten en in den<br />
nood te verzorgen; welke trouwhartigheid hij met<br />
den dood moest bekoopen (*).<br />
In het Noorderdeel van Holland, of West friesland,<br />
begon te dezen tijde de Hervorming ook ingang<br />
te vinden» Te Enkhuizen beftrafte zekere<br />
Pastoor, Heer JAN genaamd, eenige Paufelijke dolingen,<br />
waarom hij door de Geestelijkheid aan den<br />
Bisfchop van Utrecht beklaagd, en door dezen voor<br />
zijne Vierfchaar te regt gedaagd werd; doch de<br />
Wethouderfchap van Enkhuizen ftelde zich hier tegen,<br />
met name de Burgemeester JAN GROOT AL-<br />
BERTSZOON, die zelf naar Utrecht toog, en den<br />
Bisfchop afvraagde: Of JANS flem ook te Utrecht<br />
was gehoord? De Bisfchop, over deze vrijmoedigheid<br />
verwonderd , liet, na eenig verder gefprek ,<br />
zijnen ophef tegen den Pastoor vallen, zonder dat<br />
men verder weet, of deze zich federt naar den tijd<br />
gevoegd hebbe, en Pastoor gebleven zij, of nier.<br />
De Regering van Enkhuizen was over het algemeen<br />
gematigd omtrent het ftuk der Religie, en verfchoonde,<br />
zoo veel mogelijk, hare burgeren: dikwijls<br />
werden zaken, die op vele plaatfen met den<br />
dood werden geftraft, te Enkhuizen afgedaan met<br />
uitbanning , kleine geldboeten of andere ligte ftraffen.<br />
Onder de genen, die hier het Pausdom, federt<br />
LUTHERS opltaan, tegenfpraken, was ook Heer<br />
(*) BRANDT Bladz \95-\97><br />
COR-
G E S C H I E D E N I S . 145<br />
CORNELIS KOOLTUYN, Priester van Alkmaar, al<br />
waar hij zijnen dienst getrouw waarnemende, fpoe<br />
dig aan de beftraffing van de Geestelijkheid onder<br />
hevig was; hij werd van daar naar Enkhuizen ge<br />
roepen, en als hij ook hier tegen Bijgeloovigheden<br />
en misbruiken predikte, werd hij, door zijne vijan<br />
den, welhaast bij den Inquifiteur RUARD befchul-<br />
digd, die hem voor zich in den Haag daagde, ten<br />
einde zich te verantwoorden. Hij toog derwaarts ,<br />
verzeld van eenige Enkhuizer burgers; hij vond de<br />
Regtbank , die over hem zou oordeelen, ttrliond<br />
partijdig, en eerlooze lieden werden, als getuigen,<br />
tegen hem gehoord en geloofd. Dus zou hij geen<br />
goed einde hebben kunnen te gemoet zien, ten ware<br />
zijne Enkhuizer burgers hem verbeden hadden bij<br />
Meester RUARD TAPPER; die hun medeburger was, .<br />
De Pastoor werd dan terug gezonden , doch met<br />
vermaning, van zich te beteren, om niet als een<br />
Relaps of hervallen' Ketter behandeld te worden,<br />
Te Enkhuizen wedergekeerd, ging hij in zijiwn<br />
dienst voort, als te voren; waar op fchielijk weder<br />
een Brief van befchuldiging volgde, door eenen<br />
Meester CRISPYN en eenen Meester GERRIT KERST<br />
van Haarlem, over zes of zeven artikelen ; hei ge-<br />
lukte hem, te kunnen bewijzen, dat deze Brief dooy<br />
Meester CRISPYN met eene verfcheidene hand tweemaal<br />
gefchreven, en de een met een valfchen naam on<br />
derteekend was. Hij ontving toen onder de hand<br />
van.RUARD TAPPER den raad, om zich van predi-<br />
ken te onthouden. Op begeerte der burgeren ge-<br />
hoorzaamde KOOLTUYN, en maakte nu zijn werk'<br />
HERV, III. K W B<br />
ia C. O.<br />
[san 5i7.<br />
:ot 155a.
146* K E R K E L I J K E<br />
na C. G van het bezoeken der kranken en ellendigen. Doch<br />
Jaar is 17. dit mogt hem niet lang gebeuren , want hij werd<br />
tot 1552.<br />
bij den Onderinquifiteur SONNIUS befchuldigd, dat<br />
hij, op deze wijze, zijn fenijn veel meer fchoot in<br />
heimelijke vermaningen, dan hij ooit in zijn open<br />
baar preken gedaan had. Hij werd door SONNIUS<br />
weder ten Hove gedaagd, maar de gemeente te<br />
Enkhuizen wilde zijn vertrek niet gedoogen, en ver<br />
wierf ook met groote bede een bevelfchrift van den<br />
Opperinquifiteur RUARD aan SONNIUS, met last, om<br />
KOOLTUYNS zaak te laten varen, onder beding ,<br />
dat hij van Enkhuizen zou vertrekken , indien hij<br />
weigerde, de ceremoniën voor te ftaan , van het<br />
Vagevuur te prediken, de menfchen te vermanen<br />
tot het aanroepen van MARIA en den dienst van an<br />
dere Heiligen. Dit te beloven of te doen, kon de<br />
Pastoor niet van zich verkrijgen. Als vele vrienden<br />
der gemeente hem baden, zijnen vijanden in deze<br />
kleinigheden toe te geven , toonde hij hun breed<br />
voerig aan, dat hij in het ftuk der Mis meer ge<br />
daan had, dan zijn geweten hem toeliet, en hoe<br />
bezwaarlijk het voor hetzelve zijn zoude, indien hij<br />
der bijgeloovigheid, ja der Afgoderij, gelijk hij zich<br />
uitdrukte, eenigzins wilde te gemoet komen. „Voor<br />
„ zulken ontrouwen dienst," dus befloothij, „kan<br />
„ ik niets anders verwachten, dan, als ik andere<br />
„ menfchen gepredikt heb, dat ik zelf verworpen<br />
„ worde, en mijnen loon ontvange met de genen,<br />
„ die tot CHRISTUS zullen roepen: Heere, Heere,<br />
„ hebben wij niet in uwen naam geprofeteerd , en<br />
„ in uwen naam duivelen uitgedreven, en vele<br />
„ krach-
G E S C H I E D E N I S . i 4 7<br />
„ krachten gedaan ? voor antwoord hoorende: lk<br />
,, heb u nooit gekend. Gaat weg van mij , gij ,<br />
„ die de ongeregtigheid werkt. Hierom mag ik u,<br />
„ mijne lieve burgers, niet te wille zijn, en ik moet<br />
„ u, als Satans, doen achterftaan."<br />
Nu verliet hij Enkhuizen , en keerde met het zijne<br />
naar Alkmaar, alwaar hij zich begaf tot het onderwijzen<br />
van kinderen, en den ganfchen Roomfchen<br />
eeredienst verliet, behalve dat hij nu en dan de<br />
Pastoren, ter nood, van een Sermoen verligtte. Hier<br />
over werd fpoedig de Procureur - Generaal Meester<br />
CHRISTIAAN DE WAERDT, bij die van den Hove,<br />
op aanftoken van zijne vijanden , gezonden, om getuigenisfe<br />
van hem te hooren. Niet lang daar na<br />
werd hij in de plaats verkoren van Meester LAU-<br />
RENS ZAS, dien hij zijn' zeer geleerden Meester, en<br />
een' vroom dienaar der Gemeente en Christen-Predikant<br />
noemt. Maar alzoo hij geheel geen' doen<br />
wilde hebben met Misfen, Vespers, Vigiliën, Loven<br />
en Ommegangen, zoo was zijne prediking niet<br />
ontvankelijk. Hij was flechts twee weken in openbaren<br />
dienst geweest, en had naauwelijks twee Sermoenen<br />
gedaan, of er kwam voor hem verbod van<br />
prediken van den Vikaris des Bisfchops vanUtrecht.<br />
Hier bleef het niet bij; dewijl er vele eenvoudige<br />
menfchen, zoo te Alkmaar als elders, tot onderzoek<br />
en kennis van zaken kwamen , werd de haat<br />
der Geestelijken zoo zeer ontfleken, dat eindelijk de<br />
Onder-Inquifiteur NICOLAUS DE CASTRO, op eenige<br />
nieuwe en zware klagte, met zijne dienaren van<br />
Utrecht naar Alkmaar kwam, met meening, om<br />
K a hem<br />
•w C. G.<br />
[aari5i7.<br />
tot 155a.
148 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. hem te verrasfen en geweldiglijk te vangen, waartoe<br />
Jaari5i7. hij verzocht, dat de Schout hem de hand zou bie<br />
tot 1552.<br />
den: Maar KOOLTUYN, van iemand gewaaifchuwd,<br />
week uit zijn huis en vlood naar Embden. Na zijne<br />
vlugt, zocht men de menfchen te Enkhuizen en<br />
Alkmaar diets te maken, dat de leeringen, welke<br />
hij te dier plaatfen gepredikt had, noodwendig valsch<br />
moesten zijn , dewijl hij dezelve niet had durven<br />
verdedigen, of zijn leven daar voor (tellen. Dit gaf<br />
aanleiding, dat KOOLTUYN, om alle ergernisfe der<br />
eenvoudigen voor te komen, zich fpoedde, een<br />
boekje in het licht te geven, het Euangelie der Armen<br />
genaamd, vervattende de voornaamfte leeringen,<br />
om welke hij verketterd en vervoigd was. Voor<br />
hetzelve had hij eenen Brief geplaatst aan zijnen<br />
vriend TIMOTHEUS, in welken hij de vervolgingen<br />
der Inquifiteuren tegen hem verhaalt, en aantoont,<br />
dat hij niet gehouden zij, zich voor hen te veiantwoorden,<br />
die geene vrije verantwoording uit en volgens<br />
de Heilige Schriften wilden toelaten; verders<br />
bewijst hij, dat men verpligt zij, het gevaar te ontgaan,<br />
en dat het enkel roekeloosheid is, wanneer men<br />
zich loszinnig aan hetzelve blootfielt; als ook, dat<br />
de waarheid der leer'tukken niet afhangt van den<br />
dood voor dezelve, alzoo deze niet bewijst, dat zij<br />
waarachtig zijn, maar dat de bloedgetuige ze voor<br />
waarachtig houdt, alzoo de waarheid der leeringen<br />
rust op de getuigenis des Heiligen Geesres, in de<br />
Heilige Schrift geopenbaard. Deze Brief was den<br />
I2den Januarij 1559 gefchreven. Kort na zijne vlugt<br />
werden zijne goederen te Alkmaar, bij vonnis van<br />
den
G E S C H I E D E N I S . i 4!<br />
den 7den Februarij 1559 verbeurd verklaard, en tei na C. G.<br />
behoeve des Konings aangetast. Sedert werd hij te Jaari5i7.<br />
tot 1552,<br />
Embden tot den Kerkendienst beroepen , dien hij<br />
aannam, en met groote flichting bekleedde (*).<br />
Niet lang na het vertrek van KOOLTUYN, geraakte<br />
JAN BUIDELMAKER, wonende te Alkmaar, te<br />
Enkhuizen in hechtenis , omdat hij zeker boekje<br />
van KOOLTUYN verkocht en onder het volk gebragt<br />
had. Waaricbijnlijk was het dit Euangelie der Armen.<br />
Hij werd deswegens voor zijn leven uit de<br />
ftad gebannen.<br />
Omtrent dezen tijd werd édn van de Schepeneii Wroe<br />
te Antwerpen, KASPAR DE RENIALME, toen hij, te ging van<br />
KA SP/IK<br />
Vierfchaar zittende, eenigen, ter zake van het geRENIALloof, had helpen verwijzen, op (taande voet, daar ME,.<br />
ter plaatfe, zoo in het harte geflagen, en bij zich<br />
zeiven verwezen, dat hij half wanhopende t'huis<br />
werd geleid, en kort daar na ftierf, roepende: dat<br />
hij het onfchuldig bloed had veroordeeld. Thans<br />
had men te Antwerpen drie honderd Guldens op het<br />
lijf van eenen Predikant, en vijftig Guldens op dat<br />
van eenen Ouderling, Diaken of ander Dienaar der<br />
Kerk gezet (f).<br />
De felheid der vervolging (tiet ondertusfchen ve<br />
len geweldig tegen de borst, die niet konden ver-<br />
ftaan, dat men op deze wijze den Godsdienst en<br />
het vreedzaam Euangelie kon of mogt voorftaan of<br />
de dwalenden te vuur en te zwaard te regt te bren<br />
(*) BRANDT Bladz. 506-519.<br />
(tj) BRANDT Bladz. 520<br />
K 3 •
15° K E R K E L I J K E<br />
na C. G. gen. De ftandvastigheid der lijders, in het hart der<br />
Jaari5i7. omftaanders overflaande , maakte dezen onvertfaagd<br />
tot 1552.<br />
in het openlijk betoonen van medelijden; men begon<br />
tevens met de veroordeelden, luider ftemme, Pfalmen<br />
aan te heffen en te zingen, in grooter getale , dan<br />
veilig was, aan te vangen. Eindelijk ging het zoo<br />
hoog, dat op verfcheidene plaatfen de gemeente, het<br />
geduld verliezende, tot een' oploop kwam , en fom<br />
wijlen de verwezenen den beul ontweldigden of<br />
poogden te ontweldigen. Van zoodanige gezindheid<br />
des volks hebben wij boven (*) in het verhaal der<br />
vervolging van ENGEL MERULA een voorbeeld ge<br />
zien ; in 's Hertogenbosch werd een Doopsgezinde<br />
gevangen, dien men ter dood wilde brengen, niette-<br />
genftaande hij zijn geloof verzaakt had , bij nacht<br />
met geweld uit den Kerker geholpen. Toen ADRI-<br />
AAN de Schilder , door de hevigheid van zijn'<br />
eigen vader verraden, en HENDRIK BOKHALT, kleer<br />
maker, den ipden Januarij dezes jaars 1559, te<br />
Antwerpen, aan de ftaken vastgemaakt , om ver<br />
brand te worden , riepen: „ Wij lijden niet om<br />
„ eenige misdaad, of Ketterij, maar alleen om de<br />
,, belijdenis van de waarachtige leere des Euange-<br />
,, liums;" ontftond er een oploop onder de ge<br />
meente, onder een hevig geroep: [laat dood! [laat<br />
dood ! Men liep over eikanderen ; de huizen en<br />
winkels werden gefloten; de beul nam de vlugt;<br />
de Markgraaf kon nergens heen; de Schout week<br />
in de Kerk. Evenwel ftilde de beroerte , en het<br />
(*) Bladz. 1=7-<br />
von-
G E S C H I E D E N I S . 151<br />
vonnis werd uitgevoerd. De beginfelen van foortnn C. G.<br />
gelijke beroerte vernam men daar weder in het ein Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
de van Sprokkelmaand, toen men KORNELIS HALE-<br />
WYN, Slotemaker, en HERMAN JANSZOON van Amfterdam,<br />
Busmaker, ter dood bragt. Kort te voren<br />
werd BOUDEWYN LE HEU te Brusfel, in den morgenftond,<br />
onder de galg onthoofd, om den toeloop<br />
van het volk te mijden.<br />
Reeds in het voorgaande jaar 1558 waren, in het<br />
heimelijke, vredesonderhandelingen begonnen met<br />
Frankryk. Bij gelegenheid dezer onderhandelingen<br />
vertoonde de Bisfchop van Atrecht, naderhand zoo<br />
berucht onder den naam van Kardinaal van Gr onveile<br />
, aan den Kardinaal van Lotharingen , in een<br />
afzonderlijk mondgefprek: „Hoe leed het den<br />
,, Koning van Spanje deed, dat de twee magtigfte<br />
,, Rijken van Europa eikanderen, door een' gedu-<br />
„ rigen oorlog, verzwakten, daar men , met ver-<br />
„ eenigde krachten, de Turken, de oude vijanden<br />
„ der Christenheid, behoorde te keer te gaan: of,<br />
„ om nader bij huis te blijven , de Ketters , nog<br />
„ erger vijanden der ware geloovigen, dan de Tur-<br />
„ ken, uit te roeijen. Dezen, vervolgde hij , ver-<br />
„ fpreidden hun vergiftig zaad in de Nederlanden,<br />
„ zoo wel als in Frankryk; terwijl de oorlog de<br />
„ Koningen belet, behoorlijk, tegen dit inkruipend<br />
„ verderf, te waken. De Kardinaal , befloot hij ,<br />
„ zou dan zijnen Koning eenen zonderlingen dienst<br />
„ doen, en zich zei ven eenen eeuwigen roem ver-<br />
,, werven, zoo hij eenen vasten vrede tusfehen de<br />
„ twee Koningen wist te bewerken , opdat men ,<br />
K 4 „ na-<br />
Vredemet<br />
Frankryk.<br />
Ovx-rleg<br />
0111 de<br />
Ketters<br />
uit te roeijen,<br />
door<br />
PrinswTL-<br />
LEM van<br />
Oranje<br />
ontdekt.
lis C, G<br />
Jsfi'1517<br />
tot 1552<br />
Dood van<br />
J 5 Ï K E R K E L I J K E<br />
naderhand , met gemeen overleg , de Ketterij ,<br />
„ beide in Frankryk en de Nederlanden, mogt<br />
,, kunnen te onder brengen (*)."<br />
In het jaar 1559 werd de vrede tusfehen Spanje<br />
èn Frankryk werkelijk tor Hand gebragt. Bij de<br />
openlijke punten van het verdrag beloofden de Ko<br />
ningen eikanderen , den Katholtjken Godsdienst te<br />
zullen handhaven , waar door men , waarfchijnlijk ,<br />
de uitroeijing der Ketteren verflond. Ook zouden<br />
zij het houden eener algemeene Kerkvergadering hel<br />
pen bevorderen, tot Gods eere, en bevrediging der<br />
gewMèn. Onder de gijzelaars, welke, ter verzeke<br />
ring van het nakomen van het vredeverdrag, naar<br />
Frankryk vertrokken, was ook WILLEM, Prins van<br />
Oranje. Deze, met Koning HENDUIK, ter jagt uit<br />
gereden, en met dtnzelven in een gemeenzaam ge<br />
fprek geraakt zijnde, ontdekte de Koning hem, ge-<br />
vallig, den toeleg, om, met gemeen goedvinden,<br />
de Ketterij te dempen , meenende, dat het geheim<br />
aan den Prins vertrouwd was, fchoon deze er nog<br />
niets van vernomen had. De Prins heeft naderhand<br />
verklaard (•(•), dat hij, in dien tijd, reeds voor<br />
nam , dezen aanflag tegen te gaan , en de Span-<br />
iaards, die denzelven ftonden uit te voeren , ten<br />
lande uit te doen vertrekken (§)•<br />
Kort te voren, den nden Maart, ftierf te Brusfi*<br />
(*) WAGENAAR Vaderl. Hijl. VI Deel, Bladz. 30,31*<br />
(f) Apologie van WILLEM I. Bladz. 77.<br />
(
G E S C H I E D E N I S . 153<br />
fel RUARD TAPPER van Enkhuizen, Deken te Leuven,<br />
en Groot-Inquifieur der Nederlanden, in het<br />
LXXilIfle jaar zijnes ouderdoms. Hij was bij de<br />
heviglte Pausgezinden in hooge achting wegens zijnen<br />
feilen ijver tegen de zoogenoemde Ketters; maar<br />
de anderen verfoeiden zijne bitterheid. Behalve hetgeen<br />
wij van zijn gedrag omtrent den ouden ENGEL<br />
MERULA verhaald hebben, zijn er meer voorbeelden<br />
van zijnen geweldigen aard. Hem gaat na, dat hij,<br />
fprekende van het dooden ter zaken van Godsdienst,<br />
deze taal voerde: „ Daar is niet veel aan gelegen,<br />
,, of degenen, die dus fterven, fchuldig of on-<br />
„ fchuldig omkomen, wanneer flechts het volk door<br />
„ het voorbeeld afgefchrikt wordt; hetwelk meest<br />
„ gefchiedt met het dooden van lieden , die door<br />
„ geleerdheid, rijkdom, en overheidsambten of adel-<br />
„ dom uitfleken." De drie Boeken over de Leuvenfche<br />
Artikelen, onder zijnen naam uitgegeven, waren<br />
, zegt men, door de Leuvenfche Theologanten<br />
zamengefteld. In dezelve vond men geheele Hoofdftukken<br />
uit de fchriften van MELANCHTHON en KAL-<br />
VYN, zoodat men, hetgeen, met Plakaten hoog en<br />
duur was verboden, nu veilig in RUARDS Boeken<br />
lezen kon. Als ook RUARD zich op zekeren dag<br />
bij den Prefident VIGLIUS beklaagde: „Dat de on-<br />
,, achtzaamheid der Burgerlijke Overheden in het<br />
„ uitvoeren der Plakaten , op het ftuk van den<br />
„ Godsdienst uitgegeven, oorzaak was, dat deKet-<br />
„ ters in Nederland toenamen ," ontkende de Prefident<br />
dit, zeggende: „ Dat zulks door zijne en<br />
K 5 „ zij-<br />
ia C. G.<br />
[oar^ijf.<br />
ot 155a.<br />
IUARD<br />
rAPl'ER,<br />
S
na C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
154 K E R K E L I J K E<br />
„ zijner medebroederen fchuld gefchiedde," en wan<br />
neer TAPPER dit hevig tegenfprak, ging VIGILIUS<br />
dus voort: „ De Ketterfche leeringen, welke wij<br />
„ op zware ftraffen verbieden, te lezen, maakt gij<br />
,, in uwe Boeken, die met privilegie zijn voorzien,<br />
„ gemeen." De ander daar op zeggende: „ De<br />
„ wederleggingen voeg ik daar bijkreeg van den<br />
Prefid ent dit antwoord: ,, Ik weet dat wel, maar<br />
de lezers, die zeer naauw letten op de argumen-<br />
„ ten der partijen, lezen de wederleggingen met<br />
„ geene aandacht, of zij verftaan ze niet genoeg."<br />
Hij dorst of wilde niet zeggen, dat zij niet bondig<br />
waren. Meester RUARD had zijnen Landsheer ,<br />
Keizer KAREL , dikwijls moeijelijk gevallen, met<br />
dergelijke voorftellingen, om vervolging te verwekken.<br />
Doch eindelijk bekwam hem zijn ijver heel<br />
hvalijk. In dit jaar 1559 te Brusfel gekomen, versocht<br />
hij gehoor bij Koning FILIPS, met oogmerk,<br />
sm een nieuw Plakaat te verzoeken. Als men hem<br />
1 :en' tijd buiten liet (laan wachten, verftoutte hij<br />
ïich, om, gelijk hij bij des Konings Vader, den<br />
Eveizer, wel gewoon was, door de Lijfwachten tot<br />
n de binnenkamer des Konings door te dringen;<br />
loch de Koning, die niet zoo minzaam en infchik-<br />
! ielijk was, als zijn Vader, gaf hem geen' antwoord<br />
laar zijn' zin, en deed hem de deur uiiftooten.<br />
Dit ontftelde hem dermate, dat hij , al kijvende op<br />
ie Raadsheeren, fchielijk nederftortte, fchuimbekte,<br />
:n op de tanden knerste, zonder meer te fpreken,<br />
1<br />
)f weer tot zich zeiven of tot de zijnen te keeren.<br />
Dus
G E S C H I E D E N I S . 155<br />
Dus is hij, ten huize van den Profident VIGILIUS ,<br />
in zijne kleederen , uit dit leven gefcheiden (*).<br />
In den Herfst des jaars 1559 nam Koning FILIPS<br />
de reize aan naar Spanje, hebbende tot Landvoogdesfe<br />
der Nederlanden benoemd zijne bastaardzuster<br />
MARGARETHA , Hertogin van Parma, en Stadhouders<br />
verordend en aangefteld over de bijzondere<br />
gewesten, en onder dezen WILLEM VAN NASSAU ,<br />
Prins vau Oranje, over Holland, Zeeland, Utrecht,<br />
Westfriesland, Foorne en den Briel. Op zijne<br />
reize werd de Koning door een' geweldigen florm<br />
beloopen; en men wil, dat hij, aan land gekomen,<br />
betuigd zou hebhen, dat hij geloofde, door de<br />
Voorzienigheid gefpaard te zijn , om zijne magt<br />
voortaan te bededen tot het uitroeijei) der Ketterij.<br />
Ook deed hij, terdond na zijne aankomst, een groot<br />
getal van menfchen, te Scville en te Fdlladolid,<br />
om het geloof, ten vure doemen (f).<br />
Voor zijn vertrek had FILIPS der Landvoogdesfe<br />
en haren heimelijken toegevoegden Raad het onderhouden<br />
der Plakaten, bij zijnen Vader en bij hem<br />
gemaakt, ten hoogde aanbevolen. Ook werden aan<br />
alle Stadhouders en Geregtshoven der Landfchappen<br />
Brieven in denzelfden zin gefchreven: „ dat hij de<br />
voornoemde Plakaten ftiptelijk wilde uitgevoerd hebben<br />
, zonder eenige oogluiking; dat ook alle Wethouders<br />
, die in het fluk van den Godsdienst koel<br />
waren, voor verdacht zouden gehouden, en daar<br />
(*) BRANDT Bladz. 531. VOlgg GERDES p. 36".<br />
(f) BRANDT Bladz. 530. WAGENAAR VI Deel, Bl. 56.<br />
te-<br />
na C. G.<br />
Jaari5i7*<br />
'ot 1552.<br />
Koning<br />
nuPsvertrekt<br />
naar<br />
Spanje.
na C. G.<br />
Jaan5i7<br />
tot 1552.<br />
FILIPS<br />
riet eene<br />
Hoogefchool<br />
te<br />
Douayop<br />
Oprigting<br />
van nieuweBisdommen.<br />
156 K E R K E L I J K E<br />
tegen geprocedeerd, en niemand tot eenige regering<br />
benoemd noch toegelaten zou worden, die bennet,<br />
geteekend of verdacht ware van Ketterij."<br />
Ook vond de Koning geraden, eene Hoogefchool<br />
te Douay op te rigten , opdat zijne Nederlandfche<br />
Onderzaten, die Wahch fpraken, zich niet te Ge<br />
neve , alwaar de Hervorming ingevoerd was, zouden<br />
behoeven te laten onderwijzen. Ook had Paus PIUS<br />
IV hem hier toe verlof gegeven. Doch die van<br />
Leuven, voor bet verval hunner Hoogefchool duch<br />
tende , waren, over deze nieuwe inrigting , zeer te<br />
onvrede.<br />
Algemeener nogtans was het misnoegen over het<br />
oprigten van nieuwe Bisdommen hier te lande ,<br />
waar over zelfs de oude Bisfchoppen en de Kloos<br />
terlingen morden. De eerlten, omdat hier door hun<br />
Geestelijk Regtsgebied werd ingekort , de laatlten,<br />
omdat een gedeelte hunner inkomften tot onderhoud<br />
der nieuwe Bisfchoppen werd beltemd, en omdat<br />
de Leden der Staatsvergadering door dezelve ver<br />
meerderd werden. De Koning had , met het oprig<br />
ten van nieuwe Bisdommen, een dubbeld oogmerk,<br />
vooreerst om zijne inlandfche Geestelijkheid aan het<br />
gebied van buitenlandfche Prelaten te onttrekken,<br />
en ten tweeden, om door deze nieuwe Bisfchoppen<br />
de Inquifitie hier te gemakkelijker te kunnen invoe-<br />
Ten. Te weten, daar waren tot hier toe maar vier<br />
Bisdommen in de Nederlanden geweest, van Ka-<br />
tneryk, van Utrecht, van Atrecht en van Doornik.<br />
Het Bisdom van Utrecht (fond onder het Aartsbis.<br />
dom van Keulen , en de drie anderen onder het<br />
Aarts-
G E S C H I E D E N I S . 157<br />
Aartsbisdom van Rheims. FILIPS wees den Paus na C. G.<br />
de onvoegzaamheid hier van aan, als ook, dat het<br />
faarr5i7.<br />
tot 1552.<br />
getal van vier Bisdommen te weinig was in de Ne<br />
derlanden , daar het getal der Ingezetenen meer en<br />
meer aanwies, en de nieuwe gezindheden overal het<br />
hoofd begonnen op te Heken. Derhalve had PAU<br />
LUS IV, bij eene Bulle van den i2den Mei i559><br />
veertien nieuwe Bisdommen bij de vier oude ge<br />
voegd , te weten: Mechelen , Antwerpen , Haar<br />
lem , Deventer, Leeuwaarden, Groningen, Middel<br />
burg , ''sHertogenbosch, Roenmonde, Namen, St.<br />
Omer, Tperen, Gend en Brugge; en van deze 18<br />
Bisdommen werden Kameryk, Mechelen en Utrecht<br />
tot Aartsbisdommen verheven. Het Aartsbisdom<br />
van Mechelen werd aan ANTONY PERENOT, tot<br />
hier toe Bisfchop van Atrecht, opgedragen , en,<br />
toen deze federt door den Paus PIUS IV tot Kardi<br />
naal verheven was, onder den naam van Kardinaal<br />
van Granvelle, tot eerften Zetel van gansch Neder<br />
land verklaard (*). Het algemeen misnoegen over deze<br />
nieuwigheden gaf aan de nieuwe gezindheden moed,<br />
om het hoofd op te Heken, en de menigte vermeer<br />
derde, zegt HOOFT, na reede, dat de fchreumte af<br />
nam; omhelzende vele het nieuwe, eer zij wisten,<br />
wat het inhad, en mogelijk te gretiger (f). De<br />
meesten evenwel, die om het geloof leden, hadden<br />
grondiger kennis van de noodzakelijkheid der Her-<br />
vor-<br />
(*) BRANDT Bladz. 540. volgg. WAGENAAR VI Deel,<br />
Bladz. 6:.<br />
(f) Nederl. Hift. pag, 37.
aaC. G,<br />
Jaansi7<br />
tot 1552.<br />
Vervolging<br />
in<br />
het iaar<br />
I5ÓO,<br />
158 K E R K E L I J K E<br />
vorming, en gewigtiger redenen, om van het Pausdom<br />
af te wijken.<br />
In dit jaar 1560 ging de vervolging, bij aanhoudendheid,<br />
voort in hare woede, doch tevens openbaarde<br />
zich meer en meer de tegenzin van al wie<br />
menfchelijk en Christelijk dacht, tegen het geweld<br />
en bloedvergieten ter zake van gevoelens en geloof.<br />
CHRISTIAAN DE QfJEKER , JAKOB DIENSSAART, «1<br />
JOHANNA KONINGS, van Steenwerk, in Vlaanderen,<br />
die naar Engeland waren geweken, waar men, onder<br />
de regering van Koningin ELIZABETH, zijn geloof<br />
in vrijheid beleven mogt, omtrent dezen tijd<br />
eene reis naar hun vaderland doende , werden te<br />
Veurne gevat, en niettegenstaande de Aartsbisfchop<br />
van Kantelberg en andere Prelaten, eenen Brief ter<br />
hunner voorfprake aan de Magiftraat fchreven, welken<br />
zij met deze nadrukkelijke woorden eindigden :<br />
„ Wij, dien de Koninklijke Magiftraat last gegeven<br />
„ heeft in de zaken der Religie, hebben tot nu<br />
„ toe niemand van de uwen, of eenig vreemdeling,<br />
„ eenige moeijelijkheid aangedaan, om zake van den<br />
,, Godsdienst, bij zoo verre zij zich niet oproerig-<br />
,, lijk hebben gedragen. Maar , indien nu de ge-<br />
,, nen , die zich aan onze opzigt hebben aanbcvo-<br />
,, len, en Ledematen onzer Gemeente zijn, in an-<br />
,, dere landen dus gehandeld worden, dan worden<br />
„ wij bedwongen, (hoewel wij het ongaarne doen,)<br />
„ andere volken met gelijke mate in te meten. Doch<br />
,, wij verhopen alles goeds van uwe redelijkheid ,<br />
„ maar vermanen u, dat gij u te eenetnaal affcheidt<br />
„ van allen raad, die tot onnoozel bloedvergieten<br />
„ ftrek-
G E S C H I E D E N I S . 159<br />
„ {trekken mogt, 't en zij gij in dat ftrenge geregte<br />
„ des levenden Gods, (in wiens handen het vree-<br />
,, lelijk is te vallen,) wilt vallen; en te zwaarder,<br />
,, indien gij, de waarheid bekennende , het on-<br />
,, noozel bloed vergiet;" werd op dit fchrijven<br />
niet gelet, maar de gevangenen ter dood veroordeeld.<br />
Toen zij naar de Vierfchaar gingen , waar<br />
zij hun vonnis zouden hooren, liepen er velen van<br />
hunne Geloofsgenooten naar hen toe, hen langs den<br />
weg vertroostende, vermanende, de haijd gevende,<br />
en hen geleidende. Ja aan den {taak {taande,' daar<br />
zij van zelve naar toe gingen hoorden fommigen<br />
zekeren Karmeliter Monnik, JAN BELS genaamd,<br />
zeggen: JOHANNA , Jlrijd vromelijk ! de kroon der<br />
glorie is u voorbereid. Toen men hun de ketens aan<br />
den hals en voeten vastmaakte , hieven zij den<br />
CXXXften Pfalm op. Zij werden geworgd , verzengd<br />
en op het galgeveld aan {taken gehangen ,<br />
doch kort daar na van de broederen afgenomen en<br />
begraven (*).<br />
Insgelijks werd te dezen tijde te Hontfchooten gevangen<br />
JAN HERREWYN, gezegd GEERSTEKOORN,<br />
van Houtkerke in Westvlaanderen, die kort te voren<br />
te Londen eenigen fmaak in de leere der Hervorming<br />
had begonnen te krijgen. Hij was bijna<br />
tot dien tijd toe van een ongebonden .levensgedrag<br />
geweest, daarom fprak hij, ter dood gaande, van<br />
den trap van het regthuis, tot het volk: „ Dus<br />
„ beloont de ellendige wereld de dienaars des Hee-<br />
(*) BRANDT Bladz. 546-549.<br />
„ ren<br />
ia C. G.<br />
[aar 1517.<br />
ot 1552.
160 K E R K E L I J K E<br />
»C. G, „ ren JEZUS CHRISTUS. Eertijds, toen ik dronk<br />
Jaarisir, ,, en klonk, toen ik juichte en dobbelde, toen ik<br />
tot 1552,<br />
,, in alle ongebondenheid en goddeloosheid leefde ,<br />
was ik buiten gevaar van deze banden , ik was<br />
„ overal welkom , en wel gewild, maar zoo haast<br />
ik mij tot de godzaligheid begon te begeven ,<br />
werd mij de wereld tot vijand. Sinds heeft zij<br />
„ mij beflreden, vervolgd, in den Kerker gewor-<br />
,, pen, en nu voert ze mij ter dood. Maar de<br />
„ dienstknecht is niet meêr dan zijn Heer. Naar-<br />
„ dién zij Hem vervolgd hebben , zullen zij ook<br />
.,, ons vervolgen." Hij zong in het gaan ook den<br />
CXXXften Pfalm. Als er een Minderbroeder tot<br />
hem riep: JAN, bekeer «, hef is nog tjjd, x riep<br />
het volk: Gij fchijnheilig, bekeer liever u zeiven:<br />
en als zich de Monnik tot de aanfchouwers keerende,<br />
hen vermaande, dat zij zich niet zouden laten<br />
ontdichten, al hoorden zij den Ketter van God zingen<br />
, werd er van eenigen gezegd : Zwijg gij ,<br />
niemand is er in ontflicht. Zelfs velen van de omftanders<br />
zongen zachteiijk nevens hem, ettelijken<br />
met luider ftemme. Meer dan vier honderd fpraken<br />
hem troost en moed in. Ja iemand uit den hoop<br />
geleidde hem met de hand in het brandhuisje, daar<br />
men hem verworgen en verbranden zou , en verfterkte<br />
hem met woorden tot den einde toe, in het<br />
bijzijn van den beul en geregtsdienaars , die meer<br />
ontfreld waren en verbaasd dan de man, dieu zij<br />
ter dood bragten.<br />
Als, door het aandrijven van den Inquifiteur TI<br />
TELMAN , Deken van Ronfen, zekere JAN DE<br />
CREUS,
G E S C H I E D E N I S . idt<br />
C'REUS , gevangen en veroordeeld zijnde , verzocht<br />
zijne belijdenis aan het volk te mogen verklaren ,<br />
zeide één der Schepenen: ,, Men zal u zulks niet<br />
,, toelaten; het volk heeft er genoeg van gehoord.<br />
„ Wij zijn het ook niet, die u dooden, maar het<br />
s, Plakaat des Konings."<br />
In het jaar 1561 deeg de woede der vervolging 1 Iet jaar<br />
fteeds hooger. Te Rysfel zette men de menfchen 561*<br />
gevangen om een of ander zegswoord tegen de<br />
Roomfche Kerk, lang geleden, of zonder nadenken<br />
gefproken, en verwees hen daar ove:, fchoon zij<br />
nog kleine kennis hadden van de waarheid, en zwak<br />
waren in het geloof, ten vure. Dus werden er in<br />
het begin des jaars 1561 vier mannen verbrand; in<br />
Februarij ook zekere JAKOB VAN LOO , en in dezelfde<br />
maand werd JAN DE BOSSCHER , Diaken def<br />
Kruiskerk te Antwerpen, bij nacht in het heimelijk<br />
op den Steen gedood. Men dacht hem te verdrinken,<br />
maar behalve dat de tobbe zeer eng, en hij<br />
groot van perfoon was , had de beul zoo weinig<br />
waters genomen, dat hij den man dus niet kon verfmooren<br />
, en ten laatlle gedwongen was , hem te<br />
doordeken, JAN DE KEIZER , een Ouderling van<br />
de heimelijke Gemeente, werd den iyden Maart op»<br />
den Steen verdronken.<br />
PIETER ANNOOD en DANIEL GALLAND, die, om<br />
hun geloof te beleven, nevens anderen, naar Engeland<br />
meenden te vlugten, moesten te Duinkerken<br />
, waar zij fcheep dachten te gaan, door beulS<br />
handen derven, ANNOOD, een teeder man zijnde,<br />
begon, op het gezigt der pijnbank , te wankelen in<br />
HERV. III. L zij-<br />
10 C. ö.<br />
'aariji?.<br />
ot 1553.
ï6a K E R K E L I J K E<br />
na C. G. zijne vastigheid, maar weder moed vattende , beriep<br />
Jaari5i7. hij zich op zijne eerfie belijdenis, en bad de Broe<br />
tot 1552<br />
deren om vergiffenis zijner zwakheid. Op den weg<br />
naar de Vierfchaar, om zijn doodvonnis te hooren,<br />
verhaalde hij de drie oorzaken, die hem in dit kruis<br />
blijmoedig maakten: Voor eerst: dat hij leed om<br />
:ene goede zaak. Ten tweede: dat hij in zijn lijden<br />
verzekerd was van de zekere en alreeds tegenwoorlige<br />
hulp van God. Ten derde: omdat zulke haast<br />
voorbijgaande verdrukking hem den weg opende tot<br />
:ene eeuwige vreugde.<br />
Geheime Den derden Augustus, als Antwerpen vol vreug-<br />
en ook ie was, door de fchouwfpelen der Rederijkers, ver-<br />
openlijke<br />
nachtversameMen zich de Hervormden in een bosch bij<br />
gaderingen.<br />
Markfem, waar de Drosfaard hen overviel. Hier<br />
'<br />
iet zich de vergadering, die omtrent 4 of 500<br />
1 nenfchen fterk was, van vijf of zes vervol<br />
i gers ffooren. De Predikant ontkwam het; fommi-<br />
I >en werden gevangen, en één derzelven onthalsd,<br />
re Doornik dorsten fommigen, uit ijver zonder ver-<br />
i land, bij nacht openlijk op de ftraten zamen te ko<br />
1 nen, en luidkeels de Franfche Pfalmen van CLE-<br />
I tENT MAROT en BEZA te zingen. Dit tergde de<br />
\ ervolging. JAN DE EANOY, een Ouderling der<br />
Ooornikfche Gemeente , alhoewel hij dit ontijdig<br />
i jveren had beftraft, werd niettemin den 27fïen No-<br />
1 ember verbrand. Men moet dezen niet verwarren,<br />
;elijk de Jezuiet STRADA gedaan heeft, met eenen<br />
i<br />
IATTHEUS LANNOY, eertijds Priester, en te voren,<br />
1<br />
t<br />
m zijn ontuchtig leven, in beeldtenis gehangen.<br />
I )eze thans gevangen en in gevaar des doods zijnde.
G E S C H I E D E N I S . ïg 3<br />
de, week nevens den Predikant HENDRIK PENNI<br />
TIER af, en verzoende zich met de Roomfche Kerk<br />
na C. Ö.<br />
jaar 1517.<br />
gevende de redenen van hun doen in druk, die vai 1<br />
ancieren wederlegd werden (*> Te Falenchyri, ?<br />
waar men insgelijks openlijk bij nacht Pfalmen ha< I<br />
gezongen, raakten twee Predikanten, FILIPS MAIL<br />
LARD en SIMON FAREAU, gevangen. Als dezet t<br />
naar de ftrafplaats geleid werden, ontftond er eer<br />
oploop onder het volk; de geregtsplaats werd overweldigd,<br />
en de Regters moesten de gevangenen .<br />
onder eene hagelbui van fteenen, weder naar de gevangenis<br />
voeren. Doch ook deze werd opengebroken<br />
en de twee Predikanten verlost.<br />
kostte federt eenigen het leven (f).<br />
Dit bedrüi<br />
Te Amfterdam werd de Schout WILLEM DIRKSZ. De<br />
BARDES, die in den haat der Regering was, door Schout<br />
het bedrijf van Meester HENDRIK DIRKSZOON, Burgemeester<br />
aldaar, van zekere vrouw, in de wandeling<br />
genoemd Gele Fy, befchuldigd van Herdooperij,<br />
waar bij zich verder tot getuigen lieten gebruiken<br />
een ander vrouwsperfoon, VOLKJE WIL-<br />
7<br />
van AmflerdainvanKetterij<br />
beticht<br />
LEMS, zekere Notaris CORNELIS MARTSZ. SWART,<br />
en ADRIAAN JANSZ. SLYPER. FLORIS EGBERTZOON,<br />
Onder-Kettermeester of Inquifiteur, en Vicarius of<br />
Pastoor van de Oude Kerk te Amfterdam, was mede<br />
ijverig in de weer, om den Schout te verderven.<br />
Van dezen FLORIS EGBERTS wordt verhaald<br />
hoe<br />
(*) BRANDT Blatiz. 555.557.<br />
Ct) BRANDT Bladz. 557.560. WAGENAAK Vad. Hïjl,<br />
VI Deel, Bladz. ri.<br />
L 2
164 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. hoe hij, voor zijne komst te Amfterdam, Pastoor<br />
Jaari5i7 zijnde xzEdam, aan de Doctoren te Leuven fchreef,<br />
tot 1552.<br />
dat zij den Keizer KAREL V zouden raden, aan de<br />
Lutheranen twee Steden in Holland aan de Zee in<br />
te ruimen, om in vrijheid te bewonen, doch dat hij<br />
EGBERTS , als de meeste hoop bij den anderen ware,<br />
al het volk daar in verbranden zou. De Schout BAR-<br />
DES, de lucht gekregen hebbende, van hetgeen tegen<br />
hem in til was, vervoegde zich bij vrouw MA<br />
RIA, de toenmalige Gouvernante, en bragt te wege,<br />
dat VOLKJE , naar onderzoek van zaken , in den<br />
Haag werd getrokken en daar vastgehouden , ook<br />
werd FY HARMENS bij nacht opgelicht, en ten Hove<br />
in hechtenis geleverd. De gevangenen het feit beleden<br />
hebbende, werden ook Meester HENDRIK en<br />
de Pastoor in hechtenis genomen , gelijk ook de<br />
Notaris en SLYPER naar den Haag werden gevoerd.<br />
Nu volgde het vonnis, SLYPER werd in het openbaar<br />
gegeesfeld, de Notaris ondeugende tot zijnen<br />
dienst verklaard en beiden gebannen. De Pastoor<br />
moest openlijke bekentenis doen, en hem werd de<br />
ftad en vrijheid van Amfterdam, als ook het oefenen<br />
van het Kettermeesterfchap verboden, VOLKJE<br />
ftierf in de gevangenis, FY werd verwezen , dat<br />
haar de tong uit den hals getornd, haar hals aan<br />
een' paal geworgd, het ligchaam gebrand en op het<br />
galgeveld gefield zou worden. De Burgemeester<br />
wist zich aan de ftraffe te onttrekken , door alles<br />
te loochenen, hebbende hij zich weten te wachten<br />
van fchrift van zijne hand aan iemand te geven.<br />
De twist tusfehen den Schout en den Burgemeester<br />
had
G E S C H I E D E N I S . 165<br />
had middelerwijl, onder grooten en kleinen, eene na C. G.<br />
partijfchap verwekt, die met de namen van Schoufaari5l7.<br />
:ot 1552.<br />
tisten en Meester Hendrik Dirkisten lang fland<br />
hield, en eene verbittering voedde, die naderhand<br />
tot dadelijkheden uitborst (*). Meester HENDRIK<br />
werd in het vervolg, zoo veel vermogt de partijdigheid<br />
in de jaren 1563 en 1564, weder tot Burgemeester<br />
verkoren, maar de Schout in het jaar 1565<br />
van zijn ambt verlaten (f). Hij had een' afkeer<br />
van de vervolging, en bewees den Hervormden zoo<br />
veel gunst, als hem de gefteldheid der tijden eenigzins<br />
toeliet. Ook fchreven hem de ijverigften der<br />
genen, die tegen het Pausdom waren, zekere groote<br />
weldaad toe, hoewel zij nooit zeker wisten ,<br />
waar hun die van daan kwam. Deze beflond hier<br />
in: dat, als er eenige zwarigheid of vervolging op<br />
handen was, zoo kreeg men onverziens, en bedektelijk,<br />
eene leuze , welke door de ganfche fiad liep,<br />
door den mond van eenen , die het anderen vertrouwde,<br />
te weten: JOZEF nam de moeder en het<br />
kind, en vlugtte naar Egypte. Als dit woord eenigen<br />
der genen, die de Roomfche Kerk ontweken,<br />
ter oore kwam, ver (laken zij zich , of gingen, zoo<br />
de flads poorten nog niet gefloten waren , uit der<br />
llad. Sommigen gebruikten dezen vond : Zij begaven<br />
zich, met hunne vrouwen aan hunne regterhand,<br />
als vrijsters en vrijers, bij nacht op ftraar,<br />
en<br />
(*) BRANDT Bladz. 560-566. WAGENAAR Befchr, van<br />
Amfterdam. I Deel, Bladz. 260-262. Folio. Vaderl. Hift.<br />
V Deel, Bladz. 411. (f) WAGENAAR Bladz. 273.<br />
L 3
166 K E R K E L I J K E<br />
na C G. en als er eenige wacht of onraad kwam, gingen zij<br />
Jaan5i7. bij malkanderen op een' floep zitten. Maar als nu<br />
tot J552.<br />
de zwarigheid over was, werd het woord der leuze<br />
, dat onder de vertrouwden liep: Zij zijn dood,<br />
die het kind naar 't leven fionden (*). De Schout<br />
BARDES, van zijn ambt verlaten zijnde, hield openlijker<br />
de zijde der Hervormden; dit baarde hem, ten<br />
tijde van ALBA, onheil. Hij was onder degenen,<br />
die te Amfterdam vogelvrij werden verklaard , befchuldigd<br />
wordende, dat hij de beroerten had helpen<br />
ftooken, en ten dien einde verfland gehouden<br />
met den Prins van Oranje, met den lieer van BRE-<br />
DERODE, en in cijfer met DIRK VOLKAARTSZOOM<br />
KOORNHERT ja, dat hij zelfs een' Kahinischheeraar<br />
in den Haag gebragt had. Hij raakte eerlang<br />
in hechtenis bij het Hof, en werd, na lang zitten,<br />
bij goeddunken van den Raad der beroerten , flrengelijk<br />
gefolterd, en zelfs met roeden gegeesfeld , in<br />
den ouderdom van LXX jaren. En fchoon hij dit<br />
alles, met onbezweken moed, uitftond, zoo dat de<br />
Raad hem zuiver fchouwde van de beroerte; hij<br />
werd nogtans, onder voorwendfel, dat hij aan andere<br />
zijdgangen fchuldig was, aan de lange koorde<br />
gehouden. Ook hield men eene groote fomme gelds<br />
in, die de Koning hem fchuldig was. De fcheuring<br />
des lands hier op volgende , voegde hij zich<br />
aan de zijde der Bondgenooten , hetgeen oorzaak<br />
was, dat zijne meeste middelen , als gelegen onder<br />
Amfterdam, welk de Spaanfche zijde hield, hem te<br />
(*) BRANDT Bladz. 56;, 568.<br />
on-
G E S C H I E D E N I S . 167<br />
onbruik werden gemaakt; hetwelk hem niet» alleen m C. G.<br />
zijne gezondheid , maar ook eindelijk zijn verftand jnarisi7.<br />
tot 155a.<br />
kostte. In dezen ongelukkigen toeftand bragt BAR-<br />
DES het overlchot zijner dagen door te Delft, daar<br />
liet den Prins van Oranje, hem aanfprekende , naderhand,<br />
beklag en tranen afdrong, dat zoo eel een<br />
verftand derwijze geknakt en vervallen was (*).<br />
Omtrent dezen tijd, werd Heer ANDRIES DIRKS<br />
De Pas<br />
V A N CASTRICUM, Pastoor van Sint Pancras-Kerk toor van<br />
St. Pan<br />
te Enkhuizen, die zich tegen het Pausdom begon<br />
kras Kerk<br />
te verzetten, door RUDOLPHUS STRAKMANS, Deken te Enk-<br />
van Westfriesland, te Hoorn gedagvaard zijnde, alhuizen<br />
,<br />
door eedaar<br />
in hechtenis genomen, doch door eenige EnknigeEnkhuizer .Burgers verlost en weggeholpen. Tien Burhuizer Burgers<br />
gers werden door den Schout van Enkhuizen daar /erlost.<br />
over in regten betrokken, maar mids zekere boete<br />
betalende, weder losgelaten (f).<br />
In het jaar 1562 werd, onder anderen, een arm 3en blin-<br />
blind man, ANDRIES MICHIELSZOON, den 23ften ' lete<br />
Mei ter dood gebragt. De Voogden van het Blin- \<br />
Doornik<br />
'erbrand.<br />
denhuis hadden hem veroorloofd, naar Frankryk te<br />
trekken, om eenigen raad voor zijne blindheid te<br />
zoeken, hier hoorde hij te St, Germain en Laye<br />
eenige Predikatiën tegen het Pausdom, die hij, thuis<br />
gekomen, aan zijne bekenden vertelde. Hij werd<br />
daar op gevangen, en dewijl hij fommige Hellingen<br />
weigerde af te zweeren, ter dood verwezen. Naar<br />
den<br />
(*) WAGENAAR Befchrijving van Amfterdam. I Deel<br />
Bladz. 311.<br />
(f) BRANDT Bladz. 56O.<br />
1.4
m C. G. den worgpaal gaande, bedankte hij zijne Regters,<br />
. J"ri5»7<br />
tot 1552.<br />
De Neclerlandfche<br />
belij<br />
denis<br />
•wordt op<br />
gcl'teld.<br />
ï6U K E R K E L I J K E<br />
dat zij hem zoo lang in hechtenis hadden gehouden<br />
, te kennen gevende , dat hij daar door te<br />
beter ondenigt en te meer verfterkt was geworden<br />
in de kennisfe der waarheid. Doch tevens tastte hij<br />
hen in bet gemoed met deze woorden: „ O Reg-<br />
,, ters! Regters! gij hebt mij geoordeeld: ik oor-<br />
„ deel niet, maar daar zal er één zijn, die u zal<br />
,, oordeelen."<br />
Omtrent dezen tijd heeft GUIDO DE BRES , met<br />
ADRIANUS SARAVJA , HERMAN MODET Of STRYCKER,<br />
GODEFRiED WINGEN , en nog één of iwee andere<br />
Leeraars, een gefchrift in het Wahch of Fransen<br />
opgefteld, hetwelk vervolgens in het Nederduitsch<br />
gebragt is, onder den titel: Bekentenisfe of belijdenis<br />
fe des geloofs, in het gemeen, en eendragteiijk<br />
van de geloovigen , die in de Nederlanden os er al<br />
verftrooid zijn, ende naar de zuiverheid des heiligen<br />
Euangeliums onzes Heeren JEZUS CHRISTUS<br />
begeeren te leven. De vermaarde FRANCISCUS JU-<br />
NIUS heeft dezelve in het Jaar 1566, volgens het<br />
goedvinden der Sijnode, die in dat jaar was gehouden,<br />
overzien, en ze den Broederen te Geneve toegezonden,<br />
opdat zij dit gefchrift, van hen goedgekeurd<br />
zijnde, met die goedkeuring in druk zouden<br />
geven. Zij werd, in het jaar 1563, voor het eerst<br />
in het Neder- en Hoogduitsch uitgegeven ; maar in<br />
het jaar 1566 werd zij wat korter in één getrokken,<br />
en in het Walsch en Nederduitsch gedrukt. Zij beitond<br />
uit XXXVII artikelen, in de meeste van wei-,<br />
ke zij van het Pausdom afweek, ook in fommige,<br />
bij*
G E S C H I E D E N I S . 169<br />
bijzonder in het (luk van het Avondmaal, van de<br />
Augsburgfche Confesjie; van de Doopsgezinden in<br />
het (luk van den Doop, de menschwording van<br />
Gods Zoon, en het Overheidsambt; zij volgt ten<br />
meesten deele de Belijdenis der Hervormde Franfche<br />
Kerken; gelijk deze den naam voerden van Refor<br />
mis, zoo hebben de belijders van deze belijdenis<br />
zich ook federt, hier te lande, Gereformeerden of<br />
Hervormden genoemd. Anderen noemden hen Cal<br />
vlnlsten, omdat zoo wel de Franfche als deze Ge<br />
loofsbelijdenis, gefield was naar het gevoelen van<br />
CALVIN. Nogtans behielpen zich de Nederlandfche<br />
Hervormden fomwijlen met den titel van Augsburg<br />
fche Confesfie, omdat die ten Hove min hatelijk<br />
was dan de Franfche of Calvinifche. Te voren had<br />
men onder de Gereformeerden in Nederland de Lon-<br />
denfche Katechismen aangenomen , de groote en<br />
kleine, en de Kerke of Zedetucht naar den regel<br />
der Heilige Schrift geoefend.<br />
Zorgelijk werd thans de Staat des Lands bij de De Heer<br />
Landvoogdesfe ingezien. De verfchillen om den vanivioN-<br />
Godsdienst<br />
riGNY<br />
namen fleeds toe , en niettegenflaande<br />
naarSpan-<br />
de hevigheid der vervolging wies het getal der Onje gezon»<br />
Jen.<br />
roomfchen gefladig aan; de Edelen waren in het al<br />
gemeen misnoegd over den invloed en heerschzucht<br />
van den Kardinaal van GRANVELLE; en de Burger<br />
oorlog, welke thans in Frankryk weder ontfloken<br />
was, en in welken de SpaanfcheKoning zich meng<br />
de, dreigde de landen met onheilen van buiten. De<br />
Landvoogdesfe vond dan goed , den Heere van<br />
MONTiGNY naar Spanje te zenden, ten einde aan<br />
L 5 den<br />
na C. G.<br />
[aan 517.<br />
tot 155a.<br />
De naam<br />
Gereformeerden<br />
komt in<br />
gebruik.
M C. G.<br />
f**ttSi 7.<br />
tot 1552,<br />
De vervolging<br />
houdt aan<br />
in het jaar<br />
1563.<br />
170 K E R K E L I J K E<br />
den Koning den waren toeftand des lands voor te<br />
nellen, en zijne hulp en raad te verzoeken, MON-<br />
TIGNY keerde in het jaar 1562 uit Spanje terug en<br />
bragt goede woorden en beloften mede, maar geene<br />
wezenlijke hulpe. Hij had den Koning, op deszelfs<br />
vraag: wat hij voor de oorzaak hield van al<br />
de vervreemding en klagten der Nederlanderen ?<br />
voorgemeld: dat het misnoegen ten deele ftheen<br />
voor te komen uit de vermeerdering van het getal<br />
der Bisfchoppen, zoo heimelijk beleid, zonder weten<br />
of beraad der Landfchappen en derzelver Stede*<br />
bouderen; daar de vrees uit ontftond voor eene invoering<br />
der Geloofsinquifitie op den voet van Spanje:<br />
ten deele uit den haat, dien groot en klein den<br />
Kardinaal toedroeg, en dat zoo onverzoenelijk, dat<br />
er grooter oproer uit te vreezen ftond. Hier op gaf<br />
de Koning, den Kardinaal ontichuldigende, ten antwoord:<br />
dat het hem nooit in den zin was gekomen,<br />
door deze vermeerdering van Bisfchoppen, de<br />
Inquifitie in te voeren naar de wijze van Spanje. —<br />
Dat hij in perfoon binnen kort in de Nederlanden<br />
wilde komen, en dan tegenwoordig zijnde, zijn' eigen<br />
en der Landfchappen wensch voldoen enz. (*)<br />
Men voer ondertusfchen voort met de vervolging.<br />
Den i3den Maart 1563 ftelden JOOST RINESTEIN<br />
VAN TIELT en MICHIEL DE BAY , die in de plaats<br />
van RUARD TAPPER en MICHAEL DRUTIUS Inquifiteurs<br />
Generaal waren geworden, den Doctor WIL<br />
HELMUS LINDANUS, gekoren Bisfchop van Roer-<br />
(*) BRANDT Bhldz. 57S.<br />
mon-
G E S C H I E D E N I S . i 7 l<br />
monde, tot Onder-Inquifiteur over Holland, Zee<br />
na C. G.<br />
land, Utrecht, Gelderland, Friesland, Groningen Ïaari5i?-.<br />
enz. Tot vordering der Inquifitie diende ook een tot 1552.<br />
Ptakaat, den 2often van Maart te Brusfel geteekend,<br />
bevelende, dat niemand zou toegelaten worden in<br />
Holland'te komen wonen, zonder behoorlijk getuigenis<br />
van zijn geloof volgens de Roomfche Kerk ;<br />
dat de vrederouwen onder eede zouden moeten beloven,<br />
geene kinderen te zullen ontvangen, of goede<br />
toezigt te nemen, dat dezelve behoorlijk gekerftend<br />
werden; dat de Pastoren en Kapellanen boek<br />
of register zouden houden van al de kinderen, die<br />
zij zouden doopen. Dat de Officiers zich naarftiglijk<br />
zouden informeren op alle Herdoopers en degenen<br />
, die Conventiculen houden, achtervolgens de<br />
Plakaten, door Keizer KAREL V gegeven; voorts<br />
werd verboden, op Zon- en Heilige dagen, ten<br />
minfte gedurende de Hoogmisfe en het Sermoen<br />
voor noen, in herbergen te gaan drinken enz.; den<br />
ouderen werd belast, hunne kinderen ter Schole en<br />
ter Kerke te fchikken enz. Den Officieren werd bevolen,<br />
niet alleen de huizen der Boekverkooperen te<br />
vifiteren, maar ook toe te zien, dat geene kramers<br />
met boeken omgaan of die verkoopen; ook te onderzoeken,<br />
of zij die ook in hunne marsfen hebben<br />
, of onder de waren verbergen. Al die kennis<br />
hebben, dat er ergens eenige verbodene vergaderingen<br />
, of conventiculen , gehouden werden, zullen<br />
fchuldig zijn, dat den Officier der plaatfe te kennen<br />
te geven; en zal hun voor elk huis, daar hij op<br />
hun aanbrengen bevinden zal, conventiculen gehouden
na C. G<br />
Jaansi7.<br />
tot 1552<br />
172 K E R K E L I J K E<br />
den te wezen, gegeven worden XXV Carolus Gul<br />
dens, die hem in zijne rekening gepasfeerd zullen<br />
worden (*).<br />
Te zeiven dage fchreef de Landvoogdesfe aan den<br />
Raad van Holland, dat men dit en vorige Plakaten<br />
zou afkondigen en vernieuwen, ook overal bekend<br />
te maken, dat, zoo iemand binnen eene maand niet<br />
ter Kerke kwam, hij arbitralijk zou geftraft, en<br />
hardnekkiglijk wegblijvende, vier maanden gebannen<br />
worden. Men moest ook tegen de Wethouders van<br />
Tekfel , die in het onderhonden der voorgaande Pla<br />
katen onachtzaam waren geweest, ftrengelijk voor<br />
zien. In Vlaanderen en Braband ftonden de Magi-<br />
ftraten het Pausdom meer ten dienst, tot grooter<br />
bezwarenis der Gereformeerden.<br />
Om de Gereformeerden te beter te ontdekken ,<br />
kwamen er eenige Kommisfarisfen van Brusfel te<br />
Doornik , alwaar in dit jaar reeds een en ander<br />
om hun geloof de doodftrafFe geleden hadden. De<br />
ze Kommisfarisfen deden de verdachten bij eede ver<br />
klaren , of zij, volgens de gewoonte der Roomfche<br />
Kerk, hadden geleefd, en in het toekomende wil<br />
den leven; driemaal 'sjaars te Biecht, en te Sacra<br />
ment, ook op Zondagen en andere hoogtijden ter<br />
Misfe gaan. Over het weigeren van dezen eed heeft<br />
men NICASIUS DE LA TOMBE den i2den Novem<br />
ber, en ROGIER, DU MONT den tweeden December<br />
verbrand.<br />
Op gelijke wijze werd in dit jaar ook te Antwer<br />
(*) BRANDT Bladz. 570.58a.<br />
pen
G E S C H I E D E N I S . 173<br />
pen zekere Metfelaar, WOUTER OOM genaamd, en na C. O.<br />
JAN DE WOLF van Oudenaarde, omdat hij zijn kind Iaansi7.<br />
tot 1552.<br />
in de vergadering der Gereformeerden had laten doopen,<br />
op den Steen verdronken.<br />
Het ongenoegen tegen den Kardinaal van GRAN-<br />
VELLE bleef intusfchen (leeds voortduren. Men<br />
fmaalde op hem, door eene fchertfende livrei, die,<br />
door den Graaf van EGMOND uitgevonden was, en<br />
eerst in eene zotskap, den dienaren op de mouw<br />
gedikt, beftond, doch naderhand in een bondel pijlen<br />
veranderd werd. Men (lak hem zelfs, te eenigen<br />
tijde, een fpotprent in de hand, in welke hij<br />
zelf vertoond werd, zittende te broeijen op een deel<br />
eijeren, daar Bisfchoppen uit kwamen, terwijl hem<br />
een duivel boven het hoofd zweefde, met dit bijfchrift:<br />
Hic est filius meus, ipfum audite. „ De-<br />
,, ze is mijn zoon, hoort hem." De Prins van<br />
Oranje, en de Graven van Egmond en Hoorne,<br />
fchreven, als leden des Raads van State, eenen<br />
Brief aan den Koning , in welken zij ten (lerklten<br />
drongen op het vertrek des Kardinaals , fchoon zij<br />
tevens verklaarden : ,, dat, wat den Godsdienst<br />
,, betrof, zij den Koning altijd de pligten van goe-<br />
,, de onderdanen en Katholijke Leenmannen bewij-<br />
,, zen zouden, oordeelende zij, dat men het den<br />
„ voornaamfien Heeren, den Adel, en andere brave<br />
,, lieden te danken had, dat de Godsdienst nog,<br />
,, in den tegenwoordigen gerusten ftaat, werd ge-<br />
„ oefend. Dat, waarlijk, het gemeene volk reeds<br />
„ zeer befmet was, en dat de levenswijze en het<br />
„ gezag van den Kardinaal hier aan geen goed<br />
„ deed."<br />
De Kardinaal<br />
vsn<br />
GRANVEL-<br />
L ;<br />
. verlaat<br />
de Nederlanden.
aa C. G „ deed." Het antwoord van den Koning op dezen.<br />
Jaarisi7<br />
Brief beftond in eenige algemeene uitdrukkingen van<br />
tot 1552<br />
welwillendheid en eene belofte van zijne overkomst;<br />
hetwelk aan deze drie Heeren zoo veel misnoegen<br />
gaf, dat zij uit den Raad van State bleven ; ook<br />
weigerden de algemeene Staten te vergaderen, daar<br />
GRANVELLE tegenwoordig was. Dit één en ander<br />
bewoog den Koning, otn GRANVELLE ten lande uit<br />
te doen vertrekken, gelijk in Maart 1564 gebeurde,<br />
onder voorwendfel, van zijne moeder in Bourgondi'è<br />
te gaan bezoeken.<br />
De vervolgingvermindert.<br />
174 K E R K E L I J K E<br />
Terflond na het vertrek van GRANVELLE hernamen<br />
de drie Hteren hunne plaatfen in den Raad<br />
van State, en het gezag van dezen Raad had terflond<br />
merkelijken invloed op de getneene zaken. De<br />
vervolging, niet zoo zeer gehandhaafd wordende als<br />
te voren , minderde allengskens. In Grasmaand<br />
maakte men in Holland zwarigheid, om hit Plakaat<br />
af te kondigen, waar hij iemand, die in geene<br />
maand ter Kerke geweest was, ftraf baar verklaard<br />
werd. Ook kanteden zich de Staten van dat gewest,<br />
wat later, tegen het vervoeren van twee gevangenen,<br />
om Ketterij. Oranje gaf van tijd tot<br />
tijd in gefprekken met de Afgevaardigden der Staten<br />
opening van zijne inzigtc-n , op het Huk van den<br />
Godsdienst. Hij oordeelde, „dat het getal der<br />
,, Ketteren, hier te lande, zoo groot was, dat de-<br />
,, zeiven onmogelijk, door vuur en zwaard, kon-<br />
,, den worden uitgeroeid: doch dat men hier toe<br />
„ andere middelen, als, de zedebetering der Gees-<br />
„ telijkheid , het prediken eener gezonde leere en<br />
„ dier-
G E S C H I E D E N I S . 173<br />
,, diergelijke ter hand 'laan moest." En zich ah na C. G,<br />
lengskens nader verklarende, voegde hij er bij: „ dat Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
„ zedebetering en het wel prediken , fchoon heil-<br />
„ zaam in zich zeiven, de Ketterij niet t'eenemaal<br />
„ zou kunnen verdrijven; maar dat geraden was ,<br />
„ de Plakaten in te trekken, of ten minfte te ver-<br />
„ zachten, gehengende de tijden thans zoo vele<br />
„ ftrengheid niet; waar van men ook tot hier toe<br />
„ geheel geene vrucht had gezien." Somtijds ging<br />
hij, in deze gefprekken , zoo ver, dat hij niet<br />
fchroomde te zeggen: „ dat er geen ander middel<br />
overig was, dan aan ieder, in zijn huis, vrijheid<br />
„ van Godsdienstoefening, en alomme het houden<br />
„ van het Avondmaal onder beiderlei gedaante toe<br />
„ te ftaan." Oranje had reeds in het jaar 1562<br />
aan al de ingezetenen van zijn Prinsdom, beide<br />
Roomfchen en Onroomfchen , vrijheid van Godsdienst<br />
verleend, evenwel verzocht hij wat later den<br />
Koning, door deszelfs Gezant in Frankryk, de zaken<br />
van zijn Prinsdom te willen vorderen; hetwelk,<br />
zeide hij, gefchapen ftond verloren te gaan, omdat<br />
hij het bij het heilig oud Roomsch Geloof had zoeken<br />
te bewaren (*_). '<br />
De Prins bediende zich veel van den raad van<br />
FRANCISCUS BALDUINUS van Atrecht, een geleerd<br />
man, kundig in de Godgeleerdheid, en tevens in<br />
de Regten, door zijne befcheidenheid in Kerkelijke<br />
zaken vermaard; de Graaf van Hoorne hield GEOR-<br />
GIUS CASSANDER in hooge achting. Deze CASSAN-<br />
DER<br />
(*) WAGENAAR Faderl. Hift. VI Deel, Bladz. 74.
na C. C<br />
Jaarisi;<br />
toe 1555<br />
De vervolging<br />
verheft<br />
zich op<br />
nieuw.<br />
t?6 K E R K E L I J K E<br />
DER was uit Vlaanderen geboren, en de glans zij*<br />
ner godsvrucht, gematigdheid en geleerdheid was<br />
zoo groot, dat de Keizers FERDINAND en MAXI-<br />
MILIAAN zijne hulp met allen ernst verzochten, tot<br />
heeling der wonden van de Christenheid. Hij over<br />
leed den 3den Februarij 1566 (*).<br />
De Koning hierentusfehen, beval der Landvoog-<br />
desfe , bij Brief op Brief, het uitroeijen der Kette<br />
rij; de Jezuiet STRADA verhaalt, hoe hij haar, bij<br />
fchrijven van eigen' hand, de manier berigtte, om<br />
de genaamde Ketters te achterhalen; genoegzaam het<br />
fpoor daar toe aanwees, zelfs lijsten overzendende,<br />
waar op zij, met _ verklaring van ieders buurte ,<br />
foort, ouderdom, en geftalte , Honden afgemaald.<br />
Evenwel had de Ketterftraffe geen' eenerlei uit<br />
gang*<br />
Te R.upehnonde zat een Priester gevangen, die<br />
het Pausdom verlaten had. Deze wist, met zijne<br />
medegevangenen, het Kasteel, waar zij zaten, in<br />
brand te Heken , op hope, van in de verwarring te<br />
zullen ontkomen; maar de foldaten, fchielijk toe-<br />
fchietende , bluschten den brand , en grepen de<br />
brandfiichters, die geHraft werden. De Pn'tster<br />
kreeg het zwaard, omdat hij het Pausdom weder<br />
toeviel, en het gevoelen der Gereformeerden ver<br />
zaakte, ja vervloekte.<br />
Meer viel er te Antwerpen te doen over het ver<br />
branden Van CHRISTOFFEL SMIT, Of FABItlCIUS ,<br />
die ftandvastiger was. Deze was te Brugge, zvy<br />
(*) BRANDT Bladz. 588-59.%<br />
M
G E S C H I E D E N I S . 177<br />
ne geboorteflad, een Karmelirer Monnik geweest , na C. G.<br />
doch had, het Klooster en het Pausdom verlatende, faari.517.<br />
:ot 1552.<br />
eene vrouw getrouwd, en zich eenigen tijd in Engeland<br />
onthouden. Thans bediende hij te Antwerpen<br />
de Hervormde Gemeente, federt zes maanden,<br />
als Leeraar; toen hij in hechtenis raakte, te gelijk<br />
met OLIVIER DE BOK van Aalst, Profesfor der Latijnfche<br />
Taal te Heidelberg, herwaarts gekomen ,<br />
om zijne bijzondere zaken te verrigten. De laatfle<br />
werd echter, op aanfchrijven van zijnen Overheer,<br />
den Keurvorst Paltzgraaf, den eerflen September<br />
weder ontflagen. Maar FABRICIUS werd ten vure<br />
gedoemd, die zich kloekmoedig, geduldig en gelaten<br />
gedroeg. Zelfs fchreef hij voor zijn' dood een'<br />
Brief aan Lange MARGRIET , een Bonetverkoopfler,<br />
die hem verraden had , haar dat vergevende, en<br />
haar tot boete vermanende. Des nachts voor zijn'<br />
fterfdag vergaderde het volk, in groote menigte ,<br />
voor den Steen of Kerker, meenende, dat men hem<br />
in het donker zou ombrengen. Zij bragten den<br />
ganfchen nacht over met het zingen van Pfalmen en<br />
Geestelijke Liederen. Den volgenden morgen, den<br />
4den October, ter dood geleid wordende, en vreezende<br />
voor een oproer, dewijl het volk van alle<br />
kanten toefchoot, fprak hij de menigte met deze<br />
woorden aan: „Mijne lieve Broeders, dat zich<br />
„ niemand voordoe, om mij te verlosfen. Laat de<br />
„ Heer zijn werk in mij volbrengen." Sommigen<br />
zeiden toen: „ Strijd vromelijk, waarde Broeder,<br />
„,want dit is de ure." De Markgraaf, dat hoorende,<br />
riep tot zijne trauwanten : Vangt, [mijt,<br />
HERV. III. M flaat
178 K E R K E L IJ K E<br />
na C. G. (laat dood! en dreigde te fchieten. Op de markt<br />
Jaari.517 gekomen, knielde FABRICIUS bij den houtftapel, om<br />
tot 1552.<br />
God in dien uiterften nood te bidden; maar men<br />
rukte hem terflond naar de mutzaard, drong hem<br />
aan den paal, daar hem de beul met eene ijzeren<br />
ketting aan vasthechtte , ook een' drop om den<br />
hals wierp, om hem het bidden en fpreken te beletten.<br />
Nu begonnen verfcheidene omflanders Pfalmen<br />
aan te heffen, onder anderen den CXXXften.<br />
De Helbaardiers riepen, dat zij zwijgen zouden, en<br />
raakten van het dreigen aan het flaan; maar het<br />
volk aan het werpen met fteenen, zoo vinnig, dat<br />
;erst de beul met zijne dienaars en helbaardiers, en<br />
daar na de Markgraaf, de Schout, en andere Wethouders<br />
de vlugt namen. Men had den Markgraaf,<br />
;er hij week, hooren roepen: „ Ei, Burgers,<br />
„ flaat ons bij. Schutters, flaat ons bij. Mijne<br />
„ lieve Burgers, wij zijn het niet, die hem doo-<br />
„ den, maar des Konings gebod. Ziet , wat gij<br />
doet, het is des Konings geregt." Maar niemand,<br />
die een' voet voor hem verzette , of hand<br />
voor hem uitflak. Men liet het volk begaan. Eenigen<br />
fprongen in het Perk, om den Predikant te<br />
ontzetten, rukten de mutzaarden weg, trokken de<br />
keten los, dan het was te laat. Want de beul had<br />
hem, eer hij zich wegmaakte, met een' ijzeren hamer<br />
het hoofd ingeflagen, en van achteren met een<br />
ponjaard dóorfteSèft. Dus liet men het vuur, dat<br />
al omfleken was, branden, en zag er den man ,<br />
(want het brandde zeer langzaam,) fchoon hij zoo<br />
doodelijk gekwetst was, nog lang in leven, zijn<br />
hoofd
G E S C H I E D E N I S . 17 %<br />
hoofd verroeren, zijn' mond, en lippen, en hande tl na C. G»<br />
open en toedoen, tot dat hij eindelijk, in het vuu r Jaarisi7.<br />
_ tot<br />
vallende, den geest gaf. Echter bleef dit fchrikke<br />
155a.<br />
lijk mismaakt ligchaam, na het blusfchen van he<br />
vuur, wel acht uren liggen, tot een deerlijk fchouw<br />
fpel van vrienden en vijanden; ten laatfle werd he<br />
aan een' grooten Heen gebonden in de Schelde vei<br />
zonken. Dusdanig was het einde van CHRISTOFFEI<br />
FABRICIUS in het 37fle jaar zijns ouderdoms. He<br />
oproer hield nog eenige dagen aan, met bedreiging,<br />
dat men zijnen dood wilde wreken. Doch feder<br />
werd één van degenen, die met fteenen geworpei 1<br />
hadden, op last der Gouvernante, gehangen. Hiet<br />
door bragt zij den fchrik in de anderen, en de ftac<br />
in rust (*).<br />
Te Rysfel werden daar na twee mannen om der Die van<br />
Godsdienst met het vuur gedood , zonder tegen- Brugge<br />
wederftand.<br />
Maar te Brugge werd de Inquifiteur van<br />
ftaan den<br />
Vlaanderen door de Wethouders in zijn vervolgen Inquifi<br />
gefluit. Zij lieten drie van zijne dienaars, die, zonteur<br />
van<br />
Vlaandeder<br />
toeftemming van den Magiftraat, eenen zoogeren.noemden Ketter naar de gevangenis leidden , vatten<br />
, en te water en brood opfluiten, tot dat er met<br />
de Gouvernante over dit ftuk gehandeld werd.<br />
Zij deden verders bij de Gouvernante hun beklag,<br />
over den Inquifiteur , die , zeiden zij , ongetwijfeld<br />
oproer in hunne ftad verwekt zou hebben,<br />
indien zij, door dit middel, het gemeene volk niet<br />
wel te tijde hadden nedergezet.<br />
(*) BHANDT, Bladz 598 602.<br />
M %<br />
Met
naC. G<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
Brief van<br />
JAN GRU<br />
WEL Deken<br />
van<br />
Westfriesland<br />
aan den<br />
Schout<br />
van<br />
Hoorn.<br />
iSo K E R K E L I J K E<br />
Met dit al hielden de Kerkelijken den ouden voet.<br />
Zij deden eenen Engelschman, te Brugge geltorven<br />
, in ongewijde aarde begraven , omdat hij geweigerd<br />
had, de Sacramenten naar de Roomfche<br />
wijze te ontvangen. Maar de Engelfche Natie deed<br />
daar over aan den Raad van Srate te Brusfel haar<br />
beklag, en bragt zoo veel te wege , dat men den<br />
Wethouderen belastte, den dooden te ontgraven ,<br />
en op eene eerlijke gewijde plaats ter aarde te heftenen.<br />
Te Brusfel werd iemand, die ter zake van den<br />
Godsdienst op de Galeijen gebannen was , door<br />
twaalf gewapende mannen met geweld uit den wagen<br />
getrokken.<br />
Hoe ver de ijver der Geestelijkheid tegen de zoogenaamde<br />
Ketters te dezen tijde gegaan zij, en hoe<br />
zij zich van de Heilige Schrift wisten te bedienen ,<br />
om de Overheid te bewegen , haar ten diende te<br />
ftaan, mag blijken uit eenen Brief van JAN GRU<br />
WEL , toenmaals Deken van Westfriesland, aan<br />
Meester JOOST VAN HUIKESLOOT , Schout van<br />
Hoorn, welken BRANDT (*), uit kwaad Monniken-<br />
Latijn vertaald, in zijn werk geplaatst heeft, waar<br />
uit wij denzelven overfchrijven:<br />
„ Na wenfchinge alles goeds, door hem, die on-<br />
„ zer aller waarachtig heil is."<br />
„ Achtbare Heer Schout l<br />
„ Ik bid en fmeek u door de ingewanden of ont-<br />
,, fermingen van JEZUS CHRISTUS , dat gij zorg-<br />
(*) BRANDT Bladz. 619.<br />
„ vul-
G E S C H I E D E N I S . 181<br />
„ vuldiglijk let op de kudde van der Beets, alzoo na C G.<br />
de kwaden en de vijanden der Kerk niet worden [aan 517.<br />
:ot 1552.<br />
„ geftraft, dewelke God, en de Heilige Moeder de<br />
,, Kerk, (loutelijk beftrijden. Behalve die zés on-<br />
„ mondige kinderen, in CHRISTUS en in de Kerk<br />
,, niet wedergeboren, zijn daar bij gekomen drie<br />
„ zwangere vrouwen, dewelke den uiterften tijd<br />
„ van baren niet afwachtende, hare eigene woon-<br />
„ plaatfen verlaten, en vreemde en onbekende ge-<br />
,, zocht hebben. Gij weet wel, wat de godvruch-<br />
,, tige Brieven des eerwaarden Heers van Haarlem"<br />
(den Bisfchop van Haarlem, die insgelijks over dezelfde<br />
zaak aan den Schout gefchreven had , )<br />
,, vermelden, en mijne waarachtige klagten, uit wa-<br />
,, ren ijver der zielen uitgeftort, allen prikkel des<br />
,, nijds ter zijde gefield. Indien dat kwaad door<br />
„ Gods hulpe en uwen bijftand niet wordt tegen-<br />
,, gegaan, zoo is het met de zaak van CHRISTUS<br />
,, in der Beets gedaan. Gij weet ook de Canons<br />
„ wel, die dus luiden: Als de dwaling niet wordt<br />
„ tegengeftaan, dan wordt zij toegejlaan. En we-<br />
,, derom: Die een ander van de dwaling niet te-<br />
„ rug roept, terwijl hij kan, betoont, dat hij zelf<br />
,, dwaelt. En gij kent de wet Gods, daar gezegd<br />
„ wordt: Ten zij gij uwen kleinflen broeder toe-<br />
„ brengt, zoo zult gij mijn aangezigt niet zien.<br />
„ Omdat gij den doodfchuldigen man hebt vrij ge»<br />
„ laten, zal uwe ziele zijn voor zijne ziele. Ik<br />
„ heb u gefield tot eenen wachter over het huis<br />
,, Israels. Verders: Ik zal zijn bloed van uwe<br />
„ handen eifchen. Melk hebt gij gegeten, met wol-<br />
M 3 „ le
182 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. le zijt gij gedekt geweest, doch mijne kudde<br />
Jaar 1517.<br />
„ hebt gij niet gewijd. Dat zwak, krank, verrot<br />
1552.<br />
„ broken, verworpen en verloren was, hebt gij niet<br />
„ gezocht. Daar zal een zeer hard oordeel gaan<br />
„ over degenen , die boven anderen gefield zijn.<br />
„ Waar toe dienen deze Schriftuurplaatfen, dan al-<br />
„ leen, opdat wij alles achter den rug ftJlende ,<br />
„ het voorbeeld onzes Zaligmakers zouden navol-<br />
„ gen: De Zoon des Menfchen is gekomen, om<br />
„te zoeken en zalig te maken, dat verloren was.<br />
„ Dit alles kunt gij buiten eenig gevaar van regten<br />
„ te wege brengen, het zij met in regten te roe-<br />
pen, of de fchepen in de haven van Hoorn te<br />
beflaan. Dit doende, zult gij uwe ziele, en de<br />
„ zielen uwer onderdanen, behouden. Want wordt<br />
„ de verongelijking des naasten geftraft, wie wreke<br />
„ dan CHRISTUS ongelijk niet? Dan hier van ge-<br />
„ noeg. Dit alleen bid ik van harte, dat de zalig-<br />
„ heid der zielen, die ons door CHRISTUS dood<br />
verworven is, u ter harte ga. Uit Wfdenes, de-<br />
„ zen XlVden van October in het jaar onzer ver-<br />
„ losfing 1564."<br />
,, Uw Achtbaarheids onwaardig Dienaar<br />
„ en altijd toegedaanfle GRUELIUS."<br />
De lieden uit de Beets, een plaatsje in Noordhol<br />
land, op welke deze Brief ziet, werden door den<br />
Schout van Hoorn, op dezen Brief, voor het geregt ge-<br />
daagd, en eisch tegen hen gemaakt, van voor eerst in<br />
beflotene hechtenisfe te gaan. Dan men weet niet,<br />
dat hier iets anders op volgde, dan dat de gerot pe<br />
nen
G E S C H I E D E N I S . 183<br />
nen zich voor eenigen tijd aan eene zijde hielden ; na C. G.<br />
want de Hoornfcke Magiftraat zag, in het fluk van laar 1517.<br />
tot 155a.<br />
den Godsdienst, zoo veel door de vingeren , dat<br />
zich daar vele (chippers en kooplieden, uit Zeeland,<br />
van Amfterdam, en elders, die t'huis verdacht waren<br />
van onzuiverheid, en wijken moesten, ter nederlloegen.<br />
Dies nam hier de zeevaart zoo toe, dat<br />
men moest omzien naar meerder havening, voor de<br />
fchepen. Daar zich de Pater van Sinte Marie Convent<br />
over liet hooren, dat hij raad wist , om de<br />
haven te vergrooten. Men zoude maar, floeg hij<br />
uit, al de Ketter fche Schippers, die van huiten waren<br />
ingekomen, aan een'' kant helpen, gelijk dat<br />
behoorde, de havens zouden dan wijd genoeg wezen.<br />
Door dezen raad kreeg hij den naam van Havewijder,<br />
en was federt bij de Burgers in geen aanzien.<br />
Men handelde, in dit jaar, om den Graaf van<br />
Egmond naar Spanje te zenden, ten einde den Koning<br />
mondeling verflag te doen nopens den flaat<br />
dezer landen. Als men, hier toe befloten zijnde,<br />
zijn berigtfchrift zoude opflellen, liet zich de Prins<br />
van Oranje rondelijk tegen den Prefident VIGLIUS<br />
uit, ,, dat men den Koning onbewimpeld verkla-<br />
,, ren moest, dat men, midden in zoo groot een<br />
„ verval der Geestelijkheid, den ouden Godsdienst,<br />
„ door Plakaten, Inquifitie en Bisfchoppen , niet<br />
„ kon behouden. Dat de Koning zich bedroog ,<br />
„ als hij waande, de befluiten der Kerkvergadering<br />
„ van Trente, die, zelfs bij Kathoujke Vorsten,<br />
,, in Duitschlund, veracht werden, hier te lande,<br />
,, te zullen doen aannemen. Dat hij hier om veel<br />
M 4 „ be-<br />
Sterke<br />
taal van<br />
WILLEM<br />
van Oranje<br />
tegen<br />
VIGLIUS,
na C. G . „ beter zou doen, als hij de Plakaten introk of ma-<br />
Jaari5i7<br />
• „ tigde. Dat, wat hem, Oranje, betrof, hij zich<br />
tot is 5's<br />
' „ aan den Katholijken Godsdienst wilde houden ;<br />
doch echter niet kon goedkeuren, dat de Vors-<br />
„ ten wilden heerfchen, over der menfchen gemoe-<br />
,, deren, hun de vrijheid van geloove en Godsdienst<br />
„ benemende."<br />
VtGLIUS<br />
krijgt<br />
eene beroerte.<br />
184 K E R K E L I J K E<br />
De nadruk en levendigheid, waar mede de Prins<br />
dit fprak, ontflelden den ouden man zoodanig, dat<br />
hij, den nacht met diep peinzen hebbende doorgebragt,<br />
des morgens, bezig met zich te kleeden ,<br />
eene beroerte kreeg, van welke hij allengskens nog<br />
wederom bekwam, JOACHIM HOPPERUS, een Fries.<br />
geboren te Sneek, die een Verhaal der Nederlandfche<br />
Beroerten gefchreven heefr, werd bij voorraad<br />
in zijne plaats aangefteld (*).<br />
EGMOND De Graaf van EGMOND reisde hier op naar SpanrznrSpanje,<br />
van waar hij, binnen vier maanden, in het jaar<br />
je gereisd<br />
verwerft 1565, terug keerde, zonder des Konings ftrengbeid<br />
geene eenigszins te hebben kunnen verzachten. Immers,<br />
verzach<br />
ting van wat den Godsdienst betrof, had de Koning ver<br />
den Koklaard, dat hem deze meer dan eenige andere zaak<br />
ning.<br />
ter harte ging; dat hij liever duizend levens, zoo<br />
hij die had, zou willen verliezen, dan in denzelven<br />
eenige verandering gedoogen. Alleen gaf hij toe ,<br />
dat men zou mogen overleggen, of er ook eenige<br />
andere ftraffe op de Ketterij, die vooral niet onge-<br />
Itraft moest blijven, kon worden ingevoerd , waar<br />
door<br />
(*) BRANDT Bladz. 610-614. WAGENAAR VI Deel, Bl.<br />
104-106.
G E S C H I E D E N I S . 185<br />
door de vermetelheid der Ketteren betoomd, en hun M C. G.<br />
te gelijk de eere benomen werd, die zij meenden te Iaaris.1.7»<br />
:ot 1552.<br />
behalen, met, tot hun uiterfte toe, ftandvastig te<br />
blijven.<br />
Gedurende de reize en het verblijf van EGMOND Vervol<br />
in Spanje, werden in Vlaanderen de Plakaten op<br />
ging in<br />
Vlaande<br />
het (luk der Ketterij flrengelijk in het werk gefield. ren.<br />
Te Ronfen werd JOOST DE CREUL met het zwaard<br />
gedood. Sommigen zeggen, dat de Predikatiën van<br />
den Deken van Ronfen, PETRUS TITELMAN, hem<br />
en anderen, voor eenige jaren, het eerst de leer der<br />
Hervorming hadden ingeboezemd, en nu was deze<br />
TITELMAN, als Inquifiteur, de hevigfle vervolger.<br />
Te Rysfel werd JAN DISRENEAUX verbrand , of<br />
liever door den rook verflikt, eer het vuur nog regt<br />
ontlteken was.<br />
JAN DE GRAAF van Ekkergem, voor dezen Molenaar<br />
te Heynsdyk, in Hulfterambacht, werd den<br />
26flen Februarij 1565 te Hukt verworgd en verbrand<br />
met het Nieuwe Testament om den hals.<br />
Men verhaalt, dat er bezwaarlijk hout en ftroo was<br />
te krijgen, om hem te branden, alzoo de Burgers<br />
weigerden, het daar toe te verkoopen.<br />
Te Doornik werden twee jongelingen, HUGO DES-<br />
TAILLEUR en JAN PIK , groote boezemvrienden ,<br />
ook door hunne gelijkheid van gevoelens omtrent<br />
den Godsdienst, den 2often van Oogstmaand des<br />
verleden' jaars gevat, daar zij buiten de ftad zamen<br />
zekere Schriftuurplaats overwogen, ook droegen zij<br />
gelijke banden met gelijk geduld, tot dat zij den<br />
M 5 22ften
MS C. C<br />
Jaari5?7<br />
to; 1552<br />
1S6 K E R K E L I J K E<br />
22ften Maart dezes jaars 1565 hunne belijdenis tnet<br />
gelijken dood bekrachtigden.<br />
Te Brugge zocht de Parochiaan van Sint IVouburg,<br />
ADRIAAN SMOUT, de Inquifitie de hand te<br />
bieden, vast opfchrijvende, wie in de vasten te<br />
Biecht en daar na te Sacrament kwamen. Iemand<br />
der inwoners, door deze Inquifitie verfchrikt , ging<br />
tegen zijn gemoed te Biecht, en ontving het Sacrament;<br />
maar hing dat in een' doek, bedektelijk, op<br />
Paaschdag, aan den ring van de portaaldeur, met<br />
een briefje van dezen inhoud: ,, Weet, Heer<br />
„ AORIAAN SMOUT , dat ik u bier weêr breng ,<br />
„ hetgeen gij mij gegeven hebt; want ik wil het<br />
„ aldus onder ééne gedaante niet hebben. Ik heb<br />
„ het ontvangen met een wroegend gewisfe , en<br />
„ daarom terflond met dezen fnuitdoek uit mijn'<br />
„ mond geveegd. Doet er nu mede , hetgeen u<br />
goeddunkt. Gij hebt mij, met uw opfchrijven,<br />
„ een droevig benaauwd hart gemaakt; maar zie,<br />
„ dit komt er af, van de lieden zoo vervaard te<br />
„ maken. Laat mij, op een' ander tijd, in mijn<br />
„ gemoed gerust blijven. Nogtans zal ik voortaan<br />
,, op al uw dreigen niet meer achten, mij kome<br />
„ daar af, wat het wil. Had ik geweten, dat mij<br />
1, dat uiterlijk eten van binnen zoo beroerd zou heb-<br />
„ ben, ik zou liever hebben willen vallen in de han-<br />
, den der menfchen, dan in de gramfchap Gods.<br />
, Maar ik betrouwe, dat God zich mijns erbarmen<br />
z a !<br />
•<br />
(*) BRANDT Bladz. 61 pi<br />
In-
G E S C H I E D E N I S . 1S7<br />
Ingevolge van 'sKonings last, werden tegen den na C. G.<br />
25(len Mei 1565 eenige God- en Regtsgeleerden ten jaari5i7.<br />
toe 1552.<br />
Hove befchreven, om te helpen raden omtrent het<br />
ftraffen der Ketteren. Zij gaven hunne meening Raadple<br />
over alles in gefchrift over, welke hier op uitkwam: ging over<br />
'sKonings<br />
,, Voor eerst, was er voor het leereii der Gemeente antwoord<br />
„ zorg genoeg gedragen bij de Kerkvergadering van door EG-<br />
MONDme-<br />
„ Trente, welker befluiten, zonder uitftel, hier te<br />
degebragt<br />
„ lande, afgekondigd en ingevoerd moesten wor-<br />
„ den. Het overige moest, door de naarftigheid<br />
,, der Priesteren, op welken de Bezoekers en I11-<br />
„ quifïreurs behoorlijk acht geven moesten, worden<br />
,, uitgevoerd. Ten anderen: was de zedebetering<br />
„ der Kerkdijken , zoo wel als het houden der<br />
„ Scholen, in de derde plaats, insgelijks, door de<br />
„ gemelde Kerkvergadering , geregeld ; zoodat het<br />
,, alleen op het onderhouden dier regelen zou aan-<br />
,, komen. Ten vierden: was het ongeraden , de<br />
„ Plakaten te veranderen, die, voor meer dan 35<br />
„ jaren gemaakt, en tweemaal vernieuwd waren.<br />
„ Evenwel kon men den Geregtshoven heimelijken<br />
„ last geven, om alleen hardnekkige Ketters met den<br />
„ dood te ftraffen; om onderfcheid te maken tusfehen<br />
„ gezindheid en gezindheid; en vooral ook op de jaren,<br />
„ ftaat en andere hoedanigheden der perfonen acht<br />
„ te geven, dezelven, of ter dood, of tot de ga-<br />
,, lei, of tot ballingfchap en verbeurdverklaring van<br />
„ goederen, veroordeelende. De Predikanten en<br />
,, Leeraars moesten echter allen als hardnekkigen<br />
*<br />
„ worden gehandeld. Doch zulken, die, uit los<br />
„ heid of nieuwsgierigheid, zonder aan Ketterfche<br />
» ge
na C. G.<br />
]as"5i 7.<br />
tot 1552<br />
De Koning<br />
be<br />
veelt het<br />
aannemen<br />
der Kerk<br />
vergadering<br />
van<br />
Trente.<br />
188 K E R K E L I J K E<br />
„ gevoelens vast te zijn, de Plakaten overtraden ,<br />
„ kon men met geesTelen, geldboeten, ballingfchap,<br />
„ of op diergelijke wijze, ftraffen. Ten befluite ,<br />
,, vond men dienftig, dat er openbare ommegangen<br />
,, en gebeden werden gedaan, om van den Hemel<br />
„ te verwerven, dat er niet een ftip van het Heilig<br />
,, Katholijk Geloof verloren mogt gaan, met hoe<br />
„ groote gevaren het ook, in het openhaar of ver-<br />
,, borgen, mogt worden gedreigd (*)."<br />
De Graaf van EGMOND was zeer onvergenoegd<br />
over deze ftrengheid, en beklaagde zich openlijk ,<br />
dat dezelve niet overeenkwam met de beloften, hem<br />
door den Koning mondeling gegeven. Ook rees<br />
het algemeen misnoegen van velen te meer, toen de<br />
Koning thans, in het jaar 1565, gebood, dat de<br />
befluiten der Kerkvergadering van Trente, hier te<br />
lande, alomme zouden aangenomen worden, met uit<br />
zondering alleen van de zoodanige , welke geacht<br />
konden worden der Koninklijke Hoogheid te na te<br />
komen. De afkondiging der Kerkvergadering g e-<br />
fchiedde eerlang in bet Aartsbisdom van Kameryk ,<br />
niet zonder veel tegenftand der Geestelijken. Te<br />
Mechelen bleef het werk treken, omdat daar thans<br />
geen Aartsbisfchop tegenwoordig was. Te Utrecht<br />
lag de Aartsbisfchop overhoop met zijne Geestelijk<br />
heid, waarom het daar insgelijks haperde (f).<br />
On,<br />
(*) BRANDT Bladz. 621-623. WAGENAAR VI Deel, Bl.<br />
in, 112.<br />
(f) BRANDT Bladz. 623. WAGENAAR VI Deel, Bladz.<br />
113, 114.
G E S C H I E D E N I S . 189<br />
Ondertusfchen kwam er een Brief des Konings na C. G.<br />
nit Spanje, waar in de Koning, betreffende de klag- Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
ten van EGMOND, verklaarde: „ dat zijne meening<br />
„ nimmer geweest was, de Inquifitie af te fchaf-<br />
,, fen; dat hij den Graaf wel gezegd had, te wil-<br />
„ len, dat men zou overleggen, of er ook eenige<br />
,, verandering kon gemaakt worden in de ftraffen<br />
,, der Ketteren, ten einde hun den roem te bene-<br />
,, men, welken zij op hunne ftandvastigheid droe-<br />
„ gen; doch dat hij, gedurende dit overleg, met<br />
,, de ftraffe wilde voortgegaan hebben." Het ge<br />
fchrift der God- en Regtsgeleerden werd door den<br />
Koning hooglijk geprezen ; alleenlijk, dat hij nog<br />
zoo veel verzachting der Plakaten , als zij zouden<br />
hebben toegegeven, niet gehengen wilde; maar be<br />
weeren bleef, dat zijn Vaders Plakaten en de zijne<br />
met de vereischte matigheid waren opgefteld , en<br />
derhalve, in allen deele, moesten worden naarge-<br />
komen.<br />
Dit fchrijven ontftelde de voornaamfte Heeren van<br />
den Raad van State, VIGLIUS zelf, die de gevol<br />
gen dieper inzag, meende , dat men 's Konings<br />
fchrijven geheim moest houden, tot men hem eerst<br />
onderrigt had, hoe het hier werd opgevat. Doch<br />
de Landvoogdes befloot, 's Konings last ftiptelijk te<br />
achtervolgen. Zoodra dezelve openbaar werd, ont-<br />
ftond er alomme groot gemor en blijken van mis<br />
noegen. De vier Hoofdlieden van Braband beklaag<br />
den er zich fchriftelijk over, en beweerden , dat<br />
Braband nooit aan de Inquifitie onderworpen was<br />
geweest, hetwelk door den Raad van Braband en<br />
de<br />
Schrijven<br />
van den<br />
Koning<br />
omtrent<br />
hetftuk<br />
van den<br />
Godsdienst.<br />
Algemeen<br />
misnoegen.
190 K E R K E L I J K E<br />
MC. G. de voornaamfte Heeren van den Raad van State er<br />
]aari5i7.<br />
kend werd. Te 'y Hertogenbosch zou het tot een<br />
tot 1552.<br />
oproer zijn gekomen, indien de Wethouderfchap het<br />
afkondigen van 's Konings last niet had uitgedeld.<br />
Elders liep nu de moed der menigte over tot ongeduld<br />
, en vervoerde ettelijken tot zulke ftoutheid ,<br />
dat zij fommigen, die om het Geloof gevangen waren<br />
, roet geweld uit de hechtenis togen. Men deed<br />
vast overal te grooter weer, om de gevangenen los<br />
te maken, naardien het nu bekend was geworden ,<br />
hoe men de lieden in het heimelijk ombragt; te<br />
weten, hen niet durvende openlijk ter dood te leiden<br />
, bond men de ellendigen met de hoofden tusfehen<br />
de beenen, dompelde hen in een vat vol water,<br />
en verdikte hen dus (*).<br />
Die van Reeds in het jaar 1564 hadden de vier Leden van<br />
Vlaanderenklagen<br />
Vlaanderen zich fchriftelijk beklaagd over het ge<br />
over den weldig gedrag van den Deken van Ronfen, PETRUS<br />
Inquifi<br />
TITELMAN; doch van de Gouvernante niets dan<br />
teur p-<br />
SHTELMAN goede woorden en belofte ontvangen; en als de<br />
nieuwe Bisfchop van Brugge in Maart 1566 den<br />
Wethouderen eenige punten toezond, welke ftrekken<br />
moesten om de Inquifitie te bevorderen, en de Inquifiteur<br />
insgelijks zich ten hoogde over de Weth.'iiderfchap<br />
van Brugge bij den Raad van Vlaanderen<br />
beklaagde, vernieuwden de vier Leden van<br />
dat Landfchap hunne klagten en vertoogen bij de<br />
Landvoogdesfe herhaalde reizen, tot eindelijk die<br />
van Brugge verworven, dat den Raad van Vlaan-<br />
(*) BRANDT Bladz, 632 , 633.<br />
de-
G E S C H I E D E N I S . IQI<br />
deren de hand gefloten en belast werd, de ftukken na C. G.<br />
ten Hove te zenden, en den Inquifiteur verboden , f aan 517.<br />
tot 1552.<br />
eenige verdere vervolgingen te doen (*).<br />
Op gelijke wijze, als die van Vlaanderen, over Die vnn<br />
TITELMAN, hadden ook de Friezen geklaagd over Friesland<br />
klagen<br />
WILLEM LINDANUS den Inquifiteur, en verzocht , over den<br />
dat er een ander in zijne plaats mogt aangefteld Inquifiteur<br />
w.<br />
worden. Doch vergeefs: zoodat hij fteeds trotfcher<br />
LINDANUS<br />
werd, en in den vollen Raad.durfde zeggen: „Hij<br />
„ wist, wat zijn last was, en wat hem te doen<br />
„ Hond;" ook : ,, dat die van den Hove den<br />
„ Ketteren te veel toegaven, en al te flap waren ,<br />
„ om die te ftraffen."<br />
Daartegen voer men allerwege openlijk uit tegen<br />
de Inquifitie, en het regende alomme Schimpfchriften<br />
en Blaauwboekjes. Ook vond men aan de Kerkdeuren,<br />
aan de Poorten van het Hof, en aan de<br />
Huizen van den Prins van Oranje, en van den<br />
Graaf van EGMOND , gefchriften aangeplakt, waar<br />
in men hunne hulp tot voorftand der goede zaak<br />
inriep. De Landvoogdes werd dagelijks lastig gevallen<br />
, door Edelen, Burgers, Staten en Steden ,<br />
klagende over de Inquifitie. Aan de andere zijde<br />
vielen ook de Inquifiteurs en andere Kerkelijke Regters<br />
der Landvoogdesfe klagtig, dat men hun geen<br />
behoorlijk ontzag toedroeg. Zelfs verzochten fommigen<br />
ontflageu te worden van hunne ambten. Doch<br />
onder de gefchriften van dezen tijd, vond men ook<br />
(*) BRANDT Bladz. 632-6p.<br />
boek-
m C. G<br />
Jsari5i7<br />
tot 1552<br />
De belijdenis<br />
der<br />
Gereformeerden<br />
liomtin<br />
het licht.<br />
191 K E R K E L I J K E<br />
, boekjes, die de vrijheid van Godsdienst met klemmende<br />
redenen verdedigden.<br />
Ook kwam te dezen tijde een nieuwe druk in het<br />
licht van de Belijdenis der Gereformeerden. Dezelve<br />
droeg thans eenen Brief aan den Koning in het<br />
voorhoofd; waar in de Hervormden betuigden,<br />
voor God en zijne Engelen, dat zij geen oproer in<br />
den zin hadden, en niets anders begeerden, dan onder<br />
de gehoorzaamheid van de Overheden in zuiverheid<br />
der confcientien te leven, God te dienen ,<br />
en zich naar zijn woord en heilige geboden te reformeren.<br />
— Zij verklaarden, ten bewijze hier van,<br />
dat zij in de Nederlanden meer dan honderdduizend<br />
mannen fterk waren, zonder dat er eenig blijk van<br />
oproer in iemand hunner gezien , of één woord ,<br />
daar toe ftrekkende, gehoord werd. Doch het begrooten<br />
van zulk eene menigte werd ten Hove misduid<br />
, en voor eene bedreiging genomen, ORANJE ,<br />
EGMOND en HOORNE deden echter ook hun best ,<br />
om de Landvoogdesfe te verzekeren, dat het getal<br />
der Onroomfchen zoo groot was, dat men het onmogelijk<br />
zou kunnen uitroeijen: terwijl anderen haar<br />
voorhielden, dat men het verre boven de waarheid<br />
uitmat. Doch de voorzigtigften gingen tusfehen beiden<br />
, ziende het kwaad, gelijk men fprak, niet zoo<br />
gevaarlijk aan, dat men het voor ongeneefelijk had<br />
te houden; noch zoo gering, dat men het vrijelijk<br />
verwaarloozen mogt; terwijl de Landvoogdesfe , gefiingerd<br />
door verfchillende overleggingen, naauwelijks<br />
wist, welke zijde zij te houden had.<br />
Ver-
G E S C H I E D E N I S . IQ<<br />
Verfcheidene Stadhouders, met name de Prins van na C. G.<br />
Oranje, de Graven van Mansfeld en Megen , de Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
Markgraaf van Bergen en de Heer van Montigni,<br />
verklaarden ook, in den aanvang des jaars 1566,<br />
aan de Landvoogdesfe. „ dat zij geenen wil noch<br />
„ middelen hadden, om de Plakaten uit te voeren,<br />
„ en de hand te leenen aan de Inquifitie ; en dat<br />
zij, zoo de Koning en hare Hoogheid hier op<br />
„ bleven aanhouden, liever zich van hunne ambten<br />
,, wilden ontdaan." Zelfs verlieten Oranje en<br />
Hoome , omtrent dezen tijd, dadelijk het Hof,<br />
voorgevende, dat zij zich , in hunne bijzondere<br />
Heerlijkheden, gingen onthouden, zonder zich meer<br />
met de regering te bemoeijen (_*).<br />
Intusfchen hadden eenige honderd Edelen zich Verbond<br />
vereenigd tot een verbond, hetwelk men het Com der Edelen.promis<br />
noemde, om het invoeren der Inquifitie, op<br />
alle gevoegelijke wijze, te verhinderen; onder dezen<br />
waren zelfs Roomfche Edellieden. Tot dit verbond<br />
werd de eerde aanleiding gegeven , volgens fommigen<br />
te Breda, ter gelegenheid van de bruiloft des<br />
Heeren van Montigny, maar volgens het verhaal<br />
van FRANC, JUNIUS den tweeden November 1565 te<br />
Brusfel in het huis van den Graaf van Kuilenburg,<br />
daande te Brusfel op de Paardenmarkt, daags voor<br />
de bruiloft van ALEXANDER FARNEZE , Prins van<br />
Parma, Zoon der Landvoogdesfe (f).<br />
(*) BRANDT Bladz. 643-649. WAGENAAR VI Deel,<br />
Bladz. 128 132.<br />
(t) Men zie het werk van den Geleerden j. w. TB<br />
IlERV. III. N WA-<br />
De
104<br />
K E R K E L I J K E<br />
na C. G. De gemelde FRANCISCUS JUNIUS , uit een edel<br />
Jaari5i7. geflacht te Bourges geboren , bekleedde te dien tij<br />
tot 1552.<br />
de het ambt van Predikant in de heimelijke Fran<br />
BijzonderheJen<br />
van FR.<br />
JUNIUS.<br />
fche Gemeente te Antwerpen, daar hij onlangs te<br />
voren , naauwelijks twintig jaren oud, maar met<br />
ongemeene geleerdheid, en andere uitftekende gaven<br />
des verliands en gemoeds veifierd, van Geneve tot<br />
dezen dienst gezonden was. Hij arbeidde hier met<br />
mond en pen, onder vele gevaren , voor de zaak<br />
Ier Hervorming. Onder anderen ftelde hij eenige<br />
politieke vermaningen op, met menfchelijke redenen<br />
ta voorbeelden uit de Gefchiedenisfen bevestigd ,<br />
3ver welke hij door den Magiftraat dikwijls werd<br />
ngedaagd, ook voor het Stadhuis eenige reizen be<br />
tend gemaakt, zelfs in zijn aanhooren , dat dege-<br />
;<br />
le, die den maker kende en den Wethouderen<br />
lanbragt, voor dat aanbrengen 3 of 400 Guldens<br />
genieten zou. Eindelijk werd ontdekt, dat hij met<br />
Sraaf LODEWYK VAN NASSAU in het heimelijk had<br />
gehandeld van zekere aanfpraak aan den Koning ,<br />
welke JUNIUS gefchreven had. Nu werd er naar<br />
ïem door den Schout gezocht in het huis van den<br />
I3urger, bij wien hij inwoonde; maar JUNIUS was<br />
;en half uur te voren naar Breda vertrokken, om<br />
laar de Gemeente te bezoeken. Deze waren de be-<br />
rinfels zijner zwarigheden, gedurende deze vervol-<br />
ring ; daar hij zich zoo kloekmoedig in gedroeg ,<br />
VATF.R: Hifloiie wan het verhond en de faeekfthrtjten<br />
Ier Nederlandfche Edelen ter verkrijging van vrijheid<br />
'» Godsdienst en Burgerflaat, in de jaren 1565-1567.<br />
dat
G E S C H I E D E N I S . i 9 S<br />
dat hij, te eenigen tijde,, ter zelfder ure, predikte, na C. G.<br />
wai-neer men op de markt eenige Hervormden ter }aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
dood bragt, en dat flaande ter plaatfe , van waar<br />
men, door de glazen venlleren, de vuren zag flikkeren,<br />
in welken zijne Geloofsgenooten verbrand<br />
werden (*).<br />
De Edelen befloten hebbende, een verzoekfchrift Verzoek<br />
aan de Landvoogdesfe in te leveren, vervoegden fchrift<br />
door de<br />
zich, omtrent den aanvang van April 1566, in eene Edelen<br />
aanzienlijke menigte, te Brusfel, en traden, op den ingeleverd.<br />
vijfden gehoor verkregen hebbende, Hatelijk ten Hove,<br />
hebbende aan hun hoofd HENDRIK , Heer van<br />
Brederode, gefproten uit het aloude Grafelijk Huis<br />
van Holland, en leverden hun verzoekfchrift over ,<br />
in hetwelk zij nadrukkelijk voorflelden, hoe verderfelijk<br />
de Inquifitie en flrenge Plakaten op het ftuk<br />
van den Godsdienst voor den Lande waren, en derzelver<br />
opfchorting tot op 's Konings naderen last<br />
verzochten. Doch het befcheid, hetwelk hun gegeven<br />
werd, beflond flechts in algemeene beloften ,<br />
terwijl de Landvoogdesfe zelfs zich niet duidelijk<br />
wilde verklaren, hoe zij het bedrijf der Edelen aanmerkte,<br />
hetwelk dezen niet zeer naar den zin was.<br />
Onder het gaan en keeren der Edelen ten Hove , Oor-<br />
was hun de naam van Geux of Geuzen aangewaaid, prong<br />
ran den<br />
welk woord fomtnigen meenen gefmeed te zijn van<br />
ïaam<br />
het Nederduitsch Guit , zoo veel zeggende , als Geuzen.<br />
fielt,<br />
(*) FR. JONII Vita, ab ipfo Confcripta ap. GERDES in<br />
Scrin. Antiq. Tom. I. tart. IL pag. 201-2^. BRANDT<br />
Bladz. 654-657.<br />
N 2
tofi- K E R K E L I J K E<br />
M C. G fielt, landlooper, of bedelaar, anderen willen , dat<br />
Jaari5i7 het zoo veel zou aanduiden als zonder zorg en kom<br />
tot 1552,<br />
mer , en gewoonlijk den Bedelaren gegeven wordende;<br />
het zij, dat de Heer VAN BARLAIMONT hun<br />
allereerst dezen fcheldnaam hebbe aangewreven ,<br />
zeggende tegen de Landvoogdesfe: „ dat zij voor<br />
„ zulken hoop Geux of fchooijers, niet behoefde<br />
„ bevreesd te zijn;" het zij, dat hun dezelve door<br />
anderen voorgeworpen is, om de geringheid van hun<br />
genootfchap te befchimpen. Hoe het zij , de verbondenen<br />
lieten zich dezen fchimpnaam welgevallen,<br />
en gebruikten hem vervolgens als eene leuze. Men<br />
groette eikanderen met denzelven, en dronk op elkanders<br />
gezondheid, onder het roepen van Vivez les<br />
Geux! Lang leven de Geuzen ! Ook droegen zij<br />
gouden penninkjes, aan een rood lint of fluijer om<br />
den hals, vertoonende aan de ééne zijde 'sKonings<br />
beeldtenis, en aan de andere een* bedelzak , door<br />
twee handen vastgehouden, met dit of dergelijk bijfchrift<br />
: Fidelles au Roy, jusques a la befdfe,<br />
dat is : den Koning getrouw, tot den bedelzak.<br />
Anderen droegen een houten napje, aan een' zilveren<br />
band, op de borst of aan den hoed: Sommigen<br />
uit het gemeen, een bedelaarsklap in de hand; en<br />
velen kleedden zich in aschgraauw gewaad, zijnde<br />
de kleeding der Bedelmonniken. Ook wordt verteld,<br />
hoe men op zekeren maaltijd „ bij den Heer<br />
VAN BREDERODE aangeregt, malkanderen uit een<br />
houten nap vol wijns befcheid deed, welke dronk ,<br />
met den nap, en een bedelaars tas, die den drinker<br />
telkens om den hals werd gehangen, rondging, malkan-
G E S C H I E D E N I S . 197<br />
kanderen onderling opwekkende , om , ten beste na C. G.<br />
des vaderlands, bij hun voornemen getrouw te blij Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
ven, met dit rijm, onder het eten en drinken opgezongen<br />
Par ci pain , par ce fel, ff par cette befage,<br />
Jamais les Gtux ne changeront pour chofe que Vort fasfe.<br />
Dat is:<br />
Bij dit brood, bij dit zout, en deez' bedeltas daar toe,<br />
"Nooit zal de Geus veranderen, men doe dan wat men doe.<br />
Hier tegen liet de Hertog VAN AARSCHOT korts<br />
daar na aan het beeld van Sinte MARIA van Hal,<br />
In Henegouwen , eene bedevaart doende , eenige<br />
Lievevrouwebeeldjes, naar dit beeld van Hal gemaakt,<br />
en op zilveren penningen uitgedrukt , aan<br />
den hoedband hechten. Dit werd fpoedig het teeken<br />
voor hen, die zich aan de Pausfelijke Kerk verbonden<br />
hielden, en was aan den Paus zoo aangenaam,<br />
dat hij deze penningen, naar de wijze der Roomfche<br />
Kerk, wijdde , en den genen , die ze droegen,<br />
aflaten vergunde (*).<br />
Kort na het inleveren van het verzoekfchrift der<br />
Edelen, had de geheime Raad eene Moderatie of<br />
matiging der Plakaten ontworpen , welke men aan<br />
den Koning, aan de Geregtshoven en de Staten der<br />
bijzondere gewesten toezond en mededeelde. De<br />
Staten van Holland hadden reeds befloten, een dergelijk<br />
vertoog, als de Edelen, te doen, en daar toe<br />
Gemagtigden ten Hove gezonden, om het der<br />
(*) BRANDT Bladz.
na C. G Landvoogdesfe a^.n te bieden, doch deze GemagJaari5i7tigden<br />
lieten zich affchrikken en bewegen, om het<br />
tot 1552.<br />
geheel te veranderen, en zoo over te geven , het<br />
BERGEN<br />
en MON-<br />
TIGNY<br />
naarSpan<br />
je gezonden.<br />
Inhoud<br />
van het<br />
ontwerp<br />
van Moderatie.<br />
i 93 K E R K E L IJ K E<br />
welk bij de Staten zeer kwalijk genomen werd, zon<br />
der dat men weet, welk antwoord de Landvoog<br />
desfe daar op gegeven hebbe , fchoon hetzelve niet<br />
gunftig fchijnt geweest te zijn (*).<br />
Terflond na het ontwerpen der matiging werden<br />
JOAN VAN GLIMES , Markgraaf van Bergen , en<br />
FLORIS VAN MOMMER.ANCI, Heer van- Montigni,<br />
naar Spanje gezonden, om den Koning mondeling<br />
opening van alles te geven ; doch deze boodfchap<br />
is bij de uitkomst voor beiden ongelukkig geweest,<br />
alzoo zij nooit weder naar huis zijn gekeerd.<br />
Het ontwerp van Moderatie, waar van wij fpra<br />
ken, kwam, hoofdzakelijk, hier op uit: ,, Dat de<br />
„ Leeraars, Bewindslieden , Schrijvers, en aanhou-<br />
„ ders van Vergaderingen van oen Onroorofchen<br />
„ Godsdienst, benevens zulken , die openbare er-<br />
,, gernis gaven, en de hoofden der nieuwe Leere<br />
,, herbergden, met de galge geftraft zouden wor-<br />
„ den, en hunne goederen verbeurd , daar het de<br />
„ Handvesten gedoogden. Die hunne Ketterij ver-<br />
„ zaakten, zouden het zwaard krijgen , en hunne<br />
„ erfgenamen hunne goederen. Aan gemeene en<br />
„ boetvaardige Ketters zou genade, bewezen, doch<br />
„ de onboetvaardige, met ballingfchap geftraft wor-<br />
„ den, blijvende dezen nogtans hunne goederen<br />
,, bezitten, mits zij ze hunnen wettigen erven na-<br />
(*) WAGENAAR. VI Deel, Bladz. 150-15.<br />
„ lie-
G E S C H I E D E N I S . 199<br />
„ lieten: maar zij zouden ze verbeuren , zoo zij ia C. G.<br />
,, ondernamen, andere Ingezetenen te verleiden. De [aar 1517.<br />
:ot 1552.<br />
Herdoopers alleen, geen berouw toonende, zouden<br />
hunne goederen verbeuren, daar verbeurte<br />
,, plaats kon hebben. Daar het anders gelegen wa-<br />
,, re , zouden ze terflond aan hunne erfgenamen<br />
„ vervallen. Hervallene Ketters , mits op nieuw<br />
„ berouw toonende, zouden met ballingfchap ge-<br />
„ ftraft worden; doch Herdoopers, in zulken ge-<br />
„ valle, niet zachter dan met den dood." De Staten<br />
der Provinciën, aan welke dit ontwerp gezonden<br />
was, verwierpen hetzelve , eenige keurden het<br />
goed, met eenige verandering. Doch, als het gemeen<br />
den inhoud van hetzelve inzag , vreesde elk,<br />
dat men de Landzaten , door eene zoogenaamde<br />
verzachting der Plakaten, zocht te verftrikken , en<br />
noemde men, omtrent dezen tijd, de matiging of<br />
Moderatie, fchimpswijze, Moorderatie (*). Men<br />
zag ook, uit de ondervinding, dat er op. den afkeer<br />
, welken groot en klein tegen de vervolging betoonde,<br />
weinig acht werd geflagen, alzoo dezelve<br />
nog geftadig bij aanhoudendheid haren gang ging.<br />
Trouwens, men vindt in de Gefchiedenis der Voort<br />
Martelaren, in dit jaar 1566, wederom vele voor gang der<br />
beelden van zulken, die hun leven , ter zake des<br />
vervolging.<br />
Geloofs, hebben geboet (f); men zocht ook, door<br />
list, den bovengemelde 11 FRANCISCUS JUNIUS in<br />
handen te krijgen, doch hij ontkwam het gevaar<br />
nog<br />
(*) BRANDT Bladz. 6fè. WAGENAAR VI Deel, Bl.157.<br />
(I) BRANDT Bladz. C78 -6,8.2.<br />
N 4
na C. G.<br />
Jaari5!7<br />
tot 1552<br />
Men begint<br />
in<br />
Vlaanderen<br />
en<br />
voorts alomopenlijk<br />
ie<br />
prediken.<br />
soo<br />
K E R K E L I J K E<br />
nog in tijds, gelijk hij zelf in zijne korte Levensbe-<br />
fchrijving verhaalt, daar wij boven melding van ge-»<br />
maakt hebben.<br />
Tot hier toe hadden de Gereformeerden , heime<br />
lijk, in bijzondere huizen, gepredikt, doch in Junij<br />
1566, begonnen zij zulks openlijk te doen, eerst in<br />
Walsen -Vlaanderen, en Artois, daarna in Bra<br />
band, en eindelijn ook, in Hooimaand, in Holland<br />
en het Sticht van Utrecht. Waarfchijnlijk , gelijk<br />
dit ook door JUNIUS gemeld wordt, wilde men daar<br />
door de uitwerking der Moderatie beletten , welke<br />
eens vooral ingevoerd zijnde, de t'eur voor alle ver<br />
dere Hervorming Hond re fluiten ; anderen meenen ,<br />
dat fommige Edelen, ziende zich in 'sKonings on<br />
genade vervallen, uit vertwijfeldheid het gemeen daar<br />
toe hebben opgehitst. Hoe het zij , de Onroom-<br />
fchen vergaderden eerst in bosfehaadjen, daar na in<br />
het open veld: in den beginne ongewapend ; doch<br />
toen men hen dreigde of ftoorde, kwamen ze, ge<br />
wapend met zinkroers en zijdgeweer, en eerlang<br />
zelfs met busfen en heibaarden , ter preke. De<br />
tijd en plaats der preken werd, of in ftilte, onder<br />
de goedgunners, of zelfs openlijk, bij aangeplakte<br />
briefjes, bekend gemaakt: wanneer het volk, bij<br />
duizenden, uit de naastgelegene Heden, tot gehoor<br />
kwam. De Leeraars waren, gedeeltelijk , uit Frank<br />
ryk herwaarts gekomen, en predikten in de Walfche<br />
Tale. Doch eerlang werden er andere ontboden ,<br />
van Embden en ook van andere plaatfen. Verfchei<br />
dene Priesters en Geestelijken hier te lande verlieten<br />
ook hun gewoon gewaad , en predikten de leere<br />
der
GESCHIEDENIS. 201<br />
der Hervorming in hunne Kerken, zoo lang men<br />
het hun toeliet. Ook deden zich eenige vrome<br />
handwerkslieden op, om het volk te leeren en te<br />
vermanen. De vergaderingen, die zeer talrijk wa<br />
ren , werden zeldzamer gefroord , nadat men begon<br />
nen had , dezelve gewapend bij te wonen. Ook<br />
Honden er fchildwachten op de toegangen, die van<br />
den minften onraad bij tijds kennis gaven, en daar<br />
enboven hun werk maakten, om de voorbijgangers<br />
te noodigen tot de preke, en den weg derwaarts<br />
aan te wijzen. Voor aan , Honden ook doorgaans<br />
Boekverkoopers, die aan de inkomenden verbodene<br />
boeken voor geld omdeelden. De Predikant leerde<br />
veeltijds van een' wagen, waar op men eene foort<br />
van predikHoel in der ijl wist toe te Hellen. Som<br />
tijds werd hem de ftoel, door de ijverigden, nage<br />
dragen, boven welken een zeil gefpannen werd, om<br />
hem voor den regen en heeten zonnefchijn te be-<br />
fchutten, terwijl het volk beneden den wind van hem<br />
geplaatst werd, om te beter te kunnen hooren (*).<br />
De Roomschgezinde Schrijvers verhalen, dat de HERMAN<br />
MODKT,<br />
eerfle openbare Preek gehouden is in Vlaanderen bij<br />
of STlïY-<br />
Oudenaarde, op den weg mzrGend, op den iaden KER, doet<br />
JUIlij , door HERMAN MODET, of STRYKER, Van de eerfte<br />
openbare<br />
Zwol, eertijds Monnik , maar nu Predikant onder Preek in<br />
de Gereformeerden te Oudenaarde. In dezelve zouVlaanderen.den zich wel 7,000 menfchen hebben laten vinden.<br />
KORNELIS KROESEN, Schout te Gendbrugge, meen<br />
(*) WAG NAAR VI Dal, Bladz. nJi-163. BRANDT<br />
Bladz. 685-.SS,<br />
N 5 '<br />
de<br />
na C. G.<br />
Jaar 1517,<br />
tot 1552.
na C. G<br />
Jaari517<br />
tot 1552<br />
PETRUS<br />
DATHE-<br />
KUS.<br />
202 K E R K E L IJ K E<br />
, de deze vergadering te flooren, en reed, te paard<br />
gezeten, met een degen in de eene en een handroer<br />
in de andere hand, op den Predikant aan; doch deze<br />
verftak zich, op het eerfte gerucht, in het naaste<br />
bosch; en het volk onthaalde den Schout met<br />
eene hagelbui van fteenen, zoodat hij gewond om<br />
een goed heenkomen zag, en ter naauwer nood den<br />
dood ontvlugtte. Hier door gemoedigd, kwam men<br />
den 23ften Julij weder in grooten getale , op eene<br />
groote weide, niet ver van Gend, bijeen. Twee dagen<br />
werd hier gepredikt. Toen bragt men de vergadering<br />
te Deinfe over, daar na te Erke.'o, in het<br />
gewest van Brugge, en zoo voorts door geheel<br />
Vlaanderen.<br />
In die zelve dagen predikte PETRUS DATHENUS<br />
te Poperingen, en daaromtrent in Westvlaanderen.<br />
Hij was daar Monnik, en, na het verlaten van het<br />
Klooster, eenigen tijd in den Paltz onder de Gereformeerden<br />
geweest, maar nu , toen de zaken in<br />
keer ftonden, wedergekeerd; nadat hij DAVIDS Pfalmen,<br />
naar de Franfche Dicht- en Zangmaten van<br />
CLEMENT MAROT en THEODORUS BEZA, in het<br />
Nederduitsch had berijmd en aan den dag gegeven.<br />
Deze heeft hij, met eene Voorrede, den 23ften van<br />
Maart te Frankendaal geteekend, aan alle de Nederlandfche<br />
Gemeenten en Kerkendienaren, zuchtende<br />
onder het Kruis, opgedragen; gelijk zij ook in<br />
het kort alomtne, daar de Predikatiën doorbraken ,<br />
openlijk gezongen werden. Dit werk, hoewel daar<br />
in door zijne onervarenheid in de Hebreeuwfche taal<br />
verfcheidene misflagen waren begaan , hebbende hij<br />
het-
G E S C H I E D E N I S . £203<br />
het zei« uit het Fransch vertaald, en, hoewel het na C. G.<br />
hem, gelijk hij naderhand zelf bekende, te haastig<br />
:ot 1552.<br />
als eene ontijdige geboorte was afgedrongen , werd<br />
evenwel, te dien tijde, toen de Nederduitfche Rijmkonst<br />
nog t'eenemaal onbefchaafd was, bij velen<br />
hoog geprezen , en maakte hem geen kleine gunst.<br />
Wij weten, hoe het tot in onzen leeftijd fteeds bij<br />
de Hervormden in ons land in gebruik gebleven ,<br />
en eerst in het jaar 1773 met eene nieuwe en betere<br />
Pfalmberijming verwisfeld is. Voorts voorzien met<br />
groote welfprekendheid, door lange oefening verkregen<br />
, trok hij veel meer aanhangs achter zich ,<br />
dan andere Leeraars, en verkreeg, verhaalt men, in<br />
het kort wel 15,000 menfchen tot het gehoor zijner<br />
Predikatiën (*).<br />
Buiten Antwerpen werd op den a4ften Junij en Openbare<br />
vervolgens openlijk gepredikt in zeker heesterbosch<br />
Preek te<br />
Antwer<br />
des Heeren van Berchem, met zoo grooten toeloop, pen.<br />
dat de Wethouderfchap, voor erger beducht , er<br />
aan de Landvoogdesfe kennis van gaf. Ondertusfchen<br />
wapenden zich de Hervormden, die bier zeer<br />
talrijk waren, niet, gelijk zij betuigden, om oproer<br />
te verwekken, maar, om zich zeiven tegen list en<br />
geweld te befchermen ; ook leverden zij een verzoekfchrift<br />
in aan den Magiftraat, om vrije Godsdienstoefening<br />
te mogen hebben ; doch de Hertogin<br />
gaf te dezen tijde een nieuw Plakaat uit, den 3den<br />
van Hooimaand, meest overeenkomende met het<br />
ontwerp van Moderatie, doch bevelende, dat men<br />
(*j BRANDT Bladz. 6ps.<br />
de
na C. C \. de Predikatiën zou verftooren, en de nieuwe Predi-<br />
Jaansi;<br />
'• kanten met de koorde<br />
tot 155!<br />
ftraffen. Doch, dit verwekte<br />
' flechts nieuwe verbittering. Ook baatte het niet ,<br />
Te 's Hertogenbosch.<br />
204 K E R K E L I J K E<br />
dat de Magiftraat fcheen den Lutherfchen boven de<br />
Gereformeerden gunfle te willen bewijzen, waar door<br />
de fcheure grooter werd. In dezen ftand van za<br />
ken, bewoog de Hertogin \ echter niet zonder moei<br />
te, den Prins van Oranje, die den titel van Erf.<br />
burggraaf van Antwerpen voerde , om zich naar<br />
Antwerpen te begeven, en orde te ftellen tegen ver<br />
dere beroerte. De Prins hoorde de partijen met op<br />
lettendheid, en floeg in den breeden Raad voor,<br />
om 1200 Waardgclders aan te nemen, om de rust<br />
der ftad te beveiligen , doch dit wilde de breede<br />
Raad niet inwilligen, maar bood zich aan, dat de<br />
Burgers zelve allen dienst doen zouden, daar men<br />
de knechten toe gebruiken wilden (*). Met zeer<br />
veel moeite bragt de Prins het zoo ver, dat een<br />
groot gedeelte der Gereformeerden, of, gelijk men<br />
ben ook noemde, /Calvinisten , beloofde, het ge<br />
weer neder te leggen. Ook gelukte het hem , het<br />
preiiiken binnen de ftad te verhinderen, hetwelk de<br />
Hervormden reeds vastgefteld hadden, en dus de<br />
rust meer of min te herftellen (f).<br />
Op den voorgang van Antwerpen, werd ook bui<br />
ten 's Hertogenbosch, den 2iftenjulij, in het Bosch-<br />
vel d,<br />
(*) WAGENAAR Bladz. 164. fchrijft : dat de Prins<br />
werkelijk ï2oo Waardgelders uit de Burgerij bezoldigd,<br />
hebbe, tot verzekering van de rust der üad,<br />
(f) BRANDT Bladz. 602-; 07.
G E S C H I E D E N I S . 205<br />
veld, op den hoogen Kamp, bij de Bosfchersloot, na C. G»<br />
onder fommige bomen, door eenen Jaari5i7.<br />
KORNELIS VAN<br />
DIEST, gepredikt, en het prediken federt alle Zonen<br />
Feestdagen voor- en namiddag vervolgd. Men<br />
ging hier ongeftoord ter preke, en bragt er ook kinderen<br />
ten doop. Het zelfde gebeurde te Doornik,<br />
Rysfel, Valenchyn, alwaar ook de kinderen in het<br />
open veld door de nieuwe Predikanten gedoopt en<br />
de lieden getrouwd werden.<br />
Terwijl de Prins van Oranje zich in Antwerpen De open<br />
ophield, was de openbare Preek in de voornaamfte bare<br />
Preek in<br />
Heden van zijn Stadhouderfchap aangevangen, FLO- Holland<br />
RIS VAN PALLAND, Graaf van Kuilenburg, liet de begonnen<br />
Kerk zijner (tad van Beelden zuiveren, en daar in,<br />
door zekeren Leeraar, GERAROUS genaamd, de<br />
Hervormde Leere prediken. Vele Hollanders, hier,<br />
meer dan ééns, ter gehoor geweest zijnde , gaven<br />
eindelijk, in den aanvang van Ju lij, eikanderen in<br />
bedenking, of het niet haast tijd werd, om ook in<br />
Holland met de openbare Preek te beginnen. Men<br />
had, te dezen tijd, in Plolland, flechts twee Predikanten,<br />
PIETER GABRIEL , een Vlaming, en JAN<br />
ARENDSZ. van Alkmaar, een' Mandemaker van zijn<br />
handwerk, PIETER GABRIEL had, met zijne huisvrouw,<br />
te Amfterdam gewoond, in de Engelfche<br />
fteeg. Hier leerde hij, in het geheim, in zijn huis,<br />
alle Zondagen, den Heidelbergfchen Katechismus,<br />
met groot gevaar, wegens de llrafheid der Wethouderfchap,<br />
en van den Schout PIETER PIETERS<br />
ZOON , die in plaats van BARDES gekomen was ,<br />
zoodat men de ftad tegenwoordig niet Amfterdam,<br />
maar<br />
tot 1552.
na C. G . maar Moorddam noemde, om het menigvuldig bran-<br />
Jaarisi-<br />
• den en bloedvergieten. Thans was GABRIEL naur<br />
tot 1552<br />
elders vertrokken, JAN ARENDSZOON woonde met<br />
Preek bij<br />
Hoorn.<br />
»o6 K E R K E L I J K E<br />
vrouw en kinderen te Kampen, daar hij, insgelijks,<br />
in het heimelijk , voor weinig perfonen predikte-;<br />
ook begaf hij zich fomwijlen in Holland , om de<br />
gemeenren te bezoeken. Hij was uit Alkmaar ver<br />
dreven , door de bitterheid van Meester ELBERT<br />
HUIK, een'Amfrerdammer, die de Pastorie der Alk-<br />
maarfche Kerk van eenige Utrechtfche Kanunniken<br />
gepacht hebbende voor 500 Guldens, federt de op<br />
komst der Hei vorming zijn inkomen zag verminde<br />
ren, en daarom op dezelve hevig- raasde en tierde.<br />
Maar eerlang werd deze vervolger met zulk eene<br />
krankzinnigheid en vertwijfeling aan Goas genade<br />
bezocht, dat hij te Amfterdam in het Dolhuis raak<br />
te , daar hij meer dan 25 jaren gelegen , en in het<br />
jaar 1594 zijn leven geëiuoigd heeft (*).<br />
Zes Burgers van Amfterdam , REINIER KANT ,<br />
FRANK DE WAAL, KORNELIS JANSZ. KOSTER, AL<br />
BERT HEYES , WILLEM FLORISZOON en LAURENS<br />
JAKOBSZOON, REAAL bijgenaamd, omdat hij op het<br />
Water in de Gouden Reaal woonde (f) , JAN<br />
ARENDSZOON in Amfterdam ontboden hebbende ,<br />
(*) BRANDT Bladz. 712.<br />
raad-<br />
(t) Deze LAURCNS REAAL was een der ijverigf'.e voor-<br />
flanders der Hervormden, naderhand meermalen Schepen<br />
der «tad Amfterdam, ook Raad en Burger-Hopman, daar<br />
na Kornel, en eindelijk Raad ter Admiraliteit in Zeeland.<br />
Uit zijne gedenkfehriften heeft BRANDT zijne ver-<br />
ha-
G E S C H I E D E N I S . ao 7<br />
•mdflaagden met hem over het aanvangen der open ia C. G.<br />
bare Preek in Hollands, in eene zamenkomst buiten [aan 517.<br />
:ot 155a.<br />
de Sint Anlonispoort, tusfehen de Stad en Houtewaal<br />
, aan den IJkant, in het riet. Men befloot<br />
vooreerst te Amfterdam nog ftil te zitten; doch op<br />
den iaden Julij deed JAN ARENDSZ. de eerfte Predikatie<br />
buiten Hoorn, voor het Reguliers Kloostei<br />
op het veld, dat men over moet, als men van Blokker<br />
naar Swaag en de Bangert te voet wil gaan.<br />
Juist op dien tijd waren bij geval de Burgemeesters,<br />
met den fchout Meester JOOST HUIKESLOOT, den<br />
Onderfchout HENDRIK KORVER , en twee jonge<br />
Zuidhollandfche Edellieden bij de Reguliers Monniken<br />
te gast; vernemende, dat er digt bij gepredikt<br />
werd , begaven zich de Schout, de Onderfchout,<br />
een van de Monniken, en de twee Edellieden, derwaarts<br />
dicht achter den Predikant, die echter met<br />
zijne rede voortging. Toen fprong de Monnik in<br />
de floot, die den weg van het Klooster fcheidde ,<br />
en fchreeuwde zeer ijsfelijk , meenende daar door<br />
het volk op de loop te krijgen. Als zich echter<br />
niemand verroerde, riep de Schout, die den Predikant<br />
iets hoorde bijbrengen uit het Xde Hoofdftuk<br />
van JOANNES Euangelie: Ja, ja, ik zal u wel heren<br />
JOANNES in het tiende, en ging naar het Klooster.<br />
De Onderfchout hoorde den Predikant tot het<br />
einde der Preek, ook de Edellieden, die, wederom<br />
ter maaltijd komende, tot de Monniken dorflen<br />
zeghalen<br />
nopens het prediken in Holland voornamelijk ontleend.
Ha C. G.<br />
Jaari5i7,<br />
tot 1552.<br />
Buiten<br />
Haarlem.<br />
ao8 K E R K E L I J K E<br />
zeggen, dat hun de rede niet kwalijk beviel. —<br />
De tegenwoordigheid des Heeren van BREDERO-<br />
DE, die zich thans te Hoorn bevond, en van daar<br />
naar Amfterdam toog, bemoedigde de Hervormden<br />
zoo flerk, dat men befloot, den volgenden Zondag<br />
den aiflen Julij, voor de tweede reize in Holland<br />
openlijk te prediken te Overveen, even buiten Haarlem,<br />
bij het Huis te Kleef, onder het gebied des<br />
Heeren van BREDERODE. Vergeefs fielden Burgemeesters<br />
van Amfterdam, zelfs door het uitflrooijen<br />
van allerhande gerugten, alles in het werk, om dit<br />
te verhinderen, te Haarlem hield men op dien dag<br />
de poorten gefloten; doch toen deze te elf uren geopend<br />
werden, kwam het volk, en daar onder vele<br />
Amfterdammers, in grooten getale te Overveen, daar<br />
het meeste volk reeds den ganfchen nacht geweest<br />
was en op het veld geflapen had; nu predikte PIE<br />
TER GABRIEL over Efez. II. 8, 9, 10, en dat,<br />
hoewel hij zeer klein en zwak van perfoon was ,<br />
omtrent vier uren lang, in een' zeer heeten zonnefchijn.<br />
Des anderen daags werd de Preek te Overveen<br />
hervat door JAN ARENTSZ. die daags te voren<br />
ook buiten Alkmaar gepredikt had ; hij predikte<br />
over eenige woorden uit den CXVIIlden Pfalm, voor<br />
zeer groot gehoor , alzoo men nu geene poorten ge-<br />
Qoten had. Hier verfchenen ,ook vele Geestelijke<br />
perfonen onder de Toehoorders, zich ten hoogflen<br />
verwonderende, dat deze Mandemaker, een flechte<br />
[^eek, de Heilige Schrift zoo gefchikt en bekwaam<br />
verklaarde, en in een zoo lang fermoen, hetwelk<br />
1<br />
)mtrent vier uren duurde, zulk eene goede orde<br />
ge-
GESCHIEDENIS. * 0 Q<br />
gebruikte. Vele Amfterdammers waren daar weder<br />
tegenwoordig, die t'huis gekomen en gevraagd zijnde,<br />
waar zij geweest waren, vrijmoedig bekenden:<br />
,, Wij hebben Gods heilig woord den menfchen<br />
„ klaar en rein hooren voordragen, hetwelk van de<br />
„ Papen met menfchelijke leeringen verduisterd, en,<br />
„ tot dezen tijd toe, befmet is geworden."<br />
Middelerwijl werd er in eene bijeenkomst te Buik- Buitea<br />
floot ook befloten, op den laatilen dag van Hooi Amitea><br />
dam.<br />
maand buiten Amfterdam te prediken. Dit gefchiedde,<br />
insgelijks, door JAN ARENDSZ. niet verre van<br />
de Haarlemmerpoort, regt over het KarthuizerKlooster,<br />
op eene plaats, de Rietvink genoemd, in de<br />
tierde Kamp, doch buiten het regtsgebied der flad.<br />
Men had op dien morgen een vertoog overgeleverd<br />
aan Burgemeesteren, met kennisgeving en veifchoning<br />
van hetgeen zij deden, en verzoek , dat het<br />
den Heeren Raden zou gelieven zelve ten gehoor te<br />
komen, of de Herders, die voor hunner onderzaten<br />
zielen zorge droegen, te zenden, om te verflaan ,<br />
of er iets tegen de leere der Godzaligheid, of tegen<br />
den vrede en eendragt, geleerd of aangerigt werd.<br />
De Raad befloot, na overweging, hier over ook het<br />
gevoelen der Schutterijen in te nemen, de meestea<br />
van welke verklaarden : „ Dat men de buitenpre-<br />
„ dikatien gedoogen zou, voorts bereid zijnde, de<br />
,, Wethouders en flad met lijf en goed tegen allen<br />
„ overlast te befchermen, tot welk einde hun de<br />
„ wapenen bevolen waren." De Preek had dus<br />
voortgang, onder welke, volgens verhaal van WA-<br />
HERV. III. O GE<br />
US. C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
toe 1552.
aio K E R K E L I J K E<br />
na C. G /OENAAR. (*) , door KORNEL1S VAN TEILINGEN<br />
Jaari5t; • Diaken, twee en twintig Guhiens verzameld wertot<br />
1552<br />
' den. Het prediken op de Rietvink, en naderhand<br />
op de lastaadje, aan den IJkant, genoegzaam onder<br />
de ftad, werd, in de volgende maand , eenige reizen<br />
hervat. De Schout PIETER PIETERSZOON poogde<br />
de tweede bijeenkomst op den vierden Augustus<br />
te (tooren; doch het rot Schutters , dat de dagwacht<br />
had aan de Haarlemmerpoort, belette het<br />
hem. Men toog hier vervolgens ook gewapend ter<br />
preek, welke de Schout toen ongemoeid liet, zijnde<br />
hem ook te dezen tijde, door den Prins van Oranje,<br />
als Stadhouder van Holland, belast, dat hij zich<br />
voorzigtig en matig gedragen, en niemand, wegens<br />
den Godsdienst, geweld aandoen zou. Waar door<br />
hem de hand voor dien tijd genoegzaam gefloten was.<br />
In Water.<br />
land;büi<br />
ten Alkmaar<br />
en<br />
Enkhuizen.<br />
In deze dagen predikte men ook te Sloterdyk,<br />
eene Ambachtsheerlijkheid der flad. Te Buik/loot<br />
over het T, in Waterland, werd door JAN ARENDS<br />
ZOON en PIETER GABRIEL , om den derden en vierden<br />
dag, gepredikt. ALLERT GERR'TSZOON en<br />
PIETER KORNELISZOON predikten, te dezen tijde,<br />
fomwijlen buiten Alkmaar \ en in verfcheidene plaatfen<br />
van het Noorderkwartier. Op Sint Jakobsdag<br />
deed PIETER KORNELISZOON van Alkmaar de eerfte<br />
Predikatie voor die van Enkhuizen, op de groene<br />
Wyjing, achter Grootenbroek, daar vele Toehoorders<br />
van verfcheidene plaatfen bijeenkwamen.<br />
Thans<br />
(*) VI Deel, Bladz. 167.
GESCHIEDENIS. tf'l<br />
Thans liep er een gerucht, dat de Gouvernante, na C. Ö4 ten einde de beroerte, die in het land was, te (lil Jaar 1517,<br />
len , de Predikatiën zou toelaten in al de fteden a<br />
tot 1553*<br />
daar die vóór den 2iften Augustus begonnen zou<br />
den zijn. Dit deed velen in de overige fteden var<br />
Holland verlangen, dat dit werk ook bij hen werd<br />
aangevangen. Dies werd PIETER GABRIEL terflond<br />
gezonden naar Delft, daar men hem de eerfle open-<br />
lijke Predikatie bij de Hoornbrug, tusfehen die flad<br />
en den Haag, liet doen, en kort daar na predikte<br />
hij in den Haag zeiven, zoo in het Voorhout, als<br />
op den Fyverberg, en zelfs voor het huis van den<br />
Prefident van den Hove, Mr. KOKNEUS SLUIS, die<br />
den Predikanten nog onlangs zwaar had gedreigd,<br />
doch nu het prediken door een glasvenfter aanzag ,<br />
zonder het te kunnen beletten, wordende de verga<br />
dering door eene menigte gewapende Delffche Schut<br />
ters befchermd.<br />
In Augustus werd ook door PIETER GABRIEL ge<br />
predikt, te Oostbroek, omtrent een uur gaans van<br />
Utrecht. Daarna door JAN AREND
au K E R K E L I J K E<br />
na C. G , buiten de Tollefteegpoort, benevens den weg naar<br />
Jaarisn • Vreeswyk of de Vaart.<br />
tot 1552<br />
Men beproefde ook, om de Preek te houden buiDordten<br />
Dordrecht en buiten Gouda, doch hier kwam<br />
recht en niemand te voorfchijn, om de Preek te hooren ;<br />
Gouda<br />
weigerer zelfs mompelde men te Gouda, dat men deze nieu-<br />
de preek wigheidpredikers van kant behoorde te helpen , en<br />
te huwde: 1<br />
bij een Heelmeester of Barbier, die het gerucht van<br />
eene te houden Preek onder het volk had gebragt,<br />
werden door eenige jongens de glazen ingeflagen.<br />
Maar buiten Gornichem werd, naar het fchrjnt ,<br />
al in Julij, op een' Waard van den Graaf van<br />
Hoorne, en ook elders, gepredikt, ADRIAAN VAN<br />
In Zee<br />
DEN HEUVEL DIRKSZOON, Burgemeester der ftede,<br />
en een groot getal van Burgeren , waren hier der<br />
Hervorminge toegedaan. Ook ondernam men buiten<br />
Leyden, te Rynshurg, te Wadding, en elders daaromtrent,<br />
te prediken: waar toe JAKOB, Heer van<br />
Wyngaarden, gehouden werd, de meeste aanleiding<br />
gegeven te hebben.<br />
Te Middelburg in Zeeland, heeft de Predikant<br />
land. WILLEM VAN HOORN , onder de begunftiging van<br />
verfcheidene leden der Regering, al vroeg in het<br />
openbaar geleerd. Ook predikte men, in eene Zoutkeet<br />
van de weduwe BASTIAAN MATTHYSZOON, op<br />
den Dijk, buiten Amemuiden: voorts te Vere, te<br />
Vlisfingen, te Zierikzee, te Tholen en op vele andere<br />
plaatfen in Zeeland enz. (*)<br />
In<br />
(*) Men zie van dit alles breeder BRANDT Bl. 709-741,<br />
WAGEN AAR VI Deel, Bladz. 164-169.
G E S C H I E D E N I S . 213<br />
In dit jaar 1566 wordt door oor- en ooggetuigen na C. G.<br />
en ook door den deftigften onzer Nederlandfche Ge- jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
fchiedfchrijveren , den Drosfaard PIETER HOOFT,<br />
een zonderling geval gemeld, hetwelk te Amfterdam Zeldzaam<br />
plaats had met de Armeweeskinderen, die met eene geval met<br />
de Arme<br />
vreemde bezoeking gekweld werden. Een groot deel weeskin<br />
kinderen, knechtjes en meisjes, wel tot zeventig deren te<br />
Amfter<br />
toe, werd, niet alleen, in velerlei wijzen, geplaagd<br />
dam.<br />
en gepijnigd, zulks, dat het hun nog na de verlosfing,<br />
al hun leven, aanhing; maar zij klauterden<br />
, als katten, bij wanden en daken op, gaven<br />
gezigten, zoo helsch en averregts, dat de mannelijkfte<br />
harten van die neep fchenen te kwijnen. Zij<br />
fpraken, zegt men, vreemde talen, en met lispende<br />
tongen vreemde dingen, ja van hetgeen op dien<br />
oogenblik elders, zelfs in deVroedfchap, gefchiedde.<br />
Het gebeurde, zoo verhaalt LAURENS REAAL , dat<br />
één dezer kinderen tegen TRYN GERRITS, toen ter<br />
tijd Weesmoeder, die het in zijne benaauwdheid<br />
vasthield, uitborst in deze woorden: ,, Uw zoon,<br />
„ JAN KLAAS ," (die een Lid der Vroedfchap was,)<br />
„ zal naar den Haag reizen, en daar niets goeds<br />
„ aanregten, want dus is het in den Raad befio-<br />
„ ten." Het lijden daar op wat afnemende, gaat<br />
zij met het kind naar het Stadhuis, en komt daar<br />
juist, als haar zoon , met andere Raden , in het<br />
fcheiden der Vroedfchap, van de trappen treedt, en<br />
vraagt hem, of hij naar den Haag zou reizen ? Hij<br />
verfchrikt en bekent het: Zij voegt er bij: dit kind<br />
heeft het g-zeid. Men maakt het den Burgemeesteren<br />
bekend, en ziet het (Tuk, nu ontdekt zijnde,<br />
O 4 die
314 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. dieper in, zulks, dat de reize geftaakt werd. —•<br />
Jaarisi; Een jonge zag, in het huis van een' Beeldhouwer<br />
tot 1552<br />
in de Kalverftraat, een fteenen tafereel van het laatfte<br />
Oordeel, om hoog, aan den muur hangen, en<br />
gevraagd hebbende, of hij het er eens af wilde halen?<br />
vloog bij bij den wand op, rukte er het Huk<br />
af, en fmeet het tegen den grond. Anderen klommen,<br />
zoo gezeid werd, bij den toren der Oude<br />
Kerk, naar boven, tot aan de Ipeelklokken, daar<br />
zij eene wijle bleven zitten, tikkende met de knokkels<br />
op de klokken, en zingende: Wij zullen hier<br />
niet vnn daan gaan, of Barnet je zal in het vuur<br />
ftaan. Zij bedreven ook veel gebaars aan de deuren<br />
van fommige vrouwen, die hen, zoo zij zeiden,<br />
betooverd hadden; en verflonden door Barnetje,<br />
zekere JACOBA JACOBS-DOCHTER , anders JA-<br />
PIKJE BAMEN, die men van elders weet, dat, door<br />
hen en anderen, befchuldigd werd, als de oorzaak<br />
vaii deze tegenwoordige bezoeking der Weezen,<br />
waarom zij zich, eeilang, door het geregt, deed<br />
zuiver fchouwen. Den öchout PIETER PIETERS<br />
ZOON fcholden zii, om zijne wanftaltige lengte ,<br />
voor een' Deventer Koek, omdat hij hun met dergeluKe<br />
kinderkost den mond^zocht te floppen, dien<br />
hij veel meer daar mede opende. Zij verweten hem<br />
lelijke itukken , uit afkeer, zoo de Onroomfchen<br />
Dieenden, van de vervolging der Gereformeerden ,<br />
welke hij, omtrent dezen tijd, fterk zou gedreven<br />
hebben. Men vond er, die zeiden : ,, dat zij,<br />
„ zoo alle bergen met zwaarden belleken waren ,<br />
„ gaarne van boven door de punten dalen wilden,<br />
„ als
G E S C H I E D E N I S. 215<br />
„ als zij daar na Gods aanfchijn flechts in genade ja C. G.<br />
aanfchouvven mogten." Voorts wordt getuigd , [aari5i7.<br />
ot 1552.<br />
dat deze kinderen zelden kwaad deden , dikwijls<br />
zeggende, onder het wijzen naar omhoog: dat de<br />
groote Man hun zulks verbood, of belette. .Meermalen<br />
liepen zij naar het water, als wilden zij er<br />
infpringen: maar op den kant gekomen , bleven ze<br />
pal ftaan, zeggende: de groote Man verbiedt het ons.<br />
De waarheid van dit zeldzaam geval kan niet in<br />
twijfel worden getrokken; de toeloop van menfchen<br />
naar het Weeshuis was zoo groot, dat het Geregt<br />
op den iaden Januarij dezes jaars 1566 reeds bij<br />
openbare afkondiging beval, dat niemand zich,<br />
zonder verlof der Regenten, in het Weeshuis vervoegen<br />
en ophouden zou. Dergelijk een verbod<br />
gefchiedde den 5den Februarij met betrekking tot<br />
het Klooster der PAULUS Broederen , werwaards<br />
eenige kinderen, tot bevordering van derzelver genezing,<br />
gebragt waren. Van dezen teekent REAAL<br />
aan, dat deze kinderen, hoe naauw zij ook in dit<br />
Klooster bewaard werden, fomtijds middel vonden,<br />
om floten en deuren open te breken, en bij tienen<br />
en vijftienen, langs de ftraten te loopen, waar van<br />
de waarheid, ten aanzien van het loopen langs de<br />
ftraten, ook blijkt uit eeneStadskeure van den i;Jden<br />
Junij. Het ongemak duurde vele maanden , doch<br />
verdween allengs , hoewel hun , ook nadat zij er<br />
van verlost waren, de overblijffelen der kwale , al<br />
hun leven, aanhingen (*).<br />
Mid»<br />
(*) BRANDT Bladz. 741. WAGENAAR Amfterdam ï.<br />
O 4 Deel,
na C G<br />
Ï3ari5i7<br />
tot 1552.<br />
V oortgang<br />
der<br />
openbare<br />
Preek.<br />
fii5 K E R K E L I J K E<br />
Middelerwijle was de Magiftraat van Amfterdam<br />
met allen ernst bedacht, om het openbare prediken<br />
der Hervormden te weeren, ten minde, om te zor<br />
gen , dat dit niet binnen de flad gefchieden mogf.<br />
Op den 2iflen Augustus predikte JAN- ARENDSZ. op<br />
de Lastaadje, zijnde genoegzaam de voorltad van<br />
Amfterdam, aan de Oostzijde, en den oever van<br />
het T. Na de Predikatie werd hij door de Toe<br />
hoorders in de flad binnengebragt; fe:iert predikte<br />
men altemets op de Lastaadje, zeifs in zekeren<br />
fpijker van JAN WILLEMSZOON WVNGAARD , waar<br />
de vergadering zoo toenam, dat de fpijker en plaats<br />
daaronrrent te kiein werd; ook werden op verzoek<br />
der Gereformeerden van Embden en elders verfchei<br />
dene Predikanten naar Haarlem overgezonden, die de<br />
Gemeenten aldaar bedienden.<br />
Vergade De verbondene Edelen kwamen in Junij in grooring-<br />
d r<br />
E leien te<br />
ten getale te St. Truyen, in het Bisdom van Luik,<br />
StTruyen te zamen, om te raadplegen over hunne zaken, en<br />
wat bun ter hand ftond te nemen , in de tegen<br />
woordige omflandigheden. De Gereformeerden,ook<br />
die van de Augsburgfche Confesfte, fchikten hier<br />
Gtmagtigden aan de Edelen, heul aan hen zoeken<br />
de,<br />
Deel, Bladz. =7;. 275 die ook zijne gedrchten over<br />
de oorzaken van zulk een zeldzaam ongemak hier bij<br />
gevoegd heeft : De ftads Registers noemen deze kin<br />
deren , ellendig ziek, grootelijken gekweld en met eene<br />
zonderlinge pasfie bevangen. In het jaar 16 0 heeft ook<br />
in I-et Weeshuis te Hoorn iets dergelijks plaats gehad.<br />
Men zie BLEKER Betoov. IVer. IV Boek. XXV Hoofdft.
G E S C H I E D E N I S . «17<br />
de, om in de vrijheid des geloofs voorgedaan te<br />
worden. Ten dien einde (lelden zij hun een ver<br />
zoekfchrift in handen, FRANCISCUS JUNIUS ver<br />
haalt (*_), dat hij, en PEREGRJN UK LA GRANGE.,<br />
uit Daufinè, eene zeer vrome en goedaaruge ziele,<br />
die roet hem van Geneve was gekomen , bij eene<br />
Sijnode te Antwerpen, in het laatst van Julij ge<br />
houden , fchoon zij zulks weigerden, tegen hunnen<br />
dank, naar de vergadering te St. Truyen werden<br />
gezonden, met eene korte Geloofsbelijdenis van uit<br />
drukkelijke fchriftuurwoorden , door JUNIUS zamen-<br />
gefield, welke zij den Edelen moesten overgeven ,<br />
dat zij daar gekomen , zagen, wat er te doen was,<br />
zonder iets uit te rigten, doordien iemand zich daar<br />
t'ontijde tusfehen dak, dien het de Heere, voegt er<br />
JUNIUS bij, vergeve.<br />
In Spanje werd, gedurende dit alles, bij den KoBefluit<br />
ning geraadpleegd over de middelen , om de in de des Koningsomze<br />
landen ontdane beroerten te dillen en de rust te<br />
trent de<br />
herdellen. Door de onlangs naar Spanje gezondene Inquifitie<br />
Gezanten, BERGEN en MONTIGNI, waren daar toe de Plakaten<br />
en<br />
voorgeflagen: het vernietigen ckr Inquifitie; het ma eene altigen<br />
der Plakaten; en het verleenen eener algemeene gemeenevergiffe<br />
vergiffenis. Ten laatde delde de Koning omtrent<br />
nis.<br />
deze drie punten vast: „ dat de Paufelijke Inquifi-<br />
,, tje mogt gefchorst blijven, mids de gewone Bis-<br />
„ fchoppelijke hare kracht behield. Dat men , in<br />
Nederland, een nieuw ontwerp' van matiging der<br />
„ Plakaten mogt opdeden, waar bij 'sKonings acht-<br />
„ baar-<br />
(*) In zijn Leven bij GERDES Scrin, Antiq. I. f. c.<br />
O 5<br />
na C. G.<br />
!aarisi7.<br />
tot 155a.
2i8 K E R K E L I J K E<br />
Ba C. G. „ baarheid en het Roomfche Geloof bewaard werd,<br />
Jaari5i7_. „ zullende hij dan, hier op, de vereischte orde beeot<br />
1552<br />
„ ramen. Dat ook de Landvoogdesfe vergiffenis<br />
,, zou mogen verkenen aan de Bondgenooten alleen,<br />
„ of ook aan anderen, naar dat zij het raadzaam<br />
„ vond, mids dezen niet geregtelijk van misdaden<br />
„ overtuigd waren. Dat zij echter, voor het toe-<br />
„ ftaan dezer drie punten, verzekering hebben moest,<br />
Beeldüorming.<br />
dat de Heeren, zich hier mede latende genoegen,<br />
,, voortaan de behoudenis van den Godsdienst en<br />
,, 'sLands rust, uit al hun vermogen, behartigen<br />
„ zot den. Voorts moesten alle verbonden, zamen-<br />
„ komften, preken en openbare ergernisfen worden<br />
„ afgefchaft , of zoo de wederfpannigen hier toe<br />
,, niet konden worden gebragt, en daarentegen de<br />
„ wapenen opnamen, mogt de Landvoogdes zich<br />
„ van de Benden van ordonnantiën en van de ge-<br />
„ wone bezettingen bedienen, ter harer befcher-<br />
„ ming. Des noods, mogt zij zelfs een genoeg-<br />
„ zaam getal van Waardgelders aannemen , over<br />
„ dezelve zulke Hoofdlieden {tellende, als zij zelve<br />
„ bekwaamst oordeelde (*)."<br />
Het befluit des Konings werd aan de Landvoog.<br />
desfe overgezonden, maar echter niet afgekondigd ,<br />
alzoo VIGLIUS , BARLAIMONT en anderen weigerden,<br />
in het afzijn der voornaamfte Heeren, hier in<br />
te Hemmen. Doch, terwijl de Koning dus op looden<br />
fchoenen ging, eer hij zoo weinig van zijne<br />
ftreng-<br />
(*) BRANDT Bladz. 759-76:. WAGENAAR VI De(l,<br />
Bladz. 172.
G E S C H I E D E N I S . 219<br />
ftrengheid- afweek, raakte hier het ganfche land op na C. G.<br />
de been, overhoop en in beroerte, door de Beeldtot<br />
1552,<br />
Hu rmiug, welke te dezer tiide uitborst, en in wei<br />
nige weken bijna alle oorden van Nederland door<br />
liep, en zulk eene bijstere verwoesting maakte, aan<br />
Beelden, Schilderijen, Boeken, Kruisfen, Altaren,<br />
Sacramentshuizen en allerlei Kerkfieraden, te platten<br />
lande en in de fteden, dat men, het graauw, welk<br />
er de hand in had, aanziende voor te zwakke werk<br />
tuigen, om zoo veel ijsfelijks, in zoo weinig tijds,<br />
uit te voeren, tot de vreemde gedachten kwam, dat<br />
er booze geesten onder gewerkt hadden (*).<br />
Zeldzaam is het, dat deze Beeldenftorming, wel<br />
ke den iaden Augustus, den dag voor Maria's<br />
Hemelvaart, in IVestvlaanderen eenen aanvang nam,<br />
door eenige weinigen van het geringlte graauw, daar<br />
zich ettelijke roovers, dieven en hoeren onder ver<br />
mengd hadden, begonnen en meest overal volvoerd<br />
werd; het is ondertusfchen twijfelachtig , of deze<br />
ruwe hoop niet aangezet en aan het hollen gebragt<br />
zij, door lieden van meerder aanzien. De Spaansch-<br />
gezinde Schrijvers befchuldigen of verdenken de<br />
Edelen, te St. Truyen vergaderd, van het ontwer<br />
pen van dit (tuk , doch zonder bewijs of waar<br />
schijnlijkheid, daar er onder dezelve zoo vele opreg-<br />
te Roomschgezinden gevonden werden. Anderen<br />
hebben den Prins van Oranje, of zijnen Broeder,<br />
Graaf LOOEWYK, aan deze fchennis fchuldig ge<br />
houden. Doch de Prins zelf heeft zich hier van<br />
(*) STRADA de bclïo Belg. Dec. I. Libr. V. p. 242.<br />
ge-<br />
Aanleggers<br />
van<br />
dezelve.
220 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. gezuiverd in zijne Verantwoording , en heeft zich<br />
Jaar 1517<br />
ook altijd afkeerig betoond van de woestheid der<br />
tot 1552.<br />
Beelddormeren; zelfs is hij wel eens van fommige<br />
Onroomfchen gelasterd, omdat hij oordeelde , dat<br />
de Kerken niet, dan na voorgaanden last der Over<br />
heden , behoorden gezuiverd te worden. Eindelijk<br />
heeft men ook de fchuld van deze onderneming te<br />
last gelegd aan de Hervormden in het gemeen , en<br />
in het bijzonder aan derzelver Leeraars. WAGE<br />
NAAR (*) houdt het niet ongegrond, dat fommigen<br />
uit de Hervormden, ja uit de Edelen zelve, in dit<br />
werk de hand gehad, of het, ten minde, met ge<br />
noegen aanfchouwd hebben. Hij zoekt dit waar-<br />
fchijnlijk te maken, uit aanmerking, dat men onder-<br />
dellen mag, dat het den Hervormden , die reeds<br />
zoo talrijk waren, verdroten zal hebben, met het<br />
naderen van den winter, langer in het open veld ,<br />
bijeen te komen. En, zegt hij, gelijk, onder aller<br />
lei gezindheden, boozen en goeden zijn, hebben de<br />
eerden geoordeeld, dat zij zich , met geweld, in<br />
het bezit mogten dellen van de Kerken, die hun ,<br />
zekerlijk, geweigerd zouden geweest zijn, als zij er<br />
alleenlijk om verzocht hadden. Ook merkt hij aan,<br />
dat die genen onder de Edelen, die, uit wanhoop<br />
aan 's Konings genade, of uit begeerte naar veran<br />
dering;, het werk gaarne tot dadelijkheden zagen<br />
voortflaan, hier onder geroeid zullen hebben. On<br />
dertusfchen is de vraag eigenlijk niet, of er onder<br />
den woesten hoop niet ook zulken gevonden zijn ,<br />
(*) VI Deel, Bladz. 180.<br />
die
G E S C H I E D E N I S . aar<br />
die zich Gereformeerden noemden, ja of niet hier aa C. G.<br />
en ginds zelfs Heden van meer aanzien zich in het Jaari5i7.<br />
cot 1552.<br />
werk gemengd, en het met genoegen aangezien hebben<br />
; maar de vraag is: wie het eerst dit werk beraamd<br />
, en uitgedacht hebben , wie er de eerfte<br />
aanleggers van geweest zijn? En dan is het zeker,<br />
dat het gros der Gereformeerden , en hunne<br />
Leeraren, niet alleen toen het geweld gepleegd<br />
werd, maar ook, in het vervolg, bij verfcheidene<br />
gelegenheden, dit werk, als onbehoorlijk,<br />
afgekeurd, en ook plegtig hunnen afkeer daar van<br />
betuigd hebben, bijzonder deden zij dit openlijk en<br />
plegtig in een verzoekfchrift, hetwelk kort daar na,<br />
in de tegenwoordigheid der Afgevaardigden van<br />
de meeste Nederlandfche Gereformeerde Kerken ,<br />
en in den naam dier Kerken , te Antwerpen<br />
werd opgefteld , om bij Koning FILIPS te worden<br />
ingeleverd, hetwelk bij den Gefchiedfchrijver<br />
BOR geheel te vinden is (*). De Kerk van Antwerpen<br />
leverde een gefchrift in aan de Wethouderfchap<br />
van Antwerpen; in hetzelve „ betuigden zij<br />
„ voor God, dat hetgeen in het wegnemen en bre-<br />
„ ken der Beelden was voorgevallen, buiten hunne<br />
„ kennis en toeftemming gefchied ware (f)." HER<br />
MAN MODET , of STRYCKER , toenmaals Leeraar<br />
van de Gereformeerde Kerk te Antwerpen, zegt in<br />
eene verantwoording, welke hij korts daar na heeft<br />
uitgegeven: „Dat hij, en dus ook de geheele Confifto-<br />
» ne,<br />
(*) Gedeeltelijk ook bij BRANDT Bladz. 114. II Deel,<br />
in Octavo. (f) BRANDT Bladz. 22.
naC. G,<br />
Jaai'1517<br />
tot 1552<br />
S2s K E R K E L I J K E<br />
„ rie, van deze Beeldftorming, toen die eenen aari-<br />
„ varig nam, niet meer wetenfcbap heeft gehad ,<br />
„ dan van de uur van zijnen dood;" daar bij voe<br />
gende een verhaal, hoe hij zelfs, ter begeerte der<br />
Wcthouderfchap, met gevaar van zijn leven, ge<br />
tracht in.d, toen het werk gaande was, de gewel<br />
denarijen in veifcheidene Kerken, door vermaningen<br />
tot het volk, te helpen weeren (*). De uitmun<br />
tende FRANCISCUS JUNIUS, die toen te Gend was,<br />
beroept zich op de Raadsheeren van den hoogen<br />
Raad van Vlaanderen, tot bevestiging, dat hij,<br />
door dieu Raad gelast, om de fJeeliknftormers al<br />
daar over hun voornemen te onderhouden, zich ge<br />
trouwelijk gekweten had; en hij vnegt er bij: „voor-<br />
„ waar, nooit hebben mij zulke geweldige en on-<br />
„ geregelde raadflagen behaagd; nooit is er, meen<br />
„ ik, iemand bij mij geweest, dien ik, zelfs met<br />
„ het allerminfte teeken, getoond heb, dat mij zoo-<br />
„ danige handelingen gevielen. Met deze betuiging<br />
„ wil ik mijne eigene, als ook ml. er vrome mede*<br />
„ broederen, (want de ongeregelde eigenmeester-<br />
„ fchapdrijvers acht ik niet,) getrouwheid openlijk<br />
„ kondgemaakt hebben." Ook verhaalt hij , dat,<br />
het graauw reeds bijeengeloopen ziinde, omtrent drie<br />
uren, voor dat het werk regt aanging, zekere LIE<br />
VEN ONGENA bij hem om raad kwam , hem vra<br />
gende, of hij, wanneer het volk van Gend op den<br />
VP"-irang van de Antwerpenaars , de Beelden ver-<br />
nielde, ook zeif de hand aan het werk zou flaan ,<br />
(*) BRANDT II Deel, Bladz. 14. volgg.<br />
of
G E S C H I E D E N I S . 223<br />
of niet? JUNIUS gaf hem ten eerfte dit antwoord: na C. G.<br />
„ Van ons moet niet gedaan worden, dan volgens Jaar1517.<br />
tot 155a.<br />
„ ons beroep : gij hebt geen ordinaris beroep;<br />
„ naardien gij geen Magiftraat, noch met ordinari-<br />
„ fche autoriteit verzien zijt : ook hebt gij daar<br />
„ toe geen extraordinarisch beroep; dewijl gij mij<br />
„ om raad vraagt, en zelf met zulks te doen te<br />
,, kennen geeft, dat gij tot deze zaak niet extra-<br />
„ ordinaris zijt beroepen (*)." Men kan derhalven<br />
de Hervormden met geene reden befchuldigen. Ondertusfchen<br />
heeft het mij meermalen verwonderd ,<br />
dat men zoo weinig acht heeft geflagen, op hetgeen<br />
dezelve JUNIUS ingewikkeld fchijnt te kennen te geven<br />
, wanneer hij te zelfde plaatfe zegt, dat „ de<br />
„ Beelden (tonners, die hem en zijnen Broederen on-<br />
,, bekend waren, van onbedachte ofte kwaadwillige<br />
„ lieden opgemaakt, op al de Kerken en Kerken-<br />
„ beelden aanvielen." Welke of hoedanige lieden<br />
bedoelt JUNIUS met deze kwaadwillige ? Duidelijker<br />
fpreken de Nederlanders in hun Request aan<br />
Keizer MAXIMILIAAN en de Rijksvorsten te Spiert<br />
in het jaar 1570 ingeleverd, waar hunne woorden<br />
te aanmerkelijk zijn , dan dat wij die hier geene<br />
plaats zouden geven: ,, Ondertusfchen," zoo fpreken<br />
zij (f), „ is het gebeurd, eerst wel in West»<br />
„ Vlaanderen, daar na ook in zeer vele andere fte-<br />
„ den, bijna op denzelfden tijd , dat de Schilde-<br />
„ rijen, Beelden, en Altaren in de Kerken gebro-<br />
(*) BRANDT Bladz. 29. volgg.<br />
(t) GERDES Serin. éntiq. T. VIII. p. 612.<br />
„ ken
224 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ ken werden; of door de list der vijanden, die er<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552. „ reeds voorlang op ui geweest waren, om eene<br />
„ gelegenheid te hebben, om hec volk ie befchul-<br />
„ digen, opdat zii dus, onder een fchoorifchijnend<br />
„voorwendfel, foldafen werven, en den Herken<br />
„ arm zouden kunnen gebruiken, of door verkeer-<br />
, den ijver van fommigen — is onzeker. Dit blijkt<br />
, ondertusfchen, dat in vele Heden de Papen het<br />
, eerst begonnen, de kostelijke beelden en vaten<br />
i , uit de Kerken weg te brengen, dat vervolgens de<br />
1 , jongens hen volgende, en het graauw, de overige<br />
t , meestal nedergeworpen hebben: dar ook op 1'oms<br />
, mige plaatfen de Roomfche Magiiiraten, en on-<br />
5 , der die zulke, die het meest gebeten waren op<br />
s , den Euangelifchen Godsdienst, op publiek gezag,<br />
5 , de Beelden, Schilderijen, en andere uitwendighe-<br />
» , den, hebben nedergeworpen ; en dat, op hun<br />
5 , gezag en voorbeeld, fommige goede Burgers,<br />
5 , meenende, dat dit gefchiedde volgens Refolutie<br />
s , van de hooge Regering , hetzelfde gedaan' heb-<br />
5' , ben enz." Ook weet men, hoe een VARGAS ,<br />
• aderhand, in den Raad der Beroerten, durfde be-<br />
V -eeren: dat alle > Lands ingezetenen , wegens het<br />
E eeldenftormen, ook zonder uitzondering van de<br />
E oomschgezinden, als die, tot wering van hetzelve,<br />
n iets gedaan hadden, tot de galg moesten verwezen<br />
vs orden; of, zoo als hij zich in kwaad Latijn uit-<br />
di ukte: Haeretki fraxerunt templa, boni nihil<br />
xerunt contra, ergo clebent omnes patibulare.<br />
fi<br />
Kort ver Doch laat ons beknopt verhalen , hoe het zich<br />
haal van m et deze BeeldHorming hebbe toegedragen. De eerfte
G E S C H I E D E N I S . s 2;<br />
fte Kerkplondering gefchiedde, volgens STRADA , he: : na C». G,<br />
eerst omtrent St. Otner, van waar de plunderaars Jnari5i7.<br />
tot 1552.<br />
zich vervolgens naar Tperen begaven , alwaar zij.<br />
eenige Kerken afgeloopen hebbende, op MARIA'S de Beeld-<br />
Hemelvaartsdag, van de Burgers in de ftad gelaten llonning.<br />
werden. Vervolgens plunderden zij nog verfcheidene<br />
Kerken in de fteden en dorpen op de Leye; een<br />
deel van dit gezelfchap trok verders naar Douay,<br />
en een ander deel naar Seklyn; maar die van Seklyn<br />
op de Kerkfchenders aanvallende , vernoegen er<br />
velen en verftrooiden de rest.<br />
Te Antwerpen deed de Magiftraat, nadat de Beeld-<br />
Prins van Oranje, op aanfchrijven der Landvoogftorming te Antdesfe,<br />
uit die ftad vertrokken was, het Mariabeeld, werpen.<br />
dat anders in dezen tijd van het jaar acht dagen ten<br />
toon plag te ftaan, uit den weg en in het Koor<br />
brengen. Dit gaf aanleiding tot eenige moedwilligheden<br />
, bijzonder van jongens , evenwel liet het<br />
volk zich van Kerkmeesteren gezeggen, en verliet<br />
de Kerk, die gefloten bleef. De Magiftraat deed<br />
intusfchen niets het minfte, om verdere moeijelijkheden<br />
voor te komen; zoodat den volgendén dag,<br />
den 2often Augustus , de moedwil bij en in dé<br />
groote Kerk weder eenen aanvang nam, welken de<br />
Schout vergeefs poogde te ftillen. Tegen den avond,<br />
met het ondergaan der zon, viel men aan het breken<br />
der Beelden en aan het pionderen , met zoo<br />
veel drift, dat voor middernacht, deze Kerk , een<br />
der prachtigfle gebouwen van Europa, tot een hollen<br />
en akeligen romp gemaakt was; en toch gefchiedde<br />
alles met zoo veel eendragt en orde, dat<br />
HERV. III. p nie.
226 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. niemand in zoo grooten oploop in het allerrninfre<br />
Jaansi/,<br />
gekwetst werd, hetwelk in fommiger oogen zoo<br />
tot 1552,<br />
wonderlijk fcheen te zijn, dat zij den Helfchen<br />
Geesten ook hun deel in dit bedrijf toefchreven ,<br />
hetwelk, zoo men zegt, door een honderd rabauwen<br />
, geholpen van een' hoop hoeren en jongens ,<br />
uitgevoerd werd. Het gemeen, nu aan het hollen<br />
zijnde, vloog naar de andere Kerken en Kloosters,<br />
waar zij niet alleen de Beelden, maar ook de Monniken<br />
mishandelden , waar onder de Minderbroeders<br />
het het kwaadffe hadden. Bij deze gelegenheid had<br />
een Monnik der Barrevoeters, die twaalf jaren in<br />
den Kerker van het Klooster gezeten had, het geluk,<br />
van zijne vrijheid weder te krijgen (*). Drie<br />
etmalen duurde deze woede, terwijl de Magiftraat<br />
en Burgerij zich ftilhielden. Den 22ften Augustus<br />
werd den Wethouderen aangediend, dat de Gereformeerden<br />
voornemens waren, dien voormiddag in<br />
twee voorname Kerken te prediken, en wel de Leeraar<br />
(*) De Monniken waren meermalen gewoon, de ge<br />
nen, daar zij iets tegen hadden, heimelijk te ftraffen, ja<br />
van het leven te berooven. ERASMUS fchiijft in zekeren<br />
Brief, dat MATTI-IEUS, Kardinaal van Sion, eens op eenen<br />
maaltijd, verhaalde, hoe de Dominikanen eens op zeker<br />
Dorp, eenen jongeling levende begroeven , omdat de<br />
Vader, een Ridder, zijnen Zoon met bedreigingen we-<br />
dereischte. Ook zag zeker Edelman in Polen, die, wel<br />
befchonken, bij geval in de Kerk in flaap was geval<br />
len, twee Franciscanen, na het zingen der nachtgezangen,<br />
levende begraven. Zie BRANDT II Deel, Bl. 11.
GESCHIEDENIS. 227<br />
aar der Walen TAFFIN in de Burg, een plaatsje, na C G.<br />
dus genoemd , te tien uren, en HERMAN MO faansi7.<br />
tot 1552.<br />
DET in de groote Kerk te acht uren. Op verzoek<br />
der Wethouderen echter deed TAFFIN zijne Hoorderen<br />
zonder Preek fcheiden; maar MODET, voorwendende<br />
, dat hij het volk, hetwelk reeds vergaderd<br />
was, anders niet wist te ftillen, hield tot hetzelve<br />
flechts eene vermaning nevens het gebed,maar<br />
volvoerde het voorgenomen werk, door des namiddags<br />
te twee uren eene Predikatie te houden.<br />
Den volgenden dag deed de Magiftraat een gebod<br />
afkondigen, om alle geftolen goederen binnen 24<br />
uren te regt te brengen, en van verder geweld af<br />
te laten, op Itraffe van de galg. Te gelijk traden<br />
zij met de Hervormden in onderhandeling, dat deze<br />
het volk tot rust zouden vermanen; doch inmiddels<br />
ging men in de groote Kerk weder met ftroopen<br />
voort, alwaar nu fommigen de handen floegen aan<br />
de wapenen des Konings en der Vliesridderen.' Nu<br />
echter wist de Magiftraat middel, om het geweld te<br />
fluiten. De Markgraaf, fommigen van de wet, met<br />
de roeidragers, nevens eenigen van de gilden, en<br />
fchutters togen derwaarts, verdreven de woeste menigte,<br />
en grepen tien of twaalf van de belhamels.<br />
Ondertusfchen hadden de Gereformeerden een gefchrift<br />
ingeleverd ter hunner ontfchuldiging, betuigende,<br />
in dit alles geen deel gehad te hebben, en<br />
de Wethouders zonder hun uitdrukkelijk iets in te<br />
willigen, gaven hun echter te verflaan, dat zij zich<br />
geheel zouden onthouden van eenige Kerken, die<br />
opgenoemd werden, hetwelk de Gereformeerden zoo<br />
P a ver
na C. G verflonden, dat men hun het gebruik der overige<br />
Jaai-1517<br />
vergunde , waar op de Duitfchen des Zondags<br />
tot 1552<br />
'smorgens in de Burgkerk predikten, maar'voorts<br />
zich benevens de Wallenen vergenoegden met Preken<br />
in de nieuwe ftad. Maar de Magiftraat, willende<br />
voordeel doen met den twist tusfehen de Lutherfchen<br />
en de Gereformeerden, ontbood den Parochiaan<br />
van het Kiel, die daar voor de Lutherfchen<br />
predikte, dat hij zulks voortaan in St. Joris<br />
had te doen.<br />
Te'sIIertogenbosch.<br />
Te Bergen<br />
op<br />
Zoomen<br />
Lier.<br />
928 K E R K E L I J K E<br />
Van Antwerpen floeg de razernij voort naar 'sHertogenbosch,<br />
alwaar den 22ften Augustus in de Sint<br />
Janskerk de Beelden gebroken werden, en vervolgens<br />
in de overige Kerken en Kloosters, KORNE-<br />
LIS VAN DIEST, Leeraar der Hervormden, die den<br />
2iften Julij de eerfte Preek gedaan had buiten de<br />
ftad in het Boschveld, deed nu op den 24 en 25ften<br />
Augustus de eerfte Predikatiën in de St. Janskerk.<br />
Sedert werd ook eenigen tijd in de St. Jacobs- en<br />
Pieterskerken, ook in de Kapellen van St. Kornelis<br />
en Anna bij fommige Predikanten gepredikt.<br />
Breda, Bergen op Zoom, en andere Brabandfche<br />
fteden, leden dergelijke Kerkfchending. Voor<br />
Lier vertoonden zich acht mannen van Antwerpen,<br />
om te zien, zeiden zij, of men daar de Beelden had<br />
weggenomen. De Magiftraat liet twee van hen in<br />
3e ftad komen ; en zonder verder navraag , in de<br />
Kerken rondleiden, en alles wegnemen, wat zij zeilen,<br />
dat men breken moest. Ten laatfte vraagde<br />
emand uit de Wet, uit wiens magt zij dat deden?<br />
Mijne Heeren," was het antwoord, „ wij zijn<br />
„ in
G E S C H I E D E N I S . aa s<br />
,, in uw geweld , en meent gij, dat wij dit na C. G.<br />
„ zonder last of toeflemming doen, gij zult haast Jaari.517.<br />
;ot 1552.<br />
„ verdaan, met wien gij te doen hebt." Men hield<br />
zelfs deze twee nog vrij van de teerkosten, die in<br />
de herberg gevallen waren.<br />
Te Mechelen werd zoo veel tegendand aan de Te Me<br />
Beelddormers geboden , dat zij het werk lieten chelen<br />
geftuit.<br />
fteken.<br />
Te Gend kwam zoo haast geene tijding van het<br />
tyoorgevallene te Antwerpen, of het volk kwam op<br />
de Vischmarkt bijeen, en bepaalde den volgenden<br />
dag, om ook hier het werk met zekere geregeldheid<br />
te volbrengen. Men vond zelfs goed, aan den<br />
Baljuw kennis van dit befluit te geven. Het gefchiedde.<br />
De Baljuw, heel verwonderd, vraagde,<br />
van waar die last kwam ? Men gaf hem ten antwoord:<br />
van zijne Majejleit ! Zonder verder onderzoek,<br />
gaf hij hun nu eenigen van zijne Helbaardiers<br />
en twee Stadsdienaars mede , die geboden ,<br />
dat niemand iets meer zou doen, dan die Afgevaardigden<br />
zouden zeggen. Daar op werd de Beeldftorming<br />
begonnen, en men ging van Kerk tot<br />
Kerk in orde voort. Des anderen daags ging men<br />
buiten tot twee mijlen in het rond, in al de gewijde<br />
plaatfen, op dezelfde wijze, te werk.<br />
Te Oudenaarde waren de Beelden te voren gebroken.<br />
Te Aalst, Dendermonde en Kortryk hield<br />
men de Kerkfchenders buiten;. ook vonden zij te<br />
Brugge de poorten gefloten. Te Doornik werden<br />
Kerken en Kloosters geplunderd ; en als men hier<br />
vernam, dat de Kanunniken al het goud, zilver en<br />
P 3 kost-<br />
Te Gend.<br />
Te Oudenaarde<br />
enz. en<br />
Doornik.
Te Valenchyn.<br />
In Zeeland.<br />
330 K E R K E L I J K E<br />
aaC. C [.kostbaarheden in de aarde hadden begraven, begon<br />
Jaarisi; men ook in de aarde te wroeten. Toen gebeurde<br />
tot IS5!<br />
'het, dat ook de grafïïede van Hertog ADOLF VAN<br />
GELDER werd opengebroken , en zijn ligchaam ,<br />
hetwelk gebalfemd was, uit het graf gerukt en daar<br />
heen geworpen. Deze ADOLF VAN GELDER had<br />
weleer de handen aan zijn' eigen vader, Hertog AR-<br />
NOUD VAN GELDER, geflagen, dien bij nacht van<br />
het bed gehaald, en ongekleed, blootbeens, in bittere<br />
koude, vijf Duitfche mijlen van de ftad Grave<br />
tot Buren toe, te voet doen gaan, hij zelf te paard<br />
rijdende, en hem dus in een' donkeren toren, geheele<br />
zes maanden lang, gevangen gehouden. Hij<br />
was naderhand door Hertog KAREL van Bourgondlê<br />
genoodzaakt geworden, zijnen vader te ontdaan, en<br />
zelf gevangen gezet, tot hij, door de wederfpannige<br />
Gentenaars verlost zijnde, van dezen tot hun hoofd<br />
verkoren werd, wanneer hij voor Doornik van de<br />
Franfchen verflagen en te Doornik begraven was.<br />
Te Falenckyn namen de Gereformeerden , nadat<br />
de Beeldflorming door het graauw gefchied was,<br />
insgelijks eenige Kerken in. Ook werden daar omftreeks<br />
te platten lande verfcheidene Abdijen geplunderd.<br />
Maar de Heer VAN TOUR en de Baljuw van<br />
Auchem, vielen op de belhamels aan , floegen er<br />
400 dood en verdrooiden de rest.<br />
De plundering, te Brusfel belet zijnde , floeg<br />
fchie.'ijk naar Zeeland over. Te Middelburg begon<br />
zij op den 22ften Augustus. Verfcheidene leden<br />
der Regering waren hier der Hervorming toegedaan.<br />
Men viel in de Abdij der Lieve Vrouw, die deerlijk
G E S C H I E D E N I S . 231<br />
lijk geplunderd werd. Den Burgemeester ADRIAAN ia C. G.<br />
KLAASZOON gaat na, dat hij het volk hier toe zou [aari5i7.<br />
:ot 1552.<br />
hebben opgehitst; mogelijk heeft hij flechts bevel<br />
gegeven, om de Beelden met orde weg te nemen.<br />
De St. Pieterskerk werd insgelijks van Beelden beroofd.<br />
Den 24flen moest men, op den eisch van<br />
het gemeen, 21 gevangenen flaken , die om den<br />
Godsdienst gevangen zaten, en de Gereformeerden<br />
in de ftad laten prediken. Te Vlisjlngen, Vere en<br />
door gansch Walcheren had dezelfde opfchudding<br />
plaats. Te Arnemuiden werd, zoo men wil, het<br />
werk begunfligd door den Baljuw JAN EPENSZOON,<br />
die den Beeldftormeren de Kerkdeur zou hebben<br />
doen openbreken. Te Tholen en elders in Zeeland<br />
werden de Beelden ook ter Kerke uitgeftommeld.<br />
In het Sticht van Utrecht, en in de Aartsbis- Te<br />
fchoppelijke ftad zelve, gefchiedde zulks op den 24 Utrecht.<br />
en 25ften, met veel verwoedheid. Eerst werd de<br />
St. Geertruids Kerk geplunderd, vervolgens eischte<br />
men, dat aan de Gereformeerden twee Kerken zouden<br />
ingeruimd worden; als de Vroedfchap zich verfchoonde<br />
, met te zeggen, dat zij niet fterk genoeg<br />
was, om op een zoo gewigtig ftuk te befluiten ,<br />
zeide een der fprekers: Eet ham met mostard, zoo<br />
wordt gij fierk! welke onbefchoftheid hem federt<br />
den hals gekost heeft. Het volk intusfchen , dat<br />
gewapend op de Marieplaats ftond, valt in de Buurt-<br />
St. Jakobs- Sr. Nicolaas- en St. Geertruids - Kerken,<br />
en in die van de Predikheeren en Minderbroeders<br />
, daar alles verbrijzeld werd. Eindelijk<br />
P 4 was
na C. G.<br />
Jaai-1517<br />
tot 1552<br />
In Holland<br />
te<br />
Amllerdnm,<br />
232 K E R K E L I J K E<br />
was de Wethouderfchap genoodzaakt, om aan de<br />
Gereformeerden de St. Jakobskerk toe te liaan.<br />
In Holland ontftond de woede te zelfden tijde.<br />
Te Amfterdam kwamen op den 23llen Augustus<br />
eenige Kooplieden 's morgens te negen uren op hunne<br />
vergaderplaats in de Warmoesftraat, verhalende,<br />
wat Beeldltorm zij op den 2i(len te Antwerpen gezien<br />
hadden. Terflond op deze mare, lieten de<br />
Burgemeesters den Pastoren, Papen, Monniken en<br />
Bagiinen aanzeggen, dat elk het dierbaarfle van den<br />
inboedel van Kerken en Kloosters zou bergen. Straks<br />
was er een geloop en gedraaf der Geestelijkheid<br />
langs de ftraten, met kleinoodien, goud en zilverwerk,<br />
kelken, Sacramentshuisjes, pullen en misgewaden.<br />
Dit gefchiedde juist om elf uren, op den<br />
middag, toen de ambachtslieden van den arbeid naar<br />
tiuis gingen om te eten; en baarde veel opfchudiing.<br />
Eenigen ontnamen den Geestelijken hetgeen<br />
Stj droegen en bragten het weder in de Kerken, anleren<br />
begaven zich naar de Oude en Nieuwe Kerk.<br />
j h de Nieuwe Kerk werd geen moedwil gepleegd,<br />
ilzoo de Geestelijkheid daar dien namiddag geen<br />
ifesper zong, terwijl eenige burgers het gemeen ,<br />
] net goede woorden, de Kerk deden ruimen, die ter-<br />
i tond gefloten werd. Maar in de Oude Kerk viel<br />
1 neer te doen. Hier begon de Geestelijkheid te<br />
1 wee uren de Vesper te zingen, ook werden er vele<br />
I ;inderen ten doop gebragt, daar de Kapellanen het<br />
Exorcismus , of de Uitzweering over gebruikten ;<br />
1 vaar op fommigen riepen: „ Gij Paap, laat af<br />
„ van
G E S C H I E D E N I S . 233<br />
„ van den Duivel uit de kinderen te zweeren. Gij ia C. G.<br />
„ hebt de wereld met uwe valschheid lang genoeg<br />
[aan 517.<br />
tot 1552.<br />
„ bedrogen. Doop in den naam van JEZUS , gelijk<br />
de Apostelen deden." Sommige vrouwen gingen<br />
toen met de kinderen ongedoopt naar huis. Ettelijke<br />
kinders werden in de Nederlandfche taal gedoopt,<br />
en de Vesper, hoewel het volk vast morde,<br />
ten einde gebragt. Maar tusfehen drie en vier uren<br />
kwam er een Korendrager, JASPER genaamd, in het<br />
Noordoosteinde der Kerk, digt bij het Sacramentshuisje<br />
; hier vond hij WYN KORNELIS , de huisvrouw<br />
van den Burgemeester SIMON KOPS, die hij<br />
met deze woorden aanrandde: „ Zie daar hangt<br />
,, dat gruwelijk, dat godslasterlijk gedicht! " met<br />
eens nam hij het bordje, daar het opftond, in de<br />
hand, en las het haar voor, luidende de vier eerfte<br />
regels dus :<br />
Hier leit bedooten in dit Slot,<br />
Jhefus Christus, waarachtig mensch ende Godt,<br />
Alfoo hij van Maria es gebooren;<br />
Die dit niet gelooft, die es veilooren.<br />
Het uitgelezen hebbende, fmeet hij het voor zijne<br />
voeten aan ftukken, hetwelk, door het breken van<br />
het glas, dat er voor was, een groot geraas in de<br />
Kerk maakte. Hier op begonnen fommige jongens<br />
met fteenen naar de Beelden en Autaren te werpen.<br />
Zekere WYN ADRIAAN OKKERS, huisvrouw van ju-<br />
RIAAN TER MEULEN, wierp een houten Mariabeeldje<br />
met haar toffel naar het hoofd, hetwelk haar ,<br />
benevens hare dienstmaagd, die daar bijitond , federt<br />
het leven gekost heeft. Vergeefs poogde de<br />
P 5 Schout
234 K E R K E L I J K E<br />
naC. G , Schout PIETER PIETERSZOON , met 40 fladswakers<br />
Jaari5i7<br />
• het graauw te verdrijven, beter gelukte het eenige<br />
tot 1552<br />
Schutters met zachte woorden, zoodat de Kerk verlaten<br />
en gefloten werd. Men hield vervolgens den<br />
ganfchen nacht op de markt de wacht; doch zoo<br />
groot was de angst van Burgemeesteren, dat zij<br />
zich door den Raad elk vijf of zes Helbaardiers ter<br />
hunner befcherming lieten toevoegen. Den volgenden<br />
dag liet de Vroedfchap eene keure afkondigen,<br />
waar bij: „ voor dien tijd en tot nader orde der<br />
Hertogin en Vlies-Ridderen werd toegeftaan , dat<br />
men alle Beelden uit de Kerken zou wegnemen en<br />
de Kerken gefloten houden tot nader orde. De Predikatie<br />
zou buiten de ftad gefchieden , zonder den<br />
Predikant of den Toehoorderen eenig belet te doen.<br />
Den Burgeren werd veroorloofd , zich, in krankheid,<br />
van zulke perfonen, Priesters of andere Kerkedienaren<br />
te doen berigten, als hun gewisfe medebeholpen<br />
was. —• De Pastoren, over ftraat gaande<br />
met het Sacrament, hadden, om alle rumoer te ftillen,<br />
geene fchel te roeren. De Kerkfchenderij zou<br />
iroortaan verboden zijn op lijfftraffe , ter befcheidenheid<br />
van het geregt, naar gelegenheid van zaken."<br />
Men deed deze keure eenige voorname Hervormden<br />
:erst voorlezen, om er hun gevoelen op te verftaan,<br />
die te kennen gaven, dat zij geen vermogen hadden<br />
, om het graauw te vrede te ftellen; dat zij<br />
nets anders zochten, dan CHRISTUS te prediken;<br />
tij noodigden Burgemeesteren, om met eigene ooren<br />
:e komen hooren, wat er bij hen gepredikt werd;<br />
daar één der Burgemeesteren op antwoordde: ,, Ik<br />
„ ftond
G E S C H I E D E N I S . 235<br />
(tond veel liever tot de ooren toe in het water." \ laC. G.<br />
Evenwel werd aan de Hervormden het gebruik van aan 517.<br />
ot 1552.<br />
het Kerkje der Zieken bij het Leproozenhuis ver-'<br />
gund , bij onweder. Ten Hove werd ondertusfchen<br />
deze toegevendheid der Amlterdamfche Regering zeer<br />
euvel opgevat, en door de Landvoogdesfe fchamperlijk<br />
beftraft in eenen Brief, omdat de Regering zulks<br />
onbedwongen en uit haren vrijen wil gedaan had.<br />
Ook zeide zij, toen men haar de keure voordroeg:<br />
,, Die van Amfterdam hebben nog geen rood hemd<br />
„ gezien."<br />
Wat er ten aanzien der Beeldftorming in den [n den<br />
Haag zij voorgevallen, daar omtrent zijn de verha Haag.<br />
len niet eenparig. Volgens de berigten bij BRANDT (*)<br />
vervoegden zich twee lieden, ADRIAAN MENNINK<br />
en DIRK JOOSTEN bij den Prefident van het Hof<br />
SUIS , van hem arbeidsvolk afvorderende, om de<br />
Beelden weg te nemen. Anderen echter verhalen,<br />
dat de laatstgemelde DIRK JOOSTEN, toen Treforier<br />
van den Haag, bij den Prefident ontboden zij geweest,<br />
die hem afvraagde, of hij ook last had, om<br />
de Beelden te breken? waar op deze ja tot antwoord<br />
gaf. De Prefident, bij wien nog eenige Heeren<br />
van het Hof waren, benevens HIPPOLITUS VAN<br />
PERSYN, Prefident van het Hof te Utrecht, verzocht<br />
hem toen, zonder verder te vragen, dat men<br />
het werk in ftilligheid, zonder beroerte te maken ,<br />
zou verrigten, waar toe hij twaalf arbeiders te hulp<br />
gaf, dien zeven ftuivers voor arbeidsloon belovende,<br />
O Bladz. 45. volgg.
na C. G de, welke ook betaald werden. Doch hier van ver-<br />
Tchilt het verhaal, hetwelk wij bij WAGENAAR.<br />
tot 1552<br />
vinden<br />
(*). Deze berigt ons, dat er in het vonnis<br />
Te Delft.<br />
Te Leyden.<br />
335 K E R K E L I J K E<br />
van DIRK JOOSTEN, hetwelk nog voorhanden is,<br />
van dit geval niets vermeld is, voorts verhaalt WA<br />
GENAAR, dat het graauw, onder het oog van den<br />
Raad, in bet Klooster der Predikheeren is gevallen ,<br />
de Beelden verbroken en de Boeken vernield heeft.<br />
Zelfs, zegt hij, werden er de kisten opgeflagen, en<br />
het geld uit dezelve geroofd, waar mede federt ze<br />
kere WOUTER WILLEMSZOON en anderen beticht<br />
werden. De Kapelle van Wasfenaar, in het bij<br />
zonder , werd hier deerlijk verwoest. Men gaf den<br />
Heere van Hofwegen na, dat hij zich beroemd zou<br />
hebben, de Haagfche Beeldftormers met 600 Edelen<br />
te zullen befchermen, zoo iemand ondernam, hun<br />
tegenlïand te doen.<br />
Op gelijke wijze, ontmoeten wij verfchillende be-<br />
rigten, omtrent Delft; volgens fommigen, is deze<br />
ftad vrijgebleven, hoewel er naderhand, in de maand<br />
October, verfcheidene Kerken en Kloosters gefchon-<br />
den zijn; volgens anderen beeft de Regering aldaar<br />
de Beelden uit de Kerken en Kloosters doen weg<br />
nemen , en desniettemin zij het graauw in dezelve<br />
gevallen, en hebbe al wat nog overig was , ge-<br />
broken.<br />
Te Leyden begon de Beeldenftorm op den 24ften<br />
Augustus, in de St. Pieterskerk. De Lieve Vrouwe-<br />
Hooglandfche- en andere Kerken werden , nader<br />
(*) VI Deel, Bladz. 185 en 185.<br />
hand ,
GESCHIEDENIS. 237<br />
hand, ook beroofd. De Hervormden predikten fe na C. G.<br />
dert in de Minderbroederskerk en in het<br />
even buiten de ftad.<br />
Voskuil, Jaar 15*7.<br />
tot 1552.<br />
Te Dordrecht wisten de Burgemeester AREND Te Dordrecht<br />
en<br />
VAN DER MYLE en anderen alle handdadigheid te<br />
Gouda.<br />
beletten. Hetzelfde gelukte te Gouda den Slotvoogd<br />
KORNELIS VAN DER M Y L E , Zoon van den Dordfchen<br />
Burgemeester. In October des volgenden jaars<br />
1567 heeft men echter, ook te Dordrecht, in twee<br />
Kerken de Beelden gebroken.<br />
Haarlem is geheel vrij gebleven; fommigen ver Haarlem<br />
en Rothalen,<br />
dat Rotterdam ook verfchoond is, evenwel<br />
terdam.<br />
moet er eenige Beeldfcheniiis gepleegd zijn, hetwelk<br />
zekere JAKOB FRANSZOON SNAP , naderhand , met<br />
den hals heeft moeten boeten.<br />
Het Noordelijk gedeelte van Holland liep ook niet InNoord-<br />
Holland.<br />
vrij. Te Alkmaar werden, gelijk elders, de Kerken<br />
geplunderd. Hoorn werd , meent men , verfchoond,<br />
ten deele door de voorzigtigheid der Wethouderen<br />
, ten deele door de befcheidenheid van<br />
CLEMENT MAARTSZOON en andere hoofden der Gereformeerden<br />
, die het gemeen met goede vermaningen<br />
in toom hielden. Te Enkhuizen fchijnt men<br />
het ook bij dreigen gelaten te hebben.<br />
In Friesland werd de rust later geftoord , over<br />
het geheel had men in dit gewest de zaken van den<br />
Godsdienst met de meeste befcheidenheid behandeld,<br />
zoodat in geen gewest minder onnozel bloed<br />
vergoten is, waar van men de eere veelal aan den<br />
Graaf van Arenberg, Stadhouder van dat landfchap,<br />
toefchrijft. Te Leeuwaarden echter heeft men den<br />
6den<br />
[n Friesand.
na C. G . 6den September alle Beelden , Altaren en fieradefi<br />
Jaansii<br />
• uit de drie Parochiekerken geworpen. Doch met<br />
tot 1552<br />
' toelating van den Raad, die zelfs de Leeraars der<br />
Gereformeerden, in ééne dezer Parochiekerken, OU<br />
denhove genaamd, op ftoel bragten. ANTONIS KLAAS-<br />
In Groningen<br />
en<br />
tla Om<br />
melanden<br />
In Gelderland<br />
en Overysfel.<br />
238 K E R K E L I J K E<br />
ZOON predikte daar 'smorgens, en MARTINUS ELIAcus<br />
'snamiddags; ook werd er den i5den het<br />
Nachtmaal uitgedeeld. Te Sneek werd het Beeldftormen<br />
door de Wet en vele Burgers, die er zich<br />
tegenftelden, verhinderd; maar de Mis en andere<br />
Kerkelijke dienften moest men ophouden. Desgelijks<br />
te Franeker, waar de Gereformeerden eenige<br />
Predikatiën deden, zonder Kerkplondering.<br />
Groningen, waar men nooit iemand om het geloof<br />
had zien dooden, was van de laatfle, dien het<br />
ongemak overkwam; doch niet verder, dan dat de<br />
Gereformeerden de Minderbroederskerk innamen, en<br />
de Beelden en Altaren Hechtten , echter bij verlof<br />
der Wethouderen, die hun ftads arbeidsvolk beitelde,<br />
om de vloer van puin en belemmering te zuiveren,<br />
en ter preke bekwaam te maken. Hetwelk<br />
evenwel eenigen der werklieden, in het jaar 1569,<br />
het leven kostte. In de Ommelander Dorpen , te<br />
Winfum , Grashuizen , Westeremden , Ten Post ,<br />
Middelflum en elders , werd menige Kerk , tegen<br />
wil en dank der Overheden, geplunderd.<br />
In Gelderland viel de Beeldenftorm ook op de<br />
Kerken van Arnhem, Nimwegen, Roermonde , Venlo,<br />
Harderwyk en de andere omliggende fteden en<br />
dorpen. Verfcheidene Overysfelfche fteden (tonden<br />
denzelfden moedwil uit , met name Kampen en<br />
Zwol.
GESCHIEDENIS. 239<br />
Zwol. Maar te Deventer, daar KASPER KOOLHAAS na. C. G.<br />
van den sden September tot den 6den Mei des vol Jaari5i7.<br />
genden jaars, met wil en weten, ja op het beroep<br />
tot 1552.<br />
der Overheid, gepredikt heeft, klaagde niemand<br />
over muiterij of oproer. Men brak er geene Beelden.<br />
Den Pausgezinden werd in de oefening van<br />
hunnen Godsdienst geen belet gedaan, dan alleen<br />
door befcheidene tegenfpraak in de openbare Predikatiën,<br />
en bijzondere vermaningen uit het woord<br />
van God. Door welke zachte bejegeningen de twee<br />
gezindheden, als goede Burgers, in eendragt bij den<br />
anderen bleven wonen, en velen het Pausdom verlieten.<br />
De Landvoogdesfe Hertogin van Parma, verfchrikt De Land<br />
door de tijdingen der Beeldftorming aan alle oorden, voogdes<br />
befluit<br />
befloot eindelijk , geraadpleegd hebbende met den een wei<br />
Raad van State, in het ftuk van den Godsdienst nig toe te<br />
geven.<br />
een weinig toe te geven, en trof den 23(ten Augustus<br />
een verdrag met de verbondene Edelen, belovende<br />
uit 'sKonings naam, „ het Land te ont-<br />
„ heffen van de Inquifitie; dat er op het ftuk van<br />
den Godsdienst een nieuw Plakaat ftond te wor-<br />
„ den gemaakt; doch dat zijne Majefteit nog niet<br />
„ had vastgefteld, of er de Algemeene Staten op<br />
,, zouden gehoord worden,.waar toe de Landvoog-<br />
„ des hem echter zou trachten te bewegen. Dat<br />
„ zij den Edelen Brieven van verzekering, tot hun<br />
genoegen, zou leveren, waar bij de Koning ver-<br />
„ klaren zou, aan het voorledene niet te willen ge-<br />
„ denken, mids elk zich, voor het toekomende,<br />
„ kwete van zijnen pligt, en beloofde niets te zul-<br />
„ len
840 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ len beftaan tegen den Koning, deszelfs Staten ert<br />
Jaari5i7.<br />
„ Onderzaten; en daartegen zijn best te zullen doen<br />
tot 1552.<br />
„ om de beroerten te ftillen, het befchadigen van<br />
„ Kerken en Godshuizen te beletten , en het afleg-<br />
„ gen der wapenen te wege te brengen. De Preek<br />
,, zou ook, zoo veel mogelijk, verhinderd worden,<br />
,, daar zij niet aangevangen was. Eindelijk, moes-<br />
„ ten de Edelen hun vermogen aanwenden, om allen,<br />
die, ter zake van het geloof, misnoegd wa-<br />
„ ren, zich te doen onderwerpen aan hetgeen de<br />
„ Koning, met toeflemming der Algemeene Staten,<br />
„ befluiten zou." Doch dit verdrag werd fpoedig,<br />
en wel allereerst van de Spaanfche zijde, gekrenkt,<br />
te Brusfel, daar men de Gereformeerden belette, te<br />
Vilvoorden ter preke te gaan, en die het zich binnen<br />
de ftad veroorloofde , zou het met de galgboeten.<br />
Straf der Middelerwijl deden niet alleen de Stadhouders,<br />
Beeld-<br />
maar de verbondene Edelen zelve hun best, om het<br />
ftormeren<br />
verdrag te doen naarkomen. Oranje, te Antwerpen<br />
gekomen, deed drie van de gevangene Beeldflormers<br />
met de galg, de rest met ballingfchap of anders<br />
ftraffen. Voorts maakte hij met de Onroomfchen<br />
een verding, waar bij hun het prediken binnen de<br />
flad, en het houden van Kerkelijke Vergaderingen ,<br />
op welke de Prins echter Gemagtigden uit de Wethouderfchap<br />
zenden mogt , toegeftaan werd. Het<br />
verlenen van zoo veel vrijheid werd den Prins door<br />
de Hertogin kwalijk genomen , doch hij verantwoordde<br />
zijn gedrag met klemmende redenen. De<br />
Nederduitfche Gereformeerden vielen vervolgens op<br />
den
G E S C H I E D E N I S . 241<br />
den a5(T:en September in de Mollekensraam aan het na C Ö»<br />
timmeren van eene nieuwe Kerk , die hun was in- Jaarisi/.<br />
tot 1552*<br />
gewilligd. Aan de ronde Kerk der Walfche Ge*<br />
meente had men, twee of drie dagen te voren, den<br />
eerden deen gelegd. Te Mechelen gelukte het ook<br />
den Graaf van Hoogflraten, de wanorde weg te nemen<br />
en de rust te herdellen. Te Doornik had<br />
Hoorne, met veel moeite en gevaar, een dergelijk<br />
Verding, als te Antwerpen, gemaakt, uitgenomen,<br />
dat bij hetzelve het prediken buiten de dad alleen<br />
geoorloofd gedeld werd. Egmond bragt insgelijks<br />
te Gend een dergelijk verdrag te wege, als Oranje<br />
te Antwerpen tot dand gebragt had, doch ook hem<br />
en Hoorne werd zulks ten kwade geduid, offchoon<br />
Egmonds Edelman, CASEMBROOD, eene vergadering<br />
van Onroomfchen betrapt hebbende, er twaalf van<br />
verdoeg, twee en twintig met de galg, en omtrent<br />
dertig met geesfeling drafte , die van Kerkfchennis<br />
beticht werden.<br />
De overeenkomst, welke men den 27den Augustus<br />
getroffen had, werd, op bevel der Landvoogdesfe,<br />
te niet gedaan. Men bezoldigde hier 500 man<br />
ten laste der dad, door middel van welken de Preek<br />
naar buiten gedreven werd.<br />
Te Amflerdam hadden de Gereformeerden zich Te Am*<br />
inmiddels voorzien van Predikanten, en den Pastoor [lerdara<br />
worden<br />
van Sint Marten, een Dorp bij de Zyp in Noord Predikant<br />
holland , NICOLAUS SCHELTIUS, daar toe beroepen, :en verïorem<br />
die het beroep aannam, en eerlang zijne eerde Predikatie<br />
deed over Matth. XIII. 31, buiten de St.<br />
Antonispoort, in het Sieken of Leprozen Kerkje,<br />
HE-RV. HL Q het
a C. G hetwelk, door last van Burgemeesteren, van Beel<br />
Jaai-1517 den gezuiverd was. Deze SCHELTIUS, die, fchoon<br />
tot 1552<br />
nog Pastoor zijnde, eene wettige huisvrouw, en bij<br />
dezelve zes kinderen had, te Warmenhuizen in<br />
NoordhoIIand geboren, was een man , vroom en<br />
godzalig van wandel, wel geoefend in het Hebreeuwsch<br />
, meer dan gemeen in het Grieksch ;<br />
fprak zuiver Latijn, had de Oudvadets wel gelezen,<br />
en predikte, hetwelk de Monniken zelve bekennen<br />
moesten, geleerd. Behalve deze had de Amfterdam.<br />
fche Gemeente nog twee Predikanten, PIETER GA<br />
]<br />
94a K E R K E L I J K E<br />
BRIEL en JAN ARENDS. PIETER GABRIEL was in<br />
de Latijnfche en Griekfche talen tamelijk ervaren.<br />
Hij had al de Zendbrieven van den Apostel PAU<br />
LUS bijna van buiten geleerd, de Schrijvers van dezen<br />
tijd veel gelezen, en leerde derhalve met fterke<br />
bewijsredenen, JAN ARENDSZOON verftond wel niet<br />
dan zijne moedertaal, maar daar tegen was hij begaafd<br />
met een kloek verftand en gezond oordeel ,<br />
m tot verwondering toe belezen in de Heil. Schriftuur<br />
; hij fprak altijd in de netfte orde , zijn ijver<br />
maakte hem vrijmoedig, en met zijne welfprekendieid<br />
wist hij de harten der menfchen te roeren ,<br />
3ok redekavelde hij zeer diepzinnig. Evenwel was<br />
lij rekkelijk omtrent verfchillen, die zijns oordeels<br />
net te eenemaal noodzakelijk waren, en zocht die<br />
]<br />
net zachtmoedigheid bij te leggen.<br />
Door zulke Predikanten wies de toeloop van het<br />
1 'olk; ook vermeerderde het getal der armen, waar-<br />
< mi goedgevonden werd, eenige der Broederen tot<br />
1 )iakenen aan te Hellen, om de aalmoezen onder de<br />
preek
G E S C H I E D E N I S . 243<br />
preek te verzamelen, hetwelk te dezen tijd in hou naC. G.<br />
ten fchorelen gefchiedde. Ook zijn er eenige oude Jaar 1517.<br />
tot 155a.<br />
deugdzame Zusters tot Diakonesfen verkozen. Velen<br />
bragten toen hunnen overvloed van kleinoodien<br />
en kleederen den Diakenen, of maakten die tot<br />
geld, en Helden hun dit in handen. Deze gedroegen<br />
zich ook getrouwelijk in het uitreiken der giften;<br />
deelende, zeggen de gedenkfchriften van RE<br />
AAL (*), den nooddruftigen zonder aanzien van<br />
perfoon, het zij van wat Religie die waren.<br />
Met dit al was de rust in de ftad niet verzekerd, Nieuwe<br />
alzoo er dagelijks oorzaken plaats hadden van on beroerte<br />
te Amgenoegen;<br />
onder anderen ontltond er den 26ften<br />
Ilerdam.<br />
September een oploop, welke de ganfche ftad op<br />
de been hielp, bij gelegenheid, dat een overledene<br />
Hervormde, SIMON MUTS genaamd, in de Nieuwe<br />
Kerk zou begraven worden. Hier hadden Burgemeesters<br />
eene wacht van 40 man geplaatst, met<br />
last, om niemand, dan alleen het lijk, in de Kerk<br />
te laten, zelfs niet de namaagfchap, die het lijk<br />
verzelde. Hier door raakte het gemeen gaande, en<br />
drong, toen de deur voor het lijk geopend werd ,<br />
mede ter Kerk in , en als één der Wachters zijn<br />
roer velde, en een' man döor den arm fchoot, werd<br />
de drift van het graauw nog meer ontlteken, zoodat<br />
de wacht overweldigd en genoodzaakt werd ,<br />
met achterlating van hun geweer, de vlugt te nemen.<br />
Men bedreef hier echter geen meer geweld;<br />
toen de doode begraven was, ruimde het volk de<br />
(*) Bij BRANDT Bladz. 86.<br />
Qa<br />
Kerk,
naC. G<br />
Jaansi7,<br />
tot 1552<br />
044 K E R K E L I J K E<br />
Kerk, die terflond gefloten werd. Doch , op een<br />
gerucht, dat er ieis te doen-was in het Minderbroeders<br />
Klooster, flreefde het gemeen derwaarts ,<br />
en hetzelve, nietregenftaande de poaingen van eenige<br />
voorname Onroomfche Burgers, die hen zochten<br />
te (tillen, overweldigd hebbende , plunderden zij<br />
hetzelve. Des anderen daags, wanneer weder een<br />
lijk in de Nieuwe Kerk ter aarde gebragt was,<br />
fchoolde het volk weder bij die Kerk zamen, maar<br />
als de wacht hen nevens het lijk gewillig inliet,<br />
werd het lijk in flilte begraven, waar na het volle<br />
de Kerk weder uitliep, naar het Karthuizer Klooster,<br />
pas buiten de flad, alwaar zij eenige glazen in<br />
het Pand en Beelden in de Kerk braken, en velen<br />
den ganfehen nacht bleven, etende en drinkende van<br />
hetgeen zij er vonden. Zij zouden echter den volgenden<br />
dag zich door eenige Schutters met zachte<br />
woorden hebben laten bewegen, om het Klooster te<br />
ruimen, indien niet de Schout PIETER PIETERS<br />
ZOON ware gevolgd, en vier van hen gegrepen en<br />
gebonden naar de flad gebragt had. Straks liepen<br />
eenigen om hun geweer, roepende : dat zij niet<br />
zouden gedogen , dat iemand ter zake van het<br />
Beeldenflormen het leven zou laten. Dus flond de<br />
ftad overeinde, en Wethouderen ging zulke vreeze<br />
aan, dat zij aan den Schout last zonden , om de<br />
gevangenen te ontflaan, hetwelk gefchiedde; echter<br />
wilden eenigen den Schout te lijve, en joegen hem<br />
in een bakkers huis, daar hij zich achter den oven<br />
verfteken moest.<br />
De gemeente had het op deze twee Kloosters der<br />
Min-
G E S C H I E D E N I S . 245<br />
Minderbroederen en der Karthuizers meer geladen,<br />
dan op achttien anderen, die onbefchadigd bleven,<br />
omdat in het eerfte, als in een tweede Stadhuis ,<br />
alles, wat de vervolging der Onroomfchen betrof,<br />
vooraf beraadflaagd werd, terwijl de Karthuizer-<br />
Broeders, om hun gasten en brasfen, daar die van<br />
de Regering dikwijls deel aan hadden, zeer in het<br />
oog liepen bij de Gemeente. Het gevolg van dit<br />
oproer was, dat er op den 3oden September eene<br />
keure bij de Regering beraamd werd, tot welker<br />
onderteekening men de voornaamfte Hervormden bewoog,<br />
opdat het de gedaante van een verdrag zou<br />
bebben, waar bij aan de Gereformeerden de Minderbroeders<br />
Kerk werd afgedaan; terwijl het overige<br />
meest overeenkwam met het verdrag, hetwelk te<br />
Antwerpen getroffen was. Voorts beloofden de Predikanten<br />
met eede, den Wethouderen in burgerlijke<br />
zaken onderdanig en getrouw te zullen zijn , waar<br />
tegen zij, met handtasting , in der ftede befchutting<br />
en befcherming genomen werden. Ondertusfchen<br />
duurde het nog eenige weken , voordat in<br />
October JAN ARENDSZOON de eerfte Preek in de<br />
Minderbroeders Kerk hield, nadat die Kerk van al<br />
de gebrokene Beelden en Altaren gezuiverd en met<br />
ftoelen en banken voorzien was. Ook werden er te<br />
dezen tijde Ouderlingen aangefteld tot het beduren<br />
der Gemeente. Maar het verzoek der Gereformeerden,<br />
dat men bij den Prins van Oranje de goedkeuring<br />
van het verdrag zou bewerken, werd bij de<br />
Wethouderfchap ontzeid.<br />
na C. G.<br />
faari5i7.<br />
tot 155a.<br />
De Oosterlingen van de Lutherfche gezindheid ,<br />
De Lu-<br />
Q 3 die
S46 K E R K E L I J K E<br />
na C. G die hier te Amfterdam getrouwd waren, of ter<br />
Jaari5i7<br />
koopmanfchap lagen, en daarom Leggers genoemd<br />
tot 1553<br />
' werden, vernemende wat den Gereformeerden was<br />
therfcher toegedaan, ftrooiden door de geheele ftad uit: dat<br />
te Amfterdamkan<br />
de Kalvinisten in het ftuk van het Avondmaal verten<br />
zich fchilden van de Augsburgfche Confesfie , die in<br />
tegen de<br />
Duitschland bij zoo vele Vorsten was aangenomen.<br />
Gereformeerden.<br />
Om den twist te voeden, liet de Wethouderfchap<br />
zich verluiden, dat er vrede noch rust in het land<br />
zou zijn, indien men de Augsburgfche Confesfie niet<br />
toeliet. Hier op leverden deze Oosterlingen een<br />
verzoekfchrift in aan Burgemeesteren, om de Sint<br />
Olofskapel tot eene Kerk te mogen gebruiken. Dit<br />
ter kennis van de Gereformeerden gekomen zijnde ,<br />
verklaarde de Predikant JAN ARENDSZ. openlijk van<br />
den Predikftoel het X en XlIIde artikel dier Belijdenis,<br />
handelende van het Avondmaal en de Sacramenten,<br />
en trachtte aan te toonen , dat de Hervormden<br />
in het wezenlijke van de leer der Lutherfchen<br />
niet verfchilden, en dat er bij hen geene dwalingen<br />
omtrent het Avondmaal geleerd werden. Dit<br />
mogt nu, ten aanzien van de Lutherfchen, aan het<br />
oogmerk voldoen, maar daar tegen werd het hoog<br />
opgenomen bij de Gereformeerden te Antwerpen,<br />
die ftraks hunnen Predikant KASPER VAN DER HEI<br />
DEN herwaarts zonden, met twee Ouderlingen. Deze<br />
beftraften de Amfterdammers over deze verklaring<br />
, en begeerden , dat men die herroepen zou ,<br />
dreigende zelfs met de Excommunicatie of Kerkelij.<br />
I een Ban. Met moeite bragten het de Amfterdamners<br />
zoo ver, dat zij in rust gelaten werden, on<br />
j<br />
der
G E S C H I E D E N I S . 247<br />
der belofte, dat zij hunne verantwoording, met be na C. G.<br />
fiotene Brieven, aan de Gemeente te Antwerpen Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
zouden overzenden, en daar bij bleef het , fchrijft<br />
BRANDT (*), ,, want in het korte viel de Hertog<br />
van ALBA hun beiden met eene Spaanfche Excommunicatie<br />
op het lijf. Toen kreeg elk zoo veel met<br />
zich zeiven te doen , dat de lust, om de Broederen<br />
te kwellen, wel degelijk verging."<br />
Ondertusfchen maakten de Hervormden SchikkinAvondmaalgegen, om het Avondmaal in de Minderbroederskerk<br />
houden<br />
te houden, hetwelk ook op den isden December in deMin-<br />
voortgang had, niettegenftaande het fchrijven van derbroederskerk,<br />
den Prins van Oranje, toen te Utrecht zijnde, om<br />
hetzelve te fchorsfen tot zijne komst. Te geftelden<br />
dage kwamen bij de duizend perfonen ten Avondmaal,<br />
hetwelk door JAN ARENDSZ. bediend werd.<br />
Het verzoek der Lutherfchen werd intusfchen door<br />
de Wethouderfchap afgeflagen, of uitgefleld, tot de<br />
komst des Prinfen van Oranje.<br />
Het onderfcheppen van zekere geheime Brieven Oranje<br />
van FRANCISKO D'ALAVA , 's Konings Gezant in komt in<br />
Holland.<br />
Frankryk, gaf aanleiding tot eene zamenkomst van Zijne ver-<br />
eenige voorname Heeren te Dendermonde, ten einde rigtingen<br />
te Utrecht<br />
over den ftaat van 'sLands zaken te raadplegen ,<br />
hoewel men tot geen vast befluit kon komen ; na<br />
deze bijeenkomst vertrok de Prins van Oranje naar<br />
Bolland', te Utrecht gekomen, ftelde hij zijne pogingen<br />
in het werk, om er de rust te vestigen ,<br />
gelijk hij ook een verdrag met de Onroomfchen bewerk»<br />
(*) Bladz. 103.<br />
Q 4
na C. G .werkte, die zich lieten bewegen, om zich te verge-<br />
Jaar 1517 noegen met de vrijheid van Prediken buiten de ftad,<br />
tot 155a<br />
waar toe hun zekere plaats aan de ftads Cingel bui<br />
Te Amfterdam.<br />
Te Leyden.<br />
248 K E R K E L I J K E<br />
ten de VVittevrouwenpoort werd aangewezen (*).<br />
Denzelfden dag, tuen de Gereformeerden te Am-<br />
Jlerdam het Avondmaal hielden, den i5den Decem<br />
ber, kwam de Piins des avonds te Amfterdam, al<br />
waar hij omtrent zes weken bleef. Hij had reeds<br />
terftond bij zijne komst in Holland, door Brieven<br />
de Gereformeerden aldaar traenten te bewegen, om<br />
de Minderbroederskerk weder te ontruimen en de<br />
Preek buiten de ftad te brengen; doch vergeefs (f;.<br />
Maar thans floot hij een verdrag met de Kalvhn-<br />
fchen, waar bij bedongen werd, dat zij, de Min<br />
derbroederskerk ruimende, bekwame plaatfen buiten<br />
de ftad, tot oefening van hunnen Godsdienst, zou<br />
den mogen gebruiken, waar toe hij hun het Huis-<br />
zitten-armenhuis, en eenige fpijkers of pakhuizen<br />
aanwees (§).<br />
Te Leyden werd den 2Sften Januarij 1567 een<br />
verdrag met de Onroomfcben gefloten, die verklaar<br />
den, dat zij zich hielden aan de Augsburgfche<br />
Confesfte, en die beloofden, den Magiftraat behulp<br />
zaam te zullen zijn in het weeren van andere ge<br />
zindheden.<br />
Weinige dagen later ,* vertrok de Prins weder naar<br />
Ant-<br />
(*) BRANDT Bladz. 134, 135. WAGENAAR VI Deel,<br />
Bladz 200.<br />
(t) BRANDT Bladz. 134.<br />
(§) BRANDT Bladz. I8l IS/,
G E S C H I E D E N I S . 249<br />
Antwerpen, daar hij in het begin van Sprokkel<br />
maand 1567 aankwam. De gevoelens der Hollande<br />
ren gepeild hebbende, Helde hij , ie dezen tijde ,<br />
een gefchrift op, over den ftaat des Lands, waar in<br />
hij openlijk beweerde , dat men elk vrijheid van<br />
Godsdienstoefening verleenen moest, wilde men het<br />
land in rust houden. Doch dit gefchrift, gelijk meet<br />
andere, vond ten Hove geenen ingang (*).<br />
Vergeefs hadden ook de Kalvinifchen een ver<br />
zoekfchrift overgeleverd, hetwelk aan den Koning<br />
gerigr was, waar bij zij dertig Tonnen Gouds of<br />
drie Millioenen Guldens beloofden te zullen opbren<br />
gen, indien men hun vrijheid van Godsdienst wilde<br />
vergunnen. Sommigen verhalen, dat hetzelve te<br />
Antwerpen in eene vergadering van Afgevaardigden<br />
uit alle of de meeste Nederlandfche Kerken ontwor<br />
pen was; ten minfte is het zeker, dat het in ver*<br />
fcheidene fteden, als te Gorinchem, te Middelburg,<br />
te Flisfingen, te Fere, te Utrecht, en ook te Am<br />
fterdam , aan de Wethouders vertoond werd , om<br />
derzelver voorfpraak daar op ten Hove te verzoe<br />
ken. Dan dit aanbod werd niet aangenomen ; men<br />
behaalde er zelfs ondank mede, alzoo het, naar de<br />
meening der Spaanschgezinden, naar vermetelheid<br />
riekte, en naar eenen toeleg, om vreemde Heeren aan<br />
te lokken,om hunnen bijftand aan de Hervormden aan<br />
te bieden, die zulke aanzienelijke fomraen opbrengen<br />
konden (f). Te<br />
(*) Men vindt een uittrekfel van dit gefchrift bij<br />
BRANDT Bladz. 107. volgg.<br />
(f) BRANDT Bladz. 112, volgg.<br />
Q 5<br />
na C. G,<br />
Joari5i 7.<br />
tot 1552.<br />
Verzoekfchrift<br />
der<br />
Hervormden<br />
, om<br />
vrijheid<br />
V!HiGods«<br />
dienst.
m C. G<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
Valenchyn<br />
Wordt<br />
voor oproerig<br />
verklaard<br />
250 K E R K E L I J K E<br />
Te Valenchyn ftonden thans de zaken zeer hagchelijk.<br />
FILIPS van St. Aldegonde, Heer van Noirkarmes,<br />
die daar het bevel had, had wel een verdrag<br />
op den 2often October 1566 met de Onroomfchen<br />
getroffen, maar hetzelve was flecht onderhouden,<br />
door NOIRKARMES zeiven, die van de Landvoogdesfe<br />
verwierf, dat zij bevel gaf, om bezetting<br />
binnen de flad te brengen, alwaar men dezelve weigerde<br />
in te nemen, waar op de flad den i4den van<br />
Wintermaand voor wederfpannig en vijand verklaard<br />
en door NOIRKARMES terflond belegerd werd. Men<br />
had zich binnen de flad, doch vruchteloos, gevleid<br />
met hoop op hulp der verbondene Edelen. Een<br />
hoop onbedreven volk uit Westvlaanderen, zonder<br />
ervaren hoofdman, der flad eenige hulp willende<br />
toebrengen, werd door den Bevelhebber van Douaï<br />
ligtelijk geflagen. De Onroom fchen van Doornik ,<br />
ten getale van 3,000, uitgetrokken , werden door<br />
NOIRKARMES overvallen , en gedeeltelijk terug geragd<br />
binnen Doornik, welke flad hier op bezetting<br />
noest innemen; ook werden daar alle vreemde Leertars<br />
en Hoofden der Gereformeerden, die men be-<br />
1 rappen kon, opgehangen, evenwel werd te gelijker<br />
1 ijd een gebod aan het krijgsvolk afgekondigd , bij<br />
] letwelk hun verboden werd, die van de fecte van<br />
j CALVYN, gelijk het verbod fprak, in eenigerhande<br />
I nanier te beletten, ter plaatfe te gaan , welke hun<br />
ot de Preek was toegewezen, maar hen daar in on-<br />
t<br />
;ekweld en met vrede te laten , volgens het verding<br />
1<br />
net den Adel gemaakt. Falenchyn federt hevig be-<br />
1<br />
t<br />
choten zijnde, ging op den 24fren Maart 1567 over
GESCHIEDENIS. i5S<br />
bij verdrag, NOIRKARMER deed terftond na het in- na C. G.<br />
nemen der ftad, GUIDO DE BRES en PEREGRIN DE J:mri5i7.<br />
LA GRANGE, Leeraars der Kalvinifchen, nevens andere<br />
aanzienlijke Burgers, vatten en ter dood brengen.<br />
Zij ondergingen den dood met ftandvastigen<br />
moed, betuigende, dat zij niets hadden gepredikt ,<br />
dan Gods zuivere waarheid. Zeldzaam was het ,<br />
dat er bij het ter dood brengen van GUIDO DE BRES<br />
eene groote beroerte onder de foldaten ontflond, die<br />
de markt bewaarden. Zij liepen, zonder dat men<br />
wist, wat hen dreef, door de ftad, met groote onftuimigheid,<br />
fchietende zoo wel op de Pausgezinden<br />
als op anderen, zoodat velen gekwetst, eenigen<br />
doodgefchoten werden. Voorts werd te Valenchyn<br />
de Predikatie en oefening van den Godsdienst verboden.<br />
Ook ontzonk den Gereformeerden elders de<br />
moed, zijnde het gemeene zeggen, dat de Landvoogdes<br />
in Valenchyn de neutels van alle andere fteden<br />
gevonden had.<br />
Omtrent dezen tijd werd te Haarlem zeker mond-<br />
• gefprek over den Godsdienst gehouden , tusfehen<br />
Heer JAN HOOGENLAAG , Priester, Heer KLAAS PIE<br />
TERSZOON , Kapellaan van de groote Kerk, Heer<br />
JAN LAP , Proost van de Witte Heeren ter eener ,<br />
en JAN ARENTSZOON, REINIER KANT, en nog een'<br />
derden, ter andere zijde. Men fprak met eikanderen<br />
van 's morgens ten 9 tot 11, en na den middag<br />
van 2 tot 4 uren , met zoo grooten toeloop<br />
van volk, dat de Burgemeesters , vreezende voor<br />
opfchudding, het verder gefprek deden verbieden.<br />
cot I55*«<br />
Mondgefprekover<br />
den Godsdienst<br />
te<br />
Haarlem<br />
gehouden<br />
Eer wij den verderen voortgang der beroerten in Lotgevalde
252 K E R K E L I J K E<br />
na C. G de: Nederlanden vermelden, kunnen wij niet afzijn,<br />
Jaari5i7<br />
hier eenige bijzondere lotgevallen en zonderlinge be<br />
tot 1552.<br />
waringen te verhalen van den vermaarden FR. JU<br />
len van NIUS of DUJON , van wien wij reeds hier voor ge-<br />
FR.JUNH7'<br />
fproken hebben (*), welke hij zelve in het kort be<br />
grip van zijn Leven heeft opgeteekend. Wanneer<br />
EGMOND in het jaar 1566 in Vlaanderen ijverig be<br />
zig was, om de Beeldftormers te ftraffen, en de<br />
Preek buiten de fteden te brengen , gelijk hij dit<br />
onder anderen te Gend door een verdrag met de<br />
Onroomfchen beitelde, waar bij hun eene plaats<br />
buiten de ftad tot den Godsdienst, niet ver van het<br />
Karthuizer Klooster, werd aangewezen, liep JU<br />
NIUS groot gevaar, omdat de Edelen hadden toege-<br />
ftaan, dat men geene uitheemfche Leeraren in de<br />
Nederlanden zou dulden. Ook hield men hem in<br />
het bijzonder verdacht, dat hij gebruikt werd tot<br />
handelingen met buitenlandfche Prinfen, en befchul-<br />
digde hem van de hand gehad te hebben in deBeeid-<br />
ftorming, fchoon hij in beide opzigten zijne onfchuld<br />
betuigd en aangewezen heeft. Ondertusfchen werd<br />
JUNIUS verfcheidene malen zonderling bewaard.<br />
Reeds hebben wij daar van een voorbeeld gezien;<br />
de Heer VAN WAKKENE, Hoogbaljuw van Gend,<br />
kwam eens bij avond iii zijne verblijfplaats , om<br />
hem heimelijk te vatten , zoo als JUNIUS naauwelijks<br />
een uur te voren op reis gegaan was naar Brus<br />
fel (f). Eens met eene fchuit naar de Karthuizers,<br />
(*) Bladz. 194.<br />
(t) Boven Bladz. 195.<br />
de
G E S C H I E D E N I S . 253<br />
de predikplaats der Hervormden, varende, kwam de<br />
zelve Hoofdbaljuw met een groot getal gewapende<br />
Helbaardiers hun aan den oever te gemoet, en ge<br />
bood allen, die in de fchuit waren , aan land te<br />
flappen. Men was bekommerd over JUNIUS , wat<br />
van hem worden wilde; maar hij, op God vertrou<br />
wende, gebiedt hun, goeds moeds te zijn, en zich<br />
om hem niet te bekommeren , maar aan land te<br />
gaan, zonder naar hem om te zien , als of hij er<br />
niet was. Dus traden zij allen, 25 flerk, uit, en<br />
JUNIUS op zijne beurt, zijnde de middelde. Deze<br />
gaat door de Helbaardiers heen , den Overfle groe<br />
tende, die zich heel van zijn paard buigende, zijn<br />
oog flipt liet gaan, of er ook nog iemand in de<br />
fchuit ware. Dus ontkwam JUNIUS deze lage.<br />
Die van Brugge verzochten hem, door hunnen<br />
Kerkedienaar JAN MUNT , van de Gemeente van<br />
Gend te leen, en JUNIUS was gehouden, hoe zeer<br />
tegen zijnen zin, aan dit verzoek te voldoen. Te<br />
Brugge gekomen, deed hij, digt bij de flad , eene<br />
Predikatie in het Framch , gelijk MUNT in het<br />
Vlaamsen predikte. Des avonds meende men in de<br />
ftad te keeren, maar MUNT, dien JUNIUS met voor<br />
dacht vooruit had laten gaan, werd aan de poort<br />
tegengehouden en gelast terug te keeren. JUNIUS<br />
dit van verre ziende, kwam de ftad niet nader, en<br />
bragt, na eenig omzwerven , dewijl ieder vreesde<br />
hem in te nemen, den nacht door in een hutje ,<br />
daar hij met moeite in ontvangen werd. Des ande<br />
ren daags werden de Predikanten na de Predikatie<br />
ge-<br />
na c. G;<br />
jaari5i7.<br />
tot 1552.
*0ê K E R K E L I J K E<br />
m C. G. geleid naar de naburige ftad Damme, waar zij twee<br />
dagen eerlijk onthaald werden.<br />
tot 1552.<br />
Den volgenden dag zou de Graaf VAN EGMOND<br />
te Brugge komen, om in die ftad alles te regt te<br />
brengen. Dus werd daags voor zijne komst op zijn<br />
bevel een Plakaat afgelezen, waar bij 800 Guldens<br />
op zijn lijf gezet werden voor den genen, die JUNIUS<br />
levende, en 400 voor den genen, die hem dood in<br />
handen zou leveren. De Gereformeerden over de<br />
komst van den Graaf verlegen , dewijl er niemand<br />
bij de hand was, wien zij in de onderhandelingen<br />
met den Graaf wisten te gebruiken, befloten JUNIUS<br />
ten dien einde bij zich te ontbieden. Terwijl dit te<br />
Brugge voorviel, ontbood de Magiftraat van Damme<br />
JUNIUS bij zich op het Raadhuis. Hier werd<br />
hij van de Wethouders zeer beleefd aangefproken :<br />
,, Wij begeeren niet," zeiden zij, „ dat gij door<br />
„ ons toedoen in gevaar zoudt vervallen : en be-<br />
„ trouwen wederom, dat gij geen ander hart hebt<br />
„ jegens ons, onze ftad, en welvaren: men kan<br />
„ het niet verbergen, wat Plakaat er gisteren te<br />
„ Brugge, in onze Hoofdftad, tegen u is afgekon-<br />
„ digd. Wij derhalve, als lieden, die u , en ook<br />
,, het Gemeenebest toegedaan zijn, raden u, dat gij<br />
nog dezen dag van hier vertrekt: want op mor-<br />
„ gen zullen wij datzelve Plakaat ook hier aflezen.<br />
„ Indien de Raad van Brugge onze traagheid be-<br />
„ ftraft, wij zullen ons hier mede ontfchuldigen,<br />
,, dat het gebod wat laat tot ons gekomen is, en<br />
,, daarom niet tijdiger heeft kunnen afgekondigd<br />
„ wor-
G E S C H I E D E N I S . sft<br />
Worden." Terwijl JÜNIUS nog verlegen ftond , ia C G.'<br />
werwaarts zich te begeven , dewijl hij de taal van fasrisi/.<br />
het land niet verftond, komt een Bode van Brugge,<br />
ot J55».<br />
om hem, volgens het bovengemeld befluit , derwaarts<br />
te noodigen; JUNIUS gaf zijn woord, indien<br />
de Bode middel wist, om hem veilig binnen Brugge<br />
te geleiden. De Bode bezorgde toen aan JUNIUS de<br />
kleeding van eenen metfelaar, in welke hij naar<br />
Brugge ging. Daar de avond gevallen en de poort<br />
gefloten was, ging JUNIUS door het klinket gelaten<br />
naar binnen , en door beide de wachten, alwaar het<br />
gebeurde, dat een der wachthoudende burgers, hem<br />
aanziende voor zijn' buurman of ander goeden bekende,<br />
hem groette met de woorden: goeden avond<br />
Compeer! Zoodat niemand bedacht was, om JU<br />
NIUS te hinderen of iets te vragen. Eenige dagen<br />
te Brugge hebbende doorgebragt, gedurende welke<br />
hij de zaken der gemeente bezorgde, keerde hij weder<br />
naar Antwerpen, alwaar hij zich volgens het<br />
verdrag op den 2den September met de Gereformeerden<br />
gemaakt, als een vreemdeling, vond uitgefloten.<br />
Niet kunnende befluiten, om ledig te zitten, vertrok<br />
JUNIUS, dewijl de Gemeente niet begeerde, dat<br />
hij Nederland zou verlaten, den i4den October naar<br />
Limburg, alwaar de Gemeente, op haar verzoek,<br />
van de Antwerpenaars verkregen had , dat men<br />
zijnen dienst zou mogen gebruiken. In het land<br />
van Limburg bejegenden hem vele zwarigheden.<br />
Zoo haast had hij zijne voeten niet in Herve gezet,<br />
een Dorp, hetwelk door het maken van goede kaas<br />
be
Kt C. G<br />
Jaar 1517<br />
tot 1552<br />
a$6* K E R K E L I J K E<br />
bekend is, of er ontftond een oproer, waar in hij<br />
zich niet mengde. Den volgenden dag werd hij<br />
naar Limburg geleid. Hier weigerden de Wethou<br />
ders zijnen dienst toe te laten, waar op hij in een<br />
Dorp Summan genaamd, keerde. Des vrijdags den<br />
l8den October, deed hij de eerfte Predikatie bij de<br />
Limburgers op het veld, niet Ver van Herve. Ou<br />
der de Preek ftond een man 'achter hem , met een'<br />
jagtfpriet gewapend , die hem den dood gezworen,<br />
had. Maar hem hoorende, werd hij bewogen, en<br />
luisterde met een bedaard gemoed en vreedzaam naar<br />
den Prediker, tot bet einde der rede toe. Ka de<br />
Pieek gingen de Toehoorders met den Predikant ,<br />
omtrent 130 fterk, naar Herve, om het middagmaal<br />
te eten. Doch nu kwamen er Geregtsdienaars van<br />
Limburg, om den Predikant te grijpen. Men liep<br />
te wapen en bezette alle toegangen naar het huis ,<br />
om JUNIUS te befchutten; maar deze raadde, dat<br />
men liever zorgen zoude, dat bij het mogt ontko<br />
men, ten einde bloedftorting te mijden. Men wist<br />
hem eindelijk , door het afbreken eener hegge,<br />
eenen weg te banen, zoodat hij behouden te Lim<br />
burg kwam; waar óp zijne vervolgers, verflaande,<br />
dat hij ontkomen was, zonder verder iets te onder<br />
riemen, vertrokken.<br />
Hier begon hij des Zondags den 2often October<br />
te prediken; na de Preek begaf hij zich , omtrent<br />
twee uren buiten de ftad, naar eene plaats, die ge-<br />
meenelijk de Hooge Berg Gods wordt genoemd, om<br />
daar des namiddags te prediken. Onder de Preek<br />
begaf zich het volk tweemaal op de vlugt; eerst<br />
door
G E S C H I E D E N I S .<br />
door een lós gerucht en tijding van een' jonge ; na G. ö.<br />
maar de tweedemaal op het gezigt van eene bende laan 5 \ft Ruiters, door den Bisfchop van Luik opgemaakt,<br />
tot i'ssa.<br />
om JUNIUS te vangen. Doch nu vatte het volk<br />
moed, en fchikte zich, om de Ruiters te ontvangen<br />
, in de wapenen; zelfs vele vrouwen dreigden<br />
met fteenen te werpen; op welk gezigt de Ruiters<br />
aftrokken, en JUNIUS kwam weder in Limburg ,<br />
alwaar hij, omtrent den tijd van een half jaar , de<br />
Gemeente met zeer groot genoegen gefticht heeft.<br />
Omtrent twee weken na het laatstgenoemde geval,<br />
gebeurde er iets merkwaardigs, hetgeen aan<br />
JUNIUS onder de menigte een groot aanzien gaf. In<br />
een Dorp, gelijk JUNIUS meent, van het Land van<br />
Luik, dat naar de Valei van St. Denys wordt genoemd,<br />
was zekere oude en kinderrijke vrouw, die<br />
met eene zware wanhoop gekweld werd, en voorgaf,<br />
dat zij met hare kinderen van God eeuwig<br />
verdoemd was. In deze wanhoop had zij nu al<br />
meer dan dertien jaren doorgebragt; in diervoege ,<br />
dat de Mispriesters de duivelbanning en uitzweering<br />
dikwijls over haar hadden beproefd, als of zij bezeten<br />
was, en de geburen haar vaak met banden en<br />
flagen hadden te keer gegaan. Zij dwaalde met de<br />
wilde beesten door de bosfchen, fchuwde alle gezelfchap,<br />
verbrak alle banden, en ftelde zich zoo<br />
aan, dat elk zich diets maakte, het was de booze<br />
geest, die haar kwelde. Dan, als eens, op zekeren<br />
avond, eenige lieden uit het Dorp Perviers naar<br />
Limburg willende gaan, deze vrouw zagen fchuilen,<br />
riepen zij haar met zoete woorden, en belazen<br />
HERV. III. R haar
058 K E R K E L I J K E<br />
na C. G haar zoo zacht, dat zij zich tot JUNIUS liet leiden.<br />
Jaarisi7 Ingelaten zijnde, mompelde zij in het eerst binnens<br />
tot 1552<br />
monds, met morren, zonder hem iets op zijne vragen<br />
te antwoorden, maar latende de oogen al zwijgende<br />
rondsom over de omftanders gaan. Hij zulks<br />
merkende, ftond op, en luisterde een of twee van<br />
de omftanders in het oor, dat hij de vrouw niet<br />
aan het fpreken zou krijgen, in tegenwoordigheid<br />
van zoo vele getuigen , hen verzoekende , om de<br />
een na den ander weg te gaan, en over een uur of<br />
twee weder te keeren. Dit gefchied zijnde , verhaalde<br />
de vrouw, moed fcheppende , aan JUNIUS,<br />
dat zij nu al over de 13 jaren weduwe zijnde, door<br />
hare buurvrouwen befchuldigd en van hare verdoemenis<br />
verzekerd was geworden, omdat de bezorging<br />
van hare negen kinderen haar zoo had belemmerd,<br />
dat zij geen' tijd kon vinden, om God te dienen ,<br />
dat is, fprak zij , den dienst der Misfe bij te wonen.<br />
Dat zij daar door tot eenen ftaat van wanhoop<br />
was vervallen, en ook aan de zaligheid van<br />
hare kinderen wanhoopte, en daarom een gruwel<br />
had, van die te zien. JUNIUS, dus de bron van<br />
hare kwelling ontdekt hebbende , fprak haar vertroostend<br />
toe, haar met weinige woorden onderrigtende:<br />
„ dat, hetgeen die buurvrouwen meenden,<br />
„ door haar verzuimd te zijn geweest, geen dienst<br />
„ van God geweest was; maar dat zij integendeel<br />
,, God waarlijk en naar zijnen wil gediend had ,<br />
„ met eenen heiligen dienst, wanneer zij als moe-<br />
,, der hare wezen bezorgde, gelijk ook JACOBUS<br />
„ den waren Godsdienst had befchreven." De<br />
vrouw
G E S C H I E D E N I S . 259<br />
vrouw vond troost en rust in zijne redenen , en 1 a C. G.<br />
ging dienzelven avond, met een bezadigd gemoed , i aari5i7.<br />
hares wegs, daar ieder zich over verwonderde. Ja, . 3t 1552*<br />
nu zag men velen, wat ook JUNIUS daar tegen<br />
leerde en hunne onwetendheid beflxafte, hunne zieken,<br />
tot zijne groote droefheid, tot hem brengen,<br />
om genezen te worden.<br />
Men moet zich, inderdaad, over de onnoozele<br />
eenvoudigheid van die tijden verwonderen. Een<br />
Franciskaner, die te Vervier: predikte, had op zich<br />
genomen, om openlijk een gefprek met den Leeraar<br />
te houden, en dien te befchamen ; maar op weg<br />
geflagen, verontfchuldigde hij zich, met te zeggen,<br />
dat hij iets vergeten had , en keerde weder naar<br />
huis. Als men nu in het veld de komst van den<br />
gemelden Franciskaner verwachtte, poogde zeker<br />
oud man door de groote menigte, die hier verzameld<br />
was, door te dringen, verzoekende, den Leeraar<br />
te mogen zien. JUNIUS , dit verfiaande , vermaande,<br />
dat men den man door zou laten, om nader<br />
te komen. Maar deze toen , met een nederig<br />
gelaat, JUNIUS, van voren en achteren, van top tot<br />
teen, naauwkeurigst befchouwende, borst ten laatfte<br />
uit in deze woorden: Hei, nu zie ik, dat het niet<br />
waar is, hetgeen men mij van u had verteld. En<br />
als JUNIUS daar op vraagde, wat dit was? gaf hij<br />
ten antwoord : dat gij gekloofde voeten hadt.<br />
Zoo loogenachtig was de onbefchaamdheid der Monniken,<br />
dat zij zulke dingen den onnoozelen befionden<br />
wijs te maken. Doch als zij nu onverrigter zaken<br />
van die plaats fcheidden, zag men een voor-<br />
R a beeld
na C. G.<br />
Jaarisi".<br />
tot 1552.<br />
260 K E R K E L I J K E<br />
beeld van bijgeloovigheid van eene andere foort. Ze<br />
ker iemand groef eene zode uit, met eerbied , van<br />
die aarde, daar de voeten van JUNIUS op gedaan<br />
hadden, terwijl hij den Franciskaner tot het mond<br />
gefprek verwachtte. Doch, wij keeren weder tot de<br />
Gefchiedenis.<br />
Pogingen Te Vianen was te dezen tijde een Boek gedrukt ,<br />
tot veree- hetwelk de overeenkomst daande hield tusfehen de<br />
nigingderGerefor<br />
leere der Lutherfchen en Hervormden. De Landmeerdenvoogdesfe,<br />
misfehien uit vreeze, dat de vereeniging<br />
en Lu<br />
der beide gezindheden dezelve te derk zou maken ,<br />
therfchen<br />
hier te verbood hetzelve ten fcherpde , hetzelve ten vure<br />
lande.<br />
veroordeelende, en ter flraffe verwijzende dengenen,<br />
bij wien het zou gevonden worden. Doch die ver<br />
eeniging was ook hier te lande nog verre te zoeken.<br />
Zelfs deed de onbefuisde ijver van eenige hevige<br />
Lutherfche Leeraren, zoo fommigen willen , aange<br />
vuurd door de list van den Prefident VIGLIUS, ten<br />
einde, door het doken van den twist, de kracht der<br />
Onroomfchen te verzwakken, vier heethoofdige Lu<br />
therfche Predikanten, MATTHIAS FLACIUS ILLYRI-<br />
CUS, JOAN SPANGENBERG, JOAN FELIX Of ZALI<br />
GER , en HERMAN HAMELMAN , uit Duitschland<br />
overkomen, die de Gereformeerden uitdaagden tot<br />
een' woordendrijd over het verfchilpunt des Nacht-<br />
maals, en der allenthalvigheid van CHRISTUS lig<br />
chaam. Daar de redenen ophielden , begonnen de<br />
fcheldwoorden en fmaadfehriften, terwijl ANTONIUS<br />
CORANUS tot vrede vermaande in eenen Brief, welke<br />
den 22den Januarij 1567 geteekend en in hetFransch<br />
:n Nederduitsch gedrukt is. Di.ze ANTONIUS CO-<br />
RA-
G E S C H I E D E N I S . 2
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552<br />
In Vlaanderen<br />
2Ö2 K E R K E L I J K E<br />
wordt het<br />
Prediken paald, en meer ingetrokken, MAILGAART DE HONingetrok<br />
GERE werd te Tperen gevangen gebragt, omdat hij<br />
ken, en<br />
Predikan op ongeoorloofde plaatfen te platte lande had gepreten<br />
ter dikt, en ter galge verwezen. Terwijl hij op het<br />
dood gebragt.<br />
fchavot eene aanfpraak aan het volk deed, ontftond<br />
er onder hetzelve een groot gedruis. De foldaten,<br />
die bij het geregt ftonden, voor oproer vreezende,<br />
fchoten onder de menigte; zoodat velen gekwetst<br />
en omtrent 25 gedood werden, en daar onder vinnige<br />
Pausgezinden. De Predikant, die het van den<br />
ladder aanzag, vermaande vast elk tot ftilte , beval<br />
Gode zijnen geest, en leed den dood met geduld.<br />
Te Mechelen<br />
wordt de<br />
bemoeiden zich niet alleen, om de Beeldftormers te<br />
ftraffen, maar ook om de Preek te doen ophouden.<br />
In Vlaanderen, waar de Graaf van EGMOND in<br />
alles de Landvoogdesfe zocht te believen , werd de<br />
vrijheid van prediken van dag tot dag naauwer be<br />
Te Mechelen ontbood de Magiftraat den tweeden<br />
Februarij den Predikant MARTINUS SMETIUS, nevens<br />
Predikant eenige Ouderlingen der Gereformeerden, op het ffad-<br />
M. SMETIhuis , begeerende , dat het prediken zou geftaakt<br />
usgedood. worden. Dezen antwoordden, in gemoede aan deze<br />
begeerte niet te kunnen voldoen, maar wilde de Magiftraat<br />
het verbieden, dan zouden zij gehoorzamen.<br />
Als daar niets op volgde, gingen zij met de Preek<br />
voort, doch de vergadering werd door den geweldige<br />
overvallen, en de Predikant gevangen naar<br />
Vilvoorden en van daar door Mechelen naar het<br />
Ziekehuis te Walem gevoerd, en daar aan een' eikenboom<br />
opgehangen. Broeder PIETER LUPUS of<br />
WOLF,
G E S C H I E D E N I S . 263<br />
WOLF , een Karmeliter Monnik, had gepoogd, SME- na C. G.<br />
TIUS weder tot het Roomsen Geloof over te bren Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
gen, doch daar in misfende, verdichtte hij eene wederroeping,<br />
als met de eigene hand van SMETIUS<br />
gefchreven, welke hij door déne zijner Biechtdochteren<br />
onder den man bragt; maar CORNELIS SPEKS,<br />
een Ouderling der Gemeente, bezorgde, dat dit gefchrift,<br />
in het bijzijn van lieden van eer, met des<br />
Leeraars eigen hand werd vergeleken , wanneer de<br />
valfche hand klaarlijk ontdekt werd.<br />
In Gelderland wist de Graaf van ME GEN de openbare<br />
Preek te doen (laken, en de fchade, aan Kerken<br />
en Kloosters veroorzaakt, te doen boeten bij ver<br />
drag. Al de Predikanten werden uit Elburg, Nimwegen,<br />
en Harderwyk verdreven. In Overysfel en<br />
Friesland bragt de Graaf van Aremberg hetzelfde<br />
te weeg; doch de Inquifitie en ftrenge Plakaten beloofde<br />
hij te doen ftilftaan. Men vertrouwde nogtans<br />
zoo weinig op deze belofte, dat wel zeventig<br />
Edelen, die het verbond geteekend hadden , naar<br />
Amfterdam en elders de wijk namen, AREMBERG<br />
had hun eenen fchrik aangejaagd , door het vatten<br />
van JAKOB VAN ILPENDAM , Geheimfchrijver van<br />
EREDERODE, die federt te Brusfel onthalsd werd.<br />
Met Groningen gelukte het hem eerst in Junij, onder<br />
allerlei glimpige beloften, bezetting in die ftad te<br />
krijgen, welke meest bij de Onroomfchen onder het<br />
dak geholpen werd.<br />
In Gelderland,Overys<br />
fel , Friesland<br />
en<br />
Gronin<br />
gen.<br />
De Hertogin, het Bondgenootfchap aan het wag Nieuwe<br />
gelen ziende, befloot, hetzelve den laatften flag te eed ge<br />
R 4 gevorderd.
na C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
Eerfte<br />
jezuiet<br />
te Gend.<br />
ark K E R K E L I J K E<br />
geven, door eenen nieuwen eed (*) af te vorderen<br />
van alle Leenmannen des Konings. Velen deden<br />
den eed; ORANJE en HOOGSTRATEN weigerden den-<br />
zelven, ook BREDERODE en eenige anderen. Kort<br />
hier na verzocht BREDERODE gehoor bij de Her<br />
togin, dan het werd hem geweigerd. Toen zond<br />
hij haar een Verzoekfchrift toe , waarbij hij om<br />
vrijheid der Preeke en afdanking van het aangeno<br />
men krijgsvolk durfde aanhouden. Doch hier op<br />
kwam zulk een antwoord, dat BREDERODE zelf,<br />
benevens den Graaf VAN DEN BERG en verfcheidene<br />
anderen hunnen zoen met den Koning zochten te<br />
maken. Toen dit mislukte, verviel men, uit wan<br />
hoop, tot het beramen van geweldige middelen. De<br />
Graaf VAN WEGEN getracht hebbende bezetting te<br />
brengen in 's Hertogenbosch, alwaar men de Beeld-<br />
ftorming op nieuw hervat had, werd daar in door<br />
BREDERODE verhinderd, die ANTONIE VAN BOM-<br />
BERGEN derwaarts zond, en zich van de ftad ver<br />
zekerde, doch deze hield het hier niet lang , maar<br />
verliet na korten tijd de ftad weder, welke toen<br />
Spaanfche bezetting inkreeg.<br />
Beter gelukte het MEGEN te Utrecht, hetwelk hij<br />
onverziens introk, en al de Predikanten van daar<br />
verdreef, en toen de Preek liet (tilftaan.<br />
Te midden van deze middelen van geweld, ver<br />
zuimde de Roomfche Geestelijkheid ook geene ande<br />
(*) Men leest den eed , zoo als die door gemeene<br />
Ambtenaren gedaan werd, bij BRANDT Bladz. 208.<br />
re.
G E S C H I E D E N I S . 265<br />
re. Den elfden Maart 1567 kwam binnen Gend de<br />
eerfte Jezuïet op den Predikftoel , dien men daar<br />
gehoord had. De nieuwheid der zaak trok veel<br />
volk onder zijn gehoor , en niet weinigen werden<br />
door bem van de Hervorming afgewend; waar tegen<br />
de Kalvinifche Leeraars trachtten te voorzien, door<br />
ernftiger preken, en milde uitdeeling onder de fcha-<br />
mele Gemeente; doch de Wethouderfchap verbood<br />
toen, penningen te dezen einde in te zamelen.<br />
In den aanvang dezes jaars oniftond te Amfter Oproer te<br />
dam eene nieuwe beroerte. De Wethouderfchap deAmfterdam.zer ftad meende krijgsvolk aan te nemen en zich<br />
daar mede te fterken. Dit door BREDERODE en<br />
ORANJE ontdekt zijnde, raakte de Burgerij op de<br />
been en tegen eikanderen in de wapenen. Men zag<br />
een akelig fchouwfpel te gemoet, daar de vader der<br />
eene, de zoon der andere partij was toegedaan, en<br />
broeders tegen broeders optrokken. Twee broeders,<br />
JAN en KORNELIS PIETERSZONEN, in Deventer el-<br />
kanderen in de wapenen geholpen hebbende, vraag<br />
den elkanderen waarheen het gemunt was. Ik, zei<br />
de JAN, ga naar de markt, na dien van den ou<br />
den Godsdienst; en ik, zeide de ander: naar de<br />
ftraten bij die van den alleroudften: dan zoo het<br />
op ftaan gaat, ontzie mij niet, ik zal u niet ont<br />
zien. De befcheidenfte Onroomfchen , en onder de-<br />
zelveii ADRIAAN PAUW, een voornaam Koopman ,<br />
hielpen echter deze drift door redenen tot bedaren,<br />
tot geluk der Regenten, die eerlang met de Gemeen<br />
te in onderhandeling kwamen, en een verdrag flo<br />
ten, volgens hetwelk, onder anderen, het aannemen<br />
R 5 van<br />
ia C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.
266 K E R K E L I J K E<br />
Ba C. G van krijgsvolk geftaakt moest worden. Inmiddels<br />
Jaansi7.<br />
kwam BREDERODE zelf in de ftad. De Hertogin<br />
tot IS52<br />
zond terftond den Geheimfchrijver van den Ge heimen<br />
Raad, JAKOB DE LA TORRE, naar Amfterdam,<br />
met last aan de Wethouderen, om BREDERODE<br />
goedfchiks of met geweld te doen vertrekken, DE<br />
LA TORRE opende aan BREDERODE zijnen last, doch<br />
deze vorderde denzelven fchriftelijk te zien, hetwelk<br />
LA TORRE , geen gefchreven last hebbende , niet<br />
doen kon. Burgemeesters lieten vervolgens BREDE-<br />
RODE verzoeken, dat hij wilde vertrekken, waar op<br />
hij antwoordde: dat hij zou handelen, gelijk hij<br />
het verftond. Ondertusfchen werd zijne herberg,<br />
waar de Prins van Oranje uithong, van de Burgerij<br />
met eene wacht van 100 mannen bewaakt. Eenige<br />
Edellieden overvielen toen DE LA TORRE in zijne<br />
t<br />
herberg op den Dam, en ontnamen hem zijne papieren,<br />
welke zij aan BREDERODE ter hand fielden,<br />
waar op de Geheimfchrijver , voor erger beducht,<br />
heimelijk de ftad verliet. De Onroomfchen leverden<br />
ÏU een verzoekfchrift in, begeerende, dat men 3 of<br />
)oo knechten bezoldigde, en BREDERODE tot Overle<br />
der ftad aannam. De Overheid bewilligde hier<br />
i n op het welbehagen des Prinfen van Oranje, die<br />
] iet eerfte goedkeurde, maar zijne toeftemmiug wei<br />
j gerde tot het aanftellen van BREDERODE. De ge-<br />
] nelde knechten werden aangeworven , die men ,<br />
( >mdat zij eiken dag of nacht drie en een' halven<br />
i tuiver trokken, den naam kregen van de Reaalvacht,<br />
BREDERODE bleef vervolgens nog eene maand<br />
1<br />
ang te Amfterdam.<br />
LAU-
G E S C H I E D E N I S . a6 7<br />
LAURENS JAKOBS REAAL verhaalt ons, bij deze ia C. G.<br />
gelegenheid , een gefprek, tusfehen hem en den |aari5i7.<br />
Burgemeester SIMON KOPS<br />
:ot 1552.<br />
voorgevallen, wanneer<br />
het bovengemelde verzoekfchrift werd ingeleverd ;<br />
waar uit men nopens den aard dier tijden het een<br />
en ander leeren kan. De Burgemeester KOPS zich<br />
naar REAAL keerende, zeide tegen hem: „ LAU-<br />
„ RENS JAKOBSZ., u had ik niet toevertrouwd, dat<br />
„ gij u zeiven zoo ver in deze zaak zoudt hebben<br />
„ verloopen; hoewel ik, eer gij trouwdet, wist,<br />
„ dat gij luiterdet. Dan het verwondert mij, dat<br />
,, uwe Schoonmoeder u zulks toelaat, en het doet<br />
mij van harentwege wee; want wij zijn lange ja-<br />
„ ren buren geweest." Hier op antwoordde RE<br />
AAL: „ Mijne Schoonmoeder, die mij in het zoe-<br />
„ keu mijner zaligheid niet verhindert, doet als eene<br />
„ wijze vrouw: en ware het, dat uw Zoon, JAN<br />
„ KOPS, zijn loopen naar den Overtoom, om Delfts<br />
„ bier te drinken, naliet, zich ook ter Preke voeg-<br />
„ de, een eerlijk en tuchtig leven zocht te leiden ,<br />
„ gelijk zijn' Haat wel zou betamen, en zoo ijver-<br />
„ de om zijne eeuwige zaligheid , ik meen niet,<br />
„ dat het mijn Heer de Burgemeester zou willen<br />
„ verhinderen." ,, Ik ftond veel liever," voer de<br />
ander daar tegen in, ,, ten halze toe in het wa-<br />
,, ter." REAAL daar op: ,, Al zacht, Heer Bur-<br />
„ gemeester, de zaken zullen, hoop ik, zulk een<br />
,, keer nemen, dat de Burgemeesters nog al te za-<br />
„ men bij ons ''ter Preke zullen komen." Toen<br />
ontftelde zich de Burgemeester dermate, dat hij in<br />
de
m C. G<br />
Jaarisi7<br />
tot 1552.<br />
Oproer te<br />
Antwerpen.<br />
De Gere.<br />
formeerden<br />
alom<br />
verjaagd.<br />
263 K E R K E L I J K E<br />
deze woorden uitborst: ,, Ik zat liever in het bof*<br />
,, deel tusfehen zeven hoeren."<br />
Kort daar na ontftond er ook te Antwerpen eene<br />
geweldige beroerte, JAN VAN MARNIX, Heer van<br />
Thouloufe, Broeder van FILIPS VAN MARNIX, Heer<br />
van St. Alegonde, Oranje's boezemvriend, dien een<br />
aanflag op Walcheren mislukt was, had zich met<br />
eene bende volks nedergefligen te Oosterweel, in het<br />
gezigt van Antwerpen. Hier werd hij door de fol-<br />
daten der Landvoogdesfe overvallen en geflagen, hij<br />
zelf fneuvelde en al zijn volk werd verftrooid. Op<br />
het gerucht van dit gevecht, raakten de Kalvini-<br />
fchen te Antwerpen op de been, en wilden ter roode<br />
Poort uit, om hunne broederen bij te fpringen, het<br />
welk hun door ORANJE en HOOGSTRATEN niet zon<br />
der levensgevaar belet werd. De Prins moest hier<br />
hooren, dat men hem , met het zinkroer op de<br />
borst, fchold voor eenen verrader, die oorzaak was<br />
van den moord daar buiten. Twee dagen bleven de<br />
Kalvinifchen in de wapenen , onder het geltadjg ge<br />
roep : Papen uit! Papen uit! Eindelijk bewoog<br />
ORANJE de Lutherfchen en de uitheemfche Kooplie<br />
den , om zich te wapenen, waar door de oproerïgen<br />
tot nadenken gebragt, en de rust herfteld werd (*).<br />
De tegenwoordige ftaat van zaken deed den Ge<br />
reformeerden thans alom den moed ontvallen. Die<br />
van Kameryk hadden hunnen Aartsbisfchop verdre<br />
ven ; thans ruimden zij deze ftad , in welke de<br />
Aarts-<br />
(*) WAGENAAR Bladz, 223-22Ö. BRANDT Bl. 216-220.
GESCHIEDENIS. aóg<br />
Aartsbisfchop met een deel krijgsvolk terug keerde, na C. G.<br />
hoewel hij zich met gematigdheid gedroeg, en zich Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
alleen met de goederen der vlugtelingen vergenoegde.<br />
De Bisfchop van Luik verdreef ook, met magt<br />
van wapenen, de Onroomfchen uit Ma/eik en Hasfeit;<br />
die van Maaftricht, bevreesd geworden dooi<br />
den aantogt van den Heer van NOIRKARMES , joegen<br />
de Gereformeerde Predikanten ter ftad uit. Ook<br />
verlieten de Gereformeerden 's Hertogenbosch , terwijl<br />
de Hertogin geld zette op het lijf van twee der<br />
voornaamfte Predikanten, HERMAN MODET en PE<br />
TRUS DATHENUS.<br />
FRANCISCUS JUNIUS onthield zich nog te LimBijzonburg. Deze was door twee Geestelijken, een' Franderheden van FR.<br />
ciskaner en een' Jezuïet, tot een mondgefprek uit JUNIUS.<br />
gedaagd. Doch hier van kwam niets , dewijl zij<br />
uitvlugten maakten omtrent de plaats, waar men dit<br />
gefprek houden zou. Zij ftrooiden wel uit , dat<br />
JUNIUS van hen overwonnen was, en de vlugt had<br />
genomen; doch alzoo hij bleef voortgaan met prediken,<br />
verviel deze leugen van zelve, en gaf hem<br />
te meer toeloop van volk. Doch, als men nu zeker<br />
berigt ontving, dat er krijgsvolk in aantogt was,<br />
om JUNIUS te vatten, gaf hem één der Schepenen<br />
van de ftad, met voorkennis der Regering , kennis<br />
van het nakende gevaar, waar op JUNIUS nog dienzelfden<br />
avond de ftad verliet, met voornemen, om<br />
zich naar Duitschland of elders te begeven.<br />
Eer wij van Limburg affcheiden, verdient hier Merk<br />
gewaagd te worden van een merkwaardig geval , waardig<br />
geval.<br />
daar omtrent gebeurd. Men bragt zekeren Biecht-<br />
va
na C. G<br />
Jaansi7<br />
tot 1552.<br />
Oranje<br />
verlaat<br />
Letland.<br />
BREDERO-<br />
a?o K E R K E L I J K E<br />
vader, ter zake van den Godsdienst, naar den paal,<br />
om verbrand te worden. Deze zong op den weg,<br />
met eene wonderlijke kloekhartigheid, Pfalmen en<br />
Lofzangen. De Ambtman dier plaats belastte hem<br />
te zwijgen, maar de ander ging voort met zingen ,<br />
en de vreugde zijner hope te belijden. Daar op<br />
deed de Schout in arren moede, zijne tong tot digt<br />
aan den wortel affnijden. De man ftierf in ftilte en<br />
vrede. Niet lang daar na werd den Ambtman een<br />
zoon geboren, wiens tong hem uit den mond hing<br />
tot op de kin, zoo dat hij die nooit binnen zijne<br />
lippen heeft kunnen ophalen. Eene bijzonderheid,<br />
welke uit de getuigenis van eenen Roomschgezinden<br />
Gerïgtfchrijver is aangeteekend (*).<br />
De Prins van Oranje berigt ontvangen hebbende,<br />
dat in Spanje befloten was, den Hertog van Alba<br />
met een leger herwaarts te zenden, befloot, zijne<br />
ambten neder te leggen en naar Duitschland te vertrekken;<br />
hij verliet den nden April 1567 Antwerpen,<br />
na een teder affcheid van den Graaf van Egmond<br />
te Wittehroek genomen te hebben, en na een<br />
dag of twee te Breda vertoefd te hebben, zette hij<br />
de reis voort naar zijn Grwiïdnp Nas/au in Duitschland.<br />
Te gelijk met den Prins verlieten de Onroomfche<br />
Leeraars Antwerpen, welke ftad, zonder eenige<br />
voorwaarden te bedingen , thans bezetting innam.<br />
Terflond werden de Kerken der Onroomfchen omvergehaald.<br />
Op het voorbeeld van den Prins van Oranje, wa<br />
(*) BRANDT Bladz. 237.<br />
ren
GESCHIEDENIS. 271<br />
ren duizenden der ingezetenen insgelijks bedacht op 1 « C. G.<br />
hun behoud; eene menigte vlugtelingen kwam uit . aari5i7.<br />
verfcheidene gewesten te Amfterdam , alwaar men ot ' 1553,<br />
hun de poort voor het hoofd floot , en belastte , : >E en de<br />
terflond te vertrekken. Een treurig fchouvvfpel ver3nroomchenvertoonde zich hier. Zoo veel ellendige lieden met<br />
atenAm- vrouwen en kinderen, zonder hope of uitzigt, uit ierdaro.<br />
den eenen nood in den anderen omzwervende. De<br />
medelijdende burgers, zoo Roomfchen als Onroomfchen,<br />
ontvingen hen, zoo goed zij konden, in de<br />
huizen en tuinen der voorflad, en verzamelden voor<br />
hen eenigen nooddruft van fpijze, kleederen en teergeld.<br />
Men huurde en betaalde vele fchepen , die<br />
hen op Embden t\ elders vervoerden. Ondertusfchen<br />
was de bekommering te Amfterdam ook groot.<br />
De Gemagtigden der Hervormde Gemeenten in Holland<br />
hadden, te Amfterdam vergaderd zijnde, onlangs<br />
nog befloten, met prediken voort te varen ,<br />
ten minfte tot het bij Plakaat op nieuw zou verboden<br />
worden. Doch nu, den i7den April, vergden<br />
de Burgemeesters de Gereformeerden de preke te Haken,<br />
hetwelk men echter heufchelijk uitftelde , tot<br />
nader befcheid van hooger hand. Op den aoflen<br />
dier maand hielden de Gereformeerden eenen plegtigen<br />
Vast- en Bededag. Doch den 25ften boden de<br />
Gereformeerden, uit eigene beweging, aan, de preke<br />
te ftaken, mids men hun vrijheid en tijd gave, om<br />
hunne onroerende goederen te gelde te maken , en<br />
met de roerende het land te verlaten. Dit werd<br />
hun toegeftaan, en den 27ften, omtrent elf uren in<br />
den
27a K E R K E L I J K E<br />
na C. G. den nacht, vertrok de Heer van BREDERODE naar<br />
Ja!iri5i7. Embden.<br />
tot 1552.<br />
Hij overleefde zijn ongeluk niet lang. Sommigen<br />
Dood van fchrijven, dat hij, zijne droefgeestigheid, alleen door<br />
den Heer<br />
fterk drinken, zoekende te verdrijven, in eene heete<br />
van BRE<br />
DERODE. koorts viel, die hem den isden Februarij 1568, op<br />
het Slot Harnhof of Harenburg, in de Veste Reke-<br />
linghuizen, uit het leven rukte. Hij werd te Gem-<br />
men in het land van Kleef begraven. Kort voor<br />
zijn vertrek hadden eenige voorftanders van vrijheid,<br />
Onroomfchen en Roomfchen , plegtig gezworen,<br />
den honderdften penning hunner goederen te zullen<br />
opbrengen, ter vervulling van 11,000 Guldens , die<br />
aan verfcheidene kosten waren ©efteed. Tot ont<br />
vangst van deze penningen (telde men eene kist met<br />
een gat in het dekfel en drie floten. Doch eenigen<br />
hadden zich zeiven zoo ver vergeten, dat er bij het<br />
openen niet boven de 750 Guldens in de kist ge<br />
vonden werden, die der waardinne des Heeren van<br />
BREDERODE, in mindering zijner verteerde kosten ,<br />
werden toegeteld.<br />
Eenig volk van BREDERODE, begeleid door GYS-<br />
BUECHT en DIEDERIK VAN BATENBUUG en andereu<br />
kwam daags na zijn vertrek te Amfterdam, alwaar<br />
zij buiten gehouden zijnde, overfcheepten naar Wa<br />
terland. Te Hoorn werden zij , door de Heeren<br />
iran BATENBURG en anderen, omtrent 100 in getal,<br />
irerlaten, die zich over de Zuiderzee naar Friesland<br />
neenden te begeven , doch bij Harlingen door een<br />
I chip met krijgsvolk aangehouden en te Harlingen<br />
op-
G E S C H I E D E N I S . 27;<br />
opgebragt werden. Vier en twintig werden er op na C. G.<br />
de galeijen gebannen, zeven gehangen en eenigen [aari5i7. kregen ontflag. Doch de gebroeders<br />
tot 1552.<br />
BATENBURG,<br />
BEYMA en GALAMA , Friefche Edellieden, werden<br />
tot de overkomst des Hertogs van ALBA gefpaard.<br />
Het overige volk van BREDERODE , te Medenblik<br />
fcheep gegaan , landde aan den Muiderdyk en ftreefde<br />
de Veluwe en Betuwe door naar Heus/en, alwaar<br />
zij, over den Rhyn getrokken, de vendels fcheurden<br />
en verliepen.<br />
De mare, dat de Heer van NOIRKARMES met zij Vlugt der<br />
ne benden naar Amfterdam kwam, deed de genen, Gereformeerden<br />
die zich het meest uitgelaten hadden, naar een goed uit Am<br />
heenkomen zien. REINIER KANT vertrok den suften fterdam.<br />
April, op den avond. Des anderen daags werd<br />
LAURENS REAAL wegens Burgemeesteren verzocht,<br />
zich voor een' tijd aan een' kant te fchikken, tot<br />
men zag, waar het heen wilde. Hij ging daar op<br />
fcheep in eene boeijer, nevens VRANK DE WAAL ,<br />
MATTHYS JANSZOON Bonnetvetkooper, en ADRIAAN<br />
KROMHOUT , met zijne huisvrouw en dochtertje van<br />
14 jaren. Zij voeren op Medenblik , alwaar zij gewaarfchuwd<br />
werden, dat er eenige Ruiters van Alkmaar<br />
derwaarts kwamen; waarom zij zich met eene<br />
haringfchuit uit de haven op de rede lieten roeijen,<br />
alwaar zij een klein vaartuigje enkel meteen'jongen in<br />
hetzelve vindende, terftond daar mede onder zeil gingen,<br />
en het onder Wieringen zetten, daar de fchipper,<br />
des anderen daags gevolgd zijnde, hun verhaalde, dat<br />
de Ruiters kort na hun vertrek gekomen waren en<br />
hen gezocht hadden. Deze fchipper bragt hen vervol-<br />
HERV. III. S gens
274 K E R K E L I J K E<br />
na C G, gens op Vlieland; doch hier vonden zij zich in<br />
Jaari5i7 groote verlegenheid ; daar was noch fchuit , noch<br />
tot 1552,<br />
fchip, noch pink bij land, maar al wat zeilen kon,<br />
naar Embden, Bremen en elders heenen. Ook kwam<br />
er fchrijvens van Burgemeesteren van Amfterdam ,<br />
aan den Schout van het Eiland, om REAAL en zijn<br />
gezelfchap aan te houden. Doch de Schout weinige<br />
dagen te voren overleden zijnde, viel de Brief in<br />
handen van ADRIAAN KORNELISZOON , Goudfmit<br />
van Alkmaar, doch thans op Vlieland wonende,<br />
die het fchoutsambt tot nader orde bediende, en het<br />
gezelfchap trouwhartig waarfchuwde, radende hun,<br />
om ten fpoedigfte te vertrekken. Toen vonden zij<br />
eene oude krabbefchuit, omtrent drie lasten groot,<br />
die wel een half jaar in den grond had gelegen, bij<br />
nacht boven water, en (faken daar mede, hoe lek<br />
dezelve ook was, in zee , en bragten het dus, met<br />
het uiterfte levensgevaar, eindelijk den 23ften Mei<br />
te Embden.<br />
De drie De drie Predikanten JAN ARENDSZOON, PETER<br />
Predikan GABRIEL, en NICOLAUS SCEIELTIUS, begaven zich<br />
ten door<br />
de Ballin insgelijks naar Embden, daar de Amfterdamfche uitgenongewekenen<br />
hen nog onderhielden, mits verbonden<br />
derhouden.<br />
blijvende aan de Gemeente te Amfterdam , om die<br />
in tijd en wijle ten dienst te ftaan. SCHELTIUS<br />
[tierf in het volgende jaar aan de pest, die daar<br />
zeer hevig ontftoken was. PIETER GABRIEL raakte<br />
in het jaar 1572, toen Holland tegen den Spanjaard<br />
Dpftond, in de Kerkedienst te Delft, bij leening ,<br />
Jaar hij 'sjaars daar aan overleed, JAN ARENDS<br />
ZOON kwam nog weder binnen Alkmaar, zijne vader-
G E S C H I E D E N I S . 27 5<br />
derftad, daar bij in datzelfde jaar 1573, gedurend - na C. G.<br />
de belegering dier ftad, zijne dagen gerustelijk tei 1 faarisijf,<br />
einde bragt.<br />
toe 1552.<br />
Te Hoorn werd CLEMENT MAARTSZOON, die dei 1<br />
TeHoom<br />
27ften Aprii op het Keeren zijne laatfte Predikath I en Enkhuizen<br />
gedaan had, den aóften Mei nevens EVERT GOR<br />
houdt de<br />
TER, zijn' mededienaar, gelast, de flad te ruimen, Preek op.<br />
Omtrent dezen tijd, in den voorzomer, hoorden d«<br />
Enkhuizer Gereformeerden de laatfte Predikatie ir<br />
het openbaar bewesten Broekerhaven, buiten dijks ,<br />
bij de Watermolens. Men predikte daar na nog<br />
eenige reizen bij nacht in fornmige burgerhuizen ,<br />
doch dit duurde niet lang. Daar en elders werden<br />
de Predikanten verjaagd, en de Predikatiën, op vele<br />
plaatfen, met geweld geftoord, velen van de Gereformeerden<br />
werden gevangen, gehangen, onthoofd.<br />
Overal woedde de vervolging weder met vernieuwde<br />
hevigheid.<br />
Geen gewest van Nederland, of het had of kreeg<br />
Wonder<br />
een ander aanzien. Eene wonderlijke wisfeling van lijkever<br />
gemoederen, zoo het fcheen, vertoonde zich , in andering.<br />
verfcheidene gelegenheden. Met gelijke hevigheid ,<br />
als men onlangs de Beelden en Altaren had afgeworpen,<br />
brak men nu de Kerken der Gereformeerden<br />
en Lutherfchen. Derzelver bindten en balken<br />
werden aan ettelijke oorden, voornamelijk in Vlaanderen,<br />
tot galgen gebezigd; en de (lichters daaraan<br />
gehangen. Velen, dien het vertrekken ongelegen<br />
kwam, voegden zich naar den tijd; gingen dagelijks<br />
ter Misfe, daar zij in jaar en dag niet geweest waren;<br />
kochten de Papen om, en valsch getuigenis,<br />
S 2 van
nC. G.<br />
]aari5i7.<br />
tot IS52.<br />
Komst<br />
van den<br />
Hertog<br />
van AI,RA.<br />
EGMOND<br />
en HOOR<br />
NE enz.<br />
gevangen<br />
276 K E R K E L I J K E<br />
van altijd Katholijk geleefd te hebben, te Biecht en<br />
te Sacrament geweest te zijn. De rijke huizen Hon<br />
den open , de disch gedekt voor de Geestelijkheid ,<br />
die nooit met grooter eerbiedenis en nederigheid<br />
werd gevleid. De anderen daarentegen, achterhaald<br />
op woorden, op werken, en dikwijls bedrogen van<br />
degenen, die met hen ter preke plagten te loopen ,<br />
vonden zich nergens veilig: want ettelijken zochten<br />
zich zeiven te bevrijden door hunne naasten te be<br />
zwaren en in nood te brengen. Eenigen, onder<br />
fchijn van vrijheid des gewisfens te zoeken, maakten<br />
zich t'zoek voor hunne fchuldeifchers, dien zij niet<br />
zagen te voldoen.<br />
Zoo groot was het getal der vlugtelingen, dat de<br />
Hertogin zelve het in zekeren Brief, door haar aan<br />
den Koning gefchreven, op 100,000 perfonen be<br />
paalde, hetwelk vervolgens nog wel met 20,000 ver<br />
meerderd is. Vergeefs poogde zij ook door Brieven<br />
het vlugten tegen te houden, waar tegen de Gere<br />
formeerden eene verantwoording van hun gedrag in<br />
het Fransch gefchreven in druk lieten gaan.<br />
Ondertusfchen kwam de Hertog van ALBA met<br />
een Spaansch leger in de Nederlanden, en werd den<br />
28ften Augustus 1567 te Brusfel ingehaald. Reeds<br />
op den 9den September werden de Graven van EG<br />
MOND en HOORNE gevangen genomen, als ook AN-<br />
TONI VAN STRALEN, Burgemeester van Antwerpen,<br />
en JOAN CASEMBROOD, Heere van Bakkerzeel, EG-<br />
MOND'S Geheimfchrijver. De Graven zaten te Brus<br />
fel tot op den 22ften, wanneer zij naar Gend ge<br />
voerd werden, daar zij, tot diep in het volgende<br />
jaar.
GESCHIEDENIS. 277<br />
jaar, lewaard werden. Men vindt, dat GRANVEL<br />
LE, die toen te Rome was, op het hooren der ge<br />
vangenis van EGMOND en HOORNE , gevraagd zou<br />
hebben : of men den zwijger, bedoe'ende den Prins<br />
van Oranje , ook had weten te bekomen ? verder ,<br />
toen hier op neen geantwoord werd, zeggende: dat<br />
men aan den éénen zwijger meer gevangen zou heb<br />
ben, dan aan al de overigen. Deze Vorst name<br />
lijk was ftilzwiigende van aard, en plag te zeggen,<br />
dat geene geveinsdheid den grond verbergen kan van<br />
eenen, die zich aan het /praten laat krijgen.<br />
Het vangen van zoo aanzienelijke lieden verfpreid-<br />
de alomme vrees en fchrik, en joeg wederom eene<br />
geheele menigte ingezetenen ten lande uit. Onder<br />
anderen verliet de Abt van St. Bernards bij Ant<br />
werpen, THOMAS TILLIUS, of VAN THIELT , zijne<br />
Abdij en 60,000 Guldens inkomens, trouwde in het<br />
land van Kleef, en werd daar na Leeraar der Her<br />
vormde Kerk, eerst te Haarlem, en toen te Delft,<br />
daar hij geltor ven is. Duitschland, Frankryk, En<br />
geland, Embden, en Oostland, liep vol vlugtelin<br />
gen, die medenamen, hetgeen zij konden, en de<br />
onroerende have achterlieten, om er het lijf ten min-<br />
fte af te brengen.<br />
Nog waren zij gelukkig, die bij tijds weken, al- ;<br />
laad van<br />
zoo ALBA , voor het einde van September, een ïeroer- -<br />
en opge»<br />
nieuw Geregtshof in ftelde, onder den naam van \<br />
Raad der Troubelen of der Beroerten, voor welken<br />
alles , wat eenige betrekking had tot de voorgaande<br />
of tegenwoordige bewegingen , gebragt en afgedaan<br />
moest worden. Deze Regtbank handelde fpoedig<br />
S 3 heej<br />
na. C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
Algemeene<br />
vlugt.
278 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. heel willekeurig, geweldig, ja met zoo groote (treng-<br />
Jaari5i7. heid, dat zij eerlang bij de Nederlanders den naam<br />
tot 1552.<br />
van Bloedraad kreeg. Deze Raad zou beftaan uit<br />
twaalf leden, blijvende ALBA zelve het Hoofd van<br />
dezen Raad, die alleen in zijnen naam vonnis (treek.<br />
Doch velen der eerst benoemde leden onttrokken zich<br />
binnen kort van denzelven, zoodat het werk eindelijk<br />
op drie of vier leden, ja genoegzaam op JAN DE<br />
VARGAS, een' Spanjaard, alleen aankwam, wien de<br />
Hertog het voornaamfte gezag in den Raad overliet.<br />
Een monfter van wreedheid was deze man, ook<br />
naar het getuigenis van Spaanschgezinde Schrijvers,<br />
die hem de matelooze (trengheid aantijgen, welke de<br />
Nederlanders ALBA te last leggen, VARGAS werd<br />
wakker bijgedaan door JAKOB HESSELS, die Raadsheer<br />
geweest was te Gend. Dezen geeft men na,<br />
dat hij, gewoon zijnde te flapen in den Raad, wanneer<br />
zijne Item gevraagd werd, half ontwaakt, alleenlijk<br />
plag te zeggen: ad patitulum, ad patibulum,<br />
naar de galg, naar de galg.<br />
Geweldi Naauwelijks had deze Raad zitting genomen , of<br />
ge Kreng»<br />
elk, die zich min of meer gemengd had in de jong<br />
heid van<br />
dezen de beroerten, werd er voor gedagvaard. Die niet<br />
Raad. verfcheen, gelijk bijna niemand deed, werd met verbeurdverklaring<br />
zijner goederen en met ballingfchap<br />
geftraft. Die men betrappen kon, werden meest allen<br />
ter dood gebragt. Het branden, het vierendeelen,<br />
het hangen, het onthalzen, het bannen op de<br />
galeijen was dagelijksch werk; zijnde er fchier geene<br />
fchuld zoo gering, die men geene lijfftraffe waardig<br />
keurde. De Raad der Beroerten hield de Onroom-<br />
fche
G E S C H I E D E N I S . 279<br />
fche Leeraren en Kerkedienaren, en zulken, die de na C. G.<br />
wapenen tegen den Koning hadden aangenomen, niet Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
alleen voor doodfchuldig; maar rekende ook onder<br />
de halsftrafbare misdaden , het inleveren en toeftaan<br />
van allerlei fmeekfchriften tegen de Inquifitie, Plakaten<br />
en nieuwe Bisfchoppen; het geheugen der<br />
Preke, het niet wederftaan der Kerkplunderaren, het<br />
zeggen of beweren, dat de Raad der Beroerten zich<br />
naar Handvesten of Vrijheden te fchikken had :<br />
voorts het huisvesten van Onroomfche Leeraren ,<br />
het maken en zingen van Geuzen Liedjes, het bijwonen<br />
van Kalvinifche begrafenisfen, het zeggen ,<br />
dat de nieuwe Godsdienst ook binnen kort in Spanje<br />
opgang zou maken, en dat men God meer gehoorzamen<br />
moest dan den menfchen , met andere diergelijke<br />
uitdrukkingen (*). De galgen, verhaalt de<br />
Drosfaard HOOFT (f), hingen gerist, de raden, de<br />
ftaken, de boomen aan de wegen ftonden verladen<br />
met lijken, gewurgd, onthalsd, verbrand: zoodat<br />
de menfchen nu in de lucht, tot ademfchepping gefchapen<br />
, als in een gemeen graf en woning der<br />
overledenen verkeerden. Elke dag had zijne deerlijkheid,<br />
en het baffen der bloedklokke, dat met de<br />
dood van namaagden den éénen, of vriend den andere,<br />
in het hart klonk. De Wethouders der fteden,<br />
die men hield te flap tegen de Ketters geweest<br />
te zijn, zelfs die van Amfterdam, werden voor dezen<br />
Raad befchuldigd.<br />
(*) WAGENAAR VI Deel, Bladz, 254.<br />
(t) Hifi. IV Boek. Bladz. 153.<br />
S 4<br />
Toen
na C. G.<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552.<br />
De Hertog<br />
van<br />
ALBA<br />
wordt<br />
Landvoogd.<br />
280 K E R K E L I J K E<br />
Toen de Hertog van ALBA op het einde van het<br />
jaar 1567 de Landvoogdij der Nederlanden aanvaardde,<br />
welke de Hertogin van PARMA nedergelegd<br />
hebbende, den 3oden December naar Italië vertrokken<br />
was, vermeerderde deze ftrengheid nog merkelijk,<br />
welke men reeds moest achten, den hoogden<br />
top bereikt te hebben. Terdond in het begin des<br />
j;ars 156S werden de Prins van Oranje en andere<br />
gevlugte Heeren openlijk ingedaagd; ook werd'sPrinfen<br />
Zoon, FILIPS WILLEM, Graaf van Buren, dien<br />
de Vader, vertrouwende op des jongelings onfchuld<br />
en op de vrijheden der School, daar gelaten had,<br />
van daar opgeligt en naar Spanje gevoerd, daar hij<br />
28 jaren lang gevangen werd gehouden. Men verhaalt,<br />
dat VARGAS, toen de Beduurders der Hooge<br />
School hem vertoonden, hoe zulk een vervoeren<br />
fireed met de voorregten der School, hun in kwaad<br />
Latijn zou geantwoord hebben : non curamus vestros<br />
privilegios: wij kreunen ons niet aan uwe voorregten.<br />
De Prins van Oranje, kennis van zijne indaging<br />
gekregen hebbende, verantwoordde zich deftig<br />
in eenen Brief aan den Prokureur Generaal JAN<br />
DU BOIS, van welken Brief hij aan ALBA zeiven een<br />
affchrift zond.<br />
De Advo- In Januarij of Februari) werd de Advokaat JAKOB<br />
kaatvAN<br />
VAN DEN ENDE, bij den Graaf van BOSSU, thans<br />
DEN i.NDE<br />
wordt ge in Oranje's plaats Stadhouder van Holland, te eten<br />
vangen genoodigd zijn, vastgehouden en naar Brusfel ver<br />
genomen.<br />
voerd , daar hij op Treurenberg gevangen gezet<br />
werd. Hij bleef gevangen tot den i2den Maart des<br />
aars 1569, wanneer hij op Treurenberg overleed.<br />
Twee
GESCHIEDENIS. 281<br />
Twee jaren later werd zijne gedachtenis echter vrij-<br />
gefproken van den eisch, tegen hem gedaan. Ook<br />
werden toen zijne goederen, die reeds waren aange-<br />
flagen, wederom vrijgegeven.<br />
Op gelijke wijze werd Meester ROELAND DE RY- Ook Mr.<br />
KE , Penfionaris der ftad Leuven, fchoon even als ROELAND<br />
DE RYKR<br />
VAN DEN ENDE , voor opregt Roomsen Katholijk en D. v.<br />
gehouden, in hechtenis genomen, op onzekere ver KOORN<br />
HERT.<br />
moedens, tot dat het hem al zijn' welvaart kostte.<br />
Insgelijks DIRK VOLKERTSZOON KOORNHERT, Se<br />
cretaris der Burgemeesteren van Haarlem, die naar<br />
den Haag gevoerd, aldaar maanden lang gezeten<br />
heeft. Hij fchreef in zijne gevangenis, zonder het<br />
gebruik van eenig Boek te hebben, zeker Zinnefpel<br />
van Lief en Leed, van Hope en Vreeze, en van<br />
een Christelijk gelaten Harte. Hier heeft hij ins<br />
gelijks het Lof der Gevangenisfe, het Kompas der<br />
Ruste en andere Dichtftukjes opgefteld. Eindelijk<br />
wist hij zich zoo fchrander te verantwoorden , dat<br />
men hem den Haag tot eene gevangenis gaf. Dan<br />
daar na gewaarfchuwd, dat er fchrijven van Brusfel<br />
was, met last, om hem weder in hechtenis te (tel<br />
len, nam hij in het heimelijk de wijk naar Haarlem,<br />
en vertrok voorts ten lande uit.<br />
Het vangen en vervolgen hield de ganfche Lente<br />
van het jaar 1568 door fterk aan. De Hertog had<br />
zelf een' toeleg gefmeed, om de Onroomfchen, op<br />
Vasten - avond , aan vele oorden tevens, te verras-<br />
fen; doch fommige Schouten, en onder anderen<br />
JAN VAN BEERENDREGT , Schout van Leyden, en<br />
de Schout van Monnikendam , waarfchuwden de<br />
S 5 lie-<br />
na C. G.<br />
faari5i7.<br />
tot 1552.<br />
£ware<br />
/ervol'<br />
;ing.
282 K E R K E L I J K E<br />
os C. G. lieden tegen deze lage, waar door velen het gevaar<br />
Jaar 1517.<br />
ontkwamen.<br />
lot 1552.<br />
Dien zelfden nacht, den 3den Maart, kwam de<br />
Kastelein van Medenblik, Jonker KORNELIS VAN<br />
RYSWYK, te Hoorn, om eenige Burgers dier ftad in<br />
hunne huizen te overvallen, maar hij vond niemand,<br />
alzoo ook dezen te voren gewaarfchuwd waren. De<br />
gevlugten werden toen ingedaagd, en hunne goederen<br />
geveild, doch niemand der Burgeren wilde op<br />
dezelve bieden of die koopen. Ook gedroegen zich<br />
3e Wethouders van Hoorn met hunne vorige bescheidenheid<br />
tevens kloekzinnig, om hunne Burgers<br />
/an gevaar te bevrijden; zulks, dat er onder de<br />
1 geestelijkheid fommigen zoo driftig waren, dat zij<br />
] ïen voor Geestelijke en Wereldlijke Vierfcharen daaglen.<br />
Zekere Heer DIRK, de Pastoor van de groote<br />
] Cerk, een onverltandig ij veraar , befchuldigde hen<br />
roor het Geestelijk Hof van Utrecht, als lieden ,<br />
^ lie geen weer deden, om de Ketters uit te roeijen.<br />
] )an daar tegen wisten de Wethouders den Deken<br />
\
G E S C H I E D E N I S . 283<br />
dan van het bed aan tafel, en van de tafel naar ia C. G.<br />
bed te gaan, zoodat niemand toegang bij den Ge- Jaari
na C. G.<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552.<br />
284 K E R K E L I J K E<br />
alles ffcil en gerust was: daar waren de Burgers de<br />
voot, en ijverig in het oude Katholijk Geloof; daar<br />
had men nooit Beelden geftormd, noch Kerken be<br />
roofd; daar werd van geene fecten of nieuwigheden<br />
gehoord. Dus fprekende, vraagde hij telkens bij ie<br />
der punt: Heer DIRK, is het zoo niet? Daar de<br />
ander, wiens bitterheid door den wijn wat vermild<br />
was, niet dan met ja zeggen op antwoordde; zoo<br />
dat hij, dewijl de aanzittende Heeren zijue tegenge-<br />
tuigenisfe zelve gehoord hadden , daar nu tot geen<br />
befchuhügen komen konde. Dies vertrok hij, maar-<br />
kwam van fchaamte en fpijt niet weder binnen<br />
Hoorn. Derhalve deed de Magiftraat hem door aan-<br />
geflagene fchriften indagen, op verbeurte van zijn<br />
ambt; en zelfs befchuldigen voor een' huurling, die<br />
den wolf ziende komen, zijne fchapen verliet, en<br />
zich op de vlugt begaf (*).<br />
Te Enkhuizen werden insgelijks verfcheidene Bur<br />
gers befchuldigd, doch men vindt niet, welke von-<br />
nisfen over hen door Schepenen geveld zijn , dan<br />
dat eenige uit hunne goederen gezet en ten lande<br />
uitgebannen zijn; ook hadden velen reeds de ftad<br />
verlaten; nog een aanmerkelijk getal mannen en<br />
vrouwen verlieten 's winters de ftad, en vloden over<br />
de Zuiderzee, die toen fterk was toegevrozen, naar<br />
Embden. Ettelijke anderen, die zich te Enkhuizen<br />
met woord of daad tegen de Roomfche Kerk had<br />
den gekant, werden , mits betooning van leedwezen,<br />
in kleine boeten verwezen en voorts ontflagen.<br />
(*) VELIÜS Chron. van Hoorn Bladz. 157.<br />
Doch
GESCHIEDENIS. aS
Ba C. G.<br />
Jaari5i7><br />
tot 1552<br />
Veldflag<br />
bij Heili<br />
gerlee.<br />
Vonnis<br />
tegen<br />
ORANJE.<br />
Dood van<br />
verfcheideneEdelen<br />
en van<br />
EGMOND<br />
en HOOR<br />
NE.<br />
286" K E R K E L I J K E<br />
enz. Daar de Prins de Hervormde leer met deze<br />
benaming van het zuivere woord en dienst van God<br />
bedoelt, moet men befluiten , dat hij thans den<br />
Hervormden Godsdienst openlijk beleden hebbe,<br />
welken hij in Duitschland moet hebben aangenomen<br />
, alzoo geloofwaardige Schrijvers getuigen , dat<br />
hij, bij zijn vertrek uit de Nederlanden, van denzelven<br />
nog weinig fmaak had (*).<br />
Graaf LODEWYK , een klein leger op de been gebragt<br />
hebbende, trok met hetzelve in Groningerland,<br />
alwaar het hem gelukte, op den 2sflen Mei<br />
den Graaf van AREMBERG bij het Klooster Heiligerlee<br />
te flaan, in welken flag deze Graaf zelf fneuvelde,<br />
waar na Graaf LODEWYK het beleg voor<br />
Groningen floeg.<br />
ALBA, vol fpijts over deze nederlaag, toefde nu<br />
niet een vonnis uit te geven tegen den Prins van<br />
Oranje, deszelfs Broeder LODEWYK, de Graven<br />
VAN HOOGSTRATEN, VAN KUILENBURG, en VAN<br />
DEN BERGE , waar bij zij op den hals gebannen ,<br />
ïn hunne goederen verbeurd verklaard werden. Het<br />
huis van Kuilenburg te Brusfel werd ter aarde toe<br />
geflecht. Dit vonnis werd den 28flen Mei uitgebroken.<br />
Doch eenige Edelen en anderen, die gevangen<br />
zaten, werden veroordeeld, om onthalsd te<br />
worden, onder welken waren de Broeders GYSBERT<br />
en JAN VAN BATENBURG, en anderen; en op den<br />
jden Junij werden ook de Graven van EGMOND en<br />
HOORNE op het Schavot te Brusfel onthoofd. De<br />
(*j) WAGENAAR VI Deel, Bladz. 27-J,<br />
dood
G E S C H I E D E N I S . *8?<br />
dood dezer beide Graven vervulde het geheele land ia C. G.<br />
met droefheid en tevens met haat tegen den Hertog [aari5i7.<br />
van ALBA. Verfcheidene Schrijvers verhalen , dat<br />
ot 155a.<br />
aan EGMOND zijn dood door den veruitzienden WIL<br />
LEM VAN ORANJE vrij duidelijk was voorfpeld, toen<br />
hij op zijn vertrek naar Duitschland affcheid van<br />
hem nam, en EGMOND zeide: Vaarwel, Prins zonder<br />
goed! waar op ORANJE hernam: Vaarwel,<br />
Graaf zonder hoofdl Ook is bij velen geloofd, dat<br />
Doctor GEMMA FRISIUS , Profesfor der Medicijnen<br />
te Leuven, en vermaard Starrenkijker, den Graaf<br />
van HOORNE , korts voor deszelfs laatfte reize naar<br />
Brusfel, voor zijn ongeval had gewaarfchuwd; doch<br />
hier tegen ftrijdt, dat GEMMA meer dan elf jaren te<br />
voren uit den tijd was geweest; of men moest Hellen,<br />
zegt BRANDT (*), dat deze voorfpelling was<br />
gefchied door zijnen Zoon CORNELIUS GEMMA ,<br />
een' zeer groot kenner van de verborgenheden der<br />
natuur, die in dezen tijd te Leuven leefde. Dan,<br />
voegt dezelve BRANDT hier bij: of de Starren iets<br />
tot het beloop des menfchelijken levens doen; en<br />
indien ja, of zulks door eenige wetenfchap daar uit<br />
te halen zij; wordt bij de fterke verftanden onzer<br />
eeuw, meer dan ruimelijk getwijfeld: niet hier aan,<br />
dat verfcheidene toekomende dingen, met min of<br />
meer bewimpelings, het zij uit openbaringe van<br />
geesten, of anderzins, verkondigd zijn.<br />
Na deze lrrafgerigten trok de Hertog van ALBA met j\<br />
zijne geheele magt tegen Graaf LODEWYK op, dien hij lai<br />
ederigvaa<br />
(*) II Deel, Bladz. 298.<br />
"bij
aC. G,<br />
Jaarisi;<br />
tot 1552.<br />
Graaf LO<br />
EEWYK.<br />
Zware<br />
vervolging-<br />
a88 K E R K E L I J K E<br />
bij Remmingen, een Dorp aan de Eems, geheel verfloeg,<br />
zoodat de Graaf zelf het ter naauvvernood ontkwam.<br />
Sedert toog ALBA naar Groningen, daar men<br />
nu den nieuwen Bisfchop JAN KNYF moest aannemen.<br />
Van hier begaf zich de Hertog in perfoon over Amfterdam<br />
op Utrecht, en van daar op *sHertogenbosch,<br />
daar hij meer dan 60 vlugtelingen , meest<br />
Burgers en Inwoners van Utrecht, ter dood deed<br />
brengen. Onder de gevonnisden was ook de weduwe<br />
VAN DIEMEN , wel 84 jaren oud, die op een'<br />
ftoel gebonden en zoo onthalsd werd, omdat zij te<br />
voren den Predikant JAN ARENDSZOON had geherbergd<br />
, doch waarfchijnlijk beftond hare grootfte<br />
misdaad in haren rijkdom , dewijl zij, gelijk eenigen<br />
zeggen, zelve Roomschgezind was.<br />
In alle lieden bijna werden doodvonnisfen uitgevoerd.<br />
Te Haarlem werden den 2Qften Junij drie<br />
mannen met de koorde gedood; een van dezen,<br />
HEYNS ADRIAANSZOON , had eenige Refereinen en<br />
Liederen, ook eene Echo of Weergalm tegen het<br />
Pausdom gedicht. Hij werd, nadat de twee anderen<br />
den geest hadden gegeven, wegens eenig fchielijk<br />
gerucht en daar op volgende beroerte, op Burgemeesterskamer<br />
gerukt, aldaar aan een' ladder verworgd,<br />
en toen bij de anderen gehangen. Te Delft<br />
had men Meester HERMAN SCHINKEL , een' man<br />
van geleerdheid, die zich met Boekdrukken geneerde<br />
, den 8ften April in hechtenis genomen. Eenigen<br />
noemen hem Leermeester in de ftads groote<br />
Scliole. Hem werd het drukken van ettelijke Boeken<br />
tegen 's Konings Plakaat te laste geleid. Na<br />
vijf-
G E S C H I E D E N I S . 289<br />
vijftien weken zittens werd hij gevonnisd, en hoe na C. O.<br />
wel zes Schepenen den gevangenen vrijfpraken , Jaansi7.<br />
tot 1555U<br />
bragt de zevende, die zich daar tegen kantte , met<br />
het bijbrengen van hetgeen hun, zoo zij SCHINKEL<br />
loslieten, door 's Konings toorn en ongenade te<br />
wachten ftond, zoo veel te wege, dat de zes hunne<br />
Hemmen introkken en veranderden. Men verwees<br />
hem dan ten zwaarde. Van dien zevenden<br />
verhaalt men, dat hij, vier jaren daar na , in de<br />
gevolgde verandering, den rok met het omkeeren<br />
der zaken fchielijk omkeerde, en federt ia den Haag<br />
in zeer groote ambten gebruikt is geworden. Merkwaardig<br />
was de kloekhartigheid van dezen SCHIN<br />
KEL; in de gevangenis dichtte hij nog een goed getal<br />
Latijnfche Dichtftukken. Toen hij naar de ge*<br />
regtsplaats werd geleid, fprak hij met HADRIANUS<br />
JUNIUS van Hoorn over eene plaats in SENECA'S<br />
Octavia, vers 42, waar hij meende, dat men voo?<br />
Tamais behoorde te lezen Thamefis. Zoo zeer verachtte<br />
hij den dood. Daags voor zijn' fterfdag den<br />
ESften Julij, fchreef hij eenen Brief van affcheid aan<br />
zijne huisvrouw, als ook drie Brieven aan zijne<br />
twee dochtertjes , naauwelijks zes , en aan zijn<br />
zoontje, BRUIN , naauw anderhalf jaar oud , ten<br />
einde hem daar bij eenmaal te gedenken , met de<br />
krachtigfte betuiginge van vaderliefde en zorge. Hij<br />
was naauwelijks 32 jaren oud, toen hem dit lijden<br />
overkwam. In Herfstmaand daar aan waren eenige<br />
inwoners van Delft op een' Zondag, den i2den<br />
September, buiten de ftad bijeen; in deze bijeenkomst<br />
werd door een' hunner, PIETER FLORISZ^<br />
HERV. III. T eert
Vervolging<br />
in<br />
Atnrterdam.<br />
290 K E R K E L I J K E<br />
na C G . een Kapittel of twee uit het Nieuwe Testan ent<br />
Jaarisiï • voorgelezen, en men zong een of twee Pfalmen.<br />
tot 1552<br />
' Dit werd bij de Wethouderfchap geoordeeld te fmaken<br />
naar het beginfel van Conventiculen of verbodene<br />
Vergaderingen; dén dezer Burgeren, ADRIAAN<br />
ADRIAANSZOON , deswegens gevangen, moest blootshoofds<br />
, barvoets, in linnen kleederen , met eene<br />
brandende waskaars in de hand, in de Vierfchaar ,<br />
God en het geregt om vergiffenis bidden , en de<br />
kaars brengen in de Nieuwe Kerk, voor het Sacrament,<br />
en voorts tot Kersmis alle Zon- en Heiligedagen<br />
in de genoemde Kerk de Mis en Predikatie<br />
hooren; ook zich tegen dien hoogtijd met de Kerk<br />
verzoenen. Met eenen verwees men hem in de kosten.<br />
De overigen waren gevlugt, en werden gebannen,<br />
fommigen met verbeurdverklaring van hunne<br />
goederen, anderen met eene geldboete.<br />
Te Amfterdam werden den laatften Junij wel 140<br />
vlugtelingen openlijk ingeroepen, en daar op gebannen,<br />
JAKOB SIMONSZOON DE RYK , Koopman in<br />
granen, was van den Schout beticht, dat hij aan<br />
zekere Korendragers eene ton Engelsch bier ten beste<br />
beloofd had, zoo zij de Minderbroederskerk wilden<br />
breken, hetwelk bleek valsch te zijn. Maar<br />
federt werd getuigd, hoe zij het bier op die voorwaarden<br />
van hem geëischt, en hij geantwoord had:<br />
dat de Minderbroederskerk hem niet in den weg<br />
Hond; zijnde daar op in zijn huis gegaan. Om het<br />
verzwijgen van dit zijn wedervaren voor de Overheid,<br />
werd hij gebannen, en al zijne have aangeflagen.<br />
Ook moest Meester MAARTEN KOSTER , ter<br />
za-
GESCHIEDENIS. 291<br />
zake van zijne dienden, aan Burgemeesteren in het<br />
jaar 1566 op hun verzoek gedaan, doch welke zij<br />
hem nu als eene doodfchuld toerekenden , de ftad<br />
ruimen. Al wat de Wethouders te voren den Ge<br />
reformeerden, om beterswil, en den volke uitnood,<br />
hadden ingewilligd of ingeruimd, en, zoo als de<br />
tijd thans liep, zwaarlijk verantwoord kon worden,<br />
zochten zij nu op den hals van anderen te fchuiven.<br />
Hun te wil geweest te zijn, kon eene zware mis<br />
daad worden; inzonderheid als men niet bewijzen<br />
kon, last gehad te hebben.<br />
ADRIAAN PAAUW werd in October voor den Bloed<br />
raad gedaagd, doch hij , wetende , wien hij voor<br />
had, week het land uit; fchoon men hem te voren,<br />
om hetgeen hij gedaan had, van ftadswege bedankt<br />
en beloofd had, te zullen vrijwaren.<br />
Om de Wethouders , wegens het voorgevallene<br />
bij het plunderen van het Minderbroeders Klooster,<br />
buiten last te houden , moest PIETER KAARS , de<br />
Hopman der Nachtwacht, die het goedvinden der<br />
Burgemeesteren te dien tijde had uitgevoerd, nu het<br />
flagtoffer worden. Men verwees hem , die den ou<br />
derdom had van 70 jaren, voor 50 jaren op ééne<br />
der Spaanfche Galeijen, en maakte, volgens REAAL ,<br />
met den Roeimeester koop, om den ouden man in<br />
de Spaanfche Zee over boord te werpen ; dit al<br />
toos is zeker, dat hij Spanje, daar de galei naar<br />
toe voer, nooit gezien heeft.<br />
WILLEM MAARTENSZOON KALF, Baljuw van At»'<br />
ftelland, lag ook lang gevangen over het ontflaan<br />
der vier gevangenen, die bij de Beeldftorming in<br />
T a het<br />
na C. G.<br />
faari5i7.<br />
tot 155a.
na C. G.<br />
Jaari5i7<br />
tot 1552<br />
afja K E R K E L I J K E<br />
het Karthuizer Klooster geweest waren, en zou er<br />
het leven niet afgebragt hebben , indien LAURENS<br />
REAAL geen fchriftelijk blijk van den last der Wethouderen<br />
onder zich gehad , en hem deszelfs affchrift<br />
van Embden toegezonden had.<br />
EGBERT MEINAARTSZOON , een Kuidekooper ,<br />
Vader van SEBASTIAAN EGBERTS , naderhand Burgemeester<br />
, werd, niettegenftaande men hem den<br />
9den Mei 1567 een getuigfchrift onder ftads zegel<br />
gegeven had, dat hij ter goeder naam en in geene<br />
opfpraak van Ketterij of mishandeling Bond , nogtans<br />
door den Onderfchout den 2den Maart dezes<br />
jaars 1568 aangetast, en drie maanden onverhoord<br />
gelaten, daar na fcherp verhoord en zelfs op de<br />
pijnbank gebragt. Deze ftond hij niet alleen door ,<br />
maar het bewijs van den Schout bijgebragt, werd<br />
ook valsch bevonden. Evenwel liet men hem zitten<br />
en den Schout PIETER PIETERSZOON tijd, om<br />
de zaak voor den Raad der Beroerten te brengen ,<br />
op welks aanfchrijven hij veroordeeld werd, om op<br />
den 9den van October onthoofd te worden. Doch,<br />
in de gevangenis had hij het water gekregen , hetwelk<br />
hem des avonds voor dien dag wegnam. De<br />
Schout hield ettelijke uren voor zijn overlijden bij<br />
den Geneesheer, die over hem ging, aan, dat deze<br />
hem met eenige dranken of andere artzenijen het leven<br />
zoo lang zou rekken, dat men hem op een' ftoel<br />
te beftemden tijde zou mogen onthalzen. De Geneesheer<br />
antwoordde: dat hij geen God was , die<br />
's menfchen leven in de hand had ; en dat de krau-<br />
1 te, naar zijn gevoelen, middernacht niet halen zou.<br />
Waar
GESCHIEDENIS. 29$<br />
W aar mede de Schout kwalijk te vrede van hem<br />
na C. G.<br />
fcheidde. Hij koelde echter zijnen moed aan het Jaari5i7.<br />
doode ligchaam; hetwelk hij in den Kerker, opeen' tot 1552.<br />
IToel gebonden, deed onthalzen, door eenige Monniken<br />
van der Cellebroederen Orde kisten , en des<br />
nachts in de aarde zetten, digt bij de Boekerij , aan<br />
de nieuwe zijde, oostwaarts van de zuider gevel der<br />
Nieuwe Kerk, op het ellendige Kerkhof, alzoo genoemd,<br />
omdat het ongewijd was, en afgezonderd<br />
ter begrafenis der omgebragten van beuls hand, en<br />
der genen, die geltorven waren, zonder de Sacramenten<br />
te genieten.<br />
Op denzelfden pden October werden nog twee<br />
Burgers, ALBERT HENRIKSZOON , en PIETER DE<br />
WIT, met het zwaard ter dood gebragt; van dezen<br />
PIETER DE WIT verhaalt de Gefchiedfchrijver HOOFT,<br />
dat hij van verfcheidene oude lieden heeft hooren<br />
vertellen, dat dezelve bij gelegenheid eener beroerte<br />
het leven van den Burgemeester JOOST BUIK bebba<br />
behouden, door te verbieden, dat men een roer loste,<br />
hetwelk op denzelven gerigt was, welke weldaad<br />
men hem nu tot eene misdaad aantijgde , als<br />
had hij zich een onbehoorlijk gezag aangematigd.<br />
WYN OKKERS, die haren toffel naar een Mariabeeld<br />
geworpen had, werd, benevens hare dienstmaagd,<br />
die dit had aangezien, in een wijnpijp met<br />
water op het fchavot verdronken, en haar man ju-<br />
RIAAN TER MEULEN gebannen, PIETER JANSZOON<br />
KIES wist zich bij den Onderfchout en Cipier DIRK<br />
VAN BREMEN los te koopen, en dus den dood te<br />
ontkomen.<br />
T 3 Te
naC. G><br />
Jaar 1517.<br />
BOGAARD, tot 1552.<br />
naderhand vermaard Predikant te Utrecht<br />
en in den Haag, ijverig gezocht, omdat hij open<br />
Te<br />
lijk tegen het Pausdom gepredikt had; hij ontkwam<br />
Schoonhoven<br />
en met de vlugt, en onthield zich eenige jaren te<br />
Utrecht. Dantzig, tot dat hij in de gevolgde omwenteling<br />
1572 naar Schoonhoven keerde, en daar zijn ambt<br />
weder bekleedde.<br />
Dus zijn ook tc Utrecht, den 22ften dier maand,<br />
twee Burgers, JAKOB COSYNS en JAN DE RIDDER,<br />
met de koorde gedood, omdat zij de nieuwe Predikatiën<br />
gehoord hadden; wordende bij vonnis al<br />
hunne goederen verbeurd verklaard, JAN VAN AME-<br />
RONGEN werd daar te zelfden dage , wegens het<br />
Beeldbreken , omgebragt.<br />
In Vlaan In Vlaanderen en Brahand werd echter ongelijk<br />
deren en meer bloeds vergoten; wij kunnen onmogelijk in alle<br />
Braband.<br />
bijzonderheden treden , en zeggen alleen , dat in<br />
'f Hertogenlosch , behalve veifcheidenen , die onthoofd,<br />
gehangen en verbrand zijn geworden , den<br />
24ften Maart 55 Burgers, met verbeurdmaking hunner<br />
goederen , gebannen, en nog 40 anderen ingedaagd<br />
werden.<br />
Getrouw<br />
heid van<br />
eene<br />
$4 K E R K E L I J K E<br />
Te Schoonhoven werd de Pastoor PIETER. JANS-<br />
ZOON UITENBOGAARD , Neef Vail JOANNES UITEN-<br />
In 's Gravenhage werd den siften December een<br />
Landman, KORS STEVENSZOON , Diaken der heimelijke<br />
Gemeente te Naaldwyk, met het zwaard<br />
geregr.<br />
PIETER VAN K E U L E N , Goudfmit van zijn handwerk,<br />
Ouderling der heimelijke Gemeente te Breda,<br />
over eenigen tijd in hechtenis genomen, werd van<br />
zij-
GESCHIEDENIS. s 9:<br />
zijne dienstmaagd, negen maanden lang, zoo open<br />
lijk in het geloof verfterkt, en in zijne banden vertroost,<br />
terwijl zij hem dagelijks zijne fpijze bragt,<br />
dat het den vervolgeren ten laatfte verdroot. Men<br />
liet haar derhalve ook vastzetten , en na omtrent<br />
twee maanden zittens met hem ten vure voeren.<br />
Hem deed men eerst worgen, haar levende verbranden.<br />
In dit einde fprak zij haren meester moed in,<br />
zoo lang als hij verftaan kon: maar daar na hooide<br />
het volk, met verwondering over zulk eene kloekmoedigheid,<br />
haar, in het midden der vlammen, God<br />
groot maken.<br />
Alzoo op deze wijze velen, tot den uiterften<br />
adem toe, hun geloof beleden, dewijl ook de houten<br />
ballen, die men anders in den mond plag te<br />
fteken, dikwijls losraakten en uitvielen, bedacht de<br />
wreedheid daar tegen een ijsfelijk gereedfchap. Dit<br />
waren twee ijzertjes, waar de tong tusfehen gefchroefd<br />
werd, en vooraan zoodanig gefchrookt met<br />
een gloeijend ijzer, dat zij, zwellende, pal te ftaan<br />
had, zonder flibberen, of inwaarts te kunnen. Zoo<br />
wrongen zich de geketenden in de pijne van den<br />
brand, en floegen een hol geluid, gelijk het loeien<br />
der genen, die onder dien tijran van Sicilië, in den<br />
gloeijenden koperen os, dat meesterftuk van PERIL-<br />
LUS , geworpen waren, ARNOUT VAN ERP , een<br />
man van onbefprokene opregtheid, plag te verhalen,<br />
hoe hij, aanfehouwende het martelen van eenigen<br />
, alzoo gemuilband, hoorde, dat twee Monniken<br />
, onder het volk ftaande, de één tegen den anderen<br />
zeiden: Hoor hoe zingen ze, zouden ze ook<br />
T 4 dan-<br />
na C G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
dienstmaagd* <br />
Onmenfchelijke <br />
wreedheid.
m C. G. •ïanfen? Welke onmenfchelijkheid hem, hoewel dat<br />
Jaari5i7. pas maar elfen ten einde zijner kindsheid zijnde ,<br />
tot 1552.<br />
met zoo hevig een toorn ontftak, dat hij zich ter<br />
naauwernood bedwong, van eenige handdadigheid<br />
aan den Monnik te plegen, en zich zeiven, met al<br />
de zijnen, ten gereeden verderve brengen (*>.<br />
Vruchte- In de maand Augustus kwam de Prins van Oranloozete<br />
te veld, met een aanzienlijk leger, doch ALBA ,<br />
togt van '<br />
die een ervaren krijgsman was, wist hem zoo lang<br />
den Prins<br />
van Oran- op te houden, tot de Prins, uit gebrek aan geld ,<br />
genoodzaakt was , zijn leger af te danken , zoodat<br />
deze togt geheel vruchteloos afliep. Door zijne<br />
overwinning trotsch geworden , liet ALBA zich in<br />
het Kasteel van Antwerpen een metalen Standbeeld<br />
oprigten, hetwelk onder zijnen opvolger Don LOUIS<br />
Zware<br />
vervolging.<br />
.96 K E R K E L IJ K E<br />
DE REQUESENS weder is omgeworpen. De Paus<br />
PIUS V was met het verijdelen van 's Prinfen oogmerken<br />
zoo wel in zijnen fchik , dat hij in Maart<br />
1569 aan ALBA een' gewijden hoed en zwaard ten<br />
gefchenk zond, als aan eenen treffelijken voorvechter<br />
van het Roomfche Geloof.<br />
Na het verdrijven van den Prins van Oranje ,<br />
wakkerde het vervolgen, veroordeelen en ftraffen<br />
wederom aan; doch te gelijk ook het vlugten van<br />
vele ingezetenen. Meer dan ioo,coo huizen acht<br />
men hier door geruimd te wezen van degenen , die<br />
hunne middelen, neering en handteering in vreemde<br />
landen bragten. Bijzonder wil men, dat, omtrent<br />
dezen tijd, eene groote menigte van Wollenwevers<br />
(*) nocrr Bladz, 173.<br />
uit
G E S C H I E D E N I S . 297<br />
uit Vlaanderen geweken is, die 's Lands bloeijende na C. G,<br />
handwerken naar Duitschland, en vooral ook naar Jaari5i7.<br />
tot 1551.<br />
Engeland, hebben overgebragt. Men kan van het<br />
getal der gewekenen eenigzins oordeelen uit het getal<br />
der zulken, die door den Raad der Beroerten geregtelijk<br />
ingedaagd zijnde , gebannen werden , hetwelk<br />
in November dezes jaars, al meer dan 3,000<br />
beliep. Ook gaf men weder een Plakaat uit, op<br />
het ftuk der Boeken, welke van nieuws verboden<br />
werden.<br />
Te Groningen kwam KAREL QUARRE, Raad van<br />
Braband, kennis nemen omtrent het ftuk der Kerkplondering<br />
en andere misdaden van dezen tijd. De<br />
ftads Bouwmeester, JAN BARNENDE , werd met de<br />
ftads Metfelaars en Timmerlieden in hechtenis genomen,<br />
die in het jaar 1566 de Minderbroederskerk<br />
hadden opgeruimd en voor de Hervormden gereed<br />
gemaakt, op last van Burgemeesteren , doch die<br />
thans ontkenden, daar toe last gegeven te hebben.<br />
De Bouwmeester brak met twee arbeidslieden uit<br />
den Kerker, maar de anderen, drie of vier in getal,<br />
werden tot het zwaard gedoemd.<br />
Te Valenchyn werden in Januarij 1569, binnen<br />
drie dagen tijds, 57 mannen, meest Burgers, onthalsd.<br />
Die van Limburg moesten thans hunne befcheidenheid<br />
in geloofszaken en het dulden der Hervormden<br />
ontgelden; ook werden in Vlaanderen en<br />
zelfs te Brusfel velen ter dood gebragt.<br />
Terwijl ALBA in dit jaar den tienden Penning'<br />
ejschte van den verkoop van alle roerende goederen,:<br />
welke eisch 110.0de werd ingewilligd en een algemeen 1<br />
Te Groningen.<br />
Hende<br />
.•'enning<br />
:n Waergeuzen<br />
T 5 mis
Streng<br />
Plakaat<br />
omtrent<br />
denGodsctienst.<br />
298 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. misnoegen veroorzaakte, rustte Prins WILLEM van<br />
Jaari5i7.<br />
Oranje zich ter Zee toe, op raad van den Admi<br />
tot 1552.<br />
raal DE COLIGNY, en gaf bedellingen uit, om de<br />
Spanjaarden te water te befchadigen. In het eerst<br />
echter verrigtte dit zeevolk , hetwelk men de Wa<br />
tergeuzen noemde, weinig van belang, dan dat zij<br />
verfcheidene fchepen namen, en hier en daar op de<br />
eilanden en eenige plaatfen in Friesland en Noord-<br />
holland eene landing deden en plunderden.<br />
Middelerwijl liet de Hertog van ALBA den Stad-<br />
houderen der bijzondere landfchappen last geven ,<br />
om, als het misbrood, of de heilige olie tot berig-<br />
ting der kranken, over ftraat gedragen werd, op<br />
ieders aanftellen, woorden en gelaat te doen letten ,<br />
en degenen, daar men eenige oneerbiedigheid aan<br />
befpeurde, te ftraffen : de dooden, dien de Geeste<br />
lijkheid de gewijde aarde weigerde, op het galge-<br />
veld te voeren, aan ALBA bekend te maken , en<br />
hunne goederen op te fchrijven: de vroedvrouwen<br />
bij eede te verbinden, dat zij de ontvangene kinde<br />
ren , binnen vierentwintig uren, den Priester van<br />
haar Kerspel zouden aangeven, opdat men wiste,<br />
of zij op de Roomfche wijze gedoopt waren. Deze<br />
orde werd den eerden Junij in Holland bekend ge<br />
maakt. Ook werd het Plakaat van Keizer KAREL<br />
V, omtrent het uitroeijen der Ketterijen, in het jaar<br />
1550 te Augsburg uitgegeven, op nieuw bekrach<br />
tigd; en ten einde de vermeende Ketters te ontdek<br />
ken , hield de Landvoogd aan alle hoeken zijne ver-<br />
fpieders, die bij het volk zeven duivers lieden ge<br />
noemd werden, omdat zij hunne betaling ontvingen<br />
in
GESCHIEDENIS. aoo<br />
in penningen, op die waarde geflagen (*). Dus ia C. G.<br />
ging dan de wreedheid haren ouden gang; onder faari5i7.<br />
:ot 1552.<br />
anderen werd te Antwerpen zekere WILLEM TA-<br />
VART , een oud man van omtrent 80 jaren , ten<br />
vure gedoemd; maar, toen men hem de handen<br />
bond, en de tong vastmaakte, in flaauwte gevallen<br />
zijnde, deed men hem weder in den Kerker voeren,<br />
en daar verdrenken.<br />
Te Brugge bevond zich thans zekere Franciskaner<br />
Monnik, Broer CORNELIS ADRIAANSZOON van<br />
^Dordrecht, die, dus wordt hij beichreven (f),<br />
overloopende van gal, glad van tong, ftijf van kaken<br />
, ten rijkfte begaafd met den geest van onbefchaamdheid<br />
, den Predikftoel betrad, en met ongefnoerden<br />
monde, en woorden van walgende vuiligheid<br />
, niet alleen tegen de Onroomfchen , maar<br />
zelfs tegen de Overheden , bulderde. Boven deze<br />
openbare ergernis, was eene verborgene in het licht<br />
gebragt, hoe hij zich kittelde, met het geheim des<br />
harten van verfcheidene vrouwen en maagden te<br />
doorritfelen; en haar zoo dwaas wist te broeden ,<br />
dat zij hem de inwendigfte gedachten van vleefchelijke<br />
bekoringe, en alles wat nacht en flaapkamer<br />
bedekt houden, in biecht meldden; ja, zich moedernaakt<br />
voor hem uitkleedende, die onkuisheid kwanswijs<br />
met roeden lieten uittuchtigen; waar over hij<br />
eindelijk, ten aanftaan van den Magiftraat, in het jaar<br />
1563,<br />
(*) BOR Nederl. Hifi. V Boek. fol. 224. HOOFT V<br />
Boek. pag'. 196.<br />
(f) HOOFT XIII. p. 5Ö8, 569.<br />
Broêr<br />
CORNBLl»
300 K E R K E L IJ K E<br />
na C. G. 1563, Klooster en ftad moest ruimen, en door zij<br />
Jsari5i7.<br />
nen Overfte naar Tperen verzonden werd. Na drie<br />
tot 1552<br />
jaren, in het jaar 1566, zonder verlof wedergekeerd,<br />
haaide hij de Wethouders, die het hem gedaan had<br />
den, fchandelijk over, en ging met fchelden en tie<br />
ren den ouden gang, onverlet; eerst mits de hijs-<br />
terheid, thans mits de bitterheid des tijds, als nie<br />
mand aan den Staf der Geestelijkheid baffen darde.<br />
En, dus doende, bragt hij de landvoogdij van ALBA<br />
door, tot dat de dingen een zwaai namen. Als<br />
loen beftond hij tegen het bedrijf des Hertogen ,<br />
met gelijke losfigheid, uit te varen. Sedert, hoe de<br />
wind van 'slands verlichting bet opftak, hoe hij<br />
bet de kap daar naar keerde: weshalve men hem<br />
auldde: mogende zelfs de andere gezindheden wel<br />
reelen, dat zich de Roomfche, door al zulke ont-<br />
1 :erfels eener Kerke, afzigtig maakte.<br />
Men heeft twee Deelen in Octavo van zijne Ser-<br />
• j noencn uitgegeven. Wij willen een enkel Haaltje<br />
?an zijne wijze van fchelden en tieren op den Pre-<br />
» fikftoel opgeven, doch zoo echter , dat wij onze<br />
( Gefchiedenis niet willen bezoedelen met zijne vuilig-<br />
1 leden. Op den isden December 1566, als de Lu-<br />
t her fche Leeraars te Antwerpen gekomen waren (*) t<br />
\ oer hij met deze woorden tegen de Augsburgfche<br />
( lonfesfie uit: „ Ba ziet toch eens, hoe zij ter-<br />
I fcond, als zij gehoord hebben,dat deze vermaledijde<br />
( leuzen willen veranderen van Religie , komen ge-<br />
1 jopen met hunlieder Duivelfche Confesfie van Augs-<br />
(f) Boven Bladz. 260*<br />
burg,
G E S C H I E D E N I S . 301<br />
burg, bij ja juist, hoe wij zitten er al naar en ia C. G.<br />
wachten, tegen dat gijlieden komt, ba al gereed ,<br />
;ot 1552.<br />
ou ba, het is wonder, hoe gij zoo lang gebleven<br />
zijt met ulieder jente Confesfie van Augsburg, die<br />
eerst zoo liefelijk, loofelijk en bedriegelijk van dien<br />
valfchen, verdoemden, helfchen Ketter, dien grooten<br />
wijffelaar, dien ongeftadigen dobbelen PHILIP-<br />
PUS MELANCHTHON gefield was, en die hij namaals<br />
voort met zijn duivelsch , helsch fenijn zoo gansch<br />
verdorven, en naar zijnen Ketterfchen zin vervalscht<br />
heeft, dat zich de Zwinglianen, /Calvinisten, of<br />
Sacramentarisfen met de Confesfie van Augsburg<br />
willen en kunnen behelpen en befchermen: Daarom<br />
ik" . . . doch wij willen de waardigheid der Gefchiedenis<br />
met zijne vuiligheden niet onteeren. Liever<br />
willen wij, om zijne ongeftadigheid te bewijzen<br />
, nog een ftuk van een fermoen plaatfen , van<br />
het jaar 1572, nadat de Watergeuzen den Br iel<br />
hadden ingenomen. Hij zeïde: „Hou goê Jiên, heb<br />
ik het u niet wel gezeid, dat de tiende penning de<br />
Geuzen al in het land zal brengen, wat zullen wij<br />
zijn ? Ja goê Üên! al Geus, het is beter, dan zij<br />
zijn in een misverftand, maar wij zullen wel accorderen:<br />
want zij houden den Koning voor hunnen<br />
Prins en Heer. Ja het zal wel zijn, hebt gij het<br />
nu niet wel gerokt, ei, gij Spanjaards, Spanjaards,<br />
gij maakt ons al Geus, ja wie zou dit al geloofd<br />
hebben, dat men zoo haast zou veranderen ? Ik<br />
wilde wel om velen, dat ik nooit zulke fermoenen<br />
gedaan had, daar af dat de Geuzen een boeksken<br />
gemaakt hebben van mijn fermoenen. Wat wil het<br />
wor
B8 C. G . worden toch ? ei booze generatie van Spanjaards,<br />
Jaari5i7 • zijn wij niet wel betooverd geweest ? Heeren van<br />
tot 1552<br />
Brugge, ziet nu wel toe, het kost al ons lijf, indien<br />
wij niet en fpelen: Spanjaards uit!> onze kinders<br />
gekken met ons, de Geuzen hebben het ons<br />
wel gezeid, wat er van komen zou."<br />
Vier gewezen<br />
Pastoors<br />
in den<br />
Haag ter<br />
dood gebragt.<br />
302 K E R K E L I J K E<br />
Deze was zijne dagelijkfche wijze van prediken,<br />
vele jaren, tot het jaar 1576, wanneer hem het prediken<br />
verboden werd; ook was toen zijn Klooster<br />
verfbord , omdat men eenige Monniken fchuldig<br />
bevonden had aan onnatuurlijke misdaden, waarom<br />
ook drie van deze Monniken verbrand en twee gegeesfeld<br />
werden. Broer CORNELIS leefde nog eenigen<br />
tijd, doch ellendig gekweld met verfcheidene<br />
ziekten; hij is geftorven te Brugge in het jaar 1581<br />
of 1582 (*).<br />
De vervolging hield ondertusfchen den ouden voet.<br />
In Februarij des jaars 1570 werd CUNERUS PETRI,<br />
een wreed mensch, als Bisfchop te Leeuwaarden ingevoerd,<br />
wien ALBA uitdrukkelijk belastte, het Concili<br />
van Trente af te kondigen, en toe te zien, dat<br />
zijne Geestelijkheid de Plakaten op het ftuk der Ketterij<br />
onderhield. Kort daar na, den nden April,<br />
deed men te Pamele in Vlaanderen twee mannen<br />
om het geloof verbannen. In den Haag werden<br />
vier Pastoors, met name AREND DIRKSZOON vos ,<br />
die in de Liere bij Delft; SYBRAND JANSZOON ,<br />
die te Schagen; ADRIAAN JANSZOON, die te TsfeU<br />
tnon-<br />
(*) EM. VAN METEREN Nederl. Hift. VHI Bock. fot.<br />
149 > I5°-
G E S C H I E D E N I S . 303<br />
monde, en WOUTER SIMONSZOON, die te Mutifter na C. G.<br />
bij 's Gravenzande gedaan had, na drie jaren zit- Jaarisi/.<br />
tot 1552.<br />
tens, den iaden Mei bij het Geestelijk geregt als<br />
Ketters verwezen, en op den 2?den ontwijd. Dit<br />
ontwijden gefchiedde in dezer voege: Nadat zij uit<br />
den Kerker geleid waren in zeker vertrek, hing men<br />
hun de fieraden om, tot de bediening des Altaars<br />
gevorderd. Toen bragt men hen in eene andere kamer,<br />
voor den Bisfchop van 's Hertogenbosch, daande<br />
tusfehen twee Abten. Deze fchoor ieder wat<br />
haars van het hoofd, fchrapte hun met een zilveren<br />
mes zachtelijk de kruin, en tippen der vingeren,<br />
waar mede zij het geheiligde brood plagten op<br />
te heffen. Voorts deed hij hun het misgewaad af,<br />
zeggende in het Latijn: Ik trek u het kleed der<br />
geregtigheid uit, hetwelk gij willens verworpen hebt.<br />
Waar op de Pastoor van Lier in dezelfde taal voegde<br />
: neen, maar het kleed der ongeregtigheicl. Met<br />
eene zeiden de Pastoren hun aan, dat zij allen wel<br />
beter wisten, dan zij deden. Doch , als toen de<br />
Bisfchop met een verzekerd gelaat zijne hand op de<br />
borst leggende, en met duren eede God aanroepende,<br />
betuigde: Niet beter te weten; en in zijn hart<br />
te gevoelen, dat de Roomfche Godsdienst de zekerfle<br />
was, om zalig te worden , gaf hem AREND<br />
DIRKSZOON , een man van 70 jaren, die hem best<br />
gekend had, dit antwoord: Gij hebt ook de waarheid<br />
voor dezen wel geweten: maar die door uwe<br />
kwaadwilligheid verworpen : daar gij rekenfehap<br />
van geven zult, ten dage des oordeels. Op dit<br />
zeggen zag men den Bisfchop ftaan beven, en het<br />
ont
304 K E R K E L I J K E<br />
naC. G. ontftelde al de omftanders; want velen kenden de<br />
Jaarisi/. zen Pastoor voor een' geleerd, verftandig, en God<br />
tot 1552,<br />
zalig man. De Bisfchop daar na leverde hen aan<br />
de Heeren van den Raad over met de gewone bede,<br />
dat men hen genadiglijk wilde handelen : daar de<br />
grijze Pastoor op uitborst : Otiam Pharifaice! dat<br />
is: hoi Farizeesachtig gaat men te werk ! Dus<br />
keerden zij weder in de gevangenis. Den 2pften ,<br />
op een' maandag tegen den avond, werd hun aangezegd,<br />
dat zij 's anderen daags zouden fterven. Op<br />
deze tijding hieven zij hunne handen met vreugde<br />
ten hemel, God dankende, dat de dag hunner ontbinding<br />
voor handen was, en zingende met luider<br />
ftemme den löden PfaJm. Dien zeiven avond hielden<br />
zij, tot onderlingen troost, des Heeren Avondmaal<br />
in den Kerker. Ook verzochten zij aan hunne<br />
Geloofsgenooten, dat men hen dien overigen tijd<br />
met geene aanfprake meer zou moeijelijk vallen,<br />
maar God voor hen bidden. De ganlche nacht werd<br />
bij hen doorgebragt met bidden , zingen van Pfalmen<br />
, en het lezen der Heilige Schriften. Op den<br />
«often zag men hen, na het hooren van hun vonnis<br />
, te Hove, ter dood treden, de Gemeente met<br />
wonderlijke vrijmoedigheid vermanende, en hunne<br />
zielen aan God aanbevelende. De vader van ADRI<br />
AAN JANSZOON nam zijnen zoon waar , in het afkomen<br />
van de Hofpoort, en ontzag zich niet, zijne<br />
ftandvastigheid met woorden te ftijven, zeggende :<br />
Mijn lieve zoon, ftrijd nu vromelijk : want de kroon<br />
des eeuwigen levens is voor u bereid. Het verder<br />
fpreken werd den vader van de dienaars belet, maar<br />
de
GESCHIEDENIS. 305<br />
de zuster vervolgde de redenen des vaders : Mijn na Ci G.<br />
broeder, zeide zij, blijf voljlandig, het zal niet Jaansi7«<br />
tot 155a.<br />
lang duren; het eeuwige leven /laat voor u open.<br />
Ondertusfchen fchijnt noch den eenen noch de andere<br />
deswegens iets kwaads wedervaren te zijn,<br />
waar uit genoeg fcheen te blijken, dat het Hof niet<br />
dan uit drang tot zoodanige daden van wreedheid<br />
gekomen is. Ook wurgde men deze vier Pastoren,<br />
eer men hen verbrandde (*).<br />
Den iaden Mei kwam een nieuw Plakaat in het<br />
licht, omtrent het drukken van Boeken , hetwelk<br />
het geheele bewind van drukken onder het opzigt<br />
van eenen Gemagtigde of Hoofddrukker ftelde.<br />
Te Mechelen werd de Geestelijkheid van dat<br />
Aartsbisdom bijeengeroepen, om fchikkingen te maken<br />
ter invoering van het Concilie van Trenten.<br />
Alle ambtenaars moesten eenen eed afleggen: dat<br />
zij waren in de gemeenfchap der Roomfche Kerk,<br />
en geen deel hadden met eenigp (ectpn nf ketterijen,<br />
maar die, zoo veel in hen was, wederftaan zouden.<br />
De Staten 'sLands van Utrecht waren middeler Vonnis<br />
wijl voor den Raad der Beroerten gedaagd, om zich egen dio<br />
?an<br />
wegens het voorgevallene in het jaar 15Ó6 te ver Jtrechc.<br />
antwoorden; men befchuldigde hen, dat zij te flap<br />
geweest waren tegen de Onroomfchen. In Julij werd<br />
een vonnis tegen hen uitgefproken, waar bij de vijf<br />
Kerken van Utrecht, de Edelen, die het verdrag<br />
met de Onroomfchen gemaakt hadden, en de fteden<br />
(*) BRANDT Bladz. 371.<br />
HERV. III. V<br />
Utrecht»
a C. G. Utrecht, Amersfoort, Wyk te Duur ft ede en Rhet-<br />
Jaari5 7 nen vervallen werden verklaard van het voorregt ,<br />
tot 1552<br />
om ter Staatsvergadering te mogen verfchijnen, met<br />
verbeurtenis van alle andere vrijheden, tot dat de<br />
Koning ander bevel geven zou. Die van Utrecht<br />
beriepen zich wel op den Koning, doch met weinig<br />
vrucht.<br />
Algemee Twee dagen na het uitfpreken van het vonnis tenevergifgen<br />
Utrecht, op den ióden van Julij, deed de Herfenisafge<br />
kondigd. tog te Antwerpen eene algemeene vergiffenis afkondigen<br />
voor alle berouwhebbende Ketters, Doch alzoo<br />
de Leeraars, Ouderlingen en Diakenen der Onroomfchen<br />
; zulken, die Leeraars hadden geherbergd;<br />
die de wapenen hadden opgevat tegen het<br />
vaderland; die daar toe penningen hadden verzameld<br />
of bijgebragt; die eenig geweld aan Geestelijke<br />
goederen en perfonen hadden gepleegd; de verbondteekenaars<br />
en inleveraars van het verzoekfchrift aan<br />
de Hertogin; alip Rpgenten, Overften van plaatfen<br />
en Ambtenaars, die zich in den oproer gemengd<br />
hadden, en verfcheidene anderen van de vergiffenis<br />
waren uitgefloten, ten ware zij binnen zes maanden,<br />
welke tijd naderhand verlengd werd, in perfoon of<br />
door Gemagtigden , voor den Hertog verfchenen ,<br />
vond men naauwelijks iemand , die zich op deze<br />
vergiffenis verlaten durfde. Ook zag men geen einde<br />
van de vervolging , en werden alom vele menfchen<br />
ter zake van het geloof ter dood gebragt (*),<br />
Schlk-<br />
306 K E R K E L I J K E<br />
De oorlog ter zee werd intusfchen met kracht<br />
voort-<br />
(*_) BRANDT Bladz. 390.
G E S C H I E D E N I S . » ö ?<br />
voortgezet, waaromtrent de Prins van Oranje eenige<br />
betere orde beraamde, gevende in eenen beitellingsbrief,<br />
gedagteekend den joden Augustus, aan<br />
zijnen nieuwen Admiraal, den Heer van LUMBRES ,<br />
te kennen: dat hij ten allen tijde de eer, den dienst<br />
en glorie van God , en de vrijheid en verpligting<br />
van zoo menige arme, benaauwde en verdrukte<br />
Christenen boven alle dingen der wereld had ge.<br />
zocht. Onder anderen gebood hij, dat elk fcbip<br />
een' Kerkendienaar zou hebben , om Gods woord<br />
te verkondigen , gebeden te doen, en de foldaten<br />
met de fchippers in Christelijke zedigheid te houden.<br />
Deze Watergeuzen maakten federt dett meester<br />
in zee. In maart 15%! namen zij onder anderen<br />
eene vloot van 30 groote fchepen.<br />
13 C. G a<br />
Jaari5i 7.<br />
tot 1552.<br />
kingen op<br />
den oorlog<br />
ter<br />
Zee.<br />
Middelerwijl was ALBA wederom te rade gewor-1<br />
den, om den tienden Penning door te drijven. Dit c<br />
bleef echter overal tegenlhmd vinden, en de bijzon- {<br />
dere Staten maakten geen' haast met hei afkondigen 1<br />
LBA<br />
ringt aaft<br />
p den<br />
enden<br />
'enning.<br />
van des Hertogs Plakaat deswegens. De Hertog gaf<br />
wel eer.igzins toe, door eenige matiging in dit Plakaat<br />
te brengen, maar eindelijk dit tegendribbelen<br />
tnoede, befloot hij den tienden Penning met geweld<br />
in te voeren, en eerst wel te Brusfel, alwaar hij<br />
zijn verblijf hield. Hij gebood dan in de Lente des<br />
jaars 157a der Wethouderfchap dier ftad denzelven<br />
te doen heffen, en zij begon dadelijk hand aan het<br />
werk te Haan. Maar nu floten vleeschhouwers,<br />
bakkers en brouwers hunne winkels , zeggende,<br />
niets te koop te hebben. Elk raakte op de been.<br />
ALBA nog niet gezind, om het ftuk op te geven,<br />
V » bs-
508 K E R K E L I J K E<br />
n*C. G. aefluit, eenige winkeliers te doen vatten, en in hun<br />
JaariSi7. ne eigene deuren te doen ophangen , om dus den<br />
tot 1552.<br />
overigen fchrik aan te jagen. En wil men, dat de<br />
beul reeds last had, om zeventien droppen en ladders<br />
van tien of twaalf voeten gereed te maken,<br />
ja, dat de bezetting in de wapenen, en Don FREDE<br />
RIK, Zoon van den Hertog , ten huize van VIGLIUS,<br />
bezig was, om de vonnisfen te ftellen, toen de tijding,<br />
dat de Watergeuzen den Eriel hadden ingenomen<br />
, den Hertog van befluit deed veranderen en<br />
het heffen van den tienden Penning ftaken.<br />
Nieuwe Voordat wij deze merkwaardige gebeurtenis en de<br />
en flrikte groote omwenteling , daar op gevolgd , verhalen ,<br />
orde omtrent<br />
het moeten wij echter gewag maken van nog eene -of<br />
drukken twee bijzonderheden, behoorende tot de gebeurte-<br />
van Boeken.nisfen<br />
van het jaar 1571. Het eerfle is eene nieuwe<br />
en flrikte orde op het drukken en verkoopen van<br />
Boeken. Daar was al federt eenige jaren door de<br />
Inquifitie eene lijst van verbodene Boeken opgefteld<br />
en uitgegeven, maar op last van den Paus PAULUS<br />
IV ging men verder. Daar werd eene lijst opgemaakt,<br />
die in drie deelen verdeeld was. Het eerfle<br />
deel begreep de namen der genen, wier geheele<br />
werken, van welke ftoffe die ook handelden , ook<br />
van zaken, die geen Godsdienst raakten, te eenemaal<br />
verboden werden. En onder dezen werden<br />
niet alleen gefield degenen, die eene leere , ftrijdig<br />
met de Roomfche, beleden hadden , maar ook velen,<br />
die in de gemeenfehap met die Kerk geleefd<br />
hadden, en geftorven waren. Het tweede deel vervatte<br />
de namen der Boeken, die in het bijzonder<br />
ver-
G E S C H I E D E N I S . 309<br />
veroor leeld waren, zonder dat men de andere Boe na C. G.<br />
ken verbood, welke die Schrijvers gefchreven had Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
den. Het derde behelsde eenige fchriften van ongenoemde<br />
Schrijvers. Ook maakten de Inquifiteurs<br />
eene lijst van 62 Boekdrukkers, verbiedende al de<br />
Boeken, die zij gedrukt hadden, het zij van welk<br />
Auteur, van wat ftof, of in welke taal dezelve gefchreven<br />
waren. Het Concilie van Trenten befloot<br />
weder eene lijst te maken van de verbodene Boeken,<br />
maar ook, dat men daarenboven de andere Boeken ,<br />
van welke ftoffe die ook handelden , door Theologanten,<br />
die men betrouwde, op den toets zou Hellen;<br />
en dezelve met raad en goedvinden der Bisfchoppen<br />
, of hoofden der Inquifitie , zuiveren van<br />
hetgeen bevonden zou worden, der Roomfche Kerk<br />
nadeelig te wezen. Dit befluit werd thans in de<br />
Nederlanden, op last van ALBA , te werk gefield ,<br />
onder het toezigt van den geleerden BENEDICTUS<br />
ARIAS MONTANUS. Vervolgens werd er een Index<br />
expurgatorius vervaardigd, een Register van zuivering<br />
van hetgeen men in de Boeken wilde uitgemonflerd<br />
of uitgefchrapt hebben, welk Register op<br />
's Konings kosten bij CHRISTOFFEL PLANTYN gedrukt,<br />
maar geheim gehouden en alleen aan de Beoordeelaars<br />
, (Vifltateurs,) van Boeken in het geheim<br />
medegedeeld werd, om zich daar naar te gedragen.<br />
Volgens den inhoud van dit heimelijk Register heeft<br />
men, in korten tijd, vele treffelijke Boeken, met<br />
tiitfchrapping van zeer aanmerkelijke zaken, verminkt,<br />
en ten deele bedorven. Ook bleef dit Register<br />
eenige jaren verborgen, en werd eerst in het<br />
V 3 jaar
fla C. G.<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
Sijnode<br />
van NederlandfcheKerken<br />
te<br />
Embden.<br />
<<br />
3io K E R K E L I J K E<br />
jaar 1586 door FRANCISCUS JUNIUS, van Limburg<br />
naar Duitschland geweken, en toen ter tijd Profes-<br />
for der Theologie te LIeidelberg, die het van goe<br />
der hand had ontvangen, in het licht gegeven, en<br />
de druk van PLANTYN , ter eeuwiger gedachtenis<br />
van zulk een ftout beftaan, in de Pahzifche Boeke-<br />
kamer ten toon gefield (*_).<br />
Ondertusfchen hielden de Nederlandfche Kerken,<br />
die onder het Kruis zaten , ea in Duitschland en<br />
Oostvriesland verftrooid waren , zekere vergadering<br />
te Embden, daar KASPAR VAN DER HEIDEN, toen<br />
Predikant van Frankendaal, voorzat. Men ftelde<br />
hier orde op het houden van Confifiorien, Klasfen ,<br />
Sijnoden, en verdere verzorginge der Gemeenten.<br />
Het eerfte artikel, hetwelk men hier maakte , was<br />
van dezen inhoud: „ Geene Kerke zal over eene<br />
„ andere Kerke, geen Dienaar des woords, geen<br />
„ Ouderling, noch Diaken, zal de één over den<br />
„ anderen heerfchappij voeren , maar een iegelijk<br />
„ zal zich voor alle vermoeden en aanlokkingen ,<br />
„ om te heerfchappen, wachten." Dit fcheen ge<br />
kant tegen de Bisfchoppelijkheid, die onder de<br />
Roomschgezinden , en ook, doch op eene andere<br />
wijze, in de Reformatie van Engeland, Zweden ,<br />
Denemarken en Duitschland, plaats had gehouden.<br />
Ook „ werd er bij de Broederen goedgevonden ,<br />
„ de Belijdenis des Geloofs der Nederlandfche Ker-<br />
ken, tot bewijs der eendragtigbeid in de leere,<br />
te ondert ...kenen; insgelijks ook de Belijdenis der<br />
(*) ÜI'ANDT E/adz, 394-40:.<br />
,j Ker»
G E S C H I E D E N I S . 311<br />
,, Kerken in Frankryk; om daar mede hunne ver- na C. G.<br />
„ bindtenisfe en eenigheid met dezelve te betuigen. Jaari5i7. tot 1552.<br />
,, Tot deze onderfchrijving zou men ook de Leer-<br />
„ aars, die toen buiten de vergadering waren, en<br />
„ ook die voortaan tot den dienst zouden beroepen<br />
,, worden, vermanen." In een van de beraamde<br />
artikelen, (art. V.) ftond, „ dat men in de Ge-<br />
„ meenten der Franfche fpraak den vorm van den<br />
„ Geneeffchen Katechismus, en in de Gemeenten<br />
„ der Nederduitfche taal den vorm van den Hei-<br />
„ delbergfchen behoorde te gebruiken, doch of daar<br />
„ eenige Kerken een' anderen vorm van Katechis-<br />
„ mus, den woorde Gods gelijkvormig , gebruik-<br />
„ ten, die zouden niet gedwongen worden te ver-<br />
,, anderen."<br />
In het begin van het jaar 1572 woedde de Ge Groote<br />
loofsdwang nog hevig voort. Te Dordrecht werd jmweneling<br />
in<br />
nog den 28den Maart JAN VAN KUIK , kundig Glas- iet jaar<br />
fchrijver en Schilder, een man van onbefproken le [572.<br />
vensgedrag , maar Doopsgezind, met nog eene<br />
vrouw van Molenaarsgraaf, ten vure gedoemd ,<br />
gelijk te Delft den 5den Februarij twee Doopsgezinden<br />
verbrand waren, doch op den eerden April<br />
daaraan volgende werd de dad den Br iel, die men<br />
voor den fleutel van Holland hield, door de Watergeuzen<br />
bemagtigd. . Verfcheidene merkwaardige<br />
bijzonderheden liepen hier zamen. ALBA had kort<br />
te voren de dad van bezetting ontledigd, om Utrecht<br />
naar zijnen zin te dellen. Op zijn aandaan, deed<br />
de Engelfche Koningin ELIZABETH, de vloot der<br />
V 4 Wa
naC. G<br />
]aari5i7.<br />
tot 1552.<br />
312 K E R K E L I J K E<br />
Watergeuzen hare havens ruimen. Deze vloot thans<br />
26 fchepen fterk, bemand met 250 foldaten, en in<br />
het geheel met 600 man, ftond onder bevel van<br />
WILLEM , Grave van der Mark , Heere van Lumei,<br />
dien de Prins van Oranje thans tot Admiraal had<br />
aangeiteld.- Reeds eenigen tijd hadden fommige Be<br />
velhebbers en bijzonder JAKOB SIMONSZOON DE RYK,<br />
voorheen Graankoper te Amfterdam, nu Bevelheb<br />
ber van een Oorlogfchip , op zijne eigene kosten<br />
uitgerust, den Vlootvoogd en de andere Hoplieden<br />
voorgehouden, dat zij te eerlijk geboren waren, om<br />
hun leven in het zeefchuimen te flijten, hen aanzet<br />
tende , om iets loffelijks en van meer gevvigt, ten<br />
diende des vaderlands, te ondernemen. Nu verdo<br />
ken van, eene veilige ichuilplaats in de Engelfche<br />
Zeehavens , wendt men den deven naar Tek/el,<br />
maar door tegenwind beloopen, wordt men als ge<br />
leid, om den mond der Maze in te loopen, en het<br />
thans weerlooze den Brie/ te bemagtigen. Dit gelukte<br />
zonder eenigen tegendand, en de gevolgen gingen<br />
alle mcnfchelijke verwachting te boven, BOSSU, van<br />
Utrecht opgebroken, deed eene vergeeffche poging-,<br />
om den Briel te herwinnen, en maakt den haat te<br />
gen de Spanjaarden door het ganfche land grooter,<br />
door het fchenden van zijn gegeven woord te Rot<br />
terdam. Nu verdreef Flisftngen in Zeeland zijne<br />
bezetting ; ook Fere verkoos 's Prinfen zijde. Ia<br />
Noordholland gebeurde hetzelfde met Enkhuizen.<br />
En eer het jaar nog half verdreken was, had geheel<br />
Holland en Zeeland zich tegen de Spanjaarden ver<br />
klaard,
G E S C H I E D E N I S . 313<br />
klaard, uitgezonderd Amfterdam in het eerstgemelde, na C. G.<br />
Middelburg en Goes in het laatstgemelde landfchap. Jaari5i7.<br />
tot 1552,<br />
Onder meer andere zonderlingheden, bij het om-<br />
flaan dezer fteden gebeurd, verdient aanmerking het<br />
volgende , te Gouda voorgevallen. Hier liep één<br />
der Burgemeesteren uit verbaasdheid, terwijl de ftad<br />
op den ioden Junij door fchaars 60 mannen bemag-<br />
tigd werd, ten huize eener weduwe, om het lijf te<br />
bergen. Hij van haar in eene fpinde gefloten, vraag<br />
de, of hij daar al veilig was? Zij antwoordde:<br />
Och ja, Heer Burgemeester! mijn man is daar<br />
„ menigmalen in verborgen geweest, als hij van u<br />
„ en anderen gezocht werd, en de Kastelein er<br />
„ voor flond." Dit koelzinnig verwijt was het<br />
zwaarfle , dat hem wedervoer in wederwraak der<br />
gepleegde vervolging.<br />
Maar te Gorkum werd de omwenteling door weWreedderwraak vuil bezoedeld. Deze ftad ging den 2Ö(ten heid te<br />
Gorkum<br />
Junij over. De Priesters, Geestelijken , en vele<br />
gepleegd.<br />
Roomschgezinde Burgers op het Slot gevlugt, moes<br />
ten dit des anderen daags overgeven, mits behou<br />
dende het leven, anderen zeggen, op genade of on<br />
genade. Nu nam de ongeregeldheid, moedwil en<br />
wreedheid haren gang. Negentien Geestelijke per<br />
fonen werden naar den Briel gevoerd, en tusfehen<br />
den 8 en oden Julij, behalve drie, die het Pausfe-<br />
lijk Geloof verzaakten , nevens de Pastoors van<br />
Heynoord en Munfter, en nog een Monnik, door<br />
last van LUMEI, met veel fmaads en pijns,ter dood<br />
gebragt, zonder op de Brieven des Prinfen van<br />
Oranje te pasfen, daar wel ernftelijk in belast werd,<br />
V 5 zoo<br />
Opmerkelijkgeval<br />
te<br />
Gouda.
K E R K E L I J K E<br />
na C. G zoo wel Geestelijken als Wereldlijken in hunne vrij<br />
Jaarisi7 heden te handhaven (*_).<br />
tot 1552<br />
Dordrecht, Haarlem en andere plaatfen hadden ,<br />
eer zij van partij wisfelden, bedongen, dat ten aanzien<br />
van den Godsdienst en Geestelijkheid alles in<br />
ltaat zou blijven, doch het duurde niet lang, of de<br />
Beelden werden uit de Kerken gehaald, en de Gereformeerde<br />
eerdienst ingevoerd. Dus maakten zich<br />
de Hervormden te Hoorn meester van de Groote<br />
Kerk, in welke den 5den Julij de Predikant LEO-<br />
NARDUS , anders de Roogans genaamd, de eerfte<br />
Predikatie deed. Daar na werd CLEMENT MAAR-<br />
TENSZOON, die zich te Embden onthield, weder ingeroepen,<br />
en op St. Jakobsdag tot Leeraar aangenomen<br />
, op eene wedde van 250 Guldens jaarlijks.<br />
Berigt- De Prins van Oranje gaf ondertusfchen zijne infchriftvanzigten<br />
omtrent het ftuk van den Godsdienst, daar<br />
den Prins<br />
aan SONOI heen ftrekkende, dat ieder zijn geloof ongehinderd<br />
omtrent zou mogen beleven en uitoefenen, te kennen in zijn<br />
denGods-<br />
Berigtfchrift aan Jonkheer DIEDERIK. SONOY, dien<br />
dienst.<br />
hij tot zijnen Stadhouder in Noordholland aanfielde:<br />
,, dat hij de hand daar aan zou houden, opdat het<br />
,, woord Gods aldaar werd verkondigd en gepre-<br />
„ dikt: mits ook toelatende de oefening van Gods-<br />
,, dienst denzelven woorde conform, indien de in-<br />
„ gezetenen , of eenigen van die dezelve begeer-<br />
,, den, zonder nogtans te gedoogen , dat die van<br />
,, de Roomfche Kerk eenige overlast gedaan werd ,<br />
,, of dat hun belet gefchiedde in de oefening van<br />
(*) BRANDT Bladz, 413.<br />
„ hun-
GESCHIEDENIS. 3i 5<br />
„ hunnen Godsdienst, ter tijd en wijle hij daar anders na C. G.<br />
„ op zou geordineerd hebben." — Verders, dat hij Jaar 1517.<br />
tot<br />
de Wethouders en inwoneren onder anderen zou<br />
1552.<br />
doen zweeren: „ in geener manieren te gedoogen,<br />
„ dat iemand in het prediken of de oefeninge van<br />
„ het waarachtig woord Gods, navolgende het Eu-<br />
„ angelium, hinder, letfel, of ftooring gedaan zou<br />
„ worden, of in zijn geweten onderzocht, of ter<br />
„ zake van dien, bij Inquifitie of Plakaten, ver-<br />
„ volgd zou worden. En zij zouden desgelijks<br />
„ dien van den Godsdienst der Roomfche Kerk geen<br />
„ hinder of letfel doen."<br />
Op gelijke wijze deed de Prins, op de eerde verVergadegadering<br />
der Staten van Holland, welke den isden ringder<br />
Julij bijeenkwam, bij monde van den Heer van AL- Staten<br />
van Hol<br />
DEGONDE , aangaande den Godsdienst voordellen : land te<br />
„ dat er vrijheid van Godsdienst zou gehouden Dordrecht<br />
en<br />
„ worden, zoo wel van den Gereformeerden als befluit<br />
„ van den Roomfchen: dat een iegelijk in het zij- derzelve<br />
omtrent<br />
„ ne, in het openbaar, in Kerken of Kapellen, zoo<br />
lenGods-<br />
„ het gevoegelijks! bij de Overheid zou gefchikt wor- lienst.<br />
„ den, vrije oefening van denzelven zou gebruiken,<br />
„ zonder dat aan iemand belet, hinder of moeije-<br />
„ nisre gedaan zou worden, en dat de Geestelijke<br />
„ perfonen in hunne daten vrijelijk en onbekom-<br />
„ merd zouden blijven; zoo zij zich maar in geene<br />
„ vijandfchap of ongehoorzaamheid verliepen." Welk<br />
voordel van den Prins door de Staten overgenomen<br />
en in een befluit veranderd werd.<br />
De omwenteling in Holland en Zeeland werd zeer<br />
ergen<br />
I<br />
begunftigd en ALBA verhinderd, om derzelver voort " 1 Hene.<br />
g 3 uwen<br />
gang
3i6 K E R K E L I J K E<br />
naC. G gang met nadruk te weeren, door het verrasfen der<br />
Jaarisi7. ftad Bergen in Henegouwen, den 24ften Mei, door<br />
tot 1552<br />
Graaf LODEWYK VAN NASSAU; dit deed den Hertog<br />
veroverd, van ALBA zijne voornaamfte magt derwaarts trek<br />
Tweede<br />
ken, om die ftad te heroveren; terwijl ook Gelder<br />
veldtogt<br />
vanoRAN- land, een gedeelte van het Sticht van Utrecht, en<br />
IE. Friesland tot des Prinfen zijde overfloegen. Ook<br />
kwam de Prins van Oranje wederom te veld, met<br />
oogmerk, om den Hertog van ALBA te noodzaken,<br />
de belegering van Bergen op te breken. Oranje<br />
maakte zich in zijnen optogt meester van verfcheidene<br />
fteden, doch was niet in ftaat, om zijn krijgsvolk<br />
te beteugelen, dat het in dezelve geene geweldenarijen<br />
bijzonder omtrent de Geestelijken pleegde.<br />
Te Roermonde, hetwelk den i4den Augustus ftormenderhand<br />
werd ingenomen, werden twee Karthuizers,<br />
twee oude Priesters, PAULUS VAN WAAL-<br />
WYK, des Bisfchops Kapellaan, in het Klooster vermoord<br />
; een Diaken in de Kerk; en REINIER LIN-<br />
TER , een Minderbroeder , voor de Misbroodskas.<br />
Hier tegen gaf de Prins wel een fcherp Plakaat uit,<br />
waar bij onder lijfftraffe verboden werd, iemand,<br />
het zij Geestelijk of Wereldlijk, te misdoen, befchadigen<br />
of verkorten, in goed of in bloed. Doch<br />
het mogt weinig baten. Te Oudenaarden , hetwelk<br />
met geweld bemagtigd werd, werd veel moedwils<br />
gepleegd aan de Geestelijken, en zestien derzelven ,<br />
toen men naderhand de ftad verlaten moest, aan<br />
handen en voeten gebonden, in het water gefmeten,<br />
daar zij allen op één' na verdronken; ook werd de<br />
Baljuw der ftad doorftoken. Het leger verder naar<br />
den
G E S C H I E D E N I S . 317<br />
den kant van Bergen voortgetrokken zijnde, kreeg na C. G.<br />
men onder weg tijding van den moord der Huge- Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
tiooten te Parys; welke tijding en de vastigheid van<br />
ALBA'S leger, die zich in zijn voordeel hield, het<br />
ontzet der ftad verhinderde, welke zich den ioden<br />
September op eerlijke voorwaarden overgaf, waarna<br />
de Prins met zijn leger terug trok en hetzelve afdankte,<br />
begevende zich in perfoon naar Holland.<br />
De gewonnen' fteden werden verlaten , en Mechelen,<br />
daar men 'sPrinfen volk gewillig ingelaten had,<br />
door ALBA aan het krijgsvolk prijs gegeven, en drie<br />
dagen achtereen vervuld met roof, moord en vrouwenfchennis.<br />
De tegenwoordigheid des Prinfen van Oranje was Wreed<br />
in Holland des te gewenschter, daar LUMEI ,'sPrinheid van<br />
LUMEI.<br />
fen Stedehouder, woest van aard en ongezind of<br />
onbekwaam was, om zijn krijgsvolk in toom te<br />
houden; inzonderheid was hij verbitterd op de Geestelijkheid,<br />
welke op verfcheidene plaatfen te deerlijk<br />
mishandeld werd. In October had hij de Rad Schoonhoven<br />
veroverd, onder voorwaarde: dat de genen,<br />
die in de ftad wilden blijven, niet misdaan zouden<br />
worden. Maar zoo haast was hij niet in de ftad<br />
gekomen, of twee Monniken gewaar wordende, beval<br />
hij hen dadelijk 'te wurgen. De Roomschgezinden<br />
willen, dat er toen nog twee Monniken door<br />
de foldaten zijn afgemaakt; en daar na nog twee<br />
binnen het Slot van Gouda, waar zij zich vervoegd<br />
hadden, om LUMEI te verzoeken, dat hij toch zijn<br />
krijgsvolk in toom wilde houden, hetwelk hun<br />
Klooster met onverdragelijken overlast te gronde<br />
hielp.
na C. G. hielp. DIRK VOLKERTSZOON KOORNHERT, thaf!3<br />
Jaari.517. uit zijne ballingfchap in het vaderland gekeerd , en<br />
tot 1552<br />
Secretaris der Staten van Holland geworden , die<br />
omtrent dezen tijd het bekende Lied : Wilhelmus<br />
van Nas/ouwen had gedicht (*_), kreeg van de Staten<br />
last, om onderzoek te doen naar het gedrag<br />
van fommige Hoplieden omtrent de opgezetenen te<br />
platte lande, maar geraakte zoo zeer in den haat<br />
bij LUMEI, dat hij raadzaam achtte, het land weder<br />
te verlaten, zich naar Xanten in het land van<br />
Kleef begevende. Doch KOORNHERT had zich ook<br />
vele vijanden gemaakt, door zekere zijne drie Boekjes<br />
: Van de Toelating en Decreten Gsds, waar in<br />
hij de meeningen van KALVYN en BEZA tegenfprak,<br />
en poogde te wederleggen.<br />
Gelder Zoodra het leger van den Prins van Oranje afge«<br />
land en<br />
dankt, en Bergen overgegaan was, zond ALBA zijnen<br />
Friesland<br />
gaan we Zoon, Don FREDERIK , met een leger naar Gelderder<br />
aan de land , welk gewest door den Graaf VAN DEN BERG<br />
Spaanfchen<br />
verlaten zijnde, zich aan de Spaanfchen onderwierp,<br />
over. gelijk ook Friesland deed. Alleen bood de ftad<br />
Moord te<br />
Zutphen<br />
en te<br />
Kaarden,<br />
ïlaarlem<br />
door de<br />
Spanjaardenbemagtigd.<br />
318 K E R K E L I J K E<br />
Zutphen eenigen wederftand, doch van de bezetting<br />
verlaten zijnde, moest de burgerij de poorten voor<br />
het Spaanfche leger openen , hetwelk terflond aan<br />
het moorden en plunderen viel, en de flad aan acht<br />
oorden in den brand flak. De moord te Zutphen<br />
werd kort daar na gevolgd door dien van Naarden ,<br />
op den eerden van December, niettegendaande aan<br />
de ingezetenen mondeling vergiffenis was toegezegd.<br />
(*) BRANDT Bladz. 42S.<br />
Hier
G E S C H I E D E N I S . 3 i 5<br />
Hier werd niets verfchoond, flechts 60 Burgers bena<br />
C. O.<br />
hielden het leven, waar van 40 ontkwamen, en de jaarisiy.<br />
overigen gerantfoend werden. Men zag hier op tot 4552,<br />
fchuld of onfchuld, noch onderfcheid van Godsdienst<br />
; beiden , Pausgezinden en Gereformeerden<br />
kwam eenerlei lijden over. Kerk noch Klooster,<br />
noch ander Godshuis, -of eenige gewijde of ongewijde<br />
plaats bleef van fchenden, fchaken , pijnigen,<br />
moorden of branden verfchoond. De Spaanfchen<br />
bedoelden hier mede den Landzaten den fchrik aan<br />
te jagen, maar het viel tegen hunne verwachting<br />
uit. Roomfchen en Onroomfchen vatten een' nieuwen<br />
haat tegen zulke wreedheden op, en de Hollandfche<br />
fteden, welke het met den Prins hielden,<br />
namen een eenparig befluit, zich in geene handeling<br />
met de Spanjaarden in te laten, maar zich tot het<br />
uiterfte te verdedigen , waar van men weldra Haarlem<br />
een voorbeeld zag geven, welke ftad in December<br />
1572 belegert zijnde, een zwaar beleg ftandvastig<br />
doorftond , en eerst zeven maanden daar na<br />
in Julij 1573 overging, maar toen ook hare ftandvastigheid<br />
met de ongenade der Spanjaarden , moord<br />
en plundering, bezuren moest.<br />
Doch, niet minder woest handelde van de andere<br />
rVTislisn-<br />
zijde de Graaf VAN DER MARK, Heere van LUMEI. deling<br />
Wij hebben daar van reeds meer dan een voorbeeld i'an Pater<br />
HUIS door<br />
ontmoet; doch boven allen fnood was het ombren LUMEI.<br />
gen van KORNELIS MUIS , een man van 72 jaren,<br />
en Pastoor van het St. Agnieten Klooster te Delft\<br />
alwaar de Prins thans zijn' intrek genomen had.'<br />
LU
320 K E R K E L I J K E<br />
nflC. G, LUMEI liet hem in December 1572, op een los ver*<br />
Jaari5i7, moeden, dat hij, met zijne beste middelen , naar<br />
tot 1552.<br />
den vijand wijken wilde, vatten, hevig pijnigen, en<br />
tegen 'sPrinfen wil, eer men hem te regt gedeld en<br />
verhoord had, te Leyden ophangen (*). Doch,<br />
in Januarij 1573, werd hij, benevens zijn' Luitenant<br />
, BAR.THOLD ENTES , in* hechtenis genomen, en<br />
hem, onder andere punten van befchuldiging, ook de<br />
moord van Pater MUIS, en die van JOOST TOL ,<br />
Priester te Leyden, een' vroom man, en liefhebber<br />
des vaderlands, te laste gelegd. Zijn' Hofmeester,<br />
die hem in zijne bedrevene wreedheid tegen de Pausgezinden<br />
ten diende had gedaan, werd op last der<br />
Staten met de koord gedraft. LUMEI verdedigde<br />
zich fchriftelijk, op zijn krijgsmans, vergoelijkende<br />
zijne wreedheid jegens de Roomschgezinden met den<br />
ijver voor den Hervormden Godsdienst. De zwakheid<br />
der tegenwoordige Regering gedoogde echter<br />
niet, eenen man van zoo veel aanziens, en die den<br />
lande zoo vele dienden had gedaan, aan den lijve<br />
te draffen. Men ontdoeg hem dan; doch het leed<br />
niet lang, of hij, fchijnende eenigen onraad met zijne<br />
Walen te brouwen , werd wederom gevat, en<br />
buiten Rotterdam op het Slot Honingen gelegd.<br />
Van hier ontfnapt, maakte hij den Prins en de Staten<br />
nog vrij wat fpels, tot in Julij des volgenden<br />
jaars, wanneer men hem met zijne goederen ten<br />
lande uit naar Luik vertrekken liet, daar hij, drie<br />
(*) BRANDT Bladz. 436.<br />
of
G E S C H I E D E N I S . 32*<br />
of vier jaren later, aan de beet van een' dollen na C. Ó.<br />
bond, of j zoo anderen willen , door vergif, aan faari5i7»<br />
tot 155a.<br />
zijn einde geraakt is (*).<br />
In Westfriesland en het Noorderkwartier, leden Hopman<br />
de Huisluiden, te dezen tijde, ook veel van SONOI'S<br />
krijgsvolk, waar onder de Hoplieden en Bevelheb»<br />
bers de gemeenen voorgingen in baldadigheid. Zekere<br />
Hopman, WICHIEL KROK, had zich reeds aan<br />
zoo vele fchelmftukken fchuldig gemaakt, dat zijne<br />
foldaten verklaarden, niet langer onder hem te willen<br />
dienen. Dikwijls was hij, op belofte van beterfchap,<br />
verfchoond: doch onlangs, indronkenfchap,<br />
te Langendyk, eenen Priester neus en ooren afgefneden,<br />
toen aan den Haart van zijn paard voortgefleept,<br />
en eindelijk doorfteken hebbende, deed<br />
SONOI hem vatten, en in den Voorhof van het huis<br />
te Schagen onthalzen , welke ftraf vooreerst eenig<br />
ontzag verwekte.<br />
Het was om dezen tijd, dat SONOI den Prins, in ]<br />
gefchrifte, den gevaarlijken toeftand des lands on- (<br />
irief van<br />
'RANJE<br />
an EONO!<br />
der het oog bragt, met verklaring, dat men in de- <<br />
m geen'<br />
ze benarde omftandigheden des vijands geweld niet ~ loed te<br />
zou mogen verduren, indien de Prins geen vast ^ erliezen<br />
verbond met eenige Mogendheden gemaakt, en bekwaam<br />
ontzet voor handen had. De Prins antwoordde<br />
hier op onder anderen: „ Had God Haar.<br />
„ Urn dat ongeluk laten overkomen, dat gaf geene<br />
„ reden, om zijn Goddelijk woord daarom te ver-<br />
„ loochenen, en te verlaten. Was daarom de fter-<br />
(*) WAGENAAR VI Deel, Bladz. 455.<br />
HERV. III. x<br />
MICHIEL-<br />
KROK<br />
onthoofd
322 K E R K E L I J K E<br />
na C. G, „ ke hand Go s eenigzins verkort ? zijne , Kerk en<br />
Jaar 1517, „ Gemeente te niet gebragt? De liefde verwekte<br />
tot 1552,<br />
medelijden over Haarlem : doch naardien het<br />
„ bloed der Martelaren te allen tijde het zaad der<br />
Kerke was geweest, zoo behoorden de Landza-<br />
,, ten, ziende, waar de vijand op «it was, en dat<br />
hij Goddelijke noch menfchelijke verbonden hield,<br />
„ maar de waarheid in het geheel zocht te onder-<br />
,, drukken, des te meer gemoedigd te zijn, om de-<br />
„ ze regtvaardige zaak te verdedigen, en die om<br />
„ het verlies van déne ftad niet te verlaten. Te<br />
„ meer, omdat men dezelve met geene kracht kon<br />
„ overweldigen, en veel min zoo veel fterker fte-<br />
den , die God lof nog overig waren , om zijn<br />
,, woord te verkondigen, en zijnen naam te eeren ,<br />
,, en nu nog meer dan te vooren gehard , om het<br />
vijandelijk geweld te wederftaan, zou kunnen ver-<br />
„ meesteren. Men vraagde naar zijne verbindtenis<br />
„ met andere Vorsten. Vóór het aanvaarden van<br />
„ de befchermïng der Christenen en andere verdruk-<br />
„ ten in dit land, ftond hij in een vast verbond ,<br />
„ en had het met den opperften Vorst van alle<br />
Vorsten aangegaan , die nooit zijne betrouwers te<br />
„ leur ftelde, en gewisfelijk ten laatfte zijne en hun-<br />
„ nc vijanden te fchande zou maken. Doch wilde<br />
„ hij ondertusfchen zich zeiven noch den vaderlan-<br />
,, de bezwijken, maar goed en bloed wagende, de<br />
„ middelen te werk ftellen, die hem de Heer der<br />
„ heerfcharen had toegefchikt." Deze redenen , of.<br />
fchoon men ze meer godvruchtig dan (taatkundig<br />
mogte achten, waren nogtans regt gefchikt, om de<br />
Be*
G E S C H I E D E N I S . 323<br />
Heden, in dezen benaatiwden tijd, met hoop en<br />
moed te vervulJen (*).<br />
'bPrinfen uitzigten bleken ook, door de volgende<br />
gebeurtenisfen, niet ijdel te wezen. Alkmaar door<br />
de Spaanfchen belegerd zijnde, werd gered en behouden.<br />
Gedurende deze belegering overleed hier<br />
de Predikant JAN ARENDSZOON, die zoo veel voor: jevangett<br />
de zaak der Hervormden had gedaan. Deze$ zegt<br />
men, dat in zijne krankheid zijne bekende vrienden,<br />
Meester NANNING VAN FOREEST, FILIPS CORNE-<br />
LISZOON en anderen, voor zijn ziekbed deed komen,<br />
en hen hartelijk tot kloekmoedigheid opwektej<br />
en met de verzekering des aanilaande verlosfing vertroostte.<br />
God', zeide hij, zal eene goede uitkomst<br />
geven, en de vijand ditmaal de flad niet overwinnen.<br />
Ook werd Geertruidenberg door 's Prinlèrl<br />
volk verrast; en BOSSU, de Stadhouder van Holland<br />
voor de Spanjaarden, op de Zuiderzee, met<br />
zijne Vloot geflagèö en zelfs gevangen ; terwijl AL<br />
BA in de grootfte verachting geraakte, en zich thans<br />
te Amfterdam onthoudende, zich daar niet veilig<br />
achtte, maar die flad bij nacht verliet, zonder zelfs<br />
zijne fchulden te betalen , welke hij daar gemaakt had*<br />
Dewijl ALBA om geld verlegen was , had hij irt<br />
September 1573 de Algemeene Staten befchreveii $<br />
om van hen geld te verkrijgen, waar tegen die van<br />
Holland en Zeeland de Algemeene Staten in eenert<br />
gedrukten Brief vermaanden, liever zich met hen té<br />
vereenigen tot verdediging der Burgerlijke en Gods*<br />
(*) BRANDT Bladz, 444-/1.4^<br />
st. 2<br />
dien-<br />
na C. Öi<br />
jaar!5i7;<br />
:ot 1554*<br />
Alkmaar<br />
ontzet,<br />
vösso ge<br />
lagen en
na C. G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
ALBA verlaat<br />
het<br />
land. Don<br />
LOUIS DE<br />
REQÜE-<br />
SENSVOlgt<br />
hem op.<br />
S24. K E R K E L I J K E<br />
diende vrijheid. Te zelfden tijde kwam er op<br />
naam van den Prins en de Staten van Holland en<br />
Zeeland een verzoekfchrift aan den Koning in het<br />
licht, dat bij hen van de geweldenarijen van ALBA<br />
wilde verlosfen. ,, Wij verzoeken," zeiden zij daar<br />
in, „ van uwe gehoorzaamheid niet omflagen te<br />
„te wezen, maar alleen, dat onze confcientien<br />
„ voor God den Heere mogen bevrijd blijven ; dat<br />
,, wij zijn heilig woord mogen hooren, en hetzelve<br />
„ navolgen, om den alleropperften Regter te jong-<br />
„ ften dage rekening van onze zielen te mogen ge-<br />
„ ven."<br />
Maar ALBA verdrietig en vol fpijt, dat hij niet<br />
flaagde in het onderbrengen dezer landen, maar<br />
ziende integendeel de verwarringen en de afkeer<br />
van zijn bewind toenemen, terwijl er voor zijnen<br />
Raad der Beroerten, omtrent dezen tijd, wel 15,000<br />
zaken onafgedaan hingen, verzocht en verkreeg van<br />
den Koning zijn ontflag van de Landvoogdij, onder<br />
voorwendfel van zwakheid en ouderdom. Zijn op<br />
volger Don Louis DE REQUESENS , Groot-Kom-<br />
mandeur van Kastilie' en Stedehouder van Milaan,<br />
kwam den i^den November te Brusfel, en den<br />
iQfteti dier maand ftelde ALBA het bewind in zijne<br />
handen. Hij bleef echter nog tot den iften Decem<br />
ber te Brusfel; gaande den iSden op reize, en ne-<br />
nende zijnen weg op Genua, van waar hij te water<br />
n Spanje kwam. De Koning ontving hem gunfli-<br />
i ïer dan men verwacht, en in de Nederlanden zelfs<br />
1 eeds verfpreid had. Het is waar, hij werd kort<br />
J lier na, ter oorzake van een huwelijk, door Don<br />
1'RE-
GESCHIEDENIS. 3*5<br />
FREDERIK op zijnen raad tegen den zin des Konings na C. G.<br />
aang.-gaan, te Uzeda gevangen gezet, maar na den jaari5i7.<br />
:ot 1552.<br />
dood des Konings van Portugal in vrijheid gefield,<br />
kreeg hij zelfs het bewind over het leger, gefchikt,<br />
ora Portugal te bemagtigen; en is in het jaar 1582<br />
den iiden December in hoogen ouderdom te Lisfabon<br />
overleden. Zijne vrienden en vijanden zijn het<br />
eens, dat hij een doorliepen en geoefend 'krijgsman<br />
is geweest, doch dat zijne trotschheid en kleinachting<br />
voor anderen, en zijne matelooze ftrengheid ,<br />
die tot wreedheid ontaarde , den Koning zeiven ,<br />
wiens gezag hij hier in top zocht te vijzelen, meer<br />
fchade dan voordeel heeft gedaan. Men geeft hem<br />
na, dat hij zich, op zijne reize uit Nederland, bij<br />
Graaf LODEWYK van Konlngfte'in , Oranje's Oom<br />
van Moeders zijde, beroemd zou hebben, gedurende<br />
zijn bewind over deze landen, hetwelk maar zes<br />
jaren geduurd had, 18,600 menfchen, om het geloof<br />
en wederfpannigheid-, te hebben doen ombrengen,<br />
en nog durfde VARGAS wel zeggen : ,, dat<br />
s, Nederland door malle barmhartigheid verloren<br />
„ ging (*).<br />
Onder de genen, die dit jaar 1573, ter zake van Vervol<br />
den Godsdienst, op fchavotten ftierven, wordt geginggedurendewag gemaakt van eenen Edelman van Gend, met hetjaar<br />
name ANTONIS UITENHOVE , dien ALBA levende 1573.<br />
liet braden; doende hem, tot' kortswijl der Spanjaarden<br />
, gefloten aan een' langen keten , in een'<br />
ring van vuur rondloopen, tot dat zulk een woeste<br />
(*) WAGENAAR VI Deel, Blacfc, 455.<br />
X 3<br />
en
326 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. en wreedaardige dood den trawanten zeiven jam<br />
jaar 1517. merde , en met hunne heibaarden, tegen 's Hertogs<br />
tot 155.?..<br />
dank, verkort werd. Te Oudenaarden en te Brusfel<br />
en elders werden ook anderen op den vuurftapel<br />
gebragt.<br />
Gocïs- Maar in al de fteden en plaatfen, die thans tegen<br />
dienst de Spanjaarden in oorlog waren, hield het Kettervrijheidin<br />
rlülland dooden en de gewetensdwang tevens op. De Room<br />
enz. fche Geestelijken hadden wel in de eerfte verwarringen<br />
der omwentelingen hier en ginds veel moeten<br />
lijden, gelijk wij daar van voorbeelden gezien hebben,<br />
waar van de Roomschgezinden veel ophefs<br />
gemaakt en Martelaarsboeken gefchreven hebben ;<br />
maar alles was gefchied door ongebonden krijgsvolk,<br />
of door een' woesten LUMEI, tegen de wetten<br />
en het oogmerk der Regering. Ook waren verfcheidene<br />
handdadigen aan zulken moedwil geftraft, zoodra<br />
de verwarde zaken flechts eenigzins de handhaving<br />
der wetten gedoogden. Het is ook waar, dat<br />
de beloften, bij het omilaan van fommige fteden,<br />
ten aanzien van het gebruik der Kerken enz., gedaan,<br />
niet firikt gehouden zijn geworden, doch ook<br />
dit was veelal de fchuld der tijden. Eerlang werd<br />
ook bij de Staten van Holland, op zekere dagvaart<br />
te Leyden, ftaatsgewijze befloten, dat men de oefening<br />
van den Roomfchen Godsdienst zou fchorfen<br />
en verbieden. Dan dit was niet naar den zin en<br />
het gevoelen des Prinfen van Orar.je, hoewel hij het<br />
in vervolg van tijd verdedigde in zijne verantwoording<br />
in het jaar 1580, zeggende: ,, dat zij, die<br />
„ in den beginne tot 'sLands behoudenisfe hadden<br />
j, goed
G E S C H I E D E N I S . 327<br />
„ goed en uitgevonden, dat de eene en andere Re- w C. G.<br />
„ ligie zou aangehouden worden, daar na door de [aari5i7.<br />
ot 1552.<br />
,, ftoute aanflagen, flimrne trekken, en ve:raierijen<br />
„ van de vijanden, die onder de ingezetenen vermengd<br />
waren, ondervonden hebben, dat hun<br />
„ Staat in gevaar fiond van een onvermijdelijk verderf,<br />
ten ware dat zij de oefening van den Roornfchen<br />
Godsdienst deden ophouden; omdat degenen,<br />
die daar belijdenis van deden, ten minfte<br />
„ de Priesters, den Paus bij eede, (gelijk zij ook<br />
overal deden,) hadden hulde gezworen, van wel-<br />
,, ken eed zij meer werks maakten, dan van den<br />
,, anderen, dien zij het land hadden gedaan." En<br />
wat verder: „ Het is niet redelijk, dat zulke lie-<br />
„ den een privilegie zouden genieten, door welks<br />
„ middel zij het land in 'svijands handen zochten<br />
,, te leveren. Zij zochten onder anderen lijf en<br />
,, goed te verraden; geen één , of twee , of drie<br />
privilegiën; maar al de vrijheden, die van ouden<br />
tijde buiten aller menfchen gedachtenisfe, en van<br />
„ gedachte tot gedachte, bij de voorzaten en voorouders<br />
waren bewaard en onderhouden."<br />
De Pausgezinden, dus uit de Kerken verbannen,<br />
behielden niettemin hunne Godsdiendige Vergaderingen<br />
in bijzondere huizen, daar men hen met hunnen<br />
eeredienst en plegtigheden nog langen tijd liet<br />
begaan. De lieden van deze gezindheid werden toen<br />
ook niet ligtelijk tot hooge ambten gevorderd of<br />
toegelaten; niet uit kracht van eenige wet, hoedanige<br />
er toen niet bedond, maar uit voorzigtigheid<br />
en misvertrouwen. Doch ook meest al de oude<br />
X 4 Wet
na C. G.<br />
Jaari5i7,<br />
ïot 1552<br />
Algemeen<br />
Pardon.<br />
3=8 K E R K E L I J K E<br />
Wethouders, fchoon zij ook Rootnsch waren, had<br />
men in (iaat gehouden: maar ettelijke verlieten het<br />
land; fommigen werden met den tijd, door het aón-<br />
wasfen der andere partij, in de gewonelijke verkie<br />
zingen, verbijgegaan, en eenigen aangehouden tot<br />
hunnen fterfdag toe. Men ontving nu den Gods<br />
dienst, die te Geneve, in den Paltz. en elders<br />
meer geleerd werd, in de openbare Kerken ; doch<br />
zoo dat tevens alle wetten of dwang ter zake van<br />
den Godsdienst verfoeid werd , als (makende naar<br />
Inquifitie. De andere gezindheden, de navolgers<br />
van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis, of de Lu<br />
therfchen , en al de Doopsgezinden , genoten ook<br />
vrijheid van Godsdienst in bijzondere vergaderplaat-<br />
fen. Te Woerden was den Lutherfchen de openbare<br />
Kerk ten gebruike vergund , omdat de Hertog van<br />
Brunswyk, die Luther sch was, deze ftad in pand-<br />
fchap bezat (*).<br />
Van de Spaanfche zijde, maakte de nieuwe Land<br />
voogd insgelijks den fchljn, als wilde hij eenen zach-<br />
teren weg inflaan dan zijn voorzaat. Trouwens ,<br />
alhoewel de vervolging bleef aanhouden , werd er<br />
den 6den Junij 1574 «ft naam dés Konings eene al<br />
gemeene vergiffenis afgekondigd te Brusfel, voor al<br />
de Nederlanden, onder voorwaarde , van binnen<br />
twee maanden te biechten en zich door een' Pries-<br />
ter te doen ontdaan van de zonden; doch met uit-<br />
(luiting van verfcheidene perfonen, omtrent 54, al<br />
leen in Holland. Paus GUEGORICS XIII bevestigde<br />
{*) BRANDT Blad». 456-471,<br />
de.
GESCHIEDENIS. 5=9<br />
deze vergiffenis met eene bulle ten behoeve van de<br />
boetvaardigen. Maar deze vergiffenis vond geen geloof<br />
en deed dus geene uitwerking.<br />
De flad Leyden, die reeds federt November des<br />
vorigen jaars 1575 belegerd was geweest,werd door<br />
de Spanjaarden in het voorjaar 1574 verlaten , op<br />
de aannadering van Graaf LODEWYK van Nasfau,<br />
doch deze werd met zijn leger op de Mokerheids<br />
geflagen, en verloor in den flag het leven , op den<br />
I4den April 1574. Hier op hervatten de Spanjaards<br />
onder BALDES de belegering van Leyden den aóften<br />
Mei. De flad verduurde het geweld der Spanjaarden<br />
moediglijk, niettegenflaande zij door feilen hongersnood<br />
en pest tot het uiterfle gebragt was , tot<br />
den 3den October, wanneer zij ontzet werd; in het<br />
volgende jaar 1575 werd de Hooge School te Leyden<br />
gefticht.<br />
na C. G.<br />
[aan 517.<br />
tot 1552.<br />
Leyden<br />
belegerd<br />
en ontzet<br />
Gedurende deze belegering van Leyden , werd Eerfte<br />
Sijnode<br />
van den róden tot den aSflen Julij de eerfle Provin<br />
te Dordciale<br />
Sijnode of Kerkvergadering der Predikanten recht.<br />
van Holland te Dordrecht gehouden , met voorwe»<br />
ten en believen van den Prins van Oranje en 'sLands<br />
Staten. - Hier werd eene foort van Kerkenorde, beftaande<br />
uit 91 punten, opgefteld en geregeld, en<br />
onder anderen befloten : „ Dat de Heidejbergfche<br />
Katechismus in alle Kerken zou worden geleerd.<br />
„ Dat men de Predikanten de Nederduitfche Geloofsbelijdenis<br />
zou doen onderfchrijven, en in de<br />
„ gehoorzaamheid der Klasfen verbinden. Dat de<br />
„ Schoolmeesters de gemelde Belijdenis insgelijks<br />
t, zouden onderfchrijven, zich aan de Kerkefucht<br />
A 5 „ on
330 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ onderwerpen, en der jonkheid den Katechismus<br />
Jaari5i7<br />
„ leeren. De Ouderlingen en Diakenen zouden berot<br />
1552,<br />
,, nevens de Belijdenis ook de Artikelen der Kerke-<br />
„ lijke tucht onderteekenen. Tot uitroeijing der<br />
„ valfche leeringen zouden de Kerkedienaren het<br />
(, volk van den Predikfloel vermanen, de Bijoelflhe<br />
„ Schriften naarfliglijk te lezen, de ongezonde Ket-<br />
„ terfche Boeken te mijden, doch de namen dier<br />
„ Boeken zouden zij in hunne afmaning fpaarlijk<br />
, noemen. De Boekverkoopers van hunne gezind-<br />
, heid zouden zij vermanen, zulke Boeken te druk-<br />
,, ken noch te verkoopen: ook in de huisbezoeking<br />
, zouden de Predikanten toezien, of er bij de Le-<br />
(, dematen in hunne huizen ook fchadelijke Boeken<br />
, waren, om hen te vermanen, die weg te doen.<br />
, De Monniken of Papen, zich tot den Kerken-<br />
, dienst begeerende te begeven, zouden niet alleen<br />
, de leere des Pausdoms, maar ook hunne beroe-<br />
, pinge verzaken; en die eerst in den dienst opge-<br />
, nomen werden , zou men ook vragen, of zij de<br />
, Heilige Bijbelfche Schriften niet hielden het woord<br />
, Gods en de eenige volmaakte leere der Godzalig-<br />
, heid te wezen, die fommierlijk in den Katechis-<br />
, mus was begrepen, en in deze gemeente opreg-<br />
, lelijk werd geleerd. De Pfalmen, door PETRUS<br />
, DATHENUS in dicht overgezet, met de andere<br />
, Gezangen, daar bij gefield, zou men alleen in<br />
, de Kerken gebruiken , tot dat in de algemeene<br />
, Sijnode anders zou belloten worden. Aangaande<br />
, de Feestdagen is befloten, die af te zetten, en<br />
, alleen met den Zondag te vrede te zijn. Doch<br />
„ des
G E S C H I E D E N I S . 331<br />
„ des Zondags voor Christ- (Kers - ) dag , zou f a C. G.<br />
„ men de gevvonelijke ftoffe van CHRISTUS geboor- ] aari5t7.<br />
„ te in de Kerk mogen behandelen , en het volk ' ot 1552.<br />
9, van de affchaffing van dezen Feestdag vermanen.<br />
,, Op Paasch- en Pinkfterdag zou het in der Leer-<br />
„ aren vrijheid ftaan, van de Verrijzenis en de Zen-<br />
„ ding des Heiligen Geestes te prediken. In het<br />
„ Doopen werd raadzaamst geoordeeld , ééne be-<br />
„ fprenging te gebruiken. Aangaande de Doopsge-<br />
], zinden, zou men de Overheden vermanen en bid-<br />
„ den, dat zij niemand ontvangen noch lijden zou-<br />
„ den, dan die wettelijk zou zweeien, haar ge-<br />
„ hoorzaam te zijn. Dat men degenen, die hier<br />
alreeds woonden, zou vermanen tot het gehoor<br />
„ van Gods woord te komen, hunne kinderen te<br />
„ laten doopen, en zulks weigerende, in de tegen-<br />
„ woordigheid der Predikanten ontbieden, en be-<br />
velen, hun gevoelen te verklaren en te verant-<br />
„ woorden. Ook zouden de Predikanten in hunne<br />
„ heimelijke verzamelingen zoeken te komen, en te<br />
,, bewijzen, dat hun handel onregt ware. Tegen<br />
„ degenen, die tot- de Mennonieten waren geval-<br />
„ len, zou men voortvaren tot affnijdinge. En wat<br />
„ aanging de Papen , die heimelijk doopten en<br />
„ trouwden, dat men zijn best zou doen bij de<br />
„ Overheden der plaatfen, om die te weren, en<br />
„ zoo die daar niet toe deden, bij de hooge Over-<br />
„ heid." Onder meer bijzonderheden, welke door,<br />
de Predikanten op deze Sijnode befloten werden,<br />
was ook het weren der orgelen en van het orgelfpel<br />
uit de Kerken. In het antwoord, hetwelk de-<br />
zel
nr C. G. zelve gegeven heeft op eenige gewetensgevallen , ver<br />
]«ari5i7.<br />
klaart zij het Huwelijk voor Burgerlijk, en houdt<br />
tot 1552.<br />
eenen Lombaardhouder onbevoegd, om ten Avond<br />
Inkomen maal te gaan. Deze Kerkenorde is echter door de<br />
der Predikanten<br />
Staten niet met derzelver gezag bekrachtigd ; maar<br />
door de deze befioten omtrent dezen tijd , de Predikanten<br />
Staten<br />
vastge<br />
jaarlijks voor anderen uit de gereedfte middelen van<br />
fteld, den lande te voldoen, zullende de Magiftraten des<br />
Predikanten<br />
te<br />
Leerdam<br />
gehangen<br />
Opdragt In het volgende jaar 1575 werd de hooge O ver<br />
derhooge 1<br />
leid en het Bewind van Zaken, gedurende den oor-<br />
Overheid<br />
aan den 1 Og, door de Staten ,van Holland aan Prins WIL»<br />
Prins. 1 .EM VAN ORANJE opgedragen, met bijzonderen last<br />
<<br />
332 K E R K E L I J K E<br />
wege , ten beste mogelijk, overeenkomen; doch hun<br />
in de fteden niet boven 300, en op de dorpen niet<br />
bovenzoo Guldens mogen toeleggen 1<br />
.<br />
Gedurende de belegering van Leyden veroverden<br />
de Spaanfchen Wurkum, Aiperen en Leerdam ; in<br />
3eze plaats werd de Predikant JOOST DE JONGE en<br />
de Schoolmeester ROOIER JOOSTEN, benevens eenen<br />
Leeraar van buiten, QJJIRYN DE PALME , met de<br />
toorde gedood; welke wreedheid alleen diende, om<br />
3ok ter andere zijde de bitterheid grooter te maken,<br />
re Antwerpen en elders werd in dit jaar een aantal<br />
Hervormden ter dood gebragt.<br />
rp het ftuk van den Godsdienst : ,, Dat hij de<br />
j , oefening van den Gereformeerden Euangelifchen<br />
3 , Godsdienst zou handhaven, doende den Room-<br />
, fchen ophouden, en Stellende, tot vordering van<br />
3<br />
5<br />
, voorzeiden Gereformeerden Godsdienst, drie of<br />
, vier bekwame perfonen, als algemeene Commist<br />
, farisf.n in het (tuk van den Godsdienst, om te<br />
i<br />
„ Iet-
G E S C H I E D E N I S . 333<br />
„ letten op de bekwaamheid van de Predikanten en na C. G.<br />
te voorzien op hun onderhoud , zonder toe te jaar 1517.<br />
tot 1553.<br />
laten, dat men op iemands geloof of confcientie<br />
zoude onderzoeken, of dat iemand, ter zake van<br />
„ dien, eenige moeijeiris , ongelijk of letfel aange-<br />
,, daan werd. Doende voorts bij rade van dezelve<br />
Gecommitteerden aangaande de oefening van den-<br />
„ zeiven Godsdienst Hellen zr-odanige goede orde,<br />
„ als naar gelegenheid van zaken, tot de meeste<br />
genistheid , en zonder vermindering van Gods<br />
,, eere, bevonden zou worden te behooren, ook,<br />
„ ware het nood, met advijs der Staten."<br />
In dezen Hand van zaken, wonnen de Spanjaar Moord te<br />
den Buren, Oudewater, Schoonhoven en Krimpen. Ou de water.<br />
Te Oudewater, hetwelk ftormenderhand overweldigd<br />
werd, werd gruwelijk gemoord en geblaakt.<br />
Onder anderen lieten hier het leven de moeder , de<br />
zuster, twee broeders en andere bloedvarwanten<br />
van JAKOB HERMANSZOON, naderhand bekend door<br />
den naam van ARMINIUS, die toen ter tijd te Marburg,<br />
bij RUDOLPHUS SNELLIUS , zijnen landsman<br />
van Oudeivater, ter Schole was. De Nederduitfche<br />
Predikant JAN JANSZOON, of JOANNES CELA-<br />
SIUS, werd, nadat hij zijn' zoon voor zijne oogen<br />
had zien dooden, en zijne huisvrouw eenige wonden<br />
toebrengen, onbekend in het leger gebragt, en<br />
voor 500 Guldens gerantzoeneerd; maar door eene<br />
Bagijn ontdekt zijnde, hong men hem aan de galge.<br />
Als iets opmerkelijks werd ter dagvaart van Holland<br />
verhaald, en in het Redster der Staatsbefluiten aangeteekend,<br />
dat zijn ligchaam , na zestjen maanden<br />
&e
na c. a<br />
Jaarisi?<br />
tot 1552,<br />
Schrikkelijkehandel<br />
van<br />
SONOI<br />
omtrent<br />
eenige<br />
Roomfchehuislieden<br />
in<br />
Noordholland.<br />
334 K E R K E L I J K E<br />
gehangen te hebben, nog zoo vol en blank gevonden<br />
werd, en het aangezigt zoo weinig ingevallen,<br />
als of hij flechts vier dagen dood geweest was (*),<br />
De Franfche Predikant CHRISTIAAN DE LA CUE.IL-<br />
LERIE gaf zich, onder den naam van ANTONIE ,<br />
voor een foldaat uit, waar door hij voor 100 Kronen<br />
losraakte. Te Schoonhoven ontkwam de Pastoor<br />
PIETER JANSZOON UITENBOGAARD de handen der<br />
Spanjaarden wonderlijker wijze, en werd federt te<br />
Delft beroepen, daar hij de Kerk eenige jaren , tot<br />
zijnen dood toe, bediend heeft.<br />
Was de bitterheid van deze zijde zoo groot tegen<br />
de Onroomfchen, in Noordholland werd , aan de<br />
andere zijde, een fchouwfpel van niet minder wreed*<br />
heid en onregtvaardigheid, tot fchande van de menfchelijkheid,<br />
aangerigt tegen eenige gegoede Roomfche<br />
huisluiden in Noordholland. Op eene befchuldiging,<br />
door eenige landloopers, die men gevat had,<br />
ingebragt van eene voorgenomene brandftiebting,<br />
fchoon zij naderhand die befchuldiging herriepen ,<br />
en daar op ftierven, werden eenige huislieden gevangen<br />
genomen. De voornaamfte waren JAKOB of<br />
KOPPE KORNELISZOON en zijn zoon NANNING van<br />
Wognum, en PIETER NANNINGSZOON van Benningbroek,<br />
alle drie R.oomscbgezind. Deze gevangenen<br />
werden met de uitgezochtfte wreedheden gepijnigd ,<br />
zoodat KOPPE KORNELISZOON onder het pijnigen<br />
voor de voeten zijner Regteren den geest gaf. NAN<br />
KING KOPPESZOON, door de pijn overmand, en door<br />
(*) WAGENAAR VII Deel, Bladz. 6\.<br />
be-
G E S C H I E D E N I S . 335<br />
belofte van het leven te zullen behouden , bewo<br />
gen , beleed eindelijk , al wat men hebben wilde,<br />
en werd toen , door de Regtbank , welke SONOI<br />
had aangefteld, en die bij de ingezetenen fpoedig<br />
den naam van een' tweeden Bloedraad gekregen<br />
had, veroordeeld, om het hart uit het lijf gerukl<br />
en gevierendeeld te werden. In zijn uiterfte, fchoor<br />
men hem dronken gemaakt had , en de Predikant<br />
TURIAAN EPESZOON hem geduriglijk in de rede viel,<br />
deed hij echter de ernlligfte betuigingen van on<br />
fchuld. Aanmerkelijk is het, dat hij den Predikant,<br />
binnen drie dagen, voor bet Goddelijk gerigt daag<br />
de, en dat deze, hier op mistroostig naar huis ge<br />
gaan , terftond ziek te bed viel, en binnen den ge-<br />
zetten tijd een lijk was. Daar men van tijd tot tijd<br />
meer lieden in hechtenis nam, vervoegden zich de<br />
Wethouders van Hoorn wegens deze zaak aan den<br />
Prins van Oranje, waar door deze fnoode handel,<br />
hoewel niet dan met moeite, gefluit, en de overige<br />
gevangenen op vrije voeten gefield werden.<br />
Waarlijk, men had, in plaats van door zooda<br />
nige bitterheid de gemoederen geheel te vervreem<br />
den, veel meer de genegenheid van alle ingezetenen<br />
ten hoogfte noodig, om beftand te zijn tegen de<br />
Spaanfche magt, die voornamelijk, door het bemag-<br />
tigen van Zierikzee, waar door Holland van Zeeland<br />
werd afgefcheiden, hoe langer hoe gevreesder werd.<br />
De benaauwdheid, waar in men zich bevond, deed<br />
het oog wenden naar buitenlandfche hulp, waar toe<br />
echter eerst Engeland, en toen Frankryk vergeefs<br />
werden aangezocht; en het was te dezen tijde of wat<br />
la-<br />
na C. fï.<br />
jaar 1517*<br />
tot 1552.<br />
Wanhopige<br />
voorflag<br />
van den<br />
Prins v;;a<br />
Oranje.
336 K E R K E L 1 J K E<br />
E C . G, later in het jaar 1576, dat de Prins den wanhopi*<br />
Jaari5i7. gen voorflag zou gedaan hebben , om mannen ,<br />
tot 1552.<br />
vrouwen en kinderen, met de beste tilbare have in<br />
fchepcn te laden, alle dijken en dammen door, en<br />
de molens aan brand te flekcn, en het gaufcbe land<br />
te verwoesten en voor den vijand onbruikbaar temaken<br />
, ten einde, gelijk daar van de voorbeelden van<br />
oude volken waren, gezamenlijk ergens eenen anderen<br />
hoek der wereld in te nemen, alwaar men buiten<br />
flavernij van ligchaam en gemoed zou mogen<br />
leven (*).<br />
Dood van Doch, toen de nood op het hoogst gerezen was,<br />
den Land<br />
kwam er verademing. Den sden Maart 1576 overvoogd<br />
ItEQUE- leed de Landvoogd Don LOUIS DE REQUESENS, na<br />
SKNS en eene korte ziekte van flechts vijf dagen, wordende<br />
gevolgen<br />
daar van.<br />
de regering aan den Raad van State aanbevolen ,<br />
waar op eene algemeene muiterij der Spaanfche foldaten<br />
volgde; hetwelk fpoedig ten gevolge had, dat<br />
de overige Nederlanden met die van Holland en<br />
Zeeland in onderhandeling kwamen. Ooi. kwamen ,<br />
op fterk aandrijven v-an Oranje, Holland en Zeeland,<br />
den 25flen April, lot een nader en naauwer<br />
verbond, bij hetwelk, ten aanzien van het ftuk van<br />
den Godsdienst, den Prins „ niet alleen magt werd<br />
„ gegeven , de Roomfche Religie te doen ophou-<br />
„ den, maar ook ce exercitie van alle andere Reli-<br />
,, gien het Euangelie tegen zijnde; zonder Inqui--<br />
,, fitie op iemands geloof of confeientie te gedo-<br />
„ gen;<br />
(*) BR ANDT Bladz. 498. WAGENAAR Vil Deel, Bladz.<br />
88. volgg.
G E S C H I E D E N I S . 337<br />
'„ gen; doende verders, aangaande het fluk van na. C. G.<br />
Religie, al zulke goede orde (tellen, als bevon- Jaari5i7.<br />
tot 155a.<br />
„ den zou worden te behooren, ook des noods<br />
„ zijnde met advijs van de Staten."<br />
In dit jaar 1576 werden ook op naam des Prinfen Kerkelij<br />
van Oranje en der Heeren Staten van Holland en ke wet ingefteldop<br />
Zeeland en hunne bondverwanten eenige Kerkelijke naam van<br />
Wetten ontworpen, welke echter geenen voortgang<br />
gehad hebben, door de gevolgde handelingen<br />
met de andere Nederlandfche Landfchappen en het<br />
vertrek des Prinfen van Oranje naar Braband. Het<br />
ontwerp dezer wetten is echter merkwaardig genoeg,<br />
dat het hier in deze Gefchiedenis eene plaats vinde,<br />
alzoo er de meening en inzigten derzelve op het<br />
beleid van Kerkelijke zaken uit blijkbaar is. Het ontwerp<br />
liep op dezen zin :<br />
,, Wij WILLEM Prinfe van Oranje, . . . door<br />
autoriteit van den onverwinnelijkften Koning PHÏ-<br />
,, LIPS van Hlspanje, . . . Gouverneur van Hol»<br />
land, Zeeland, Friesland, en van de Provincie<br />
„ van Utrecht, en wij Staten van Holland en Zee-<br />
„ land, met onze geasfocieerden : Niets meer,<br />
„ (als billijk is,) ter harte genomen hebbende,<br />
„ dan dat in onze fteden, en andere plaatfen van<br />
„ onze jurisdictie, de Leere des Heiligen Euange-<br />
,, liums op het allerzuiverst voorgedragen worde,<br />
„ en dat ook zelfs de Kerken op het allerbest ge-<br />
,, gouverneerd worden, hebben goedgevonden deze<br />
„ wetten met rijpen rade te (lellen , dewelke wij<br />
„ ook onverbrekelijk willen onderhouden hebben ,<br />
„ en heeft ons oorbaarlijk gedacht, dat wij dezelve<br />
HERV. III- Y „ meest<br />
den Prins<br />
en der<br />
Staten.
338 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ meest zouden maken op de bedieningen van de<br />
Jaari5i?\ „ Kerkelijke regering, dewelke voornamelijk vier in<br />
tot 1552.<br />
„ de Heilige Schriftuur bevonden worden; namelijk<br />
van Pastoren , die ook Bisfchoppen, Ouderlin-<br />
,, gen, en Dienaars in de Heilige Schrift genoemd<br />
worden , wier ambt in het leeren van Gods<br />
„ woord, en de Sacramenten te bedienen, voorna-<br />
,, melijk beltaat: van Doctoren, in plaats van wel-<br />
,, ken zijn nu ter tijd de Profesforen van de Theo-<br />
„ logie: van Ouderlingen, wier principaalfte ambt<br />
„ eertijds is geweest op de zeden te waken, en de<br />
,, overtreders met minnelijke vermaningen weder op<br />
„ den regten weg te brengen , en van Diake-<br />
„ nen, die de zorg hebben van de armen en kran-<br />
„ ken."<br />
„ 1. De Magittraat van iedere hoofdftad zal, op<br />
„ het aangeven en met raad van hunne Predikanten<br />
„ voor hunne ftad, en al de plaatfen van hunne<br />
,, jurisdictie, Predikanten verkiezen."<br />
,, 2. In de fteden, bij ons bezeten, en aan onze<br />
„ zijde komende, zullen van elders Predikanten ge-<br />
,, zonden worden, totdat de Magiftraten derzelve ,<br />
„ den behoorlijken eed gedaan hebbende, de be-<br />
„ fcherming van onze Gereformeerde Religie hebben<br />
„ aangenomen."<br />
„ 3. De Overheden van de kleine fteden, die on-<br />
„ ze zijde volgen, zullen regt hebben, om de Pre-<br />
„ dikanten te verkiezen, totdat derzelver hoofdlieden<br />
,, bij ons zullen wezen gevoegd."<br />
„ 4. Niemand, zonder verkoren , beroepen , of<br />
„ gezonden te zijn, zal zich zeiven in het heilig<br />
„ en
GESCHIEDENIS. 3 3 !<br />
„ en waardig Predikambt indringen, ten zij hij met na C. G.<br />
„ fchande verftoten, of ook, indien de zaak zulks Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
„ eischt, finadelijk geftraft wil wezen."<br />
„ 5. Ieder verkoren ftads Predikant zal voor de<br />
„ Ouderlingen worden geëxamineerd, of hij met<br />
,, geleerdheid, betamelijke uitfprake, en een opregt<br />
goed leven, tot dat ambt bekwaam is."<br />
„ 6. Dewelke bekwaam bevonden zijnde, zullen<br />
,, hem den Magiftraat prefenteren, opdat die op de<br />
,, voorfchrevene verklaring confentere , dat hij op<br />
„ den Stoel voor den volke gebragt worde."<br />
„ 7. Doch alvoren hij op den Stoel gebragt zal<br />
,, worden, zal zijn naam drie zondagen van den<br />
„ Predikftoel afgekondigd worden, opdat, ingevalle<br />
„ iemand iet van hem wiste, waarom hij niet toc-<br />
,, gelaten zou behooren te worden, hij hetzelve on-<br />
„ dertusfchen voortbrenge."<br />
,, S. Indien zich niemand opponeert, of die zich<br />
opponeert, niet en bewijze, zal hij voor den Ma-<br />
„ giftraat deze belofte met de formeele woorden bij<br />
„ eede bevestigen."<br />
„ Ik zwere bij den almagtigen God, en onzen<br />
„ Heere JEZUS CHRISTUS, dat ik een getrouw on-<br />
„ derzaat zal wezen den Koning van Spanje, . . .<br />
„ zijnen Stadhouder in deze Provinciën den Prinfe<br />
,, van Oranje, ... en ook dezen Magiftraat, ia<br />
„ al hetgene tegen den wille Gods en mijn ambt<br />
niet zal ftrijden; en dat ik naar mijn vermogen<br />
„ zal arbeiden, dat ook het volk in de meeste ftil-<br />
„ ligheid, en onderdanigheid, dezelve insgelijks ge-<br />
„ hoorzame: Daarenboven zweer ik, dat ik het<br />
Y 2 „ woord<br />
i
340 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ woord Gods op het allerzuiverst zal handelen,<br />
Jaari5i7r „ en dat ik hetzelve met zulke naarftigheid zal<br />
tot 1552.<br />
„ verkondigen, dat het in deze mijne toevertrouw-<br />
,, de Gemeente de meeste vruchten voortbrenge,<br />
„ en dat ik hetzelve naar mijne affectie niet voegen,<br />
„ noch naar iemands behagen draaijen zal; maar<br />
„ dat ik hetzelve in de beste trouw zal uitleggen,<br />
„ alleen ter eere Gods, en profijt van deze Ge-<br />
,, meente: lestelijk, dat ik opregtelijk alles zal doen,<br />
,, wat een vroom en getrouw Herder toefiaat, en<br />
„ behoort te doen , en dat ik dezen dienst om<br />
„ geenerlei voordeel of achterdeel zal verlaten."<br />
• „ 9. In het bevestigen zal iemand van de Pre-<br />
dikanten eene oratie van het Predikambt doen,<br />
„ daar na zullen ook gebeden worden gefiort, op-<br />
„ dat God den nieuwen Predikant kracht verleene,<br />
,, om den aangenomen' dienst wel uit te voeren,<br />
„ hetwelk wij hebben geacht genoegzaam te we-<br />
,, zen, omdat de oude ceremoniën tot zoo affchu-<br />
,, welijke fuperfiitien verloopen zijn."<br />
„ 10. De Predikanten van elke hoofdflad, en van<br />
„ de plaatfen, die daar onder ftaan , zullen om<br />
„ de andere week bijeenkomen in de hoofdftad,<br />
5, daar zij onder behooren, om te confereren van<br />
„ de leeringe, opdat zij die zuiver en eendragtelijk<br />
,, behouden."<br />
„ 11. In gevalle eenigen niet compareren , ten<br />
„ zij daar wettige oorzake ware, zal hun hetzelve<br />
„ fchande zijn, en indien zij hardnekkiglijk af te<br />
„ blijven voortvaren, zullen ook betamelijk bedwon-<br />
„ gen worden."<br />
« ia*
G E S C H I E D E N I S . 341<br />
„ ia. En, opdat kennelijk zij, hoe vlijtig een na C G.<br />
iegelijk in de Studiën is, zullefl de Predikanten Jaari5i7. tot 155a.<br />
„ in ' dezelve bijeenkomften bij gebeurten eenigen<br />
„ tekst der Heilige Schrift uitleggen, waar op den<br />
,, anderen vrij zal ftaan te argueren , ingevalle iet<br />
„ kwalijk gezegd of gedaan ware."<br />
,,13. Indien eenige controveifie van de leeringe<br />
,, ontftaat, zullen de Predikanten dezelve onder zich<br />
„ bijleggen, en bij zoo ver de zaak zulks vereischt,<br />
„ zullen de Ouderlingen daar toe roepen ; indien<br />
,, ook als dan niet kan overeengekomen worden ,<br />
,, zal de zaak der Overheid aangebragt worden ,<br />
„ die bezorgen zal, dat dezelve bekwamelijk veref-<br />
,, fend worde."<br />
„ 14. Een Predikant, fchuldig in eene eerlooze<br />
„ misdaad, zal, van zijn officie ontbloot zijnde,<br />
„ naar de befchrevene wetten worden geftraft."<br />
„ 15. De aanklager, indien hij niet bewijst, zal<br />
„ lijden de ftraffe tot de calumnie ftaande."<br />
„ 16. Van die misdaden der Predikanten, waar<br />
„ over bij de wet geene ftraffe gefield is, en nog-<br />
„ tans ergernisfe geven, als namelijk , ongewone ,<br />
„ onbekwame uitlegging der Heilige Schrift, curi-<br />
„ eufe opzoekingen van ijdele kwestien, invoering<br />
„ van eenige nieuwigheid in de Gemeente, nalatig-<br />
„ heid in de ftudien, flappe beftrafting der gebre-<br />
„ ken, boefachtige kluchten, leugenen, achterklap-<br />
„ pinge, dartelheid der tonge, ligtvaardigheid, ar-<br />
„ gelist, gierigheid, onmatige gramfchap in dispu-<br />
,, tatien en beftraffingen, te groore bitterheid; on-<br />
„ gebondenheid in kleedinge, giften of manieren en<br />
Y 3 „ an
n» C G.<br />
Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
342 K E R K E L I J K E ,<br />
„ andere dingen des gemeenen levens, en dergelijke<br />
„ meer, zullen de Ouderlingen, de zaak bevonden<br />
,, hebbende, aan de Overheid te kennen geven, en<br />
„ met éénen hun gevoelen daar op zeggen, doch<br />
,, dat in allen gevalle het opperfle oordeel van de<br />
,, ftraffe altijd aan de Magiftraat verblijve."<br />
„ 17. In geringer gebreken, dewelke niet dan<br />
„ eene fimpele vermaninge verdienen, zal onderhou-<br />
„ den worden de maniere, bij den Heere voorge-<br />
„ fchreven, zoodat men ten uiterfte de zaken aan<br />
„ de voornaamften van de Kerk zal brengen."<br />
„ 18. En opdat al de Predikanten, zoo van ie-<br />
„ dere hoofdftad, als de onderhoorende plaatfen,<br />
„ zoo veel mogelijk is, de gebreken van hunne<br />
,, vergaderingen mogen keeren , zullen alle drie<br />
„ maanden onder zich onderzoek doen, en zoo zij<br />
,, ergens iets kwaads vernemen, zullen daar tegen<br />
„ tijdelijk behoorlijke middelen aanwenden."<br />
„ 19. Twee van de Ouderlingen eiker hoofdftad,<br />
,, en twee of één van de Predikanten, zullen alle<br />
„ jaren het land, onder dezelve hoofdftad behoo-<br />
„ rende, te zamen omgaan , onderzoekende, hoe<br />
,, op iedere plaats de Predikanten zich dragen, en<br />
„ indien zij in iemand iet onbehoorlijks bevinden,<br />
,, hetzelve den Magiftraat der hoofdftad aangeven,<br />
„ opdat dezelve naar gelegenheid der zaken tijdelijk<br />
,, daar in voorzie."<br />
„ 20. Dezelve, en voornamelijk één van de Die-<br />
„ naars, zullen met eene Predikatie het volk ver-<br />
„ manen, dat zij naarftig ter Predikatiën komen, en<br />
„ hun leven naar uitwijzen der geboden van Gods<br />
,, woord aanilellcn." ,, 21.
G E S C H I E D E N I S . 343<br />
„ 21. De Magiftraat van iedere plaats zal, bij na C. G.<br />
„ raad der Predikanten, ordonneren, wanneer en Jaansi7. tot 1552.<br />
hoe dikwijls de Predikatiën dienen gedaan, zulks<br />
,, dat in allen gevalle, in volkrijke plaatfen, ten<br />
„ minfte driemaal ter weke, gepredikt worde , en<br />
,, zal overal des Zondags na den noen de Heidel-<br />
,, bergfche Katechismus uitgelegd worden."<br />
„ 22. De Doop zal bij de Predikanten alleen wor-<br />
,, den geadminiftreerd, en dat volgens het formu-<br />
„ lier achter den Katechismus gefteld , en na de<br />
,, Predikatie, zoo menigmaal als er kinderen gepre-<br />
„ fenteerd worden, zal de Doop niemand gewei-<br />
,, gerd worden."<br />
„ 23. Indien de vaders zelve de kinderen ten<br />
,, Doop prefenteren, dat is godvruchtig en loffelijk,<br />
,, doch of hetzelve niet gefchiedde, zal de Doop<br />
„ evenwel voortgaan."<br />
„ 24. Het zal niet noodzakelijk wezen, getuigen<br />
,, over den Doop te hebben, en zal een iegelijk tot<br />
„ getuigen worden geadmitteerd."<br />
„ 25. De namen van de gedoopten, en derzelver<br />
„ ouders, zullen in een publiek boek worden ge-<br />
„ fteld."<br />
„ 26. Indien eenigen , zwak van geloof, ver-<br />
„ zochten, hunne kinderen, ziek wordende, t'huis<br />
gedoopt te hebben , men zal derzelver begeerte<br />
,, naarkomen, zoo nogtans, dat, indien het moge-<br />
„ lijk is, ettelijke godzaligen over den Doop mogen<br />
„ wezen."<br />
„ 27. Het Nachtmaal des Heeren zal viermaal<br />
,, 'sjaars worden gehouden, op Paasch- en Pink-<br />
Y 4 „ fler
344 K E R K E L I J K E<br />
m C. G. fterdag, den eerftenZondag in September, enden<br />
Jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
eerften Zondag na de geboorte van CHRISTUS."<br />
28. De Predikanten zullen des Zondags voor het<br />
„ houden des Nachtmaals, den dag verkondigen ,<br />
„ opdat die kinderen, die eerst tot het Nachtmaal<br />
„ gebragt zullen worden , ondertusfchen bij hen<br />
„ komen, om te verklaren uit den Katechismus ,<br />
„ de Belijdenisfe des Geloofs, en zullen met éénen<br />
„ in het gemeen vermanen, dat die voor hen ver-<br />
,, fchijnen, die misfchien beter begeeren onderrigt<br />
„ te wezen, doch zullen ernftelijk indrukken, dat<br />
„ zich een iegelijk beproeve en toezie, dat hij niet<br />
„ onwaardig aan de tafel des Heeren koir.e, en<br />
„ zich het oordeel etc en drinke, niet onderfchei-<br />
, dende het ligchaam des Heeren."<br />
„ 29. Daar veel perfonen in de gemeente zijn,<br />
, zullen de Predikanten zich gewennen, het Nacht-<br />
, maal ordenlijk al pasferende uit te reiken."<br />
„ 30. De Predikanten zullen de namen van aller-<br />
j , lei ondertrouwde perfonen, van wier regt tot het<br />
1 , huwelijk blijk is, drie Zondagen van den Stoel<br />
3 , afkondigen, en, indien ondertusfchen geene ver-<br />
, hindering en worde voortgebragt, in de verga-<br />
, dering van de gemeente het huwelijk bevestigen,<br />
3 , het zij op Zondag of eenigen anderen dag, dat<br />
s , er Predikatie gedaan wordt, uitgezonderd als het<br />
s , Nachtmaal des Heeren, of eenige ingeltelde Bid-<br />
3: of Vastendag wordt gehouden."<br />
„ 31. De Magiftraat van elke plaats zal van al-<br />
3! lerlei verfchillen van huwelijkszaken oordeelen, vol<br />
33 gens de wetten, daar op onlangs bij ons gemaakt."<br />
33 32.
GESCHIEDENIS. 345<br />
,, 32. De Predikanten zullen aan geene zieken 1 1a C. G.<br />
,, hunne perfonen, noch hulp weigeren, om te ver-. nari5i7.<br />
ot 1552.<br />
„ troosten en te onderrigten."<br />
„ 33. De zieken zullen bezorgen, dat de Predi-<br />
„ kanten tijdelijk, en als zij van publieke diensten<br />
„ vrij zijn, geroepen worden."<br />
,, 34. De Magiflxaten van elke plaats zullen be-<br />
„ hoorlijke orde op de plaatfe van de begrafenisfe<br />
,, ftellen, en daar in ernftelijk letten op de gezond-<br />
„ heid en eerbaarheid, en dat alle gelegenheid van<br />
„ bijgeloovigheden weggenomen worden."<br />
,, 35. De Predikanten zullen degenen, die in ge-<br />
„ vangenisfe gehouden worden, niet vergeten; maar<br />
„ bij dezelve, doch niet dan met toelating van de<br />
„ Magiltraten, gaan."<br />
„ 36. Dewijl hedendaags de Profesforen van de<br />
,, Theologie in der Doctoren plaatfen zijn, zoo<br />
,, hebben wij dezelve, gelijk als de Profesforen van<br />
,, de andere Kunlten en Wetenfchappen , in onze<br />
„ nieuwe Univerfiteit van Leyden gefteld, en zul-<br />
„ len zorg dragen, dat dezelve , volgens de wet-<br />
„ ten, hunlieden voorgefchreven, met de Heilige<br />
„ Schrift zuiverlijk uit te leggen, geleerde en waar-<br />
„ dige Herders formeren."<br />
„ 37. Maar de Magiftraat van elke plaats zal<br />
„ zorg dragen, dat zij voor hunne jeugd godvree-<br />
„ zende Schoolmeesters beftellen, dewelke haar zoo<br />
„•de ware Religie als geleerdheid inplanten, en de<br />
„ Pfalmen op de aangenomene wijzen leeren zin-<br />
» gen."<br />
„ 38. Den genen, die de ware Religie niet toe-<br />
Y<br />
5 „ ge-
na C. G,<br />
Jaari5i7.<br />
ïot 1552,<br />
346 K E R K E L I J K E<br />
„ gedaan zijn, zal nimmer meer toegelaten worden<br />
„ te leeren."<br />
„ 35;. De Magiftraat van iedere plaats zal naar<br />
„ derzelver menigte velen of weinigen uit den hun-<br />
„ nen verkiezen, mannen , die opregt en in het<br />
,, ftuk van de Religie niet onervaren zijn , dewelke<br />
„ den Herders in Kerkelijke zaken behulpzaam, en<br />
„ hunne bijeenkomften bij zullen zijn; opdat, of er<br />
„ iet ware, hetwelk de Overheden dienden te we-<br />
„ ten, zijlieden het haar aangeven, en hetgeen van<br />
,, hun officie in deze wetten op deze plaats be-<br />
„ grepen is, doen."<br />
„ 40. Aangezien in deze Provincie allerlei armen<br />
,, zonderling zeer wel zijn voorzien, zoodat wij in<br />
„ de inkomften en dispenfiers niet ligtelijk iets te<br />
„ veranderen hebben geoordeeld, zullen ten minfte<br />
„ de Overheden bezorgen, dat er bekwame en god-<br />
vruchtige dispenfiers gefteld worden , welke den<br />
„ armen naar derzelver nooddruft weten te hulpe<br />
„ te komen, hetwelk, indien het gefchiedt, zal de<br />
,, bedelarij kunnen weggenomen worden, en de ar-<br />
„ men in officie gehouden: hetzelve zal gevoegelijk<br />
„ kunnen gefchieden, indien deze ellendigheden<br />
,, weggenomen zijnde, de vrede ons Rilheid bij-<br />
„ brenge, hetwelk God, de fontein en oorfprong<br />
„ alles goeds, eerstdaags wille verkenen. Amen."(*_)<br />
Gendfche De moord en plundering, welke onder andere<br />
Bevrediging.<br />
plaatfen Antwerpen op den 4den November 1576<br />
van de muitende Spanjaarden moest bezuren, welke<br />
(*) BRANDT Bladz. 502-524.
G E S C H I E D E N I S . 347<br />
ke onder den naam van Spaanfche Furie berucht is lis C. G.<br />
geworden, verhaastte de vereeniging der overige Ne Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
derlandfche Provinciën met die van Holland en Zeeland,<br />
door de Pacificatie of Bevrediging, welke<br />
den 8ften November te Gend geteekend werd , ten<br />
doel hebbende, het verdrijven der Spaanfche foldaten<br />
uit alle de gewesten, en alle verwarringen, door<br />
het bijeenroepen der Algemeene Staten, te doen ophouden.<br />
Ten aanzien van den Godsdienst werd bij<br />
het 5de Artikel dezer Bevrediging vastgefteld, „dat<br />
„ men de Plakaten, eertijds uitgegeven op het ftuk<br />
„ der Ketterij, mitsgaders de keuren over halszaken<br />
„ bij den Hertog van ALBA gemaakt, zou naken,<br />
„ tot dat bij de Algemeene Staten daar in anders<br />
„ voorzien werd; ondertusfchen zou niemand zich<br />
„ vervorderen buiten Holland en Zeeland en de<br />
„ plaatfen met hen vervoegd, iets te ondernemen<br />
„ tot nadeel van het Roomfche Geloof." Dewijl<br />
men echter in Holland en Zeeland beducht was ,<br />
dat vele uitgewekene Roomschgezinden, ingevolge<br />
deze Bevrediging, wederom in het land zouden komen,<br />
vonden de Staten van Holland geraden, eenen<br />
fcherpen eed op te ftellen, welken alle uitgewekenen<br />
doen moesten, eer het hun zou vrijftaan, zich hier<br />
wederom neder te zetten. Zij moesten bij denzelven<br />
beloven: „niets tegen den Hervormden Godsdienst<br />
„ of deszelfs oefening te zullen raden of in het<br />
„ werk ftellen, en geene pogingen te zullen aan-<br />
„ wenden, om eenigen anderen Godsdienst hier te<br />
„ doen oefenen, immers niet voordat zulks, na het<br />
„ verjagen der Spanjaarden, door eene wettige ver-<br />
« ga
348 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. „ gadering der Algemeene Staten , beraamd zon<br />
Jaari5i7- „ zijn." De Prins zag nogtans ongaarne, dat men<br />
tot 1552.<br />
de lieden boven de punten der Gendfche Bevrediging<br />
bezwaarde. Ook meent men (*), dat de eed<br />
naderhand in zoo verre verzacht is, dat men alleenlijk<br />
de handhaving der Gendfche Bevrediging behoefde<br />
te beloven, zonder omtrent den Godsdienst tot eenige<br />
bijzondere verklaring gehouden te zijn.<br />
Amfter Hoe zeer de Gendfche Bevrediging van vele<br />
dam blijft Roomschgezinden zelve, door de Profesforen in de<br />
bij denR.<br />
Gods Godgeleerdheid en Regten te Leuven, en door meest<br />
dienst. alle de Prelaten , Abten , Dekens en Pastoren van<br />
Nederland, ten minde naar den toenmaligen ftaat<br />
van zaken, voor heilzaam en nuttig, zelfs voor den<br />
Roomfchen Godsdienst gekeurd werd, echter vond<br />
dezelve weinig fmaaks, niet alleen bij Don JAN VAN<br />
OOSTENRYK, 'sKonings Bastaardbroeder, die in dit<br />
[aar 1576 als Landvoogd van wege den Koning<br />
herwaards gekomen was, maar ook bij anderen ,<br />
inzonderheid bij de tegenwoordige regering van Amfier<br />
dam, die het aanfchrijven der Staten van Holland,<br />
om zich onder het Stadhouderfchap van den<br />
Prins met de overige fteden van Holland te vereenigen,<br />
niet alleen onbeantwoord lieten, maar rond uit zeiden:<br />
„ dat zij niet alleen geene openbare oefening van den<br />
Gereformeerden Godsdienst, maar ook geene be-<br />
,, grafenisfe van Gereformeerden, noch in de ftad,<br />
„ noch binnen de vrijheid van dien, konden ge-<br />
„ dogen."<br />
(*) WAGENAAR VII Deel, Bladz. 11S.<br />
On-
G E S C H I E D E N I S . 349<br />
Onder andere vermaarde mannen, die in dit jaar tia C. G.<br />
1576 overleden, Itierf den iaden October Keizer Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
MAXIMILIAAN II, wiens dood hier te melden ftaat,<br />
omdat dezelve ook invloed had op de Nederland' Dood van<br />
fche zaken; trouwens , volgens het verhaal van Keizer<br />
MAXIMI<br />
HOOFT (*), als zeker Burgemeester van Alkmaar LIAAN II.<br />
in het bijzijn des Prinfen van Oranje uitviel: zoo is<br />
er een weifelaar dood, werd hem van den Prins daar<br />
op geantwoord: Ik heb er een" vader aan verloren.<br />
Zijne befcheidenheid in het ftuk van den Godsdienst<br />
wordt van allen hooglijk geroemd; hij verfoeide allen<br />
gewetensdwang, zeggende op zekeren tijd tegen<br />
den Bisfchop van Olmutz : Daar is geen grooter<br />
zonde, dan te willen heerfchappij voeren over de<br />
confcientien. Zijne zinfpreuk was het woord van<br />
ABRAHAM: God zal het. voorzien! Zijn goede en<br />
godvruchtige inborst en vroom gemoed vertoont zich<br />
zoo geheel bijzonder in éénen zijner Brieven, twee<br />
jaren voor zijn' dood aan LAZARUS SCHWEND gefchreven,<br />
dat wij denzelven gedeeltelijk hier willen<br />
overfchrijven, te meer, omdat daar in ook van de<br />
Nederlandfche zaken gefproken wordt (f). Hij<br />
fchrijft dan, als volgt:<br />
,, Beminde SCHWEND !<br />
„ Ik heb uwen Brief wel ontvangen, en,gelezen.<br />
Uw Christelijk en trouw beklag , waar door gij be<br />
tuigt, dat u mijne ziekte ter harte gaat, is mij ui-<br />
ter-<br />
(*•) XI Boek. Bladz. 451.<br />
(t) Men leest den geheelen Brief bij BRANDT Bladz.<br />
535.
35° K E R K E L I J K E<br />
m C. G termare aangenaam. De eeuwige God, die alles in<br />
Jsari5t7<br />
zijne hand heeft, handele met mij naar zijnen va<br />
tot 1552,<br />
derlijken wille. Want voor alles zeg ik hem dank,<br />
als die alleen allerbest weet, wat mij nut en zalig,<br />
ook wat mij fchadelijk zij. Ik nel mij in zijnen<br />
Goddelijken wil geduldig en ten volle te vrede.<br />
Want zoo loopen de zaken van deze wereld , dat<br />
men daar in weinig vermaaks en rust kan vinden.<br />
Maar alles is overal vervuld met zwarigheden, trouweloosheid<br />
en flinkfche ftreken. De Heere ontferme<br />
*ich onzer, en verwaardige zich , dit kwaad van<br />
zijne Christenheid af te wenden. Het en zou voorwaar<br />
geen wonder zijn , dat iemand in dezen ftand<br />
van zaken als voor het hoofd geflagen en buiten<br />
zinnen wierd. Daar veel van ware te fchrijven. Ik<br />
begin door Gods genade allengskens te bekomen ,<br />
en met fteun van een' ftok te gaan. God zij in alle<br />
zijne werken geprezen. Wat de Nederlandfche<br />
zaken betreft, omtrent dezelve kan ik al<br />
zoo weinig goedvinden, dat men de maat te buiten<br />
gaat. Ten tegendeele ben ik wel indachtig, hoe<br />
dikwijls en tot wat einde, ik den Koning van Spanje<br />
heb gefchreven en ten beste geraden. Maar wat<br />
zal ik veel zeggen ? de Spaanfche raad was veel aangenamer,<br />
dan mijn getrouwe raad. En nu worden<br />
zij gedwongen, bij zich zeiven hunne dooling te<br />
bekennen, en dat zij zelveu de voornaamfte oorzaak<br />
zijn van dit kwaad. Ik heb een goed oogmerk gehad,<br />
opdat die treffelijke en edele landfchappen niet<br />
zoo elleudiglijk zouden verloren gaan. En hoewel<br />
zij mijnen raad niet wilden volgen, zoodat ik reden<br />
heb,
G E S C H I E D E N I S . 351<br />
heb, mij van het raadgeven te onthouden, nogtans na C. G.<br />
zal ik mij daar zoo niet van onthouden, of ik zal ]aansi7. tot 1552,<br />
nog trouwelijk al doen, wat ik kan. God geve ,<br />
dat er eene gewenschte vrucht uit voortkome , en<br />
dat men eindelijk van zulke fcherpe hulpmiddelen<br />
affta, en het bij die eerfte late blijven. En om<br />
kort te gaan, laat de Spanjaarden handelen naar<br />
hun welgevallen , nogtans zullen zij Gode, dien<br />
regtvaardigen Regter, eens rekenfchap van hunnen<br />
handel moeten geven. Wat mij aangaat, ik zal,<br />
belieft het Gode, eerlijk, Christelijk, getrouwelijk ,<br />
ongeveinsdelijk, en opregtelijk handelen ; zekerlijk<br />
vertrouwende, dat God, met zijn zegen en genade,<br />
mij zal helpen; opdat ik met mijne daden en raadflagen<br />
Gode en menfchen moge behagen. Dat doende<br />
, zal ik naar deze ondeugende en fnoode wereld<br />
niet vragen. . . Hier mede beveel ik u Gode, dia<br />
alles naar zijn welgevallen befture tot heil der Christenheid<br />
en van ons allen. In Weenen den 22ften<br />
Februarij des jaars 1574.<br />
MAXIMILlANUS."<br />
In het jaar 1577 vervoegden zich de meeste nog<br />
Verfchei<br />
overige fteden van Holland en Zeeland aan de StaatdeneHefche<br />
zijde, behoudens den Roomfchen Godsdienst, den gaan<br />
D ver, ook<br />
doch zonder verder iemand te moeijen om zijn geAmfterloof; ook keerden die van Utrecht onder het Staddam,onderbehouderfchap van den Prins van Oranje, onder uitding van<br />
gedrukt beding, „ van den Roomfchen Godsdienst vrije oefening<br />
„ in alles onverkort te houden; daar niet te komen<br />
van den<br />
„ met eenig krijgsvolk, of met eenige Leeraars, om R- Godsdienst.<br />
„ de
na C. G. „ de Gereformeerde Religie te oefenen: geene Gees-<br />
«ot 1552.<br />
„ telijke beneficiën te geven dan aan Roomschge»<br />
„ zinden, bekwaam geoordeeld bij den Aartsbis-<br />
„ fchop; de vrijdommen te handhaven; het regts-<br />
„ gebied van den Aartsbisfchop in kracht te laten."<br />
Door tusfchenfpraak van Utrecht werd den 8flen<br />
Februarij het verdrag insgelijks met Amfterdam getroffen,<br />
waar bij onder andere punten bedongen<br />
iverd: „ Dat binnen de ftad, vrijheid en ambachts-<br />
,, heerlijkheid van Amfterdam, geene andere Religie<br />
,, zou mogen gepredikt noch geoefend worden,<br />
„ dan de oude Katholijke Roomfche Religie , daar<br />
zich niemand tegen verzetten zoude , met woorden<br />
of werken. De Plakaten, op het ftuk van<br />
„ 'den Godsdienst, zouden gefchorst worden, vol-<br />
„ gens den vrede van Gend. Niemand zou eenig<br />
,, beletfel of moeijenisfe gefchieden, in het gaan en<br />
,, keeren bij dage , en te bekwamer tijd van de<br />
;, Predikatie en oefening der Gereformeerde Religie,<br />
, buiten de ftaü en viijheid derzelve. Den Gere-<br />
„ formeerden zou men eene ongewijde, nogtans<br />
, bekwame en eerlijke plaatfe aanwijzen ter begra-<br />
, fenis hunner dooden; te gefchieden zonder zang,<br />
, vermaning , of andere uitwendige plegtigheid ,<br />
, met geleide van zes en twintig perfonen ten hoog.<br />
><br />
, fte. Het zou allen burgeren, gebannen, gedre-<br />
, ven, of geweken bij eigen' wille uit de ftad, ge-<br />
, oorloofd zijn, weder te keeren, en hun poorter-<br />
!<br />
, en gilderegt te genieten. Men zou den Koning<br />
, als Grave, den Prins van Oranje als zijnen Stad-<br />
, houder, en der ftad, onder deszelfs gehoorzaam-<br />
!<br />
35* K E R K E L I J K E<br />
» heid,
G E S C H I E D E N I S . 35 \<br />
3, beid, hulde en trouwe zwéeren. . . De Geeste • na C. Ö.<br />
„ lijkheid zou daar in de orde des Bisfchops var 1 faari5i7.<br />
tot 1552.<br />
,, Haarlem volgen."<br />
Terwijl Don JAN, op een verdrag, waar bij dt : PIETER<br />
, PANIS te<br />
Gendfche vrede met het vertrek der Spanjaar det,<br />
Meche<br />
was toegedaan, tot Stadhouder des Konings aange len otn<br />
nomen zijnde, zich in Julij te Mechelen bevond, hetgeloof<br />
onthalsd.<br />
werd met zijne toedemming, niettegendaande eer<br />
erndig en vriendelijk voorfchrijven des Prinfen van<br />
Oranje, dat men toch de votige toonelen van wreedheid<br />
niet mogte vernieuwen , door de Schepenen aldaar<br />
zeker Kleermaker, PIETER. PANIS geheten, ter<br />
dood verwezen, en openlijk onthalsd, omdat hij<br />
eene Predikatie der Gereformeerden had bijgewoond.<br />
Zijne geburen deden vele moeite, om hem vrij te<br />
krijgen bij den Schout, WILLEM DE KLERK, Heer<br />
van Boevekerk, wien deze titel niet bij geval aangewaaid<br />
fcheen, naar het ligtvaardig antwoord, waar<br />
mede hij hen afzette, zeggende „ dat er geene<br />
1<br />
„ genade voor zoo hardnekkig een Ketter was, die<br />
„ noch om den drop, noch om het vuur te ont-<br />
„ gaan, zijne gezindheid wilde verzaken, en ik,"<br />
voegde hij er bij , „ zou om roiins geloofs wil<br />
„ mijn' vinger in geene brandende kaars willen fte-<br />
„ ken."<br />
Don JAN ontdekte kort daar na zijne inzigten dui De oofdelijker,<br />
door het bemagtigen van het Kasteel van logvernieuwd, Namen, waar op hij van de Nederlandfche Staten fezuieteri<br />
voor vijand werd verklaard, die des Keizers Broe lit Antiverpender<br />
, den Aartshertog van Oostenryk, MATTHIAS ,<br />
tot Gouverneur der Nederlanden verkoren, dellende<br />
HERV. III. z d e n<br />
,'erdre-<br />
/en enz»
na C. G. den Prins van Oranje tot zijnen Luitenant Stad<br />
Jaari5i7, houder aan. Tevens verboden zij niet alleen allen<br />
tot 1552<br />
Pastoren, Parochiepriesters, Predikanten en anderen,<br />
alle oproerige leeringen, predikatiën of gefprekken,<br />
maar vorderden hun ook eenen eed af, dat zij de<br />
Gendfche bevrediging handhaven en Don JAN voor<br />
vijand zouden houden. De Jezuïeten te Antzverpen<br />
weigerende dezen eed te doen, werden de ftad uitgeleid,<br />
als ook negentien Minderbroeders, die insgelijks<br />
zwarigheid tegen den eed maakten. Om dezen<br />
eed te ontgaan togen ook al de Minderbroeders<br />
uit Utrecht. Op gelijke wijze ging het ook in andere<br />
fteden. Daar na deden de Staten ook bij een<br />
fcherp Plakaat het zenden van Annaten of eerfte<br />
jaargelden naar Rome verbieden.<br />
Omwenteling<br />
te<br />
Amfterdam.<br />
354 K E R K E L I J K E<br />
De Onroomfchen bijzonder te Amfterdam, werden ,<br />
middelerwijl, door zulk een gedrag zeer geflijfd in de<br />
gedachten, dat zij de waarheid op hunne zijde hadden;<br />
de wedergekeerde ballingen verlterkten hun getal, en<br />
konden zich ook niet vergenoegen, dat zij van alle beftuur<br />
waren uitgefloten. Op den 25flen Mei 1578,<br />
zijnde Zondag, predikte THOMAS VAN THIELT, gewezen<br />
Abt van St Bernards bij Antwerpen, van wien wij<br />
in het voorgaande gefproken hebben , aan den St.<br />
Antonisdyk, buiten de vrijheid der flad voor de Onroomfchen.<br />
Den volgenden morgen , den 26flen,<br />
vervoegden zich eenige aanzïenelijke Onroomfchen<br />
op het Stadhuis, om te beproeven, of en wat de<br />
Regering hun zou willen toeflaan. Maar bij deze<br />
was niets te winnen. Dit maakte de gemeente gaande.<br />
Men vermeesterde den Dam, en ftoof het Stadhuis
G E S C H I E D E N I S . 355<br />
huis in, haalde den Schout en de oude en regeren na C. G.<br />
de Wethouders daar af of uit hunne huizen , en Jaaris^<br />
tot 1552.<br />
bragt hen op de waag. Van daar werden zij meest<br />
allen, nevens verfcheidene Papen en Minderbroeders,<br />
tusfehen twee regels foldaten door, naar het Water<br />
gevoegd, en in verfcheidene vaartuigen fcheep gebragt,<br />
onder het gefchreeuw van het gemeen: dat<br />
men hen naar de galg voeren moest, daar zij me»<br />
nig eenen aan geholpen hadden. Zij werden, maar<br />
pas buiten de ftad, aan den Antonisdyk opgezet.<br />
Dit alles liep zonder bloedftorting af. Doch het gemeen<br />
ftoof terftond naar het Klooster der graauwe<br />
Monniken of Minderbroeders, waar Beelden en Altaren<br />
gefchonden en verbrijzeld werden. Den derden<br />
dag daar aan maakten de Schutters eene nieuwe<br />
Vroedfchap, Burgemeesters en Schepenen, ten overftaan<br />
van Gemagtigden der Staten. De Kerken bleven<br />
ruim eene week gefloten. Toen ging er de nieuwe<br />
Wethouderfchap heenen. en liet door eenige<br />
timmerlieden de overige Beelden wegnemen. Voorts<br />
begonnen de Hervormden eerst in de Oude en eenige<br />
dagen daar na in de Nieuwe Kerk te prediken.<br />
De eerfle Predikanten, die men beriep, waren JO<br />
ANNES KEUCHLINUS en PETRUS HARDENBERG. De<br />
Lutherfchen en Doopsgezinden hielden ook openlijke<br />
Godsdienftige vergaderingen in de ftad, met kennis<br />
en verlof der Wethouderen, die zelfs, fchoon tegen<br />
den zin van eenigen hunner Geloofsgenooten , den<br />
Roomschgezinden toelieten, in het heimelijk te vergaderen.<br />
Te Haarlem werd het werk door de foldaten op 1<br />
Z 2 eene 1<br />
re Haaasesn.
355 K E R K E L I J K E<br />
na C. G. i :ene ruwere wijze uitgevoerd. Op den 29ften vair<br />
Jaari5i7. Mei, zijnde Sacramentsdag, vielen zij met geveld<br />
tot 1552.<br />
geweer in de groote Kerk, die opgepropt van volk<br />
vas; eenige, zoo Burgers als Geestelijken, werden<br />
rier gekwetst, en een Priester, PIETER BALLING,<br />
ioorftoten; voorts werden van het gemeen de Vrouvekerk,<br />
het Franciskaner en Dominikaner Klooster<br />
geplunderd. Het ongebonden krijgsvolk werd federt<br />
laar elders verlegd, en de moorder van den Priester<br />
BALLING door de Staten van Holland met den dood<br />
jeltraft. De groote Kerk bleef gefloten tot in November,<br />
wanneer de Regering die aan de Gereformeerden<br />
inruimde, terwijl echter aan de Roomschgezinden,<br />
bij openbare afkondiging, de vrije oefening<br />
van hunnen Godsdienst beloofd werd.<br />
De Gereformeerdenver<br />
zoeken in<br />
Eraband Middelerwijl werd te Dordrecht in dit jaar 1578 eene<br />
en Vlaanderen<br />
Nationale Sijnode van Gereformeerde , Nederland<br />
vrijheid fche, Hoogduitfche en Walfche Kerken gehouden,<br />
van Godsdienstoefening.<br />
Eerfte<br />
NationaleSijnode<br />
te Dordrecht.<br />
In Braband en Vlaanderen onthielden de Gereformeerden<br />
zich nog van geweld, maar begonnen van<br />
tijd tot tijd openlijk op meer plaatfen te prediken.<br />
van den tweeden tot den achttienden Junij toe. Met<br />
toeftemming en goedvinden van deze vergadering leverden<br />
de Gereformeerden van Braband en Vlaanderen<br />
een verzoekfchrift in aan den Aartshertog MAT-<br />
THIAS en den Raad van State om vrijheid van<br />
Godsdienstoefening op den 22ften derzelve maand.<br />
Zij wezen daarin aan: „hoe veel zij om den Gods-<br />
„ dienst geleden hadden, en te gelijk, dat de Span-<br />
„ jaards met al hun vervolgen alleenlijk den aan-<br />
„ was van het getal hunner geloofsgenooten hadden<br />
„ te
G E S C H I E D E N I S . 357<br />
„ te wege gebragt; op dezen grond verzochten zi i na C. G.<br />
„ op het ernftigst om vrije Godsdienstoefening, toi Jaari5i7.<br />
tot 1552.<br />
„ op eene algemeene of ten minfte eene Nederland-<br />
„ fche Kerkvergadering. De Gendfche vrede, die<br />
„ dit niet fcheen te gehengen, was reeds door de<br />
„ Spanjaarden verbroken , en behoefde derhalve<br />
„ door de Staten niet gehouden te worden. De<br />
,, Heidenfche Keizers hadden de Christenen , de<br />
„ Christenfche Keizers de verfchillende gezindhe»<br />
,, den geduld. Verfcheidene Vorsten vergenoegden<br />
,, zich met het uiterlijke, zonder over het gemoed<br />
,, te willen heerfchen. De Paus zelf verdroeg de<br />
„Joden, waarom zou men hen ook niet dulden,<br />
„ die van hunne zijde de Roomschgezinden onge»<br />
,, ftoord laten, en hier voor borg van eenige tref-<br />
„ felijke uitheemfche Vorsten of andere verzekeringen<br />
geven wilden."<br />
Na veertien dagen toevens, leverden zij een tweede<br />
verzoekfchrift in, waar bij zij het vorige krachtiger<br />
en fterker aandrongen, en verfcheidene punten<br />
voordroegen tot verzekerdheid der beide gezindheden.<br />
Met aanbieding, dat de Gereformeerden met<br />
hooge woorden voor God betuigen zouden, dat zij<br />
geen voornemen hadden, om de Prelaten en andere<br />
Kerkelijke perfonen, belijdenis doende van de Roomfche<br />
Religie, te verftooren, het zij in hunne perfonen<br />
, goederen , of oefening van hunnen Godsdienst.<br />
Tegen welke zij niets zouden voornemen te<br />
doen, maar alle moeijenisfe naar vermogen verhinderen.<br />
De Aartshertog en de Raad van State, deze ileligions<br />
Z 3 fmeek
na C. G.<br />
JaariSi7'<br />
tot 1552<br />
of Geloofsvredeontworpen.<br />
!53 K E R K E L I J K E<br />
meekfchriften ontvangen hebbende, maakten een<br />
ontwerp van eenen Religions- of Geloofsvrede, waar<br />
in zij meenden, dat de Landfchappen genoegen zouden<br />
behooren te nemen. Dit ontwerp beftond uit<br />
dertig leden, welker voornaamften op dezen zin uitliepen:<br />
,, Dat alle wederzijdfche beleedigingen, na<br />
„ de Gendfche Bevrediging voorgevallen, zouden<br />
„ gehouden worden als niet gefchied , en dat elk<br />
„ voortaan zijn gevoelen vrijelijk zou mogen bele-<br />
,, ven. Dat de Roomfche Godsdienst in Holland<br />
„ en Zeeland wederom herfteld zou worden, mids<br />
„ zij, die het begeerden, in de groote fteden en<br />
„ dorpen niet minder dan honderd huisgezinnen<br />
„ fterk waren, in de kleinere het grootlte getal uit-<br />
„ maakten. Dat den Onroomfchen op gelijken<br />
„ voet vrijheid van Godsdienstoefening gegund zal<br />
,, worden, door gansch Nederland. Dat de Wet-<br />
,, houders hier toe aan de eene en andere gezind-<br />
„ heid bekwame plaatfen zouden aanwijzen, binnen<br />
,, welke de Godsdienstoefeningen zouden moeten<br />
,, gefchieden. Daar flechts eene Godsdienstoefening<br />
,, gedoogd werd, zou men nogtans geen onderzoek<br />
,, doen op iemands geloof. Die in eens anders<br />
„ Kerk kwam, zou geenen aanftoot mogen geven,<br />
en zich naar de gewoonte aldaar moeten fchik-<br />
,, ken. De Onroomfchen zouden de Zondagen ,<br />
„ Kersdag, de Apostelsdagen , die van Maria's-<br />
,, boodfchap, Hemelvaart en Lichtmis, nevens die<br />
„ van het Sacrament, met het fluiten van winkels<br />
„ en het nalaten van handwerk en koopmanfchap,<br />
,, vieren moeten. In het begeven van ambten zou<br />
men
G E S C H I E D E N I S . 359<br />
„ men niet op de Geloofsgezindheid ; maar alleen na C. G.<br />
,, op de bekwaamheid der Perfonen hebben acht te Jaari5i7.<br />
:ot 1552.<br />
„ geven. Eindelijk zouden er in elke ftad, nevens<br />
„ de Wethouders, jaarlijks vier perfonen van eer en<br />
„ aanzien gekozen worden, om onderzoek te doen<br />
„ op alle overtredingen dezer Geloofsvrede, op wier<br />
„ berigt, mits het ten minlte door drie hunner ge-<br />
teekend ware, de Magiftraat onverwijld regt zou<br />
moeten doen."<br />
Dit ontwerp van den Geloofsvrede, in elk gewest<br />
bekend geworden zijnde, fmaakte noch den Roomfchen<br />
noch den Onroomfchen. De eerfte wilden aan<br />
de anderen nergens in toegeven, en deze laatfte wilden<br />
zich nu niet genoegen, met buiten gevaar van<br />
ftraf te zijn, of zich in het verborgen te houden ,<br />
maar zij fielden zich tegen de ftijfzinnige Magiftraten.<br />
In Henegouwen, daar men weinig Onroomfchen<br />
en integendeel vele gevlugte Geestelijken had,<br />
werd de Geloofsvrede verfoeid, als een proefftuk<br />
van goddeloosheid. Te Antwerpen weid hij aangenomen<br />
, en aan de Gereformeerden eenige plaatfen<br />
tot hunne Godsdienstoefening toegeliaan. De Staten<br />
van Utrecht wezen den Geloofsvrede van de<br />
hand, op het aanflaan van het Lid der Geestelijkheid.<br />
De Groninger Ommelanden daar tegen omhelsden<br />
hem; ook de ftad Leeuwarden, alwaar de<br />
Jakobijnenkerk den Hervormden werd ingeruimd. In<br />
Gelderland werd, onder begunltiging van den Stadhouder,<br />
Graaf JAN VAN NASSAU , de Hervormde<br />
Godsdienst met geweld ingevoerd. Ook werd dezelve<br />
te Goes in Zeeland met vernietiging van het<br />
verdrag van voldoening gevestigd,<br />
Z 4 Ner
na C. G<br />
Jaarisi7<br />
tot 1552<br />
Opfchud<br />
ding te<br />
Gend.<br />
360 K E R K E L I J K E<br />
Nergens echter was de baldadigheid hooger gefe.<br />
gen dan te Gend. PETRUS DATHENUS , eertijds<br />
Monnik te Poperingcn, die reeds federt het jaar 1566<br />
• in Zeeland gepredikt had, thans Leeraar te Gend,<br />
en met den titel van Raad van Hertog JOAN KAZI-<br />
MIR voorzien, voer hevig uit tegen het punt van<br />
den Gendfchen vrede, waar bij aan de Roomschgezinden<br />
vrijheid van Godsdienst werd toegedaan, hij<br />
fchold zelfs op den Prins van Oranje, die zich verklaard<br />
had, dat men geene verandering met wanorde<br />
maken moest, en die beweerde , dat men verpligt<br />
was, zijn woord te houden , en noemde hem te»<br />
mand, die God noch Godsdienst eerbiedigde. Men<br />
weigerde de Roomfche Bijgelovigheden langer te<br />
dulden. Papen en Geestelijke perfonen werden ui't<br />
de dad verjaagd, en hun een jaarlijksch inkomen<br />
toegelegd uit de Geestelijke goederen. Men doeg de<br />
handen aan de rijke Abdijen, kostelijkheden en kleinodiën<br />
der Kerken. Men verkocht het geestelijk<br />
huisraad, en keerde alles het onderde boven ; men<br />
brak Kerken en Kloosters af, verfmolt het koper en<br />
de klokken der Kerken, welken men tot gefchut<br />
vergoot, terwijl men de dad Gend verderkte cn zich<br />
van verfcheidene omliggende deden en plaatR-n meester<br />
maakte. Te Tpcren werden de woningen des<br />
Bisfchops en van eenige Kanunniken geplunderd.<br />
Oor- Hoogst euvel namen voornamelijk de Staten van<br />
iprong Henegouwen en de overige Walfche Provinciën, die<br />
der Malcontenten<br />
den Godsdienstvrede verworpen hadden, dit gedrag<br />
der Gentenaren op, en fpoedig kwam het tot de<br />
wapenen. De Walfchen droegen tot roem hunner<br />
Godsdiendigheid groote Paternosters, of gebedentellers
G E S C H I E D E N I S . 361<br />
Iers om den hals, waarom zij bij de Gentenaars na C. G.<br />
Paternostersknechten geheten werden, maar zij noem jaar 1517.<br />
tot 1552.<br />
den zich zeiven Malcontenten, dat is, Misnoegden,<br />
en wilden, dat men den Roomfchen Godsdienst en<br />
de Geestelijken te Gend in hunnen eerften ftand en<br />
goederen zou herftellen, waar tegen de Gentenaars<br />
eischten, dat men het openbaar oefenen van den<br />
Gereformeerden Godsdienst door geheel Nederland<br />
zou bewilligen, dan zouden zij ook den Roomfchen<br />
weder inruimen. Dus ontftond er een binnenlandfche<br />
krijg, welke eindelijk ten gevolge had, dat de<br />
Walfche Provinciën zich met de Spaanfchen verzoenden<br />
en tot des Konings gehoorzaamheid wederkeerden.<br />
De bitterheid te Gend werd intusfchen zoo groot, HESSELS<br />
en VISCH<br />
dat men, den vierden October 1578, JAKOB HESte<br />
Gend<br />
SELS en JAN VISCH, voor eenige maanden in een opgehan<br />
oproer gevangen, buiten de ftad, op den weg naar gen.<br />
Kortryk, beiden aan eenen boom opknoopte, HES<br />
SELS was een Lid van den Raad der Beroerte geweest,<br />
en daarom in den algemeenen haat, wien ,<br />
gelijk boven (*) verhaald is, de woorden naar de<br />
galg! naar de galg! gereed op de tong lagen, zoo<br />
dat zijne huisvrouw hem ééns te gemoet voerde:<br />
^ gij hebt dat hangen altijd in den mond: hoede<br />
„ God, dat het u zeiven niet eens overkome!" JAN<br />
VISCH, voor dezen Baljuw van Ingelmunjler, had<br />
zich in dat ambt ook fel tegen de Onroomfchen gedragen.<br />
Onder anderen wordt hem nagegeven , dat<br />
bij uit zeker pleit een' haat opgevat hebbende op<br />
(*) Bladz. 278.<br />
Z 5<br />
eenea
aa C. G . eenen HENDRIK DE KREUS van Codsfelde , denzet-<br />
Jaari5i;> • ven, als ter zake van Ketterij en oproer, te Tperen<br />
tot 1552<br />
' in hechtenis deed nemen. Waar daar na hoorende,<br />
dat deze, een ftokoud en welhebbend man, vergif,<br />
fenis had bekomen, zond hij, als om zijnen ijver<br />
tot. den Roomfchen Godsdienst te toonen , uit eigen<br />
hoofde, op een' Zondag morgen, eenen Monnik<br />
met den beul in den Kerker, hem aanzeggende, dat<br />
hij fterven zou , eer des Bisfchops Mis geëindigd<br />
was. De gevangene zat te dier ure aan den ontbijt<br />
met eenige vrienden, gekomen om hem te bezoeken,<br />
en eischte ziening van het vonnis, zoekende<br />
nitftel, als die wist, dat zijn genadebrief onder weg<br />
was, welke ook 'sanderen daags kwam. Maar hij<br />
moest voort, en hing geworgd op de markt, als de<br />
Bisfchop en Baljuw uit de Kerk kwamen , zonder<br />
eenig ander blijk ter zijner bezwarenisfe, dan dat hij<br />
zijnen zoon had gehuisvest, die van den Hervormden<br />
Godsdienst was. Hij liet eene vrouw met zes<br />
kinderen achter, die mannelous, vaderloos, goedeloos,<br />
in armoede treurden, tot dat zij door den<br />
Gendfchen vrede weder aan het hunne raakten.<br />
JUSTUS<br />
VELSIÜS.<br />
36a K E R K E L I J K E<br />
In dit jaar 1578 onthield zich binnen Haarlem,<br />
Leyden, den Haag, en andere plaatfen in Holland,<br />
Doctor JUSTUS VELSIUS , zich uitgevende voor<br />
eenen, van God gezonden, om de wereld te hervormen.<br />
Te dien einde deed hij eerst bedektelijk,<br />
daar na openlijk, eenige Predikatiën. Hij beloofde<br />
zijne leere met wonderwerken te bevestigen, onderftond<br />
ook, doch vergeefs, eenen blinde ziende , en<br />
een' kreupele gaande te maken; zeggende, toen het<br />
hem mislukte, dat het aan hun geloof fchortte. Aan<br />
de
G E S C H I E D E N I S . 36*3<br />
de Staten van Heiland had hij, den achttien No-, ia C. G.<br />
vember des verleden jaars , zekeren Brief gefchre- . aansi7.<br />
ot 155a.<br />
ven, beftralfende in denzelven alle menfchen wegens<br />
hunne nalatigheid en laatdunkendheid. Ook dorst<br />
hij hen voor weêrfpannigen en ongodsdienftigen over<br />
te halen, die wetten maakten in de zaken van den<br />
Godsdienst, daar zij geen' Godsdienst hadden; benuttende<br />
zijn fchrijven met deze woorden : „ Ik<br />
„ zeg het hun in der waarheid Gods, ja niet ik ,<br />
„ maar de Heilige Geest Gods zelf, die in mij is,<br />
„ dat, indien zij van zulk een voornemen en laatdunkendheid<br />
niet ophouden, zij zich zeiven Gods<br />
,, toorn op den hals zullen halen. . ." Te Leyden<br />
ging hij op zekeren dag in de Kerk op eene bank<br />
ftaan prediken, en kreeg vele Toehoorders , die hij<br />
tegen 's anderen daags uitftelde, om aldaar weder te<br />
prediken. De Magiftraat, dit verttaande, belastte,<br />
de Kerk dien dag gefloten te houden. Hem , ter<br />
gefielde uur naar de Kerk gaande, werd van eenigen<br />
aangezegd, dat z,ii gefloten was. Hij antwoordde<br />
: Voor mij zal zij niet gefloten zijn , als ik<br />
kom, en vorderde weg, van velen gevolgd. Komende<br />
omtrent de Kerk, kwam er een arbeider met<br />
eene lange ladder uit de deur, daar hij tegen indrong,<br />
gelijk ook eene menigte van volk , dat bij<br />
hem was. Dus predikte hij op dezelfde bank, hetwelk<br />
eenige eenvoudige menfchen voor mirakel hielden.<br />
Ook zeide hij, den volgenden dag ter zei ver<br />
plaatfe en ure weder te zullen leeren. Maar de<br />
Wethouders , beducht voor tweedragt onder de burgerij,<br />
deden hem voor den dag uit de ftad brengen.<br />
Hier
Verklaring<br />
van<br />
Mr. WIL<br />
LEM Alt-<br />
TUS.<br />
364 K E R K E L I J K E<br />
na C. 3, Hier over te onvrede, fchreef hij een' zeer heviger*<br />
Jaarisi 7- Brief aan den Magiftraat, denzelven fcheldende voor<br />
c o t<br />
155<br />
, erger dan Turken, die hij , ten dien dage , met<br />
hunne Satanifche valfche Leeraren, den Satan overgaf,<br />
om in het helfche vuur geftraft te worden.<br />
Onder den Brief Hond gefchreven : Des regtvaardigen<br />
Oordeelaars der Levenden en Dooden, JEZUS<br />
CHRISTUS , wien alle magt gegeven is in Hemel en<br />
cp Aarde, geroepen dienaar, JUSTUS VELSIUS Haganus.<br />
In het jaar 1579 gaf hij een Boekje uit,<br />
met dezen titel: Een feer fcheon en heerlijk Tractaetgen<br />
, begrijpende een vroeg- en avondtgebedt...<br />
met twee fchriften , om fich felven f onderfoeken.<br />
Het befluit van dit Boekje zeide : ,, Een iegelijk<br />
,, zie toe, want mij verachtende en verwerpende ,<br />
,, (ik zeg het u bij de eeuwige waarheid Gods, )<br />
„ zoo zal hij niet alleen in mij , maar ook mede in<br />
,, den Heiligen Geest zondigen , met eene zonde ,<br />
„ die nooit zal vergeven worden." Deze VELSIUS<br />
was voorheen een tretfeiijic Geneesheer en Wijsgeer,<br />
die veel had gefchreven, en onder de geleerde mannen<br />
gefteld wordt, die uit den Haag oorfpronkelijk<br />
zijn. Maar hij was te dezen tijde zeer oud, en zoo<br />
eenigen meenden, door veel lezens, in zijn verftand<br />
en zinnen gekrenkt (*).<br />
Den vijfden Februarij 1579, deed Mr. WILLEM<br />
ARTUS, Raad des Prinfen van Oranje, zekere verklaring<br />
voor de Wethouders der ftad Mechelen,<br />
welke hij ook twaalf jaren te voren in den grooten<br />
(*") BÜANDT Bladz. 62Ï.629.<br />
Raad
GESCHIEDENIS. $6$<br />
Raad des Konings had gedaan, en welke aanmer na C. G.<br />
kelijk was. Hij verklaarde, „ dat hij zich niet Jaan 517.<br />
tot 1552.<br />
alleen had gewacht en onthouden, van zich on-<br />
„ der eenige bijzondere fecte te begeven: maar ook<br />
,, van zich te befmetten met haat, nijd, of partij-<br />
,, fchap, om verfcheidenheid van bijzondere gevoe-<br />
„ lens, vallende op het uitleggen der Heil. Schrif-<br />
„ tuur, buiten het gemeen en vruchtbaar Christen-<br />
,, geloof van onze zaligheid en verlosfing door den<br />
,, dood van JEZUS CHRISTUS , den Zoon van God,<br />
hetwelk door de liefde werkt, in de hope der<br />
„ opltanding en des eeuwigen levens. Voorts, dat<br />
„ hij aangaande de openbare politie, zoo wel van<br />
„ Religie, als van de wereldlijke bediening, zich<br />
,, als gemeen perfoon , hebbende noch begeerende<br />
„ eenigen publieken last, altijd gefchikt had, en in<br />
„ het toekomende verftond te fchikken naar het-<br />
,, gene, dat, (alle bevelen der boosheid uirgeflo-<br />
„ ten,) openbaar was of zoude zijn ontvangen of<br />
„ toegelaten. En aangaande het nuk zijner con-<br />
„ fcientie in het bijzonder, wilde hij rekenfehap ge-<br />
,, ven voor Gods regt vaardig oordeel. Biddende<br />
„ hem in geene andere achting te houden, en zijne<br />
,, verklaring in het goede te ontvangen, met betui-<br />
„ ging van zich in de voorzeide Christelijke eenig-<br />
„ heid, en burgerlijke gehoorzaamheid , te willen<br />
„ houden, verzoekende daar van befcheid, onder<br />
„ het zegel der ftad." Dit werd hem gegeven. Hij<br />
gaf ook een klein gefchrift aan den dag, met den<br />
titel: Vreedzaam advijs of berigt der Christelijke<br />
Religie en eenigheid derzelve. In dit fchrift wees<br />
hij
na C. G hij aan : „ hoe alle opregte Christenen moesten<br />
Jaari5i7<br />
„ overeenkomen in drie grondpunten of hoofdftuk-<br />
tot 1552.<br />
ken: in het geloof, in de liefde, in de hoop;<br />
„ maar aangaande de rest, rakende de opbouvving<br />
en volmaking der kennisfe van God, en deszelfs<br />
„ wil, was het niet noodig, dat zij allen overeen-<br />
„ kwamen, en van een gevoelen waren , ja elk<br />
mogt en moest desaangaande volgen het getuige-<br />
„ nis zijner confcientie, en het verftand hem van<br />
„ God gegeven. Want van elk zou geëischt wor-<br />
,, den, naar dat hem veel of weinig gegeven was.<br />
„ Niettemin moest ieder zich benaarfiigen , om in<br />
„ kennis te wasfen, en in alle goede werken vrucht-<br />
„ baar te zijn, verwachtende elk zijne volkomene<br />
„ volmaaktheid in het eeuwig leven (*)."<br />
Unie van<br />
Utrecht<br />
gefloten.<br />
36"6* K E R K E L I J K E<br />
Weinig weken te voren, den 8ften Januarij 1579,<br />
hadden de Walfche Provinciën; of die van Artois,<br />
Henegouwen en Douai, zich verbonden, om de<br />
Roomfche Religie, 'sKonings gehoorzaamheid, en<br />
den Gendfchen vrede te handhaven, maar den Religionsvrede<br />
te helpen weren. De Prins van Oranje,<br />
merkende, waar dit heen wilde, had daar tegen<br />
op eene andere verbindtenis doen werken , hoewel<br />
om redenen van Staat niet openlijk in zijn perfoon,<br />
maar zich bedienende van zijnen Broeder, Graaf JAN<br />
VAN NASSAU, en bragt nu te wege , dat die van<br />
Gelderland en Zutphen, Holland en Zeeland, het<br />
Sticht van Utrecht, en de Frlefche Ommelanden tusfehen<br />
den Eems en de Lauwers, zich den tienden Ja-<br />
(*) BRANDT Bladz. 629, 630.<br />
nu-
G E S C H I E D E N I S . 367<br />
nuarij dezes jaars 1579 te Utrecht nader verbonden, ia 1 C. G.<br />
én die vermaarde Unie of Vereeniging tekenden , 'aari5i7- .<br />
ot 1552.<br />
welke vervolgens als de grondflag van het Gemeenebest<br />
dér zeven vereenigde ( geünieerde ) Gewesten,<br />
want federt hebben zich nog andere gewesten , behalve<br />
de bovengenoemde, bij het verbond gevoegd ,<br />
gehouden is geworden. Met betrekking tot den<br />
Godsdienst, luidde het XlIIde Artikel van dit verbond<br />
dus: „ Dat Holland en -<br />
'Zeeland zich in het<br />
,, ftuk van den Godsdienst, nq^J^n goeddunken,<br />
„ zullen mogen gedragen. Doch de andere Provincien<br />
dezer Unie zullen zich mogen fchikken<br />
naar den Geloofsvrede, bij den Aartshertog MAT-<br />
„ THIAS en die van zijn Rade, bij advijs der algemeene<br />
Staten, alreeds ontworpen: of daarin zulke<br />
orde ftellen, als zij tot behoudenis der rust en-<br />
„ welvaart van elke Provincie of Stad, en tot hand-<br />
„ having der geregtigheden van Geestelijken en We-<br />
„ rddiytpn dienltig vinden zullen , zonder hier in<br />
„ door eenige andere Provincie eenigzins gehinderd<br />
,, te mogen worden; mids nogtans elk vrijheid van<br />
„ Godsdienst behoude, en men niemand, ter oor-<br />
,, zake van den Godsdienst, achterhale of onderzee-<br />
„ ke: gelijk reeds bij de Gendfche Bevrediging vast-<br />
„ gefteld is." Over dit Artikel viel echter terftond<br />
eenige zwarigheid. Sommigen verftonden, dat men<br />
bij hetzelve verklaard had, niemand in het bondgenootfehap<br />
te willen ontvangen, dan die den Geloofsvrede,<br />
of ten minfte de twee Godsdienften , den<br />
Roomschkathoüjken en den Hervormden, zou toelaten:<br />
weshalve, tot nadere opheldering, op den eerften<br />
Februarij, werd vastgefteld : ,, dat men niet<br />
„ voor
358 KERKELIJKE GESCHIEDENIS.<br />
mC. G. „ voorhad, eenige Provinciën of Steden, die zich<br />
Jaari5i7. „ alleen aan den Roomfchen Godsdienst wilden hou*<br />
tot 1552.<br />
„ den en in welken het getal der Hervormden zoo<br />
,, groot niet was, dat aldaar volgens den Geloofs-<br />
„ vrede de Hervormde Godsdienst behoorde ge«<br />
,, oefend te worden, van het Bondgenootfchap uit<br />
„ te fluiten; maar dezelve integendeel daar in te<br />
„ willen ontvangen; mids zij de punten van het»<br />
,, zelve naarkwameA, en zich als goede Patriotten<br />
,, gedroegen ^zrjnde de Wening niet, dat de eene<br />
„ Provincie ofjiaTTzich het bedrijf van de andere<br />
„ in het ftuk van den Godsdienst zal aantrekken."<br />
En hier mede zullen wij dit Hoofdftuk en dit Deel<br />
befluiten, dewijl van toen af de Hervormde Godsdienst<br />
in het Nederlandsch Gemeenebest zich gevestigd heeft,<br />
als de Godsdienst van den Staat, terwijl echter andere<br />
Gezindheden, alhoewel met meer of min naauwe<br />
bepalingen, vrijheid van Godsdienstoefening, en elk<br />
der ingezetenen volkomene en ongeftoorde vrijheid<br />
van Geloof hphhon kiijue» gc«;stv.«.