28.03.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

A L G E M E E N E<br />

K E R K E L IJKE<br />

GESCHIEDENIS,<br />

DER.<br />

CHRISTENEN.


A L G E M E E N E<br />

h<br />

? K E R K E L I J K E<br />

GESCHIEDENIS,<br />

D E 11<br />

CHRISTENEN,<br />

DOOR<br />

IJSBRAND VAN HAMELSVELD.<br />

EEN EN TWINTIGSTE DEEL.<br />

MET PLAATEN.<br />

TE HAARLEM BIJ<br />

F R A N C O I S BOHN,<br />

M D C C C X I.


I N H O U D<br />

VAN HET<br />

EEN EN TWINTIGSTE DEEL.<br />

Z E S D E B O E K .<br />

Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerkhervorming<br />

in het begin der zestiende eeuw.<br />

EERSTE A F D E E L I N G :<br />

Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zestiende<br />

eeuw, tot den vrede van Pasfau.<br />

V I E R D E H O O F D S T U K .<br />

Gefchiedenis der Hervorming van Geneve. Bladz. i.<br />

V I J F D E H O O F D S T U K .<br />

Gefchiedenis der Hervorming in Zweden en Denemarken.<br />

. . . • Bladz. 71.<br />

ZES-


vi I N H O U D .<br />

Z E S D E HOOFDSTUK.<br />

Gefchiedenis der Hervorming in Frankrijk. Bladz. 130.<br />

Z E V E N D E HOOFDSTUK.<br />

Gefchiedenis der Hervorming in Engeland, Schotland<br />

en Ierland. . . . Bladz. 471.<br />

KEU-


KERKELIJKE<br />

GESCHIEDENIS.<br />

Z E S D E B O E K .<br />

BEVATTENDE HET ZESDE TIJDPERK; BEGINNENDE<br />

MET DE KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />

ZESTlBivnE KRIIW.<br />

E E R S T E AFDEELING.<br />

GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />

ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN PASSAU.<br />

VIERDE HOOFDSTUK.<br />

Gefchiedenis der Hervorming van Geneve.<br />

De Gefchiedenis der Hervorming van Geneve, hoe aa C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

zeer Hechts eene enkele ftad, verdient echter eene<br />

iot 1552.<br />

afzonderlijke melding in de befchrijving der Kerkgefchiedenis<br />

van dit merkwaardig Tijdvak, uit hoofde Inleiding<br />

tot de Ge­<br />

van het groot belang der Kerk van Geneve en derfchiedezelver<br />

invloed op de verbetering van de leer en eerenis der<br />

Hervordienst<br />

in verfcheidene aanzienlijke landen van Eu<br />

ming van<br />

ropa, van welke de Kerk van Geneve federt vereerd Geueve.<br />

is geworden als eene Moederkerk; alzoo zij, in het<br />

eerst, hunne voornaamtte Leeraren van Geneve ont«<br />

HERV. II. A von


na C. G,<br />

Jaar) 517.<br />

tot 1552.<br />

VoornsamïïeHervormers.<br />

WILLEM<br />

FAREL. 1<br />

a K E R K E L I J K E<br />

vongen, die in de Schoten der groote mannen al«<br />

dan.r zich gevormd hadden.<br />

Gelijkerwiis Zwitferland, zoo als wij in het voorgaande<br />

Deel van ons werk gezien hebben , ten aanzien-van<br />

de Hervorming, behalve aan ULRICH ZWIN-<br />

GLI, die zelve een Zwitfer was, het meest te danken<br />

had aan Duitfchers, welke uit Duitschland ,<br />

bijzonder uit Straatsburg, gekomen, zich derwaards<br />

begeven hadden, om de Hervorming voortteplanten<br />

, dewijl in de noordelijke gedeelten van<br />

Zwitferland de Hoogduitfche Taal gelproken wordt,<br />

zoo werd in de zuidelijke deelen , het land van<br />

Vaud, het Graaffchap Neufchatel, en ook te Geneve<br />

, de zaak der Hervorming meest bevorderd<br />

joor Franfche Geleerden, onder welke de vermaardte<br />

geweest zijn WILLEM FAREL, PIETER VIRET of<br />

iriRETUS, en JAN CALVYN, van welke wij daarom<br />

;ooraf eenig berigt zullen geven.<br />

WILLEM FAREL, wiens leven door ANCILLON,<br />

ledikant te Ber/yn, befcbreven is, werd in her jaar<br />

1 4.99 uit een adellik gedacht te Fapin in Daw<br />

l) .O mi Inè geboren. In zijne jeugd ftudeerde hij te Parys,<br />

t n oefende zich met grooten lof in de Hebreeuwfche<br />

t n Griekfche Talen; hij genoot de gunst en vriend-<br />

l chap van den vermaarden JACOBUS FABER STAPU-<br />

1 ENSIS , (j. LE FEVRE D'ESTAPLES , ) van wien<br />

t ij ook onderwijs ontving in de gezuiverde Euanelieleer,<br />

en die hem eenen post bezorgde in het<br />

I lollegie van den Kardinaal LE MOINE. Dezen post<br />

e snige jaren met roem bekleed hebbende, begaf hij<br />

2 ich met FABER naar Maux, bij den Bisfchop<br />

BRIS-


G E S C H I E D E N I S . 3<br />

BRISSONET , die der nieuwe leere genegen was; hier<br />

het Euangelie van het jaar 1521 tot 1523 gepredikt<br />

hebbende, vertrok hij in dat jaar naar Straatsburg<br />

, alwaar hij van CAPITO en BUCERUS met<br />

opene armen ontvangen werd. In het volgende jaar<br />

1524 kwam hij te Bazel, alwaar hij, tegen dank<br />

der Hoogefchool, op gezag van den Raad, openlijk<br />

eenige (tellingen verdedigde, over de Heil. Schrift,<br />

als den eenigen regel des Geloofs, over het regtvaardigend<br />

geloof in CHRISTUS, zonder eenige eigene<br />

verdienfterj , over het ongehuwde leven der<br />

Geestelijken, over de Monnikengeloften , Euangelifche<br />

Raadgevingen enz. De bant der Geestelijkheid,<br />

hier door te meer tegen hem aangevuurd ,<br />

vervolgde hem hier zoo fterk, waar zelfs ERAS­<br />

MUS , die gansch geen vriend van FAREL was, door<br />

zijn uitvaren tegen hem, niet weinig aan toebragt, dat<br />

FAREL uit de ftad gedreven zijnde , de wijk nam<br />

naar Mompelgard; alwaar hij, onder de befcherming<br />

van den Hertog ULRICH van Wurtemberg, de zaak<br />

der Hervorming door prediken en ook door een<br />

openbaar gefprek met eenen Monnik wakker heeft<br />

voorgedaan, zoodat hij, binnen den tijd van twee<br />

jareu, het geheele Hertogdom met het licht van het<br />

Euangelie verlichtte. Zoo groot was zijn ijver voor<br />

de zaak der Hervorming, dat dezelve door niet weinigen<br />

geoordeeld werd, fomtijds de mate te buiten te<br />

gaan. Zijne woorden en voordragt waren zoo hevig en<br />

geweldig, dat OECOLAMPADIUS zelve hem 'fchreef,<br />

h'tj mogt zich matigen; „gij zijt gezonden," fcbreef<br />

OECOLAMPADIUS, „ om het Euangelie te prediken,<br />

A a „ niet<br />

M C. (?i<br />

[aan 51?'.<br />

tot 1553.


na C. G.<br />

Jaan 517,<br />

tot 1552.<br />

4 K E R K E L I J K E<br />

„ niet om te vloeken; ik prijs den ijver, indien<br />

„ maar de zachtmoedigheid niet ontbreke. Men<br />

„ moet wijn en olie op zijn' tijd en pas bij de won-<br />

„ den gebruiken. Betoon u eenen Euangelist, maar<br />

„ geen' geweldigen Wetgever." Van zijnen ijver,<br />

die dikwijls van onvoorzigtigheid niet was vrij te<br />

plijten, gaf hij een voorbeeld te Mompelgard, al­<br />

waar hij, bij een' openbaren omgang, (Proces/ie,)<br />

in welken het Beeld van den Heiligen ANTCNIUS<br />

plegtig werd rondgedragen, dit Beeld den Priester<br />

uit de hand rukte, en het in het water wierp.<br />

Dit bedrijf veroorzaakte een' geweldigen oploop ;<br />

en FARELL , om het gevaar te ontgaan, moest deze<br />

ftad verlaten, begevende zich naar Bern, en op<br />

raad van HALLER naar Aigle, onder het gebied van<br />

Bern gelegen, alwaar hij, onder eenen vreemden<br />

naam van WILI.EM URSINUS , eene School opgerigt<br />

[lebbende, de jeugd tevens in den Godsdienst on-<br />

iervvees, tot dat hij in het jaar 1527 weder onder<br />

sijnen eigenen naam openlijk aldaar predikte, en<br />

iroorts in de omliggende plaatfen en oorden , niet<br />

:onder den hevigften wederftand der Geestelijkheid,<br />

i lie alles in het werk ftelde, om 's mans arbeid vruch-<br />

I eloos te maken, en hem van ftad tot ftad te ver-<br />

'agen; in het jaar 1532 kwam hij met VIRET te<br />

i<br />

Heneve, alwaar hij met zoo veel ijver werkzaam<br />

1<br />

vas, dat CALVIN in eenen Brief aan die van Zu-<br />

\<br />

1 ich hem naderhand den Vader van de Vrijheid en<br />

ran de Kerk aldaar genoemd, en getuigd heeft, dat<br />

lie van Geneve alles aan hem verfchuldigd waren,<br />

]<br />

let was op den aandrang van FAREL , dat CALVIN<br />

zich


G E S C H I E D E N I S . 5<br />

ïïfch liet overhalen , om zich te Geneve te vestigen, ia C. G.<br />

en zijnen dienst aan de Kerk aldaar toe te wijden, faansi7.<br />

:ot 1552.<br />

hoewel FAREL zelve kort daarna Geneve weder<br />

moest verlaten; vervolgens onthield hij zich federt<br />

het jaar 1542 eenigen tijd te Mets, alwaar hij zijne<br />

eerfte preek deed op het Kerkhof der Dominikanen,<br />

die te vergeefs met het luiden van de klok en door<br />

ander geraas hem poogden te beletten, dewijl FA­<br />

REL voortvoer met eene inderdaad donderende ftem<br />

zijne rede te vervolgen. Eindelijk vestigde hij zich<br />

$<br />

in Neufchatel, alwaar hij tnt den hoogden ouderdom<br />

de zorg dier Kerk behartigde, zijnde in het<br />

jaar 1565 den i3den September in den ouderdom<br />

van 76 jaren overleden. Een man vol leeuwenmoed,<br />

zonderlinge tegenwoordigheid van geest, onvermoeide<br />

ftandvastigheid, en onvertfaagdheid in alle<br />

gevaren , en , hetgeen het voornaamfte was , van<br />

onverbiddelijken ijver voor de kerkelijke tucht en<br />

zuiverheid van zeden. Alle welke uitmuntende hoedanigheden<br />

, indien zij met eenen meer zachtmoedigen<br />

geest gepaard geweeet waren, hem tot eenen<br />

onvergelijkelijken man gemaakt zouden hebben (*).<br />

Hij heeft flechts weinige fchriften nagelaten, ook<br />

zijn flechts enkele brokftukken van zijne brieven in<br />

het licht gegeven.<br />

PETRUS VIRETUS, (PIERRE VIRET ,) de vriend PETRUS<br />

van F A R E L , door BEZA<br />

VIRETUS»<br />

een der voornaamfte Euangeliedienaren<br />

van zijnen tijd genoemd , bezat die<br />

.zachtmoedigheid van aard en imborst, en die liefta-<br />

lig-<br />

{*) GERDES Hifl. Euang. Reform. T. IV. p. 29-33.<br />

A 3


6 K E R K E L I J K E<br />

BÏ C. G Ikheid in fpreken en fchrijven, welke aan FAREL<br />

Jaarisi- ontbraken, en welke nog in de door hem na^eiatene<br />

tot 155=<br />

fchriften uitblinken.<br />

Hij was een inboorling van het land vnn Vaud,<br />

alwaar bij in de ftad Orbe, behoorende onder het<br />

gebied van Bern, in het jaar 1511 het eerfte licht<br />

aanfchouwde. In zijne jeugd leide hij de gronden<br />

zijner letteroefeningen te Parys, en reeds vroeg<br />

kreeg hij fmaak in de gezuiverde Euangelieleer, zoodat<br />

hij reeds in het jaari53i,en dus in het twintigfte<br />

van zijnen ouderdom, den gewrden dienst in zijne<br />

vaderftad aanvaardde, en denzetven met dien gelukkigen<br />

uitflag bekleedde, dat hij zeer velen, en onder<br />

dezen ook zijne ouders tot het aannemen dezer<br />

leer overreedde. Voorts bood hij FAREL de hand,<br />

in het verzamelen en inrigten der Gemeenten in dezen<br />

omtrek, bijzonder te Laufanne, zelfs, als CAL-<br />

VYN in het jaar 1541 gezonden was naar IVorms,<br />

tot een mondgefprek aldaar te houden, hetwelk vervolgens<br />

naar Regemburg verlegd werd, heeft hij<br />

desztifs plaats te Geneve, gedurende zijn 'afzijn,<br />

vervuld, en niettegenftaande velen teg..nftaiid en hem<br />

aangedane moeijelilkheden, de zorg dier gemeente<br />

met lof behnrtigd. Van Geneve keerde hij weder<br />

naar Laufanne, alwaar hij vertoefde tot het jaar<br />

1561, wanneer hij verreisde naar Nimes en vervolgens<br />

naar Mon-.pelier in Languedok, in welke gemeenten<br />

hij eenigen tijd vertoefde, en in het hervormen<br />

der Kerken in Frankryk sroote dienften<br />

Jeêd, altijd echter tot zachtheid vermanende, en allen<br />

chijn zelfs van oproerige gevoelens tegen den Ko­<br />

]<br />

ning


G E S C H I E D E N I S . 7<br />

ning en de Regering tegengaande, gelijk onder an­ na C. G.<br />

deren blijkt uit zijnen Brief, gefchreven aan de Die­ 'aan 517.<br />

tot 1552.<br />

naren der Hervormde Kerk, toen te Mompelier vergaderd<br />

(*). Ondertusfchen werd hij door de gemeente<br />

van Lions ten ernlligfte ukgenoodigd , om<br />

haar met zijnen arbeid ten dienfte te zijn , aan welk<br />

verzoek hij voldeed, tot liet jaar 1563, wanneer in<br />

Frankryk bij Plakaat verboden werd: „ dat niemand<br />

den Protestantfchen Godsdienst als Leeraar<br />

zou mogen bedienen, die niet in Frankryk geboren<br />

was;" waarop VIRET de gemeente van Lions vet'<br />

liet, eerst te Oranje , en van daar , op verzoek<br />

van de Koningin van Navarre, in Bearn kwam, in<br />

welk landfchap hij in het jaar 1571 overleden is.<br />

Hij heeft verfcheidene fchriften, grootendeels in<br />

de Franfche Taal, doch fommigen ook in het Latijn,<br />

nagelaten, in welke hij, in eenen aangenamen<br />

ftijl, de leere van het Euangelie verklaart, of de gevoelens<br />

der Roomschgezinden, Herdoopers, en voornamelijk<br />

der Vrijgeesten en Deisten van zijnen tijd<br />

beftrijdt en wederlegt. De eerstgemelde wederleide hij<br />

niet alleen ernftig en nadrukkelijk, maar maakte ook<br />

hunne leerftellingen en kerkplegtigheden befpottelijk ,<br />

bijzonder de leere aangaande de Mis, welke hij als<br />

eene Geestelijke kwakzalverij voorftelde in een'<br />

Cento of Hekelfchrift, in het Lat'rn znmengefteld,<br />

uit woorden en verzen van oude Latijnfche Dichters.<br />

VIRET wordt befchreven, als van een zwakkelijk<br />

lig.<br />

(*) GERDES heeft denzelven geplaatst in zijne Bijlage<br />

op de Hifi. Evang. Ru. T. IV. r.. 6. p. „2.<br />

A 4


6 K E R K E L I J K E<br />

a»C. C ; ligchaamsgeftel geweest te zijn, welke nog vermeer'<br />

Jaari5i; ' derd was door een vergift, hetwelk hem eens te<br />

tot 155:<br />

Geneve, door een' bediende van eenen Kanunnik aldaar<br />

was toegediend; ook had in het jaar 1^33 een<br />

Priester hem verfcheidene zware wonden toegebragt,<br />

en voor dood laten liggen. Desniettegenftaande was<br />

hij, op eene verbazende wijze, arbeidzaam, ten<br />

voordeele der Hervormde leere en in den dienst der<br />

Kerken, zoo door mondeüjk en fchriftelijk onderwijs,<br />

als door menigvuldige reizen ten behoeve van<br />

onderfcheidene gemeenten (*).<br />

JOANNES<br />

CALVINüi<br />

Onder het bovengemelde driemanfchap van Hervormers,<br />

wier arbeidzaamheid geftrekt heeft, om de<br />

Hervorming in Geneve en het zuidelijk deel van<br />

Zwitferland te vestigen, munt voornamelijk uit jo-<br />

ANNES CALVINUS, naar wien men, fchoon ten onregte,<br />

den naam van Calvinisten aan de Hervormde<br />

Christenen gegeven heeft, die, in deze en gene bij*<br />

zondere punten, van LUTHER en deszelfs volgeren<br />

verfchilden. Zijne geleerdheid, zijne arbeidzaamheid<br />

, zijne wijsheid, in het deftig beleiden van zaken,<br />

zoo in het Kerkelijke als in het Burgerlijke,<br />

want hij had grooten invloed op beide, zijn ijver,<br />

zijne liefde voor waarheid, zijne flandvastigheid en<br />

moed, en dit alles gepaard met godsvrucht en<br />

deugd, hebben hem in ftaat gefield, om het licht<br />

der Hervorming, niet flechts in één gewest of<br />

land , maar in verfcheidene landen van Europa,<br />

door zijne leer en fchriften , en door die groo-<br />

(*) GERDES /. C. T. IV. p. 33-49.<br />

te


G E S C H I E D E N I S . 9<br />

te mannen, die in zijne Schoo! en door zijne fchrif-, ia C. G.<br />

ten gevormd waren, te ontfteken. Te gelijk echter. laar 1517.<br />

ot 1552.<br />

heeft hij, gelijk doorgaans alle groote mannen, in<br />

alle eeuwen veel tegenfpraak moeten verduren; ter­<br />

wijl velen, zoo ten aanzien van verfcheidene punten<br />

van zijne Godsdienstleer, als van zijn gedrag, bij­<br />

zonder in de zaak van MICHAEL SERVETUS, enz.<br />

befchuldigingen tegen hem hebben ingebragt, welke,<br />

indien zij in allen deele met de waarheid inftemden,<br />

zijnen roem niet weinig zouden bezwalken; doch<br />

welke bij een onbevooroordeeld onderzoek veel van<br />

derzelver Jkracht verliezen.<br />

Eer wij de Gefchiedenis der Hervorming van Ge-<br />

neve verhalen, willen wij daarom vooraf het één en<br />

ander aangaande dezen grooten Kerkhervormer aan-<br />

teekenen, betreffende zijn leven en karakter.<br />

De eigenlijke naam van dezen Hervormer was<br />

JEAN CHAUVIN, doch, toen hij, in den ouderdom<br />

van twee en twintig jaren, de twee Boeken van<br />

SENECA over de zachtmoedigheid, (de dementia,}<br />

uitgaf, noemde hij zich, naar de gewoonte van de<br />

Geleerden van dien tijd, op den titel van dit eerfte<br />

door hem uitgegevene werk, LUCIUS CALVINUS, met<br />

welken naam CALVINUS of bij verkorting CALVIN,<br />

hij federt bekend is geworden. Zijne geboorteplaats<br />

was Noyon in Pikardïè, alwaar hij in het jaar 1509<br />

den ioden Julij ter wereld kwam. Zijne ouders ,<br />

GERARD CHAUVIN en JEANNE LE FRANC , Waren<br />

eerlijke lieden uit den middelbaren ftand. Zijn Va­<br />

der beftemde hem al vroeg voor den dienst der<br />

Kerk, en hij ontving zijn eerfte onderwijs in de be-<br />

A 5 gin


10 K E R K E L I J K E<br />

•a C. G. ginfelen der Letterkunde te Parys, van MATURINUS<br />

Jaansr-.<br />

CORDERIUS, bekend door zijne zoo nuttige Latijn-<br />

t« 1552<br />

fche Zamenfpraken, welke nog veelal op de Latijnfche<br />

Scholen in gebruik zijn, die naderhand te Geneve<br />

de jeugd in de geleerde talen onderwezen heeft,<br />

en daar in hetzelfde jaar als CALVIN geftorven is.<br />

Deze zette zijne Letteroefeningen, bijzonder in de<br />

Wijsbegeerte, voort, onder eenen Spaanfchen Hoog-<br />

Jeeraar, in het Kollegic van Montaigu.<br />

Onze CALVIN gaf al vroeg blijken van naauwgezette<br />

godsvrucht en ftrenge zeden, daar hij in zijne<br />

jeugdige tijdgenooten en medemakkeren hunne ondeugden<br />

bij aanhoudendheid berispte , en zelf zich<br />

deugdzaam en godsdienftig gedroeg. Reeds had zijn<br />

Va ler in het jaar 1511 eene Kapellaansplaats voor<br />

hem verkregen in de Kapelle van Notre Dame de<br />

la Ge/ine, in de Kerk te Noyon. In het jaar 1527<br />

kreeg hij de Pastorij van Marteville, welke hij twee<br />

[aren later voor die van Pont TEveque, nabij "Noyon,<br />

verwijlde, alwaar hij ook ettelijke reizen gepredikt<br />

heeft. Ondertusfchen had CALVIN te Parys reeds<br />

ioor zijne verkeering met PETRUS ROBERTUS OLE-<br />

I'ITANUS fmaak beginnen te krijgen in de zuivere<br />

eer, en zich met allen ijver toe te leggen op het<br />

ezen en onderzoeken van den Bijbel; zijn Vader<br />

/oor de gevolgen hier van bevreesd en tevens voortiende,<br />

dat de beoefening der Regtsgeleerdheid zijlen<br />

zoon meer eer en voordeel zou kunnen aan­<br />

1 lengen, dan die der Godgeleerdheid, befloot nu<br />

< «nen Regtsgeleerde van hem te maken; waartoe de<br />

j<br />

onge CALVIN, die nog niet in de Priesterorde getre-


G E S C H I E D E N I S . II<br />

treden en nog veel minder een Monnik was, gelijk i ia C. G.<br />

aari5i7.<br />

foramigen ten onregte zich verbeeld hebben , maar |<br />

ot 1552.<br />

wiens eenige verbindtenis met de Kerk tot hier toe<br />

alleen daarin beftond, dat hij de kruinfcheering ont­<br />

vangen had, zonder moeite zijne toeftemming gaf,<br />

en afftand deed van den Kerkedienst, in het jaar<br />

1534- (fcft.)<br />

Ten einde zich nu in de Regtsgeleerdheid te oefenen<br />

, werd hij naar Orkans gezonden, alwaar hij<br />

de lesfen van PETRUS STELLA naarftig bijwoonde,<br />

en zoo vele vorderingen in de Regtskunde maakte,<br />

dat hij nu en dan den post van Leeraar in de Regten<br />

zelf vervulde, gelijk hem bij zijn vertrek van daar<br />

de waardigheid van Doctor of Leeraar in de Regten<br />

om niet werd opgedragen. In ziine bijzondere Letteroefeningen<br />

bleef hij intusfchen voortgaan met zich<br />

op de Godgeleerdheid te bevlijtigen, waarin hij, op<br />

eene ongemeene wijze, flaagde. Van Orkans begaf<br />

CALVIN zich naar Bourges, z'n'nde daartoe bewogen<br />

door de vermaardheid van den Regtskundigen AN-<br />

DREAS ALCIATUS; tevens bleef hij zich bij aanhoudendheid<br />

toeleggen op het onderzoek der H. Schriften,<br />

en de beoefening der Godgeleerdheid; bijzonder<br />

befteedde hij eene ongemeene vlijt aan de Griekfche<br />

Taal onder den Hoogleeraar MELCHIOR WOLMAR,<br />

een' Duitfcher, die ook de Leermeester is geweest<br />

van THEODORUS BEZA. Deze Hoogleeraar was zeer<br />

ingenomen met de gevoelens van LUTHER , hetwelk<br />

den lust tot een vrij onderzoek der waarheid in<br />

CALVIN meer en meer opwekte; de Hebreeuwfche<br />

en Syifche Talen werden door hem ook niet onaan


12 K E R K E L I J K E<br />

Ha C. G<br />

a a n<br />

T 5 ;<br />

, aangeroerd gelaten, als welke hij noodig oordeelde<br />

7<br />

• tot regt verftand der Bijbelboeken.<br />

tot 1552<br />

Gedurende CALVIN'S verblijf te Bom ges overleed<br />

zijn vader, hetwelk hem naar zijne vaderftad Noyon<br />

terug riep; doch hier zich flechts een' korten tijd<br />

hebbende opgehouden, vertrok hij naar Parys, in<br />

het jaar 1533, alwaar hij, in den ouderdom van 24<br />

jaren, zijn eerfte Boek in het licht gaf, te weten,<br />

de Verhandeling van SHNECA over de Zachtmoedig,<br />

heid, met eenen Commentarius of verklaring, waar<br />

van wij reeds gefproken hebben. Hier te Parys binnen<br />

weinige maanden bekend.geworden met zulken,<br />

die in het geheim der Hervormde Leer waren toegedaan,<br />

hoedanige er thans in deze hoofdftad niet<br />

weinigen waren, en door hen met achting en onderfcheiding<br />

behandeld zijnde, nam hij het vast befluit,<br />

om zich geheel aan de Godgeleerdheid toe te<br />

wijden, en aan de Hervorming der Kerk met al zijn<br />

vermogen te arbeiden, welk befluit hij, met onvermoeide<br />

fhndvastigheid en onbegrijpelijke werkzaamheid<br />

, tot het einde van zijn leven toe, getrouw is<br />

gebleven.<br />

Ten dezen tijde hield NICOLAUS COP, tot Rector<br />

der Parijfche Hoogefchool benoemd, eene redevoering,<br />

tot welke CALVIN de ftoffe had bijgedragen.<br />

Alzoo deze redevoering, door de vrijmoedige voor-<br />

Hellingen over den Godsdienst, welke daarin voorkwamen<br />

, aan de Sorbonne en het Parlement grooten<br />

aanftoot gegeven had, ontftond bij deze gelegenheid<br />

eene groote vervolging tegen de Proteftanten, zoo-<br />

! iat CALVIN ter naauwernood hét gevaar ontkwam<br />

van


G E S C H I E D E N I S . 13<br />

van gevangen te worden; alhoewel nu deze bewe­<br />

ging, door de tusfchenfpraak der Koningin van Na-<br />

varre, bij haren Broeder, den Koning FRANCOIS,<br />

fpoedig geftild werd , oordeelde CALVIN nogtans<br />

voor zich noodig, naar Angouléme te wijken, en<br />

van daar naar Poitiers en Nerac, alwaar hij aan<br />

FABER Stapulenfis een bezoek gaf. Spoedig echter<br />

keerde hij weder naar Parys, alwaar MICH, SERVET<br />

hem tot een mondgefprek had uitgedaagd, hetwelk<br />

echter, door het achterblijven van SERVET, geen<br />

gevolg had.<br />

Doch, dewijl de vervolging tegen de Proteftanten<br />

in het jaar 1534 heviger ontvlamde, verliet CALVIN<br />

Parys op nieuw, en begaf zich naar Bazel, alwaar<br />

hij zijn zoo zeer vermaard werk: Inftitutiones Reli-<br />

gionis Christiance, of Onderwijs in den Cbristelij-<br />

ken Godsdienst, in het jaar 1535 (*), in het licht<br />

gaf, voorzien met eene Opdragt aan den Koning<br />

van Frankryk, welke, ten aanzien van inhoud, ftijl<br />

en fchikking, algemeen als onvergelijkelijk befchouwd<br />

wordt; gelijk het geheele werk met regt 'den roem<br />

van'vrienden en vijanden heeft weggedragen, als uit­<br />

muntende in de keurigfte netheid van ftijl, en de<br />

dui-<br />

(*) Deze eerfte uitgave in 8vo was zonder naam, en<br />

behelsde het eerfte ontwerp van dit werk. De volgende<br />

in 1536 was uitgebreider en droeg den naam van CALVIN<br />

op den Titel, doch in fommige afdrukfels las men AL-<br />

CUIN. (VOGT Catal. Libr. Rar.~) Vervolgens is het uit­<br />

gegeven in 1539<br />

e n z<br />

- e n<br />

naderhand in vele talen vertaald.<br />

GERDES Scrin. Antiq. T. II. P. I. ƒ>. 451. fqq.<br />

na C. G,<br />

[aari5i7.<br />

tot 1552.


14 K E R K E L I J K E<br />

na C. G duidelijkheid van fchrijfwijze, als mede door de een­<br />

Jaari5i7, voudigheid en klaarheid der bewijzen (*). CALVIN<br />

tot 1552.<br />

fchreef dit Boek ter verdediging der Proteftanten, en<br />

om de lasteringen te wederleggen, welke tegen hen<br />

weiden uitgeftrooid, gelijk de Koning van Frankryk<br />

dus voorwendde, dat hij niet de Proteftanten, maar<br />

de Wederdoopers, die zich op den Geest beroemden,<br />

en alle Overheid verwierpen, in zijn Rijk te<br />

keer ging en ftrafte. Hierom fchreef dan CALVIN<br />

dit werk, in hetwelk hij de Christelijke leere op die<br />

wijze voordroeg, dat openlijk aan elk blijken moest,<br />

dat de Hervormden niets met deze Geestdrijvers gemeen<br />

hadden.<br />

Na eenigen tijd in Zwitferland en Italië geileten<br />

te hebben, befloot CALVIN, zich te Bazel of te<br />

Straatsburg te vestigen, doch in het jaar 1536 door<br />

Geneve reizende, werd hij door FAREL met zoo<br />

ernftige betuigingen overreed, om da.ir zijn verblijf<br />

te nemen, dat hij, gelijk hij zelve ichrijft, „ des-<br />

„ zelfs donder, krachtiger dan die van PERIKLES,"<br />

(FAREL dreigde hem met het oordeel van God!)<br />

„ niet durfde wedeiftaan, of het juk der beroeping<br />

,, weigeren op zich te nemen, hetwelk hij zag, dat<br />

„ hem van den Heere werd opgelegd." Hij nam<br />

aerbalve de roeping tot Hoogleeraar op de School<br />

:n Leeraar der Kerk in Geneve aan in het jaar 1536.<br />

(*) Wien zijn deze regelen van PAULUS THURIUS on-<br />

sekend:<br />

Prater apostolicas, post Christi tempora, chartas,<br />

Huic pepcrere libro fecula nulla parem.<br />

In


G E S C H I E D E N I S . 15<br />

In dat jaar woonde CALVIN een mondgefprek bij, na C. G><br />

hetwelk, op bevel van de regering van Bern, ge­ Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

houden werd, met de Roomschgezinden te Lauzanne,<br />

waardoor de Hervorming in die ftad en in het<br />

land van Vaud. haar beflag kreeg. Tien ftelJingen,<br />

door FAREL voorgefteld, maakten het onderwerp<br />

van dit mondgefprek uit: over de regtvaardigmaking<br />

door het geloof, zonder eenige werken; over CHRIS­<br />

TUS , den eenigen Middelaar; over zijne Dienaren<br />

en de Sacramenten; over de Biecht en Abfblutie;<br />

over de Overheid; het huwelijk ; het verbod van<br />

fpijzen enz. Het gefprek duurde acht dagen, van<br />

den iften tot den 8Hen October. De voornaamfte<br />

fprekers van de zijde der Hervormden waren FA­<br />

R E L , VIRET, PETRUS CAROLI en CALVIN, die<br />

echter flechts tweemalen de beurt van fpreken gehad<br />

heeft, en ANTONIUS MARCOURT, die eenmaal fprak;<br />

men bepaalde zich in het twistredenen bijzonder tot<br />

de Regtvaardigmaking en de Transfubftantiatie.<br />

Op dit gefprek volgde eene geregelde Hervorming<br />

te Laufanne en in het land van Faud, in het jaar<br />

1537- Ook werd in gemelde ftad eene Hoogefchool<br />

opgerigt, waarbij de eerfte Hoogleeraren waren JDAN<br />

HEMBERT in de Wijsbegeerte en het Hebreeuwsch,<br />

en CONRADUS GESNERUS in het Grieksch; bij de- -<br />

zen werden in het jaar 1547 twee Hoogleeraars in<br />

de Godgeleerdheid gevoegd, GESNER werd opgevolgd<br />

door PIERRE NUNNEZ, en deze door THEO-<br />

DORUS BEZA, in het jaar 1549, die hier honderd<br />

Pfalmcn van DAVID in Franfche Verzen vertaalde,<br />

welke met de vijftig, voorheen door CLEMENT MA­<br />

ROT


ha C. G<br />

laan 517<br />

tot 1552<br />

i(5 K E R K E L I J K E<br />

ROT vertaalden berijmd,vervolgens in die gemeenten<br />

ingevoerd en openlijk gezongen zijn. PETRUS CAROLI<br />

heeft in het jaar 1537 van zijne Kerk afftand gedaan,<br />

en naar Frankryk vertrokken zijnde, daar denRoom-<br />

fchen Godsdienst weder aangenomen, na FAREL,<br />

VIRET en CALVIN vmArianerij befchuldigd en vele<br />

opfchuddingen verwekt te hebben. Doch de Kerke-<br />

raad van Laufanne en de Raad van Bern zelve<br />

regtvaardigde de drie Hervormers tegen deze onge­<br />

gronde befchuldiging. Maar, laat ons tot CALVIN<br />

wederkeeren.<br />

CALVIN , te zamen met FAREL en CORALD , wien<br />

hij met zich te Geneve gebragt had, arbeidde ijverig<br />

aan het Hervormingswerk, FAREL ftelde eene Ge-<br />

Joofsbelijdenis op, welke eene verzaking des Paus-<br />

doms behelsde, en tevens een voorfchrift van zede-<br />

leer. Deze Geloofsbelijdenis begeerden de Leeraars ,<br />

dat door het volk aangenomen en met eenen eed be­<br />

krachtigd zou worden, hetwelk na veel tegenftrib-<br />

belen gefchiedde; doch als men bevond, dat dezelve<br />

geenen genoegzamen invloed had op de zeden des<br />

volks, en dat de geest van tweefpalt, welke de<br />

voornaamfte Familien tegen eikanderen tweedragtig<br />

maakte, daardoor niet gedempt werd, verklaarde<br />

CALVIN in zamenftemming met de overige bediena­<br />

ren van den Godsdienst, dat zij het Avondmaal niet<br />

konden houden, zoo lang deze onderlinge vijand-<br />

fchappen in de ftad heerschten, en men in dezelve<br />

alle Kerketucht en goede Zeden met voeten trad.<br />

Ten zelfden tijde drongen die van Bern bij die<br />

van Geneve aan, om zich in zekere inftellingen en<br />

ge-


G E S C H I E D E N I S . 17<br />

gewoonten naar hen te fchikken, welke te Geneve na C. O*<br />

niet in gebruik waren. Men had namelijk in eene Jaar 1517»<br />

tot I553«<br />

Sijnode te Bern vastgefteld, in het Heilig Avondmaal<br />

ongezuurd brood te gebruiken, men had doopvonten<br />

tot de bedieninge des Doops, ook vierde<br />

men te Bern, behalve den Zondag, nog het Kersfeest,<br />

Nieuwejaarsdag , den dag der aankondiging<br />

van JEZUS Geboorte en dien van JEZUS Hemelvaart;<br />

het een en ander had te Geneve geene plaats, en<br />

CALVIN, met zijne ambtgenooten, vond zwarigheid,<br />

om hier in verandering te maken, en die van Bern<br />

te wille te zijn.<br />

Van deze gelegenheid maakten de tegenwoordige<br />

Sijndici van Geneve, zijnde het hoogfte Overheids.<br />

ambt, hetwelk voor een jaar bekleed werd, gebruik,<br />

om het volk te bewegen, dat men aan CALVIN en<br />

zijne ambtgenooten in het jaar 1538 de ftad ontzeide;<br />

waarop CALVIN de wijk nam naar Straatsburg,<br />

alwaar hij eene Franfche Gemeente ftichtte, en te^<br />

vens tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid werd<br />

aangefteld.<br />

Gedurende zijn verblijf itStraatsburghltd CALVIN<br />

echter te gelijk zorgen voor de Gemeente teGeneve,<br />

welke hij niet alleen bij Brieven vermaande, aan die<br />

van Bern toe te geven, ten aanzien van het gebruiken<br />

van ongezuurd of ongedeesfemd brood in het<br />

Avondmaal, maar welke hij bijzonder grooten dienst deed<br />

door zijoen ijver, om de pogingen van den Kardinaal<br />

SADOLET, Bisfchop van Carpentras, te verijdelen ,<br />

met welke deze de inwoners van Geneve trachtte te<br />

bewegen , om in den fchoot der Roomfche Kerk te<br />

HERV. II. B rug<br />

f


18 K E R K E L I J K E<br />

tra C. ( !. rug te keeren. Hij fchreef in 1539 een nadrukkelijk<br />

Jaarisi;<br />

tot 155:<br />

Jj antwoord ter wederle ging op den listigen Brief van<br />

dezen Prelaat, en vermaande die van Geneve tot onderlinge<br />

eensgezindheid en ftandvastigheid in het geloof.<br />

Twee jaren later werd hij gekozen, om tegenwoordig<br />

te zijn op eenen Rijksdag, welken de Keizer<br />

vastgefteld had te Worms en te Regensburg,<br />

om de Godsdienstverfchillen bij te leggen. Hij ging<br />

derwaarts in gezelfchap van BUCERUS, en had on.<br />

der anderen een mondgefprek met MELANCHTHON.<br />

Ondertusfehen vjel er eene geheele verandering in<br />

de regering te Geneve voor. Die regeringsleden,<br />

welke zijne verbanning bewerkt hadden, werden,<br />

befchuldigd zijnde van zware misdaden tegen het<br />

welzijn der ftad, uit het bewind geweerd , waarop<br />

CALVIN door het volk teruggeroepen werd. Hij bewilligde<br />

noode hier toe, maar de aandrang was zoo<br />

fterk en ernftig, dat hij zich eindelijk liet bewegen,<br />

en in het jaar 1541 te Geneve wederkeerde, tot ongemeene<br />

blijdfchap beide van den Raad en het volk.<br />

Van toen af leide hij zich met al zijn vermogen<br />

toe, om eene Kerkenorde te ontwerpen ,<br />

eenen Kerkeraad aan te ftellen , en Ouderlingen ,<br />

Diakenen en Opzieners, tot het beftutir der Kerk, te<br />

doen verkiezen. Daar hij niet alleen een groot Godgeleerde,<br />

maar tevens een uitmuntend Regrsgeleerde<br />

was, vormde hij, in zamenftemming met de regering, in<br />

welker vergaderingen hij, gelijk ZWINGUUS te Zurich,<br />

zitting had, een ftelfel van Burgerlijke en Kerkelijke<br />

wetten, hetwelk, niettegenftaande de woelingen van<br />

velen, de goedkeuring des volks erlangde, en tot in<br />

on-


G E S C H I E D E N I S . 19<br />

onze tijden is aangezien als een Wetboek der Republiek<br />

van Geneve.<br />

Voorts flelde deze Hervormer eenen Katechismus<br />

op, uitgebreider dan den voorgaanden, en in vragen<br />

en antwoorden onderfcheiden, in het Latijn en<br />

Fransch, welke naderhand in verfcheidene Talen<br />

overgezet, en bij vele gemeenten in gebruik gebragt<br />

is. Onbegrijpelijk werkzaam in het waarnemen van<br />

zijn ambt, predikte hij, om de andere week, alle<br />

dagen, driemaal in de week hield hij zijne lesfen als<br />

Hoogleeraar, alle donderdagen was hij, als Voorzitter<br />

in de Vergadering van den Kerkeraad, en des<br />

vrijdags in de Vergadering, in welke de Bijbel verklaard<br />

werd, in welke hij doorgaans eene voorlezing<br />

hield; ook woonde hij de vergaderingen van den<br />

Raad doorgaans bij; over de meeste Boeken derH. S.<br />

fchreef hij uitleggingen; dan beantwoordde hij de<br />

vijanden en beftrijderen van den Godsdienst, dan<br />

fchreef hij allerwege Brieven over de belangen der<br />

Kerk; want van alle oorden der Christenwereld<br />

zocht men zijnen raad, uit Engeland, Frankryk,<br />

Duitschland, Polen enz. zoodat men oordeelen mag,<br />

dat hij nog meer deed door zijne pen dan door zijne<br />

tegenwoordigheid, deelende hij door Brieven zijne<br />

raadgevingen en voorfchriften mede ; terwijl diezelfde<br />

hand tevens onledig was met het fchrijven<br />

van geleerde werken.<br />

Bij fommige gelegenheden echter, was hij in<br />

perfoon werkzaam. Dus reisde hij in het jaar<br />

1549 naar Zurich, omdat men hem verdacht gemaakt<br />

had , als leerde hij de Confubfiantiatie in<br />

B 2 het<br />

na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

:ot 1552.


20 K E R K E L I J K E<br />

na C G , het Avondmaal; hij verklaarde zich hier zoo duide-<br />

Jaari5i7 1<br />

lijk, dat er eene overeen/remming werd vastgefteld<br />

tot 1552<br />

van de Kerk van Geneve met de overige Kerken van<br />

Zwitferland en Graauwbunderland, welke deze<br />

Kerken federt ten iiaauwlte verbonden heeft gehouden.<br />

In het jaar 1556 toog. hij naar Frankfort,<br />

om de gefchillen te beflïsfen, welke de Franfche<br />

Kerk in die ftad verdeelden. In het volgende jaar<br />

gaf de regering van Geneve twee aanmerkelijke befluiten<br />

uit; bij het édne werden de dienaars van den<br />

Godsdienst gelast, op een' bepaalden tijd des jaars,<br />

verzeld van eenen Ouderling en eenen Wijkmeester,<br />

huisbezoeking te doen, en eene belijdenis des geloofs<br />

af te vorderen. Bij het andere, genomen zonder<br />

kennis van de Predikanten, werden alle Feestdagen,<br />

uitgezonderd den Zondag, afgefchaft. Evenwel<br />

werd dit befluit CALVIN kwalijk genomen ,<br />

waarom hij ter zijner verdediging thans zijn werk<br />

fchreef: over de ergernis/en.<br />

CALVIN was te meer verpligt, zijne eer te handhaven,<br />

dewijl de oude partijfchap in Geneve nog<br />

tegen hem bleef woelen; en de gemeente in het jaar<br />

1551 beroerd werd door IIIERONYMCS BOLSEC, die<br />

3e leer van CALVIN omtrent de volftrekte voorver-<br />

>rdinering en vrijmagtige verkiezing openlijk in de<br />

ieik onder de Preek tegenfprak. CALVIN wederleide<br />

] ïem in dezelfde vergadering, waarop, BOLSEC, door<br />

( enen der Asfesforen van den Iloofdfchout in hech-<br />

l enis genomen, en nadat zijne zaak onderzocht, en<br />

4 tok het gevoelen der Zwitferfche Kerken was in-<br />

1 ;ewonnen, als een rustverftoorder uit de. ftad geban-


GESCHIEDENIS. 21<br />

bannen werd. Tot zulk een ftreng vonnis bragt, r a C G.<br />

zegt men, zijn overig Hecht levensgedrag ook veel ] aan 517.<br />

at 1552.<br />

toe. Deze BOLSEC was een Karmeliter Monnik van<br />

Parys, die, te vrij gepredikt hebbende, van daar gevlugt,<br />

en te Geneve gekomen was, alwaar hij, met<br />

verwerping van de Monnikskap, de Geneeskunde<br />

oefende. Hij werd vervolgens ook te Bern, en wel<br />

tot tweemaal toe, gebannen, en keerde, toen hij<br />

nergens door de Protestanten aangenomen werd, tot<br />

zijnen voorigen Godsdienst terug, waarna hij, om<br />

zich op CALVIN en BEZA te wreeken , eene gefchiedenis<br />

van het leven en de zeden van CALVIN en<br />

BEZA heeft gefchreven, vol bitterheid, logenen en<br />

laster.<br />

Ondertusfchen verbrak het geval met BOLSEC de<br />

vriendfchap tusfchen CALVIN en JACQUES DE BOUR­<br />

GOGNE , wiens vader BOUDEWYN een natuurlijke<br />

zoon geweest was van FILIPS den Goeden, Hertog<br />

van Burgondi'è. Deze JACQUES of JACOB VAN BOUR­<br />

GOGNE had den Roomfchen Godsdienst verlaten, en<br />

was getrouwd met JOLANTE VAN BREDERODE , uit<br />

den ouden ftam der Graven van Holland; hij<br />

had eene allefnaauwfte vriendfchap aangegaan met<br />

CALVIN, waarvan de Brieven van dezen Hervormer<br />

aan hem getuigen. Maar dewijl hij BOLSEC als zijnen<br />

Geneesheer gebruikte, mishaagde hem deszelfs<br />

hechtenis en verbanning, en zocht hij denzelven ,<br />

zoo veel hem doenlijk was, te befchermen. Hetwelk<br />

CALVIN aanleiding gaf, om de vriendfchap met<br />

hem te breken, en zelfs zich met hevigheid tegen<br />

hem uit te laten.<br />

B 3 Na


fta K E R K E L I J K E<br />

na C. G , Na het uitbannen van BOLSEC , duurden de twis-<br />

Jaari5i7<br />

ten over de Predestinatie of Voorverordinering fteeds<br />

tot 1552<br />

voort, en ftegen in het jaar 1553 tot zulk eene<br />

hoogte, dat het gefchapen ftond tot een oproer te<br />

zullen komen, even gevaarlijk voor het Gemeenebest<br />

als voor de Kerk van Geneve; maar CALVIN<br />

kwam door zijne ftandvastigheid alles te boven, en<br />

wist zich en zijn gevoelen te handhaven. In datzelfde<br />

jaar gebeurde het gehandelde met MICIIEL<br />

SERVET, waar van wij, op de behoorlijke plaats,<br />

nader zullen fpreken. — Zekere BERTELIER , één<br />

der grootfte drijvers tegen CALVIN en deszelfs leer,<br />

een man van fporelooze fchaamteloosheid, gelijk<br />

BEZA hem befchrijft, om zijn flecht gedrag door<br />

den Kerkeraad in den Kerkdijken ban gedaan, beklaagde<br />

zich hier over bij de Overheid, terwijl<br />

velen ook mompelden, dat de Kerkeraad zich boven<br />

de Overheid te veel aanmatigde ; waarop de Raad<br />

der Tweehonderd een befluit nam , dat de eindelijke<br />

beoordeeling over Excommunicatie of Ban aan<br />

de kennisneming der Overheid zou ftaan. Maar<br />

CALVIN, die geloofde, dat dit een regt was, hetwelk<br />

aan de Kerk behoorde, handhaafde zijn gevoelen<br />

zoo ilreng, dat hij, op den Predikftoel, na een<br />

therp uitlaten tegen de verachters van het Heilig<br />

rWondmaal, met verheffing van hand en ftem, in<br />

leze woorden uitbrak : Maar ik zal mij eer<br />

'aten dooden, dan dat deze hand aan de veroordeel*<br />

ie verachters van God het heilige des Heeren zou<br />

vereiken. Nu onthield zich wel BERTELIER met<br />

le zijnen van de heilige tafel, maar CALVIN hier<br />

me-


G E S C H I E D E N I S . 23<br />

mede niet te vrede, dreigde zijn affcheid te zullen na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

nemen, indien het befluit van den Raad niet werd<br />

tot 1552.<br />

ingetrokken; hetwelk dienvolgens in zoo ver gebeurde<br />

, dat het gefchorst zou blijven, tot men het gevoelen<br />

der vier Zwitferfche Cantons zou verdaan<br />

hebben.<br />

In het jaar 1554 gaf CALVIN in het licht eene<br />

wederlegging der leere van SERVET , met bijvoeging<br />

der redenen, waarom en in hoe ver de Ketters van<br />

de Overheid behooren geftraft te worden. Hij fchreef<br />

dit werk, om het ongenoegen te bedaren, hetwelk<br />

velen lieten blijken over de doodftraf van dezen<br />

man, terwijl zelfs fommige goede en welmeenende<br />

lieden, fchrijft BEZA , dezelve afkeurden, en CAL-<br />

VIN'S gedrag in dit opzigt hevig berispten. Tegen<br />

dit werk lcherpte een ongenoemde, onder den naam<br />

van MARTINUS BELLIUS , volgens BEZA, SEBAS-<br />

TIANUS CASTELLIO, zijne pen; om wien te wederleggen<br />

BEZA zijn Boek gefchreven heeft: over het<br />

fira fen der Ketters met den dood, waar van in het<br />

vervolg nog iet zal moeten gezegd worden.<br />

Eindelijk werd er in het jaar 1555 nog eene zamenzwering<br />

gefmeed, ten einde de Kerketucht en<br />

de leere van CALVIN te vernietigen, en eene omwenteling<br />

in de ftad te verwekken , doch dezelve<br />

werd ontdekt en met den dood van eenigen en hel<br />

bannen van anderen geftraft. Thans kwam ook hel<br />

verzocht gevoelen der Zwitferfche Kerken nopens<br />

de Kerkelijke tucht, waar bij het ontwerp van CAL<br />

VIN omtrent de Kerketucht werd goedgekeurd, ge<br />

lijk hetzelve daar op door het volk van Genen<br />

B 4 mei


na C. G met algemeene (temmen is aangenomen en bevestigd.<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552 Eindelijk in het jaar 1559 is ook door toedoen en<br />

bezorging van CALVIN de Hoogefchool KeGeneve opgerigt<br />

, en ten behoeve van dezelve een treflehk<br />

gebouw gedicht. De School werd voorzien met<br />

negen Onderwijzers der jeugd en voorts met openbare<br />

Hoogleeraren in alle wetenfchappen.<br />

De fchriften van dezen onvermoeiden man zijn in<br />

'\ legen Deelen bijeen uitgegeven te Amfterdam in het<br />

aar 1671. De voornaamde onder dezelve zijn, zijn<br />

1 Onderwijs in den Christelijken Godsdienst, waarvan<br />

1 vij reeds gefproken hebben, en zijne verklaringen<br />

< wer genoegzaam alle de Boeken der Heil. Schrift,<br />

1 litgezonderd de Openbaring van JOANNES , over<br />

rclke iemand meldt, maar zonder aanwijzing, op<br />

v «Ik gezag, dat CALVIN dit oordeel zou gegeven<br />

h ebben : „ niet te weten , wat een zoo duister<br />

I , Schrijver wilde, omtrent wien men het ook on-<br />

J! , der de Geleerden niet ééns was, wie of hocda,<br />

H<br />

i<br />

24 K E R K E L I J K E<br />

In dezen werkzamen ijver, om alles te doen voor<br />

de Kerken, die zijne leerftellingen volgden, volhardde<br />

deze groote man, tot den dag zijns doods toe,<br />

zijnde onophoudelijk bezig; meest zag men hem met<br />

de pen in de hand, zelfs als ziekte hem aan zijn<br />

bed kluisterde, niettegendaande hij van een zwakkelijk<br />

ligchaamsgedel was, mager en neigende tot<br />

teering. Hij overleed den 27ften Mei 1564, hebbende<br />

den ouderdom van 54 jaren en ruim tien<br />

maanden bereikt.<br />

r,ig hij geweest zij." Hoe het zij, zeker is heti<br />

»t CALVIN , in het verklaren der Profeten en Pfal f<br />

men,


GESCHIEDENIS. 25<br />

men, doorgaans den gefchiedkundigen en zedelijken d<br />

zin beeft op^efpootd, en d,zelve niet dan in den J !<br />

1 C. G.<br />

iari.517,<br />

ȕ 1552;<br />

tweeden hoogeren of tijpifchen zin op CHRISTUS en .<br />

het Nieuwe Testament heeft toegepast, waar uiteen<br />

Luthersch Godgeleerde aanleiding heeft genomen,<br />

om hem niet zonder bitterheid eene befchuldiging<br />

van Joodschgezindheid aan te wrijven, waar tegen<br />

hij, met grond, door anderen is verdedigd geworden<br />

(*).<br />

CALVIN trouwde, toen hij omtrent dertig jaren<br />

bereikt had, op aanraden van zijnen vriend MARTI-<br />

.NUS BUCERUS, te Straatsburg, IDOLETTA VAN<br />

BUREN, weduwe van JAN STERDER, die, tot de<br />

.Wederdoopers behoord hebbende, tot de gevoelens<br />

van CALVIN was overgegaan. Zij had kinderen bij<br />

haren eerden man, en baarde haren tweeden man,<br />

CALVIN, eenen zoon, doch die jong geftorven is.<br />

De moeder ftierf in het jaar 1549. Het blijkt uit<br />

CALVIN'S Brieven, dat hij het verlies dezer echtgenoote<br />

zeer betreurde. Niet ongepast is hier de taal<br />

van onzen Hervormer, op het verwijt, den Hervormeren<br />

door de Room/eken gedaan, van den oorlog<br />

tegen Rome om dezelfde reden te hebben aangevangen,<br />

als waarom de Grieken dien tegen Troje voerden,<br />

te weten , om eene vrouw. . „ Zij, die dit<br />

„ verfieren," fchrijft CALVIN, „ moeten mij daar-<br />

„ van ten minden uitzonderen. Ik was onder de<br />

„ Paus-<br />

(^/EGID. HüNNlus Calvinus Judaizans JVittemb.i^.<br />

%vo. en danr tegen DAV. PAREUS in zijn werk onder den<br />

Biel: CALVINUS Qrthodvxus.<br />

B 5


2Ö K E R K E L I J K E<br />

«9 C. G . „ Pausfelijke Tijrannij, waar uit de Heere mij ver-<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552 „ lost heeft, vrij om eene vrouw te nemen; ik heb<br />

„ desniettegenftaande vele jaren ongehuwd geleefd.<br />

„ Na den dood mijner huisvrouw, inderdaad eeri<br />

„ voorbeeld van deugd, is het reeds anderhalfjaar,<br />

„ dat ik wederom vrijwillig ongehuwd blijve." In<br />

dezen ongehuwden ftaat is hij ook tot zijnen dood<br />

toe gebleven.<br />

THEODORus BEZA, die ons 'smans leven befchreven<br />

heeft, verklaart, ten befluite van die levensbefchrijving,<br />

dat hij „ in dezelve aan allen een voor.<br />

,, beeld van het leven en den dood van eenen Chris-<br />

„ ten heeft voorgemeld, hetwelk gemakkelijker viel<br />

„ te lasteren, dan na te volgen." Inderdaad, onbetwistbaar<br />

is het, dat CALVIN een waarliik groot<br />

man geweest is; niemand kan hem grondige geleerdheid,<br />

fchrandere wijsheid, onvermoeide arbeidzaamletd<br />

en onwrikbare Hand vastigheid betwisten. Zijne<br />

seden en gedrag zijn ook, van zijne jeugd af, bui-<br />

1 en alle opfpraak, en worden algemeen erkend,<br />

\ -oorbeeldig geweest te zijn. Zijne ingetogene kuisch-<br />

J jeid, zijn matige foberheid, zoodat hij ten minden<br />

t ten jaren lang zich met eenen foberen maaltijd een-<br />

I iaal daags heeft vergenoegd, en voornamelijk zijne<br />

c nbaatzuchtigheid, is van vrieuden en vijanden er­<br />

k end. Hij,die zoo veel arbeids ondernam,ten dienfle<br />

d er Kerk, en een zoo zwaarwigtig ambt zoo loffe-<br />

H ik bekleedde, trok flechts eene geringe jaarwedde<br />

v x>r zijnen dienst, en weigerde eene hoogere<br />

w edde aan te nemen. Herhaalde keeren plagt hij<br />

d •a genen, die hem reeds bij zijn leven inhaligheid<br />

en


G E S C H I E D E N I S . 27<br />

en gierigheid verweten, toe te voegen: Zoo ik bij t a C. G.<br />

mijn leven u niet kan overtuigen, dat ik niet geld- aan si 1 7»<br />

oc 1552.<br />

zuchtig ben, mijn dood zal dit openbaar maken. ,<br />

Dit is gebeurd; de man, die zoo veel roems en<br />

achtings verworven had, liet, na eene reeks van jaren<br />

met de grootfte fpaarzaamheid geleefd te hebben<br />

, niet meer dan driehonderd Kronen aan zijne<br />

erfgenamen achter, en onder deze nalatenfchap waren<br />

nog zijne Boeken begrepen, die voor eenen hoogen<br />

prijs verkocht werden. Als een fterke trek zijner<br />

onbaatzuchtigheid, verhaalt BAYLE, dat, wan-'<br />

neer CALVIN van Straatsburg vertrok, om naar<br />

Geneve weder te keeren, de Straatsburgers begeerden<br />

, dat hij het voorregt van het Burgerfchap dier<br />

ftad zou behouden, als mede de inkomften van<br />

eene Prebende, hem toegefchikt. De eerfte dezer<br />

aanbiedingen aanvaardde hij, doch de laatfte floeg<br />

hij volftrekt af.<br />

Met dit alles ontbrak het niet aan befchuldigingen,<br />

welke men tegen CALVIN heeft aangevoerd ,<br />

reeds bij zijn leven, en na zijnen dood, welke nog<br />

zelfs in onze dagen telkens herhaald worden. Van<br />

zulke openbare leugens en lasteringen, dat hij te<br />

Noyon om zijn flecht gedrag gegeesfeld en gebrandmerkt<br />

en vervolgens uitgebannen zou wezen; dat hij<br />

de genezing van zijnen zoon bij den Heil. HUBERT<br />

gezocht en aan dien Heiligen toegekend zou hebben<br />

en dergelijke, behoeven wij niette fpreken. Zij zijn<br />

al te tastbaar ongerijmd, dan dat zij in eenige aanmerking<br />

behooren te komen. Maar, men heeft hem<br />

befchuldigd en befchuldigt hem nog van geestelijken<br />

hoog


28 K E R K E L I J K E<br />

na C. G.<br />

hoogmoed en heerschzucht; van wreedheid en lief.<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552.<br />

delooze onverdraagzaamheid; en eindelijk vindt men<br />

in zijne leere zeer veel te bedillen (*).<br />

Het is hier de plaats noch ons oogmerk , eene<br />

(•) Men heeft onlangs in het Ihllandsch vertaald een<br />

Fransch werk van LANTHIER, Les Foijageurs en Suüfe.<br />

onder den titel: De Reizigers in Zwitferlana, Amflcrd.<br />

1810. In het Me Deel, Bladz. 17. dezer vertaling fe<br />

zen wij eene fchetfe van het karakter van CALVIN, door<br />

eenen Horologiemaker te Geneve, zoo het heet, ontworpen:<br />

„ Onze voorouders," zeidehij, „ befchouwden hem als een<br />

„ wonderbaarlijk mensch; dit is hij in der daad door de<br />

„ verhevenheid zijner denkbeelden, door zijne belange-<br />

„ loosheid; maar de onbuigzaamheid van zijn karakter,<br />

„ zijne verwaandheid, zijne trotschheid, en de ftraf van<br />

„ SERVET, die eertijds zijn vriend was, maken zijne na-<br />

„ gedachtenis bij alle gevoelige harten gehaat." En<br />

Bladz. 15. zegt de Schrijver zelf: „ CALVIN ontkent<br />

„ den vrijen wil, en beweert, dat God ons gefchapen<br />

„ heeft, om eene prooi der Duivelen te worden, dewijl<br />

„ hem zulks behaagt. -_ In onze dagen zou men wel<br />

„ een middel ter zijner verbetering gehad hebben."<br />

Aldaar. „ Hij predikte dagelijks, en gaf driemalen<br />

., 's weeks lesfen in de Godgeleerdheid."<br />

Bladz. \6. „ Hij werd de wetgever en leeraar der<br />

„ ftad; de zeden van dien tijd leveren een tafereel van<br />

„ losbandigheid, muitzucht en misdrijven op."<br />

LAKTHIER verhaalt ook op die Bladzijde: dat bij eene<br />

pest in het jaar 1542 de Bedienaars van den Godsdienst<br />

weigerden de ongelukkigen in het Hospitaal te bezoe­<br />

ken, <br />

ver-


GESCHIEDENIS.<br />

verantwoording voor CALVIN te fchrijven j doch zoo<br />

veel eischt de pligt van den waarheidlievenden Ge-<br />

fchiedfchrijver, dat hij alles, zoo veel mogelijk, in<br />

het regte licht plaatfe , ten einde eiken Lezer in ftaat<br />

te (lellen, de waarheid te kunnen zien en beoordeelen.<br />

Wat<br />

ken, maar CALVIN bood zich daartoe aan, alhoewel men hem<br />

daar van terug hield, omdat men zijn leven te dierbaar achtte.<br />

Aangaande SERVUT lezen wij daar Bladz. 17. „De ver-<br />

„ fchrikkelijke flraf van MICHEL SERVET zal de nagedach-<br />

„ tenis van CALVIN voor eeuwig brandmerken. Deze<br />

„ Spanjaard, in de Geneeskunde en Godgeleerdheid ge-<br />

„ oefend, had de (n) ligtgeraakte (n) CALVIN door brie-<br />

„ ven aangevallen , die invloed genoeg' bezat, om hem<br />

„ te Vienne in het Daupkineefcke gevangen te doen ne-<br />

„ men. SFRVET, de gevangenis ontkomen zijnde, was<br />

„ onvoorzigtig genoeg, om door Geneve te reizen. Zijn<br />

„ onverzoenlijke vijand deed hem vastzetten, en op den<br />

„ a^ften October 1553 ten vure doemen, SERVET moest<br />

„ twee uren lang de ijsfelijkfte folteringen ondergaan,<br />

„ omdat de vlammen door den wind van hem werden<br />

„ verwijderd. In zijne wanhoop riep hij uit: „ Wat<br />

„ „ ben ik ongelukkig! hoe nu! kon men dan voor 100<br />

,, „ (lukken goud , en de kostbare Collier , welken<br />

„ „ men mij ontnomen heeft, geen hout genoeg koo-<br />

„ „ pen, om mij te fpoediger te verteeren!"" Hoe<br />

wordt hier lof en laster onder een gemengd!. hoe hate­<br />

lijk alles verdraaid! In welk een valsch licht wordt de<br />

leer van CALVIN voorgefteld! En de Hollandfche Ver­<br />

taling zwijgt op dit alles, zonder de minde aanmerking<br />

te maken.<br />

ia c. G;<br />

[aari5i7.<br />

:ot 1552»<br />

é


aa C. G . Wat dan de eerfte befchuldiging betreft, waar in<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

men CALVIN trotschheid, geestelijken hoogmoed,<br />

heerschzucht en onverzettelijke hardnekkigheid in<br />

het doordrijven van zijn ftuk te last legt; daaromtrent<br />

behoort men in het oog te houden: Niets is<br />

zekerder, dan dat de zeden, ten dezen tijde, over<br />

het geheel, ten uiterfte verbasterd waren; de aan.<br />

hang, dien CALVIN in zijne fchriften den aanhang<br />

der Libertijnen of Vrijgeesten noemt , welke de<br />

losbandigfte gewoonten in zijne befcherming nam,<br />

en niet alleen met gefprekken en daden, maar zelfs<br />

door geweld verdedigde, was zoo wel talrijk als vermogende.<br />

De Hervormers drongen daarom allen op<br />

eene herftelling der zedetucht aan; alhoewel zij in<br />

de keuze der middelen en in de wijze van. het Kerkbeftuur<br />

te dien einde niet één en hetzelfde gevoelden.<br />

Bij voorbeeld, ZWINGLIUS kende aan de Burgerlijke<br />

Overheid alleen de magt toe, om de overtredingen<br />

te ftraffen, en wilde aan de Kerk zelfs<br />

iet gezag niet toeftaan, om onwaardige leden uit<br />

ïaar midden te weren, door uitfluiting of ban.<br />

JALVIN daartegen befchouwde de Kerk als eene<br />

1 naatfehappij, die in Kerkelijke zaken eene magt be-<br />

:at, om aan hare leden eene Kerkenorde en Wetten<br />

} roor te fchrijven, omtrent de wijze van beftuur, en<br />

< •m de overtreders uit haar genootfehap te weren ,<br />

\ iraaromtrent hij tot ftrengheid geneigd was. Beiden<br />

( ndertusfehen hadden dezelfde bedoeling, de verbet<br />

;ring der zeden en de bewaring van deugd en god-<br />

2 aligheid. Beiden waren tevens in het burgerlijke<br />

:hrandere en wijze mannen, die der Overheid met<br />

i<br />

3° K E R K E L I J K E<br />

raad


G E S C H I E D E N I S . 3i<br />

raad en daad bijftonden, en ook het burgerlijk wel­ na C. G.<br />

zijn van het land, hetwelk zij als hun vaderland er­ Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

kenden, poogden te bevorderen; dit deed ook LU-<br />

THER. , dit deden andere Hervormde Leeraars.<br />

Waarom befchuldigt men dan CALVIN zoo bijzonder<br />

deswegens van verwaandheid en geestelijke<br />

heerschzucht ? Heeft hij dan de ftad Geneve zoo<br />

Hecht geraden? Heeft zij reden gehad zich van de<br />

inrigting, met zijne medewerking ingevoerd, te beklagen<br />

, met welke zij twee eeuwen lang gelukkig<br />

is geweest?<br />

Voorts verfchilde CALVIN van ZWINGLIUS in de<br />

leere van het Avondmaal, en de tegenwoordigheid<br />

van JEZUS ligchaam en bloed in hetzelve, ZWING­<br />

LIUS wilde alleen denken aan eene figuurlijke tegenwoordigheid<br />

van CHRISTUS ligchaam en bloed, als<br />

afgebeeld door de teekenen van brood en wijn,<br />

merkende een godvruchtig aandenken aan den dood<br />

van JEZUS, en aan de weldaden, daar door voor<br />

het menschdom verworven, aan, als de eigenlijke<br />

bedoeling van het Heilig Avondmaal. Daar nu LU«<br />

THER eene eigenlijke tegenwoordigheid van JEZUS<br />

ligchaam en bloed bij het Avondmaal leerde, hetwelk<br />

men Confubflantiatie noemde; hield CALVIN<br />

tusfchen deze beide gevoelens eenen zekeren middelweg,<br />

erkennende eene wezenlijke, hoewel geestelijke<br />

en facramenteele tegenwoordigheid van CHRISTUS<br />

bij het Avondmaal, hetwelk hij dus niet alleen als<br />

een teeken maar ook als een zegel befchouwde,<br />

zonder daarom eene Impanatie te ftellen, veel min<br />

dat zijn gevoelen eenige overeenkomst zou hebben met<br />

de


taC. G,<br />

Ja:tri5i7<br />

tot 1552<br />

3a K E R K E L I J K E<br />

de Transfubftantiatie der Roomschgezinden, gelijfc<br />

deBisfchop BOSSUET en de Jefuiet COURRAYER wil­<br />

den beweeren, van welke hij zeer verre af was.<br />

Maar voornamelijk heeft men het ten allen tijde<br />

zeer Iterk geladen op CALVIN'S gevoelen aangaande<br />

de Predestinatie of Goddelijke voorbcfthikkingomtreut<br />

het zalig of niet zalig worden der menfchen. Men<br />

heeft zijn gevoelen daaromtrent voorgefteld als eene,<br />

God ten hoogde onteerende, eene wreede, ja eene<br />

gruwelijke leere (.*), Doch, nnn heeft 'smans ge­<br />

voelen eerst moeten verdraaid voordellen, en dan<br />

met gevolgen moeten bezwaren, welke hij nooit er­<br />

kend noch aangenomen heeft, eer men hetzelve op<br />

deze wijze kon aanvallen. Trouwens, hoe zeer hij<br />

leerde, dat de eindelijke be(lemming van des menfchen<br />

lot afhange van Gods oppermngtig welbehagen, volgens<br />

deszelfs eeuwig voornemen en den raad zijns willens:<br />

tevens echter hield hij ten Iterkde (taande, dat dit<br />

Goddelijk befluit wijs, heilig, regtvaardig en goed<br />

zij; onze menfchelijke wil is, volgens dit gevoelen,<br />

niet vrij, maar in alles van God afhankelijk , en<br />

(*) CALVIN fchreef Infl. L. III. C. 23. § 7. Deere-<br />

turn horribile quidem fateor cit. Dit vertaalde men i<br />

„ lk beken wel, dat het een gruwelijk befluit is." Op<br />

ivelke vertaling het opfchrift rust van het bekende ge­<br />

dicht vrn VONDEL : Decrctum horribile. Gruwel der<br />

verwoesting. Ondertusfchen is niets zekerder, dan dat<br />

CALVIN, die goed Latijn verftond, aan het woord hor­<br />

ribile nooit de beteekenis van gruwelijk heeft kunnen<br />

geven.<br />

te-


G E S C H I E D E N I S . 33<br />

tevens, federt den zondenval, flaafsch, onder de ia C. Ö.<br />

[aan 517»<br />

zonde ais verkocht; en nogtans drong CALVIN te­<br />

:ot 1553,<br />

vens ten lterkflen aan op de verpligting van den<br />

mensch tot geloof, godzaligheid en deugd ; als men<br />

LUTHER'S werk over den flaaffchen wil gelezen<br />

heeft, zal men gronden hebben, om te gelooven ,<br />

dat deze beide Hervormers in deze leerflellingen der<br />

voorverordinering en van den niet vrijen, maar afbankelijken<br />

thans flaaffchen wil der menfchen vrij<br />

na overeenkwamen. Waar mede heeft CALVIN dan<br />

bijzonder zoo vele hatelijke verwijtingen verdiend?<br />

Ook had zijn gevoelen omtrent deze Hukken volflrekt<br />

geen' nadeeligen invloed op zijne zedeleer en<br />

de beoefening van godsdienst en deugd, zoo van<br />

hein zeiven, als tot welke hij anderen vermaande.<br />

„ Men moet niet gelooven," fchrijft hij ergens,<br />

dat men in de ware Kerk leeft, wanneer men de<br />

„ vruchten daar van niet kan vertoonen. Wij zijn<br />

„ flimmer, dan de onbekeerden, wanneer wij met<br />

„ hunne ondeugden behebt zijn. Daarom laat ik<br />

„ mij van niemand door woorden verleiden, wan-<br />

„ neer hij zegt, dat hij onze partij zij toegedaan."<br />

Daar wij, in het vervolg, te zijner plaatfe, van<br />

de leer en den dood van MICHEL SERVET zullen<br />

moeten fpreken, zullen wij daar gelegenheid vinden,<br />

om door het onzijdig verhaal van deszelfs gefchie*<br />

denis in ftaat gefield te worden, om het aandeel,<br />

hetwelk CALVIN in dezelve gehad heeft, en zijn gedrag<br />

juister te beoordeelen, en te zien, of hetzelve<br />

hem als eenen man van een zoo flecht karakter zal<br />

openbaar maken, als hem, ook nog in onzen tijd»<br />

HERV. II. C dei


54 K E R K E L I J K E<br />

na C. G deswegens door velen wordt '.oegefchreven. Zoo<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552 | veel zeggen wij hier flechts vooraf; dat geen perftfneele<br />

haat van CALVIN tegen SERVET , of eenige<br />

andere lage hartstocht invloed gehad hebbe op zijn<br />

gedrag jegens denzelven; dat men niet geheel los<br />

en driftig tot den dood van SERVET is voortgegaan,<br />

maar dat de regering van Geneve deswegens de overige<br />

Zwitferfche gemeenten van Zurich. Schafhaufen,<br />

Bazel en Bern vooraf heeft geraadpleegd; dat<br />

CALVIN zelf een gefchrifc ter zijner verdediging m<br />

dit geval opgelleld en uitgegeven, en ook tevens<br />

zijne meening over de ftraf der Ketters verklaard<br />

heeft, hetwelk naderhand door THEOD. BEZA rader<br />

opgehelderd is, gelijk wij in het vervolg zien zullen<br />

; waarmede toenmaals het algemeen gevoelen<br />

overeenftemde, namelijk, gelijk BEZA zich uitdrukkelijk<br />

verklaart, van zulke Ketters, die inderdaad<br />

bedoelden, de beginfelen van godsdienst en deugd<br />

te vernietigen, en die de rust en goede orde in den<br />

burgerflaat ftoorden en het onderfte boven keerden;<br />

verders verdient men op te merken, dat CAL­<br />

VIN aanrandingen van zijne eer, kwaadaardige verdraaiingen<br />

van zijne leer en gedrag , murmureren<br />

over zijne ftrengheid en naauwgezetheid in vele gepallen,<br />

met edelmoedigheid over het hoofd heeft gezien,<br />

en met die verhevenheid, welke aan groote<br />

mannen eigen is, te meer, daar hij in de getuige-<br />

1 ïisfen van alle deugdzamen en braven de beste ver­<br />

( lediging vond, alleen kon hij niet dulden, dat de<br />

\ vaarheid opzettelijk werd aangevallen. „ Men tergt<br />

, mij," fchrijft hij, „ maar ik zal zwijgen. Mij<br />

3<br />

,, kan


GESCHIEDENIS. 35<br />

kan men beleedigen en hoonen, maar de waar- na C. Öi<br />

„ heid moet men onaangeroerd laten. Onze Heer faari5t 7.<br />

,, fprak ook nooit eer, dan als men zijne leer aantot<br />

I55i«<br />

,, tastte. En waarom zou ik mij een beter lot<br />

,, wenfchen, dan hij had?" Dan werd hij ijverig,<br />

wanneer hij waarheid en godsvrucht zag verachten,<br />

dit maakte hem geftreng, doch niet zoo zeer tegen<br />

de menfchen, als tegen de ondeugd, waar aan zij<br />

zich fchuldig maakten. Volgens zijn galachtig temperament,<br />

was hij aan drift onderhevig, en deze,<br />

gevoegd met zijne onbevreesde waarheidliefde , maakte<br />

hem wel eens onvoorzigtig, hij fprak en handelde,<br />

zoo als hij dacht. Deze zijne neiging tot drift<br />

belijdt hij zelve met deze woorden : ,, Mijne drift<br />

,, gaat dikwijls te verre. Zij overmeestert mij, zonder<br />

„ dat ik het wil. Maar ik ftrijde tegen dezelve, als<br />

tegen mijnen magtigften vijand. En ik hope, zoo<br />

,, God wil, dat monfterte overwinnen." Eindelijk merke<br />

men op, dat mannen, die door den geest van zachtmoedigheid<br />

en liefde rijkelijk bezield waren, zijne han*<br />

delwijze toenmaals hebben goedgekeurd. Onder dezen<br />

wordt gerekend de vredelievende zachtgeaarde<br />

PHILIPPUS MELANCHTHON te Wïttemberg, de vriend<br />

en ambtgenoot van LUTHER. Aan dezen zond CAL-<br />

VIN zijne wederlegging van SERVET'S dwalingen<br />

toe, en MELANCHTHON betoonde zijne tevredenheid<br />

zoo wel met dit gefchrift, als met de tegen SER­<br />

VET gehoudene ftrengheid.<br />

Ten (lotte, zal het der moeite waardig zijn, CAL­<br />

VIN zei ven te hooren, zoo als hij zich, bij deze<br />

gelegenheid, heeft uitgelaten in eenen Brief aan een'<br />

C 2 zij


tra C. G<br />

Jaansi7tot<br />

1552.<br />

36* K E R K E L I J K E<br />

zijner vrienden: , „ De naam SERVET kan 11 nier<br />

„ onbekend zijn , daar hij reeds voor twintig jaren<br />

de Christelijke wereld met zijne ihoode en ver-<br />

„ derfelijke gevoelens befmet heeft. Dan zijn Boek<br />

„ Heit u eerst regt in (laat, om over hem te kun-<br />

„ nen oordetien. Hij is het, over wien reeds toen<br />

„ een waardig en anderszins zachtmoedig man het<br />

„ oordeel velde , dat hij verdient in (lukken ge-<br />

„ fcheurd te worden. Hij kwam bij ongeluk hier<br />

„ naar Gerieve, en de Fiskaal liet hem, door mijn<br />

toedoen, in hechtenis nemen. Want ik wil gaar-<br />

„ ne bekennen, dat ik het voor mijnen pligt heb<br />

geacht, om een meer dan verftokt en onverbeter-<br />

„ lijk mensch met alle kracht tegenftand te bieden,<br />

„ en deszelfs verderen invloed te verhinderen. Da-<br />

„ gelijks verfpreidt zich de boosheid verder, alom<br />

„ wellen nieuwe dwalingen op, en menfchen, wien<br />

„ God de magt hier toe verleende, maken er geen<br />

„ werk van, om de eere van zijnen naam te bevor-<br />

,, deren. Want wanneer de Pausfelijken de afwij-<br />

kingen van hunne bijgeloovigheden zoo gedrenge-<br />

„ lijk wreken, en onregtvaardig genoeg zijn, om<br />

„ onfchuldig bloed.te vergieten, dan moeten Chris-<br />

„ telijke Overheden zich fchamen, om bij de verde-<br />

„ diging van onwankelbare waarheden zoo luttel<br />

,, moeds te betoonen. Hier uit volgt wel niet, dat<br />

„ wij hunne woede en dolle drift moeten navolgen;<br />

„ dan daar is een middelweg, welken men behoort<br />

„ in te (laan, om de verachters van den Gods-<br />

„ dienst, zoo veel men kan, te beletten, hunne<br />

„ lasteringen tegen God niet ongeftraft te verfprei-<br />

„ den.


G E S C H I E D E N I S . 37<br />

„ den. Drie (lukken zijn het, welke bij SERVET na C. G.<br />

,, in overweging behooren getrokken te worden. Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

„ Vooreerst heeft hij door afgrijfelijke dwalingen<br />

„ den Godsdienst benadeeld, ja zelfs door affchu-<br />

„ welijke fpotternijen en befchitnpingen het geheele<br />

„ Christendom aangetast, en de eerfte grondzuilen<br />

„ van hetzelve doen waggelen. Vervolgens is de<br />

hardnekkigheid onbefchrijfelijk, met welke hij, uit<br />

„ eenen duivelfchen hoogmoed en verwaandheid, in<br />

weerwil van onze vermaningen en waarfchuwin-<br />

„ gen, nooit heeft opgehouden, zijn gift verder te<br />

,, verfpreiden. Eindelijk verleidt hem zijn hoog-<br />

,, moed nog tot op dit uur, om bij zijne lasterin-<br />

„ gen te volharden. Daar is aan geene beterfchap<br />

„ en herroeping te denken."<br />

Dan dit zij genoeg, om eiken onbevooroordeelden<br />

beminnaar van waarheid en liefde, terug te houden,<br />

van een ligtvaardig geloof te (laan aan alle zoo zware<br />

betichtingen , waarmede men den grooten man<br />

heeft bezwaard, en van alle ligtvaardig beoordeelen<br />

van zijn karakter. Wanneer wij op vele bijzonderheden<br />

achtdaan, die in zijne levensgefchiedenis voorkomen,<br />

zullen wij ons integendeel niet kunnen wederhouden,<br />

van hoogachting voor dat karakter op<br />

te vatten. Wij willen er eenige voorbeelden van<br />

bijbrengen.<br />

De vader van CALVIN had, bij deszelfs opvoeding<br />

, een grondbeginfel, hetwelk hij (leeds in het<br />

oog hield, dat men de groote liefde voor zijne kinderen<br />

, voor hen , op alle mogelijke wijze, moest<br />

zoeken te verbergen , en volgens dit grondbeginfel<br />

C 3 be


38 K E R K E L I J K E<br />

BS C. G behandelde hij zijnen zoon, dien hij anders zeer be­<br />

Jaari5l? minde, vrij ftraf. „ Ik heb," fchrijft CALVIN zel«<br />

tot 1552<br />

ve, „ eenen vader gehad, die wat ftraf over mij<br />

„ was, maar ik verblijde er mij over; en wanneer<br />

„ ik er mij over verblijde, dan verblijde ik mij te-<br />

„ vens over de weinige deugden, welke ik mogelijk<br />

„ bezitte." Miffchien had wel deze ftiafheid des<br />

vaders invloed op CALVINS volgende denkwijze, en<br />

op die geftrengheid , welke daar in doordraaide. Hij<br />

beminde echter zijnen vader zoo flerk, als een zoon<br />

den vader beminnen kon. Wij hebben reeds verhaald<br />

, dat de vader hem de beoefening der Regtsgeleerdheid<br />

had aangeraden, uit zorge, dat de gevoelens<br />

van zijnen zoon in den Godsdienst voor<br />

denzelven gevaarlijk mogien worden. Juist ontving<br />

CALVIN de geheel onverwachte tijding van zijn vaders<br />

overlijden, als hij zich op nieuw in den omtrek<br />

van Botirges weder aan het prediken begaf.<br />

„ Ach!" zeide hij, ,, als ik mijnen vader maar<br />

„ niet dood heb gepredikt!" Hij betreurde deszelfs<br />

dood met hartelijke droefheid. Tot in zijn'<br />

laatlten levenstijd maakte hij het zich tot eene wet,<br />

om nog fomtijis de brieven van zijnen vader te<br />

doorlezen , en zich zijner daarbij dankbaar te herinneren.<br />

Oogenblikkelijk fpoedde hij zich naar zijne<br />

vaderftad Noyon. „ Ach!" zeide hij tot eenen<br />

vriend, ,, den vader had ik nog gaarn verloren;<br />

„ maar dit fmart mij, dat voor mij in hem de bes-<br />

te vriend en raadgever verloren is! "<br />

Zijne moeder was aan den Godsdienst op eene<br />

Wijze gehecht, die men bijna angstvalligheid, of met<br />

een


G E S C H I E D E N I S . 39<br />

een minder zacht woord, bijgeloovigheid zou kunna C. G.<br />

nen noemen. Beide de ouders bevlijtigden zich, om Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

zijn jong hart vooral tot deugd en godsvrucht te<br />

vormen. Ten einde hem eenen diepen eerbied voor<br />

het Opperwezen vroegtijdig in te prenten, liet men<br />

hem dikwijls onder den blooten hemel knielend bidden,<br />

zonder dat er iemand bij tegenwoordig was.<br />

En gebeurde het eens, bij geval, dat hij daarbij in<br />

flaap was gevallen, dan was zijne moeder niet weinig<br />

misnoegd. Van verfcheidene broeders en zusters<br />

, die alle vroeg ftierven, heeft zijn broeder AN-<br />

THON CALVIN hem overleefd. Van deze twee was<br />

hij bijzonder de lieveling zijner ouderen, zonder dat<br />

daarbij zijne ondeugden of fouten door hen voorbijgezien<br />

werden. Wie zal twijfelen, dat deze godvruchtigheid<br />

der moeder, hoe zeer dan ook al te<br />

naauw gezet, gewerkt zal hebben op CALVIN, om<br />

zijnen eerbied en ijver voor den Godsdienst op te<br />

wekken! Geen wonder, dat hij, den Bijbel, met<br />

welken ROBERT OLEVITAN hem het eerst te Parys<br />

bekend maakte, met vreugde en eerbied ontving,<br />

en zoo ijverig las en onderzocht, dat hij, denzelven<br />

voor het eerst in handen krijgende, in vele dagen<br />

eten noch drinken wilde. Maar ook is hier aan<br />

toe te fchrijven, dat, fchoon hij fpoedig, door vergelijking<br />

van den Bijbel, met de leerftellingen der<br />

Roomfche Kerk, de ongegrondheid van velen derzelve<br />

ontdekte, hij echter zeer huiverig was, om<br />

terftond een befluit te nemen, maar met veel angstvalligheid<br />

en twijfelmoedigheid te worltelen had, eer<br />

hij het vooroordeel van derzelver gezag kon over-<br />

C 4 win


nt C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

40 K E R K E L I J K E<br />

winnen, hetwelk de, opvoeding zijner moeder hem<br />

had ingeprent; zoodat hij in het verlaten der Room-<br />

fche Kerk volltrekt niet onbezonnen of onberaden is<br />

te werk gegaan. Doch, zoo veel te meer was er<br />

nu van dezen jongeling ten voordeele van den Gods­<br />

dienst te wachten: Deze verwachting gaf de ver­<br />

maarde LE FABRE van Eftaples te kennen, als hij<br />

een bezoek van CALVIN ontving, en hem, na eeni­<br />

ge redewisfelingen, op den fchouder kloppende zei­<br />

de: „ Ik ben oud, en kan CHRISTUS niet meer<br />

„ van dienst zijn. Maar gij kunt en zult een fteun<br />

„ van de waarheid en van Gods Koningrijk wor-<br />

„ den. De zegen des Almagtigen zij met 11!"<br />

Zoodanige waren de verwachtingen, tot welke de<br />

godsvrucht, de goede zeden, de geleerdheid en ijver<br />

van CALVIN reeds in zijne jeugd aanleiding gaven ,<br />

welke uitmuntende hoedanigheden des jongelings<br />

niemand, zelfs niet zijne hevigfte vijanden, ooit heb­<br />

ben bellian in twijfel te trekken.<br />

CALVIN dacht aan niets minder, dan om zich te<br />

Geneve neder te zetten, maar de oorlogstroebelen<br />

noodzaakten hem, die naar Bazel of Straatsburg<br />

dacht te reizen, zijnen weg door Geneve te nemen,<br />

en zelfs daar eenige dagen te vertoeven. „ Wan-<br />

„ neer ik de waarheid zal zeggen," fchreef hij na­<br />

derhand, ,, dan moet ik mijne komst in Geneve<br />

„ of aan een bloot toeval, of aan de Goddelijke<br />

„ Voorzienigheid toefchrijven. Ik ben een Chris»<br />

„ ten, en daarom geloove ik het laatfte. Want als<br />

„ de Vader in den hemel zijn toezigt ook over de<br />

„ menfchen uiütrekt, waarom zal ik zijne voorzorg<br />

„ niet


G E S C H I E D E N I S . 41<br />

,, niet ook op mij toeëigenen ? " In het voor­<br />

gaande hebben wij reeds verhaald, hoe FAREL in­<br />

zonderheid hem door zijn dringende aanfpraak over­<br />

reedde, om zich te Geneve aan den dienst der Kerk<br />

aldaar te verbinden. Dit gelukte echter niet dan<br />

onder de fterkfte betuigingen van den nederig van<br />

zich zeiven gevoelenden CALVIN : „ lk wil niet<br />

„ gaarn," zeide hij, „ mij aan eene Kerkgemeente<br />

„ alleen toewijden, maar overal, waar ik heen kom,<br />

van nut zijn. Wanneer ik mij aan ééne Kerk<br />

„ alleen toewijde , dan ben ik aan haar al mijnen<br />

„ tijd en alle mijne vermogens verfchuldigd, en mij<br />

„ blijft niets overig voor het onderwijs van mij zel-<br />

„ ven. Maar ik ben nog lange de man niet, die<br />

„ enkel geven kan , en niets behoeft te ontvan-<br />

,, gen." Dit is toch geenszins de taal der verwaand­<br />

heid!<br />

Wij hebben ook in het voorgaande verhaald, hoe<br />

CALVIN met zijne beide vrienden en ambrgenooten<br />

FAREL en VIRET in het jaar 1538 uit Geneve ge­<br />

bannen is geworden. Men gaf voor, dat de reden<br />

hier van ware, dat zij zich tegen den Raad verzet<br />

en te frreng geftaan hadden op het gezag, hetwelk<br />

zij zich in de regering der Kerk aanmatigden. Hoe<br />

dit zij, de partijdigheid en bitterheid der Raadslie­<br />

den was geenszins te verfchoonen, die aan deze<br />

verdienftelijke mannen flechts twee dagen verleenden,<br />

binnen welke zij de ftad verlaten moesten, CALVIN<br />

hoorde het tegen hem uitgefprokene vonnis met be­<br />

daardheid aan: „ Had ik flechts menfchen gediend,"<br />

fprak hij, dan ware de loon, welken ik ont,.<br />

C 5 M vang,<br />

na C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.


42 K E R K E L I J K E<br />

Bi C. G • »<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

van<br />

g> juist niet aannemelijk. Gelukkig, dat ik<br />

• „ Hem diende, die de beloofde belooning zijnen<br />

„ dienstknechten nooit kan onttrekken!"<br />

Het (trekt CALVIN tot eer, en is een blijk, hoe<br />

men over de onbillijkheid van zijne uitdrijving vrij<br />

algemeen dacht, dat de (leden Bern en .Zurich Afgevaardigden<br />

naar Geneve zonden, om het vonnis<br />

tegen hem te doen intrekken, en vooral, dat die<br />

van Straatsburg hem noodigden bij hen te komen,<br />

en hem tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aanftelden;<br />

ook neigen wij natuurlijk, om die onbillijkheid<br />

van het vonnis te eer te gelooven, daar<br />

kort na dezen tijd fommige leden van den Raad,<br />

die zijne verbanning vooral bewerkt hadden , als<br />

deugnieten en misdadigers tegen den Staat, wiens<br />

inkomflen zij onder zich hadden gehouden, ontdekt<br />

en geftraft werden, CALVIN zelf ble.f ondertusfehen<br />

Geneve achten en beminnen, zonder eenige wraakzucht<br />

wegens de ontvangene beleediging te openbaren<br />

, of ondankbaar te zijn voor de voorheen genotene<br />

liefde der ingezetenen. Hij fchreef veelmalen<br />

Brieven derwaarts om hen tot eendragt en vrede te<br />

vermanen; hij behartigde hunne znak tegen de listen<br />

van den Kardinaal SADOLET , gelijk wij boven gezien<br />

hebben; en het gevolg van het een en ander<br />

was, dat men, terftond na de ftraf der misdadige<br />

regeerders der ftad, in het jaar 1540, pogingen deed<br />

om hem weder te bekomen, en hem zijn vorig<br />

ambt weder aanbood. „Niet haat en wraakzucht,"<br />

antwoordde hij hier op: „ nopen mij, om uwe<br />

„ verzoeken af te (laan. God is mijn getuige I<br />

„ Mo-


G E S C H I E D E N I S . 43<br />

„ Mogelijk heb ik van mijne liefde jegens u blijken na C. G.<br />

Jaar is I7«<br />

„ genoeg gegeven. Ik vergeve, gelijk mijn Heer<br />

tot 1552.<br />

„ zijnen vijanden vergeven heeft. Maar ik heb niet<br />

„ meer over mij zeiven te gebieden, federt ik den<br />

,, Straatsburgeren toebehoor." Men zond daarop<br />

een lid der regering naar Straatsburg, en verkreeg<br />

met moeite, dat die van Straatsburg aan CALVIN<br />

een affcheid van twee jaren inwilligden. Men bood<br />

hem voorts het burgerregt van die ftad en het genot<br />

van zijne jaarwedde gedurende die twee jaren aan. Het<br />

eerfte nam CALVIN met dankzegging aan, maar van<br />

het Iaatfte wilde hij volftrekt geen gebruik maken,<br />

omdat hij zich met een anders goed niet wilde mesten,<br />

gelijk hij zich uitdrukte.<br />

De dag der wederkomst van CALVIN te Geneve,<br />

de 13de September 1541, was voor de geheele<br />

ftad een buitengewone feestdag , men kwam htm<br />

uren ver te gemoet, en omfïng hem met toejuiching.<br />

Elk veroordeelde het hem aangedane onregr,<br />

elk ontfchuldigde zich van alle vermoeden, als of<br />

zij tot zijne verbanning iets hadden medegewerkt,<br />

zoodat hij met reden zeide: „ Indien ik de verze-<br />

„ keringen der Geneveezen gelooven moet, dan heeft<br />

„ er niet één van mijne verbanning geweten; dan<br />

,, hebben mij de huizen en niet de menfchen uit de<br />

„ ftad verdreven." Na zijne wederkomst was, gelijk<br />

het gaat, zijn gezag te Geneve in het grootfte<br />

aanzien; nu verdubbelde hij ook zijnen ijver tei<br />

hervorming niet alleen in de leer, maar vooral ir<br />

de zeden. Hij verklaarde uitdrukkelijk, dat, indïer<br />

men het zedebederf niet met kracht te keer wilde<br />

gaan.


44 K E R K E L I J K E<br />

na C. G gaan, hij ten minde zijne ziel daar door wilde red­<br />

Jaari5i7<br />

den, dat hij bij hen niet langer de bedienaar wilde<br />

tot 1552<br />

zijn van den Godsdienst. Voornamelijk ging hij die<br />

foort van menfchen emdig te keer, die zich Liber.<br />

fijnen noemden, eene van wier hoofdbedoelingen<br />

was, alle zedeloosheid in te voeren; deze, door<br />

CALVIN in hunne oogmerken gefluit, koelden hunnen<br />

moed aan hem door fchimpredcnen en dadelijke<br />

beleedigingen. Zelfs had CALVIN het verdriet, dat<br />

zijne voormalige vriendin en befchermder, de Koningin<br />

van Navarre, door eenigen van hare Hovelingen<br />

, die der partij dezer Libertijnen waren toegedaan,<br />

van hem vervreemd werd; CALVIN fchreef<br />

haar op eene edele rondbordige wijze: „ Gij be-<br />

„ hoeft u niet te verwonderen, dat het u niet be-<br />

„ ter gaat, dan onzen Zaligmaker, die onder zijne<br />

„ vertrouwde vrienden eenen trouwloozen bad. Ook<br />

„ gij hebt deugnieten onder uwen hofdoet. Mijne<br />

„ gevoelens omtrent die partij blijven dezelfde. Zij<br />

„ is de fchadelijkfte en verderfelijkfle, die er kan<br />

, opkomen; eene pest, welke alles befmet, een<br />

, vuur, hetwelk alles verteert. Ik ben een Leeraar<br />

, van den Godsdienst, en mijn geweten dringt mij,<br />

, om mij met alle magt daartegen te verzetten.<br />

, Ik hoore, dat gij zulks ongundig opneemt; eu<br />

, echter zal ik zoo min ophouden van u te veree-<br />

, ren, als ik ooit zal nalaten, om voor de waar-<br />

, heid te waken. En dit laatde kan ik dies te rui-<br />

, mer, hoe minder ik naar Vordengunst dreef, en<br />

9 , de uiterlijke glans mij kan verblinden. Gode zij<br />

, dank , die mij tot hier toe bij deze denkwijze<br />

*


G E S C H I E D E N I S . 45<br />

bewaard heeft! Want aan éénen Heer ben ik 1<br />

s, flechts onderworpen, die mij in zijnen dienst<br />

,, heeft aangenomen, en tegen wien ik de grootfte<br />

ondankbaarheid zou plegen, wanneer ik mijn be-<br />

,, roep aan de aanlokfelen van eere en rijkdommen<br />

„ wilde opofferen." — Welke edele denkwijze!<br />

Zoo ver ging de bittere haat dezer foort van menfchen,<br />

dat men zich zelfs tegen zijn' perfoon vergreep,<br />

en hem, toen hij eens op een dorp nabij<br />

Geneve gepredikt had, en van daar op den terugweg<br />

naar de ftad was, op eene onteerende wijze<br />

behandelde, CALVIN, die, naar zijn eigen zeggen,<br />

in dien tijd zijn leven niet veilig was, kon desniettegenftaande<br />

in zijnen moed niet wankelend worden<br />

gemaakt. „ Zij willen mijn bloed proeven," klaagt<br />

hij zijnen vriend, ,, en zij mogen zulks doen; of-<br />

,, fchoon ik twijfele, dat het hun zoo goed fmaken<br />

,, zal, als hunne ondeugden. Maar God leeft, dit<br />

,, geloof maakt mij kloekmoedig. En wanneer ge-<br />

,, heel Geneve zamenkwam, om mij te vermoorden,<br />

,, zal ik echter hun dat nog toeroepen , om het-<br />

„ welk zij mij thans zoo haten: Bekeert u!" —<br />

Vrees voor menfchen, lage vleijerij, kruipende onderdanigheid<br />

waren hun zoo vreemd, dat één van<br />

zijne bekenden van hem dit oordeel velde: dat hij<br />

in zijn leven nimmer vreeze gevoeld heeft.<br />

Daartegen was CALVIN minzaam en dienstvaardig<br />

jegens elk , die zijne dienften begeerde: „ niet<br />

,, ligt," zegt één zijner vrienden, „ heeft hij ie-<br />

„ mand iets geweigerd, al kostte het hem nog zoo<br />

„ veel tijd en moeite." Zijne menschlievendheid<br />

was<br />

ia C. 6.<br />

aari5i7*.<br />

ot 1553.


46* K E R K E L I J K E<br />

na C. G was blijkbaar; vlugtelingen om het geloof uit ItaliS<br />

Jaansi7 en Frankryk vonden bij hem troost en bemoedi­<br />

tot 1552<br />

ging , maar ook werkelijke onderfletining , en daar<br />

hij zelf niet veel geven kon, zamelde hij giften voor<br />

hen in , fchreef Brieven ten hunnen behoeve, en onderfteunde<br />

hen met zijnen gelieclen invloed en gezag.<br />

De Pest , waar van wij boven gewaagd hebben,<br />

in welke hij zich zoo edelmoedig aanbood, om<br />

de lijders te vertroosten, werd voorgegaan door een'<br />

duren tijd in het jaar 154a. Het is ongelooflijk,<br />

hoe veel CALVIN'S goede en menschlievende ziel<br />

hier bij leed. Dikwijls deelde hij zijn laatfte brood<br />

met de ongeltikkigen, welken de honger voor zijne<br />

deur dreef. „ Het is goed," fchrijft hij, „ dat ik<br />

„ een Christen, en als zoodanig van eenen God<br />

„ overtuigd ben, die de hongerigen fpijst, en de<br />

,, dorfligen laaft, anders zou ik moeten vreezen,<br />

„ om wegens deze ellendigen in wanhoop te gera-<br />

„ ken."<br />

Men heeft hem van verwaandheid en hoogmoed<br />

befchuldigd, gelijk wij zagen; en zeker bezat hij<br />

een zelfgevoel, hetwelk zich van zijne meerderheid<br />

boven anderen bewust was; maar wie kan zulks ongeoorloofd<br />

vinden bij een' man, die zoo vele talenten<br />

bezat, en zoo veel goeds ftichtte? Nogtans<br />

gebruikte hij zijne meerderheid meer ten voordeele<br />

pan anderen, dan dat hij die zelf gevoelde. Hoognoed<br />

was de ondeugd, tegen welke hij meest ijverle;<br />

hij zelf gedroeg zich fteeds nederig en be-<br />

i cheiden. Hij ging met den geringflen mensch op<br />

I ene wijze om, welke vertrouwen en liefde inboezem-


G E S C H I E D E N I S . 47<br />

2em.de, en hij onttrok zich niet, wanneer hij tijd na C. G.<br />

had, om met denzelven uren lang over deszelfs aan­ Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

gelegenheden te fpreken. ,, Ik ftichte hier meer<br />

„ nut," plag hij te zeggen, „ dan wanneer ik een<br />

„ Boek fehrijf." Hij ftreefde naar niets minder ,<br />

dan naar roem en eer. Als hem eens iemand wegens<br />

zijne Predikatiën buitengemeen prees, viel hij<br />

hem piotreling in de reden: „ Tot lof hebt gij nu<br />

,, zoo veel gezegd, maar nog geen woord tot dank-<br />

„ betuiging. Ik begeer geen lof maar dank. Want<br />

„ in het laatfte geval weet ik, dat ik goeds ftichte<br />

"<br />

,, IC.<br />

Even zoo was bij tegen alle uiterlijke pracht.<br />

Zeker vriend ftuurde hem eenige kleederen ten gefchenk,<br />

eer hij nog in Geneve was, en verkreeg van<br />

hem dit antwoord: „ Ik dank u voor uwe klee-<br />

„ deren. Maar gij zult het mij niet kwalijk nemen,<br />

„ dat ik één van dezelve aan mijnen vriend gegeven<br />

,, heb. Ik heb nu overvloedig genoeg, en reeds<br />

„ zoo veel, dat ik met gefchenken weder gefchen-<br />

„ ken doe." Voornamelijk had hij eenen afkeer<br />

van alle pracht bij begrafenisfen of lijkftatien: ,, Ik<br />

„ bid u," fchrijft hij, ,, ten minfte in den dood<br />

„ allen pronk en alle liefde tot de pracht te vermij-<br />

„ den, opdat men in ons de echte en wijze ver-<br />

,, eerers van God herkenne, die in zoodanige aard-<br />

„ fche ijdelheden geen vermaak fcheppen."<br />

Gelukkig voor hem, dat hij zoo gezind was!<br />

Want hij was arm, maar tevens vergenoegd , en<br />

wilde niet rijk worden. Eer hij naar Geneve kwam,<br />

moest hij dikwijls van de weldaden van anderen leven,


4S ' K E R K E L I J K E<br />

as C. G ven, waarvan bij echter flechts in den uiterflen<br />

Jaari5i7 nood gebruik maakte. „ Het is mij aangenaam,"<br />

tot 1552<br />

fchreef hij, „ dat men zich mijner wil aannemen.<br />

,, Want ik zie, dat men mij bemint. Maar ik heb<br />

„ voorgenomen, om er vooreerst geen gebruik van<br />

„ te maken, ten zij, dat ik in nog grootere verle-<br />

,, genheid geraakte. Ik zal een gefchrift aan eenen<br />

„ Boekvetkooper overgeven, en mogelijk zal deze<br />

,, mij daar voor onderfteunen." Men zal zich ook<br />

ligtelijk zijne edelmoedigheid in dit opzigt berinneren,<br />

in het bedanken voor de aanbieding der StraotS'<br />

burgeren boven gemeld. Ook te Geneve had hij<br />

naauwelijks zijn toereikend beflaan. Vijftig daalders,<br />

twaalf fchcpels koren, twee tonnen wijn en<br />

vrije woning; dit was zijne bezolding, en deze vergunde<br />

hem juist niet, oni verkwistend te zijn. En<br />

toch, hij was er mede vergenoegd. Hij nam de<br />

aanbieding van den Raad niet aan, die hem dikwijls<br />

opflag wilde verleenen; ja verzekerde met eede, dat<br />

hij geene Predikatie meer zou houden, indien men<br />

niet ophield, om hem zoodanige aanbiedingen te<br />

doen. ,, Ik arbeidc," zeide hij meermalen, „ om<br />

„ voordeel te winnen, doch niet voordeel, hetgeen<br />

„ ik van anderen, maar hetgeen anderen van mij<br />

„ zullen hebben." Zelfs op zekeren tijd, wanneer<br />

de raadskas te Geneve niet in den besten ftaat was,<br />

en men reeds op het punt ftond, om nieuwe belastingen<br />

op te leggen, gaf hij van zijne jaarwedde<br />

twintig daalders jaarlijks terug, om het volk van<br />

eenen drukkenden last te bevrijden, wordende zijn<br />

voorbeeld door velen gevolgd, zoodat de belasting<br />

achterbleef. Men


G E S C H I E D E N I S . 49<br />

Men is geneigd, om CALVIN van onverdraagzaam­ ia C. O.<br />

heid te befchuldigen; maar fchoon het waar is, ge­<br />

:ot 155a.<br />

lijk wij gezien hebben, dat hij met drift in ijver<br />

ontftak tegen de zulken, wier gevoelens de gronden<br />

van het Christendom omkeerden, evenwel hij was<br />

verdraagzaam jegens anders gevoelende Christenen,<br />

en kon zeer wel veelen, dat men van hem verfchildei<br />

Ten bewijze hier van dient zijne beftendige<br />

vriendfchap met FAREL , niettegenftaande deze in<br />

Vele opzigten anders dacht dan hij. Men mag<br />

hier bij voegen , dat hij MELANCHTHON'S gefchrift<br />

: Kort begrip der Godgeleerdheid, in het<br />

Fransch liet vertalen en zelfs herdrukken, en in eene<br />

daar voor geplaatfte Voorrede den Auteur ten hoogfte<br />

prees, hoe veel daar ook in gevonden werd, hetwelk<br />

met zijne grondbeginfelen niet overeenkwam.<br />

Ook is dit opmerkelijk, dat hij, hoe veel aanzien<br />

hij ook bezat, altijd zelf niet min dan anderen, aan<br />

I<br />

de wetten onderworpen bleef. Zijne Boeken, b. v.<br />

waren even zoo wel aan de cenfuur onderworpen,<br />

als de Boeken van andere Schrijvers* Ja, men<br />

noodzaakte hem zelfs fomtijds, om er eenige plaatfen<br />

in te veranderen. Zoo vervulde hij met de burgers<br />

van Geneve gelijke burgerpligten. Toen men,<br />

in het jaar 1559, voor eene belegering van Geneve<br />

vreesde, leende CALVIN zelf, benevens de overige<br />

Burgers, de hand aan de herftelling der vestingwerken*<br />

Wat men ook ten tegsndeele moge gezegd hebbe,<br />

CALVIN was ftandvastig in zijne vriendlchap, waar<br />

van zijne vriendfchap met FAREL tot een fprekend<br />

voorbeeld ftrekt. Deze zijn eerfte bevorderaar en<br />

HERV. IL D te-


50 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. tevens zijn boezemvriend, was in het jaar van CAL«<br />

Jaari5i7.<br />

VINS overlijden een grijsaard van tachtig jaren, en<br />

tot 1552.<br />

wilde hem in zijne laatfte ziekte nog van Neufchatel<br />

een bezoek geven, CALVIN fchreef hem: „ Vaar<br />

,. wel, mijn beste, deugdzanmfte vriend, en wees ,<br />

„ fchenkt God u een langer leven, indachtig onzer<br />

„ vriendfchap, welke ons in den hemel even zoo<br />

„ aangen; au zijn zal, als zij hier op aarde voor<br />

,, de Kerk van nut geweest is. Doe mijnentwege<br />

„ geene moeite! Mijn adem is reeds zwak, en ik<br />

,, verwachte van oocenblik tot oogenblik, dat mij<br />

„ het leven zal verlaten. Het is genoeg, dat ik<br />

,, voor CHRISTUS geleefd heb, voor hem, van wien<br />

„ levenden en ftervenden heil moeten verwachten."<br />

De grijze FAREL liet zich nogtans niet terug houden.<br />

Hij kwam te voet van Neufchatel naar Geneve, en<br />

vond zijnen vriend nog levende, om affcheid van hem<br />

te kunnen nemen.<br />

Deze bijzonderheid doet ons denken aan CAL VINS<br />

laatfte ziekte en dood. Hij bleef tot het einde toe<br />

zich zeiven gelijk, ftandvastig in zijn geloof, en vol<br />

vertrouwen op God en JEZUS. Van een zwak geitel,<br />

viel hij in het jaar 1557 in eene gevaarlijke<br />

ziekte, welke aanhoudende bezigheden en kwellingen<br />

hem veroorzaakt hadden; hier van herftetd zijnde,<br />

worftelde hij in het volgende jaar acht maanden lang<br />

met eene derdendaagfche koorts, welke hem buitengemeen<br />

verzwakte, en hem nooit weder geheel tot<br />

zijne vorige krachten liet komen. In het jaar 1563<br />

namen zijne krachten meer en meer af, terwijl zijne<br />

taarten vermeerderden. Zijne ziekte beftond in eene<br />

foort


G E S C H I E D E N I S . 51<br />

.foort van uitteering, gepaard met hemorroidaie toe­ M C. G4 vallen. Hier bij voegde zich nog eene hevige hoofd­ Jaarisi?.<br />

tot 1552.<br />

jicht, over welke hij gewonelijk klaagde, en welke<br />

hij dikwijls daar door trachtte te ontwijken, dat hij<br />

fomtijds, gedutende eenige dagen, geheel en al geene<br />

fpijze gebruikte. Evenwel volhardde hij in zijne<br />

werkzaamheden , waarvan hij zich noch door dea<br />

raad der Geneesheeren, noch door de vermaningen<br />

zijner vrienden, wilde laten aftrekken: „ Wilt gij<br />

dan," vraagde hij hen, „ dat mij de Heere le-<br />

„ dig zal vinden?" Op den 6den Februarij 1564<br />

predikte hij voor de laatfte maal. Kortademigheid<br />

en de hoest lieten hem de Predikatie naauwelijks ten<br />

einde brengen. Van dien tijd af moest hij zich van<br />

alle openbare bezigheden onthouden, behalve, dat<br />

hij nog ettelijke keeren en voor het laatst op den<br />

sSlten Maart in de vergadering van den Raad ging,<br />

wanneer er een Rector voor de Hoogefchool moest<br />

verkozen worden. Alhoewel hij thans reeds zoo<br />

zwak was, dat hij zich door twee menfchen moest<br />

laten leiden, wilde hij er zich echter niet van laten<br />

afhouden. ,, Ik moet er heen," zeide hij, om<br />

,, voor goede opvolgers te zorgen." Op den eerften<br />

Paaschdag daar aan volgende, liet hij zich nog<br />

eens ter Kerke dragen, waar hij het Euangelie zoo<br />

lang met zoo veel ijver verkondigd had, om God<br />

voor de laatftemaal gemeenfchappelijk met de gemeente<br />

te aanbidden. Dus woonde hij toen voor<br />

het laatst, onder de grootfte aandoeningen van vreugde,<br />

den geheelen Godsdienst bij.<br />

Toen hij nu geheel niet meer uit kon gaan, gaf<br />

D a hem


ia K E R K E L I J K E<br />

BI C. C . hem de geheele Raad een bezoek in zijne woning,<br />

Jaari5t;<br />

• om affcheid van hem te nemen. De dervende Leeraar<br />

tot 155!<br />

fprak denzei ven, bij deze gelegenheid, op dezen zin aan:<br />

„ Ontfangt mijnen fchuldigen dank zoo wel voor de<br />

„ eer, welke gij aan mij, verdienfteloozen, gedurig<br />

„ bewezen, als ook voor het geduld en de infchik-<br />

„ kelijkheid, waarmede gij mijne gebreken gedragen<br />

,, hebt. Want bijzonder in het laatde, vond ik ge-<br />

„ durig het derkde bewijs van uwe toegenegenheid<br />

,, omtrent mij. Ik beken het, bij de waarneming<br />

,, van mijn ambt, had ik menigen harden kamp door<br />

,,~te daan, en veelvuldige aanrandingen op mijne<br />

„ eere en deugd te verduwen. Maar ik weet ook,<br />

„ het was uwe fchuld niet. Heb ik echter niet ge-<br />

„ daan, hetgeen ik moest doen, dan bid ik u, om<br />

„ de fchuld niet aan mijnen goeden wil, maar en-<br />

„ kei aan de zwakheid mijner vermogens toe te fchrij-<br />

„ ven. Want dit kan ik, naar waarheid, betuigen,<br />

„ dat ik altijd eene ware toegenegenheid voor uwe<br />

„ dad gevoeld, en voor het beste derzelve, hoe<br />

„ weinig ook dikwijls tot voldoening en tevreden-<br />

,, heid van mij zeiven, mijne ijverigde pogingen be-<br />

„ deed heb. Ik zou, daarentegen, de verdenking<br />

„ van veinzerij niet kunnen ontduiken, indien ik<br />

„ niet wilde bekennen, dat God fomwijlen van mij-<br />

,, ne geringe dienden heeft willen gebruik maken.<br />

„ Maar nogmaals fmeek ik om verfchooning, wan-<br />

,, neer mijne verrigtingen niet altijd geëvenredigd<br />

„ waren aan mijnen pligt; zoo als ik gaarne mijne<br />

„ verpligting aan ulieden erkenne; dat gij infehik-<br />

„ kelijkheid geoefend hebt omtrent mijne dikwijls<br />

„ te


GESCHIEDENIS. 53<br />

,, te verregaande drift. God, dit hope ik, zal mij na C. G.<br />

„ deze fout vergeven. Maar wat de leere aangaat, Jaarisi/.<br />

„ welke ik u heb voorgedragen, zoo ben ik destot<br />

1552.<br />

„ wegens zoo gerust, als ik ongerust en ftrafwaar-<br />

„ dig zou zijn, indien ik iets anders geleerd had.<br />

„ Ik heb niets geleerd, dan hetgeen ik, na langdu-<br />

rig onderzoek, en na volkomene overtuiging,<br />

voor Goddelijke waarheid hield, en ik ben ver-<br />

„ zekerd, dat mijne Leerredenen den Heere niet<br />

„ hebben mishaagd. — Ik zelf ben getuige van de<br />

weldaden, welke u de Almagtige verleend , en<br />

„ van de vele gevaren , aan welke hij u ontrukt<br />

„ heeft. Gij weet, hoe gelukkig gij thans zijt.<br />

„ Maar, het zij geluk of ongeluk u in het vervolg<br />

„ moge treffen, zoo zweve u gedurig de gedachte<br />

voor oogen aan den alleenigen Regeerder van alle<br />

„ Koningrijken en Staten, die van alle ftervelingen<br />

„ wil aangebeden zijn. Gedenkt aan de eigene ver-<br />

„ zekering van Koning DAVID, dat de voorfpoed<br />

hem tot den val hebbe gebragt. — Nederigheid<br />

„ en befcheidenheid zijn onontbeerlijk, wanneer gij<br />

„ met eene ware eerbiedigheid voor God wandelen,<br />

„ en op zijne befcherming rekenen wilt. Dan eerst<br />

,, zult gij op nieuw de ondervinding hebben, welke<br />

„ gij nu reeds zoo dikwijls gehad hebt, dat de ge-<br />

,, vaarlijkfte omftandigheden dikwijls in geluk en<br />

„ voorfpoed veranderen. — Maar wenscht gij de<br />

„ onderhouding van uwen Staat, dan ziet wel toe,<br />

„ dat geene ondeugden de plaats omheilfgen , op<br />

„ welke God u gefield heeft. Eert den Heere aller<br />

p Heeren, die zijne vereerders beloont, en zijne<br />

D 3 „ ver


54 K E R K E L IJ K E<br />

»* C. G, „ verachters zal ftraffen. Eert hem door de gedu-<br />

Jaari5i7 rige overeenttemming van uwe bedrijven met zijne<br />

tot 1553<br />

„ wetten. Wij kunnen bovendien niet altijd het<br />

„ doel van volmaaktheid bereiken, naar hetwelk wij<br />

j, moeten ftreven. Ik ken uwe denk- en handel-<br />

„ wijze en gevoel de noodzakelijkheid van mijne<br />

„ vermaning. Ook den besten man ontbreekt gedu-<br />

„ rig nog veel. Elk vestige zijne gedachten op zich<br />

„ zeiven, en poge het gebrekkige onder Gods bij-<br />

„ Mand te verbeteren. Gij kent de menigte van<br />

„ fouten, in welke men zoo dikwijls bij openbare<br />

„ raadplegingen vervalt. Nu eens is men koud en<br />

,, ongevoelig omtrent het welzijn van den Staat ,<br />

„ en beoogt flechts zijn eigen voordeel! Dan laat<br />

„ men zich enkel door zijne hartstochten befturen !<br />

„ Daar gebruikt men de talenten en vermogens niet,<br />

,, welke God ons verleende! Hier is men vermetel<br />

„ en ftout genoeg, om zijn gevoelen overal te wil-<br />

„ len doordringen ! U, die ouder zijt, vermaan<br />

„ ik derhalve, om de jongen onder u , wanneer<br />

,, dezelve uitftekende talenten bezitten, niet te be-<br />

„ nijden; en u, jongen, vermane ik, om de deugd<br />

„ van befcheidenheid te oefenen. Alle oneenighe-<br />

„ den, geheime vijandfchap, en bittere haat moeten<br />

,, van u verwijderd zijn, als dingen, welke de wij-<br />

„ ze befluring van den Staat ten hoogde hinderlijk<br />

„ zijn. En gij zult dezelve vermijden, indien ieder<br />

„ binnen zijne palen blijft, en zijnen pligt getrouw<br />

„ en eerlijk vervult. Niet in het minde moeten<br />

„ gunst of vijandfchap bij de beflisfing van het regt<br />

„ eenigen invloed hebben. Niemand moet een voor-<br />

„ fpraak


G E S C H I E D E N I S . 55<br />

fpraak ten nadeele van de wetten misbruiken; nie- na C. G.<br />

„ mand van regt en billijkheid afwijken. Ik eindige [aan 517,<br />

tot 1552.<br />

,, deze vermaning met de herhaalde bede om v.erfchooning<br />

van mijne fouten, welke ik hier mede<br />

,, voor u en voor Gods aangezigt belijde." Hij<br />

bad vervolgens voor hun welzijn en geluk, en al de<br />

leden van den Raad waren diep geroerd. Elk reikte<br />

hem nog voor de laatfte keer de hand, en nam<br />

niet zonder de innigfte aandoening van hem affcheid.<br />

Kort hierop verzamelden zich al de Predikanten<br />

voor zijn bed; ook dezen fprak hij plegtig aan:<br />

„ Volhardt bij het goede werk na mijnen dood,<br />

,, en laat uwen moed niet zinken. De Heere zal<br />

„ deze Kerk tegen alle bedreigingen van de vijan-<br />

,, den bewaren. Broederlijke liefde zij de band ,<br />

„ welke u vereenige, en alle oneenigheid verhinde-<br />

„ re! Overweegt dikwijls uwe pligten omtrent de<br />

„ gemeente, en niets moete u van de vervulling<br />

„ derzelven aftrekken. Zouden fommigen onder u<br />

,, van den regten weg afdwalen, dan zullen zij on-<br />

„ dervinden, dat de Heere zich niet laat bedrie-<br />

„ gen. — Ik betuige u hiermede, dat dezelfde lief-<br />

,, de mij bij mijn leven met u heeft verbonden,<br />

„ met welke ik thans van u affcheide. Vergeeft<br />

,, mij ondertusfchen even zoo gaarne , wanneer ik<br />

,, in mijne ziekte mogelijk te gemelijk ben geweest,<br />

„ als ik u voor uwe dadelijke onderfteuning van<br />

„ harte dank betuige."<br />

Zijné fmarten werden geftadig heviger, en echter<br />

niet zoo hevig, dat zij over zijn geduld konden ze-<br />

D 4 ge


t6 K E R K E L I J K E<br />

na C. G, gepralen. Somtijds riep hij uit: „ Heere! gij daal<br />

J»arisi7 ,, mij! Maar het is uwe hand, en dit te weten,<br />

lot 1552,<br />

,, is mij genoeg!" Op den a7ften Mei gevoelde<br />

hij flechts nog weinige fmarten. Het (preken was<br />

hem zelfs gemakkelijker dan te voren. Het gebed<br />

en eene luide lofprijzing van God was zijne bezigheid.<br />

Zijn hart was vrolijker dan ooit. Zijn gezigt<br />

was zoo levendig, dat alle omltanders zich<br />

verwonderden. Maar omtrent acht uren 'savonds,<br />

neigde hij zijn hoofd, en fprak geheel niets meer.<br />

Het was het uur van zijnen dood. Hij fcheen meer<br />

te flapen, dan dood te zijn, zoodat zijne vrienden<br />

zich flechts met moeite van zijnen dood konden<br />

overtuigen.<br />

Het gerucht van CALVINS dood verfpreidde zich<br />

weldra in de geheele ftad, en fmart en droefheid<br />

doordrongen elk gevoelig hart. En wat wonder ?<br />

De Staat betreurde in hem eenen goeden burger ;<br />

de Godsdienst eenen van zijne ijveriglte vereerders<br />

en verdedigers ; de Hoogefchool eenen voornamen<br />

Leeraar; en de deugd eenen van hare befchermers<br />

en voorftanders. De geheele ftad vloeide zamen,<br />

om zijn lijk te zien. Zelfs vele vreemden kwamen<br />

met dit oogmerk naar Geneve; onder anderen ook<br />

de Engelfche Afgezanten in Frankryk.<br />

Hij had verordend, dat men hem zonder eenige<br />

plegtigheid of pracht zou begraven; en men volgde<br />

zijnen wil op. Edoch men kon niet beletten, dat<br />

de geheele Raad, al de Predikanten en Profesforen,<br />

en bijkans de geheele ftad zijn lijk tot aan het graf<br />

ver-


G E S C H I E D E N I S . 57<br />

Verzelden. Geneve befchouwde dit als eene fchuld,<br />

welke het den overledenen nog betalen moest (*).<br />

Aan deze drie mannen, van welke wij gemeend<br />

hebben , eenigzins breeder te moeten fpreken , inHervorzonderheid van CALVIN , heeft dat gedeelte van<br />

ming in<br />

het land<br />

Zwitferland, in hetwelk de Franfche taal meest ge- van Vaud,<br />

fproken wordt , ten aanzien der Hervorming de Neufchatel<br />

enz,<br />

grootlle verpligting ; bijzonder het land van Vaud,<br />

hetwelk gedeeltelijk aan die van Bern, gedeeltelijk<br />

aan het Kanton Fryberg behoorde. Die van Bern<br />

lieten zich aan de uitbreiding van het Euangelie in­<br />

zonderheid gelegen zijn, en zonden ten dien einde<br />

FAREL derwaarts. Door zijne prediking werden te<br />

Neufchatel de Hervormden zoo talrijk, dat, niette-<br />

genftaande den tegenftand der Roomschgezinden ,<br />

fchoon onderfteund door de Gravin eh de Regering,<br />

de Beelden en Altaren door eenige ijveraars uit de<br />

Kerken weggenomen, en met meerderheid van de<br />

ftemmen des volks de Hervorming werd vastgefteld,<br />

pnder bemiddeling van die van Bern. Ook gelukte<br />

het<br />

(*) Men vergel. hiermede eene beknopte Levensbefchrij-<br />

ving van CALVIN, dooreenen Ongenoemden, zich teeke-<br />

nende j. F. W. T. in het Nederduitsch vertaald uitgegeven<br />

onder dezen titel: Het leven, de gevoelens en bedrijven<br />

van CALVIN. Een leesboek voor het algemeen. Uit het<br />

Hoogduitsck vertaald door G. H. REICHE, Luthersch Pre­<br />

dikant te Zutphen. Met eene Voorrede van H. MUNTIN-<br />

GHE , Hoogleer aar in de Godgeleerdheid, Kerkelijke Ge­<br />

fchiedenis en Heilige Uitlegkunde te Harderwyk. Te<br />

Utrecht bij w. VAN YZERWORST I 706".<br />

D 5<br />

na C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.


58 K E R K E L I J K E<br />

na C. ( ;. het FAREL in het jaar 1531, met hulp van VIRET,<br />

Jaansi<br />

de Hervorming in het land van Faud in zoo verre<br />

tot 155:<br />

te vestigen, dat, volgens eene overeenkomst tusfchen<br />

de Kantons Bern en Fryberg-, welk laatfte de<br />

partij der Roomschgezinden toegedaan was, de vrije<br />

oefening der beide Godsdiensten in dat land zoude<br />

plaats hebben. Dus namen in het jaar 1532 branche,<br />

Orb en Granfon de Hervorming voor een gedeelte<br />

aan; maar in het overige gedeelte van het<br />

land van Faud, hetwelk gedeeltelijk aan den Hertog<br />

van Savoye, gedeeltelijk aan den Bisfchöp van Laufanne<br />

behoorde, bleef alle toegang voor de Hervorming<br />

gefloten, tot dat die van Bern zich van deze<br />

gewesten hebben meester gemaakt.<br />

Hervor­ Te Geneve deed zich in het eerst weinig hoop op,<br />

ming vat<br />

Geneve. dat de Hervorming daar voorfpoedig (lagen zou. Onkunde,<br />

bijgeloof en dwingelandij van den Bis>fchop,<br />

aan wien de ftad onderworpen was, en van de<br />

Geestelijkheid, hadden den hoogften top bereikt,<br />

ook bevond zich de ftad gedrukt door de twisten<br />

met de Hertogen van Savoye, die zich gaarne van<br />

dezelve hadden meester gemaakt. Van het jaar 1511<br />

af tot 1536, had zij met de rampen des oorlogs te<br />

worflelen, en moest meer dan ééne belegering verduren<br />

, eindelijk was de Hertog genoodzaakt , van<br />

alle regt en aanfpraak op Geneve af te (laan , en<br />

Geneve werd eene vrije ftad en gemeenebest; in verbond<br />

met het Kanton Fryburg, federt het jaar 1518,<br />

in hetwelk ook die van Bern traden, in het jnar<br />

1526, voor 25 jaren. Doch die van Fryburg waren<br />

zoo hevige vijanden van alle Hervorming, dat<br />

men


G E S C H I E D E N I S . 59<br />

•men daarvan voor dezelve niet dan tegenfland en<br />

verhindering te wachten had. Doch hiertegen wa­<br />

ren die van Bern ijverig jn de weer, om door hun­<br />

ne opwekking en gezag de Hervorming uit te brei­<br />

den en te befchermen, waarbij kwam, dat de Gees­<br />

telijken en Kanunniken zich algemeen hatelijk maak­<br />

ten door hunne buitenfporige zedeloosheid en dwin­<br />

gelandij , en doordien zij, in de oorlogen met Sa-<br />

yoye, weigerden, van hunne bezittingen en inkomt-<br />

ften iets ten behoeve der ftad op te brengen. Voor­<br />

namelijk werden de gemoederen der burgeren ver­<br />

bitterd door het fnood gedrag van den laatften Bis-<br />

fchop, PETRUS PALMA, die zich niet ontzag, in<br />

de vasten van het jaar 1527 eene eerbare jonge<br />

dochter met geweld tot voldoening zijner lusten te<br />

laten opvatten, waar uit een oproer onder het volk<br />

ontftond, hetwelk naauwelyks geftild kon worden,<br />

door het loslaten dezer ongelukkige. Het ongenoe­<br />

gen werd vermeerderd, toen in datzelfde jaar de<br />

Aartsbisfchop van Fienne, Metropolitaan van Gene­<br />

ve, den ban uitfprak tegen den Raad en het Volk<br />

van Geneve, omdat zij weigerden, de Mammeluk­<br />

ken in de ftad toe te laten. Te weten , die van<br />

Geneve waren ten dezen tijde verdeeld in Eedgenoo-<br />

ten, zoo noemde men de voorftanders der vrijheid,<br />

en Mammelukken, die het met den Vorst-Bisfchop<br />

en met den Hertog van Savoye hielden; welke naam<br />

hunne flaaflche gezindheid te kennen gaf, dat zij<br />

gelijk waren aan de Mammelukken of Slaven van<br />

den Soudaan van Egypte. Deze laatstgemelden had.<br />

den de ftad moeten ruimen en zich tot den Aarts-<br />

bis*<br />

na C. G.<br />

Janri5i7.<br />

tot 155a.


60 K E R K E L I J K E<br />

B»C. G. bisfchop vervoegd, van wien zij dezen ban tegen de<br />

ftad verwierven, waar over echter de Geneveezen zoo<br />

.tot 1552.<br />

vergramden, dat zij, onder zware ftraffen, verboden,<br />

den Aartsbisfchop in het vervolg te erkennen ,<br />

of eenige Apostolifche Brieven aan te nemen, FRAN­<br />

CAIS BONNIVAND, Priester der Kerk van St. Fictor,<br />

van velen geraadpleegd wordende, erkende openliik<br />

de gebreken der Geestelijkheid, en de noodzakelijkheid<br />

eener Hervorming , voornamelijk in de zeden.<br />

Dmtrent den ban des Aartsbisfchops verklaarde hij:<br />

lat men den ban van God , maar niet van men-<br />

"clien, vreezen moest, dat het geweten geene regt-<br />

>ank erkende, dan den Regterftoel van God; dat<br />

| Duivel, noch Paus, iemand konden befchadigen ,<br />

lan den genen, van welken zij gevreesd werden ,<br />

ïademaal hunne blikfems ijdele verfchijnfels waren<br />

-.onder kracht. Deze vrijmoedigheid kwam echter<br />

< lezen Geestelijken op eene zesjarige gevangenis in<br />

iet Kasteel Chilon te ftaan , ook werd door een<br />

j aadsbefluit in het jaar 1528 het belijden der Lu-<br />

1 herfche leere ten ftrengfte verboden. Eindelijk werd<br />

n het jaar 1532 het werk der Hervorming nadruk-<br />

1 :elijker ter hand genomen en met kracht doorgezet.<br />

< )p zekeren nacht werden alom in de ftad eenige<br />

lellingen aangeplakt over de ware en algemeene ver.<br />

eving der zonden door JIÏZUS CHRISTUS , zonder<br />

c enige voorwaarde, dan geloof en bekeering. Hier<br />

t it ontftond 's morgens geene geringe opfchudding,<br />

c ewijl de Roomschgezinden dezelve alomme affcheur-<br />

c en en anderen zulks met drift beletten. Vergeefs<br />

af de Raad verfchei lene Plakaten uit tegen deze<br />

ï<br />

nieu-


G E S C H I E D E N I S . 61<br />

nieuwigheden, latende te gelijk de Aflaatsbulleh van na C. G;<br />

CLEMENS VII aan de Kerkdeuren aanplakken. De Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

zuivere leer nam van lieverlede de overhand, vooral<br />

toen de regering en het volk befloten, dat het Euangelie<br />

zonder eenige bijgevoegde fabelen verkondigd<br />

en geleerd zou worden. In dat jaar kwam FAREL<br />

met ANTOINE SALNIER, voorzien met aanbevelingsbrieven<br />

van die van Bern in de ftad, en begon ter*<br />

ftond de Euangelieleer aan allen te verkondigen, die<br />

ze hOoren wilden. Hier op voor den Raad ontboden,<br />

verdedigde FAREL zich zoo deftig, tevens de<br />

aanbevelingsbrieven van Bern overhandigende, dat<br />

de Raad hen ontfloeg, met de vermaning: dat zij<br />

zouden toezien, om door het prediken der nieuwe<br />

leere de openbare rust niet te ftooren. Terftond<br />

daarop werden zij voor eene Kerkelijke Regtbank gedaagd<br />

, doch de Raad deed hen door twee Syndici<br />

verzeilen, om hen tegen allen overlast te beveiligen.<br />

Hier werd alles verward en driftig behandeld, zij<br />

werden gefcholden en zelfs geflagen. Merkwaardig<br />

waren de woorden van den Procureur des Bisfchoppelijken<br />

Fiscus: als men disputeert, dan zal onze<br />

geheele verborgenheid vernietigd worden. Een der<br />

Adfesforen, BERGIER zeide, toen FAREL eenige lasteringen<br />

met bedaardheid wederlegd had: dat hij<br />

gelasterd, en dat men geene getuigen noodig had,<br />

om te bewijzen, dat hij des doods waardig ware.<br />

FAREL antwoordde fcherp : hij zou de woorden<br />

Gods /preken, maar niet des Duivels. Daarop belast<br />

zijnde, buiten te ftaan, werd op hem door een'<br />

der dienaren gefchoten, maar gelukkig zonder hem<br />

te


6a K E R K E L I J K E<br />

naC. G. te raken. Na een lang en htvig twisten, werd hun<br />

Jaansv.<br />

aangezegd, dat zij de ftad moesten ruimen Deze<br />

tot 1553.<br />

oproerige handelwijze mishaagde ten fterkfte aan<br />

eenen der Syndici, FRANCISCUS HUGO, en bragt de<br />

Pausfelijke zaak over het geheel veel nadeel toe.<br />

Doch naauwelijks hadden FAREL en SALNIER de<br />

ftad verlaten , toen ANTOINE FRUMENT of FRO-<br />

MENT, een leerling van FAREL, zich in de ftad nederzette,<br />

als Schoolmeester, om de jeugd te leeren<br />

lezen en fchrijven, maar tevens heimelijk het Euangelie<br />

verkondigende, tot dat hij, wanneer de menigte<br />

der genen merkelijk aanwies, die naar de waarheid<br />

begeerig waren, openlijk ondernam te prediken<br />

in het Hof bij de Franciskauer Kerk. De Monniken,<br />

geen' anderen raad wetende, ftrooiden uit, dat<br />

de Hervormers Tooveraars waren, die door toover*<br />

kunften de gemoederen der menfchen wisten te begoochelen.<br />

Onder anderen gebeurde het, dat eene<br />

:erbare matrone, doch die te gelijk zeer bijgeloovig<br />

was, nieuwsgierig om FROMENT te hooren, zich<br />

egen alle betoovering met bijgeloovige toovermidde-<br />

1 en gewapend hebbende, zijne preek ging hooren.<br />

£ij werd door dezelve zoo geroerd, dat zij na de<br />

1<br />

>reek het Nieuwe Testament begon te lezen , en<br />

1 )innen drie dagen volkomen eene bekeerlinge werd.<br />

( Dndertusfchen nam het getal der zulken, die fmaak<br />

1 ;regen in de nieuwe leer, dagelijks toe, hetwelk<br />

1 anleiding gaf tot verdeeldheid en opfchuddingen on-<br />

< !er het volk. Eenmaal geraakte een Burger in twist<br />

1 aet een' Monnik , de Monniken trokken de alarm­<br />

l lok, en de Burgers liepen te wapen , wordende<br />

de


G E S C H I E D E N I S . 63<br />

de beweging niet dan met moeite geftild door de ia C. G.<br />

Regering, die een zeer ftreng Plakaat afkondigde te­ [aari5i7.<br />

tot 155a.<br />

gen het preeken der Euangellfchen en aan FRUMENT<br />

de ftad ontzeiden. Maar de voorftanders der nieuwe<br />

leer weigerden te gehoorzamen, en FRUMENT<br />

in het jaar 1534 op de markt gebragt hebbende,<br />

riepen zij hem overluid toe: leer ons het woord van<br />

God'. Hij deed dit met ijver, en tot zijnen Tekst<br />

nemende Matth. VII. 16. fchetfte hij de valfche<br />

Profeten met de flerkfte kleuren. De Regering gebood<br />

hem te zwijgen, maar zijn antwoord was: dat<br />

men Gode meer moest gehoorzamen dan den menfchen.<br />

Evenwel gewaarfchuwd zijnde, dat men den<br />

fterken arm ftond te gebruiken, en zich in de ftad<br />

niet veilig achtende, verliet hij dezelve.<br />

In het midden van dezen twist, zocht de Bisfchop<br />

zijn Regtsgebied, ver buiten de wettige palen,<br />

uit te breiden, maar die aan het hoofd der regering<br />

waren , wilden, ten dezen opzigte, niets toegeven ,<br />

en verdedigden de regten en vrijheden der ftad met<br />

moed. Niettegenftaande hunne fcherpe Plakaten derhalve<br />

tegen het prediken, en de bijeénkomften der<br />

Euangelifchen, op aanhouden van die van Fryburg,<br />

afgekondigd , bleven de Hervormers heimelijke bijeénkomften<br />

houden, in welke ook het Avondmaal<br />

werd bediend, en wel de eerfte keer door zekeren<br />

GUERIN , naderhand Predikant in het Graaffchap<br />

Neufchatel. Ja zij werden zoo ftout, dat zij, door<br />

te grooten ijver gedreven , dikwijls het bijgeloof<br />

open'ijk tegen fpraken. PETRUS ROBERT OLEVITAN<br />

beftrafte dus openlijk eenen Dominikaan, die in zijne


K E R K E L I J K E<br />

ba C. G , ne preek tegen de Lutheranen uitvoer, en befchaarrn<br />

Jaari5i7 de hem, hetwelk aan OLEVITAN bijna het leven zou<br />

tot 1552<br />

gekost hebben. Deze OLEVITAN heeft, ten dienfte<br />

der Waldenzen, den Bijbel in het Fransch vertaald><br />

en is naderhand in Italië in het jaar 1538 met ver.<br />

gift van het leven beroofd.<br />

Vooral dreigde geweld en moord de ftad, wanneer<br />

de Raad bezig was te raadplegen over Brieven<br />

van die van Bern, die zich beklaagden over de hardheid<br />

tegen FAREL, en die, en over de woede der<br />

Geestelijken ; het graauw, door de Geestelijken<br />

opgehitst, rotte voor het Raadhuis te hoop, en<br />

eischte de uitroeijing der Lutheranen, onder geweldige<br />

vervloekingen. De Euangelifchen, ten getale<br />

van 61, insgelijks zamengeloopen, maakten zich ter<br />

verdediging gereed. Gelukkig vonden eenige Fryburger<br />

Kooplieden middel, om als middelaars tusfchen<br />

beiden te komen, en door hunne tusfehenfpraak<br />

te bewerken , dat de Raad eene algemeene<br />

Amnestie afkondigde, en belastte, dat zonder de<br />

openbare rust te ftooren, de Predikatiën naar Gods<br />

woord zouden worden ingerigt, en dat het vleesch*<br />

eten ongeoorloofd zou zijn op de vastendagen. Kort<br />

daarna ontftond er een nieuwe oploop, door fchuld<br />

van VERL, een' Kanunnik van Fryburg, doch die<br />

in den oploop zelf omkwam, terwijl tevens verfcheidene<br />

Kanunniken en Kerkdijken in hechtenis werden<br />

genomen. Die vaii Fryburg eischten draf over<br />

de handdadigen, en de Bisfchop, weder in de ftad<br />

gekomen, deed de gevangene Kanunniken en Kerkelijken<br />

ontllaan, en daartegen cenigen uit de Burgeren


G E S C H I E D E N I S . 65<br />

ren in de gevangenis brengen. De Raad echter, na C. G.<br />

aangemoedigd door die van Bern , verzette zich te­ Jaari5ir.<br />

tot 155: i<br />

gen de ondernemingen van den Bisfchop, en de gevangenen<br />

werden ontflagen, een uitgezonderd, die<br />

ter voldoening van de Fryburgers onthoofd werd.<br />

Maar de Bisfchop de wraak der Burgeren vreezen.<br />

de, oordeelde raadzaam, de ftad te verlaten.<br />

GUIDO FURBIT , een Leeraar der Sorhonne , een<br />

Dominikaan, verwekte echter nieuwe opfchuddingen.<br />

Deze voer hevig uit niet alleen tegen de Euangelifchen,<br />

maar ook tegen die van Bern. FRUMENT<br />

en CAMUS, welke laatstgenoemde naderhand te Parys<br />

om het Euangelie verbrand is, in de ftad wedergekeerd<br />

zijnde, wederfpraken zijne lasteringen ,<br />

maar werden door den Raad geboden te zwijgen.<br />

De Vikaris van den Bisfchop gaf ook een Plakaat<br />

uit op den eerften Janüarij 1534, waarbij de Predikatiën<br />

der Euangelifchen verboden en de Bijbel, zoo<br />

Franfche als Hoogduitfche, veroordeeld werd, om<br />

verbrand te worden* Onder dit gewoel kwamen<br />

FAREL , FRUMENT j en VIRET , die zich thans bij<br />

hen gevoegd had, weder in de ftad, en arbeidden<br />

met vereenigde krachten, om de Euangelieleer voort<br />

te planten. Op aanfchrijven van die van Bern werd<br />

FURBIT door de regering in hechtenis genomen, en<br />

niettegenftaande alle pogingen der Geestelijkheid,<br />

die beweerden, dat iemand van hunnen ftand niet<br />

Voor Leeken behoorde te regt gefteld te worden,<br />

genoodzaakt, zich voor den Raad der tweehonderd<br />

te verantwoorden, tegen de befchuldigingen van die<br />

van Bern, dat hij God gelasterd, en door gruwe-<br />

HERV. II. E lijk


6 6 K E R K E L I J K E<br />

na C G lijk fchelden liet Kanton Bern beleeriigd had. FURa<br />

a r I<br />

T 5i7 • BIT ontkende lbmmige van deze bdchuldigingen ,<br />

zot 1552 andere verfchoonde hij, en weigerde voorts zich te<br />

verdedigen, zich beroepende, dat hij niet dan voor<br />

zijnen wettigen rigter te regt wilde (taan. De Kaad<br />

oordeelde, dat de eifchen van die van Bern gegrond<br />

waren, en verordende eene twistreden te houden in<br />

de vergadering der tweehonderd, en in tegenwoordigheid<br />

der Afgevaardigden van Bern, tusichen FUR­<br />

BIT en FAREL , bij wien VIRET gevoegd was, over<br />

de Kerkelijke magt in het maken van wetten, over<br />

het gezag van den Paus van Rome, de overleveringen<br />

en andere verfchilftukken. Na lange over en<br />

vvederfpraak bekende FURBIT, dat bij de Roomfche<br />

(tellingen uit Gods woord niet bewijzen kon , hetwelk<br />

hij echter op zich had genomen. Op deze bekentenis<br />

werd er een raadsbefluit genomen, waarbij<br />

hij tot eene herroeping werd verwezen, als die veel<br />

dingen had voortgebragt, (trijdig met Gods woord,<br />

de eere van God, de waardigheid van Bern en het<br />

algemeen welzijn. Doch FURBIT bedroog aller verwachting<br />

; daar hij ter Kanfel opgetreden , niet alleen<br />

niets herriep, maar op zijne vorige wijze tierde<br />

en fchold. Hij werd dan op nieuw in de gevangenis<br />

gebragt, waar uit hij eindelijk, op voorfpraak<br />

van den Koning van Frankryk, in het jaar 1536<br />

ontflagen is geworden.<br />

Na dat de zaak van FURBIT dusdanig een einde<br />

had genomen, werd de zaak der Hervorming met<br />

zoo veel zegen voortgezet, te meer, daar het verbond<br />

met Fryburg verbroken was en men dus van<br />

dien


GESCHIEDENIS. 67<br />

dien kant geen' tegenfland meer had, dat zij eindelijk na C G.<br />

met openbaar gezag in het jaar 1535 openlijk werd Jaarisi?.<br />

tot I55S«<br />

ingevoerd, welk jaar dus gehouden wordt voor het<br />

geboortejaar der Geneeffche Kerk. JAN PORTIER,<br />

Geheimfchrijver van den Bisfchop, had nieuwe oproeren<br />

aangeftookt, in welken een Burger gedood<br />

en eenigen gewond werden, waarom hij door den<br />

Raad gevangen werd genomen. Onder zijne papieren<br />

vond men een Bisfchoppelijk Diploma en de bewijzen<br />

eeiier zamenfpanning van den Bisfchop met<br />

den Hertog van Savoye, tegen de regten en voorregten<br />

der ftad, waar door de oogen der Burgeren<br />

geheel geopend werden, wordende PORTIER, niettegenitaande<br />

den aflaat van den Bisfchop, als een<br />

verrader onthoofd.<br />

De Bernfchen, die zich te Geneve onthielden ,<br />

van deze gelegenheid gebruik makende, vorderden<br />

nu, dat men aan hunne Predikanten FAREL , FRU»<br />

MENT en VIRET , die onder befcherming der Afgezanten<br />

van Bern tot hier toe in het geheim geleerd<br />

hadden , vrijheid zou verleenen, om openlijk te prediken,<br />

zoo wel als men dit vergund had aan eenen<br />

nieuwen Roomfchen Prediker, FRANCOIS COUTE*<br />

LIER. Als de Raad, de verrigtingen der Geestelijken<br />

nog te zeer ontziende, hier omtrent zwarigheid<br />

maakte, namen de Euangelifchen de Oeverkerk in,<br />

bij de poort van dezen naam, niet verre van het<br />

Franciskaner Klooster, en FAREL hield in dezelve<br />

op den eerften Maart 1535 de eerfte openbare Preek.<br />

De ontdekking eener nieuwe zamenzweering, om de<br />

ftad den Hertog van Savoye in handen te leveren,<br />

E 3 wef*


68 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. welke gevolgd werd van eene uitbanning der oproe-<br />

Jaari5i7. rigen en het vertrek van des Bisfchops Raad uit de<br />

tor 1552<br />

ftad, bragt verders te weeg , dat de Raad zich<br />

naauwer met de Zwitfcrs verbond, de Hervorming<br />

openlijk aannam , en zelfs van zijne ftad eene vrijplaats<br />

maakte voor de Hervormden , die uit Frankryk<br />

derwaards de tcevlugt namen.<br />

Onder zoo vele woelingen, oproeren en oorlogen,<br />

lagen en geweld van den Bisfchop, den Hertog van<br />

Savoye en trouwelooze Burgers, verkregen de Geneveeztn<br />

hunne vrijheid en te gelijk den gezuivercen<br />

Godsdienst. Ook werd de Hervorming zeer fterk<br />

bevorderd, door de ontdekking van de bedriegerijen<br />

die gepleegd waren met een Marienbeeld, waar aan<br />

men eene wonderdoende magt had toegefchreven. Daar<br />

en boven gaf JAKOB BERNHARD, Abt van het Franciskaner<br />

Klooster, {tellingen uit, om die openlijk te<br />

overwegen, gerigt tegen de regtvaardigmaking uit ce<br />

werken, de vereering der Heiligen en der Beelden,<br />

de menfchelijke overleveringen, de gebeden voor ce<br />

dooden, ea het aanroepen der Heiligen. Deze (tellingen<br />

werden overal rondgezonden, met uitnoodiging<br />

van den Raad aan allen, die dezelve zouden<br />

willen betwisten, en onder toezegging van vrijgeleide.<br />

Doch wegens het verbod van den Bisfchop en den<br />

Hertog verfchenen er flechts weinigen, onder welken<br />

CHARLES, een Leeraar van de Sorbonne, en<br />

CHAPHUSEN , een Dominikaner Monnik. Het<br />

twistgeding duurde vier weken, onder het opzigt<br />

van den Raad; de waarheid zegevierde volkomen ,<br />

terwijl de gemelde verdedigers zich onderwierpen.<br />

Se-


G E S C H I E D E N I S . 69<br />

Sedert nam het getal der Hervormden van dag tot na C. G.<br />

dag toe, en de anderen, ook de Geestelijken en Jaarisi/.<br />

tot 1552.<br />

Monniken, verlieten de ftad in zoo groot een getal,<br />

dat de Raad zich genoodzaakt zag het verlaten der<br />

ftad te verbieden.<br />

Zoodra het Mondgefprek geëindigd was, floeg de<br />

Raad, fchoon gevoelende, dat men met voorzigtigheid<br />

te werk moest gaan, om de gevolgen , evenwel<br />

genoopt door den ijver van het gemeen, en<br />

door de vurige redevoeringen van FAREL , terftond<br />

hand aan het werk. Het gemeen namelijk had reeds<br />

hier en daar begonnen de Beelden en andere werktuigen<br />

van het Bijgeloof te beftormen, en FAREL<br />

had reeds in die Kerken, welke tot nog toe aan de<br />

Roomfchen gebleven waren, gepredikt. De Raad<br />

dan, eens en andermaal de Kanunniken en Kloosterlingen<br />

opgeroepen hebbende, om, zoo zij nog iets<br />

. in te brengen hadden, zich te vertoonen, deed de<br />

overige Beelden wegnemen, en maakte befchikkingerj<br />

over de Kloosters, en bevestigde met een Plakaat<br />

den 27ften Augustus de openbare Euangelieprediking;<br />

men floeg nieuwe munt met het opfchrift:<br />

post tenebras lux, (licht na duisternis,) in plaats<br />

van het oude: post tenebras fpero lucem, (ik hope<br />

op licht na duisternis.) Eindelijk, de Raad liel<br />

een gedenkteeken van koper bij de deur van hel<br />

ftadhuis oprigten, ter eeuwiger gedachtenis van deze<br />

weldaad. Bij het opruimen der Kerken vond<br />

men verfcheidene blijken van gruwelijke bedriegerijen,<br />

om het volk te misleiden. Bij voorbeeld, in<br />

plaats van eenen arm van den Heiligen ANTOWUS,<br />

E 3 wel


7o K E R K E L I J K E<br />

fa C. G. welke met den grootften eerbied plag vereerd te<br />

jaar 1517 worden, vond men een lid of leden van eene rave,<br />

«ot 1552.<br />

en in plaats van de herfeneu van PETRUS,, welke<br />

niet minder heilig geacht waren, een puimfteen.<br />

Thans werd de vrede en eendragt onder de Burgers<br />

herdeld, de openbare Eeredienst en het Kerkbcltuur<br />

geregeld, en eene Geloofsbelijdenis aangenomen<br />

en bezworen, welke door FAREL was opgefteld,<br />

en welke zich door hare eenvoudigheid aanprees;<br />

voorts verbood men het vieren der Mis en<br />

het verecren der Beelden, onder ftraft'e van gevangenis<br />

en ballingfchap. Ook voerde men de Hervorming<br />

ten platten lande in, in de gemeenten buiten<br />

de ftad, welke aan de ftad onderworpen waren,<br />

waartoe men eene maand tijd gaf, hoewel FAREL<br />

beweerde, dat men het werk van God niet verhinderen<br />

moest.<br />

In dezen ftaat van zaken kwam CALVIN in de<br />

ftad, die nevens FAREL en VIRET tot Leeraar aangenomen<br />

zijnde, het dus ver gelukkig gedaagde werk<br />

met hen voortzette en eindelijk voltooide, voornamelijk<br />

na zijne terugkomst te Geneve, hetwelk hij<br />

met FARKL en die, gelijk wij gezien hebben , had<br />

moeten verlaten. Op zijne voorftelling werd een<br />

Kerkebeftuur en een Kerkeraad van Ouderlingen en<br />

Predikanten ingevoerd, door welken vervolgens de<br />

Kerkelijke zaken behandeld werden, en welke Kerkenorde<br />

federt 1555 ook van de andere Zwitferfche<br />

Kerken is aangenomen (*). Na den dood van CALVIN<br />

werd<br />

(?) SPON. Hifi. van Geneve. RUCHAT Hiftoire de la<br />

Re-


G E S C H I E D E N I S . 71<br />

werd de eerfte plaats in de Kerk en Hoogefchool na C. G.<br />

opgedragen aan THEODORUS BEZA, die zich, door<br />

}aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

de verdienften, aan de Kerk bewezen, heeft beroemd<br />

gemaakt, en in hoogen ouderdom in het jaar 1605<br />

overleden is.<br />

VIJFDE H O O F D S T U K .<br />

Gefchiedenis der Hervorming van Zweden en Denemarken.<br />

Nadat wij dus den oorfprong, voortgang en vestiging<br />

der Hervorming in Sakfen, Zwitferland en bijzonder<br />

in Geneve befchreven hebben, voornamelijk<br />

door den arbeid der drie vermaardlïe Hervormers, LU-<br />

THER, ZWINGLIUS en CALVIN, willen wij den ver­<br />

deren voortgang derzelve ontvouwen in andere landen<br />

en rijken van Europa, welker opgerigte Hervormde<br />

Gemeenten, of Sakfen of Zwitferland en<br />

Geneve als hunne Moederkerken erkennen, van welke<br />

zij de Hervorming ontvangen hebben. De Noordfche<br />

Koningrijken Zweden en Denemarken, tot hetwelk<br />

Noorwegen behoort, komen hier het eerst in<br />

aanmerking.<br />

Het Koningrijk Zweden was in het begin der<br />

XVIde eeuw, omtrent het jaar 1520, door de<br />

wreed-<br />

Reformation de la Suisfe. SPANHEIM Orat. Geneva resti-<br />

tuta. WILHELMIUS Hifi. der Reform, te Geneve Rotter­<br />

dam 1745. II Deelen in %vo.<br />

E 4<br />

Hervorming<br />

ia<br />

Zweden.<br />

Toeftand<br />

van dat<br />

land in<br />

het begin<br />

der zestiende<br />

eeuw.


7a K E R K E L I J K E<br />

m C. G. wreedheden van CHRISTIERN II, Koning van Dene­<br />

janna 17marken, en den Aartsbisfchop van Upfal, Primaat<br />

tot 1552.<br />

van het Rijk, die met denzelven zamenfpande tot<br />

verderf van zijn vaderland, in eenen allerongelukkig-<br />

Iten toeftand. Men had van den Paus LEO X eene<br />

Bulle weten te verwerven, waarbij het geheele Rijk<br />

in den ban gedaan, en CHRISTIERN benoemd was,<br />

om deze Bulle ten uitvoer te brengen; terwijl JAN<br />

ANGELUS ARCHIMBOUD, Pausfelijke Legaat, het ongelukkige<br />

Zweedfche Volk verder van deszelfs geld ca<br />

bezittingen beroofde, door het veilen en verkoopen<br />

van de Pausfelijke Aflaten. In de hoofdftad Stol;holm<br />

werden, onder het voorwendfel der Pausfelijke<br />

Bulle van den ban, omdat zij de regten van den<br />

Staat tegen den Aartsbisfchop verdedigd hadden, de<br />

Burgemeesters, de Regering der ftad en vierennegentig<br />

Rijksraden in hechtenis genomen, en door beulshanden<br />

ter dood gebragt, waarna Stokholm aan plundering<br />

en moord werd prijsgegeven, zonder onderfcheid<br />

van jaren of geflacht.<br />

Geen land was er bovendien in Europa, waar<br />

de Bisfchoppen, en de Geestelijkheid in het gemeen,<br />

grooter wereldlijke voordeden trokken, uit het Bijgeloof<br />

der tijden, dan in Zweden en Denemarken. De<br />

meeste Bisfchoppen hadden inkomflen, grooter dan<br />

die van den Koning; zij hezaten Kasteden en Sterkten,<br />

die hen onafhankelijk van de Kroon maakten,<br />

en hen in Haat ftdden, om onlusten in het Rijk te<br />

verwekken, en voor den Staat door hunne magt gevaarlijk<br />

te wezen. Zij leefden in de ongebonden-<br />

He overdaad en wedde, terwijl de Adel en de<br />

ove-


G E S C H I E D E N I S . 73<br />

overige inwoners ellendig en behoeftig waren. —• na C. Q.<br />

Eindelijk daagde er een verlosfer voor dit onge­ Jaansi7.<br />

tot 1552.<br />

lukkig volk op. Deze was GUSTAAF ERICZOON,<br />

WASA bijgenaamd, als zijnde een afftammeling uit GUSTAAF<br />

WASA ,<br />

dit oude Koninklijke gedacht. Zijn karakter wordt<br />

redder<br />

ons dus befchreven. Hij was een van die groote van zijn<br />

geesten, welke de natuur zoo zeldzaam vormt, met vaderland<br />

alle de noodige hoedanigheden, om oVer menfchen<br />

te gebieden, zijn voordeelig voorkomen en verheven<br />

postuur maakten hem aanhangers, waar en zoodra<br />

hij zich vertoonde. Zijne welsprekendheid, waaraan<br />

zijne goede houding kracht bijzette, was zoo veel<br />

te meer overredende, als zij kunfieloos was; zijn<br />

vernuft ontwierp ondernemingen, welke het gemeen<br />

als roekeloos befchouwt, maar welke ftout zijn in<br />

het oog van groote mannen. Zijne onvermoeide<br />

dapperheid deed dezelve wel flagen. Hij was onvertfaagd<br />

met voorzigtigheid, bezat eenen zachteu<br />

imborst in eene woeste eeuw, met één woord,<br />

deugdzaam , zoo veel het hoofd van een partij<br />

zulks zijn kan."<br />

Deze GUSTAAF was gijzelaar geweest bij CHRIS­<br />

TIERN, maar tegen het regt der volken gevangen<br />

gehouden. Hij ontfnapte zijne gevangenis, en dwaalde,<br />

als een boer vermomd, om in de bosfchen en<br />

bergen van Dakkarlïê, alwaar hij genoodzaakt was<br />

in de Kopermijnen re arbeiden , ten einde te<br />

kunnen leven en zich te verbergen. In dezen ftaat<br />

durfde hij het ondernemen, om den dwingeland van<br />

den troon te ftooten, Hij maakte zich aan de Boeren<br />

bekend, deze maakten, onder zijn geleide,<br />

E 5 eenen


n<br />

K E R K E / L I J K E<br />

aaC. G . eenen opftand , en daar hij hen fpoedig tot goede<br />

ibldaten vormde, tastte hij CHRISTIERN en den<br />

tot 1555<br />

Aartsbisfchop aan, floeg hen verfcheidene keeren,<br />

en werd eindelijk in het jaar 1523 op eene wettige<br />

wijze door de Zweden tot hunnen Koning verkoren.<br />

Eerflc Onder alle deze voorvallen waren de zaden der<br />

zaden de<br />

Hervor­<br />

Hervorming in Zweden gezaaid, door verfcheidene<br />

ming in Duitfche Kooplieden, die op Stokholm, Sudcrko-<br />

Zweden.<br />

ping, Calmar en andere plaatfen handel dreven, en<br />

de ichriften van LUTHER in het land bragten en<br />

verfpreidden. In het leger van GUSTAAF bevonden<br />

zich ook Duitfche troepen, die de zaak van LU­<br />

THER waren toegedaan; behalve dat verfcheidene<br />

aanzienlijke Zweedfche jongelingen op de Hoogefchool<br />

te IFittemberg hunne Letteroefeningen voortzettende<br />

, daar de leer der Hervorming hadden ingezogen.<br />

Onder dezen waren OLAUS PETERSON en<br />

LAURENS PETERSON, waarvan de eerfte, in het vervolg,<br />

Herder en Leeraar in Stokholm, en de laatfte<br />

Aartsbisfchop van Upfal geworden is. Deze, bijzonder<br />

de eerfte, in het vaderland wedergekeerd,<br />

verzuimden niet, hetgeen zij in Duitschland geleerd<br />

hadden, eerst heimelijk aan hunne vrienden mede te<br />

deelen, en vervolgens meer openlijk te verkondigen.<br />

GUSTAAF , die, gedurende zijn omzwerven, zich<br />

ook eenigen tijd te Lubek onthoudende, daar fmaak<br />

gekregen had, in de waarheid van het Euangelie,<br />

begunftigde de pogingen dezer lieden, doch met alle<br />

bedachtzame voorzigtigheid; in het eerst zich vergenoegende<br />

, het verfpreiden der Hervormde leer<br />

oogluikende te dulden, en vervolgens meer openlijk<br />

zelfs


G E S C H I E D E N I S . 75<br />

zelfs op de Scholen toe te laten; doch als in het ïaC. G.<br />

jaar 1524 eenige dweepzuchtige Herdoopers, en daar<br />

ot 1552.<br />

onder ME LCHIOR RINK en KNIPPERDOLLING, met<br />

eenige anderen uit Duitschland en Holland te Stokholm<br />

overgekomen, aldaar, terwijl de Koning afwezig<br />

was, op eene buitenfporige wijze, onderftonden<br />

de Beelden en andere Kerkfieraden met geweld uit<br />

de Kerken te werpen en te vernielen, terwijl de<br />

Lutherfthe Leeraars zulks hadden aangezien, in verwachting,<br />

dat deze drift ten hunnen voordeele zou<br />

verkeeren; fruitte GUSTAAF, te Stokholm wedergekeerd<br />

, terflond deze baldadigheid, doende deze<br />

Geestdrijvers vatten en ftraffen, en de Lutherfchen<br />

berispende, dat zij zich niet in tijds tegen dezelven<br />

hadden aangekant.<br />

OEAUS PETERSON ging ondertusfchen ftandvastig<br />

voort met de Euangelieleer te verkondigen , en<br />

fcheidde zich voorts openlijk van de Roomschgezinden,<br />

die hij tegen zich voornamelijk in het harnas<br />

joeg, door een wettig huwelijk aan te gaan en eene<br />

vrouw te trouwen, waar tegen de Koning hem in<br />

Zijne befcherming nam en handhaafde. In eene vergadering<br />

van de Geestelijkheid vorderde de Koning<br />

van dezelve, dat zij hun aandeel zouden opbrengen<br />

tot de rijkslasten , ten einde in den tegenwoordigen<br />

nood des vaderlands te voorzien, hier tegen verzette<br />

zich de Bisfchop van Linkoping, JOANNES BRASKE,<br />

tevens bij deze gelegenheid zijne befchuldiging tegen<br />

OLAUS PETERSEN inbrengende. Op dit laatfte merkte<br />

de Koning aan: dat OLAUS met de Heil. Schrift<br />

gijn huwelijk verdedigde, en dat het den Bisfchop<br />

vrij


•76 K E R K E L I J K E<br />

Ba C. G vrijftond, hem uit de Schrift van de ongeoorloofd­<br />

Jaan


G E S C H I E D E N I S . 77<br />

te bewijzen. Het antwoord des Konings was, dat r a C O.<br />

hij van de Geestelijkheid niets onbillijks geëischt J aari5i7*<br />

at 155a.<br />

had, en dus bij dien eisch bleef volharden; wat.<br />

OLAUS PETERSEN betrof, dat hij bereid was, denzeiven,<br />

zoo wel als alle andere Ketters, te ftraffen,<br />

mids dat die te voren behoorlijk wederlegd en overtuigd<br />

waren; dat hij van het levensgedrag en de zeden<br />

van OLAUS alles goeds vernomen had, zoodat nijd<br />

en afgunst hem ligtelijk de fmet der Ketterij had<br />

kunnen aanwrijven. De Aartsbisfchop, hier door<br />

getroffen, en zich van zijne krachten te veel verbeeldende,<br />

droeg toen den Koning voor: dat hij<br />

bereid was, OLAUS in tegenwoordigheid zijner Majefteit<br />

en derzelver Staatsdienaren van Ketterij te<br />

overtuigen, zoodat zij allen daarvan getuigenis zouden<br />

kunnen dragen.<br />

De Koning, die zoodanige onderhandeling nuttig, Mondgat<br />

ja noodig keurde, om de waarheid te bevorderen , fprek te<br />

Upfal.<br />

vatte den Aartsbisfchop bij het woord, en gebood,<br />

dat men een wederzijdsch mondgefprek in het openbaar<br />

zou houden, in het Kollegie te Upfal, waarbij<br />

hij zelf wilde tegenwoordig zijn, met zijne Staatsdienaars<br />

, als ook de Rijksraden en Leden van Staat;<br />

waartoe OLAUS, een ijverig voorftander der waarheid,<br />

zich terftond bereid toonde; doch de Aartsbifchop<br />

en deszelfs aanhang toonden zich huiverig,<br />

toen het op ftuk van zaken aankwam, voorwendende,<br />

dat het met hunne waardigheid onbeflaanbaar<br />

was, met iemand te redetwisten, wiens Regters zij<br />

waren, maar waarfchijnlijk bevreesd voor de geleerdheid<br />

en welfprekendheid van OLAUS ; waarom<br />

zij


78 K E R K E L I J K E<br />

na C. G zij PETRUS GALLE, Profesfor in de Godgeleerdheid<br />

Jaari5i7<br />

op de Hoogefchool van Upfal, gebruikten, om de<br />

tot 1552.<br />

Pausfelijke leerftellingen tegen OLAUS te verdedigen.<br />

Dit mondgefprek had plaats in het jaar 1526, in<br />

tegenwoordigheid van den Koning en eene aanzienelijke<br />

vergadering der voornaamtte Regeringsleden<br />

van Zweden, hebbende de Koning bevolen, dat alles,<br />

wat van weêrszijde werd voortgebragt, naauw»<br />

keurig zou worden opgefchreven. De artikelen ,<br />

waar over gehandeld werd, waren de voornaamfte<br />

verfchilftukken tusfehen de Hervormers en de<br />

Roomschgezinden: over de regtvaardigmaking des<br />

zondaars voor God, of dezelve uit de werken zij,<br />

dan alleen uit genade om de verdienden van CHRIS­<br />

TUS, welke de mensch behoort aan te nemen en<br />

zich toe te pasfen, met een zeker vertrouwen? Of<br />

de vergeving der zonden door aflaat van den Paus<br />

kracht hebbe? over de vrije wil des menfchen in<br />

zijne bekeering; over de verdiendelijkheid der goede<br />

werken ter zaligheid; over de Pausfelijke overleveringen<br />

, de Misfen voor de dooden, de aanroeping<br />

der Heiligen, Bedevaarten naar Heilige plaatfen enz.<br />

over het Vagevuur, over de Aflaten, het gebruik<br />

des Avondmaals onder céne gedaante, den ongehuwden<br />

ftaat der Geestelijken, de tijdelijke magt der<br />

Geestelijken en derzelver waardigheden enz. Nadat<br />

men over dit alles over en weder gefproken had,<br />

zonder dat men het zelfs eens was over de bronnen<br />

van bewijsredenen, waartoe de Roomschgezinden de<br />

overleveringen, de uitfpraken der Kerkvaderen, en<br />

der Kerkvergaderingen, als ook de befluiten der<br />

Pau-


G E S C H I E D E N I S . 71<br />

Paufen wilden gebruiken, terwijl OLAUS geene anna C. G;<br />

dere bewijzen wilde toelaten, dan die uit de Heilige laan 517.<br />

tot 1552.<br />

Schrift ontleend waren, als den eenigen regel des<br />

geloofs en der zeden, gebood de Koning, dat de<br />

beide zamenfprekers hunne bewijsredenen in gefchrift<br />

zouden Hellen, opdat Godsdienllige hoorders en lezers<br />

zouden kunnen weten en oordeelen, welke partij<br />

de waarheid verdedigde, en den Godsdienst leerde,<br />

welke in de Heilige Schrift vervat is. Dus nam<br />

dit mondgefprek een einde, GALLE ftelde zijne bewijzen<br />

voor de leere der Roomschgezinden in gefchrift,<br />

gelijk OLAUS PETERSEN de zijne voor de<br />

leere der Hervormden (*).<br />

Het gevolg van dit gefprek was, niettegenftaande<br />

alle de woelingen van JAN BRASKE, Bisfchop van<br />

Linkoping, ten tegendeele, dat de Euangelieleer van<br />

dag tot dag voortgangen maakte. Vele Edellieden<br />

verkozen voor zich bijzondere Predikers, die in hunne<br />

Sloten en Kasteelen voor hen het Euangelie predikten,<br />

fommigen uit zucht tot nieuwigheid; anderen<br />

uit lust tot de waarheid, anderen, om de welfprekendheid<br />

dezer Predikers, en weder anderen, om<br />

den Vorst te behagen, die zich voor de Hervorming<br />

genegen toonde.<br />

In datzelfde jaar 1526 beriep de Koning eenen Rijksdag<br />

Rijksdag te Stokholm, op welken in 's Konings naam<br />

te Stoklroltn.<br />

werd voorgefteld, dat men, wegens den nood des<br />

(*) Men vindt het verhandelde in dit mondgefprek<br />

bij GERDES T. III. Hifi. Evang. Renov. in Monum. pag.<br />

I53-I8I-<br />

va-


8ó K E R K E L I J K E<br />

na C. G , vaderlands, de Kerkdijken behoorde te verph'gten'<br />

Jaarisn<br />

• tot het wedergeven der goederen, welke zij onWettot<br />

1552<br />

' tiglijk bezaten, en dat zij niet langer behoorden verfchoond<br />

te worden van te helpen dragen in de algemeene<br />

lasten van den Staat. Eenparig Hemden de<br />

Rijksftanden, uitgezonderd de Geestelijken, dat de<br />

Kerkelijke tienden van een jaar, ten minde twee<br />

derde van dezelve, in de openbare fchatkist geflort<br />

zouden worden.<br />

Nader De Geestelijkheid, en voornamelijk JOANNES MAmondgefprek<br />

te GNUS , Aartsbisfchop van Upfal, waren over dit<br />

Upfal. befluit, gelijk men denken mag, tèn uiterfle misnoegd,<br />

en poogden hetzelve met alle magt vruchteloos<br />

te maken; zich beklagende, dat hun onregt<br />

aangedaan, hunne voorregten gefchonden , en de<br />

Katholijke Godsdienst veracht werd. Hierop ontbood<br />

de Koning, omtrent Pinkfleren des jaars 1526<br />

te Upfal gekomen, den Aartsbisfchop met zijne Kanunniken,<br />

om in hun Kapittel bijeen te komen, al­<br />

waar ook OLAUS PETERSEN en GALLE tegenwoordig<br />

waren, en een nieuw mondgefprek gehouden<br />

werd over de inkomften en vrijheid van belastingen<br />

der Geestelijken. De Koning vraagde: van waar<br />

de Kerkdijken de Prebenden en Kerkelijke vrijheid<br />

hadden? GALLE antwoordde: uit de gifte van Godvruchtige<br />

Koningen en Vorsten, volgens Gods<br />

woord, tot onderhoud der Kerk mildelijk gefchonken:<br />

de Koning hernam: Indien de Kerkdijken hunne<br />

goederen en Kerkelijke vrijheid hebben uit de milddadigheid<br />

der Koningen, of dan ook niet uit diezelfde<br />

magt de gifte eindigde, voornamelijk dewijl de Kerke-


G E S C H I E D E N I S . 8ï<br />

keliiken deze goederen misbruiken? GALLE zeide: na C. G,<br />

Indien de Kerkelijke goederen worden vernietigd , Jaarisi?.<br />

tot 1552.<br />

vervalt de Kerk zelve, tegen den wil en de belofte<br />

van CHRISTUS , die zegt: dat de poorten der hel<br />

dezelve niet zullen overweldigen. De Koning ging<br />

voort: De Kerkelijke goederen worden bedeed aan<br />

luije buiken , die niet verftaan iets nuttigs voor de<br />

Kerk te prediken of te fchrijven, en die flechts geleerd<br />

hebben, hunne zoogenoemde Kanonieke uren te<br />

zingen, hetwelk zeer velen zonder Godsdienfligbeid<br />

doen. Nademaal derhalve uit Gods woord niet kon<br />

bewezen worden, dat de Prebenden volftrekt tot de<br />

Kerk behooren, en die goederen de godzaligheid<br />

niet vermeerderen, of tot een noodzakelijk gebruik<br />

bedeed worden, zouden zij wettiger tot een beter gebruik<br />

worden aangewend, opdat zij voor den Staat<br />

en de Kerk voordeelig waren. Hierop zweeg GALLE.<br />

De Koning beval toen den Aartsbisfchop te antwoorden<br />

, doch deze weigerde zulks. Nu begon de<br />

Opziener der Hoofdkerk M. GEORGE TURSON deftig<br />

voor de voorregten der Kerkdijken te redenen, zeggende:<br />

„Het is aan niemand geoorloofd,zonder gevaar<br />

van den ban en de eeuwige verdoemenis iets<br />

aan de Kerk te ontvreemden." De Koning hoorde<br />

de fnerpende taal van den Redenaar met geduld aan;<br />

maar beval den Godgeleerde als een' Godgeleerde te<br />

fpreken, en hetgeen hij' gezegd had, uit de Heilige<br />

Schrift te bewijzen. Vervolgens ontvouwde de Koning<br />

zijne meening op deze wijze: dat hij aan godvruchtige<br />

Euangeliedienaren geene eere volgens Gods<br />

woord , of een noodzakelijk en eerlijk onderhoud<br />

HERV. II. F wil


8a K E R K E L I J K E<br />

na C. G wilde weigeren; maar dat bij niet zag, dat men aan<br />

Jaari5i7<br />

lutje buiken, die in Kerken en Kloosters leefden ,<br />

tot 1552<br />

iets verfchuldigd was. Alzoo de Kapittel heeren hier<br />

op niets hadden te antwoorden, (tond de Koning<br />

op en vertrok naar Stokholm, waar hij den Aartsbisfchop<br />

ontbood (*).<br />

De Ko­ Deze Aartsbisfchop kon nogtans niet rusten, maar<br />

ning doei<br />

deKerken hitfte alle de Roomschgezinden tegen den Koning<br />

zuiveren op, wien hij verders vele moeijeüjkheden veroorzaak-<br />

en ftelt<br />

Euangete.<br />

De Koning liet hem eindelijk in hechtenis neliepredimen,<br />

doch hem weder ontflagen hebbende, zond<br />

kersaan. hij hem als Gezant naar Po/en, maar de Aartsbisfchop,<br />

zijne goederen heimelijk bijeengepakt en vele<br />

gefchiedkundige (lukken en oorkonden medegenomen<br />

hebbende, begaf zich naar Dantzig, en van daar<br />

naar Rome, alwaar hij eene Gefchiedenis der Gotben<br />

gefchreven heeft, zonder ooit in zijn vaderland weder<br />

te keeren. JAN, Bisfchop van Linkoping, verliet<br />

insgelijks het Rijk en vertrok naar Polen , alwaar<br />

hij in een Klooster gedorven is.<br />

Ondertusfchen begon de Koning niet alleen de Kerk<br />

van Stokholm te hervormen, door alle Afgodifche<br />

gedenkteekens uit dezelve te laten wegnemen, onder<br />

welke een Beeld van St. jforis vnn eene reusachtige<br />

grootte , hetwelk tot verfcheidene bijgeloovigheden<br />

gelegenheid gegeven had; maar ook door Euangelifche<br />

Predikers aan te (lellen, en te belasten, dat de<br />

Godsdienst niet langer in de Latijnfche, maar in de<br />

moedertaal zou verrigt worden.<br />

(*) GRRDES /. C. p. 301.<br />

In


G E S C H I E D E N I S . 83<br />

In het jaar 1527 oordeelde de Koning het noodig,<br />

in een openbaar (taatsfluk zich te verantwoor<br />

den tegen de lasteringen van den Aartsbisfchop van<br />

Upfal; hij gaf in hetzelve te kennen, dat hij geens<br />

zins eene nieuwe leer begunftigde, maar de leer,van<br />

CHRISTUS en de Apostelen ons overgeleverd , wilde<br />

befchermen en handhaven; gezuiverd van naderhand<br />

ingevoerde plegtigheden (*). Dewijl de Geestelijken<br />

ook voortgingen oproerige bewegingen te verwekken<br />

en de Dalekarliers aan het muiten geflagen waren,<br />

beriep de Koning in . het gezegde jaar 1527 weder een'<br />

algemeenen Rijksdag te Westeraas, alwaar op den maaltijd,<br />

op welken de Rijksftenden naar gewoonte door<br />

den Koning onthaald werden, voor de opening van den<br />

Rijksdag, de eerfte plaats aan de tafel aan de Wereldlijke<br />

Rijksraden werd aangewezen, de tweede aan de<br />

Bisfchoppen, tegen de voorgaande gewoonte, toen de<br />

Bisfchoppen de vooraanzitting hadden op foortgelijke<br />

maaltijden; de derde plaats werd beflemd voor den<br />

Adel, de vierde voor de overige Geestelijken ; de<br />

vijfde voor de Burgers; de zesde voor de Boeren.<br />

• De Bisfchoppen, voornamelijk BRASKE, Bisfchop<br />

van Linkoping, hier uit voorziende, wat op den<br />

Rijksdag (tond te gebeuren, namen deze fchikking zoo<br />

hoog op, dat zij nog dienzelfden dag na den maaltijd<br />

in het geheim raadpleegden, en zich met eenen<br />

eed verbonden , dat zij op alle mogelijke wijzen<br />

zich in de voorregten van hunnen (land zouden<br />

handhaven , de Kerkelijke goederen behouden , en<br />

(*) GERDES T, Ut, in Monum. p. 181.<br />

F 2<br />

al-<br />

na C. O.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Rijksdag<br />

te W esteraas.<br />

GUST AA*<br />

wil de<br />

kroon nederleggen


Ï4 K E R K E L I J K E<br />

na C. G alle Ketterijen uitroeijen. Het formulier van dezen<br />

Jaarisi7. eed, door allen onderteekend, werd in de Kerk van<br />

tot 1552<br />

s. JEUIDIUS onder eene grafzetk verborgen, en is<br />

eerst vijftien jaren daarna ontdekt geworden.<br />

De Koning, hier van onbewust, deed den volgenden<br />

dag bij monde van zijnen Kanfelkr LAU-<br />

RENS ANDERSON, het voordel aan de Rijksvergadering,<br />

behalve het overwegen der middelen om de<br />

oproerige bewegingen der Dalekarliers te (tillen, en<br />

den aanval van CHRISTIERN II af te weeren , die<br />

Zweden met eene landing bedreigde , bijzonder<br />

ter (lijving der geldmiddelen van den Staat, de bevestiging<br />

van het voorheen genomen befluit, omtrent<br />

de Kerkelijken er, derzelver goederen en bezittingen,<br />

om voorts te befluiten, dat de Geestelijken<br />

:en gedeelte van hunne onmatige bezittingen en ook<br />

hunne Sloten en Kasteden aan de Kroon zouden af-<br />

[laan, en voorts uit den Rijksraad geweerd en van<br />

alle bewind der zaken ontzet, en het Rijk van alle<br />

Bisfchoppelijk en Pausfelijk geweld ontheven zon<br />

«vorden.<br />

Op dit voordel, door den Kanfdier in 'sKonings<br />

ïaam gedaan, rees de Bisfchop van Linkoping op,<br />

1 :n verklaarde, dat het hem en zijne Medegeestelij-<br />

] ten geenszins verwonderde, dat de Koning deGees-<br />

I elijke goederen tot zich nam, dewijl hij aan de<br />

lutherfchen, die den Godsdienst zeiven aanvielen,<br />

1 lang zoo veel magt gegeven had; doch dat hij<br />

1 liets zou toedaan van alles, wat voorgedekt was<br />

< iver het vervreemden der Kerkelijke goederen, maar<br />

celeer dat hij het Katholijk geloof tot den laatden<br />

adem


G E S C H I E D E N I S . 85<br />

adem zou verdedigen, en dat de Geestelijken niets na C. G.<br />

van hunne regten en voorregten zouden afftaan,<br />

voordat de Paus van Rome, wiens gezag zij in de-<br />

tot 1552.<br />

zen alleen erkenden, en die de hoogde regter in<br />

verfchillen was, hieromtrent beflisfend uitfpraak zou<br />

gedaan hebben.<br />

De Koning, hier door getroffen, en befpeurende,<br />

dat fommigen van de Rijksleden, die aan den ouden<br />

Godsdienst gehecht waren, het oor leenden aan<br />

de woorden van den Bisfchop, dond op en vertoonde<br />

in eene deftige aanfpraak, de dienden, door<br />

hem aan het vaderland , zoo dikwijls met gevaar<br />

van zijn leven, bewezen, terwijl de Geestelijken ledige<br />

en lutje aanfchouwers geweest waren, welke<br />

dienden men thans met ligtzinnigheid en ondankbaarheid<br />

beantwoordde, daar men hem zelfs van Ketterij<br />

wilde betichten; hij verklaarde, de Koninklijke Majedeit<br />

niet in naam of in vertooning te willen bezitten<br />

, maar indien men zijn gezag wilde verachten,<br />

dat hij dan liever van de regering wilde afftaan;<br />

gelijk hij ook terdond daarop, met groote<br />

verontwaardiging, in diezelfde vergadering, de Koninklijke<br />

waardigheid in derzelver fchoot nederlag,<br />

alleen vorderende, dat hem eerst zijn vaderlijk erfgoed<br />

, en de kosten aan het Rijk bedeed, zouden<br />

herdeld en goed gedaan worden , wanneer hij niet<br />

alleen van het Rijk afdaan, maar ook het vaderland<br />

verlaten wilde, zonder daar ooit in weder te keeren.<br />

Met deze woorden verliet de Vorst de vergadering<br />

, begevende zich met de Krijgsbevelhebbers,<br />

die hem aankleefden, naar het Koninklijk Slot, drie<br />

F 3 da


K E R K E L I J K E<br />

na C. G dagen lang allen toegang tot zich verbiedende, al­<br />

Jaansn<br />

ïot 1552<br />

leen bleef de Kanfelier in de vergadering, ten einde<br />

te zorgen , dat er geene wanorde voorvallen of onberadene<br />

(lappen gebeuren mogten. Doch de vergadering<br />

fcheidde terftond zonder verdere raadpleging.<br />

Den volgenden dag kwam de vergadering weder<br />

zamen, wanneer er eerst een gefprek voorviel tusfchen<br />

PETRUS GALLE en OLAUS PETERSEN, hetwelk<br />

echter fpoedig werd afgebroken, alzoo de eerfte<br />

niet dan in de Latijnfche taal over Godsdienstzaken<br />

wilde handelen, maar OLAUS in de moedertaal<br />

fprak, welke van allen verdaan werd. Vervolgeus<br />

handelde de vergadering niet zonder hevigheid,<br />

of de Kerkelijke goederen , volgens des Konings<br />

wil, aan de Kroon zouden worden afgedaan,<br />

dan of men derzelver bezitting zou handhaven. De<br />

Kanfelier fprak hierbij zoo erndig en overredend,<br />

dat zelfs fommige Geestelijken hem toevielen, en de<br />

Groot - Maarfchalk van het Rijk, TURO JANSZOON,<br />

die anders de Geestelijkheid aanhing, zich van allen<br />

verlaten ziende, insgelijks den Kanfelier toeviel;<br />

waarop de vergadering bedoot, eene Kommisde uit<br />

haar midden af te zenden naar het Paleis van den<br />

Vorst, om dien te verzekeren, dat alles zou vastgedeld<br />

worden, overeenkomdig hetgeen hij gecischt<br />

had. Hiertoe werden benoemd de Kanfelier en<br />

OLAUS PETERSEN, die met de grootde moeite den<br />

Koning eerst op den vierden dag bewegen konden,<br />

om weder in de vergadering te verfchijnen.<br />

Nu werd door de vergadering bedoten : „ dat<br />

„ de Bisfchoppen voortaan zich zouden onthouden<br />

» van


GESCHIEDENIS. 87<br />

„ van het bewind der rijkszaken, en dat de over- ja C. G.<br />

„ toilige goederen der Kerkdijken, of de Sloten, [aar 1517.<br />

ot 1552.<br />

welke zij bezaten, en dertien duizend Landhoe-<br />

„ ven, welke zij federt den tijd van KAREI, KA-<br />

„ NUT , den laatflen Koning voor de Deenfche on-<br />

,, lusten, binnen omtrent zeventig jaren verkregen<br />

„ hadden, gedeeltelijk aan de Kroon zouden ko-<br />

„ men, gedeeltelijk tot die genen wederkeeren, wier<br />

,, voorouders die hoeven bezeten hadden, enz."<br />

Voorts werden, ten aanzien van het Kerkelijk beftuur,<br />

zekere regels vastgefteld en aan de Kerkdijken<br />

voorgefchreven, welke de Bisfchoppen en Kerkdijken<br />

gelast werden te onderteekenen; al hetwelk<br />

de Koning met zijn gezag bekrachtigde.<br />

Sedert verklaarde de Koning zich openlijk voor de I<br />

Hervorming, bevestigende niet alleen OLAUS PETER- V<br />

)e Herorming<br />

1 Zwe-<br />

SEN in zijn ambt, als Leeraar te Stokholm, maar \<br />

envolook deszelfs Broeder LAURENS tot Aartsbisfchop n >oid.<br />

van Upfal verheffende, aan wien hij ook zijne Nicht<br />

uithuwelijkte, met eene zeer groote huwelijksgave,<br />

ten einde het verlies van den Aartsbisfchop eenigerrnate<br />

te vergoeden en ook zijn genoegen over dit<br />

huwelijk te betoonen.<br />

Thans werd de Koning den iaden Januarij 1528<br />

plegtig gekroond, waarbij een bepaald formulier den<br />

Koning werd voorgelezen, behelzende eene vermaning<br />

en voorfchrift, om zich te gedragen naar den<br />

pligt van eenen Christelijken en Godzaligen Koning (*).<br />

Na<br />

(*) GERDES in Monum. T. III. Hifi. Euang. Renov.<br />

adjunct, p. 187-103.<br />

F 4


na C. G<br />

]aari5i7<br />

tot 1552<br />

88 K E R K E L I J K E<br />

Na het afloopen van de plegtigheid der kroning<br />

en inhuldiging des Konings, werd een Rijksdag ge­<br />

houden te Orebo in Nericië, alwaar ook de voor­<br />

naamfte Geestelijken van het Koningrijk tegenwoor­<br />

dig waren. In deze vergadering werd met algemeen<br />

goedvinden eene Kerkenorde en regeling, die opgefleld<br />

was door LAURÉNS ANDEKSON, den Kanfelier, en<br />

PETERSEN, als Geheimichrijver, (Secretaris,) van<br />

Stokholm, algemeen goedgekeurd en ingevoerd (*).<br />

Volgens dit opftel blijkt het, dat men, de leere van<br />

den gezuiverden Godsdienst in Zweden aannemende,<br />

te gelijk nuodig oordeelde , verfcheidene uiterlijke<br />

gewoonten van het Pausdom te behouden, ten ein­<br />

de zoo veel mogelijk de zwakke gemoederen te ge-<br />

moet te komen, doch men verklaarde, in het ge­<br />

melde opftel, derzelver gebruik, met verwerping van<br />

alle misbruik; dus werd het Wijwater toegelaten,<br />

waar van gezegd wordt: Het Wijwater wast de<br />

zonden niet af, dit doet alleen het bloed van CHRIS­<br />

TUS; maar het doet gedenken aan het gebruik van<br />

den Doop, waarmede wij gedoopt zijn tot verge­<br />

ving der zonden. De Beelden der Heiligen worden<br />

niet aangehouden, om die te dienen, maar ter ge­<br />

dachtenis van CHRISTUS en de Heiligen, opdat wij<br />

hun leven en godzaligheid navolgen. De Godsdien-<br />

ftigen hebben van ouds geene palmtakken gewijd,<br />

om daar eenige hulp van te verwachten, maar ter<br />

gedachtenis der palmtakken, welke voor JEZUS, bij<br />

zij-<br />

(*) Men vindt dit op Hel in zijn geheel bij GERDEÏ<br />

A c. p. 193 196.


G E S C H I E D E N I S . 89<br />

zijne intrede in Jeruzalem, op den weg gefpreid ia C. G.<br />

werden; aan de gewijde waschkaarfen op den dag [aar 1517.<br />

xx 155a.<br />

van MARIA'S reiniging, komt geene heiligheid toe;<br />

maar alleen aan het ware licht, CHRISTUS, die in<br />

den Tempel aan God werd aangeboden , wien de<br />

gewijde waschkaars beteekeöt. De uitwendige zalving<br />

beteekent de inwendige zalving des Heiligen<br />

Geests, welke den geloovigen noodzakelijk is. Het<br />

gebruik der klokken dient alleen, om het volk tot<br />

den Godsdienst op te roepen. Het /lichten van Kerken<br />

is op zich zelve geen Godsdienst , nademaal<br />

God eigenlijk niet woont in Tempelen, die met<br />

handen gemaakt zijn; maar de noodzakelijkheid vermaant<br />

de Christenen, dat zij plaatfen hebben, om<br />

den Godsdienst te verrigten. De Kerken, ook zout,<br />

fpijs en andere dingen, worden gewijd, niet opdat<br />

zij in zich zeiven heilig zouden zijn; maar wij bidden<br />

, dat wij deze dingen heilig mogen gebruiken,<br />

opdat wij Gods naam niet ontheiligen in de Kerk,<br />

of terwijl wij in heilige zaken verkeeren. Dus is<br />

deze inzegening niet voordeelig voor die gewijde<br />

dingen; maar voor ons, die dezelve gebruiken moeten.<br />

Dus moeten de eenvoudige menfchen onderrigt<br />

worden, dat zij hunne kaarfen liever aan de armen<br />

moeten geven, dan dat zij die voor de Beelden<br />

ontfteken. Het vasten zelf is geen Godsdienst,<br />

maar op deze wijze wordt de begeerlijkheid des<br />

vleefches beteugeld, opdat het hart van den Godsdienltigen<br />

mensch voorbereid worde, om den Godsdienst<br />

ernftig waar te nemen. Heilige dagen worden<br />

gevierd, niet om met lediggaan den Godsdienst<br />

F 5 te


tra C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

OLAUS<br />

PETERSEN<br />

Hand­<br />

boekje<br />

enz.<br />

00 K E R K E L I J K E<br />

te verrigten; maar opdat er een gefchikte tijd zij ,<br />

om Gods woord te hooren, en opdat de arbeidslieden<br />

rusten mogen van hunnen arbeid.<br />

Nog moet men de eenvoudige lieden onderrigten,<br />

dat de gewone plegtigheden op de dagen van het<br />

lijden en de opltanüing van CHRISTUS geen ander<br />

gebruik hebben, dan om de gefchiedenis van CHRIS­<br />

TUS, die voor ons geleden heeft en opgeftaan is,<br />

aan ons in de gedachtenis te brengen en te behouden.<br />

De Bedevaarten naar Heilige plaatfen zullen ,<br />

met zoo vele behoedzaamheid, als mogelijk is, afgefchaft<br />

worden. Dezelve waren van eerfte af ingefteld,<br />

niet tot eene eigenlijke vereering van God,<br />

of aflaat van zonden op die plaatfen, (want God is<br />

overal;) maar, opdat de Godsdienftige mensen op<br />

die plaatfen betere kennis zou ontvangen van Gods<br />

wezen en wil, door de prediking van Gods woord,<br />

van geleerde mannen daar voorgedragen; trouwens,<br />

het aanfehouwen van godsdienftige zaken fcherpte<br />

de aandoening der Godzaligheid. Dit prentten de<br />

Predikers aan hunne landslieden getrouwelijk in.<br />

Doch dewijl dit gebruik der Bedevaarten heeft opgehouden,<br />

dat men dan ook zelve ophoude, Bedevaarten<br />

te ondernemen.<br />

Tenzelfden tijde fchreef OLAUS PETERSEN een<br />

Handboekje in de Zweedfche taal, bevattende een<br />

voorfchrift voor de Herders en Leeraars, hoe zij<br />

den Godsdienst openlijk hadden waar te nemen ,<br />

zoo ten aanzien van de bediening des Doops, als<br />

der trouwplegtigheden, het bezoeken en vertroosten<br />

van kranken , en over de begrafenisfen. Bovendien gaf<br />

de-


G E S C H I E D E N I S . 91<br />

dezelve Hervormer een afzonderlijk gefchrift in het naC. G.<br />

licht, oven de regtvaardigmaking des zondaars voor jaar 1517.<br />

to: 1552»<br />

Cod, uit hetwelk zijne overeenfiemming met de andere<br />

Hervormers in dit gewigtig leerftuk allerduidelijkst<br />

blijkt. Vooreerst wijst hij in dit gefchrift<br />

aan, dat alle menfchen, die op eene natuurlijke wijze<br />

geboren worden, in zonden ontvangen en geboren<br />

worden; waar uit van zelf volgt, de onmogelijkheid,<br />

dat de vleefchelijke mensch de wet zou<br />

kunnen vervullen en de regtvaardigheid door zijne<br />

eigene werken verdienen : Dat derhalve het eerfte<br />

gebruik der wet is, dat de mensch zich erkenne,<br />

een overtreder der wet, dat is, een zondaar te zijn,<br />

ten tweeden, dat de wet voor hem een tuchtmees­<br />

ter zij tot CHRISTUS, dat is, dat hij den zondaar,<br />

als doodfchuldig, tot de genade, die in CHRISTUS<br />

geopenbaard is, en tot de geregtigheid leide, nademaal<br />

CHRISTUS op alle wijze niet alleen aan de wet<br />

voldaan, maar ook onze plaats, in het lijden van<br />

de ftraffen onzer zonden , vervangen heeft.<br />

Na dit bewezen te hebben , ontvouwt hij, hoe<br />

de geregtigheid van CHRISTUS de onze wordt door<br />

het geloof, en op welke wijze de mensch door het<br />

geloof aanneemt, hetgeen hij nooit door eenige zijne<br />

werken zou kunnen verdienen, namelijk, dat hij geregtvaardigd<br />

worde, te weten: de zondaar wordt<br />

geregtvaardigd door het geloof, niet daar in dat<br />

de gehovige zelf handelt door te gelooven, maar<br />

daar in, dat hij de geregtigheid van CHRISTUS<br />

zich toepast, door die aan te nemen. „ Want,"<br />

zegt hij, „ het is geheel genade van God, het-<br />

e e n<br />

n S


92 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ geen ons regtvaardigr. Wij weten toch , dat de<br />

Jaar 1517,<br />

„ toorn Gods oneindig is, welken de zondaar nooit<br />

tot 1552.<br />

„ kan bevredigen. Daarom is de Zoon van God<br />

„ gekomen , geopenbaard in het vleesch, die, in<br />

„ onze plaats, die wij door de zonde verloren wa-<br />

ren, den oneindigen toorn gedragen en eene on-<br />

„ eindige genade verdiend heeft, heilzaam voor al-<br />

„ len, die gelooven. Derhalve die door eigene vver-<br />

„ ken wil geregtvaardigd worden, verfmaadt de ver-<br />

„ dienden van CHRISTUS, en verkrijgt de geregtig-<br />

„ heid geenszins, welke hij zoekt. Doch wij ge-<br />

„ loovende worden bemind in CHRISTUS, maar<br />

„ Gods toorn blijft op de ongeloovigen. De uit-<br />

„ verkorenen in CHIUSTUS zijn Gods kinderen om<br />

,, de verdienden en de verlosfing, die door Gods<br />

eeniggeboienen Zoon, vleesch geworden zijnde,<br />

„ gefchied is, die daarom onze Broeder heeft wil-<br />

„ len worden, opdat hij het ambt van Middelaar<br />

„ zou vervullen. Dit vertrouwen der zaligheid en<br />

„ der verkiezing onderhoudt de Heilige Geest in de<br />

„ geregtvaardigden of geloovigen, als hun leids-<br />

„ man, door wiens mond de geloovigen in de oe-<br />

, fening van goede werken en gehoorzaamheid aan<br />

„ Gods woord dagelijks toenemen."<br />

Uit dit alles leidt hij vervolgens af, wat het zij,<br />

; iet Euangelie te prediken, en verklaart: dat het<br />

Euangelie te prediken is de vergeving der zonden<br />

m de geregtigheid van CHRISTUS te verkondigen,<br />

vaar op in de wedergeborenen de goede werken vol­<br />

den , wel niet volmaakt goede, uit hoofde van den<br />

:og in het vleesch wonenden ouden ADAM, die te­<br />

gen


G E S C H I E D E N I S . 93<br />

gen de goedheid en volmaaktheid ftrijdt, maar nogtans<br />

aangename , om de verzoening in CHRISTUS<br />

gefchied, en het beftuur van den Heiligen Geest,<br />

door wien elk geloovige, die Gods woord gehoorzaamt,<br />

geleid wordt.<br />

Doch wat voorts de belooning der goede werken<br />

betreft, deze, zegt hij, alhoewel door CHRISTUS<br />

zeer overvloediglijk beloofd, zoeken echter de geloovigen<br />

eigenlijk niet, als welke dezelve ontvangen<br />

zullen uit de genade der belofte, niet uit de verdienstelijkheid<br />

des werks, zoodat zij, die zich eenen<br />

grooten loon zoeken , van denzelven geheel verdoken<br />

worden, nademaal de geloovige niets beters kan<br />

doen, dan dat hij aan den medewerkenden God,<br />

(wien alleen de eere toekomt,) de eere geve, erkennende<br />

, dat de belooning uit genade is , maar<br />

niet, dat hij aan zich zeiven een deel der eere toefchrijve.<br />

Want het ware leven des menfchen is de<br />

eere van God.<br />

Langs dezen weg is dan de Hervorming door geHervorheel Zweden uitgebreid en gevestigd, ook verfpreidming<br />

in<br />

Finland.<br />

de zich de Euangelieleer in Finland, voornamelijk<br />

toen het Nieuwe Testament volgens de Zweedfche<br />

Bijbelvertaling ook in het Finlandsch werd<br />

overgezet, hetwelk gefchied is door M. MICHAEL<br />

AGRICOLA , een Fin uit Nyland en Leeraar te Abo.<br />

Niettegenltaande dit alles, bleef de aanhang der<br />

Pausgezinden nog geftadig woelen. Onder anderen<br />

verwekte THUR JANSZON, die onlangs Rijks-Maarfchalk<br />

geweest was, oproerige bewegingen tegen den<br />

Koning GUSTAAF, en tegen de voortgangen der Her-<br />

vor-<br />

na C. G.<br />

Jaarl5i7.<br />

tot 1552.<br />

Pogingen<br />

>m de<br />

I-Jervorningin<br />

ïweden<br />

e vernie*<br />

igen,


na C. G<br />

Jaansi/<br />

tot 1553<br />

door Koning<br />

GUS­<br />

TAAF te<br />

leur ge­<br />

field.<br />

94 K E R K E L I J K E<br />

vorming; doch het beleid en de dapperheid des Konings<br />

beteugelde dezelve gelukkig; gelijk ook de<br />

ondernemingen van CHRISTIERN II. tegen Zweden<br />

niet alleen voorfpoedig afgeweerd, maar ook voor<br />

altijd gefluit werden, toen deze Koning van Deenmarken<br />

in 1533 door zijnen Oom FREDERIK afgezet,<br />

en ia eene gevangenis geplaatst is, in welke hij 27<br />

jaren van zijn leven heeft doorgebragt.<br />

In het jaar 1537 zonden de Pi oredantfche Vorsten<br />

van Duitschland een Gezamfchap naar Zweden,<br />

ten einde eene vereeniging te fluiten tusfchen de Gemeenten<br />

van Zweden en die in Duitschland, en den<br />

Koning te bewegen tot een verbond ter befcherming<br />

en verdediging van het geloof, indien er om hetzelve<br />

een oorlog ontdaan mogt. Ook was CHRIS-<br />

TIAAN III, Koning van Denemarken, die in het jaar<br />

1538 zijn' vader FREDERIK was opgevolgd , in perfoon<br />

in Zweden overgekomen, om over een verbond<br />

en vriendfchap met Koning GUSTAAF te fpreken; in<br />

het jaar 1540 verwekte LAÜRBMS JANSZON in Oost.<br />

gothland een nieuw oproer, hetwelk echter, na het<br />

ter dood brengen van de hoofden der muiters, fpoedig<br />

tot rust gebragt werd.<br />

Als de Paus PAULUS III in 1542 bedacht, om<br />

eene Kerkvergadering te Trente te houden, ook aan<br />

de Proteflantfche Vorsten in Duitschland eene Bulle<br />

gezonden had, om hen tot die Kerkvergadering uit<br />

te noodigen, werd FRANS BURKHARD , Kanfelier<br />

van den Keurvorst van Sakfen, weder naar Zweden<br />

gezonden, om de vriendfchap te vernieuwen. Ook<br />

trad de Koning in het volgende jaar 1543 in het<br />

Smal.


G E S C H I E D E N I S . 95<br />

Smalkaldifche verbond, met belofte van wederzijdfchen<br />

onderftand.<br />

Eindelijk werd er in het jaar 1544 te Westeraas<br />

weder een Rijksdag gehouden, op welken de Koning<br />

met eene ernftige aanfpraak de Rijksftenden<br />

vermaande, aan de zuivere leere getrouw te blijven,<br />

gelijk daar toe eenparig befloten werd, terwijl tevens<br />

aan GUSTAAF de erfelijke opvolging zijner Zonen en<br />

Nakomelingen werd opgedragen. In het volgende<br />

jaar 1545 vond de Koning noodig, andermaal zich<br />

in het openbaar te verantwoorden tegen de befchuldiging:<br />

dat hij ongewone en met het Christelijk<br />

geloof firijdende nieuwigheden in den Christelijken<br />

Godsdienst had ingevoerd ; op eenen volgenden<br />

Rijksdag in het jaar 1546 gehouden, werden insgelijks<br />

verfcheidene fchikkingen gemaakt, welke tot<br />

den eeredienst en de zeden betrekking hadden ; nog<br />

verklaarde de Koning in het volgende jaar 1547 D<br />

na C. O.»<br />

jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

Ü<br />

openbare afkondiging, dat hij behoorlijk zorge wilde<br />

gedragen hebben voor het onderhoud der Kerkelijken.<br />

Terwijl de Paus vertoefde de Kerkvergadering<br />

tot ftand te brengen, had Keizer KAREL V in<br />

het jaar 1548 het ontwerp, hetwelk men Interim<br />

noemde , laten opfeilen en uitgeven. Dit opftel<br />

werd ook in Zweden overgebragt, alwaar Koning<br />

GUSTAAF het naauwkeurig door zijne voornaamfte<br />

Kerkelijken liet onderzoeken, die het voor een zamenweeffel<br />

van Pausfelijke list verklaarden, waarop<br />

hetzelve verworpen werd.<br />

Deze roemwaardige Vorst overleed na eene regering<br />

van 38 jaren, in den ouderdom van ruim 70<br />

ja


«s C. G. jaren, in het jaar 1560, latende het Rijk na aan zij­<br />

Janri5i7. nen Zoon ERIK, die hetzelve tot het jaar 1568 on­<br />

tot 1552.<br />

der afwisfclende lotgevallen beftuurd heeft, hebben­<br />

Hervorming<br />

in<br />

Denemarken.<br />

96 K E R K E L I J K E<br />

de tot zijnen opvolger zijnen Broeder JAN , na wien<br />

in het jaar 1594 geregeerd heeft zijn Zoon SIGIS-<br />

MUND , die te gelijk Koning van Polen was; eindelijk<br />

kreeg een derde Zoon van GUSTAAF, KAREL IX,<br />

in 1600 de teugels van het Rijk in handen , die<br />

de Hervorming op nieuw in Zweden heeft beves­<br />

tigd, en in het jaar 1611 bij zijn overlijden tot zij­<br />

nen opvolger gehad heeft zijnen Zoon, den beroem­<br />

den GUSTAAF ADOLF.<br />

De nabuurfchap van Denemarken met Zweden,<br />

noodigt ons, om, na het verhaal der Hervorming<br />

van dit Rijk, onmiddelijk over te gaan tot het ver­<br />

haal der Hervorming van Denemarken en Noorwe-<br />

gen. Reeds vroeg werd de Hervorming in Dene­<br />

marken aangevangen, en wel, hetgeen in den eer-<br />

ften opflag vreemd moet voorkomen, onder de re-<br />

gering en den invloed van CHRISTIERN II, welken<br />

Vorst wij reeds hebben leeren kennen in de Ge­<br />

fchiedenis der Hervorming van Zweden, en wiens<br />

wreedheid en onregtvaardigheid in de Gefchiedboe-<br />

ken van dien tijd met de zwartfte kool gebrandmerkt<br />

ftaat, hoewel hij zijne te Stokholm gepleegde wreed­<br />

heid verfchoonde met het gezag van den Paus, die<br />

het Zweedfche Rijk in den ban had gedaan (*). Hij<br />

was een Zusterszoon van FREDERIK den Wijzen,<br />

Keurvorst van Sakfen; doch deze vermaagfchap-<br />

Ping»<br />

(*) CERDES Hifi. Evang. Reform. T. III. p. 344.


G E S C H I E D E N I S . 9?<br />

ping, noch godsdienftige gevoelens fchijnen de drijf- ia C. G.<br />

veeren van dezen Vorst geweest te zijn, maar wel [aarlSI?.<br />

ot 1552.<br />

deels, de verraderlijke handelwijze van des Paufen<br />

Legaat en Aflaatskramer ARCHIMBOUD , die de geheimen<br />

, door Koning CHRISTIERN hem toevertrouwd,<br />

in Zweden openbaar, en dus zich zeiven<br />

en het Pausfelijke gezag bij CHRISTIERN gehaat<br />

maakte; deels de heerschzucht van den Koning, die<br />

verlangde, zich van de overheerfching der Bisfchoppen<br />

te ontdaan; deels eindelijk zijne begeerte naar<br />

hunne zoo rijk en overvloedig, als onwettig verkregene<br />

bezittingen. De Bisfchoppen namelijk in Denemarken<br />

waren niet min dan die in Zweden rijk,<br />

geweldig, trotsch en prachtig. Van dit laatfte kan<br />

tot een bewijs verftrekken , de bepaling, voorkomende<br />

in het Wetboek van Koning CHRISTIERN (*),<br />

dat „ de Bisfchoppen, op den Rijksdag of bij an-<br />

„ dere gelegenheden tot den Koning komende, niet<br />

„ meer met fpelende fluiten en flaande trommen<br />

„ zouden worden voorgegaan: dat zij, op reize zijn-<br />

„ de, voortaan maar van twaalf of veertien knech-<br />

„ ten zouden verzeld worden; en dat een Aartsbis-<br />

„ fchop, te paard rijdende, niet meer dan twintig<br />

„ geharnaste ruiters in zijn gevolg zou hebben."(t)<br />

In het jaar 1519 of 1520 kwam PAULUS ELIAS,<br />

Eêrftebe»<br />

geboortig van Wardberg, een ftad je in Halland, rjnfelen<br />

van<br />

(*) Uitgegeven door j. RESENÜS te Koppenhagen in<br />

het jaar 1684 in 410. Vergel. FALSTËR Amcenitt. Phi*<br />

Jolog. Vol. tin Nunu XXIV. p. 149.<br />

(t) GERHE^ u'i fapra p. 347.<br />

HERV. II. G


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

derllervorning<br />

door<br />

ELIAS.<br />

08 K E R K E L I J K E<br />

, van Helfmgner uit het Klooster der Karmeliten al­<br />

daar te Koppenhagen, alwaar hij in het nieuw opgerigt<br />

Kollegie der Karmelieten was aangefteld tot<br />

Lezer of Leeraar der Heilige Schrift. Deze man,<br />

eenige fchriften van LUTHER gelezen hebbende, begon<br />

aan eene Hervorming van den Godsdienst te<br />

denken, en de zuivere leer van het Euangelie volgens<br />

LUTHER te leeren, wordende daar in fpoedig<br />

onderfteund door de aanprijzing van PETRUS LILLE,<br />

een voornaam Edelman, die de lesfen van LUTHER<br />

en MELANCHTHON te Wittemherg had bijgewoond,<br />

en na zijne terugkomst in het vaderland derzelver<br />

gevoelens aan zijne landgenooten naar vermogen<br />

aanprees.<br />

Koning De Koning, opgewekt door deze beginfelen , en<br />

CHRIS­ dezelve voor zijne bedoelingen nuttig oordeelende, of<br />

TIERN<br />

ontbiedt uit andere redenen, een gunftig vooroordeel voor de­<br />

Leeraars zelve opvattende, fchreef aan zijne Oomen, de<br />

uit Sakfen<br />

fche Vorsten, dat zij hem eenen Euangelieprediker<br />

wilden zenden, die den Godsdienst zuiver verkondigen<br />

en de Gaestelijken van het beftuur van ftaatszaken<br />

zoude aftrekken. Deze Vorsten zonden hem<br />

op dit verzoek eenen Meester MART IN US, te on­<br />

derscheiden van MARTINUS REINHARDT, die door<br />

den Koning in het jaar 1520 tot Leeraar te Koppenhagen<br />

werd aangefteld. Hij predikte in het Hoogduitsch,<br />

onder grooten toeloop van het volk, meestal<br />

uit nieuwsgierigheid zamengevloeid, dewijl zij deze<br />

taal niet verftonden; dit werd echter eenigzins<br />

verholpen, toen hij PAULUS ELIAS tot zijn' medehelper<br />

nam, die, hetgeen hij in het Hoogduitsch<br />

pre-


GESCHIEDENIS. 99<br />

-predikte, in het Deensch vertolkte. Doch deze a c. G,<br />

beiden volhardden niet lang in dezen dienst, MARtot<br />

155a.<br />

TINUS had geene gefchikte uiterlijke gaven om te<br />

prediken, hier door wisten de Geestelijken hem bij<br />

het volk befpottelijk te maken, zoodat hij, verdrietig<br />

geworden, zijn affcheid nam, en naar Wittemberg<br />

terugkeerde. De Koning ontbood toen KARO-<br />

•LOSTADIUS, en zocht zelfs LUTHER te bewegen,<br />

om in Denemarken over te komen, hetgeen echter<br />

niet gebeurde. Evenwel bleef de Koning de zaak der<br />

Hervorming begunftigen. Hij verbood in het jaar<br />

1521 de Hoogefchool te Koppenhagen, de boeken en<br />

fchriften van LUTHER te veroordeelen, hetwelk zij<br />

voornemens was, gelijk wij uit LUTHERS Brieven<br />

weten, uit welken ook blijkt, hoe veel goeds LU­<br />

THER zich van dezen Koning voor de Hervorming<br />

voorftelde. In datzelfde jaar belastte hij PAULUS<br />

ELIAS, zeker werk over den pligt der Vorsten in<br />

het Deensch te vertalen, hetwelk men vermoedt, het<br />

Boek geweest te zijn van MACHIAVEL, doch PAO­<br />

LUS vertaalde in plaats van die verhandeling het<br />

werkje van ERASMUS, over het onderwijs van een*<br />

Christen Forst, welke vertaling hij aan den Koning<br />

opdroeg; maar de Koning hier over misnoegd geworden,<br />

verzond PAULUS ELIAS van Koppenhagen<br />

naar Aarhus. Het gevolg hier van was, dat ELIAS<br />

van de Hervorming voortaan afkeerig werd, hetwelk<br />

bleek, toen zekere MARTINUS REINHARDT op<br />

'sKonings last op de Hoogefchool van Koppenhagen<br />

beroepen zijnde, eene verhandeling fchreef, in welke<br />

hij: het Pausdom affchilderde, als het Tegenbeeld vaE<br />

Ga de


na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

to: 1552,<br />

CHRIS­<br />

TIERN<br />

wordt afgezet.<br />

Zijn opvolger<br />

FREDERIK<br />

zet de<br />

Hervorming<br />

voort.<br />

100<br />

K E R K E L I J K E<br />

dc Babijlonifche Ballingfchap. PAULUS ELIAS on­<br />

dernam toen, op last van OWEN RILDE, Bisfchop<br />

van Aarhits, deze Verhandeling te wederleggen, bij<br />

welke wederlegging hij een' fcherpen Brief voegde.<br />

Ondertusfchen had de Koning den tijd niet, om<br />

de Hervorming in Denemarken te doen voltooijen.<br />

Zijne wreedheid, dwingelandij en gierigheid bragten<br />

eene omwenteling te weeg. Sommigen van deRijksftaten,<br />

verbitterd wegens ontwerpen, door hem gefmeed,<br />

om de Deenfche vrijheid geheel te vertrappen<br />

, anderen te onvrede over zijne ondernemingen,<br />

om het bijgeloof hunner voorvaderen te vernietigen<br />

, en allen in haat ontftoken , door zijne<br />

wreede behandeling van allen, die zich tegen zijne<br />

gierigheid en heerschzucht aankanteden , fmeedden<br />

eene zamenzweering, om hem van den troon te ontzetten,<br />

en zijn Oom FREDERIK, Hertog van Holflein<br />

en Sleeswyk, op denzelven te plaatfen. De<br />

uitberfting van dezen opftand, in het jaar 1523,<br />

vervulde CHRISTIERN met zoo groote vrees, dat hij<br />

zijn Rijk met de vlugt verliet, en zich naar Holland<br />

begaf, en fedeit eenigen tijd omzworf als balling,<br />

tot hij eindelijk gevangen genomen, en tot zijnen<br />

dood toe, zcvtu en twintig jaren lang, gevangen<br />

gehouden is. Echter verdient dit opmerking, dat<br />

hij, zelfs gedurende ziïn omzwerven, nog bedacht<br />

geweest is, om de Hervorming in Denemarken<br />

dienst te bewijzen. Op zijn gezag namelijk, werd<br />

eene Deenfche Ovcrzcttiug van het Nieuwe Testament<br />

opgcftcld, door JOANNES MICHAELIUS , naar<br />

de Hoogduhfche Overzetting van LUTHER , welke in<br />

het


G E S C H I E D E N I S . IOÏ<br />

tiet jaar 1524 in het licht gegeven is, in welk jaar na C. G.<br />

FREDERIK den 7den Augustus tot Koning van De Jaar 1517.<br />

tot 155<br />

nemarken gekroond is geworden. De gemelde MI-<br />

CHAELIUS was te voren Burgemeester te Malmoe,<br />

en zoo getrouw aan Koning CHRISTIERN, dat hij,<br />

om deszelfs wil, vaderland, vrouw, kinderen, en<br />

bezittingen opofferde, en nooit heeft kunnen bewogen<br />

worden, om terug te keeren, en Koning FRE­<br />

DERIK te erkennen. Hij is te Harderwyk in Gelderland<br />

overleden in het jaar 1532.<br />

a<br />

-<br />

/<br />

FREDERIK, de eerfte van dien naam, onder de<br />

Koningen van Denemarken, die aan CHRISTIERN<br />

opvolgde, was Hertog van Sleeswyk en Holftein en<br />

de Oom van CHRISTIERN van Vaders zijde. Deze<br />

FREDERIK had reeds te voren in zijne Hertogdommen<br />

de prediking van het zuiver Euangelie toegelaten<br />

, en zich voor de Hervorming genegen betoond,<br />

men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de<br />

Bisfchoppen en andere Geestelijken, te meer daar<br />

men als eene reden van de onttrooning van den<br />

voorgaanden Koning had aangevoerd , dat hij den<br />

voorouderlijken Godsdienst had verlaten, thans bedacht<br />

waren , om den nieuwen Koning FREDERIK<br />

te verhinderen, hunnen Godsdienst verder eenig nadeel<br />

toe te brengen. Door hun aandrijven werd dan<br />

onder de voorwaarden, welke hij bij het aanvaarden<br />

der regering moest bezweeren, ook dit artikel geplaatst:<br />

„ dat hij den ftand en waardigheid der<br />

,, Geestelijken zou handhaven, en niets ondernemen<br />

„ of dulden, hetwelk ftrijdig zoude zijn met der-<br />

G 3 „ zei


I02 K E R K E L I J K E<br />

lis C. G. „ zeiver vrijheden en voorregten, welke zij tot de-<br />

Jaai-1517. zen dag genoten hadden."<br />

tot 1552.<br />

Ten einde ook den Magiftraat van Koppenhagen<br />

de handen te binden en tot handhaving van den<br />

Roomfchen Godsdienst te verpligten, bewoog LAGHO<br />

URNE , Bisfchop van Zeeland, zijn Kapittel, om<br />

aan den Magiftraat zekere Landhoeven, welke de<br />

Magiftraat reeds lang had begeerd te bezitten, tegen<br />

een jaarlijksch inkomen af te ftaan, onder voorwaarde:<br />

dat de regering het Lutherdom in hare ftad<br />

niet zoude dulden.<br />

JORIS<br />

JENSEN.<br />

De voornaamfte Predikers der hervormde leere,<br />

eerst in Holfiein en de omliggende Gewesten, cn<br />

vervolgens in Denemarken, waren joius JENSEN of<br />

JANSEN, HANS TAUSSAN of TAUSON , en CHRIS­<br />

TIERN SCHROK.<br />

JORIS JENSEN, gemeenlijk SADOLINUS, ook VAN<br />

WYBURG genoemd, naar de ftad zijner geboorte,<br />

had de beginfelen der hervormde leer op de Hooge-<br />

"chool te Wittemberg aangenomen , en begon dezelve<br />

omtrent het jaar 1525 in zijne vaderftad Wyburg<br />

aan anderen mede te deelen. JORIS FRIS,<br />

Bisfchop van Wyburg, kantte zich hier tegen, maar<br />

Koning FREDERIK vergunde hem fchriftelijk daartoe<br />

irerlof, en tevens vrijheid, om eene School op te<br />

: igten, welke dus de eerfte Euangelifche School in<br />

Denemarken geweest is. Hij zette de Hervorming<br />

1 net allen ijver voort, en tevens met ongemeene<br />

ro-edkeuring, zoodat hij, in het jaar 1537, door<br />

4 Coning CHIUSTIAAN III, tot het Bisdom van Odenzee


G E S C H I E D E N I S . 103<br />

zee op het Eiland Funen bevorderd werd, wanneer ia C. Gé<br />

[aan 517.<br />

hij zijne leer niet alleen tegen de heimelijke Roomsch­<br />

tot 1552.<br />

gezinden, maar ook tegen de Herdoopers, die bewegingen<br />

verwekten, befchermde, met dien ijver,<br />

dat hij zelfs fommigen van de laatstgemelden in de<br />

gevangenis deed zetten. Hij heeft geleefd tot het<br />

jaar 1559.<br />

HANSTAÜ-<br />

HANS TAUSON of TAUSSAN , werd geboren, in<br />

SON of<br />

het dorp Birkende op Funen, in het jaar 1494» TAUSSAN.<br />

Uit geringe ouders, van den boerenftand. Als jongeling<br />

, lust hebbende tot de ftudien, maar geen' on*<br />

derftand daartoe kunnende genieten van zijne ouders,<br />

begaf hij zich in het Klooster Antvorskof, alwaar<br />

hij de gunst verwierf van den Prior ESKILD, zoodat<br />

hij op kosten van het Klooster gezonden werd,<br />

om zijne letteroefeningen voort te zetten, op welke<br />

Hoogefchool hij wilde , uitgezonderd Wittemberg,<br />

hetwelk wegens LUTHER bij deze Monniken in een'<br />

kwaden reuk was van onregtzinnigheid. TAUSON<br />

begaf zich derhalve naar Keulen, doch fchielijk een'<br />

walg krijgende van de beuzelingen der Schoolfche<br />

Leeraren, vertrok hij, zijne belofte ter zijde (tellende,<br />

naar Wittemberg, van waar hij naar Rostok<br />

gekomen, in het jaar 1521 tot Meester verklaard<br />

Werd, en regt verkreeg, om de Godgeleerdheid t£<br />

onderwijzen. Hier vertoefde hij echter niet lang,<br />

alzoo zijn Klooster, op welks kosten hij geftudeerd<br />

had, zijnen dienst vorderde. Dus in het Klooster<br />

teruggekeerd, maakte hij zijn werk, om de gebreken<br />

en ondeugden der Monniken te beltraffen, en hun<br />

den Bijbel te verklaren, vervolgens ook de dwalin-<br />

G 4 gen


104 K E R K E L I J K E<br />

na C. G , gen en afwijkingen der Roomschgezinden aan te wij­<br />

Jaari5i7<br />

zen en te wederleggen. Dit maakte fpoedig de Mon­<br />

cot 1552<br />

niken tegen hem gaande, voornamelijk, toen hij, in<br />

het jaar 1524, hun duidelijk predikte, dat alleen de<br />

verdienften van CHRISTUS ons tot zaligheid kunnen<br />

baten, maar niet goede werken of eigen verzonnene<br />

genoegdoeningen. De Prior ESKILD , die voorheen<br />

zijn begunftiger geweest was, werd nu zijn vijand,<br />

en verzond hem naar Wyburg, in het Klooster van<br />

St. Jan van Jeruzalem, alwaar hij opgefloten zon<br />

blijven, en dus verhinderd worden, om zijne leere<br />

aan anderen te verkondigen. Doch TAUSSAN liet<br />

niet na, aan de Kloosterbroeders de waarheid aan<br />

te prijzen, ja men zegt, dat hij door de venftertralien<br />

van zijne gevangenis het voorbijgaande volk<br />

leerde, met dat gevolg, dat hij onder anderen een'<br />

Franciskaner Monnik, ERASMUS genaamd, en nog<br />

een' anderen Broeder THÖGER, tot de erkentenis der<br />

waarheid bekeerde.<br />

Hoe het zij, het blijkt, dat hij in het jaar 1526<br />

door den Koning bij eenen openen Brief tot deszelfs<br />

Kappellaan benoemd werd, en vrijheid verkreeg,<br />

om in Wyburg het Euangelie te verkondigen, met<br />

belofte van vrijwaring tegen alle beleedigingen van<br />

Gsestelijken of Wereldlijken (*). Het gevolg hier<br />

(*) Des Kor.ings Brief flaat in liet Iloogduitsch uit<br />

de Bib Ito th. Dauica T. I. p. 8. bij GE R DES Hifi. Eraitg.<br />

Rcnov. T. III. Moimm. p. «02. waar uit wij denzelvea<br />

bier overnemen:<br />

„ Wir FRiEpRicü vou Gottes gunden der Diinen, Wen-<br />

van<br />

u dca


GESCHIEDENIS. iojf<br />

van was, dat de Prior van het Klooster, in hetwelk aa C. G<br />

hij zich tot hier toe bevond, hem daar uit dreef, Iaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

maar even daar door voor hem een ruimer veld<br />

opende, om ten nutte der gemeente werkzaam te<br />

zijn,<br />

„ den und Gothen König, erwehlter König zu Norwe-<br />

„ gen, Hertog zu Schleswig, Holftein, Stormarn und<br />

„ Ditmerfchen, GraiT zu Oldenburg und Delmenhorst,<br />

„ grusfen euch, uns liebe Burgermeistere, Rath und Ge-<br />

„ meine unferer Handelftadt Wiborg freundlich mit Gott<br />

„ und unferer Gnade. Wifset liebe freunde, dafs wir den<br />

„ zeiger diefes briefs, Mag. Hans Taufsan nunmehro<br />

„ unter uufere Hut, Friede, Schutz und Schirm genom-<br />

„ men haben, ihn nach allen rechte befonders zu vertre»<br />

„ ten und zu verthSdigen."<br />

„ So haben wir auch' ihn in unfern dienst zu unferen<br />

„ Capellanen angenommen, jedoch haben wir ihm Er-<br />

„ laubnisf und befehl gegeben, einige zeit beij euch in<br />

„ Wiborg zu bleiben, dafs Heilige Euangelium fur euch<br />

„ zu predigen."<br />

„ Darum bitten wir Euch, und befehlen einen jeden<br />

„ infonderheid alles ernfter, dasf ihr benannten Mag.<br />

„ Hans Taufsan unfern Dienern und Capellanen in un-<br />

„ feren abwefeuheit in unfern fiadt gegen alle es feij<br />

„ geistliche oder weltliche befchutzet und vertheijdiget,<br />

„ welche ihn mit macht und gewalt unferm fchutzbrief<br />

„ zuwieder uberfallen wollen. Diefes wollen wir gegen<br />

„ euch alle und einen jeden verfchulden, darum unter-<br />

„ lafset es auf keine weife beij unferer gunst und gnade.<br />

„ Gegeben in unferer handelfladt Aalberg, am tage St.<br />

„ Simonis Apostoli im jahr MDXXVI. Unter unferm in-<br />

„ fiegel."<br />

G 5


naC. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552-<br />

JO6 K E R K E L I J K E<br />

zijn , welke hem niet alleen met grooten toeloop<br />

hoorde prediken, maar ook, wanneer de Bisfchop<br />

FRIS ondernemen wilde, het preeken met den fterken<br />

arm te beletten, de wapenen opvatte, om den<br />

Leeraar te befchermen; zoodat de Koning met zijn<br />

gezag tusfchen beiden moest komen, op wiens bevel<br />

de Geestelijkheid zich van alle geweld moest<br />

onthouden, tot 's Konings overkomst, doch inmiddels<br />

zou de prediking vrij blijven, en TOUSSANT als<br />

Euangeliedienaar zijnen post te Wyburg blijven waarnemen.<br />

TOUSSANT, opdat wij dit in het voorbijgaan hier<br />

bij voegen, is eerst in het jaar 1529 naar Koppenhagen<br />

beroepen, alwaar hij de zaak der Hervorming<br />

tot het jaar 1533 heeft voorgedaan, wanneer hij, na<br />

den dood van Koning FREDF.RIK, door het ontdaan<br />

van eenige opfchuddingen, die ftad moest verlaten,<br />

doch kort daarna herfteld zijnde, is hij echter in<br />

het jaar 1537 naar Ros tok verhuisd, zijnde aldaar<br />

lot Predikant en Lector der Godgeleerdheid beroepen,<br />

tot dat hij verheven werd tot het Bisdom van<br />

Rypen. alwaar hij in het jaar 1561, in den ouderdom<br />

van 67 jaren, overleden is.<br />

Nog had de Hervorming eenen ijverigen voorftander<br />

en verkondiger in CHRISTIAAN SCHROCK, die<br />

tegen de Aflaten, het Vagevuur, de verdienstelijkheid<br />

der goede werken, de aanroeping der Heiligen<br />

en de Mis predikte, waar door de Bisfchop van<br />

Odenzee, JAN ANDRIESSEN, zoo vergrimde, dat hij<br />

in eenen bitteren Brief aan de regering van Asfensverklaarde,<br />

dat het veel beter was, dat allen, zoo<br />

Lu-


GESCHIEDENIS. 107<br />

Lutherfchen als Roomschgezinden, aan ééne galg rta C» G.<br />

werden opgehangen, dan dat zij een enkel offer der [nart 517.<br />

tot 1552.<br />

Mis, als zijnde een' Goddelijken dienst, zouden<br />

verwaarloozen, dagende te gelijk de Lutherfcfte<br />

Leeraren uit, om eenige waarheid uit de H. Schrift<br />

aan te voeren, welke de Roomfchen verdraaid of<br />

verzwegen zouden hebben (*).<br />

, De Koning, die de uiterfte voorzigtigheid noodig Rijksdag<br />

had te gebruiken, wegens den invloed, welken de te Odenzee,<br />

en<br />

Geestelijkheid nog bezat, dewijl velen der Rijks- befluit,<br />

grooten dezelve nog bleven aanhangen, en niets wil­ aldaar genomen.lende<br />

doen, zonder of tegen den zin der Stenden,<br />

beriep in dit jaar 1527 eenen Rijksdag te Odenzee<br />

op Funen, aan welken hij in eene deftige aanfpraak<br />

vertoonde, de fchandelijke misbruiken, welke in den<br />

Godsdienst waren ingeflopen , en de noodzakelijkheid<br />

eener Hervorming; tevens doende opmerken ,<br />

hoe de leere van LUTHER reeds alom diepe wortelen<br />

had gefchoten, Zoodat dezelve, zonder den ondergang<br />

des lands te veroorzaken, niet zou kunnen<br />

uitgeroeid worden; dat hij wel, bij zijne komst tot<br />

den troon, beloofd had, den Godsdienst te handhaven,<br />

doch dat hij zich daar door geenszins verbonden<br />

achtte, om dwalingen en oudwijffche fabelen<br />

onder zijne Koninklijke befcherming te nemen ,<br />

Of onwaardige Geestelijken te begunftigen. Op 'sKo-<br />

nings<br />

(*) Deze Brief, die gedagteekend is te Odenzee, den<br />


108 K E R K E L I J K E<br />

na C. G nings voorftel werd toen door de Rijksvergadering,<br />

Jaansi7 hoezeer tegen den zin van vele Bisfchoppen en<br />

tot 1552.<br />

Geestelijken, een befluit genomen en vastgefteld: I.<br />

Pat het een' iegelijk zou vrijftaan, of hij den Lutherfchen<br />

of den Roomfcben Godsdienst wilde aannemen.<br />

II. Dat niemand, ter zake van den Godsdienst,<br />

gemoeid zou worden, door Inquifitie of gewetensdwang.<br />

III. Dat de Koning de Lutherfcben,<br />

die tot dus verre geene veiligheid hadden gehad ,<br />

zoo wel als de Roomschgezinden, door zijn gezag,<br />

tegen alle geweld en overlast, zou befchcrmen. IV.<br />

Dat het aan de Monniken en Nonnen en alle Geestelijken<br />

zou vrijftaan, hunne Kloosters te verlaten,<br />

en te trouwen, of ongetrouwd in een eerbaar leven<br />

te blijven. Nog werden eenige andere zaken vastgefteld,<br />

als: dat voortaan aan de Bisfchoppen zon<br />

verboden zijn, den Bisfchoppelijken Mantel, gelijk'<br />

uien het noemde, te Rome te verzoeken, en daarvoor<br />

geld naar Rome te zenden; dat de verkiezing<br />

der Bisfchoppen zou ftaan bij de Kapittelen; insgelijks,<br />

dat het zoogenoemd Kerkelijk Regtsgebied<br />

binnen zekere bepalingen gebragt , en den Kerkelijken<br />

gelast zou worden, zich niet in Wereldlijke zaken<br />

te mengen. Voorts werden de Kerkelijke goederen ,<br />

welke zij bezaten, aan hen overgelaten, als ook het<br />

voarregt, om voor geene Wereldlijke Regtbank te<br />

regt te ftaan, zij behielden ook vrijheden van belastingen<br />

enz.<br />

Dit befluit der Rijksvergadering gaf den Hervor',<br />

meren moed, vele Geestelijken en Monniken maakten<br />

gebruik van de verkregene vrijheid, om te trouwen<br />

,


GESCHIEDENIS. 100<br />

wen, en gingen eerlijke huwelijken aan (*); de leer na C. G.<br />

der waarheid werd door verfcheidene dienaars van Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

het Euangelie, met vele vrijmoedigheid, in Denemarken<br />

verkondigd, waar door in het algemeen eene<br />

zeer fchielijke verandering in de manier van denken<br />

omtrent zaken van den Godsdienst veroorzaakt<br />

werd. Onder de Leeraars, die zeer veel hier toe<br />

hebben bijgebragt, was FRANS WORMORD , een Amfterdammer,<br />

die naderhand Bisfchop of Superintendent<br />

van Lunde geweest is, en die in het jaar 1528<br />

eene Deenfche vertaling, van het Boek der Pfalmen,<br />

heeft gegeven, in welke, uit de Opfchrifien, door<br />

hem aan het hoofd van iederen Pfalm geplaatst, te<br />

zien is, dat hij, in verfcheidene Pfalmen, die in<br />

het algemeen niet voor Profetisch gehouden worden,<br />

voorzeggingen gevonden heeft, aangaande CHRIS­<br />

TUS, zijne Apostelen en de eerfte Christenkerk (f)«<br />

Te Mahnoe in Schonen vond de leere der Hervorming<br />

zoo veel ingang, dat men daar, in plaats<br />

der Latijnfche Gezangen, welke men tot hier toe<br />

gezongen had, naar de gewoonte der Roomfche<br />

Kerk, nu Gezangen in As. Deenfche moedertaal openlijk<br />

invoerde, waar toe CLAUS MARTENSON en zijn<br />

ambt-<br />

(*) Zeker Schrijver van dien tijd drukt zich desaangaande<br />

dus uit: Ba fahe man wunder über wunder,<br />

wie die Ff af en fich nach der menfchen dochter umfahen,<br />

und Palingenii rath folgten: fi te delectant formofte<br />

membra puella;, i, pete conjugium!<br />

Ct) GERDES /. C. T. III. p. 365 370.


jio K E R K E L I J K E<br />

t» C. G. ambtgenoot HANS SPANGEMAKER hunnen arbeid ver-<br />

Jaari5i7 eenigden; ja in het volgende jaar 1529 werd hier<br />

tot 1552<br />

de Roomfche eeredienst geheel afgefchaft, en de Euangelieprediking<br />

ingevoerd, hetwelk door dén Koning<br />

FREDERIK werd bekrachtigd, die tevens beval,<br />

dat men de Kerkelijke goederen zou hefteden<br />

aan een Gasthuis voor arme lieden, en het oprigten<br />

van een Godgeleerd School of Gymnafium, in hetwelk<br />

de eerfte Hoogleeraars waren de gemelde KLAÜS<br />

MARTENSON , of NICOLAUS MARTINIUS , ANDR1ES-<br />

SEN , die een Monnik geweest was , vervolgens<br />

FRANS WORMORD, die ook de kap had afgelegd,<br />

en OLAUS CHRYSOSTOMUS, en PETRUS LAURENS-<br />

ZON , van welken OLAUS CHRYSOSTOMUS kort daarna<br />

naar Koppenhagen als eerfte Euangelieprediker<br />

beroepen is. Derwaarts werd ten zelfden einde door<br />

den Koning in dat jaar ook beroepen TAUSSAN , die<br />

tot hier toe, gelijk wij gezien hebben, te Wyburg<br />

geleerd had.<br />

In dat jaar 1529 werd te Flensburg een gefprek<br />

gehouden tusfchen de Predikanten en MELCHIOR.<br />

HOFFMAN , die zich door zijne dweeperijen en geestdrijverijen<br />

zoo berucht heeft gemaakt in Duitschland,<br />

op bevel van den Koning, HOFFMAN was<br />

in het jaar 1527 van Maagdenburg beroepen naar<br />

Kiel in het Holfteinfche, maar gaf fpoedig aanleiding<br />

tot moeijelijkheden, door het voordragen van<br />

zijne bijzondere gevoelens, maar ook door zijn gedurig<br />

uitvaren tegen andere Leeraren van het Euangejie;<br />

welke fpoedig zoo hoog liepen, dat er de<br />

Ko-


G E S C H I E D E N I S . in<br />

Koning kennis van nam; in het mondgefprek hier na C. G.<br />

op gehouden, werd voornamelijk gehandeld over de Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

tegenwoordigheid van CHRISTUS ligchaam in het<br />

Avondmaal , omtrent welk verfchilpunt HOFFMAN<br />

meer neigde tot het gevoelen der Zwitferfche dan<br />

der Sak/ifche Hervormers, HOFFMAN werd, alhoewel<br />

men hem in dit Huk niet van dwaling had kunnen<br />

overtuigen, nogtans, na dit gehouden gefprek,<br />

genoodzaakt, het gebied des Konings te verlaten,<br />

en naar Duitschland te keeren.<br />

In het volgende jaar 1530 hield de Koning FRE­<br />

DERIK weder eenen Rijksdag te Koppenhagen, waar<br />

voor alle Bisfchoppen en Prelaten te gelijk met de<br />

voornaamfte verdedigers der Hervormde leer ontboden<br />

werden, opdat men beider leere daar in overweging<br />

nemen , en eindelijk een beflisfend befluit<br />

vastftellen zou mogen, ter wegneming van de tweedragt,<br />

die het land zoo lang gefchokt had. De Lutherfchen<br />

leverden bij deze gelegenheid eene Geloofsbelijdenis,<br />

voornamelijk door TAUSSAN opgefteld ,<br />

aan de vergadering over, beftaande in drie en veertig<br />

artikelen (*), welker hoofdinhoud het volgende<br />

behelsde: „ Dat er voor een' Christen geen an-<br />

„ dere regel des geloofs kan erkend worden, dan<br />

„ alleen de leer van CHRISTUS, die begrepen is in<br />

de Heilige Schrift. Dat er geene andere wijsheid<br />

„ of genoegdoening is, dan de verdienden, het lij—<br />

„ den en den dood van JEZUS, alzoo daar in de<br />

„ genoegdoening te vinden zij voor alle onze zon-<br />

(*) GERDES T. III. p. 377. Monum p. 217.<br />

„ den.


112 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ den. Men behoeve wel niet alle uitwendige Kerk-<br />

Jaarisi7.<br />

„ plegtigheden te verwerpen, maar zekerlijk zulke,<br />

tot 155a.<br />

„ welke met Gods woord ftrijdig zijn , en welke<br />

„ geacht zouden worden, den mensch eenige hei-<br />

„ ligheid toe te voegen. De ware Kerk is de ge-<br />

„ meenfchap der Heiligen, en van allen, die door<br />

,, het waar geloof met God en zijnen Zoon ver-<br />

,, eenigd zijn. Eene andere bijzondere Kerk, hoe<br />

„ heilig en heerlijk zij zich ook uitwendig moge<br />

„ vertoonen, is voor niets te achten, dewijl zij dik-<br />

„ wijls ftrijdig is met de ware Kerk, en die genen<br />

„ veroordeelt, die God zegent, verwerpt, die God<br />

„ aanneemt, voor Ketters verklaart de genen , die<br />

,, de gezonde leer leeren, en die de zonden en on-<br />

„ deugden beftraffen en kastijden. De door menfchen<br />

uitgedachte zegeningen en aflaten zijn vloe-<br />

,, ken voor God. Daar zijn twee Sacramenten; die<br />

,, er meer invoeren, handelen buiten de H. Schrift.<br />

„ Het huwelijk, zoo als het van God is ingefteld,<br />

„ is heilig cn eerbaar, en kuisch in hetzelve te le-<br />

„ ven, is ware kuischheid voor God ; doch het-<br />

„ zelve aan mannen en vrouwen te verbieden, on*<br />

„ der fchijn van kuischheid, is eene leere niet van<br />

„ God, maar van den Duivel. De Monnikenge-<br />

,, loften zijn ijdd. De ware dienst van God beftaat<br />

„ niet in uitwendige gezangen, misfen, nachtwaken,<br />

„ kerken, fcheeren van het hoofd, Monnikskappen ,<br />

,, zalving enz. maar in het aanbidden van God in<br />

„ geest en waarheid, hetwelk is, met het hart ge-<br />

,, l joven en met den mond belijden, den eenen wa-<br />

„ ren God en JEZUS CHRISTUS onzen Zaligmaker.<br />

„ De


G E S C H I E D E N I S . »3<br />

,, De ware Christus-Mis is de gedachtenis van het na C. di<br />

„ lijden en den dood van JEZUS CHRISTUS, bij Jaansi74<br />

tot 1552.<br />

„ welke zijn ligchaam gegeten en zijn bloed gedron-<br />

,, ken wordt, tot een zeker pand, dat wij de vergeving<br />

„ der zonden hebben in zijnen naam. Waar de-<br />

,, zelve gevierd wordt, daar moet de Christen beide<br />

„ de deelen deelachtig zijn , het ligchaam in het<br />

„ brood, het bloed in den wijn, ten behoeve van<br />

„ zich zeiven, als levende, terwijl integendeel de<br />

„ offerande, welke in de Mis voor levenden en<br />

„ dooden geofferd wordt , belagchelijk is. Men-<br />

„ fchelijke verdienden, hoedanige zij ook zijn, afla-<br />

„ ten en andere dergelijken gelden niets bij God,<br />

„ en vermogen niets tot onze zaligheid, gelijk de<br />

„ Monniken hebben willen beweeren. Daar zijn<br />

geene andere Bisfchoppen of Priesters dan de Be-<br />

,, dienaars des Woords, en het is dezer pligt, niet<br />

„ wereldlijke zaken te bezorgen, veel minder krijg<br />

„ of in den krijg eenig bevel te voeren, voor te<br />

„ zitten in Regtbanken enz. veel meer moeten zij<br />

„ aan de aardfche magt onderdanig zijn in alles,<br />

,, wat niet ftrijdt met God en deszelfs befluiten.<br />

,, Wij behooren zeker onze zonden voor God en<br />

,, zijnen Zoon te belijden , en om vergeving der<br />

„ misdaden te bidden, maar de Oorbiecht, welke<br />

„ tot hier toe in gebruik was, is eene menfchelijke<br />

„ uitvinding, en moet daarom verworpen worden.<br />

,, Allen, die in JEZUS CHRISTUS gelooven, zijn<br />

,, Priesters, voor zoo ver zij aan God eene aange-<br />

„ name en levende offerande opofferen , leeren en<br />

„ bidden , maar uit dezen moeten, met toeftem*<br />

HERV. II. H „ ming


114 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ mirig der gemeente, predikers van Gods woord,<br />

Jaari5i7 „ en befturers van den eeredienst verkozen worden.<br />

tot 155a<br />

„ Maar alle lediggaande Monniken zijn onwaardig,<br />

,, dat zij Kerkelijke beneficiën genieten. Ook is het<br />

,, beter, (opdat alle bijgeloof gemijd worde,) dat<br />

,, er in het geheel geene Beelden in de Kerk zijn,<br />

„ niet om den wil van wel onderwezene en echte<br />

„ Christenen , die daardoor geen nadeel lijden,<br />

„ al werden de Beelden behouden , maar om der<br />

,, eenvoudigen wil, die door dezelve ligtelijk in een'<br />

„ verkeerden zin kunnen verleid worden. Het Hoofd<br />

,, en de Befchermer der Kerk is alleen CHRISTUS,<br />

„ en behalve hem, geen fchepfel in hemel of op<br />

aarde, en van dit hoofd vloeijen zaligheid en heil<br />

„ voor alle de leden der Kerk, d. i. voor alle ware<br />

,, Christenen."<br />

Van de zijde der Roomschgezinden werden insgelijks<br />

eenige artikelen ten getale van zeven en twintig<br />

aan den Koning en den Rijksdag ingeleverd; doch<br />

dezelve behelsden niet hunne leer, als welke zij aan<br />

geen onderzoek, vooral niet van Leeken, zoo als<br />

de Koning en de Rijksgrooten waren, onderworpen<br />

wilden hebben,maar eene voordragt van dwalingen,<br />

welke zij aan hunne partij te last leiden. Voorts<br />

begeerden zij, dat de Koning, volgens zijnen pligt,<br />

zou handelen met de genen, die deze dwalingen<br />

koesterden en verfpreidden; ook dat niemand derzelven,<br />

voor dat er uitipraak gedaan was, zonder<br />

borgtogt, Koppenhagen zou verlaten, alzoo zij zich<br />

fterk maakten, zoo voor de Heilige Kerk te zullen<br />

ftrijden, dat zij zich bereid verklaarden, indien zij<br />

ii iet


G E S C H I E D E N I S . 115<br />

niet bewezen, dat hunne partijen van de ware Kerk na C. G*<br />

waren afgedwaald, dan tot derzelver gevoelens over Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

te gaan, doch tevens hetzelve van hunne partijen<br />

eifchende, indien deze door hen overwonnen werden.<br />

De XXVII. Artikelen van de befchuldigingen door<br />

de Roomschgezinden, als behelzende zoo vele dwalingen<br />

der Hervormden, aangevoerd, waren de volgende<br />

: (*)<br />

L Dat de Heilige Kerk reeds al 1300 of. 1400 jaren<br />

na CHRISTUS geboorte gedwaald hebbe.<br />

II. Dat de oude plegtigheden der Kerk, hare gewoonten,<br />

inftellingen, als ook het vasten, kleeding,<br />

waardigheden, Prelaatfchappen en dergelijke moeten<br />

veranderd en afgefchaft worden.<br />

III. Dat alle geregtigheid alleen in het geloof beftaat,<br />

IV. Dat God geene werken aanziet, en dat dezelve<br />

niet nuttig zijn tot zaligheid, hoe uitmuntend<br />

zij ook fchijnen mogen, en hoewel zij op het bevel<br />

van God of menfchen gewerkt worden.<br />

V. Dat de mensch geen' vrijen wil heeft, en dat<br />

hetgeen in de wereld gebeurt, zoo gebeurt, dat het<br />

niet anders gebeuren kan.<br />

VI. En dat het derhalve niet in onze magt is,<br />

iets te doen of niet te doen.<br />

VII. Dat het goddeloos is, de Heiligen aan te<br />

roepen, en niet minder goddeloos, de beenderen of<br />

overblijffelen der Heiligen te vereeren.<br />

vin,<br />

(*) GERDES /. t. Mm. p, 231-233.<br />

H ft


n6 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. VUL Dat er na den dood geene verlosfing noch<br />

Jaari.517 vertroosting der zielen plaats hebbe, en dat er na<br />

tot 1552.<br />

den dood geene vergeving gefchonken wordt.<br />

IX. Dat er niet meer dan twee Sacramenten zijn,<br />

de Doop en des Heeren Avondmaal, zijnde de overige<br />

flechts uitvindingen van menfchen.<br />

X. Dat het onthouden van den Beker aan de Leeken,<br />

ftrijdt met de leere van CHRISTUS.<br />

XI. En dat dus de Bisfchoppen en Priesters, als<br />

dieven en roovers de Leeken van het eene deel van<br />

het Sacrament beroofd hebben.<br />

XII. Dat alle Christenen van beiderlei kunne<br />

Priesters zijn.<br />

XIII. Dat er geen uitwendig Priesterfchap is.<br />

XIV. En dat, het derhalve aan allen, die in<br />

CHRISTUS gedoopt zijn, vrijftaat, CHRISTUS ligchaam<br />

te wijden, en alle dienden te verrigten, welke<br />

aan de Dienaren van CHRISTUS behooren.<br />

XV. Dat al de Roomfche Paufen na de tijden der<br />

Apostelen Antichristen geweest zijn.<br />

XVI. En dat derhalve alle Bisfchoppen en Priesters,<br />

die van hen gewijd zijn, geene ware Priesters<br />

en Bisfchoppen, maar Papisten zijn.<br />

XVH. Dat alle Priesters getrouwd moeten zijn.,<br />

en dat, als hunne vrouwen derven, het hun geoorloofd<br />

is, indien zij willen, eene andere te nemen.<br />

XVIII. En dat derhalve de kuischheid der Priesteren<br />

eene uitvinding des Satans is.<br />

XIX. Dat de Mis geene Offerande is. En dat het<br />

Nieuwe Testament geene bijzondere Offerande heefr.<br />

XX. En derhalve, dat zij, die heden Mis vieren<br />

op


G E S C H I E D E N I S . 117<br />

op de wijze der Roomfche Kerk, een gruwelijk ftuk na C G.<br />

bedrijven, dewijl zij CHRISTUS dagelijks op nieuw Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

kruifigen.<br />

XXI. Dat de Mis voor niemand bate geeft, en<br />

eene ijdele uitvinding is.<br />

XXII. En dus dat alle Misfen, nachtwaken, gebeden,<br />

aalmoezen, en vasten, welke voor de overledenen<br />

gefchieden, ijdel goochelfpel en bedrog zijn.<br />

XXIII. En derhalve dat de inkom ften en tienden<br />

en andere dergelijke dingen , welke oudtijds aan<br />

Kloosters en Kerken gefchonken zijn, aan de Vors.<br />

ïen onregtvaardig zijn ontnomen, om de gierigheid<br />

der Monniken te voeden.<br />

XXIV. Dat geene geloften het geweten verbinden,<br />

en dat derhalve bet Kloosterleven niets anders is,<br />

dan loutere huichelarij en bedrog, welke niet overeenkomt<br />

met de leere van CHRISTUS, noch met een<br />

goed geweten.<br />

XXV. En dat derhalve alle Kloosters vernietigd<br />

en de geloften verbroken moeten worden.<br />

XXVI. En dat HANS TAUSSAN zich de magt heeft<br />

aangematigd, om de Pastoren, die zij thans hebben,<br />

te wijden.<br />

XXVII. En dat voornamelijk te Wyburg alle de<br />

genen, die den ouden Godsdienst volgen , veroordeeld<br />

en in den ban gedaan zijn.<br />

De Koning deed deze Artikelen, zoodra zij overgegeven<br />

waren, aan TAUSSAN en zijne aanhangeren<br />

in handen ftellen, ten einde daarop hunne aanmerkingen<br />

over te leveren, gelijk dezen ook deden bij<br />

H 3 Wij.


n8 K E R K E L I J K E<br />

na C. G wijze van eene Apologie of verantwoording (*);<br />

Jaari5i7 waarin zij onder anderen omtrent het vijfde Artikel<br />

tot 1552.<br />

over den vrijen wil zich dus verklaren: „ Wat<br />

„ er in de magt fta van onzen vrijen wil, leert de<br />

„ dagelijkfche ondervinding genoeg , weshalve wij<br />

,, uit de Heftige Schrift geleerd worden, dat wij<br />

„ van natuur blind zijn, en God niet waarlijk ken-<br />

,;, nen, zoo als hij is. Joann. IX. Hoe zouden<br />

„ wij dan dien God regt kunnen dienen, dien wij<br />

„ van natuur niet kennen? Daarom zegt ook PAU-<br />

„ LUS, dat God niet alleen volbrengt, het gene<br />

,, goed in ons is, manr ook, dat hij in ons den<br />

,, wil fchept, die naar het goede ftrekt. Waarom<br />

,, ook CHRISTUS zegt, dat niemand tot hem komt,<br />

„ ten zij de Vader hem trekke enz. De Heere God<br />

„ heeft ons, bij de eerfte fchepping , zoo gefcha-<br />

„ pen, dat wij iets kunnen doen, te weten, eten,<br />

„ drinken , ftaan, wandelen, en andere dergelijke<br />

„ natuurlijke daden verrigten. Doch, zoodra wij<br />

„ op ons zelve alleen vertrouwen en ftaan, beha-<br />

„ gen deze dingen terftond aan God niet, omdat<br />

„ een kwade boom geene goede vruchten kan voort-<br />

„ brengen. Matth. VII. Het is dus noodzakelijk,<br />

,, dat God van ons een nieuw fchepfel make, het-<br />

„ welk niet op zich zelve maar op God fteunt.<br />

„ Filipp. IV."<br />

Nadat dus de ftaat des verfchils van weêrsztjden<br />

was opgemaakt, fcheen er niets overig, dan dat<br />

par-<br />

(*) GERDES /. c. Monum. p. 234-237.


G E S C H I E D E N I S . 119<br />

partijen ter overweging van denzelven kwamen. na C. G.<br />

Doch nu ontftond er, gelijk meermalen, vooraf een<br />

Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

zware twist, vooreerst: Over de taal, van welke<br />

men, in dit gefprek , gebruik zou maken ? De<br />

Roomfchen ftonden hardnekkig op de Latijnfche taal,<br />

in welke zij het voordeel hadden van hunne Schoolfche<br />

termen en onderfcheidingen; maar de Euangelifchen<br />

wilden de Deenfche taal gebruikt hebben ,<br />

welke, als de moedertaal, van alle de aanwezenden<br />

verdaan werd. Ten tweede: Men vraagde , wie<br />

de Regter zou zijn, om de verfchillen te beoordeelen<br />

? Daar voor wilden de Euangelifchen gehouden<br />

hebben het woord van God, en uit hetzelve den<br />

Koning, den Raad en het geheele Volk; maar de<br />

Roomschgezinden vorderden daartoe den Paus van<br />

Rome, of ten minfte eene algemeene Kerkvergadering.<br />

Daar men van weêrskanten op zijne meening ftaan<br />

bleef, werd hier door het mondgefprek afgebroken,<br />

terwijl de Roomfchen aan de Lutherfchen de fchuld<br />

gaven, die zij voor Ketters, Scheurmakers en onwaardigen<br />

verklaarden, dat de Bisfchoppen zich verder<br />

met hen zouden inlaten, tevens zich beklagende,<br />

dat zij met foldaten omringd geweest waren,<br />

en dus geene vrijheid hadden gehad, om hun gevoelen<br />

naar behooren voor te dragen en te verdedigen;<br />

waartegen de Lutherfchen hen befchuldigden,<br />

dat zij allerhande uitwegen gezocht, en den Koning,<br />

de Stenden en het ganfche volk opzettelijk te leui<br />

gefteld hadden, tevens leverden zij aan de vergade<br />

ring een opftel over, bevattende twaalf punten ,<br />

H 4 wel


120 K E R K E L I J K E<br />

na C G. welke als eene algemeene verantwoording van hunne<br />

Jaan5i7. leer en gedrag kunnen aangemerkt worden. De ver­<br />

toe 1552.<br />

gadering, dezen uitfJag van zaken ziende , ftelde ,<br />

op voordragt van den Koning , dit befluit vast:<br />

„ Dat de Euangelifchen Gods woord van nu en<br />

„ voortaan vrij en openlijk zouden prediken , tot<br />

„ dat er een einde van alle twisten zou gemaakt<br />

„ worden door eene algemeene Kerkvergadering van<br />

,, het geheele Christendom, terwijl de Koning on-<br />

„ dertusfehen aan de beide partijen zijne befcher-<br />

„ ming beloofde."<br />

Hoe zeer het gedrag der Roomfche Geestelijkheid<br />

in Denemarken toen reeds verminderd was, bleek<br />

ook hier in, dat de Koning in dit jaar 1530, JAN<br />

ANDRIESSE BELDENACK , Bisfchop van Odenzee,<br />

wegens misdaden door eene regtbank beftaande uit<br />

de leden der Rijksvergadering en eenige Bisfchoppen,<br />

deed oordeelen, die hem ook veroordeelden en<br />

in eene geldboete verwezen. Op de befchuldiging,<br />

door de Roomschgezinden tegen den Koning herhaald,<br />

dat hij, tegen de verdragen bij de aanvaarding<br />

der regering, den Lutherfchen aanhang begun-<br />

[ligde, antwoordde de Koning: „ Dat hij LUTHER.<br />

„ noch eenig ander mensch ontzag, maar alleen die<br />

„ genen befchermde, die hij wist, dat de Godde-<br />

„ lijke waarheid waren toegedaan, waartoe de Bis-<br />

„ fchoppen niet minder verpligt waren, het zij de-<br />

(, ze waarheid door de Roomfchen of door L U -<br />

, THER was voorgedragen, hetwelk voor eenen<br />

1<br />

, waarheidminnaar onverfchillig behoorde te we»<br />

j<br />

, zen."<br />

1<br />

Se-


G E S C H I E D E N I S . 121<br />

Sedert nam het getal der genen, die de Hervor­ na C. G.<br />

mingsleer waren toegedaan, in Denemarken van dag Jaan.517.<br />

tot 155a.<br />

tot dag toe, vele Kloosters en overtollige Kerken<br />

weiden verlaten, in het jaar 1531 verbrijzelde het<br />

gemeen te Koppenhagen, in eenen oploop, de Beelden<br />

in de Lieve Vrouvvekerk; vele Monniken verlieten<br />

hunnen ftand, en omhelsden de nieuwe legere.<br />

In het begin des volgenden jaars trad de Koning,<br />

ter verdediging van zijn Rijk, tegen alle ondernemingen<br />

der Roomschgezinden, ook in het verbond,<br />

hetwelk de Duitfche Vors en in Smalkalden gefloten<br />

hadden.<br />

De onverwachte dood van den Koning FREDE­ Dood vaa<br />

RIK, die den loden April 1533, in den ouderdom den KoningFREvan<br />

LXIl jaren overleed , dreigde aan de Hervor­ DERIK ,<br />

ming in Denemarken een groot onheil. Terftond lïremt do<br />

Hervor­<br />

ftaken de Geestelijken het hoofd op. In de eerfte<br />

mingee- plaats betwistten zij het regt van opvolging aan nigentijd.<br />

FREDERIKS oudften Zoon, CHRISTIAAN, Hertog<br />

van Sleeswyk en Holfiein, die der Lutherfche leer<br />

openlijk toegedaan en een zeer Godsdienftig Vorst<br />

was. Het was namelijk veelal door hun toedoen ,<br />

dat fommigen het oog floegen op FREDERIKS jongden<br />

Zoon JOANNES, die nog een kind was, hetwelk<br />

men dan in den Roomfchen Godsdienst wilde<br />

opgevoed hebben. Anderen zelfs begeerden den gewezen<br />

Koning CHRISTIERN II herfteld te hebben.<br />

Het gevolg van deze verfchillen was eene Tusfchenregering,<br />

welke tot het jaar 1536 duurde; gedurende<br />

welken tijd de Geestelijken op eenen Rijksdag ,<br />

die te Koppenhagen gehouden werd, doordrongen ,<br />

H 5 dat


ISt K E R K E L I J K E<br />

asC. G dat men ernftig handden zou over het herttellen van<br />

Jaari5i7 den Roomfchen Godsdienst; men befloot, dat de<br />

tot 1552<br />

Kloosters en Kerken in den Itaat zouden blijven ,<br />

waar in zij zich bevonden; de Geestelijkheid bewerkte<br />

voorts, dat de aanzienlijkfte voorftanders der<br />

Hervorming de vergadering verlieten, onder betuiging,<br />

dat zij geene verantwoording wilden hebben<br />

voor de gevolgen dezer Tusfchenregering.<br />

Dewijl HANS TAUSSAN boven alle anderen bij de<br />

Roomschgezinden gehaat was, vereenigden zich alle<br />

de Geestehjken tegen hem, en hem met menigvuldige<br />

befchuldigingen aanvallende, deden zij hem in<br />

hechtenis nemen, en dreven hunne zaak zoo ver ,<br />

dat TAUSSAN veroordeeld werd, om naar de wetten<br />

geltraft te worden , ten ware hij de Geestelijken om<br />

genade bad; doch op voorfpraak van vele Rijksleden,<br />

die voor opfchudding onder het volk vreesden,<br />

werd het vonnis in zoo verre verzacht, dat<br />

TAUSSAN verboden werd, in Koppenhagen te prediken<br />

, of eenige godsdienftige zaak te verrigten ,<br />

dat hij geene boeken meer fchrijven, binnen een<br />

maand Zeeland ruimen, en in Zeeland of Schonen<br />

niet weder komen zou enz. Doch, het volk dit<br />

vonnis tegen hunnen Prediker vernemende, verzamelde<br />

in groote menigte op de markt, en eischte<br />

met veel hevigheid deszelfs ontflag, en dwong de<br />

Geestelijken en de Vergadering, om TAUSSAN niet<br />

alleen in vrijheid te ftellen, maar ook het prediken<br />

weder toe te laten, alleen ouder de voorwaarde, dat<br />

hij zich op den Predikftoel zou onthouden van fchelden<br />

en uitvaren tegen de Roomschgezinden.<br />

Doch


G E S C H I E D E N I S . 123<br />

Doch in hunne bijzondere Regtsgebieden onderna­ na C. G.<br />

men de Geestelijken de Hervormden te vervolgen, Jaari5l7.<br />

tot 1552.<br />

en de Predikers van het Euangelie ten lande uit te<br />

drijven; evenwel was het Koningrijk van Denemar~<br />

ken zoo gelukkig, dat er geene lijfs- of levensftraffen<br />

geoefend zijn geworden, terwijl in alle andere<br />

landen met ftaal en vuur tegen levenden en dooden<br />

uit valfchen Godsdienstijver gewoed plag te worden.<br />

Terwijl de Geestelijken dus ijverig in de weer wa­ Zijn Zoon<br />

CHRISTIren<br />

, om hunne zaken te herftellen , noodigden vele<br />

AAN III.<br />

voorftanders der Hervorming CHRISTIAAN, om het volgt hem<br />

Rijk te aanvaarden. Doch deze Vorst weigerde aan op.<br />

hun voorftel gehoor te geven, zoo hij niet door de<br />

Rijksvergadering wettelijk verkozen werd, dewijl hij<br />

zich geenszins aan het volk als Koning wilde opdringen.<br />

Doch, wanneer eindelijk in de maand Julij<br />

1534 de meeste ftemmen zich ten zijnen voordeele<br />

vereenigd hadden, en een plegtig Gezantfchap<br />

hem in naam der Rijksvergadering de kroon opdroeg,<br />

nam hij dezelve terftond aan, verklarende,<br />

dat hij zijn goed en leven wilde opofferen voor het<br />

heil van Denemarken, dat hij voor allen een billijk<br />

regt en geregtigheid wilde oefenen, en alle voorregten<br />

bekrachtigen, welke door vorige Koningen gefchonken<br />

en verleend waren. Omtrent de Geestelijheid<br />

en den Godsdienst werd vastgefteld, dat de<br />

Bisfchoppen , Prelaten, en alle overige Kerkelijke<br />

perfonen, indien zij wilden, hunnen Godsdiens)<br />

konden behouden, als ook alle goederen, die aar<br />

de Geestelijken gefchonken waren, tot dat na hel<br />

herftel der algemeene rust door den Raad en hei<br />

VoÜ


134 K E R K E L I J K E<br />

naC. G , Volk anders mogt befloten worden. Daarentegen<br />

Jaari5t* • zou de Adel ook behouden, hetgeen hij thans datot<br />

1552<br />

' delijk in bezit had. Over den Godsdienst zou intusfchen<br />

niet getwist worden, het zou elk vrijftaan ,<br />

bij de oude Godsdienstplegtigheden te blijven, doch<br />

die de hervormde Euangelieleer liever wilden volgen,<br />

zouden daar in door niets of niemand gehinderd<br />

worden.<br />

CHRISTIAAN III. kwam echter niet terftond tot<br />

het gerust bezit van den troon. Een hevige binnenlandfche<br />

krijg werd nog met alle geweld twee<br />

jaren lang gevoerd, tot dat eindelijk de ftad Koppenhagen<br />

na eene belegering, welke meer dan een jaar<br />

geduurd had, door uithongering gedwongen, zich<br />

ia het jaar 1536 aan Koning CHRISTIAAN III onderwierp;<br />

waarbij de ftad, ten aanzien van den Godsdienst,<br />

bedong, dat zij ongehinderd de hervormde<br />

Euangelieleer zou blijven behouden, mids dat zij<br />

bedienaren tot derzelver verkondiging zou gebruiken,<br />

die niet beünet waren met flechte gevoelens ,<br />

en voorts zedige en godzalige mannen, die wegens<br />

geleerdheid en zeden den Koning zouden aangenaam<br />

zijn.<br />

Die de Kort daarna werd in 'sKonings geheimen raad, onHervorder<br />

den eed van geheimhouding, vastgefteld : Dat<br />

mingvoltooit. het gezag der Bisfchoppen en derzelver invloed op<br />

wereldlijke zaken en het regeringsbeftuur vernietigd,<br />

cn hunne bezittingen ten behoeve des lands zouden<br />

worden verbeurd verklaard: dat de Hervormde Godsdienst<br />

algemeen aangenomen en bevorderd, en met<br />

goed en bloed gehandhaafd zou worden.<br />

Men


GESCHIEDENIS. 125<br />

Men durfde namelijk dit befluit niet openlijk nena C. O.<br />

men of invoeren, zoo lang de magt der Bisfchop­ Jaari5i 7.<br />

tot 1552.<br />

pen zoo geducht was; doch het duurde niet lang,<br />

of dezelve werden allen onverziens in hechtenis genomen,<br />

en eene Rijksvergadering gehouden te Koppenhagen,<br />

voor welke de befchuldigingen tegen hen<br />

werden ingebragt , voornamelijk daarin beftaande,<br />

dat zij zich, op allerlei wijze, van de regering hadden<br />

trachten meester te maken, en zich door hunne<br />

tegenkanting en haat tegen den Koning en de Koninklijke<br />

Familie hadden onderfcheiden. Onder anderen had<br />

één hunner zich uitgelaten, dat hij wenschte, in<br />

eenen Duivel te veranderen, ten einde de ziel van<br />

den vorigen Koning FREDERIK, als met ketterij befmet,<br />

in de hel naar zijnen lust te pijnigen.<br />

Na het aanvoeren en bewijzen dezer befchuldigingen,<br />

werd met algemeene ftemmen befloten, het<br />

vernietigen van de magt der Geestelijken in het Wereldlijke<br />

, het aanflaan der Kerkelijke goederen, en<br />

daar van een behoorlijk gebruik te maken tot nuttige<br />

einden voor den Kerk en Burgerftaat. Welk befluit<br />

door al de leden onderteekend en als eene grondwet<br />

aangenomen werd.<br />

' Voorts ontbood de Koning JOANNES BUGENHA­<br />

GEN, een' Godgeleerden van uitmuntende verdiensten,<br />

een' boezemvriend en ambtgenoot van LUTHER,<br />

van Wittemberg, opdat hij de Deenfche Geleerden<br />

met raad en daad zou behulpzaam wezen in het<br />

vastfiellen van eene Kerkenorde voor het Koningrijk<br />

van Denemarken, welke fpoedig gereed gemaakt,<br />

en aan LUTHER en de Hoogefchool te Wittemberg<br />

ge


n6 K E R K E L I J K E<br />

us C. G. gezonden werd, om door dezen nagezien en goed­<br />

Jaansi7. gekeurd te worden.<br />

tot is Sa.<br />

Dezelfde BUGENHAGEN genoot ook in het jaar<br />

1537 de eer, om den Koning en Koningin te kronen.<br />

Bij welke plegtigheid nogtans geen groote<br />

pracht plsats had. Ook wilde de Koning, dat geene<br />

der bijgeloovige gebruiken thans zouden verrigt<br />

worden, welke bij zoodanige gelegenheid voorheen<br />

gewoon waren.<br />

Voorts werden in de plaats van de afgezette Bisfchoppen<br />

zeven anderen aangefteld, doch onder den<br />

naam van Superintendenten, of Opperopzieners ,<br />

wier werk tot hunne geestelijke bediening 1 bepaald<br />

werd, zonder dat men hun de magt liet, om zich<br />

voortaan met de Burgerlijke of Staatsregering te bemoeijen,<br />

dewijl hun het regt, om zitting en ftem in<br />

de Rijksvergaderingen te hebben, voor altijd benomen<br />

werd. Thans werden ook de inkomftcn der<br />

Kerkelijke Bedieningen geregeld en op eenen vasten<br />

voet gebragt, en op het ftuk van den Godsdienst<br />

en het Kerkbeftuur volledige vastftellingen gemaakt<br />

volgens de Kerkenorde, die met de goedkeuring van<br />

LUTHER voorzien , werd ingevoerd.<br />

In het jaar 1538 trad Koning CHRISTIAAN , als<br />

Hertog van Holfiein, ook in het Smalkaldifche verbond;<br />

waar bij de Vorsteu van hetzelve met hem<br />

overeenkwamen, omtrent het leveren van manfchap<br />

of geld ter verdediging van de vrijheid van Godsdienst,<br />

als ook, dat niemand hunner, zonder medeweten<br />

der overigen, zou bewilligen in de algemeene<br />

Kerkvergadering, welke door den Paus en<br />

den


G E S C H I E D E N I S . 127<br />

den Keizer te Mantua befchreven was. Dit verbond na C. G.<br />

werd voor negen jaren gefloten (*).<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Gedurende alle deze verwarringen en binnenlandfche<br />

beroerten, was de Hoogefchool te Koppenhagen Oprigting<br />

der Hoge-<br />

geheel vervallen, alzoo de meeste Hoogleeraren om<br />

fchool te<br />

de gevaren te ontgaan naar buitenslands vertrokken Koppen­<br />

en verhuist waren; thans befloot de Koning, ook hagen.<br />

met medebehulp van BUGENHAGEN , deze Hoogefchool<br />

te herftellen, gelijk in het volgende jaar dadelijk<br />

werkftellig gemaakt, en in 1540voltrokken werd,<br />

wordende de Hoogefchool op nieuw met Hoogleeraren<br />

voorzien, die vit Duitschland en van elders ontboden<br />

werden ; zelfs werd aan BUGENHAGEN eene Hoogleeraarsplaats<br />

aangeboden, doch die van hem niet<br />

aangenomen werd.<br />

Eindelijk werd in het jaar 1539 aan de Hervor­ De Herming<br />

de laatfte hand gelegd, in eene Rijksvergadevorming krijgt haar<br />

ring, gehouden te Odenzee. Van hetgeen op de­ volle be»<br />

zelve ten aanzien van den Godsdienst verhandeld is Gag.<br />

geworden, geeft BUGENHAGEN in eenen Brief aan<br />

den Keurvorst van Sakfen gefchreven, het volgende<br />

berigt: „ Op St. Petersdag, (den isden Junij,)<br />

„ heb-<br />

(*) Sommigen, en onder dezen ook JAC. PERIZONIÜS,<br />

(Comment. rei: gest. Sec. XVI. p. 525.) hebben Ko»<br />

ning CHRISTIAAN befchuldigd, als of hij aan de voorwaarden<br />

des verbonds naderhand niet voldaan, maar door<br />

zijn eigen bijzonder voordeel en de beloften van den<br />

Keizer zich had laten overhalen , om de Protestanten<br />

te verlaten. Doch hier tegen wordt hij verdedigd door<br />

GERDES /. c. T. III. p. 413. in Net.


Dl C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

Hervor-<br />

128 K E R K E L I J K E<br />

,, hebben op de Rijksvergadering al de Rijksraden<br />

„ openlijk verklaard, dat zij zouden volharden in<br />

de Euangelifche leere, in welke zij genoeg onder-<br />

„ wezen waren, als ook dat zij de Kerkenorde of<br />

„ Liturgie zouden onderhouden, die voor twee ja-<br />

„ ren is opgefteld ; indien echter in eene vrije<br />

„ Kerkvergadering vredes en eendragtshalve eenige<br />

„ onverfchillige en nuttige plegtigheden , niet llrijdig<br />

„ met de Euangelifche leer, over de vergeving der<br />

zonden, mogten aangenomen worden, dat zij die<br />

., ook naar het voorbeeld van andere Christelijke<br />

,, Kerken zonden toelaten. Vervolgens hebben de<br />

„ Koning en de Rijksraden allen hun zegel gehan-<br />

,, gen aan de Christelijke ordening in het Deensch<br />

„ gefchreven, en aan mijn Latijnsch opftel gevoegd.<br />

„ Den volgenden dag is met algemeene toejuichingen<br />

„ dankzegging de ftichting en inrigting der Ilooge-<br />

„ fchool te Koppenhagen goedgekeurd geworden.<br />

„ Daar zijn goede Hoogleeraars met rijkelijke inkomften<br />

en bezolding aangefteld: dus ik niet twij-<br />

„ fel aan een gelukkig gevolg, hetwelk zich ook<br />

„ reeds vertoont. Het Euangelie wordt in het Rijk<br />

„ zuiver en krachtig gepredikt, God, die dit werk<br />

„ begonnen heeft, fchenke verderen voortgang! Ik<br />

heb nergens grooter begeerte en lust gezien, om<br />

„ de Predikatiën te hooren , dan in Denemarken.<br />

„ Dezelve hebben ook op gewone dagen in de week<br />

„ grooten toeloop, en 'swinters voor den dag, en<br />

„ op de feestdagen den geheelen dag; de gebeden<br />

gefchieden met allen ijver. 1<br />

'<br />

Men was ten dezen tijde ook bedacht , om op<br />

2V-


G E S C H I E D E N I S . 129<br />

Tsland, hetwelk aan het gebied van Denemarken na C. G.<br />

onderworpen was, insgelijks de Hervorming in te<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

voeren. Doch dezelve vond aldaar groote moeije-<br />

ly'kheden te overwinnen, uit hoofde van de diep in­ ming van<br />

Ysland.<br />

gewortelde bijgeloovigheid der inwoneren, die be­<br />

weerden , dat het niet de zaak van den Koning,<br />

maar van de Roomfche Kerk was , omtrent den<br />

Godsdienst en Godsdienstplegtigheden voorfchriften<br />

en bevelen te geven. De Hervorming kon niet dan<br />

allengskens in dit eiland gevestigd worden, en werd<br />

eerst, na vele beroerten, in het jaar 1551 aldaar tot<br />

ftand gebragt (*).<br />

In het jaar 1542 werd in Denemarken in de ftad<br />

Rypen eene nationale Kerkvergadering gehouden, en<br />

in dezelve de Kerkenorde met zeven en twintig arti­<br />

kelen vermeerderd en bevestigd. In het jaar 1543<br />

werd nogmaals, op last van Koning CHRISTIAAN<br />

III, een mondgefprek gehouden, in hetwelk de Ko-<br />

ning zelf voorzat. Dit gefprek duurde acht dagen<br />

lang van 's morgens zeven uren tot den middag, en<br />

van twee uren na den middag tot vijf uren, met<br />

dien uitflag, dat vele Roomschgezinden, nu betet<br />

onderwezen, de gezuiverde Euangelieleer omhelsden<br />

en onderteekenden. Van de volgende jaren hebben<br />

wij niets te berigten, dan dat Koning CHRISTIAAN<br />

zich omtrent de Vorsten van het Smalkakïifche ver­<br />

bond minder ijverig gedroeg, niet uit ongenegenheid<br />

voor hunne zaak, maar omdat hij hunne raadflager<br />

(*) GERDES /. C. T. lll.p. 415, 416. A. F. SUSSCHINO<br />

Nieuwe Geogr. I. D. I. St. Bladz. 318.<br />

HERV. II. I<br />

ei:


naC. G , en ondernemingen niet kon goedkeuren, als met te<br />

• weinig beleid en voorzigtigheid aangelegd ; omtrent<br />

tot 1552<br />

' de Kerkvergadering van Trente befloot hij, gelijkerhand<br />

met den Zweedfchen Koning GUSTAAF, geene<br />

Afgevaardigden dervvaards te zenden; ook werd het<br />

Interim, hetwelk Keizer KAREI. V den Protestanten<br />

wilde opdringen, in Denemarken, even als in Zweden,<br />

verworpen.<br />

Hervorming<br />

in<br />

Koorwegen.<br />

Dood van<br />

Koning<br />

CHRISTI­<br />

AAN III.<br />

T3o K E R K E L I J K E<br />

Dewijl Koning CHRISTIAAN III het Koningrijk<br />

Noorwegen, hetwelk reeds federt een' geruimen tijd<br />

met dat van Denemarken vereenigd was, in het jaar<br />

1537 in het Deenfche Rijk inlijfde, zoo behoeven<br />

wij den Lezer niet te herinneren, dat de Hervorming<br />

van Noorwegen op gelijken voet werd daargeftekl, als<br />

in Denemarken had plaats gehad.<br />

Deze Koning CHRISTIAAN 111, aan wien Denemarken<br />

de voltooijing der Hervorming van den Godsdienst<br />

naast God te danken had, overleed, na eene regering<br />

van vier en twintig jaren, in 1559, in den ouderdom<br />

van zes en vijftig jaren, wordende door zgnen<br />

Zoon FREDERIK II opgevolgd.<br />

Z E S D E H O O F D S T U K .<br />

Gefchiedenis der Hervorming in Frankryk.<br />

Het geluk, hetwelk de Noordfcke Koningrijken<br />

Overgang<br />

tot de Ge­ Zweden en Denemarken genoten, dat de Kerkverfchiedenisbetering<br />

in dezelve, genoegzaam, zonder bloedftorting


G E S C H I E D E N I S . 131<br />

ting is bewerkdelügd geworden, hetwelk aan de ja C. G.<br />

denkwijze, het beleid en de voorzigtigheid der Kofaarisi7tot 1552.<br />

ningen, die in dezelve Rijken, ten dezen tijde, den<br />

fchepter voerde, moet worden toegefchreven, mogt der Hervorming<br />

aan Frankryk, tot welk Rijk wij thans overgaan,<br />

in Frank­<br />

niet gebeuren. Stroomen bloeds zijn in dat Rijk verryk.gooten,en onmenfcbelijke wreedheden gepleegd,zonder<br />

dat de Hervorming in hetzelve tot in onze tijden<br />

eenen vasten voet heeft kunnen verkrijgen.<br />

In Frankryk heerschte, vóór de Hervorming, niet Toettand<br />

minder dan in andere landen, het Bijgeloof, onkun­<br />

van<br />

Frankryk<br />

de en zedebederf, onder de Geestelijken niet minder voor de<br />

dan ouder het volk. Daartegen hadden voornameHervorming.lijk in de Zuidelijke Provinciën van dat Rijk de<br />

Waldenzen, niettegendaande de hevige vervolgingen,<br />

welke zij hadden moeten ondergaan , en waar door<br />

zij fchenen geheel uitgeroeid te zijn, een zaad nagelaten,<br />

hetwelk bij de eerfte gelegenheid gereed was<br />

uit te fpruiten en op te fchieten. De ijver, welken<br />

de Franfche Geestelijkheid, voorgegaan door de<br />

verlichtften harer leden, te allen tijd betoond had<br />

voor de' zoogenoemde vrijheden der QaUikranfcht<br />

Kerk, en het door haar meestal omhelsde gevoelen<br />

van de meerderheid van eene algemeene Kerkvergadering<br />

boven den Paus, had velen voorbereid, om<br />

het licht der Euangelieleer, toen het op nieuw begon<br />

ontdoken te worden, toe te juichen en te volgen ;<br />

waarbij kwamen de oorlogen, door den Koning LO><br />

DEWYK XII met den Paus JULIUS II gevoerd, hoe<br />

zeer deze Vorst zich vervolgens met den Paus LÉO<br />

X verzoende, en toegaf, dat de meerderheid van<br />

I 2 der)


na C. G<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Eerfte begin<br />

felen<br />

der Hervorming<br />

onder<br />

FRANC01S<br />

I.<br />

»3- K E R K E L I J K E<br />

den Paus boven eene Kerkvergadering zou vastgefteld<br />

worden, waar tegen evenwel de Univerfiteit<br />

van Parys in het jaar 1517 openlijk protesteerde.<br />

Na het overlijden van LODEWYK XII in het jaar<br />

1515, befteeg FRANCOIS DE VALOIS deu troon van<br />

Frankryk. Deze Vorst, zeer gezet, om den roem<br />

te hebben van een voorftander en befchermer der<br />

Wetenfchappen te zijn, trok eene menigte vreemdelingen,<br />

welke door hunne geleerdheid, en den lierlijken<br />

ftijl, in welken hunne fchriften waren opgefteld,<br />

uitmuntten, naar Frankryk; onder dezen<br />

waren vele begunltigers der Hervorming, gelijk de<br />

herftellers der geleerdheid van dien tijd over het<br />

geheel, gelijk wij in het voorgaande gezien hebben<br />

, der Hervorming begunftigden of toegedaan<br />

waren. Langs dezen weg verfpreidde zich het<br />

licht al vroeg in Frankryk , en ontftond er bij<br />

zeer velen een verlangen naar de verbetering der<br />

Kerk in geloof en zeden. Reeds in het jaar 1521,<br />

zoo het verhaal gegrond is bij D'ARGENTRE, door<br />

GERDES (*) aangehaald, werden bij eene provinciale<br />

Sijnode te Parys gehouden, klagten ingebragt tegen<br />

twee gefchriften; het een onder den titel: tegen de<br />

Paufeüjke wetten, welke aan de Priesters het huwelijk<br />

verbieden; eene verantwoording van den Pas»<br />

toor van Kemberg, die onlangs zonder toe/lemming<br />

der Kerk eene vrouw getrouwd heeft: en het ander:<br />

over den ongehuwden /laat en weduwfchap , door<br />

ANDR. CAROLOSTADIÜS, welke gefchriften de leden<br />

(*) Hifi. Evang. Rcnov. T. IV. p. 5.<br />

van


G E S C H I E D E N I S . 133<br />

van dat Sijnode veroordeeld en de Boekverkoopers 11 C. G.<br />

in den ban zullen gedaan hebben, die deze gefchrif­<br />

Jaari5'7.<br />

tot 1552ten<br />

gedrukt of verkocht hadden. Tegen welke Boekhandelaars<br />

ook de regering van Parys zware ftraffen<br />

zullen bepaald hebben , voornamelijk , daar zij te<br />

voren reeds verboden had, dat geen boek of gefchrift<br />

over zaken, de Heilige Schrift of den Godsdienst<br />

betreffende, zonder de beoordeeling der Meesters<br />

of Leeraren in de Godgeleerdheid, daartoe door<br />

de Faculteit van Parys gelastigd , gedrukt of verfpreid<br />

zoude worden.<br />

Hoe dit zij, zeker is het, dat de Univerfiteit te<br />

Parys reeds in dat jaar 152 c haar oordeel heeft ge­<br />

veld over de fchrifcen van LUTHER , welke aar 1<br />

haar, met voorkennis van LUTHER zeiven, uil<br />

Duitschland ter beoordeeling waren toegezonden<br />

Hoe zeer nu de Faculteit deze fchriften op eene zeei<br />

fcherpe wijze veroordeelde, aan den Schrijver godloo<br />

zen en fchaamteloozen hoogmoed toefchrijvende, welki<br />

eer met banden, cenfuren, ja met vuur en Ilaal be<br />

hoorde beteugeld, dan met redenen wederlegd ti<br />

worden; hem de fnoode wangevoelens der Marti<br />

cheën , Mohammedanen , Bohemers , Alhigenfen<br />

Waldenzen, Arianen, en wat niet al ? te last leggen<br />

de; terwijl zij zijne leer omfchreef, als verleidend'<br />

het volk, hoonende voor alle Doctoren, op een<br />

goddelooze wijze nadeelig voor de Kerkelijke mag |<br />

en de Priesterorde, openbaar fcheurziek, ftrijdig me t<br />

de Heilige Schrift, en dezelve verdraaijende , laste<br />

rende tegen den Heiligen Geest; gelijk zij dan 00 ï<br />

verklaarde, dat deze leer, als verderfelijk voor h« t<br />

I 3 Chri;


13* K E R K E L I J K E<br />

na C. G Christendom, volftrekt uitgeroeid, en ten vure ge­<br />

Jaar. 517 doemd behoorde te worden, nogtans kon zij den<br />

tot i 5 5 2<br />

invloed dezer leer niet verhinderen (*). Dat deze uitfpraak<br />

der Univerfiteit door LUTHER en MELANCH­<br />

THON beantwoord is geworden, hebben wij in het<br />

voorgaande Deel (f) reeds gezegd. Trouwens, niettegenftaande<br />

deze fcherpe veroordeeling, waren er onder<br />

de leden der Univerfiteit zelve verfcheidenen, die<br />

tot deze veroordeelde leer overhelden.<br />

Gedrag Men fchecn ook, niettegenftaande den haat en he-<br />

van FRAN<br />

vigen tegenftand der Geestelijken en Schcollceraren ,<br />

cois [.<br />

eenen voorlpoedigen voortgang der Hervorming in<br />

Frankryk te mogen verwachten. Des Konings Zus­<br />

ter MARGARETHA, Koningin van Navarre, nam de<br />

voorllanders der Hervorming al vroeg in hare hefcherming,<br />

en was hun ten hoogden genegen. Van<br />

den Koning FRANCOIS zeiven fchenen de Hervormden<br />

zich ook met reden alles goeds te mogen beloven.<br />

In het begin toonde hij zich ook niet afkeerig<br />

van dezelve. Hij fchreef zelfs eens aan ME­<br />

LANCHTHON, ten einde dien over te halen, om naar<br />

Parys te komen; aan welk verzoek MELANCHTHON<br />

niet ongenegen was, te voldoen , gelijk hem ook<br />

LUTHER daartoe raadde; maar de Keurvorst van<br />

Sakfen wilde hem geen verlof geven, om deze reis<br />

te ondernemen (§). Maar weldra volgde de Vorst<br />

geheel andere maatregelen ; hij bragt zich zeiven in<br />

het<br />

(*) Deze uitfpraak der Parysfche Univerfiteit Maat bij<br />

CtRDi.s /. c. T. IV. Monum. ƒ>. 10. fqq. (f) Bl. 109.<br />

(f) CERDES /. c. T. IW.jag. 1 ;S. fqq. . 1


G E S C H I E D E N I S . ï3S<br />

het hoofd, of de Geestelijken hadden het hem in r a C. G.<br />

aari5',7.<br />

het hoofd gebragt: „ Dat deze nieuwigheid op j<br />

jt I552-<br />

niets anders doelde, dan op de omverwerping der<br />

Goddeliikeen menfchelijke heerfchappij (*)." De<br />

oproerige bewegingen der Herdoopers en de Boerenoorlog<br />

in Duitschland konden tot voorwendfel dienen<br />

van zoodanig een vermoeden, als men geene<br />

regte denkbeelden hebbende van de ware leere der<br />

Hervormden, de waarheid van de dwaling niet wist<br />

te onderfcheiden. Doch dat FRANCOIS ook door de<br />

Geestelijken tot deze {telling kan gebragt zijn, blijkt<br />

uit hetgeen de Prcfident HANAUT op het jaar 1534<br />

verhaalt. Als deze Koning zich over den Paus aan<br />

deszelfs Nuncius beklaagde, en hem wilde dreigen<br />

met het voorbeeld van HENDRIK VIII, voegde de<br />

Nuncius hem toe: „ Inderdaad, Sire, dan zoudt<br />

gij de eerfte zijn , die u zulks zoudt beklagen; een<br />

nieuwe Godsdienst onder het volk heeft noodwendig<br />

ook verandering in de regering ten gevolge." -<br />

FRANCOIS had hem kunnen antwoorden, dat noch<br />

HENDRIK VIII, nOCh GUSTAAF WASA, nOCll fe<br />

mand AsxSakJifihe Vorsten, onttroond was geworden<br />

Hoe het zij, FRANS bleef Pvoomschgezind, ei t<br />

vervolgde zijne onderdanen op het hevigst, die d<br />

nieuwe leer omhelsden en beleden; misfehien wel t<br />

mee r<br />

(*) Men vergelijke het vertoog van j. G. MULLER<br />

Over een woord, hetwelk FRANS de Eerfte van de gevolge<br />

t<br />

der Kerkhervorming zou gezegd hebben in BÏULLÉR'S Gedeni<br />

1<br />

waardigheden uit de Gefchiedenis der Kerkhervorming i<br />

de XVlde Eeuw. I Deel, Bladz. 312. volgg,<br />

I 4


136 K E R K E L I J K E<br />

meer daar toe gedreven, door ftaatkundige inzigten.<br />

na C. G<br />

Jaa"5i7 Hij ftond in een naauw verbond met HENDRIK VIII,<br />

tot 1552 Koning van Engeland, die, als een Ketter, door<br />

den Paus veroordeeld was. Ook had hij met de<br />

Protestantfche Vorsten verbindtenis, die hij onderftemide,<br />

ten einde de magt van het Huis van Oostenryk<br />

te kortwieken, ja, dat meer is, hij was met<br />

den Turkfchen Keizer in onderhandeling getreden ,<br />

en had zijne Vloot met de Turkfche Vloot vereenigd.<br />

Wegens dit alles, werd hij, in deze bijgelaovige<br />

tijden, onder de Roomschgezinden, op het<br />

leelijkst afgemaald, als een Vorst, die het met ketters<br />

en ongeloovigen hield , om den Christelijken<br />

Godsdienst te beftrijden. Ten einde dus voor te<br />

komen, dat deze vermoedens geen' te grooten indruk<br />

op de gemoederen zouden veroorzaken, zocht hij<br />

zich bij het vervolgziek Bijgeloof aangenaam te maken<br />

, door de firafoefeningen, welke op zijn bevel<br />

tegen de Hervormden werden uitgevoerd. Zijn gemaakte<br />

ijver voor het Roomfche Geloof ging zelfs<br />

zoo ver, dat hij, om 'shemels gunst, zoo men<br />

voorgaf, te verwerven, ter afwending van die oordelen<br />

, welke, wegens de zoogenaamde heiligfchenling,<br />

op het Koningrijk ftonden neêr te Horten,<br />

1 :en' bij uitftek flatelijken omgang of Procesfie liet<br />

1 ïouden, waar bij hij zelf, met vele blijken van bi<br />

i<br />

i<br />

(<br />

;<br />

-<br />

tonderen eerbied, voor de Heilige Hostie optrok",<br />

wordende het verhemelfel over dezelve door de Prin-<br />

'en van den bloede onderfleund , ja hij fchaamde<br />

:ich niet, bij deze gelegenheid, het wreed verbranlen<br />

van e;-nige Hervormde ijveraars, met eigene<br />

oogen,


GESCHIEDENIS. 13?<br />

oogen, te aanfchouwen, en met eene fooit van ver-1 ia C. G.<br />

aari5i7«<br />

voering te betuigen, „ dat hij, indien zijne eene ]<br />

ot 155a.<br />

„ hand met ketterij befmet was, die met de andere<br />

„ af zou houwen, en dat hij zelfs zijne eigene kin-<br />

„ deren niet zou fparen, indien zij gevoelens had-<br />

„ den, welke met de leer der Kerk niet overeen-<br />

„ kwamen (*}." Doch laat ons ordenlijk in ons<br />

verhaal voortgaan.<br />

Niettcgenltaande de veroordeeling van LUTHERS Eerfte<br />

pogingen<br />

gevoelen door de Univerfiteit van Parys, werden de :er Her­<br />

fchriften van dezen Hervormer reeds in het jaar 1523 vorming<br />

in het Fransch vertaald, onder anderen door<br />

teMeaux.<br />

LOUIS<br />

BERQUIN, een' Raadsheer des Konings, die deswegens,<br />

als ook om eenige eigene fchriften ter algemeene<br />

Richting dienende, door de Sorbonne befchuldigd<br />

werd als een zeer hevig voorvechter van de<br />

Lutherfche Goddeloosheid; doch des niet te min<br />

werden niet alleen de Luther fche boeken door velen<br />

gelezen, maar ook algemeen veel gefproken en getwist<br />

onder geleerden en ongeleerden, over de zaken<br />

van den Godsdienst, zelfs ontzagen zich fommige<br />

Kerkelijken niet, hun gevoelen over verfcheidene begrippen<br />

der Roomfche Kerk rondborstig te ontvouwen<br />

, gelijk zekere Augustijner Monnik ARNOLD DE<br />

BORNOSO, als hij den Brief van PAULUS aan de Romeinen<br />

verklaarde, omtrent het Vagevuur, de genoegdoening<br />

enz. ftellingen voordroegen, welke van<br />

LUTHERS gevoelen weinig of niet verfchilden, welke<br />

(*) Vergel. ROSERTSON Bift.dcr Rrg. van KAREL V.<br />

IV Deel, Bladz. 257-159-<br />

15


*38 K E R K E L I J K E<br />

«C. G, ke hij ook door de Faculteit van Parys genoodzaakt<br />

Jaari5i7- werd te herroepen. Zoo fterk nam zelfs aan bet<br />

•ot I55J'<br />

Hof de zucht voor de nieuwe leer toe, dat de Koningin<br />

moeder LOUIZE VAN SAVOYE eenen Monnik<br />

afzond aan de Faculteit le Parys , om dezelve te<br />

raadplegen over de middelen, om de Ketterij van<br />

LUTHER uit Frankryk te verdrijven, klagende, dat<br />

dezelve dagelijks in het Koningrijk toenam, en dat<br />

de Koningin van Navarre. MARGARETHA, en andere<br />

voorname perfonen van het Hof en zij zelve<br />

befchuldigd werden, als begunftigende BERQUIN ,<br />

FABER Stapithnfis, (LE FEVRE D'ESTAPLES,) en<br />

andere Nieuwigheidzoekers. De Faculteit vervaardigde<br />

daarop een befluit, in hetwelk verfcheidene<br />

zoodanige middelen worden voorgeflagen (*). De<br />

eerfte openlijke bewegingen, die tot invoering der<br />

Hervorming ftrekten, ontftonden te Meaux, in de<br />

nabuurfchap van Parys, welks Bisfchop WILLEM<br />

BRISSONET de Monniken het prediken belette, en<br />

daartegen van Parys eenige Leeraren ontbood, JA-<br />

KOB FABER StapukllfiS, of LE FEVRE, WILLEM<br />

FAREL, GERARD LE ROUX en anderen, die de<br />

dwalingen , bijgeloovigheden en misbruiken der<br />

Roomfche Kerk openlijk ten toon fielden, en de beginfelen<br />

der zuivere leer met veel vrijmoedigheid verkondigden.<br />

Weldra zag men dus eene Vergadering<br />

of Kerk van Hervormden te Meaux te voorfchijn<br />

komen. Doch, alzoo het gerucht van deze nieu-<br />

wig-<br />

(*) Men leest hetzelve in zijn geheel bij GERDES T.<br />

IV. Hifi. Ev. Rev.ov. Mon, p. 15. fqq.


GESCHIEDENIS. 139<br />

wigheid zeer fchielijk door geheel Frankryk ver-i aC. G.<br />

aan 517-<br />

fpreid werdnam her Parlement van Parys in het :<br />

oc 1552*<br />

jaar 1523 daar kennis van, en meende, in deze<br />

zaak, met gettrengheid te moeten handelen. Deze<br />

geftrenghetd ondervond zekere JAN LE CLERC , een<br />

Burger van Meaux, zijnde een Wolkammer van zijn<br />

handwerk. Deze man had aan de groote Kerk te<br />

Meaux een briefje aangeplakt, waarin hij beweerde,<br />

dat de Paus de Antichrist was ; hij werd daarom<br />

gevangen genomen, gegeesfeld, met een heet ijzer<br />

voor het voorhoofd gebrandmerkt en uit de ftad gebannen.<br />

Sedert door verfcheidene fteden van Frankryk<br />

hebbende omgezworven , kwam hij te Mets,<br />

alwaar hij zijnen ijver voor de waarheid met den<br />

dood heeft moeien bekoopen. Op zekeren nacht ,<br />

volgens het verhaal van BEZA, in eene Kapel buiten<br />

de gemelde ftad, bij welke de geheele ftad den volgenden<br />

dag tot eenen omgang of Procesfie zou zamenkomen,<br />

de Beelden omvergeworpen en verbroken hebbende,<br />

werd hij bij de ftads poort ontdekt, gevangen<br />

genomen en genoegzaam op den eigen oogenblik<br />

ter dood veroordeeld, welk vonnis op de wreedfte<br />

wijze aan hem voltrokken werd; men hieuw hem<br />

de eene hand af, fcheurde hem den neus weg mei<br />

eene gloeijende tang, met welke men ook beide zijne<br />

armen en borsten verfchroeide, waarna hij verbrand<br />

werd. Alle deze pijnigingen ftond deze mar<br />

door met eene onbezwekene ftandvastigheid, telkens<br />

de woorden uit de Pfalmen herhalende: De Afgoden<br />

der Heidenen zijn zilver en goud, het werk vat<br />

f<br />

men


na C. G.<br />

Jaarisi7.<br />

tot 1552.<br />

JAKOB<br />

IE FEVRE.<br />

340 K E R K E L I J K E<br />

menfchenbanden (*). — De gemeente te Meaux<br />

werd door deze geftrengheid fpoedig verftoord en<br />

verfpreidde zich door geheel Frankryk, te meer ,<br />

dewijl de Bisfchop BRISSONET, het gevaar duchten­<br />

de, en door Koning FRANCOIS fcherpelijk beftraft<br />

zijnde, zich verder ftilhield, ja volgens fommigen ,<br />

eene Sijnode van zijn Stift bijeen hebbende doen ko­<br />

men, door dezelve de nieuwe leer veroordeelen liet.<br />

Hoe het zij, de bovengemelde Leeraars JAKOB LE<br />

FEVRE , WILLEM FAREL , en de twee Broeders AR-<br />

NOLD en GERARD LE ROUX zochten met anderen<br />

insgelijks hunne behoudenis in de vlugt, en vonden<br />

eene fchuilplaats aan het Hof van MARGARETHA,<br />

Koningin van Navarre, die getrouwd geweest was<br />

met KAKEL , Hertog van Alencon, en naderhand met<br />

ÏIENRY D'ALBRET, Koning van Navarre, uit welk<br />

huwelijk geboren is JEANNE D'ALBRET, getrouwd<br />

met ANTOINE DE BOURBON, Moeder van den zoo<br />

vermaarden HENDRIK IV, Koning van Frankryk.<br />

De bovengemelde JAKOB LE FEVRE d'Eftapfes, of<br />

FABER Stapulenfis, opdat hier in het voorbijgaan<br />

de Lezer wat nader met hem bekend worde, was te<br />

Efiaples, een klein zeeplaatsje in het voormalig Pi.<br />

kard'ü, in het jaar 1440 geboren, uit eene geringe<br />

familie. Door zijnen ijver voor de wetenfehappen,<br />

door<br />

(*) GERDBI /. c. p. 19. die tevens tegen nu PIN aan­<br />

merkt, dat deze LE CIERC geen bedienaar des woords<br />

geweest is, die als zoodanig gepredikt en de Sacramen­<br />

ten bediend zal hebben.


G E S C H I E D E N I S . 14-<br />

door zijne zucht voor waarheid en deugd verwierf ia C. G.<br />

{aar 15-17-<br />

hij zich eenen grooten naam en de gunst van groote<br />

tot 15 5*mannen;<br />

hij werd te Parys Hoogleeraar in de Letterkunde<br />

.en Wijsbegeerte. Evenwel, niettegenftaande<br />

zijne uitnemende geleerdheid, bleef hij, ten aanzien<br />

van den Godsdienst, lang aan het Bijgeloof<br />

verkleefd, wij hebben daaromtrent een berigt van<br />

FAREL , in eenen Brief, gefchreven in het jaar 1556,<br />

aan CONRAD. PELLICANUS , waarin hij onder anderen<br />

zegt: „ De vrome oude man JAKOB LE FE-<br />

„ VRE , dien gij kent, fprak mij eens, nu min oi<br />

,, meer dan veertig jaren geleden, mij bij de hand<br />

„ vattende, dus aan: WILLEM, de wereld moei<br />

„ veranderen, en gij zult het zien. Ik was toer<br />

,, geliefd bij den ouden man, gelijk hij ook volharc<br />

„ heeft, mij tot een' vader te zijn. Doch het wai<br />

niets dan het Bijgeloof, waarin ik den oudei \<br />

man eenigzins poogde na te ftreven. Want naau<br />

welijks kon hem iemand daarin evenaren, ik laa :<br />

" ftaan, te boven gaan. Waarlijk, ik fia verbaasd t<br />

'', wanneer ik de buitenfporige bijgeloovigheid vai k<br />

„ zulk een groot man herdenk, die zelfs, terwijl wi i<br />

„ zamen alleen zijnde, de gebeden aan MARIA mur<br />

„ melden, bij het Afgodsbeeld, hetzelve met bloe<br />

, men liet verfieren. In eerbied voor de Mis gini r<br />

„ hij allen te boven. Eindelijk begon hij eeni ;<br />

s, licht te zien, maar hoe groot was nog de duis<br />

9, ternis? Ten laatfte genoodzaakt zijnde, Frankry, ï<br />

„ te vetlaten, begaf hij zich naar Straatsburg, al<br />

,, waar ik hem herinnerde hetgeen hij mij voorzeg i<br />

., had, er bijvoegende, dat die tijd nu daar was »<br />

he


142 K E R K E L I J K E<br />

m c. G. „ hetwelk de godzalige man mij toeftemde en ver-<br />

Jaansi7.<br />

„ maande, dat ik ijverig zou voortgaan in het pre-<br />

tot 1552.<br />

diken van het Euangelie."<br />

Ondertusfchen heeft de geleerde man, na het inzien<br />

van het bijgelovige, hetwelk in de Roornfclie<br />

Kerk heer.?chte, hetzelve openlijk in zijne fchriften,<br />

welke menigvuldig zijn, tegengefproken, en eene<br />

meer zuivere leer aangeprezen, zoodat uit zijne<br />

School en Onderwijs groote Hervormers der Kerk<br />

zijn voortgekomen. Hoe hij aan CALVIN voorzeiden<br />

dat deze een fteun der waarheid cn van Gods Kaningrijk<br />

worden zou, hebben wij hier voor reeds<br />

gezien Bladz. 40. (*) Doch even hierom vervielhij<br />

in den haat der Paiijsfche Godgeleerden van dien<br />

tijd, welke hem noodzaakte, Frankryk te verlaten,<br />

alhoewel hij reeds eenen hoogen ouderdom bereikt<br />

had. Eindelijk vond hij eene veilige fchuilplaats te<br />

Nerac, eene ftad onder het gebied van Navarre,<br />

bij de Koningin MARGARETHA, alwaar hij in eenen<br />

hoogen ouderdom overleden is. Merkwaardig is de<br />

bijzonderheid van zijn overlijden: ,, Op zekeren<br />

dag had de Koningin hem bij zich op het middag,<br />

maal, met eenige andere geleerde mannen, in welker<br />

gefprekken zij veel vermaak fchepte, ontboden. Onder<br />

den maaltijd begon LE FEVRE zeer treurig te<br />

worden, en zelfs tranen te ftorten. De Koningin<br />

vraagde hem, naar de reden van deze treurigheid,<br />

in een gezelfchap, gefchikt, om zich te vervrolijken.<br />

(*) Door eene drukfout heet hij daar LE FAIRE voor<br />

LE FEVRE.


G E S C H I E D E N I S . 143<br />

•ken. FABER'antwoordde: Hoe kan ik vrolijk zijn, ia C. Gi<br />

Mevrouw, of anderen vervrolijken , daar ik de [nart5i7.<br />

;ot 1552fnoodfte<br />

van alle menfchen ben? De Koningin hare<br />

verwondering over dit gezegde des Ouden mans te<br />

kennen gevende, die altijd zeer godzalig en deugdzaam<br />

geleefd had, vervolgde deze: „ „ Ik ben<br />

thans in het ioilte jaar van mijn leven, vrij van<br />

alle bevlekking met vrouwen. Ook herinner ik mij<br />

niet iecs bedreven te hebben, waar over ik met een<br />

bezwaard geweten zou behoeven te vreezen, om deze<br />

wereld te verlaten, uitgezonderd eene zaak, welke<br />

ik echter vertrouw, dat verzoend zal wezen." "<br />

Als de Koningin hem drong, zich duidelijker te<br />

verklaren, zeide bij eindelijk onder vele tranen:<br />

„ „ Hoe zal ik voor Gods Regterftoel kunnen beftaan,<br />

daar ik het heilig Euangelie van zijnen Zoon<br />

zuiver en oplegt aan velen geleerd heb , die mijn<br />

onderwijs volgende duizend pijnigingen en den dood<br />

zeiven ftandvastig hebben doorgedaan. Maar ik een<br />

onfiandvastig Leeraar ben gevlugt, en daar ik reeds<br />

•zoo ver in eenen afgeleefden ouderdom gevorderd<br />

was, dat' ik over lang genoeg geleefd had , zoodat ik<br />

geen dood behoefde te fchroomen, maar veel meer<br />

naar denzelven had mogen verlangen, heb ik mij<br />

heimelijk onttrokken, en het gebod mijnes Gods<br />

fchandelijk verlaten."" De Koningin, gelijk zij zeer<br />

fpraakzaam was, en ervaren in de Schrift, fprak<br />

hier op veel tot zijne vertroosting, toonende met<br />

redenen en voorbeelden van goede en heilige mannen,<br />

wien hetzelfde gebeurd was, dat men nooit aan<br />

Gods


144 K E R K E L I J K E<br />

B8 C. G Gods goedheid en barmhartigheid moest vertwijfe­<br />

Jaar 1517.<br />

len.<br />

tot 1552.<br />

bij.<br />

Ook voegden de overige gasten hier het hunne<br />

LE FEVRE, door deze redenen vertroost en<br />

verfterkr, zeide: „ „ Wel nu, dan is er niets<br />

overig, dan dat ik van hier tot God verhuize, als<br />

het hem behaagt, na mijn' uiterfien wil gemaakt te<br />

hebben, hetwelk ik gevoel niet te moeten uitllellen,<br />

alzoo ik begrijp, dat God mij roept." " Voorts<br />

zijne oogen naar de Koningin wendende , vervolgde<br />

hij: „ „ U ftel ik tot mijne erfgename aan , aan<br />

uwen Hofprediker Meester GERIIARD maak ik alle<br />

mijne boeken. Mijne kleederen en wat ik meer heb<br />

laat ik aan de armen, het overige beveel ik aan God<br />

aan."" Lagchende vraagde dc Koningin : ,,„Vvel<br />

JAKOB , wat zal er dan van uwe erfenis aan mij komen?""<br />

„„De moeite,"" gaf hij ten antwoord,<br />

,,„om de uitdeeling aan de armen te bezorgen;"" waar<br />

op de Koningin hernam: „„Het zij zoo, ik zweer,<br />

dat deze erfenis mij aangenamer zal zijn, dan indien<br />

mijn Broeder, de Koning van Frankryk, mij tot<br />

zijne erfgename benoemd had."" LE FEVRE nu geheel<br />

opgeruimd, zeide: „„Mevrouw, ik heb<br />

eenige rust noodig. Weest gijlieden vrolijk , en<br />

vaarwel!"" begevende zich in eene naaste kamer te<br />

bed. Doch daar men meende, dat hij fliep, was<br />

hij in den Heere ontflapen, zonder eenig teeken van<br />

ziekte of ongefteldheid. Toen men hem wilde oproepen,<br />

verwonderde men zich, dat hij den geest<br />

gegeven had. De Koningin liet hem eerlijk begraven,<br />

en op zijn graf een' marmeren fteen plaatfen<br />

,


G E S C H I E D E N I S . 145<br />

fen , welken zij voor zich zelve had laten hou­ raC. G.<br />

wen (*)."<br />

[aarisi^.<br />

:ot 1552.<br />

In het jaar 1523 predikte AMEDEUS MESGROT,<br />

een Monnik uit de Orde der Predikheeren, het Eu­ Het Euangelieangelie<br />

te Lions; deze door den Aartsbisfchop dier gepredikt<br />

ftad bij de Faculteit te Parys aangeklaagd zijnde , te Lions<br />

en te Gre­<br />

werd door dezelve in het jaar 1524. als een Ketter<br />

noble.<br />

veroordeeld, zonder dat men weet, wat er verder<br />

van hem geworden is, dan alleen, dat hij naar<br />

Duitschland geweken en daar overleden is. Te<br />

Grenoble in het Daufine werd de Hervormde leer<br />

verkondigd door PIETER SABEVILLE , gelijk wij weten<br />

uit eenen Brief van ZWINGLIUS aan hem, in<br />

welken deze hem opwekt cn vermaant, om daar in<br />

met ijver en ftandvastigheid voort te gaan.<br />

Onder de genen, die BRISSONET , Bisfchop van JAKOB<br />

1'OÜENT<br />

Meaux, ontboden had, om aldaar het Euangelie te<br />

te Parys<br />

prediken, was ook JAKOB POUENT, een uitmuntend verbrand.<br />

jongeling en leerling van LE FEVRE. Deze, wanneer<br />

de gemeente te Meaux verftrooid werd, viel<br />

den vervolgeren in handen, en in de gevangenis geworpen<br />

zijnde, werd hij genoodzaakt , zijne leer te<br />

•herroepen, te gelijk met MATTHEUS SAUNIER, ins-<br />

gelijks een leerling van LE FEVRE. POUENT had<br />

echter fpoedig berouw, over zijne herroeping, en<br />

leerde op nieuw bij monde en gefchrifte de waar-<br />

(*) GERDES Hifi. Euang. Renov, T. I. ƒ>. 175. BAYLE<br />

heeft wel de echtheid van dit verhaal in twijfel- getrokken,<br />

doch men zie WITS. Miscell. Sacr. Tom. II. Exerc.<br />

VI. §. 33-<br />

HERV. II. . K


146 K E R K E L I J K E<br />

na C. G , heid, welke hij verloochend hnd, waarop hij ander­<br />

pan 517 maal in de handen zijner vijanden gevallen zijnde ,<br />

tot 1552<br />

te Parys op het plein de Greve in het jaar 1525 levende<br />

verbrand is geworden.<br />

De voornaamfte Hellingen, tot welker herroeping<br />

POUENT en SAUNIER gedwongen werden, waren:<br />

Daar is geen Vagevuur, God heeft geen 1<br />

Stadhou~<br />

der op aarde, en behoeft dien niet. Hij acht'.e de<br />

oorbiecht gering, hij leerde, dat men de kerkelijke<br />

Leeraren niet blindsling moet gelooven; hij verwierp<br />

de groetenis van MARIA, welke begint: Salve Re~<br />

gina, Mater mifericordiae &c. hij leerde, dat men<br />

geene waschkaarfen moet ontfteken voor de LIcilige<br />

dat de Misfen niets bate» tot vergeving der zonden;<br />

voorts dat de Paufelijke Bulten en Aflaten<br />

bedriegerijen des Satans waren enz. (*) Om deze<br />

en dergelijke Hellingen werd de waardige man ten<br />

vure verwezen.<br />

Nog openbaarde de Sorbonne haren bitteren haat<br />

tegen alle Hervorming in het jaar 1524, in de vervolging<br />

van WOLFGANG SCIIUCH, een Duitfcher<br />

van afkomst, maar die in een klein Radje van Lotharingen<br />

Pastoor was; deze door beter licht beftraald,<br />

deelde hetzelve aan zijne gemeente meda,<br />

en bragt het binnen korten tijd daar toe, dat hij het<br />

veertigdaagfehe vasten, de Beelden en de Mis affchafte.<br />

Spoedig werd hij deswegen aangeklaagd bij<br />

ANTONIE, Hertog van Lotharingen en Bar, die<br />

reeds<br />

(*) Zij ftaan volledig met de bijgevoegde Cenfuur in<br />

OERDES /. £-. Monum, T. IV. p. 36. fqq.


G E S C H I E D E N I S . 147<br />

reeds een verbod gegeven had , dat niemand iets ia C. G.<br />

van de leer van LUTHER openlijk zou leeren, en<br />

faari5i7.<br />

ot 1552.<br />

dat, wie eenige Boeken van LUTHER bezat, dezelve<br />

binnen een' bepaalden tijd zou overleveren. De befchuldigingen<br />

tegen SCHUCH werden aan de Leeraren<br />

der Sorbonne medegedeeld, die terflond gereed<br />

waren, om de punten, door hem geleerd, te veroordeelen,<br />

en vier Boeken, door zijne hand gefchreven,<br />

een Boek over JOANNES en den eerften Brief van<br />

PETRUS, een ander over den Brief aan de Galaten,<br />

een met Leerredenen, en eindelijk een over verfcheidene<br />

onderwerpen, te doen verbranden, terwijl zij<br />

den Schrijver vonnisden , om ze plegtig te herroepen.<br />

Middelerwijl werd SCHUCH ook bij dsn Hertog be><br />

fchuldigd, als of hij het volk van de behoorlijke<br />

gehoorzaamheid jegens den Vorst aftrok en tot oproer<br />

aanzette, welke befchuldiging te fchielijker ingang<br />

vond, dewijl de Boerenkrijg toen in Duitschland<br />

op het hevigst woede. De Hertog, hier dooi<br />

vooringenomen , liet zich in bedreigingen uit, dal<br />

hij de geheele ftad, in welke SCHUCH leerde, te<br />

vuur en te zwaard zoude verwoesten. Ten eindt<br />

dit gevaar, indien mogelijk, af te wenden, fchree<br />

de Pastoor eenen deftigen Brief, ter zijner verdedi<br />

ging en verklaring van zijne leer, aan den Her<br />

tog (*); doch het zij dat de Brief den Hertog nooi :<br />

ter hand is gekomen, of dat de lasteraars meer bi<br />

i<br />

hen 1<br />

(*) Deze Brief is gedagteekend den sden Januari i<br />

-1525. en door GERDES geplaatst in de Bijlagen tot zijl 1<br />

meermaal aangehaald werk Bladz. 47. volg.<br />

K 2


148 K E R K E L I J K E<br />

na C. G , hem vermogten, hoe het zij, hij volhardde bij zijne<br />

Jaari5i7<br />

tot<br />

bedreiging, om de ftad te verwoesten. Nu befloot<br />

1552<br />

SCHUCH zich naar Nancy de Hoofuftad van Lotharingen<br />

te begeven, en daar eene belijdenis van zijn<br />

geloof en verklaring van zijne leer uit te geven ,<br />

waar van echter het gevolg alken was, dat hij gevangen<br />

en een vol jaar in eenen afzigtelijken kerker<br />

opgefloten werd, uit welken hij meer dan eens in het<br />

Klooster der Franciskanen overgebragt werd , om<br />

een geloofsonderzoek te ondergaan, blijvende hij<br />

ftandvastig in zijn geloof, zonder zich daar van door<br />

bedreigingen of beloften van zijne vijanden of door<br />

de gebeden van zijne huisvrouw of medelijden met<br />

zijne zes of zeven kinderen te laten aftrekken. De<br />

voorzitter der vergadering, voor welke hij te regt<br />

gefteld werd, was een Monnik Provinciaal van de<br />

Orde der Franciskanen, met name BONAVENTURA,<br />

Biechtvader van den Hertog ANTONIE , een ongefchikt<br />

mensch van gelaat, met eenen dikken buik ,<br />

plomp en onbefchaafd, en geheel onkundig en onwetend,<br />

die geftadig den Hertog raadde, om alle<br />

geleerden van zijn Hof en uit zijne Staten te verbannen,<br />

zeggende, dat het tot zaligheid genoeg<br />

was, als iemand zijn Pater Noster en Ave Maria<br />

kon opzeggen. Deze ondervraagde SCHUCH over<br />

zijn geloof, hem onophoudelijk fcheldende als Ketter,<br />

Judas, Beëlzebub enz. En op deze wijze<br />

iverd deze man eindelijk tot de vuurftraf veroor-<br />

Jeeld; die op het hooren van zijn vonnis den CXXII<br />

P/alm aanhefte: ,, Ik verblijde mij, in de geien,<br />

die tot mij zeggen: Wij zullen in het huls<br />

dei


GESCHIEDENIS. 149<br />

des Heeren gaan enz. Wanneer hij ter ftraife werd 1 ia C. G.<br />

uitgeleid, ging hij het Franciskaner Klooster voor- • 'aari5i7.<br />

bij, in het voorbijgaan riep hem de onbefchofte BOot<br />

155S-<br />

NAVENTURA hoonend toe: „ Gij Ketter, geef de<br />

eer aan God, en aan deszelfs Moeder en Heiligen {"<br />

SCHUCH antwoordde: ,, Gij geveinsde, gij gewittede<br />

wand! de Heere zal u liaan , en uwe bedriegerijen<br />

en ftreeken eens openbaar maken!" Ter<br />

ftrafplaatfe gekomen , werd hem gevraagd , of hij<br />

verzachting van ftraf wenschte? Hij antwoordde:<br />

Neen, er bij voegende, dat ,, God hem altijd had<br />

bijgedaan, en dat die hem ook nu niet zou verlaten,<br />

nu hij hem het meest noodig had;" befluitende<br />

met te zeggen: „Laat het vonnis uitgevoerd worden!"<br />

Onder het opklimmen van den brandftapel<br />

begon hij den Liften Pfahn, dien hij vervolgde, tot<br />

hij, door den rook en vlam verftikt, den geest gaf,<br />

op den ipden Augustus 1525. Men heeft opgemerkt,<br />

dat terftond na zijn martelaarfchap, twee<br />

van zijne hevigfte vervolgers, door een' fchielijken<br />

dood overvallen en uit het leven gerukt werden.<br />

Uit eenen Brief van WILLEM FAREL aan CORN. Staat der<br />

SCEPPER, van den aden April des jaars 1524, kan gemeenten<br />

in<br />

men den toeftand der Euangelifche Kerk in Frank*<br />

Frankryk,<br />

ryk eenigzins opmaken; hij fchrijft: „ Ons Frankryk<br />

ontvangt het woord van CHRISTUS met blijdfchap.<br />

De voornaamfte fteden , in welke hetzelve<br />

bloeit en vruchten draagt, zijn Meaux, alwaar de<br />

algemeene Leeraar, GERHARD LE ROUX, bijna dagelijks<br />

CHRISTUS met grooten ijver en geest verkondigt.<br />

Vervolgens Alencon en Bourges, door MI-<br />

K 3 CHA


PETRUS<br />

CAR.OLI.<br />

150 K E R K E L I J K E<br />

na C. C<br />

Jaarisi;<br />

tot 155:<br />

" het Euangelie verkondigd had, dat hem zulks verboden<br />

, en de ban uitgefproken werd over allen ,<br />

die hem hooren zouden, met bedreiging aan hem van<br />

eene eeuwige gevangenis, indien hij daarmede voortging.<br />

Maar het volk, en het geen wonderbaar en<br />

ongehoord is, de Geestelijkheid zelve, eischte en<br />

verkreeg hem van den Koning, tot grooten fpijt van<br />

den Bisfchop. Die van Lions hebben twee Predikanten<br />

, die het woord op eene Christelijke wijze<br />

behandelen."<br />

k CHAEL ARAUD , die veel van FABER geleerd heeft.<br />

Aan dezen is het gebeurd, wanneer hij te Bourges<br />

In het jaar 1524 begon PETRUS CAROLI, Prediker<br />

in de St. Pauluskerk te Parys, in het Kollegie<br />

der Sorbonne op den Godgeleerden leerdoel, op eene<br />

nieuwe wijze, gelijk men het noemde, te prediken,<br />

lezende over den Brief van PAULUS aan de Romeinen,<br />

in plaats van een Sermoen te houden; hij liet<br />

van mannen en vrouwen de Brieven van PAULUS ,<br />

op nieuw in de moedertaal overgezet, medebrengen,<br />

hij zelf bragt nu en dan den Latijnfchen Bijbel mede,<br />

en veranderde ook de zoogenoemde groetenis des<br />

Engels, afgaande van het gewoone gebruik. Spoedig<br />

kwam dit ter ooren van NATALIS BEDDA , Syndicus<br />

der Faculteit; op zijn voordel werd PETRUS<br />

CAROLI den fjden Augustus 1524 voor de Faculteit<br />

geroepen in de groote zaal der Sorbonne, alwaar hij<br />

verfchenen zijnde, vrijmoedig op alle vragen antwoordde,<br />

welke hem voorgehouden werden, worden<br />

!e zijne antwoorden zorgvuldig opgeteekend. Na<br />

over dezelve geraadpleegd te hebben, werd hem het<br />

pre-


G E S C H I E D E N I S . 151<br />

prediken, en voorts ook het houden van lesfen ver­ ia C. O.<br />

boden , wordende hem alleen toegelaten eene af­ faarT5i7.<br />

ot .-55a.<br />

scheidsles te houden, tot welke hij deze uitnoodiging<br />

liet aanplakken : Pierre Caroli voulant obêir aux<br />

ordres de la Faculté , cesfe de faire fes lecons, pour<br />

les recommencer, quand il plaira a Dieu, a ces<br />

paroles, ou il a fini: foderunt manus meas et pedes<br />

meos. Eindelijk werd over zijne (tellingen een vonnis<br />

geltreken, en hij veroordeeld, om dezelve af te<br />

zweeren. Ouder deze (tellingen vond men ook deze:<br />

„ Alfchoon men in de Biblia Vulgata Gert.<br />

III. 15. leest: ipfa conteret caput tuum, (zij zal<br />

u den kop vermorzelen,) nogtans vindt men in den<br />

Hebreeuwfchen Tekst: dat, te weten, het zaad der<br />

vrouw, hetwelk is CHRISTUS, zal enz. en dit wordt<br />

niet alleen door hem, PIERRE CAROLI , maar door<br />

andere Geleerden, die het Hebreeuwsch verdaan ,<br />

verzekerd enz." Over deze woorden werd de volgende<br />

ongerijmde en belagchelijke Cenfuur gemaakts<br />

„ Dewijl deze Helling der eer der H. Maagd fchijnt<br />

te na te komen, en van het gewoon gebruik der<br />

Kerke Gods verfchilt, is zij roekeloos en fcheurziek<br />

aan het volk gepredikt: alzoo het zeker is,<br />

dat er door de Kerk goed gelezen wordt: Ipfa conteret<br />

caput tuum.'''' Zoo had hij ook beweerd, dat<br />

de Drieëenheid niet kon afgebeeld worden, en daar<br />

bij gevoegd: ,, Het heugt mij, in den H. AUGUS-<br />

TINUS gelezen te hebben, dat het ongeoorloofd en<br />

goddeloos is , de Drieëenheid af te beelden, als<br />

ook: dat het oudtijds in de Kerk verboden geweest<br />

zij." Hier op werd deze Cenfuur gemaakt:<br />

K 4 » Dit


15a K E R K E L I J K E<br />

naC. G . „ Dit voörftel, wat betreft, dat de Drieëenheid niet<br />

Jaarisi;<br />

• kan afgefchilderd worden, voor zoo ver het bedoelt<br />

tot 155a<br />

de beeldtenis der zaligfte Drieëenheid af te keuren,<br />

is valsch, fcheurziek en fmadelijk voor het goedgekeurd<br />

gebruik der Kerk, en eene dwaling van den<br />

Ketter WIKXEF, en het is nooit het gevoelen van<br />

AUCUSTINUS geweest, of van de Kerk, om zoodanige<br />

beeldtenis te veroordeelen, alhoewel het voor<br />

een' tijd heeft kunnen nagelaten of gefchorst worden,<br />

om de heiligfehendige dwaling der- Anthropomorphiten<br />

uit te roeijen." Hoedanig de afloop dezer<br />

zaak geweest zij, vinden wij niet aangeteekend ,<br />

maar wel , dat diezelfde PIERRE CAROLI in vervolg<br />

van tijd de Hervormde Kerk meer beroerd dan gefticht<br />

heeft, waar over CALVIN klaagt in eenen Brief<br />

aan CRYNEUS (*), en FAREL in eenen Brief aan<br />

CALVIN (f), te weten, in het jaar 1537 werden<br />

door hem in de gemeente van Geneve, Neufchatel<br />

en Laufanne verfcheidene opfchuddingen verwekt,<br />

doordien hij FAREL, CALVIN en VIRET openlijk befchuldigde<br />

van onregtzinnigheid in de leere over de<br />

Drieëenheid. Als hij deswegens in eene Sijnode te<br />

Bern veroordeeld werd, zegt men zelfs, dat hij weder<br />

tot het Roomfche geloof vervallen is.<br />

Vervol­ Toen de Franfche Koning FRANCOIS I in het jaar<br />

ging vin<br />

1525 bij Pavia door de Keizerlijken gevangen gedeKoninginnemaakt<br />

, en naar Madrid gevoerd was, alwaar hij<br />

Moeder 13 maanden verbleef, verdubbelde de Sorbonne. gedu-<br />

(*) Epist. Calv. pag, 227, 228.<br />

(t) Epiit. Calv. pag. 34.


GESCHIEDENIS. >-53<br />

durende des Konings afwezen, hare hevigheid tegen<br />

allen, die verdacht waren, der Hervorming toegedaan<br />

te zijn, voornamelijk aangevuurd wordende<br />

door den Kanfelier DU PRAT , die voor zijnen ijver<br />

ten behoeve van den Paus met het Kardinaalfchap<br />

begunftigd werd. De Koninginne moeder, LOUIZE<br />

van Savoye, die het beftuur van zaken intusfehen<br />

waarnam, was ten dezen opzigt ook wakker werkzaam,<br />

ten einde den Paus aan de belangen van<br />

Frankryk verbonden te houden, gelijk deze ook in<br />

eenen Brief, den 2often Mei 1525 te Rome gefchreven,<br />

zijn genoegen aan het Parlement van Parys<br />

voor deszelfs ijver betuigde, met vermaning, om<br />

daarin te volharden en voort te gaan.<br />

Hier toe ftrekte ook de overeenkomst tusfehen de<br />

Koninginne Moeder en HENDRIK VIII, Koning var<br />

Engeland, om gemeenerhand de Turken te keer t<<br />

gaan, en de pestige Lutherfche gezindte, als die vee [<br />

meer gevaar dreigde dan.de Turken zelve.<br />

Toen de Koning FRANCOIS zijne vrijheid wedei<br />

.gekregen had en in zijn Rijk herfteld was, werd e:<br />

tusfehen hem en Keizer KAREL V een ontwerp ge<br />

fmeed, om de vijanden van den Christelijken Gods<br />

dienst cn de Ketterijen van den Lutherfchen aanhanj ><br />

uit te roeijen, ten welken einde men Gezanten zoi l<br />

zenden met volmagt, om alles te beramen tot eenei t<br />

oorlog met de Turken, en tot uitdelging der Kei<br />

ters, vijanden der Kerk. — Sedert begonnen d<br />

Koninklijke Regtbanken en Wereldlijke Overheidspei<br />

fonen met te meer hevigheid de Hervormden te vei<br />

volgen; terwijl de Faculteit voortging ketterfche boe<br />

K 5 ke 1<br />

wC. G,<br />

|aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

in het jaar<br />

1525.


na C. G,<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552,<br />

Sijnoden<br />

tegen de<br />

Hervormdenge­<br />

houden.<br />

«<br />

154 K E R K E L I J K E<br />

ken te veroordeelen , en onder deze verfcheidene<br />

werken van ERASMUS, inzonderheid zijne Colloquia<br />

Familiaria.<br />

De Kanfelier DU PRAT , Kardinaal en Aartsbisfchop<br />

, een zeer hevig vijand der Hervorming, hield<br />

in het jaar 1528 eene Provinciale Sijnode te Parys,<br />

van den 3den Februarij tot den 9den October, door<br />

welke 16 befiuiten tegen LUTHERS ketterij werden<br />

vastgefteld: 1. Over de eenheid en onfeilbaarheid<br />

der Kerk. 2. Dat de Kerk niet onzigtbaar is. 3. Over<br />

het gezag der Heilige Kerkvergaderingen. 4. Dat<br />

het aan de Kerk behoore , om te bepalen, welke<br />

boeken Kanoniek of regelmatig zijn. 5. Dat fommige<br />

(tukken vastelijk moeten geloofd worden, welke<br />

niet uitdrukkelijk in de Heilige Schrift begrepen zijn.<br />

6. Over menfchelijke inzettingen. 7. Over de Kerkelijke<br />

vasten. 8. Over den ongehuwden (laat der<br />

Geestelijken. 9. Over de geloften , bijzonder der<br />

Monniken. 10. Over de zeven Kerk - Sacramenten.<br />

11. Over de offerande der Mis. 12. Over de voldoening<br />

van het Vagevuur, en het gedachtenisvieren<br />

i Ier overledenen. 13. Over de vereering der Heiligen.<br />

14. Over de vereering der Heilige Beelden.<br />

[5. Over den vrijen wil. 16. Over het geloof en<br />

le werken.<br />

Voorts verklaart die Sijnode voor Ketters en hard-<br />

. l lekkigen, uitgefloten buiten de gemeenfehap der ge-<br />

1 oovigen, allen, die zich vermeten anders te geloo-<br />

1 en en hardnekkig te beweeren, dan de Roomfche<br />

1 [erk gelooft en leert.<br />

Vervolgens beweeren zij, dat, alhoewel de Kerk<br />

ver-


G E S C H I E D E N I S . 155<br />

•verfchillende en fomtijds tegenftrijdige befluiten heeft 1 ia C. G.<br />

aan 517.<br />

vastgefteld, er echter in eene zoo groote menigte<br />

ot 1552.<br />

van befluiten niets is, hetwelk met het regtzinnig<br />

geloof ftrijdig is; maar, dat de Kerk door eenen en<br />

denzelfden geest onderwezen is geworden, om naar de<br />

tijdsomftandigheden vast te ftellen, hetgeen het voordeeligfle<br />

en nuttigde heeft toegefchenen (*).<br />

Deze vergadering verbood aan elk en een ieder,<br />

onder ftraffe van den ban, het lezen der boeken van<br />

LUTHER en der Lutheranen, als ook de boeken en<br />

fchriften van MELANCHTHON , CAROLOSTADIUS ,<br />

LAMBERT van Avlgnon, ZWINGLI, OECOLAMPA­<br />

DIUS enz. Omtrent de Ketters bepaalde zij: „ De<br />

veroordeelden wegens Ketterij, indien zij tot de eenheid<br />

van het Katholijk Geloof niet willen wederkeeren,<br />

moeten onder het regtsgebied der Kerk blijven,<br />

en ter eeuwige gevangenis verwezen worden , om<br />

boete te doen. Veroordeelden om Ketterij , indien<br />

zij dezelve niet willen afzweeren, moeten, zoo zij<br />

Leeken zijn, terftond aan het wereldlijk gerigt worden<br />

overgelaten. Indien zij Geestelijken zijn, moeten<br />

zij in tegenwoordigheid der wereldlijke magt van hunne<br />

waardigheid worden ontwijd, met het vonnis , dat de<br />

wereldlijke Regter hen in zijne regtbank overneemt.<br />

Eindelijk, om een fchijn te hebben, dat zij niet te-<br />

gen<br />

(*) Omtrent gelijk de Kardinaal van Cuza: „ Dal<br />

„ de Heilige Schrift moet verklaard worden, naar de<br />

„ loopende gewoonte van de Kerk, welke haar gevoe<br />

„ len veranderende, verandert ook het oordeel van God."<br />

GERDE3 in Introduct. ad Hifi. Reform. $ XVII. p. 32.


na C. 3. gen de Hervorming waren, fielden zij 40 regelen<br />

Jaari5i<br />

tot 155<br />

7'op, ter verbetering der zeden, in het bijzonder der<br />

,'Kerkelijken, doch welke meest alle zich bepaalden<br />

DIONVSI'<br />

US DE<br />

RIEUX.<br />

155 K E R K E L I J K E<br />

tot eenige nietswaardige uiterlijkheden.<br />

Tenzelfden tijde, den aiften Maart 1528, werd<br />

door FRANS TURNON , Aartsbisfchop van Bourges,<br />

Primaat van Aquitamë, eene Provinciale Kerkverga­<br />

dering gehouden, met hetzelfde oogmerk , welke<br />

ook foortgelijke befluiten vastflelde.<br />

Ouder de genen , die toen voor de Hervormde<br />

Euangelieleer te Meaux den dood godvruchtig on­<br />

dergaan hebben, was zekere DIONYSIUS DE RIEUX,<br />

omdat hij openlijk gezegd had : dat de Mis zeer<br />

zeker eene verloochening was van het lijden en den<br />

dood van onzen Heere JEZUS CHRISTUS. Hij werd<br />

den 3den Julij 1528 veroordeeld, om levende ver­<br />

brand te worden, welke ftraf aan hem voltooid is<br />

geworden, terwijl hij tot het laatfte toe het volk<br />

vermaande, om zich tot de ware leere des levens<br />

en der zaligheid te bekeeren.<br />

MATURI- Ten dezen tijde bloeide te Parys MATURINUS<br />

NUS COR.<br />

CORDERIUS ,<br />

OER1US.<br />

een geleerd man en beftuurder der<br />

Scholen te Parys, met lof bekend door verfcheidene<br />

Latijnfche werkjes, ten gebruike der Scholen. Deze<br />

vermaande de jeugd niet alleen tot het aanleeren<br />

der wetenfchappen, maar voornamelijk tot god­<br />

zaligheid en goede zeden. Hij was ook onder de<br />

leermeesters van CALVIN. Ia het jaar 1528 werd<br />

hij onder de Godgeleerden van het Kollegie van<br />

Navarre aangenomen. Maar toen reeds fmaak heb­<br />

bende in de zuivere leer, verliet hij vervolgens Pa.<br />

ryt


GESCHIEDENIS. 15?<br />

rys en begaf zich naar Noyon aan de Loire, alwaar a C. O.<br />

r<br />

aari5T7-<br />

hij in de jaren 1534 tot 1536 het Hoogleeraarfchap 3<br />

ot 1552.<br />

in de Spraakkunst, (Grammatica,') bekleed heeft. ,<br />

Eindelijk de door CALVYN hervormde leer geheel<br />

omhelzende, vertrok hij eerst naarLaufanne en vervolgens<br />

naar Geneve, alwaar hij als Rector der<br />

School zijn leven heeft ten einde gebragt, zijnde in<br />

het 58fte jaar van zijnen ouderdom, in het jaar<br />

1564, hetzelfde, waarin CALVYN geftorven is, overleden.<br />

Zekere STËPHANUS BIACHOPOLIS, uit de Orde Andere<br />

verkondi­<br />

der Bedelmunniken, door het licht der waarheid gegers<br />

der<br />

troffen, reisde naar Sakfen, om LUTHER te zien Hervor­<br />

en te hooren. Van daar \n Frankryk wedergekeerd,<br />

ming.<br />

verkondigde hij in het jaar 1528 de waarheid, welke<br />

hij geleerd had, in het geheim en openlijk te Nontiai,<br />

in het landfchap Vivarez in Languedoc, voornamelijk<br />

uitvarende tegen het Bijgeloof, hetwelk aldaar<br />

gepleegd werd, met een kistje, hetwelk men<br />

voorwendde, wonderdoende Reliquien te bevatten.<br />

Doch, wanneer hier door veler oogen begonnen<br />

epen te gaan, moest onze STËPHANUS zijnen post<br />

verlaten. Een andere STËPHANUS REINIER, insgelijks<br />

uit de Orde der Bedelmunniken, die hem opvolgde,<br />

kwam er niet zoo gelukkig af, hij werd in<br />

de gevangenis geworpen, en is vervolgens te Fienne<br />

tot den brandflapel verwezen. Na hem leerde zekere<br />

JONAS , Rector der School, dezelfde leer, een<br />

man van groote geleerdheid en godsvrucht, ook deze<br />

werd gevangen, maar na het afleggen van eene<br />

uitmuntende belijdenis, door behulp van fommige<br />

vrien


na C. G . vrienden verlost, waar door de Aartsbisfchop van<br />

tot 1552<br />

Vienne, onder wiens regtsgebied het landfehap Fivarez<br />

behoorde, vertoornd zijnde, omsrent 25 menfchen<br />

naar Vieimc liet voeren, fommigen van welke<br />

door vrees cn verdriet zijn omgekomen, en anderen<br />

oniHagen, na het betalen van eene groote geldboete,<br />

uit zonderlinge genade, gelijk men het noemde.<br />

LOUIS<br />

KRQU:N<br />

Lasteringen<br />

tegen<br />

de Hervormers.<br />

158 K E R K E L I J K E<br />

In het jaar 1529, den elfden November, werd<br />

Louis BERQUIN, een Edelman en Raad van FRAN­<br />

COIS I, geworgd en verbrand, om zijnen ijver,welken<br />

hij, door gefchriften en daden betoond had<br />

voor de zaak der Hervorming, welke hij getrouw<br />

bleef, zonder zich te laten bewegen door de bedreigingen<br />

der Sorbonne, noch door de vermaningen<br />

van ERASMUS en BUD^US , die hem geraden hadden,<br />

zich Ril te houden, of het land te verlaten,<br />

willende hij liever den dood ondergaan , dan door<br />

zwijgen zelfs den fchijn te geven, als of hij de veroordeeling<br />

der waarheid goedkeurde.<br />

Bij gelegenheid van het fluiten der vrede te Kavier<br />

yk, werd het ontwerp, voor drie jaren gemaakt,<br />

omtrent het uitroeijen der Lutheranen , vernieuwd<br />

en bevestigd.<br />

In het volgende jaar 1530 fchceh de hitte der vervolging<br />

meer en meer toe te nemen, voornamelijk ook<br />

door de lasteringen, welke in Frankryk werden uitgeftrooid,<br />

om de gemoederen met haat tegen hen te<br />

vervuilen. Zekere PETRITIUS FRACCIANUS, of wie<br />

onder dezen naam fchuilen mogt, gaf daar van berigt<br />

in eenen Brief aan die van Straatsburg, die<br />

denselven aan den Landgraaf van Ilesfen en den<br />

Keur-


GESCHIEDENIS. 159<br />

Keurvorst van Sakfen den aden Januarij 1531 me- 1 ia C. G.<br />

aarisi?.<br />

dedeelden. De voornaamfte uitftrooifels waren, dat.<br />

ot 1552.<br />

de Duitfchers , onder het voorwendfel van den<br />

Godsdienst, bedoelden, de Kerkelijke goederen onder<br />

zich te verdeelen; dat zij geestelijke Geftichten en<br />

•Kloosters vernielden; dat zij leerden: dat alle goederen<br />

gemeen behoorden te zijn, dat alle menfchen<br />

gelijke regten bezitten, en dat er geene Vorsten meer<br />

zijn moeten enz. De Brief meldde voorts, dat de<br />

Koning, die dit zelfs van eenen Gezant des Keizers<br />

(NOIRKARMES) veritaan had, hier door zeer was<br />

vooringenomen, uit vrees, dat zijne onderdanen<br />

foortgelijke beginfelen mogten aannemen. Voorts<br />

zeide men, dat zij willekeurige echtfeheidingen voorftonden,<br />

onder voorwendfel van zekere aandrift van<br />

den Heiligen Geest. Nog werden de verdeeldheden<br />

onder de Proteftanten ten breedlte uitgemeten , als<br />

over het Avondmaal en andere. De Brieffchrijver<br />

raadde om deze redenen ten fterkfte aan, dat de<br />

Proteftantfche Vorsten een Gezantfchap aan den Koning<br />

zonden, ten einde den Koning van dit alles<br />

beter te onderrigten; ook raadde hij een dergelijk<br />

Gezantfchap te zenden aan den Koning van Engeland.<br />

Van dit Gezantfchap kwam voor deze keer<br />

echter niets ; maar de Vorsten zonden den Koning<br />

eenen Brief, door MELANCHTHON opgefteld, waar<br />

in alle deze uitftrooifels nadrukkelijk werden wederlegd.<br />

Deze Brief werd van 'sKonings wege in<br />

vriendelijke bewoordingen beantwoord, en deszelfs<br />

brenger MATTHEUS REINHOLD gunftig van den Koning<br />

ontvangen.<br />

Niet


naC. G,<br />

Jaari5i7,<br />

tot 1552.<br />

Voortgang<br />

der<br />

Hervorming.<br />

16*0 K E R K E L I J K E<br />

Niettegcnltaande den haat der Geestelijken en hun»<br />

ne pogingen , ter onderdrukking der Hervorming ,<br />

breidde zich dezelve nogtans meer en meer uit,<br />

voornamelijk door de Hoogefcholen van Orkans,<br />

Bourges en Touloufe. Op de Hoogefchool van Orkans<br />

was PETRUS STELLA vermaard Hoogleeraar<br />

in de regten, onder wien ook CALVIN zich in de<br />

regten eenigen tijd geoefend heeft, die te gelijk de<br />

beginfelen der zuivere Godsdienstleer aan velen mededeelde.<br />

Op de Hoogefchool te Bourges, onder<br />

het gebied der Koningin MARGARETHA, alwaar AN-<br />

TJREAS ALCIATUS, niet min vermaard Regtsgeleerde<br />

dan STELLA, Hoogleeraar was, heeft CALVIN insgelijks<br />

het onderwijs vau dezen beroemden man genoten,<br />

maar tevens zich de vriendfchap verworven<br />

van MELCHIOR VOLMAR of WOLMAR , van wien hij<br />

onderwijs ontvong in de Griekfche Taal. Door deze<br />

mannen, bijzonder door den ijver van CALVIN,<br />

die in de nabuurfchap van Bourges, ten platten<br />

lande, verfcheidenemalen predikte, werden de Hervormden<br />

in hun geloof verfterkt, en velen van de<br />

waarheid der Euangelieleer overtuigd. Te Touloufe<br />

begunftigde JULIUS CEZAR SCALIGER, de Prins der<br />

Letterkundigen, de Hervorming uit al zijn vermogen,<br />

door de belijders van dezelve aan zijn huis te<br />

onthalen, en hen met zijn gezag in deze moeijelijke<br />

tijden te befchermen.<br />

In Parys zelve, begHiiltigden velen, zoo mannen<br />

als vrouwen, aan het Hof, de Hervorming, openlijk<br />

of heimelijk. In de openbare Scholen aldaar waren<br />

verfcheidene Leeraars en Onderwijzers, die openlijk<br />

de


G E S C H I E D E N I S * 16*1<br />

de Euangelieleer beleden, bij voorbeeld JOANNES na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

STURMIUS , die acht jaren lang van 1529 tot 153?<br />

tot 1552.<br />

te Parys de fraaije letteren heeft onderwezen , tot<br />

hij van daar naar Straatsburg beroepen werd; om<br />

van PETRUS RAMUS en anderen niet te fpreken»<br />

Doch velen moesten hunnen ijver voor de waarheid<br />

met het leven boeten. In het jaar 153a werd<br />

JOANNES CADURCUS, Licentiaat in de Regten te<br />

Toulouze, te Toulouze om zijn geloof levende ver*<br />

brand. Men befchuldigde hem, dat hij te Limoges<br />

eene Lutherfche vermaningsrede op Allerheiligendag<br />

gehouden had; dat hij in Driekoningen nacht het volk<br />

aangezet had, om in plaats vans Leve de KoningJ<br />

te roepens CHRISTUS heerfche in onze harten! en<br />

eindelijk, dat hij na het eten, in plaats van de gewone<br />

groetenisfen van MARIA enz. het een en andei<br />

uit de Heilige Schrift had voorgefteld. Om deze<br />

redenen, als ook, omdat hij zich in eene zamenkomst<br />

van eenige vrome lieden te vrij had uitgelaten<br />

tegen de Vastenavondsvermaken, werd het vonnis<br />

des vuurs in het begin van Junij aan hem voltrokken.<br />

Toen deze vrome Martelaar ontwijd of ontzei<br />

werd van zijne waardigheid als Licentiaat, hetwelk<br />

naar gewoonte plegtig gefchiedde, hield een zekere<br />

Jacobijn eene aanfpraak aan het volk, en haaldé dt<br />

woorden van PAULUS aan: (1 Timoth. IV. i. ] I<br />

in welke ,, de Heilige Geest duidelijk voorzegt, da,<br />

„ in de laatfte tijden fommigen zullen afvallen vat<br />

„ het geloof, zich begevende tot verleidende geestet<br />

„ ende leeringen der Duivelen" Hier hield de Mon<br />

HERV. II. L uil 1<br />

JOANNES<br />

CADURCUS<br />

Martelaar


I02 K E R K E L I J K E<br />

na C. ( ï nik op, rr.aar CADURCUS riep hem overluid toe:<br />

Jaari5i ' nu het volgende, het volgende va?i den Tekst! Als<br />

tot 155:<br />

de Monnik hier door verdomde , ging CADURCUS<br />

voort: „Zoo gij niet wilt, dan zal ik voortgaan!"<br />

en vervolgde toen: „ Door geveinsdheid der leugen-<br />

[prekers, hebbende hunne eigene tonfeientie [aft]<br />

met ecu brandijzer toegefchroeid, verbiedende te huwelijken,<br />

[gebiedende'} van fpijzen te onthouden ,<br />

die God gejehapen heeft enz." Ook verhaalt men,<br />

dat hij, zijn doodvonnis in het Hof aangehoord hebbende,<br />

in het Latijn zeide: u curia iniquitatisl<br />

v fedes injustitia.' waarna hij met de grootfte ftandvastigheid<br />

den dood geleden heeft, gebruikende den<br />

houtftapel zeiven als eenen leerdoel, van welken hij<br />

tot den laatlten adem toe de waarheid, welke hij<br />

met zijn bloed bevestigde, zoo nadrukkelijk verkondigde<br />

en bewees, ten aanhooren onder anderen van<br />

eene groote menigte Studenten der Hoogefchool te<br />

Toulouze, dat dezelve meer en meer verfpreid werd.<br />

ALEXAX-<br />

DER CA-<br />

NUS.<br />

Huwelijk<br />

Met geene mindere onvertzaagdheid onderging ALEX-<br />

ANDER CANUS den dood, die, van Geneve te Lions<br />

gekomen, alomme op zijne reize, het Euangelie gepredikt<br />

had, en in de laatstgemelde Had gevangen en<br />

ter dood veroordeeld werd; zich op een hooger gerigtshof<br />

beroepende, werd hij naar Parys gevoerd,<br />

alwaar zijn vonnis bevestigd, en dadelijk voltrokken<br />

werd. Zijn gedrag was zoo moedig, zoo godvruchtig,<br />

dat zelfs Monniken, die daarbij tegenwoordig<br />

waren, zeiden: Indien deze mensch niet zalig is,<br />

zal niemand zalig worden.<br />

In het volgende jaar 1533 werd het huwelijk voltrok-


G E S C H I E D E N I S . 163<br />

trokken van KATHARINA DE MEDICIS , Nicht van ia C. G.<br />

den Paus CLEMENS VII, met [aarisi^.<br />

HENDRIK DE VAot<br />

1552.<br />

LOIS, tweeden Zoon van Koning FRANCOIS, naderhand<br />

ook Koning van Frankryk; dit huwelijk, na­ ran KAl'HARINAderhand<br />

eene bron van zoo vele rampen voor Frank­<br />

DE MEDIryk<br />

, was den Paus ten hoogften aangenaam, die CIS met<br />

daar door zijnen invloed op FRANCOIS vermeerderd HENDRIK<br />

DEVALOIÏ<br />

zag, en niet naliet, bij denzelven aan te houden op<br />

het vernietigen van de Hervorming. 4 De Paus was<br />

met dit huwelijk zoo verrukt, dat hij zich niet gerust<br />

ftelde, voor dat het bijleger van het jonge paar<br />

in zijne en des Konings tegenwoordigheid voltrokken<br />

was (*).<br />

Daartegen volhardde des Konings Zuster, MAR- Haat der<br />

CARETHA, Koningin van Navarre, van wier geneGeestelijken tegen<br />

genheid jegens de Hervormers wij reeds meermalen de Ko­<br />

gefproken hebben, in het verleenen van hare beninginMARGAfcherming aan de Proteftanten, hetwelk niet miste,<br />

RETHA<br />

den haat der Geestelijken tegen haar op te wekken. van Na­<br />

Deze godvruchtige Vorstin gaf in het jaar 1533 een varre.<br />

Boek in het licht onder den titel: Le Miroir de<br />

Vame pecheresfe. De leden der Sorbonne vonden,<br />

dat in dit Boek geen gewag gemaakt werd van de<br />

Heiligen of de verdienftelijkheid der goede werken ,<br />

dat er geen Vagevuur in erkend werd , buiten en<br />

behalve het bloed van CHRISTUS , en hadden de<br />

ftoutheid, om hetzelve op de lijst der verbodene<br />

Boeken te plaatfen, en er openlijk tegen te prediken.<br />

Ja zelfs lieten zij op het School van Navarre, op<br />

(*) GERDES li C. p. 8/,<br />

L 2<br />

den


164. K E R K E L I J K E<br />

na C G. den eerften October, wanneer de Leerlingen , die<br />

Jaari5i7. van de Grammatica tot de Rhetorica overgingen ,<br />

tot 1552.<br />

gewoon waren, een Toneelfpel te vertoonen , een<br />

zoodanig Toneelfpel uitvoeren , hetwelk hoonende<br />

en fchandelijk was voor de Koningin. Te weten ,<br />

in hetzelve kwam de Koningin voor,bezig met vrouwelijk<br />

handwerk, wanneer eene Furie verfchijnende<br />

haar de naald deed wegwerpen, en de Euangelien<br />

in handen nemen, waar door zij alles , wat zij voorheen<br />

deed, en ook zich zelve vergat, en in eene<br />

dwingelandesfe veranderde, die de onfchuldige menfchen<br />

mishandelde. Deze onbefchoftheid na eenige<br />

dagen der Koningin ter ooren zijnde gekomen , werden<br />

de Opzieners van het School gevat en in hechtenis<br />

genomen, de oplteller van het Toneelftuk was<br />

het ontvlugt.<br />

De Koningin vervolgens vernomen hebbende, dat<br />

het door haar gefchreven Boek verboden was geworden<br />

door de Sorbonne, beklaagde zich daar over<br />

bij den Koning, die daarop de Hoogefchool belastte<br />

hem te betigten, of zij dit Boek veroordeeld hadden,<br />

en welke reden zij van dit vonnis geven konden,<br />

MCOLAUS cop, Hoogleeraar in de Geneeskunde,<br />

was thans Rector der Hoogefchool, deze<br />

deed terftond onderzoek; een zekere NICOLAUS LE-<br />

CLERCQ erkende, dat hij dit Boek op de lijst der<br />

verbodene Boeken geplaatst had, volgens befluit der<br />

Faculteit, daar dit befluit behelsde, een verbod om<br />

eenig gefchrift uit te geven, hetwelk het geloof betrof,<br />

zonder voorkennis der Faculteit. Toen hij<br />

geëindigd had met fpreken, zeide WILLEM PARVI ,<br />

Leer-


G E S C H I E D E N I S . 165<br />

Leeraar der Sorbonne, Bisfchop van Senlis, dat hij na C. G.<br />

het Boek gelezen, maar daarin niets berispelijks geJnari5i7tot 155a.<br />

vonden had, of dat hij zijne Theologie vergeten<br />

was. Het befluit werd toen door den Rector opgemaakt,<br />

dat de Hoogefchool de bewuste Cenfuur<br />

niet erkende, waar door dit Boek onder de verbodene<br />

Boeken gefteld was,dat zij dezelve niet goedkeurde,<br />

en niet voor hare rekening nam; zij, die het gedaan<br />

hadden, mogten zién, hoe zij zich verdedigen zouden;<br />

dat men ten fpoedigfte eenen Brief zou gereed<br />

maken, met welken de Akademie zich bij den Koning<br />

zou ontfchuldigen, ook zou men hem dankzeggen,<br />

dat hij hen zoo genadig en vaderlijk had<br />

aangefproken (*).<br />

Kort daarna gebeurde het, dat de Rector NICO-<br />

LAUS COP die Redevoering hield, welke men dacht,<br />

door CALVIN opgefteld te zijn, en welke beiden in<br />

gevaar bragt, hetwelk zij echter nog gelukkig ontkwamen<br />

, waar van wij hier voor gewaagd hebben<br />

(f).<br />

Van den afloop der zaak, betreffende het verbieden<br />

van het Boek der Koningin van Navarre, vinden<br />

wij verder geen berigt, dan dat uit andere befcheiden<br />

fchijnt te kunnen opgemaakt worden , dal<br />

gemelde NICOLAUS L E CLERCQ, benevens FRANS<br />

PICART en NATALIS BEDDA , in hechtenis zijn ge<br />

no<br />

(*) CAT.VIN Epist. ad FR. DANIËL Epist. pag. 1. et 2<br />

BEZA Hifi. Eccles. ap GERDES /. c. p. 89.<br />

(t) Bladz. 12.<br />

L 3


166<br />

K E R K E L I J K E<br />

na C. G. nomen, en BEDDA vervolgens gebannen is gewoï»<br />

Jaüri5t7. den.<br />

tot 1552.<br />

Te Sancerre, eene ftad niet verre van Bourges ,<br />

had de Pater Guardiaan van het Franciskaner Klooster<br />

, Broeder TOSSAN , insgelijks de onbefchaamdheid,<br />

openlijk te prediken, dat de Koningin MAR-<br />

GARETHA eeneLutherfche was,waardig, om in een'<br />

zak genaaid en in het water verdronken te worden.<br />

Alhoewel gewaarfchuwd zijnde , herhaalde hij deze<br />

hoontaal een en andermaal, zoodat er de regering<br />

kennis van nam, en het aan den Koning fchreef.<br />

De Koning, dezen hoon zijner Zuster aangedaan ,<br />

hoog opnemende, fchreef ten antwoord , dat men<br />

den Guardiaan gevangen nemen en aan hem over<br />

zou zenden, willende hem den dood aandoen, dien<br />

hij aan 'sKonings Zuster gedreigd had; doch op<br />

voorfpraak der Koningin van Navarre werd zijne<br />

ftraf in zoo verre verzacht, dat hij voor twee jaren<br />

op de Galeijcn gebannen werd.<br />

Deze godvruchtige Koningin, die zich dagelijks<br />

de Heilige Schrift liet voorlezen, onderhield ook in<br />

Parys drie uitmuntende Predikers, GERARD LE<br />

ROUX, BERTALD cn CORALD, die even naderhand,<br />

bij de ontdane vervolging, daar wij zoo van zullen<br />

moeten fpreken, in de gevangenis werden geworpen,<br />

waar uit zij nogtans ontvlugtten. Van deze<br />

is BERTALD naderhand weder tot het Roomfche geloof<br />

afgevallen, LE ROUX ontweek naar Navarre,<br />

het gebied der Koningin, doch CORALD flandvastig<br />

blijvende in zijn geloof, is naderhand te Geneve<br />

arabt-


G E S C H I E D E N I S . 167<br />

ambtgenoot geweest van FAREL. Voorts werden ,<br />

onder begunftiging dezer Koningin , in Guienne en<br />

Bearn verfcheidene Hervormde gemeenten gedicht,<br />

in welke Bedienaars des woords aangefteld , en het<br />

Heilig Avondmaal eenvoudig naat de inftelling van<br />

CHRISTUS gevierd werd. Zelfs ftelde de Koningin<br />

aan haren Koninklijken Broeder zeven punten voor,<br />

welke zij oordeelde, ten aanzien der Mis, verande­<br />

e r<br />

ring te behoeven. 1) dat § e e n e<br />

na C G.<br />

Jaari5i7,<br />

tot 155a.<br />

Misfen zouden<br />

gehouden worden, zonder Communicanten. 2) Dat<br />

er geene opheffing der Hostie zou plaats hebben.<br />

3) Dat dezelve niet zou aangebeden worden. 4)<br />

Dat het bedienen zou gefchieden onder de beide gedaanten<br />

van brood en wijn. 5) Dat in de Mis<br />

geene melding gefchieden zou van de Heil. Maagd<br />

of andere Heiligen. 6) Dat men gewoon brood zou<br />

gebruiken, hetwelk gebroken en aan het volk zou<br />

uitgedeeld worden. 7) Dat de Priesters vrijheid zouden<br />

hebben, om te trouwen. Doch dit voordel,<br />

hetwelk men U Mesfe aux fept points noemde ,<br />

werd met befpotting achter de bank gefmeten.<br />

Onder de hulpmiddelen, van welke inzonderheid Bedriegerij<br />

te Or-<br />

de Monniken te dezen tijde gewoon waren gebruik<br />

leansge<br />

ie maken, ter handhaving van het Bijgeloof, en van pleegd.<br />

de leere van het Vagevuur en de Mis, behoorden<br />

voornamelijk verdichte fpookgefchiedenisfen. De zielen<br />

der overledenen, gelijk men voorgaf, verfchener<br />

menigmalen, en klaagden, onder het aanrigten var<br />

allerhande potfen, dat en waarom zij verdoemd wa><br />

ren, of lang in het Vagevuur de hevigfte folreringer :<br />

ondergaan moesten, en bezworen zijnde, begeerder 1 •<br />

L 4 z ij


i6S K E R K E L I J K E<br />

na C. G. zij, dat hunne nabeftaanden hun te hulp zouden<br />

Jaarisi? komen, door geloften, aan zekere Heiligen, Kerken<br />

'ot 1552.<br />

of Kloosters gedaan, te betalen, of een zeker getal<br />

zielmisfen te laten lezen, of eenig offer van geld<br />

enz. te brengen. Te Orkans werd op dezen tijd<br />

een zoodanig fpel gefpeeld door twee Franciskanen.<br />

lievige<br />

vervolging.<br />

Leeraars der Godgeleerdheid, COLIMAN en STEVEN<br />

van Arras. De huisvrouw van den Schout der ftad<br />

was overleden, en had, bij uiterften wil, begeerd ,<br />

dat zij zonder pracht of vertooning begraven zou<br />

worden. Haar man, hare begeerte voldoende, liet<br />

haar in ftilte bijzetten in de Franciskaner Kerk, bij<br />

haren vader en grootvader, zonder meer dan zes<br />

Dukaten aan deze Geestelijken tot eene vereering te<br />

fchenken; kort daarna rigtten zij eene fpookgefchiedenis<br />

aan, waartoe zij eenen jongeling gebruikten ,<br />

die bij hen een Novicius was, en dien zij op het<br />

verwelffel van hunne Kerk plaatften, om de ziel der<br />

overledene vrouw na te bootfen. De bedriegerij<br />

werd ontdekt, en door den Schout in perfoon aan<br />

den Koning bekend gemaakt, waar op de gemelde<br />

Franciskanen naar Parys werden overgebragt, en<br />

veroordeeld, om naar Orkans terug gevoerd te worden,<br />

en daar openlijk op een fchavot hunne misdaad<br />

te belijden. Doch, hoe zacht ook dit vonnis<br />

ware, het bleef nogtans onvoltrokken , uit hoofde<br />

van de vervolging tegen de Hervorming, welke toen<br />

uitberstte, terwijl men vreesde, dat de Hervormden<br />

daardoor te grooten fteuu zouden bekomen.<br />

Tot hier toe was de toeftand der Hervormden in<br />

Frankryk, eenige bijzondere perfonen uitgezonderd ,<br />

vrij


GESCHIEDENIS. IÖO<br />

vrij dragelijk geweest, doch met het jaar 1534,welk na C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

jaar, om de menigte Plakaten tegen de Hervorm­<br />

tot 1552.<br />

den, Pan des placards genoemd is geworden, nam<br />

eene hevige vervolging, zelfs op 's Konings gezag,<br />

haren aanvang. De openbare preek was federt eeni-<br />

gen tijd ten ftrengfte aan de Euangelifchen verbo-<br />

den, en wanneer zij daar op in het geheim zamen-<br />

kwamen, werden deze geheime zamenkomften mede<br />

in dit verbod begrepen. Hier door ontrust, zonden<br />

zij iemand naar Zwitferland, om daar met de voor­<br />

naamfte Leeraaren te raadplegen, wat hun te doen<br />

ftond. Hun afgevaardigde liet bij deze gelegenheid<br />

te Geneve eenige opftellen drukken, in welke de<br />

Mis en andere leerftukken ten hevigfte werden door­<br />

gehaald en ten toon gefteld. Deze opftellen werden<br />

niet alleen door geheel Frankryk verfpreid, maar<br />

ook door eenige onbedachte ijveraars te Parys op<br />

de hoeken der ftraten, en zelfs aan het Koninklijk<br />

Paleis te Fontainebleau aangeplakt (*). Ook kwam<br />

er een gefchrift uit van een' ongenoemden , in het<br />

Fransch, hetwelk niet ongezouten fpotte met de<br />

Geestelijken, als Kooplieden en Waarden, die met<br />

Kerkelijke waren koophandel dreven (f), tevens<br />

werd het volk daarin vermaand, om zulks niet lan­<br />

ger te dulden enz. De Koning hier door getergd ,<br />

liet terftond onderzoek doen, en allen, op welke<br />

flechts het geringfte vermoeden viel, werden gevat,<br />

(*) GERDES heeft dezelve medegedeeld. /. c. T. IV.<br />

Monum. p. 59-57.<br />

(t) GERDES /. c. p. 103.<br />

h $<br />

en


i7o K E R K E L I J K E<br />

sa C. G. en vele, geheel onfchuldigen, met de uitgezochtfte<br />

Jaari5i7. martelingen, waarbij alle gevoel van menfcbelijkheid<br />

tot 1552.<br />

fcheen verdoofd te worden, wreedelijk ter dood ge»<br />

bragt. Deze vervolging begon in de maand November<br />

, in Januarij des volgenden jaars kwam de<br />

Koning zelf in Parys, en het was toen , dat hij<br />

dien plegtigen omgang en het verbranden van eenige<br />

Hervormden in perfoon bijwoonde , waar van wij<br />

boven (*) gewaagd hebben. Dewijl de laatfte aanfpraken<br />

en woorden der dervenden, waar mede zij<br />

hunne onfchuld betuigden, en dat zij enkel en alleen<br />

wegens hun geloof uierven, doorgaans veel indruk<br />

op het volk maakten, werd voortaan den martelaren<br />

vooraf de tong uitgefneden, opdat zij het volk niet<br />

zouden kunnen aanfpreken, ook werd in de vonnisfen,<br />

die openlijk werden voorgelezen , geene reden<br />

der veroordeeling in het bijzonder gemeld, maar in<br />

het algemeen flechts gezegd, dat de veroordeelde<br />

zich had fchuldig gemaakt aan Majefteitfchennis tegen<br />

God en de Heilige Maagd, en de geboden der<br />

Kerk overtreden; ten einde het gemeen deze ongelukkigen<br />

als uitvaagfels van het menschdom te doen<br />

befchouwen.<br />

Zoodanige wreedheden tegen hunne Geloofsgenooten<br />

gepleegd, moesten noodwendig de Protefiant*<br />

fche Vorsten in Duitschland ten hoogde mishagen ,<br />

waar bij kwam, dat een Turksch Gezantfchap ten<br />

dezen tijde in Frankryk gekomen was, om over een<br />

wederzijJsch verbond te handelen. Om de gevolgen<br />

(*) Bladz 135.


GESCHIEDENIS. 171<br />

gen van het misnoegen over dit een en ander voor ia C. G;<br />

te komen, fchreef FRANCOIS den eerflen Februari" [aarisv.<br />

tot 1552.<br />

1535 eenen Brief aan de Rijksvorsten, in welken hij<br />

zijne onderhandeling met de Turken verfchöonde ,<br />

en tevens te kennen gaf,dat hij, tegen zijnen dank,<br />

ftreng had moeten zijn tegenfommigen , die onderden<br />

fchijn van den Godsdienst niets minder bedoelden,<br />

dan den Staat het onderfte boven te keeren , ook<br />

zond hij, ten zelfden einde, eenen Gezant, WILLEM<br />

EELLAI, Heer van Langei, Broeder van den Kardinaal<br />

Aartsbisfchop van Parys, die te Smalkalden<br />

den ioden December met eene wijilloopige aanfpraak<br />

de Duitfche Vorsten zocht te overreden , dat zijn<br />

Koning geenszins afkeerig was van de Hervorming,<br />

welke hij zelfs in vele opzigten noodzakelijk oordeelde;<br />

de Duitfche Vorsten verklaarden in hun antwoord,<br />

dat de Hervorming niets gemeen had met<br />

oproerige gezindheden, en vermaanden den Koning,<br />

dat hij toch alle geweld tegen onfchuldigen wilde<br />

fluiten, en de gevoelens van den Godsdienst vrijlaten.<br />

Dat CALVYN met hetzelfde oogmerk ook om<br />

dezen tijd zijn werk Inftitutio Religionis Christiancz<br />

uitgegeven en met eene voortreffelijk gefchrevene<br />

Opdragt aan den Koning opgedragen heeft,<br />

hebben wij insgelijks te voren reeds gezegd; gelijk<br />

ook hetgeen in dit jaar 1535 gebeurd is met ME­<br />

LANCHTHON, die door den Koning zeiven genoodigd<br />

werd, om in Frankryk over te komen, dooi<br />

ons verhaald is.<br />

Doch niets van dit alles kon bij den vooringenomen'<br />

Koning baten, bij wien ook de Zwitfers te<br />

ver


na C. G vergeefs om verzachting der vervolging aanhielden ;<br />

J*ari5i7 de Koning gaf gehoor aan de oorblazingen van den<br />

tot 1552.<br />

Kardinaal van Teurnon, en aan den drang der Geestelijken<br />

, en Leeraaren van Parys, die hunne aanmerkingen<br />

op de artikelen, door MELANCHTHON<br />

voorgefteld, aan den Koning mededeelden (*), en<br />

dus ging de vervolging met alle hevigheid haren<br />

gang; zel-fs zulken, die door vrees voor den dood<br />

hun geloof verzaakten, konden den dood niet ontgaan<br />

, en niets anders daar mede winnen, dan dat<br />

zij met minder folteringen van het leven beroofd<br />

werden. De vervolging werd voortgezet, zoo lang<br />

de Koning leefde, en zoogenoemde Christenen gaven<br />

in dezelve niets gewonnen aan de Heidenfche<br />

Vervolgers, in de eerfte eeuwen van het Christendom<br />

, veel meer overtroffen zij dezelve in wreedheid.<br />

Vervolging<br />

der<br />

Waldenzen.<br />

17a K E R K E L I J K E<br />

Allerhevigst trof de vervolging de ongelukkige<br />

Waldenzen, die verftrooid en als verborgen waren,<br />

in de gebergten van Languedok en Provence, als<br />

ook in de gebergten van Piemont; zij begon reeds<br />

in het jaar 1540, maar Hortte inzonderheid in het<br />

jaar 1545 hare woede uit, wanneer de vervolgers in<br />

de dorpen, welke zij bewoonden, en waar van Merindol<br />

en Cabrieres de voornaamfte waren, een zoo<br />

ijsfelijk bloedbad aanrigtten , dat FRANCOIS I, zich<br />

die buitenfporigheden, met afgrijzen , op zijn Iterfbed<br />

herinnerende, aan zijn' opvolger hoogelijk aanbeet*)<br />

Hun antwoord aan den Koning en hunne aanmer-<br />

1 ingen op de artikelen van MKLANCUTHON kunnen gelezen<br />

worden bij GERDES T. IV. Men. p. 74-85.


GESCHIEDENIS. 173<br />

beval, daaromtrent een flerk en naauwkeurig onder-1 a C. Gaan<br />

517.<br />

zoek te doen. Doch wij zullen gelegenheid heb- ]<br />

ot 1552.<br />

ben, van dezen moord nader te fpreken, wanneer.<br />

wij van de Waldenzen bijzonder zullen gewagen.<br />

In hetzelfde jaar 1540 trof het lot van doodvonnis<br />

ook eenen STEVEN LE BRUN, een' eenvoudig<br />

Landman, onder het Aartsbisdom van 1'vetdun,<br />

doch die zich in het lezen van het Nieuwe Testament<br />

geoefend , en daar uit de dwalingen der<br />

Geestelijken ontdekt had. Schoon hij niet anders<br />

dan Fransen lezen en fchiijven kon, had hij het<br />

door naarflige vergelijking van eene Franfche Overzetting<br />

des Nieuwen Testaments met de Latijnfche<br />

Vertaling zoo ver gebragt, dat hij den Latijnfchen<br />

Tekst verdaan en ook aanhalen kon. Hij werd in<br />

1538 om zijn geloof in de gevangenis geworpen,<br />

alwaar men van hem op eene listige wijze eene herroeping<br />

wist af te lokken , volgens een Latijnsch<br />

opdel, hetwelk zoo gedeld was, dat hij het niet<br />

regt verdaan had. Hij werd daarop uit de gevangenis<br />

ontflagen, maar beklaagde zich zeer over deze<br />

misleiding, en zich zeiven, dat hij niet voorzigtiger<br />

gehandeld had. Na twee jaren werd hij op nieuw<br />

gevangen, en kon toen door geene bedreigingen of<br />

beloften van zijne dandvastigheid worden afgetrokken,<br />

zelfs niet door de voordelling, dat zijne vrouw<br />

door zijne hardnekkigheid, gelijk men het noemde,<br />

met zijne vijf kleine kinderen armoede zou moeten<br />

lijden. ,, Indien zij," zeide hij: „ het zielenvoedfel,<br />

Gods woord, mogen hebben, voor het ligchatnelijke<br />

brood ben ik niet bekommerd. " Hij werd<br />

tei


174 K E R K E L I J K E<br />

na C. G ter dood veroordeeld, en naar den brandftapel ge-<br />

Jaarisi^<br />

voerd, terwijl hij het volk aanhoudend tot godzalig­<br />

lot 1552<br />

heid vermaande. Alzoo de vlam door den hevigen<br />

wind verftrooid en gebluscht werd, ftond hij wel<br />

een uur aan den doodelijken paal, zonder door de<br />

vlam befchadigd te worden, waarom de beul hem<br />

met etn' ftok op het hoofd floeg,tegen wien de lijder<br />

zeide: „ Ik ben immers ten vure verwezen, wat<br />

wilt gij dan mij, als een' hond, doodflaan?" maar<br />

de beul een'ftok, die van voren een ijzeren punt had,<br />

genomen hebbende, doorftak hem daarmede , wierp<br />

zijn ligchaam vervolgens in het vuur, en verftrooide<br />

de asfche in den wind. De regering verbood, dat<br />

men van zijnen dood zou fprekcn, onder ftralfe van<br />

insgelijks als Ketter behandeld en op dezelfde wijze<br />

ter dood gebragt te zullen worden.<br />

Op gelijke wijze werd te Parys in dat jaar zekere<br />

CLAUDIUS PICTOR levende verbrand, nadat hem de<br />

tong was uitgefneden. Deze man , een Goudfmid ,<br />

had drie jaren te Geneve gewoond, en was van daar<br />

weder naar Parys gekomen, om de genade, welke<br />

hij van God ontvangen had, aan zijne nabeftaanden<br />

en vrienden mede te deelen. Hij werd verraden en<br />

moest deze zijne liefde met den dood boeten.<br />

De Euangelifche Vorsten fchreven dit jaar weder<br />

vergeefs aan den Koning FRANCOIS, ten behoeve<br />

van zijne ongelukkige onderdanen, veel eer<br />

werd door een vernieuwd Plakaat in het jaar 1542<br />

de vervolging verlevendigd, en den Boekverkoopers<br />

het hebben en verkoopen van veroordeelde Boeken,<br />

en bij name, van CALVIN'S Onderwijs in den Chris-<br />

te»


G E S C H I E D E N I S . 175<br />

telijken Godsdienst verboden. Ook werd het volk na C. G.<br />

in de Kerk vermaand, dat zij de genen, die niet<br />

Jaarisi7tot<br />

1552.<br />

wel van den Godsdienst gevoelden, zouden aanbrengen<br />

, waar door zij een Gode welbehagelijk<br />

werk zouden verrigten.<br />

Bij gelegenheid, dat zekere FRANCOIS L'ANDRE , Geloofs­<br />

te Parys het Euangelie zuiver predikte, en geene artikelen<br />

door de<br />

Misten deed, werden hem van wegens de Sorbonne Sorbonne<br />

eenige artikelen voorgefchreven, en hij op dezelve uitgegeven.<br />

Verhoord; deze artikelen waren: dat het Mis-<br />

„ offer van CHRISTUS is ingefteld, en nuttig is voor<br />

„ levenden en dooden; dat men de Heiligen moet<br />

„ aanbidden, opdat zij onze Tusfchenfprekers en<br />

„ Voorbidders zijn mogen bij CHRISTUS ; dat de<br />

„ zelfftandigheid van brood en wijn bij de inwij-<br />

„ ding veranderd wordt; dat het alleen aandePries-<br />

„ ters vrijftaat brood en wijn te wijden , en dat het<br />

„ vieren der plegtigheid van 'sHeeren Avondmaal<br />

„ aan hen alleen behoort. Dat de Monnikengelof-<br />

„ ten moeten gehouden worden; dat door de be-<br />

„ vestiging en zalving de Heilige Geest wordt me-<br />

„ degedeeld; dat door het gebed, vasten en goede<br />

„ werken de zielen uit het Vagevuur verlost wor-<br />

„ den; dat de Kerkelijke wetten over het vasten en<br />

„ het onderfcheid der fpijzen het geweten verbin-<br />

,, den; dat er een Opperpriester der Kerk is, wien<br />

„ allen, volgens goddelijk regt, verpligt zijn te ge-<br />

„ hoorzamen; dat men vele dingen gelooven , en<br />

„ noodzakelijk aannemen moet, welke in de fchrif-<br />

„ ten niet gemeld zijn; dat de Itraffe van het Vage-<br />

„ vuur door de aflaten wordt kwijtgefcholden; dat<br />

„ ook


176 K E R K E L I J K E<br />

naC. G „ ook onreine en ondeugende Priesters het ligchaam<br />

Jaarisi7 „ des Heeren wijden. Dat alle doodzonden aan den<br />

tot 155a<br />

,, Priester moeten gebiecht worden, en dat men de<br />

„ Sacramenteele abfolutie van hem ontvangen moet;<br />

„ dat de mensch eenen vrijen wil heeft, waardoor<br />

„ hij goed of kwaad kan doen, en van de zonde<br />

door berouw weder kan opftaan ; dat de verge*<br />

„ ving der zonde verkregen wordt, niet door het<br />

geloof alleen, maar door de liefde en ware boet-<br />

„ vaardigheid; dat de Kerk en wettelijk bijeengeroe-<br />

,, pene Kerkvergaderingen niet kunnen dwalen, en-<br />

„ dat men dezelve moet gehoorzamen; dat aan de<br />

„ Kerk toekomt het oordeel en de uitlegging der<br />

„ fchriften, indien iets twijfelachtig is en betwist<br />

„ wordt." Op deze artikelen gaf de Pastoor na<br />

eenige dagen ten antwoord: „ Dat het godvruchtig<br />

,, en heilig zij, hetgeen de Heilige en Katholijke<br />

„ Kerk van deze dingen leert." Met welk antwoord<br />

men zich echter niet liet afwijzen , maar den man<br />

nog verder lastig viel.<br />

Het waren deze artikelen, welke de Godgeleerde<br />

Faculteit te Parys den iöden Maart 154a in het algemeen<br />

tegen de Lutherfche dwalingen bepaalde.<br />

Deze artikelen zijn daarna door Koning FRANCOIS bevestigd<br />

en als eene Geloofsbelijdenis ingevoerd geworden,<br />

CALVIN fchreef tegen deze artikelen en<br />

wederleide ze in een werkje, onder den titel van:<br />

Tegengif (*><br />

On-<br />

(*) Men zie de artikelen breeder bij GERDES T. III.<br />

Hifi. Ref, Mon. p. 87-05.


G E S C H I E D E N I S . 177<br />

Ondertusfchen werden meer andere godvruchtige 1 ia C. G.<br />

tnenfchen om hun geloof ter dood gebragt, gelijk,<br />

aar 1517»<br />

ot I553S»<br />

onder anderen te Bourdeaux zekere AYMOND DE LA<br />

VOYE , wien zijne vijanden zelfs genoodzaakt waren<br />

getuigenis van zijn deugdzaam en godvruchtig gedrag<br />

te geven, doch die tot den brandftapel veroordeeld<br />

werd, omdat hij niet wilde erkennen, dat er<br />

na den dood een Vagevuur is.<br />

Ten dezen tijde, in de jaren 1542 en 1543, had­ Vervol»<br />

ging té<br />

den er ook groote opfchuddingen te Mets plaats ,<br />

Mets.<br />

welke op eene hevige vervolging der Proteftanten aldaar<br />

uitliepen. In deze ftad waren fommigen van<br />

de Dominikaner Orde, die het Euangelie predikten,<br />

€n zeer vele Burgers verzochten den Raad, dat zij<br />

daar in niet gehinderd mogten worden, WILLEB!<br />

FAREL , toen gewoon Leeraar te Neufchatel, kwam<br />

zelf in de maand September 1542 in de ftad, alwaar<br />

hij eerst in de ftad, vervolgens in zeker Kasteel of<br />

Slot buiten de ftad leerde. Ook waren er twee<br />

leden van den Raad, JAN en CASPAR VAN HUY ,<br />

die op hunne landgoederen buiten de ftad predikers<br />

hielden, die eenen grooten toeloop van het volk<br />

hadden. Deze verzochten in de maand November<br />

de Proteftantfche Vorsten, dat zij tot het SmalkaU<br />

difche verbond toegelaten en befchermd mogten worden;<br />

de Landgraaf van Hesfen, FILIPS , wis gereed,<br />

hen daar in te ontvangen, maar de Keurvorst<br />

van Sakfen maakte zwarigheid, en raadpleegde deswegens<br />

met LUTHER , die in zijn antwoord, met<br />

hetwelk MELANCHTHON inftemde, de zaak diep inzag,<br />

en verklaarde, daaromtrent mets te kunnen ra*<br />

HERV. If. M den,


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

cot 1552.<br />

i 78 K E R K E L I J K E<br />

den, omdat niet de Regering en geheele Burgerij,<br />

maar Hechts een klein gedeelte der eerfte met eenige<br />

Burgers dit verzoek deden; evenwel fchreven deProteftantfche<br />

Vorsten, aan den Hertog van Lotharingen,<br />

ten voordeele der Proteftanten in Mets; ook<br />

zonden zij twee Afgevaardigden naar Mets, om van<br />

de regering te verzoeken, ten minde eene Parochiekerk<br />

aan de Euangelifchen af te ftaan. Daar toe<br />

werkte ook mede de Graaf van Furftenherg, die<br />

niet ver van Mets het Kasteel Gorfa bezat, alwaar<br />

hij eenen Euangelifchen Predikant onderhield. De<br />

regering bleef echter bij het Roomfche Geloof, benevens<br />

het grootfte gedeelte van het volk, hetwelk<br />

weder tot nieuwe opfchuddingen aanleiding gaf; eerlang<br />

kwam, op verzoek der regering , een Keizerlijke<br />

Gevolmagtigdc, CHARLES BOJSOT, in de ftad,<br />

die eenen Franfchen Predikant VAULTRIN, die tot<br />

hier toe in de ftad in het geheim gepredikt had ,<br />

daar uit verdreef, noemende hem een' guit, die de<br />

leerftellingen van LUTHER, MELANCHTHON, BU-<br />

CERUS en CALVIN aangeprezen had. Den volgenden<br />

dag, den i3den October 1543» werd een Plakaat<br />

afgekondigd, waarbij alle Boeken, en bij name<br />

Pfalmen en Gezangen onder zware ftraffen verboden<br />

werden, zoo men voorwendde, om het misbruik ,<br />

hetwelk daar van gemaakt werd. Doch reeds vroeger,<br />

op Paaschdag, den 25ften Maart 1543, was<br />

ir een droevig treurfpel gefpeeld. Omtrent tweehon-<br />

3erd ingezetenen van Metz, mannen en vrouwen,<br />

hadden zich naar het bovengemeld Kasteel Gorfa<br />

jegeven , om het Avondmaal te ontvangen. De<br />

Roomsch-


G E S C H I E D E N I S . 179<br />

Roomschgezinden, hier op loerende, bragten te na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

weeg, dat D'AÜMALE, Zoon van den Hertog van<br />

tot 1552.<br />

Guife, met eene bende Ruiterij deze lieden onder<br />

weg overviel, fommigen doodde en anderen in de<br />

Moezel drijvende; de vrouwen, en onder deze eenige,<br />

die zwanger waren, werden fchandelijk misbruikt,<br />

en eenige mannen, die de flagting ontkomen<br />

waren, maar op de vlugt werden ingehaald, werden<br />

digt bij de Rad aan de boomen opgehangen; flechts<br />

eenige weinigen bergden zich in het Kasteel, in hetwelk<br />

een garnizoen van FURSTENBERG lag.<br />

De Proteftantfche Vorsten beklaagden zich ten<br />

ernftigtte bij den Koning van Frankryk , over deze<br />

wreedheid en gewelddadigheid. De Koning antwoordde<br />

fchriftelijk, den 27ften Mei 1543, dat,<br />

hetgeen gebeurd was, zonder zijn weten was gefchied,<br />

en door den Graaf van FURSTENBERG, op<br />

eene hatelijke wijze, was vergroot, ook dat het<br />

Kasteel van Gorfa aan hem behoorde enz. Voorts<br />

zijnen Brief met alle betuigingen van vriendfchap<br />

voor de Vorsten eindigende. De regering van Mets<br />

verfchoonde zich, dat zij van deze zaak niets geweten<br />

hadden, en dat zij de genen, die te Gorfa<br />

geweest waren, niet voor hare Burgers erkende .<br />

maar als ballingen aanmerkte, en voorts , dat de<br />

plegers van dit ftuk eene partij roovers en vagebonden<br />

waren geweest, welke te ftraffen zij niet in hare<br />

magt had.<br />

Niettegenftaande zoo harde vervolgingen, breidde Voort»<br />

g-ngdef<br />

zich de leere der Hervorming meer en meer in<br />

Hen ör-<br />

Frankryk uit, zoodat ook hier het zeggen van eener niing»<br />

M a dei


»n C. G der ouden bevestigd werd, dat bet bloed der Mar­<br />

Ja?ri5i7 telaren het zaad der Kerke is (*). Niet allen nog-<br />

tot 1552.<br />

tans, die in nood kwamen, bleven ftandvastig bij<br />

hun geloof. De hier voor gemelde FRANS L'ANDRE,<br />

die op de hem voorgelegde artikelen dubbelzinnig<br />

had geantwoord, in de gevangenis geworpen, en in<br />

tegenwoordigheid van den Koning zeiven te St. Cermain<br />

ondervraagd zijnde, herriep zijne gezegden,<br />

beloofde, in het vervolg, gehoorzaam te zullen zijn<br />

aan de Kerk, en erkende de hem voorgefchrevene<br />

artikelen voor waar en godzalig.<br />

CLEMENT<br />

MAKUI'.<br />

180 K E R K E L I J K E<br />

Op gelijke wijze had CXAUDIUS ESPENCEUS, een<br />

vermaard Leeraar onder de Roomschgezinden , in<br />

zijne preeken verfcheidene dingen voorgedragen,<br />

over het Vagevuur, den dienst en de overblijffelen<br />

der Heiligen, welke aan de Sorbonne niet konden<br />

behagen, die hem noodzaakte, hetzelve in eene preek<br />

openlijk te herhalen, en zich omtrent deze ftukken<br />

duidelijk ten genoege der Sorbonne te verklaren.<br />

Twaalf jaren daarna belette hem dit gebeurde, dat<br />

hij door Paus PAULUS IV niet tot Kardinaal verkozen<br />

werd, gelijk de Paus voornemens was, en hij<br />

verwachtte (f).<br />

Te dezen tijde leefde in Frankryk CLEMLNT<br />

MAROT, die onder de eerfte Franfche Dichters dier<br />

eeuw gerekend wordt. Deze, een begin gemaakt<br />

heb-<br />

(*) PRUDENT. Uymno VII. itt£t &$etwv vs. Sr. TER-<br />

TULLIAN. Apologet. Cap. 45.<br />

(f) THUAN. Hifi. Libr. XVI. ad ann. 1555. ap. CER-<br />

DES T. IV. p. 152.


GESCHIEDENIS. 181<br />

hebbende, met het berijmen der Pfalmen in het i ia C. G.<br />

Fransch, werd door den dood belet, zijn voorne­ [aar K'7.<br />

ot 1552men<br />

te volbrengen, na de eerfte vijftig Pfalmen in<br />

Franfche Dichtmaat te hebben overgebragt, de overige<br />

zijn door THEODORUS BEZA voltooid, en tot<br />

in onzen tijd in de Franfche Kerken gezongen geworden,<br />

MAROT , de dertig eerfte Pfalmen voltooid<br />

hebbende, droeg dezelve aan den Koning op, die<br />

bevel gaf, om dezelve te drukken; doch fpoedig geraakte<br />

MAROT hier over in moeijelijkheid met de<br />

Godgeleerden der Hoogefchool, zoodat hij zich genoodzaakt<br />

zag in het jaar 1543 naar Geneve de wijle<br />

te nemen, nogtans, alzoo zijne levens wijze niet ftrookte<br />

met zijne geleerdheid, was hij genoodzaakt,<br />

Geneve te verlaten, waarna hij onder oogluiking van<br />

den Koning van Frankryk in Piemont geleefd heeft<br />

tot aan zijnen dood.<br />

Terwijl FRANCOIS I. de vervolging zijner Euan» Dubbelzinnigge­<br />

gelifche onderdanen niet flechts duldde, maar door<br />

drag van<br />

gedurig herhaalde Plakaten met zijn gezag bekrach­ FRANCOIS<br />

tigde, ten einde den Paus te behagen, ftrooiden zij­ 1.<br />

ne Zendelingen in de Proteftantfche landen uit: dat<br />

hij tot de Euangelifche leere genegen was; ja, toen<br />

zijn tweede Zoon, KAREI, , Hertog van Or/eans,<br />

Luxemburg,had veroverd, zond deze een' Gezant<br />

aan den Keurvorst van Sakfen en den Landgraaf<br />

van Hesfen, die toen te Frankfort vergaderd waren<br />

(*), te kennen gevende: „ Dat hij de Hervorming,<br />

(*) De Volmagt en Inftructie voor den Gezant is te<br />

vinden ia de Bijlagen op GERDES T. IV. j». 17.<br />

M 3


18a K E R K E L I J K E<br />

na C. G. ming, welke zij volgden, insgelijks omhelsde , en<br />

Jaari5i7. dezelve wilde laten leeren en befchermen in het Her­<br />

tot 1552.<br />

togdom Luxemburg, hetwelk zijn Vader aan hem<br />

zou fchenken, hij verzocht met hen in verbond te<br />

komen, en tevens hunnen bijftand in de zaak van<br />

den Godsdienst, welke zoo veel te eer ook in<br />

Frankryk zou worden aangenomen, hoe fpoediger<br />

het verbond tusfehen hen en den Koning zijnen Vader<br />

gefloten zou wezen. Doch dewijl 's Konings<br />

gedrag openlijk onbeftaanbaar was met deze vleijende<br />

woorden, Helden de Proteftantfche Vorsten weinig<br />

vertrouwen in dezelve. Wat er zij van de gevoelens<br />

van den Hertog van Orleans, kan te minder<br />

met zekerheid gezegd worden , alzoo deze reeds<br />

in het jaar 1545 onverwachts, na eene ziekte van<br />

weinige dagen, in den ouderdom van flechts XX11I<br />

jaren, kwam te overlijden.<br />

Wreed Wat er van FRANCOIS zeiven voor de Proteftan­<br />

heid gepleegd<br />

legende<br />

ten te wachten was, leerde de droevige ondervinding<br />

door de zware vervolging der Waldenzen, van welHervormke<br />

wij hier voor reeds gewaagden , maar ook de<br />

den te<br />

Meaux.<br />

ontzettende wreedheid, welke tegen de Hervormden<br />

van Meaux iii het jaar 1546 gepleegd werd. Wij<br />

hebben verhaald, hoe de gemeente aldaar al vroeg<br />

verdreven is geworden, evenwel bleven er nog godsdienftige<br />

menfchen in die ftad overig, die in het<br />

geheim bijeenkomften hielden, in een of ander bijzonder<br />

huis, of in de eene of andere fpelonk of<br />

eenzaam bosch buiten de ftad. Dus hadden omtrent<br />

60 Burgers eene kleine gemeente opgerigt, en<br />

sich eenen Leeraar verkozen, PIERRE LE CLEUCQ,<br />

een


G E S C H I E D E N I S . 183<br />

een Wolkammer van zijn ambacht, die voor hen ia C. G.<br />

predikte en op zekere beftemde dagen het Avond­<br />

Jsn-1517.<br />

rot 1552.<br />

maal aan hen bediende. Dit kon echter niet lang<br />

verborgen blijven, voornamelijk toen de gemeente<br />

wel tot 3 of 400 leden aangroeide, zoo uit de gemelde<br />

ftad als de omliggende dorpen, die in het<br />

huis van ETIENNE MANGIN, een goed oud man ,<br />

gewoon waren bijeen te komen. Op den 8ften September<br />

1546, werd eene zoodanige vergadering onverziens<br />

overvallen, terwijl men onder haar bezig<br />

was, het Avondmaal te bedienen s en ten getale van<br />

62 perfonen, zoo mannen als vrouwen , benevens<br />

den Predikant, gevangen genomen en naar Parys<br />

gevoerd, alwaar zij gevonnisd werden , om weder<br />

naar Meaux gevoerd en daar op de markt geftraft<br />

te worden. Veertien van deze ongelukkigen, en<br />

onder dezen de Predikant, aan zoo vele ftaken gebonden,<br />

werden aan de vlammen opgeofferd, nadat<br />

aan fommigen van hen de tongen waren uitgefneden,<br />

de overigen werden gegeesfeld , gebrandmerkt, met<br />

ftokflagen mishandeld en gebannen. Het huis van<br />

MANGIN werd met den grond gelijk gemaakt, en daar<br />

ter gedachtenis een Kapelletje gebouwd, in hetwelk eiken<br />

donderdag de Mis zou gevierd worden, tot onderhoud<br />

en kosten hiervan werden de. verbeurdverklaarde goederen<br />

dezer ongelukkigen beftemd. Den volgenden<br />

dag werd een algemeene omgang , ( Procesfie,) gehouden.<br />

Deze Procesfie op de markt gekomen ,<br />

beklom PICARD , een Leeraar van te Sorbonne, eene<br />

foort van predikftoel, welke men had opgeflagen,<br />

en was onbefchaamd genoeg, om tegen de ter dooc<br />

M 4 ge


*84<br />

K E R K E L I J K E<br />

na C. G. gebragten met razen en tieren uit te varen, en het<br />

]aari5i7. omdaande volk voor te houden, dat men noodza­<br />

tot 1552.<br />

kelijk gelooven moest tot zaligheid , dat zij , die<br />

daar de ftraffe geleden hadden, tot in den onderden<br />

afgrond der hel verdoemd waren, en dat, indien<br />

een Engel van den hemel daalde, en het tegendeel<br />

verkondigde , men deszelfs getuigenis zou moeten<br />

verwerpen, ja zoo ver ging 's mans razernij en woede<br />

, dat hij zeide: God zou geen God zijn, indien<br />

hij hen niet voor eeuwig verdoemde!<br />

Dood van<br />

FRANC'JlS<br />

L<br />

Niet heel lang daarna, den laatflen Maart 1547,<br />

overleed Koning FRANCOIS I, na eene regering van<br />

32jaren. Hij had, flechts eenige weken te voren, de<br />

tijding gekregen van den dood van IIF.NDRIK VIII,<br />

Koning van Engeland, welke tijding hem diep getroffen<br />

had, dewijl hij, maar weinig jonger zijnde<br />

dan HENDRIK, door deszelfs dood, bepaald werd,<br />

te denken, dat ook de zijne niet ver af kon wezen.<br />

Het volgende verhaal van THUANUS (*) is nierkwaal<br />

dig genoeg, om hier eene plaats te vinden.<br />

PETRUS CASTELLANUS , Bisfchop van Mascon,<br />

hield de Lof- en Lijkrede op den overledenen Koning,<br />

en zeide onder anderen in dezelve: Dat hij<br />

hoopte, ja voor zich geloofde, dat des Konings<br />

ziel, na een heilig leven op deze aarde, terdond in<br />

den hemel was opgenomen , zonder de zuivering<br />

van het Vagevuur noodig te hebben gehaat. Eenige<br />

Leeraars der Sorbonne, die hem reeds haatten, omdat<br />

hij den geleerden Boekdrukker ROCERT STËPHA­<br />

(*) ffiji Libr. Hl, fd. i 8.<br />

NUS


GESCHIEDENIS. 185<br />

NUS tegen hen in befcherming genomen had, namen n: C. G.<br />

deze gezegden op, als of de Bisfchop weinig geloof ï' ansi7»<br />

t 1552*<br />

floeg aan de geheele leere van het 'Vagevuur , en .<br />

vervoegden zich ten Hove , om deswegens hunne<br />

befchuldigingen bij den nieuwen Koning in te brengen.<br />

Maar JAN MENDOZA , die een aanzienlijk ambt<br />

ten Hove bekleedde, zeide hun: „ Ik weet, waarom<br />

gijlieden hier gekomen zijt; te weten, gij verfchilt<br />

met CASTELLANUS , waar toch de ziel van<br />

onzen besten Heer FRANS zich thans wel bevinde.<br />

Maar, dewijl ik hem zeer goed gekend heb, dat hij<br />

altijd van dien aard is geweest, dat hij niet lang op<br />

ééne plaats, al was dezelve vermakelijk en gemakkelijk<br />

, gewoon was te vertoeven ; zoo kan ik ulieden<br />

verzekeren, dat ik van gevoelen ben , dat hij<br />

niet naar het Vagevuur gegaan is, om zich daar op te<br />

houden, maar op zijn best, om er, gelijk zijne gewoonte<br />

was, zich in het voorbijgaan een glas wijn<br />

te laten geven." De Leeraars der Sorbonne uit dit<br />

gefprek genoeg bemerkende, dat CASTELLANUS ten<br />

Hove gezien was, keerden befchaamd terug en lieten<br />

hunne befchuldiging tegen hem varen.<br />

Deze waren de beginfelen der Hervorming in De Her­<br />

Frankryk, waarbij is aan te merken, dat de eerfte vormden<br />

in Frr.nk-<br />

Franfche Proteftanten allen overeenftemden , in het rykHuge<br />

verlaten van de Rocmfche Kerk, doch voor het ovenotengenoemd.rige niet kunnen gezegd worden , Lutheranen geweest<br />

te zijn, die de Augsburgfche Geloofsbelijdenis<br />

omhelsden; zulke zijn er wel onder hen geweest,<br />

maar doorgaans volgden zij, hetgeen zij oordeelden<br />

waarheid te zijn, zonder zich aan eene eenparige<br />

M 5 be-


i36 K E R K E L I J K E<br />

na C. G belijdenis te binden. De nabuurfchap van Geneve ,<br />

Jaarisi /. Laufanne en andere Heden, die de leere van CALtot<br />

1552.<br />

VIN hadden aangenomen, benevens den ongelooflijken<br />

ijver van dezen grooten man en zijne twee<br />

ambtgenooten FAREL en BEZA , had vervolgens<br />

eenen zeer krachtigen invloed op de Franfche Kerken,<br />

zoodat zij, omtrent het midden dezer eeuw ,<br />

allen, geene .uitgezonderd , in de broederlijke gemeenfehap<br />

met de Kerk van Geneve traden. Sedert<br />

droegen de Hervormden in Frankryk den naam van<br />

Hugenooten , welke het eerst gebruikt gevonden<br />

wordt in de Registers der Proviucie Languedok, in<br />

eenen Brief van den Graaf VILLARS , die daar het<br />

ambt van algemeenen Stedehouder bekleedde,' gefchreven<br />

aan den Koning van Frankryk en gedagteekend<br />

den 11 den November 1560. Het is onzeker<br />

van waar deze benaming haren oorfprong heeft;<br />

wordende dezelve van fommigen afgeleid van eenen<br />

Koning HUGO, van wien men in Touraine plag te<br />

beuzelen, dat hij bij nacht rondreed , de menfchen<br />

af klopte en wegvoerde, waarom die naam HUGO aldaar<br />

zou betekenen: Menfchen, die bij nacht over<br />

ftraat hopen; en vermids de eerfte Proteftanten ,<br />

gelijk de eerfte Christenen, uit vreeze voor vervolging,<br />

dien tijd tot hunne godsdienftige bijeenkomften<br />

verkozen hadden, zou hun deze fpotnaam Hugenooten<br />

door hunne vijanden gegeven zijn. Anderen<br />

leiden den naam af van eenen HUGO AUBRIOT ,<br />

Provoost van Parys, die in het jaar 1381 als een<br />

Ketter veroordeeld zou zijn. Wederom anderen<br />

meenen, dat zij zelve zich dien naam gegeven heliben,


G E S C H I E D E N I S . 187<br />

ben, en dat dezelve flechts eene verbastering zij van na C. G,<br />

het Hoogduitsch, Eidgenosfen, Eedgenooten, het­<br />

[aan 517.<br />

tot 1552.<br />

welk de benaming was van een gedeelte der inwoneren<br />

van Geneve, die met de Zwitferfche Kantons<br />

in verbond traden, met oogmerk , om hunne vrijheid<br />

te handhaven tegen de ondernemingen van KA­<br />

REI, III, Hertog van Savoye. — Hunne algemeene<br />

benaming, met welke zij ook buiten Frankryk bekend<br />

zijn, was die van Gereformeerden , Reformès<br />

of Hervormden.<br />

HENDRIK II volgde zijnen Vader op in de rege­ HENDRIK<br />

II woidt<br />

ring. Het eerfte, hetwelk hij verrigtte , was , dat Koning.<br />

hij, volgens de begeerte van zijn vader, onderzoek<br />

liet doen naar de (lichters van den moord der weerlooze<br />

Wddenzen te Merindol en Kabrieres. Doch<br />

men wist de uitvoering zijner bevelen ligtelijk te leur<br />

te (lellen, zoodat de fchuldigen meestal vrijliepen,<br />

alleen werd eene GUERIN, Advokaat des Konings<br />

in het Parlement van Provence, die geen' voorfpraak<br />

aan het Hof had, geftraft.<br />

Ondertusfchen ging de vervolging tegen de HerVervolging der<br />

vormden haren gang. Toen HENDRIK in het jaar<br />

Hervorm­<br />

1549 zijne intrede in Parys deed , werden eenige den.<br />

Hervormden ter ftraf uitgevoerd en verbrand , en<br />

door hem een Plakaat uitgevaardigd, waarin hij te<br />

kennen gaf, dat hij den ouden Godsdienst verdedigen<br />

en die verderfelijke ketterijen uitroeijen zoude.<br />

Hij werd daar toe niet zoo zeer door ijver voor den<br />

Godsdienst gedreven, als wel door de opftokingeti<br />

vnn DIANA DE POITIERS, Hertogin van Falentinois,<br />

zijne bijzit. Het Plakaat werd in het volgende jaai<br />

*55« i


188 K E R K E L I J K E<br />

naC. G 1550 vernieuwd , en daarbij eene ftraf vastgefteld<br />

Jaari517<br />

tegen de Regters, die te nalatig zouden bevonden<br />

tot 1552<br />

worden in de Hervormden op te zoeken en te ftraffen;<br />

in het jaar 1551 volgde weder een ftreng Plakaat,<br />

toen de Koning in oorlog was met den Keizer,<br />

en zich ook tegen den Paus toerustte, opdat<br />

namelijk de Hervormden uit deze gebeurtenis geen<br />

moed zouden vatten, of de Koning befchuldigd<br />

worden, als wilde hij van Godsdienst veranderen.<br />

Wij kunnen alle de voorbeelden der geoefende wreedheid<br />

hier niet aanhalen , ééne en andere bijzonderheid<br />

aangevoerd te hebben, zal genoeg zijn. Dus<br />

werden er in het jaar 1553 te Lions negen lieden<br />

ten vure verwezen, niettegenftaande de nadrukkelijke<br />

voorfpraak van die van Bern, op wier kosten vijf<br />

van deze lieden te Laufanne geftudeerd hadden.<br />

Een ander, LOUIS MARSAC, die in krijgsdienst was,<br />

als hij veel uit de Heilige Schrift aanvoerde, kreeg<br />

van des Konings Bevelhebber dit zonderling befcheid:<br />

„ Dat er maar twee Euangelisten zijn, MATTHEUS<br />

en JOANNES ; dat de overigen , als ook PAULUS ,<br />

flechts lapwerk (centones) hebben gefchreven, en, ten<br />

ware de Leeraars der Kerk zoo veel gezag aan PAULUS<br />

toefchreven, dat hij deszelfs Brieven niet hooger zou<br />

achten, dan de Fabelen van Efopus (*)."<br />

In het jaar 1555 beval HENDRIK II bij een nieuw<br />

Plakaat, dat de genen , die door eene Kerkelijke<br />

Regtbank om hun geloof veroordeeld waren , terftond<br />

en zonder uitflel ter dood zouden gebragt<br />

(*) SLEIDAN. Llbr. XXV.<br />

wor«


G E S C H I E D E N I S . 189<br />

worden, doch het Parlement van Parys weigerde, na C. Gé<br />

dit bevel in deszelfs Registers aan te teekenen , als<br />

faaris F7.<br />

tot 1553.<br />

flrijdig met het Franfche Regt, hetwelk van vonnis-<br />

fen van lager Pvegtbanken beroep op hoogere vrij*<br />

liet. Het Parlement nam de vrijheid hierbij deze<br />

aanmerking te voegen: Dat de Kerk niet met vuur<br />

en zwaard, maar door onderwijs en leering behoor­<br />

de verdedigd en voortgeplant te worden , dat daar­<br />

om alle zulke geweldige middelen mishaagden , en<br />

ook geene verbetering der dwalen den te wege brag-<br />

ten (*). Evenwel bedaarde de vervolging niet; in<br />

het jaar 1557 viel het graauw te Parys een huis<br />

aan, alwaar de Hervormden eene vergadering hiel<br />

den, de Schout op deze beweging aankomende ,<br />

nam 80 mannen en vrouwen, THUANUS zegt 120.<br />

gevangen, terwijl men opzettelijk de oude lasteringer<br />

der Heidenen tegen de eerfte Christenen, vernieuwde<br />

van fchaamtelooze ontucht, kindermoord enz. er 1<br />

alhoewel door openlijke verantwoordingen , wel<br />

ke ook aan den Koning gezonden werden , d(<br />

valschheid en ongerijmdheid van deze uitftrooifelet 1<br />

werd aangetoond, werd nogtans het vonnis dei<br />

doods, op last van den Koning , niettegenftaandf<br />

de tegenkanting van het Parlement, tegen deze on-<br />

fchuldige lieden uitgefproken, en ingevolge van het<br />

zelve velen verbrand, terwijl fommigen de uitvoering<br />

van het vonnis met geld afkochten.<br />

Zelfs beproefde men in het jaar 1558, om de In Poging,<br />

quifitie in te voeren, hebbende de Paus reeds drii<br />

, om de In-<br />

O SLEIDAN. Libr. XXVII.<br />

Kar


190 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. Kardinalen tot Geloofsonderzoekers in Frankryk be­<br />

Jasrisiz. noemd. — Dit ontwerp bad echter geen' voortgang,<br />

tOt ISS»4<br />

door den tusfdieninvallenden oorlog met Spanje, en<br />

quifitie in om andere redenen; zelfs werden door het geheele<br />

te voeren.<br />

Rijk lteeds nieuwe Gemeenten der Hervormden geflicht,<br />

en de Hervorming door mannen van aanzien<br />

beleden. Wanneer er over eenen vrede tusfehen de<br />

beide Koningen gehandeld werd , waarbij GRANVEL-<br />

Lli en de Kardinaal van Lotharingen de onderhandelaars<br />

waren , gaf de eerstgemelde aan dezen laatften,<br />

ten bewijze, hoe zeer Frankryk met ketterij<br />

befmet was, te kennen, dat ANDELOT , Bevelhebber<br />

onder het Voetvolk, Broeder van den Admiraal DE<br />

COLIGNY, aan zijnen Broeder een Boek had gezonden<br />

tegen de Mis. ANDELOT hier over door den Koning,<br />

bij wien hij in hooge gunst ftond, ondethouden zijnde,<br />

antwoordde rondborfiig, dat de Mis , als een<br />

offer voor levenden en dooden, hoonende zij voor<br />

het eenig offer van CHRISTUS , en een verfoeijelijk<br />

verdichtfel, uit menfchelijk welgevallen verdicht, of<br />

gelijk THUANUS in het gemeen vermeldt, hij antwoordde<br />

den Koning naar de leere van CALVIN,<br />

maar niet naar den wenscli des Konings. D'ANDE-<br />

LOT werd in hechtenis genomen, maar kort daarna<br />

echter weder in des Konings gunst en in zijnen post<br />

herfteld.<br />

Eenige Nadat de vrede met Spanje gefloten was , deed<br />

Parle­ de Koning, wieft men aangebragt had , dat zelfs<br />

mentsleden<br />

in foromige leden van het Parlement van Parys niet<br />

hechtenis afkeerig waren van de Hervorming , in perfoon in<br />

het Parlement veifchenen zijnde , naar de waarheid<br />

hiir


G E S C H I E D E N I S . 191<br />

hier van onderzoek; eenige Parlementsleden waren na C. Gi<br />

nu opregt genoeg, om den Koning onder het oog<br />

faari5i7tot<br />

1552.<br />

te brengen, dat men met de ftrafoefeningen behoorde<br />

op te houden, en dat er eene algemeene Kerkvergadering<br />

behoorde zamen te komen, opdat men<br />

zeker ware, wat men voor Ketterij te houden had.<br />

De Koning, over deze vrijmoedigheid vertoornd,<br />

deed terftond ANNE DE BOURG, een' uitmuntend<br />

man, LOUIS DU FOUR , ANT. FUMéE , PAUL DE<br />

FOIX en andere leden van het Parlement in hechtenis<br />

nemen, voornemens zijnde, hen ten ftrengfte te<br />

doen ftraffen; ANNE DE BOURG werd door den Bisfchop<br />

van Parys, wien de Koning deze zaak, ftrijdig<br />

met de voorregten van het Parlement, had aanbevolen ,<br />

ter dood veroordeeld, terwijl de Koning nieuwe bevelen<br />

aan al de Parlementen van het Rijk liet afgaan,<br />

dat zij de vervolging ten fterkfte zouden doorzetten<br />

, onder bedreiging, dat zij anders zelve de<br />

ftraf zouden moeten ondergaan.<br />

Doch de Koning werd fpoedig geftuit in den loop Dood van<br />

HENDRIK<br />

van zijne hevige vervolging, daar hij, in j 559, in<br />

ii.<br />

een Tournoifpel, door het breken van eene Lans, met<br />

den Graaf van MONGOMERY, waar van hem een fplinter<br />

door het vizier van zijn' helm in het oog vloog,<br />

gevaarlijk gewond werd, waaraan hij, onder de hevigfte<br />

pijn, overleed. Men verhaalt, volgens THUANUS,<br />

dat hij gezegd zou hebben: Dat hij vreesde, tegen<br />

de Raadsleden eenige onregtvaardigheid begaan te<br />

hebben, doch deze Gefchiedfchrijver durft voor de<br />

waarheid hier van niet inftaan. Zeker is het, dat<br />

de Koning te voren onder verwenfchingen gezegd zal<br />

heb


Eerfte nationale<br />

Sijnode<br />

der Hervormden,<br />

192 K E R K E L I J K E<br />

naC. G. hebben: Dat hij DE BOURG met zijne oogenzou zierf<br />

verbranden!<br />

tot IS52-<br />

Evenwel ontkwam de gemelde waardige man den<br />

ANNE DE dood niet; dewijl hij reeds door den Bisfchop van<br />

BOURG Parys, gelijk gezegd is , veroordeeld was , en<br />

verbrand.<br />

zijne vijanden de voltrekking van dit vonnis verhaastten.<br />

Om den dood te ontgaan, had hij eene<br />

Geloofsbelijdenis op raad zijner vrienden ingeleverd ,<br />

die ten minlte dubbelzinnig was, maar hij herriep<br />

dezelve weder, en gaf eene andere breedvoerige en<br />

duidelijke over, waarop hij in dat jaar 1559 n<br />

°g<br />

verbrand werd, onder het herhalen dezer bede :<br />

Mijn God verlaat mij niet, opdat ik u niet verlate!"<br />

In het gaan naar de firafplaats, zeide hij tegen het<br />

Volk: „Ik ben hier niet als een ftruikroover of<br />

moordenaar, maar alleen om den wil. van het Euangelie;"<br />

boezemende aan velen de gedachte in, gelijk<br />

JUEZERAY zegt, dat het geloof, hetwelk een zoo<br />

eerlijk en bij uitftek verftandig man beleed , niet<br />

kwaad kon zijn. De overige met hem gevangene<br />

Parlementsleden werden wederom in vrijheid gefield.<br />

Te midden van de woede der vervolgingen waren<br />

nogtans de Gemeenten in Frankryk in getal dagelijks<br />

toegenomen en ingerigt, naar het voorbeeld<br />

der Kerkenorde, welke CALVIN te Geneve had ingevoerd.<br />

Deze Gemeenten hielden, nog bij het leven<br />

van Koning HENDRIK II, in het jaar 1558, met<br />

verachting van alle vreeze des doods, hare eerfte<br />

nationale Sijnode te Parys, in welke ANTOINE SA-<br />

DEIL , Leeraar der Paryfche Gemeente, Voorzitter<br />

was, en in het jaar 1559 in dezelve ftad , onder<br />

het


G E S C H I E D E N I S . 193<br />

het Voorzitterfchap van FRANS MORELL. In dezel- ia C. G.<br />

faarisi7.<br />

ven beraamden zij hare Kerkeorde en tucht, en ont­<br />

tot 1552.<br />

wierpen eene algemeene Geloofsbelijdenis der Franfche<br />

Kerken.<br />

Door den dood van HENDRIK II verviel de kroon Staat van<br />

denGods<br />

van Frankryk aan deszelfs oudftenZoon, FRANCOIS dienst on­<br />

II, een' jong Vorst, zwak van ligchaam en van der FRAN­<br />

COIS II.<br />

geest, waarom zijne Moeder KATHARINA DE ME-<br />

DICIS het bewind van zaken in handen nam. Onder<br />

de regering van HENDRIK II. had de Familie van<br />

GUISE uit het Huis van Lotharingen zich den voornaamften<br />

invloed in de regering weten te verkrijgen;<br />

de hoofden van dit gedacht waren zes in getal ,<br />

hoewel flechts de beide eerften moed en krachten<br />

hadden, om iets te kunnen ondernemen ; FRANS ,<br />

Hertog van GUISE, de Kardinaal van LOTHARINGEN,<br />

de Hertog van AUMALE , de Kardinaal van GUISE ,<br />

de Marquis D'ELBOEUF, en de Groot-Prior. Dc<br />

Prinfen van den bloede, naijverig over dezen invloed<br />

der Guifen, maakten eene tegenpartij ten Hove uit;<br />

deze waren : ANTOINE , Koning van Navarre ,<br />

LOUIS , Prins van Condé, de Hertog van Montpenfier,<br />

de Prins van de la Roche fur Ton. Onder de<br />

vrienden en aanhangers van dezen telde men der<br />

Admiraal DE COLIGNY, en deszelfs Broeder, benevens<br />

zijn' Schoonzoon TELIGNY en andere voorname<br />

mannen. De Koningin Moeder, eene listige er 1<br />

ftaatzuchtige vrouw, vond in het eerst geraden , d<<br />

Guifen te vleijen, die, uit Staatkunde, ten eindt<br />

het Spaanfche Hof, den Paus en de magtige Gees<br />

lelijkheid voor zich te winnen, zich,aan het hooft l<br />

HERV. II. N de t


194 K E R K E L IJ K E<br />

na C. G. der Roomschgezinden (telden, en in de tegenwoor­<br />

Jaansi7 dige inrigting der Roomfche Kerk geene verandering<br />

tot 1552,<br />

wilden toelaten; ook meenden zij, door het vervolgen<br />

der Hervormden, de partij van CONDC; of der<br />

Prinfen te zullen onderdrukken. Deze integendeel<br />

moesten met de Hervormden zich verfterkcn, en die<br />

naauwer aan zich verbinden. In den grond echter<br />

was het toenmalige Hof in een diep verderf van zedeloosheid<br />

gezonken; de Admiraal COLIGNY en zijn<br />

Broeder waren genoegzaam de eenigen ender de<br />

bovengemelde hoofden der partijen, die gevoel voor<br />

waarheid en regt hadden behouden, en de nieuwe<br />

leer niet alleen met den mond beleden , maar ook<br />

met der daad beoefenden. Overigens werd de Staatzucht<br />

gehuld in het kleed van ijver voor den<br />

Godsdienst, en de hevige bewegingen en fchokken ,<br />

welke Frankryk in de volgende jaren op den rand<br />

van het verderf bragten, door Burgeroorlogen , hadden<br />

haren oorfprong ruim zoo veel in de verfchillende<br />

partijen en beginfelen der Staatkunde, als van<br />

den Godsdienst.<br />

Ondertusfchen werd te Nantes eene zamenfpanning<br />

gefmeed tegen de Guifen, om dezen van hun<br />

gezag te ontzetten, en den Koning uit hunne magt<br />

en invloed te verlosfen, en hen voor de Staten van<br />

het Koningrijk te regt te ftellen. Dit ontwerp aan<br />

de Guifen ontdekt zijnde, voordat het werkftellig<br />

kon gemaakt worden, voerden zij den Koning naar<br />

Amboife, hetwelk een fterk Kasteel had. De zamengezworenen<br />

befloten nogtans hun oogmerk uit<br />

te voeren, en trokken gewapend naar Amboife, doch<br />

zij


GESCHIEDENIS. 195<br />

zij werden overvallen, gedeeltelijk gedood, velen ge­ 11a C. G.<br />

vangen genomen , en allen verftrooid. Velen der ge­ [aari5i7.<br />

ot 1552.<br />

vangenen werden als oproermakers ter dood gebragt,<br />

eenigen onthoofd, anderen uit de venfters van het<br />

Kasteel opgehangen , anderen in de Rivier geworpen.<br />

Deze opftand had evenwel dit gevolg, dat de<br />

Guifen met de Hervormden een' tijd lang zachter te<br />

werk gingen, de Kardinaal van Lotharingen liet zich<br />

met fommige Euangeliedienaren in gefprekken in, in<br />

hoop, dat hij hen dus van de zijde van coNDé<br />

zou aftrekken. Ook werd er een Koninklijke Staatsraad<br />

gehouden, in welken gehandeld werd over de<br />

noodzakelijkheid eener Hervorming, over het bijeenroepen<br />

eener nationale Kerkvergadering; indien eene<br />

algemeene geenen voortgang zou hebben. In dezen<br />

Staatsraad fpraken JEAN MONLUC , Bisfchop van Valentinois,<br />

CHARLES MAZELLAC, Bisfchop vanHenfte,<br />

en inzonderheid de Admiraal CASPAR DE co-<br />

LIGNY rondborflig, ook leverde de laatfte bij den<br />

Koning twee verzoekfchriften in, uit naam der geloovige<br />

Christenen, die door het Rijk verftrooid<br />

waren, daarbij verzekerende, dat zij zich, meer dan<br />

50,000 fterk, voor den Koning zouden vertoonen ,<br />

indien deze zulks begeerde. Het befluit, door dezen<br />

Raad genomen, behelsde, dat men eene vergadering<br />

der algemeene Staten des Rijks bijeenroepen,<br />

en indien men geene algemeene Kerkvergadering kon<br />

verkrijgen, eene Nationale houden zou, en dat ondertusfchen<br />

alle vervolging en ftraffen zouden ftil-<br />

N 2 • ftaan,


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

ioc 1552,<br />

BEZA<br />

worde<br />

ontboden<br />

aan het<br />

Hofvan<br />

Navarre.<br />

196 K E R K E L I J K E<br />

ftaan, uitgezonderd tegen de genen, die de wapenen<br />

opgevat, en opftand gemaakt hadden.<br />

Ondertusfchen fteide de Prins van Condé alles in<br />

het werk, om de Hervormden, die geene ftaatkunde<br />

van hem verwijderen kon, te vertierken en naauwer<br />

aan zich te verbinden. Tot bereiking van dit<br />

oogmerk, zou niets meer hebben kunnen dienen,<br />

dan dat hij zijnen zwakken befluiteloozen Broeder<br />

ANTOINE, Koning van Navarre, ook voor de nieuwe<br />

leere won. De vrouw van dezen Vorst, JEANNE<br />

D'ALBRET , was eene ijverige voorftanderesfe van<br />

dezelve, zoodat zij eenmaal, wanneer men tot haar<br />

fprak, om, voor het uitwendige, in de Misfe te<br />

gaan, met levendigheid het heldhaftig antwoord gaf:<br />

„ Zoo ik in mijne ééne hand mijn Koningrijk Na»<br />

varre, en in de andere mijnen Prins, (haren<br />

„ Zoon, namaals HENDRIK IV,) kon houden, ik<br />

wierp eer beide in zee, dan dat ik in de Misfe<br />

„ ging." Maar de Koning van Navarre voedde<br />

zich met de hoop, dat hij dat gedeelte van zijn<br />

Koningrijk, hetwelk aan de andere zijde der Pyre»<br />

tie'éii lag, en hetwelk FERDINAND de Katholieke naar<br />

zich genomen had, wederom zou krijgen , gelijk<br />

PILIPS II hem in die hoop verfterkte, indien hij het<br />

Roomfche Geloof bleef aanhangen.<br />

Als ANTOINE eens, in een' regt boozen luim ,<br />

wegens de misleidingen van FILIPS , zich te Nerac<br />

bevond, drong de Prins van Condé benevens de<br />

Koningin bij hem aan, dat hij den beroemden Her­<br />

vormden Redenaar THEODORE DE BEZE uit Geneve<br />

te


G E S C H I E D E N I S . 19?<br />

•te Nerac bij zich zou ontbieden, en als hij daar in ia C. G.<br />

[aari5i7.<br />

fcheen toe te ftemmen , ontboden zij B E Z A naar<br />

rot 155».<br />

Nerac, verzoekende tevens aan den Raad teGeneve,<br />

om BEZA verlof tot deze reis te geven, B E Z A , hoe<br />

gevaarvol ook deze reis midden door Frankryk voor<br />

hem ware, ondernam dezelve echter in het jaar<br />

1560, en kwam gelukkig te Nerac aan, alwaar<br />

hij door zijne welfprekendheid wel den Koning verbaasde,<br />

maar echter denzelven niet voor de hoofdzaak<br />

winnen kon.<br />

THEODORUS BEZA Of D E BEZE , Opdat Wij den<br />

THEOD.<br />

BEZA.<br />

Lezer dezen beroemden man een weinig nader leeren<br />

kennen, werd den 24ften Junij 1519 te Vezelai,<br />

eene kleine maar verfterkte ftad in Bourgogne,<br />

„waar zijn Vader Baljuw was, geboren. Zijn Vadei<br />

fchijnt een braaf man, maar noch geleerd, noch rijk<br />

geweest te zijn; zijne Moeder was eene zeer moe<br />

dige, en wel onderwezene vrouw, die door han<br />

bedrevenheid in de Genees- en Heelkunde voor d(<br />

bewoners van hare kleine ftad zeer weldadig werkte<br />

Van de beide Ooms van den jongen THEODORUJ<br />

was de één Lid van het Parlement van Parys , di<br />

ander Abt van Froidtnorts, beiden zonder kinderen<br />

De Parlementsraad nam hem , nog een zuigelinj<br />

zijnde, met toeftemming zijner ouderen, tot zich »<br />

om hem als zijn' Zoon op te voeden. Zijne Moe<br />

der bragt hem zelve naar Parys, en ftierf, voorda t<br />

hij nog den ouderdom van drie jaren bereikt had<br />

In December 1528 werd B E Z A door zijnen Oor 1<br />

naar Orleans gezonden , om bij den geleerden M E L<br />

CHIOR WOLLMAR opvoeding en onderwijs te on<br />

N 3 vat<br />

1-


193 K E R K E L I J K E<br />

oa C. G , vangen, die hem ook met zich naar Bourges nam,<br />

1 Jaarisi; toen hij derwaarts beroepen werd, om de Griekfche<br />

tot 1552<br />

Taal te onderwijzen. In Bourges leerde BEZA CAL­<br />

VIN kennen, en ontving van dezen en van WOLL-<br />

MAR zeiven zuiverder begrippen van den Godsdienst.<br />

Ondertusfchen was de omgang met CALVIN toen<br />

van geen langen duur, dewijl CALVIN zich kort<br />

daarna naar Parys begaf, en vervolgens, gelijk wij<br />

in zijn leven gezien hebben, Frankryk ruimen<br />

moest, WOLLMAR werd in het jaar 1535 naar Tu~<br />

hingen geroepen, en daar als Wurtembergfche Raad<br />

aangefteld. Deze zou gaarne zijnen kweekeling hebben<br />

medegenomen, maar BEZA was door te fterke<br />

banden aan zijn vaderland verbonden, en bleef in<br />

Frankryk, en bij de oude leer. Op begeerte van<br />

zijnen Oom keerde hij naar Orkans, om daar in de<br />

Regten te Ouderen. Hier begon EEZE zijnen aanleg<br />

als Dichter te openbaren, en verwierf zich daardoor<br />

de achting en kennis der aanzienlijkfle mannen te<br />

Orkans; deze kennis kan op zich zelve genoeg<br />

reeds bewijzen, dat BEZA zich te dezen tijde geenszins<br />

aan lage losbandigheid heeft overgegeven, gelijk<br />

zijne vijanden hem afgefchilderd hebben , offchoon<br />

hij hier niet zoo ftreng van zeden was , als naderhand<br />

in Geneve. Hij vervaardigde hier te Orkans<br />

het grootfte gedeelte dier losfe Dichtftukken, welke<br />

hij, in rijper jaren, heeft afgekeurd. Na een verblijf<br />

van vier jaren keerde hij naar Parys terug,<br />

waar hem de fchitterendfte uitzigten geopend werden.<br />

Jong en fchoon zag men hem overal gaarne ,<br />

hij verkeerde in de luinerrijke kringen van het Hof,<br />

óm-


G E S C H I E D E N I S . Ï99<br />

omgeven door ligtzinnige jonge adelijken. Het was na C. G.<br />

dus niet te verwonderen, dat hij , gedurende ver­<br />

}aansi7.<br />

tot 1552.<br />

fcheidene jaren, niet dacht aan de belofte, welke hij<br />

aan zijnen leermeester WOLLMAR had gedaan, van<br />

zich naar Duitschland. te zullen fpoeden. Ook zochten<br />

hem de Geestelijken voor hunne Kerk aan.<br />

„ Nooit echter," fchreef hij naderhand aan WOLL­<br />

MAR, „ heeft God mij zoo ver laten afdwalen, of<br />

„ ik zuchtte meermalen over mij zeiven, en behield<br />

„ mijnen wensen, om het Pausdom eens eindelijk<br />

,, geheel te verwerpen." Bij den ledigen tijd, welken<br />

hij hier te Parys had, maakte hij zich door de<br />

uitgave van zijne poëmata juvenilia, als een' voortreffelijk<br />

Latijnsch Dichter bekend , welke hij, eet<br />

hij Parys verliet , op verzoek van WOLLMAR liel<br />

herdrukken. Ondertusfchen hebben hem deze ƒ»<<br />

venilia veel verdriet veroorzaakt, zoodat hij, hoewel<br />

vergeefs , naderhand gezocht heeft , dezelve<br />

geheel te verdonkeren. Zijne vijanden maakter<br />

er gebruik van, om zijne zeden en gedrag allerzwartst<br />

te maken, en zelfs hem de vlek van de<br />

fnoodfte en den mensch onteerende misdaad aan te<br />

wrijven. Doch om uit deze gedichten dit befluit t(<br />

trekken, moet men een Monnik zijn als CLAUDE DE<br />

XAINTES. Zoo BEZA in eene andere , dan onbe<br />

vlekte betrekking geflaan had met AUDEBERT , diei<br />

hij zoo hartelijke vriendfchap toedroeg, hoe had dai<br />

deze, destijds Advokaat voor het Parlement te Pa<br />

rys, naderhand Prefldent van het Parlement te Or<br />

kans, de algemeene achting, ook na dat zijn vriem I<br />

N 4<br />

1 0 t


zoo<br />

K E R K E L I J K E<br />

na C. G. tot de partij der Ketters was overgegaan, kunnen<br />

Jaari5i7. blijven genieten (*)?<br />

tot 1552.<br />

Te midden zijner verftrooijingen in de hoofdftad,<br />

vatte BEZA liefde op voor een deugdzaam meisje,<br />

hetwelk dezelve niet dan op eene eerlijke wijze dul­<br />

den wilde. Hij begaf zich met haar in den echt,<br />

maar heimelijk, doch met belofte, om , zoodra de<br />

omltandigheden zulks zouden gedoogen, het huwe­<br />

lijk bekend te maken, waatin hij ook woord heeft<br />

gehouden. Deze vrouw bragt hem van zijne jeug­<br />

dige ligtzinnigheid af, waarbij kwam, dat hij in het<br />

jaar 1548 eene zoo gevaarlijke ziekte kreeg , dat<br />

men<br />

(*) Hoe verfoeijelijk flecht is het dan, dat men, na<br />

twee en eene halve eeuw, zulk eene lastering durft her­<br />

halen? De boven Bl. 28. ook gemelde LANTHIER, (Les<br />

foyageurs en Suisfe, I Vde Brief, of de Reizigers in Zwitfer­<br />

land. I Deel, Bl. 15.) fchrijft: „ Men fpreekt hier te Geneve<br />

„ dikwijls van FAREL, van CALVÏN en van TIIEODORUS<br />

„ BEZA, maar men zegt niets van de Verzen, door dezen<br />

„ laatften in zijne jeugd vervaardigd. Amptector hunc<br />

„ et illam." — Het aanhalen van zulk eenen enkelen<br />

regel, zonder verder iets meer van den beroemden man<br />

te zeggen, — is het iets anders dan de boosaardigfte en<br />

geheel ongegronde aantijging in de gedachten te herroe­<br />

pen? Vraagt te regt met verontwaardiging een Onge­<br />

noemde in den Rccenfent , ook der Reeën/enten. IV.<br />

Deel, Bladz. 46 wijzende verders op SAI.DENUS Otia<br />

Theol. L. I. Exerc. VIII. §. 24. ƒ>. 164. Men zie ook<br />

BAVLE V. AUDEEERT dl BEZA.


GESCHIEDENIS. 201<br />

men aan zijn leven wanhoopte. Hij meende in deta C. G.<br />

ze ziekte eenen wenk der Voorzienigheid te zien ,<br />

[aan 517.<br />

:ot 1552en<br />

deed eene gelofte, om de ftrenge zeden der HervormdeKerk,<br />

te gelijk met hare leer, aan te nemen,<br />

en zich tot zijnen Leermeester te begeven. Hij trad<br />

met zijnen vriend CRISPIN in onderhandeling , om<br />

eenen boekhandel te Geneve te beginnen, en om de<br />

daartoe benoodigde penningen te vinden , verkocht<br />

hij verfcheidene van zijne Prebenden, waar over zijne<br />

vijanden vervolgens niet nalieten, hem verwijtingen<br />

te doen. Den zzücn October 1548 reisde hij<br />

met CRISPIN naar Geneve, alwaar CALVIN hem bewoog,<br />

om zijn voornemen omtrent eenen boekhandel<br />

te laten varen, en zijne talenten ten nutte der<br />

Kerk te belteden. Hier op vertrok hij naar zijnen<br />

Leermeester WOLLMAR te Tubingen. Doch als er<br />

intusfchen te Laufanne eene Hoogleeraarsplaats in<br />

de Griekfche Taal opengevallen was, en men dezelve<br />

gaarne aan BEZA wilde opdragen, bewoog CAL­<br />

VIN dezen, hoewel niet zonder moeite, om dezelve<br />

aan te nemen. Nu leide BEZA zich met ijver toe<br />

op de Hebreeuwfche Taal, en koos het Nieuwe<br />

Testament, benevens andere Schrijvers, tot het onderwerp<br />

zijner voorlezingen. Ook hield hij in de<br />

Franfche Taal voorlezingen over den Brief taan de<br />

Romeinen. • Van dezen tijd af deed CALVIN niets<br />

zonder BEZA; deze laatfte waagde het in het jaar<br />

1550, als Keizer KAREL V. te dugsburg eenen<br />

Rijksdag befchreven had , dien Keizer een ge.<br />

fchrift te overhandigen, hetwelk een ontwerp beverse<br />

om de verfchillende partijen in den Godsdienst te<br />

N 5 bè


802 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. bevredigen , (de pace Chrhtianarum Ecclefiarum<br />

Jaari5i7. ctnftituenda confilium ad S. C&faream Majestatem<br />

tot 1552.<br />

et Romani imperii Status Augustae congregatos.")<br />

BEZA vereenigde zich voorts zoo naauw met CAL­<br />

VIN , dat hij deel nam in al de gefchillen, in welke<br />

deze was ingewikkeld , en hem in alles de hand<br />

bood , in zijne moeijelijkheden met HIERONYMUS<br />

BOLZEC , die de Pelagiaan fche gevoelens tegen CAL­<br />

VIN waagde te verdedigen; hij nam ook de verdediging<br />

van CALVIN op zich in de zaak van MICH.<br />

SERVETÜS , en fchreef zijne Verhandeling: de hae*<br />

reticis a magistratu gladio pum'endis, (dat de Ketters<br />

door de Overheid met het zwaard geftraft moeten<br />

worden,) welke zoo veel tegenfpraak heeft ondergaan,<br />

en over welke wij in het vervolg gelegenheid<br />

zullen vinden, om iets naders te zeggen. Sedert<br />

was BEZA ijverig bezig, in de verfchillen tusfehen<br />

de Lutherfchen en de Zwitfers , over het<br />

Avondmaal, om, ware het mogelijk, de eendragt<br />

en vrede te vestigen. Zijn ijver en geleerdheid maakten<br />

hem zoo geacht bij CALVIN , dat deze hem in<br />

het jaar 1559 den post van Rector der nieuw opgerigte<br />

Hoogefchool te Ceneve deed opdragen. Hier<br />

onderwees hij, nevens CALVIN, de Godgeleerdheid,<br />

en nam fpoedig daarop ook nog eene Predikantsplaats<br />

op zich. Na den dood van CALVIN was hij<br />

deszelfs opvolger, en bleef aan het fpits van alle<br />

Hervormde Kerken. Hoe edel en zuiver zijn ijver<br />

voor de Wetenfchappen en den Godsdienst was ,<br />

bewees hij als Rector der Akademie, in zijnen ouderdom<br />

zelveii. In het jaar 1580 tot 1590 hadden<br />

de


G E S C H I E D E N I S . ao3<br />

de tijdsomftandigheden den Staat van Geneve zoo ia i C. G.<br />

achteruit gezet, dat de uitputting der fladskas den .<br />

aari5i7ot1552-<br />

Raad noodzaakte, eerst eenige Hoogleeraars te ontflaan,<br />

en vervolgens het Hoogleeraarsambt in de<br />

Hebreeuwfche en Griekfche Talen, gelijk ook dat<br />

der Regtsgeleerdheid en Wijsbegeerte geheel af te<br />

fchaffen. Thans trad BEZA alleen voor allen op:<br />

Hij hield niet alleen zijne voorlezingen, voor welke<br />

men hem niet meer betalen kon, zonder betaling ,<br />

nog fteeds voort, maar nam ook het werk der openflaande<br />

plaatfen gaarne en gewillig op zich. Dezen<br />

last droeg hij zoo lang, tot dat hij uit Engeland,<br />

waar hij, omflreeks dien tijd, aan de Akademie van<br />

Cambridge zijnen kostbaren Codex der Euangelien<br />

fchonk, eene aanzienelijke onderfteuning in geld voor<br />

zijne Akademie ontving, waar door de Raad in fbaat<br />

werd gefield, om de plaatfen , die hij tot dusver<br />

vervuld had, weder door nieuwe Hoogleeraaren te<br />

bezetten.<br />

In het begin reeds van dit zijn verblijf te Geneve<br />

voltooide hij het verdien [lelijk werk , hetwelk hij te<br />

Laufanne had begonnen, om de Franfche berijming<br />

der Pfalmen, welke CLEMENT MAROT ondernomen<br />

had, te vervolgen en te voltooijen. Niets bevorderde<br />

de fpoedige uitbreiding der Hervormde Kerk in<br />

Frankryk meer , dan deze Pfalm - berijming , die<br />

overal werd gezongen, en die de Koningin van<br />

Frankryk niet alleen zelve gaarne zong, maar ook<br />

door den Bisfchop MONLUC zeiven aan het Hof<br />

openlijk werd aanbevolen. De eerfle volledige uitgave<br />

derzelve verfcheen in het jaar 1560 te Lions<br />

met


SOA K E R K E L I J K E<br />

na C. G. met Koninklijk Previlegie in het licht. De naam<br />

Jaar 1517. van BEZA werd alom, waar men Fransch fprak of<br />

toe 155a.<br />

zong, bekend, zelfs de Koningin KATHARINA DE<br />

MEDICIS leerde BEZA , over wiens godgeleerde kennis<br />

zij niet wist te oordeelen, als Dichter hoogachten.<br />

Deze roem van BEZA mengde hem eerlang in<br />

de zaken der Hervormden in Frankryk , alzoo de<br />

Grooten, die de zaak der Hervorming gunftig waren,<br />

fpoedig inzagen, dat deze Godgeleerde tevens<br />

geen ongefchikt Hoveling was.<br />

De verrigtingen van BEZA , ten voordeele der Hervormden<br />

in Frankryk, hier voorbijgaande, om die op<br />

hare plaats te melden, zeggen wij thans alleenlijk,<br />

dat BEZA , terftond na den vrede van Orkans, tusfehen<br />

de Guifen en de Prinfen van den bloede gefloten,<br />

in 1563, naar zijn vreedzaam Geneve fpoedde , alwaar<br />

zijne tegenwoordigheid te noodiger was, uit<br />

hoofde van den zwakken flaat van CALVINS gezondheid,<br />

welken grooten man BEZA in het jaar 1564<br />

opvolgde, hoewel niet zonder het diepfte gevoel<br />

van het zwaarwigtige van dezen post; offchoon<br />

CALVIN zelf hem tot zijnen opvolger verzocht had<br />

als Voorzitter van den Geestelijken Raad, die tevens<br />

de flrengfle Regtbank der zeden uitmaakte,<br />

(als moderateur des affaires ecckjiastiques,) zoo<br />

verzette zich BEZA, wiens ziel geene eerzucht kende,<br />

daartegen, en verzocht openlijk daar van verfchoond<br />

te zijn. Eindelijk wisten zijne ambtgenooten<br />

hem te misleiden. Men werd het met hem<br />

eens, dat deze waardigheid voortaan, om het jaar,<br />

zou afwisfelen, en hij liet zich voor dat jaar ver-<br />

kie-


G E S C H I E D E N I S . üö5<br />

kiezen; doch nu verkoos men hem alle jaren op ïaC. G.<br />

[aari5i7.<br />

nieuw, tot in het jaar 1580, wanneer hij het, door<br />

:ot 155a.<br />

herhaalde voorflellingen , zich tevens op zijne hooge<br />

jaren beroepende, eindelijk zoo ver bragt, dat men<br />

hem dezen moeijelijken last ontnam , en deze waardigheid<br />

wekelijks door een' ander deed bekleeden,<br />

waar door echter het gewigt en de invloed derzelve<br />

tevens meer en meer afnam.<br />

Onbegrijpelijk groot was de zorg en ijver, welken<br />

BEZA befleedde, om de belangen der Kerk te behartigen;<br />

niet alleen door de leere van CALVIN te verdedigen<br />

tegen bijzondere perfonen, waar in hij zelfs<br />

door zijnen ijver fomtijds de palen der gematigdheid<br />

en verdraagzaamheid te buiten ging, zoo als in zijden<br />

twist met BERNARD OCHINO en SEBASTIAAN<br />

CASTALIO, maar ook door zijne pogingen voor de<br />

rust en vrede van de Kerken in Polen ; terwijl in<br />

tusfehen dringende zorgen te huis en in Frankryk<br />

hem bezig hielden, daar oorlog, pest en inwendige<br />

gefchillen het noodig maakten, dat hij al zijn gezas<br />

befteedde, om de eenheid der leere en der tucht t(<br />

bewaren, en het ongeluk zijner geloofsgenooten t(<br />

verzachten. Zoo zorgde hij voor de veiligheid vai<br />

Geneve, toen het leger, hetwelk de Hertog van Alh<br />

naar de Nederlanden voerde , in de nabijheid vat<br />

die ftad doortrok; toen de oorlog in Frankryk h<br />

het jaar 1567 weder was uitgeborsten, ftelde hij ali<br />

vlijt in het werk, om de ongelukkige vlugtelingei<br />

uit dat land veiligheid en zoo veel mogelijk eei<br />

goed onthaal te Geneve te bezorgen, niettegenftaan<br />

de hij verfcheidene keeren de ondankbaarheid de<br />

men


206 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. menfchen ondervinden moest, voornamelijk van een'<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

geleerd Jurist CHARPENTIER, wien hij een Hoog.<br />

leeraarsplaats in de Regten bezorgde, en geld leende,<br />

hetwelk BEZA zelf bij anderen te leen had moeten<br />

opnemen, en waar door hij in de grootfte verlegenheid<br />

geraakte, toen CHARPENTIER hem niets<br />

terug betaalde. Ja deze ondankbare, naar Parys terug<br />

gekeerd, bood zich daar aan, om de gruwelen<br />

van den St. BARTELS nacht te verdedigen, en voer<br />

in een gefchrift hevig tegen BEZA uit, dien hij als<br />

den Richter van alle onheil befchreef; waarop BEZA<br />

echter niets antwoordde, dan dat hij hem eens, in<br />

het voorbijgaan, eenen ondankbaren noemt, toonende<br />

dus, dat de bijzondere hem aangedane beleedigingen<br />

hem minder in drift deden ontfteken, dan de<br />

zaak der Kerk.<br />

Zijn Broeder, die na den dood zijns Vaders,<br />

Baljuw van Vefelai was geworden, kwam, toen die<br />

ftad door de Roomschgezinden bij verrasfing ingenomen<br />

was , naar Geneve vlugten, alwaar BEZA<br />

iem in zijn huis vriendelijk ontving; maar kort daar<br />

ia, nog in hetzelfde jaar, ftierf hij aan de pest,<br />

velke toen te Geneve woedde. Zoodra Vefelai door<br />

1 le Proteftanten herwonnen was, begaf BEZA zich<br />

i n allerijl derwaarts, om voor de kinderen van zij-<br />

j ten Broeder het overfchot van hunne bezittingen te<br />

1 edden. Bij deze gelegenheid hoopte hij ook zijne<br />

luster, die zich in een Klooster begeven had, over<br />

1 e halen, om met hem naar Geneve te gaan, of ten<br />

1 ninfte haar Klooster te verlaten. Maar zij wilde<br />

:ich tot het een noch ander laten bewegen.<br />

De


G E S C H I E D E N I S . £07<br />

De bloedige oorlog was in Frankryk naauwelijks ïaC. G.<br />

door eenen bedriegelijken vrede geëindigd, of de Fran- [aarisi7.<br />

:ot 1552.<br />

fche Herken liepen gevaar door inwendige verdeeldheid<br />

over de Kerketucht gefcheurd te worden; de edele befchermfter<br />

der Hervormden, de Koningin van Navarre ,<br />

deed, ten einde de eendragt te bewaren, eene Sijnode<br />

te Rochelle bijeenkomen, en BEZA liet zich door haar<br />

bewegen, om zich derwaarts te begeven, en het was<br />

op zijn raad, dat men de bellisfing van het verfchil<br />

uitftelde, tot het eerstkomende algemeene Sijnode ,<br />

hetwelk men befloot te Nismes te houden. Meer moeite<br />

kostte het hem, de eenigheid tusfehen de Franfche<br />

en Zwitferfche Kerken op dit Sijnode te Rochelle te<br />

bewaren. De Franfchen wilden in de belijdenis<br />

hunner Kerken, bij het artikel van het Avondmaal,<br />

gevoegd hebben de woorden: het ligchaam des Heeren<br />

zelfflandig, (fubftantialiter,) ontvangen. Dit<br />

was den Zwitfers, bijzonder die van Zurich, en<br />

allermeest den ouden BULLINGER , zeer tegen de<br />

borst. Na vele moeite gelukte het aan BEZA, beide<br />

de partijen tot vrede over te halen. Men merkt aan,<br />

tot eene blijk, hoe talrijk de Hervormden te Rochelle<br />

waren, dat na het afloopen van de Sijnode<br />

10,000 menfchen het Avondmaal gebruikten.<br />

Een donker voorgevoel van den ramp der Kerken<br />

in Frankryk vervulde thans de ziel van BEZA, die<br />

te Geneve was wedergekeerd, toen de valfche KA-<br />

THARINA DE MEDICIS de Grooten van de Hervormde<br />

partij, door hare vleijerijen, aan het Hof<br />

zocht te lokken. Hij beproefde alle zijne welfpretendheid,<br />

om den Admiraal van daar terug te houden,<br />

maar


£C8 K E R K E L I J K E<br />

naC. G. maar deze hield zijnen vriend voor al te vreesach»<br />

Jaar 1517. tig, en ging den dood te gemoet. De vrees van<br />

tot 1552.<br />

BEZA vermeerderde, toen zijne vriendin , de be-<br />

fchermfter der Hervormden, de Koningin van Na»<br />

yarre, ftierf. Maar toen hij vernam, dat men ha­<br />

ren Zoon, ( HENDRIK IV. ) met eene Roomfche<br />

Prinfes in het huwelijk wilde doen treden, kon hij<br />

zich niet bedwingen, aan den jongen Vorst eenen<br />

vaderlijken vermaningsbrief te fchrijven (*), welke<br />

gedagteekend is uit Geneve den loden Julij 1570.<br />

De nacht van St. BARTHOLOMEUS bevestigde maar<br />

al te fchrikkelijk het voorgevoel van BEZA.<br />

BEZA was geheel niet bijgeloovig, evenwel deden<br />

dit gruwelftuk, de gevolgen, welke men daar van<br />

kon voorzien, en de angftige bekommering van alle<br />

braven, met écu woord, de treurige tijdsomuandig-<br />

heden, hem, uit eene in het jaar 1572 ver-<br />

fchn'nende Komeet, vermoeden , of niet het einde<br />

aller dingen, en de laatfte toekomst van JEZUS ,<br />

thans aanuaande was, en hij wenschte, aangaande<br />

dit verfchijnfel , de meening der Astrologisten of<br />

Starrenduiders nader te verflaan (f). Deze gedach­<br />

te maakte hem evenwel niet traag in het doen van<br />

al wat hij maar kon. Zijn huis Hond open voor<br />

de vlugtende Leeraars van zijne Kerk; zijne Predi­<br />

katiën en verzoeken bewogen die van Geneve, om<br />

de ongelukkigen op te nemen en te verzorgen ; de<br />

(*) «EZA Epist. 74-<br />

m i 1<br />

"<br />

(t) Epist. LXXIII. pag. 152. Poem. Bezae pag. 194.<br />

Edit. Han. 12. Vergelijk SCHLOSSER het leven van BEZA<br />

Aanhaugfel Bladz. 319-322.


G E S C H I E D E N I S . 200<br />

milde giften, welke hij uit Duitschland, Engeland, na C. G»<br />

Schotland en Zwitferland ontving, ftelden hem i:i<br />

|aari5i7.<br />

tot 155a.<br />

ftaat, om drie jaren lang eene menigte gevlugte Predikanten<br />

te onderhouden. Hij trachtte ook door<br />

Brieven de Duitfche Vorsten op te wekken, om de<br />

Franfchen te helpen, en bewerkte zelfs in het jaar<br />

1574 een verdrag van bijftand en hulp tusfehen Hertog<br />

JOAN CAZIMIR, en den Prins van Conde, nadat<br />

deze laatfte zijne gevangenis ontweken was.<br />

In het jaar 1581 bewees hij aan de ftad Geneve<br />

gewigtige dienften, om de ftad in de vernieuwing<br />

van het verbond der Eedgenooten met Frankryk te<br />

doen begrijpen; ook ftelde hij voor de Genevezen<br />

de wederlegging op der gronden, op welke de Hertog<br />

van Savoye aanfpraak op hunne ftad maakte.<br />

Te zelfden tijde, dat het lijden der Franfche Kerken<br />

de geheele werkzaamheid van BEZA voor dezelve<br />

vorderde , werd de onzalige twist over het<br />

Avondmaal in Duitschland weder wakker gemaakt,<br />

door de pogingen van JAKOB ANDREÜ, en de kaba-<br />

len van SELNECCER. BEZA was ook in dezen twist<br />

gemoeid, die vergeefs alle vlijt aanwendde, om de<br />

wederzijdfche partijen tot eendragt te bewegen, waar<br />

toe ook een mondgefprek te Mompelgard in het jaar<br />

1586 gehouden werd, waar bij BEZA als een der<br />

fprekers tegenwoordig was. Ook had BEZA veel<br />

moeite met SAMUEL HUBER , Predikant te Burgdorf<br />

in het Kanton Bern, over de leere der algemeene of<br />

bijzondere genade.<br />

Inmiddels was in Frankryk eene geheele verandering<br />

voorgevallen, en HENDRIK IV Koning gewor-<br />

HERV. II. O den,


CIO K E R K E L I J K E<br />

na C. G den, die, opdat hij de I;roon behouden en aan<br />

Jaansi; Frankryk den vrede wedergeven mogte, den Room­<br />

tot 1552<br />

fchen Godsdienst omhelsde ; BEZA , die altijd met<br />

dezen Vorst in betrekking geftaan had, trachtte bij<br />

deze gelegenheid het beste voor het Rijk en den<br />

Godsdienst tevens met het heil des Konings te bevorderen,<br />

en daar toe de hulp van den Marquis DE<br />

ROSNY, naderhand Hertog van Sully, te gebruiken.<br />

Hij gaf aan denzei ven eenige punten op, welke hij<br />

hem verzocht naauwkeurig op te merken. Onder<br />

dezen waren:<br />

Dat de Koning niets ligtzinnig en zonder vooraf<br />

behoorlijk te bedenken, belove; maar hetgeen hij<br />

beloven' zou, getrouw nakome.<br />

Dat hij geenen fkchten en openbaar zondigen man,<br />

al had hij hem ook de grootïïe dienden bewezen,<br />

zijn vertrouwen fchenke.<br />

Dat hij zich vooral hoede voor lieden, die hem<br />

van de Hervormden verder zouden zoeken te verwijderen<br />

, en dat hij niet ligt geloof geve aan zulken,<br />

die hem zouden willen verbitteren tegen die<br />

genen, die zich voorheen als zijne getrouwe onderdanen<br />

hadden gedragen.<br />

Eindelijk, dat hij de eere van God zoodanig in<br />

gedachten houde, dat hij de genen , die door hunne<br />

gefprek ken of daden toonen, dat zij goddeloos zijn,<br />

en geen der twee Godsdienflen opregtelijk belijden,<br />

zonder aanzien van perfoon, wanneer zij onverbeterlijk<br />

zijn, van zich verwijdere, als lieden, die niet<br />

alleen tot niets goeds deugen ; maar ook oorzaken<br />

van alle onheilen kunnen worden.<br />

Hoe


G E S C H I E D E N I S . 211<br />

Hoe oud BEZA ook werd, hoe zeer hij ook de ia C. G.<br />

[aari5i7*<br />

Ügchaamsgebreken van den ouden dag gevoelde,<br />

ot 1552.<br />

200 bleef echter zijn geest dezelfde tot aan het einde<br />

van zijn leven. Bij den dood zijner vrouw , in<br />

het jaar 1588, troostte hij zich zeiven , wegens het<br />

verlies dezer gezellinne zijner jeugd, en zijnen vriend<br />

LECTIUS te gelijker tijd, wegens het verlies eener<br />

dochter, in een gedicht, hetwelk zeker het flechtfte<br />

zijner gedichten niet is; en het groot aantal Brieven,<br />

welke hij van 1590 tot 1600 zelf fchreef of dicteerde<br />

, gelijk ook het deel, hetwelk hij nog aan de<br />

twisten over de regtvaardiging nam, zijn de beste<br />

bewijzen van de onvermoeide werkzaamheden van<br />

den grijsaard.<br />

Hij moest echter reeds in het jaar 1597 een gedeelte<br />

zijner ambtsbezigheden en bijzonder het prediken<br />

ftaken. Hij bereidde zich, lang voor dat hij<br />

ziekte of zwakheid voelde, reeds tot den dood;<br />

verkocht zijne boekverzameling in het jaar 1598 aan<br />

den Heer VON ZASTRISCE , opdat zij in haar geheel<br />

zou blijven, en behield voor zich flechts zoo veel<br />

Boeken, als hij nog tot aan het einde van zijn leven<br />

dacht te gebruiken; over den koopprijs dezer boekverzameling<br />

befchikte hij deels ten voordeele zijner<br />

weduwe, want hij was fpoedig na het overlijden zijner<br />

eerfte vrouw, om een' fteun in zijtien ouderdom<br />

te hebben, weder gehuwd, deels ten voordeele<br />

der armen te Geneve. In een Nafchrift op eenen<br />

Brief aan den bovengemelden ZASTRISCE ,' (den<br />

28ften Augustus 1597,) fpreekt hij voorts van zijne<br />

verwachting des doods met deze woorden; ,, In-<br />

O 2 dieri


212 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. dien gij vraagt, hoe ik vaar, en wat ik doe, daar<br />

Jaari'517. door Gods genade niet eenige ziekte of kwaal, maar<br />

tot 1552.<br />

de ouderdom zelve, mij belet, mijn ambt waar te<br />

nemen , ik houde mij ftil in huis, en onderwijs ,<br />

vermaan en vertroost mij zeiven met gebeden en bij­<br />

zondere boekoefeningen, zijnde daar aileen op be­<br />

dacht, dat ik eindelijk in die allergewenschte haven<br />

aan moge landen, zonder fchipbreuk te lijden aan<br />

mijn geloof en hoop."<br />

Wegens zijne betrekking op HENDRIK IV en des­<br />

zelfs Staatsdienaars, leefde BEZA den Jefuiten te<br />

lang. In het jaar 1598 ftrooiden zij uit, dat hij<br />

overleden was, en vóór zijnen dood beleden had<br />

berouw te hebben wegens het verzaken en bedtijden<br />

der Roomfche leer. BEZA , hier door met regt ver-<br />

ftoord, deed niet alleen eenen Brief drukken aan<br />

zijnen vriend, den Hoogleeraar STUCK, te Zurich ,<br />

waar in hij hunne fireken en leugens ontdekte; maar<br />

ook moesten de Predikanten van Geneve een ge­<br />

fchrift in de Franfche en Latijnfche Taal uitvaardi­<br />

gen , en aan alle de Kerken rondzenden, om BEZA'S<br />

leven bekend te maken, en zijn befluit, om alles<br />

wat hij ooit beleden had , nog verder te belijden.<br />

De oude man vervaardigde zelfs nog een bijtend<br />

Puntdicht, waar in hij de Jefuiten en derzelver<br />

Stichter befpotte. De Jefuiten fchaamden zich over<br />

den misdag in hunne Staatkunde zoo zeer, dat zij<br />

fchriftelijk poogden te bewijzen, dat BEZA en de<br />

Hervormden deze ganfche zaak zelve hadden begon­<br />

nen, om hen deswegens te kunnen aanvallen.<br />

In het jaar 1599 mogt het BEZA gebeuren, zij­<br />

nen


G E S C H I E D E N I S . 313<br />

nefl HENDRIK , dien hij, wegens deszelfs onftandvas- 1 ia C G.<br />

tigheid, dikwijls had berispt , maar nogtans (leeds .<br />

aan 517ot<br />

155a»<br />

hoog bleef achten, nog eens te zien en te fpreken,<br />

en tevens die van Geneve en zijnen Geloofsgenooten<br />

te Lions eenen wezenlijken dienst te doen. De Her­<br />

tog van Savoye had, namelijk, ten tijde van den<br />

doortogt van den Hertog-van Alba naar de Neder­<br />

landen, niet ver van de poorten van Geneve, met<br />

hulp der Spanjaarden, een Fort, (St. Catharina,)<br />

opgeworpen, hetwelk de ftad geftadig bedreigde. In<br />

de laatfte jaren der XVIde eeuw geraakte de Hertog<br />

van Savoye met Frankryk in oorlog, bij deze gele­<br />

genheid kwam HENDRIK IV in het gezegde jaar 1599<br />

te Loyfel, niet ver van St. Catharina, wanneer die<br />

van Geneve een Gezantfchap aan dezen Koning zon<br />

den, om van denzelven het Hechten van dit Fort t(<br />

verzoeken, BEZA plaatfte zich te liever aan hel<br />

hoofd van dit Gezantfchap, om dat hij niet twijfel<br />

de, dat de Koning hem dit verzoek zou inwilligen,<br />

Hij verfcheen voor den Koning, en fprak zijnen ge<br />

liefden HENDRIK , wiens moeder hem hoog geacht<br />

wiens vader hem gekend, wiens oom hem gevreest l<br />

had, en wiens getrouwe Staatsdienaar SULLY naa {<br />

zijnen raad hoorde, voordat hij nog de Staatsbelan<br />

gen beftuurde, uit de volheid des harte dus aan:<br />

„ Sire! Menfchelijke welfprekendheid is niet i 1<br />

ftaat, om U wegens uwe bewonderingswaardige Ai<br />

den, den verdienden lof toe te zwaaijen: Mijne tai il<br />

is te eenvoudig; mijne ftem te zwak om den glar s<br />

van uwe deugd te kunnen verbreiden, welke c e<br />

O 3 w


ai4 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. wereld eeuwig zal roemen, omdat gij niet ophoudt,<br />

Jaari5i7. daden te verrigten, die roem en lof verdienen. Den<br />

tot 1552.<br />

Heiligen Engelen moet ik het overlaten, den roem<br />

te verbreiden, dien gij verdient, daar gij des Heeren<br />

Kerk uit den druk hebt gered, en Gods kinderen<br />

volle vrijheid hebt bezorgd, om hem te dienen naar<br />

zijne heilige voorfchriften, en hem aan te roepen in<br />

de Drieëenheid der perfonen. Ik wil mij vergenoegen<br />

met te zeggen , en op menfchelijke dingen toe<br />

te pasfen, wat SIMEON van Goddelijke dingen zeide:<br />

Heer, laat nu uw' dienstknecht gaan in vrede<br />

naar uw woord, want mijne oogen hebben nog<br />

voor mijnen dood, niet alleen den Verlosfer uwer<br />

ootmoedige dienaren , maar ook den redder van geheel<br />

Frankryk en van alle geloovigen gezien; want<br />

allen hebben zij de uitwerking uwer onfchatbare<br />

goedheid ondervonden!!"<br />

Geheel ontroerd antwoordde de Koning:<br />

„ Mijn vader! Deze weinige, maar veelbeduidende<br />

woorden, zijn den roem der Weifprekendheid<br />

waardig, dien THEODORE DE BEZE zich verworven<br />

heeft. Ik neme die gaarne aan, en met het vriendfchappelijk<br />

gevoel, hetwelk zij verdienen. Ik verzekere<br />

u, dat, daar de Koningen, mijne voorgangers,<br />

altijd uwe ftad in bijzondere befcherming hebjen<br />

genomen, ik niet flechts befloten heb, hen daar<br />

n na te volgen, maar ook de hartelijke toègenegenïeid<br />

, welke zit mij fteeds heeft toegedragen, te be-<br />

I mtwoorden. Bij dit alles moet hij, die u aan mij<br />

tOorgefteld heeft, en die u zoo zeer bemint, u tot<br />

1<br />

voor-


G E S C H I E D E N I S . ft$<br />

vcorfpraak dienen. Spreek met hem over het gene ia C. G.<br />

[aan 517.<br />

gij begeert; het moet al zeer moeijelijk zijn, wan- j<br />

ot 1552.<br />

neer hij het voor u niet verwerft."<br />

Vervolgens naar de Afgevaardigden tredende , zeide<br />

hij in ftilte tegen hen: „ Ik weet, wat gij nog<br />

meer van mij begeert: de Hechting van het Fort St.<br />

Catharina, die u zeer ter harte gaat. Er zijn wel<br />

vele lieden, die mij trachten te overreden, dat ik<br />

daar in niet zal toeflemmen, maar ik zie, dat zij<br />

dit flechts uit nijdigheid doen, en ik zal dus op<br />

hunne woorden geen acht flaan. Ik wil alles voor<br />

u doen, wat u nuttig is; zie daar eenen man ,<br />

(SULLY,) op wien gij u verlaten kunt: Het Fort<br />

zal geflecht worden; ik bevele het hem op dezen<br />

zelfden oogenblik." Het Fort werd ook dadelijk,<br />

nadat het veroverd was, geflecht.<br />

Zoodra de openlijke belangen tusfehen HENDRIK<br />

en BEZA befproken waren, nam de Koning hem alleen,<br />

en fprak lang met hem. Ten (lotte wilde hij,<br />

dat BEZA hem eenig gunstbewijs vragen zou: „Voor<br />

mij, Sire ! " antwoordde BEZA , „ verzoeke ik<br />

niets, dan alleen van God, dat hij uwe Majefteit,<br />

die beftemd fchijnt, om aan Frankryk vrede en geluk<br />

te fchenken, een lang leve verleene, opdat Uwe<br />

Majefteit alle de Volken, die aan Uwen fcheptei<br />

onderworpen zijn, met den gewenschten vrede mag<br />

verblijden. Alleen voor de Hervormde Kerken, die<br />

tot hier toe de voordeden van her Godsdienst-Ediki<br />

nog niet hebben kunnen genieten , bidde ik Uwe<br />

Majefteit, dat hij dezelve in gunst gedachtig zij.'<br />

Die van Lions hadden BEZA om zijne voorfpraa!<br />

O 4 ver


na C. G verzocht. De Koning omhelsde den Grijsaard met<br />

Jaari5i7, hartelijkheid, hem zijn verzoek toefiaande, bijzonder<br />

tot 1552,<br />

voor die van Lions, en liet hem, Koninklijk begiftigd,<br />

vertrekken.<br />

Do"d vnn<br />

FRANCOIS<br />

II.<br />

ai


GESCHIEDENIS. «7<br />

raadde hen, niet derwaarts te gaan ; maar de Ko- na C. G.<br />

«517ning<br />

was te vreesachtig, en de Prins te ligtzinnig, Pj<br />

: 1552.<br />

om dezen raad te volgen. De Koning liet zich door _<br />

zijne zwakheid zoo ver wegfleepen, dat hij het onlangs<br />

te Fontainebleau tegen de Hervormde Predikanten<br />

uitgegeven Edikt wilde laten uitvoeren, en<br />

aan BEZA verder gehoor en zelfs vrijgeleide weigerde,<br />

om veilig naar Geneve te keeren; zoodat deze,<br />

niet zonder gevaar, en door bij nacht te reizen ,<br />

ontvlugten kon. De Prins van Condé te Orleans<br />

gekomen, werd gevangen genomen, en als een ftaatsmisdadiger<br />

behandeld, ANTOINE zelf werd als verdacht<br />

gadegeflagen en in het oog gehouden. Waarfchijnelijk<br />

zou de Prins veroordeeld en ter dood gebragt<br />

zijn, indien niet de Koning FRANCOIS, onverwachts,<br />

aan eene verzwering in het hoofd, in<br />

December 1560, in den bloei zijner jaren , overleden<br />

was.<br />

FRANCOIS II, zonder kinderen overleden zijnde ,<br />

had tot zijn' opvolger KAREL IX, nog een kind,<br />

gedurende wiens minderjarigheid de Koninginne moeder<br />

als Voogdes regentesfe, 'het bewind van zaken<br />

bleef voeren; deze listige vrouw, oordeelende, dat<br />

zij, tegen de heerschzucht der Guizen, de partij<br />

der Proteftanten zou kunnen gebruiken , deed terftond<br />

na den dood van Koning FRANCOIS den Prins<br />

van Condé ontflaan, den Hervormden verders hope<br />

gevende, van betere behandeling, door een verbod,<br />

tegen alle mishandelingen, om zaken van Godsdienst,<br />

en het gebruik van fcheldnamen en leuzen.<br />

Doch, wanneer de drie magtigfte Roomschgezinden,<br />

O 5 di<br />

KAREL IX<br />

volgthem<br />

op.


sï8 K E R K E L I J K E<br />

•a C. G. de Connetable DE MONTMORANCI, de Hertog FRANS<br />

Jaansi7.<br />

VAN GUIZE en de Maarfchalk DE ST. ANDRé, zich<br />

tot 1552<br />

in het jaar 1561 vereenigden tegen den Admiraal DE<br />

COLIGNY , in wien de Proteftanten hunnen voornaamften<br />

fteun hadden, veranderde KATHARINA uit<br />

vrees weder van maatregelen, en bewilligde op nieuw<br />

in de vervolging der Proteftanten. Zij vaardigde in<br />

Julij van het gemelde jaar te St. Germain een Edikt<br />

uit, bij hetwelk alle vergaderingen der Proteftanten<br />

verboden werden. Zoodra de Admiraal en zijne<br />

vrienden kennis van dit Edikt kregen, verklaarden<br />

zij openlijk, dat zij op de aanftaande bijeenkomst<br />

der Staten er op zouden aandringen, dat men het<br />

Regentfchap aan KATHARINA , en aan ANTOINE ,<br />

Koning van Navarre, zou opdragen, wien het regrens<br />

toekwam, als zijnde de naaste Prins van den<br />

>Ioede. Om dezen (lag af te weeren, floeg de Konngin<br />

een openlijk gefprek over den Godsdienst<br />

roor, ter beproeving, van een vergelijk tusfehen de<br />

.. 1 >eide partijen. De Koning van Navarre vond delen<br />

voorflag voortreffelijk; ook keurden de Admi-<br />

i aal, en zelfs CALVIN en BEZA, den voorflag goed.<br />

] 3e Koning van Navarre werd bijzonder daar toe<br />

( •vergehaald door FR. BALDUIN , thans Hoogleeraar in<br />

( le Regten te Heidelberg, een onrustig hoofd, die<br />

i 1 de Roomfche Kerk wel vele misbruiken vond ,<br />

r iaar die tevens aan het Hof gezien wilde blijven ;<br />

e ti die zich niet minder voorftelde, dan dat hij den<br />

r >em zou wegdragen van eene vereeniging bewerkt<br />

f< i hebben. Hij voorzag zich ten dien einde van<br />

& uiige exemplaren van een Boek, Qde officio pii et<br />

pu-


G E S C H I E D E N I S . ei?<br />

f ublicae tranquillitatis vere amantis viri in hoe re- \ ia C. G.<br />

aan 517.<br />

ligionis disjïdio, zonder naam des Schrijvers,Keulen j<br />

ot 1552.<br />

1561. 8J>O.) Van dit Boek was CASSANDER Schrij-,<br />

ver, en het behelsde voorftellingen, welke de Her­<br />

vormden nooit konden aannemen, fchoon CASSAN­<br />

DER met hetzelve de goedkeuring van vele Leken<br />

wegdroeg; dit gefchrift bood BALDUIN den Koning<br />

van Navarre aan, zonder den oplïeller te noemen ,<br />

waar door velen en onder dezen CALVIN en BEZA<br />

zeiven misleid werden, om hem voor den Schrijver<br />

van hetzelve te houden. Deze BALDUIN deed door<br />

zijne onftandvastigheid meer nadeel aan de zaak der<br />

Hervormden, dan de Roomschgezinden zelve. De<br />

Kardinaal van Lotharingen en die, geloofden van<br />

BALDUIN gebruik te kunnen maken, om het zaad<br />

van tweedragt onder de Hervormden te Rrooijen ,<br />

daar BALDUIN reeds met CALVIN oneens was. Hij<br />

werd echter in het mondgefprek niet gebruikt, alzoo<br />

de Kardinaal reeds een ander middel uitgevonden<br />

had, om in zijn oogmerk te Hagen, en het mond­<br />

gefprek te doen mislukken. Hij wist maar al te<br />

wel, welke verfchillende gevoelens de Proteftanten<br />

verdeelden, en bragt daarom te wege, dat de Her­<br />

tog van Wirtemberg en de Keurvorst van den Paltz<br />

ook genoodigd werden , om hunne Godgeleerden tot<br />

dit mondgefprek te zenden, op hoop van de Euan­<br />

gelifchen te zullen doen voorkomen, als lieden, die<br />

het onder malkanderen oneens waren , en om wei-<br />

ligt aan de Franfche Hervormden de hulp van de<br />

Duitfche Vorsten te onttrekken.<br />

De plaats voor het mondgefprek werd bepaald te<br />

Mondge-<br />

Pois


*2o K E R K E L I J K E<br />

na C. G . Poisfy, niet verre van Parys; vroegtijdig reeds ver-<br />

JW1517<br />

tot 1552 • zochten de Hervormden van den Raad van Geneve ,<br />

BEZA te mogen hebben, als eerlten Redenaar van<br />

fprek te<br />

hunne partij; met goedvinden van den Raad nam<br />

Poisfy.<br />

BEZA de uitnoodiging zonder dralen aan, en begaf<br />

zich terfiond naar den Prins van Condé, terwijl<br />

CALVIN de ambtsbezigheden van BEZA inmiddels te<br />

Geneve op zich nam te vervullen. Den loden Augustus<br />

1561 moesten de Godgeleerden van beide<br />

partijen, aan welken vrijgeleide werd beloofd, zich<br />

ten Hove bevinden, om tegen het einde dier maand,<br />

of het begin der volgende, het mondgefprek te kunnen<br />

beginnen, BEZA had de beste gedachten van<br />

de Koningin KATHARINA , maar was alleen beducht<br />

voor de beide Kardinalen van LOTHARINGEN en<br />

TOURNON; de Koningin had, kort voor de vergadering<br />

van Poisfy, eenen Brief aan den Paus gefchreven,<br />

die fcheen te doen zien, dat zij de gevoelens<br />

der Hervormden niet ongenegen was. Zij fchreef<br />

daar in vele bittere dingen over de onrust in het<br />

Koningrijk, over eene algemeene Kerkvergadering ,<br />

en over de verkeerde handelwijze met de Ketters.<br />

Zij begeerde, dat de Bisfchoppen en Priesters zouden<br />

prediken zonder te tichelden; dat men de Beelden<br />

uit de Kerken zou wegnemen ; het exorcismus<br />

bij den Doop affchalfen, en geen ander formulier<br />

gebruiken dan de woorden der infieliing; dat men<br />

het Avondmaal onder beide gehalten zou uitdeeien ;<br />

de Pfalmen in de landstaal zingen, den Godsdienst<br />

in de landstaal vieren enz.<br />

De Afgevaardigden der Franfche Kerken, die BE­<br />

ZA


G E S C H I E D E N I S . 221<br />

ZA tot hunnen fpreker en voorzitter verkozen, kwa- ni 1 C. G.<br />

men vroeger dan hij te Poisfy aan.<br />

ari5i7-<br />

Zij waren: NI- V<br />

it155a- COLAS DES GALLARS, ( GALLASIUS, ) AUGUSTIN .<br />

MARLORAT , FRANCOIS DE ST. PAUL , RAIMOND<br />

MERLIN, FRANCOIS MOREL , CLAUDE BOSSIER ,<br />

JEAN SPINA, die eerst onlangs de Orde der Domi~<br />

tiikaners verlaten had, en voor het eerst openiijk<br />

als Proteftant te voorfchijn kwam, en eenige anderen<br />

, tot veertien in getal. Zoodra BEZA te Poisfy<br />

aankwam, ging de Prins van Condé met hem, den<br />

22(ten Augustus, naar den Koning van Navarre,<br />

die zich ontfchuldigde over zijne behandeling omtrent<br />

hem, met voor te wenden , dat hij met hem<br />

niets te doen kon hebben, omdat hij gevaar liep ,<br />

in den ban gedaan te worden, BEZA, die heel wel<br />

wist, hoe men met dien zwakken man moest omgaan,<br />

zeide: ,, Ik ben nog dezelfde man, die ik<br />

vóór veertien maanden was, zoo uwe vrees voor<br />

den ban dies tijds gegrond is geweest, moet die nog<br />

voortduren." De Koning verzekerde hem, dat hij<br />

het nu ernfligev meende, over zijne komst verblijd<br />

was, en op onderrigt van hem hoopte, tevens hem<br />

zijne hand toeftekende. Op verzoek der Koningin<br />

van Navarre predikte BEZA, daags,na zijne aankomst,<br />

openlijk in het Paleis van den Koning.<br />

Den 24ften Augustus had BEZA een gefprek met<br />

de Koningin CHRISTINA, bij den Koning van Navarre.<br />

BEZA leide haar de redenen van zijne aankomst<br />

open, en prees haar befluit, om eindelijk<br />

eens de zaak van den Godsdienst openlijk te doen<br />

verhandelen, en niet meer tegen de Euangelifchen<br />

te


222 K E R K E L I J K E<br />

naC G. te doen woeden, eer men hunne gronden kende*<br />

Jaari5i7. De Koningin zeide hem , dat zijne aankomst haar<br />

tot 1552.<br />

zeer aangenaam was, alleenlijk verzocht zij hem ,<br />

de eendragt op alle mogelijke wijzen te beantwoorden.<br />

Daarna vroeg zij hem, of hij in het Fransch<br />

ook iets gefchreven had ? Hij antwoordde niets ,<br />

dan de bekende Overzetting der Pfalmen, en een<br />

klein Boekje tegen de Geloofsbelijdenis van den Hertog<br />

van Sommerfet. Verders vroeg zij hem naar<br />

den ouderdom van CALVIN , en of de Raat zijner<br />

gezondheid thans gunftiger was , dan die, gelijk<br />

men haar gezegd had , voor eenigen tijd was geweest?<br />

enz.<br />

De Kardinaal van Lotharingen, die bij dit gefprek<br />

tegenwoordig was, vatte, zoodra de Koningin uitgefproken<br />

had , het woord op : „ O!" riep hij<br />

uit, „ dat gij het ongelukkige Frankryk weder genezen<br />

mogt, gelijk gij het verwond hebt!" BEZA<br />

weerde deze befchuldiging af, met te antwoorden ,<br />

dat hij zich zeiven veel te onbeduidend hield , om<br />

in zulk een groot Rijk onrust te kunnen veroorzaken,<br />

daar bij dat hij van een' vreedzamen aard was,<br />

en ijverig, om God, den Koning en het Vaderland<br />

te dienen. De Kardinaal behandelde hem voorts met<br />

vele beleefdheid, maar betoonde zijne verwondering,<br />

dat BEZA, gelijk men hem nagaf, gezegd zou heb»<br />

ben: ,, Dat CHRISTUS in het Avondmaal, is, ge-<br />

,, lijk in het llijk," (Christum esfe in coena, ficut<br />

in coeno.) BEZA antwoordde, dat dit nooit door<br />

eenig befchaafd mensch, die voor een Christen wilde<br />

doorgaan, veel min door hem, gezegd was. De<br />

Kar-


G E S C H I E D E N I S . 2JJ3<br />

Kardinaal verklaarde van zijne zijde : „ Ik billijke na C. G,<br />

„ ook de leere der Transjubftantiatie niet ; ook jaari5i7.<br />

:ot 1552.<br />

,, zoek ik CHRISTUS alleen in den Hemel, en zal<br />

„ daarom ook de tegenfprekers der Transfabftantia-<br />

„ tie niet voor Ketters houden." Bij het flot van<br />

het gefprek zeide de Kardinaal, zich tot de Koningin<br />

wendende, dat hij, met hetgeen hij zoo even<br />

gehoord had, zeer voldaan was, en hoop had, dat<br />

de zaak naar wensch afloopen zou. Ook de Koningin<br />

verklaarde, dat, al wat zij van BEZA gehoord<br />

had, haar voorkwam, zuivere waarheid te<br />

zijn. Dit maakte BEZA zoo vrijmoedig, dat hij uitriep:<br />

,, Zoo leert derhalve uwe Majefteit de Sacramentarisfen<br />

kennen? Dit zijn de lieden , tegen<br />

welken men zoo zeer heeft gewoed." Zij beloofde<br />

hem, dat zij daar niet meer op zien zou. „Maar,"<br />

hernam BEZA , „ zij zijn vast dood, had men niet<br />

dat onfchuldig bloed behooren te ontzien ? " Zij<br />

wendde zich daar op tot den Kardinaal, en zeide:<br />

„ Wel nu, mijn Heer de Kardinaal! wat zegt gij<br />

daar op ? " Hij zweeg. Men ftond op, en de Koningin<br />

verwijderde zich; bij het heengaan zeide<br />

Mevrouw DE CRUSSOS , eerfte Hofdame der Koningin<br />

, tegen den Kardinaal: „ Nu , mijn goede<br />

„ man, aldus fpreekt gij heden; maar hoe zult gij<br />

„ morgen fpreken? Dan zijt gij weder niet beter<br />

„ dan voorheen: Is het niet zoo?" Zij had het<br />

wel; want den volgenden dag beroemde hij zich aan<br />

den maaltijd bij den Connetable MOMMORANCI, dat<br />

hij BEZA reeds half bekeerd had. Doch, hoe zeer<br />

deze veel had fchijnen toe te geven , in de wezenlij


224 K E R K E L I J K E<br />

na C. G lijkfte punten waren zij eikanderen geen' voetflap na­<br />

Jaar 1517. der gekomen.<br />

tot 1552.<br />

BEZA ging ondertusfchen voort, met dagelijks<br />

voor den Koning van Navarre te prediken. Het<br />

duurde namelijk tot den pden September , eer het<br />

mondgefprek eenen aanvang nam , dewijl men het<br />

over de fchikking van hetzelve niet gemakkelijk<br />

eens kon worden, dewijl men wederzijds malkanderen<br />

wantrouwde. Op den 8ften had de Koningin<br />

een afzonderlijk gehoor verleend aan BEZA , en zijne<br />

ambtgenooten GALLARS en BIOREL , die nog den<br />

Afgevaardigden der Euangelifche Provincie Normandie<br />

bij zich hadden. De Sorbonne protesteerde tegen<br />

de inwilliging der Koningin. De Prelaten namen<br />

allen het Avondmaal, en verbonden zich, om<br />

tegen de Ketters over geloofsflukken niet te disputeren,<br />

maar alleen de Kerkelijke tucht in overweging<br />

te nemen, dat is, zij fpraken af, om niets te befluiten.<br />

Den 9den September werd eindelijk de Bijeenkomst<br />

gehouden in de groote eetzaal van het Nonnen-<br />

Klooster te Poisfy. De Koning plaatfte zich op den<br />

voor hem beftemden troon: aan zijne regte zijde<br />

waren de Hertog van Orleans en de Koning van<br />

Navarre; achter hem de Prinfen van den bloede,<br />

en een groot aantal Heeren en Vrouwen; ter linker<br />

zijde de Koninginne Moeder, en de Koningin van<br />

Navarre. Aan beide zijden zaten in de lengte van<br />

de zaal zes Kardinalen, BOURBON , Broeder van den<br />

Koning van Navarre, even zoo wankelende , als<br />

zijn Broeder; TOURNON, Aartsbisfchop van Lions<br />

en


G E S C H I E D E N I S . 225<br />

tn Primaat van Frankryk, een dom , bijgeloovig na C. G,<br />

man, LOTHARINGEN, GUISE en ARMAGNAC ,voorts jaarisi^.<br />

tot 15S2.<br />

36 Bisfchoppen en Aartsbisfchoppen, en een groot<br />

aantal Doctoren van de Sorbonne. Naast hen had<br />

men een klein befchot geplaatst, om de Euangelifche<br />

Disputanten daar achter te laten gaan. Het<br />

krijgsvolk, hetwelk, bij den geweldigen aandrang<br />

des volks, der vergadering ter befchutting diende ,<br />

werd geboden door den Hertog van Guife, die de<br />

Koninklijke Garde tegen over den Koning plaatfte,<br />

aan het einde der zaal, alwaar zich ook de Secretaris<br />

en Minister, wier tegenwoordigheid noodig<br />

was, bevonden. De jonge Koning, die toen pas<br />

12 jaren oud was, deed eene aanfpraak, welke hij<br />

van buiten geleerd had, en met welke hij vrede en<br />

eendragt aanbeval. Na hem fprak de Kanfelier L'IIO-<br />

PITAL, in naam des Konings, bij raadde, dat men<br />

de dwalenden grondig zou wederleggen, en hen aanzien,<br />

als broeders, wier oogmerk, gelijk zij verzekerden<br />

, was, eene zuivere leere. De Kardinaal<br />

TOURNON verzocht, in naam der Geestelijkheid, kopie<br />

van deze aanfpraak, opdat de Geestelijkheid daar<br />

over mogt raadplegen, alzoo hij meende , er voor<br />

haar fiootende uitdrukkingen in gevonden te hebben,<br />

ook had zij hoop, op deze wijze , het gefprek te<br />

zullen verfchuiven. De Kanfelier weigerde de verzochte<br />

kopie, zeggende, dat de Bisfchoppen genoeg<br />

wisten, waarom zij vergaderd waren, en dus niet<br />

noodig hadden, om over zijne aanfpraak vooraf te<br />

raadplegen. Ook gaf de Koning, zonder dat er meet<br />

over de gevraagde kopie gefproken werd, last, om<br />

HERV. II. P de


a 26 K E R K E L IJ KE<br />

na C. G. de Proteftanten binnen te leiden , gelijk door den<br />

Jasr 1517. Hertog van GUISE en den Kapitein der Garde, LA<br />

tot 1552,<br />

FERTE, gefchiedde. Aan derzelver hoofd was BE­<br />

ZA. Men wees hen achter het affchutfel. Zoodra<br />

zij hunne plaatfen genomen hadden, wendde BEZA<br />

zich tot den Koning en de Koningin Moeder, hen<br />

dankende, dat men hem zoo gunftig gehoor en vrijheid<br />

van fpreken wilde geven: hij befloot met verzoek<br />

, dat de Koning hem wilde toeRaan , dat hij<br />

dit gewigtig werk beginnen mcgt met een Hatelijk<br />

gebed. Vervolgens viel hij, en met hem de andere<br />

Hervormde gedeputeerden, de Prins van Condé, de<br />

Admiraal, D'ANDELOT, en al de Euangelifche Grooten<br />

op de knieën, en BEZA bad ernftig en nadrukkelijk.<br />

Dit gebed trok de aandacht der geheele vergadering,<br />

en men wachtte met ongeduld, wat deze<br />

man verder zou voortbrengen.<br />

Van het gebed opgeRaan, begon BEZA zijne rede,<br />

met eene deftige aanfpraak aan de Bisfchoppen, en<br />

voorts aan den Koning, waar na hij met warmte<br />

de leer der Hervormden met derzelver bewijsgronden<br />

voordroeg, wordende, zelfs door de Bisfchoppen<br />

, met veel aandacht aangehoord, tot dat hij ,<br />

Reeds warmer en warmer wordende, bij de leer aangaande<br />

het Avondmaal, de heimelijke Lutheranen<br />

onder de Bisfchoppen , en de openlijke onder de<br />

Grooten kwetfle, en ongelukkig, door eene wending<br />

der welfprekendheid , ergernis gaf. Hij wilde, namelijk,<br />

door eene treffende wending, de leer der<br />

Calvinisten , aangaande de tegenwoordigheid van<br />

CHRISTUS in het Avondmaal, uitdrukken , en zeide:


G E S C H I E D E N I S . 22?<br />

de: ,, Vraagt gij ons, of wij CHRISTUS van het<br />

„ Avondmaal uitfluiten ? zoo antwoorden wij: Neen!<br />

„ Maar fpreekt gij van de plaats en de verwijdering<br />

„ des menfchelijken en Goddelijken CHRISTUS, zoo<br />

,, ftellen wij: dat zijn ligchaam zoo verre verwij-<br />

„ derd is van het brood en den wijn, als de hemel<br />

„ van de aarde!"<br />

BEZA had naauwelijks deze woorden uitgesproken<br />

, of de Kardinaal TOURNON , als een andere Kajafas,<br />

en het grootfle deel der Prelaten, fprongen<br />

van hunne zitplaatfen op, en fchreeuwden: Hij beeft<br />

God gelasterd! Ja, de Kardinaal verzocht zelfs den<br />

Koning, dat hij of BEZA het zwijgen zou opleggen,<br />

of hem en zijnen Geestelijken toeflaan, de zaal<br />

te verlaten, BEZA daartegen verzocht, dat men<br />

hem, ten einde toe , wilde hooren, wanneer alles<br />

duidelijk zou worden, en de Koning hem bevolen<br />

hebbende voort te fpreken, vervolgde hij zijne rede<br />

tot het einde toe, waar na hij, nader bij den Koning<br />

getreden, denzelven de uitmuntende Geloofsbelijdenis<br />

der Franfche Kerken aanbood, het meesterltuk<br />

van CALVIN, welke deze op de Rijksvergadering<br />

te Frankfort (1558) aan de Duitfche Rijksvorsten<br />

deed overhandigen. De Koning beval den<br />

Kapitein der Garde, dezelve aan te nemen, en aan<br />

de Prelaten over te leveren.<br />

Het laatfle gedeelte van BEZA'S Redevoering was<br />

reeds onder het gemor der Geestelijken aangehoord<br />

, en door het gedruis, hetwelk zij veroorzaakten,<br />

niet verflaan. Naauwelijks had BEZA uitgefproken,<br />

of de Kardinaal TOURNON rees op, en<br />

P 2 ver*<br />

na C. O.<br />

ut 1552.


428 K E R K E L I J K E<br />

na C. G verweet den Koning, dat hij zulke dingen had aan­<br />

]aarisi7. gehoord; hij riep: dat hij door grondige bewijzen<br />

cot 1552.<br />

den Koning tot den Godsdienst zijner Vaderen wilde<br />

terugbrengen. Voelende, dat zijne ftoutheid te<br />

ver ging, voegde hij er echter bij: Neen! niet terug<br />

brengen, maar flechts bevestigen! verzoekende<br />

tevens verfchoond te worden, om voortaan iets met<br />

de Hervormden te doen te hebben. De Koningin<br />

KATHARINA , die hem het minst van allen vreesde ,<br />

zeide hem zeer bedaard: „ Dat zijn verzoek aan-<br />

,, ftootelijk was, daar hij toch moest weten , dat<br />

„ deze ganfche zaak plaats had, met bewilliging<br />

„ van het Parlement, en van den Staatsraad des<br />

„ Konings , en dat de verfchillenden te hooren ,<br />

„ nog geenszins was den Godsdienst veranderen."<br />

De Prelaten, den volgenden dag vergaderd zijnde,<br />

wilden toen reeds aan den Koning eene eenvoudige<br />

wederlegging van BEZA'S gevoelens overhandigen,<br />

en er dan bij verklaren, dat zij met de Ketters nu<br />

verders niets te doen wilden hebben. De Kardinalen<br />

raakten verdeeld, CHATILLON verklaarde zich<br />

voor de Euangelifchen, even zoo driftig, als TOUR­<br />

NON tegen dezelve, BOURBON verklaarde zich voor<br />

geene der beide partijen, en de Kardinaal van LO­<br />

THARINGEN , die zich het allerminst aan de leer van<br />

BEZA had moeten ergeren, omdat hij te voren hetzelfde<br />

tegen hem had gezegd, riep uit: „ Och of<br />

wij gisteren, bij zijne godslasteringen, doof, of<br />

„ hij (lom ware geweest!" De Koning en Koningin<br />

van Navarre bragten BEZA onder het oog, dat<br />

hij onvoorzigtig door één woord de gemoederen zoo<br />

ver-


G E S C H I E D E N I S . sa»<br />

verbitterd had, maar hij antwoordde: ,, Het moest ia C. G.<br />

,, toch eens gezegd worden; moest ik dan, op eene . [110517.<br />

„ fcbandelijke wijze, het hoofdverfchil, de Mis ,<br />

;ot 155*-<br />

„ waar uit al de wanorde ontflaat, verbergen , of<br />

„ er zoo lang kunftig van zwijgen, tot dat de Bis-<br />

„ fchoppen mij dwongen om er van te fpreken?"<br />

Evenwel, bezeffende, dat hij zich minder fterk had<br />

kunnen uitdrukken, deed hij al wat in zijn vermogen<br />

was, om zijne overijling weder goed te maken. Hij<br />

overhandigde den ioden eene verontfchuldiging van<br />

zijn gezegde aan de Koningin KATHARINA. Ja, den<br />

volgenden dag, den nden, toen ook PETRUS MAR-<br />

TYR aangekomen was, leverde hij eene nieuwe uitvoerige<br />

verklaring van zijne meening in. De Prelaten<br />

zochten echter gebruik te maken van BEZA'S<br />

gezegde, om alle onderhandeling af te breken, doch<br />

de Kardinaal van LOTHARINGEN wilde zijne Redevoering<br />

niet voor niet opgefteld hebben, maar hoopte,<br />

door de wederlegging van BE-ZA , grooten .roem<br />

te behalen.<br />

Daar werd dus befloten, dat er den iöden September<br />

eene nieuwe plegtige vergadering zou gehouden<br />

worden, in welke de Kardinaal op de Redevoering<br />

van BEZA antwoorden zou. De inrigting was<br />

dezelfde, als de vorige keer, alleen dat de Kardinaal<br />

op eene verhevene plaats ftond, en den Doctoi<br />

der Godgeleerdheid, CLAUDE D'ESPENSE, (Espenceus,)<br />

ter zijner onderfteuning , achter zich had,<br />

Hij fprak rustig en met gematigdheid, tot het einde<br />

zijner Redevoering, waar in hij den Koning en deszelfs<br />

Moeder vermaande, te volharden in den Gods-<br />

P 3 dienst


na C. G<br />

|aari5i7<br />

tot 1552.<br />

230 K E R K E L I J K E<br />

dienst hunner Vaderen. „ Blijven," dus befloot hij<br />

zijne Redevoering , „ de Proteftanten bij hunne<br />

meening, dat CHRISTUS na zijne Hemelvaart niet<br />

anders onder ons is, dan hij was voor dat hij geboren<br />

werd." (Men lette in het voorbijgaan, hoe<br />

de Kardinaal nu regelregt tegenfprak, hetgeen hij te.<br />

voren met BEZA befproken had;) „ en niet anders<br />

in het Avondmaal, dan in de prediking des woords;<br />

dat het hetzelfde is, CHRISTUS in den Doop aan<br />

te doen, of zijn vleesch en bloed in het Avondmaal<br />

genieten; dat hij alzoo in den hemel is, dat<br />

hij op aarde niet is; of . . . (hier liet hij BEZA'S<br />

gezegden in het Latijn volgen, ten einde, gelijk hij<br />

zeide, vrome ooren niet te ergeren;) „ dan kan<br />

er geene overeenkomst of eendragt getroffen worden.<br />

Kunnen de Proteftanten niets anders voor den dag<br />

brengen , dan antwoorde ik, met hunne woorden ,<br />

en belijde: dat ik zoo verre van hunne gevoelens<br />

verwijderd hen, als de hoogfte hemel van de<br />

fardé."<br />

Zoodra de Kardinaal had uitgefproken , ftonden<br />

de Bisfchoppen met gedruis op; TURNON riep, uit<br />

aller naam, dat deze hunne Geloofsbelijdenis was ,<br />

en dat men de Hervormden moest noodzaken , om<br />

dezelve aan te nemen en te onderteekenen. BEZA<br />

trad met zijn' gewonen moed vooruit, en verzocht,<br />

dat hem vergund mogt worden, de beftudeerde Redevoering<br />

van den Kardinaal van Lotharingen voor<br />

de vuist te wederleggen, maar de Koning deed hem<br />

door den Kapitein der Lijfwacht zeggen : dat hij<br />

hem zekerlijk eenen dag ter beantwoording zou bepa-


G E S C H I E D E N I S . 231<br />

palen, maar dat hij, voor ditmaal, de vergadering ïa C. Gf<br />

fcheidde. BEZA herhaalde den volgenden dag zijn [aar 1517.<br />

:ot 1552.<br />

verzoek om gehoord te worden , maar de Prelaten<br />

drongen aan, dat men het gefprek zou afbreken ,<br />

doch door den goeden Bisfchop van Vaknee, MON-<br />

LUC, herinnerd zijnde, dat dit tot hunne fchande<br />

zou verftrekken, als of zij allen te zamen niet heiland<br />

waren tegen BEZA alleen, verzochten zij den<br />

Koning, dat de vergaderingen niet meer zoo openlijk<br />

mogten gehouden worden, maar eene Commis»<br />

fie te benoemen, welker leden omtrent de leerllukken<br />

zouden overeenkomen, welke men behouden of opgeven<br />

wilde, en welker bepalingen dan door de volle vergadering<br />

flechts aangenomen of verworpen behoefden<br />

te worden.<br />

Den i8den had BEZA gehoor bij de Koninginne<br />

Moeder, die hem haar woord gaf, dat hij nog eens<br />

openlijk zou worden gehoord , waar toe de 04iïe<br />

tot eene nieuwe zamenkomst bepaald werd. Op<br />

den i8den kwam de Kardinaal van Ferrara , Afgezant<br />

van den Paus, en Bloedverwant der Guifen,<br />

met eenige Italianen aan, die zekerlijk alles verijdeld<br />

zouden hebben, zoo niet reeds te voren de<br />

grond tot het mislukken dezer onderhandelingen gelegd<br />

was. De Kanfelier wilde dezen Kardinaal bij<br />

de onderhandeling niet toelaten, maar kreeg daartoe<br />

uitdrukkelijken last van den Koning, doch hij zette<br />

onder zijne handteekening de woorden: zonder mijns<br />

toe/lemming.<br />

Op den 24flen werd dus de vergadering weder<br />

gehouden, waar bij echter de Koning niet tegen-<br />

P 4 woor


naC. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

032 K E R K E L I J K E<br />

woordig was, omdat men zijne ooren, gelijk men<br />

zeide, voor Ketterij bewaren wilde. De Koningin<br />

KATHARINA, de Koningin van Navarre, twee Hofdames<br />

, de Prinfen, vijf Kardinalen, zestien Doctoren<br />

en eenige Bisfchoppen waren er bij van de zijde<br />

der Roomschgezinden; van de Hervormden liet men<br />

alleen de Predikanten toe. Zoodra deze waren binnen<br />

gekomen, zeide de Kardinaal opltaande: „ De<br />

,, Hervormden hadden er op aangedrongen, om zij-<br />

„ ne Redevoering te beantwoorden; hij wilde hun<br />

,, deze vrijheid verleenen, en het zou hun nu vrijftaan<br />

te zeggen, wat zij te zeggen hadden."<br />

BEZA trad nu voorwaarts en na het gebed gedaan<br />

te hebben, wederleide hij zeer kort, al hetgeen de<br />

Kardinaal had aangevoerd. Te onvrede , over het<br />

onchristelijk gedrag der Geestelijkheid, liet hij zich<br />

breeder dan noodig was uit over de wijze, op welke<br />

de hooge Geestelijkheid hare ambten verkreeg,<br />

hetwelk geheel niet gefchikt was , om deze voor<br />

zich te winnen. Toen hij tot de leer van het Avondmaal<br />

wilde overgaan, viel D'ESPENSE hem in de<br />

rede, en vraagde: hoe hij tot den Geestelijken ftand<br />

gekomen was, en hoe zijne Geloofsgenooten, zonder<br />

de Apostolifche inzegening, echter konden voorwenden<br />

, een Christelijk Leeraarambt onder zich te<br />

hebben? D'ESPENSE deed echter deze vraag heel<br />

befcheiden, en betuigde tevens zijnen afkeer en verfoeijing<br />

van het geweld, jegens de Hervormden gepleegd,<br />

die men, fprak hij, onderwijzen, maar niet<br />

verbranden moest. Een Karmeliter Monnik, CLAU-<br />

DE DE XAINTES, mengde zich hier in, en herhaalde


GESCHIEDENIS. 433<br />

de hetgeen D'ESPENSE wellevend gezegd had, met eene ia C. G.<br />

plompheid, eenen Monnik waardig, BEZA verwaar­<br />

faari5i7.<br />

:ot 1552.<br />

digde zich niet hem te antwoorden, maar verzocht<br />

de Koningin, dergelijke onnutte fchreeuwers in rust<br />

te willen houden. Doch de Monnik viel, onbefchaamd,<br />

BEZA meermalen in de rede, tot de Kardinaal<br />

van Lotharingen, ziende, dat men hier over<br />

algemeen te onvrede was, hem gebood te zwijgen.<br />

Deze zelfde Monnik wist zich echter, in vervolg<br />

van tijd, door zijne lasterfchriften tegen BEZA en<br />

CALVIN, een Bisdom te bezorgen.<br />

De Kardinaal van Lotharingen , die gaarne de<br />

Lutheranen bij dit mondgefprek tegenwoordig gezien<br />

had, om hen met de Hervormden in ftrijd te brengen<br />

, maar wien dit mislukt was, door het dralen<br />

der Duitfchers, die tot het mondgefprek genoodigd<br />

waren , haalde nu een artikel uit de Wirtenbergfche<br />

Geloofsbelijdenis voor den dag, hetwelk hij door<br />

zijnen getrouwen onderhandelaar RASCALON zich<br />

had laten toezenden, en voorgevende, dat dit het<br />

artikel van het Avondmaal uit de Augshurgfche Geloofsbelijdenis<br />

was, eischte hij, dat de Hervormden<br />

dit zouden onderteekenen, alzoo hij anders in geene<br />

verdere onderhandeling met hen treden zou.<br />

BEZA liet zich niet verftrikken; hij bragt veel eer<br />

den Kardinaal vrij wat in verlegenheid , door zijn<br />

antwoord: „ Wanneer gij, zeide hij, eerst onder»<br />

teekent, zal ik volgen. De Kardinaal niets anders<br />

wetende te zeggen, dan dat hij daar geen lust toe<br />

had, zeide BEZA: „ Wat kan er u dan aan gelegen<br />

zijn, of ik met hen, die deze Geloofsbelijdenis<br />

P 5 heb


uiC. G<br />

tot 1552<br />

834' K E R K E L I J K E<br />

, hebben opgefteld, overeenftem of niet, daar gij van<br />

ons beiden even zeer blijft verfchillen ?" Evenwel<br />

' voegde hij er bij, dat hij de Proteftanten voor zijne<br />

Broeders erkende, en dat de Hervormden flechts in<br />

kleinigheden van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis<br />

verfchilden.<br />

Toen de Kardinaal nog verder aandrong op de<br />

gevorderde onderteekening, verzocht BEZA het formulier<br />

te mogen zien,wanneer hij terftondontdekte,<br />

dat het niet de Augsburgfche Geloofsbelijdenis was,<br />

maar dtWirtembergfche, en verklaarde tevens, dat hij<br />

afgezonden was, om de Geloofsbelijdenis van zijne<br />

Kerk te verdedigen , maar niet om over eene andere<br />

te twisten. Evenwel toonde hij zich bereid , om<br />

een formulier te onderteekenen, in hetwelk van JE­<br />

ZUS tegenwoordigheid in het Avondmaal het woord<br />

reëel en perfoneel mogt voorkomen. Op deze verklaring<br />

werd eene nieuwe bijeenkomst vastgefteld op<br />

den aöften. BEZA, ziende, dat bij deze geheele onderhandeling<br />

niets.te winnen zou zijn, gaf zijn ongenoegen<br />

den vrijen loop, en ontvouwde , hoe de<br />

plaatfen der hooge Geestelijkheid op eene wijze vervuld<br />

werden, die weinig Christelijk was. De Kardinaal<br />

, hem in de rede vallende, verweet hem, dat<br />

hi.i de majefteit des Konings te na gekomen was.<br />

BEZA antwoordde, dat dit volftrekt zijne bedoeling<br />

niet was, dewijl de Koningen thans alle regt hadden,<br />

om die plaatfen, naar hun goedvinden, te vergeven,<br />

nademaal de Bisfchoppen reeds voor lang<br />

aan hun beroep ongetrouw waren geworden. De<br />

Kardinaal vraagje hem op nieuw: waarom hij weiger-


GESCHIEDENIS. *3$<br />

gerde, de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderna C. G.<br />

teekenen? BEZA, daar tegen, vraagde: of de Kar­ Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

dinaal deze vraag deed voor zich zeiven , of in naam<br />

der Geestelijkheid? Indien deze laatfle bereid ware,<br />

die onderteekening te doen, dat hij zulks met blijdfchap<br />

zou zien, alzoo zij dan hunne leer van de<br />

verandering van het brood en den wijn in het ligchaam<br />

en bloed van CHRISTUS moesten laten varen.<br />

De Kardinaal redde zich uit de verlegenheid, met te<br />

zeggen, dat hij niet gewoon was, op de woorden<br />

van eenigen Leermeester te zweeren, en liet nu den<br />

twist door D'ESPENSE voortzetten, terwijl MAR-<br />

TYR, die voor BEZA'S drift fchroomde, zijn best<br />

deed, om alles met gematigdheid te doen behandelen.<br />

De Generaal der Jefuiten, LAYNE'Z, die in het<br />

gevolg van den Kardinaal van Fsrrara mede tegenwoordig<br />

was, begon nu BEZA en zijne Geloofsgenooten<br />

met fcheldwoorden te overladen, en had<br />

zelfs de onbefchaamdheid, om de Koningin Regentes<br />

en hare Staatsdienaars te berispen, dat zij zaken<br />

voor hunne Regtbank trokken, die alleen aan den<br />

Paus en de Geestelijkheid behoorden; ten laatHen<br />

begon hij van ijver zelfs te weenen, waarin eenigeti<br />

van zijn gezelfchap hem navolgden, eindelijk maakte<br />

hij, bij het flot zijner rede , ter wederlegging van<br />

BEZA, deze aanmerking: „ Dat het toch te eenemaal<br />

ongerijmd was, CHRISTUS te willen uitfluiten<br />

van de viering ziiner gedachtenis, daar toch eer<br />

Koning zoo dikwijls bij de viering der fpelen, die .<br />

om zijner overwinningen wil, jaarlijks door zijne<br />

on


130* K E R K E L I J K E<br />

EaC. G. onderdanen gevierd worden, zou tegenwoordig zijn,<br />

Jaari5i7. als de onderdanen zulks verlangden." BEZA zag ,<br />

tot 1552.<br />

hoe onvergenoegd de Koningin was over de plompheden<br />

van dezen Jefuit , en maakte hem daarom in<br />

zijn antwoord zoo befpottelijk, dat niet alleen de<br />

Koningin, maar ook de meeste andere Roomschgezinden<br />

hartelijk lachten, en wendde zich toen, zonder<br />

zich verder met hem in te laten, tot D'ESPEN­<br />

SE, om met dezen , als een' man van verftand , te<br />

fpreken. Maar de drift ging zoo hoog, dat de Regentesfe<br />

het gefprek moest afbreken. De Doctoren<br />

der Sorbonne waren boos op BEZA , omdat hij,<br />

toen zij met hunne Schoolfche termen voor den dag<br />

kwamen , hun geantwoord had: Van dat tuig jlaat<br />

niets in den Bijbel', ook niets in de oud/Ie Kerkvaders;<br />

daarmede kan ik mij dus niet inlaten. Een<br />

der Doctoren ontzag zich niet, hem, in de tegenwoordigheid<br />

der Koningin, met den vinger te bedreigen,<br />

en uit te roepen: O.' hadden wij u maar<br />

eens binnen de muren der Sorbonne!<br />

Sedert werden de onderhandelingen gehouden te<br />

St. Germain tusfehen BEZA, MARTYR en GALLARS<br />

aan de ééne, en MONTLUC en D'ESPENSE aan de<br />

andere zijde; na veel moeite ontwierp BEZA eindelijk<br />

een formulier omtrent de leere des Avondmaals,<br />

hetwelk door deze vijf onderhandelaars geteekend<br />

werd. Hetzelve was vervat in deze woorden :<br />

„ Wij belijden, dat JEZUS CHRISTUS ons in het<br />

Avondmaal aanbiedt, geeft, voor oogen Helt de<br />

zelf.randigheid van zijn ligchaam en bloed, door de<br />

werking van den Heiligen Geest, en dat wij gees-<br />

te-


G E S C H I E D E N I S . 237<br />

telijkerwijze en door het geloof dat ware ligchaam 1 ia C. G,<br />

aan 517.<br />

ot 1552.<br />

aannemen en eten, hetwelk voor ons geftorven is, •<br />

zoodat wij beenen zijn vati zijne beenen, en vleesch<br />

van zijn vleesch; opdat wij door hem levend worden<br />

, en hetgeen ter zaligheid noodig is, verkrijgen<br />

mogen. En nademaal het geloof, fteunende op het<br />

woord van God, de zaken , die men bevat, tegenwoordig<br />

doet zijn, zoo belijden wij , dat door hetzelve<br />

het ware en natuurlijke ligchaam en bloed van<br />

JEZUS CHRISTUS door de kracht des Heiligen Geestes<br />

gegeten en gedronken wordt, en in die betrekking<br />

erkennen wij in waarheid de tegenwoordigheid<br />

van het ligchaam en bloed van CHRISTUS."<br />

Dus fcheen men tot eensgezindheid te naderen ,<br />

maar het moeijelijklte volgde nu eerst; de Prelaten<br />

moesten goedkeuren, hetgeen hunne gelastigden hadden<br />

ingewilligd. De Kardinaal van Lotharingen<br />

toonde zich te vrede, de Regentes was in haren<br />

fchik, maar toen men den 4den October het formulier<br />

aan de Prelaten overgaf, verhief zich een hevig<br />

gefchreeuw tegen hetzelve, onder verwijtingen tegen<br />

D'ESPENSE en zijnen ambtgenoot, die onderteekend,<br />

en tegen den Kardinaal, omdat hij niet tegengefproken<br />

had. Den oden October leverden de Doctoren<br />

der Sorbonne eene nieuwe verklaring in, en eene<br />

Roomfche Geloofsbelijdenis, welke zij eischten ,<br />

dat BEZA zou onderteekenen , en in welke geleerd<br />

werd , dat de zegen des Priesters het brood en<br />

wijn verandert in het ligchaam en bloed des Heeren. <br />

Dus


e 33 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. Dusdanig een einde nam dit vermaarde mondge*<br />

Jaari s 17. fprek te Poisfy (*). EEZA had wel grooten invloed<br />

tot 1552.<br />

ten Hove verworven, doch men werkte op alle wij­<br />

Gevaar ze , om den zwakken Koning van Navarre van hem<br />

der Her­<br />

af te trekken; ook liet men de Wirtembergfche Godvormde<br />

Kerken. geleerden , die te laat gekomen waren, om het gefprek<br />

bij te wonen, ten Hove toe. Aan dezen zeide<br />

de Koning van Navarre, dat BEZA geweigerd had,<br />

de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen,<br />

waar over de Duitfchers zeer onvergenoegd naar<br />

huis keerden, BEZA moest, tegen zijnen dank, nog<br />

eenigen tijd te Parys vertoeven, op begeerte der<br />

Koninginne Moeder. Den 3oiT:en November kwam<br />

er een Plakaat uit van wege den Koning, waar bij<br />

den Hervormden geboden werd, de Kerken, van<br />

welken zij, niet zonder geweld, bezit genomen<br />

hadden, weder te geven, fchoon hun tevens vergund<br />

werd, in bijzondere huizen zamen te komen;<br />

doch niet meer dan 300 te gelijk, BEZA had invloed<br />

genoeg op zijue Geloofsgenooten, om hen te<br />

bewegen, dat zij zich aan dit bevel onderwierpen.<br />

De Roomfche Geestelijkheid vereenigde zich met het<br />

Driemanfchap, waar van wij in het voorgaande gefproken<br />

hebben, dit deed de Koningin, die het<br />

Driemanfchap vreesde , de Hervormden vleijen; zij<br />

onderzocht, naar het getal van derzelver Kerken,<br />

en hoe vele troepen elke zou kunnen leveren. —<br />

Men<br />

(*) Ik ben in dit verhaal meest gevolgd SCHLOSSER<br />

het Leven van THEOD. BEZA.


G E S C H I E D E N I S . 239<br />

Men antwoordde , dat het getal der Hervormde na C. G.<br />

Kerken 2150 bedroeg, maar op raad van |aansi7-<br />

BEZA<br />

cot 1552.<br />

gaf men op het tweede gedeelte der vraag flechts<br />

een onbepaald ontwijkend antwoord.<br />

Gedurende zijn verblijf te Parys predikte BEZA Edict van<br />

Januarij<br />

meermalen openlijk, dewijl het prediken den Her­<br />

1^62 ten<br />

vormden vrijgelaten was. In de Kersdagen van het voordeele<br />

der Her­<br />

jaar 1561 predikte JEAN MALOT in de Kerk van St.<br />

vormden.<br />

Medard, in welker nabijheid BEZA woonde , voor<br />

eene aanzienelijke fchare van Hervormden. Zoodra<br />

de Pausgezinden zulks bemerkten, begonnen zij naast<br />

die Kerk zoo hevig met de klok te luiden, dat men<br />

tot hen zond, met verzoek, dat zij met luiden zou<br />

ophouden. Toen zij deze afgezondenen mishandelden,<br />

en zelfs een' van dezelven doodfloegen, vlogen<br />

de Hervormden de Kerk uit, en doodden vele<br />

Roomschgezinden. BEZA verhief vruchteloos zijne<br />

ftem, om vrede te ftichten, en moest zich zeiven<br />

tusfehen de ftrijdenden werpen, om met gevaar van<br />

zijn eigen leven de Roomschgezinden te redden.<br />

Dit bloedbad verbitterde de gemoederen meer en<br />

meer. De Koningin gaf wel den ï7den Januarij<br />

1562 het beroemde Edict uit, waar bij den Protestanten<br />

vrijheid van Godsdienstoefening werd verzekerd.<br />

Doch zij had de magt of den wil niet, om<br />

hetzelve met nadruk ten uitvoer te brengen en te<br />

handhaven. Ondertusfchen werkte de tegenpartij<br />

om den Koning van Navarre geheel van hen af te<br />

trekken, BEZA onderhield er dezen Koning over,<br />

en kreeg ten antwoord: Dat hij zich nog in zoo<br />

ver


naC. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

Nieuw<br />

mondgefprek<br />

te<br />

St. Germain.<br />

240 K E R K E L I J K E<br />

ver niet had ingelaten, of hij kon terug keeren ,<br />

zoodat BEZA ligt bemerkte, dat hij van hem niet<br />

veel te hopen had.<br />

De Koninginne Moeder gaf aan BEZA nog gefla-<br />

dig hoop op een nieuw mondgefprek: eindelijk toen<br />

het Driemanfchap zich in de maand Maart van het<br />

Hof verwijderd had, kreeg BEZA last, om naar St.<br />

Germain te komen, ten einde, met voorbijgang van<br />

het fiuk omtrent het Avondmaal, over de andere<br />

betwiste leerftukken te onderhandelen. Hier werd,<br />

in tegenwoordigheid der Regentesfe, des Konings<br />

en der Koningin van Navarre, van den Kardinaal<br />

van Ferrara, BOURBON, CHATILLON, en TOUR­<br />

NON , tusfehen de Roomschgezinde Geestelijken<br />

D'ESPENSE , SALIGNAC , MAILLARD , Decatius der<br />

Sorbonne, BOUTEILLIER , DEMOCHARES, VIGER ,<br />

FORNERIO, Generaal der Jefuiten, en PETER PI-<br />

CHEREL, en de Hervormde Leeraaren BEZA, MAR-<br />

LORAT, PEOUSALT en BARBASTE, geredentwist, in<br />

de eerfte plaats, over den Beeldendienst en de ver-<br />

fiering der Kerken, BEZA , wetende, dat de Ko-<br />

ningin veel achting had voor CLEMENT MAROT ,<br />

bragt bij deze gelegenheid een exemplaar van de tien<br />

Geboden en Pfalmen, door MAROT berijmd, voor<br />

den dag, zoo als die met verlof der Sorbonne in<br />

het licht waren gegeven, en toonde aan de Koning­<br />

in , hoe men in deze Uitgave de tien Geboden ver-<br />

valscht had, hebbende men in dezelve MAROT doen<br />

zeggen: Gij zult Beelden van mij maken en die<br />

aanbidchn. in plaats van: Gij zult u geen gefne.<br />

den


G E S C H I E D E N I S . 241<br />

den Beeld maken (*). De Sorbonisten Honden be­<br />

dwelmd, en wisten niets anders te antwoorden, dan<br />

dat de uitgever of drukker dit naderhand moesten<br />

veranderd hebben, dewijl zij er niets van wisten.<br />

De Regentes beval de uitgave pp te halen , en het<br />

1/ Privilegie in te trekken. Welk bevel echter niet<br />

werd nagekomen. Op den eerften dag van het ge­<br />

fprek hield BEZA eene Redevoering tegen de Beel­<br />

den. In plaats van hem te antwoorden , gaven<br />

de vijf aanzienelijkfte Bisfchoppen en Doctoren,<br />

den volgenden dag , aan de Regentes eenen raad<br />

over, door hen onderteekend, aangaande de Beel­<br />

den , welke door haar aan de Hervormden werd<br />

ter hand gefteld. Deze raad behelsde: Dat de<br />

hoofdzaak was, den Priesteren te bevelen , hun­<br />

nen Katechizanten een regt begrip te geven van den<br />

dienst der Heiligen , en hun te zeggen, dat de Beel­<br />

den alleen moeten dienen, om ons te herinneren ,<br />

wat de Heiland en andere Heiligen voor den Gods-<br />

(*) In plaats van:<br />

Tailler ne te f.ras image<br />

De quelque chofe que ce foit;<br />

Si honneur lui fais ou hommage<br />

Ton dieu jaloufie en regoit.<br />

had de onbefchaamde Uitgever laten drukken:<br />

Tailler tu te feras image<br />

De quelque chofe que ce foit,<br />

Si honneur lui fais ou hommage<br />

Ton dieu grand plaifir eu reedt.<br />

HERV. II. Q<br />

dienst<br />

na C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.


«41 K E R K E L I J K E<br />

ra C. G .dienst gedaan hebben; niemand moest, zonder ver-<br />

]aari5i7 •lof van den Bisfchop, een Beeld mogen oprigten,<br />

IOC ) 552<br />

' waaromtrent de Koning eene verordening behoorde<br />

uit te vaardigen. Het afbeelden der Drieëenheid zou<br />

volftrekt nergens meer geduld moeten worden, en<br />

even min obfcene, belagchelijke, wanvoegelijke Beelden,<br />

of zulke, wier legende de Kerk als twijfelachtig<br />

befchouwt. Alle kranfen, kleederen, opfchik en<br />

in procesfie omdragen der Beelden, alle geloften en<br />

offers aan dezelve moesten ophouden. Het knielen ,<br />

plaatfen op de altaren zou volftrekt niet meer mogen<br />

plaats hebben, daar zulks alleen aan God toekomt;<br />

men moest alleen het kruis op het altaar laten<br />

blijven enz. Doch BEZA en de Hervormden ,<br />

die geheel geene verfieringen of beelden, ja zelfs geene<br />

orgels in de Kerk wilden dulden, verzetteden zich<br />

tegen dezen raad der Doctoren; en nu werd het gefprek<br />

een ge!:ijf zonder nut, en liep nog flechter af,<br />

dan dat te Poisfy. Het gaf enkel een tijdverdrijf<br />

aan het Hof, alzoo de Monnik DEMOCHARKS en<br />

de Jefuit LAYNEZ door hunne dwaze invallen telkens<br />

ftof tot lagchen gaven. De eerstgemelde, bij voorbeeld,<br />

voerde voor de noodzakelijkheid der Overleveringen<br />

het volgende bewijs aan : „ Al wat ter<br />

„ zaligheid noodig is, kan onmogelijk in Gods<br />

,, woord begrepen zijn, want dan zou 1) het Boek<br />

„ te dik geworden zijn, en 2) zou God daar door<br />

„ de vrijheid verloren hebben, om naderhand daar<br />

„ in iets te veranderen." De Generaal der Jefuiten<br />

hield (taande, dat ook in de Tempelen der eerfte<br />

Christenen Beelden waren geweest. „Om te zien,"<br />

riep


G E S C H I E D E N I S . m<br />

riep hij, „ dat ten tijde van den Heiligen DIONY- na C. O.<br />

Jaari5i7»<br />

„ sivs, den tijdgenoot van den Heiligen PAULUS ,<br />

tot 1553.<br />

„ Beelden in de Kerk geweest zijn, behoeft gij<br />

,, flechts de befchilderde glasramen der Kerk St.<br />

„ Etienne des Grecs en St. Benoit te bezien."<br />

BEZA viel hem in de rede, en riep, onder een luid<br />

gelach der vergadering, uit: „HoogwaardigeHeer!<br />

„ daar brengt gij toch een zeer gebrekkig en zwak<br />

„ argument bij; want het is glas , en befchilderd<br />

„ tevens!"<br />

Het gelukte thans den Guifen en het Drieman­ De Kouing<br />

van<br />

fchap , den Koning ANTOINE van Navarre geheel in Navarre<br />

hunne belangen over te halen, BEZA deed vergeefs vervoegt<br />

zichbijde<br />

nog eene laatfte poging, om hem te behouden. De<br />

Roomsen,<br />

Koning gaf hem een antwoord , hetwelk hem begezinden.<br />

woog, om van nu af aan niet meer bij dezen zwakken<br />

Vorst te verfchijnen: Hij zeide namelijk: dat<br />

hij zich nooit zoo ver in het water zou wagen ,<br />

dat hij niet altijd, wanneer hij wilde , zou kun»<br />

nen terug keeren. De Wirtemhergers werden door<br />

den Kardinaal van Lotharingen in flaap gefust, daar<br />

hij aan hunne Godgeleerden verzekerde, dat BEZA<br />

de oorzaak was van het vruchteloos ofloopen van<br />

het gefprek te Poisfy, door zijne weigering, om de<br />

Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen, ja<br />

zelfs dat BEZA oorzaak was, dat hij Kardiuaa! zich<br />

niet reeds voor lang ten voordeele der Lutherfche<br />

leere had verklaard, welke hij van harte was toegedaan<br />

, offchoon hij voor het uitwendige nog, om<br />

der zwakken wil, bij het oude geloof gebleven<br />

was.<br />

Q a 2oo*


na C. G.<br />

Jian 517<br />

fat 1552<br />

B'.oedbac<br />

te Vasfy<br />

944 K E R K E L I J K E<br />

Zoodra de Roomschgezinde partij zich meende<br />

verzekerd te hebben, van den Koning van Navarre,<br />

ondernam zij, de Hervormden weder heviger te<br />

vervolgen. Te Vasfy op de grenzen van Champagne<br />

werd een groot aantal derzelven, die federt langen<br />

tijd hunnen Godsdienst aldaar in eene fchuur<br />

oefenden , in tegenwoordigheid van den Hertog<br />

FRANS VAN GUISE , zoo al niet op zijn bevel,<br />

moorddadig omgebragt. Omtrent 6b werden gedood,<br />

meer dan 290 gewond, zoo vrouwen als<br />

mannen. De Hervormden verzamelden zich hierop,<br />

op onderfcheidene plaatfen , om, in allen geval ,<br />

hunne regten te verdedigen, en gaven aan BEZA,<br />

die thans te Parys was, in last, om van de Koningin<br />

de teregtftelüng der aanleggers van dit bloedbad<br />

te vorderen, BEZA voldeed aan dezen last,<br />

met waardigheid en befcheidenheid, in een gehoor ,<br />

"hetwelk hem verleend was in tegenwoordigheid van<br />

den Kardinaal van Ferrara en den Koning van Navarre.<br />

De Koningin, doch welke de klem der regering<br />

thans miste, antwoordde hem met vele welwillendheid<br />

; doch de Kardinaal van Ferrara, hevig<br />

tegen de Hervormden uitvarende, zeide, dat zij te<br />

Vasfy flechts behandeld waren, gelijk zij de Roomschgezinden<br />

bij St. Meclard behandeld hadden, BEZA<br />

bewees hem, dat de Roomschgezinden de oorzaak<br />

waren geweest van de opfchudding bij St. Medard,<br />

waarom ook de Overheid dezen en niet de Protestanten<br />

in hechtenis had genomen. De Kardiuaal<br />

durfde het voorgevallene te Vasfy niet verder verdedigen,<br />

maar de Koning van Navarre beweerde, dat<br />

de


G E S C H I E D E N I S . 245-<br />

de Pnteflanten zelve de fchuld hadden, omdat zij 1 a C. G.<br />

de bedienden van den Hertog van Guife roet fteenen ] aari5i7»<br />

hadden geworpen, BEZA beantwoordde dezen wan­<br />

ot I55Skelenden<br />

Koning rondborftig : „ Zoo dat waar<br />

was, had de in het Rijk zoo magtige Hertog<br />

„ FRANS de fchuldigen, naar verdienften en regt,<br />

„ kunnen doen ftraffen. En voor het overige,"<br />

(dit voegde hij er op eenen zeer nadrukkelijken toon<br />

bij,) „ ben ik hier gekomen , in naam van eene<br />

„ Kerk, welker grondftelling is , niet anderen on-<br />

,, regt aan te doen, maar liever onregt te lijden.<br />

„.Uwe Koninklijke Hoogheid moet nooit vergeten,<br />

,, dat deze Kerk een aambeeld is, op hetwelk reeds<br />

„ vele hamers Romp geworden , en<br />

„ zijn."<br />

gefprongen<br />

Kort daarna deed de Hertog van Guife eene zeBurgergepralende intrede in Parys, welke ftad de Prins aorlog in<br />

Frankryk<br />

van Condé verliet, gelijk ook BËZA , niet zonder levensgevaar,<br />

ontvlugtte. Waar na het Driemanfchap<br />

zich volkomen meester maakte van den perfoon des<br />

Konings en der Koninginne Moeder. Te Orleans<br />

daartegen, werwaarts coNüé geweken was,en BEZA<br />

zich insgelijks begaf, werd door alle de Grooten onder<br />

de Proteftanten een verbond tegen de partij der<br />

Guifen gefloten; terwijl BEZA de zaak der Hervormden<br />

met allen ijver behartigde. Hij fchreef een' roerende<br />

Brief aan de Duitfche Vorsten, en een Verzoekfchrift<br />

aan den Keizer FERDINAND L om deszelfs<br />

bijltand, Ook was hij bij elke onderneming<br />

van den Prins tegenwoordig; hij ontwierp de Manifesten,<br />

door denzelven uitgevaardigd, hij predikte<br />

Q; 3 voor,


246" K E R K E L I J K E<br />

na C. G. voor het gevecht, en troostte na hetzelve de gewon­<br />

Jaari5i7. den. En nu nam een openbare en geduchte bur­<br />

tot 1552.<br />

gerkrijg werkelijk zijnen aanvang, welke met alle<br />

woede gevoerd werd. Men zag den Zoon tegen<br />

zijnen Vader, en den éénen Broeder tegen den anderen<br />

ftrijden, en zelfs vrouwen , ter verdediging<br />

van haren Godsdienst, in de wapenen komen. Verfcheidene<br />

Meden ondervonden de geduchtfte oorlogsrampen<br />

meer dan ééns, wordende, beurtelings, dan<br />

door de Roomschgezinden, dan weder door de Hugenooten<br />

ingenomen. Daar de Hugenooten de overhand<br />

hadden, verbrijzelden zij'de Beelden, wierpen<br />

de altaren omver, en deden het goud en zilver der<br />

Kerkfieradien tot geld (laan, om daar mede de foldaten<br />

te betalen. De Roomschgezinden daartegen<br />

verbrandden overal, daar zij konden, de Bijbels der<br />

Hervormden. De Roomfche Geestelijken aan de<br />

ééne, en de Hervormde Leeraars aan de andere zijde,<br />

hadden het meest van deze geweldenarijen te<br />

lijden; alzoo zij in de handen van hunne vijanden<br />

vallende, ongenadiglijk werden omgebragt. Vergeefs<br />

bemoeide BEZA zich, om de Hervormden in hunne<br />

wraaklust te beteugelen, fchoon hij zelfs zijn leven<br />

daar door dikwijls aan gevaar blootftelde. Het Parlement<br />

van Angers had eenige Hervormden ter dood<br />

veroordeeld; toen nu de Hervormden deze ftad innamen,<br />

pleegden zij aldaar de grootfte bnirenfporigheden.<br />

BEZA kwam te laat, om dit te verhinderen;<br />

doch hij begaf zich in het Parlement , en betuigde,<br />

dat hij en alle zijne vrienden deze wreedheden<br />

verfoeiden, en dat zij alleen gepleegd werden<br />

door


GESCHIEDENIS. 247<br />

door fchuim van volk, hetwelk zich bij de Her­ na C. G.<br />

vormden gevoegd had. Bij het graf van den Heil.<br />

laan 517tot<br />

1552.<br />

MARTINus te Tours waren fchatten opgehoopt; daar<br />

men nu aan de zijde der Hervormden gebrek aan geld<br />

had, maakte men zich van dezen fchat meester ,<br />

doch, op raad van BEZA, op eene wijze, welke<br />

aan geen verwijt kon onderhevig zijn. De Prins van<br />

coNDé, namelijk, liet den ganfchen fchat in beflag<br />

nemen, doch in tegenwoordigheid der Domheeren<br />

van Tours, al de kostbaarheden, welke hij wilde<br />

doen verkoopen, naauwkeurig opteekenen. Gaarne<br />

zou BEZA de verwoesting van het graf zelve heb­<br />

ben verhinderd. Toen hij zulks niet vermogt, ver-<br />

ontfchuldigde hij het des te gemakkelijker, uit hoof­<br />

de van de gefteldheid der geroofde kostbaarheden ,<br />

welke hij, met dat oogmerk, zelf onderzocht. Aan<br />

een kostbaar kruis, bij voorbeeld , was de fteen ,<br />

dien men de Bedevaartgangers deed kusfen , een<br />

Agaat, op welken eene VENUS gefneden was, den<br />

voor haar liggenden ADONIS beweenende; en in een<br />

zilveren koker vond men een oud minnelied en een<br />

kaarteblad. Hoe tnoeijelijk het BEZE viel , welke<br />

ongemakken hij moest ondernemen, om de woede<br />

zijner Geloofsgenooten te beteugelen; en hoe rustig<br />

zijne eigene ftemming was, kan men het best zien<br />

uit eenen Brief, welken hij, te dezen tijde , aan<br />

cAROLas PASSELIUS, (CALVIN,) fchreef (*):<br />

„ Gaarne had ik, reeds voor lang, gefchreven , en<br />

„ te-<br />

(*) Men leest denzei ven bij SCHLOSSER het Leven van<br />

BEZA Biadz. 183.<br />

Q 4


na C. G.<br />

Jar.ri5i7.<br />

tot 1552,<br />

248 K E R K E L I J K E<br />

,, tegen mijn' wil, moest ik zwijgen. Ook nu<br />

„ fchrijve ik Hechts kort, omdat ik niet anders kan.<br />

„ Tot nog toe gaat alles wel. Wij hebben vele en<br />

dappere ruiters: ons voetvolk is niet zoo goed,<br />

„ omdat het te veel marcheren moet. Doch niets<br />

kwelt ons meer, dan de wanorde, (/ordes,) van<br />

„ onze eigene Geloofsgenooten: ik heb haast hst,<br />

,, om mij fterker uit te drukken. Naar Angers ben<br />

„ ik met levensgevaar gereisd ; maar heb weinig ,<br />

„ of liever volftrekt niets, uitgerigt. De drift, om<br />

„ alle altaren omverre te werpen, is zoo groot ,<br />

„ dat ik zelfs hier, (in Orleans, ) niet in (laat<br />

„ ben geweest , dezelve te bedwingen. Zulks<br />

9, gaat zoo ver, dat alles, in zoo korten tijd, der-<br />

„ mate veranderd is, dat ik zelf er over moet ver-<br />

„ baasd ftaan; want de vijanden zijn niet in flaat,<br />

„ om, al waren zij zelfs overwinnaars, in den tijd<br />

„ van honderd jaren, te herftellen, wat in den tijd<br />

5, van twee uren verwoest is geworden, om nu al-<br />

,, leen van deze eenige ftad te fpreken. Gij kunt<br />

,, daar uit zien, hoe zeer wij derzelver toeftand ver-<br />

,, ergerd hebben. O! kon ik u toch alles toezen-<br />

,, den, wat, dezer dagen, hier en ginds gedaan,<br />

,, gezegd en gefchreven is; maar daar alle wegen<br />

„ bezet zijn , kan men, zonder de boden in het<br />

,, grootfte gevaar te brengen, zulks niet eens be-<br />

,, proeven. Doch die van Bern kunnen u alles ver><br />

„ halen, of liever die van Zurich, daar onze vrien-<br />

„ den hebben goedgevonden , een' Afgevaardigden<br />

„ hun toe te zenden, voor wiens veiligheid ik even-<br />

„ wel zeer bevreesd ben. Uwen Brief van den<br />

,, iaden


GESCHIEDENIS. a 4£<br />

„ I2den April, waar in gij fpreekt van de terug-, iaC. G.<br />

„ komst van VERACE , heb ik ontvangen. Onze . aar 1517.<br />

:ot 1552.<br />

„ Opperhoofden danken u en hem regt hartelijk.<br />

„ Onze goede vriendin (*), gij weet, wie ik be-<br />

„ doele, antwoordde geheel als eene gevangene, en<br />

„ op hare manier; d. i. voorzigtig en dubbelzinnig.<br />

„ Ondertusfchen {luimeren wij niet. Offchoon dit<br />

„ dralen mij ongelooflijk leed doet, zoo zie ik ech-<br />

„ ter niet in, hoe ik er, te regter tijd, een einde<br />

,, aan maken kan, zoo niet die domme en armza-<br />

„ lige menfchen hunne denkwijze geheel veranderen.<br />

„ Ik en wij allen arbeiden om de zaak van God:<br />

,, O! mogt toch ons moeijelijk werk het gevolg<br />

,, hebben, hetwelk wij verlangen! TOURNON is ein-<br />

„ delijk tot de Vaderen verzameld. Leef gezond ,<br />

„ mijn dierbare Vader! met alle de vrienden en<br />

„ broeders. De Heer beware u, en geve mij, welhaast,<br />

wanneer ik mijn werk gelukkig mogt voltooid<br />

hebben, aan u, dat is, aan mij zeiven we-<br />

,, der! Doe mijne groetenisfe aan den hoogen Raac'<br />

,, en aan alle onze Broeders. De omflandigheder<br />

,, dulden niet, dat ik meer fchrijve, of een grootei<br />

„ ftuk papier gebruike."<br />

Te Rouen, in de belegering van welke ftad d<<br />

onftandvastige ANTOINE, Koning van Navarre, Jie<br />

leven verloor, hadden de Roomschgezinden BEZA'!<br />

vriend, den welfprekenden Predikant DU BOSC ei<br />

vele andere Hervormden vennoord. Toen aller<br />

eiscb<br />

(*) Hij fpreekt van KATHARINA DE MEDICIS , die no|<br />

lleeds, gelijk voorheen, deze rol fpeelde.<br />

Qs<br />

1<br />

1


250<br />

K E R K E L I J K E<br />

as C. G. eischten, dat de Prins van Condé, ter vergelding,<br />

Jaari5i7. den Raad van het Parlement van Parys, JEAN BAPtot<br />

1552.<br />

TISTE SAPIN en den Abt JEAN DE TROYES , die<br />

men gevangen had, zou ter dood brengen, verzette<br />

BEZA zich daar tegen en fpande alle krachten aan,<br />

om zulks te verhinderen. Hij voorzeide menigmaal<br />

aan zijne partij, dat hunne zaak geen goed einde<br />

zou hebben, dewijl zij opgehouden had, de zaak<br />

van God te zijn, die geene moordenaars en roovers<br />

helpen zou. Ja, alleen de dringende verzoeken van<br />

den Admiraal hielden hem terug, dat hij zich niet<br />

van hen, als eene bende verworpenen, losrukte,<br />

en naar Geneve keerde, BEZA ZOU dit te liever gedaan<br />

hebben , omdat hij zag, dat de Prins van<br />

Condé meer om zich zeiven en zijne belangen, dan<br />

om den Godsdienst dacht.<br />

Veld fln g Eindelijk kwam het, na eenen verwoestenden oor­<br />

bij Dreux log, tot een hoofdtreffen, in de maand December<br />

1562, in de nabuurfchap van Dreux. De Hervormden<br />

kregen de nederlaag, en de Prins van Condé<br />

zelf viel in 'svijands handen; van de andere zijde<br />

bleef de Maarfchalk van ST. AND Ré in den Rag ,<br />

en de Connetable MONMORENCI werd gevangen en<br />

naar Orleans gevoerd. Nu hoopte men aan het Hof<br />

den Prins te bewegen, om in de Misfe te gaan, en<br />

hem daardoor bij zijne partij verdacht te maken.<br />

BEZA daarentegen zocht des Prinfen eer te redden,<br />

en hem van dien ftap terug te houden. Dit gelukte<br />

hem, minder echter door zijne nadrukkelijke Brieven<br />

aan den Prins, dan wel door den haat tusfehen den<br />

Prins van Condé en den Hertog FRANS van Guife,<br />

ge-


G E S C H I E D E N I S . algelijk<br />

uit het gedrag van den Prins na den dood van t<br />

a C. G.<br />

dezen Hertog bleek. ] aari5i7-<br />

De gemelde Hertog belegerde in den aanvang van ot 1552'<br />

het jaar 1563 de ftad Orkans, de voornaamfte<br />

plaats, welke de Hervormden in het bezit hadden.<br />

Doch , terwijl hij dit beleg met ijver voortzette,<br />

werd hij door eenen Edelman, JEAN DE MEUEI,<br />

meer bekend onder den naam JEAN POLTROT , verraderlijk<br />

doorCchoten. De moordenaar werd gevat ,<br />

en in het Koninklijk leger gebragt. Bij zijn eerfte<br />

verhoor befchuldigde hij, op aanftoken der Geestelijkheid,<br />

den Admiraal en BEZA, dat zij hem tot<br />

dezen moord hadden aangezet en bewogen. Men<br />

zond uit het Koninklijke leger met eenen Parlementair<br />

een affchrift van zijne verklaring aan den Admiraal.<br />

Hoe ongerijmd ook dit verdichtfel reeds op<br />

zich zelve ware en geheel ftrijdig met het karakter<br />

en het gedrag en beginfelen van den Admiraal en<br />

van BEZA, wilde de Admiraal echter, dat BEZA een<br />

Manifest opftelde, hetwelk hij, de Admiraal, en LA<br />

ROCHEFOUCAULT , dien men er mede in betrokken<br />

had, onderteekenden, en den i2den Maart 1563 in<br />

het vijandelijk leger zonden. In dit Manifest verdedigden<br />

zij zich volkomen, en hot ongegronde der<br />

befchuldiging bleek ontegenzeggelijk, niet alleen<br />

doordien men zich zeer over'.iaasttc met de teregtftelling<br />

en ftraffe van POLTROT , maar voornamelijk,<br />

doordien deze, vóór zijden dood, alles wat hij aangaande<br />

den Admiraal cu BEZA gezegd had, plcgtig<br />

herriep.<br />

De dood van Hertog FRANS van Guifi bragt eene De vrede


aa C. G<br />

Jaar15j7<br />

toe 1552<br />

gefloten<br />

te Orleans<br />

De burgeroorlof!<br />

oritfteekt<br />

op nieuw<br />

t$x K E R K E L I J K E -<br />

geheele. verandering te weeg in de gezindheid der<br />

Koningin Regentesfe; en dewijl men den Prins van<br />

Condé door den Regtsgeleerden BALDUIN geheel<br />

voor laauwe gevoelens omtrent den Godsdienst gewonnen<br />

had, werd de vrede ligtelijk getroffen, doch<br />

bij welken de Hervormden niets wonnen, alleen<br />

werd in Maart 1563 een Edikt uitgevaardigd, hetwelk<br />

voor hen eene zeer beperkte verdraagzaamheid<br />

bevatte, en dus veel minder gunftig was dan dat van<br />

Januarij des vorigen jaars. Het gelukte echter aan<br />

BEZA , den Prins bij den Godsdienst te houden ,<br />

omtrent welken BALDUIN hem, door zijn Indifferenthmus,<br />

vrij los gemaakt had. Hij wist dien veranderlijken<br />

man in zulk een licht te plaatfen , dat<br />

de Prins allen omgang met hem affneed, en hem<br />

geen gehoor meer gaf.<br />

Zoodra de vrede gefloten was, fpoedde BEZA zich<br />

weder naar Geneve, om daar aan de belangen der<br />

Kerk te arbeiden , gelijk wij boven gezien hebben.<br />

Ondertusfchen werd de vrede en het uitgevaardigde<br />

Edikt ten behoeve der Hervormden zeer flecht van<br />

de zijde van het Hof onderhouden: de Hervormden<br />

werden op vele plaatfen ontrust, en de Koning,<br />

die nu meerderjarig verklaard was, tegen hen opgehitst;<br />

door een nieuw Edikt in het jaar 1563 werd<br />

het voorgaande wel in het algemeen bevestigd ,<br />

maar door bijvoeging van verfcheidene bepalingen<br />

genoegzaam krachteloos gemaakt. Zelfs deed de<br />

•Kardinaal van Lotharingen pogingen, dat het geheele<br />

Edikt mogt worden ingetrokken, als zijnde<br />

flechts bij voorraad en door nood vergund, Tusfehen


G E S C H I E D E N I S . =53<br />

fchen de Koningen van Frankryk en Spanje werd n<br />

bovendien gehandeld over een ontwerp, om in I 1<br />

1 C. G.<br />

arï5i'7.<br />

t< >• I55*><br />

Frankryk en in de Nederlanden beide de Ketters ,<br />

uit te roeijen.<br />

In Frankryk zelve werden de (leden , die zich<br />

voor de Hugenooten verklaard hadden, ontmanteld<br />

en met drukkende inlegeringen van foldaten bezwaard.<br />

Eindelijk werd er eene zamenzwering gefmeed tegen<br />

den Prins van Condé en andere Grooten, die voor-<br />

(landers waren der Hervormden. De oorlog berstte<br />

dus op nieuw uit in het jaar 1567. Deze oorlog<br />

duurde flechts kort van October van dat jaar tot<br />

Maart 1568. In denzelven viel een hevige veldflag<br />

voor te St. Denys, niet verre van Parys, in welken<br />

de Connetable MONMORENCI (heuvelde, zijnde<br />

de laatfte, die van het Driemanfchap nog overig was.<br />

In het jaar 1568 waren de Hervormden, die de<br />

meeste fterke plaatfen in het Rijk, en onder andere<br />

Rochelle, bemagtigd hadden , op het punt, om<br />

Chartres in te nemen, toen men hun, op zeer voordeelige<br />

voorwaarden, den vrede aanbood, welke ook<br />

ras gefloten werd.<br />

Derde<br />

Deze vrede werd intusfchen zoo flecht gehouden, oorlog.<br />

dat, door de vervolgingen, welke hier en ginds tegen<br />

de Hervormden werden aangerigt, binnen den<br />

tijd, gelijk men verhaalt, van drie maanden, wel<br />

30,000 Hervormden zouden ter dood gebragt zijn.<br />

De wapenen werden dan op nieuw opgevat, en de<br />

oorlog nam reeds in de maand Augustus 1568 weder<br />

eenen aanvang. De Hervormden voerden denzelven<br />

ongelukkig; zij werden in eenen veldflag bij<br />

Jar-


*54 K E R K E L I J K E<br />

na C. C i Jarnac geflagen, in welken de Prins van Condé ge»<br />

Jaarisi; '• vangen genomen, maar vervolgens op eene zeer on­<br />

tot 155;<br />

edelmoedige wijze, in koelen bloede doodgefchoten<br />

werd. Zij verloren daar na ook den flag bij Montoncourt,<br />

doch herftelden hunne zaken, door het<br />

beleid van den Admiraal COLIGNY telkens en werden<br />

zoo geducht, dat de vrede in het jaar 1570<br />

getroffen werd, op voorwaarde, dat de Hervormden<br />

viije Godsdienstoefening genieten, en daar bij<br />

vier fierke fteden Rochelle, Montauhan, la Charité<br />

en Cognac, tot hunne veiligheid behouden zouden.<br />

Sijnode ti • De Hervormden, gebruik willende maken van de<br />

Roebelle<br />

rust, welke zij door dezen vrede beflendig hoopten<br />

te genieten, deden in het jaar 1571 te Rochelle<br />

die vermaarde Sijnode bijeenkomen, van welke wij<br />

hier voor gefproken hebben, toen wij melding maakten<br />

van de dienfien, door EEZA , bij die gelegenheid<br />

, aan de Franfche Kerken bewezen. De Geloofsbelijdenis,<br />

welke de Hervormde Kerken van Frankryk,<br />

in het jaar 1559, hadden aangenomen, werd<br />

hier op nieuw bekrachtigd, en door allen onderteekend.<br />

Moord Ondertusfchen fcheen Koning KAREL IX alle bit—<br />

van Pary: :<br />

terheid tegen de Hervormden te hebben afgelegd, en<br />

deed den Admiraal en andere Grooten, die tot derzelver<br />

partij behoorden, de allerkrachtigfte betuigingen<br />

van eene gansch bijzondere goedwilligheid. Men<br />

vergunde zelfs aan den Prins van Oranje onderdehand<br />

bijfland tegen den Koning van Spanje , toen hij<br />

de wapenen opvatte ten behoeve van de Nederlanden.<br />

Ja, om den vrede voor altijd te bevestigen,<br />

werd


GESCHIEDENIS. 255<br />

werd er in de maand April 1572 een huwelijk ge-1 ia C. G.<br />

aan 517.<br />

floten tusfehen HENDRIK IV. met MARGARETHA, j<br />

ot 1552.<br />

Zuster van KAREL IX. en de 18de Augustus van<br />

dat jaar tot de voltrekking van dit huwelijk te Parys<br />

bepaald, om welk trouwfeest bij te wonen co-<br />

LIGNY en de voornaamften onder de Hervormden<br />

van het ganfche Koningrijk met veel betoog van<br />

vriendelijkheid genoodigd werden. De doorzigtige<br />

BEZA, die de geveinsdheid der Koningin KATHA­<br />

RINA DE MEDICIS kende, vermoedde van deze zoo<br />

groote vriendelijkheid niets goeds. Zijne vrees vermeerderde,<br />

door den dood van de groote voorftanderesfe<br />

van het Hervormde geloof, zijne vriendin,<br />

de Koningin van Navarre, die in dezen tijd overleed,<br />

niet zonder vermoeden van vergift. Zeer was<br />

hem het beraamde hawelijk van haren Zoon HEN­<br />

DRIK met eene Roomfche Prinfes tegen de borst, hij<br />

beproefde alle zijne welfprekendheid bij den Admiraal,<br />

om dien terug te houden, dat hij zich niet<br />

ten Hove begaf, maar vergeefs, COLIGNY hield<br />

zijn' vriend voor al te vreesachtig, en ging den dood<br />

te gemoet. Aan HENDRIK fchreef BEZA eenen nadrukkelijken<br />

Vermaningsbrief, welken wij ons niet kunnen<br />

onthouden, hier te plaatfen, dewijl dezelve een<br />

fprekend bewijs is, dat BEZA niet fchroomde , de<br />

waarheid ook aan de Hoven te prediken: (*)<br />

„ Verhevenfte Koning! Het is een kenmerk van<br />

eene verhevene ziel, wanneer de mensch bij wederwaar-<br />

(*)" Hij is de 74de onder de Brieven van BEZA. Hier<br />

is hij ontleend uit SCHLOSSBR Leven van BEZA Bl. 261.


256<br />

K E R K E L I J K E<br />

naC. G. waardigheden niet bezwijkt, maar door dezelve tot<br />

Jaari5i7. roem aangefpoord en opgewekt wordt, om te dre­<br />

tot 1552.<br />

ven naar de kroon der overwinning. Dit vermogen<br />

van edele zielen heeft God u gefchonken. Hij vormde<br />

u, van uwe teederfte jeugd af aan, tot alle deugden.<br />

Boven dit alles zorgde hij, dat gij onderwezen<br />

wierdt in de leere der waarheid, met welke hij<br />

zijnen geest der ftandvastigheid, die de zwakfle dingen<br />

fterk en onverwinnelijk maakt, pleegt te verbinden.<br />

Daarom leven wij allen in de hope, dat bet<br />

ongeluk (*), hetwelk onlangs u en de ganfche Kerk<br />

getroffen heeft, u niet te nederflaan; maar veelmeer<br />

u aanleiding geven zal, om te toonen , welk eene<br />

fterkte van ziel, en hoe groote ftandvastigheid de<br />

Heer u verleend heeft. Daar God mij den post<br />

heeft aangewezen, op welken ik fta; daar hij mij<br />

den dienst zijner Kerk heeft opgedragen, zoo mag<br />

ik niet nalaten , (bijzonder omdat ik , gelijk gij<br />

weet, door uwe Moeder onder het getal harer<br />

vrienden gerekend werd, ) u bij den naam van<br />

CHRISTUS, die u, van uwe jeugd af aan, tot zijnen<br />

dienst verkoren heeft, te bezweeren en te bidden,<br />

dat gij moedig en ftandvastig voortgaat, en<br />

den weg, dien gij onlangs roemrijk betreden hebt,<br />

ten einde toe vervolgt; want aan deszelfs einde<br />

wacht u onfterfelijke roem bij God, en onverwelkelijke<br />

eer bij de menfchen. Gij. vooral behoort<br />

behoedzaam en omzigtig te zijn, bedenkende, dat<br />

de Satan geen' Koning of Vorst der aarde zoo zeer<br />

(*) De dood zijner Moeder.<br />

be-


G E S C H I E D E N I S . 257<br />

belangt als u, omdat hij begrijpt, dat het voor hem na C. G.<br />

van het uiterfte belang is , om u van den ingeOa-<br />

jaansi7.<br />

tot 1552.<br />

genen weg af te leiden, en van den Godsdienst ,<br />

dien gij aangenomen hebt, te doen afvallen. Het<br />

kan, daar gij het reeds menigwerf moet ondervonden<br />

hebben, uwe aandacht niet ontglippen, dat die<br />

vijand ontelbaar vele bedienden en helpers heeft,<br />

welke hij gebruikt, om u van den regten weg af te<br />

brengen , en langzamerhand te bederven. Uwe<br />

fchranderheid gebiedt u, te waken, opdat hij niet<br />

zich zelfs van u bediene , ter bereiking van zijne<br />

oogmerken. Uwe jaren, het fchitterende van uwen<br />

ftand, uwe magt, uwe majefteit zelfs moet u alles<br />

verdacht maken, en u doen vreezen, dat ook u<br />

zou kunnen overkomen, wat zoo vele anderen overgekomen<br />

is. O! dat God, naar zijne groote barmhartigheid,<br />

dit ongeluk van u en van ons allen afwende!<br />

De tijden zijn flecht, vele menfchen verlaten<br />

den waren Godsdienst, en keeren terug tot de<br />

gebruiken van het Bijgeloof, in het denkbeeld, dat<br />

men deze den onkundigen dommen hoop kan overlaten,<br />

en zelve die Hechts in fchijn en geveinsdelijk<br />

kan blijven waarnemen. Maar deze denkwijze is<br />

in den grond niet anders dan goddeloosheid, een<br />

hoon voor allen Godsdienst, (eene zoo fchandelijke<br />

zonde, dat zelfs de Duivel daar over oordeelen<br />

zou,) eene onverfchilligheid omtrent den dienst van<br />

het hoogde Wezen, voor welke gij u, als voor een<br />

doodelijk vergift, allermeest daarom moet wachten, dat<br />

daar door de mensch in eenen afgrond nederftort ,<br />

in welken hem geene hoop op redding overblijf.<br />

HERV. II. R, In


258 K E R K E L I J K E<br />

aa C. G , In de ftreeken, in welke gij thans reist, is geene<br />

Jaari5i7 ziekte meer algemeen, dan deze; dat niet alleen de<br />

tot 1552<br />

' fchandelijke verfoeijelijkfle godslasteringen tot gewoonte<br />

in het fpreken geworden zijn; maar ook<br />

alle zonden en fchanddaden worden geduld; niet<br />

gelijk voorheen, toen de menfchen zich fchaamden<br />

te zondigen; maar als of de zonde lofwaardiger was<br />

dan de deugd. Daar ik nu dag en nacht om uwe<br />

reis denk, zoo vervult mij de vrees, dat de vlam van<br />

een' zoo vreefelijken brand ook u mogt aangrijpen.<br />

Maar houd moed! alle dingen zijn in de hand van<br />

God. Hij zal zijne kracht en genade ook aan u<br />

door uwe bewaring betoonen, en zal u door zijnen<br />

bijftand bewegen, om middelen tegen dit kwaad te<br />

gebruiken. Het eerfte en voornaamfte is zeker, dat<br />

gij niet nalaat de openbare Predikatiën bij te wonen;<br />

dat gij niet flechts den Predikanten, die de zuivere<br />

leere voordragen, uw oor gaarne leent, omdat God<br />

hun het Leeraarsambt opgedragen , en CHRISTUS<br />

gezegd heeft: die u hoort, hoort mij, die u verwerpt<br />

, verwerpt mij; maar ook alle die genen<br />

gaarne hoort, die u door godvruchtige gefprekken<br />

tot de godzaligheid opwekken, en voor^ zonde bewaren.<br />

Doch het is nog niet het woord van God<br />

gehoor geven , wanneer men hetzelve alleenlijk het<br />

oor leent; men moet het in zijn hart opnemen, opdat<br />

het aldaar wone, oogen en ooren regeere , gedachten<br />

, woorden en werken befture. Wordt dit<br />

bij u het geval, zoo zullen wel vele ftormen tegen<br />

u losbreken; maar gij zult , desonaangezien, vastelijk<br />

voortgaan in het fpoor uwer eeuwig geroemde<br />

Moe-


GESCHIEDENIS. 259<br />

Moeder, en behoeft niet te twijfelen, of des Hee- ia C. G.<br />

ren woord zal ook aan u bevestigd worden: Ik! 'aari5i7«<br />

eere, die 'mij eeren. Maar laat gij u Hechts een'!<br />

ot 1552.<br />

voet breed van dezen weg afleiden, (hetwelk ik<br />

hoop, dat verhoed zal worden,) zoo houd het voor<br />

zeker, dat zij, die u van God aftrekken, en in uw<br />

bijzijn vleijen, in het verborgene u verachten en verraden<br />

zullen. Reep God aan van ganfeher harte,<br />

opdat gij te zekerder u zeiven voor alle kwaad bewaart,<br />

en houd het voorbeeld van den vromen Koning<br />

DAVID altijd voor oogen. Wanneer zijn honderd<br />

en eerfte Pfalm u meer voor den geest is, dan<br />

de raad van eenig fterfelijk mensch, zoo kunt gij<br />

zeker zijn, dat de genade Gods, die als het ware<br />

uw erfgoed was, bij u blijven zal, en dat uw nagedacht<br />

daar van nog grootere blijken erlangen zah<br />

Ik bidde God, verhevende Koning! ik bidde hem,<br />

die de Koning aller Koningen, de Heer van alle<br />

Heeren is, dat hij u in zijne hoede neme, en u met<br />

zijnen Heiligen en Koninklijken geest vervulle ; en<br />

dat gij, op dezen vertrouwende, u zeiven door<br />

reinheid des wandels, vroomheid en deugd overwint;<br />

maar ik bidde tevens, dat hij Uwe Majedeit<br />

met alle zijne gaven gelukkig make en verblijde, tot<br />

roem van zijnen heiligen naam, tot troost zijner<br />

Kerk, tot heil van het Franfche Rijk. Vaarwel.<br />

Geneve den ioden Julij 157a."<br />

BEZA was het niet alleen , die op dit huwelijk<br />

een kwaad vermoeden had ; velerhande geruchten<br />

ontrustten de gemoederen , in verfcheidene gezelfchappën<br />

werd gemompeld, dat op deze bruiloft meer<br />

K. 2 bloed


2f5o K E R K E L I J K E<br />

m C. G bloed dan wijn geflort zou werden; de Admiraal<br />

Jaarisi" werd door verfcheidene ongeteekende Brieven ge-<br />

tot 1552<br />

waarfchuwd; doch alles was vergeefs. Hij en de<br />

Hervormden verlieten zich op de vriendelijke verklaringen<br />

en «betuigingen van het Hof. Ook werd<br />

het huwelijk dadelijk op den i8den Augustus voltrokken<br />

, en de Bruiloft eenige dagen lang met groote<br />

vreugde gevierd, doch op een' van dezelve werd de<br />

Admiraal uit het Paleis van den Koning , naar huis<br />

gaande, met een musket, geladen met twee kogels, uit<br />

een huis in den linker arm zwaar gekwetst; nog wilde<br />

hij niets euvels gelooven, te meer, dewijl de Koning<br />

hem in perfoon kwam bezoeken, en onder de zwaarfle<br />

vloeken hem verzekerde, dat hij den dader zou<br />

doen ftraffen en in de veiligheid der Hervormden<br />

voorzien.<br />

Doch op den 24ften Augustus, aan den Heiligen<br />

BARTHOLOMEUS gewijd, werd het verfoeijelijk ontwerp<br />

, om de Ketters, gelijk men hen noemde, met<br />

eenen flag uit te roeijen, ten uitvoer gebragt. Op<br />

een gegeven teken met de klok, nam het moorden<br />

eenen aanvang. Een der eerfte flagtoffers dezer<br />

woede, was de Admiraal, die den dood met dien<br />

moed en ftandvastigheid onderging, welke hem als den<br />

grootften man van zijnen tijd in Frankryk gekenmerkt<br />

hadden. Toen hij, bij het bemagtigen van<br />

het huis, in hetwelk hij zijn verblijf had, hoorde,<br />

•wat er gaande was, zeide hij tot de genen, die bij<br />

hem waren: ,, Ik ben bereid, den dood, welken<br />

„ ik niet gevreesd heb, geduldig te ondergaan.<br />

„ Gelukkig, die mij gevoel te fterven, en fterven<br />

„ zal,


GESCHIEDENIS. c6t<br />

'„ zal, in den Heere, door wiens genade ik, in de ra C. G.<br />

„ hope des eeuwigen levens, gefterkt worde! Gaar, jaarisi7.<br />

tot 155a.<br />

,, mijne vrienden, en verbergt u, om niet in mijn<br />

„ onheil te worden ingewikkeld. De tegenwoordig-<br />

„ heid van dien goeden God, wien ik mijne ziel<br />

,, aanbeveel, is mij genoeg (*)." Zoo achtbaar<br />

was de Admiraal, dat hij, bij het eerfte voorkomen,<br />

zijnen beulen zeiven eene foort van eerbied<br />

inboezemde. Een der beulen, een Duitfcher, bediende<br />

van den Hertog van Guife, vraagde hem :<br />

Zijt gij COLIGNY ? Met een onvertfiiagd gelaat<br />

antwoordde de Admiraal: jfa, jonkman.' eerbiedig<br />

mijne grijze haren; wat gij ook doet, mijn leven<br />

zult gij niets verkorten. Nu viel men op den edelen<br />

man aan, die met vele wonden afgemaakt werd.<br />

Het hoofd, hem afgeflagen, bragt men naar de Koninginne<br />

Moeder, doch de romp viel in handen van<br />

het flechtlte graauw, en werd, op de alleronwaardigfle<br />

wijze, mishandeld. Meer dan 5000Hervormden<br />

werden bij deze gelegenheid in de ftad Parys,<br />

zonder dat iemand eenigen wederftand bood, in<br />

koelen bloede omgebragt, 6 of 700 huizen werden<br />

geplunderd, en hetgeen opmerkelijk is, men wist<br />

Hechts van een huis, waarin eenige wederftand geboden<br />

werd. Dit alles gebeurde op het bevel en<br />

onder het oog van den Koning, die zelf gezegd<br />

wordt, uit de venfters van zijn Paleis verfcheidene<br />

fchoten met een musket op zijne onfchuldige onderdanen<br />

gelost, en herhaalde keeren geroepen te hebben:<br />

(*) THUANUS Libr. Lil. T. II. p, 1 52.<br />

R3


*6a K E R K E L I J K E<br />

r»a C. G. ben: [laat dood! /laat dood! De ijsfelijke moord<br />

Jaari5i7. en plundering duurde zeven dagen, gedurende welke<br />

tot 1552.<br />

de ftraten van Parys van bloed ftroomden. Dezelfde<br />

woede heerschte ook in de meeste Provinciën<br />

van het Rijk, en bleef omtrent twee maanden aanhouden<br />

, zoodat men het getal der vermoorden op<br />

30,000 menfchen rekende; anderen fpreken zelfs wel<br />

van ioo,coo. Vele Hervormden echter ontkwamen<br />

te Parys den moord, gedeeltelijk door de menschlievendheid<br />

der Burgeren, gedeeltelijk door die van<br />

Guife zelve gefpaard, om de hatelijkheid dezer<br />

woede van zich af te wenden. Onder dezen was<br />

ook de vermaarde FILIPS MORNAI DU PLESSIS. Ook<br />

bleven fommige Steden en Provinciën van de flagting<br />

verfchoond, door de edelmoedigheid van derzelver<br />

befluurders , fommigen van welken de bevelen<br />

des Konings uitdrukkelijk weigerden te gehoorzamen<br />

, zeggende, dat zij wel in zijnen dienst waren<br />

tegen zijne vijanden, maar niet als beulen tegen<br />

hunne, medeburgers, HENDRIK van Navarre en dejonge<br />

Prins van coNDé behielden ter naauwernood<br />

het leven, maar werden genoodzaakt, om den Godsdienst<br />

, welken zij tot hier toe beleden hadden, te<br />

verzaken, waar bij echter coNDé zich ftandvastiger<br />

gedroeg dan HENDRIK, doch toen het gevaar voorbij<br />

en zij weder in vrijheid gefield waren, verwierpen<br />

zij terflond het hun met geweld opgedwongen<br />

geloof weder.<br />

Algemeen werd deze moord , bekend onder den<br />

naam van St. Bartelsnacht, of de Bloedbruiloft van<br />

Parys, van allen, die menfchelijk dachten, verfoeid.<br />

THUA-


G E S C H I E D E N I S . t6$<br />

THUAKus, en met hem alle redelijke Franfchen , naC. G.<br />

pasten op denzelven toe de woorden van den Dich­ Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

ter STATIUS:<br />

Excidat illa dies aevo, nee postera credant<br />

Secula! •<br />

Doch bijgeloovige ijveraars juichten over denzelven.<br />

De Koning liet zelfs gedenkpenningen op deze<br />

gebeurtenis fhan, en vreugdefeesten aanrigten, beroemende<br />

zich de weêrfpannelingen bedwongen, en<br />

uit ijver voor den Godsdienst geregtigheid geoefend<br />

te hebben. Ook betoonde de Paus en het Hof van<br />

Rome hunne goedkeuring en blijdfehap over dit gebeurde.<br />

Sommigen hebben zelfs in gefchrifte deze<br />

onmenfchelijkheid pogen te verfchoonen of zelfs wel<br />

te ontfchuldigen; het zij met redenen van Staat,<br />

die fomtijds buitengewone middelen .zouden verel<br />

fchen (*); het zij door eene zamenzwering van den<br />

Admiraal en de zijnen tegen den Koning en deszelfs<br />

huis voor te wenden (f). In de jongstafgeloopene<br />

eeuw heeft nog de Abt CAVEIRAC voor dit trouweloos<br />

en onmenfchelijk moorden durven pleiten in<br />

zijne Apologie de Louis XIV. Doch men heeft<br />

zijn werk niet dan met fchrik gelezen, en zijn onzin-<br />

(*) Gelijk FILIPS NAUDE in zijne Confiderations Poli-<br />

tiques.<br />

(|) Gelijk FABER Bibracenfis in Epist. ad Stanislaum<br />

Elvidium, five Joachimum Camerarium, welken Brief<br />

GERDES, doch tevens met het antwoord van ELVIDIÜS op<br />

denzelven ingevoegd heeft in zijn Scrin. Antiq. T. VI.<br />

R 4


964. K E R K E L I J K E<br />

na C. G zinnige ijver is met de ballingfchap beloond gewor­<br />

Jaanst? den. (*).<br />

tot 1552<br />

De Hervormden, die dezen moord ontkomen wa­<br />

Nieuwe ren , vonden zich wel diep getroffen, doch niet geBurgerheel<br />

nedergeflagen, ook bezaten zij nog de fterke<br />

oorlogen.<br />

plaatfen Rochelle, Sance'rre en andere, welke zij bij<br />

het laatfle vredeverdrag verkregen hadden, en welke<br />

zij, zoo goed zij konden, verfterkten. De Koning<br />

vermaande hen, bij Edikten, zich ftil te houden ,<br />

met beloften van volkomene veiligheid , benevens de<br />

vrije oefening van hunnen Godsdienst. Doch als<br />

geene beloften in ftaat waren, hen op nieuw te verftrikken,<br />

werd de oorlog in het jaar 1573 weder<br />

hervat. De Hertog van Alencon , 's Konings Broeder,<br />

floeg het beleg voor Rochelle en Sancerre,<br />

doch deze fteden weerden zich ftandvastig, en floegen<br />

alle aanvallen met moed en beleid af; Saneert e<br />

verduurde een' allerverfchrikkelijkften hongersnood,<br />

eer die ftad zich, op redelijke voorwaarden, wilde<br />

overgeven. Staande de belegering van Rochelle,<br />

werd de Hertog van Alencon tot Koning van Polen<br />

verkoren, hetwelk gelegenheid gaf, dat de vrede<br />

aan de Hugenoten op nieuw aangeboden , en ook<br />

door hen aangenomen werd; dit gebeurde nog in<br />

datzelfde jaar 1573. De Hervormden waren, in dezen<br />

oorlog , veel verfchuldigd aan de dapperheid<br />

van W0MBR.UN, een' aanzienlijk Edelman uit Dau*<br />

phhie , die naderhand in het jaar 1575 in eenen<br />

veld»<br />

(*) Men zie de Biblioth. des Sciences et des Beaux<br />

Arts T. XIII, p. 148, 3/7. enz. T. XIV. p. eS . enz.


G E S C H I E D E N I S . 265<br />

'veldflag gevangen zijnde , onthoofd is geworden. ïa C. G.<br />

faaris^.<br />

In het volgende jaar 1574 deed zich eene nieuwe<br />

:ot 1552.<br />

partij op, die tegen het Hof misnoegd was, en van<br />

welke de Mommorancï's de hoofden waren , zelfs<br />

de jongde Broeder des Konings, die nu Hertog van<br />

Alencon en Anjou was, zoo bekend geworden in<br />

de Nederlandfche Gefchiedenisfen, voegde zich bij<br />

hen , zij werden Politkken , ook Malcontenten<br />

of Misnoegden genoemd, en vereenigden zich fpoedig<br />

met de Hugenooten , en derzelver hoofden ,<br />

HENDRIK. van Navarre en den Prins van Condé ,<br />

zoodat het op nieuw tot eenen binnenlandfchen oorlog<br />

kwam, kort voor den dood van den Koning<br />

KAREL IX, die, in het 25de jaar zijns ouderdoms,<br />

onder vele knagingen en folteringen, overleed.<br />

Hij werd opgevolgd door zijnen Broeder HENDRIK<br />

UI, die, Polen verlatende, ten fpoedigften naar<br />

Frankryk keerde, om bezit van den troon te nemen.<br />

De binnenlandfche oorlog werd nog eenigen<br />

tijd voortgezet, meest ten voordeele der Hervormden,<br />

die ook door den Paltzgraaf JOAN' KAZIMIR,<br />

met een leger Duitfchers, onderdeund werden, HEN­<br />

DRIK. zag zich dus genoodzaakt, hun in het jaar<br />

1576 den vrede op eerlijke voorwaarden toe te daan,<br />

waar bij voor hunne vrije Godsdienstoefening gezorgd,<br />

de moord van Parys veroordeeld, en den<br />

Hervormden de toegang tot ambten en waardigheden<br />

, ook in de regtbanken des Rijks , opengedeld<br />

werd. Doch te zelfden tijde floten de Roomschgezin'en,<br />

op aandoken van den Paus, eene verbindtenis,<br />

aan welke de naam van de Heilige Ligua<br />

R 5 § e<br />

HEND<br />

III.<br />

-


465 K E R K E L I J K E<br />

na C. G gegeven werd, welke de handhaving van den Roofft.<br />

Jaari5i7<br />

fchen Godsdienst en de uitroeijing der Ketteren ten<br />

tot 1552,<br />

oogmerk had, doch met welke die van Guife tevens<br />

bedoelden, om, bij het uititerven van het Kofiinklijk<br />

huis van Valois, den tak der Bourbons van<br />

den troon uit te fluiten, en dien in hun eigen geflacht<br />

over te brengen. In eene Staatsvergadering<br />

te Blois werd tevens tegen de trouw der voorwaarden<br />

van den laatften vrede het befluit door den Koning<br />

genomen, dat alle burgers en onderdanen tot<br />

de eenheid van het Katholijk geloof gebragt zouden<br />

worden. Dit befluit gaf terflond aanleiding tot<br />

nieuwe onlusten in het jaar 1577, te meer , dewijl<br />

fommige Roomschgezinden, op de klagten der Hervormden,<br />

over het fchenden der verdragen, durfden<br />

beweren, dat men den Ketters geen geloof behoeve<br />

te houden. Alhoewel nu deze oorlog min voorfpoedig<br />

door de Hervormden gevoerd werd, echter werd<br />

de vrede nog in datzelfde jaar herfleld , doch op<br />

voorwaarden, die voor de Hervormden min gunftig<br />

waren.<br />

Doch dit verdrag was niet duurzamer dan een der<br />

voorgaande , alzoo het, op zoo velerhande wijzen,<br />

bij aanhoudendheid, gefchonden werd, dat de Koning<br />

van Navarre en de Prins van Condé, omtrent<br />

drie jaren daarna, weder tot de wapenen de toevlugt<br />

namen. Koning HENDRIK, vreezende voor de<br />

Duitfche hulpbenden, welke deze Vorsten ontboden<br />

hadden, en omdat de Hertog van Anjou geloofde,<br />

iroor zijne oogmerken in de Nederlanden den vrede<br />

in Frankryk noodig te hebben, waarin de Koning<br />

hem


G E S C H I E D E N I S . itf<br />

hem wilde begunftigen, deed hun den vrede aan­ na C. G;<br />

bieden op de voorwaarden, welke zij te voren be­ Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

dongen hadden, en de rust werd in datzelfde jaar<br />

1580 dadelijk weder herfteld. Doch deze rust mogt<br />

eenige jaren in fchijn duren, de gemoederen nogtans<br />

bleven, over en weder, tegen eikanderen verbitterd.<br />

Ook bleef de Ligue ftand houden, en verfterkte zich<br />

geftadig, voornamelijk, toen na den dood van den<br />

Hertog van Anjou het regt der opvolging op den<br />

troon van Frankryk overging op HENDRIK van Navarre,<br />

als den naasten Prins van den bloede, wien<br />

de Verbondenen volftrekt niet op dien troon wilden<br />

gedogen, omdat hij de Hervormde leer beleed. Hetgeen<br />

men van beide kauteu in het werk flelde, elk<br />

om zijne oogmerken te bereiken, ontftak eenen nieuwen<br />

feilen oorlog in het jaar 15Ö5. In het begin<br />

van dezen oorlog overleed de Prins van Condé aan<br />

vergift, hetwelk men hem had toegediend, nalatende<br />

een zoontje, hetwelk na 'svaders dood geboren<br />

werd, en die in vervolg van tijd tot den Roomfchen<br />

Godsdienst overgegaan is. In het jaar 1587 behaalde<br />

de Koning van Navarre eene roemruchtige<br />

overwinning op de Roomschgezinden bij Coutras.<br />

De Koning van Frankryk zelf, ten volle overtuigd,<br />

dat die van de Ligue het niet minder op hem , dan<br />

op de Hervormden, gemunt hadden, nam eindelijk<br />

een vast befluit, om dezen verderfelijken aanhang<br />

uit te roeijen. Doch hij bediende zich ten dien<br />

einde van een middel, hetwelk voor zijn oogmerk<br />

meer fchadelijk dan. voordeelig was, wanneer hij ,<br />

hij gelegenheid eener Staatsvergadering te Blois, de<br />

twee


»C. G twee voornaamfte hoofden van de Ligue, den Her­<br />

Jaansi 7.<br />

tog HENDRIK van Guife, en den Kardinaal, deszelfs<br />

Broeder, in het Paleis deed vermoorden, in<br />

hetwelk hij zelf gehuisvest was. Deze moord had<br />

eenen opftand tegen den Koning van Frankryk ten<br />

gevolge, ook viel de ftad Parys hem af; zoodat hij<br />

genoodzaakt was, zijne befcherming te zoeken bij<br />

die zelfde Hervormden, tegen welke hij zich te voren<br />

zoo verbitterd gedragen had. Doch, wanneer<br />

bij, vereenigd met den Koning van Navarre , in<br />

het jaar 1589, de ftad Parys belegerd had, werd<br />

tot 1552. hiU door een Jacobyner Monnik, JAKOB CLEMENT<br />

genaamd, door die van de Ligue daartoe opgemaakt,<br />

moorddadig met een mes doorftoken.<br />

HENDRIK<br />

III wordt<br />

vermoord<br />

endoor<br />

HENDRIK<br />

IV opgevolgd.<br />

268 K E R K E L I J K E<br />

HENDRIK III was de laatfte Koning van Frankryk<br />

uit het huis van VALOIS , hetwelk 161 jaren<br />

lang den troon bekleed en 13 Koningen aan Frankryk<br />

gegeven had. HENDRIK IV. uit het huis van<br />

Bourbon, tot hier toe Koning van Navarre , was<br />

zijn opvolger. Doch de haat van die van de Ligue<br />

was zoo groot tegen hem, waar bij kwam, dat de<br />

Godsdienst, welken hij beleed, de Roomschgezinüen<br />

affchrikte, dat hij, na vier jaren, met de uiterfte<br />

kloekmoedigheid, zijne regten gehandhaafd te<br />

hebben, en geen ander middel ziende , om den<br />

troon meester te worden, en de rust in Frankryk<br />

te herftellen, eindelijk befloot, van Godsdienst te<br />

veranderen, en den Roomfchen aan te nemen, in<br />

welken hij federt altijd geleefd heeft. Niet, dat hij<br />

hier in zoo los gehandeld hebbe, als men zich dikwijls<br />

verbeeldt, en dat hij zal gezegd hebben: Parys


G E S C H I E D E N I S . 269<br />

rys is nog wel eene Misfe waard! gelijk ook BEZA ia C. CS.<br />

zelf in deze verandering flechts een' flap van nood­<br />

[aan 517.<br />

tot 1552zakelijkheid<br />

erkende; evenwel was en bleef deze flap<br />

bedenkelijk. Niet alleen, dat er toch nog verfcheidene<br />

jaren verliepen, eer HENDRIK alles aan zich<br />

onderwerpen kon, maar de woede der Godsdienftige<br />

verbittering wapende reeds in het jaar 1594 eenen<br />

verraderlijken moordenaar tegen hem, die hem echter<br />

flechts eene wonde aan de lippen toebragt, bij<br />

welke gelegenheid D'AUBiGNé, een van 's Konings<br />

bijzondere gunflelingen, die zijnen Godsdienst, den<br />

Hervormden, en tevens zijnen Koning, onveranderlijk<br />

getrouw bleef, en wiens edele geest nog in zijne<br />

fchriften doordraait, zich niet kon onthouden ,<br />

tegen hem te zeggen : „ Tot hier toe heeft uwe<br />

„ Majedeit God nog flechts met den mond verloo-<br />

„ chend, daarom heeft hij u flechts aan den mond<br />

„ laten kwetfen. Doch, wanneer gij Hem in uw<br />

„ hart zult verloochend hebben , dan zal hij ook<br />

„ dit trouwelooze hart laten doorboren! " HEN­<br />

DRIK gevoelde ook zelf, in het vervolg van zijn leven<br />

, knagingen van zijn geweten, over dezen dap.<br />

In eene gevaarlijke ziekte gevallen zijnde, ontbood<br />

hij D'AUBiGNé, hem onder anderen vragende, of hij<br />

door zijne verandering van Godsdienst ook zonde<br />

tegen den Heiligen Geest begaan hebbe? Deze verklaarde<br />

hem die zonde naar zijne begrippen, en liet<br />

het oordeel aan den Vorst zeiven over, waar op de<br />

Koning vurig en bij herhaling om vergeving bad.<br />

Doch tot zijne gezondheid herdeld en op nieuw<br />

door zijne wellustige neigingen bedormd zijnde ,<br />

zocht


a?ö K E R K E L I J K E<br />

«*C. c s zocht hij zijn geweten daar mede te ftillen, gelijk<br />

JaitM5iJ<br />

tot 155: • hij aan zijnen vriend verklaarde, dat hij de belangen<br />

van zijne ziel ter verantwoording toevertrouwd had<br />

aan den Stadhouder van JEZUS op aarde. AUBiGNé<br />

gaf hem te kennen, dat hij nu voor 'sKonings leven<br />

vreesde, alzoo dit gevoelen niet ver verwijderd<br />

was van eene verloochening met het hart; en D'AU-<br />

BiGKé hield zich van de zekerheid der uitkomst zoo<br />

overtuigd, dat hij, toen hem berigt werd , dat een<br />

booswicht, FRANS RAVAILLAC, den Koning in<br />

3610 doodeujt in den hals gewond en hem de ftrot<br />

afgefneden had, zeer bedaard zeide: „ Bij nader<br />

„ onderzoek zal het blijken, dat niet zijn hals, maar<br />

zijn hart doodelijk gewond is (*_)!"<br />

Edikt va» HENDRIK toonde echter, dat hij het geloof, het­<br />

Nantes.<br />

welk hij, uit Staatkunde, verlaten had, in zijn hart<br />

niet haatte, door de goede dienden, welke hij den<br />

Hervormden bleef bewijzen , en oordeelende, dat<br />

zijne oude vrienden zijner altijddurende befcherming<br />

waardig waren, verleende hij hun, in het jaar 1598,<br />

het vermaarde Edikt van Nantes, bij hetwelk hunne<br />

regten, de vrijheid van hun geweten, en de oefening<br />

van hunnen Godsdienst, op de krachtigfte<br />

wijze , verzekerd werden, en daar de Vorst zelf<br />

het den titel gaf van eeuwigdurend en onherroepelijk<br />

Edikt, tegen alle fchending, voor het toekomende,<br />

beveiligd fchenen (f).<br />

ZE-<br />

(*) A. DE LA CHAPELLE Lettres d'un Theologien Re-<br />

formè ou Reponfe nu P. Sckefmacher. T. II. p. 346'-348.<br />

(f) ELIE BENOIT Hifi, de lEdit de Nantes. Helft in<br />

het


G E S C H I E D E N I S . t?i<br />

Z E V E N D E HOOFDSTUK.<br />

Gefchiedenis der Hervorming in Engeland. Schot»<br />

land en Ierland.<br />

\^ij Heken uit Frankryk over naar Engeland, ia C G.<br />

om de beginfelen, den voortgang en vestiging van<br />

[aan 517.<br />

:ot 155a.<br />

de Kerkhervorming, in dat Eiland, in hetwelk Engeland<br />

en Schotland nog twee onderfcheidene KoOvergang<br />

ningrijken uitmaakten, en het met het Rijk van En»<br />

geland vereenigde Ierland te befchouwen.<br />

De leere van WIKLEF, met welke die der Her­ roeftand<br />

vormers in vele Hukken overeenkwam, had reeds van Engeland<br />

federt de XlVde eeuw eene ftraal van licht ver- ten tijde<br />

fpreid, in het midden der duisternis van onkunde der Hervorming.<br />

en bijgeloof.' Na het verloop van 150 jaren was er<br />

nog eene groote menigte menfchen in Engeland,<br />

bij welken de leer en de gedachtenis van dezen<br />

grooten man hare achting niet verloren hadden. En<br />

alhoewel zij, wegens den haat en de vervolging der<br />

Geestelijkheid, geene Gemeente of Kerkelijk Genootfchap<br />

hadden kunnen tot Hand brengen, waren zij<br />

echter door het geheele Koningrijk verfpreid, en<br />

ble-<br />

het jaar 1693. in 5 Deelen in 410. In het Nederduitsch<br />

vertaald onder den titel: Hiftorie der, Gereformeerde<br />

Kerken van Frankryk, vervattende het begin en den<br />

voortgang der Reformatie, Amjlerd. II Deelen in Folio<br />

Jop.


na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

27a K E R K E L I J K E '<br />

bleven die betere begrippen, welke zij eens hadden<br />

aangenomen, getrouw aankleven; de geheel bedorvene<br />

zeden der Kerkdijken en der Monniken vielen<br />

elk eenen in het oog, zoodat zij daardoor in den<br />

algemeenen haat en verachting deelden ; welke niet<br />

weinig vermeerderde, toen de Kardinaal WOLSJ,Y<br />

eene Bulle van den Paus verwierf tegen de heerfchende<br />

gebreken der Kerkdijken; de Hervorming<br />

en het opheffen van vele Kloosters, door geinelden<br />

Kardinaal, op bevel van Koning HENDRIK den<br />

VUIflen te werk gefield, bragt vele bedriegerijen en<br />

zedeloosheden der Kloosterlingen in het licht, waar<br />

door het volk tegen dezelve fterk werd ingenomen.<br />

De vrijdom der Geestelijken van de Wereldlijke<br />

Regtbanken, welke reeds onder de regering van<br />

HENDRIK VII beperkt wordende, aanleiding gegeven<br />

had tot vele onrustige bewegingen , veroorzaakte<br />

misnoegen onder velen tegen de Geestelijken, die onder<br />

dit voorwendfel vele euveldaden en onregtvaardigheden<br />

ftraffeloos pleegden. De fchriften van LU­<br />

THER en ZWINGLIUS werden al fpoedig in Enge.<br />

land overgebragt, daar in het Engelsch vertaald en<br />

gretig van velen gelezen. In Londen , Oxford en<br />

Kamhridge hield men zelfs bijeenkomften , in welken<br />

LUTHER'S Boeken gelezen, en zijne gevoelens<br />

verbreid werden. De vertaling van het Nieuwe<br />

Testament, door WILLEM TYNDAL, in het Engelsch,<br />

werd van Antwerpen, waar zij gedrukt<br />

was, overgebragt, en met goedkeuring ontvangen;<br />

:n door deze en dergelijke pogingen, van verfchei-<br />

3ene waardige mannen, BILKEY, LATIMER, FRYTH<br />

aan-


G E S C H I E D E N I S . 273<br />

aangewend, werden de oogen van velen, hoe langer<br />

hoe meer, geopend (*>.<br />

Weinig hoop fcheen er zich nogtans voor te<br />

doen, dat dit werk der Hervorming in Engeland<br />

ooit tot ftand zou komen. Koning HENDRIK VIII,<br />

die federt 1508 regeerde, en niet minder zijn Staats­<br />

dienaar en gunfteling, de Kardinaal WOLSEY , was<br />

zeer verkleefd aan den Roomfchen Godsdienst, ook<br />

was de Koning niet geheel onervaren in de Scholastieke<br />

Godgeleerdheid; wij hebben reeds in het voorgaan­<br />

de Deel onzer Gefchiedenis (f) gezien, hoe hij zelfs<br />

de pen tegen LUTHER gevoerd, en tegen hem een<br />

Boek gefchreven heeft, over de zeven Sacramenten.<br />

De goedkeuring van het Roomfche Hof over het­<br />

zelve, de vleijerij der Geestelijkheid , die den Ko­<br />

ning, wegens dit Boek, eenen tweeden SALOMO<br />

noemde, en van den Paus LEO X, die hem den<br />

titel fchonk van Befchermer des Geloofs, welke titel<br />

cLEMENS VII op nieuw bevestigde , verklarende ,<br />

dat het Boek van HENDRIK door ingeving van<br />

den Heiligen Geest gefchreven , en met dat licht<br />

van wetenfchap en verftand vervuld was, dat daar<br />

uit ligtelijk bleek, dat eene beste natuur , waar zij<br />

zich wende, tot alles bekwaam zij , en een beste<br />

Wil, ook door Gods hulp en gave, in alles geluk­<br />

(*) De Gefchiedenis der Hervorming van Engeland iï<br />

befchreven door den vermaarden GIL. BURNET , naderhand<br />

Bisfchop van Salisbury. Ook vergelijke men GERDES<br />

Hifi. Evang. Renov. T. IV. p. 172. fqq-,<br />

(*) Bladz. lil,<br />

HERV. II. B<br />

kig<br />

ia C. 8;<br />

faari5i7i<br />

tot 155a:


574 K E R K E L IJ K E<br />

ns C. G kig en voorfpoedig zij;" deze vleijerij verbond den<br />

Jsaris 1<br />

Koning geheel aan de belangen van den Paus en de<br />

tot 1552<br />

Kerkelijken; te meer, daar de hevigheid van LU­<br />

THER, met welke hij dit Koninklijk gefchrift beantwoordde<br />

(*), den Koning ten hoogfle tegen hem<br />

verbitterde, zoodat hij niet alleen in 1523 een Afgezant<br />

zond aan de Sakfijche Vorsten, met Brieven , in welken<br />

hij nadrukkelijk over LUTHER klaagde , en hen<br />

vermaande, het kwaad in de beginfelen te keer te<br />

gaan; maar ook in zijn eigen Rijk de hevigfte vervolging<br />

aanrigtte tegen allen, die flechts eenigzins<br />

zich tot de leer van LUTHER genegen toonden. Niet<br />

te vrede, zelf tegen LUTHER gefchreven te hebben,<br />

liet de Koning ook ERASMUS aanfporen, om de pen<br />

tegen dien Hervormer op te vatten, CUTBERT TON-<br />

STAL, Bisfchop van Londen, fchreef ten dien einde<br />

eenen dringenden Brief aan ERASMUS (f), met bedreiging,<br />

dat aan denzelven het jaargeld , hetwelk<br />

hij uit Engeland genoot, zou ontnomen worden ,<br />

indien hij zich niet tegen LUTHER verzette. Daar<br />

op volgde het Boek van ERASMUS tegen LUTHER,<br />

over den vrijen wil; hetwelk ERASMUS zijns ondanks<br />

in het licht gaf, waarom hij ook aan LUDO-<br />

(*) Zoo lievig en bitter was de wijze, op welke LUniER<br />

den Koning bejegende, dat hij aan het hoofd van<br />

ien Brief aan den Koning fchreef: MARTEN LUTHER,<br />

ioor Gods genade, Euangelieprediker te Witteberg, aan<br />

IENDRIK VIII, door Gods toorn, Koning enz.<br />

(f)<br />

'/i, 77''<br />

I n t e r<br />

VI-<br />

Epistolas Erasmi Vol. I. Epist. 656. pag.


G E S C H I E D E N I S . 275<br />

Vicus VIVES fchreef: ,, Dat hij , over den vrijen ia C. G.<br />

„ wil fchrijvende, den vrijen wil verloren had; dat^ [aari5i7.<br />

ot 1553*<br />

zijn hart hem iets anders had opgegeven , dan<br />

„ zijne pen gefchreven had."<br />

Koning HENDRIK VIII had zijn' ijver voor den Zware<br />

/er vol­<br />

Roomfchen Godsdienst reeds van het begin zijner<br />

ding om<br />

regering af betoond, door het vervolgen van zul- ienGod**<br />

ken, die ontdekt werden de gevoelens van WIKLEF dienst»<br />

toegedaan te zijn. In de jaren 1509, 1511 en 1512,<br />

vinden wij voorbeelden aangeteekend vmWiklefiten,<br />

die men ook LoIIards noemde, meestal welmeenende<br />

doch eenvoudige menfchen, die om hunne gevoelens<br />

levende verbrand zijn geworden. Sedert werd<br />

de vervolging met dubbelden ijver voortgezet. Wanheer<br />

men flechts het minfle woord gezegd had ,<br />

ftrijdig met de leere of inftellingen der Roomfche<br />

Kerk, werd men aanRonds in hechtenis genomen.<br />

Als men aan zijne kinderen het gebed des Heeren ,<br />

de tien Geboden en de Geloofsartikelen leerde, was<br />

zulks genoeg, om naar het fchavot gefleept te worden,<br />

gelijk dit de eenige misdaad was, om welke<br />

zes mannen en eene vrouw in het jaar 1519 te Coyentry<br />

ter dood gebragt werden (*).<br />

Uit dezen ijver en het gedrag van den Koning HENDRIK<br />

VIII ver;<br />

HENDRIK VIII omtrent LUTHER en de zaak der<br />

breekt<br />

Hervorming, kon men niets goeds voor dezelve in zijn hu­<br />

Engeland verwachten, zoo lang deze Vorst leefde. welijk<br />

met KA­<br />

Maar de verfchilien, in welke hij in het jaar .1527 THARINA<br />

met<br />

(*) BURNiT I Deel. I Stuk. Bladz. 70-76. CÏRDES T,<br />

IV. pag. 176.<br />

S a


na C. G<br />

Jaar 1517<br />

tot 1552.<br />

van Arragon<br />

en<br />

trouwt<br />

ANNA 30-<br />

1EIN.<br />

276 K E R K E L Ij K %<br />

met den Paus KLEMENS VII geraakte*, waren, doof<br />

het bijzonder beftuur der Goddelijke Voorzienigheid,<br />

van dat gevolg, dat hij zelf, als tegen zijn' wil,<br />

en zonder zulks te denken, de deur voor de Hervorming<br />

opende, en, in zoo verre, voor derzelver<br />

eerften grondlegger in Engeland kan gehouden worden.<br />

Hij had in het jaar 1509, nog maar 18 jaren oud<br />

zijnde, KATHARINA van Airagon, Dochter van den<br />

Koning van Spanje, FERDINAND, vrouws Zuster<br />

van FILIPS, Hertog van Burgondië, en Moeije van<br />

Keizer KAREL V, getrouwd. Zij was weduwe van<br />

HENDRIK'S Broeder, ARTHUR., Prins van Walles;<br />

dit huwelijk was meest uit Staatkundige redenen gefloten,<br />

opdat de aanzienelijke huwelijksgave dezer<br />

Prinfes van 200,000 Dukaten niet zou behoeven terug<br />

gegeven worden. Ook had men tot hetzelve<br />

de dispenfatie of het ontflag van den Paus JULIUS II<br />

verzocht en verkregen, omdat een huwelijk met des<br />

Broeders weduwe, alhoewel zij bij denzelven geene<br />

kinderen had, werd aangemerkt,""als ftrijdig zijnde<br />

met de Goddelijke Wet. Levit. XVIII. HENDRIK<br />

leefde met deze zijne eerfte huisvrouw tot het jaar<br />

1527, en gewan bij haar, behalve twee Zonen,<br />

die in hunne kindsheid ftierven, eene Dochter, MA-<br />

RIA, die naderhand Koningin van Engeland geworden<br />

is. Ondertusfchen had de Koning, gelijk hij<br />

zelf betuigde, altijd twijfelingen gevoeld, omtrent<br />

de wettigheid van dit zijn huwelijk; ervaren zijnde<br />

in de fchriften van THOMAS AQUINAS en andere<br />

Schoolgeleerden, die de Levitifche Wet aanmerkten<br />

als


GESCHIEDENIS. >> 77<br />

als van zedelijke en altijddurende verpligting, en opna C. G.<br />

merkzaam op de vertogen van fommige Bisfchop. pia«5i7V<br />

tot 155apen,<br />

die het huwelijk voor onwettig verklaard hadden,<br />

was de Koning door dit alles met gewetensbezwaren<br />

overladen, welke hem alle gemeenfchap<br />

met de Koningin deden afbreken. Ook had inderdaad<br />

reeds van het begin af WARHAM , Aartsbisfchop<br />

van Cantcrbury, zich tegen dit huwelijk verklaard,<br />

als bloedfchendig, en waaromtrent de Paus<br />

geene dispenfatie of ontflag verkenen kon, alzoo<br />

deszelfs magt zich niet over de Goddelijke wetten<br />

kon uitflrekken. Ook had hij zwarigheid gemaakt,<br />

dat een kind, uit dit huwelijk gefproten, nooit als<br />

wettige erfgenaam des Rijks zou kunnen erkend<br />

worden, hetwelk tot veel onrust en moeijeüjkhcden<br />

in der tijd aanleiding zou kunnen geven.<br />

Doch bij dit gemoedsbezwaar des Konings kwamen<br />

nu ook andere redenen. De Koningin was van<br />

een' ftuurfchen aard, niet gefchikt om des Konings<br />

genegenheid aan zich te verbinden , en HENDRIK<br />

zelf bleef in zijne liefde veranderlijk en onflandvastig,<br />

zoodat van zes vrouwen , die hij bij vervolg<br />

gehad heeft, Hechts de eerfte en de derde , met<br />

welke hij ook niet meer dan een jaar getrouwd is<br />

geweest, haren natuurlijken dood geftorven zijn, en<br />

zijne laatfte vrouw hem wer overleefde , maar ook<br />

dikwijls in levensgevaar geweest is, gedurende dien<br />

korten tijd, dat zij met hem getrouwd was. Hiel<br />

kwam bij, dat KATHARINA niet heel gezond was ,<br />

en dat de Koning op eene adelijke jonge Dochter,<br />

ANNA BOLEIN genaamd , verliefd was geworden ,<br />

§ 3 wei


BS C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

278 K E R K E L I J K E<br />

welke weigerde, den Koning anders dan in een wet­<br />

tig huwelijk te wille te zijn.<br />

Eindelijk werd, op 'sKonings last, de wettigheid<br />

van dit huwelijk in overweging genomen , en het<br />

gevoelen der Bisfchoppen daaromtrent ingewonnen ,<br />

die allen, uitgezonderd JOAN FISSCHER , Bisfchop<br />

van Rochester, dit huwelijk voor ongeoorloofd en<br />

onwettig verklaarden. Dewijl de Koningin in deze<br />

uitfpraak der Bisfchoppen weigerde te berusten , én<br />

zich op de Pausfelijke Dispenfatie beriep, werd de<br />

zaak ter kennis van den Paus gebragt , die thans<br />

door de Keizerlijke troepen te Rome gevangen ge­<br />

houden wordende, den Koning alles beloofde, maar<br />

zoodra hij zijnen zoen met den Keizer gemaakt had,<br />

uit vrees van denzelven op nieuw tegen zich in het<br />

harnas te jagen, en te gelijk bekommerd, dat HEN­<br />

DRIK , door hem in het ongelijk gefteld wordende,<br />

zich aan zijne gehoorzaamheid zou onttrekken , de<br />

beflisfing over de wettigheid van dit huwelijk, door<br />

verfcheidene uitvlugten fleepende wist te houden.<br />

Eindelijk zond hij den Kardinaal CAMPEGGIO als<br />

zijnen Gezant naar Engeland, om met den Kardi­<br />

naal WOLSEY deze zaak te onderzoeken, en in zij­<br />

nen naam te beoordeelen. Na menigvuldige onder­<br />

handelingen , in welke CAMPEGGIO den Koning met<br />

goede en vleüende woorden poogde in te nemen ,<br />

werd den 2i(len Junij 1529 een regtsgeding voor de<br />

Gevolmagtigden van den Paus gehouden , en beide<br />

de Koning en Koningin voor dezelve gedaagd. Doch<br />

de Koningin weigerde voor deze Regters te ver-<br />

{"chijïien, maar beriep zich op den Paus zelven.<br />

Hief


G E S C H I E D E N I S . a"9<br />

Hier op daagde de Paus den Koning en Koningin ïa C. G.<br />

te Rome voor zijnen Regterdoel, waar over de Ko­ Iaarl5!7.<br />

:ot 1552.<br />

ning ten hoogde misnoegd zijnde, zijn ongenoegen<br />

het eerst op zijnen Staatsdienaar den Kardinaal WOL-<br />

SEY uitftortte, die van zijn ambt als Kanfelier ontzet<br />

werd, hetwelk aan THOMAS MORUS werd opgedragen,<br />

WOLSEY werd vervolgens naar den Towr<br />

gebragt, in welke gevangenis hij kort daarna van<br />

hartzeer overleed.<br />

Terwijl de Koning zich in verlegenheid bevond ,<br />

en onzeker was, wat hij ter hand zou nemen, werd<br />

hem door THOMAS CRANMER een weg aangewezen,<br />

ter bereiking van zijn oogmerk, CRANMER was<br />

Leeraar der Godgeleerdheid op de Hoogefchool te<br />

Cambridge, en bevond zich thans te JValtham, alwaar<br />

hij in gezelfchapkwam met GARDINER en FOX,<br />

den eerden Geheimfchrijver, den laatden Aalmoezenier<br />

van den Koning. Deze vraagden hem onder<br />

anderen, wat hij van de echtfcheiding dacht , op<br />

welke de Koning aandrong ? CRANMER zeide hun ,<br />

dat het raadzaam zou zijn, het gevoelen van de<br />

vermaardde Godgeleerden en der voornaamfte Akademien<br />

van Europa in te winnen, of het huwelijk<br />

des Konings met KATHARINA van Arragon met de<br />

Goddelijke wet ftrijdig ware. Indien men dit bevond,<br />

kon de Paus, hetgeen met het Goddelijk regt<br />

dreed, niet voor wettig en geoorloofd verklaren.<br />

De Koning, wien men dit voordelde , keurde dezen<br />

raad goed; en CRANMER kreeg voor «alles in last,<br />

om fchriftelijk aan te toonen, dat des Konings huwelijk<br />

drijdig was met het Goddelijk regt , gelijk<br />

S 4 CRAN


38o K E R K E L I J K E<br />

na C. G. CRANMER deed, en dit in openbaren druk beweerd-<br />

Jaari5i7. de. Vervolgens werden de Hoogefcholen van Ox~<br />

tot 1552.<br />

ford en Cambridge geraadpleegd, welke in het eerst<br />

vrij wat zwarigheid maakten, omdat zij de gevoe­<br />

lens van CRANMER omtrent den Godsdienst verdacht<br />

hielden, en niet minder voor ANNA BOELEIN , het<br />

voorwerp van 's Konings liefde, vreesden , die aan<br />

het Hof van MARGARETHA, Zuster van den Koning<br />

van Frankryk, de beginfelen der gezuiverde leere<br />

had ingezogen. Na vele bedenkingen verklaarden<br />

zij zich voor het gevoelen van CRANMER. Ook<br />

waren de gevoelens van de Hoogefcholen op het<br />

vaste land hier mede overeenkomftig, zelfs in Italië,<br />

alwaar niet alleen verfcheidene bijzondere Monniken<br />

van verfchillende Ordens, en andere Leeraars der<br />

Godgeleerdheid en van het Kerkelijk Regt, fommi-<br />

gen zelfs in gedrukte verhandelingen, maar ook de<br />

Akademien van Bologna en Padua verklaarden , dat<br />

de Levitifche wetten omtrent verbodene huwelijken,<br />

ook de Christenen verbinden moeten , en dat dus<br />

de Paus geene vrijheid tot zoodanige huwelijken ver­<br />

kenen, of maken kan, dat zij niet vanregtswege nietig<br />

zouden wezen. De meeste Akademien in Frankryk<br />

volgden dit voorbeeld, zelfs de Sorbonne , die hare<br />

uitfpraak nog met eenen plegtigen eed bekrachtigde.<br />

Uit Duitschland, Spanje en de Nederlanden, waar<br />

het gezag des Keizers zoo groot was , kon men<br />

niet veel verwachten; alleen werd CRANMER naar<br />

duitschland gezonden, ora de gevoelens der Pro-<br />

teftantfche Godgeleerden in te winnen, hij handelde<br />

h^er met dezelyen, bijzonder met ANDREAS OSIAN-<br />

P.ER 1


GESCHIEDENIS. afli<br />

PER, met wien hij eene naauwe vriendfchap maak­ ïaC. O,<br />

te, en wiens Zuster, anderen zeggen, Nicht, hij [aansi7.<br />

:ot I55<br />

in het heimelijke trouwde (*). De gevoelens der<br />

Proteftantfche Leeraars kwamen over het algemeen daar<br />

in overeen, dat zij des Konings huwelijk onwettig<br />

keurden, en den Paus het regt ontzeiden, van ontilag<br />

te kunnen geven van eenige Goddelijke wet;<br />

met hen ftemden ook de meeste Zwitferfche Godgeleerden<br />

overeen, alleen MART. BUCERUS wilde de<br />

huwelijkswetten Levit. XVIII. voor burgerlijke wetten<br />

gehouden hebben, welke, naar de omftandigheden,<br />

voor verandering vatbaar waren. Tevens echter<br />

oordeelden de Proteftanten, dat des Konings<br />

huwelijk, al ware het ook onwettig, nogtans niel<br />

kon verbroken worden, noch het den Koning geoor<br />

loofd zijn, om, met verftooting van zijne eerftt<br />

huisvrouw, eene andere te trouwen , waarom zi<br />

ook zijn huwelijk met ANNA BOELEIN afkeurden<br />

Waarlijk, dus een blijk gevende van hunne opregt<br />

heid en waarheidsliefde, daar anders de Staatkund<br />

hun geraden zou hebben , de ontbinding van he<br />

huwelijk aan te prijzen, opdat zij de gunst van de<br />

Koning, die tegen den Paus en den Keizer beid<br />

mi.<br />

a<br />

«<br />

i<br />

t<br />

i<br />

e<br />

(*) EAFIN zegt, dat hij met dezelve reeds te vore n<br />

getrouwd was, eer hij aan Koning HENDRIK den bovei i-<br />

gemelden raad gaf. Door de wet der zes artikelen, v: n<br />

wolke wij vervolgens zullen fpreken, was hij echter n i-<br />

dcrliaud genoodzaakt, haar naar Duitschland terug te<br />

zenden,<br />

S 5


282 K E R K E L I J K E<br />

na C. G, misnoegd was, voor zich verzekeren mogten. Maar<br />

tot 1552,<br />

de opregtheid had bij hen boven Staatkundig voordeel<br />

de overhand.<br />

In het jaar 1530 werd een Parlement bijeengeroepen<br />

, hetwelk in zeven jaren niet gebeurd was, aan<br />

hetwelk de Koning de zaak van zijn huwelijk mededeelde,<br />

en deszelfs toefcemming verkreeg. In hetzelfde<br />

jaar verklaarde de Engelfcke Geestelijkheid<br />

des Konings huwelijk voor onwettig, volgens het<br />

Goddelijk Regt, hetwelk de Paus derhalve door "zijn<br />

ontflag niet had kunnen of mogen bevestigen. Eene<br />

Sijnode te Canterbury verklaarde te zelfden tijde het<br />

eerst HENDRIK voor het Opperhoofd der Engelfche<br />

Kerk, welke titel aan HENDRIK zoodanig behaagde<br />

dat hij ter gedachtenis penningen liet flaan , met<br />

Hebreeuwfche, Griekfche en Latijnfche Opfchriften,<br />

sok werd dezelve door het Parlement in het jaar<br />

1532 bevestigd, en tevens het overzenden der An.<br />

naten naar Rome verboden.<br />

Te dezen tijde overleed WARHAM, Aartsbisfchop<br />

/an Canterbury, terwijl CRANMER nog in Duitscht<br />

'and was, en deze werd door den Koning in destelfs<br />

plaats tot dit Aartsbisdom benoemt, als de<br />

i [efchiktfte man, om, in deze omftandigheden, het<br />

] 'rimaatfchap van Engeland, hetwelk met dit Aarts-<br />

1 •isdom verbonden was, te bekleeden. Hij aan­<br />

1 aardde deze hooge waardigheid in het jaar 1533 »<br />

t<br />

adat hij zulks wegens vele zwarigheden , die hem<br />

c<br />

aar van affchrikten, een' geruimen tijd geweigerd<br />

l<br />

ad. Zijne benoeming werd door den Paus bevestigd,


G E S C H I E D E N I S . 283<br />

tigd, zijnde dit het laatfte voorbeeld van eene zoo­ ia C. G.<br />

[aari5i7.<br />

danige bevestiging, door den Paus in Engeland ge- tot 155».<br />

geven.<br />

En nu kwam de Koning tot het uiterfle. CRAN­<br />

MER, als Primaat van Engeland, nam aan het hoofd<br />

eener vergadering van Bisfchoppen en Leeraren in<br />

de Godgeleerdheid en het Kerkelijk Regt kennis<br />

van deze zaak, en daagde den Koning en de<br />

Koningin, om op den sollen Mei 1533 voor deze<br />

Kerkelijke Regtbank te verfchijnen. De Koning verfcheen<br />

door eenen Ge vol magtigde, de Koningin wilde<br />

deze Regtbank niet erkennen. Na eenige zittingen<br />

werd het vonnis op den 23(ïen Mei uitgefproken,<br />

het huwelijk des Konings ontbonden, en vijf<br />

dagen daarna, op den 2Sften, het huwelijk met<br />

ANNA BOELEIN, welke de Koning reeds in het<br />

voorgaande jaar in het geheim getrouwd had , en<br />

die zich bij hem zwanger bevond, plegtig bevestigd,<br />

wordende zij door den Koning tot Koningir<br />

verklaard. Zij beviel den 7den September van EL*<br />

ZABETH, die naderhand met zoo veel luifter der<br />

troon van Engeland bekleed heeft; de jonggeborenf<br />

werd terftond als Prinfes van Walles en erfgenami<br />

des Rijks door haren Vader verklaard.<br />

Nog geftadig bleef echter HENDRIK in onderhan<br />

deling met het Rowifche Hof, maar de Paus doo r<br />

des Konings gedrag, door het verbieden der Anna<br />

ten, en ook van alle appellen of beroepingen > 0;<br />

den Stoel van Rome, welke in dit jaar 1533 insge<br />

lijks verboden waren, gebelgd, en voornamelijk vet<br />

ontwaardigd, dat CRANMER met de zijnen zich ha 1<br />

vei


n» C. G verftout, uitfpraak te doen over 's Konings huwe-<br />

Jaari5i j<br />

tot 1552<br />

• lijk, liet zich door de Kardinalen, die van Keizer<br />

KAREL afhingen, ligtelijk overhalen', om, in het<br />

begin van het jaar 1534, de zaak der echtfcheiding<br />

nog eens op «ijne wijze te beflechten door een vonnis<br />

, bij hetwelk Koning HENDRIK verklaard werd ,<br />

in den ban te zijn, indien hij KATHARINA van Arragon<br />

bleef verdooren, en weigerde, ANNA EOE-<br />

LEIN, binnen zekeren bepaalden tijd, weg te zenden.<br />

HENDRIK<br />

VIII.<br />

breekt<br />

alle gemeen<br />

= '4 K E R K E L I J K E<br />

Dit onverwacht en onftaatkundig vonnis van den<br />

Paus had ten gevolge , dat HENDRIK terdond alle<br />

onderhandelingen en gemeenfchap met den Room­<br />

fchen Stoel geheel verbrak , en zich van dien tijd<br />

fchap mei<br />

den Paus als hoofd van de Engelfche Kerk gedroeg. Deze<br />

af. gebeurtenis was zeker gewigtig voor de zaak der<br />

Hervorming in Engeland, daar de magt en het gezag<br />

van den Paus thans geheel vernietigd werden ,<br />

volgens Akte van het Parlement in het jaar 1534 ,<br />

waarbij het Rijk vrij verklaard werd van allen invloed,<br />

werking en gevolgen der Paufelijke magt;<br />

wordende de Koning verklaard als Opperhoofd en<br />

de twee hoogde Aartsbisfchoppen van Canterbury<br />

en lork voor de twee hoogde beduurders der Kerk<br />

onder den Koning; verders werd daarbij bepaald,<br />

den waren Godsdienst te behouden, die begrepen is<br />

in de Geloofsartikelen en aangenomen door de Katholijke<br />

Kerk,volgens den regel der Heilige Schrift;<br />

het huwelijk van den Koning met KATHARINA werd<br />

voor nietig, en dat met ANNA voor wettig verklaard,<br />

en een eed daar toe vastgedeld en van allen<br />

afgevorderd. Ook werd de wet over het draffen<br />

der


GESCHIEDENIS. 285<br />

der Ketteren verzacht, niemand zou zonder wettige ia C. G.<br />

befchuldiging veroordeeld, of zonder het gezag des [aari5'7-<br />

:ot 1552-<br />

Konings geftraft worden, welke ftraf echter volgens<br />

de begrippen van dien tijd nog de doodftraf bleef;<br />

eindelijk werden er 3a Gelastigden aangefteld, om<br />

de Kerkelijke Canons of Regelen te onderzoeken ,<br />

doch intusfchen zouden de ouden ftandhouden, voor<br />

zoo verre zij niet ftrijdig waren met de regten van<br />

den Koning en het Rijk, hetwelk aan des Konings<br />

oordeel werd overgelaten. Doch dit onderzoek bleef<br />

uitgefleld, omdat fommigen meenden, dat het meer<br />

voegde voor het Koninklijk gezag, indien er geene<br />

Canons of Regelen werden vastgefteld , aan welke<br />

de Koning zelf onderworpen zou wezen. Voorts<br />

werd de zaak der Hervorming begunftigd, door de<br />

nieuwe Koningin, die SHAXTON en LATIMER tol<br />

hare Aalmoezeniers aanftelde, en vervolgens tot Bisfchoppen<br />

van Salisbury en Worchester deed verkiezen;<br />

maar voornamelijk werd de Hervorming bevorderd<br />

door CRANMER en CROMWEL , doch van welker<br />

de eerfte beweerde, dat het geheele beftuur van Kerkelijke<br />

zaken aan den Koning behoorde.<br />

Maar daartegen bleef HENDRIK der leere van dj<br />

Roomfche Kerk fleeds toegedaan, ook toonde hij.<br />

in het vervolg, dat hij den titel van Opperhoofc<br />

der Kerk in denzelfden zin wilde verftaan hebben,<br />

als de Paus dien gevoerd had, zoodat hij zich ovei<br />

zaken, die het Geloof en het Kerkbeftuur betroffen,<br />

een volftrekt gezag aanmatigde en over de gemoederen<br />

wilde heerfchen. Deze zonderlinge denkwijzf<br />

-van dezen Vorst was oorzaak, dat onder zijne re<br />

ge


236 K E R K E L I J K E<br />

fia C. G gering, de aanhangers der Roomfche Kerk en der-<br />

Jasrisi;<br />

• zei ver tegenfirevers, fomtijds, te zelfder tijd en<br />

tot 1552<br />

plaats, met dezelfde ftrengheid behandeld, tot gelijke<br />

RralTe verwezen, en aan denzelfden paal verbrand<br />

werden.<br />

Bijzon­ Doch laat ons, na dit verhaal omtrent de gevolderhedengen<br />

van den twist over des Konings huwelijk, den<br />

van de<br />

eerfte draad der Gefchiedenis van de Hervorming van En»<br />

Hervor­ geland weder opvatten. Wij hebben hier voor (*)<br />

mers van<br />

Engeland<br />

gewaagd van de eerfte pogingen, om dezelve in dit<br />

JOAN Rijk in te voeren, en toen de namen genoemd van<br />

FftïTH,<br />

JOAN FRYTH en WILLEM TYNDAL , welke laatfte<br />

meermalen de Apostel van Engeland genoemd is<br />

geworden. Wij vinden van deze voorname voorftanders<br />

der Hervorming eenige bijzonderheden op»<br />

geteekend, welke ook hier verdienen gelezen te<br />

worden*<br />

JOAN FRYTH muntte uit in godsvrucht en eene<br />

Uitgebreide geleerdheid; hij had zijne opvoeding ontvangen<br />

te Oxford, alwaar hij in kennis geraakte met<br />

WILLIAM TYNDAL , en de gunst genoot van den<br />

Kardinaal WOLSEY, maar als deze beide jongelingen<br />

gevoelens begonnen te ontdekken , welke van de<br />

leere der Roomfche Kerk afweken, bijzonder omtrent<br />

de ligchamelijke tegenwoordigheid van CHRIS­<br />

TUS in het Avondmaal, werden zij van Ketterij befchuldigd,<br />

en in eenen onderaardfchen Kerker opgefloten,<br />

uit welke zij echter ontkwamen, wanneer<br />

FRYTH zijn vaderland ontweek, en zich vier jaren<br />

\ in<br />

(*) Bladz, 272.


G E S C H I E D E N I S . D8 7<br />

in Duitschland onthield, van waar hij in zijn vana<br />

C. G,<br />

derland wedergekeerd, zijne meening over het Sacra­<br />

Jaari5ï7.<br />

tot 155e.<br />

ment des ligchaams en hloeds van CHRISTUS in<br />

eene Verhandeling in het licht gaf; hij werd daarop<br />

andermaal gevangen, terwijl THOMAS MORUS , die<br />

den Kardinaal WOLSEY als Kanfelier van Engeland<br />

was opgevolgd, zijne Verhandeling fchriftelijk poogde<br />

le wederleggen, met groote welfprekendheid en geleerdheid,<br />

gelijk MORUS inderdaad door geleerdheid<br />

beroemd was. FRYTH beantwoordde echter dit gefchrift<br />

, fchoon hij in de gevangenis van alle Boeken<br />

ontbloot, en met ketenen zoodanig bezwaard was,<br />

dat hij ter naauwer nood zitten kon , zoo eenvoudig<br />

overtuigend, dat elk moest oordeelen, dat MO­<br />

RUS zich een fchrander verdediger eener kwade<br />

zaak, maar FRYTH zich een' eenvoudigen voorftander<br />

der waarheid betoond had. FRYTH heeft ook<br />

het een en ander over het Vagevuur gefchreven te­<br />

gen JOAN FISSCHER , Bisfchop van Rochester,<br />

THOMAS MORUS en RASTAL , deszelfs Schoonzoon.<br />

Zijne fchriften zijn in het jaar 1573 bij eikanderen<br />

uitgegeven. Na eenigen tijd gevangen gezeten de<br />

hebben, werd FRYTH in het jaar 1533 als een Ketter<br />

veroordeeld , aan de Wereldlijke Overheid<br />

overgegeven, en vervolgens te Londen levende verbrand.<br />

WILLIAM TYNDAL, de vriend van FRYTH, met WILLIAM<br />

TYNDAL.<br />

denzelven te Oxford zijne Letteroefeningen volbragt<br />

hebbende, is bekend door zijne Overzetting des Bijbels,<br />

gelijk wij reeds gezien hebben, welke, niettegenftaande<br />

de verenigde pogingen der Roomfche<br />

Gess


sSS K E R K E L I J K E<br />

ma C. G Geestelijken, die dezelve verboden te lezen oF te<br />

Jaari5i7 hebben, en ze ten vure veroordeelden, waar zij ze<br />

tot 1552<br />

bekomen konden, allerwege in Engeland met drift<br />

ontvangen en gelezen werd. Hij fchreef bovendien<br />

nog verfcheidene andere werken, onder anderen een<br />

over de gehoorzaamheid van een Christen, waarin<br />

hij de geheele zedeleer en de pligten van eenen<br />

Christen ontvouwde, en door hetwelk men zegt,<br />

dat ANNA BOELEiN, eer zij met den Koning getrouwd<br />

was, overreed werd, om de Hervorming te<br />

omhelzen, en dezelve haar leven lang getrouw te<br />

blijven, TYNDAL, die zich in Glocestersfhire ophield<br />

met het onderwijs van adelijke jonge lieden ,<br />

was fpoedig, door de vervolgingen der Roomfche<br />

Geestelijken, genoodzaakt, eene wijkplaats te zoeken.<br />

Hij begaf zich naar Londen, maar ook daar geene veiligheid<br />

vindende, naar Duitschland, van waar hij in<br />

Brahand kwam, om van naderbij zijne Geloofsgenooten<br />

in zijn vaderland zijne dienften te kunnen bewijzen. Doch<br />

eindelijk werd hij, door de listen der Engelfche Bisfchoppen,<br />

te Antwerpen gevangen genomen, en na<br />

t-^njaar in de gevangenis gezeten te hebben, in 1536<br />

te Vilvoorden in Brahand verbrand. Op den brandftapel<br />

hoorde men hem nog bidden: Heere, open de<br />

•cogen des Konings van Engeland!<br />

THOMAS<br />

J61LNLÏ".<br />

Een foortgelijk lot trof ook eenen derden Hervormer<br />

van Engeland, THOMAS BILNEY, een' man van<br />

beproefde deugd en godsvrucht. Door vrees had<br />

hij in het jaar 1528 onder de vervolging van den<br />

Kardinaal WOLSEY zijne gevoelens afgezworen ,<br />

over welke zwakheid hij naderhand door fchaamte<br />

en


G E S C H I E D E N I S . a8?<br />

en berouw gedrukt zijnde, zoo veel te ijveriger de nn C. 6.<br />

Jaar 1517.<br />

Euangelieleer aan anderen aanprees en leeraarde, tot<br />

tot 155a»<br />

dat hij niet lang daar na in het jaar 1531 andermaal<br />

gevangen zijnde, ter dood veroordeeld is geworden.<br />

Men verhaalt van hem, dat hij des nachts voor de<br />

uitvoering van zijn vonnis, den vinger in de vlam<br />

der kaarsfe gedoken hebbe , om te beproeven , of<br />

hij de hitte des vuurs zou kunnen doorftaan. Als<br />

hij nu op het eerfte gevoel der vlam den vinger ,<br />

door eene natuurlijke beweging, terugtrok , hebbe<br />

hij zich zeiven beftrarfende gezegd: ,, Wat, kunt<br />

gij het branden van één lid niet verdragen, hoe zult<br />

gij dan morgen het verbranden van het geheele ligchaam<br />

verdragen kunnen?" Den volgenden dag<br />

onderging hij den dood met de grootfte ftandvastigheid<br />

(*).<br />

Behalve dezen werden in de vervolging vele anderf<br />

ter dood gebragt, ja, als ware men niet te vrede mei<br />

tegen de levenden zijnen ijver uit te laten, zelfs de over<br />

ledenen werden nog na hunnen dood als Ketters ge<br />

ftraft. Dus verklaarde WILLIAM WARHAM, Aartsbisfchoj<br />

van Canterbury, zekeren WILLIAM THRACE, fchild<br />

knaap, na deszelfs dood voor een'Ketter, omdathi i<br />

zijn' uiterften wil niet aangevangen had, met het ge<br />

wo<br />

(*) GERDES /. c. T. IV. p. 154. bij wien men ook in<br />

de Bijlage XXV. p. 129. volg. eenen Brief lezen kan,<br />

èoor dezen belijder uit zijne eerfte gevangenis gefchreven<br />

aan CUTBERT TONSTALL, Bisfchop van Londen, eenen<br />

hevigen vervolger der Hervormden.<br />

HERV. II. T


«90 K E R K E L IJ K E<br />

na C. G. wone formulier: ik beyele mijne ziel aan God, aan<br />

Jaarisir. de Heilige Maagd, en aan alle Heiligen in het<br />

tot 1552<br />

Paradijs, maar. daar tegen betuigd had : „ Dat<br />

hij zijne ziel aan niemand overgaf dan aan God,<br />

„ door den Middelaar JEZUS CHRISTUS , op wien<br />

„ alleen hij al zijn vertrouwen fteldès" Ook gaf de<br />

Bisfchop last, om deszelfs lijk op te graven, hetwelk<br />

PARKER , Ofliciaal van Wigorn, ten uitvoer<br />

bragt niet alleen , maar ook het lijk op het vuur<br />

wierp. Welke onmerifchelijkheid nogtans aan den<br />

Koning zoo mishaagde , dat hij PARKER deed afzetten<br />

en in eene boete van honderd Dukaten verwees.<br />

Deze vervolgingen werden meest onderfteund en<br />

aangevuurd door den Hertog van Nortfolk, Oom<br />

der Koningin ANNA, maar tevens haren grooten<br />

vijand, door GARDINER, Bisfchop van Winton. die<br />

op CRANMER afgunftig was, en LONGLAND, Bisfchop<br />

van Lincoln, die den Koning genadig tegen<br />

de Hervorming ophitften, waar toe ook de Kanfelier<br />

THOMAS MORUS medewerkte.<br />

Dcch daar tegen vonden de Hervormden grooten<br />

Meun bij de Koningin ANNA BOLEIN , die hunne<br />

Leeraars genoegzaam openlijk in hare befcherming<br />

nam; wordende zij daar in wakker bijgeftaan door<br />

THOMAS CRANMER, thans, gelijk wij gezien hebben<br />

, Aartsbisfchop van Canterbury , die des Konings<br />

gunst bezat, en op den duur wist te behouden<br />

, en door THOMAS CROMWEL , die, van eene<br />

geringe geboorte, tot de hoogfte waardigheden bevorderd<br />

was; terwijl MORUS, zoodra het huwelijk<br />

met


G E S C H I E D E N I S . opt<br />

met ANNA voltrokken was, zijnen post als Kanfelier na C. G.<br />

nederleide.<br />

Jaar 15.7.<br />

tot 1552.<br />

Deze THOMAS MORUS , een zeer geleerd man,<br />

algemeen bekend door zijne Utopia en andere ge­ Dood van<br />

j. FISleerde<br />

fchriften , werd vervolgens in bet jaar<br />

SCHER en<br />

1535 door den Koning ter dood veroordeeld en THOMAS<br />

onthoofd , te gelijk met JOAN FISSCHER , Bis­ MORUS.<br />

fchop van Rochester , een' tachtigjarigen grijsaard,<br />

beide groote voorflanders van den Roomfchen<br />

Godsdienst, omdat zij den Koning als hoofd der<br />

Engelfche Kerk weigerden te erkennen, en niet nalieten<br />

de zaak van 'sKonings Gemalin KATHARINA<br />

te verdedigen. Zij ondergingen beiden hunne doodftraf<br />

tot fchande van den Koning en het Rijk met<br />

eenen onbezweken moed en betooning van Godsvrucht.<br />

De Paus had FISSCKER, terwijl hij in den<br />

Kerker zat, tot Kardinaal benoemd, maar het purper<br />

baatte hem niet, veeleer deed het des Konings<br />

gramfchap nog meer omfteken. MORUS had, niet<br />

lang geleden, nog het Vagevuur in gefchrift verdedigd.<br />

Te weten, daar was een Werkje in het licht<br />

•gekomen, gefchreven'van SIMON FISH DE GRAYESN<br />

ÏNN , onder den titel: Smeekbede der armen. In<br />

hetzelve klagen de armen, dat zij tot het uiterfle<br />

gebragt waren, dewijl de Monniken zich de aalmoezen<br />

toeeigenden, welke voor hun beflemd waren ,<br />

en wel fterke gezonde Monniken, maar ledigloopers<br />

en luije buiken, onder den aangenomen' naam van<br />

Bedelmonniken, van welke gelijk er vijf Ordens wartn,<br />

zoo kou, indien aan elke Orde 'swekelijks<br />

door elk huisgezin flechts eene kleine aalmoes gege-<br />

T a ven


na C. G<br />

Jan f1517<br />

tot .552<br />

29a K E R K E L I J K E<br />

ven werd, de fora genoegzaam zijn, om alle armer*<br />

te onderhouden, die nu Hagen moesten, dat zij van<br />

alle levensonderhoud beroofd waren. Zij betoogen<br />

met verfcheidene bewijsredenen, dat deze Ordens<br />

fchadelijk waren voor den Staat, die dus van Burgers<br />

werd ontbloot; ook befchuldigen zij den Paus<br />

van wreedheid en gierigheid, omdat hij niet allen<br />

en een' iegelijk uit het Vagevuur verloste, hetwelk<br />

immers in zijne magt ftond, daar nu alleen de Rijken<br />

voor hun geld uit deze gevangenis verlost werden.<br />

Dit gefchrift werd gretig gelezen, ook van<br />

den Koning, die het van de Koningin ontvangen<br />

had, en den Schrijver onder zijne befcherming nam<br />

tegen alle vervolging. Dit ftukje werd door THO­<br />

MAS MORUS opzetteiijk wederlegd , in een werkje,<br />

waar aan hij den titel gaf: Smeekfchrift der zielen<br />

in het Vagevuur. In hetzelve beklagen zich deze<br />

zielen over hare ellende , en verheffen de groote<br />

winst, welke zij betuigen te hebben van de Misfen<br />

der Broederen, voor hare verlosfing gevierd; en<br />

fmeeken dus hare nabeftaanden en vrienden , om<br />

toch deze Broederen te helpen, die haar deze weldaad<br />

bewijzen. In dit werkje verzekerde MORUS<br />

ftout weg, dat deze leer van het Vagevuur reeds<br />

federt vele eeuwen de leer der Kerk geweest was ,<br />

en poogde dezelve met plaatfen uit de Heil. Schrift<br />

en fchijnbewijzen te betoogen. Doch zijn werk<br />

werd beantwoord door FRYTH , van wien wij boven<br />

gefproken hebben, die ook om deze reden zijn leven<br />

, gelijk wij gezien hebben, door het vuur heeft<br />

moeten verliezen.<br />

Da


G E S C H I E D E N I S .<br />

De Roomschgezinden waren niet alleen in de weer ia C. G.<br />

T»m het waggelend gebouw van hun aanzien in En­ a?ri5i7.<br />

ot 1552.<br />

geland té fchragen, door gefchriften en geweld,<br />

maar ook namen te dezen tijde eenige Monniken Bedriegerijen<br />

van •<br />

hunne toevlugt tot bedrog, waar toe zij zich van<br />

ELIZAzekere<br />

ELIZABETH BARTON bedienden, in de Ge­ BETH<br />

SARTON.<br />

fchiedenis bekend onder den naam van de Maagd<br />

van Kent, welke aan hysterieke toevallen onderhevig<br />

zijnde, door hen overgehaald werd, om dezelve<br />

voor hemelfche verrukkingen uit te geven. Het bedrog<br />

won van tijd tot tijd veld ; men vertoonde<br />

eenen Brief, dieri zij van MARIA MAGDALKNA uit den<br />

hemel ontvangen zou hebben; zij fcheen zelfs wonderbare<br />

genezingen te werken, zij ondernam het voorzeggen<br />

van toekomftige gebeurtenisfen; eindelijk was<br />

zij Hout genoeg, des Konings echtfcheiding openlijk<br />

te beftraffen, en te verhalen, dat God haar op hare<br />

gebeden geopenbaard had, indien de Koning hier bij<br />

volhardde, en eene andere trouwde, dat hij niet alleen<br />

binnen ééne maand van de Koninklijke waardigheid<br />

beroofd worden, maar ook een' fchandeüjken<br />

dood fterven zou. Velen begonnen haar gelooi<br />

te geven, en onder dezen zelfs de Bisfchop FIS-<br />

SCHER , wien dit ook bij zijn vonnis als eene mis<br />

daad te last werd gelegd. De Koning , die dez(<br />

zaak in het eerst veracht had, nam cr thans kenni;<br />

van, en de nieuwe Profetes werd in de gevangeni:<br />

geworpen, te gelijk met hare medehelpers ; zij be<br />

kenden in de gevangenis het gepleegd bedrog ei l<br />

werden des wegens den 2often April 1534 ter doot 1<br />

T 3 ge


naC. G. gebragt (*). Deze gebeurtenis bragt niet weinig<br />

Jaari5i7. toe, om HENDRIK VIII meer en meer tegen den<br />

tot 1552.<br />

Paus en de Monniken te verbitteren, en hunnen invloed<br />

geheel te vernietigen.<br />

Onder»<br />

hande'ingen<br />

vr.n<br />

HWvDiUIC<br />

VIII met<br />

deProteltaiitfclie<br />

Vorstenin<br />

Duitschlauj.<br />

294 K E R K E L IJ KE<br />

Als te dezen tijde Paus PAULUS III, de opvolger<br />

van KLEMENS VII, den ban tegen HENDRIK openlijk<br />

had afgekondigd, oordeelde de Koning het noodig,<br />

zich nader te verbinden met de Proteftantfche<br />

Vorsten van Duitschland. Te dien einde werd door<br />

hem in het jaar 1534 EDUARD FOX, Bisfchop van<br />

Hereforth , naar Duitschland gezonden , om met<br />

den Keurvorst van Sakfen en den Landgraaf van<br />

Hesfen in onderhandeling te treden, bijzonder over<br />

de middelen, om eene vrije en regtinatige algemeene<br />

Kerkvergadering te verkrijgen. De Vorsten beantwoordden<br />

dit voorllel beleefdelijk, maar wachtten<br />

zich tevens voorzigtig, om HENDRIK veel te vertrouwen<br />

, daar zij duidelijk befpeurden, dat het hem<br />

meest te doen was, om van hen de erkentenis der<br />

wettigheid zijner echtfeheiding en van zijn tweede<br />

huwelijk te verkrijgen. In hetzelfde jaar vaardigde<br />

hij ook ROBERT BARNS (f) , een' beroemd Godge-<br />

(*) Deze gebeurtenis is daarom te merkwaardiger,<br />

om.lat fommigen in vervolg van tijd deze BARTON en<br />

hare medepligtigen onder de Martelaren voor het Katho-<br />

lijk geloof hebben durven plaatfen. GERDES /. c. p. 24%<br />

(+) Deze was, om zijnen ijver voor de waarheid, io<br />

het jaar 1525 in de gevangenis geworpen, maar daar uit<br />

na drie jaren ontvlugt naar Duitschland, van w?ar hij<br />

naar


G E S C H I E D E N I S . 295<br />

geleerde, af, om met de Godgeleerden van Witte» ia C. G.<br />

berg te fpreken, en FILIPS MELANCHTHON naar<br />

faari5i7.<br />

ot 1552.<br />

Engeland te noodigen. Deze beroemde man had<br />

zich 'sKonings gunst verworven, door aan denzel-<br />

ven zijne verklaring over den Brief van PAULUS aan<br />

de Romeinen toe te zenden, verzeld met eenen Brief<br />

aan den Koning, geteekend in de maand Augustus.<br />

De Koning beantwoordde denzelven met eenen gun-<br />

ftigen Brief van 1 October 1535. MELANCHTHON<br />

was in het eerst niet ongenegen, om deze uitnoodiging<br />

op te volgen, maar de Keurvorst van Sakfen<br />

maakte zwarigheden, en nu kwamen er uit Enge»<br />

land in het jaar 1536 zoodanige berigten over, welke<br />

deze reis naar Engeland ter zijde deden Hellen (*).<br />

naar Engeland was wedergekeerd. Hij heeft verfchei­<br />

dene werken gefchreven in het Latijn en andere in het<br />

Engelsen. In het jaar 1540 den 3oiten Julij moest hij<br />

op den brandftapel zijne belijdenis met den dood verze­<br />

gelen, GERDES /. c. p. 249, 250.<br />

(*) MELANCHTHON had in dat jaar 1536 nog de nieu.<br />

we uitgave van zijne Loca Euangelica aan den Koning<br />

opgedragen, maar fchreef eerlang onder den opdragt met<br />

zijne eigene hand deze regelen:<br />

Dum laudandus erat, regern laudaviraus Anglum,<br />

Hei mihi, quara varium est Regibiis ingenium.<br />

In het voorbijgaan: CALVIN had ook met HENDRIK VII!<br />

niet veel op, gelijk blijkt uit deze zijne aanteekenins<br />

op Amos VII. 13. Opp. Tom. V. fol. 223. „ Qui initic<br />

„ tantopere extulerunt Henricum, Regern Angliae, cent<br />

De<br />

T 4 „fue


29-5 K E R K E L I J K E<br />

na C. G De haat, dien HENDRIK tegen de Monniken had<br />

Jaarisi? • opgevat, om derzelver woelingen tegen zijne huwetot<br />

1552<br />

' lijksfcheiding en tegen zijn gezag, als Opperhoofd<br />

Klooster s der Kerk, deed hem in het jaar 1536 befluiten ,<br />

in Enge­<br />

_ om naar den toeftand der Kloosters onderzoek te<br />

land afge<br />

fcbaft. laten doen. Bij dit onderzoek ftond men menigmaal<br />

verbaasd, over hetgeen men in vele Kloosters ontdekte,<br />

van de lage kunftenarijen en onbefchaamde<br />

middelen, van welke de Monniken zich bediend<br />

hadden, om de bijgeloovige menigte te bedriegen,<br />

doch nog meer, wegens de fchrikkelijke voorbeelden,<br />

van allerhande fnoodheden en gruwelen, welke<br />

in dezelve gepleegd waren. Sommige Kloosterlingen<br />

of door fchaamte of door vrees, of door uitzigt op<br />

het herkrijgen van hunne vrijheid, ftonden nu vrijwillig<br />

hunne Kloosters en Bezittingen aan den Koning<br />

af; van de overigen werden door eene Parlementsakte<br />

van het jaar 1536 meer dan 370 Abdijen<br />

vernietigd, en drie jaren daarna werden zij allen afgefchaft<br />

en derzelver goederen aan den Koning gefchonken.<br />

Doch deze fchatten werden door HEN­<br />

DRIK en zijne gunflelingen, meestal in korten tijd,<br />

met de uiterfte verkwisting , fchandelijk verfpild.<br />

Deze affchaffing der Kloosters baarde echter groot<br />

misnoegen, niet alleen bij de Monniken, van welke<br />

velen daar door tot de uiterfte armoede gebragt werden,<br />

„ ftierunt inconliderati hommes: dederunt illi fuminam<br />

s, rerum omnium potestaten:, & hoe me temper graviter<br />

vulneravit. Erant enim blasphemi, quum voenrent<br />

ipfum fummum paput Ecclefiae fub Christo,"


G E S C H I E D E N I S . 297<br />

den, maar ook bij vele Edelen, die hunne familien 1<br />

gewoon waren in (land te houden, door fommigen<br />

van hunne kinderen tot het Kloosterleven te beftemmen,<br />

en bij arme lieden, die van de aalmoezen<br />

leefden, welke zij van Kloosters genoten; zelfs ontftonden<br />

er, vooral in Lincolmhire en Torkshire ,<br />

oproeren*, die niet dan met geweld beteugeld konden<br />

worden.<br />

De zaak der Hervorming fcheen nu op eenen goeden<br />

voet'vaEngeland te ftaan, te meer, daar in eene<br />

vergadering te Londen werd voorgefteld, eene vertaling<br />

van den Bijbel in het Engelsch te doen vervaardigen<br />

, en het lezen van den Bijbel aan allen vrij<br />

te laten; hier van werd nog in het jaar 1536 eene<br />

Akte van het Parlement opgefteld, en door den Koning<br />

bevel tot het vervaardigen van zoodanige vertaling<br />

des Bijbels in de moedertaal gegeven, fchoon<br />

er nog eenige jaren verliepen, eer dezelve voltooid<br />

werd.<br />

In het begin van dit jaar overleed des Konings<br />

verftotene Gemalin KATHARINA van Arragon , in<br />

het softe jaar van haren ouderdom , hebbende zij<br />

kort voor haren dood, in eenen Brief aan den Koning,<br />

hare en zijne Dochter MARIA allerernftigst aan<br />

hem aanbevolen. Haar dood werd door de Koningin<br />

ANNA met zigtbare blijken van vreugde verftaan ,<br />

terwijl zij weinig dacht aan de treurige omwenteling<br />

van haar lot, die zoo kort aanfïaande was. Zij<br />

was in dezelfde maand Januarij bevallen van een<br />

Zoon, maar die dood ter wereld kwam. Sommigen<br />

Bieenen, dat de hoop des Konings op eenen man-<br />

T $ ne-<br />

ia C. G.<br />

[aan 517.<br />

at 1552*<br />

De Kolingin<br />

MNNA<br />

BOELEIN<br />

onthoofd


298 K E R K E L I J K E<br />

na C. G , nelijken erfgenaam, dus te loor gefield, het eerst<br />

Jaari5i7<br />

• zijne liefde jegens ANNA hebbe doen verflaauwen ;<br />

tot 1552<br />

hier kwam bij , dat hij thans reeds genegenheid<br />

koesterde voor JOANNA SEYMOUR, van uitmuntende<br />

fchoonheid, en wier karakter het midden hield tusfehen<br />

de iluurfche deftigheid van KATHARINA en<br />

den vrolijken en luchthartigen imborst van ANNA.<br />

De hoofden der Roomfche partij, bijzonder de Hertog<br />

van Nortfolk, STEVEN GARDINER en anderen,<br />

HENDRIK'S gunst jegens ANNA ziende waggelen ,<br />

befloten haar te doen vallen; met dit oogmerk begon<br />

men des Konings hart met vermoedens te vervullen<br />

, welke weldra een' grond van befchuldiging<br />

uitmaakten, dat de Koningin, die onlangs eene miskraam<br />

had gehad , zich fchuldig had gemaakt aan<br />

overfpel, ja zelfs aan bloedfchande met haren Broeder.<br />

Op deze befchuldigingen , welke echter nooit<br />

bewezen zijn geworden, terwijl de Koningin tot in<br />

hare laatfle oogenblikken hare onfchuld beweerde ,<br />

liet HENDRIK zijne Gemalin in den Towr gevangen<br />

zetten, en ter dood verwijzen, en vervolgens onthoofden.<br />

Den dag na haren dood trouwde hij<br />

JOANNA SEYMOUR, en in het eerstvolgende Parlement<br />

werd ELIZABETH , zijne Dochter bij ANNA ,<br />

van alle regt en uitzigt op de opvolging, even<br />

als MARIA , zijne Dochter bij KATHARINA , uitgefloten,<br />

ANNA onderging den dood op eene waardige<br />

wijze, hebbende nog voor dat zij ter flraffe<br />

uitgevoerd werd , eenen Brief aan den Koning<br />

gefchreven , waar in zij hem de liefde tot •<br />

eene andere voorwerpt , en hare onfchuld betuigt<br />

;


G E S C H I E D E N I S . 259<br />

tuigt; (*) ook zegt men, dat zij den Koning hebbe 1 ia C. G.<br />

:oari5i7.<br />

ot 1552»<br />

bedankt, dat hij haar uit een' geringen Haat tot ;<br />

Koningin verheven hebbende, nu nog tot eene Martelaresfe<br />

voor den hemel maakte. Het is opmerkelijk,<br />

dat haar broeders vrouw, de eenige, die haar<br />

van bloedfchande met haren man befchuldigde, eene<br />

vrouw van zeer Hecht karakter, naderhand om misdaden<br />

, welke zij te gelijk met 's Konings vijfde huisvrouw<br />

KATHARINA HOWARTH bedreven had , dezelfde<br />

doodflraf regtvaardig heeft moeten ondergaan.<br />

De dood van Koningin ANNA deed den moed der<br />

Roomschgezinden rijzen. De Paus beproefde , of<br />

bet mogelijk ware, den Koning weder met den<br />

Roomfchen Stoel te verzoenen; het Lagerhuis in<br />

het Parlement zond aan het Hoogerhuis in de maand<br />

Junij 67 artikelen tegen de Ketters , zoo oude als<br />

nieuwe; doch gelukkig voor de zaak der Hervorming<br />

bleven CRANMER en CROMWEL des Konings<br />

gunst behouden, en de laatfte deed zelfs het voordel:<br />

Dat de Koning wilde, dat de plegtigheden en<br />

ceremoniën in den Godsdienst zouden verbeterd<br />

worden naar den Regel der Heilige Schriften , en<br />

dat niets zou aangenomen of toegelaten worden ,<br />

dan hetgeen uit de Heilige Schrift zou kunnen bewezen<br />

worden. Hevig werd over dit voorftel voor<br />

en tegen getwist, het befluit was, dat zekere artikelen<br />

werden opgefteld en door 's Konings gezag<br />

vervolgens aangenomen, welke, even als het Interim<br />

(*) Men kan dezen Brief lezen bij GERDES Bijlag.<br />

XXXII. op het IV Deel, Bladz. 161-167.<br />

Vnstftelling<br />

van<br />

eenige<br />

Geloofsartikelen.


3:0 K E R K E L I J K E<br />

ca C. G. rim in Duitschland, zekeren middelweg hielden ,<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

zoodat bij voorbeeld in dezelve aan de ééne zijde<br />

de Oorbiecht en de Transfubftantiatie, de Beeldendienst<br />

en de aanroeping der Heiligen behouden werden;<br />

maar aan de andere zijde de H. Schrift tot den<br />

grondflag des Geloofs gefield werd, met verwerping<br />

der Overleveringen en Pausfelijke Decreten. Ook<br />

werd de Beeldendienst en de aanroeping der Heiligen<br />

vrij naauw bepaald, en flechts twee Sacramenten<br />

vastgefteld, en het Vagevuur in twijfel getrokken.<br />

Omtrent dezen tijd fchreef REGINALD POLE, een<br />

man uit Koninklijk bloed, zijn Boek over de eenheid<br />

der Kerk, tegen de Opperhoofdigheid des Konings,<br />

in hetwelk hij allerhevigst tegen denzelven uitvoer,<br />

fchrijvende, dat de Koning dus dadelijk het hoofd<br />

was geworden van de vergadering der boosdoenders,<br />

en van de gemeente des Satans ; hij verweet hem<br />

onmenfchelijke wreedheid tegen de Roomschgezinden,<br />

vergeleek hem met den Koning NEBUKADNE-<br />

ZAR, en de Koningin ANNA BOELEIN met JEZA-<br />

BEL; en fchilderde HENDRIK af als wreeder dan<br />

NERO en DOMITIAAN. Men meent, dat hij dus<br />

hevig fchreef, ten einde zelf zich te zuiveren van<br />

vermoeden van Lutheranerij; HENDRIK, hier door<br />

zeer verbitterd, ontveinsde echter in het eerst zijn<br />

misnoegen, en fchreef aan POLE, dat hij in Engeland<br />

zou terug keeren, en fommige plaatfen in zijn<br />

Boek duidelijker verklaren; doch dewijl POLE tegen<br />

deze vriendelijke woorden op zijne hoede was ,<br />

verklaarde de Koning hem fchuldig aan misdaad van<br />

gekwetfle Majefteit, ftelde 50,000 Dukaten op zijn<br />

hoofd,


G E S C H I E D E N I S . 30I<br />

hoofd, verklaarde alle zijne goederen verbeurd , en r aC. G.<br />

aari5i7«<br />

deed de bloedverwanten van POLE zijne wraak ten J ot 1552.<br />

Hrengfte ondervinden. Het werk van POLE , die na- ,<br />

derhand te Rome den Kardinaalshoed verkreeg, werd<br />

door verfcheidene Engelfche Geestelijken wederlegd.<br />

In het jaar 1537 beviel de Koningin JOANNA SEY- 1 IDUAHD<br />

/I gebo-<br />

MOUR van eenen Zoon, EDUARD , tot groote blijden.Doodfchap van Koning HENDRIK , die dit kind terfiond /an de<br />

Koningin<br />

tot Prins van Walles benoemde en tot zijnen opvol­<br />

;. SEYger<br />

op den troon verklaarde. De Koningin overleed MOUR.<br />

twee dagen na hare bevalling. Een groot verlies<br />

zeker voor de zaak der Hervorming, welke zij, niet<br />

minder dan ANNA BOELEIN, maar met meer beleid<br />

en bedaardheid was toegedaan. De Roomschgezinden,<br />

onder welken STEVEN GARDINER bijzonder<br />

uitmuntte, verdubbelden nu hunne woelingen, om<br />

den Koning tegen de Hervormden op te hitfen ,<br />

doch, dewijl CRANMER des Konings gunst bleef<br />

behouden, konden zij hun doel niet ten volle bereiken.<br />

Integendeel werd de afkeer van HENDRIK<br />

van den Paus hoe langer hoe grooter, toen Paus<br />

PAULUS III den ban, welken hij reeds in het jaar<br />

1535 vastgefteld en geteekend had, nu in 1538<br />

openlijk afkondigde, en bij denzelven hem van het<br />

Rijk vervallen verklaarde, hetwelk de Paus aan den<br />

Koning van Schotland aanbood, dien hij, gelijk alle<br />

Koningen, vermaande, HENDRIK te beoorlogen.<br />

HENDRIK, die zich aan den magteloozen ban niet De Bijbel<br />

bekreunde, ging voort met zijne werkzaamheden , in het Engel<br />

sch<br />

als Hoofd der Engelfche Kerk; fommigen van de­ overgezet<br />

zelve waren heilzaam voor de Hervorming, waartoe<br />

in


3^2 K E R K E L I J K E<br />

m C. r . in de eerfte en voornaamfte plaats behoorde de Ver-<br />

Jaarisi; _ taling van den Bijbel in het Engelsen, welke op<br />

tot issr<br />

zijn bevel reeds in het jaar 1536 ondernomen , nu<br />

te Parys gedrukt, en ais de druk daar door FRAN­<br />

COIS I verhinderd werd, te Londen voltooid, in dit<br />

jaar 1538, op een bevel des Konings, door CROM-<br />

WEL opgefteld, ten gebruike in de Engelfche Kerk<br />

werd ingevoerd, met last, dat er een exemplaar van<br />

dezelve in elke Kerk gelegd zou worden, met vrijheid<br />

voor ieder een, om dezelve te lezen, waar bij<br />

gevoegd was een bevel, om het volk het Euangelie<br />

volgens den Bijbel te prediken en te vermanen tot<br />

werken van liefde, barmhartigheid en geloof, en<br />

af te manen van alle vertrouwen op de goede werken<br />

van anderen, of Bedevaaiten naar heilige Beelden of<br />

Overblijffelen; men moest verders de menfchen leeren,<br />

de Beelden niet te vereeren, maar enkel aan te<br />

zien, als Boeken der Leeken enz.<br />

JOAN NI- Doch niettegenftaande zoodanig voor de Hervor­<br />

CHOLSONj<br />

gezegd ming heilzaam befluit, wisten de Roomschgezinden,<br />

LAMBERT inzonderheid GARDINER, den Koning te beduiden,<br />

ter dood<br />

dat hij zich tegen den Pausfelijken ban en deszelfs<br />

gebragt.<br />

uitwerking het best zou beveiligen , door gettrengheid<br />

tegen de Ketters en voornamelijk de Sacramentarisfen,<br />

onder welken naam die genen begrepen<br />

werden, die de ligchamelijke tegenwoordigheid van<br />

CHRISTUS in het Avondmaal ontkenden. Onder dezen<br />

fchijn werd dus tegen de Hervormden op nieuw<br />

eene hevige vervolging aangevangen. In dit jaar<br />

1538 in de maand November, werd onder anderen<br />

j^ANN^s NICHOLSON, gezegd LAMEERT, ter dood<br />

ge-


G E S C H I E D E N I S . 303<br />

gebragt; welk geval daarom te merkwaardiger is ,<br />

omdat zijn dood ook door Euangelifchen bevorderd<br />

Werd, TAYLER, BARNS, CRANMER en CROMWEL,<br />

die naderhand allen zelve eenen geweldigen dood<br />

om het Euangelie ondergaan hebben. De Koning<br />

zat zeif voorbij het verhoor van dezen man, en re­<br />

detwistte zelf met hem over de Transfubftantiatie ,<br />

gelijk ook CRANMER, die toen nog overhelde tot<br />

het gevoelen van de eigenlijke en ligchamelijke te­<br />

genwoordigheid, hoewel hij naderhand dit gevoelen<br />

heeft veranderd (*); de Roomschgezinden GARDI-<br />

NER, TONSTAL, STOKLEY enz. vielen den waardi-<br />

gen man ook hard met hunne tegenwerpingen. De<br />

uitOag was, dat LAMBERT, die, blijkens zijne ver­<br />

antwoording, door hem in zijne gevangenis gefchre­<br />

ven, en aan den Koning aangeboden , een geleerd<br />

en godvruchtig man was, als een hardnekkig Ketter<br />

ten vure veroordeeld is geworden, welk vonnis ook<br />

aan hem in het openbaar ten uitvoer gebragt werd.<br />

Van dit geval lezen wij een berigt van TH. CROM-<br />

WEL zeiven in eenen Brief aan THOMAS WYAT (f),<br />

gedagteekend den 28 (ten November 1538, waar uit<br />

wij zien kunnen, hoe veel vooroordeelen vermogen:<br />

„ De Koning," fchrijft CROMWEL, „ heeft, uit<br />

,, eerbied voor het hoogwaardig Sacrament des AI-<br />

,, taars , wel openlijk willen tegenwoordig zijn, in<br />

„ de zaal van Westmunfler, bij het verhoor en de<br />

„ veroordeeling van eenen ellendigen Sacramentaria<br />

(*) GERDES /. C. pag. 285.<br />

Q~) Biblioth, Angl. T. I. p. 158,<br />

fchen<br />

na C. G.<br />

Jaarisi?.<br />

tot 1552.


304 K E R K E L I J K E<br />

1)9 C. G , „ fchen Ketter, die den stoften November verbrand<br />

Jaari5i7<br />

lot 1552, ' „ is geworden. Het was een wonder om te zien ,<br />

„ met welke deftigheid en majestueus voorkomen ,<br />

„ zijne Majefteit den pligt van Opperhoofd der En*<br />

„ gelfche Kerk vervuld heeft, met welke zachtmoe-<br />

„ digheid hij dezen ongelukkigen heeft trachten te<br />

„ bekeeren, met welke kracht van redenen hij met<br />

„ hem geredentwist heeft. Ik wenschte, dat de<br />

„ Vorsten en Mogendheden van de Christenheid bij<br />

„ dit fchouwfpel hadden kunnen tegenwoordig zijn.<br />

„ Voorzeker zouden zij zich over de wijsheid en<br />

„ het oordeel van zijne Majefteit verwonderd , en<br />

gezegd hebben, dar de Koning de voortreffelijkfte<br />

„ Vorst der Christenheid is. Dit alles is op de<br />

„ plegtigfte wijze gefchied, en ik twijfel niet , of<br />

„ uwe vrienden zullen u daar van naauwkeurig be-<br />

„ rigt hebben." Men kan ligtelijk begrijpen , welken<br />

lof de Roomschgezinden den Koning hebben<br />

toegezwaaid, die met zich zeiven hoog ingenomen,<br />

nu te meer aangefpoord werd , om zijnen ijver voor<br />

den Roomfchen Godsdienst te doen blijken, niettegenftaande<br />

zijnen haat tegen het Roomfche Hof.<br />

Zes arti­ Het eerfte gevolg van dezen ijver was , het afkelenomtrent<br />

het breken der onderhandelingen met de Protefiantfche<br />

geloof Vorsten van Duitschland, die ter vereeniging voorvastgenamelijk<br />

op drie ftukken aandrongen: 1) op de befield.diening<br />

van het Avondmaal onder beide gedaanten<br />

van brood en wijn; a) op het gebruik der moedertaal<br />

in den Godsdienst, en 3) op de vrijheid van<br />

trouwen voor de Kerkdijken. Doch de Koning was<br />

zoo ver van deze artikelen afkeerïg, dat hij, aangezet


G E S C H I E D E N I S . 305<br />

zet door den Hertog van Nortfolk, GARDINER en ia C. G.<br />

andere Pausgezinden, in het jaar 1539 aan het Par­ faarisi/.<br />

:ot 155alement<br />

een voorftel liet doen, om de volgende zes<br />

artikelen vast te ftellen, welke inderdaad de hoofdfom<br />

der Roomfche leere uitmaakten: Het eerfte artikel<br />

bevatte de leer der Transfubftantiatie, dat van<br />

het brood en wijn in - het AvOndmaal niets overblijft,<br />

maar dat onder derzelver gedaante het ware<br />

ligchaam en bloed van CHRISTUS verborgen is. Het<br />

tweede artikel beweerde, dat men het Avondmaal<br />

flechts onder eene gedaante behoeft te houden. Het<br />

derde, dat het huwelijk den Priesteren ongeoorloofd<br />

is; het vierde, dat de gelofte van onthouding niet<br />

gebroken mag worden; ten vijfde, dat de bijzondere<br />

Misfen nuttig en voorderlijk zijn; en eindelijk,<br />

dat de Oorbiecht in de Kerk onderhouden moet<br />

worden, als noodzakelijk tot zaligheid, CRANMER ,<br />

die zelf gehuwd was, verzette zich in het Parlement<br />

hevig tegen dit voorftel van den Hertog van<br />

Nortfolk; doch vergeefs. Het Parlement, al lang<br />

gewoon, den Koning in alles te believen , ftelde<br />

deze artikelen met eene akte vast, onder bepaling van<br />

de doodftraffe tegen de overtreders. Deze artikelen<br />

werden in het jaar 1539 afgekondigd, als eene onverbrekelijke<br />

wet. Ook werden er Geloofsonderzoekers<br />

aangefteld, ten einde op de overtreders het oog<br />

te houden. Deze gingen doorgaans nog verder dan<br />

de letter der artikelen voorfchreef; bij voorbeeld<br />

zulken, die niet of zeldzaam ter Misfe gingen ,<br />

werden even zoo fchuldig verklaard, als die de Mis<br />

tegenfpraken. Spoedig werden meer dan 500 men-<br />

HERV. II. V fchen


na C. G.<br />

Jaari5i 7.<br />

tot 1552.<br />

1<br />

306 K E R K E L I J K E<br />

fchen in de ftad Londen alleen in de gevangenis geworpen,<br />

onder welken zich de Bisfchoppen SHAXTON<br />

van Salisbury en LATIMER van Wigorn bevonden,<br />

die van hunne Bisdommen afgezet zijnde, gevangen<br />

gebleven zijn, tot den dood des Konings. CRAN­<br />

MER. zelf liep het grootfte gevaar, omdat hij de artikelen<br />

in het Parlement had tegengefproken. Hij<br />

bleef echter in gunst, vooral dewijl hij zich ten<br />

blijke van zijne gehoorzaamheid beriep, dat hij zijne<br />

huisvrouw reeds naar Duitschland terug had gezonden.<br />

Ondertusfchen maakte het groot getal gevangenen<br />

de uitvoering der bedreigde ftraffe moeijelijk,<br />

hetwelk CRANMER, CROMWEL, de Hertog van Suffolk,<br />

en de Rijkskanfelier AUDLEY , ook met zoo<br />

veel ernst den Koning onder het oog bragten, dat<br />

hij aan alle deze gevangenen pardon verleende. De<br />

Duitfche Vorsten, met welke HENDRIK thans in onderhandeling<br />

was, beklaagden zich ook bij hem zoo<br />

fterk over de ftrengheid dezer artikelen, dat hij beloofde,<br />

deze wet, zonder de uiterfte noodzakelijkheid,<br />

niet ten uitvoer te zullen brengen, gelijk wij<br />

ook niet vinden, dat er voor den dood van CROM­<br />

WEL iemand deswegens gevonnisd is geworden.<br />

Dit echter was nog in datzelfde jaar 1539 eene<br />

vertroosting voor de Hervormden, dat, op 'sKonings<br />

bevel, het lezen van den Bijbel in de moedertaal niet<br />

illeen in de Kerken, maar ook aan elk in zijn huis<br />

vergund werd. GARDINER , die zich hier tegen<br />

verklaarde, daagde in tegenwoordigheid des Konings<br />

:RANMER uit, dat hij bewijzen zou, dat het gezag<br />

Ier zoogenoemde Apostolifche Kerkregelen niet zoo<br />

ge-


G E S C H I E D E N I S . 507<br />

gewigtig was, als flat der Heilige Schrift ; maar na C. O.<br />

CRANMER beantwoordde hem zoo overtuigend, dat faa:i5i7.<br />

wt 155a.<br />

de Koning zich liet ontvallen , dat CRANMER een<br />

oud krijgsman was, en dus voor eenen nieuweling<br />

ongeraden, om hem moeite aan te doen.<br />

In dezen toeftand van zaken, raadde CROMWEL ,<br />

bedoelende aan de zaak der Hervormden , eenen nieuwen<br />

fteun te geven, den Koning, die thans weduwenaar<br />

was , een huwelijk aan met ANNA VAN KLEEF ,<br />

Zuster van den Hertog van Kleef, Gulik, Berg, KLEEF.<br />

enz. die wegens hare fchoonheid beroemd was ; Dood van<br />

CROMWEL<br />

doch deze ftaatkundige raad viel voor CROMWEL<br />

ongelukkig uit, en kostte hem het leven. Het huwelijk<br />

werd gefloten, en de Prinfes kwam, op het<br />

einde des jaars 1539, in Engeland aan. De Koning,<br />

van ongeduld brandende , was haar tot Rochester<br />

te gemoet gereisd, alwaar hij haar onbekend<br />

zag. Doch op het eerfte gezigt beviel de Prinfes<br />

aan HENDRIK niet, zoodat hij haar terftond terug<br />

zou gezonden hebben, indien hij de Vorsten van<br />

hare maagfchap niet ontzien had; de Koning trouwde<br />

haar dan, maar verklaarde tevens geene gemeenfchap<br />

met haar te willen of te kunnen hebben; ook<br />

had hij toen reeds zijnen zin gevestigd op KATHA­<br />

RINA HOUWARD , Dochter van EDMUND HOU-<br />

WARD, Broeder van den Hertog van Nortfolk. Zoodra<br />

deze Hertog en de overige begunftigers der<br />

Roomschgezinden dit te weten kwamen, leiden zij<br />

de fchuld op CROMWEL , tegen wien zij verfcheidene<br />

befchuldigingen opzochten, waar van het gevolg<br />

was, dat hij op 'sKonings last in de maand Jnnij<br />

V a des<br />

HF.NDniK<br />

trouwt<br />

zijne vierdehuisvrouw<br />

ANNAVAN


308 K E R K E L I J K E<br />

na C. G des jaars 1540 in den Towr gebragt werd , alwaar<br />

Jaarisn hij zes weken gevangen zat, en toen, zonder dat de<br />

tot 1552<br />

Koning aan eenige verdediging of verzoek bet oor wilde<br />

leenen, en niettegenftaande CRANMER alle pogingen<br />

aanwendde, om zijnen vriend te behouden, den nSften<br />

Jnüj<br />

van dat jaar, openlijk onthoofd is, een uitmuntend<br />

Staatsdienaar en een ijverig begunftiger van de<br />

zaak der Hervorming , over wiens dood de Koning<br />

gezegd wordt, te laat berouw gehad te hebben.<br />

In dit jaar 1540 fcheidde HENDRIK zich van zijne<br />

Gemalin ANNA VAN KLEEF, onder het voorwendfel,<br />

dat zij reeds, toen zij nog niet huwbaar was,<br />

verloofd was geweest aan den Zoon des Hertogs<br />

van Lotharingen. Kort daar op trouwde hij zijne<br />

vijfde huisvrouw, de bovengemelde KATHARINA<br />

HOUWARD, welke hij, gelijk wij zien zullen, twee<br />

Geloofs- jaren daarna liet onthoofden.<br />

onderwijs CROMWEL had eenige maanden , voordat hij in<br />

opgefteld<br />

en inge­<br />

ongenade bij den Koning viel, een voorftel gedaan,<br />

voerd. tot het opftellen van een Geloofsonderwijs of Katechismus<br />

in de Engelfche Taal, ten einde de gemoederen<br />

te vereenigen; dit werk werd na zijnen<br />

dood ook door de Roomschgezinden ijverig aangedrongen<br />

, die nu fchoon fpel meenden te hebben.<br />

Daar werd dan een zoodanig onderwijs, onder den<br />

titel: The Inftitution of a Christen Man, vervaardigd,<br />

waar toe CRANMER en GARDINER, hoe zeer<br />

zij in gevoelens verfchilden, de hand leenden. Dit<br />

Onderwijs of deze Katechismus was dus ook weder<br />

een gemengd zamenftel van Hervormde en Roomsengezinde<br />

leer. Het handelde in het gemeen over het<br />

Ge.


G E S C H I E D E N I S . 309<br />

Geloof, deszelfs aard en natuur ; het bevatte eene<br />

korte uitlegging van het Geloofsformulier der Apos­<br />

telen , de leere van de zeven Sacramenten; eene<br />

verklaring der X Geboden, ook van het Gebed des<br />

Heeren, en de groetenis des Engels aan MAR IA ;<br />

voorts over den vrijen wil, de regtvaardigmaking,<br />

goede werken enz. De verdiensten der goede wer­<br />

ken werden erkend, maar met zekere bepaling; tot<br />

het regtvaardigend Geloof werd ook de deugd en<br />

goede werken gevorderd, de dienst der Beelden en<br />

Heiligen bleef insgelijks, maar zuiverder en befchei-<br />

dener. Het Bijgeloof in vele zaken werd veroor­<br />

deeld, en de Kerk vrij verklaard van alle Paufelijke<br />

magt enz.<br />

Thans moesten velen weder de flagtoffers worden<br />

van de verfchifen om den Godsdienst. Onder de­<br />

zen wordt in het jaar 1540 genoemd een Leeraar,<br />

BARNS , deze had in de Pauluskerk te Londen over<br />

de regtvaardigmaking gepredikt , in den zin van<br />

LUTHER, en werd deswegens op aandrang van<br />

GARDINER en BONNER ten vure veroordeeld, welk<br />

vonnis aan hem en twee Priesters, THOMAS GERARD<br />

en WILLIAM HIERONYMUS, beide van Lutheranen]<br />

befchuldigd, voltrokken is. Doch te gelijker tijd<br />

werden ook verfcheidene Pausgezin den gehangen of<br />

verbrand, omdat zij tegen de door den Koning<br />

voorgefchrevene artikelen gefproken of gehandeld<br />

hadden. Ook poogden GARDINER , geholpen dooi<br />

EDMUND BONNER , Bisfchop van Londen, in hei<br />

jaar 1541, de vrijheid, om den Bijbel te lezen, aar ;<br />

het volk weder te ontnemen, onder anderen ondei<br />

V 3 he<br />

ia C. G.<br />

[aar.1517.<br />

ot 1552.<br />

Vervolging.


na C. G<br />

JttriSn<br />

tot 1555<br />

De Koningin<br />

KATUARI<br />

NA HOU-<br />

WAI. D<br />

onthoofd<br />

3;o K E R K E L I J K E<br />

het voorwendfel, dat er zeer vele gebreken in de<br />

vertaling waren ingeflopen, welke zij dus ingetrokken<br />

wilden hebben, echter met belofte, dat eene<br />

nieuwe vervaardigd zou worden. Doch CRANMER<br />

gaf aan den Koning den raad, om de Overzetting door<br />

de Hoogefcholen te Oxford en Cambridge te laten<br />

nazien, waar door de bedoeling der Roomschgezinden<br />

mislukte. Te dezen tijde werd ook , wegens<br />

het gebrek aan Predikers, op bevel des Konings,<br />

een Homilienboek ingevoerd, hetwelk eene beknopte<br />

en godzalige behandeling der Zondags- en Feestteklten,<br />

en andere korte Kerkredenen bij bijzondere<br />

omftandigheden behelsde, om door zulken den volke<br />

te worden voorgelezen, die geen regt hadden ,<br />

om te prediken. Dewijl de Predikers van dien tijd<br />

zich dikwijls door hunnen ijver lieten vervoeren ,<br />

werd ook de gewoonte ingevoerd, om de Preeken<br />

te lezen, welke nog tot onze tijden in Engeland<br />

in gebruik is.<br />

In datzelfde jaar 1541 , werd de Koningin KA­<br />

THARINA HOUWARD , met welke HENDRIK in het<br />

eerst zeer was ingenomen, befchuldigd en overtuigd<br />

van overfpel, en daarom den I2den Februarij 1542<br />

onthoofd, met hare medepligtigen, en fommigen,<br />

die van haar gedrag kennis hadden gehad , onder<br />

welke die Juffrouw ROCHFORD , die de onfchuldige<br />

Koningin ANNA BOELEIN, met wier Broeder zij getrouwd<br />

was , van bloedfchande met dezen haren man<br />

valfchelijk beticht had. CRANMER had de ontdekking<br />

van het misdadig gedrag der Koningin, welke<br />

aaii hem gefchied was, het eerst aan den Koning<br />

be-


G E S C H I E D E N I S . 311<br />

bekend gemaakt, niet zonder zijn groot gevaar, de­ na C. G.<br />

wijl de Koning zoo groote liefde voor deze zijne<br />

faarisv.<br />

:ot 1552.<br />

Gemalin had, dat hij op Allerheiligendag des vorigen<br />

jaars, bij het gebruiken van het Heilig Avondmaal,<br />

God openlijk gedankt had, voor het gelukkig<br />

en vreedzaam huwelijk, hetwelk hij mogt genieten,<br />

om welks voortduring hij bad, en zijnen Hofkapellaan<br />

verder gebood te danken en te bidden. Nu<br />

werd CRANMER te meer in 's Konings gunst bevestigd,<br />

terwijl de Roomschgezinden den invloed der<br />

Koningin, die op hunne hand was, misfen moesten.<br />

Koning HENDRIK werd in het jaar 1542 in eenen<br />

oorlog ingewikkeld met de Schotten, hetwelk hem<br />

den 2olten Januarij 1543 een Parlement bijeen deed<br />

roepen, in hetwelk twee BUls werden goedgekeurd,<br />

over het vastflellen van den waren en het affchaffen<br />

van den valfchen Godsdienst. In dezelve werd de<br />

vertaling des Bijbels van TYNDAL en alle Boeken ,<br />

die van de leere , in het jaar 1540 vastgefteld ,> verfchilden,<br />

verboden, maar het lezen van den Bijbel<br />

overigens toegelaten, echter niet aan het gemeen ,<br />

hetwelk gewezen werd tot het bovengemeld Godsdienstonderwijs,<br />

en bepaald tot het lezen der Pfalmen,<br />

het Gebed des Heeren, de groetenis des Engels<br />

en van de XII Geloofsartikelen in het Engelsch;<br />

ook mogten geene Boeken over den Godsdienst zonder<br />

's Konings goedkeuring gedrukt worden. Verders<br />

werd verboden , in Tooneelftukken Godsdienftige<br />

zaken of uitleggingen der Heilige Schrift te<br />

mengen, gelijk toen in Engeland, even als in<br />

Duitschland, Zwitferland en ook in de Nederlan-<br />

V 4 der,


na C. G den ter bevordering van de Hervorming in Tooneel-<br />

Jaari5t7<br />

vertooningen, of volksliedjes , meermalen gefchied-<br />

tot 1552<br />

de (*). Eindelijk werd de ftrengheid der ftraffen<br />

veel gematigd. De Kerkdijken werden verwezen,<br />

om bij de eerfte overtuiging hunne dwalingen te<br />

verzaken, bij de tweede, dezelve af te zweeren ,<br />

doch bij de derde veroordeeld tot den brandftapel.<br />

Burgerlijken of Leeken werden bij de derde overtuiging<br />

geftraft met verbeurdverklaring van hunne goederen<br />

, en met eeuwige gevangenis. Eindelijk , het<br />

geen te voren in deze gevallen geene plaats had ,<br />

den befchuldigden werd toegeftaan, zich van getuigen<br />

ten hunnen voordeele te bedienen, en bij flot werd<br />

de geheele zaak aan des Konings welbehagen overgelaten,<br />

die naar zijn goedvinden over den Godsdienst<br />

beftellingen zou mogen maken, welken de<br />

onderdanen flechts hadden te gehoorzamen.<br />

De Koning<br />

trouwt<br />

zijne zesdeGema­<br />

lin KA­<br />

THARINA<br />

PAURE<br />

31* K E R K E L I J K E<br />

Evenwel werden nog in de maand Julij van dit<br />

jaar in het Bisdom Windfor drie perfonen verbrand,<br />

omdat zij Boeken gelezen hadden , die verboden<br />

waren , en zich hadden uitgelaten tegen de Misfe,<br />

zonder dat des Konings Gemalin, want hij was<br />

voor de zesde keer getrouwd met KATHARINA PAR-<br />

RE, eene weduwe van Sir LATIMER, fchoon de<br />

Hervorming begunftigende, iets tot behoud van deze<br />

ongelukkigen had kunnen uitwerken.<br />

Zelfs onderftonden GARDINER en zijn aanhang<br />

eene befchuldiging bij den Koning in te leveren tegen<br />

CRANMER , dien zij voorftelden als een' tegen-<br />

(*0 GERDES T. IV. p. 315. Not.<br />

ftre-


G E S C H I E D E N I S . 313<br />

ftrever van de zes artikelen, en een' begunftiger der n<br />

Ketters. De Koning fprak er CRANMER over aan , J :<br />

die bekende, dat hij de gemelde artikelen had te- „<br />

gengefproken, eer zij vastgefteld waren , maar betuigde<br />

zich federt naar dezelve gedragen te hebben;<br />

de Koning vraagde hem, of hij getrouwd was, en<br />

openhartig erkende CRANMER, dat hij eene vrouw<br />

had, maar dat hij haar zelve naar Duitschland had<br />

terug gezonden, om aan het verbod van het huwelijk<br />

der Geestelijken te gehoorzamen. De Koning,<br />

getroffen door 'smans opregtheid, ftelde hem de<br />

befchuldiging ter hand, en drong bij hem aan, om<br />

zijne befchuldigers in regten te vervolgen, hetwelk<br />

CRANMER christelijk en edelmoedig weigerde, veel<br />

eer waarfchuwde hij zijne befchuldigers, met bijgevoegde<br />

vermaning, om zich in het vervolg te wachten,<br />

ja hij was zelfs voor een' van hen , die bij<br />

den Koning om bijzondere redenen in ongenade gevallen<br />

was, een voorfpraak.<br />

In het jaar 1544 werd op voorftel van CRANMER<br />

befloten, het Pausfelijk Kerkelijk regt af te fchafferi,<br />

en 32 kundige mannen benoemd, om een nieuw<br />

Kerkelijk regt en Kerketucht te ontwerpen. Dit had<br />

had echter geenen voortgang voor de regering van<br />

EDUARD VI.<br />

In het volgende jaar 1545 werden nog eenige bijgeloovige<br />

plcgtigheden, als de aanbidding van het<br />

kruis, en het luiden der klokken daags voor St.<br />

Andriesdag op bevel des Konings afgefchaft.<br />

HENDRIK, die thans in den oorlog met Frankryk<br />

en Schotland was ingewikkeld, poogde de genegen-<br />

V 5 heid<br />

1 C. G.<br />

lari 517.<br />

>t 155a-<br />

Verve •<br />

Sing-


Ha C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552.<br />

314 K E R K E L I J K E<br />

heid zijner onderdanen te winnen , door zoo veel<br />

mogelijk de beide Godsdienstpartijen genoegen te<br />

geven. Hij benoemde dan in plaats van THOMAS<br />

ATJDLEY , een' begunftiger der Proteftanten , die<br />

overleden was , een' fterken Roomschgezinden ,<br />

THOMAS WRIOTHESLEY, tot Kanfelier, ten genoe-<br />

ge der Roomfchen, en in deszelfs plaats tot Staats-<br />

fecretaris WILLIAM PETERSEN, een'bijzonder vriend<br />

van CRANMER. Naar Frankryk overftekende, droeg<br />

hij het bewind van zaken gedurende zijn afwezen<br />

op aan de Koningin, gevende haar tot Raden den<br />

Aartsbisfchop van Kanterbury CRANMER , den Kan­<br />

felier, den Graaf van Hartfort, en den Staarsfe-<br />

cretaris PETERSEN. De vrede met Frankryk geflo­<br />

ten zijnde, kwam de Franfche Admiraal D'ANNE-<br />

BAUT als Gezant van FRANCOIS I. in Engeland<br />

over in het jaar 1546. Deze deed in naam van<br />

zijn' Koning aan HENDRIK , ten aanzien van den<br />

Godsdienst, eenige opening tot het affchaffen der<br />

Mis, waar over men in onderhandeling trad, fchoon<br />

het fpoedig bleek , dat dit bij geen van beide deze<br />

Vorsten ernst was, daar FRANCOIS te zelfden tijde<br />

de vervolging zijner Proteftantfche onderdanen voort­<br />

zette, en HENDRIK insgelijks de Hervormden op<br />

nieuw vervolgde. Onder anderen werd SHAXTON ,<br />

Bisfchop van Salisbury, die reeds fedett het jaar<br />

*539 gevangen was geweest, in het jaar 1546 ter<br />

dood veroordeeld, doch hij herriep zijne gevoelens,<br />

en verkreeg vergiffenis. Naderhand is hij, onder<br />

Koningin MARIA, één der hevigfte vervolgers van<br />

de Hervormden geweest.<br />

Stand-


G E S C H I E D E N I S . 3i5<br />

Standvastiger gedroeg zich ANNA ASKOUGH, uit ia C. G.<br />

een adelijk gedacht. Ongelukkig getrouwd met eenen [aari5i7.<br />

•.ot 1552.<br />

man, die een buitenfporig ijveraar was voor het<br />

Roomfche geloof, werd zij door denzelven, zoodra<br />

hij ontwaar werd, dat zij de Hervorming was toegedaan<br />

, uit zijn huis verdreven , en vervolgens te<br />

Londen gevangen genomen. Zij was eene vrouw<br />

van veel kunde, en van een goed doorzigt in zaken<br />

van Godsdienst, en ervaren in de Heilige Schrift;<br />

in hare gevangenis gedroeg zij zich verftandig ,<br />

kloekmoedig en ftandvastig; zij onderging de wreedfte<br />

folteringen, haar aangedaan, opdat zij hare medegeloofsbelijders<br />

zoude ontdekken, zonder iemand<br />

te noemen. Ter dood veroordeeld, en reeds naar<br />

den brandftapel gevoerd wordende, werd haar van<br />

's Konings wege pardon aangeboden , indien zij wilde<br />

herroepen, maar beloften konden haar zoo min<br />

bewegen, als de vreeze des doods, om haar geloof<br />

te verzaken. Zij ftierf met een' bedaarden moed en<br />

onwankelbaar vertrouwen, en haar dood ftrekte tot<br />

bemoediging van eenige anderen, die te gelijk met<br />

haar denzelfden dood om den Godsdienst lijden<br />

moesten (*).<br />

De Roomschgezinde partij hier mede niet te vre­ CRANMER<br />

de, deed eene nieuwe poging, om ook den Aarts­<br />

in gevaar.<br />

bisfchop CRANMER te verderven. Zij befchuldigden<br />

hem bij den Koning, als het hoofd der Hervormden,<br />

en deden den Koning opmerken, dat men te<br />

ver-<br />

(*) Men leze het roerend verhaal van deze waardige<br />

vrouw bij GERDES /. c. ƒ>. 334-352.


na C. G . vergeefs bijzondere lieden ftrafte om de Ketterij, zoo<br />

Jaari5i;<br />

tot 1552 • lang derzelver begunftiger en hoofd in het hoogde<br />

' aanzien en waardigheid bleef. Zij verkregen ook<br />

werkelijk van den Koning, dat CRANMER, indien<br />

men gewigtige oorzaken tegen hem had, naar den<br />

Towr zou gebragt worden. Maar tevens ontdekte<br />

de Koning aan hem de geheele zamenzwering zijner<br />

vijanden, met raad, om voor de Regters te verfchijnen,<br />

maar zich op den Koning te beroepen,<br />

indien zij hem geene behoorlijke vrijheid lieten, om<br />

zich te verdedigen; zelfs ftelde hem de Koning zijn'<br />

eigen zegelring ter hand, om dien in dat geval te<br />

vertoonen, en aan zijn beroep op den Koning dus<br />

kracht te geven, CRANMER dien raad volgende,<br />

beriep zich op den Koning, die zijne vijanden toen<br />

hevig bedrafte, verklarende, dat hij nooit zou dulden,<br />

dat zijn' getrouwden dienaar eenige moeite<br />

werd aangedaan, en dat hij veeleer die genen zou<br />

ftraffen, die iets met geweld of list tegen hem zouden<br />

willen ondernemen.<br />

Ook de<br />

Koningin<br />

KATHARI­<br />

NA 1'AERE<br />

3i6 K E R K E L IJ K E<br />

Zoo ver ging echter thans de domheid der<br />

Roomschgezinde partij, dat zij eenen aanflag vorm­<br />

de, om de Koningin KATHARINA PARRE zelve te<br />

verderven. De Koning, die van een' gemelijken en<br />

gramdorigen aard was, welke met den ouderdom<br />

en ligchaamsongemakken van dag tot dag verflimmerde,<br />

had eenig misnoegen tegen de Koningin opgevat,<br />

omdat zij menigmaal bij hem ten voordeele<br />

der Hervormden fprak, en dit eens aan den Bisfchop<br />

GARDINER te kennen gegeven. Deze zat<br />

hier op niet ftil, maar fpande met den Kanfelier<br />

aan,


GESCHIEDENIS. 3*7<br />

aan, om de Koningin te befchuldigen, die men te i ia C. G.<br />

aarisv.<br />

last leide, dat zij eene begunftigfter en voorfpraak .<br />

ot 1552.<br />

was geweest van de onlangs om Ketterij verbrande<br />

ANNA ASKOUGH , dat zij en hare Staatjuffers Ketterfche<br />

Boeken hadden en lazen enz. Men was<br />

reeds zoo ver gevorderd, dat men eene Akte van<br />

befchuldiging had opgefteld, welke van den Koning<br />

geteekend en gezegeld was, met bijgevoegd bevel,<br />

om de Koningin naar den Towr te brengen. Doch,<br />

door eene bijzondere befturing der Voorzienigheid ,<br />

verloor de Kanfelier deze Akte, die hij in zijn' boezem<br />

geftoken had. Zij werd door eenen vriend der<br />

Koningin gevonden, en aan haar ter hand gefield.<br />

De Koningin ontftelde op het zien van 's Konings<br />

hand, 'maar begaf zich, zonder den moed te verliezen<br />

, naar den Koning, om , ware het mogelijk t<br />

zijne drift te bedaren. De Koning begon terftond<br />

met haar over zaken van Godsdienst te fpreken.<br />

De Koningin gaf hem ten antwoord: Dat de vrouw<br />

bij de eerfte fchepping aan den man onderworpen<br />

was, en dat het haar voegde, zich van den man te<br />

laten onderwijzen, gelijk zij bijzonder noodig had,<br />

van eenen zoo ervarenen en wijzen Koning onderwezen<br />

te worden. ,, Neen, bij MARIA ! hernam<br />

de Koning: gij zijt een uitnemend Leeraar, gij zijt<br />

bekwaam, mij te onderwijzen, en hebt niet noodig<br />

van mij te leeren." Het antwoord der Koningin was:<br />

Dat zij thans befpeurde, dat de vrijheid, welke zij<br />

dikwijls in gemeenzame gefprekken genomen had,<br />

misduid werd, hoewel zij dit enkel had gedaan ,<br />

om door tijdverdrijf 's Konings ongemakken te ver-<br />

zach


na C. G . zachten, en van hem te leeren , gelijk zij ook dank­<br />

Jaari5i7<br />

baar erkende, veel van hem geleerd te hebben. Als<br />

tot 155a<br />

het zoo is, zeide HENDRIK , dan zijn wij weder verzoend<br />

, en haar omhelzende, nam bij haar weder in<br />

zijne genade aan, met belofte van eene llandvastige<br />

liefde, 's Anderen daags kwam de Kanfelier , hier<br />

van onbewust, met 40 man van de Lijfwacht, om<br />

de Koningin naar den Towr te brengen. De Koning,<br />

die met de Koningin juist in den tuin wandelde<br />

, hem ziende aankomen, trad hem te gemoet,<br />

en voer in hevige drift tegen hem uit; men hoorde<br />

hem den Kanfelier, fchurk! gek! beest! fchelden ,<br />

en hem gebieden, aanftonds uit zijne oogen te gaan.<br />

Dus werd de Koningin bewaard, en de onderneming<br />

tegen haar viel op het hoofd van hare vijanden.<br />

De Bisfchop GARDINER durfde federt dien tijd den<br />

Koning niet onder de oogen te komen ; maar bijzonder<br />

trof 's Konings toorn den Hertog, van Nortfolk<br />

en deszelfs Zoon , den Graaf SURREY. Zij<br />

werden om Staatsmisdrijven beiden ter dood verwezen<br />

, en het vonnis op den ioden Januarij 1547 aan<br />

den Zoon voltrokken; de Vader behield het leven ,<br />

door den dood des Konings, die in den nacht voor<br />

den dag, welke ter doodftraf van den Hertog beftemd<br />

was, overleed, in den ouderdom van 56 jaren,<br />

in het 38de jaar van zijne regering.<br />

GelukkigevoortgangderHervormingonder<br />

EDU-<br />

AKD VI.<br />

318 K E R K E L I J K E<br />

De dood van HENDRIK en de regering van zijnen<br />

opvolger EDU-ARD VI. veroorzaakten eene groote<br />

verandering ten goede van de Hervorming; alle vervolging<br />

om den Godsdienst werd terltond gellaakt,<br />

en alles bereid en gefchikt, om de Hervorming vol-<br />

ko-


G E S C H I E D E N I S . 3*9<br />

komen tot ftand te brengen, HENDRIK liet Hechts na C. G.<br />

eenen eenigen Zoon na, EDUARD VI, dien hij bij Iaari5i7.<br />

tot 155a-<br />

JOANNA SEYMOUR verwekt had , wel is waar,<br />

flechts 9 jaren oud, maar in alles ver boven zijne<br />

jaren fchrander en kundig, en van eenen godvruchtigen<br />

imborst. HENDRIK had, bij uiterften wil ,<br />

eenen Raad van 16 perfonen tot Voogden over zijnen<br />

Zoon aangefteld, welke terflond met eenparige<br />

4S><br />

ftemmen het oppergezag onder den titel van Protector<br />

, (Befchermer,) des Konings en des Rijks ,<br />

opdroeg aan EDUARD , Graaf van Herford , Broeder<br />

van de Koningin SEYMOUR, en Oom van Koning<br />

EDUARD, een' godvruchtig en verflandig man, die<br />

openlijk de partij der Hervormden was toegedaan.<br />

De jonge Koning werd in de beginfelen van het<br />

Hervormd Geloof onderwezen door RICHARD COX ,<br />

een geleerd en deugdzaam man, en gaf terflond bij<br />

het begin zijner regering reeds blijken van zijne gezindheid<br />

, toen hij den 7den Februarij 1547 den<br />

Aartsbisfchop CRANMER in zijne waardigheid op<br />

nieuw bevestigende, dien vermaande, om niet alleen<br />

zelf zijn ambt naar den regel van het Euangelie<br />

waar te nemen, maar ook te zorgen, dat het<br />

onderwijs en beduur der Gemeenten aan kundige en<br />

godvruchtige Leeraren werd opgedragen.<br />

De Protector, onderfleund door CRANMER, hoe<br />

zeer de Kanfelier, Graaf van Southampton , GARDI­<br />

NER , BONNER en TONSTALL , die leden van den<br />

Raad waren, zich hier tegen kantten, floeg terflond<br />

de hand aan het werk, om de Hervorming , met<br />

beleid, voort te zetten en te voltooijen. In de eerl<br />

fte


naC G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

PETRUS<br />

MARTVR<br />

en anderen<br />

naar<br />

Sso K E R K E L I J K E<br />

fte plaats werden de beruchte zes artikelen, die on­<br />

der de vorige regering waren vastgefteld, nu ver­<br />

nietigd, te gelijk met al de Plakaten van Koning<br />

HENDRIK, omtrent den Godsdienst, en twee tegen<br />

de Lollarden, of aanhangers van WIKLEF, tot wel­<br />

ken ook die van LUTHER gerekend werden; voorts<br />

werden de Beelden uit de Kerken genomen, en de<br />

[childerijen , welker plaats vervangen werd door<br />

[tichtelijke fpreuken uit de Heilige Schriften. Insge­<br />

lijks alle Crucifixen, in wier plaats de wapens van<br />

len Koning gefield werden, met gepaste bijfchrif-<br />

:en, op gelijke wijze, uit de Heil. Schrift ontleend.<br />

De Procesfien of omgangen werden verboden, goe­<br />

ie Homilien of Kerkredenen ten dienfte der Kerken<br />

Afgegeven, de omfchrijving van het Nieuwe Testa-<br />

nent door ERASMUS werd in het Engelsch vertaald,<br />

:n te gelijk met den Bijbel in de Kerken gelegd ,<br />

3m van elk gelezen te kunnen worden. Bij befluit<br />

nn het Parlement werd het gebruik des Avondmaals<br />

ander beide gedaanten van brood en wijn voor al­<br />

les , ook voor de Leeken, vastgefteld, en de ftille<br />

Misfen afgefchaft. De Kanfelier werd, om misfla-<br />

j;en in zijn ambt begaan, afgezet, GARDINER en<br />

BONNER werden, gedurende de zitting van het Par­<br />

lement, in hechtenis genomen , opdat zij deszelfs<br />

befluiten niet zouden tegenwerken, maar zoodra het­<br />

zelve gefcheiden was, weder op vrije voeten gefield<br />

en eene algemeene Amnestie afgekondigd.<br />

Doch alzoo men , ter voortzetting der Hervor­<br />

ming , in Engeland meestal gebrek had aan kundige<br />

en geoefende Leeraren, werden op raad van CRAN­<br />

MER


G E S C H I E D E N I S . 331<br />

HER derwaarts genoodigd PETRUS MARTYR VER- 1 ia C G.<br />

MILI , en B E R N . O C H I N U S , Italianen , vervolgers aan . 517.<br />

ot 155a.<br />

JOANNES A L A S C O , een Pool. en eindelijk MARTI-<br />

NUS B U C E R U S en P A U L U S F A G I U S , welke met an- '.<br />

dere vreemdelingen, die thans in Engeland over- '<br />

kwamen, aan de Hervorming aldaar groote dienften<br />

bewezen hebben.<br />

PETRUS MARTYR was geboortig van Florence.<br />

en in het Augustijner Klooster opgevoed, hij had<br />

te Padaa zich in de Griekfche Taal en in de Wijsbegeerte<br />

geoefend, en vervolgens te Bologna op het<br />

Hebreeuwsch en de Godgeleerdheid ijverig toegelegd,<br />

maar de zeden zijner Ordensgenooten wat<br />

ftreng beftraffende, maakte hij hunnen haat tegen<br />

zich gaande, om welken te entgaan hij zich naar<br />

Napels begaf, alwaar hij in het geheim eene Gemeente<br />

verzamelde. Van Imr begaf hij zich naar<br />

Lucca, alwaar hij IMMANUEL TREMELLIUS, een*<br />

geboren Jood, CELSUS MARTINENGO, en anderen,<br />

tot zijne medehelpers had 5 dasr na genoodzaakt<br />

zijnde, Italië te verlaten, kwam hij te Zurick, van<br />

daar te Bazel, en eindelijk te Straatsburg, en v&n<br />

hier ging h ;<br />

j over naar Engeland., alwaar hij voor<br />

de Hervorming uitnemend nuttig geweest is.<br />

BERNARDINUS OCHINUS , vanSiene. in een Brands»<br />

ianerKlooster; opgevoed, nam, nog jong zijnde, het<br />

kleed en de ftrenge levenswijze der Kapucijnen aan,<br />

wier naam toen begon bekend te worden. Hij werd<br />

fpoedig voor den besten Prediker gehouden van geheel<br />

Italië. Doch door zijne leeringen over de regtvaardigheid<br />

niet uit de wet maar door JEZUS CHRISTUS tn an-<br />

HERV. II. X de-<br />

Lngeland<br />

,niboden<br />

;ERNAR-<br />

JU-ÜS<br />

DCHINUS.


? C, c dere van d<br />

JjÖli vl;;<br />

tot 1552<br />

1<br />

RoonTche leer afwijkende , in den haat<br />

van den Pr.us zelven vervallen zijnde, verliet hij in<br />

' het jaar 154.2 zijn Kloos'er in Italië, en verhuisde<br />

JOANNES<br />

A LAii.'J.<br />

MAITlN.<br />

32a K E R K E L I J K E<br />

met PETRUS MARTYR naar Zwitferland, en wel<br />

naar Geneve, alwaar hij de Hervormde leer omhels­<br />

de. Thans kwam hij met MARTYR in Engeland,<br />

naderhand uit Engeland terug gekeerd, predikte hij<br />

het Euangelie te Zurich. Doch eindelijk heeft hij,<br />

door zijne bijzondere gevoelens, tot vele onlusten en<br />

twisten aanleiding gegeven, gelijk wij in het vervolg<br />

zien zullen.<br />

JOANNES A LASCO was de bekende Hervormer der<br />

Oostfriefche Kerken, en thans Euangelieleeraar te<br />

'Émbden ', hij kwam in het jaar 1548 naar Engeland,<br />

op aandrijven van PETRUS MARTYR, hebbende daar<br />

toe voor eenen zekeren tijd verlof gekregen van de<br />

Gravinne ANNA VAN OLDENBURG, waarom hij, zij­<br />

ne zaken in Engeland verrigt hebbende, naar Emb-<br />

den terug keerde, doch wegens de verwarringen ,<br />

welke daar en in geheel Oostfriesland plaats hadden,<br />

over het Interim van Keizer KAREL , moest hij zich<br />

weder naar Engeland begeven, alwaar hij gebleven<br />

is tot de regering van Koningin MARIA.<br />

MARTINUS BUCBRÜS , te Selftad in den Elzas ge­<br />

boren , is bekend door zijne geleerdheid, godsvrucht<br />

en arbeidzaamheid ter bevordering der Hervorming.<br />

Hij is irt Engeland, na een tweejarig verblijf al­<br />

daar , overleden , den 28ften Januarij des jaars<br />

1551. Kort voor zijn' dood herhaalde hij menig­<br />

maal , dat, bij zoo grooten ijver van velen, om<br />

God te kennen en de Kerk te hervormen, hij nog-<br />

tans


T> E S C II I E D E N I S. 3^3<br />

'tans vreesde, dat hunne loffelijke pogingen niet ge-1 ia C. G.<br />

aar 15 7-<br />

lukkig voortgaan of lang beftendig zijn zouden, |<br />

ot 1552»<br />

door gebrek van tucht, waar door de ondeugenden<br />

befhaft en de orde in den dienst behouden bleven.<br />

Zijn vriend PAULUS FAGIUS van Rytmbern in i 'AUI.OS<br />

;AGiUS.<br />

den Paltz, die met BUCERUS werkte aan eene ver­<br />

klaring van den geheelen Bijbel, zoodat BUCERUS<br />

het Nieuwe en FAGIUS het Oude Testament bear­<br />

beidde, werd door den dood, al vroeger dan BU­<br />

CERUS, te weten, in het jaar 1549, weggerukt.<br />

Door deze mannen, onderfteund door CRANMER, Voortgang<br />


344 K E R K E L I J K E<br />

tin C. G vervolgens tot de meening der Lutheranen en gaf<br />

Jaari5i7<br />

tot den Katechismus van JUSTUS JONAS in eene Engel­<br />

1552<br />

fche vertaling uit, doch nu overreed door de redetien<br />

van MARTYR en JOANNES A LASCO, nam hij<br />

Ie leere der Hervormden aan, zoo als ook de Bis-<br />

'chop REDLEY deed. Thans werd ook de Liturgie<br />

1 Ier Engelfche Kerk opgefteld, welke in zich bevatte<br />

< le Formuliergebeden, de Formulieren van de bedie-<br />

J ïing der Sacramenten, de overige Kerkplegtigheden,<br />

< n eindelijk de wijze van bevestiging der bedienaren<br />

l les Goddelijken woords. De drie eerde Hukken<br />

1 naken het Book of common praijer der Engelfche<br />

1 Cerk- uit, hetwelk, met eenige verandering onderKo.<br />

1 lingin ELIZABETH gemaakt, nog het dienstboek dier<br />

1 [erk is. Ook werd er eene Geloofsbelijdenis der<br />

1 ingelfche Kerk opgefteld en aangenomen, welke uit<br />

1 i [LII artikelen beftond, die onder de regering van<br />

1 XIZABETH tot XXXIX gebragt zijn , en de Ge-<br />

1 jofsbelijdem's der Engelfche Kerk tot heden toe<br />

l itmaken. Ook werd het Kerkelijk Regt gezuiverd<br />

c n een Kerkelijk Wetboek opgefteld, bevattende LI<br />

: rtikelen, hetwelk echter geen openbaar gezag ver-<br />

I reeg, door den voor de Hervorming zoo ongeluk-<br />

l igen als vroegtijdigen dood van Koning EDUARD<br />

\ Th<br />

Straf der Daar wij hier van het Kerkelijk Wetboek fpre-<br />

Ketteren. ^<br />

en, mogen wij niet voorbij aan te teekenen, dat<br />

z ïlfs de Hervormden , bij voorbeeld , CRANMER ,<br />

u dezen tijde nog in begrip waren, dat de Ketters<br />

Q et den dood geftraft moesten worden; dus werden<br />

d ; Wederdoopers en anderen, die behalve in den<br />

Kin-


G E S C H I E D E N I S . 3*5<br />

Kinderdoop, ook omtrent de Godheid van CHRIS­ M C. G.<br />

[arm 17.<br />

TUS, deszelfs menschwording en voldoening, om­<br />

tot 1552»<br />

trent de Drieëenheid, in gevoelen, van de algemeen<br />

aangenomene leer verfchüden , tot ftraffe, ja<br />

tot den branclftapel veroordeeld. Het doet het karakter<br />

van den jongen Koning EDUARD eere aan,<br />

dat hij hier in van anders zeer uitmuntende Kerkhervormers<br />

verfchilde. Zekere vrouw van de fecte<br />

der Wederdoopers, met name JOANNA BOCHER , of<br />

VAN KENT , was, om hare begrippen van de<br />

mënschwording van den Zaligmaker, veroordeelc<br />

om verbrand te worden, CRANMER vergde der t<br />

jongen Koning, om dit vonnis met zijne oncfertee<br />

kening te bekrachtigen. Doch hij weigerde dit vol<br />

Ibekteiijk, zeggende: „ Dat men door dergelijke von<br />

nisfen over zaten, die het geloof of het gewete 1<br />

betroffen, zich aan diezelfde wreedheid fchuldi r<br />

maakte, van welke men de Roomfche Kerk, ms t<br />

zoo veel regt, befchulcligde." CRANMER was onl<br />

huist, maar, hoe zeer hij ceders zeer zacht va<br />

aard was, bleef hij aanhouden, om 's Konings bi<br />

krachtiging, zoo dat deze eindelijk zich genoodzaal<br />

zag, de ondertekening te doen, doch niet zondi<br />

tranen te ftorten s en onder herhaalde betuiging, d It<br />

hij deze veroordeeling niet voor zijne rekening wih !e<br />

nemen, maar die ter verantwoording aan den Aart s-<br />

bisfchop overliet.<br />

Ondertusfchen bleef'sKonings oudfle Zuster,<br />

Prinfes MARIA, Dochter van KATHARINA van A<br />

ragon, bij den Roomfchen Godsdienst, dien<br />

X 3<br />

v<br />

le 'sKonings<br />

r_ Zuster<br />

MARIA.<br />

zij blijft<br />

an


na C. G. van hare moeder had ingezogen, volharden , zon­<br />

Jaari 51 7. der zich door eenige voordellen te laten bewegen ,<br />

toe 1552.<br />

om den Hervormden aan te nemen. Alhoewel nu<br />

Rcomsch<br />

gezind,<br />

maar KLI-<br />

ZABI-.TÏI<br />

wordtin<br />

de Hervormde<br />

leer ondei<br />

wezen<br />

Dood van<br />

den BértogvanSflmmerfetb,P10ttecor.<br />

.-,.6 K E R K E L I J K E<br />

deszelfs oefening thans verboden was, duldde men<br />

nogtans, dat zij hare eigene Priesters had, die voor<br />

haar de Mis vierden in hare woning; nogtans alles<br />

zoo in het geheim, dat niemand reden bad, om zich<br />

daar aan te ergeren. Maar de Princes ELIZABETH ,<br />

Dochter van ANNA BOELEIN , genoot het onderwijs<br />

van MATTHEUS PARKER. , en omhelsde de Hervor­<br />

ming, welke zij naderhand met zoo veel aanzien<br />

en waardigheid in Engeland gevestigd en gehand­<br />

haafd heeft.<br />

Het ongelukkig einde van den Protector, den<br />

Hertog van Sommerfeth, was in het jaar 155a een<br />

groot verlies voor de Hervormden in Engeland. In<br />

het jaar 1549 had hij zich in de treurige omRan-<br />

digheid bevonden, dat zijn Broeder THOMAS SEY­<br />

MOUR , Admiraal van Engeland, door het Parle­<br />

ment ter dood was veroordeeld en onthoofd ge­<br />

wórden. Deze THOMAS SEYMOtfR bezat eene on­<br />

bepaalde eerzucht, en had, na vergeefs naar een<br />

huwelijk niet de Prinfes ELI'ZABETH gedaan te heb­<br />

ben , KATHARINA PARRE getrouwd, de weduwe van<br />

HENDRIK Vilï. Niet te vrede, met deze eer, wil­<br />

de hij, gelijk zijn Broeder Protector was, bijzon­<br />

der zich laten verkiezen tot Beftiturder of Gouver­<br />

neur van den jongen Koning, waar over de hoogst-<br />

gaande twist en uveedrast tusfehen hem en zijnen<br />

Broeder den Protector ontdond. Evenwel met ziin<br />

voor-


G E.S C H I E D E N,I $. 3*7<br />

voornemen voortvarende, wist hij van den Koning<br />

een gefchrift te verkrijgen , - waar bij deze aan het<br />

Parlement verzocht, dat THOMAS SEYMOUR tot zijn'<br />

Gouverneur mogt worden aangefteld. De Protector<br />

en de Raad konden dit niet dulden, en dagvaardden,<br />

hem voor zich, zonder dat hij verfcheen, waar op<br />

zij befloten, hem naar den Towr te zenden, welk<br />

befluit hem gedwee maakte voor eenen tijd. Zijne<br />

Gemalin, de gewezene Koningin PARRE , was on-<br />

dertusfchen in het jaar 1548 overleden. Na haren<br />

dood ftond hij op nieuw , doch vruchteloos , naar<br />

de band van de Prinfes ELIZABETH ; door deze her­<br />

haalde mislukking vergramd, befloot hij den Koning<br />

met geweld naar zijn Kasteel te vervoeren, en zijn<br />

Broeder afgezet hebbende, de befturing van het Rijk<br />

meester te worden, vergeefs poogde zijn Broeder de<br />

Protector hem van zijne voornemens af te brengen;<br />

hij werd dan eindelijk in den Towr gezet, en door<br />

het Parlement ter dood verwezen zijnde, den i3den<br />

April 1549 onthoofd, niet zonder dat de Protector,<br />

die met den Raad zijn vonnis onderteekend had ,<br />

zich den haat van velen door dezen dood zijns<br />

Broeders op den hals laadde. In het volgende jaar.<br />

1550 ondervond hij reeds de gevolgen van deze<br />

daad, daar men hem van verfcheidene misdaden be-<br />

fchuldigde, en hij van alle zijne waardigheden ont­<br />

bloot werd. Doch in het jaar 1551 weder in gunst<br />

herlleld zijnde, werd hij door den Graaf van War­<br />

wik, naderhand tot Hertog van Northumberlanu<br />

benoemd, wiens Dochter met zijn' Zoon getrouwe<br />

wa3, valfchelijk befchuldigd, als had hij eenen aan-<br />

X 4 fl*f<br />

na CG.<br />

Jaaris 17.<br />

cot 155*'


m C. G<br />

JaariS!7.<br />

Dood van<br />

Koning j<br />

EOUAUL)<br />

VI. *<br />

3»8 K E R K E L I J K E<br />

flag op deszelfs leven gemaakt. In de maand Oetober<br />

1551 werd hij net zijne vrouw en alle zijne<br />

aanhangers in den Towr gezet, en vervolgens ter<br />

dood gevonnisd over de misdaad van Felonie, of<br />

beraamden moord en manflag. Ingevolge van dit<br />

vonnis werd hij dea aafcn January 1552 openlijk<br />

>n;hoofd, tot algemeene dïoefhc-ü van bet volk,<br />

] letwelk hem beminde. Velen doopten hunne zak-<br />

« toeken tér gedachtenis in zija bloed; en men ver-<br />

I iaafc, dat, wanneer deze zelfde Hërfog van Nort-<br />

; mmberland naderhand oadcr de roering van Kolingin<br />

MARIA naar dea Towr gebïagt werd, zekere<br />

dele vrouw hem een' van deze bebloede neusdoeken<br />

ertoonde, zegende: Zie hier het bloed van dien<br />

ëugdzamen, den Oom van de:i ulunantendjlen Forst.<br />

Ttt bloed, door uwe fnoode kunfiénarijtn vergoten,<br />

egint r.u openlijk wraak ven tt te eifchen!<br />

Doch Cs awaarfls lieg trof de hj.vormiii.» in<br />

ingeland, c.oc:- den ;'ood van dj:j voottreffelijkea<br />

[ooing EDUARD VI, ia het jaar i 5 5 3. Hij had<br />

:eds vaa hot begin van dat jaar af gewörfteld met<br />

e ;ne bcr^dag op de borst, die tot tering over-<br />

S ing, warr uit een gerucht ontftond, dat hij ver»<br />

g :ven was, waar van toch geen vaste blijk of eenig<br />

b ïwijs voorhanden is. Hei gevaar, waar in zijn<br />

]£ ven verkeerde, ontwarende, verdubbelde de god-<br />

V uchtige jongeling zijne zorg voor de armen, daar<br />

t( e zich van den raad van JOAN REDLEY, Bisfchop<br />

v; m Londen, bedienende, meermalen gaf hij 00!; zijn<<br />

1 bekommering omtrent het lot van den Godsdienst<br />

te keunen, wanneer, bij zijn' dood, zijne Zuster<br />

MA-


GESCHIEDENIS. 3»9<br />

MARIA hem zou opvolgen; van welke bekommering MC. G.<br />

Jaari5i7.<br />

des Konings de Hertog van Northumberland ge­<br />

tot 155»*<br />

bruik maakte, om hem over te halen, dat hij zijne<br />

beide Zusters MARIA en ELIZABETH, als wier regtmatige<br />

geboorte aan twijfeling onderworpen was,<br />

uitfluitende, JOANNA GRAV, die hem het naaste in<br />

den bloede beflond, en met den Zoon des Hertogs<br />

getrouwd was, bij uiterften wil tot de opvolging<br />

bettende, eene uitmuntende Prinfes, die met haar<br />

geheele hart der Hervorming was toegedaan. Doch<br />

deze beltemming kostte haar het leven, gelijk wij<br />

zien zullen.<br />

EDUARD ftierf, gelyk hij geleefd had, godvruchtig.<br />

Zijn feaffte gebed, hetwelk hij met geflotene<br />

oogen en zonder dat hij meende gehoord of verflaan<br />

te worden, uitboezemde, was door een' of anderer<br />

opgeteekend, en liep op dezen zin: „ O Heen<br />

God! verlos m«j uit dit ellendig en moeijelijk le<br />

" ven, en neem mij op in de vergadering uwe:<br />

uitverkorenen. Echter niet gelijk ik wil, maa;<br />

' uw wil alleen gefchiede! O Heere, aan u be<br />

" veel ik mijnen geest. Gij Heere weet, hoe ge<br />

„ lukkig en zalig mijn flaat zou wezen, indien il I<br />

„ bij en met u ware!<br />

„ Doch, bewaar dit leven, om uwer uitverko<br />

„ renen wil, en herflel mij in vorige gezondheid »<br />

„ opdat ik u getrouwelijk dienen moge.<br />

„ Ach mijn Heer en God, wees uw volk gur<br />

„ flig en genadig, en behoud uw erfkoningrijl<br />

„ Ach Heere God, bewaar uw uitverkoren vol k<br />

„ van Engeland. Ach, mijn Heer en God, b<br />

X 5 „ fcher n


na C. G. „ fcherm dit Rijk en weer van hetzelve de Paperij;<br />

Jaarisi7.<br />

„ en verdedig den waren Godsdienst en de zuivere<br />

tot 1552.<br />

„ vereering van uwen naam, opdat ik en mijn volk<br />

„ uwen allerheiligften naam mogen loven en groot-<br />

»<br />

i<br />

]<br />

1<br />

1<br />

l<br />

J<br />

v<br />

o<br />

e<br />

V<br />

li<br />

V<br />

h<br />

2<br />

V<br />

z<br />

si<br />

d<br />

e£<br />

al<br />

w<br />

le<br />

Z£<br />

n i a k e n<br />

' A<br />

(*)•" Kort daar na den dood<br />

roeiende naderen, zeide bij tegen den Ridder sio-<br />

JEY : Mijne krachten begeven mij! en met de<br />

voorden : Heere ontferm u mijner, en ontvang<br />

lijnen geest ! blies hij in deszelfs armen den katten<br />

adem uit, in den jeugdigen ouderdom van 16<br />

iren, in het 7de jaar van zijne regering, EDUARD<br />

Jov&t van alle Gefchiedfchrijvers van dien tijd hooelijk<br />

geprezen, als een wonder van zijne eeuw,<br />

an een allervoortreffelijkst karakter, en die natuur*<br />

jke begaafdheden en verkregene kundigheden bezat,<br />

'aar door men hem , fchoon nog in zijne eerfte<br />

ugd, aan de grootfte mannen gelijk kon ftellen.<br />

ijne deugd en godsvrucht, met weike hij geene<br />

:rtooning wilde maken, blonken, gedurende zijne<br />

ekte, op eene bijzondere wijze in hem uit, en<br />

jn ijver voor den gezuiverden Godsdienst verdien-<br />

: des te meer den hoogften lof, omdat dezelve<br />

n verlichre ijver was, en gepaard ging met eene<br />

jemeene zuivere en welbeftuurde menfchenliefde,<br />

aar door hij, boven de vooroordeelen van zijnen<br />

:ftijd verheven, afkeerig was van alle onverdraagamheid<br />

en vervolging.<br />

wordt y<br />

Koningin<br />

33o K E R K £ L Ij K E<br />

Volgens den uitetflen wil van den Koning EDUARD<br />

', werd zijne Nicht JOANNA GRAY, Dochter van<br />

(*) GERDES /. c. T. IV. Monum. p. r.33.<br />

den


G ES e iiï EDËNIS. 33*.<br />

den Hertog van Suf alk, a!s Koningin uitgeroepen , n C. G,<br />

doch naauwelijks waren acht dagen verloopen , of Iaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

alles verklaarde zich ten voordeele van 's Konings<br />

oudfte Zuster MARIA, Dochter van HENDRIK VIII<br />

en KATHARINA van Arragon, van welke deze Koning<br />

zich had doen fcheiden. Zij was met eenen<br />

bijgeloovigen ijver bezield voor de Roomfche Kerk ,<br />

in welker leere zij was opgevoed, en bij welker oefening<br />

zij ftandvastig gebleven was , gedurende de<br />

regering van haren Broeder EDUARD. Haar natuurlijk<br />

karakter, hetwelk daar in door den aard van<br />

haren Godsdienst verfterkt werd, was heerschzuch»<br />

tig en overhellende tot wreedheid. Haar eerfte werk<br />

dus, na dat zij hare mededingfter JOANNA GRAY,<br />

aan welke echter de kroon tegen haren eigenen zin,<br />

als 't ware, was opgedrongen , benevens derzelver<br />

voorftanders en naastbeftaanden ter dood had laten<br />

brengen, welken deze deugdzame Vorstin met alle<br />

blijken van godsvrucht en gelatenheid onderging ,<br />

was, door het Parlement de handelingen en vastheb<br />

lingen onder EDUARD'S regering te doen vernietigen,<br />

de echtfcheiding van HENDRIK met KATHARINA van<br />

Arragon te veroordeelen, en zijn huwelijk met de<br />

zelve voor wettig te doen verklaren, waar uit t«<br />

gelijk voortvloeide , dat EDUARD en de Prinfes ELD<br />

ZABETH als bastaardkinderen moesten aangemerkt<br />

worden. Zij wilde zelfs terftond , zich openlijk<br />

met den Paus verzoenen , en het Pausdom wedei<br />

invoeren, indien niet GARDINER, dien zij tot harer<br />

Kanfelier benoemd had, met meer voorzigtigheid ,<br />

haar dit afgeraden en vermaand had, langzaam daai<br />

. , me


tm C. G mede voort te gaan. Eerst dus werd er een Pla­<br />

Jaari5i7<br />

lot 1551. kaat, op naam der Koningin , afgekondigd , waar<br />

bij zij erkende, het Roomsch-Katholijk Geloof te<br />

ziin toegedaan, doch tevens verzekerde , dat niemand<br />

zou gedwongen worden, voor dat de zaken<br />

van den Godsdienst met gemeene overeenfiemming<br />

zouden geregeld wezen, dus genoeg te kennen gevende,<br />

wat men van hare regering te wachten had.<br />

Kort daar op werd, onder voorwendfel, om allo<br />

bewegingen voor te komen, aan ieder een verboden<br />

te leeren of te prediken, zonder openbaar verlof,<br />

ivaar door den vooriTanderen der Hervorming de<br />

mond gefloten werd. Ook werden alle ongeoorloofde<br />

bijeenkomflen om den Godsdienst of om andere<br />

redenen onder zware ftraffen verboden. Den Duitfche<br />

en Franfche Leeraars , die onder EDUARD<br />

n Engeland waren overgekomen, werd gelast, het<br />

rlijk te verlaten; gelijk ook JOANNES A LASCO, met<br />

reien der zijnen, en ook PETRUS MARTYR Enge-<br />

'and verlieten. Ook beloofde het huwelijk van MA-<br />

UA met FILIPS, Zoon van Keizer KAREL V, naierhand<br />

zoo berucht in de Gefchiedenis van Nederland,<br />

onderden naam van FILIPS II, niet veel<br />

uinfligs voor de Hervorming van Enge/and.<br />

Hevige<br />

Vervolging.<br />

33a K E R K E L I J K E<br />

Op deze wijze trok het onweder te zamen, hetwelk<br />

ira in eene allerhevigfle vervolging uitbrak, CRAN­<br />

MER , REDLEY, Bisfchop van Londen, LATIMER<br />

nn Worchester, een grijsaard van 80 jaren, benerens<br />

vele anderen, werden gevangen genomen, die<br />

rervolgens ter dood gebragt en aan de vlammen op­<br />

i geofferd zijn. In het jaar 1554 kwam de Kardinaal<br />

PO-


G E S C H I E D E N I S . 335<br />

tOLUS, (POLE,) als Legaat van den Paus, in En ia C. G.<br />

(aaris'7geland<br />

over, wien de Koningin tot Aartsbisfchop van<br />

LOt 155»-<br />

Canterbury of Kantelberg benoemde. Deze onthief<br />

teiüond het Koningrijk van den ban , welken de<br />

Paus over dat land had uitgefproken, en bragt de<br />

verzoening der Engelfche Kerk met den Paus tot<br />

ftand, met vernietiging van alle de befluiten , die<br />

onder HENDRIK VIII en EDUARD VI tegen den Paus<br />

en het Pausdom genomen waren, POLUS echter,<br />

die listig maar van geweld en vervolging afkeerig<br />

was, gelijk hij zelf eenmaal in vermoeden gevallen<br />

was van Lutheranerij, drong iteeds aan op eene<br />

zachte behandeling der Hervormden , maar GARDI­<br />

NER onderfleunde de drift der Koningin en drong<br />

door, dat de wetten met ftrengheid ten uitvoer werden<br />

gebragt. ROGER , HOOPER , SANDER , TAYLEE<br />

en andere uitmuntende mannen , werden toen ter<br />

vure gedoemd en lieten hun leven op den brandfta<br />

pel, om hun geloof, en zonder dat hun eenige re<br />

gelregte overtreding van de wetten kon worden t<<br />

last gelegd. Deze hevigheid verwekte zoodanig eer<br />

misnoegen en verontwaardiging onder het volk, ter<br />

wijl zeer velen daar door in hun geloof geflerk<br />

werden, dat GARDINER eerlang de voortzetting der<br />

zelve overliet aan BONNER, Bisfchop van Londen,<br />

Zelfs zagen de Koningin en Koning FILIPS zich ge<br />

noodzaakt, om te veinzen en door hunnen Biecht<br />

vader te laten verklaren, dat zij eenen afkeer had<br />

den van het Ketterdooden, zoodat alle hatelijkheu t<br />

dezer vervolging op de Geestelijkheid viel, die des<br />

aiettegenftaande met drift en woede voortfloeg. Ii l<br />

he c


83* K E R K E L IJ K E<br />

na C. G I)e<br />

t j'aar 1555 werden 67 lieden, ter zaken van den<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552 Godsdienst verbrand, onder welken vier Bisfchop.<br />

pen en dertien Ouderlingen. In het jaar 1556 nog<br />

85, welker namen genoemd worden in de Kerkgefchiedenis.<br />

In dit jaar werd ook CRANMER , na<br />

eene gevangenis van drie jaren, ter dood gebragt.<br />

Deze man, aan wien de Hervorming zoo veel vcrfchuJdigd<br />

was, wankelde in het begin, verloochende<br />

fchrifrelijk zijn geloof en deed belijdenis van de<br />

Roomfche leer,; doch, ziende, dat dit hem niets<br />

baatte, tegen den haat der Koningin , die op zijnen<br />

dood bleef aandringen, herftelde hij zich, en beleed<br />

met de grootfte blijken van berouw en leedwezen<br />

zijne zwakheid, en duldde den vreesfelijken dood<br />

met de uiterfte kloekmoedigheid , hebbende zelf zijne<br />

regterhand, met welke hij zijne verloochening<br />

onderteekend had, vooraf in de vlammen geftoken<br />

en gehouden, tot zij geheel verbrand was.<br />

Men zegt, dat men zijn hart geheel en ongefchonden<br />

onder de asfche gevonden heeft, hetwelk van<br />

velen als iets bijzonders zal opgemerkt zijn. Daags<br />

na 'smans dood aanvaardde POLUS deszelfs Aartsbisdom<br />

, waarom men op hem toepaste de woorden,<br />

welke de Profeet ELIA in last kreeg, om aan den<br />

hraëlhifchen Koning ACHAB aan te zeggen: Hebt<br />

VÏ doodge/lagen, en ook eene erfelijke bezitting<br />

'ngenomen? (1 Kon. XXI. 19.)<br />

Ja, men woedde niet alleen tegen de levenden,<br />

1 naar ook de dooden konden de wraak der Geeste-<br />

] ijkheid niet ontgaan. Wij hebben boven gezien,<br />

lat van de Euangelieleeraars , die in Engeland waren<br />

over-


G E S C H I E D E N I S . 335<br />

overgekomen, MART. BUCERUS en FAGIUS aldaar na C. G.<br />

[aariJiT.<br />

overleden waren. Tegen deze overledenen werd in<br />

cot 1552.<br />

het jaar 1557 eene regtspleging gehouden. Zij werden<br />

, als of zij nog in leven waren , gedagvaard,<br />

om voor hunne Regters te verfchijnen. Nadat deze<br />

dagvaarding, op onderfcheidene tijden, tot driema.<br />

len toe, herhaald was, en er natuurlijk niemand dei<br />

gedaagden te voorfchijn kwam, werden de getuiger 1<br />

teaen hen gehoord, en vervolgens hunne vonnisfet :<br />

opgemaakt, volgens welke zij, als hardnekkige Ketters<br />

, veroordeeld werden , om verbrand te worden !<br />

welk vonnis ook aan hunne doode ligchamen, na<br />

dat men ze had opgegraven, met de gebruikelijk*<br />

plegtigheden, werd uitgevoerd. Op deze wijze wil<br />

de het Bijgeloof zich wreken aan ce gedachtenis vai t<br />

twee voortreffelijke mannen, van welke het Pausdon I<br />

zoo veel afbreuk geleden had, en dacht men moge<br />

lijk, ook de vruchten van hunnen arbeid tc zullei 1<br />

vernielen (*). Men voerde ook eene foort van ge<br />

loofsonderzoek in, fchoon de Regtbank der Inqui<br />

fitie niet werd opgerigt, en in dit jaar 1557 werdei 1<br />

weder 97 menfchen door het vuur verteerd ; gelijl<br />

nog 39 in het jaar 155S. Sommigen tellen in he t<br />

geheel 2S4 menfchen, die gedurende de regering va: 1<br />

WARIA, om den Godsdienst, den dood geleden heb<br />

ben, volgens anderen beloopen dezelve een cetal va<br />

1<br />

800, reeds in de twee eerfte jaren der vervolging.<br />

Voc r<br />

(*) In de uitgave der werken vnn BUCERUSƒ>. 915. ftaj i<br />

eene Verhandeling, onder den titel: Hifi. di accufaiione<br />

C'judimnatione atq::: con;bustiont Martini Buceri.


336 K E R K E L I J K E<br />

naC. ( ï Voor het overige was de regering van MARIA<br />

Jaansi;<br />

' rampfpoedig voor Engeland. Haar huwelijk met<br />

tot 15S!<br />

FILIPS If, hetwelk onvruchtbaar was, wikkelde haar<br />

Dood va ti in eenen oorlog met Frankryk in, gedurende welke<br />

UA&1A.<br />

Calais, de eenige ftad van aanbelang, welke de<br />

Engelfchen in Frankryk nog bezaten , verloren<br />

ging. Dit verlies, en dat MARIA zich door haren<br />

Gemaal, die naar Spanje gekeerd was, met minachting<br />

zag behandelen , gelijk hij ook geen of weinig<br />

acht gaf op hare belangen, bij het fluiten van den<br />

vrede met Frankryk, deed haar een kwijnend leven<br />

leiden, en verhaastte haren dood, na eene regering<br />

van vijfjaren, in den ouderdom van 48 jaren,<br />

in het jaar 1558. Haar dood, en die van den<br />

Kardinaal POLUS, (POLE,) die in hetzelfde jaar<br />

overleed, maakte een einde aan de vervolging der<br />

Hervormden.<br />

Koningh 1 Te weten, hare halve Zuster, ELIZAEETH , Doch­<br />

EL1ZA-<br />

BETH ter van ANNA BOELEIN , hare opvolgfter op den<br />

voert de troon, eene Prinfes, begaafd met groote hoedanigHervorheden,<br />

en met meer dan mannenmoed bezield, was<br />

ming in.<br />

in hare jeugd in den Hervormdeii Godsdienst onderwezen<br />

en opgevoed, en beleed denzelven openlijk.<br />

Gedurende de regering van hare Zuster MARIA was<br />

zij als in eene geftadige gevangenis gehouden , en<br />

had verfcheidene keeren gevaar van haar leven geloopen,<br />

waarom zij genoodzaakt was, haar geloof,<br />

zoo veel mogelijk was, te verbergen, en ook van<br />

tijd tot tijd de Misfe te hooren; doch voornamelijk<br />

had zij hare behoudenis te danken aan de Staatkun­<br />

de van FILIPS, die, zijn huwelijk met MARIA on-<br />

vrucht-


G E S C H I E D E N I S . 337<br />

Vruchtbaar ziende, vreesde, dat, na den dood van na C. G.<br />

ELIZABETH, het Rijk van Engeland zou overgaan faartsï?.<br />

tot 1S5&«<br />

op MARIA STUART, Koningin van Schotland, waar<br />

door Engeland en Schotland onder een hoofd zouden<br />

komen, hetwelk FILIPS voor zijne belangen en<br />

inzigten nadeelig oordeelde.<br />

Zoodra ELIZABETH , tot algemeene blijdfchap des<br />

Engelfchen volks, de regering aanvaard had, be«<br />

noemde zij PARKER , die haar onderwijzer geweest<br />

was, tot het Aartsbisdom van Kanterbury, en NIC.<br />

BAKON, een' zeer geleerd en uitmuntend man, tot<br />

Kanfelier, hoewel onder eenen minderen titel, en<br />

beval, dat het Avondmaal onder de beide gedaanten<br />

van brood en wijn zou bediend worden. Voorts<br />

ging zij, ten aanzien van den Godsdienst, met alle<br />

omzigtigheid en beleid te werk, voet voor voet met<br />

de Hervorming voortgaande, om alle opfchuddingen<br />

voor te komen , en de binnpnlnnriovif» rust te behouden.<br />

Zoodra het Parlement in het jaar 1559<br />

bijeen was gekomen, werd haar de titel van Opperhoofd<br />

der Engelfche Kerk opgedragen, welken titel<br />

zij weigerde aan te nemen, fchoon zij met der daad<br />

de zaak zelve behield; de uitoefening van het beftuur<br />

der Kerk werd aan eene Commisfie uit het<br />

Hoogerhuis aanbevolen. Dewijl de Pausgezinden niet<br />

ophielden van den Predikftoel tegen Ketterij en nieuwigheden<br />

uit te varen, en bewegingen te verwekken<br />

, werd aan dezelven de vrijheid ontnomen, om<br />

openlijk te prediken, ten zij hun daar toe verlof<br />

gegeven was onder het groot zegel. Vervolgens<br />

werd er een openlijk mondgefpiek gehouden ovet<br />

HERV. II. Y het


33« K E R K E L I J K E<br />

na C. G het gebruik der moedertaal in den Godsdienst, over<br />

Jaari5i7 de Mis, en de magt der bijzondere Kerken , om<br />

tot 1552,<br />

fchikkingen te maken in den eeredienst. De Roomschgezinden,<br />

het onderfpit delvende , braken hetzelve<br />

af, onder voorwendfel, dat het hun, zonder Pausfelijk<br />

verlof, niet vrijftond, iets omtrent den Godsdienst<br />

vast te ftellen , of over zaken , die door de<br />

Kerk bepaald waren, te redetwisten. De Kerkenorde,<br />

onder EDUARD opgefteld, werd met eene kleine verandering<br />

vernieuwd, bij voorbeeld, met betrekking tot<br />

de ligchamelijke tegenwoordigheid van CHRISTUS in<br />

het Heilig Avondmaal, waar van met zoo algemeene<br />

bewoordingen werd gefproken, dat dezelve niet<br />

regelregt ontkend werd. ELIZABETH wilde in het<br />

eerst ook de Beelden in de Kerken behouden, maar<br />

bij nader inzien, gaf zij bevel, dezelve weg te nemen.<br />

Voorts was zij tegen niemand geftreng. In<br />

het cciot wtrJcn wol ettelijken, die weigerden den<br />

eed van Suprematie te doen, in de gevangenis geworpen<br />

, maar ook weder terflond ontflagen , en<br />

niemand werd verhinderd , het land te verlaten ;<br />

zelfs zij, die verkozen, hun ambt neder te leggen ,<br />

ontvingen jaargelden. De Geloofsbelijdenis , die<br />

reeds onder EDUARD VI opgefteld was, werd nagezien<br />

en tot 39 artikelen gebragt, en als de Geloofsbelijdenis<br />

der Engelfche Kerk uitgegeven en aangenomen.<br />

Eindelijk werd er eene nieuwe Overzetting<br />

des Bijbels gemaakt, en in het jaar 1561 uitgegeten.<br />

Op deze wijze werd de Hervorming onder<br />

ieze Koningin voortgezet en voltooid, niettegenlaande<br />

alle listen door de Paufen in het werk ge­<br />

]<br />

field,


GESCHIEDENIS. 339<br />

.fteld, en het fmeden van aanilagen tegen de Ko­ na C. G.<br />

ningin ; ook niettegenftaande de hevige verfchillen , Jaarisi7.<br />

tot 1552.<br />

welke voornamelijk over den eeredienst door hen,<br />

die Puriteinen genoemd werden, verwekt, doch van<br />

dit een en ander zal nog in het vervolg gelegenheid<br />

voorkomen, te fpreken.<br />

Het Koningrijk van Schotland was, te dezen tijHervorde,<br />

nog niet met Engeland onder één hoofd verming in<br />

Schoteenigd.<br />

Ook in dit Koningrijk was de toeftand der land.<br />

Christelijke Kerk, niet minder dan in de overige<br />

landen van Europa, allertreurigst, door de onkunde<br />

, bijgeloof, gierigheid en het liederlijk leven,<br />

welke en andere ondeugden de Geestelijken in dat<br />

land beheerschten; waar uit men tot den diepvervallenen<br />

toeftand van den Godsdienst onder de gemeente<br />

het befluit ligtelijk kan opmaken. Zoo groot<br />

was de domheid onder de Geestelijken, dat de meesten<br />

van hen geloofden, dat net nieuwe Testament<br />

een nieuw Boek was, door LUTHER gefchreven (*);<br />

een Nieuw Testament te bezitten en te lezen werd<br />

voor eene misdaad des doods waardig gehouden.<br />

Een Bisfchop, DUNCALDE, voerde FOREST, een'<br />

Regulier Kanunnik, die gefladig uit het Oude en<br />

Nieuwe Testament predikte, te gemoet: Dat hij<br />

God dankte, dat hij zoo vele jaren geleefd had ,<br />

zon-<br />

(*) BUCHANANUS Hift. Scot. L. XV. welke uitmuntende<br />

Schrijver een vrij getrouw berigt geeft, van de<br />

Hervorming van dit Rijk. Onder andere Schrijvers over<br />

dit onderwerp verdient vooral gelezen te worden RO-<br />

BERTSON , in zijne Cefchiedenis van Schotland.<br />

Y a


naC. G. zonder van een Oud of Nieuw Testament te weten,<br />

Jaansi7 en dat hij met zijn Pontificale en Breviarium te<br />

tot 15S2.<br />

vrede was geweest. Evenwel was reeds in de XVde<br />

eeuw de beoefening der Wetenfchappen uit Frankryk<br />

in Schotland overgebragt, en de Aartsbisfchop<br />

van 67. Andrews WARDLAV, had in 141a eene Hoogefchool<br />

in zijn Aartsbisdom opgerigt, wiens voorbeeld<br />

door anderen gevolgd was. Eenige aanhangers van<br />

WIKLEF werden ook in Schotland gevonden, onder anderen<br />

werd JOHN RASBY, een Engelschman, om het<br />

verfpreiden van deze gevoelens, ten tijde van gemelden<br />

Aartsbisfchop, ten vure gedoemd. Op het einde<br />

dier eeuw hadden zich ook vele Lollarden op de<br />

grenzen tusfehen Schotland en Engeland vertoond,<br />

en hunne leer ijverig voortgeplant.<br />

PATRICIUS<br />

HAMIL-<br />

TON.<br />

340 K E R K E L I J K E<br />

Zoodra het gerucht, aangaande de begonnene Hervorming<br />

van Duitschland en Zwitferland in Schotland<br />

was uvei g


GESCHIEDENIS. 341<br />

BERT , en onder denzelven de eerfte op deze nieu-1 ia C. G.<br />

we Hoogefchool eenige Hellingen verdedigde, welke aansi7.<br />

ot 1552*<br />

met de Euangelifche leer overeenkwamen. In zijn<br />

Vaderland terug gekeerd, verfpreidde hij, als de eerfte<br />

Apostel van Schotland, de Euangelieleer onder<br />

velen, met alle vrijmoedigheid. Doch de Geestelijkheid<br />

wist hem naar St. Andrews te lokken, onder<br />

voorwendfel van met hem over de leere te fpreken ,<br />

gelijk hij dan onder anderen met ALEXANDER CAM­<br />

BEL , Prior der Dominicanen, die onder de Geestelijken<br />

voor zeer geleerd geacht werd , verfcheidene<br />

gefprekken gehouden heeft over de uitlegging der<br />

Heilige Schrift, met zoo veel kracht van redenen ,<br />

dat CAMBEL door overtuiging beleed, dat de voornaamfte<br />

leerftukken , door PATRICIUS verdedigd ,<br />

waarheden waren. Doch deze zelfde ALEXANDER<br />

CAMBEL, de gunst der' Geestelijken hooger fchattende<br />

dan de overtuiging der waarheid, werd de<br />

befchuldiger van PATRICIUS, die op den eerden<br />

Maart 1527 voor de vergadering der Geestelijken<br />

gedagvaard werd, nadat zij eerst den Koning JA­<br />

KOB V, die nog geheel jong was, op hunne zijde<br />

gebragt, en deszelfs verlof verkregen hadden, zonder<br />

hetwelk zij den edelen jongeling niet zouden<br />

hebben durven aanvallen, PATRICIUS toonde zoo<br />

veel ijver, om de leere van CHRISTUS te belijden,<br />

dat hij zich op den laatften Februarij reeds voor de<br />

vergadering van twaalf Geestelijken ftelde, die door<br />

de overigen tot zijne regters benoemd waren, en<br />

van welken CAMBEL één was. Deze regters waren<br />

fpoedig gereed, om zijn vonnis op te maken, hem<br />

Y 3 als


34a K E R K E L I J K E<br />

ni C. G. als een' Ketter te veroordeelen en aan den wereldlijJaan5i7ken<br />

arm over te geven, ingevolge van welk vonnis<br />

tot 1552<br />

de edele jongeling in den ouderdom van 23 jaren<br />

nog dien zelfden namiddag verbrand werd (*). Zij­<br />

ne goederen werden verbeurd verklaard.<br />

De voornaamfte {tellingen, welke JAKOB BETON,<br />

Aartsbisfchop van St. Andrews, tegen PATRICIUS<br />

HAMILTON inbragt, en om welke deze ten vure ge­<br />

doemd werd, waren: „Dat de mensch geen' vrijen<br />

wil heeft. Dat er geen Vagevuur is. Dat de Hei­<br />

lige Aartsvaders reeds voor het lijden van CHRISTUS<br />

in den Hemel zijn opgenomen. Dat de Paus geene<br />

magt heeft, om te binden en te ontbinden. Dat de<br />

Paus de Antichrist is. Dat elke Priester dezelfde<br />

magt bezit, als de Paus. Dat hij PATRICIUS HA­<br />

MILTON Bisfchop zij. Dat niemand eene Bulle van<br />

eenen Bisfchop noodig heeft. Dat de gelofte van<br />

den Paapfcheu Oodsdicnst eene vervloekte gelofte is.<br />

Dat de Pausfelijke wetten niemand verpligten. Dat<br />

alle Christenen, die dezen naam waardig zijn, open­<br />

baar moeten maken, dat zij in den genadefraat ver-<br />

keeren. • Dat niemand zalig wordt, ten zij hij gepre­<br />

destineerd zij tot de zaligheid. Dat de Onchristen<br />

en Ongeloovige in doodelijke zonde ligt. Dat God<br />

(*) FR. LAMBERT, zijn gewezen leermeester, berigt<br />

dit uiteinde van PATRICIUS kortelijk in eene Voorrede op<br />

zijne verklaring van de Openbaring van JOANNES, door<br />

hem in het jaar 1528 uitgegeven, en aan den Landgraaf<br />

van Hesfen opgedragen. Vergelijk GERDES /. c. pag.<br />

210, 212.<br />

de


G E S C H I E D E N I S . 343<br />

de oorzaak der zonde is, in dien zin, dat, als hij na C. G.<br />

aan de menfchen zijne genade onttrekt, dezen ook<br />

Jaari517.<br />

tot 1552.<br />

zondigen. Dat het eene duivelfche leere is , wanneer<br />

iemand den zondaar boete oplegt voor de zonden.<br />

Dat PATRICIUS twijfelde, of alle kinderen ,<br />

die terftond na den doop fterven, al of niet zalig<br />

zijn. Dat de Oorbiecht geenszins noodzakelijk zij."<br />

HAMILTON ging den dood ftandvastig te gemoet,<br />

en leed dien godvruchtig. Zijne laatfte woorden<br />

waren: Heere, hoe lang zullen deze duisternis/en<br />

dit Koningrijk bedekken? Hoe lang zult gij zoodanige<br />

tijrannij onder de menfchen dulden? Heere<br />

JEZUS ontvang mijnen geest!<br />

Opmerkelijk is de volgende bijzonderheid , welke<br />

ons de Gefchiedenis meldt (*). Als de bovengemelde<br />

ALEXANDER CAMBEL, zijne plaats hebbende<br />

onder de twaalf regters, PATRICIUS hard viel en<br />

hem drong, om zijn geloof te verzaken, zcidc deze,<br />

die driftig van aard en een jongeling was, mei<br />

ernst: ,, Snoodfte der menfchen, die thans veroordeelt,<br />

hetgeen gij weet, en aan mij zelveh, korte<br />

dagen geleden, bekend hebt, waarheid te zijn. Ik<br />

dagvaarde u heden voor den regterftoel van den levenden<br />

God! " ALEXANDER ontftelde op deze<br />

woorden zoo hevig, dat hij, van dien oogenblik af,<br />

van zijn verftand beroofd werd, en niet lang daai<br />

na, in eene ontzetbare woede, den geest gaf.<br />

De onfchuld en ftandvastigheid van PATRICIUS<br />

hac<br />

(*) FOX Ecclejtast. Hijlory Vol. II. fol. 184. b. BÜ<br />

CHANAN. Hifl. Scot. p. 429,<br />

Y 4


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

34* K E R K E L I J K E<br />

had ondertusfchen bij velen die uitwerking, dat zij<br />

de Hervorming omhelsden , en fommigen, bij het<br />

voortduren der vervolging, met hun bloed hun geloof<br />

verzegelden. Onder anderen werd een Benedic*<br />

tyner Monnik, met name FOREST, door eenen anderen,<br />

die men hem als zijn Biechtvader in de gevangenis<br />

toegevoegd had, verraden, dat hij hem in<br />

de biecht beleden had, dat de gevoelens van PATRI­<br />

CIUS HAMILTON zeer wel konden verdedigd worden;<br />

waar op hij als een Ketter het vonnis des doods<br />

ontving. Deze FOREST , ter dood geleid wordende,<br />

riep een wee uit tegen de Monniken , omdat zij het<br />

geheim der biecht niet bewaarden , maar daar van<br />

een verfoeijelijk misbruik maakten , om onfchuldige<br />

menfchen ter dood te kunnen brengen.<br />

Hevig ging de vervolging haren gang; in het<br />

jaar 1534 werd benevens anderen zekere DAVID<br />

STRADO op den brandftapel gebragt, fchoon men<br />

volftrekt geene befchuldiging tegen hem wist in te<br />

brengen, dan dat hij weigerig was om zijne tienden<br />

op te brengen.<br />

De Koning JAKOB V betoonde zich dus ijverig<br />

voor het Roomfche geloof, waar toe zijne ftaatkundige<br />

inzigten en belangen hem voornamelijk bewogen,<br />

dewijl hij met HENDRIK VIII, Koning van<br />

Engeland, in geene te vreedzame betrekking ftond.<br />

Deze had hem wel verfcheidene gefchriften tegen<br />

het gezag van den Paus gezonden, met vermaning,<br />

om zich met hem tegen den Paus te vereenigen ,<br />

doch deze poging was vruchteloos. Koning JAKOB<br />

ftelde dezelve in handen zijner Geestelijkheid, die<br />

de-


G E S C H I E D E N I S . 345<br />

deze gefchriften veroordeelde, en den Koning ge- i aC. G.<br />

aari5i7.<br />

lukkig noemde, dat hij zoo godslasterlijke gefchrif- |<br />

ot 1552.<br />

ten niet ingezien of gelezen had. Anderszins had<br />

Koning JAKOB geheel geene achting voor de Schot-<br />

fche Monniken en Priesters. Zelfs is het bekende<br />

Hekeldicht, Franciscanus genoemd, door BUCHA-<br />

NANUS, op bevel en aandrijven van den Koning ,<br />

die om zekere redenen op de Franciskanen verbit­<br />

terd was, opgefteld. Schoon die Dichter en ver­<br />

maarde Gefchiedfchrijver niet lang daar na, in het<br />

jaar 1539, door den Koning aan de Geestelijkheid<br />

en derzelver woede werd overgelaten, en het met<br />

eenen wreden dood zou bekocht hebben, indien hij<br />

niet gelukkig uit de gevangenis ontkomen was (*}.<br />

Het huwelijk van Koning JAKOB met MARGARE-<br />

THA, oudfte Dochter van den Koning van Frank­<br />

ryk , FRANCOIS , fcheen eenige verademing aan de<br />

Hervormden te beloven, dewijl deze Vorstin onder<br />

het oog van hare Moeije, MARGARETHA , Koningin<br />

van Navarre, opgevoed zijnde, van den Euange­<br />

lifchen Godsdienst niet vreemd was. Maar de vroe­<br />

ge dood dezer Koningin, die in datzelfde jaar 1538<br />

aan de tering overleed, deed deze hoop ras verdwij-<br />

nen, en de vervolging werd door den Aartsbisfchop<br />

BIÏTON met allen ijver voortgezet.<br />

In het volgende jaar 1540 hertrouwde de Koning<br />

met MARIA van Lotharingen, uit de familie dei<br />

Gul<br />

(*) BUCHANANUS verhaalt dit zelf breeder, in de Ge<br />

fchiedenis van zijn eigen leven, welke ook voor de uit<br />

gave zijner Poëmata in i:mo. geplaatst is.<br />

Y 5


34ö K E R K E L I J K E<br />

na C. G<br />

Gulzen, welke het Pausdom met zoo veel kracht<br />

Jaar 1517.<br />

in Frankryk handhaafden. Dit gaf der Geestelijkheid<br />

tot 1552.<br />

moed, en fpoorde haar aan , om de Hervorming<br />

met alle magt te keer te gaan. Doch daar tegen<br />

waren zeer velen van den Adel tot dezelve gene­<br />

gen. De Koning, die door weelde en goede fier te<br />

maken, doorgaans geld gebrek, en verfcheidene na­<br />

tuurlijke kinderen had , voor welke hij een beflaan<br />

wilde bezorgen, werd door de eene en andere partij<br />

om het zeerst aangezocht. De Adel vertoonde hem<br />

de onmetelijke rijkdommen en bezittingen der Gees-<br />

telijken, en fpoorde hem aan, om, op het voor­<br />

beeld van den Koning HENDRIK VIII van Engeland,<br />

de Abdijen en Kloosters te vernietigen, en derzelver<br />

goederen aan zich te trekken. Daar tegen deden de<br />

Geestelijken hem opmerken, dat hij aan zijne natuur­<br />

lijke kinderen voordeelige Abdijen, Prebenden enz. kon<br />

I èhenken, en beloofden hem uit de verbeurdverkla­<br />

] ring der goederen van veroordeelde Ketters jaarlijks<br />

[oo,ooo Dukaten te zullen bezorgen, ook vleiden<br />

sj hem met het uitzigt, dat de Paus hem ligtelijk<br />

;ebruiken zou tot hoofd van een verbond tegen<br />

[oning HENDRIK. De Geestelijkheid onderlteund<br />

oor de Koningin, kreeg bij den Koning de over-<br />

and, die terflond vier van zijne Zonen met Abdijen<br />

n Priorfchappen befchonk, en aan de Geestelijken<br />

iKOB HAMILTON, een Bastaardbroeder van den<br />

rraaf van Aran, tot Regter bijvoegde, om naar<br />

a len onderzoek te doen, en hen te vervolgen, die<br />

v in Ketterij verdacht waren; waaromtrent de Gees-<br />

tt lijken verzekerden, dat men niet vele moeite zou<br />

heb-


G E S C H I E D E N I S . 347<br />

-hebben, alzoo duizenden menfchen geene zwarig­ ft C. G.<br />

[aari5i7.<br />

heid maakten, de Boeken van het Oude ën Nieuwe<br />

:ot 1552.<br />

Testament te lezen, over de magt van den Paus<br />

vrij te fpreken, en door de oude plegtigheden der<br />

Kerk te verachten, aan de perfonen, aan God en<br />

den Godsdienst gewijd, alle gehoorzaamheid en eerbied<br />

te onttrekken. En nu verhief zich de woede<br />

der vervolging ten hoogden toppunt. Onder anderen<br />

werd een Ridder van het Gulden Vlies, JOHN BORTH-<br />

WIKE, gemeenlijk Kapitein BORTHWIKE genoemd, van<br />

Ketterij befchuldigd, en voor de Kerkelijke Regtbank<br />

vanDAVID BETON, Aartsbisfchop van St. Andrews,<br />

en der overige Prelaten van Schotland, gedagvaard;<br />

doch hij ontging het gevaar, door naar Duitschland<br />

te wijken. De Geestelijken veroordeelden den afwezenden<br />

als een Ketter, na eenige punten tegen<br />

hem opgefteld en uitgegeven te hebben ; zij verklaarden<br />

zijne goederen verbeurd , en verhrandden<br />

zijne beeldtenis openlijk, BORTHWIKE , zoodra hij<br />

de punten van zijne befchuldiging ontvangen en gelezen<br />

had, fchreef tegen dezelve eene deftige en<br />

uitmuntende verantwoording, welke hij, ter befchaming<br />

van zijne onbevoegde Regters , in openbaren<br />

druk uitgaf (*).<br />

Deze hevige ftorm duurde echter niet lang. De Dood van<br />

gemelde Regter HAMILTON verviel eerlang bij den<br />

Koning<br />

JAKOB V<br />

Koning in ongenade en verloor het hoofd op een van<br />

fchavot. Niet lang daar na , in het jaar 154a , Schotland.<br />

overleed de Koning zelf. Deze was in eene kom-<br />

(*) GERDES Scrin. Antiq. T. III. Part. I. N. IV.<br />

mer-


34* K E R K E L I J K E<br />

na C. G . merlijke zwaarmoedigheid van geest vervallen , en<br />

Jaarisi;<br />

• werd gedurende dezelve door ontrustende droomen<br />

tot 1552<br />

verfchrikt, waar van BUCHANANUS eenen zeer merkwaardigen<br />

verhaalt. De Koning zag, in zijnen<br />

droom, den gewezen Regter HAMILTON met den<br />

blooten degen op hem aanvallen, en hem eerst den<br />

regter en vervolgens den linker arm afhouwen, met<br />

bedreiging, dat hij eerlang wederkomen en hem ook<br />

het leven benemen zou. De Koning, zich over dezen<br />

droom kwellende , kreeg eerlang tijding , dat<br />

zijne beide Zonen ten zelfden tijde overleden waren<br />

, de één te St. Andrews, de andere te Sterling.<br />

«ARIA<br />

ÏTUART<br />

Koningir<br />

en JAKO,<br />

HAMIL­<br />

TON Onderkoning.<br />

Koning JAKOB V liet bij zijne weduwe MARIA<br />

van Lotharingen ééne Dochter na, die niet meer<br />

dan zeven dagen oud , en de erfgename van zijn<br />

Koningrijk was. Zij is naderhand, door hare treurige<br />

lotgevallen, onder den naam van MARIA STU-<br />

ART, zeer berucht geworden. Volgens een oud gebruik<br />

in Schotland werd er een Onderkoning aangefteld,<br />

en JAKOB HAMILTON, Graaf van Aran ,<br />

naastbeflaande der jonge Koningin , tot dien post<br />

benoemd. Deze Graaf had , voordat hij Voogd van<br />

het Rijk werd, de leer der Hervormden goedgekeurd<br />

en zelfs beleden, doch toen hij in het bewind gefield<br />

was, had de vrees voor de Roomfche Geestelijkheid,<br />

en in het bijzonder voor den Kardinaal<br />

BETON , Aartsbisfchop van St. Andrews, zoo veel<br />

vat op hem, dat hij zijn geloof verzaakte, en van<br />

den Roomfchen Godsdienst openlijke belijdenis deed;<br />

zijnde het waar beftuur van zaken in handen der<br />

Ko-


GESCHIEDENIS. 3^9<br />

Koningin weduwe en van den Kardinaal, terwijl de ia C. G.<br />

Onderkoning niet meer dan de fchaduw van het ge­<br />

[aar'517.<br />

tot 1552.<br />

bied behield.<br />

De Kardinaal, zoo wreed als heerschzuchtig van Wreedheden<br />

van<br />

aard, voerde nu den Onderkoning met zich rond,<br />

den Kar­<br />

door verfcheidene gewesten van Schotland, onder dinaal BE­<br />

TON voorwendfel, van oproerige bewegingen te fluiten, en<br />

derzelver<br />

maar inderdaad, om de aanhangers der Hervorming ftraf.<br />

op te zoeken en ter dood te brengen; gelijk alom Merkwaardige<br />

in het jaar 1544. en 1545 gebeurde. Zelfs de onbijzonfchuldigfle menfchen werden,, om kleine overtredinderheden van G.<br />

gen der Kerkelijke voorfchriften, ten vure veroor­<br />

WISHART.<br />

deeld. Te Perth werden vier menfchen ter dood<br />

gebragt, omdat zij op eenen verboden dag vleesch<br />

hadden gegeten ; en eene kraamvrouw met haar<br />

kind, omdat zij in den barensnood de Maagd MA­<br />

RIA niet om hulp gebeden had.<br />

Onder de menigte der genen, die te dezen tijde<br />

om den Godsdienst ter dood gebragt werden, is<br />

inzonderheid merkwaardig GEORGE WISHART, of<br />

GUISCARD , wien BUCHANANUS Sophocardiusnoemt,<br />

hetwelk eene overzetting van den naam WYSHART<br />

in het Grieksch is, naar de gewoonte van die tijden.<br />

Deze man, uit een edel geflacht in Schotland<br />

gefproten, had zijne Letteroefeningen in Engeland op<br />

de Hoogefchool te Cambridge voltrokken, en daar<br />

ook de beginfelen van de Hervormde leere aangenomen.<br />

In het jaar 1544 in zijn vaderland wedergekeerd,<br />

verbleef hij te Dundee, eene ftad 8 of 10<br />

mijlen van St. Andrews, alwaar hij met allen ijver<br />

tegen de overal heerfchende gebreken en zedebederf<br />

pre


K E R K E L I J K E<br />

na C. G. predikte. De Kardinaal BETON, dit vernemende,<br />

Jaari5i7. fchreef aan de regering der plaats, om dezen nieu­<br />

tot 1552.<br />

wen Prediker te beteugelen, waar op WISHART of<br />

GÜISCART verboden werd te prediken, en opfchuddingen<br />

te maken. Hij antwoordde : „ Dat<br />

hij geene opfchuddingen maakte, en dat dit in allen<br />

gevalle de weg niet was, om dezelve voor te ko«<br />

men, als men de Gezanten van God verwierp, die,<br />

wanneer hij heenging, andere Gezanten zenden zou;<br />

dat het te vreezen ftond, dat zij zich op deze wijze<br />

een gevaar op den hals zouden halen, hetwelk hij<br />

hun voorzeide, dat hen fchielijk zou treffen, waarom<br />

hij hen vermaande, zich met ernftige boetvaardigheid<br />

tot God te bekeeren." Dundee vervolgens<br />

verlaten hebbende, begaf hij zich naar het westelijk<br />

gedeelte van Schotland, alwaar hij vele volgelingen<br />

kreeg. Dewijl de Aartsbisfchop van Glasgow, JOHN<br />

BETON, niet wlWe dulden, dat hij in eenige Kerk<br />

predikte, predikte hij te platten lande, onder den<br />

blooten hemel; en als zijne aanhangers zich met<br />

geweld van de Kerken wilden meester maken, verbood<br />

hij htm zulks ernftig , zeggende : „ Dat hij<br />

het woord des vredes verkondigde, om welks wil<br />

men geen bloed mag vergieten." Na het verloop<br />

van omtrent eene maand, openbaarde zich de pest<br />

of eene befmettelijke ziekte in Dundee, waar op hij<br />

terflond derwaarts keerde, en daar zijn prediken hervatte,<br />

terwijl de genen, die min of meer befmet waren,<br />

zich buirens huis, de gezonden binnens huis plaatften<br />

en hij zichzelven zoodanig, dat hij van allen gehoord<br />

kon worden; hij bediende ook de armen met hulp<br />

en


G E S C H I E D E N I S . 351<br />

en vertroosting, en was als een getrouw herder voor n C. O;<br />

allen nuttig. 'Eens na het eindigen der preek poog­ [aan 517.<br />

:ot 155a.<br />

de een Priester hem met eene pook of ponjaard te<br />

doorfteken. Het volk toefchietende, zoude dezen<br />

zeiven in woede hebben doodgeflagen, maar GUTS-<br />

GARD nam hem in den arm en befchermde hem, te<br />

kennen gevende, dat hij niet gekwetst was, maar<br />

nu ligtelijk kon opmaken , wat hem flond over te<br />

komen. Van dien tijd af ftelde hij zich den dood<br />

voor oogen, en vermaande zijne vrienden, dat zij<br />

den moed niet zouden verliezen, dat hij wel zou<br />

henen gaan, en dat eenige weinigen hem zouden<br />

volgen, doch dat binnen niet heel langen tijd bet<br />

ganfche Land tot het licht der Euangeliewaarheid<br />

bekeerd zou worden. Voorts ging hij ijverig voort<br />

met zijne prediking, onder grooten toeloop des<br />

volks, hetwelk zijn onderwijs met graagte hoorde<br />

en aannam.<br />

Ondertusfchen werd er eene vergadering van Geestelijken<br />

in de maand Januarij 1545 gehouden te<br />

Edemburg,\x\ de nabuurfchap van welke Had GUIS-<br />

CARD zich thans onthield, bij zekeren Edelman<br />

JOHN COCBURN. De gemelde vergadering van zijn<br />

verblijf kennis gekregen hebbende, werden er terflond<br />

Ruiters afgezonden, om hem gevangen naar<br />

Edemburg te brengen, COCBURN echter weigerde,<br />

den Leeraar over te leveren, tot dat de Graaf van<br />

BOTHWEL zich zeiven ten borg had aangeboden ,<br />

dat hem geen leed gefchieden zou. Maar de Geestelijken,<br />

hunnen roof in handen hebbende, voerden<br />

hem van Edemburg naar St. Andrews, alwaar zij<br />

hem


3 5a K E R K E L I J K E<br />

aa C. G hem fpoedig als een' Ketter veroordeelden , zonder<br />

Jaari5l7. dat hem eene regtmatige verdediging vergund werd.<br />

lot 1552,<br />

De Kardinaal Aartsbisfchop van St. Andrews, DA-<br />

VID BETON, fchreef aan den Onderkoning, dat hij<br />

eenen regter zou benoemen, om het doodvonnis aan<br />

den veroordeelden te voltrekken. De Onderkoning ,<br />

door eenen godvruchtigen en nadrukkelijken Blief<br />

van DAVID HAMILTON zijnen bloedverwant en vriend<br />

afgefchrikt, fchreef aan den Kardinaal weder: „Dat<br />

hij deze zaak niet overhaast moest behandelen, maar<br />

dezelve in ftaat houden tot zijne overkomst, alzoo<br />

hij tot den dood van dezen man zijne toeftemming<br />

niet zou geven , voordat zijne zaak naauwkeurig<br />

onderzocht zou zijn. Bijaldien de Kardinaal echter<br />

hier mede voortvoer, dat de ftraf op deszelfs<br />

hoofd zou nederkomen, terwijl hij, voor zich,<br />

mids dezen betuigde, vrij te zijn van moord en<br />

bloed." De Kardinaal, door dit antwoord, hetwelk<br />

hij niet verwacht had, getroffen zijnde, en vreezende<br />

, dat de gevangene hem door het volk met geweld<br />

zou ontrukt worden, befloot, in hevige woede<br />

ontdoken, voort te varen, terwijl hij aan den Onderkoning<br />

fchreef: „ Dat hij hem den voorgaanden<br />

Brief niet gefchreven had, als of hij, in eenig opzigt,<br />

van hem afhankelijk ware, maar omdat hij<br />

het vonnis met zijn' naam onderteekend had willen<br />

hebben, ten blijke van hunne overeenftemming<br />

voor het publiek."<br />

Vervolgens haalde men GEORG GUISCARD uit den<br />

Kerker, en JOHN VINIRAM, een geleerd man, die<br />

heimelijk de zaak der Hervorming was toegedaan ,<br />

kreeg


G E S C H I E D E N I S . 353<br />

kreeg last, eene preek te houden, in welke hij uit na C. Öj<br />

Matth. XIII aanmerkte : Dat het goede zaad, Jaarisr^<br />

tot I552i<br />

daar in de gelijkenis gemeld, het woord Gods is ,<br />

maar het kwade zaad, Ketterijen, want dat Ketterij<br />

is een valsch gevoelen, volftrekt ftrijdig met de H.<br />

Schrift, en met hardnekkigheid verdedigd; dat dezelve<br />

ontftaat en gevoed wordt door de onkunde<br />

der Herderen van de Kerk, die niet weten, de Ketters<br />

te overtuigen, of de dwalenden weder te regt<br />

te brengen door het Geestelijke zwaard , d. i. het<br />

woord van God. Vervolgens den pligt van eenen<br />

Bisfchop of Opziener uit den Brief aan TIMOTHEUS<br />

verklaard hebbende, toonde hij, dat er flechts eene<br />

weg zij, om Ketterij te ontdekken, wanneer namelijk<br />

dezelve getoetst wordt aan het woord van God*<br />

Na deze preek, welke inderdaad tegen de Geestelijkheid<br />

gerigt was , die hier niet zamengekomen<br />

was, om de Ketterij te wederleggen , maar om de<br />

Ketters, te ftraffen, werd een foort van verhoor met<br />

GUISCARD gehouden, in hetwelk hij met alle befchuldigingen<br />

en fcheldwoorden werd overladen ,<br />

welke men gewoon was, tegen de zoogenaamde<br />

Ketters op een te ftapelen, waarna hij in het Kasteel<br />

in de kamer van den Bevelhebber terug gebragt<br />

werd.<br />

'sAanderen daags 's morgens kwamen hem twéé<br />

Franciskanen aanzeggen, dat hij moest fterven,herri<br />

vragende, of hij hun, naar het gebruik, wilde<br />

biechten? GUISCART antwoordde: Dat hij met de<br />

Broederen niets te doen had , en niet gaarn met<br />

hen fpreken zou; doch indien zij hem een' dienst<br />

HERV. IK £ wil*


354 K E R K E L I J K E<br />

n- C. G.<br />

wilden bewijzen , dat bij begeerig was te fpreken<br />

Jnarj5i7. met den geleerden man, die gisteren gepredikt had.<br />

toe 1552.<br />

VINIRAM kwam daar op, met verlof der Bisfchoppen,<br />

hem op het Kasteel bezoeken, en berstte, hem<br />

ziende, in eenen vloed van tranen uit. Bedaard<br />

zijnde, vraagde hij GUISCARD : Of hij het Sacrament<br />

des Avondmaals wilde gebruiken? „ Zeer<br />

gaarne," antwoordde deze, „ indien het, naar de<br />

inftelling van CHRISTUS, onder de beide gedaanten<br />

van brood en wijn, bediend wordt." VINIRAM,<br />

bij de Bisfchoppen gekomen, berigtte, dat de gevangene<br />

heilig verzekerde , onfchuldig te zijn aan<br />

alle de misdaden, van welke hij befchuldigd werd;<br />

dat hij daar mede echter niet bedoelde , om den<br />

dood te ontgaan, maar om zijne onfchuld, die aan<br />

God genoeg'bekend was, ook bij de menfchen niet<br />

onbetuigd te laten. De Kardinaal driftig geworden ,<br />

duwde den fpreker toe: „Wij weten ook al lang,<br />

wie gij zijt." Vervolgens op de vraag: Of hij aan<br />

den veroordeelden het gebruik van het Heil. Avondmaal<br />

vergunde, na met de Bisfchoppen gefproken te<br />

hebben , antwoordende : „ Dat het niet billijk<br />

fcheen, dat een hardnekkig Ketter, die door de<br />

Kerk veroordeeld was, eenige weldaden der Kerk<br />

genieten zou."<br />

Dit befcheid aan GUISCARD overgebragt zijnde,<br />

sis nu de Bevelhebber van het Kasteel hem noodigde,<br />

om met hem en zijne dienaren te ontbijten ,<br />

nam GUISCARD deze noodiging met dankbaarheid aan.<br />

Onder het ontbijt fprak hij omtrent een half uur lang<br />

tot hen, over het Avondmaal van CHRISTUS, deszelfs


G E S C H I E D E N I S . 355<br />

Eelfs lijden en dood, hen vermanende, dat zij, met ia C. G.<br />

aflegging van alle boosheid, haat en nijd, de liefde faari5i7.<br />

:at 1552.<br />

betrachten en zich echte leden van CHRISTUS zouden<br />

betoonen, waar na hij, God gedankt hebbende,<br />

een brood nam en brak, aan ieder een ft.uk<br />

overreikende; insgelijks den beker genomen en zelf<br />

daar uit gedronken hebbende, gaf hij hun dien over,<br />

hen biddende, dat zij dus met hem voor het laatst<br />

de gedachtenis van CHRISTUS zouden vieren in dit<br />

Sacrament; dat voor hem een bitterder kelk bereid<br />

was , om geene andere reden, dan omdat hij het<br />

Euangelie gepredikt had. Toen, de dankzegging gedaan<br />

hebbende, begaf hij zich weder naar zijne ka-'<br />

mer, om in eenzaamheid te bidden.<br />

Weinig tijds daar na kwamen twee fcherpregters,<br />

een van welken hem een zwart linnen kleed aantrok,<br />

terwijl de ander verfcheidene zakjes met buskruid<br />

aan al de deelen van zijn ligchaam vastmaakte.<br />

Intusfchen werd op het plein voor het Kasteel<br />

een houten fchavot opgeflagen en de brandftapel gereed<br />

gemaakt; de vensters van het Kasteel werden<br />

met tapijten en kusfens verfierd , uit welke de Kardinaal<br />

met zijnen ftoet het lijden van den onfchuldigen<br />

man wilde aanfchouwen. Deze nu aan den<br />

brandflapel vastgemaakt, en van den Bevelhebber<br />

van het Kasteel, die zoo digt bij hem ftond , dat<br />

hij zelf door de vlam gezengd werd, vermaand<br />

wordende, om goedsmoeds te zijn, en God om de<br />

vergeving zijner zonden te bidden, zeide tegen den<br />

Bevelhebber: „ Deze vlam doet wel mijn ligchaam<br />

fmart aan, doch heeft mijnen geest niet gebroken.<br />

Z 2 Maar


ia C. G,<br />

]aarl5i7<br />

tot 1552.<br />

356 K E R K E L I J K E<br />

Waar hij, die daar van de hoogte zoo trotsch op<br />

ons nederziet, zal op diezelfde plaats binnen weinig<br />

dagen zoo fchandelijk, als nu overmoedig, liggen."<br />

Door het digthalen van het koord om zijnen hals<br />

belette men hem het verder fpreken. Deze wreed­<br />

heid van den Kardinaal werd door de Geestelijken<br />

en Monniken hoogelijk geprezen, ais een loffelijke<br />

ijver voor de zaak der Kerk, maar maakte hem te<br />

gelijker tijd bij zeer vele Edelen en Burgers gehaat ;<br />

weinige weken daar na, in welken tusfehentijd hij<br />

het huwelijk van zijne oudfte Dochter met den Zoon<br />

van den Graaf van Strafford gevierd en eenen togt<br />

langs de kusten gedaan had, om die tegen de En-<br />

gelfchen in veiligheid te Hellen, werd er eene za-<br />

menzwering tegen hem gefmeed door vijftien jonge<br />

lieden, hebbende NORMAN LESLEY aan het hoofd ,<br />

die, anders een getrouw dienaar van den Kardinaal,<br />

met denzelven over eene bijzondere zaak verfchil<br />

had gekregen, hetwelk met wederzijdsch fchelden en<br />

bedreigen geëindigd was. De zaamgezworenen, het<br />

Kasteel overrompeld hebbende, vermoordden den<br />

Kardinaal met verfcheidene wonden , en vertoonden<br />

zijn lijk uit hetzelfde venfter, uit hetwelk hij het<br />

treurig fchouwfpel van GUISCARD aanfehouwd had ,<br />

aan het volk, ten einde zijne aanhangelingen af te<br />

fchrikken, om hem te hulpe te komen. Hunne daad<br />

werd echter , fchoon wel door fommigen ver-<br />

fchoond, echter door niemand goedgekeurd of ge­<br />

prezen, ook hadden de moordenaars, volgens de<br />

Gefchiedenis, allen, in vervolg van tijd, een bekla-<br />

«elijk einde.<br />

* De


G E S C H I E D E N I S . '57<br />

De Onderkoning, van den Kardinaal ontflagen ,<br />

behandelde nu de Hervormden niet Hechts met meer<br />

befcheidenheid, maar ging zelfs eenigen tijd daarna,<br />

tot hunne gemeenfchap over, welk voorbeeld door<br />

vele Grooten gevolgd werd. Hier door genoten de<br />

Hervormden eenigen tijd rust, te meer, dewijl ook<br />

de opvolger van den Kardinaal BETON niet zoo bloedgierig<br />

was als deze, maar meer dorflende naar goed<br />

dan naar bloed ; terwijl de Hervormden zich te vrede<br />

hielden, dat zij in afzonderlijke bijeenkomften<br />

God in ftilheid dienen en onbefchroomd den Godsdienst<br />

belijden mogten. Het gevolg hier van was,<br />

dat de Hervorming zich met grooten voortgang door<br />

het geheele Rijk verfpreidde, waar aan veel toebragt,<br />

dat vele voorname en andere Schotfche Edellieden,<br />

die eenigen tijd krijgsgevangenen in Engeland<br />

geweest waren, het licht van waarheid , hetwelk<br />

zij daar gekregen hadden, in hun vaderland<br />

overbragten, waar door de Hervorming grootelijks<br />

bevorderd werd.<br />

Deze rust werd echter weder met treurige tijden Ver­<br />

van vervolging, inlandfche beroerten en oorlogen nieuwdevervol­<br />

afgewisfeld, toen de Koningin weduwe MARIA VAN<br />

gingdoor<br />

de Ko­<br />

LOTHARINGEN in het jaar 1554 de regering van het<br />

ningin<br />

Rijk in haar dochters naam aanvaardde. Deze VorstRegenin,<br />

geheel en al gehecht aan de belangen der Guitesfe.zen, die in Frankryk zoo veel invloed hadden, en<br />

zich de hevigfle tegenftanders van alle Hervorming<br />

betoonden, wendde alles aan, list en geweld, om<br />

de vervolging te fluiten , maar was niet in ftaat ,<br />

derzelver voortgang te beletten.<br />

Z 3 De<br />

ra C. G.<br />

jaari5i7.<br />

•ot 1552.<br />

Voortgang<br />

der<br />

Hervorming.


35?, K E R K E L I J K E<br />

na C. G. De Bisfchoppen, die nog (leeds een' fterken ,arrn<br />

Jaa"5i7 hadden, door de Koningin onderfleund , onderna­<br />

tot 1552<br />

men nu op nieuw hevige vervolgingen , doch niet<br />

zonder groot ongenoegen en gemor des volks. Bijzonder<br />

geraakten de gemoederen aan het gisten ,<br />

door het ftraf vonnis, hetwelk in het jaar 1558 uit*<br />

gefproken werd te St. Andrews, door de Geestelijkheid,<br />

tegen GUALTER MILL, een ongeleerden<br />

Priester, die van Ketterij verdacht was, omdat hij<br />

eenigen tijd nagelaten had de Mis te vieren en op<br />

verfcheidene plaatfen gepredikt had. Deze man gaf<br />

op de vragen en tegenwerpingen, hem door deGeestelijken<br />

gedaan , zoo fnedige en vrijmoedige antwoorden,<br />

dat men zich over zijnen moed en vertrouwen<br />

verwonderen moest, daar hij door zijne jaren<br />

en ook van aard en geitel zwak was. De Burgers<br />

van St. Andrews waren over zijne veroordeeling zoo<br />

verontwaardigd, dat niemand als Regter over hem<br />

wilde zitten, of iets te koop had , om het vonnis<br />

ten uitvoer te brengen. Hier door werd 's mans<br />

leven eenen dag verlengd. Den volgenden dag bood<br />

zich een van de huisgenooten des Aartsbisfchops<br />

als Regter aan, en de Aartsbisfchop gaf zelf zijne<br />

eigene koorden, welke vereischt werden tot deze<br />

uitvoering, wordende dezelve ook voltrokken , terwijl<br />

het volk, om ziin ongenoegen te toonen , en<br />

ter gedachtenis van 'smans dood een' grooten hoop<br />

fleenen opeenftapelde, ter plaatfe, waar hij denzelven<br />

geleden had.<br />

Oproer<br />

Het misnoegen tegen de Koningin Regentes ram<br />

ea oorlof des te fterker en algemeener toe, omdat deze Vorstin<br />

,


G E S C i i i E D E N I S . 259<br />

in , die zich door de Guizen geheel liet beheerfchen, i ia C. G.<br />

aan bij haren toeleg, om het Pausdom door gewetens-; 517.<br />

ot 155a.<br />

dwang te handhaven , zich ook had voorgemeld ,<br />

om de Burgerlijke vrijheden van den Adel en het<br />

Volk te vernietigen. Dit ftond niet te dulden. De<br />

Grooten en Edelen van het Rijk meenden , dat zij<br />

zich tegen zulke verderfelijke ondernemingen moesten<br />

aankanten, en met hen vereenigden zich verfcheidene<br />

fteden, om de vrijheid van het vaderland, zoo<br />

in het Kerkelijke als Burgerlijke, te verdedigen. In<br />

het jaar 1557 werd eene verbindtenis, Convenant<br />

genoemd, tot ftand gebragt, en den 3den December<br />

te Edemburg geteekend, waar bij de Schot fche<br />

Natie zich tot onderlinge befcherming verbond , en<br />

aan welke de Schotfche Kerk zich, federt dien tijd,<br />

altijd gehouden heeft. Ingevolge dezelve eischteu<br />

de verbondenen van de Koningin , met betrekking<br />

tot den Godsdienst, dat men bij denzelven zich<br />

van de landstaal zou mogen bedienen, dat de verkiezing<br />

der Bedienaren van Gods woord aan het<br />

volk zou ftaan, en dat men geene anderen dan godvruchtige<br />

en kundige Leeraren beroepen, maar onkundigen<br />

en zedeloozen weeren zou. De Koningin<br />

ziende, dat zij den tijd moest toegeven , antwoordde<br />

listig, dat men de landstaal zou mogen gebruiken,<br />

doch dat het den Leeraren der Hervormden te<br />

Edemburg noch te Leith zou vrijftaan te prediken.<br />

Doch, als aan den Koning van Frankryk, FRAN­<br />

COIS II, met wien de jonge Koningin MARIA trouwde<br />

, door het Parlement de kroon van Schotland ook<br />

was opgedragen , hervatte de Regentes den moed,<br />

Z 4 en


na C. G.<br />

Jaari517<br />

tot 1552<br />

JOHN<br />

50*0 K E R K E L Ij K E<br />

en verklaarde in eene vergadering te Sterling, in<br />

het jaar 1559, dat zij niet zou dulden , dat de<br />

Koninklijke Majefteit ongeftraft gehoond zou wor«<br />

den, maar dat zij dezelve met een doorluchtig<br />

voorbeeld zou handhaven. De Hervormden imeek-<br />

ten haar om gewetensvrijheid , maar kregen het<br />

trotsch befcheid, dat in weêrwil van hen en hun­<br />

ne Dienaren, dezelve, al predikten zij zuiverder dan<br />

de Apostel PAULUS, evenwel het land zouden moe­<br />

ten ruimen. Als de Hervormden haar op eene be-<br />

fcheidene wijze hare beloften herinnerden , hernam<br />

zij, dat men woordhouden van de Vorsten mogt<br />

vergen, in zoo verre het aan dezelve gepast fcheen,<br />

dat te volbrengen. De Afgevaardigden der Gemeen­<br />

ten gaven bier op te kennen, dat zij haar dan de<br />

gehoorzaamheid zouden moeten onttrekken; door<br />

welk ftout antwoord de Koningin fcheen te beda­<br />

ren , maar fpoedig keerde zij tot geweldige maatre­<br />

gelen weder.<br />

Den tweeden Mei van dit jaar 1559 keerde JOIIN<br />

KNOX van Geneve in zijn vaderland Schotland te­<br />

rug. Deze wordt, met regt, als de voornaamfle<br />

Hervormer van Schotland aangemerkt, en heeft het<br />

meest tot bevordering der Hervorming in ziin va­<br />

derland gearbeid. Hij was in het jaar 1503 te<br />

Geffort, niet ver van Hoddingtott, in Lothian ge­<br />

boren , uit een oud gedacht, in de westerfche ftreek<br />

van Schotland. Hij werd op de Univerfiteit van<br />

St. Andrews onder JOHN MAJOR, beroemd wegens<br />

ziine geleerdheid, opgekweekt, en overtrof, in hec<br />

kort, zijnen Leermeester. P.iester geworden, leide


GESCHIEDENIS. 3ÖI<br />

hij zich toe op het lezen der Kerkvaderen , inzon­ ia C. G.<br />

derheid van AUGUSTINUS , wiens fchriften hij hoog faarisi^.<br />

:ot 1552.<br />

achtte. Van THOMAS WILLIAM eenige kennis van<br />

de Proteftantfche leer gekregen hebbende , begaf hij<br />

zich tot het lezen van de Heilige Schrift, en liet<br />

de geheele Schoolgeleerdheid varen. Doch, dewijl<br />

hij hierom vele aanvechting moest dulden, week<br />

hij van Edemburg naar Hamehtown, alwaar hij<br />

«ene belijdenis van zijn geloof opftelde, om welke<br />

hij van den Kardinaal BETON , Aartsbisfchop van<br />

St. Andrews, als een Ketter veroordeeld , en van<br />

zijne bediening beroofd werd , die hem ook ter<br />

dood zou hebben laten brengen, indien hij niet door<br />

een Schotsen Edelman nog in tijds gered was geworden.<br />

Nu verliet hij zijn vaderland , en begaf<br />

zich in Engeland, alwaar hij eenige jaren lang gepredikt<br />

heeft. Na den dood van Koning EDUARD<br />

VI vertrok hij naar Frankfort aan den Main, waar<br />

hij in September 1554 tot Predikant in de Engelfche<br />

Gemeente werd aangefteld. Doch befchuldigd wordende<br />

van hoog verraad tegen Keizer KAREL V,<br />

deszelfs Zoon Koning FILIPS en de Koningin van<br />

Engeland, verliet hij, op raad der regering , die<br />

ftad, en kwam in het jaar 1555 te Geneve. Hier<br />

fchteef hij zijn zoogenoemde bezuingeklank tegen de<br />

vrouwelijke regering, waar toe de harde behandelingen<br />

der beide Koninginnen MARIA, van Schotland<br />

en Engeland, aanleiding hadden gegeven. Wanneer<br />

vervolgens de Adel hem liet verzoeken , om terug<br />

te komen, en de hand te leenen aan de regeling<br />

van den Eeredienst en Kerketucht, kwam hij in het<br />

Z 5 jaar


362 K £ R K Ë L Ij K E<br />

na C. G. jaar 1559, het 54de van zijnen ouderdom , weder<br />

Jaari5i7, in zijn vaderland en werd als Predikant te Edem­<br />

tot 1552.<br />

burg aangenomen. Zijn dienst was, in deze verwarde<br />

tijden, ten hoogde noodig voor de Schot fche<br />

Kerk, maar tevens zeer moeijelijk. Hij moest van<br />

vriend en vijand veel verdriet dulden, ja zelfs van<br />

Edemburg wijken naar St. Andrews, doch zijn<br />

moed en dandvastigheid kwam alles te boven. Menigwerf<br />

liep hij gevaar van het leven, hetwelk hij<br />

niet zonder merkwaardige bewaring der Voorzienigheid<br />

ontkwam. Op zekeren tijd, bij voorbeeld ,<br />

kwam er een kogel door het vender vliegen, daar<br />

hij gewoon was bij den avondmaaltijd te zitten ,<br />

doch dewijl hij juist op dien dag zijne plaats aan<br />

de andere zijde der tafel genomen had , trof hem<br />

de kogel niet, die den kandelaar van de tafel wegnam.<br />

Hij volhardde in zijnen Euangeliedienst getrouw<br />

tot aan zijnen dood. Toen hij zijn einde voelde<br />

naderen, vermaande hij zijne Gemeente, om naar<br />

een' ander Predikant om te zien, en als zij LAW-<br />

SON, een' Hoogleeraar in de Wijsbegeerte te Aberdeen,<br />

verkozen hadden, deed KNOX zijne Affcheidspredikatie,<br />

fchoon hij naauwelijks den doel kon beklimmen,<br />

en leide zich dienzelfden achtermiddag te<br />

bed. Hij was nu omtrent 70 jaren oud. Weinige<br />

dagen voor zijn' dood verzocht hij de Ouderlingen<br />

en Diakenen bij hem te komen, en zeide hun: Dat<br />

hij nu haast voor eeuwig bij zijn' Heiland zou zijn,<br />

dat hij niet anders, dan het zuiver Euangelie, had<br />

gepredikt, en in zijn ganfche leerambt geen ander<br />

doel-


G E S C H I E D E N I S . 363<br />

doelwit had gehad, dan de onwetenden te onder- 1 ia C. G.<br />

wijzen, en de ongehoorzamen te verootmoedigen ,, [aar 1517.<br />

ot I55«waar<br />

op hij den z/iRen November 157a den geest<br />

gaf. Men begroef hem op het Kerkhof van St.<br />

yEGiDius te Edemburg. Onder de groote menigte<br />

menfchen van allerlei rang bevond zich ook de Graaf<br />

van Morton , naderhand Regent van Schotland, bij<br />

deze begrafenis tegenwoordig. Deze, niettegenftaande<br />

KNOX hem meermalen met eene meer dan gemeene<br />

ftrengheid had berispt, kon zich niet bedwingen,<br />

van uit te roepen: Daar ligt de Man, die nimmer<br />

het aangezigt van eenig mensch gevreesd heeft l Dus<br />

'smans loffpraak in weinige maar veelbeteekenende<br />

woorden bevattende.<br />

KNOX gedachtenis is bij de Hervormden in Schotland<br />

Reeds in zegening gebleven , waarom hij<br />

ook de Apostel der Schotten is genoemd geworden.<br />

Hij heeft weinig gefchreven, nademaal hij<br />

altijd plag te zeggen , dat God hem tot mondelijk<br />

onderwijs der onwetenden, maar niet tot Boekenfchrijven<br />

geroepen had. Echter zijn er eenige<br />

van zijne Predikatiën over het eerfte Boek van MO-<br />

ZES en de Pfalmen, gelijk ook eenige kleine Verhandelingen<br />

tegen de Mis en tegen de Wederdoopcrs,<br />

in Duitschland gedrukt. Ook is er eene Kerkelijke<br />

Gefchiedenis van Schotland onder zijn' naam<br />

uitgegeven, welke hij ten deele zelf heeft vervaardigd<br />

, ten deele anderen uit zijne fchriften en gefprekken<br />

hebben opgefteld.<br />

Wij willen hier nog bijvoegen het karakter van Deszelfs<br />

dezen vermaarden man, zoo als hetzelve door den karakter.<br />

naauw


3'4 K E R K E L I J K E<br />

«a C. G naauwkeurigen ROBERTSON is afgemaald(*). „IJver,<br />

J«ansi7'<br />

tot 1552.<br />

„ onvertfaagdheid, belangeloosheid waren deugden ,<br />

„ welke hij in eene uittekende mate bezat. Daar-<br />

„ enboven was hij niet onbedreven in de Geleerdheid,<br />

welke in die eeuw meest gezocht werd ;<br />

„ hij muntte uit in die foort van Welfprekendheid,<br />

„ welke gefchikt is om de aandacht op te wekken<br />

„ en de driften te roeren. Zijne zetregels waren<br />

„ echter dikwijls al te geftreng, en de hevigheid<br />

„ van zijnen aard overmatig. Daar hij zelf geftreng<br />

„was, en niet van buigen wist, gebruikte hij<br />

„ geene toegeeflijkheid met de zwakheden van an-<br />

„ deren. Geen acht flaande op het onderfcheid<br />

„ van rang of karakter, uitte hij zijne vermaningen<br />

met eene bitterheid en hevigheid , meer gefchikt<br />

„ om te vertoornen, dan tot bedaren te brengen.<br />

„ Dit haalde hem dikmaals onbetamelijke en onpligt-<br />

„ matige uitdrukkingen ten monde uit, ten aanzien<br />

„ van de perfoon en het gedrag der Koningin.<br />

„ Nogtans maakten deze zelfde hoedanigheden,<br />

„ welke nu zijn karakter min beminnelijk doen<br />

,, voorkomen, hem bekwaam, om tot een werktuig<br />

„ der Voorzienigheid te verftrekken, ter bevorde-<br />

,, ring der Hervorming, onder een barsch volk, en<br />

„ ftelden hem in ftaat, om gevaren onder de oogen<br />

„ te zien, en zwarigheden te overwinnen , door<br />

,, welke een perfoon van een' zachter en buigzamer<br />

„ aard gemakkelijk zou hebben kunnen terug gefto-<br />

„ ten worden. Door zich met onvermoeide vlijt<br />

(*) Qefeh. van Schotland IV". Bock.<br />

» op


G E S C H I E D E N I S . 365<br />

op de Letteroefeningen en andere bezigheden toe li C. G.<br />

te leggen, als mede door de menigvuldigheid en<br />

(aan 517.<br />

:ot 1552»<br />

den ijver zijner openbare Redevoeringen 5 had hij<br />

„ een genei, hetwelk van nature fterk was, geknakt.<br />

Gedurende eene fleepende ziekte liet hij<br />

„ de grootfte kloekmoedigheid blijken, en verwacht»<br />

„ te de aannadering van zijnen dood met eene groot*<br />

„ moedigheid , onaffcheidelijk van zijn karakter.<br />

Hij was gefladig bezig in godvruchtige verrigtirw<br />

„ gen, en vertroostte zich zeiven met die vooruit-<br />

„ zigten der Onflerfelijkheid, welke brave menfchen<br />

niet alleen voor neêrflagtigheid beveiligen, maar<br />

„ hen, zelfs in de laatfte oogenblikken, met blijd-<br />

„ fchap vervullen." — Doch wij keeren, na dezen<br />

uitflap, tot de Gefchiedenis der Hervorming<br />

van Schotland weder.<br />

De ingezetenen van Penh hadden openlijk de Her­ BuTger^<br />

oorlog ra<br />

vorming aangenomen, de Koningin Regentes fchreef<br />

Schotland<br />

aan den Bevelhebber der ftad, dat hij alle bewegingen<br />

beteugelen en alle nieuwigheden weeren zou,<br />

doch bekwam van denzelven ten antwoord: Dat hij<br />

geen regt had over de ziel,maar alleen over het lig»<br />

chaam. Op gelijke wijze aan den Bevelhebber van<br />

Dundee last gegeven hebbende, tot het vatten en<br />

overzenden van PAULUS MEFAN , een' Leeraar der<br />

Hervormden, waarfchuwde de Bevelhebber hem, en<br />

raadde hem, de ftad te verlaten. Eindelijk aan de<br />

leden van het Convenant geboden hebbende , om<br />

het Pafchen op de wijze der Roomfche Kerk te<br />

vieren, was er niemand, die haar gehoorzaamde.<br />

De Koningin Regentes hier door ten hoogfte ge-<br />

ftoord,


?66" K E R K E L I J K E<br />

i?s C. G. ftoord, dagvaardde al de Bedienaren der Kerken van<br />

Juri5*7J<br />

het geheele Koningrijk te Sterling, doch dezen ver-<br />

tot 1552.<br />

fchenen daar met zoo grooten aanhang, dat zij volftrekt<br />

niets tegen hen durfde ondernemen , en integendeel<br />

hun alle veiligheid beloofde. Velen , die<br />

zich hier op verlieten, keerden toen naar huis ;<br />

maar de Koningin, hare belofte ter zijde ftellende,<br />

verklaarde allen, die op den laatften da^, in de oproeping<br />

bepaald, niet verfchenen, voor halftarrigen,<br />

en bande ze uit het Rijk. Hier bij kwam, dat het<br />

volk van Perth, in eenen algemeenen opftand, de<br />

Beelden en Altaren, en andere gedenkteekens van<br />

den Roomfchen eeredienst vernidde en verbrak, en<br />

ook de Kloosters der Dominikanen, Franciskanen<br />

en Karthuizers beroofde en verwoestte , wordende<br />

derzelver inkomften ten dienfte der armen beftemd.<br />

Toen de Koningin dit vernam, berstte zij in de hevigfte<br />

bedreigingen uit, dat zij dit fchandelijk ftuk<br />

met den brand der ftad cn bet bloed van derzelver<br />

Burgeren wilde wreken. Het voorbeeld van Perth<br />

werd fpoedig door de overige lieden gevolgd , in<br />

welke de Beelden gebroken en ter Kerken uitgeftommeld<br />

werden.<br />

In dezen ftaat van zaken, verzamelde de Koningin<br />

Regentes een leger, beftsande uit Schotten en<br />

Franfchen, hetwelk zij op Perth deed aanrukken ,<br />

om hare bedreigingen ten uitvoer te brengen. Doch<br />

als zij de voorftanders van den gezuiverden Godsdienst<br />

in groote menigte gereed vond , om geweld<br />

met geweld te keeren, begon men van een vergelijk<br />

te handelen, hetwelk fpoedig getroffen werd, op<br />

voor-


GESCHIEDENIS. 36?<br />

voorwaarde, dat de Schot fche troepen van weêrs- a 1 C. G.<br />

kanten zouden worden afgedankt, de Had voor de] aan Si 7.<br />

ot 1552.<br />

Koningin zou openftaan , om er eenige dagen te'<br />

vertoeven, doch zonder dat iemand der Burgeren<br />

eenig leed zou gefchieden, ook zouden er geene<br />

Franfchen binnentrekken. Slecht nogtans werd dit<br />

verdrag door de Koningin gehouden; zoodra zij in<br />

de Had was gekomen , werden vele Burgers met<br />

zware geldboeten, anderen met bannisfement, geftraft,<br />

de regering veranderd, en eene bezetting van<br />

Schot fche bezoldelingen in dezelve gelegd. Over<br />

deze trouweloosheid onderhouden, ontzag zij zich niet<br />

te zeggen, dat men de Vorsten niet zoo flipt bij<br />

het woord moest houden, ten minfte dat men aan<br />

Ketters zijne beloften niet behoefde geftand te doen;<br />

ja dat zij door haar geweten niet terug gehouden<br />

werd, om deze geheele gezindte uit te roeijen. Deze<br />

was echter de laatfte dag van voorfpoed voor dé<br />

Koningin, en de eerfte van hare algemeene verachting<br />

en val, alzoo er alom door het ganfche Rijk<br />

de hevigfte bewegingen ontftonden.<br />

De Hervormden namelijk, een leger verzameld<br />

hebbende, deden eenen aanval op de ftad Carlisle,<br />

in den uiterften hoek van Fyfe, alwaar zij de Altaren<br />

omkeerden , de Beelden verbraken , en al de<br />

toerusting van den Misdienst vernielden. Van daar<br />

voortgetrokken naar St. Andrews, Hoopten zij daar<br />

insgelijks de Kerken, aan de Heiligen gewijd, en<br />

maakten de Kloosters der Franciskanen en Dominikanen<br />

met den grond gelijk. Vervolgens heroveren<br />

zij Perth, vermeesterden Sterling, en dreven<br />

de


S63 K E R K E L I J K E<br />

öa C. G de Koningin met hare Schotten en Franfchen naaf<br />

Jaari5i7 Dumbar, en kwamen eindelijk te Edemburg, al­<br />

tot 1552<br />

waar zij insgelijks het Bijgeloof affchaften en de<br />

Kerken van alles zuiverden, wat tot den Misdienst<br />

behoorde. Dus werd de Koningin genoodzaakt ,<br />

om een ftilftand van wapenen toe te flaan van den<br />

elften Julij tot den ioden Januarij 1569, onder gunftige<br />

voorwaarden voor de Hervormden* Niemand<br />

zou gedwongen worden tot eenigen eeredienst, welken<br />

hij niet verkoos te volgen , er zou in Edem»<br />

burg geene bezetting mogen gelegd worden , het<br />

ParLment zou op den ioden Januarij vergaderen «,<br />

om fchikkingen te maken omtrent den Godsdienst.<br />

Ondertusfcnen, toen Koning FRANCOIS deze voorwaarden<br />

weigerde te bekrachtigen, maar integendeel<br />

Franfche troepen naar Schotland overzond, hervatte<br />

de Koningin Regentes weder den moed, en verzekerde<br />

heilig, dat zij eerstdaags ftraf zou oefenen<br />

over de vijanden der Heiligen en der Koningin. Dus<br />

ontftak op nieuw een hevige krijg, waar in de<br />

Franfchen de Koningin en de Engelfchen de Hervormden<br />

onderfteunden. De Gefchiedenis van dezen<br />

oorlog te befchrijven behoort niet tot ons beftek;<br />

dit alleen zij genoeg. Dewijl de Schotten door<br />

de magt en het leger van ELIZABETH onderfteund<br />

wordende, niet beteugeld konden worden , kreeg de<br />

Koning van Frankryk verdriet in eenen oorlog, die<br />

hem op veel verlies van volk en geld te ftaan kwam.<br />

Men handelde weder van vrede, die ook onder bemiddeling<br />

van ELIZABETH tot ftand kwam j de<br />

Koningin Regentes zag zich genoodzaakt, in het<br />

jaar


GESCHIEDENIS. 369<br />

jfiaf 1560 de regering neder te leggen, en ftierf kort na C. G<br />

daar na, met groote teekenen van berouw over haar Jaari5!7tot<br />

1552.<br />

gehouden gedrag, en niet zonder eenig getuigenis<br />

te geven aan de waarheid, welke zij vervolgd had.<br />

De vrede, welke op den 8ften Julij 1560 gefloten Vrede en<br />

vastttel-<br />

werd, had tot voorwaarden, dat de Franfchen en<br />

ling der<br />

Engelfchen Schotland zouden verlaten, dat de KoHervorningin<br />

MARIA, met toeflemming van haren Gemaal ming.<br />

FRANCOIS, eene algemeene Amnestie zou afkondigen,<br />

welke zou bekrachtigd worden door het Parlement,<br />

ten dien einde door de Koningin bijeen te roepen. Ook<br />

kwam hetzelve werkelijk bijeen, en nam, na eenige<br />

beraadflagingen, de volgende befluiten omtrent den<br />

Godsdienst. De Pausfelijke magt zou in Schotland geheellijk<br />

afgefchaft wezen; de wetten, welke gemaakt<br />

waren ten voordeele van den Roomfchen Godsdienst<br />

en Bijgeloof, werden vernietigd; die de Misfe zouden<br />

lezen, hooren enz. zouden aan ftraffe onderhevig<br />

zijn; de Geloofsbelijdenis , welke door KNOX<br />

was opgefteld, werd aangenomen en bekrachtigd.<br />

KNOX had dezelve, gelijk ook eene Kerketucht,<br />

ontworpen, naar de wijze van dienst- en tuchtoefening,<br />

welke te Geneve in gebruik was, en welke<br />

hij, daar ter plaatfe, van nabij had leeren kennen.<br />

Hij had, door zijnen ijver en de kracht zijner uitnemende<br />

welfprekendheid, de meeste leden van het<br />

Convenant doen begrijpen, dat er niets beters kon<br />

worden uitgedacht, gelijk zij dan ook in alle de<br />

Kerken van het Koningrijk werd ingevoerd.<br />

De jonge Koningin MARIA STUART, die gedeel-<br />

HERV. II. A a , e_


37o K E R K E L I J K E<br />

Ba C. G. telijk in Frankryk was grootgebragt, en lettert haar<br />

]fari5i7. huwelijk met Koning FRANCOIS II. daar gebleven<br />

tot 1552.<br />

was, keerde in het jaar 1561 , na den dood van<br />

haren Gemaal, naar Schotland weder. In den Roomfchen<br />

Godsdienst opgevoed , was zij wel genegen ,<br />

om de gemaakte fctiikkiflgefl te vernietigen, en alles<br />

wederom op den ouden voet te brengen; doch zij<br />

vond de Hervorming zoo wel gevestigd, en de gemoederen<br />

zoodanig te^en het Pausdom ingenomen,<br />

dat zij niet dan met veel moeite voor zich zelve de<br />

vrijheid kon verkrijgen, om in eene afzonderlijke<br />

huiskapeïle de Mis te hooren. Hare verdere lotgevallen<br />

en treurigen dood, daar zij, na eenige jaren<br />

in Engeland gevangen gezeten te hebben, op bevel<br />

van Koningin ELIZABETH, in het jaar 1587, haar<br />

hoofd, op een fchavot, heeft moeten verliezen, kan<br />

men in de Wereldlijke Gefchiedenisfen lezen.<br />

JAKOB STUART, de zesde van dien naam onder<br />

de Schotjche Koningen, haar zoon en opvolger, beleed<br />

den Hervormden Godsdienst, en befchermde<br />

denzelven in zijn Rijk; hij meende zelfs, door het<br />

uitgeven van eenige werken, zijn' ijver en bekwaamheid<br />

te moeten toonen , om godsdienftige onderwerpen<br />

te behandelen. Desniettemin zijn er geweest,<br />

die beweerd hebben, dat hij het Pausdom in zijn<br />

hart was toegedaan, en dat hij zulks bij gelegenheden<br />

betoond heeft; zijne pogingen, om in Schotland<br />

de regering der Bisfchoppen weder in te voeren<br />

, kunnen tot deze meening aanleiding gegeven<br />

hebben. Dezelve gelukten hem echter niet, en de<br />

Schot-


G E S C H I E D E N I S . 371<br />

Schotfche Kerk bleef vasthouden aan haar nu een­<br />

maal aangenomen Kerkbeftuur, in den vorm der<br />

Kerk van Geneve. JAKOB verbeeldde zich, dat het<br />

Bisfchoppelijk Kerkbeftuur het meest gefchikt was ,<br />

om het Koninklijk gezag te onderfchragen , waar­<br />

omtrent hij zeer jaloersch was. Een vermaard En-<br />

gelsch Gefchiedfchrijver zegt, dat hij inderdaad<br />

noch goed Proteftantsch, noch goed Roomsch<br />

was (*>. In het jaar 1603 voegde hij bij het Ko­<br />

ningrijk van Schotland- de beide Koningrijken van<br />

Engeland en Ierland, welke reeds lang onder een<br />

hoofd vereenigd waren, en welke hem te deel wer­<br />

den, door het overlijden van Koningin ELIZABETH.<br />

Sedert dien tijd is de Hervormde Godsdienst de<br />

volks-, of gelijk men plag te zeggen, de heer-<br />

fchende Godsdienst in Schotland, gelijk in Enge­<br />

land, gebleven.<br />

In Ierland onderging de Hervorming dezelfde lot­<br />

gevallen en beurtwisfelingen, als in Engeland, de­<br />

wijl het met dit land onder een en hetzelfde Opper­<br />

hoofd ftond. De eerfte beginfelen der Hervorming<br />

werden op dit Eiland gelegd door GKORGE BROWN,<br />

onder de regering van HENDRIK VIII, toen deze<br />

Vorst, na het verwerpen van het Pausfelijk gezag ,<br />

verklaard was voor het Opperhoofd der Kerk van<br />

Engeland op aarde Deze GEORGE BROWN was<br />

een Engelschman van geboorte, en een Monnik van<br />

de Augustijner Orde, Prior van deze Orde in En­<br />

(*) RAPIN Hifi. cTAngleterre T. VII. p. 256-259.<br />

Aa a<br />

ge-<br />

na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Hervorming<br />

van<br />

Ierland.


3 7i K E R K E L I J K E<br />

na C. G geland, een man van een blijgeestig voorkomen ,•<br />

Jaari5i7. openhartig in zijne bedrijven en handelingen, mede­<br />

tot 1552.<br />

lijdend en mededeelzaam jegens de armen, met ontferming<br />

aangedaan over de algemeene onkunde en<br />

het ontzettend Bijgeloof des Ierfchen volks, aan hetwelk<br />

hij ernftig en welmeenend raadde, hun vertrouwen<br />

eeniglijk op CHRISTUS te Rellen; dezen<br />

raad HENDRIK VIII ter ooren gekomen zijnde, bragt<br />

hem bij dien Vorst in kennis en gunst, zoodat hij<br />

door denzelven in het jaar 1535 tot Aartsbisfchop<br />

van Dublin, de Hoofdlïad van Ierland, benoemd<br />

werd. Terflond begon hij met ijver de zaak van<br />

den Godsdienst te behartigen, en de Kerken van<br />

zijn Bisdom van alle Bijgeloof te zuiveren, onder<br />

welke gedaante hetzelve zich ook vertoonde, hij liet<br />

de Beelden uit de Hoofdkerken te Dublin en uit al'e<br />

Kerken van zijn Sticht wegnemen, ook de Heilige<br />

OverblijfTelen of Reliquien vernietigen , hij fchafte<br />

ongerijmde en bijgeloovige gebruiken af, en liet de<br />

Tien Geboden, het Gebed des Heere, en de Geloofleuze<br />

der Apostelen in vergulde lijsten bij de Altaren<br />

ophangen. Hij was de eerfte der Geestelijken, die<br />

zich in Ierland van den Roomfchen Godsdienst afwendde,<br />

om de Hervorming der Engelfche Kerk te<br />

omhelzen (*). Koning HENDRIK toonde kort daar<br />

na, dat zijne opperhoofdigheid door hem niet als<br />

een<br />

(*) Men zie een merkwaardig opftel in het Latijn,<br />

onder den titel P.hoenix, geplaatst in het Scrin. Antiq.<br />

yan GERDES Tom. VII. ^


G E S C H I E D E N I S . 373<br />

een bloote titel werd aangemerkt; want hij bande na C. G.<br />

de Monniken uit Ierland, en vernietigde hunne Jaari5i7<<br />

tot 1553.<br />

Kloosters. Onder de regering van zijnen Zoon<br />

EDUARD VI maakte men nog grooter voortgangen<br />

in het vernietigen des Bijgeloofs, waar toe de Aartsbisfchop<br />

BROWN met allen ijver werkzaam was ,<br />

wordende daar in onderfleund door de gunstrijke<br />

bemoediging, welke de Koning verleende aan allen,<br />

die zich ijverig kweten in de zaak der Hervorming.<br />

Doch de vroegtijdige dood van dezen uitmuntenden<br />

Vorst en de komst van zijne Zuster MARIA tot den<br />

troon van Engeland, gaven een treurig vooruitzigt<br />

voor de Hervorming. Evenwel, het zij dat men<br />

van de zoogenoemde Ketters in Ierland, of omdat<br />

hun getal klein was, of omdat zij zich meer bedekt<br />

hielden, tot dus verre in Engeland niet veel gehoord<br />

had, of het zij dat MARIA in Engeland zelve<br />

genoeg te doen vond, hoe het zij, de • bevelen dezer<br />

Koningin, om ook in Ierland de belijders der<br />

nieuwe leer te vervolgen en uit te roeijen, werden<br />

eerst tegen het einde van haar leven derwaarts afgezonden,<br />

doch tevens de uitvoering van dezelve<br />

gelukkiglijk en niet zonder blijkbare tusfchenkomst<br />

der Voorzienigheid voorgekomen; waaromtrent wij<br />

het volgende merkwaardig verbaal lezen (*): „Koningin<br />

MARIA, nadat zij met de Proteftanten in<br />

En-<br />

(*) Men zie de aanteekening van den geleerden MA-<br />

CLAINE op MOSIIEI.M Kerkelijke Gefchiedenis VI. Deel,<br />

Bladz. 138.<br />

Aa 3


?"4<br />

K E R K E L I J K E<br />

na C. G Engeland ftrengelijk had gehandeld, onderteekende ,<br />

Jaat'5'7 in het laatst van hare regering, eenen Lastbrief,<br />

tot 1552<br />

om met hen in Ierland denzelfden weg in te flaan;<br />

ten einde zulks met te meer kracht ten uitvoer te brengen,<br />

benoemde zij zekeren Dr. COLE tot eenen der<br />

Gelastigden. Deze Doctor met zijnen Lastbrief, op<br />

zijne reize, te Chester gekomen zijnde, maakte de<br />

Burgemeester dezer ftad, gehoord hebbende, dat<br />

hare Majefteit eenen Bode naar Ierland had gezonden,<br />

en zelf der Kerke genegen zijnde, zijne opwachting<br />

bij den Doctor, die, onder het fpreken<br />

met den Burgemeester, uit een' Reiszak een lederen<br />

beurs te voorfchijn bragt, er deze woorden bijvoegende<br />

: Hier is een Lastbrief, welke de Ketters in<br />

Ierland, ( dus noemde hij de Proteftanten, ) zal<br />

geesfelen. De goede vrouw van het huis, ELIZA­<br />

BETH EDMONDS genaamd, die den Proteftantfchen<br />

Godsdienst was toegedaan, en insgelijks eenen Broe­<br />

der had van denzelfden Godsdienst, JOHN EDMONDS<br />

genaamd, te dier tijd Burger te Dublin, werd van<br />

des Doctors woorden grootelijks aangedaan ; doch<br />

haren tijd afwachtende, terwijl de Burgemeester affcheid<br />

nam , en de Doctor hem naar beneden uitgeleide<br />

deed, opende zij de beurs, nam er den<br />

Lastbrief uit, en leide een ftuk papier in de plaats,<br />

met een fpel kaarten daar in gewonden , waar van<br />

klaver-boer de bovenfte lag. De Doctor weder in<br />

zijne kamer gekomen 'zijnde, en geen vermoeden<br />

hebbende van hetgeen er gebeurd was, pakte de<br />

beurs weder in als voorheen. Den volgenden dag<br />

ver-


GESCHIEDENIS. 375<br />

vervolgde hij zijne reis tot aan den zeekant, en na C. G.<br />

wind en weder hem gunftig zijnde, zeilde hij naar }aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Ierland, en zette den 7den October des jaars 1558<br />

te Dublin voet aan land. Vervolgens in het Kasteel<br />

gekomen zijnde, werd hij van Lord FITZ -<br />

WALTERS, toenmaals Stedehouder van het Konii.grijk,<br />

ontboden, om voor hem en den geheimen<br />

Raad te verfchijnen. Nadat hij binnengekomen<br />

was, en eene aanfpraak had gedaan, de redenen<br />

van zijne komst openleggende, gaf hij de beurs aan<br />

den Stedehouder over , die dezelve hebbende laten<br />

openen , opdat de Geheimfchrijvef den Lastbrief<br />

mogt lezen, werd er niets anders in gevonden dan<br />

een fpel kaarten, waar van klaver-boer boven lag.<br />

Dit ontzettede niet alleen den Stedehouder en den<br />

Raad, maar ook den Doctor, die hem verzekerde,<br />

dat hij eenen Lastbrief had gehad, doch dat hij<br />

niet wist, waar dezelve gebleven was. De Stedehouder<br />

gaf hem hier op ten antwoord: Bezorg ons<br />

eenen anderen Lastbrief, wij zullen middelerwijl<br />

de kaarten verfchieten. De Doctor, in zijnen geest<br />

ontfteld, vertrok, en keerde naar Engeland terug;<br />

aan het Hof gekomen zijnde, verkreeg hij eenen<br />

anderen Lastbrief; doch terwijl hij aan den zeekant<br />

op een' goeden wind wachtte, kreeg hij tijding,<br />

dat de Koningin overleden was. Dit was het behoud<br />

der Proteftanten in Ierland"<br />

Koningin ELIZABETH fchepte zoo veel genoegen<br />

in dit geval, hetwelk haar door FITZ-WALTERS,<br />

bij deszelfs terugkomst in Engeland, verhaald werd,<br />

dat


376 KERKELIJKE GESCHIEDENIS.<br />

na C. G. dat zij om de gemelde ELIZABETH EDMONDS zond,<br />

Jaari5i7. wier Mans naam was MATTERSHEAD , en haar ,<br />

tot 1552.<br />

zoo lang zij leefde, een jaargeld toeleide van 40<br />

Ponden Sterlings.<br />

De Hervorming is vervolgens in Ierland, door<br />

Koningin ELIZABETH , op dezelfde wijze, als in<br />

Engeland, ingevoerd en vastgefteld.


A L G E M E E N E<br />

K E R K E L I J K E<br />

GESCHIEDENIS,<br />

DER<br />

CHRISTENEN.


A L G E M E E N E<br />

K E R K E L I J K E<br />

GESCHIEDENIS,<br />

DER.<br />

CHRISTENEN,<br />

DOOR.<br />

IJSBRAND VAN HAMELSVELD.<br />

TWEE EN TWINTIGSTE DEEL.<br />

MET PLAATEN.<br />

TE HAARLEM BIJ<br />

F R A N C O I S BOHN,<br />

tn g e drukt ter zijner eigene Drukkerije.<br />

MDCCCÏI.


I N H O U D<br />

VAN HET<br />

TWEE EN TWINTIGSTE DEEL.<br />

Z E S D E B O E K .<br />

Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerkhervorming<br />

in het begin der zestiende eeuw.<br />

EERSTE A F D E E L I N G i<br />

Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zestiende<br />

eeuw, tot den vrede van Pasfau.<br />

A C H T S T E H O O F D S T U K .<br />

Gefchiedenis der Hervorming in de Neder-<br />

I a n d e n<br />

- • • . Bladz. i.<br />

KER.


}<br />

KERKELIJKE<br />

GESCHIEDENIS.<br />

Z E S D E B O E K .<br />

ÜEVATTENDE HET ZESDE TIJDPERK; BEGINNENDE<br />

MET DE KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />

ZESTIENDE EEUW.<br />

E E R S T E A F D E E L I N G .<br />

GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER<br />

ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN 1-ASSAU.<br />

A C H T S T E H O O F D S T U K .<br />

Gefchiedenis der Hervorming in de Nederlanden.<br />

Jrlet wordt tot roem der ingezetenen van Neder» na C. G.<br />

land algemeen erkend, dat zij, gelijk in andere op- Jaans 7.<br />

tot 1552.<br />

zigten, zoo ook omtrent den Godsdienst van ouds<br />

af, ernsthaftig en nadenkende geweest zijn. Al Staat van<br />

vroeg werd onder hen het Christendom bekend, en denGcdsdienst<br />

in<br />

vooral, federt de prediking van WILLEBRORD en de Neder-<br />

WINFRIED of BONIFACIUS , werd hetzelve in deze .anden.<br />

landen gevestigd. Van toen af heeft het, te midden<br />

van het diep verval van geleerdheid en ware<br />

kennis van den Godsdienst, in Nederland niet ont-<br />

HERV. III, A bro


K E R K E L I J K E<br />

naC. G broken aan eene zucht, om waarheid en echte gods­<br />

Jaari5J7 vrucht naar te fporen en te beoefenen; reeds in het<br />

tot 1552,<br />

jaar 712 leest men van eene fcheuring, die te Gent<br />

ontdaan was, maar door tucht en zedebetering der<br />

Geestelijken genezen werd (*). Hoe hoog ook de<br />

magt der Roomfche Paufen in deze eeuwen gedegen<br />

was, men vond onder de Utrechtfche en andere<br />

Bisfchoppen in België en Nederduitschland zulken ,<br />

die den Roomfchen Kerkvoogd mannelijk durfden<br />

tegenfpreken; gelijk in de IXde eeuw het voorbeeld<br />

van GUNTHEK en PETGAUD, Aartsbisfchoppen van<br />

Keulen en Trier, aantoont, die uit naam eener Sijnode<br />

te Aken vergaderd, op welke ook HUNGER ,<br />

elfde Bisfchop van Utrecht, tegenwoordig was,<br />

een' nadrukkelijken Brief fchreven aan den Paus NI-<br />

GOLAUS I. (f) Ook werd op eene Sijnode te<br />

Rheims, in het jaar 992, op welke insgelijks Nederlandfche<br />

Bisfchoppen tegenwoordig waren, hartige<br />

taal gefproken tegen de heerschzucht van den<br />

Paus. In de verfchillen tusfehen den Paus HILDE-<br />

BRAND of GREGORIUS VII en den Keizer HENDRIK<br />

IV, koos Bisfchop WILLEM van Utrecht des Keizers<br />

zijde, en hielp in het jaar 1076 op eene<br />

Sijnode te Worms mede bewerken, dat deze Paus<br />

afgezet en in den ban gedaan werd, om welke reden<br />

de Paus den Bisfchop insgelijks in den ban<br />

3eed. WILLEM'S opvolger KOENRAAD was niet minder<br />

(*) HOOFT Nederl. Hifi. I. 32.<br />

(f) Bij BRANDT Hifi. der Reform. I Deel, Bladz. 36,<br />

/an de uitgave in 8vo. 1787.


G E S C H I E D E N I S . 3<br />

der een ijverig voorftander van den Keizer tegen ra C. Ö,<br />

den Paus. A's Paus PASCHALIS II op het einde der faansif.<br />

:ot 15534<br />

elfde eeuw de Kerk van Luik in den ban gedaan,<br />

en de uitvoering van den ban aan ROBERT , Graaf<br />

van Vlaanderen, aanbevolen had, fchreef de Kerk<br />

van Luik<br />

Brief (*><br />

hem deswegens eenen nadrukkelijken<br />

Doch, niet allen verzetteden zich Bisfchoppen eii<br />

Geestelijken, tegen de overheerfching der gemoederen<br />

, maar ook vele anderen , fchoon zij als<br />

Ketters deswegens gebrandmerkt, vervolgd en hun<br />

alle fnoode dwalingen en fporeloosheden toegefchreven<br />

werden. Zoo waren er in de Xüdc eeuw onder<br />

den naam Catharen Ketters bekend, en al vroeger<br />

, onder anderen te Keulen, die voor Maniche'èn<br />

werden gehouden; van welken men weet, dat zij<br />

de Transfubftantiatie, de voorbidding der Heiligen,<br />

het Vagevuur enz. hebben verworpen (f). De Beghards<br />

en Beguinen of Bagynen waren lieden, die<br />

zich vereenigden, mannen en vrouwen afzonderlijk,<br />

om zich in godsvrucht te oefenen, en die in (rilheid<br />

van hunnen handenarbeid leefden , en door weldadigheid<br />

jegens de armen en door gastvrijheid uitmuntten<br />

, alhoewel zij fpoedig als Geestdrijvers en Dweepers<br />

voor den haat der Monniken blootlïonden (§).<br />

In de Xlde eeuw waren vele lieden door de Bisdommen<br />

van Luik en Kameryk verfpreid, die ondef<br />

(*) /. c. Pag. 47.<br />

(t) Kerk. Gcfch. XIX Deel, Bladz. 319,<br />

(S) Kerk. Gcfch. XIX Deel, Bladz. 306. volgg.<br />

A a<br />

dert


na C. G den naam van Gundulfianen bekend zijn , en zeke­<br />

Jaar 1517. ren GANDULF of GUNDULF van den kant van Italië<br />

to<br />

t 1552,<br />

als hunnen Leermeester erkenden, en belijdenis deden<br />

, dat zij geen' anderen regel des geloofs eerbiedigden,<br />

dan de Heilige Schrift, en welke in eene<br />

Sijnode te Arras in het jaar 1025 veroordeeld zijn<br />

geworden (*).<br />

In het laatst der Xlde of het begin der Xllde<br />

:euw predikte TANCHELYN uf TANCHELM in deze<br />

ancien vele waarheden met groote toejuiching , en<br />

sijne leer fchoot onder anderen te Antwerpen diepe<br />

vonelen (f). In de Xllde en volgende eeuw nanen<br />

vele Waldenzen, door de hardfte vervolgingen<br />

jedrukt, de wijk naar de Nederlanden, alwaar hun-<br />

1e leere veel bijval vond, ook vertaalden zij den<br />

3,|bel in Neêrduitsch rijm, gevende van hun doen<br />

leze reden: Dat daar in, dus luidt hunne taal ,<br />

xroote nutfehap was; no boerte, no fabulen , no<br />

'rufe, no faloerde, mer were woerden. Dat hier<br />

•n daar was een her de coerste, mer dat het pit<br />

1 •nde die foetheid van goedt ende felicheid der in<br />

vel was te bekinnen (§). Vreesfelijk was de vervolging,<br />

welke deze Waldenzen in de Nederlanden<br />

1 lebben moeten ondergaan, bijzonder in Vlaanderen,<br />

1 )mtrent de jaren 1236 tot 1238, voornamelijk door<br />

oedoen van eenen Monnik ROBRECHT , die zelf te<br />

I<br />

| K E R K E L I J K E<br />

vo-<br />

(*) GERDES Hifi. Ev. Ren. T. III. p. 1,2.<br />

(t) Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 359.<br />

(§) BOXHORN Nederl. Hifi. Bladz. 50. Zie ook vaa<br />

c e IValdenzen Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 330.


G E S C H I E D E N I S . 5<br />

voren een Waldenzer geweest was. In twee of drie<br />

maanden tijds, werden omtrent 50, zoo mannen<br />

als vrouwen, verbrand, of levende begraven. De<br />

wreedheid vond nog fmartelijker pijnen uit dan de<br />

vuurftraffe. De kleederen der eliendigen tot den na­<br />

vel uitgefchud, en de huid zoo ver afgevild zijnde,<br />

bond men hen aan palen; daar bragt men dan ge­<br />

heele korven en zwermen van horzelen of bijen om­<br />

trent, die de gevilden in de verfche wonden van<br />

dat raauwe vleesch met hare angels ftaken , en aan<br />

alle kanten, zonder ophouden, dag en nacht pijnig­<br />

den; tot dat zij ten laatfte, aan het eind gemarteld,<br />

den geest gaven (*).<br />

In de XlVde eeuw ontftond een gezelfchap van<br />

godvruchtige lieden te Antwerpen,. die zich aan<br />

werken van barmhartigheid toewijdden, door het<br />

oppasfen van zieken en kranken , inzonderheid bij<br />

de toenmaals heerfchende pest en befmettelijke ziek­<br />

te, en door het zorgen voor de begrafenisfen en<br />

het beftellen der lijken. Men noemde hen, wegens<br />

hunne matigheid, Matemannen , naar hunne Cellen<br />

of geringe woningen, Celliten of Cellebroeders, en<br />

naar de Lijkzangen, die zij op eenen treurigen toon<br />

zongen, Lollards of Lolards (f). Ook deze goede<br />

menfchen moesten menige mishandeling van de af-<br />

gunftige Geestelijken ondergaan, èn werden niet zel­<br />

den als Dwepers vervolgd.<br />

In het midden der XÜIde eeuw was er te Ant-<br />

(*) BOXHORN /. c. Bladz. 139.<br />

(t) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. i5=.<br />

A 3<br />

wer-<br />

na C. G.<br />

Jaansi7.<br />

tot 155a.


na C. G<br />

Jaarisi7<br />

tot 1552<br />

Zedebederf<br />

der<br />

Geestelijken.<br />

6 K E R K E L I J K E<br />

werpen cen Priester, WILLEM KORNELISSE , die<br />

ontkende, dat CHRISTUS ligchamelijk onder de ge­<br />

fruite van brood en wijn in het Avondmaal tegen­<br />

woordig zij, en die meer andere leeringen van het<br />

Roomfche Geloof verwierp. Nadat hij reeds vier<br />

jaren overleden was geweest, werd hij befchuldigd<br />

aan deze Ketterijen, gelijk men het noemde, fchul-<br />

dig te zijn geweest; waarom NICOLAUS, Bisfchop<br />

van Kameryk, zijne beenderen liet opgraven en ver­<br />

branden (*). Bij welk voorbeeld door de Schrijvers<br />

nog andere gevoegd worden.<br />

Ondertusfchen was het zedebederf der Geestelijken<br />

in de Nederlanden niet geringer dan elders. De<br />

trotschheid en pracht der Bisfchoppen ging alle be-<br />

fchrijving te boven. De Bisfchoppen van Utrecht<br />

waren te gelijk aanzienelijke Vorsten, die Hertogen<br />

en Graven onder hunne Leenmannen hadden , en<br />

menigvuldige oorlogen voerden. Het voorbeeld der<br />

bisfchoppen werd van de mindere Geestelijken ge­<br />

volgd , die zich zoo veel mogelijk aan het gezag<br />

der O/erheid onttrokken; en geen wonder, zij ver­<br />

meerderden hunne bezittingen en inkomften, en de­<br />

wijl zij veelal de eenigen waren , die de pen wisten<br />

te voeren, werden meest overal de Geestelijken tot<br />

Schrijvers en Geheimfchrijvers gebruikt, zoodat zij<br />

in alie zaken inzage hadden; hier door is het ook<br />

gebeurd, dat naar het woord Clericus nog heden<br />

Schrijvers en Secretarisfen Klerken genoemd wor­<br />

den ;<br />

(*) j. BASEL. deNederl. Sulpicius Bladz. 178. gevoegd<br />

iehter BOSHORN Nederl. Hifi.


GESCHIEDENIS. 7<br />

den; indien iemand zich met woorden of daden te­ ia C. G.<br />

gen hen durfde verzetten, dezen verfchrikten zij. 'aari5i7.<br />

ot 155a.<br />

door hunnen ban en vervloekingen. Men leest een<br />

formulier van zoodanige vervloeking, in eene Sijnode,<br />

te Aken opgefteld in het jaar 816, van dezen<br />

afgrijfelijken inhoud (*): „ Uit last van den Vader,<br />

en den Zoon, en den Heiligen Geest, en de<br />

Heilige MARIA, de Moeder van onzen Heere JEZUS<br />

CHRISTUS , en van den Heiligen MICHIEL en JAN<br />

den Dooper, en de Heilige PIETER en PAULUS ,<br />

Prinfen der Apostelen, en den Heiligen STEVEN,<br />

en alle Martelaren, en den Heiligen SYLVESTER,<br />

en alle Confesforen , en de Heilige ALDEGUND , en<br />

alle de Heilige Maagden, en alle de Heiligen, die<br />

zijn, in den hemel of op der aarde. Wij vervloeken<br />

en fcheiden af van de Heilige Moeder de Kerk,<br />

die (dit of dat) gedaan hebben, of daarvan geweten,<br />

of daartoe geraden hebben. Dat de vloek hen<br />

fchende in hunne huizen, fchuren, bedden, veld ,<br />

akker, weg, hofftede, en alle fteden en burgten.<br />

Dat zij vervloekt zijn in bosch, vervloekt in rivieren<br />

, vervloekt in Kerken , en hare Hoven ; vervloekt<br />

voor den Rigter, vervloekt in het vechten en<br />

ftrijden; vervloekt in het bidden, in het fpreken, in<br />

het zwijgen, eten, drinken, en flapen; vervloekt in<br />

het waken, tasten, wandelen, zitten, ftaan en loopen;<br />

en rusten en rijden. Dat zij vervloekt zijn in<br />

het<br />

(*) Bij BOxnoRN Nederl. Hifi. Bladz. Ï6t. volg. en<br />

uit hem bij BRANDT Hifi. der Reform. I Deel, Bladz.<br />

73- volgg.<br />

A 4


na C. G<br />

Jaar 1517<br />

tot 1552.<br />

* K E R K E L I J K E<br />

het hooren, zien en fmaken; vervloekt in alie hunne<br />

werken. De vloek fchende hunne hoofden, oogen ,<br />

en al hun ligchaam, van de kruin des hoofds af ]<br />

tot de zolen toe van hunne voeten. Ik bezweer u\<br />

Duivel, en alle uwe trawanten, door den Vader\<br />

en den Zoon, en den Heiligen Geest, dat gij geene'<br />

rust neemt, dag ofte nacht, tot dat gij hen gebragt<br />

zult hebben tot eeuwige en tijdelijke fchaude, 't zij<br />

met hen te doen verdrenken, of hangen, of verflin-<br />

den van de wilde dieren, of verfeheuren van het<br />

wild en grijpende gevogelte, of verbranden met den<br />

tmre, of te doen omkomen door hunne vijanden ;<br />

loet hen van al, wat er keft, gehaat worden!<br />

^aat hunne kinderen weezen worden, en hunne<br />

1 rouwen weduwen. Niemand en zij hun voortaan<br />

1 ot eenen helper, en niemand ontferme zich over<br />

1 mnne weezen. En even gelijk als LUCIFER is ge-<br />

1 meten uit den hemel, en ADAM verbannen uit het<br />

] 'aradijs, laat hen ook zoo uitgefmeten en verban­<br />

t en worden uit deze wereld, uit al hun goed en<br />

l ave, en laat hen begraven worden bij de ezelen.<br />

1 ,aat heu deel hebben aan de ftraffe van DATAN en<br />

é BIRAM, en JUDAS en PONÏTUS PILATUS, en met<br />

I He die, welke tegen God hunnen Heer gezegd heb-<br />

l en: Wijk van ons, wij willen geene kennis heb-<br />

b en van uwe wegen. " Op dit woord namen de<br />

v loekers twee brandende kaarsfen, die zij uitblusch-<br />

ti tn, met deze verfchrikkelijke woorden: „ Ik be-<br />

z •veer u, Duivel, en alle uwe trawanten, dat, even<br />

g tlijk deze kaarsfen uitgebluscht worden in onze<br />

h; inden, gij ook uitdoet en wegneemt het licht van<br />

hun*


G E S C H I E D E N I S . 9<br />

hunne oogen, ten zij dat zij zich bekeeren, en vol­ ia C. G.<br />

doening geven. Het gefchiede zoo! het gefchiede [aan 517.<br />

:ot 1552.<br />

zoo! Amem!" Door zoodanige onchristelijke vervloekingen,<br />

die des noods met de wreedfte mishandelingen<br />

achtervolgd werden, verwekten de Geestelijken<br />

zich ontzag bij de eenvoudigen, zoodat zich<br />

niemand tegen hen durfde verroeren.<br />

Van tijd tot tijd echter verhieven mannen van beter<br />

geest hunne Hem. Omtrent het jaar 1290 fcherpte<br />

HENDRIK van Gend, Aartsdiaken te Doornik,<br />

zijne pen tegen het misbruik der Geestelijke goederen<br />

en de Paufelijke magt. Hij fchreef onder anderen:<br />

„ Dat een Prelaat een dienaar en onderdaan<br />

der wet ware, en geen Heer. Dat ook het kwaad<br />

niet goed werd, omdat de Paus het toeliet of gebood<br />

(*)." Ook begonnen de Vorsten toe te letten<br />

op het gedrag en de inhaligheid der Kerkelijken ,<br />

gelijk Graaf GUY of GUIDO van Vlaanderen in een<br />

Plakaat van het jaar 1294, en WILLEM, Graaf van<br />

Holland, met een Plakaat in het jaar 1328.<br />

In het begin der XlVde eeuw werd de Orde der<br />

Tempelieren, die wegens hun ongebonden leven ,<br />

zuipen en zwelgen zich ten kwade berucht hadden<br />

gemaakt, alom en ook in Nederland uitgeroeid,<br />

waar van wij elders gefproken hebben (f).<br />

De vermaarde NICOLAUS A LIRA, die in het begin<br />

der XlVde eeuw geleefd heeft, en die door zijne<br />

fchriftverklaring gezegd wordt, LUTHER te zijn<br />

(*) BRANDT /. C. Bladz. 70. GERDES /. C. p. 3.<br />

CO Kerk. Gefch. XVill Deel, Bladz. 206.<br />

A 5<br />

voor-


mC. G<br />

JaariS!/.<br />

tot 1552.<br />

10 K E R K E L I J K E<br />

voorgegaan, wordt van fommigen voor een' Bra.<br />

bander gehouden (*).<br />

Mier en elders gingen intusfchen de vervolgintren<br />

haren gang. In het jaar 1380 liet de Bisfchop van<br />

Utrecht, FLORIS VAN WEVELINKHÖVEN, het lijk<br />

van eenen MATTIIEUS LOLLARD opgraven, op het<br />

voorplein van het Bisfchoppelijk Hof verbranden en<br />

le asfche in de flads grachten werpen (f).<br />

In het jaar 1583,(200 lees ik bij BOXHORN, doch<br />

verkeerd voor 1383,) raakten de Monniken xzZierik-<br />

:ee va lijden, door hunne eigene baldadigheid. Een<br />

I vlonnik, Broeder DIRK OUDERGEESTE genoemd,<br />

rerd van eenen anderen Monnik doorftoken, waar<br />

< P de Overheid het geheele gezelfchap het Klooster<br />

1 itdreef, en anderen in hunne plaats Helde; doch<br />

t eze verliepen zich zoodanig in overdaad , dat zij<br />

1 leest alle losrenten , welke aan het Klooster be­<br />

l oorden, verkochten. Men befloot dan degenen,<br />

I ie van de te voren verdrevenen nog overig waren,<br />

V reder terug te roepen en te hertellen. De anderen \<br />

d it verflaaiKle, pakten, op zekeren nacht, boeken,<br />

b :dden, vaten, kelken en andere Kerkelijke huis-<br />

r: iad, die voorhanden was, bijeen, en ruimden het<br />

K looster fteelswijze. Dit Geestelijk bankroet flaat<br />

il een oud ftadsboek met deze woorden aangeteeh<br />

:nd: Anno MCCCLXXXVIII. Obfervantiales Spo-<br />

li iverunt Conventum Zirichfeenpum de mobilibus<br />

h imobilibus, dat is: In het jaar 138S beroofden<br />

(*) GERDES /. c. pag. 4. Vergel. Kerk. Gefch. XIX<br />

D tel, Bladz. 63. (f) BRANDT /. c. Bladz. 80,<br />

de


G E S C H I E D E N I S . II<br />

4e Obfervanten het Convent te Zierikzee van roe- ia i C. G.<br />

rende en onroerende goederen (*).<br />

[aari5i7.<br />

ot 1552.<br />

De Koophandel, welken de Nederlanders toen<br />

reeds op Engeland dreven, gaf gelegenheid, dat de<br />

boeken, leere en gevoelens van JAN WIKLEF, die in<br />

deze XlVde eeuw leefde, herwaards werden overgebragt,<br />

en dat velen in dezelve fmaak vonden en ze<br />

omhelsden (f).<br />

Op gelijke wijze werden in de XVde eeuw de gevoelens<br />

van JOANNES HUS al vroeg in de Nederlanden<br />

overgebragt. Paus MARTYN V liet in het jaar<br />

1420 tegen de Husfiten, die de wapenen hadden opgevat,<br />

ter befcherming van hunne godsdienftige vrijheid<br />

, alomme en ook hier te lande eene kruisvaart<br />

prediken, in welken togt vele Edelen en Poorters<br />

der deden deel namen , en den togt naar Bohemen<br />

aanvaardden. De ftad Dordrecht alleen leverde daar<br />

toe 56 van hare Burgers (§). De togt liep ongelukkig<br />

af, en de Nederlanders van denzelven teruggekeerd,<br />

bragten de gevoelens der Husfiten mede ,<br />

die zij in hunne leere, handel en wandel nader hadden<br />

leeren kennen. Hier door fchenen ook de verdrukte<br />

Waldenzen het hoofd weder op te fteken.<br />

Eene groote vergadering van dezelven werd, in het<br />

jaar 1421, te Douay in Vlaanderen , ontdekt, verfbord<br />

(*) BONHORN /. c. Bladz. 18S, 189. BRANDT Bladz.<br />

81. doch deze heeft te regt het jaar 138?.<br />

Ct) Men zie van WIKLEF Kerk. Gefch. XIX Deel,<br />

Bladz. 372. volgg.<br />

(§) BOXHORN Ncderl. Hifi. Bladz. 230.


12 K E R K E L I J K E<br />

m C. G ftoord en gevangen. Al wie volftandig bleven, die<br />

Jaarisi7<br />

tot<br />

een groot getal uitmaakten, verwees men ten vure.<br />

1552<br />

De anderen ontgingen dat lijden, met hun geloof te<br />

verzaken, en zich naar het Pausdom te voegen (*).<br />

Verval<br />

Het verval der Kerk nam echter hand over hand'<br />

der Kerk.<br />

toe. Het gezag der Paufen was zoo hoog gedegen<br />

, dat er elk den last van gevoelde. Zij matigden<br />

zich overal het begeven der openftaande Bisdommen<br />

en andere mindere Geestelijke waardigheden<br />

aan. Zij trokken, als zij het goedvonden , de Kerkelijke<br />

gefchillen voor hunne Regtbank te Rome ,<br />

zelfs ondernamen zij in wereldlijke zaken uitfpraak<br />

te doen. Hunne inkomften vermeerderden zij door<br />

allerhande uitvindingen. Het verleenen van verlof<br />

tot verbodene huwelijken en andere dingen , de inromften<br />

van het eerfte jaar der open vallende Kerkeijke<br />

ambten, onder den naam van Annaten bekend,<br />

le Tienden, de belastingen , weike, van tijd tot<br />

:tjd, op de Geestelijken gelegd werden , de kruisvaarten<br />

, van welke men niet zonder geld ontflagen<br />

1 ton worden, het prediken der Aflaten, en vele anlere<br />

middelen, zelfs de Simonie of verkooping van<br />

Kerkelijke ambten niet uitgezonderd, dienden, voor-<br />

| ïamelijk, om de Paufelijke fchatkist te vullen en<br />

s Paufen aanzien te vermeerderen. De bijzondere<br />

] ïisfchoppen waren niet minder, dan de Paus, gezet<br />

» >p de uitbreiding en bevestiging van hun wereldlijk<br />

1 ;ebied, waar van inzonderheid de Bisfchoppen me-<br />

i lige ergerlijke voorbeelden gaven. De Proosten ,<br />

C) BRANDT /. c. Bladz. 89.<br />

de


G F. S C H I E D E N I S. »3<br />

de Dekens, en alien, die eenig Geestelijk Regtsge- na C. G.<br />

bied onder de Bisfchoppen oefenden , volgden der­ Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

zelver voorbeeld. De Kloosterlingen, die voorga­<br />

ven, der wereld afgeftorven te zijn, ftapelden fchat-<br />

ten op fchatten, en verliepen zich , door weelde<br />

dartel geworden, in velerlei ongebondenheid. Hier<br />

te lande, waren zij bezitters van de meeste lande­<br />

rijen, en dreven allerlei neering en koophandel, zij<br />

hielden herbergen en zelfs openbare hoerhuizen ,<br />

terwijl de ingezetenen, zwaarder lasten moetende op­<br />

brengen, tegen de Monniken niet markten konden.<br />

Het gemeen , zoo kwaad een voorbeeld hebbende<br />

aan zijne voorgangeren, bekreunde zich even luttel<br />

met het befchaven en verbeteren zijner bedorvene<br />

zeden. De Godsdienst der meesten, die nog den<br />

naam van vroom droegen, beftond in het eeren van<br />

de Beelden en Overblijffelen der Heiligen, en in het<br />

bezoeken van Kerken en andere Godsdienfiige ge-<br />

ftichten. Het gezag der Kerk in geloofszaken was<br />

thans de hoofdleer in den Godsdienst (*).<br />

Ten aanzien van de Aflaten verdient hier aange­ Aflaten,<br />

merkt te worden, dat de grootfte misdaden daar bij<br />

zoo wel op prijs gefield en voor geld vergeven wer­<br />

den, als de kleine. De prijskaart, daar zich de<br />

Biechtvaders omtrent den afkoop der zonden naar<br />

fchikken moesten, was bij het Pausfelijke Hof ge­<br />

field. Wij willen er flechts een enkel flaaltje uit<br />

bijbrengen. De abfolutie van allerhande onkuisheid<br />

door een' Klerk bedreven, ook met Nonnen , bui­<br />

(*) WAGENAAR Faderl. Hifl. IV Deel, Bladz. 24.<br />

ten


14 K E R K E L I J K E<br />

na C. G ten of binnen de muren van een Klooster , of met'<br />

Jaansi7. bloedverwanten of aangetrouwden , of met zijns<br />

tot 155a.<br />

Geestelijke dochter, werd gezet op 36 Tournoifen,<br />

3 Dukaten; de onkuisheid tegen de natuur, op 90<br />

Tournoifen, 12 Dukaten, 6 Carl. De pntflaging<br />

van een' eed, om zijne zaken uit te voeren , kostte<br />

voor een' perfoon en in eene verbindtenisfe, 7 Tournoifen,<br />

11 Dukaten, 3 Carl. Vader-, Moeder-,<br />

Broeder-, Zuster- en Vrouwenmoord flond op 4<br />

Tournoifen, 1 Dukaat, 8 Carl. Op dezen voet werd<br />

aan zeker' Jonkheer, HENDRIK van Montfoort, omtrent<br />

het jaar 1448 , eene foort van Vadermoord<br />

vergeven. Hij had zijn' Vader in hechtenis gehouden,<br />

tot den dood toe, en dat kwaad heeft hem<br />

RUDOLF, Bisfchop van Utrecht, voor eene geldboete<br />

kwijdgefcholden (*).<br />

De euvelmoed der Geestelijken ging zoo ver, dat<br />

Hertog FILIPS van Burgondien, te dezen tijde, Heer<br />

der Nederlanden, dezelve te beteugelen noodzakelijk<br />

achtte. Door zijnen invloed gaf RUDOLF VAN DIEP­<br />

HOUT, Bisfchop van Utrecht, in het jaar 1433, een<br />

algemeen bevel, waar bij het regtsgebied der Provifolren<br />

en Dekens, en ook het regt der Kerken en<br />

Kerkhoven bepaald werd (f). Eenige jaren later,<br />

Ci445») poogde deze Vorst den koophandel der<br />

Kloosterlingen en het aanwinnen van landerijen, ten<br />

behoeve der Bedelordens, door een ernflig Plakaat<br />

te fluiten, Doch, uit vreeze, zoo het fchijnt, dat<br />

(*) BRANDT /. c. Bladz. 107.<br />

(f) WAGENAAR /. c. Bladz. 29.<br />

de-


GESCHIEDENIS. 15<br />

deze beteugeling van het vermogen en gezag der 1<br />

Geestelijkheid hem bij den Paus in den haat mogt<br />

brengen, fchreef hij, in het jaar 1447, eenen vleijenden<br />

Brief, opgeiteld door JOANNES GODEFRIDI ,<br />

Aartsbisfchop van Utrecht, aan Paus NICOLAUS V,<br />

waar bij hij zijne landen der Geestelijke hoede en<br />

tucht van zijne Heiligheid aanbeval.<br />

De Paus zelf fcheen overtuigd van de noodzake-: 3e Kar-<br />

lijkheid eener Hervorming der Geestelijkheid in deze' linaalN.<br />

?AN CUïA<br />

landen, en vaardigde, om die te bevorderen, den<br />

Kardinaal NICOLAUS van Cufa herwaards af. Deze<br />

Kardinaal van Cufa (*) was uit een gering geflacht<br />

geboren te Cufa, een dorp aan den Moezel, in het<br />

Aartsbisdom Trier, door zijne geleerdheid bragt hij<br />

het zoo ver, dat hij in het jaar 1448 den Kardinaalshoed<br />

bekwam (fj). In het jaar 1450 kwam hij<br />

in de Nederlanden als Paufêlijke Legaat, om , ter<br />

gelegenheid van het Jubeljaar, volle vergeving van<br />

alle zonden aan te kondigen, doch niet van de<br />

fchuld en ftraffe derzelven. Zoo fprak de Kardinaal<br />

zelve, en hij voegde daar bij: „ Dat men, door<br />

het doen van veeljarige boete in dit leven, of door<br />

het opbrengen van den laatflen penning , hier na- .<br />

maals in het Vagevuur, eerst van deze ftraffe en<br />

fchuld kon ontheven worden, ten ware men zich ,<br />

door<br />

(*) Wij hebben ook vnn hem gefproken, als van een<br />

Geleerden XIX Deel, Bladz. 50. en van zijn gezegde,<br />

dat de Schrift de Kerk volgt, we.lke eer is dan de Schrift<br />

XVIII Deel, Bladz. 234.<br />

(t) GERDES /, c. pag. 6. fqq.<br />

ia C. Gi<br />

aar 1517.<br />

ot 1552.


i« K E R K E L I J K E<br />

na C. G. door het doen eener vrijwillige gifte, voorzag van<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Aflaatbrieven, welke de Kerk, uit haren fchat van<br />

de verdienden der Heiligen, den volke liet aanbieden<br />

: en door welken de zielen gezuiverd en in ftaat<br />

gefield werden, om, terflond na dit leven, de hemelfche<br />

heerlijkheid te verwerven." Op dezen voet<br />

predikte hij gemeenlijk. Doch, fomtijds verklaarde<br />

bij ook, dat de regte Aflaatsbrieven, die te Jongden<br />

Dage gelden zouden , uit de Heilige Schriften<br />

gehaald moesten worden, en dat de Paufelijke meer<br />

iienden, om de Kerkdijken te verrijken, dan om de<br />

^eeken te verbeteren." Men ontving hen met allen<br />

1 :erbied, Wereldlijken en Geestelijken haalden hem<br />

i n , met vanen , met kruifen, met het luiden van<br />

] flokken. Men zong: Gezegend zijt gij, dien wij<br />

l tu al lang verwacht hebben in onze duisternis. De<br />

] kardinaal van Cufa was te gelijk gezonden, om<br />

] [loosters en Kerken te bezoeken en te hervormen,<br />

] lier vond hij veel werks aan, zoo wel als aan het<br />

1 veeren der misbruiken en bijgeloovigheden in den<br />

( }odsdienst, welke alom in zwang gingen. Hij<br />

] :antte zich tegen dezelve, in openbare redevoerini<br />

;en, te Utrecht, te Dordrecht, te Haarlem, te<br />

r<br />

.eyden, en elders, gedaan. Zijne redenen vonden<br />

i ngang bij fommigen ; doch de meesten bleven aan<br />

< !e oude dolingen en gebreken verflaafd. Hij droeg<br />

i i zijne Predikatiën meermalen zaken voor, die van<br />

e ene regte hervorming niet vreemd waren. Te<br />

J laarlem predikte hij tegen de Bedevaarten naar<br />

l Vilfenach. Dit was eene flad in de Mark Prieg-<br />

t, itz, alv\aar door de kracht van drie bloedige Hostien


G E S C H I E D E N I S . |f<br />

iitn vele wonderwerken gezegd werden te gebeu­ naC. Ö»<br />

ren (*_). „ De Beelden der Heiligen mogten, zijns Jaari5i?»<br />

tot 1552*<br />

oordeels, alleen geëerd worden, voor zoo ver zij<br />

derzelver deugden herinnerden. Bewees er iemand<br />

eene eer aan, die naar Afgoderij zweemde , of liep<br />

er het volk ie fterk naar, dan moest men ze uit<br />

de Kerk wegnemen. De bloedige Hostiën, die men<br />

het volk, als wonderen, om geld zien liet, behoorden<br />

, meende hij, nergens vertoond te worden." In<br />

Duitschland, en veeliigt ook hier, heeft hij gewild,<br />

dat men de Hostie niet in het openbaar omdragen<br />

zou. „ Het Avondmaal was, zeide hij, ingefteld,<br />

om genuttigd te worden; niet, opdat men er mede<br />

zou pronken." De Kardinaal keerde eerlang naar<br />

Rome terug, niet zonder eenig nut hier te lande te<br />

hebben uitgevoerd (f> Hij is in het jaar 1464 in<br />

Italië overleden*<br />

Onder de genen, die in de XIVde eeuw misbrui­ GERRIT<br />

ken aanwezen, en zuiverder leere verkondigden , DE GROOf<br />

rekent men met regt GERARDUS, of GERRIT DE<br />

GROOT , van Deventer, alwaar hij in het jaar 1340<br />

geboren is. Wij hebben reeds elders van hem gefproken<br />

(§). Hij was een Diaken der Kerk, maar<br />

geen Priester, die gemeenelijk plag te zeggen: Voor<br />

ai het goud van Arabien zou ik de zorg der zie.<br />

len den tijd van eenen nacht niet op mij willen<br />

nemen. In eenen Brief aan HENRICUS ELINGE EI-<br />

LI*<br />

Cj) JAC BASEL, Nederl. Sulpitius Bladz. 25-.<br />

WAGENAAR /. c. Bladz. 33. VOlgi BRANDT Bl. itf.<br />

(§) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. 164.<br />

HERV. III. B


na C. ( ; LIUS befchuldigt hij de Religieuzen van zijnen tijd,<br />

Jaari5i<br />

i van hoererij, dronkenfchap,<br />

tot 155<br />

gierigheid , geveinsdheid,<br />

overdadigheid, luiheid, kuiperijen, en van<br />

MATTHYS<br />

C.RAB0.<br />

18 K E R K E L I J K E '<br />

alle foorten van zonden. Hij voegt er bij, dat zij<br />

noch God noch menfchen vreesden, waarom hij<br />

een wee over hen uitfpreekt, en de Ifraffen, door<br />

de zonden verdiend, voorftelt, en verzekert, dat<br />

zij dezelve zullen ondervinden, indien zij zich niet<br />

bekeeren. Niet alleen in bijzondere Brieven , maar<br />

ook in eene openlijk uitgegevene Verhandeling tegen<br />

de hoererende Priesters, vaart hij ernftig tegen de<br />

bedorvene zeden der Geestelijken uit; hij is in het<br />

jaar 1384 overleden. Men getuigt van hem , dat<br />

hij te Amfterdam de eerfte Predikatie in de Neder-<br />

duitfche taal gedaan heeft (*).<br />

Omtrent het jaar 1430 bevond zich te Deventer<br />

insgelijks een Prediker Monnik, MATTHYS GRAEO^<br />

die zeker Boek had gefchreven tegen het ongeregeld<br />

leven der Geestelijken, hetwelk hij, daar over aan-<br />

gefproken zijnde, niet alleen erkende, maar daaren­<br />

boven verklaarde, van voornemen te wezen , met<br />

zulk fchrijven voort te varen, Hier over werd bij<br />

bij het Geestelijke Hof te Utrecht verketterd , en<br />

FREDERIK VAN BLANKENHEIM , Bisfchop van<br />

Utrecht, bragt de zaak voor de Kerkvergadering van<br />

Konflans. Door hetzelve werd hij in de gevangenis<br />

geworpen, en met den brandffapel bedreigd ; hier<br />

door verfchrikt, bekende hij fchuld, en weden-iep<br />

het-<br />

(*) JAC. R E V . Hifi. van Deventer I Boek p. 28, 34.<br />

iASEL. de Nederl. Sulpitius Bladz. 219.


v<br />

G E S C H I E D E N I S . 19<br />

hetgeen hij gefchreven had (*). GERDES (f) trekt 1<br />

ia C. O.<br />

evenwel in twijfel, of niet deze GRABO alleenlijk , .<br />

ot 155a.<br />

ten einde zijne Monniken te verheffen, andere Gees- [<br />

telijken hebbe zwart gemaakt, en daarom veroordeeld<br />

zij geworden, om te herroepen, en Nederland te<br />

verlaten. Ondertusfchen had zijn fchrijven zoo veel<br />

te vvege gebragt, inzonderheid te Deventer, en elders<br />

in Overysfel, dat de Overheden der fteden zich<br />

met kracht begonnen te verzetten tegen de magt der<br />

Geestelijken, en ftaande te houden, dat ook dezen<br />

aan het wereldlijk gezag onderworpen waren.<br />

Hoe het zij , zeker is het, dat men, te dezen<br />

tijde, vele voorbeelden ontmoet van godvruchtige<br />

lieden, die de zeden der Kerkelijken poogden te<br />

hervormen, van waar de overflap tot de Hervorming<br />

der leere ligter gemaakt werd. Men noemde<br />

zulke lieden Reformateurs of Hervormers van de<br />

Geestelijken. Bij BOXHORN (§) lezen wij eene zwa-<br />

re klagte van eenen Nederlandfchen Monnik , die<br />

niet genoemd wordt, over de Geestelijken, in eenen<br />

Brief, die uit de borst en met alle vrijmoedigheid<br />

gefchreven is. Onder anderen zegt hij : ,, De<br />

plaatfen, in welke hunne voorzaten den ftoel van<br />

alle tucht en deugdzaamheid geplant hadden, tredende,<br />

in hunne eenzaamheid, 'gelijk als te velde<br />

tegen het vleesch , de wereld , en den Vorst der<br />

wereld, den Duivel, en de overhand hadden behouden,<br />

(*) BUXTORF Bladz. 221. BRANDT Bladz. 89.<br />

(t) l. c. pag. 5.<br />

(§) Bladz. 218.<br />

B 2


m C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

sa K E R K E L I J K E<br />

den, zijn geworden tot bordeelen , en legers van<br />

aardfche duivelen, in dezelve heerscht niet alleen de<br />

onkuisheid, maar ook overdaad, dronkenfchap, eigendom<br />

van goederen, en eene oneindelijkheid van<br />

andere fouten."<br />

HENDRIK LOEDER, Prior van het Klooster Vrendesweel<br />

bij Noorthoorn, een (batig man, hield zich<br />

bezig, om die van zijne Orde hier te lande te vermanen<br />

tot een gefchikter leven, dan zij tot hier toe<br />

geleid Baddert; van hem lezen wij bij denzelfden<br />

BOXHORN eenen ftralTen Vermaanbrief aan zijne Broederen<br />

(*).<br />

Digt bij Haarlem ftond zeker Klooster, Onzer<br />

lieve Vrouwe Vijïtatie, daar de Prior JAN VAN<br />

KEMPEN, geboortig uit het Sticht van Keulen, het<br />

doen en laten der Kloosterlingen , in zijne gefprekken<br />

met deze woorden overhaalde : ,, Wij willen<br />

nederig zijn, zonder veracht te worden; geduldig ,<br />

zonder verdrukking te lijden; gehoorzaam, zonder<br />

ander dwang te ftaan; arm, zonder iets gebrek te<br />

lebben; deugdzaam, zonder eenige moeite te doen<br />

n het plegen van deugden; leedwezen toonen, zon-<br />

1 ler eenige pijn of fmart te gevoelen; geprezen zijn,<br />

tonder lof te verdienen ; bemind zijn, zijnde zelve<br />

tonder liefde ; geëerd, zonder tucht en heiligheid<br />

( ies levens te toonen. CHRISTUS, onze Heer, dede<br />

1 tooit zulks; maar leerde wel uitdrukkelijk, dat men<br />

£ eweld moest doen op het Koningrijk der Hemelen ,<br />

e n alle ongelijk geduldig dragen (f)."<br />

On-<br />

(*J Bladz. 223.<br />

(t) isoxHoRN Bladz. 234. BRANDT Bladz.96.


GESCHIEDENIS. 21<br />

Onder de middelen, van welke de Monniken zich<br />

bedienden, om geld en goederen te verzamelen ,<br />

behoorde, dat zij de rijkfte en vermogendfte lieden<br />

wisten te bepraten, om zich in een Klooster te begeven<br />

, en zich, gelijk men fprak , met alle hunne<br />

bezittingen aan den dienst van God over te geven.<br />

Dus werden de Kloosters erfgenamen, ten nadeele<br />

dtr wettige erfgenamen, waar door vele aanzienelijkè<br />

gedachten verarmden. Ondertusfchen maakte dit<br />

den haat tegen de Geestelijken niet weinig gaande.<br />

In Gelderland liet zich dus zekere Jonkheer , AL-<br />

BERT VAN WYNGAARDEN , door fchoon (preken ,<br />

in het Klooster van Windeshelm , als Geestelijke ,<br />

vastmaken. Doch zijn Broeder, dit zeer hoog opnemende<br />

, dreigde het Klooster in brand te (teken ,<br />

zoodat de Monniken genoodzaakt waren, het rietendak<br />

van hunne flaapplaats te bedekken met (leenen,<br />

en alle nachten twee Monniken bij de poort op<br />

fchildwacht te (lellen, tot dat de zaak, met de<br />

overgave van eenige goederen, bijgelegd werd. De<br />

gedachte ALBERT VAN WYNGAARDEN ondertusfchen,<br />

nu in het Klooster gekomen, en tot den Priester 1<br />

,ia C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

f<br />

ot 1552.<br />

-<br />

(laat verheven wezende, verfoeide de pracht van<br />

kleederen en kostelijke kelken , en ander fieraad ,<br />

welke men tot hier toe in de Misfe ten toon fpreidde,<br />

zeggende: Dat in zoo heiligen dienst niet het<br />

ligchaam of de oogen, maar alleen de ziel gefierd<br />

en gediend behoorde te worden (*).<br />

Zulke vermogende lieden, welke men zoo ver<br />

(*) BOXflORN Bladz. 22(5.<br />

B 3<br />

niet


21 K E R K E L I J K E<br />

VU C. G niet kon brengen, om zich in ten Klooster te laten<br />

Jaansi7. opfluiten, bekoorde men, tot milde erfmakingen aan<br />

tot 1552.<br />

Kerken en kloosters, door de beloften van menigvuldige<br />

zielmisfen, ten beste van hunne zielen na<br />

den dood. Dan, ook deze Misfen werden eerlang<br />

zoo hatelijk, bij de door dit middel meer en meer<br />

verarmde Edellieden , dat zij die den fchandelijken<br />

naam gaven van Ruiters- dat is, Roovers - Misfen,<br />

want ruiten noemde men in dien tijd rooven (*).<br />

In de XlVde eeuw, het jaar wordt niet genoemd ,<br />

liet zich HENDRIK WILDE , een Regulier Monnik<br />

van 's Hertogenbosch , te Amflerdam in Holland ,<br />

te Tienen in Brahand, en elders, niet alleen hooren<br />

tegen het leven der Geestelijken, maar hij zocht<br />

ook fommige ongerijmdheden omtrent het ftuk der<br />

leere te verbeteren. Prior onder de zijnen geworden,<br />

liet hij vele dartele liederen, welke eenige geile<br />

Monniken , tot opritfing van het vleesch, tusfehen<br />

de Koorzangen ingevoegd hadden, uit het Koorboek<br />

fcheuren. Als hem zijne Kloosterbroeders de<br />

jaarlijkfche gedachtenis van eenige overledenen , die<br />

de Kerkelijke voorbede na hun verderven begeerd<br />

hadden, voordroegen, gaf hij hun ten antwoord :<br />

„ Laat hen voor ons bidden; onze voorbidding is<br />

hun niet noodig."<br />

JAN VAN BROEKHUIZEN, Prioor van het Reguliersklooster<br />

te Leiderdorp, verliet zijn ambt, omdat<br />

hij geen deel wilde hebben aan de draden en<br />

plagen, die zijne Monniken, dit waren zijne woorden,<br />

(*) Ibid. Bladz. 127,


G E S C H I E D E N I S . 23<br />

den, met hunne onverzettelijke overdaad, verdienden<br />

(*).<br />

GOZEWYN TVACON, een Regulier Monnik van<br />

Zwol, riep tegen het inflokken van landen en beemden<br />

, en dat het hechten van akkers aan akkers ,<br />

niet anders beduidde, dan dat de harten van de<br />

Geestelijken, den hemel vergetende of niet kennende,<br />

alleenlijk aan het aardfche en vergankelijke waren<br />

vastgenageld. Hij zag ook van verre te gemoet<br />

en voorzeide duidelijk, hetgeen door de ondervinding<br />

bevestigd is, dat deze euveldaden , in korten<br />

tijd, aan alle Geestelijken al hun nog overig aanzien<br />

bij velen zou benemen (f).<br />

Ten einde den nadeeligen indruk, welken deze 3ENDRIK<br />

MANDE.<br />

en foortgelijke gezegden en gefchriften van achtenswaardige<br />

mannen konden veroorzaken, voor te komen,<br />

bedachten de Geestelijken en Monniken velerlei<br />

listen; men fprak, om de Kerkelijke achtbaarheid<br />

ftaande te houden , van heme^fche droomen ,<br />

geestelijke gezigten en heilige openbaringen , die<br />

fommige Monniken ontvangen hadden, meest betreffende<br />

den ftaat der dooden, daar dan het Vagevuur<br />

bijkwam, en de zielmisfen aan vast waren.<br />

HENDRIK MANDE, uit eerlijken huize te Dordrecht<br />

geboren, voor dezen Geheimfchrijver van Graaf<br />

WILLEM VI van Holland, en van de Gravin MAR-<br />

GRIETE , ook ten Hove wel gezien, werd met den<br />

tijd het hooffche leven zat. Hij liet zich voorftaan,<br />

(*) BRANDT Bladz. 97. EOXHORN Bladz. 235.<br />

(t) BOXHORS Bladz. 237.<br />

B 4<br />

dat<br />

ia C. G.<br />

[aan S17.<br />

ot 1552.


=4 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. dat hem CHRISTUS zelf verfchenen was, en tot het<br />

Jaariji?<br />

tot i 5 5 2. Geestelijk leven porde. Dus verliet hij het Hof, en<br />

zette de Monnikskap op, in het Klooster te Windesheim,<br />

bij Zwolle. Hier kreeg hij de inbeelding<br />

van nieuwe gezigten; hij verkeerde in zijne eenzaamheid<br />

met de Engelen, die hem onbekende zaken<br />

aanbragten. Hij werd, als een tweede PAU­<br />

LUS, dit gaf hij voor, en de Monniken wilden het<br />

wel gelooven, ten derden hemel opgetrokken. Mm<br />

ftrooide onder het volk uit, dat hij daar, in een'<br />

heerlijken omgang, verfcheidene Monniken, die in<br />

het Klooster geftorven waren, had gezien. Op zijne<br />

beurt op de Kloosterpoort pasfende, hoorde hij,<br />

Ilt werd gezegd, kloppen, en liet vervolgens eenen<br />

ongeling in, helder van aangezigt, die op zijne<br />

/rage: Wie hij was? antwoordde: Het Lam! en<br />

laarbij: Dat het Klooster het huis zijns Vaders<br />

: vas, en dat, die daarin woonden , zijne regte<br />

Broeders waren. Het gerucht van deze Openbarin-<br />

I ;en overal verfpreid zijnde, wilde elk weten, wat,<br />

( n wie hij al in den hemel gezien had. Het Kloos-<br />

t er werd dagelijks overloopen van vragers, en voor<br />

t e antwoorden mildelijk begiftigd. Daar na liet men<br />

1 em , om zijne gezigten meer te doen gelden, rond-<br />

t rekken, voornamelijk in Holland, van ftad tot ftad,<br />

i: izonderheid ook te Delft, daar hij veel geloof<br />

v ond, en veel geld verzamelde. Tegen de arme<br />

li eden zeide hij gemeenelijk: Ik heb de zielen uwer<br />

V rienden in den hemel gezien en gelaten; maar te-<br />

S sn de lijken, dat hij hunne bloedverwanten in een<br />

P<br />

jjnelijk Vagevuur had hooren jammeren, biddende,<br />

dat


GESCHIEDENIS. 25<br />

dat zij, op het fpoedigfte, daar uit mogten verlost<br />

worden. En daar op paste dan eene vermaning tot<br />

milddadigheid, bijzonderlijk voor de Monniken van<br />

zijn Klooster, om, door hun voorbidden , de ge­<br />

pijnigde zielen te verlosfen. Doch , met den tijd<br />

verminderde zijn geloof: de menigvuldigheid, vreem-<br />

digheid, en ongerijmdheid der gezigten maakte, dat<br />

ook de eerfte voor verdichtfelen gehouden werden ,<br />

om der laatfte wille. Ook ftond er een andere Mon­<br />

nik tegen hem op, JAN DE WIT, van Utrecht, die<br />

de ijdelheid zijner gedachten ontdekte. Hij overleed<br />

daar na in het Klooster Stoa bij Beverwyk (*).<br />

In het midden der XVde eeuw was er een Regu­ JANBUSCH<br />

lier Kanunnik van het Kapittel te Windesheim,<br />

bettraft<br />

JAN<br />

het leven<br />

BUSCH, die het Kloosterleven met deze woorden der Mon­<br />

overhaalde: ,, De oude ijver was verkoud en ver» niken.<br />

vallen. Het vleesch en de wereld hadden de over­<br />

hand genomen in de gedachten der Monniken , die<br />

fteeds en alleen genegen waren tot hun eigen gemak<br />

en winfte, tot wellusten van het vleesch, ijdelheden<br />

der wereld, liefkozerij van de Grooten, verwaande<br />

grootachting van zich zeiven; navolgende in de we­<br />

reld, hetgeen zij, als buiten en tegen de wereld ge­<br />

field, behoorden te verachten. Dit kwam van het<br />

tijdelijk goed, hetwelk zij bezaten: daar door kre­<br />

gen zij een weerzin van het Geestelijke , en fielden<br />

al hun genoegen in het vergankelijke. De devotie<br />

had den Kerkelijken groote rijkdommen gebaard ,<br />

(*) BRANDT Bladz, 97. uit BOXHORN Bladz. 238.<br />

B 5<br />

maar<br />

na C. G.<br />

Jaarisi^.<br />

tot 1552.


•a C. i 7. maar die hadden hunne moeder verflikt. Hier door<br />

Jaar 151<br />

tot 155<br />

?• was de regte Godzaligheid, eertijds opgewekt en on-<br />

' derhouden in den fchoot der nederigheid en armoede,<br />

nu ver te zoeken." Ja, hij zeide: ,, Dat de<br />

gezette regel in geene Kloosters onderhouden werd;<br />

dat er geene plaats te vinden was, om God in ftil.<br />

heid te dienen, en de wereld te verlaten; fchrikkende<br />

de Monniken en zich des belgende, als men van<br />

Reformatie fprak." Hij heeft verfcheidene fchriften<br />

nagelaten, en verhaalt in één derzelve, dat, als<br />

er twee Monniken, Broér BERTHOLD en Broêr<br />

KLAAS VAN SCHOONHOVEN te Windesheim ia het<br />

verftand waren geraakt, de andere Broeders ftraks<br />

oordeelden, dat zij te zeer hadden gevast; en dat<br />

men daarom federt den nieuwelingen deze drie vragen<br />

voorftelden: Of zij wel konden eten, wel flapen,<br />

en hunnen Overfte gehoorzamen? (*)<br />

Vervolgingtegen<br />

de<br />

Waldenzen.<br />

a


G E S C H I E D E N I S . *7<br />

denzelven. Ten vure veroordeeld zijnde, betuigden 1 a C. G,<br />

zij hunne onfchuld, en riepen openlijk uit: Dat j aar 1517.<br />

ot 155a.<br />

zij nooit in de Faudery, (zoo noemde men de ver- ,<br />

gadering der Tooveraren en Duivelen,) geweest,<br />

maar dat zij door de Regters bedrogen waren, met<br />

fchoone beloften van lijf en goed te zullen behouden,<br />

indien zij bekenden, hetgeen men hun voorhield.<br />

Eenigen zeiden, dat zij door de pijn tot bekentenis<br />

gedwongen waren. Daar na baden zij, dat<br />

men hen hielp bidden, en bevalen, in het midden<br />

der vlammen , hunne zielen aan God. Sedert bragt<br />

de tijd de waarheid en de onfchuld aan den dag ;<br />

want, in het jaar 1491, werden deze ongelukkigen,<br />

nevens anderen, die te dier zake waren gevangen<br />

geweest, door een vonnis van het Parlement van<br />

Parys onfchuldig verklaard , in hunne eer en goederen<br />

hertteld, en de Regters in zware geldboeten<br />

verwezen (*).<br />

Onder de genen, die ook met hunne fchriften pogingen<br />

deden, de verdorvene zeden der Geestelijken<br />

te beteren, en hen tot Godzaligheid op te leiden ,<br />

mag in de XVde eeuw ook geteld worden THOMAS<br />

A KEMPIS , van wien en van zijn nog in onze tijden<br />

geacht boekje de Imitatione Christi, ( over de<br />

navolging van CHRISTUS,) elders (f) gefproken<br />

(*) BRANDT Bladz. 113, T<br />

li.<br />

(t) Kerk. Gefch. XiX Deel, Bladz. 179. De waardige<br />

grijsaard DE PERPONCHER heeft onlangs eene nieuwe<br />

Hollandfche Overzetting van dat Boekje begonnen uit te<br />

geven.<br />

is.<br />

THOMAS<br />

A KEMPIS.


na C. G. is. Men verhaalt van hem, dat*hij veelal gewoon<br />

Jaari5i7.<br />

was te zeggen : Dat hij in alles rust gezocht ,<br />

tot 1552.<br />

maar nergens gevonden had, dan in hoekskens en<br />

boekskens.<br />

J. WESSEL.<br />

28 K E R K E L I J K E<br />

In dezen zelfden tijd leefde Doctor JAN WESSEL<br />

HERMANSZ. , GESVORT of GANSFORT, zoo men<br />

meent, naar een dorp in Westfalen, hoewel anderen<br />

willen, dat hij den bijnaam Ganfevoet of Goofevoet<br />

zal gevoerd hebben, omdat hij een verdraaide<br />

roet gehad hebbe (*) ; bij was een zeer geleerd<br />

man, die volgens ERASMUS (f), vele leerflellingen<br />

net LUTHER gemeen heeft gehad, maar dezelve veel<br />

1 Christelijker en zediger heeft voorgeteld, dan LUrHER<br />

en de zijnen naderhand deden, LUTHER heeft<br />

1 bmmige kleine fchriften van hem uitgegeven, met<br />

( :ene Voorrede, waar in hij erkent, dat WESSEL<br />

1 vaarlijk van God geleerd was, en dat deszelfs leere<br />

:oo na met de zijne overeenkwam, dat hij fchrijft:<br />

i , Indien ik hem eer gelezen had, zou ik LUTHER<br />

an mijne vijanden hebben kunnen fchijnen , alles<br />

1 lit WESSEL ontleend te hebben , zoo volkomen<br />

f temt beider geest overeen." Toen hij zeer oud was<br />

t eworden, zeide hij tegen JAN OSTENDORP, nader-<br />

1 and Kanunnik van Sint Levynskerk te Deventer:<br />

, Gij naarfiig Jonkman, zult den dag beleven, dat<br />

5<br />

(*) GERDES T. III. Evang. Renov. p. 10, rr. Wij<br />

h ebben van hem gefprokea Kerk. Gcfch. XVIII Deel,<br />

1 !adz. 235.<br />

(f) In Liiello Epistoiico ad fratrcs Getm. infer. &<br />

0 r. Fris. 0Ap. T. X. p. 1622.<br />

de


G E S C H I E D E N I S . 29<br />

de leere van deze nieuwe twistzieke Theologanten, na C. G.<br />

THOMAS, BONAVENTURA, en anderen van hetzelfde<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

flag, van alle regte Christelijke Theologanten verguisd<br />

zal worden." Hij overleed, in den ouderdom<br />

van 70 jaren, te Groningen, in het jaar 1489, en<br />

mag, met alle regt, onder de voorloopers der Hervormers<br />

geteld worden (*).<br />

JAN VAN WEZEL, (JOANNES DE VESALIA,) een JAN VAN<br />

WEZEL.<br />

vriend van JAN WESSEL, verdient naast hem geplaatst<br />

te worden.' Deze werd- ,door de Monniken<br />

vervolgd, en te Mentz als een Ketter veroordeeld,<br />

in het jaar 1479, en in het Auguttyner Klooster te<br />

Mentz opgefloten, alwaar hij kort daar na geftorven<br />

is (f). BRANDT fchrijft (§), dat hij te Mentz<br />

om zijn prediken tegen het Pausdom verbrand is<br />

geworden. Hoe het zij, bij deze gelegenheid liep<br />

WESSEL insgelijks groot gevaar, maar hij ontkwam<br />

hetzelve, door de gunst der Bisfchoppen van Utrecht<br />

en Munfler, welke hij genoot; ook had hij den<br />

haat en nijd der Godgeleerden weten te ontwijken,<br />

door zich op de Geneeskunde toe te leggen, en zich<br />

daar mede te generen.<br />

Ook was de uitmuntende geleerde RUDOLPHUS I t.AGRI-<br />

AGRICOLA (**), tijdgenoot, landsman en gemeen-' :OKA.<br />

zame vriend van JAN WESSEL. JOSQUYN VAN<br />

CRONINGEN plag te verhalen, fchrijft MELANCH­<br />

THON,<br />

(*) GERDES heeft dit met opzet bewezen /. c. p. 13.<br />

(t) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. 238.<br />

(§) /. c. Bladz. 138.<br />

(**)Zie van hem Kerk. Gefch. XV Deel, Bl. 171.


3 K E R K E L I J K E<br />

iw C. G, THON (*), dat hij, in zijne jonkheid, deze twee<br />

J»ari5i7. vrienden wel bijeen had gezien, met weemoedigheid<br />

tot 1552.<br />

fchreijende en zuchtende over de verdorvenheid der<br />

Kerk. Hij hoorde hem ook de ontheiliging des<br />

Avondmaals in de Misfe , het ongetrouwd leven der<br />

Priesteren, en het verheffen der menfchelijke werken<br />

en overleveringen tegenfpreken. Evenwel werd AGRI-<br />

JAN VAN<br />

AMSTER­<br />

DAM.<br />

JAN VAN<br />

GOCH.<br />

COLA in een Minderbroederskleed begraven. Het zij<br />

dat hij zulks zelf begeerd had, of dat men hem,<br />

na zijn' dood, zulke kap heeft aangetrokken , als<br />

men wilde. Hij ftierf te Heidelberg den 28ften van<br />

Wijnmaand 1485, in het XLIffte jaar zijns ouderdoms<br />

(f).<br />

Onder WESSELS vrienden werd ook geteld JAN<br />

VAN AMSTERDAM, zijn leerling, die zijnen meester,<br />

ter zake van het verfchil over het Vagevuur, de<br />

Aflaten en voorbiddinge tegen Meester ENGEL-<br />

BRECHT VAN LEYDEN en den Deken te Naaldwyk,<br />

met een langen Brief na deszelfs dood verdedigd<br />

heeft.<br />

Omtrent dezen tijd liet zich ook JAN VAN GOCH,<br />

genaamd PUPPER, een Priester en Overfle van dè<br />

Kloostermaagden in Thabor, te Mechelen, tegen de<br />

leere des Pausdoms hooren. Hij leefde met WESSEL<br />

van Groningen, en was van hetzelfde verftand, gelijk<br />

zijne fchriften getuigen. Hij beweerde , onder<br />

anderen, dat wij alleen door CHRISTUS verdienden<br />

en het gelóóf geregtvaardigd worden, en niet door<br />

(*) In Orai- de Pita R. Agricolae.<br />

Q) BRANDT /. c. Bladz, 140.<br />

eeni-


G E S C H I E D E N I S . 3r<br />

eenige eigene werken. Daar zijn flechts eenige var na C. O.<br />

zijne fchriften gedrukt, en dat nog onvolkomen oi • laan 517.<br />

tot 155».<br />

verminkt. Echter zijn zij, zoo wel als de Boeker<br />

van Doctor WESSEL, door het Concilie van Trentt<br />

verboden.<br />

Te Groningen was ook, te dien tijde, een Min­ TILEMAN,<br />

derbroeder van zeer hooge jaren , TILEMAN ge.<br />

noemd, die aan zeker Burger JAN LUDEK, die hem<br />

in de biecht klaagde, dat men zijn gemoed met i!<<br />

weet niet welke menfchelijke inzettingen verflriki<br />

hield, tot antwoord gaf: Dat op dit ft.uk veel u<br />

zeggen was, maar het ftond niet vrij; want die<br />

waarheid fprak, liep zeer groot gevaar. Doch ech­<br />

ter hij moest de zaak dus vatten: Dat CHRISTUS<br />

voor ons geftorven en alleen onze Zaligmaker zij,<br />

op wien men alleen moest vertrouwen : Dat alle<br />

andere dingen, als Aflaten en dergelijke, niet dan<br />

loutere beuzelingen waren, daar men derhalve geen<br />

werk van maken moest (*).<br />

Met het begin der volgende XVIde eeuw brak<br />

eindelijk de Hervorming der Kerk openlijk en meer<br />

algemeen door. Het is opmerkelijk, hetgeen men<br />

vindt aangeteekend, dat de Nederlandfche Abten op<br />

den doopdag van KAREL , naderhand als Keizer<br />

de vijfde van dien naam, geboren op den XXIVften<br />

van Sprokkelmaand des jaars 1500, aan den jongge­<br />

borenen de Boeken des Ouden en Nieuwen Testa-<br />

ments hebben opgedragen, met dit opfchrift: On­<br />

derzoekt de Schriften, als hadden zij een voorge­<br />

(*) BRANDT /. c. Bladz, 140-142.<br />

voel,<br />

Begin der<br />

Hervorming<br />

met<br />

het begin<br />

derXVldé<br />

eeuw.<br />

ERASMUI.


3* K E R K E L I J K E<br />

ira C G. voel, dat in zijnen leeftijd en onder zijne regering<br />

Jaari5T7 dit onderzoek bij velen zou vermenigvuldigd wor­<br />

tot 1552.<br />

den (*). De Drukkunst, omtrent het midden der<br />

voorgaande eeuw uitgevonden, had gelegenheid gegeven<br />

lot het herleven der geleerdheid en weten*<br />

rchappen, en er Honden vele geleerde mannen op,<br />

die niet nalieten de gebreken en leemten in de Kerk<br />

aan te wijzen. Onder dezen was ERASMUS (f) van<br />

Rotterdam een der uitmuntendfien. Deze heeft in<br />

zijne fchriften de leere en het leven der Monniken ,<br />

3e laatdunkende onwetendheid van het eigenzinnig<br />

Bijgeloof, de wijlpfche ongebondenheid, de onredelijke<br />

onrekkelijkheid, de ongeregtige gewetensdwang,<br />

ia de wreede Kettermoorderij der Kerkelijken met<br />

:ene vrijmoedige pen ontdekt en beftraft; fchoon hij<br />

jleef vasthouden aan de Roomfche Kerk, die hij<br />

1 jegreep, dat, des vermaand zijnde, zich zelve zon-<br />

i ler fcheuring behoorde te hervormen (§).<br />

Doch in het jaar 1517 begon M. LUTHER, gelijk<br />

m) op zijne plaats gezien hebben (**), daar toe<br />

tanleiding krijgende door de fchandelijke kramerij<br />

net de Aflaten, het werk der Hervorming. Hij<br />

verd terflond door de Geleerden alomme toegejuicht.<br />

:RASMUS zelf had van hem en zijn oogmerk een<br />

toed gevoelen, meenende, dat God hem gezonden<br />

i ïad, om de zeden der menfchen, der Kerke en<br />

Schr><br />

(*) BRANDT /. c. Bladz. 147.<br />

(t) Zie van hem Kerk. Gefch. XV Deel, Bl. 188.<br />

(§) BRANDT Bladz. 148. volgg.<br />

C*yKeri. Gefch. XIX Deel, Bladz, 38. volgg.


G E S C H I E D E N I S » 53<br />

Scholen te 'verbeteren. Doch , of zachter of vrees- na C O.<br />

achtiger van aard , of de rust des levens en de faari 517.<br />

:ot 155».<br />

gunst, in welke hij bij vele Grooten ftond , niet<br />

willende opofferen aan de gevaren, aan welke het<br />

belijden der waarheid toen blootfteide, begon hij al<br />

ras fommige dingen in LUTHER. en deszelfs doen af<br />

te keuren, en voornamelijk deszelfs hevigheid te berispen.<br />

Merkwaardig zijn de woorden van FREDE­<br />

RIK CANIRMIUS van Delft, in eenen Brief aan KAS-<br />

PAR HEDIO van Mentz, aangaande ERASMUS (*):<br />

„ Het fmart mij zeer, dat ERASMUS van dag tot<br />

„ dag koelder wordt, en zoo veel ik kan oordee-<br />

5, len, heimelijk herroept, het gene hij te voren<br />

„ wat vrij mogt fchijnen gezegd of gefchreven te<br />

3, hebben. En ik herken daar in eene kinderach-<br />

,, tige vrees, die meer de eer der menfchen ont-<br />

„ ziet, dan de eer van God. Doch zulke Nicode-<br />

„ musfen zijn er bij ons in grooten getale." Ondertusfchen<br />

had ERASMUS door zijne eerfte fchriften<br />

zich den haat der Monniken en van vele Geestelijken<br />

op den hals gehaald. De Predikftoelen daverden<br />

van fcheldwoorden, welke tegen hem werdeft<br />

uitgeworpen. Men overviel hem van alle kanten<br />

met paskwillen en fchimpfchriften. Men noemde<br />

hem Errasmus, Arasmus, ( van arare, ploegen ,<br />

omwroeten,') Erajlnus, (van errare en ajinus,')<br />

Behemoth, Duivel, vijand der Religie, Godslasteraar,<br />

Lasteraar van de Maagd MARIA, Scheur*<br />

maker, Falsaris, Voorlooper van den Antichrist,<br />

(*) GERDES /, C. p. 30.<br />

HERV. III. C<br />

den


34 K E R K E L I J K E<br />

ha C. G. den Antichrist ze!ven, een Hoofdketter, den oor»<br />

}aansi7. fprong en het hoofd der Luther fche Factie, een<br />

tot 1552.<br />

erger Ketter dan LUTHER. Uit zijnen Hof had LU­<br />

THER zijn doodelijk zaad vergaderd. Het ei was<br />

van ERASMUS gelegd , van LUTHER uitgebroeid.<br />

IVIaar, als men eenige Monniken, die hem met vuile<br />

verwen op den Predikftoel voor het volk hadden<br />

ifgefchilderd, vraagde: ,, Wat voor Ketterij zij in<br />

zijne Boeken hadden gevonden?" gaven zij tot antwoord:<br />

„ Dat zij die niet gelezen hadden , maar<br />

Jat er echter gevaar in Hak, wegens het duister<br />

Latijn." Zoodanige waren de verdedigers van den<br />

3<br />

j aus en van de Kerk ! Aan de andere zijde ftiet<br />

1 le laauvvheid en achterhoudendheid van ERASMUS<br />

< le voorftanders der Hervorming geweldig tegen de<br />

-1 >orst (*). En toen hij zich liet overhalen, zelfs<br />

jenoegzaam tegen zijnen zin, om tegen LUTHER<br />

1<br />

>ver den vrijen wil de pen op te vatten, maakte<br />

4<br />

] lij deszelfs drift gaande. LUTHER noemde hem:<br />

, een' blinde, een' ellendige, die CHRISTUS niet<br />

l [ende, die vervreemd was van het verftand der<br />

t Christelijke zaak, ruw van geest, en nog hangende<br />

an de letter," en in de hevigheid van den twist<br />

iog verder uitvarende , noemde hij hem eenen<br />

I<br />

itheist, die met LUCIANUS niet geloofde, dat er<br />

en God was; eenen Epikurist, die met EPIKURUS<br />

c<br />

jet geloofde, dat God zich bemoeide met men­<br />

1<br />

selijke zaken; een' Scepticus, of twijfelaar in din-<br />

{<br />

en, die de Christelijke Belijdenis raakten; zen vijand<br />

é<br />

der<br />

(*) BRANDT /. c. Bladz, 161-164.


G E S C H I E D E N I S . 55<br />

(fer Christelijke Religie; een Lasteraar. Bij de hena<br />

C. G.<br />

vigflen van LUTHERS vrienden werd onder het volk Jaar 1517.<br />

tot 155a.<br />

geftrooid, dat*ERASMus met geld was omgekocht,<br />

om tegen hem te fchrijven, dat hij koophandel dreef<br />

met het woord Gods; eenigen gaven hem den naam<br />

van BALASM (*). Ter verfchooning van LUTHER'S<br />

hevigheid tegen ERASMUS verflrekt, dat LUTHER<br />

zeer gevoelig was, dat een zoo groot man, als<br />

ERASMUS, die zoo veel goeds gezegd had, en nog<br />

daarftellen kon, zich had laten bewegen, om tegen<br />

hem te fchrijven over een onderwerp, waar in LU­<br />

THER zoo veel belang ftelde. Dus fpreekt LUTHER<br />

zelf (f): „ Indien ik wat te ftraf mogt fchrijven<br />

„ tegen uwe Verhandeling, zulks zult gij mij ver-<br />

„ geven. Ik doe dit niet uit een kwaadwillend<br />

„ hart, maar het heeft mij aangedaan, dat gij door<br />

„ uw aanzien deze zaak van CHRISTUS ZOO fterk<br />

„ benadeeld hebt, fchoon gij met uwe geleerdheid en<br />

„ inderdaad niets verrigtet enz." Dat LUTHER/ooit<br />

zijn gevoelen in zijn Boek over den knechtelijken wil<br />

verdedigd, zou herroepen of veranderd hebben ,<br />

wordt zonder genoegzamen grond gezegd (§). ERAS­<br />

MUS overleed in het jaar 1536. Hij leed veel aan<br />

de jicht, zijne gewone kwale, evenwel hield hij,<br />

gedurende die pijnlijkheid der leden , flechts een<br />

weinig gerust hebbende, nooit op van fchrijven ,<br />

maar ftelde het boekje van de zuiverheid der Kerk<br />

(*) BRANDT Bladz. 235, 236".<br />

(f) De Serv Arbitr, p. 193. Ed. SCUMID»<br />

(§) VENEMA Hifi. Eccl. T. VII. >. 48.<br />

C a<br />

op,


3


G E S C H I E D E N I S . 37<br />

ten uit haalden. De regering der bijzondere (leden, r aC. G.<br />

alwaar Aflaten te koop waren, gaf hier van aan de I aan 517.<br />

ot 1552naaste<br />

fteden kennis, en verleende vrijgeleide aan<br />

misdadige koopers, tot zekeren beftemden tijd. Ook<br />

gefchiedde dit te dezen tijde. Ondertusfchen waren<br />

velen ook begeerig, om te weten, wat er tegen<br />

de Aflaten gefchreven werd; fpoedig was hier van<br />

het gevolg, dat de leere van LUTHER ingang vond,<br />

zoodat PIET ER DAMASZOON VAN DER MYLE , Bur­<br />

gemeester, en FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN ,<br />

Penfionaris van Dordrecht, in het gemelde jaari5i8<br />

reden vonden, om zich, daar ter (lede , tegen de<br />

aanhangers van LUTHER te verzetten. Ook zat er<br />

thans een Bisfchop op den Utrechtfchen zetel, FI­<br />

LIPS van Burgondien, die zelf zijne gedachten over<br />

het verbeteren van eenige misbruiken liet gaan, (prekende<br />

met zijne gemeenzame vrienden dikwijls van<br />

het verminderen der Feestdagen, van het betoomen<br />

der knevelarijen van Proviforen en Dekens, van het<br />

aanflellen van goede en het weeren van zwetfende<br />

en domme Predikers, en van verfcheidene andere<br />

zaken, die op de Kerkhervorming zagen. Een groot<br />

deef van de levens der Heiligen hield hij voor grollen,<br />

lezende, in derzelver plaats, de Heil. Schriften,<br />

welker gemeene Latijnfche Overzetting hij gewoon<br />

was, met die van ERASMUS te vergelijken.<br />

Hij betuigde ook zeer te verlangen naar dien tijd ,<br />

in welken de Geestelijken het huwelijk mogt vrijgelaten<br />

worden. Hoewel fommigen dit verlangen aan<br />

zijne bijzondere geneigdheid tot de vrouwen toefchreven.<br />

Van den Paus, de Kardinalen en hel<br />

C 3 gan


3§<br />

K E R K E L I J K E<br />

na C. G , ganfcbe Roomfche Hof, hetwelk hij gezien had ,<br />

Jaari5i7 • fprak hij niet dan met verontwaardiging, verklaren­<br />

tot 1552<br />

de rondelijk, dat de Heidenen beter plagten t: leven,<br />

dan zij, die nu den Christenen wetten voorfchreven<br />

(*).<br />

Rhetho- Het was, volgens het gene wij tot hier toe gerijkers<br />

be zien hebben, niet te verwonderen , dat de Hervor­<br />

gunliigen<br />

de Herming fpoedig in den Nederlandfchen grond wortelen<br />

vorming. fchoot; het zaad daar toe was al vroeg uitgeworpen;<br />

waar toe ook de liefhebberij der Nederlanderen<br />

voor de oefening der Rijm- en Zangkunst het<br />

hare toebragt. Van overoude tijden deden zich hier<br />

te lande fraaije geesten op, die, zich in gezelfchappen<br />

vereenigende, hun werk maakten van de Rijmoefening.<br />

Dezen noemden zich, of lieten zich van<br />

anderen benoemen met den naam van Rhethorijkers.<br />

Hun rijmen liep in het eerst vrij wat in het wild,<br />

allengs werd het meer befchaafd en ingebonden. Zij<br />

verkregen vele vrijheden , vergaderplaatfen werden<br />

hun door de Wethouderfchap verfchaft, zij werden<br />

vaa de Vorsten des lands zelve begunftigd. Deze<br />

waren gewoon, niet alleen verfcheidene gedichten<br />

uit te geven, en in dezelve te leeren, of ook de<br />

bedorvene wereld fcherpelijk, nu boertsvvijs, dan met<br />

ernst, door te halen, maar zelfs in het openbaar<br />

heele perfonaadjefpeleii, als op een Tooneel, te ver*<br />

toonen, en daar in ieder, het geen zijnen pligt betrof,<br />

te gemoet te voeren. In het begin waren in<br />

Nederland alleen de Geestelijken hier mede bezig,<br />

die<br />

(*) WAGEN AAR Faderl. Hifi. IV Deel, Bl. 417-119.


G E S C H I E D E N I S . 39<br />

die deze oefening veelal misbruikten, om de We-1 ia C. G.<br />

reldlijke Overheden door fchimpen verdacht te ma­ aar 1517.<br />

ot 15S2.<br />

ken, en daartegen te gewagen van de armoede en<br />

nooddruftigheid van de Kerk, hoe aan dezelve de<br />

Tienden en Renten onthouden werden. Doch vervolgens<br />

ondernamen ook Leeken foortgelijke oefenfpelen<br />

van den geest, en ontzagen zich niet, openmondig,<br />

daar het pas gaf, de Geestelijken op hun<br />

zeer te tasten. Ook begonnen zij, van tijd tot tijd,<br />

Hatelijke onderwerpen te behandelen, bij voorbeeld<br />

over het onderzoek der Heilige Schrift, verkeerden<br />

zin, ftervende menfchen, enz. Men fchreef vragen<br />

ter beantwoording uit, rakende het ftuk van den<br />

Godsdienst, het Geloof, de verfterking en vertroosting<br />

van het gewisfe en dergelijke meer. De antwoorden<br />

daar op gegeven, bonden zich niet aan<br />

het gevoelen van den Paus of der Roomfche Kerk,<br />

maar aan fchriftuur en redenen. — Dit noemden zij<br />

[pelen van zinnen , voornamelijk in Vlaanderen ,<br />

zoo wel in dorpen als lieden, dagelijks geoefend(*).<br />

Men noemde zoodanige Genootfchappen Kamers,<br />

Gilde- of Refereinkamers. Wij hebben een voorbeeld<br />

van zoodanige opgegevene vraag , en de daar<br />

op ingekomene antwoorden. In het jaar 1539 had<br />

de Kamer van de Fonteinisten te Gent eene Kaarte<br />

uitgezonden, om deze vraag te beantwoorden: Welke<br />

den flervenden men[che de meeste troost ware'?<br />

Negentien Kamers kwamen daar op bijeen , om de<br />

vraag op te losfen, en verfehenen volgens gewoonte<br />

(*) BOXHORN Ned. Hifi. Bladz. tf%. volgg.<br />

C 4<br />

op


40 K E R K E L I J K E<br />

na C. G op een fraai toegefteld Tooneel. Elk gaf het wel­<br />

Jaari5i7<br />

bedachte antwoord over. Doch de Antwerpenaars,<br />

tot 1552,<br />

de Kamer van Violieren genoemd, trokken den eerften<br />

prijs, omdat hunne oplosfing was: De verrijzenisfe<br />

des vleefches door CHRISTUS lijden , dood<br />

en opftanding, is voor den flervenden mensch de<br />

meeste troost; en die van Wynoxbergen den tweeden<br />

prijs, zijnde derzelver antwoord : De meeste<br />

troost is voor den flervenden het betrouwen, dat u<br />

CHRISTUS en zijn Geest gegeven zij. Juist, na.<br />

derhand, het antwoord op de eerfte vraag van den<br />

Heldelbergfchen Katechlsmus. Zoodanige Euangelifche<br />

antwoorden kwamen van geheele Kamers, en<br />

waren te voren wel overwogen; zij werden openlijk<br />

op een Tooneel voor al het volk uitgefproken, en<br />

van al de Regters, over die antwoorden zittende,<br />

geloofd, en den voorgeftelden prijswaardig gekeurd.<br />

Dit was het oud geloof der godvruchtig denkende<br />

Nederlanderen. EMANUEL VAN METEREN is de<br />

Gefcbiedfchrijver, die ons dit verhaald heefr, uit de<br />

gedrukte antwoorden, welke alle de Referein-Kamers<br />

hadden overgeleverd (*), en hij voegt er bij: dat<br />

deze Belijdenis geheten is: Het Landsjuweel, zoodat<br />

zulke Christelijke vragen goede teek enen waren<br />

van een goed opregt Christelijk Geloof, en dat onze<br />

Voorouders zich toen zoo zeer niet bemoeiden met<br />

veel bij geloovige ingebroken e plegtigheden, daar de<br />

Apostolifche eerfte Kerk niet veel van wist of gehruikte!<br />

Zoo oordeelde deze voortreffelijke Gefchied»<br />

(*) Nederl, Uil. I Soek op het einde.


GESCHIEDENIS. 4*<br />

fchiedfchrijver. Doch deze zelfde antwoorden Ha­ na C. G.<br />

ken den Monniken te zeer in het oog , bijzonder , Jaansi7.<br />

tot 1552.<br />

omdat zij openlijk voor al het volk gedrukt waren ,<br />

zoodat zij van Keizer KAREL V wisten te verkrijgen,<br />

dat dit Huk, alhoewel met octrooi gedrukt,<br />

onder de verbodene gefchriften werd geplaatst , in<br />

deszelfs Plakaat, geteekend den XXIIften van Herfstmaand<br />

1540 (*). Zijn Zoon, Koning FILIPS, verbood<br />

, ook naderhand , gelijk HOOFT (f) fchrijft,<br />

met een Plakaat, dat te Brusfel den XXVIften van<br />

Louwmaand des jaars 1559 werd uitgegeven , het<br />

divulgeren, zingen of fpelen, doen divulgeren, zingen<br />

of fpelen in het openbaar, in gezelfchap of in<br />

het heimelijk, eenige Kamerfpelen, Baladen , Liedekens,<br />

Komedien, Batamenten, Refereinen, of andere<br />

diergelijke fchriften, . . . daar inne gemengeld<br />

waren qusestien, propofitien, of materiën, beroerende<br />

onze religie of geestelijke luiden, ... en belangende<br />

de fpelen van zinne, die gefpeeld werden ter<br />

eere Gods, of van zijne Heiligen, of tot vermaking<br />

van den volke, die moesten niet gefpeeld worden<br />

, ten zij dat die eerst gevifiteerd werden, bij den<br />

principalen Pastoor, Officier, of Wet van de plaatfen,...<br />

en dat men van denzelven daartoe verlof verkregen<br />

hadde... Dit werd ook verftaan fland te grijpen voor<br />

de ftomme fpelen, die men hier vertooningen noemde ($),<br />

(*) BRANDT /. c. Bladz. 341. BOXH. Hift. I. 4.<br />

(f) Hift. I. 37, 38. Verg. BRANDT Bladz. 526.<br />

(§) Een voorbeeld van zoodanige vertooning heb ik<br />

bijgebragt Kerk. Gefch. XX Deel, Bladz. 201.<br />

C 5<br />

te


42 K E R K E L I J K E<br />

n« C. G . te weten, deze Rederijkers vertoonden ook Blijfpe-<br />

Jaari5i?<br />

• len, die zij Esbatementen of Batementen, en Kluch'<br />

tot 155a<br />

'ten, die zij Kluiten oi Zotte Kluiten (*) heetten.<br />

Zekere LOURENS JANSZ. , Factoor der Rederijkka­<br />

mer de Wyngaardranken , onder-de zinfpreuk Liejde<br />

bovenal te ÉÈdrlem, dichtte in het jaar 1564 zulk<br />

eene klucht, waar in hij een' man, Slecht en regt<br />

geheten, met eenen lantaarn, bij helderen dag, ge­<br />

lijk DIOGENES, naar menfchen zoekende, ten too-<br />

neele voerde. Sedert maakte hij verfcheidene zinne-<br />

fpelen en kluchten. Omtrent het jaar 1583 bragt<br />

hij een ftuk te voorfchijn, hetwelk hij een Cluijt<br />

van onzen lieven Heers Minnevaar noemde; waar<br />

in de vertooners zijn: Onfe lieve HeersMinnevaer,<br />

deszelfs Wijf Lubbeken, Goed^ Onderwijs, de Koster,<br />

de Portier en de Paus (f). Doch misfchien heb­<br />

ben wij ons reeds te lang met de Rederijkers bezig<br />

gehouden (§).<br />

De leer van LUTHER maakte dus al vroeg opgang<br />

in de Nederlanden, waar van ERASMUS reeds ge­<br />

tuigt, in Brieven, gefchreven in het jaar 1518, uit<br />

Antwerpen en Leuven , zelfs in het volgende jaar<br />

15ij fchreef hij aan LUTHER zeiven: ,, Gij hebt<br />

(*) Men weet, dat Zotte in de taal van dezen tijd<br />

geen fchimpwoord is.<br />

(j-) Zie de fchets eener Gefchiedenis der Rederijkeren<br />

in het II Deel van de IFerken van de- Nederl. Maatfch.<br />

der Letterkunde te Leyden 1774.<br />

(§) Vergel. GERD. Hifi. Euang. Reform. Tom. III. p.<br />

117. Not. 143, T. IV. p. 315.<br />

in


GESCHIEDENIS. 45<br />

in Engeland lieden, die zeer met uwe fchriften zijn na C. G.<br />

ingenomen, en dat onder de grootften. Ook zijn [aan 517.<br />

tot 1552.<br />

er zulken hier, (te Leuven,) die de uwen begunftigen.<br />

Te Antwerpen is zekere Proost, JAKOB,<br />

gezegd SPRENG , een Prior van het Augustijne<br />

Klooster aldaar, een echt Christen, dfè ongemeen<br />

veel van u houdt, zijnde voor dezen uw Leerling<br />

geweest, gelijk hij zich beroemt, deze predikte genoegzaam<br />

de eenige onder allen CHRISTUS; de overigen<br />

predikten fabelen van menfchen of hun eigen<br />

belang en voordeel; Doch tevens meldt ERASMUS<br />

aan LUTHER de woede der Godgeleerden van Leu»<br />

ven , tegen hem en zijne fchriften (*); deze Leu»<br />

venfche Leeraars, alhoewel niet allen, want onder<br />

hen waren ook fommige uitmuntende mannen, die<br />

anders van LUTHER gevoelden , waren onder de<br />

Nederlanders de eerften, die de pen tegen LUTHER<br />

opnamen, en reeds den 7den November 1519 eene<br />

veroordeelende Bulle tegen hem in het licht gaven,<br />

waar in zij uitdrukkelijk zeiden, dat zij zoo veel in<br />

hen was het eerfte belet hadden, dat LUTHERS<br />

fchriften op hunne Univerfiteit gelezen werden, ook<br />

lieten zij 's mans fchriften openlijk verbranden.<br />

Doch zij gingen voor het overige in hunne fchriften<br />

en predikatiën zoo ongefchikt te werk, dat zij,<br />

volgens verhaal van ERASMUS en van LUTHER<br />

zeiven in de beantwoording van hunne Bulle , zich<br />

zeiven bij het volk fchandelijk ten toon Helden (f).<br />

(*) ERASM. Epist. 427. p. 445.<br />

(t) GERDES T. III. p. 18-20.<br />

Om


na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Eerfle<br />

Plakaat<br />

van Kei-<br />

zentAREL<br />

V. tegen<br />

LUTHER<br />

in de Ne­<br />

44 K E R K E L I J K E<br />

Om den voortgang van LUTHERS leer te fluiten,<br />

geloofde Keizer KAREL V, tot middelen van geweld<br />

te moeten komen. In het jaar 1521 had hij<br />

een Keizerlijk Edikt of Plakaat uitgevaardigd , gedagteekend<br />

den Sflen Mei, tegen LUTHER , zijne<br />

leer en fchriften (*). Dit Plakaat werd terflond<br />

hier in de Nederlanden, als tot des Keizers Erflan­<br />

den behoorende, afgekondigd, door MARGARETHA<br />

derlanden van Oostenryk, Moeders Zuster van den Keizer ,<br />

afgekondigd<br />

en die toen deze landen , van wege den Keizer , als<br />

Inquifi- Landvoogdesfe befluurde. Ondertusfchen fchijnt dit<br />

teursbenoemd. Plakaat in het eerst niet ftreng uitgevoerd te zijn.<br />

Maar in het volgende jaar benoemde de Keizer<br />

Meester FRANCOIS VAN DER HULST , Raad in Braband,<br />

dien ERASMUS in zekeren Brief een' wonderlijken<br />

vijand der geleerdheid noemt, en den Karme­<br />

lieter Monnik NIKLAAS VAN EGMOND tot Inquifiteurs<br />

of Geloofsonderzoekers. Van dezen laatften<br />

fchrijft ERASMUS, het is een uitzinnig mensch, met<br />

een zwaard gewapend, die mij, (ERASMUS,) veel<br />

meer haat, dan hij LUTHER doet. Het Keizerlijk<br />

Plakaat, waarbij van deze hunne benoeming kennis<br />

werd gegeven, behelsde onder anderen, dat elk,<br />

die LUTHERS leere eenigzins toegedaan was, binnen<br />

dertig dagen na den XXIXflen van Grasmaand voor<br />

VAN DER HULST gedagvaard werd, omme daar af,<br />

dus luidt het Plakaat, bermhertelijck ende met mifericordie<br />

geinflrueert, ghepurgeert ende ghecorrigeert<br />

te worden. Deze Geloofsonderzoekers wierpen daar<br />

" - - op<br />

(*) Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 106..


GESCHIEDENIS. 45<br />

op vele menfchen in de gevangenis, en daarna zoch­<br />

ten zij, wat zij hun te last zouden leggen, fchrijft<br />

ERASMUS , er bij voegende : Deze dingen wist de<br />

Keizer niet, en het was nogtans wel noodig , dat<br />

hij die wist. Wanneer wij hier van Inqui/ïteurs en<br />

Inquifitie lezen , moeten wij opmerken, dat men<br />

daar bij niet moet denken aan de tot fchande van<br />

het Christendom beruchte Spaanfche Inquifitie. Ko­<br />

ning FILIPS fchreef, in het jaar 1565, dat de In­<br />

quifitie, als gepleegd van zijn vaders tijd af, tot<br />

dien tijd toe, voor niets nieuws kon gehouden wor­<br />

den , waar tegen die van Brahand beweerden, dat<br />

zij nooit met Inquifitie gekweld of daar aan onder­<br />

worpen geweest waren (*). Beiden beweerden iets ,<br />

dat in zekeren zin waar was. De Inquifitie, zoo<br />

als zij in Spanje plag te vangen, en te veroordee-<br />

len, zonder aan den Wereldlijken Regter iets anders<br />

over te laten, dan de uitvoering van de door haar<br />

gevelde vonnisfen, was in Nederland voor de tijden<br />

van Koning FILIPS niet ingevoerd. ' Evenwel had<br />

Keizer KAREL een Geloofsonderzoek ingefteld en<br />

Inquifiteurs benoemd, doch deze moesten den We­<br />

reldlijken Regter in het gevangennemen en de ver­<br />

dere regtspleging der befchuldigden kennen. Zij<br />

werden zelfs in alle fteden, als bij voorbeeld De­<br />

venter (f), niet toegelaten. Evenwel breidde hunne<br />

magt zich allengskens verder uit, geftijfd door de<br />

ftrenge Plakaten, die, vaa tijd tot tijd, op het ftuk<br />

(*) HOOFT Nederl. Hift. p. 66 volgg.<br />

(t) GERDES Tom. lil. pag. 211.<br />

der<br />

ïaC. G.<br />

[aar 1517.<br />

:ot 1552.


46 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. der Ketterijen uitkwamen, gelijk het Plakaat van het<br />

Jaari5i7.<br />

toe 1552 jaar 1550 ook in het bijzonder daar toe diende.<br />

Men vindt ook eenen Brief van Paus KXEMENS VII.<br />

in het jaar 1525, aan den Kardinaal DE MARCHA ,<br />

Bisfchop van Luik, gefchreven, waar bij deze Prelaat<br />

tot Opper- Inquiftteur over de Nederlanden<br />

wordt aangefteld, omdat, gelijk er wordt bijgevoegd,<br />

1<br />

de aangeftelde Inquifiteurs geen gezags genoeg had.<br />

den, om de hoe langer hoe meer inkruipende Ketterijen<br />

tegen te gaan en uit te roeijen (*).<br />

COSN.<br />

Spoedig begon men ondertusfchen de vervolging<br />

CRAPHEUS<br />

Secretaris tegen de aanhangers en begunftigers der leere van<br />

van Ant­ LUTHER. Een der eerften, die hier van ondervinwerpen<br />

,<br />

om den ding had, was CORNELIUS GRAPHEUS, of SCHRY-<br />

Gods­ VER, van Aalst, Secretaris der ftad Antwerpen.<br />

dienst<br />

een man van voortreffelijke geleerdheid en zeer ge­<br />

vervolgd.<br />

acht bij ERASMUS. Deze had een zeer nuttig boekje<br />

van JAN GOCH van Mechelen (f) over de vrijheid<br />

van den Christelijken Godsdienst in het Nederduitsch<br />

vertaald, en daar eene Voorrede voor gefchreven.<br />

Dit haalde hem den haat der Geestelijken op den<br />

hals. Hij werd weldra ter verantwoording geroepen,<br />

en niettegenflaande hij leedwezen betuigde over<br />

het gefchrevene, en zich gereed verklaarde, om hetzelve<br />

te herroepen, in de gevangenis geworpen, en<br />

genoodzaakt, openlijk op een fchavot zijn gefchrijf<br />

:e verbranden, waar na men zijn vonnis uitfprak,<br />

jijne goederen verbeurd verklaarde, hem van zijn<br />

(*) J<br />

dem pag. 45.<br />

(t) Zie hier voor Bladz. 21.<br />

ambt


G E S C H I E D E N I S . 47<br />

ambt afzettende en de ftad Brusfel tot zijn verblijf na C. G.<br />

bepalende, zonder naar Antwerpen te mogen we]aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

derkeeren. Hij verviel hier door in eenen behoeftigen<br />

ftaat, fchoon het hem naderhand vergund werd,<br />

naar Antwerpen te keeren, alwaar zijne zaken in<br />

wat beter ftand kwamen, gelijk hij zich ook door<br />

zijne uitgegevene werken eenen naam verworven<br />

heeft (*). *<br />

In het voorbijgaan verdient hier aangemerkt te<br />

worden, dat de Predikers tegen LUTHER nu en dan<br />

door hun ongefchikt uitvaren van den Predikftoel<br />

aanleiding gaven tot opfchuddingen onder het volk,<br />

hetwelk hen openlijk uitjouwde en befpotte; waar van<br />

een voorbeeld te Dordrecht plaats gehad hebbende,<br />

door ERASMUS gemeld wordt (f). Ook dat fommigen<br />

in Nederland al vroeg de pen hebben opgevat<br />

ter wederlegging der leere van LUTHER , zoo<br />

als JAC. LATOMUS , wiens gefchrift door LUTHER<br />

is wederlegd geworden, EUSTACHIUS DE ZICHE-<br />

NIS, eigenlijk genoemd VAN DE RIVIEREN, een Do-<br />

minikaner Monnik; eindelijk JAN DRIEDO of DRIE-<br />

DOENS, niet onervaren in de Schoolfche Godgeleerdheid,<br />

volgens ERASMUS (§).<br />

Wij hebben, in het voorgaande, (5/. 43.) eenig gewag (AKOB<br />

ge- SPRENG.<br />

CO BRANDT heeft Hift- der Reform. I Deel, Bladz.<br />

177. den Brief van GRAPHEUS aan den Bisfchop van<br />

Palermo medegedeeld, waar in het verhaal van 'smans<br />

vervolging door hem zeiven befchreven wordt.<br />

: (f) Ep. 491. p. 537. Ep. 562. p. 620.<br />

CS) GERDES /. C. p. 21, 22.


naC. G, gemaakt van JAKOB SPRENG , Proost te Antwerpen },<br />

Jaari.517<br />

als een begunftiger van LUTHERS gevoelen. Van<br />

tot 1552,<br />

dezen moesten wij nog verhalen, dat hij in de gevangenis<br />

geworpen, uit vrees voor den brandftapel,<br />

zijn gevoelen herroepen heeft in de maand Februari)<br />

1520, met eenige anderen. De gemelde JAKOB werd<br />

echter niet lang daarna op nieuw gevat, doch doof<br />

behulp van eenen Franciscaner ontvlugtte hij deze<br />

gevangenis, en is te Bremen een waardig Leeraar<br />

van het Euangelie geworden (*).<br />

Zware<br />

vervolging.<br />

48 K E R K E L I J K E<br />

Van nu af was de vervolging in deze landen<br />

zwaar, ter zake van den Godsdienst, zoodat men<br />

verhaald vindt, dat enkel onder de regering van<br />

Keizer KAREL V meer dan 50,000 menfchen op<br />

verfchillende wijzen ter doocfzijn gebragt, onthoofd,<br />

verdronken, opgehangen, levende begraven, verbrand<br />

enz. En geen wonder, dewijl tot de zoogenoemde<br />

Ketterijen of Ketterfche bedrijven, om welke zoo<br />

vele menfchen , met de uiterfte woede, vervolgd<br />

werden, voornamelijk gerekend werd het overtreden<br />

van nietwaardige Kerkelijke inftellingen of willekeurige<br />

voorfchriften. Het was, bij voorbeeld, genoeg,<br />

om iemand in hechtenis te doen nemen, en zelfs<br />

aan den brandftapel te brengen, indien hij, op de<br />

zoogenaamde vastendagen, vleesch gegeten, of indien<br />

hij eenig verboden boek gelezen had, alfchoon<br />

hij deszelfs inhoud niet had goedgekeurd. En nogtans<br />

werd met alle deze wreedheden niet anders<br />

uitgevoerd, dan dat de Euangelieleer, hoe langs<br />

(*) GERDES pag. 23.25.<br />

hoe


G E S C H I E D E N I S . 49<br />

hoe meer, de opmerkzaamheid der menfchen tot na C. G.<br />

zich trok, en derzelver voortgang daar door groote- Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

lijks bevorderd werd.<br />

Het eerfte bloed, federt LUTHER was opgedaan ,<br />

Het Au­<br />

werd in Nederland geftort te Antwerpen. Het gegustijner heele Klooster van Augustijner Monniken aldaar<br />

was verdacht geworden van Lutheranerij. Men nam<br />

verfcheidene Monniken gevangen, van welken eenige<br />

bezweken, en hunne gevoelens herriepen. De Prioor<br />

HENDRIK VAN ZUTFEN was onder de gevangenen.<br />

Deze, dus genoemd naar zijne geboorteftad , daar<br />

hij in het jaar 1488 geboren was , heette eigenlijk<br />

HENDRIK MOLLERUS. Bewogen door het gerucht<br />

van LUTHER, was hij in het jaar 1521 te Witten»<br />

berg gekomen, en aldaar tot Baccalaureus der Godgeleerdheid<br />

bevorderd, na openlijk eenige Hellingen<br />

verdedigd te hebben, over de zonde, over de bedorvene<br />

natuur des menfchen, over de wet, het<br />

Euangelie, geloof en liefde. Van daar wedergekeerd,<br />

onthield hij zich korten tijd te Dordrecht, en kwam<br />

toen weder te Antwerpen in zijn Klooster, in hetwelk<br />

hij zijne medebroeders, door vermaningen en<br />

voorbeeld, tot de kennis der waarheid en de beoefening<br />

der godzaligheid opwekte. Doch weldra<br />

berstte de vervolgzucht los. Men nam hem met<br />

vele Monniken gevangen, en het geheele Klooster<br />

werd te gronde gefloopt in de maand October 1522.<br />

HENDRIK ontkwam de gevangenis, door hulp van<br />

eenige vrouwen, die op zekeren avond de gevangenis<br />

overweldigden. Hij week vervolgens ten lande<br />

uit, en kwam te Bremen, waar hij twee jaren ver-<br />

HERV. III. D toefd<br />

Klooster<br />

ceAntwerpenverwoest.Bijzonderheden<br />

van HEN­<br />

DRIK. VAN<br />

ZUTFEN.


Bi C. G. toefd en het Euangelie gepredikt heeft, doch toen<br />

Jaari5i7 naar Dithmarfen beroepen zijnde, werd hij daas<br />

tot 1552.<br />

door de bijgeloovige Boeren doodgeflagen (*).<br />

Marteldood<br />

van<br />

HENDRIK<br />

VOES en<br />

JAN ESCH.<br />

5o K E R K E L I J K E<br />

Van de gevangene Monniken bleven er drie volftandig,<br />

twee van dezelven, HENDRIK VOES en JAN<br />

ESCH, te Brusfel te regt gefield wordende, werden<br />

gevraagd: wat zij geloofden? zij antwoordden: het<br />

geen in de Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments<br />

en in de XII Artikelen des Geloofs begrepen<br />

is. Men vroeg nader : Of zij ook de befluiten der<br />

Kerkvergaderingen en Kerkvaderen geloofden? Het<br />

antwoord was: ja, in hetgeen met de Heil. Schrift<br />

overeenkomt. Of zij gevoelden, dat iemand , die<br />

de befluiten der Vaderen en van den Paus overtreedt,<br />

eene doodzonde begaat? zij beleden, dat<br />

men dit alleen van de Goddelijke geboden gevoelen<br />

kon. Toen zij hier bij bleven volharden , werden<br />

zij ter dood veroordeeld. Zij dankten God, dat zij<br />

iets zouden mogen lijden voor de eer van zijnen<br />

naam, en nog dienzelfden dag, den eerflen Julij ,<br />

ondergingen zij den dood des vuurs blijmoedig, en<br />

met wonderbare ftandvastigheid. Toen zij naar den<br />

paal geleid werden, riepen zij met luider ftemme:<br />

dat zij ftierven als Christenen. Aan den paal gebonden<br />

, verhaalden zij, toen men het vuur aan-<br />

bragt,<br />

(*) Men vindt zijn eigen verhaal van zijne gevangenis<br />

en ontkoming in eenen Brief van hem bij GERDES<br />

Tom. III. Mon. p. 13. volgg. alwaar ook zijne Hellingen,<br />

door hem teWittenberg verdedigd, gelezen kunnen<br />

worden.


GESCHIEDENIS. $g<br />

bragt, de twaalf Artikelen van het Geloof, en hie­ na C. 6.<br />

ven den Lofzang, Te Deum Laudamus, aan, dien faarisi^.<br />

;ot 155a»<br />

zij eikanderen, vers om vers, beurt om beurt, toezongen,<br />

tot dat de vlam de Hem en het leven verflikte.<br />

Van den éénen verhaalt men, dat hij, het<br />

vuur aan zijne voeten ziende ontfteken, gezegd hebbe:<br />

Dit fchijnen mij als rozen te zijn, die men<br />

onder mij ftrooit. Men hoorde hen ook in het midden<br />

van het vuur tot verfcheidene malen JEZUS roepen.<br />

Om de hatelijkheid van zoodanige bloeddorftige<br />

wreedheid aan godzalige menfchen te ontgaan<br />

of te verzachten, dorsten eenige Monniken de fabel<br />

uitftrooijen, dat een der verbranden aan zekeren<br />

Augustijner was verfchenen , en hem bekend had<br />

gemaakt, hoe hunne zielen behouden waren, dewijl<br />

zij zich in hun uiterfte, te weten in het vuur, nog<br />

bekeerd hadden. En dit was door de voorbede van<br />

de Heilige Maagd gefchied , want zij waren daags<br />

voor den dag van hare vifitatie verbrand. Maar de<br />

genen, die digtst bij het vuur waren geweest, en<br />

bijzonder'de Scherpregter, getuigden het tegendeel.<br />

De derde Monnik werd weder in de gevangenis gebragt,<br />

en in het geheim van kant geholpen. Die<br />

geval is boven alle twijfeling gefteld,doordien ERAS­<br />

MUS hetzelve, met al de gemelde omftandigheden t<br />

zelf verhaalt, in eenen Brief (*), en er in denzeiven<br />

bijvoegt: Te Brusfel zijn eerst twee verbrand,<br />

en van toen af begon die ftad LUTHER eerst te deeg<br />

te begunftigen. Ook heeft LUTHER de gedachtenis<br />

(*) Epist. 1060. T. II. Ep. p. :2c?.<br />

D &<br />

van


5- K E R K E L I J K E<br />

BuC. G. van dezen marteldood vereerd met een Lied, waar<br />

Jaar is 17. van het begin is: Ein neues Lied wir heben aan<br />

tot 1552,<br />

enz. (*)<br />

Redetwist<br />

te<br />

Groningen<br />

over<br />

In het jaar 1523 werd in de ftad Groningen een<br />

merkwaardige redetwist, (Disputatio,') gehouden,<br />

over verfcheidene ftukken van den Godsdienst, en<br />

den Gods­ bijzonder over de Wereldlijke Magt, welke de Paus<br />

dienst.<br />

van Rome zich aanmatigde (f). Ook fchreef LU­<br />

THER in dat jaar zijnen Brief aan alle de Broeders<br />

in CHRISTUS, die in Holland, Braband en Vlaanderen<br />

zijn, ten einde hen te bemoedigen en te verfterken<br />

in het geloof; in welken Brief hij ook gewaagt<br />

van het uiteinde van de bovengemelde VOES<br />

en ESCH, die hun bloed voor de eer en de zaak<br />

van JEZUS geftort haddéh.<br />

De Her­ Ondertusfchen won de Hervorming in Nederland<br />

vorming<br />

meer en meer veld, niettegeuftaande de hevigheid<br />

wint veld<br />

onder de der vervolging. Antwerpen, in welke ftad, uit<br />

vervol­ hoofde van den toenmaals aldaar bioeijenden Koopging.handel,<br />

zich vele vreemdelingen bevonden, Engelfchen<br />

en Duitfchers, die der Hervorming waren<br />

toegedaan, wies het getal der Hervormden van dag<br />

tot dag. In het jaar 1524 predikte de Pastoor te<br />

Mels, twee uren gaans van Antwerpen, tegen het<br />

Pausdom , en dat fomwijlen in het open veld, door<br />

den grooten toeloop van volk. Deze zeide eens ,<br />

zich zeiven en de andere Priesters befchuldigende:<br />

Wij<br />

(*) Vergel. BRANDT /. c. Bladz. 191. GERDES, ubi<br />

r<br />

upra pag. 31.<br />

(t) GERDES pag. 32.


GESCHIEDENIS. $j<br />

Wij zijn erger dan JUDAS; hij verkocht en leverde :ia C. G.<br />

den Heere: wij verkoopen hem «, en wij leveren faari5ï7.<br />

;ot 1552.<br />

hem niet. Dit veroorzaakte een nieuw Plakaat tegen<br />

hem en zekeren Augustijner Monnik, die te<br />

Antwerpen leerde , waar bij 30 Karelsguldens op<br />

hun lijf gezet werden. Desniettemin kwam er op<br />

eenen Zondag veel volks bijeen op eenige fcheepstimmerwerven,<br />

om den Monnik te hooren. Doch<br />

als hij, men weet niet, door welke verhindering ,<br />

niet verfcheen , klom iemand uit den hoop, NI-<br />

COLAAS genaamd, die welgeoefend was in de Heil.<br />

Schrift, op een fchip, en onderwees de menigte.<br />

Doch, deswegens van twee vleeschhouwersknechts,<br />

vlammende op het geld, op het lijf des Predikers<br />

gefteld, aangetast en aan de Overheid overgeleverd,<br />

werd hij in een' zak gedoken, en bij de fladskraan<br />

verdronken (*).<br />

De komst van den verdreven Koning van Dene­ Lof van<br />

marken CHRISTIERN II (f), te Vere en vervolgens IZA3ELLA<br />

Of ELIZAte<br />

Middelburg in Zeeland, gaf ook gelegenheid tot BETH,<br />

uitbreiding van de leere van LUTHER en der Her­ Koningin<br />

vorming. Deze Vorst begunliigde de Hervorming ,<br />

vanDenemarken.<br />

en zijne Gemalin IZABELLA of ELIZABETH , eene<br />

Zuster van Keizer KAREL V. en den Roomschkoning<br />

FERDINAND, wordt befchreven als eene godzalige<br />

en voor de waarheid ijverige Vorstin. Haar<br />

Broeder FERDINAND zou eens gezegd hebben, dat<br />

hij liever gewenscht had, dat zijne Zuster op zee<br />

(*) BRANDT Bladz. 216. GERDES pag. 37.<br />

ver-<br />

(f) Zie Kerk. Gefch. XXI Deel, Bladz. 06. volgg.<br />

D 3


54 K E R K E L I J K E<br />

m C. G. vergaan was, dan dat zij ooit met LUTHER te Wit»<br />

Jaari5i7- tenberg had gefproken. Maar daar tegen zou de<br />

tot 1552.<br />

Koningin op een' anderen tijd haren Broeder FERDJ«<br />

NAND te gemoet gevoerd hebben: dat, hoewel zij<br />

van ééne moeder met hem ter wereld gebragt was,<br />

en zij alles wilde doen, wat haren Broeder zou behagen,<br />

zij zich echter aan Gods woord houden, en<br />

geen gezag van eenig mensch in den Godsdienst erkennen<br />

wilde, al ware het ook, dat hij haar daarom<br />

niet voor zijne Zuster zou willen erkennen, hetwelk<br />

zij geduldig verdragen zou. Zij overleed te Gend<br />

den ioden Januarij 1545. Van haar overlijden fchrijft<br />

LUTHER, in eenen Brief aan JOANN. AGRICOLA(*):<br />

„ De Koninklijke vrouw, eene ware Koningin ,<br />

„ ELIZABETH , Gemalin van den Koning van De-<br />

t, nemarken, is overleden, gelijk Koning CHRIS-<br />

TIERNUS zelf mij gefchreven heeft, doch zij is<br />

„ in een groot geloof geftorven, na het Avondmaal<br />

„ wettig ontvangen te hebben, naar de inftelling<br />

„ van CHRISTUS; ook heeft men haar, hoe zeer<br />

,, daar toe aangezocht door de Grooten, niet kun-<br />

,, nen overreden, om tot het geloof van den Paus<br />

,, weder te keeren. Te weten, CHRISTUS heeft<br />

„ ook eens eene Koningin ten hemel willen verhef-<br />

„ fen (f)."<br />

VeleNon- Men vindt op het jaar 1524 aangeteekend , dat<br />

nenvlug­ vele Kloosterlingen hunne Kloosters verlieten. In<br />

ten en<br />

trouwen. Holland) mijn vaderland, fchrijft ERASMUS, in ze-<br />

(*) Epist. Tont. II. pag. 311,<br />

(t) GERDES pag. 38 , 39.<br />

k*


G E S C H I E D E N I S . 55<br />

keren Brief, nemen de Nonnen overal de vlugt, en 1 ia C. G.<br />

trouwen in den Heere. De Inquifiteur NIKLAAS ' aari5i7.<br />

ot 1552»<br />

VAN EGMOND werd van den Keizer en den Paus,<br />

om eenige mishandelingen , uit zijn' dienst gezet.<br />

FRANCOIS VAN DER H U L S T , zijn ambtgenoot, liep<br />

gevaar van aan den lijve geftraft te worden. Maar<br />

kort daar na verkreeg hij weder nieuwe magt, en<br />

de Inquifitie werd hem weder toevertrouwd (*).<br />

De Monniken geraakten alom bij het volk in Hoh<br />

land, Zeeland en Vlaanderen in eenen doodelijken<br />

haat. Men wierp te 's Hertogenbosch, in eenen oploop,<br />

al de Minderbroeders en Dominikanen ter ftad<br />

uit. Te Antwerpen gingen de buiten vergaderingen<br />

voort, zonder op de Plakaten des Keizers, der<br />

Landvoogdesfe, of der Wethouderen te pasfen.<br />

Intusfchen was er op den eerften April deszei ven Weuw<br />

jaars 1524 in Holland weder een Plakaat uitgeko­ Piakaat.<br />

men, waar bij het drukken van eenig Boek verboden<br />

werd, zonder vooraf onderzocht en goedgekeurd<br />

te zijn, ten einde het verfpreiden der nieuwe<br />

leere op alle mogelijke wijze te beletten.<br />

In het jaar 1525 werd in Holland in den Haag IAN DE<br />

SAKKER<br />

het eerfte voorbeeld gegeven van doodftraf, om de<br />

'lOANNES<br />

leere van den Godsdienst, na het opftaan van LU­ LMSTORI-<br />

THER, door het worgen en verbranden van JOAN­ USJ eerde<br />

Mnrtelaar<br />

NES PISTORIUS of JAN DE BAKKER , hetwelk eenige<br />

in Hol­<br />

breedere melding verdient. Deze JAN DE BAKKER , land.<br />

uit eerlijke maar geringe ouders te Woerden geboren,<br />

was eenigen tijd Koraal-Zanger te Utrecht,<br />

(*) BRANDT Bladz. 217. GERDES p. 43.<br />

en


na C. G. en genoot vervolgens het onderwijs van JOANNES<br />

Jaari5i7.<br />

RHODIUS, Beftumder of Rector van het Collegium<br />

tot 1552.<br />

Hieronymitanum aldaar, van wien, als zijnde zeer<br />

genegen voor de Hervorming, hij de zucht tot<br />

waarheid al fpoedig overerfde. Zijn Vader, die<br />

Koster was, voor den Zoon vreezende, nam hem<br />

tot zich, om hem in zijn ambt behulpzaam te zijn.<br />

Doch de Zoon liet geene gelegenheid voorbijgaan ,<br />

om zijne medeburgers met het Euangelie bekend te<br />

maken, en velen tot de Hervorming over te halen.<br />

Men zond hem dan , ter voltooijing zijner Letteroefeningen<br />

, naar Leuven, met aanbeveling aan ERAS­<br />

MUS, die gastvriendfchap had gehad met zijnen Va-<br />

3er. Hier maakte hij , in korten tijd, ongemeene<br />

vorderingen, en werd, doch tegen zijnen zin , op<br />

landrang des vaders, tot Priester gewijd. Als Priester<br />

predikte hij vrijmoedig tegen de heerfchcnde dwalingen<br />

en gebreken, waar op hij door de Geesteijkheid<br />

van Utrecht geroepen werd, ter verantvvoorling;<br />

toen hij weigerde te' verfchijnen, werd hij van<br />

len Kastelein van het Kasteel te Woerden, op last<br />

< Ier Staten van Holland, bij welke de Utrecht fche<br />

feestelijkheid hem van halflarrigheid befchuldigd<br />

1 ïad, in hechtenis genomen; doch weder ontflagen<br />

:ijnde, reisde hij naar Wittenberg, alwaar hij drie<br />

] Baanden vertoefde. Wedergekeerd in het vaderland,<br />

ring hij weder aan te prediken, waarom de Gees-<br />

1 elijkheid van Utrecht hem tot eene ballingfchap van<br />

( irie jaren veroordeelde, en tot eene bedevaart naar<br />

i lome, ten einde daar de Ketterij af te zweeren en<br />

loete te doen. DE BAKKER , verre van hier aan te<br />

\<br />

56 K E R K E L I J K E<br />

vol-


G E S C H I E D E N I S . 57<br />

voldoen, reisde door Holland rond, en (richtte de 1<br />

Hervormden hier en ginds in het geheim; onder anderen<br />

zal hij CORNELIS HONIUS of HOEN en WIL­<br />

LEM GNAPHAEUS, die thans te Delft om het geloof<br />

gevangen zaten, ook bezocht en vertroost hebben.<br />

Omtrent dezen tijd, het jaar 1523, befloot hij<br />

eene vrouw te trouwen, ook hield hij op, de Mis<br />

te lezen, ja leide zijn Priesterfchap neder, en zocht<br />

zijn beftaan met den arbeid van zijne handen , bij<br />

aanhoudendheid echter voortgaande in bijzondere<br />

huizen in het geheim te prediken.<br />

Wanneer te dezen tijde de Paus met eene nieuwe<br />

uitvinding Aflaten om niet aanbood aan allen , die<br />

op zekere plaatfen en tijden de Mis hoorden, beijverde<br />

onze BAKKER zich, om de nietigheid en<br />

arglistigheid dezer uitvinding aan te toonen , en zijne<br />

medeburgers te waarfchuwen. De Geestelijkheid,<br />

door het een en ander in woede uitberftende, bragten<br />

te wege, dat hij, op uitdrukkelijk bevel vandeLandvoogdesfe<br />

MARGARETHA , gevat, en in 1525 ter dood<br />

gebragt werd, toen hij naauwelijks in het zeven en<br />

twintigfle jaar zijns ouderdoms getreden was. Mees­<br />

ter NICOLAUS COPINUS A MONTIBUS, GODSCHALK<br />

ROSÉMUND , en RUARD TAPPER van Enkhuizen ,<br />

waren in het eerst zijne voornaamfte Geloofsonderzoekers,<br />

aanklagers en beftrijders uit de Kerkelijken;<br />

Meester JOOST LOVERING, of LAURENS, Prefident<br />

van den grooten Raad te Mechelen, zat daar na<br />

over het beleid en het befluit dezer regtspleging ,<br />

van wege de Wereldlijke Overheid; deze was ook<br />

een voornaam lid der Inquifitie, die door ERASMUS,<br />

D 5 in<br />

ia C. G.<br />

aan 517.<br />

ot 1552.


«a C. G.<br />

Jaarisi^.<br />

tot 1552.<br />

58 K E R K E L I J K E<br />

in eenen Brief aan BILEBALD PIRKHEIMER, befchreven<br />

wordt, de geleerdheid meer dan doodelijk<br />

te haten. Zij hadden met hem, gedurende zijne<br />

gevangenis, veel woordenftrijds, drijvende, dat men<br />

al de inzettingen en overleveringen der Roomfche<br />

Kerke moest aannemen tot regelen van geloof en leven;<br />

dat men de Ketters moest dwingen, of uitroeijen<br />

met den zwaarde; dat de Priesters tot den<br />

ongehuwden Haat verbonden waren, DE BAKKER<br />

betuigde, niets te willen vastltellen, dan hetgeen in<br />

de Heilige Schrift was uitgedrukt, in den zin en<br />

meening van den Heiligen Geest, die dezelve had<br />

ingegeven, om welken te verdaan, men niet noodig<br />

had, andere woorden te gebruiken, dan van de Schriftuur<br />

zelve. Hij wilde de indellingen der Kerk wel<br />

onderhouden, doch in zoo verre die met Gods<br />

woord overeenkwamen. Geweld was niet geoorloofd<br />

in den Godsdienst; men moest de menfchen<br />

niet dwingen in te gaan, anders dan God hen<br />

dwingt, door overtuiging en verlichting der waarheid.<br />

Hij beklaagde zich, dat men in hem een<br />

kuisch en eerlijk huwelijk , door God toegelaten,<br />

niet wilde dulden, daar de hoererij en allerlei onkuischheid<br />

onder de Priesters zeiven dagelijks gepleegd,<br />

gebiecht, vergeven en op nieuws bedreven<br />

werd; hij had de gave der onthouding niet, en<br />

moeite genoeg gedaan, door vasten en bidden, en<br />

zwaren arbeid, en zich van allen Herken drank te<br />

onthouden, om die te verkrijgen, maar vergeefs ,<br />

waarom hij het noodig had geoordeeld, een eerbaar<br />

huwelijk aan te gaan, hij had wel, toen hij Piies-<br />

ter


G E S C H I E D E N I S .


6a K E R K E L IJ K E<br />

na C. G. Zoon te behouden, denzelven tot herroeping zot!<br />

Jaari5l7. bewegen. Doch de zaak viel anders uit. De Va­<br />

tot 1552.<br />

der verfterkte en bemoedigde den Zoon met deze of<br />

dergelijke woorden: „ Zijt welgemoed, volhard in<br />

„ het goede. Ik ben bereid , naar het voorbeeld<br />

„ van ABRAHAM, mijnen zeer lieven Zoon, die mij<br />

„ nooit misdaan heeft, op te offeren."<br />

Toen hem zijn fterfuur werd aangezegd, ontving<br />

hij deze aanzegging met wonderbare en ongewone<br />

gemoedsblijdfchap , en bragt den geheelen nacht<br />

door met overdenkingen, het lezen van den Bijbel ,<br />

en tusfehen beide, met eenen gerusten flaap. Den<br />

volgenden dag, den isden September des jaarsissj,<br />

werd hij op een hoog ftellaadje ontwijd. Vervolgens<br />

hing men hem een kort geel kleed om het lijf,<br />

en zette een' geelen hoed met oorlappen, als eene<br />

zotskap, op zijn hoofd. Voorbij het gevangenhuis<br />

ten dood gaande, riep hij tot de genen , die ook<br />

ter zake van het geloof gevangen zaten, met luider<br />

ftemme: „ Ziet, zeer lieve Broeders, ik heb mijnen<br />

voet nu gezet op den dorpel des martelaarfchaps.<br />

Hebt goeden moed, als lterke helden van<br />

JEZUS CHRISTUS, opgewekt door mijn voorbeeld.<br />

Verdedigt de Euangelifche waarheid tegen alle ongeregtigheid."<br />

Op deze Item werd met een vrolijk<br />

geroep, gejuich en handgeklap der gevangenen geantwoord.<br />

Zij hieven verders Kerkelijke Gezangen<br />

aan, en hielden niet op, voordat de Priester den<br />

geest gegeven had. Tot den brandftapel geleid ,<br />

beklom hij dien moedig, drukte zijnen rug tegen<br />

den ftaak, en fchikte den ftrop , die hem worgen<br />

zou,


GESCHIEDENIS. 61<br />

zou, zelf om zijnen hals, roepende met luide Item- na C. G.<br />

me: Hel, waar is uw roem? ó Dood, waar Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

„ is uwe overwinning? de dood is verflonden in<br />

„ de overwinning van CHRISTUS." En daar na:<br />

„ Heere, vergeef het hun, want zij weten niet 3<br />

„ wat zij doen!" Ten laatlte: ,, ó JEZUS CHRIS-<br />

„ TUS, Zoon van God, gedenk mijner! ontferm u<br />

„ mijner!" Hij ging, toen hem de adem verflikt<br />

werd, uit, als in een' zachten flaap, zonder trekking<br />

der leden, fchudding van het hoofd, of verdraaijing<br />

der oogen. Dit was het uiteinde van JAN<br />

DE BAKKER, die dus, in den Haag, de eerfte in<br />

Holland, na het opftaan van LUTHER, ter dood<br />

werd gebragt (*).<br />

Men zou den volgenden dag de andere gevange­ CORNELIS<br />

nen, te weten den Monnik EERNARDUS, GERARD<br />

HONIUS<br />

(HOEN)en<br />

WORMER, en WILLEM VAN UTRECHT, mogelijk WILLEM<br />

ook WILLEM GNAPHAEUS , gedood hebben, ten GNAPHAE­<br />

US.<br />

ware de ftandvastigheid van DE BAKKER de gemoederen<br />

der Rigteren eenigzins verzacht had. WILLEM<br />

GNAPHAEUS, Rector van het Gytnnafïum in den<br />

Haag, was met KORNELIS HONIUS of HOEN reeds<br />

in het jaar 1523 onverhoord in de gevangenis geworpen,<br />

daar men ze drie maanden had gehouden,<br />

waar na men hun, onder borgtocht, den Haag tot<br />

een verblijf gaf voor twee jaren, gedurende welke<br />

HONIUS overleed (f). GNAPHAEUS werd, na het<br />

ver-<br />

(*) BRANDT Bladz. 219. Volgg. GERDES p. 4. 47-52. !<br />

• (f) Van dezen HONIUS of HOEN is nog een Brief overig<br />

over den waren zin der woorden: Dit is wijn ligchaam,


61 K E R K E L IJ K E<br />

na C. G verloopen dezer twee jaren, ontflagen, alzoo er gee­<br />

Jaari5i7 ne befchuldigers waren opgekomen. Maar wegens<br />

tot 1552.<br />

zeker gefchrift bij hem opgefteld, ter vertroosting<br />

eener arme weduvv, wier zoon den Monnikskap had<br />

/erworpen, werd GNAPHAEUS gedurende de gevangenis<br />

van JAN DE BAKKER weder gevangen genonen,<br />

en na veel ondervragens in zeker Klooster<br />

/erzonden, om daar drie maanden lang te bier en<br />

:e brood boete te doen. Daar na bedenkende den<br />

zwaren nood der tijden, wegens de vervolging in de<br />

Nederlanden en den Boerenkrijg in Duitschland,<br />

fchreef hij een Boekje, zijnde een gefprek tusfehen<br />

ÏHEOFILUS, ook TOBIAS en LAZARUS, onder den<br />

titel: Vertroosting en Spiegel der Kranken, opge-<br />

[teld, hetwelk, buiten zijn weten, te overhaast uitgegeven,<br />

echter veel nut deed, en in korten tijd<br />

dikwijls herdrukt werd; één der Drukkers van hetzelve<br />

is daarom ter dood gebragt. Eindelijk moest<br />

hij het vaderland verlaten. Omdat men, in de vasten<br />

, bij zijne haardftede, een ftuk worst in den pot<br />

met erwten had gevonden, door eene zwangere beluste<br />

vrouw daar in gedaan , werd men weder tegen<br />

hem gaande. Het Hof was twee dagen bezig, om<br />

chaam, bij GERDES T. I. Hift. Ev. Ren. Nonum. pag.<br />

2:8. volgg. Hij zal ook met GNAPHAEUS en JOA. RHO-<br />

DIUS de Overzetting van het Nieuwe Testament in het<br />

Nederduitsch vervaardigd hebben, welke in het jaar 1523<br />

gedrukt is, hoewel dezelve eigenlijk was de Vertaling<br />

van LUTHER uit het Nederduitsch overgebragt. GERDES<br />

Tom. III. pag. 35,<br />

dit


G E S C H I E D E N I S . 63<br />

dit ftuk te overleggen. Men hoorde de Geneeshee-<br />

ren, wien gevraagd werd, of zwangere vrouwen ,<br />

ook door de natuur, belust konden worden, om<br />

vleesch in de vasten te eten. Men ftreek vonnis<br />

tegen hem, die afwezende was uit den Haag, dat<br />

men hem zou vangen, ook wel dooden, waar men<br />

hem zou bekomen. Zijne moeder, eene oude zwak­<br />

ke vrouw, werd in de boeijen, en zijne eenige zus­<br />

ter in den kerker geworpen, men ftelde eenige Ge-<br />

regtsdienaars in zijn huis, die op zijne kosten teer­<br />

den. Zulke behandeling bewoog hem, zijne vei­<br />

ligheid in het jaar 1526 in vreemde landen te zoe­<br />

ken (*).<br />

Merkwaardig is het verhaal nopens den dood van BERNARD<br />

eenen Karmeliter Monnik, BERNARD, een' man van een Karmeliter<br />

50 jaren, die te dezen tijde te Britz , een plaatsje ter dood<br />

vijf of zes mijlen van Mechelen, ter vuurftraffe ver­ gebragt.<br />

oordeeld, driemaal te vergeefs in het vuur gewor­<br />

pen werd, hetwelk telkens gebluscht werd, zoo dat<br />

men hem met een' hamer het hoofd infloeg. Het<br />

lijk in het vuur geworpen zijnde, werd, zegt men,<br />

het vuur weder gebluscht, en het lijk was nergens<br />

te vinden, waar uit een gerucht ontftond, dat de<br />

onfchuldige lijder ten hemel was opgenomen (f).<br />

JAN CASTELLAN van Doornik werd in Lotharin­ |AN CAS-<br />

(*) Hij zelf geeft van deze bijzonderheden een ver­<br />

haal in de Voorrede op het bovengemelde Boekje TO-<br />

BIAS en LAZARUS; waar uit GERDES pag. 33, 55. en<br />

BRANDT Bladz. 228. hun verhaal ontleend hebben.<br />

(t) GERDES pag. 52.<br />

na C. G.<br />

Jaari5i7i<br />

tot 1552.<br />

I'ELLAN,<br />

gen-


K E R K E L I J K E<br />

naC. G. gen den iaden Januarij 1525 verbrand, nadat men<br />

Jaari5i7. hem eerst, met veel plegtigheden , ontzet en ont­<br />

tot 1552.<br />

wijd had van de Priesterlijke Orde (*). Hij had in<br />

Doornik en vervolgens te Metz veel dienst gedaan<br />

met het verkondigen van het Euangelie. Te Doornik<br />

vond de Euangelieprediking over het geheel veel<br />

toeloop, zoodat men die ftad fomüjds het Vlaam*<br />

fche Geneve noemde. Ook heeft geene fiad meer<br />

bloedgetuigen en ballingen ter zake van den Godsdienst<br />

opgeleverd, dan Doornik,<br />

Nieuw<br />

Plakaat.<br />

Kort na den dood van JAN DE BAKKER , werd<br />

niet alleen het oude Piakaat tegen de Lutheranen<br />

vernieuwd, maar bovendien werd een nieuw Plakaat<br />

afgekondigd, bij hetwelk alle heimelijke of openbare<br />

vergaderingen verboden werden, om te lezen of te<br />

fpreken van het Euangelie, de Brieven van den<br />

Apostel PAULUS en andere Geestelijke Ichriften; dezelve<br />

uit te leggen; of binnens huis of over tafel te<br />

disputeren over het Geloof, de Sacramenten, de<br />

magt van den Paus of der Conciliën, of andere<br />

Geestelijke zaken. Tevens werd belast, alle Ketterfche<br />

Boeken te verbranden; en niets te drukken,<br />

ten zij het eerst overzien ware bij den Raad enz.<br />

Brief der De Landvoogdesfe fchreef ook den zaden van<br />

Land­ Herfstmaand aan de bellotene Heden van Holland,<br />

voogdesfe.<br />

dat zij te letten hadden op de Predikers, Parochiepapen<br />

en Schoolmeesters binnen dezelve Reden, en<br />

den a7llen van die maand fchreef zij aan de Kloosters<br />

(*) Men zie zijn vonnis bij GERDES Tom. III. Mon.<br />

pag. 68.


G E S C H I E D E N I S . 6$<br />

\<br />

ters eenen Brief, welken wij, om deszelfs merk­<br />

waardigheid, uit BRANDT (*) zullen overnemen,<br />

dewijl er uit blijkt, hoe men, inderdaad , algemeen<br />

overtuigd was, van de noodzakelijkheid eener Hervorming<br />

:<br />

,, MARGARIETE enz.<br />

„ Eerfaeme, lieve ende beminde. Wij fijn volkomelijken<br />

onderricht, dat die dwaelinge, die on-<br />

„ der den gemeinen volke gerefen is , meest toe-<br />

„ kompt ende gekomen is uit de indiscrete fermoe-<br />

„ nen van de Predikanten, Religieufen ende ande-<br />

„ ren: om waer in te remediëren is onze meininge,<br />

„ dat gij voortaene nijemant en fult uitfeijnden ,<br />

„ omme te preken, ofte gedogen binnen uwen con-<br />

„ vente te preken, dan den geenen, die voorfienig,<br />

„ verftandig, ende van goede manieren fijn , ende<br />

„ wel geëxerceert ende geoeffent i'n de manieren van<br />

„ preken: ende dat gij defelve fulks onderwijst ,<br />

„ aleer hij preken fal, dat hij hem wachte, 't ge-<br />

„ meine volk te fcandeliferen met onbehoorlijke fa-<br />

,, buien, redenen ende narratien, als ook wel ge»<br />

„ fchiedt is: dat hij ook niet en vermaene van<br />

„ MARTINUS LUTHER, ofte fijne keringen, noch<br />

,, ook van de opinie van de Ketters, die hier voor-<br />

„ tijds geweest fijn: denfelven uwe Predikanten<br />

„ adverterende, foo verre lij contrarie doen, dat<br />

„ fij daer van bij u gecorrigeert fullen worden ,<br />

„ ende gefuspendeert van 't officie, welke correc-<br />

(*) /. c, Bladz, 232. " U


66<br />

K E R K E L Ij K E<br />

»aC G. „ tie gij ten effecte fult brengen van 't prediken te<br />

Jaari5i7. „ benemen. Boven dezen is onfe meeninge , dat<br />

'tot 1552.<br />

„ die Tcrminarisfen van uwen convente niet lan-<br />

,, ger en fullen mogen blijven in heure terminen ,<br />

„ dan die weeke, die fullen preken , ende die felve<br />

„ weke geëxpireert fijnde, terftondt weder tot huis<br />

„ ende heuren convente keeren, fonder voor of na<br />

„ defelve weeke hen voorder in die termine te mo-<br />

„ gen onderwinden; waer van wij 11 adverteren.,<br />

„ ten einde dat, indien dit contrarie gebeurde, ons<br />

„ van noode foude fijn, voorder daer inne te voor-<br />

„ fien tot uwen fchande en fchade; 't welk wij als<br />

„ nu om beters wille gelaten hebben, ende hebben<br />

„ niettemin gelast onfen Wethouders, ons te ad-<br />

„ verteren, indien contrarie van defe gebeurde ende<br />

gij hiér inne gebrekelijk waert. Eerfaeme , lieve ,<br />

" beminde, ons Heere Godt fij met u. Gefchreven<br />

„ in den Hage den fevenentwintigften Septembris<br />

„ des jaers vijftienhondert vijfentwintig."<br />

Behalven een voorgaand Plakaat tegen het ont­<br />

Nieuwe<br />

Plakaten. vangen, herbergen of begunftigen van rondzwervende<br />

Geestelijke perfonen, en een ander van den<br />

iaden van Louwmaand des volgenden jaars 1526 ,<br />

op het ft.uk van Ketterij, kwam er nog een in<br />

Vlaanderen uit, van den I7den van Hooimaand,<br />

gedeeltelijk genoegzaam overeenftemmende met den<br />

Brief der Landvoogdesfe, en voorts verbiedende alle<br />

openbare of heimelijke bijeenkomften, en het fpreken<br />

over en behandelen van geloofszaken; maar ook een<br />

bevel, om nevens de Boeken van M. LUTHER, PO-<br />

WE-


G E S C H I E D E N I S . 6 i<br />

MER ANUS, CARELSTAD, MELANCHTHON, OECO<br />

! na C. G.<br />

LAMPADIUS , FRANCISCUS LAMBERTUS , JUSTU! 1 Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

JONAS en anderen van zijne aanhangers met hem ge<br />

voelende, alle Euangelien, Zendbrieven, Profetien,<br />

en andere Boeken der Heil. Schrifturen; in Duitsch'<br />

VJaamsch, of Walsch, met Kantfchriften en Uit<br />

leggingen, inhoudende leeringen van LUTHER, t«<br />

brengen in eene openbare plaatfe, en aldaar te verbranden.<br />

Op pene, dat degenen, die bevonden zou<br />

worden , eenige van de voorfchrevene Boeken bi<br />

zich te hebben, na de afkondiging van dit Plakaatj<br />

gebannen zou worden, op verbeurte van<br />

goed.<br />

lijf en<br />

Niet alleen beijverde men zich, om de leere der Verdichte<br />

Roomfche Kerk te handhaven door Plakaten en met Wonderwerken.<br />

den geweldigen arm; maar men ftrooide ook ten<br />

dien zelfden einde wondergebeurtenisfen uit; bij<br />

voorbeeld, dat een Beeld van onze Lieve Vrouw<br />

gezien zou zijn, tranen Hortende over het toenemen<br />

der Lutherfche Ketterij en foortgelijke (*).<br />

Daarentegen gebruikten de Hervormers middelen Bijbel in<br />

van eene geheel andere natuur, tot voorftand van retNederduitsch<br />

hunne leere; het onderzoek namelijk der waarheid<br />

vertaald.<br />

en ftandvastig geduld in het lijden voor dezelve.<br />

Ten aanzien van het eerfte werd al vroeg gezorgd,<br />

om den Bijbel in het Nederduitsch te vertalen, en<br />

aan de lieden in handen te geven. Zoodra de fchriften<br />

van het Nieuwe Testament door LUTHER in<br />

het Hoogduitsch vertaald, in het jaar 1522 waren<br />

(*) GERDES /. C. p. 57.<br />

E a<br />

uit-


68 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. uitgegeven, werden dezelve ook in het Nederduilsch<br />

Jaar 1517 overgebragt, en reeds in die taal in het jaar 1523<br />

tot 1552.<br />

in 8ro gedrukt, te Amfterdam bij DOEN PIETERS-<br />

SOON , in Engelenburg, gelijk de Drukker zichzelven<br />

noemr. Doch het liep nog eenigen tijd aan,<br />

eer ook het Oude Testament in het Nederduitsch<br />

gedrukt verfcheen. 'ia het jaar 1525 kwam hetzelve<br />

in het kleinfte formaat in i6mo uit, in 4 deeltjes,<br />

te Antwerpen bij j. ROEMUND. Doch de eerfte<br />

Nederlandfche Vertaling van den geheelen Bijbel zag<br />

eerst daar na het licht in twee Deelen in Folio, te<br />

Antwerpen bij JAKOB VAN LIESVELD , zijnde dit de<br />

vermaarde Liesveldfche Bijbel, welke verfcheidene<br />

malen herdrukt is geworden, en laatftelijk in het<br />

jaar 1542, nog bij het leven van LIESVELD, welke<br />

uitgave voor de beste wordt gehouden. De Drukker<br />

zelf, VAN LIESVELD , is in het jaar 1545 te<br />

Antwerpen onthalsd, omdat hij in de Aanteekeningen<br />

op den kant van den Bijbel, naar een ander exemplaar,<br />

gedrukt had: „ Dat de faelicheit der men-<br />

,, fchen alleen compt door JESUM CHRISTUM. "<br />

Deze uitgave des Bijbels werd in een Plakaat van den<br />

Keizer in 1546 verboden, gelijk wij zien zullen (*).<br />

Ook vergaderde iemand de allertroostelijkfte fchriftuurplaatfen,<br />

welke hij afzonderlijk in het licht gaf,<br />

onder den titel: Fontein des Levens. Alhoewel nu<br />

dit boekje niets dan fchriftuurwoorden, zonder eenige<br />

uitlegging, vervatte, was het evenwel den hevigften<br />

voorftanderen van het Pausdom zeer in den<br />

weg,<br />

(*) Zie GERDES p. 57-02. BRANDT Bladz. 363.


G E S C H I E D E N I S . 09<br />

weg, zoodat zeker Brabandsch Franciskaner de reis<br />

aannam naar Amfterdam, waar het eerst was ge­<br />

drukt, en den geheelen druk kocht, welken hij ver­<br />

brandde; maar het werd terflond in verfcheidene<br />

plaatfen herdrukt (*).<br />

In het volgende jaar 1527, werd WENDELMOET<br />

KLAAS DOCHTER, eene weduwe van Monnikendam,<br />

eene deugdzame vrouw, maar die het Euangelie<br />

vrijmoediglijk beleed, en zich daar niet van liet af­<br />

trekken, eerst op het Kasteel van Woerden gevan­<br />

gen gezet, en van daar naar den Haag gevoerd, en<br />

den 2often November ter dood gebragt. De Mon­<br />

niken fielden wel alle pogingen van beloften en be­<br />

dreigingen in het werk, om haar van haar geloof<br />

af te trekken, maar zij bleef tot het einde toe ftand­<br />

vastig. Men dreigde haar met de ftraffe des vuurs,<br />

maar haar antwoord was: „ Is u die magt van<br />

„ boven gegeven, ik ben bereid te lijden. " Als<br />

hare nabeftaanden en anderen haar in den Kerker<br />

bezoekende , een derzelven zeide : „ Gij fchijnt<br />

„ mij toe, den dood niet te vreezen, maar gij hebt<br />

„ dien nog niet gefmaakt!" voegde zij hem toe:<br />

„ Dat is waar; maar ik zal dien nooit ftnaken ,<br />

„ want CHRISTUS heeft hem voor mij ondergaan,<br />

„ en gezegd: {Joann. VIII. 51.) Indien iemand<br />

„ mijn woord bewaart, hij zal den dood niet fma-<br />

„ ken in eeuwigheid." Tegen zekere edele matro­<br />

ne, die zeer veel van haar hield, en haar zeide :<br />

„ Waarom zwijgt gij niet liever, mijne lieve WEN-<br />

(*) BRANDT Bladz. 261.<br />

E 3<br />

„ DEL-<br />

ia C. G.<br />

faari5i7.<br />

ot 1552.<br />

Dood van<br />

VBNDEL-<br />

(IOET<br />

(LAAS<br />

DOCHTER/<br />

f


70 K E R K E L I J K E<br />

aa C. G. S, DELMOET, en denkt en gelooft in uw hart, wat<br />

Jaari5i7, „ gij wilt, opdat gij dit leven nog wat moogt getot<br />

1552<br />

„ nieten?" hernam zij: „ Ach Zuster, gij weet<br />

,, niet, wat gij zegt. Met het hart gelooft men<br />

„ ter regtvaardigheid; met den mond belijdt men<br />

„ tot zaligheid." Eindelijk door het geheele Hof<br />

van Holland vermaand wordende, om zich te bekeeren,<br />

en hare dwaling te herroepen , was haar<br />

woord: „Ik hange mijnen Heer en God aan,<br />

„ dien ik noch om des levens, noch om des doods<br />

„ wil verlaten zal." Men vraagde haar, „wat zij<br />

„ van de Mis dacht? „ Ik weet het," zeide zij,<br />

,, dat gijlieden deze ronde ouweltjes als God er-<br />

„ kent, maar ik verfoei ze als den Duivel." Aangaande<br />

de Heiligen en derzelver voorbidding beleed<br />

zij, geenen anderen Middelaar of Voorfpraak te kennen,<br />

dan JEZUS CHRISTUS alleen. Men vermaande<br />

haar, toen haar de dood werd aangezegd, dat zij<br />

hare zonden aan eenen Priester zou biechten. Haar<br />

antwoord was: ., Ik ben al lang geltorven, doch<br />

,, het is de geest van CHRISTUS, die mij levende<br />

„ maakt. Ondertusfchen heb ik alle mijne zonden<br />

,, aan CHRISTUS, mijnen Heere, gebiecht, die heeft<br />

„ mij alle mijne zonden genadig vergeven. Doch ,<br />

,, heb ik iemand van mijne naasten misdaan , ik<br />

,, bidde, dat die het mij vergeve." Ter doodftrafTe<br />

uitgevoerd wordende, als zekere Monnik haar gedurig<br />

inviel, haar een kruisbeeld voorhoudende, dat<br />

zij haren Zaligmaker, met eenen kus, zou vereeren,<br />

zeide zij: „ Ik ken dezen houten Zaligmaker niet;<br />

„ mijn Zaligmaker is in den Piemel, ter regterhand<br />

„ Gods,


G E S C H I E D E N I S . 71<br />

„ Gods, des Almagtigen Vaders." Voorts verhaalt ia C. G.<br />

men, dat deze WENDELMOET, nu den brandftapel [aan 517.<br />

:ot 1552.<br />

beklommen hebbende, in den oogenblik , dat men<br />

haar zoude worgen, zediglijk hare oogen gefloten<br />

en haar hoofd geneigd hebbe , als fchikte zij<br />

zich , om te llapen. Dus gaf zij den geest, zijnde<br />

eerst geworgd en toen verbrand. Eenigen rekenen<br />

haar onder de Martelaren der Doopsgezinden, doch<br />

zonder grond, dewijl men niet leest, dat haar iets<br />

omtrent den Doop te last is gelegd (*).<br />

In de eerfte maanden van het jaar 1528, Januarij Nieuwe<br />

Plakaten.<br />

en Februarij, werden weder nieuwe Plakaten van<br />

wege den Keizer op het ftuk van den Godsdienst<br />

uitgegeven. Te Doornik lag te dezen tijde een<br />

Augustyner Monnik, HENDRIK genaamd, zijnde een<br />

Vlaming, gevangen. Hij was de eerfte, die te<br />

Kortryk het Euangelie predikte, vervolgens had hij<br />

de Monnikskap afgeleid, en eene vrouw getrouwd.<br />

Hij werd daar over te Kortryk gevangen genomen<br />

en naar Doornik gebragt. Men bood hem het leven<br />

aan, indien hij bekende, dat de vrouw, die hij getrouwd<br />

had, niet zijne echtelijke huisvrouw, maar<br />

zijne hoer of bijzit ware. Doch hij weigerde, onder<br />

deze voorwaarde, zijn leven te verlengen, en<br />

werd dus, ftandvastig blijvende bij het gene hij geleerd<br />

had, in de maand Mei des jaars 1528 levende<br />

verbrand (f).<br />

In het jaar 1529, in welk jaar te Kameryk del tfieuw<br />

'lakastt.<br />

(*) GEEDES pag. 62, 63. BRANDT Bladz. 242, 243.<br />

Q) GERDES p. 63, 64. BRANDT Bladz. 249.<br />

E 4<br />

vre- ]


74 K E R K E L I J K E<br />

na C. G vrede gefloten werd tusfehen Frankryk en den Kei­<br />

Jaari5i7<br />

zer, waar in men van wederzijde overeenkwam, om<br />

tot 1552.<br />

de Luther fche Ketterij uit te roeijen, gaf KAREL V<br />

een nieuw Plakaat uit, hetwelk den 25lten van Wijn­<br />

maand werd afgekondigd , en waar bij degenen ,<br />

die de verboden Boeken binnen zekeren tijd niet<br />

overleverden, ter dood werden verwezen, zonder<br />

genade of uitftel en verdere lrrenge bepalingen om­<br />

trent degenen , die van Ketterij verdacht of be-<br />

fchuldigd werden, met breede beloften aan de aan-<br />

brengeren derzei ven. Den 2often van die maand<br />

was te Mechelen zekere WILLEM VAN ZWOL, ter<br />

zake van Lutheranerij, verbrand (*).<br />

In het jaar 1530 werd in '$ Gravenhage TEUNIS<br />

TEEKSZOON van Naar den, een jongeling van vier­<br />

entwintig jaren, wegens zijnen ijver tegen het Paus­<br />

dom , verbrand. Hij was eerst een fcholier te Leu­<br />

ven geweest, zeer ongebonden van leven, tot dat<br />

hij daar na te Naarden, op eene wandeling, als<br />

uit den hemel ter reder werd geflagen , en voor<br />

dood t'huis gebragt, waar na hij een' afkeer van<br />

het kwaad, en met een van het Pausdom kreeg, en<br />

de Hervorming predikte. Daar over gedaagd zijnde,<br />

reisde hij gewillig naar den Haag. Men liet hem<br />

eens gaan, daar na vvaarfchuwen, en ten laatfte<br />

vasthouden; zelfs in de gevangenis werd hem nog<br />

gelegenheid gegeven , om te ontkomen, dan hij<br />

zocht dit niet. Naar het vuur gaande, dankte hij<br />

God, en zong een oud lied : Ik arm fchaepken<br />

(*) B'iA^DT Bladz. =4p. GERDES. p. 65-^8.<br />

aan


G E S C H I E D E N I S . 73<br />

aan der heide enz. Hij trok de muilen van zijne na C. G.<br />

voeten, de kousfen van zijne beenen, en deelde die Jaansi?.<br />

tot 1552.<br />

den armen (*).<br />

In Gelderland werd de Hervorming met geweld Vervol­<br />

belet, eenen vasten voet te vatten. De Hertog KAging<br />

in<br />

Gelder­<br />

REL VAN EGMOND , die in gedurige oorlogen een land.<br />

onrustig leven voerde, misfchien, uit de verandering<br />

in den Godsdienst, ook verandering in de burgerlijke<br />

regering vreezende, ftelde alle pogingen in het<br />

werk, om de Hervorming te weeren. Hij gaf zijne<br />

oogmerken daar toe te kennen in eenen vleijenden<br />

Brief aan den Paus, in het jaar 1525 gefchreven (f);<br />

in het jaar 1529 gaf hij een ftreng Plakaat uit te<br />

Arnhem, tegen de Lutheranery, welk Plakaat geteekend<br />

was den i7den April. Een der eerden, die<br />

in Gelderland het Euangelie verkondigden, was<br />

ADOLF CLARENBACH, beftuurder van het School te<br />

Wezel, die te Keulen den 28(ten September 1529<br />

ten vuurdood verwezen is. Behalve dezen CLAREN­<br />

BACH heeft GERHAUDUS GELDENHAUR, gezegd VAN<br />

NIMWEGEN, een geleerd man, en vriend van ERAS-<br />

MUS , veel dienst aan de Hervorming gedaan. Hij<br />

week naderhand ten lande uit naar Duitschland, en<br />

is te Marpurg in het jaar 1542 overleden. Hij heeft<br />

verfcheidene fchriften nagelaten, een van welken,<br />

behelzende aanteekeningen van ERASMUS op de wet-,<br />

ten tegen de Ketters, en verfcheidene Brieven van<br />

VAN NIMWEGEN, over de Hervorming en het ftraf-<br />

(*) BRANDT t. a. p.<br />

(t) Men leest dezen Brief bij GERDES ƒ>. 4-5.<br />

E 5<br />

fen


na C. G<br />

Jaan 5i7<br />

tot 1552<br />

74 K E R K E L I J K E<br />

fen der Ketteren, aan Keizer KAREL, aan de Duit­<br />

fche Vorsten te Spiers verzameld, aan KAREL,Her­<br />

tog van Gelder, en aan FILIPS, Landgraaf van<br />

Hes fen, uitgegeven te Straatsburg 1527 in 8vo. de<br />

genegenheid van ERASMUS zoo zeer van hem ver­<br />

vreemde, dat deze een' fcherpen Brief tegen de val-<br />

fche Euangelifchen fchreef, welke door de Godge­<br />

leerden van Straatsburg is beantwoord geworden ,<br />

waar op ERASMUS weder geantwoord heeft (*_). Die<br />

ERASMUS , die altijd van gematigdheid fprak en<br />

roemde, die zoo vreesachtig was, dat hij in het jaar<br />

1521 fchreef, dat, indien LUTHER alles godzalig<br />

gefchreven had, hij ERASMUS nogtans geen gemoed<br />

had, om voorde waarheid levensgevaar te ondergaan ,<br />

fchreef nu in het jaar 1530 fchimpend en fcherp aan<br />

die van Nederland en Oostfriesland eenen langen<br />

Brief, om zich niet fchuldig te maken aan het op­<br />

roer, daar het Lutherdom door werd voortgezet;<br />

en om , gelijk hij fprak, zich binnen de arke te hou­<br />

den , om door den Zondvloed niet te vergaan ; in<br />

CHRISTUS fcheepken te blijven, om door de golven<br />

niet verzwolgen te worden; in den fchaapslial der<br />

Kerk te volharden, om geene prooi voor den wolf<br />

te worden, of voor den Satan, die altijd rondgaat,<br />

zoekende, wien hij zou mogen verflinden. Hij toon­<br />

de zich te fchamen, dat hij vriendfchap onderhou­<br />

den had met voorname Hervormers, en verklaarde,<br />

niet verder met hen te doen te hebben (f).<br />

(*) GERDES pag. 41. Not.<br />

Niet-<br />

CX) GÜRDES p. ~c-7J. BRANDT Bladz. 254. en 301-3II.


G E S C H I E D E N I S . 75<br />

Niettegenftaande dit alles, ging de Hervorming


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

Een geheelhuisgezin<br />

te<br />

Limburg<br />

verbrand.<br />

76 K E R K E L I J K E<br />

Die van Deventer weigerden echter in het jaar 1532<br />

des Keizers Kommisfarisfen tot het Geloofsonder­<br />

zoek toe te laten, bewerende, dat de verdachte<br />

perfonen bij den Burgemeester en den Raad behoor­<br />

den onderzocht te worden.<br />

Maar te Limburg was de vervolging door Kei­<br />

zerlijke Gelastigden zwaar. Onder anderen werden<br />

daar op den houtmijt verbrand zes perfonen uit één<br />

huisgezin, de man, de vrouw, en twee dochters<br />

met derzelver mannen, wegens derzelver afkeer van<br />

het Pausdom. Als deze naar den berg Rotfelt,<br />

eene kleine mijl van de ftad gelegen, ter dood ge­<br />

voerd werden, hoorde men hen alle zes, als met<br />

ééne (tem, den ganfchen weg langs, niet anders<br />

dan Pfalmen zingen. Daar na riepen zij, malkan­<br />

deren vertroostende en verlrerkende, den naam des<br />

Zaligmakers JEZUS aan, tot den laatften fnik des<br />

levens toe. Op gelijke wijze werden anderen te<br />

Atrecht, 's Hertogenbosch en elders ter dood ge­<br />

bragt (*).<br />

Om dezen tijd namen de opfchuddingen door de<br />

oproerige Herdoopers verwekt, eenen aanvang, van<br />

welke te zijner plaatfe gefpróken zal worden. Wij<br />

maken er hier flechts, in het voorbijgaan, gewag<br />

van, omdat derzelver oproerige ondernemingen den<br />

haat van velen tegen de Hervorming meer en meer<br />

aanvuur len, die geen behoorlijk onderfcheid wisten<br />

te maken, waar door menigen ongelukkig werden.<br />

In het jaar 1534 werd in 's Hertogenbosch JOOST<br />

(*) GERDES f. 80. BRANDT Bladz 0-62, 2<br />

'-t.<br />

(h


G E S C H I E D E N I S . 77<br />

de Pottebakker om den Godsdienst onthoofd , en n C. G.<br />

WILLEM WIGGERTSZOON heimelijk op het Slot te |aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Schagen. YSBRAND SCHOL , een Priester van Amfterdam,<br />

niet ongeleerd en zeer welfprekend , liep<br />

ook in het oog, en werd van Ketterij befchuldigd.<br />

Tweemalen vond zijne verantwoording plaats, maar<br />

ten derdemale beticht zijnde, werd hij naar Brahand<br />

gezonden, een' tijd lang te Vilvoorden gevangen<br />

gehouden, en eindelijk in Brusfel ten vure verwezen<br />

(*).<br />

In het jaar 1536 trof de vervolging WILLEM TYN­<br />

DAL , een' Engelschman, die zijn vaderland ontweken,<br />

zich te Antwerpen onthield, en van daar de<br />

vertaling van het Nieuwe Testament, hetwelk hij<br />

in het Engelsch had overgezet, aan zijne landgenooten<br />

overzond, hij werd daar over gevangen en<br />

naar Vilvoorden gevoerd, en ten laatfle verworgd<br />

en verbrand (f).<br />

Toen de Keizer in het jaar 1540 door Frankryk Nieuw<br />

in de Nederlanden was gekomen, om een oproer Plakaat.<br />

,<br />

hetwelk te Gend ontdaan was, te (lillen, werd er<br />

een nieuw Plakaat op het (tuk der Ketterij en Ketterfche<br />

Boeken uitgegeven, waar op de vervolging<br />

met nieuwe hevigheid vernieuwd werd, waar van<br />

ons bedek ons niet toelaat alle bijzonderheden te<br />

vermelden, die men bij BRANDT en andereGefchiedfchrijvers<br />

breeder verhaald vindt (§). Deze vervolging<br />

(*) GERDES p. I07. BRANDT Bladz. 267.<br />

(f) Men zie meer van hem bij GERDES p. 107. fqq.<br />

(§) BRANDT Bladx. 342. volgg.


?8 K E R K E L I J K E<br />

na C. G ging verfpreidde zich door het geheele land, alleen<br />

Jaarist?<br />

is opmerkelijk, dat men aangeteekend vindt, dat in<br />

tot 1552<br />

de ftad Groningen, voor de komst van den Hertog<br />

van Alba hier te lande, niemand om zake van den<br />

Godsdienst ter dood is gebragt, niettegenftaande in<br />

dezelve ftad velen der Hervormde leere waren toegedaan,<br />

en zelfs in het Klooster van Aduard, deszelfs<br />

Abt ALBERT VAN HARDENBERG, een uitmuntend<br />

en geleerd man, deze leere aan zijne Kloosterlingen<br />

inboezemde, die naderhand te Bremen en<br />

Embden een Leeraar derzelve tot aan zijn' dood toe<br />

geweest is (*).<br />

AL3ERT Op den coften van Wintermaand des jaars 1542<br />

PIGU1US<br />

overleed ALBERT PIGHIUS van Kampen, Kanunnik<br />

van Kampen.<br />

van de St. Janskerk te Utrecht, vermaard door zijne<br />

gefchriften tegen BUCERUS en anderen, ter verdediging<br />

van het Roomfche Geloof. Hij was een<br />

geleerd man, die echter, hoe zeer een beftrijder der<br />

Hervormden , het vermoeden van onregtzinnigheid<br />

niet heeft kunnen ontgaan, zoo zelfs , dat eenige<br />

van zijne Boeken op de lijst der verbodene Boeken<br />

geplaatst zijn geworden. Zijn dood, zegt<br />

men, werd verbaasd , door verdriet , omdat hij<br />

geene kans zag, om, met hoop van goeden uitflag,<br />

het werk van BUCERUS: Over de ware beyrediging<br />

der Kerk in leere, plegtigheden en<br />

tucht, te gelijk met een antwoord op de lasteringen,<br />

gelijk de titel heeft, van ALBERT PIGHIUS<br />

van Kampen, onlangs tegen de Belijdenis en ver-<br />

(*) GERDES pag. 157, 159.<br />

ant'


G E S C H I E D E N I S . 79<br />

nntwoording der Proteftanten in het licht gegeven, na C. G.<br />

te beantwoorden (*).<br />

Jaari5i7.<br />

Op het volgende jaar<br />

tot 1552.<br />

1543 wordt ons opgetee-<br />

kend de gevangenis en ontkoming yan FRANCISCUS FRANC.<br />

DRYANDER, eigenlijk DE ENZINAS, hetwelk in het DRYAN­<br />

DER.<br />

Spaansch eene foort van eikenboom beteekent, van<br />

waar, naar de gewoonte dier tijden, de naam DRY­<br />

ANDER genoemd is, van het Griekfche Drys, een<br />

eik of eikenboom. Deze DRYANDER was een Span­<br />

jaard, zeer geacht bij de Duitfchers en Nederlan­<br />

ders, die door MELANCHTHON ten fterkden werd<br />

aangeprezen aan den Aartsbisfchop CRANMER , als<br />

een' man van groote geleerdheid en deftige zeden.<br />

DRYANDER, in het jaar 1543 in de Nederlanden<br />

zijnde , ondernam eene vertaling van het Nieuwe<br />

Testament in het Spaansch, ten diende zijner land-<br />

genooten, hij liet dezelve te Amfterdam drukken ,<br />

met een' opdragt aan den Keizer , met den titel;<br />

Het Nieuwe Testament, dat is, het Nieuw Ver»<br />

bond van onzen eenigen Verlosfer en Zaligmaker,<br />

JEZUS CHRISTUS. Doch een Monnik, anders niet<br />

onkundig, wien hij het eerde . blad afgedrukt had<br />

overgegeven, kon het woord verbond niet verdra­<br />

gen, en zwoer bij zijne kap, dat FRANCISCUS geen<br />

ander oogmerk met deze vertaling had, dan om de<br />

Ketterij van LUTHER aan zijne landgenooten in te<br />

boezemen, DRYANDER was genoodzaakt het woord<br />

verbond weg te nemen en den titel te laten herdruk­<br />

(*) GERDES pag. I63.<br />

ken ,


80 K E R K E L I J K E<br />

na C. G ken, doch nu (lootte zich een ander niet ongeleerd<br />

JW1517.<br />

tot 1552.<br />

Monnik, dat er op den titel gelezen werd: eenigen<br />

Verlosfer en Zaligmaker. Andermaal was DRYAN­<br />

DER ook dezen hier in te wille; doch nu deelde hij<br />

niemand iets meer van zijn werk mede, voordat hij<br />

zelf bij den Keizer gehoor verkregen, en dien zijn<br />

werk had aangeboden. De Keizer ontving hemgun-<br />

(lig, en beloofde hem zijne befcherming, mids er<br />

niets in het werk ware, hetwelk met regt kwaad<br />

vermoeden kon verwekken, DRYANDER antwoordde<br />

, dat -dit Boek boven alle vermoeden was, als<br />

zijnde van God zeiven oorfpronkelijk, wiens woord<br />

daar in, door zijnen Zoon geopenbaard , gelezen<br />

werd. De Keizer (lelde het werk in handen van<br />

eenen Monnik, zijnen Biechtvader, PETRUS A SOTO<br />

genoemd. Deze, DRYANDER lang hebbende opgehouden<br />

, deed hem eindelijk te Brusfel gevangen nemen,<br />

in welke gevangenis hij vijftien droevige maanlen<br />

heeft doorgcbragt, wordende zelfs door zijnen<br />

v^ader en Oomen onophoudelijk aangezocht, om te<br />

rerroepen, maar daartegen ook veel troost genieten-<br />

1 le door de aanfpraak en bemoediging van eenen me­<br />

t iegevangenen, om het geloof, GILLIS TILLEMAN<br />

1 jenoemd, en wordende in zijne gevangenis ook van<br />

3 neer dan 400 menfchen bezocht , die allen der<br />

:uivere leere waren toegedaan. Hij ontkwam einde-<br />

1 ijk gelukkig zijne gevangenis, gelijk hij dit alles<br />

:elf verhaald heeft, en begaf zich toen mar Duitsch-<br />

i and, zonder dat wij van zijne verdere lotgevallen<br />

I aeer weten, alleen dat de aanprijzing van hem door<br />

BB*


GESCHIEDENIS. Si<br />

* MELANCHTHON aan den Aartsbisfchop CRANMER<br />

laat vermoeden, dat hij ook naar Engeland gereisd<br />

is (*).<br />

De bovengemelde GILLIS TILEMAN was niet zoo Hevigheid<br />

der<br />

gelukkig, ais DRA-ANDER , om te ontkomen, maar<br />

vei vol­<br />

heeft met eenige andere belijders der waarheid in ging.<br />

het jaar 1544 den dood moeten ondergaan. Hoe<br />

zeer men voorts ijverde tegen deze belijders, kan<br />

het voorbeeld der ftad Leuven getuigen, in welke<br />

alleen, gedurende den loop des jaars 1543, wel 20<br />

of 30 menfchen ten vure gedoemd zijn. Ook gebruikte<br />

men allerhande listen, om de voorftanders<br />

der Hervorming te ontdekken en in handen te krijgen.<br />

Men vermaande het volk van de Predikftoelen,<br />

om de genen, die zij kenden, aan te brengen ,<br />

en foemde dit ais een bij God verdienftelijk werk.<br />

Men onderrigtte ook het volk, op welke wijze en<br />

door welke vragen zij hen ontdekken konden. Om<br />

de Herders en Leeraars te ontdekken, liet men derzelver<br />

beeldtenis affchilderen en op publieke plaatfen<br />

voorhangen, met belofte van eene groote geldfomme<br />

voor den aanbrenger (f).<br />

Ondertusfchen, terwijl de belijders van het Euan­ Wanhoop<br />

gelie met ftandvastigheid en vertrouwen den wreed- van JAC.<br />

LAT OMUS<br />

ften dood ondergingen, vindt men daartegen ver­ en andefcheidene<br />

voorbeelden van zulken, die in het geloof ren.<br />

der Roomfche Kerk, hetwelk twijfeling omtrent de<br />

zaligheid aanraadt, volhardende , in de akeligfte<br />

(*) GERDES pag 165-172.<br />

(t) GERDES pag. 173.<br />

HERV. III. p<br />

vvan-<br />

na C. G.<br />

Jaan 5i7.<br />

tot 1552.


» K E R K E L IJ K E -<br />

na C. G. wanhoop geftorven zijn. Dit wordt verhaald van<br />

Jaari5i7<br />

tot 155a. zekeren GUARLACH, een' Leeraar der Heil. Schriften<br />

bij de Monniken van St. Geertruid te Leuven, van<br />

eenen ARNOLD VAN BOMMEL, een' jongeling, die<br />

zich zeiven, op eene ellendige wijze, vermoordde;<br />

maar bijzonder van TACOBUS LATOMUS, Kanunnik ,<br />

Doctor en Profesfor der Theologie te Leuven, die,<br />

in het eerst der Hervorming niet ongenegen , doch<br />

[chielijk veranderende, dezelve, zoo veel in hem<br />

was, had zoeken te verdrukken. Hij fchreef tegen<br />

ÏRASMUS , tegen LUTHER , tegen OECOLAMPADIUS<br />

:n tegen TYNDAL (*). Maar ééns op een' tijd te<br />

Brusfel den Predikftoel beklimmende, om voor Keiier<br />

KAREL te prediken, werd hij zoo verbaasd, en<br />

rerward, dat niemand verdaan kon, wat hij zeggen<br />

vilde, en de geheele vergadering aan het lagchen<br />

aakte. Die fchande behaald hebbende, keerde hij<br />

/eder naar Leuven, daar de fchaamte over deze<br />

:hande, en het overdenken van hetgeen hij tegen<br />

2 ijn gemoed gedaan had, het hem zoo bang maakt<br />

;n, dat hij tot wanhoop verviel. Dikwijls ontviel<br />

h<br />

em in zijne lesfen, dat hij tegen de waarheid had<br />

8 eftreden. Om deze Item te fmooren,werd hij door<br />

d e andere Theologanten, voornamelijk door RUARD<br />

1 APPER van Enkhuizen, binnens huis opgefloten,<br />

d<br />

sar hij den XXIXften van Mei 1544 een droevig<br />

ei<br />

nde nam, op elke aanfpraak uitroepende: „ Dat<br />

hij verdoemd, dat hij van God verworpen was,<br />

J! dat hij op geene zaligheid, noch vergiffenis<br />

„ hoop-<br />

(*) Verg. boven Bladz, 47.


G E S C H I E D E N I S . S3<br />

,, hoopte, omdat hij met opzet tegen God geftre-<br />

,, den had."<br />

In dit jaar 1544, anderen zeggen, in 1541, overleed<br />

te Leuven JAN ALLARD van Amflerdam, die,<br />

wegens zijne geleerdheid en welfprekendheid, bij<br />

ERASMUS, PETR. NANNIUS, CONRADUS GOCLENIUS<br />

en LUDOVICUS VIVES, in hooge achting was. Deze,<br />

fchoon hij LUTHER niet. zeer gunftig was, en<br />

in de gemeenfchap der Roomfche Kerk gebleven is,<br />

liet echter niet na , fommige dingen aan te wijzen ,<br />

die in den handel der Kerkdijken te beftraffen waren.<br />

Op den titel van Allerheilig/Ie Vader aan den<br />

Paus gegeven, merkt hij aan: Dat de Paus daar<br />

door geftadig vermaand werd, om in heiligheid des<br />

levens, en niet in rijkdommen of gebied uit te munten<br />

(*> Ook wees hij aan, dat eertijds de uitdeeling<br />

der Kerkelijke fchatten aan de Diakenen ftond,<br />

die' voornamelijk zorg droegen voor de armen; en<br />

daar op volgt deze wensch : Gave God, dat de<br />

Kerk hedendaags zulke Diakenen had, wien men<br />

die heilige bediening aanbeval. Ja, hij leide den<br />

Bisfchoppen, en aan al de Geestelijken, Kerkdiefte<br />

te last, omdat zij de goederen der Kerk en der behoeftigen<br />

tot hun eigen en der hunnen gemak in het<br />

geheel aanleiden, daar zij uit dezelve niet meer dan<br />

nooddruft behoorden te trekken. Hij was van nature<br />

hardhoorend, maar glad van tong , waarom<br />

ERASMUS van hem zeide: Dat de tong goedmaakte,<br />

hetgeen aan de ooren gebrak. Hij heeft zich<br />

(*) Kot. ad Ri7o. AGRICOL. T. II. p- 170.<br />

F 2<br />

in<br />

na C. Ci,<br />

faari5i7<<br />

tot 1552.<br />

FAN'AL-<br />

LARD.


na C. G. in het Geraeenebest der Geleerden verdienftelijk ge­<br />

Jaarisi^.<br />

maakt, door de uitgave van de werken van RU«<br />

tot 1552.<br />

DOLPHUS AGRICOLA. Bij zijnen uiterften wil maakte<br />

hij alle zijne Boeken aan de arme weeskinderen te<br />

Amflerdam, en fchreef zich zeiven , doelende op<br />

zijnen naam ALLARD , dit graffchrift:<br />

Plakaat<br />

tegen de<br />

School te<br />

Wezel.<br />

84 K E R K E L I J K E<br />

Tota regit tellus, qui tellus tota vocamr.<br />

als wilde hij zeggen:<br />

Al d' aard* bedekt hem nu, die ALKARD wordt geheten("><br />

In Holland was den XXVIflen van Januarij dezes<br />

jaars 1544 het herbergen der gevlugten, ter zake<br />

van Ketterij en het bezorgen hunner goederen, op<br />

nieuw bij Plakaat verboden; en als die van Wezel<br />

eene nieuwe School wilden oprigten, en zulks overal<br />

bekend maakten, om leerlingen te lokken, zonder<br />

daar in den Keizer of den Paus gekend te hebben ,<br />

werd door een Plakaat, den 7den Maart te Brusfel<br />

uitgegeven, aan de ingezetenen dezer landen verboden,<br />

hunne kinderen, broeders, nee ven of anderen<br />

van hunne magen , vrienden, of anderen, {taande<br />

onder hunnen laste, en bewind, daar henen te zenden:<br />

op peene van gehouden te zullen worden als<br />

Ketters, en als zoodanigen geftraft te worden, naar<br />

inhoud der Plakaten (f). De ftad Wezel, ftaande<br />

onder de regering van WILLEM, Hertog van Kleef,<br />

had reeds in het jaar 1542 openlijk de Hervorming<br />

(*) GERDES p. I77. BRANDT Blddz. 353,<br />

Ct) BRANDT Bladz. 348.<br />

aan-


GESCHIEDENIS. S5<br />

aangenomen, en na een gehouden mondgefprek met na C. G.<br />

de Roomfchen, in het jaar 1543 de Mis geheel af- Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

gefchaft; federt was zij eene toevlugtsplaats geworden<br />

voor de Protestanten, die in Braband, Vlaanderen<br />

en de overige Nederlanden de hevigheid der<br />

vervolging zochten te ontwijken.<br />

Onder de eerfte Hervormde Leeraars dezer ftad<br />

was IMAN ORTZEN, gemeenlijk de Zeeuw genaamd,<br />

omdat hij in het dorp de Oude tong bij ZitrikMe,<br />

in het jaar 1505 geboren was. Hij was een zeer<br />

geleerd man, en werd in het jaar 1536 naar Wezel<br />

beroepen, alwaar hij de Hervormde Leer met grooten<br />

ijver verkondigde, en de Kerk hervormde ; in<br />

het jaar 1548 werd hij, op last van Keizer KAREL,<br />

door de voorftanders van het Interim verdreven ,<br />

maar in het jaar 1560 terug geroepen , is hij, in<br />

het jaar 1571, te Wezel geftorven en aldaar begraven<br />

(*).<br />

Te Gend werd den i8den December weder een<br />

Plakaat uitgegeven, vervattende eene nadere verklaring<br />

op het prenten of drukken en verfpreideii der<br />

Boeken : ,, Die iets gedrukt had, zonder octrooi,<br />

al werden er geene dwalingen in gevonden, zou<br />

eeuwiglijk gebannen worden , en bovendien 300 Carolieguldens<br />

verbeuren. Niemand mogt iets drukken<br />

in de Spaanfche, Engelfche, Italiaanfche of andere<br />

vreemde taal. Ook niets, zonder namen van<br />

Schrijver, Prenter, (Drukker,) of van de plaats,<br />

waar het gedrukt was, of met valfche namen. Dit<br />

(*) GERDES pag. I"Q. Not.<br />

F 3<br />

eenj<br />

Nieuw<br />

Plakaat<br />

tot ver­<br />

bod van<br />

Boeken.


na C. G,<br />

Jaar 1517.<br />

Wt 1552<br />

8


G E S C H I E D E N I S . 8 7<br />

„maar als Christenen. Daarom weent niet over ons!" na C. G.<br />

Ter ftrafplaats gekomen, vertroostten zij malkander, Jaari


88 K E R K E L I J K E<br />

m C. G „ Ondat ik hem daar zoek en niet in het bederfe­<br />

lijk brood, moet ik den dood ondergaan."<br />

tor [552<br />

Toen<br />

zii den houtflapel opklom, en haar voet waggelde,<br />

zeide zij: Mij dankt, dat ik vallen zal; de Reg­<br />

ter dit verftaande, van haren zin, om af te vallen,<br />

riep; Houdt op, zij is bedacht op afval. „Geen-<br />

„ zins," hernam zij: ,, Maar het blok, daar ik<br />

„ op trad, wankelde, verre zij het, dat ik CHRIS-<br />

„ TUS zou verlaren (*>"<br />

De God­ De Godgeleerden van Parys hadden in het jaar<br />

geleerden<br />

van Leu­<br />

'•543 aldaar eenige leerftukken openlijk laten afkonvenkondigen<br />

en in druk gegeven, welke door den Koning<br />

digen<br />

eenige<br />

leerstuk­<br />

van Frankryk met zijn gezag bevestigd waren; ten<br />

einde de Ketters re ligter te kunnen overwinnen.<br />

ken af. Dit voorbeeld werd door de Godgeleerden van Leu­<br />

ven in dit jaar 1544 gevolgd, die XXXII artikelen<br />

jpgefleld hebbende, dezelve, insgelijks door den Kei­<br />

zer bekrachtigd, plegtig lieten afkondigen. Zij wa-<br />

ren de volgende: ,, Dat het Mis-offer van CHRJS-<br />

„ TUS ingefleld, en heilzaam is voor levenden en<br />

„ dooden. Dat men de Heiligen moet aanbidden,<br />

t, opdat zij onze voorfprekers zijn mogen bij CHRIS-<br />

,, TUS. Dat de zelfflandigheid van brood en wijn<br />

,, bij de wijding veranderd. Dat het alleen den<br />

,, Priesteren geoorloofd is, het brood in den wijn<br />

, te wijden , en dat het geheele Avondmaal van<br />

, CHRISTUS flechts tot hen alleen behoort. Dat<br />

, de Kloostergeloften moeten gehouden worden.<br />

, Dat door de Sacramenten hetVormfel en deOor-<br />

(*) GER'jhS pag, l8^-l82 v<br />

„ biecht


G E S C H I E D E N I S . 89<br />

„ biecht, de Heilige Geest wordt medegedeeld. na C. G.<br />

Dat de zielen uit het Vagevuur verlost worden Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

„ door het gebed, vasten en goede werken. Dat<br />

„ de wetten der Kerk omtrent het vasten en het<br />

onderfcheid der fpijzen het geweten verbinden.<br />

„ Dat er een Opperbisfchop der Kerk is, wien allen,<br />

„ volgens Goddelijk regt, gehouden zijn te gehoor-<br />

„ zamen. Dat men vele dingen gelooven en als<br />

„ noodzakelijk moet aannemen, welke in de Schrift<br />

„ niet gemeld worden. Dat het Vagevuur door de<br />

,, Pausfelijke AfLten wordt kwijrgefcholden. Dat<br />

,, zelfs onreine en ondeugende Priesters het lig-<br />

,, chaam des Heeren wijden, indien zij flechts de<br />

„ bedoeling hebben , om dat te wijden. Dat men<br />

„ alle doodzonden aan den Priester moet openba-<br />

„ ren, en de facramentele abfolutie van hem ont-<br />

„ vangen. Dat de mensch eenen vrijen wil heeft,<br />

„ waar door hij wel of kwalijk kan handelen , en<br />

„ van de zonde opflaan door boetvaardigheid. Dat<br />

„ de vergeving der zonden niet verkrepen wordt<br />

„ alleen door het geloof, maar door de liefde en<br />

,, ware boetvaardigheid. Dat de Kerk en wettiglijk<br />

„ zamengeroepene Kerkvergaderingen niet kunnen<br />

,, dwalen, en dat men haar moet gehoorzamen.<br />

,, Dat het oordeel en de uitlegging der Schrift aan<br />

„ de Kerk behoort, indien er iets betwistbaars is<br />

„ enz." (*)<br />

Het jaar 1545 werd reeds in de maand Februari) Dood van<br />

met bloed geteekend, op welken dag PETRUS BRUL- rETRUS<br />

BRULLY.<br />

LY<br />

(*) GERDES p. 137, I38.<br />

F5


9° K E R K E L I J K E<br />

na C. ( ï. LY te Doornik met klein vuur verbrand werd. Hij<br />

Jaansi<br />

£ was Leeraar te Straatsburg, maar werd in de maand<br />

tot 155<br />

September 1544 door die van Doornik verzocht,<br />

om hun het Euangelie te prediken. Hij verkondig,<br />

de hetzelve hier en te Rysfel in het geheim, flechts<br />

eenen korten tijd. Als men hem naarfpoorde, en<br />

hij zich niet langer wist te verbergen , lieten die<br />

vzw Doornik hem met een touw over den flads wal,<br />

opdat hij dus zoude omkomen. Ongelukkig gebeurde<br />

het, dat één hunner , toen hij reeds op den<br />

grond zat, die hem vaarwel wilde zeggen,en daarom<br />

van den muur afklom, een' losfen fieen van boven<br />

neder ftiet, welke den ongelukkigen man een been<br />

brak; het geraas van den val en het gekerm van<br />

den gewonden deed de naaste wacht toeloopen, die<br />

hem vatte en naar de gevangenis bragt. Hij bleef<br />

volftandig bij de leer, welke hij verftond, waarheid<br />

te zijn, vertroostte zijne medegevangenen en zijne<br />

huisvrouw (*) door Brieven, zag den hardflen dood<br />

rustig te gemoet, en riep, vol vertrouwen, in het<br />

midden van een langzaam vuur, zijnen Schepper en<br />

Zaligmaker aan, tot den einde toe (f).<br />

Leeraars Daar bevonden zich te dezen tijde nog meer an­<br />

onder het<br />

kruis.<br />

deren, die, met groot gevaar, de Hervorming in<br />

deze landen predikten, te weten: GERARDUS GAL-<br />

LINACEUS, . . . GALENUS, HERMANNUS MODET,<br />

PE-<br />

(*) Men leest eenen zijner Brieven ann zijne huisvrouw<br />

bij GERDES Tom. III.- Euang. Renov. ÏMonument.<br />

pag. 96.<br />

(tj GERDES p. 184. BRANDT Bladz. 355.


G E S C H I E D E N I S . 9-<br />

PETRUS GABRIEL , CHRISTOPHORUS FABRICIUS ,<br />

HERMANNUS JOANNES, die eertijds Monniken ge­<br />

weest waren. Ojk FEITO, ANTONIUS NICOLAUS,<br />

CORNELIS COOLTUIN, die te voren Priesters waren,<br />

eii uit burgerlieden, ADRIAAN HAAMSTEDE, de eerfte<br />

Schrijver van het Nederlands Martelaarsboek ,<br />

AGG. SIM, P. DELEIN, P. CARP , CASPAR HEIDA-<br />

NUS, ELLAUD GERR1TS , EVERHARDUS GERARDUS,<br />

PETRUS HASARDUS, ^EG-IDIUS , . . . JAN ARENTS-<br />

ZOON, PIETER CORNELISZOON. Doch eenigen daar<br />

van geraakten in later tijd tot het Predikambt.<br />

Terwijl de bovengemelde BRULLY te Doornik geVervolvangen lag, zijn er ook eenigen van zijne Toehoorging.deren verbrand. Dewijl de Wethouders, naar het<br />

oordeel der Geestelijken, evenwel te flap waren tegen<br />

de Ketters, werd de Raadsheer KAREL TIS-<br />

NACH van Brusfel naar Doornik gezonden. Zeker<br />

Burger, BEROIBAN genaamd, vergeefs in zijn huis<br />

gezocht zijnde, gaf zich, door een' verkeerden ijver,<br />

zeiven aan; doch moest voor deze roekeloosheid<br />

-boeten, dewijl hij den lof der ftandvastigheid miste.<br />

Door de zware bedreigingen van den wreedftendood<br />

yerfchrikt, wederriep hij zijne eerfte belijdenis, zonder<br />

daar mede iets anders te winnen, dan dat hij<br />

niet door het vuur, maar met het zwaard gedood<br />

werd. Doch een ander, PIETER MIÖCE , die ook<br />

te dier tijd gevangen was, volhardde in het geloof.<br />

Vergeefs hield men hem de herroeping van BERGI-<br />

BAN voor, dien hij erkende, dat God verzocht had,<br />

door zijne roekeloosheid. ,, Wat mij aangaat, "<br />

zeide hij, „ zoo mij God zulk een middel , om<br />

„ te<br />

na C G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552»


na C. G. „ te ontkomen, gegeven had, ik zou mij wel uit<br />

Jaari5i7.<br />

„ uwe handen gehouden hebben: en daarom, tertot<br />

1552<br />

„ wijl gij mij hebt, doet met mijn ligchaam, het-<br />

„ geen u goeddunkt, mijne ziel is onder uw ge»<br />

,, bied niet.<br />

Gemeente<br />

vnn<br />

vlugtelingen<br />

in<br />

Engeland<br />

9a K E R K E L I J K E<br />

Nog werd er een kleermaker met Ketterij beticht,<br />

en nevens zijne vrouw gevangen. De man bezweek,<br />

wederriep, en kreeg het zwaard. Maar zijne vrouw<br />

gedroeg zich mannelijker, en liet zich om haar geloof<br />

met'de aarde bedelven. Dit bedelven met aarde<br />

ging hier dus toe: Men leide haar op het fchavot<br />

in eene kist zonder dekfel, van lengte en van<br />

breedte, dat er haar ligchaam naauwelijks in paste;<br />

om dit voorts van boven wel te fluiten, werden er<br />

drie ijzeren handboomen dwars door gebragt, één<br />

omtrent de borst, de ander op den buik, de derde<br />

op de beenen; aan het einde van deze fmoorkist,<br />

omtrent het hoofd, was een gat gemaakt, daar de<br />

beul eene flrop doorflak, die, om haren hals gelegd<br />

, van onder het fchavot werd toegetrokken ,<br />

toen men het ligchaam met aarde bedekte (*). Doch<br />

wij zwijgen liever van meer andere voorbeelden van<br />

de wreedheid der bijgeloovigheid.<br />

Om dezen tijd begaven zich velen, om de hevigheid<br />

der vervolgingen te ontgaan , naar Engeland.<br />

alwaar zij, in de laatfle jaren der regering van HEN­<br />

DRIK VIII, begunftigd door deszelfs laatfle Gemalin<br />

KATHARINA PARR , eene fchuilplaats vonden , en<br />

eene gemeente ftichtten, welke, in het begin, wel<br />

(*) BRANDT Bladz. 359.<br />

ge-


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

Vervolging.<br />

94 K E R K E L I J K E<br />

in de jaren 1542, 1543 en 1544; met nog zeventien<br />

andere drukken.<br />

Gedurende de jaren 1547, 1548 en 1549 werden<br />

alom in Friesland, Vlaanderen, Braband, Holland,<br />

vele menfchen om den Godsdienst ter dood gebragt,<br />

de meeste echter op de befchuidiging van Herdooperij.<br />

Merkwaardig onder anderen is de dood van<br />

zekeren Meester NIKLAAS , een' man van wetenfchap<br />

in Frankryk geboren, die zich te Geneve eenen tijd<br />

lang onthouden, en nu door Nederland naar Engeland<br />

reizende, te Bergen in Henegouwen de kleine<br />

Gemeente, welke zich daar tegen het Pausdom kantte,<br />

ten verzoeke van zijnen reisgenoot AUGUSTYN<br />

BARBIER, een' Henegouwer, bezocht, vertroost en<br />

verllerkt had met zijne gaven, hij werd daar over op<br />

den weg vier mijlen van Doornik aangetast, en nevens<br />

zijne vrouw, en de echtgenoote van AUGUS­<br />

TYN, die het, voor dien tijd, ontkwam, naar Bergen<br />

gevoerd. Zijne huisvrouw liet zich, door belofte<br />

van het leven, verleiden, om het huis te ontdekken<br />

, waar men hem te voren geherbergd had.<br />

Meester NIKLAAS onderging den vuurdood gemoedigd,<br />

in het midden van het vuur hoorde men hem<br />

nog tweemalen met opgeheven hoofde roepen : O<br />

teuwige Vader, ik beveel mij in uwe handen. Met<br />

geen minder kloekhartigheid en vertrouwen op Gods<br />

genade, liet zich MARIA, de huisvrouw van AU­<br />

GUSTYN BARBIER , levende bedelven, en van den<br />

beul te bersten trappen. Daar na werd ook AU­<br />

GUSTYN, haar man, te Beaumont gevangen en ter<br />

dood gebragt. Hij droeg zich van gelijken, fchoon<br />

hij


G E S C H I E D E N I S . 9 i<br />

h§ anders- kleinmoedig van aard was, zeer hartig . 1 na C. G.<br />

toert het die nood vereischte. Hetgeen hij de waar Jaar 1517.<br />

. tot 1552.<br />

heid van het Euangelie verdond te zijn, beleed hi<br />

vrijmoediglijk. Iemand, die tot hem zeide: Het<br />

1<br />

toch mededogen met u zeiven, en wilt gij uw leven<br />

niet behouden, behoud ten minde uwe ziel,<br />

gaf hij, hem bedankende voor zijne gunst, ten antwoord<br />

: „ Ik heb, dit ziet gij wel, zoo groote<br />

„ deernisfe met mij zeiven en met mijne ziel, dat ik,<br />

„ om niets te doen tegen mijn geweten, mijn lig-<br />

„ chaam liever overgeve, om gebrand te worden.<br />

,, Hier in acht ik mij wel gelukkig: want ik lijde<br />

,, niet om mijn boos leven , maar alleen om het<br />

„ woord van JEZUS CHRISTUS , daar alle Martela-<br />

„ ren hun bloed om hebben vergoten, gelijk ik ook<br />

„ hoop te doen (*)."<br />

Onder al dit bloeddorten deed de Keizer zijnen Prins FI­<br />

Zoon FILIPS uit Spanje komen , en huldigen voor LIPS van<br />

Spanje<br />

aandaanden Vorst der Nederlanden , en erfwachter<br />

wordtin<br />

van zijnen Vader. Kort daar na verklaarde de Kei­ de Nederzer<br />

zich met een Plakaat, den 2oden October 1549 landengeïhuldigd. te Brusfel geteekend, ten aanzien van het verbeurd<br />

verklaren van de leenen, landerijen en andere goe><br />

deren der Ketteren. Te voren, den i7den Julij,<br />

was er nog een Plakaat gemaakt tegen de nieuwe<br />

Christenen, dat is , Joden, die, om de Inquifitie<br />

te ontgaan, het Christendom beleden, hoewel zij<br />

in het geheim als Joden leefden, en die in groote<br />

menigte uit Portugal herwaards waren gevlugt. Het<br />

(*) BRANDT Bladz. 36C-370.<br />

ver-<br />

I


96 K E R K E L I J K E<br />

naC. G. verlof van hier te lande hun verblijf te mogen heb-»<br />

Jaar 1517. ben, hun voor dezen toegeftaan, werd thans inge­<br />

tot 1552<br />

trokken, en allen, die federt den tijd van zes jaren<br />

in het land waren gekomen , gelast, met hunne<br />

vrouwen, kinderen en goederen te vertrekken, binnen<br />

eene maand, op peene van geftraft te zullen<br />

worden in lijf en goed. Eenigen bleven, bijbrengende<br />

, dat zij uit Portugal niet vertrokken waren,<br />

om de Inquifitie te fchuwen ; maar dezen werd den<br />

3often van Bloeimaand 1550 met een ander Plakaat,<br />

dat veel fcherper was, het land ontzeid.<br />

Plakaat Een nieuw Plakaat , geteekend te Brusfel, den<br />

ter invoering<br />

van 29ften van Grasmaand 1550, was nog fcherper en<br />

de Inqui­ ftrenger dan al de vorige, en fprak klaar van het infitie.voeren<br />

der Inquijitie, op de wijze der Spaanfche „<br />

waar door de fchrik de gemoederen van alle Ingezetenen<br />

vervulde. Deze Regtbank trouwens van Geloofsonderzoek<br />

ftaat bekend als het uiterfte toppunt<br />

van menfchelijke wreedheid en boosheid, om niet<br />

alleen het ligchaam maar ook de ziel te martelen en<br />

te moorden, en den onfchuldigften zeiven van goed<br />

en bloed te berooven (*). GROTIUS zegt (f), dat<br />

verdacht te zijn, genoeg was, om iemand ten Kerker,<br />

(*) Men "leze: het werk van j. LAVALLéE: Gefchie­<br />

denis der Godsdienftige Inquifitie in Italië, Spanje en<br />

Portugal, van haar begin tot op de verovering van<br />

Spanje, waar van het eerfte Deel, uit het Fransch vertaald,<br />

in het verleden jaar 1810 bij den uitgever dezei<br />

FR. BOHN in het licht is gekomen.<br />

(f) Arm. I. 10.


G E S C H I E D E N I S . 97<br />

ker, en een bewijs van klein gewigt, om iemand 1 ia C. G.<br />

ter pijnbank te brengen: dat de Inquifiteurs een' ie-1 aan 517.<br />

ot 155agelijk,<br />

in wat (iaat of magt hij ook gefield was,<br />

onder eede mogten ondervragen, en dat zij, door<br />

dit listig middel, niet alleen tot de verborgenheden<br />

der huizen, maar ook der gemoederen konden indringen.<br />

Op het fpreken werd acht gegeven, maar<br />

ook op het zwijgen; de vriendfchappen waren oedriegelijk,<br />

en men had den aanklager dikwijls aan<br />

zijne zijde, zoodat nu genoegzaam bleek , dat er<br />

niemand zoo onfchuidig ware, die, in weerwil dezer<br />

menfchen, zijn leven en eere befchermen kon»<br />

Dit Plakaat verwekte ook alomme veel ongenoegen ,<br />

voornamelijk te Antwerpen, thans bloeijende in neering<br />

en koophandel, alwaar de leere der Hervorming<br />

door eenige Predikanten heimelijk gepredikt werd ,<br />

met name door GEORGIUS SYLVANUS, of VAN DEN<br />

BOSCH, en GASPAR HEIDANUS, of VAN DER HEI­<br />

DEN , Grootvader van den vermaarden Godgeleerden<br />

ABRAHAM HEIDANUS. De regering der ftad vervoegde<br />

zich met ernftige vertoogen aan de Landvoogdesfe,<br />

vrouwe MARIA, ten einde de zaak bij<br />

den Keizer, haren Broeder, te bemiddelen, dat de<br />

ftad van de Inquifitie mogt bevrijd blijven. Zij werd<br />

onderfteund door den Raad van Braband, en door<br />

eenige Braband fche fteden.<br />

Vrouw MARIA, eene Vorstin van goedertieren'<br />

imborst en van zoo groote befcheidenheid in geloofszaken<br />

, dat Paus PAULUS III den Keizer reeds<br />

in het jaar 1539 had laten aandienen, dat zij den<br />

Lutheranen in het geheim gunfte droeg, en verftand<br />

HERV. III. G met


na C. G . met hen hield, vond zich ten hoogden verlegen ,<br />

Jaari5i; • en eindelijk genoodzaakt , zelve in perfoon naar<br />

tot 1552<br />

' Augsburg te reizen, daar de Keizer toen op den<br />

Voortgangdervervolging.<br />

r,c? K E R K E L I J K E<br />

Rijksdag was. Met veel moeite bragt zij hier bij<br />

haren Broeder te weeg, dat het Plakaat door een<br />

ander, te Augsburg, den «5dcn van October uit­<br />

gegeven, werd veranderd, en in eenige artikelen,<br />

de uitheemfchc kooplieden en handelaren betreffen­<br />

de , verzacht; men liet er ook de woorden Inqui-<br />

fiteur en Inquifitie uit. Voor het overige was dit<br />

Plakaat zoo dreng en fcherp als het voorgaande,<br />

en weder voorzien van eene lijst van Boeken , door<br />

de Godgeleerden van Leuven op nieuw veroordeeld,<br />

en door den Keizer verboden. iNüettegendaande de­<br />

ze verzachting, gedoogden die van Antwerpen de<br />

afkondiging van dit Plakaat niet, voordat hun de<br />

Kanfelier van Braband met Brieven verzekerde, dat<br />

zij met geenerhande Inquifitie belast zouden wor­<br />

den, maar dat hunne inwoners en Kooplieden bij<br />

hunne oude voorregten zouden gehandhaafd wor­<br />

den. Ook werd de afkondiging des Plakaats bij de<br />

Wethouders niet ingewilligd, dan onder eene fchrif-<br />

telijke verklaring tegen het flot van het Plakaat ,<br />

waar bij alle oppofitie of appellatie enz. tegen het­<br />

zelve voor nietig werden verklaard (*).<br />

In het volgende jaar 1551 en verders ging de ver­<br />

volging voort, met de grootde hevigheid te woe­<br />

den. Wij kunnen niet allen hier opnoemen, die<br />

door dezelve zijn omgekomen. Men mag die bij<br />

(*) GERDES pt 2II-2I8. BRANDT Bladz. 374"3 8<br />

5'<br />

ERANDT


G E S C H I E D E N I S . 99<br />

BRANDT en andere Gefchiedfchrijvers lezen , maar 1 ia C. G.<br />

kunnen wij niet voorbij aan te teekenen de buiten­ aari5i7.<br />

ot 1552.<br />

gewone iTandvastigheid en moed, welke de genen,<br />

die om hun geloof de wreedfte doodltraffen lijden<br />

moesten , niet alleen mannen , maar ook zwakke<br />

vrouwen, betoonden. Zij eindigden dikwijls hun<br />

leven in het vuur, onder het zingen van Pfalmen<br />

en Liederen. Daar werden er gevonden, die, wanneer<br />

de fcherpregter den houtmijt achter hunnen rug<br />

wilde aanlteken, hem toeriepen : „ Hij zou zulks<br />

voor hunne oogen doen, want indien zij het vuur<br />

gevreesd hadden, zouden zij niet op deze plaats<br />

gekomen zijn, die zij hadden kunnen ontvlugten."<br />

In het jaar 1551 werd,een eenvoudig man, met<br />

lijn' zoon, zwager en dochter, te Valencien ter<br />

dood verwezen. Als deze man met listige fpitsvinnigheden<br />

werd lastig gevallen, wees hij de beltrijders<br />

van zijn geloof af, met de woorden: "„Ik ben<br />

wel zoo geleerd niet, dat ik op alle uwe tegenwerpingen<br />

kan antwoorden; maar ik verlaat mij op de<br />

waarheid van het Euangelie; gij moogt zeggen, wat<br />

gij wilt." Te Antwerpen leed met anderen zekere<br />

JERONIMUS SEGERTS den dood; deze fchreef in den<br />

Kerker aan 'zijne huisvrouw, die ook gevangen was,<br />

op dezen zin: „ Ik bevinde , dat de Heere met<br />

„ ons is. Wij zijn zoo wel gemoed , de Heere<br />

„ hebbe lof en dank. Wij roepen, wij zingen met<br />

„ malkanderen. Wij bedrijven zulke vreugde, om<br />

„ malkanderen te troosten en te Herken, de Heere<br />

geeft zulke (lerkheid en kracht, dat wij hem riet<br />

„ ten volle danken kunnen, wegens de groote ge-<br />

G 2 „ na


«a C. G<br />

Jaarisi?.<br />

tot 1552<br />

Merkwaardigebijzonderheden.<br />

10c K E R K E L I J K E<br />

„ nade, vin hem ontvangen." Hij werd den tweeden<br />

van September verbrand. Zijne huisvrouw,<br />

zwanger zijnde , moest wachten , tot zij bevallen<br />

was, en werd toen in de Schelde verdronken.<br />

In zekere ftad, werd een oud man van 75 jaren,<br />

wit van haar, mager van lijf, deugdelijk van ze­<br />

den, godvreezende van harte, gevangen. Als deze,<br />

omringd van eene menigte burgers, den Baljuw met<br />

de Leenmannen zat te wachten , om zijn doodvonnis<br />

te hooren, fprak hem één der Leenmannen, die<br />

reeds tegenwoordig was, den ouden man aan, ten<br />

aanhooren van het volk: Allerbeste man, hoe<br />

„ blijft gij dus in uwe vervloekte doolingen, of ge-<br />

,, looft gij dan niet, dat er eene hel is?" — „Dat<br />

er eene hel is, mijn Heer!" fprak de oude man:<br />

„ dat geloof ik zekerlijk; maar dat ik in dooling<br />

„ ben, weet ik niet." „ Ja gij zijt daar in," zeide<br />

de ander, „ en dat in zoo fchrikkelijke doolin-<br />

„ gen, dat gij, daarin ftervende, eeuwig verdoemd<br />

„ zult zijn." — „Weet gij dat wel, mijn Heer?"<br />

vraagde de gevangene. ,, Ja ik , zekerder dan ze-<br />

„ ker," fprak de Leenman, nu half verhopende,<br />

eere te zullen behalen in het bekeeren van dezen<br />

grijsaard. Maar die gaf hem een heel onverwacht<br />

antwoord, zeggende: ,, Zoo zijt gij dan moorde-<br />

„ naars van mijne arme ziel." Terflond kwam er<br />

groote ftilte onder het omftaande volk, begeerlijk<br />

luisterende naar deze redenen, welke den Leenman<br />

irerdrooten, des hij half befchaamd en in grammen<br />

noede tot den gevangenen riep: ,, Wat zegt gij<br />

, daar, gij ftoute boeve? Dat wij moorders zijn<br />

„ van


G E S C H I E D E N I S . 101<br />

„ van uwe ziel?" Daar de oude man hem op te na C. G.<br />

gemoet voerde: „ Word niet toornig, mijn Heer, Jaar'517.<br />

tot 1552.<br />

„ door het geluid van de waarheid. Gij weet zelf<br />

„ wel, dat het geloof eene gave Gods is, dat ik,<br />

„ noch iemand, Gode die zalige gave mogen ont-<br />

„ weldigen, dat God zijne gaven geeft den eenen<br />

„ vroeg, den anderen fpade, gelijk hij de wijngaar-<br />

„ deniers in den wijngaard beriep. Neem nu, dat<br />

„ ik die gave nog niet ontvangen hadde, gelijk gij,<br />

,, behoort gij mij misdeelden daarom te dooden ?<br />

,, Zou God, zoo gij mij nog liet leven, mij nog<br />

„ over eene week, maand of jaar , die heilzame<br />

„ gave niet mogen mededeelen , zoo wel als u ?<br />

„ Zoo gijlieden mij dit verhindert, doordien gij mij<br />

„ afl'nijdt den tijd der genade, wie anders dan gij-<br />

„ lieden zijt moorders van mijne ziel ? " Deze rede<br />

bewoog het hart der omftaanda burgeren, zoodat<br />

er geen klein gemor en beweging onder hen ontilond,<br />

zulks, dat de Leenman en de Geregtsdienaars,<br />

zoo haastelijk als angftelijk, met den gevangenen<br />

uit de'Vierfchaar naar bet Stadhuis liepen,<br />

waar zij, wat van den angst bekomen , met den<br />

anderen dezen onnoozelen ouden man ter dood veroordeelden,<br />

en nog dienzelfden morgen deden onthoofden.<br />

Toen de vervolging te Amfterdam op het heetfie<br />

was, hoorde iemand, die in Waterland t'huis hoorde,<br />

dat men dén zijner Geloofsgenooten aldaar zou<br />

verbranden. Hij ijlde derhalve uit Waterland fladwaards,<br />

maar kwam zoo fpade, dat hij den boom<br />

aan den IJ-kant reeds gefloten vond; door eenig<br />

G 3 geld


IC2 K E R F . E L IJ K E<br />

naC. G. geld te geven geraakte hij in de ftad, liep naar den<br />

]aari5i7.<br />

Dam, en plaatfie zich op de trappen van de Waag.<br />

tot 1552,<br />

Van daar den gevangenen op het fchavot ziende<br />

treden, dreef zijn ijver, om zijnen naaste te fterken,<br />

hem zoo hevig, dat hij hem toeriep: Broeder,<br />

flrijd vromelijk l Op dit geluid fchoten eenigen<br />

toe, om den roeper te grijpen, doch leiden de<br />

handen op een' verkeerden, die zich angftiglijk ontfchuldigde,<br />

hetgeen den eeiften roeper, ten einde<br />

den verkeerd betichten te redden, te voorfchijn<br />

bragt, zeggende: Ik ben de man, die ftraks zoo<br />

riep. Op deze bekentenis werd hij vastgezet, ondervraagd,<br />

verwezen, en binnen veertien dagen omgebragt.<br />

BRANDT meldt ons ook (*), van geloofwaardige<br />

lieden gehoord te hebben, die het van<br />

hunne ouderen hadden, dat, als men te Amfterdam,<br />

op zekeren tijd, een' Doopsgezind Leeraar zou verbranden,<br />

hunne voorouders naar deszelfs echtgenoote<br />

gingen, om haar in die droevige uur en gelegenheid<br />

te troosten; maar dat zij de vrouw niet t'huis<br />

vonden, en te vergeefs bij hare vrienden zochten.<br />

Daar na op den middag t'huis komende bij hare<br />

kinderkens , vraagden zij haar, waar zij geweest<br />

was? daar zij op uitberstte: ,, Op den Dam. Wat<br />

,, meent gij, dat ik mijnen Bruidegom in den nood<br />

zou verlaten? Ik moest hem zijnen laatften hoog-<br />

,, tijd zien houden."<br />

Zekere kramer, ook Doopsgezind, SIMON geheten,<br />

weigerde, daar hij te Bergen op Zoom zijne<br />

(*) Bladz. 301.<br />

kraam


G E S C H I E D E N I S . 103<br />

Kraam op de markt had voorgefleld, voor het brood 1a C. G.<br />

des Sacraments, dat voorbij werd gedragen, neder faari5i7.<br />

ot ISS2.<br />

te knielen. Dus werd hij gevangen, ter dood verwezen,<br />

en buiten de ftad verbrand. Hier bewees<br />

zijne wonderbare vrijmoedigheid en volftandigheid in<br />

het uiterfte hare kracht op den Drosfaard , die zijnen<br />

hals had geëischt, en zijn einde gezien. Want<br />

t'huis komende , viel "hij ftraks van ontlteltenisfe ,<br />

uit verwondering en naberouw, in groote krankheid<br />

, naar ziel en ligchaam, gedurig roepende :<br />

Och SIMON ! SIMON ! De Monniken zochten zijn<br />

gemoed te vrede te ftellen, maar al hunne vertroosting<br />

vond bij hem geen vat; ook nam de ziekte in<br />

het kort de overhand, en hij eindigde in die vertwijfeling<br />

zijne dagen.<br />

In het jaar 1554 den 2often April, werd GELEYN<br />

DE MEULERE , gezegd KAAN , Schoolmeester van<br />

Vlaamfche leerkinderen tot Oudenaarden, van Ketterij<br />

berucht, omdat hij zich naarftig in de Schrift<br />

had geoefend , gevangen en voor PIETER TITEL­<br />

M A N , den Deken te Ronfen, als Inquipteur van<br />

Vlaanderen, te regt gefteld. Deze man, eene vrouw<br />

en vijf kleine kinderkens hebbende, was ten hoogfte<br />

benaauwd. Hij beproefde dus, om zich door middel<br />

van regten te redden, maar de Inquifiteur eischte,<br />

ja bezwoer hem eindelijk, dat hij hem op zijne<br />

vragen zou antwoorden, gebruikende daar toe de<br />

woorden van den Zaligmaker Matth. X. 32. Mark.<br />

VIII. 38. en van PETRUS I Pelt: III. 15. en begeerende<br />

op ftond rekenfchap van zijn geloof. En<br />

nu ftreek de vorige beklemdheid op eenmaal den<br />

G 4 School-


na C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

Verkeerde<br />

ijver<br />

van fommig^n.<br />

ïo4 K E R K E L I J K E<br />

Schoolmeester van het hart, de liefde voor zijn?<br />

vrouw en kinderen week voor de krachtige beweging<br />

zijner ziel, die hem bij zich zei ven deed zeggen:<br />

„ O mijn God, het is nu tijd, fta mij bij,<br />

,, naar uwe belofte!" Toen keerde bij zich, vol<br />

moeds, tot den Kettermeester, met deze woorden:<br />

„ Vraag nu, wat gij wilt, ik zal u rondelijk ant-<br />

„ woorden, hetgeen mij Gods geest zal ingeven te<br />

,, fpreken, en niets verzwijgen." Ook leidde hij,<br />

ondervraagd zijnde, met alle vrijmoedigheid , eene<br />

belijdenis af van zijn geloof. Men zocht hem tot<br />

herroeping te verleiden, door de belofte van dan<br />

tot zijne vrouw en kinderen weder te zullen keeren,<br />

doch zijn eindelijk antwoord was: ,, Ik zou dat<br />

„ wel doen, zoo het niet tegen God en mijn ge-<br />

„ weten flreed. En daarom zal ik, noch om vrouw,<br />

„ noch om kinderen, noch om eenig fchepfel ter<br />

„ wereld, mijne religie, welke ik wete, waarachtig<br />

,, te wezen, verlaten; zoo lang mij God met zijne<br />

„ genade bijfiaat." Hij bleef dan bij zijn geloof,<br />

werd door den Inquifiteur verketterd, aan de wereldlijke<br />

Overheid overgeleverd, verworgd en verbrand<br />

(*).<br />

Met dit alles, gebeurde het nu en dan, dat een<br />

verkeerde ijver dezen en genen bezielde, die daar<br />

door zich zeiven in lijden bragt. Wij willen daar<br />

van één en ander voorbeeld bijbrengen. Te Gend<br />

werd veel gefproken van zekeren Monnik, van wien<br />

men zeide, dat hij, in zijne Predikatiën, geene hijge-<br />

(*) BEASDT Bladz, 3p5-3pj>*


GESCHIEDENIS. 105<br />

geloovigheden, maar Christelijke waarheid leerde. : ia C. G.<br />

Zekere OTTO VAN DER CATELYNE, Damastwerker<br />

[aan 517.<br />

ot 1552.<br />

van Genei, korts te voren ter zake van de Religie<br />

uit Engeland naar Oostfriesland gevlugt, en nu in<br />

zijne Vaderftad teruggekomen, vervoegt zich op<br />

eenen tijd in de Kerk, waar die Monnik toen<br />

predikte, en buiten OTTE'S verwachting beweerde,<br />

dat het Misbrood, door kracht der vijf woorden ,<br />

daar de Priester het mede heiligde, in CHRISTUS<br />

waarachtig ligchaam veranderde, en dienvolgens ,<br />

dat CHRISTUS daar ligchamelijk geëerd , aangebeden<br />

en gegeten werd. Na de Predikatie ligtte OTTE den<br />

hoed, en roept luidkeels, terwijl de Monnik nog<br />

op den ftoel Hond: ,, Hoor, mijn vriend , uw ge-<br />

„ heele fermoen firijdt tegen de Heilige Schrift;"<br />

zich aanbiedende, om de valschheid zijner Hellingen<br />

voor de ganfche vergadering te willen betoogen. De<br />

Monnik raadt hem, dat hij heen zou gaan. De ander<br />

komt nader bij, en zegt met nog grooter vurigheid:<br />

,, O gij valsch Profeet, die het volk wijs-<br />

„ maakt, dat het brood het ware ligchaam is van<br />

„ CHRISTUS den Heere, die, nadat hij voor ons<br />

,, had geleden, ten Hemel is gevaren!" Ondertusfchen<br />

rijst er eene groote beroerte onder het volk.<br />

Al wat er is, mannen en vrouwen, roepen : Ach<br />

vriend! wat wilt gij doen! Hij antwoordde met<br />

groote hevigheid: ,, Het zijn al te zamen valfche<br />

„ Profeten, die u verleiden. Gelooft hen niet."<br />

Door den drang van het volk raakt hij uit de Kerk.<br />

Men raadt hem, zich weg te maken. Hij weigert<br />

dit, en zegt: „ Hetgeen ik in het openbaar ge-<br />

G 5 « zegd


na C. G<br />

Jaarisi?.<br />

tot 1552.<br />

106 K E R K E L I J K E<br />

„ zegd heb, ftaat wel te overwegen." Daar op<br />

gaat hij voort, doch werd ftraks gevangen en eer­<br />

lang den 27ften April des jaars 1555 aan eenen ftaak<br />

verworgd, geblaakt, en eindelijk aan de galg ge­<br />

hangen , omtrent het dertigfte jaar van zijnen ou­<br />

derdom.<br />

Een ander, BERTRAND LE BLAS, Fluweeltrijp-<br />

werker van Doornik, begeeft zich op Kersdag van<br />

dat jaar, naar de Vrouwekerk, de Hoofdkerk der<br />

ftad, en rukt den Priester, toen dezelve in de Mis<br />

het zoogenoemde Sacrament ophief, het geheiligd<br />

brood uit de handen, roepende met luider ftemme:<br />

„ Meent gij, misleide menfchen , dat dit JEZUS<br />

„ CHRISTUS, de ware God en Zaligmaker, is?"<br />

„ Ziet," voer hij voort, terwijl hij het tusfehen<br />

djne handen aan ftukken brak, het ter aarde wierp,<br />

:n met zijn' regtervoet vertrapte: „ Dit is, om de<br />

„ eere Gods te kennen te geven, en te vertoonen,<br />

„ dat dit geene magt heeft." Deze daad, op zul­<br />

] ten dag, en hoogtijd, bragt zulke verwondering en<br />

"chrik onder het volk, dat BERTRAND zich ligtelijk<br />

i n die gemeene ontfteltenis zou hebben kunnen ber­<br />

den; maar hij week niet éénen voet, en werd daar<br />

1 >p aangegrepen. In de gevangenis werd hij ver-<br />

I chrikkelijk gepijnigd, om zijne medelanders te ontlekken.<br />

Dan hij noemde niemand. Den a8flen van<br />

t 'ie maand werd een ijsfelijk vonnis aan hem vol-<br />

1 rokken. Men fleepte hem op eene horde, den<br />

1 nond met een ijzer gefloten, naar de markt. Daar<br />

verd zijne regterhand en voet tusfehen twee gloei­<br />

ende ijzers, vol fcherpe punten, gekneld en ge-<br />

j<br />

fchroeid ,


GESCHIEDENIS. 107<br />

fchroeid, tot dat zij hare gedaante verloren en Hom­ na C. G,<br />

pen werden. Men tornde hem de tong uit den Jaarisi/.<br />

tot 1552.<br />

hals, en, omdat hij echter, met het gekrijsch en<br />

geluid, hetwelk hij Haan kon, tot God riep, werd<br />

zijn mond weder gefloten. Vervolgens bond men<br />

zijne handen en voeten ruggelings aan malkanderen,<br />

en het midden zijns ligchaams in de keten van eene 1<br />

wip, en zoo werd hij, in het gewigt hangende, op<br />

en neder getrokken over een klein vuur, tot dat hij<br />

geroost en gebraden, na het bewijs van ongeloofelijke<br />

hardvochtigheid , in het uitflaan van zulk een<br />

lijden, den geest gaf. Zijne asfche werd, toen hem<br />

de vlam verteerd had, in de Schelde geworpen (*).<br />

Omtrent dezen tijd gaf ANASTASIUS VELUANUS,<br />

of van de Feluwe, dus naar den oord genoemd ,<br />

waar hij een gedeelte van zijn leven had doorgebragt,<br />

zijnde Pastoor geweest te Garder, een klein<br />

dorp op de Fel uw, anderhalf mijl van Harderwyk,<br />

een Boekje in het licht, onder den titel: Der Leeken<br />

Wegwijzer, of kort onderrigt van alle voorname<br />

punten des Christelijken Geloofs, met eene Voorrede<br />

aan de Ridderfchap, fleden en landfchap van<br />

het Vorflendom Gelder en Graaffchap Zutfen , en<br />

alle liefhebberen der Goddelijke waarheid. In deze<br />

Voorrede geeft hij een verhaal van hetgeen hem wegens<br />

zijn geloof was wedervaren. Na omtrent zes<br />

jaren te Garder gepredikt te hebben , werd hij in<br />

het jaar 1550 gevangen binnen Arnhem gevoerd ,<br />

en daar door hevige bedreigingen tot het herroepen<br />

(*) GERDES pag. 252. BRANDT Bladz. 463.<br />

van<br />

ANASTA­<br />

SIUS VE­<br />

LUANUS.


10S K E R K E L I J K E<br />

na C. G. van zijn geloof gedrongen. Zijne voornaamfte vij­<br />

Jaarisi7.<br />

anden<br />

tot 1552.<br />

waren FRANCISCUS SONNIUS en JAN GRU­<br />

WEL. Men had twee fchriften bij hem gevonden ,<br />

in het déne waren zijne fermoenen gefchreven ; het<br />

andere was van gelijken inhoud als de Wegwijzer,<br />

dien hij nu in het licht gaf, benevens een beklag<br />

over den gevangen Keurvorst van Sakfen, en den<br />

Landgraaf FILIPS van Hesfen, en het afzetten van<br />

HERMAN VAN NIEUWENAAR , Aartsbisfchop van<br />

Keulen. Inzonderheid beklaagde hij het, dat de<br />

Keizer zich van den Paus zoo ellendig liet bedrie­<br />

gen. Niettegenftaande zijne herroeping werd hij tot<br />

eene eeuwige gevangenis verwezen en den derden<br />

Februarij op een' toren van het Slot te Hattem ge­<br />

bragt, waar SONNIUS en GRUWEL hem evenwel uit<br />

beloofden te zullen ontllaan, indien hij, in de ge­<br />

vangenis, zoo veel voor den Paus wilde fchrijven,<br />

als hij tegen denzelven gefchreven had , waar toe<br />

hem vergund werd, eenen Bijbel, eenige oude Doc­<br />

toren, en pen en inkt te gebruiken. Omtrent twee<br />

jaren gezeten hebbende, werd hij in het jaar 1551<br />

in December ontflagen, onder borgtogt, dat hij niet<br />

van huis zou gaan. In dezen flaat hield SONNIUS<br />

hem nog anderhalf jaar, tot op den Pinkfierdag van<br />

het jaar 1553, wanneer hem toegelaten werd, van<br />

Hattem te fcheiden, met fcherp bevel, om binnen<br />

veertien naastvolgende dagen te Leuven te wezen ,<br />

en zich daar drie jaren in de Pausfelijke Theologie<br />

te oefenen. Kost en kleederen moest hij zoeken<br />

met Misfen en Koorzang, gelijk hij uit opengebro-<br />

kene Brieven, hem aan de Leuven/ene Theologanten<br />

me-


GESCHIEDENIS. ie 9<br />

medegegeven, vernam. Hij kwam te Leuven, doch na C. G.<br />

bleef daar flechts drie dagen, zonder iemand der Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Theologanten te fpreken. Van hier begaf hij zich<br />

naar Straatsburg, alwaar hij den Wegwijzer fchreef<br />

met een oogmerk , om de verloochening van zijn<br />

geloof, waar door zijn geweten bezwaard was,<br />

door eene openbare belijdenis van hetzelve in eenigerlei<br />

wijze te beteren. Ook bidt hij ootmoediglijk<br />

allen, die bij zijn ongeluk, (zoo noemt hij zijne<br />

herroeping, ) geweest waren, of daar van gehoord<br />

hadden, hem dat om JEZUS wille te vergeven , en<br />

zijnen arbeid Christelijk te verflaan. Ik hope, voegt<br />

hij er bij, voortaan met Gods hulpe ftandvastig bij<br />

de waarheid te blijven, en bid de Pastoren, dat<br />

zij hunnen dienst naarftiglijk bedenken, en dat zij<br />

zich des gevaarlijken wederroepens hoeden (*).<br />

Zonderling was het, dat, onder zoo zware vervolging,<br />

als hier te lande plaats had tegen allen ,<br />

die op eenige wijze de Hervorming zochten en begunfligden,<br />

aan de Hoogduitfche krijgslieden, die,<br />

uit hoofde van den oorlog met HENDRIK II, Koning<br />

vnn Frankryk, in de Nederlanden dienden ,<br />

en Luthersgezind waren, toegelaten werd, hunne<br />

eigen Predikanten te hebben, zoo wel in het leger<br />

als in de bezettingen der fteden. Deze verkondigden<br />

aan een ieder, die bij hen kwam en met hen<br />

verkeerde, het woord van God, en oefenden hunne<br />

Re-<br />

(*) GERDES p. 11%, 219. BRANDT Blüd.Z. 4'8. V 'Igg.<br />

welke lantfte Bladz. 412. uittrekfels uit dit werkje me­<br />

dedeelt. <br />

Hoog­<br />

duitfche<br />

foldaten<br />

genieten<br />

vrijheid<br />

van Godsdienst.


no K E R K E L I J K E<br />

sa C. G. Religie, zonder van iemand bedrad te worden. Dit<br />

Jaari5ir.<br />

gefchiedde nog, in het jaar 1554, te Antwerpen.<br />

tot 1552.<br />

onder het Regiment van LAZARUS SWEND , zoo<br />

veel maanden lang, als hetzelve met Koningin MA­<br />

RIA daar was. In welken tijd den Duitfchers verlof<br />

werd gegeven, om in de vasten vleesch te koopen<br />

en te eten. Dus ftond den vreemden vrij, hetgeen<br />

den ingezetenen den hals kostte (*).<br />

Verftroo- Wij hebben boven (f) gefproken van de gemeenijing<br />

der<br />

te van vreemdelingen, die te Londen eene fchuil-<br />

gemeente<br />

in Engeplaats zochten tegen de vervolgingen, die hen in<br />

land. hun vaderland drukten. In het jaar 1548 kwam JO­<br />

ANNES A LASCO , een Poolsch Edelman , die te<br />

Embden het Leeraarambt bekleedde , op verzoek<br />

van PETRUS MARTYR over, om deze gemeente te<br />

regelen en te beduren; in het volgende jaar keerde<br />

hij terug naar Embden, maar was kort daar na genoodzaakt<br />

, uit hoofde van de onlusten om het zoogenoemde<br />

Interim, Embden te verlaten , en zich<br />

weder naar Engeland te begeven , alwaar hij tot<br />

het jaar 1550, en het begin der regering van Koningin<br />

MARIA, het beduur der Kerk heeft waargenomen.<br />

Zeer werd deze gemeente begundigd door den<br />

Godvruchtigen Koning EDUARD VI, die haar eene<br />

Kerk en de openlijke oefening van haren eeredienst<br />

naar hare eigene indellingen vergunde. Zij werd<br />

bediend door vier Leeraren , GUALTERUS DELOE-<br />

(*) GERDES p. 239. BRANDT Bfadz, 299 > 4OO.<br />

(f) Bladz. 92.<br />

NUS ,


GESCHIEDENIS. 171<br />

JVÜS, MARTINUS MICRONIUS , FRANCISCUS RIVE- na C. G.<br />

RIUS, en RICHARDUS GALLUS, JOANNES A LASCO<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552*<br />

was Superintendent, en had tot zijnen getrouwen<br />

medehelper als Ouderling JOANNES UTENHOVEN ,<br />

die ten gebruike dezer gemeente de Pfalmen van<br />

David in het Nederduitsch berijmde en op Muzijknoten<br />

ftelde, tot openbaar gebruik in de vergadering.<br />

Zoo bloeijende was de ftaat dezer gemeente,<br />

dat men binnen kort meer dan 3 of 4000 ledematen<br />

derzelve telde.<br />

Doch de ongelukkige dood van Koning EDUARD<br />

VI in het jaar 1553 bragt eene geheele omwenteling<br />

van dezen voorfpoed en eene verftrooijing der gemeente<br />

te weeg. De vervolging, door Koningin<br />

MARIA aangerigt, noopte een aantal van de leden<br />

dezer gemeente, Engeland te verlaten, en zich naar<br />

Denemarken in te fchepen. Zij gingen, ten getale<br />

van omtrent 173 menfchen, meest Nederlanders en<br />

Franfchen, den i 7den September in zee. Na veel<br />

fukkelens kwamen zij in het holfte van den winter<br />

in Denemarken aan, doch hier vonden zij geen<br />

broederlijk onthaal, zoo groot was de haat en partijfchap<br />

tusfehen Broederen te dezen tijde, door de<br />

verkeerde drift der Lutherfche Godgeleerden ! hun<br />

werd zelfs geweigerd, in Denemarken te overwinteren,<br />

zoodat de vlugtelingen zich weder op eene onveilige<br />

zee begeven moesten, den fteven wendende<br />

naar Duitschland, alwaar zij bij die van Rostok,<br />

Wismar, Luhek en Hamburg geen gunftiger onthaal<br />

of gastvrijheid vonden , voornamelijk door het<br />

aandrijven van JOACHIM WESTPHALUS , een' Ham-<br />

bur


na C. G. burger Godgeleerde, een' man van ftrengen en ofi«'<br />

Jaari5i7. buigzamen aard, die gewoon was, de genen , die<br />

tot 1552.<br />

in Engeland ter zake van het geloof leden , ( fchandelijk<br />

en onchristelijk!) Martelaren van den Duivel<br />

te noemen.<br />

Keizer<br />

KAREL V<br />

draagt de<br />

Nederlanden<br />

over<br />

aan zijnen<br />

Zoon<br />

FILIl'S II.<br />

Plakaten<br />

vernieuwd.Vervolging.<br />

312 K E R K E L I J K E<br />

Eindelijk zochten en vonden ook de vlugtelingen<br />

in het jaar 1554 eene veilige fchuilplaats in Oostfriesland<br />

en te Embden, alwaar zij met alle gastvrijheid<br />

ontvangen werden, terwijl fommigen zich<br />

verder naar Frankfort, anderen naar Dantzig, naar<br />

Wezel en elders heen begaven (*).<br />

Ondertusfchen kregen de Nederlanders eenen anderen<br />

Heer, alzoo Keizer KAREL V in October des<br />

jaars 1555 afftand deed van deze landen, en dezelve<br />

overdroeg op zijnen Zoon FILIPS II. van dezen<br />

naam. Tevens nam vrouw MARIA , Koningin weduwe<br />

van Hongaryen, haar affcheid van de Staten,<br />

in wier plaats EMANUEL FILIBERT, Hertog van<br />

Savoye, als Landvoogd, door Koning FILIPS werd<br />

aangefteld (f).<br />

Eene der eerfte zorgen van den nieuwen Landsheer<br />

was, de Plakaten, op het ftuk van den Godsdienst<br />

, door zijnen Vader uitgegeven , te vernieuwen<br />

en te bevestigen, door een Plakaat, geteekend<br />

den 2often Augustus des jaars 1556, ja reeds voor<br />

(*) GERDES pag. 216', 238.<br />

(t) Wij hebben nopens den afftand van Keizer KA­<br />

REL V het één en ander aangeteekend Kerk. Gefch. XX<br />

Deel, Bladz. 268. volgg. men voege hier bij GERDE*<br />

p. 246. BRANDT Bladz. 246, 497. volgg.<br />

het


G E S C H I E D E N I S . 11 \<br />

, het einde des voorgaanden Jaars 1555 , den aSftei 1 na C. G.<br />

November, had hij het Berigtfchrift, in het jaa: • Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

1550 door Keizer KAREL aan de Inquifiteurs gege<br />

ven, vernieuwd ; en wel op die wijze, dat, ir 1<br />

plaats van den heimelijken last, dien zij te vorer<br />

hadden, nu aan de Officieren en Regteren, bij de<br />

opene Brieven van het Plakaat, weêr bevolen werd.<br />

de voorzerde Inquifiteurs, in het uitvoeren van hunnen<br />

last, bij te ftaan en te helpen. Doch die van<br />

Antwerpen wezen, om deze reden, de afkondiging<br />

van dit Plakaat van de hand, gelijk het ook, kort<br />

daar na, op 's Konings last, in Braband wederom<br />

ingetrokken werd (*). Ook vindt men, dat de<br />

Friezen zwarigheid gemaakt hebben, om dit Plakaat<br />

af te kondigen , gelijk dan ook de Koning hun eene<br />

verzachtende verklaring van het Plakaat deed toekomen<br />

(f).<br />

Middelerwijl ontbrak het der Vervolging aan geeMerkne ftoffe om te woeden. Merkwaardig is onder vele waardig<br />

lijden van<br />

andere voorbeelden, het lijden en de dood van ze­<br />

R03ERT<br />

keren ROBERT OQUIER, met zijne huisvrouw en OQUIER,<br />

twee zonen. Te Rysfel, eene niet onaanzienlijke met zijne<br />

vrouw en<br />

ftad in Vlaanderen , begonnen de Minderbroeders twee zo­<br />

den Wethouderen op den Predikftoel te last te legnen.gen, dat zij te flap waren, en de Ketterfche vergaderingen<br />

, die dagelijks toenamen, door de vingeren<br />

zagen. Daar over viel men dan op zekeren avond<br />

in<br />

(*) BRANDT Bfodz. 450, 4 5I. WAGENAAR fW. ' Bifiy<br />

VI Deel, Bladz. 8.<br />

(t) GERDES pag. 250 , 2 5t.<br />

HERV. III.


114 K E R K E L I J K E<br />

na C. G in het huis van dezen ROBERT OQUIER , een voor­<br />

jaansi?. naam lid der heimelijke gemeente; men doorzocht<br />

tot 1552.<br />

het huis, en vond eenige verbodene Boeken. De<br />

oudfte zoon, BOUDEWYN, dien men vooral zocht,<br />

was niet te huis , doch ondertusfchen aankloppende,<br />

werd hij, nevens zijnen vader, moeder en broeder<br />

gevangen. Zij gedroegen zich ftandvastig ,. en<br />

beantwoordden , verhoord wordende, de vragen ,<br />

die hun gedaan werden , met alle vrijmoedigheid.<br />

Eén der VVethouderen vraagde: Wat werd er in<br />

uwe vergaderingen gedaan ? waar op de oudfte zoon<br />

BOUDEWYN het woord nam, en zeide: ,, Ik zal<br />

„ het u miine Heeren , als het u belieft, in het<br />

„ breede verhalen." Verlof hebbende, om te fpreken,<br />

ving hij aan: „ Wanneer wij daar vergaderd<br />

„ zijn, in den naam des Heere, om zijn heilig<br />

„ woord te hooren, dan vallen wij allen gelijkelijk<br />

„ op onze knieën ter aarde, en belijden in demoe-<br />

„ digheid des harten onze zonden voor de hooge<br />

Majefteit Gods. Daar na bidden wij al te za-<br />

,, men, dat Gods woord toch regt verkondigd, en<br />

„ zuiver gepredikt worde. Wij bidden ook voor<br />

,, onzen Heere , den Keizer, en voor al zijnen<br />

„ Raad, opdat het Gemeenebest in vrede, en ter<br />

„ eere Gods geregeerd worde. En gij, mijne Hee-<br />

„ ren, wordt er ook niet vergeten, als onze Over-<br />

„ heden, den goeden God voor u biddende en voor<br />

„ de ganfche ftad, ten einde hij u in het goede<br />

„ handhave. Dunkt het u, dat wij, met dus te<br />

„ vergaderen, zulk eene groote misdaad begingen?<br />

„ Bovendien ben ik bereid, belieft het u, deze ge-<br />

„ be-


G E S C H I E D E N I S . 115<br />

n beden zelve te hooren , die voor u op te zeg-na<br />

C. G.<br />

,, gen." Eenige gaven met gebaar en teekenen te Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

kennen, dat hij het doen zou. Daar op boog hij<br />

zich bij hen neder, en ftortte zijn gebed met zulken<br />

hartelijken ijver, vurigheid des geestes, en diepe<br />

beweging, dat eenigen der Regteren de tranen uit<br />

de oogen vloeiden. „En dit zijn," fprak hij, toen<br />

opftaande, ,, de dingen, die in onze vergaderin-<br />

„ gen omgingen." Zoo beleden eens de oude Christenen<br />

hetzelfde van hunne Godsdienftige vergaderingen<br />

voor de Heidenfche Regters (*). Men bragt<br />

den vader en zoon vervolgens op de pijnbank, om<br />

te ontdekken, wie aan hun huis verkeerd hadden ,<br />

doch zij noemden niemasd, behalve eenigen, die<br />

bekend of ontvlugt waren. Binnen vier dagen ver­<br />

wees men ROBERT en zijnen zoon BOUDEWYN ten<br />

vure.<br />

Ter dood zullende gaan, werd de vader van de<br />

Monniken geraden, dat hij ten minfte een gekruist<br />

Christusbeeld in de hand zou nemen, en met één<br />

bonden zij het hem in de handen; daar BOUDEWYN<br />

het weder uitrukte, roepende: „ Mijn vader, wat<br />

„ doet gij? Zult gij een Afgodendienaar wezen in<br />

„ uw laatfte uur?" „ Dat het volk," voegde hij<br />

er bij, het beeld wegwerpende , ,, zich aan ons<br />

„ niet ergere, omdat wij geen' CHRISTUS van hout<br />

begeeren; want wij dragen JEZUS CHRISTUS ,<br />

„ den Zoon des levenden Gods, in onze harten ,<br />

„ en wij gevoelen zijn heilig woord, gefchreven in<br />

(*) FUWIUS Epist. Libr. X. Ep. 56.<br />

H 2<br />

„ het


n& C. G. „ het ciiepfte van onze gemoederen, met gulden Iet-<br />

tot 1552.<br />

116 K E R K E L I J K E<br />

,, teren." Op het fchavot gekomen , verzocht hij<br />

zijne Geloofsbelijdenisfe te mogen doen, ten aanhooren<br />

van het volk. Maar het was: ,, Zie daar uw'<br />

Biechtvader, hebt gij wat te belijden , belijd het<br />

hem." Met dat woord trok men hem naar den Haak.<br />

Daar begon hij ftraks den XVIden Pfalm te zingen,<br />

en een Minderbroeder te roepen: „Hoort de fnoo-<br />

„ de dwalingen, die zij zingen , om het volk te<br />

„ bedriegen." Z^gt gij," voer hem BOUDEWYN<br />

daar op in : „ dat de Pfalmen van den Profeet<br />

„ DAVID dwalingen zijn? Maar het is uwe oude<br />

„ gewoonte, den Heiligen Geest dus te lasteren!"<br />

Tot zijn' vader riep hij, zich naar hem omkeerende:<br />

„ Zijt goeds moeds, mijn vader, het zal haast<br />

,, gedaan zijn." In het vastmaken, zeide de oude<br />

man tot den beul, want die floeg hem met een' hamer<br />

op de voeten, om die nader aan den paal te<br />

brengen: ,, Mijn vriend, gij kwelt mij; waarom<br />

,, handelt gij mij zoo hard?" Een Monnik, dit<br />

hoorende, viel daar op uit: „ O die booswich-<br />

,, ten! zij willen den naam van Martelaren dragen,<br />

„ en, wanneer men ze wat oneffen aanraakt, dan<br />

„ krijten zij , als of men ze vermoordde." —<br />

Meent gij," dus liet zich de zoon toen hooren:<br />

,, dat wij de pijn of den dood vreezen? gansch<br />

„ niet: Hadden wij dien gevreesd, wij zouden on-<br />

„ ze ligchamen tot dezen fmadelijken dood nooit<br />

„ hebben overgegeven." Tot verfcheidene malen herhaalde<br />

hij deze woorden: ,, O God, eeuwige Va-<br />

„ der, laat toch de offerande onzer ligchamen u<br />

„ aan-


G E S C H I E D E N I S . n ?<br />

„ aangenaam zijn, in den naam van uwen welbe- na C. G.<br />

minden Zoon!" ,, Booswicht, gij liegt," borst Jaansi7.<br />

tor 1552.<br />

daar zekere Minderbroeder op uit : ,, het is uw<br />

„ Vader niet, gij hebt den Duivel tot uwen vader."<br />

In dezen ftrjid hief de jongeling zijne oogen ter hemel,<br />

en keerde zich tot ROBERT zijnen vader met<br />

deze woorden: „ Zie mijn vader, ik zie de he-<br />

„ melen geopend, en tienhonderd duizendmaal dui-<br />

„ zend Engelen hier rondom ons, zich verblijdende<br />

„ over de belijdenisfe der waarheid, welke wij voor<br />

„ de wereld gedaan hebben. Laat ons dan ons<br />

•„ zeiven verheugen, mijn vader, want Gods heer-<br />

„ lijkheid ftaat voor ons open." Eén van de Monniken<br />

fchreeuwde daar tegen aan: ,, Ik zie de hel<br />

,, geopend, en hier zoo vele duizend Duivelen te-<br />

',, genwoordig, om u ter helle te • voeren." En te<br />

gelijk riep er iemand van de omflanders met luider<br />

ftemme: „ Houd moed, BOUDEWYN! houd u vro-<br />

,, melijk! uwe zaak is goed! ik ben van de uwe!"<br />

Dit gezegd hebbende , maakte hij zich weg, en<br />

ontkwam het; niettegenftaande de fiadswachten,<br />

dienaars en gezworenen in het geweer, en bij der<br />

hand waren. In het midden van de vlam, ja zelfs<br />

toen het vuur hen van onderen meest verteerd had,<br />

hoorden de omftaanders hen nog tegen malkanderen<br />

fpreken, en hoe de zoon den vader moed infprak,<br />

tot dat zij den geest gaven. Daar zijn nog Brieven,<br />

door den zoon BOUDEWYN in de gevangenis<br />

aan de verdrukte gemeente te Rysfel gefchreven, in<br />

welke hij haar bemoedigde, tegen valfche Leeraars<br />

wairfchuwde, en haar de gerustheid van zijn geil<br />

3 moed


JiS K E R K E L I J K E<br />

na C. G. moed te kennen gaf. Dergelijke Brieven fchreef ook<br />

JaariSi/ de jongfte broeder MARTEN OQUJER.<br />

tot 1552.<br />

De moeder JOANNA liet zich eerst door de Monniken<br />

tot wederroeping van haar gevoelen bewegen ,<br />

en zocht ook haren zoon MARTEN om te zetten:<br />

maar deze riep, toen zij bij hem kwam, al fchreijende:<br />

,, Ach moeder, wat hebt gij gedaan! hebt<br />

„ gij den Zone Gods, die u vrijgekocht heeft,<br />

,, verloochend? Eilaas! wat heeft hij u gedaan,<br />

,, dat gij hem zoo hebt ontëerd en verongelijkt ?<br />

Nu treft mij het ongeluk, dat ik meest vreesde.<br />

„ O mijn God! waarom hebt gij mij dit laten beleven,<br />

dat mijn hart doorfnijdt ?" Deze woorden<br />

troffen het gemoed van de moeder, die, tot<br />

zich zelve komende, haren val met tranen beleed,<br />

en haren Schepper te voet viel. ,, O goede God,"<br />

riep zij, zoo luid als haar zoon: ,, zijt mij gena-<br />

„ dig, bedek mijne misdaden onder de verdienften<br />

,, van uwen Zoon. Geef mij krachten , om mijne<br />

„ eerfte belijdenisfe te bevestigen , en verflerk mij<br />

„ tot den laatften fnik mijnes levens!" en tot de<br />

Monniken, die daar na bij haar kwamen: „ Weg<br />

„ Satans, gaat van hier , want aan mij hebt gij<br />

,, nu niet meer. Ik wil mijne eerfte belijdenisfe<br />

,, onderteek^nen, is het niet met inkt, het zij dan<br />

„ met mijn bloed." Sedert droeg dit zwakke vat<br />

zich zoo mannelijk, als haar zoon, die zich noch<br />

door bedreigingen, noch door beloften liet te rug<br />

trekken. Als hij op het fchavot begon te fpreken,<br />

zeide de moeder: „ MARTEN, fpreek luide, opdat<br />

men verftaan mag, dat wij geene Ketters zijn."<br />

1<br />

Maar


GESCHIEDENIS. 119<br />

Maar men wilde niet gedoogen, dat hij zijn geloof na C. G.<br />

voor het volk beleed. Dit bewoog haar, terwijl faari5i7.<br />

tot 1552.<br />

men haar aan den paal bond, om tot de omftanders<br />

re zeggen: ,, Wij zijn Christenen: en dat wij<br />

„ lijden, gefchiedt niet om moord of diefte; maar<br />

„ omdat wij niet anders gelooven willen, dan het<br />

„ woord Gods." Dus verdroegen zij, hunne zielen<br />

den Heere JEZUS aanbevelende , den dood des<br />

vuurs, omtrent acht dagen na het verbranden van<br />

ROBERT en BOUDEWYN OGUIER (*).<br />

Het volgende geval is merkwaardig. In de BeMerkverwyk, in Holland, werd zekere Bakker, AUGUS- waardigegebeurte­<br />

1 YN genaamd, ten vure verwezen. Deze zag, ter nis.<br />

dood gaande, iemand van zijne bekenden, dien hij,<br />

zijn affcheid van hem nemende, Gode beval. De<br />

ander riep hem vriendelijk toe: ,, Ik hoop, dat wij<br />

,, hier namaals eeuwiglijk bij één zullen zijn." Zeker<br />

Burgemeester, zeer bitter en bloedgierig, die<br />

zich fomwijlen had laten ontvallen, „ dat hij wel<br />

„ turf en hout zou willen geven, om dezen Bak-<br />

„ ker te verbranden," hoorde dien wensch, en<br />

Voer daar tegen uit met deze woorden: ,, Hij zal<br />

„ niet komen, .daar gij zult komen, maar gaat van<br />

„ dit in het eeuwige vuur." Op dit onbarmhartig<br />

oordeel, verdaagde hem AUGUSTYN binnen drie dagen<br />

voor Gods gerigt. Zeker eene verfchrikkelijke<br />

daging. De Bakker, op een ladder gebonden , en<br />

zoo in het vuur geworpen, had, zoo wordt verhaald<br />

, den geest zoo haast niet gegeven , of de<br />

Bur-<br />

(*) BRANDT Bladz. 452-460. GERDES pag. 253-255.<br />

H 4


»a C. ( i Burgemeester werd bevangen met eene razende ziek-<br />

Jaarisi<br />

[ te, die hem, niet roepende dan turf en hout, turf<br />

tot 155:<br />

en hout, binnen den derden dag tot een lijk maak­<br />

Berigt<br />

van de<br />

gevangenis<br />

en<br />

dood van<br />

ANGELUS<br />

MERULA.<br />

120 K E R K E L I J K E<br />

te (*).<br />

CAROLUS RKGIUS, of DE KONING, voor dezen<br />

Karmeliter Monnik te Gend, die van de Roomfche<br />

Kerk geweken, zich eenigen tijd in Engeland ont­<br />

houden , de uitlegging van JAN BALE over de Open­<br />

baring, en de Historie van FRANCISCUS SPIRA, in<br />

het Nederduitsch had overgezet, en federt, wegens<br />

de .vervolging van Koningin MARIA, naar Emhden<br />

was gevlugt, geraakte kort daar na, in het jaar<br />

-557 •> daar hij zijne geloofsgenooten in Brahand<br />

en Vlaanderen bezocht en verfterkte, te Brugge in<br />

hechtenis, daar hem het geestelijk geregt, na veel<br />

aanvechting, onder anderen door de belofte van een<br />

rijk Kanoniekaat, welke hij kloekelijk wederftond,<br />

eindelijk heeft verketterd, ontwijd, en aan de we­<br />

reldlijke Vierfchaar overgeleverd, die hem ten vure<br />

doemde, welken dood hij den 27(101 April met ge­<br />

duld en kloekmoedigheid uitftond (f).<br />

Wij moeten niet voorbijgaan, hier te befchrijven<br />

de mishandelingen en het geweld , aan ANGELUS<br />

MERULA of ENGEL WILLEMSZ. VAN MERLE aange­<br />

daan, en het merkwaardig uiteinde van dezen waar-<br />

digen man, hetwelk ook onze Vaderlandfche Ge-<br />

fchiedfchiijver WAGENAAR belangrijk genoeg geoor­<br />

deeld heeft, in zijne Vaderlandfche Hifiorie aan<br />

(*) BRANDT Bladz. 461.<br />

(tj GERDES p. 202, ft-fS* BRANDT Bladz. 463,<br />

te


GESCHIEDENIS. i«<br />

te teekenen (*). Deze ANGELUS MERULA of EN­ na C. G.<br />

GEL WILLEMSZ. VAN MERLE , de Oudoom van Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

PAULUS MERULA , naderhand Profesfor in de Hidorien<br />

te Leyclen, die ook 'smans lotgevallen en laatfle<br />

einde befchreven heeft (f), was geboren in het<br />

jaar 1482, uit een deftig gedacht in den Briel, in<br />

het jaar. 1507 verkreeg hij te Parys den titel van<br />

Meester in de Konden, {Artium Magister,) en<br />

Licentiaat in de Theologie, en werd te Utrecht in<br />

het jaar 1511 in de Domkerk tot Priester gewijd,<br />

vierende in dat jaar zijne eerde Misfe te Briel in<br />

de Hoofdkerk. Hij werd vervolgens om zijne geleerdheid<br />

en Hoüandfche vroomheid door Heer jo-<br />

DOCUS of JOOST, Heere van Kruiningen, Heenvliet<br />

en Ilazerswoude, als Pastoor te Heenvliet beroepen.<br />

Ijverig zijnde in zijnen dienst, en te dien einde de<br />

Heilige Schriften naardig onderzoekende, begon hij<br />

fpoedig te merken, met hoe vele gebreken en dwalingen<br />

de Roomfche Kerk bezoedeld was. Hij gaf<br />

dit ook fomwijlen, als het pas gaf, doch met behoedzaamheid<br />

, te kennen, het ongeraden oordeelende,<br />

om, hetgeen hij met Gods woord drijdig vond,<br />

op eens en in één' oogenblik te veranderen. Eerst<br />

(*) V Deel, Bladz. 408.<br />

(f) De titel van dit werkje, hetwelk zeer zeldzaam<br />

voorkomt, is: Fidelis et fuccincta rerum adverfus An-<br />

ge/um Merulam tragice ante annos XLVII. per qnadri-<br />

ennium et quod excurrit, ab Inquifitoribus gestarum,<br />

commemoratio Auctore PAULO G. F. P. N. MERULA &C.<br />

L:igd. Batav. iö no. 4to.<br />

Hj<br />

in


na C. G<br />

J a<br />

a" S17.<br />

tot 1552<br />

K E R K E L IJ K E<br />

in het jaar 1555 beftond hij eenen aanvang ter verbetering<br />

te maken, door in het Misboek iet te veranderen,<br />

hetgeen de verdienden en het middelaarfchap<br />

der Heiligen raakte. Op deze wijze , voet<br />

voor voet gaande, droeg hij zijnen Toehoorderen ,<br />

ook den Heere VAN KRUININGEN, nu en dan verfcheidene<br />

leeringen, fomwijlen openlijk op den Predikftoel,<br />

fomwijlen in bijzondere gefprekken, voor<br />

he tegen het Pausdom aanliepen. Ook bragt hij te'<br />

Weeg, dat de Heer, die hem de hand boven het<br />

I ïoofd hield, fommige dingen in het Kerkelijke hervormde;<br />

en bij voorbeeld, het offeren aan zekere<br />

i keiden te Heenvliet verbood, als ook eenige bijge-<br />

] oovige ommegangen. Doch deze fleer overleden<br />

ijnde, vond de Pastoor bij deszelfs zoon JAN VAN<br />

2 :RUININGEN, de vorige gunst of vooriland niet,<br />

Izoo deze, anders zachtmoedig en mededogend van"<br />

1 ard, zich tegen de hevigheid der Kerkdijken niet<br />

v urfde verzetten. Heer ENGEL werd dus fpoedig<br />

d oor de Geestelijken ten Hove bedragen. Door eenen<br />

d ÏT Raadsheeren werd de zaak ter onderzoeking aanb<br />

;volen aan FRANCISCUS SONNIUS, den Onder-In-<br />

q iifiteur, die in het jaar 1553 te Heenvliet geko.<br />

rr en, onderzoek deed naar de verandering in het<br />

fv tisboek, des Pastoors boeken, papieren en fchrif-<br />

te n doorzocht, en over XVII punten befchuldigin-<br />

g< n vond, zamengeileld uit getuigenisfen van zijne<br />

T aehoorderen, te weten, dat hij geleerd had: Dat<br />

n in de Heiligen niet moest aanbidden, als welke<br />

or ze middelaars bij God niet zijn kunnen; dat men<br />

de Beelden niet moest vereeren of vertieren , of<br />

vvatcli-


G E S C H I E D E N I S . 123<br />

waschkaarfen voor dezelve ontfteken; dat geloften ia C. G.<br />

en bedevaarten nietigheden en beuzelingen waren, [aan 517.<br />

ot 1552.<br />

dat hij het offeren van vreemdelingen aan zekere<br />

Beelden in de Kerk te Heenvliet had verboden, als<br />

ook de plegtige omgangen, en dat hij door zijn prediken<br />

oorzaak was , dat er geene bedevaarten meer<br />

gefchiedden naar de Heilige CORNELIUS en LEO-<br />

NARD ; dat hij federt lang den lof der Lieve Vrouw,<br />

Salve Regina, had geweigerd te zingen; dat hij de<br />

verdienftelijkheid van onze goede werken loochende,<br />

en dat de voldoening een derde deel der boete zij;<br />

dat hij geleerd had, dat het beter was, tien Misfen<br />

dan cdr.e Preek te verzuimen; dat men niets gelooven<br />

moet, dan hetgeen in Gods woord en de Heil.<br />

Schriften bevat is, welke den menfchen geene bepaalde<br />

vastedagen of onderfcheid van fpijzen enz.<br />

voorfchrijven; dat geene geloften verbindende waren,<br />

buiten de Heilige Schrift; dat men de Monniken-Ordens<br />

niet moest achten; dat God alleenlijk<br />

den geest en het hart in den Godsdienst vordert;<br />

dat hij velen met Brieven vermaand had, om alle<br />

menfehelijke leeringen, regelen, inzettingen en plegtigheden<br />

te verwerpen. Eindelijk , dat hij beweerd<br />

had, dat geene Kerkelijke voorfchriften of overleveringen<br />

iets konden gelden, welke in de H. Schriften<br />

niet gevonden werden. Toen Heer ENGEL zich<br />

op deze befchuldigingen zoodanig verantwoordde,<br />

dat zijn befchuldiger geen vat op hem had, begeerde<br />

SONNIUS van hem fommige boekjes, in welke<br />

zijne Predikatiën met zijne eigene hand waren gefchreven.<br />

Eenigen rieden het overleveren af, om<br />

het


is4 K E R K E L I J K E<br />

Bl C. G . het gevaar dat er in (tak. Doch MERULA kon van<br />

Jaarisi;<br />

zijn opregt gemoed niet verkrijgen, dat hij zich zou<br />

tot 155!<br />

onttrekken. ,, Indien ik," fprak hij: ,, de din-<br />

„ gen, welke ik mijn volk geleerd heb, verberg,<br />

„ dan zal men mogelijk een gerucht uitdrooijen,<br />

„ als of ik de mijnen had bedrogen, of willen be»<br />

„ driegen. Hetgeen ik mij niet gefchaamd heb te<br />

,, prediken, zal ik mij niet fchamen, openbaar te<br />

„ maken." Hij liet dan zijne Predikatiën volgen.<br />

Onder eenen grooten hoop Boeken en Brieven ,<br />

welke SONNIUS daar na wegvoerde , vond hij het<br />

Boekje, genaamd Interim, met eenige aanteekenin-<br />

gen van MERULA tegen het Pausdom. Uit deze en<br />

de overigen vermenigvuldigden nu de punten van<br />

befchuldiging wel tot een getal van honderd en vijf­<br />

tig. Hier over werd de Pastoor te Heenvliet in<br />

hechtenis genomen. Op al de befchuldigingen ant­<br />

woordde hij ondertusfchen in het kort, bij gefchrif-<br />

te, verklarende, dat al hetgeen hij op het Boekje<br />

Interim had aangeteekend, niet drekte tot iemands<br />

fmaad, maar alleen tot onderzoek der waarheid, te<br />

meer, daar hij te dien tijd verdaan had, dat de Bis­<br />

fchop van Utrecht, ja zelfs de Aartsbisfchop van<br />

Keulen wilden, en daar op drongen, ten einde hij ,<br />

van wegens Nederduitschland, het Concilie, het­<br />

welk bedemd was, om te Trente bijeen te komen,<br />

nevens anderen, in tijd en wijle, zou bijwonen.<br />

fVliddelertijd zocht SONNIUS den Heer van Krui-<br />

vingen te bewegen , om toe te laten, dat men den<br />

gevangenen naar Utrecht zou vervoeren. De Heer<br />

weigerde zulks, maar dond ten laatde toe, ter be­<br />

geer-


G E S C H I E D E N I S .<br />

fceérte van den Stadhouder, en op het goedvinden ia C. G.<br />

van het Hof, dat men den Pastoor, van zijnen we­ [aan 517.<br />

:ot 1552.<br />

ge, in den Haag op de Voorpootte zoude bewaren.<br />

In den Haag (telde SONNIUS , en daar na ook<br />

RUARD TAPPER, Grootinquifiteur van Nederland.<br />

zich tegen hem. Na eenige onderhandelingen verzocht<br />

SONNIUS het Hof, dat men den beklaagden<br />

naar Utrecht zou brengen, en de Heer VAN KRUI-<br />

NÏNGEN bewilligde daar in , maar ENGEL MERULA<br />

deed, door zijn Broeders Zoon WILLEM MERULA ,<br />

'een verzoekfchrift bij de Staten van Holland inleveren,<br />

dat hij in den Haag zich mogt verantwoorden,<br />

waar op de Staten zijne vervoering beletteden. Daar<br />

tegen hield SONNIUS de zaak flepende, ten einde<br />

den ouden man door het verdriet der langdurige<br />

gevangenis gedwee te maken, terwijl deze vergeefs<br />

aanhield om afdoening zijner zaak, of dat men hem<br />

onder borgtogt den Haag voor gevangenis mogt geven,<br />

te meer, omdat de winter genaakte, en hij,<br />

behalve zijn' ouderdom, met vele ziekten en kwalen<br />

werd bezocht.<br />

Eindelijk bragt men te wege, dat de Landvoogdesfe<br />

MARIA aan het Hof van Holland fchreef, dat<br />

men' de gevangenis van den ouden man verligren ,<br />

en hem door bewaarders in eene verzekerde plaats<br />

bewaren zou. Hij werd daar op in zeker Convent,<br />

de Proosdij van Middelburg genaamd, in het westeinde<br />

van den Haag gelegen, overgebragt, en daar<br />

eenige maanden in ruimer gevangenis gehouden. Ondertusfchen<br />

werd, door het. beleid van zijne partijen,<br />

zijne zaak van Koningin MARIA aan den Inquifiteur<br />

TAP


126 K E R K E L I J K E<br />

BSC G. TAPPER en eenige anderen aanbevolen, TAPPER.<br />

Jaari5i7. daar op in den Haag gekomen, verzwaarde terflond<br />

tot 1552.<br />

de gevangenis van den Pastoor weder. Ter begeerte<br />

van vrouw MARIA, benoemde echter het Hof<br />

twee Heeren uit den Raad, om de handelingen met<br />

den gevangenen bij te wonen, en toe te zien, dat<br />

men wegens zijne hardhoorigheid, geene bitterheid<br />

tegen hem bedrijven mogt. Echter werd de oude<br />

man gedwongen, om 108 artikelen, uit zijne papieren<br />

getrokken, op (taande voet met ja of neen te<br />

beantwoorden. Dit deed hij in den tijd van één<br />

uur, zonder eenige bedenking; en daar op verdedigde<br />

hij eene maand lang de hoofdflukken van zijn<br />

geloof, dikwijls in het bijzijn van den Stadhouder<br />

en de Raden van het Hof, tegen TAPPER en de zijnen,<br />

mondelijk en fchriftelijk, met onverwinnelijke<br />

welfprekendheid en wonderbare ftandvastigheid. Men<br />

gebruikte voorts allerhande kwellingen tegen den ouden<br />

man, weigerde hem affchriften van door hem<br />

overgeleverde antwoorden, welke hij verzocht, ter<br />

behulp van zijn geheugen. Als hij deswegens aan<br />

de Raadsbeeren klaagde , was het antwoord : dat<br />

zij van de Koningin alleen gelast waren, om getuigen<br />

te zijn van hetgeen er gebeurde, en dat zij geene<br />

Regters waren. Daar na bragt men hem uit de<br />

Proosdij weder in zijne oude gevangenis op de<br />

Voorpoort, en op al den woordenftrijd volgden bedreigingen<br />

des doods, om hem te doen wederroepen.<br />

Als die geene kracht hadden , zocht men hem<br />

door NIKLAAS VAN NIEUWLAND, (een Hollander<br />

van Egmond, die zich A NOVA TERRA noemde,)<br />

Naam-


G E S C H I E D E N I S . 127<br />

Naam-Bisfchop van Hebron, Suffragaan te Utrecht, na C. G.<br />

en toen Pastoor te Haarlem, met fchoonfpreken te Jaansi?tot<br />

1552.<br />

rug te trekken; doch Heer ENGEL verklaarde ook<br />

aan dezen, dat, fchoon hij had kunnen dwalen, en<br />

ook nog kon dwalen, zijn gemoed hem echter tot<br />

nog toe niet kon overtuigen, eenige doling of fcheuring<br />

onder het volk geflrooid te hebben, als ook,<br />

dat hij te geenen tijde van deze artikelen zou wijken:<br />

,, Dat men God alleen in den nood moest<br />

„ aanroepen en bidden ; CHRISTUS alleen houden<br />

„ voor den middelaar en voorfpraak; dat het eeren<br />

,, der Beelden ijdel, onnut, en onbehoorlijk was;<br />

„ dat de regtvaardigmaking alleen uit het geloof<br />

,, was, niet uit eenige werken; dat de verdienden<br />

„ van CHRISTUS lijden en derven de eenige voldoe-<br />

,, ning van alle onze zonden was."<br />

Ondertusfchen viel er iets voor, hetwelk de Inquifiteurs<br />

voor het hoofd floeg, en in grooten angst<br />

bragr. Het volk kwam van alle kanten uit andere<br />

fteden naar den Haag toefchieten, toen men meende,<br />

dat het vonnis geveld zou worden. De ganfche<br />

vergadering der Staten van Holland was bewogen<br />

met het ongeval en de ellende van den ouden<br />

man; ten aanzien van zijnen goeden naam, zijne<br />

uitnemende geleerdheid , wonderbare welfprekendheid<br />

, ongemeene vromigheid, en onuitputtelijke<br />

milddadigheid jegens de armen , die nu riepen :<br />

„ dat zij van hunnen vader, voorftander, bezor-<br />

„ ger, eenigen troost en noodhelper in al hunne<br />

,, armoede en troost, beroofd werden." Hij had,<br />

een man zijnde van groote middelen, onder anderen<br />

in


ia3 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. in de irad den Briel eenige woonplaatfcn voor bè-'<br />

Jaari5i7. hoeftigen gedicht. Men vreesde voor oproer. Al­<br />

tot 1552<br />

les riep uit éénen mond, met name de Regtsgeleerden,<br />

dat het Hof in deze zaak , door de Kettermeesters,<br />

kracht en geweld gefchiedde; dat alle orde<br />

en dijl van regtspleging gebroken werd. Niettemin<br />

oordeelden anderen , dat nooit een Ketter in<br />

hunne handen viel , die den dood beter verdiend<br />

had; doch met dén moesten zij bekennen, dat zij<br />

hem niet zouden kunnen branden, zonder zich zeiven<br />

aan het grootde gevaar bloot te dellen. Nu<br />

bedachten zij eene valschheid, welke men niet zou<br />

geloofd hebben, dat in Christenen en in Godgeleerden<br />

mogelijk ware. De bovengemelde Bisfchop<br />

van Hebron viel den ouden man, toen deze op zekeren<br />

dag, meenende zijn vonnis te zullen hooren ,<br />

van de Voorpoort op de Raadkamer was gebragt,<br />

blootshoofds en met gevouwene handen te voet,<br />

hem met vleijende en aandoenelijke woorden fmeekende:<br />

dat hij zich zeiven zou behouden , betuigende,<br />

dat men het met hem in de hoofdzaken<br />

eens was, en dat het geheele verfchil alleen betrof<br />

eenige Kerkelijke gewoonten en plegtigheden, die<br />

middelmatig waren; hem biddende, dat hij in dezen<br />

zich met de Kerk en hare meening zou voegen en<br />

zulks te kennen geven, opdat er geen oproer onder<br />

het volk mogt ontdaan; dat hij, de gewigtige Geloofsartikelen<br />

ter zijde zettende, en in derzelver geheel<br />

latende, alleenlijk had te bekennen: dat hij<br />

fommige middelmatige punten, gewoonten en ceremoniën<br />

, die lang in gebruik waren geweest, wat<br />

on-


G E S C H I E D E N I S . ȣ<br />

onwijsfelijk en buitens tijds had willen affchaffen , ia C. ö.<br />

en dat hem dit leed deed. ,, Doe zoo en leef, gij [aar 1517.<br />

,, en wij met u," zeide de huichelaar. „ En inot<br />

1552.<br />

„ dien gij uwe confcientie daar door bezwaart, wij<br />

Hellen onze zielen voor den hoogften Regter te<br />

pande, dat die geftraft worden, en de uwe on-<br />

„ fchuldig blijve."<br />

MERULA, door deze aanfpraak bewogen, vraagde<br />

den Heer VAN ASSENDELFT, Prefident van den<br />

Raad, wat zijne Edelheid meende , dat men behoorde<br />

te doen? Deze antwoordde met korte woorden<br />

: Vraag het u zeiven van binnen, geen* ander<br />

van huiten. De Pastoor, door zijne hardhoorigheid<br />

hem niet wel verftaande, en zich fchamende,<br />

een' Heer van zoo groot een aanzien met meer<br />

vragens moeijelijk te vallen , duidde het antwoord<br />

tot zijn voordeel, en liet zich voorftaan, dat men<br />

den raad goedkeurde; te meer, omdat de Bisfchop<br />

luidkeels riep: Waarom hij nog twijfelde, dewijl<br />

de Hceren van het Hof den vooiflag toeftemden ?<br />

Hij liet zich dan leiden. Men bragt hem ftraks op<br />

de rolle, daar het volk, uit alle lieden van Holland<br />

en daar omtrent, bijeen was vergaderd. Doch nu<br />

las men niet de gemelde middelmatige punten, maar<br />

de hoofdartikelen, en dat zoo haastig en binnens<br />

monds, dat Heer ENGEL het niet verftaan kon, ten<br />

dele wegens zijne doofheid, ten deele, vermids eenigen,<br />

bij de Inquifiteurs daar toe opgemaakt, hem<br />

onder het lezen aan de praat hielden. Men las ook:<br />

,, Dat hij afzwoer en vervloekte alle Ketterij , zoo<br />

van LUTHER als andere; alle dwalingen, ftrijden-<br />

HERV. .III. I „ d»


l 5o K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ de met het regtzinnig geloof en de infielling def<br />

Jaari5i7. „ Roomfche Kerk ; geloofde al hetgene bij die Kerk'<br />

tot 1552.<br />

„ werd geloofd; beloofde met duren eede te zullen<br />

,, blijven in de waarheid en eenigheid van die Kerk:<br />

„ die daar tegen deden, waren, oordeelde hij, den<br />

,, eeuwigen vloek waardig. Daar in het toekomen-<br />

„ de iets tegen gevoelende of voortbrengende , zoo<br />

• onderwierp hij zich der Itrengheid der Canonieke<br />

„ regten. Verzocht, dat men God, wegens zijne<br />

„ dolingen , daar hij van afflond, voor hem bid-<br />

„ den zou. Die door hem verleid waren, bad hij<br />

„ om vergiffenis." — Na het lezen werd met luider<br />

ftem gevraagd, of hij, hetgeen er gelezen was,<br />

niet in dier voegen wederriep? Zijn antwoord was:<br />

Ja! niet denkende, dan op de middelmatige dingen,<br />

die naar zijn goeddunken en meening veranderd<br />

en verbeterd waren. Voor de onderteekening<br />

echter begeerde hij alles te lezen, maar de Kettermeesters<br />

riepen: „Men moest zich haasten, om<br />

het gerucht van het volk, en dat er nog meer ftond<br />

te doen." Terflond werd er eene wonderlijke verandering<br />

onder het volk befpeurd, de gunst en het<br />

medelijden verkeerde in ongunst, in toorn en vloeken.<br />

Den gevangenen trof de fchande, zijne vrienden<br />

de fchaamte.<br />

Toen volgde het vonnis, hetwelk zijne boeken en<br />

alle andere fchriften , naar Ketterij fmakende, ten<br />

vure doemde; hem afzette van zijne Pastorij en alle<br />

Kerkelijke bedieningen; belastte zijne afzweering en<br />

nieuwe belijdenis, binnen vijftien dagen, op een<br />

Zondag of ander Feest, van den Predikftoel in de<br />

Kerk


G E S C H I E D E N I S . 131<br />

Kerk te Heenvliet te doen afkondigen. Voorts werd na C. ÖÏ<br />

hij verwezen tot een' eeuwigen Kerker, om aldaar Jaar 1517.<br />

tot 155a»<br />

te brood en water van droefheid boete te doen* en<br />

zijne zonden te beweenen; bovendien in al de kosten<br />

der geregtshandeling, ter begrooting en befcheidenheid<br />

van den Inquifiteur RUARD. DUS verre bad<br />

de oude man nog geene achterdocht van eenig bedrog;<br />

maar weêr op de Voorpoort gebragt, en hoo-<br />

rende uit zijnen Neef WILLEM MERULA , hoe men<br />

hem had verfchalkt, en nu vast roem droeg op zijne<br />

wederroeping, zag hij de dubbelheid in het harte,<br />

en welke reden van ergernis den volke door den<br />

fchijn zijner onbettendigheid was gegeven. Dit,<br />

hoewel buiten zijn weten en tegen zijnen wil gefchied,<br />

bedroefde hem uitermate, zijn gemoed werd<br />

vol, en Hortte zich uit in deze klagte: ,, O mijn<br />

„ God, hoe bedriegelijk hebben die getabberde ach-<br />

„ terklappers en faamroovers met mij gehandeld !<br />

„ Scheen ik dan, die nu dus dénen voet al in het<br />

„ graf heb, en naar den loop der natuur half dood<br />

5, ben, den dood zoo gevreesd te hebben, dat uwé<br />

„ waarheid geweld is gefchied, en trouweloozelijk<br />

,, afgezworen! Dat zij verre van mij, allergenadig-<br />

„ fte Vader , zulks heb ik nooit gedacht, nooit<br />

kwam mij zulk een groot fchelmftuk in den zin,<br />

„ zulke raadflagen heb ik nooit aangegaan met de.<br />

„ vijanden uwer waarheid. O God, zij hebben mij<br />

„ deerlijk bedrogen, en uw volk misleid."<br />

Zijne treurigheid veroorzaakte hem fpoedig eeili<br />

krankheid, welke de Raden van het Hof bewoog ,<br />

dat zij hem, onder borgtogt van zijnen Neef, ert<br />

I a mét


13* K E R K E L I J K E<br />

naC. G. met goedvinden van den Bisfchop van Hebron, naar<br />

Jaari5i7. Delft lieten brengen, in het Klooster van St Mag-<br />

tot IS5J.<br />

dalena. Hier fchreef hij eene bondige wederlegging<br />

van het Kerkelijk vonnis, dat over hem gegaan was.<br />

Ondertusfchen was de Inquifiteur RUARD TAP­<br />

PER , die thans naar Leuven gekeerd was, bedacht,<br />

om Heer ENGEL naar Leuven te doen vervoeren.<br />

Dit gebeurde ook, na eenige tegenkantingen, in het<br />

jaar 1555. Nu had men hem buiten het oog van<br />

zijnen bevoegden Regter. Hem werd het Cellebroeders<br />

Klooster tot eene gevangenis gegeven, en alle<br />

toegang van vrienden belet; de gemeene tafel en<br />

aanfpraak der Monniken verboden; driemaal ter weke<br />

, maandag, woensdag en vrijdag, water en brood<br />

aangeregt. Eenigen zeggen, dat hij in een duifter<br />

hok, bij twee zinnelooze menfchen , die in hunne<br />

eigene vuilnisfe lagen, werd opgefloten, en bijna<br />

van den ftank verflikte : Dat de Cellebroeders in<br />

het heimelijk fpraak met hem hielden; hem gehoor<br />

gaven; zich zijner erbarmden ; en in het bedelen<br />

bij de deuren, want zij waren Bedelmunniken, onder<br />

de burgers bekend maakten, hetgeen zij uit hem<br />

verftaan hadden, hoe hij bedrogen was, en daarnevens<br />

zijne godvruchtigheid en lijdzaamheid. Dit<br />

maakte hem groote gunst. Ook riep hij nu openlijk,<br />

dat hij wilde blijven bij al wat hij ooit had<br />

gepredikt, gebroken, of gefchreven.<br />

Om hem van zijn gevoelen te trekken, volgde in<br />

het begin des jaars 155(5 weder een nieuwe woordenflrijd,<br />

maar hij bleef ftandvastig, en verklaarde,<br />

bereid te zijn, om voor de waarheid zoo gewillig<br />

in


G E S C H I E D E N I S . 133<br />

in het vuur te gaan, als in de eetplaats, om fpijze na C. G.<br />

te nemen. Zijne boeken en fchriften werden hem faari5i7.<br />

tot 1552.<br />

meermalen ontnomen ; zijn nooddruft onthouden.<br />

Men dreigde hem bij nacht in een' zak te verdrinken;<br />

maar ook dit kon zijne ftandvastigheid niet<br />

verwrikken. Eenige lieden van achtbaarheid zochten,<br />

door hunne voorbede, RUARD's toorn te ftillen,<br />

doch zonder iets uit te rigten. Evenwel fcheen<br />

deze Kettermeester op een' tijd zoo ver bewogen ,<br />

dat hij den Pastoor van St. Jacobs te Leuven aan<br />

Heer ENGEL zond, om eenige fchikking met den<br />

gevangenen te maken. Maar RUARD wilde gebeden<br />

zijn, en geen gewag gemaakt hebben van het gepleegde<br />

bedrog. Vervolgens eischte hij , dat ME­<br />

RULA op nieuw op vele punten zou antwoorden ,<br />

die daar tegen vorderde, dat men hem eerst zijne<br />

fchriften zou wedergeven. Middelerwijl begon men<br />

te Leuven meer en meer kennis te krijgen van des<br />

gevangenen zaak. Vele leden der Akademie riepen ,<br />

dat men ongelijk en geweld deed. Een Doctor en<br />

Profesfor der Godgeleerdheid fprak zoo veel goeds<br />

van hem, dat TAPPER denzelven bij zich ontbood,<br />

en hem beval, zoo hij niet in zijne ongenade wilde<br />

vallen, nu zoo veel kwaads van hem te ftrooijen,<br />

als hij te voren goeds van hem gezegd had. Ook<br />

verbood men hem Brieven te ontvangen of af te<br />

zenden, ten zij men die eerst las.<br />

RUARD eindelijk ziende, op deze wijze niet tot<br />

zijn oogmerk te komen, verzocht aan Koning FI­<br />

LIPS, dat hij den gevangenen buiten Braband mogt<br />

vervoeren. Dit toegedaan zijnde, bragt men den<br />

I 3 Pas


134 K E R K E L I J K E<br />

na C. G Pastoor eerst naar de Abdij van Lifieux in Hene*<br />

Jaarisi/ gouwen, daar men hem alle middelen tot zijne ver­<br />

tot 1552<br />

weering met alle zijne boeken en papieren ontnam ,<br />

en omtrent een jaar ophield. Toen bad hij Koning<br />

FILIPS , dat hem het geheele Klooster tot eene gevangenis<br />

mogt gegeven worden. Maar het verzoekfchrift<br />

werd van den Koning, (want men had dien<br />

wijsgemaakt, dat de oude Pastoor een Relaps of<br />

wederafvallige was,) aan den Inquifiteur TAPPER<br />

gezonden, met bevel , om den gevangenen naar<br />

Bergen te zenden , en daar een einde van zijn geding<br />

te maken. Men voerde hem dan den vierden<br />

Junij 1557 van Lifieux naar Bergen, op het Slot,<br />

in een' gruwzamen Kerker. Onder het volk ftrooide<br />

men uit, dat deze Ketter in dén der naastgelegene<br />

dorpen gevat was; en onder dezen dekmantel<br />

zond TAPPER eenigen naar Bergen, die hem als<br />

een' onbekenden van zijn geloof ondervraagden , en<br />

eindelijk verklaarden, te wezen Relaps of vervallen'<br />

Ketter. Dit vervoeren naar Bergen was zoo heimelijk<br />

gefchied, dat WILLEM MERULA hetzelve heel<br />

fpade vernam, en zich zoo haast niet naar Brits fel<br />

kon fpoeden, of hij verftond uit den Inquifiteur<br />

RUARD, toén daar zijnde, dat het vonnis gegaan<br />

was, en dat hij zijnen Oom niet in het leven zou<br />

vinden. Dewijl er echter den 24ften Julij iet was<br />

voorgevallen, waar door de uitvoering van het vonnis<br />

verhinderd was, kwam hij den 26ften ten tien<br />

uren voor den middag te Bergen, juist, wanneer<br />

de Pastoor uit de gevangenis gehaald werd, om ter<br />

dood te gaan, leunende op eenen ftok, en zoo verval-


G E S C H I E D E N I S . 135<br />

vallen en ongedaan, dat hij bijna onkenbaar was; na C. G.<br />

want hij had nu omtrent zes weken in den Kerker jaarisi7tot<br />

1552.<br />

van het Slot gelegen, gepijnigd met honger en<br />

dorst, met vuiligheid en ongedierte. Men verhaalt,<br />

dat bij den Kettermeesteren, zijne Regters, verwezen<br />

zijnde, in dezer voege aanfprak: „ Dewijl gij<br />

,, mij met logenen in Holland hebt verltrikt; dewijl<br />

„ gij mij met bedrog en diefilal, als dieven past,<br />

„ hebt weggevoerd, en dat tegen de voorregten des<br />

„vaderlands, (volgens welke ik in geene andere<br />

„ Provincie mogt voor regt betrokken , veel min<br />

,, ter dood gebragt worden,) dewijl gij mij fchelm-<br />

.,, achtelijk en goddeloozelijk hebt veroordeeld, dank<br />

„ ik den allerhoogften Vader in der eeuwigheid,<br />

,, dat hij mij, doven ouden man, tot nog toe zoo<br />

,, trouweloozelijk opgefloten, magt heeft gegeven,<br />

,, om u heden uwe bedriegerijen en fchelmftukken te<br />

,, verwijten: en daar na dit mismaakt ligchaam,<br />

,, deze grijze haren, en diepe rimpelen, (daar uwe<br />

,, wreedheid alle vrolijkheid, verwe, bloed en le-<br />

„ ven, dat de ouderdom had overgelaten, heeft<br />

„uitgemergeld,) aan Gods eeuwigen naam, als<br />

,, een belijder der waarheid en onvertfaagd marte-<br />

„ laar, op te offeren. Gij vermoordt mij wel in<br />

„ dit woest onwetend Walschland, als in eene fpe-<br />

„ lonk: nogtans is er onder dit volk iemand, die<br />

„ mijne zake verftaat; ja deze kolen , daar ik in<br />

„ verbrand zal worden, zullen niet koud worden,<br />

,, of het gerucht van uwe moorderij zal tot de mijnen<br />

in Holland overvliegen."<br />

Maar toen hij, den voet buiten den Kerker zet-<br />

I 4 ten«


136 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. tende, zijnen Neef zag, keerde hij zich tot hem<br />

Jaari5i7.<br />

met deze woorden: „ Mijn Zoon, nu is die laattot<br />

1552.<br />

„ He uur, daar ik met al mijn hart naar gewenscht<br />

„ en verlangd heb, gekomen. Dit is de uur , in<br />

„ welke die groote God," (dit zeggende, hief hij<br />

zijne oogen op, en ftrekte zijne regterhand naar den<br />

Hemel, want hij ging, krank en onmagtig zijnde,<br />

ongebonden,) „ mij gelegenheid heeft ge-<br />

„ geven, om niet alleen al hetgeen ik tot nog toe<br />

„ tegen Gods vijanden, uit zijn heilig woord, in<br />

„ het openbaar en bijzonder heb beleden, met mijn<br />

„ bloed te verzegelen en met eenen bitteren dood<br />

„ te bevestigen, maar, om ook openlijk te betui-<br />

„ gen, dat geen van al die dingen, die zij in het<br />

,, Hof van Holland tegen mij verfierd hebben ,<br />

,, waarachtig zij. Uit Holland van de ééns, plaats<br />

„ naar de andere gefleept, ben ik ten laatfle hier<br />

„ gekomen, bereid zijnde, mij zeiven in het geheel<br />

,, aan CHRISTUS, mijnen Zaligmaker, tot eene zui-<br />

„ vere offerande op te dragen. Naar God verlangt<br />

„ mijne ziel , die de tegenpartijders roekeloozelijk<br />

„ zeiden, des Duivels eigendom te zijn. Dat zij<br />

„ verre, dat zij verre! Dat oordeelen zij verkcer-<br />

„ delijk, en maken het den volke wijs ; eensdeels<br />

„ wegens de leeringen, die nogtans met Gods<br />

„ woord overeenkwamen, en zij niet magrig waren<br />

„ te wederleggen; anderdeels ten aanzien van mijn<br />

„ ligchaam, dat, hoewel uitgeteerd, nogtans zoo<br />

„ onwaardiglijk is gehandeld, dat er een ieder de<br />

„ walg van heeft. Want, aanfchouw deze vui-<br />

„ ligheden, hebben er uwe oogen een' afkeer van,<br />

„ de


G E S C H I E D E N I S . 137<br />

,, de flank zelf zal zich openbaren. Dieven en<br />

,, moordenaars worden gunftiger gehandeld. Ga<br />

nu henen en verkondig den vrienden, bekenden,<br />

,, en anderen in het vaderland, hetgeen gij gezien<br />

„ hebt, en hooren zult. Gij zijt mij, zoo lang<br />

„ men het u toeliet, getrouwelijk bijgebleven. U,<br />

„ mijn erfgenaam, kwam al het mijne toe: maar<br />

verdraag het verlies van uw erfdeel , met zulke<br />

„ kloekmoedigheid, als ik het verlies mijns levens.<br />

„ Het verftand ontbreekt u niet, noch de geleerd-<br />

„ heid, die gij weet, dat ik, zoo lang het mij die<br />

„ luiden toelieten, in u heb opgekweekt. Gij komt<br />

,, tot uwe jaren; neem haar tot eene medehulpe,<br />

„ welke ik u, nog vrij zijnde, heb toegefchikt.<br />

,, Ik heb met mijn onderwijzen een goed werk ge-<br />

„ wrocht in de huisgezinnen van de HEERMANS en<br />

„ KERKWERVEN. God zal den wasdom geven.<br />

„ Betrouw op hem, die de beginfelen zal zegenen.<br />

,, Help, zoo veel gij kunt, de woonplaatfen vor-<br />

„ deren, die ik voor de armen in den Briel heb<br />

„ gefiicht. Och mogten de armen de woningen en<br />

„ de kleine inkomfien, die ik hun heb gemaakt,<br />

„ behouden! Ik hoop, dat 'slands Fiskaal gena-<br />

„ diger zal zijn, dan de Inquifiteurs." Op deze<br />

woorden drongen hem de Geregtsdienaars voort,<br />

niet zonder zijnen Neef, wegens de gemeenzame<br />

zamenfpraak, te dreigen, „ Zie," fprak hij toen :<br />

„ Ik ga henen. Ik dank God, den allergenadigffen<br />

,, Vader, dat ik in het openbaar zal fterven , en<br />

„ dat daar door aan mijne partijen het middel benomen<br />

is, om deze mijne volftandigheid, mij van<br />

I 5 „ God<br />

ra C. G.<br />

[aan 517.<br />

ot 155a.


138 K E R K E L I J K E<br />

Ba C. G. „ God ingeftort, met lasterleugenen te bezwaren :<br />

Jaari5l7. ,, hetgeen zij buiten twijfel zouden gedaan hebben,<br />

tot 1552<br />

,, indien zij, ( hetgeen ik altijd vreesde,) mij met<br />

„ vergif hadden van kant geholpen, of in de ge-<br />

„ vangenis verfmoord, of, ( hetgeen zij mij in de<br />

,, Abdij van Lifieux poogden te doen,) in eenen<br />

„ zak verdronken. Mijn bloed zal echter den<br />

,, brand, die tegen hen opgegaan is, niet uitblus-<br />

„ fchen: dezelve zal in korten tijd uitberften in veel<br />

„ grooter vlammen, welke zij, noch hunne nako-<br />

„ melingen, niet magtig zullen zijn te fmooren."<br />

Als hem daar op zijn Neef met deze woorden vertroostte<br />

en vermaande: ,, Geloof vastelijk, dat gij<br />

„ het heil des Heeren binnen korten tijd in het<br />

„ land der levenden zult zien. Houd u daarom<br />

„ mannelijk en verbeid den Heere ftandvastelijk<br />

werden zij van één getrokken. Maar de Pastoor<br />

tusfehen een' Franciskaner en den beul voortgaande,<br />

liet niet af, het volk in de Franfche taal, (hetwelk<br />

den Monnik en anderen, als hun onverwacht voorkomende<br />

, zeer voor het hoofd ftiet,) over den<br />

ganfehen weg te vermanen, „ tot waarachtige ken-<br />

„ nis, liefde en vreeze Gods ," mitsgaders, ,, tot<br />

„ het geftadig overdenken van den dood en de ver-<br />

„ dienften des eenigen Zaligmakers JEZUS CHRIS-<br />

„ TUS , en tot verzaking van eigene werken;" verklarende<br />

, dat het dene der voornaamfte oorzaken<br />

van zijnen dood ware, beweerd te hebben : Dat<br />

men God alleen moest aanroepen. Buiten de ftad<br />

komende, bij het brandhuisje van ftroo, met mutzaarden<br />

en ander hout omleid en geftut, daar men<br />

hem


G E S C H I E D E N I S . i 3 9<br />

hem in zou (lellen , verzocht hij, zijn gebed tot naC. G.<br />

God te mogen uitftorten. Die werd bewilligd. Maar Jaarisi/.<br />

met gebogene knieën en gevouwene handen in den<br />

tot 1552.<br />

ingang van het huisje vuriglijk biddende, zeeg hij<br />

ten laatfte ter regterzijde neder. De omflanders<br />

meenden, dat hij, uit fchrik voor de aanftaande<br />

pijne, in onmagt viel, doch daar op toefchietende,<br />

vonden zij hem zonder leven, en ten einde van zijn<br />

lijden. Dit was de uitgang van Heer ENGEL ME­<br />

RULA, waar in men eene bijzondere goedheid van<br />

God heeft opgemerkt, alzoo God zijne ziel juist op<br />

dat uur fcheen tot zich te nemen, ten einde hij ,<br />

die door vele ziekten en eenen ouderdom van vijf<br />

en zeventig jaren, en het ongemak van eene bijna<br />

vijfjarige gevangenis, alreeds gebroken en afgemarteld<br />

was, in zijn uiterfte geene fmart van het vuur<br />

zou gevoelen. De fcherpregter , door zulken verhaasten<br />

en ongemeenen dood verfchrikt, weigerde<br />

voort te gaan, zeggende, dat het geregt voldaan<br />

was. Dies (laken eenigen der Geregtsdienaren het<br />

vuur in het huisje; maar het ligchaam , hetwelk<br />

daar buiten lag, en derhalve ongefchonden bleef,<br />

werd daar na met ander vuur tot asfche verbrand<br />

(*).<br />

In Groningen had REGNERUS PRAEDINIUS, die Voort-<br />

zich dus noemde, omdat hij'in het dorp Winfum rang der<br />

hlervor-<br />

in de Ommelanden, en dus in Pradiis geboren, ning in<br />

was,<br />

(*) Ik heb dit b:Iangrijk verhaal meestal woordelijk<br />

afgefchreven uit BRANDT Bladz. 463-402. Men verhel,<br />

eok GERDES p. 257.267.


140 K E R K E L I J K E<br />

Ba C. G. was, in het jaar 1508, beftuurder van de Scho­<br />

Jaar 1517 •<br />

len (*_), in de harten der hem toebetrouwde jeugd,<br />

tor 1552<br />

de zaden der Hervorming geftrooid, zoodat er te<br />

Gronin­ Groningen niet weinigen dezelve omhelsden , en<br />

gen.<br />

eene bijzondere gemeente uitmaakten. Deze , die<br />

van Embden verzocht hebbende, hen met raad en<br />

daad behulpzaam te zijn, ontving van daar FEYTO<br />

RUARDI, om hare belangen te behartigen, en haar<br />

het Euangelie te prediken. Hij deed zulks eenigen<br />

tijd, doch geheel in het geheim, wordende de vergaderingen<br />

meest bij den nacht gehouden, niet zonder<br />

vreeze voor de lagen der vijanden van de Hervorming<br />

(f).<br />

Hetzelfde gebeurde te Amfterdam, werwaards NI­<br />

COLAUS CARIN^EUS van Embden overkwam, ook<br />

vindt men, dat die van Embden in het jaar 1553<br />

door GERARD TEN CAMP Brieven hebben gezonden<br />

aan de gemeente te Amfterdam en te Alkmaar, om<br />

hen te vermanen, dat zij den gemelden CARIN^EUS<br />

van het noodzakelijk levensonderhoud zouden verzorgen<br />

(§).<br />

Niettegenftaande de ftrenge Plakaten op het drukken<br />

van Boeken, verfchenen er nogtans van tijd tot<br />

tijd werken in het licht, ter bevordering der Hervorming<br />

, doch welke doorgaans zonder naam of met<br />

een onbekenden naam , en buiten 's lands gedrukt<br />

werden. Dus gaf JOANNES SARTORIUS van Amfterdam<br />

(*) Vergelijk van hem GERDES pag. 192.<br />

(f) GERDES pag. £


G E S C H I E D E N I S . 141<br />

dam in het jaar 1558 zijne uitbreidingen aan den na C G.<br />

dag over de groote en kleine Profeten, te Bazel, Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

onder den bedekten naam van JOANNES TOSARRIUS ,<br />

welke door letterverzetting zijnen eigenen naam uit­<br />

drukte. Hij was te voren in hechtenis geweest ,<br />

en naauwelijks den dood, zonder echter zijn gelooi<br />

te verzaken, ontkomen. Hij leefde een' tijd lang<br />

in ballingfchap, hield zich buiten de gemeenfchap<br />

der Roomfche Kerk, en eindigde ten laatfle zijne<br />

dagen den 28ften Maart 1567 te Delft, anderen<br />

zeggen, te Noordwyk. Behalve zijne ervarenheid in<br />

de Latijnfche, Griekfche en Hebreeuwfche Talen ,<br />

was hij ook geleerd in zijne moedertaal , waar van<br />

eene vertaling van ettelijke honderden Latijnfche en<br />

Griekfche fpreek woord en in het Nederduitsch tot<br />

een bewijs kan verflrekken (*).<br />

Te Antwerpen werd titans het Euangelie in flilte HADRIA­<br />

NUS VAN<br />

gepredikt, behalve door CASP.UEIDANUS, ook door<br />

HAEMSTE-<br />

HADRIANUS CORNELISZOON VAN HAEWSTEDE. De- DE eerfte<br />

Ze fchreef in het jaar 1557 aan die van Embden, fehrijver<br />

van een<br />

terwijl hij verzocht, dat zij nog eenen bekwamen<br />

Neder­<br />

man naar Antwerpen zouden zenden, tevens om duitschMarte­<br />

hunnen raad, of het niet oorbaar ware, uit hoofde<br />

laarsboek<br />

van het getal en de aanzienelijkheid der gemeente , predikt te<br />

om openlijk en zonder fchroom te vergaderen en te Antwerpen<br />

in het<br />

prediken; wij weten niet, welk antwoord die van openbaar<br />

Embden hem hier op hebben laten toekomen, doch<br />

zoo veel is zeker, dat hij zich verflout hebbe, te<br />

Antwerpen, in het jaar 1558, op Sacramentsdag,<br />

(*) BRANDT Bladz. 493.<br />

op


14a K E R K E L I J K E<br />

99 C. G. op de Maere, bij het Hooge Kruis, hetwelk daar<br />

Jaansi7. in het midden van de ftraat Itaat, openlijk te pre»<br />

tot 1552.<br />

diken, ten aanzien van den omgang der Geestelijken<br />

, welke toen voorbijging. Wat hem daar over<br />

wedervoer, wordt niet verhaald (*); doch van elders<br />

weten wij, dat VAN HAEMSTEDE , in dat jaar,<br />

te Aken eene Nederduitfche Gemeente vergaderd<br />

hebbe, befbaande uit dertien huisgezinnen, meestal<br />

van Antwerpfche Kooplieden, terwijl te zelfden tijde<br />

eene Franfche Gemeente aldaar belfond van twintig<br />

huisgezinnen. Deze gemeente werd voorts eenigen<br />

tijd bediend door JOANNES THEODORI, (JAN DIR-<br />

KENS,) en HERMES BACKERELius, die van Embden<br />

derwaarts waren gezonden. Ook lezen wij ,<br />

dat VAN HAEMSTEDE in dat jaar 1558, om de vervolging<br />

te ontgaan, Antwerpen heeft moeten verlaten,<br />

misfchien wel uit hoofde van het bovengemelde<br />

openbaar prediken. Hij begaf zich toen naar<br />

Nor den in Oostfriesland, bij zijne Zuster KATHA­<br />

RINA VAN HAEMSTEDE, eene weduwe. Hij was<br />

de eerfte Schrijver van eene Nederduitfche Hijlorie<br />

der Martelaren, onder den titel : Gefchiedenisfe<br />

ende de dood der vromen Martelaren, die om het<br />

getuijgenisfe des Euangeliums haar bloed ge/lort<br />

hebben, van de tijden Christi af, tot den jare<br />

1559 ioe<br />

» bijeen vergaderd op het kortfte Ao. 1559<br />

den iSden Maart, in tfo. Dit is naderhand in<br />

het jaar 1653 herdrukt door de bezorging van JOH»<br />

cystus, met Platen, en vermeerderd met het leven<br />

(*) BRANDT Bladz. 495.


G E S C H I E D E N I S . 143<br />

ven en den dood van 80 Martelaren, VAN HAEM­ raa C. G.<br />

STEDE droeg zijn werk op aan de Staten van Ne­ faansi7.<br />

:ot 1552.<br />

derland, van Braband, Gelderland, Vlaanderen en<br />

Holland. In het gemelde jaar 1559 begaf hij zich<br />

naar Engeland, alwaar hij, bij de Gemeente der<br />

vreemdelingen, die nu onder de regering van Koningin<br />

ELIZABETH herfteld was, den Euangeliedienst<br />

heeft waargenomen. Doch , hier geraakte hij in<br />

moeijelijkheid met EDMUND GRINDALL , Bisfchop<br />

van Londen, die Superintendent genoemd werd van<br />

de beide Kerken der vreemdelingen, omdat hij zich<br />

over de Herdoopers en eenige van hunne leeritukken<br />

niet ongunftig had uitgelaten. De Bisfchop wilde<br />

hem tot herroeping noodzaken, en toen VAN HAEM­<br />

STEDE dit weigerde, deed hem de Bisfchop in den<br />

ban, en ontzette hem van zijnen dienst, VAN HAEM­<br />

STEDE keerde terug naar Oostfriesland, en zette<br />

zich neder te Olderfum, alwaar hij zich op den<br />

landbouw toeleide. Op aanhoudend verzoek echter<br />

der Gemeente van Londen ftak hij weder naar Londen<br />

over, maar werd den ioden Augustus 1562 gelast,<br />

Engeland te verlaten, waar op hij zich weder<br />

naar Friesland begaf, alwaar hij in datzelfde jaar<br />

zijne dagen geëindigd heeft (*).<br />

r<br />

Te Antwerpen werd JAN DU CHAMP , een Hene ervoI- \<br />

gouwer van Bavay, Tafelhouder te Antwerpen, ge- ing.<br />

l<br />

vat, en in het jaar 1558 ter dood gebragt, om de<br />

belijdenis van het geloof; gelijk te Brusfel GILLIS<br />

VERDIKT van Hilverfeel, en vervolgens ook dezes<br />

(*) GERDES pag. 270-276.<br />

Broe-


naC. G.<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552.<br />

Beginfelen<br />

der<br />

Hervorming<br />

in<br />

ÏVoordhollnndofYVestfriesland.<br />

CORNELIS<br />

K00L-<br />

STUVN.<br />

144 K E R K E L I J K E<br />

Broeder ANTONY VERDIKT , een Diaken van de heimelijke<br />

Gemeente te Antwerpen, die overgekomen<br />

was, om zijnen Broeder te vertroosten en in den<br />

nood te verzorgen; welke trouwhartigheid hij met<br />

den dood moest bekoopen (*).<br />

In het Noorderdeel van Holland, of West friesland,<br />

begon te dezen tijde de Hervorming ook ingang<br />

te vinden» Te Enkhuizen beftrafte zekere<br />

Pastoor, Heer JAN genaamd, eenige Paufelijke dolingen,<br />

waarom hij door de Geestelijkheid aan den<br />

Bisfchop van Utrecht beklaagd, en door dezen voor<br />

zijne Vierfchaar te regt gedaagd werd; doch de<br />

Wethouderfchap van Enkhuizen ftelde zich hier tegen,<br />

met name de Burgemeester JAN GROOT AL-<br />

BERTSZOON, die zelf naar Utrecht toog, en den<br />

Bisfchop afvraagde: Of JANS flem ook te Utrecht<br />

was gehoord? De Bisfchop, over deze vrijmoedigheid<br />

verwonderd , liet, na eenig verder gefprek ,<br />

zijnen ophef tegen den Pastoor vallen, zonder dat<br />

men verder weet, of deze zich federt naar den tijd<br />

gevoegd hebbe, en Pastoor gebleven zij, of nier.<br />

De Regering van Enkhuizen was over het algemeen<br />

gematigd omtrent het ftuk der Religie, en verfchoonde,<br />

zoo veel mogelijk, hare burgeren: dikwijls<br />

werden zaken, die op vele plaatfen met den<br />

dood werden geftraft, te Enkhuizen afgedaan met<br />

uitbanning , kleine geldboeten of andere ligte ftraffen.<br />

Onder de genen, die hier het Pausdom, federt<br />

LUTHERS opltaan, tegenfpraken, was ook Heer<br />

(*) BRANDT Bladz \95-\97><br />

COR-


G E S C H I E D E N I S . 145<br />

CORNELIS KOOLTUYN, Priester van Alkmaar, al­<br />

waar hij zijnen dienst getrouw waarnemende, fpoe­<br />

dig aan de beftraffing van de Geestelijkheid onder­<br />

hevig was; hij werd van daar naar Enkhuizen ge­<br />

roepen, en als hij ook hier tegen Bijgeloovigheden<br />

en misbruiken predikte, werd hij, door zijne vijan­<br />

den, welhaast bij den Inquifiteur RUARD befchul-<br />

digd, die hem voor zich in den Haag daagde, ten<br />

einde zich te verantwoorden. Hij toog derwaarts ,<br />

verzeld van eenige Enkhuizer burgers; hij vond de<br />

Regtbank , die over hem zou oordeelen, ttrliond<br />

partijdig, en eerlooze lieden werden, als getuigen,<br />

tegen hem gehoord en geloofd. Dus zou hij geen<br />

goed einde hebben kunnen te gemoet zien, ten ware<br />

zijne Enkhuizer burgers hem verbeden hadden bij<br />

Meester RUARD TAPPER; die hun medeburger was, .<br />

De Pastoor werd dan terug gezonden , doch met<br />

vermaning, van zich te beteren, om niet als een<br />

Relaps of hervallen' Ketter behandeld te worden,<br />

Te Enkhuizen wedergekeerd, ging hij in zijiwn<br />

dienst voort, als te voren; waar op fchielijk weder<br />

een Brief van befchuldiging volgde, door eenen<br />

Meester CRISPYN en eenen Meester GERRIT KERST<br />

van Haarlem, over zes of zeven artikelen ; hei ge-<br />

lukte hem, te kunnen bewijzen, dat deze Brief dooy<br />

Meester CRISPYN met eene verfcheidene hand tweemaal<br />

gefchreven, en de een met een valfchen naam on­<br />

derteekend was. Hij ontving toen onder de hand<br />

van.RUARD TAPPER den raad, om zich van predi-<br />

ken te onthouden. Op begeerte der burgeren ge-<br />

hoorzaamde KOOLTUYN, en maakte nu zijn werk'<br />

HERV, III. K W B<br />

ia C. O.<br />

[san 5i7.<br />

:ot 155a.


146* K E R K E L I J K E<br />

na C. G van het bezoeken der kranken en ellendigen. Doch<br />

Jaar is 17. dit mogt hem niet lang gebeuren , want hij werd<br />

tot 1552.<br />

bij den Onderinquifiteur SONNIUS befchuldigd, dat<br />

hij, op deze wijze, zijn fenijn veel meer fchoot in<br />

heimelijke vermaningen, dan hij ooit in zijn open­<br />

baar preken gedaan had. Hij werd door SONNIUS<br />

weder ten Hove gedaagd, maar de gemeente te<br />

Enkhuizen wilde zijn vertrek niet gedoogen, en ver­<br />

wierf ook met groote bede een bevelfchrift van den<br />

Opperinquifiteur RUARD aan SONNIUS, met last, om<br />

KOOLTUYNS zaak te laten varen, onder beding ,<br />

dat hij van Enkhuizen zou vertrekken , indien hij<br />

weigerde, de ceremoniën voor te ftaan , van het<br />

Vagevuur te prediken, de menfchen te vermanen<br />

tot het aanroepen van MARIA en den dienst van an­<br />

dere Heiligen. Dit te beloven of te doen, kon de<br />

Pastoor niet van zich verkrijgen. Als vele vrienden<br />

der gemeente hem baden, zijnen vijanden in deze<br />

kleinigheden toe te geven , toonde hij hun breed­<br />

voerig aan, dat hij in het ftuk der Mis meer ge­<br />

daan had, dan zijn geweten hem toeliet, en hoe<br />

bezwaarlijk het voor hetzelve zijn zoude, indien hij<br />

der bijgeloovigheid, ja der Afgoderij, gelijk hij zich<br />

uitdrukte, eenigzins wilde te gemoet komen. „Voor<br />

„ zulken ontrouwen dienst," dus befloothij, „kan<br />

„ ik niets anders verwachten, dan, als ik andere<br />

„ menfchen gepredikt heb, dat ik zelf verworpen<br />

„ worde, en mijnen loon ontvange met de genen,<br />

„ die tot CHRISTUS zullen roepen: Heere, Heere,<br />

„ hebben wij niet in uwen naam geprofeteerd , en<br />

„ in uwen naam duivelen uitgedreven, en vele<br />

„ krach-


G E S C H I E D E N I S . i 4 7<br />

„ krachten gedaan ? voor antwoord hoorende: lk<br />

,, heb u nooit gekend. Gaat weg van mij , gij ,<br />

„ die de ongeregtigheid werkt. Hierom mag ik u,<br />

„ mijne lieve burgers, niet te wille zijn, en ik moet<br />

„ u, als Satans, doen achterftaan."<br />

Nu verliet hij Enkhuizen , en keerde met het zijne<br />

naar Alkmaar, alwaar hij zich begaf tot het onderwijzen<br />

van kinderen, en den ganfchen Roomfchen<br />

eeredienst verliet, behalve dat hij nu en dan de<br />

Pastoren, ter nood, van een Sermoen verligtte. Hier<br />

over werd fpoedig de Procureur - Generaal Meester<br />

CHRISTIAAN DE WAERDT, bij die van den Hove,<br />

op aanftoken van zijne vijanden , gezonden, om getuigenisfe<br />

van hem te hooren. Niet lang daar na<br />

werd hij in de plaats verkoren van Meester LAU-<br />

RENS ZAS, dien hij zijn' zeer geleerden Meester, en<br />

een' vroom dienaar der Gemeente en Christen-Predikant<br />

noemt. Maar alzoo hij geheel geen' doen<br />

wilde hebben met Misfen, Vespers, Vigiliën, Loven<br />

en Ommegangen, zoo was zijne prediking niet<br />

ontvankelijk. Hij was flechts twee weken in openbaren<br />

dienst geweest, en had naauwelijks twee Sermoenen<br />

gedaan, of er kwam voor hem verbod van<br />

prediken van den Vikaris des Bisfchops vanUtrecht.<br />

Hier bleef het niet bij; dewijl er vele eenvoudige<br />

menfchen, zoo te Alkmaar als elders, tot onderzoek<br />

en kennis van zaken kwamen , werd de haat<br />

der Geestelijken zoo zeer ontfleken, dat eindelijk de<br />

Onder-Inquifiteur NICOLAUS DE CASTRO, op eenige<br />

nieuwe en zware klagte, met zijne dienaren van<br />

Utrecht naar Alkmaar kwam, met meening, om<br />

K a hem<br />

•w C. G.<br />

[aari5i7.<br />

tot 155a.


148 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. hem te verrasfen en geweldiglijk te vangen, waartoe<br />

Jaari5i7. hij verzocht, dat de Schout hem de hand zou bie­<br />

tot 1552.<br />

den: Maar KOOLTUYN, van iemand gewaaifchuwd,<br />

week uit zijn huis en vlood naar Embden. Na zijne<br />

vlugt, zocht men de menfchen te Enkhuizen en<br />

Alkmaar diets te maken, dat de leeringen, welke<br />

hij te dier plaatfen gepredikt had, noodwendig valsch<br />

moesten zijn , dewijl hij dezelve niet had durven<br />

verdedigen, of zijn leven daar voor (tellen. Dit gaf<br />

aanleiding, dat KOOLTUYN, om alle ergernisfe der<br />

eenvoudigen voor te komen, zich fpoedde, een<br />

boekje in het licht te geven, het Euangelie der Armen<br />

genaamd, vervattende de voornaamfte leeringen,<br />

om welke hij verketterd en vervoigd was. Voor<br />

hetzelve had hij eenen Brief geplaatst aan zijnen<br />

vriend TIMOTHEUS, in welken hij de vervolgingen<br />

der Inquifiteuren tegen hem verhaalt, en aantoont,<br />

dat hij niet gehouden zij, zich voor hen te veiantwoorden,<br />

die geene vrije verantwoording uit en volgens<br />

de Heilige Schriften wilden toelaten; verders<br />

bewijst hij, dat men verpligt zij, het gevaar te ontgaan,<br />

en dat het enkel roekeloosheid is, wanneer men<br />

zich loszinnig aan hetzelve blootfielt; als ook, dat<br />

de waarheid der leer'tukken niet afhangt van den<br />

dood voor dezelve, alzoo deze niet bewijst, dat zij<br />

waarachtig zijn, maar dat de bloedgetuige ze voor<br />

waarachtig houdt, alzoo de waarheid der leeringen<br />

rust op de getuigenis des Heiligen Geesres, in de<br />

Heilige Schrift geopenbaard. Deze Brief was den<br />

I2den Januarij 1559 gefchreven. Kort na zijne vlugt<br />

werden zijne goederen te Alkmaar, bij vonnis van<br />

den


G E S C H I E D E N I S . i 4!<br />

den 7den Februarij 1559 verbeurd verklaard, en tei na C. G.<br />

behoeve des Konings aangetast. Sedert werd hij te Jaari5i7.<br />

tot 1552,<br />

Embden tot den Kerkendienst beroepen , dien hij<br />

aannam, en met groote flichting bekleedde (*).<br />

Niet lang na het vertrek van KOOLTUYN, geraakte<br />

JAN BUIDELMAKER, wonende te Alkmaar, te<br />

Enkhuizen in hechtenis , omdat hij zeker boekje<br />

van KOOLTUYN verkocht en onder het volk gebragt<br />

had. Waaricbijnlijk was het dit Euangelie der Armen.<br />

Hij werd deswegens voor zijn leven uit de<br />

ftad gebannen.<br />

Omtrent dezen tijd werd édn van de Schepeneii Wroe­<br />

te Antwerpen, KASPAR DE RENIALME, toen hij, te ging van<br />

KA SP/IK<br />

Vierfchaar zittende, eenigen, ter zake van het geRENIALloof, had helpen verwijzen, op (taande voet, daar ME,.<br />

ter plaatfe, zoo in het harte geflagen, en bij zich<br />

zeiven verwezen, dat hij half wanhopende t'huis<br />

werd geleid, en kort daar na ftierf, roepende: dat<br />

hij het onfchuldig bloed had veroordeeld. Thans<br />

had men te Antwerpen drie honderd Guldens op het<br />

lijf van eenen Predikant, en vijftig Guldens op dat<br />

van eenen Ouderling, Diaken of ander Dienaar der<br />

Kerk gezet (f).<br />

De felheid der vervolging (tiet ondertusfchen ve­<br />

len geweldig tegen de borst, die niet konden ver-<br />

ftaan, dat men op deze wijze den Godsdienst en<br />

het vreedzaam Euangelie kon of mogt voorftaan of<br />

de dwalenden te vuur en te zwaard te regt te bren­<br />

(*) BRANDT Bladz. 506-519.<br />

(tj) BRANDT Bladz. 520<br />

K 3 •


15° K E R K E L I J K E<br />

na C. G. gen. De ftandvastigheid der lijders, in het hart der<br />

Jaari5i7. omftaanders overflaande , maakte dezen onvertfaagd<br />

tot 1552.<br />

in het openlijk betoonen van medelijden; men begon<br />

tevens met de veroordeelden, luider ftemme, Pfalmen<br />

aan te heffen en te zingen, in grooter getale , dan<br />

veilig was, aan te vangen. Eindelijk ging het zoo<br />

hoog, dat op verfcheidene plaatfen de gemeente, het<br />

geduld verliezende, tot een' oploop kwam , en fom­<br />

wijlen de verwezenen den beul ontweldigden of<br />

poogden te ontweldigen. Van zoodanige gezindheid<br />

des volks hebben wij boven (*) in het verhaal der<br />

vervolging van ENGEL MERULA een voorbeeld ge­<br />

zien ; in 's Hertogenbosch werd een Doopsgezinde<br />

gevangen, dien men ter dood wilde brengen, niette-<br />

genftaande hij zijn geloof verzaakt had , bij nacht<br />

met geweld uit den Kerker geholpen. Toen ADRI-<br />

AAN de Schilder , door de hevigheid van zijn'<br />

eigen vader verraden, en HENDRIK BOKHALT, kleer­<br />

maker, den ipden Januarij dezes jaars 1559, te<br />

Antwerpen, aan de ftaken vastgemaakt , om ver­<br />

brand te worden , riepen: „ Wij lijden niet om<br />

„ eenige misdaad, of Ketterij, maar alleen om de<br />

,, belijdenis van de waarachtige leere des Euange-<br />

,, liums;" ontftond er een oploop onder de ge­<br />

meente, onder een hevig geroep: [laat dood! [laat<br />

dood ! Men liep over eikanderen ; de huizen en<br />

winkels werden gefloten; de beul nam de vlugt;<br />

de Markgraaf kon nergens heen; de Schout week<br />

in de Kerk. Evenwel ftilde de beroerte , en het<br />

(*) Bladz. 1=7-<br />

von-


G E S C H I E D E N I S . 151<br />

vonnis werd uitgevoerd. De beginfelen van foortnn C. G.<br />

gelijke beroerte vernam men daar weder in het ein­ Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

de van Sprokkelmaand, toen men KORNELIS HALE-<br />

WYN, Slotemaker, en HERMAN JANSZOON van Amfterdam,<br />

Busmaker, ter dood bragt. Kort te voren<br />

werd BOUDEWYN LE HEU te Brusfel, in den morgenftond,<br />

onder de galg onthoofd, om den toeloop<br />

van het volk te mijden.<br />

Reeds in het voorgaande jaar 1558 waren, in het<br />

heimelijke, vredesonderhandelingen begonnen met<br />

Frankryk. Bij gelegenheid dezer onderhandelingen<br />

vertoonde de Bisfchop van Atrecht, naderhand zoo<br />

berucht onder den naam van Kardinaal van Gr onveile<br />

, aan den Kardinaal van Lotharingen , in een<br />

afzonderlijk mondgefprek: „Hoe leed het den<br />

,, Koning van Spanje deed, dat de twee magtigfte<br />

,, Rijken van Europa eikanderen, door een' gedu-<br />

„ rigen oorlog, verzwakten, daar men , met ver-<br />

„ eenigde krachten, de Turken, de oude vijanden<br />

„ der Christenheid, behoorde te keer te gaan: of,<br />

„ om nader bij huis te blijven , de Ketters , nog<br />

„ erger vijanden der ware geloovigen, dan de Tur-<br />

„ ken, uit te roeijen. Dezen, vervolgde hij , ver-<br />

„ fpreidden hun vergiftig zaad in de Nederlanden,<br />

„ zoo wel als in Frankryk; terwijl de oorlog de<br />

„ Koningen belet, behoorlijk, tegen dit inkruipend<br />

„ verderf, te waken. De Kardinaal , befloot hij ,<br />

„ zou dan zijnen Koning eenen zonderlingen dienst<br />

„ doen, en zich zei ven eenen eeuwigen roem ver-<br />

,, werven, zoo hij eenen vasten vrede tusfehen de<br />

„ twee Koningen wist te bewerken , opdat men ,<br />

K 4 „ na-<br />

Vredemet<br />

Frankryk.<br />

Ovx-rleg<br />

0111 de<br />

Ketters<br />

uit te roeijen,<br />

door<br />

PrinswTL-<br />

LEM van<br />

Oranje<br />

ontdekt.


lis C, G<br />

Jsfi'1517<br />

tot 1552<br />

Dood van<br />

J 5 Ï K E R K E L I J K E<br />

naderhand , met gemeen overleg , de Ketterij ,<br />

„ beide in Frankryk en de Nederlanden, mogt<br />

,, kunnen te onder brengen (*)."<br />

In het jaar 1559 werd de vrede tusfehen Spanje<br />

èn Frankryk werkelijk tor Hand gebragt. Bij de<br />

openlijke punten van het verdrag beloofden de Ko­<br />

ningen eikanderen , den Katholtjken Godsdienst te<br />

zullen handhaven , waar door men , waarfchijnlijk ,<br />

de uitroeijing der Ketteren verflond. Ook zouden<br />

zij het houden eener algemeene Kerkvergadering hel­<br />

pen bevorderen, tot Gods eere, en bevrediging der<br />

gewMèn. Onder de gijzelaars, welke, ter verzeke­<br />

ring van het nakomen van het vredeverdrag, naar<br />

Frankryk vertrokken, was ook WILLEM, Prins van<br />

Oranje. Deze, met Koning HENDUIK, ter jagt uit­<br />

gereden, en met dtnzelven in een gemeenzaam ge­<br />

fprek geraakt zijnde, ontdekte de Koning hem, ge-<br />

vallig, den toeleg, om, met gemeen goedvinden,<br />

de Ketterij te dempen , meenende, dat het geheim<br />

aan den Prins vertrouwd was, fchoon deze er nog<br />

niets van vernomen had. De Prins heeft naderhand<br />

verklaard (•(•), dat hij, in dien tijd, reeds voor­<br />

nam , dezen aanflag tegen te gaan , en de Span-<br />

iaards, die denzelven ftonden uit te voeren , ten<br />

lande uit te doen vertrekken (§)•<br />

Kort te voren, den nden Maart, ftierf te Brusfi*<br />

(*) WAGENAAR Vaderl. Hijl. VI Deel, Bladz. 30,31*<br />

(f) Apologie van WILLEM I. Bladz. 77.<br />

(


G E S C H I E D E N I S . 153<br />

fel RUARD TAPPER van Enkhuizen, Deken te Leuven,<br />

en Groot-Inquifieur der Nederlanden, in het<br />

LXXilIfle jaar zijnes ouderdoms. Hij was bij de<br />

heviglte Pausgezinden in hooge achting wegens zijnen<br />

feilen ijver tegen de zoogenoemde Ketters; maar<br />

de anderen verfoeiden zijne bitterheid. Behalve hetgeen<br />

wij van zijn gedrag omtrent den ouden ENGEL<br />

MERULA verhaald hebben, zijn er meer voorbeelden<br />

van zijnen geweldigen aard. Hem gaat na, dat hij,<br />

fprekende van het dooden ter zaken van Godsdienst,<br />

deze taal voerde: „ Daar is niet veel aan gelegen,<br />

,, of degenen, die dus fterven, fchuldig of on-<br />

„ fchuldig omkomen, wanneer flechts het volk door<br />

„ het voorbeeld afgefchrikt wordt; hetwelk meest<br />

„ gefchiedt met het dooden van lieden , die door<br />

„ geleerdheid, rijkdom, en overheidsambten of adel-<br />

„ dom uitfleken." De drie Boeken over de Leuvenfche<br />

Artikelen, onder zijnen naam uitgegeven, waren<br />

, zegt men, door de Leuvenfche Theologanten<br />

zamengefteld. In dezelve vond men geheele Hoofdftukken<br />

uit de fchriften van MELANCHTHON en KAL-<br />

VYN, zoodat men, hetgeen, met Plakaten hoog en<br />

duur was verboden, nu veilig in RUARDS Boeken<br />

lezen kon. Als ook RUARD zich op zekeren dag<br />

bij den Prefident VIGLIUS beklaagde: „Dat de on-<br />

,, achtzaamheid der Burgerlijke Overheden in het<br />

„ uitvoeren der Plakaten , op het ftuk van den<br />

„ Godsdienst uitgegeven, oorzaak was, dat deKet-<br />

„ ters in Nederland toenamen ," ontkende de Prefident<br />

dit, zeggende: „ Dat zulks door zijne en<br />

K 5 „ zij-<br />

ia C. G.<br />

[oar^ijf.<br />

ot 155a.<br />

IUARD<br />

rAPl'ER,<br />

S


na C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

154 K E R K E L I J K E<br />

„ zijner medebroederen fchuld gefchiedde," en wan­<br />

neer TAPPER dit hevig tegenfprak, ging VIGILIUS<br />

dus voort: „ De Ketterfche leeringen, welke wij<br />

„ op zware ftraffen verbieden, te lezen, maakt gij<br />

,, in uwe Boeken, die met privilegie zijn voorzien,<br />

„ gemeen." De ander daar op zeggende: „ De<br />

„ wederleggingen voeg ik daar bijkreeg van den<br />

Prefid ent dit antwoord: ,, Ik weet dat wel, maar<br />

de lezers, die zeer naauw letten op de argumen-<br />

„ ten der partijen, lezen de wederleggingen met<br />

„ geene aandacht, of zij verftaan ze niet genoeg."<br />

Hij dorst of wilde niet zeggen, dat zij niet bondig<br />

waren. Meester RUARD had zijnen Landsheer ,<br />

Keizer KAREL , dikwijls moeijelijk gevallen, met<br />

dergelijke voorftellingen, om vervolging te verwekken.<br />

Doch eindelijk bekwam hem zijn ijver heel<br />

hvalijk. In dit jaar 1559 te Brusfel gekomen, versocht<br />

hij gehoor bij Koning FILIPS, met oogmerk,<br />

sm een nieuw Plakaat te verzoeken. Als men hem<br />

1 :en' tijd buiten liet (laan wachten, verftoutte hij<br />

ïich, om, gelijk hij bij des Konings Vader, den<br />

Eveizer, wel gewoon was, door de Lijfwachten tot<br />

n de binnenkamer des Konings door te dringen;<br />

loch de Koning, die niet zoo minzaam en infchik-<br />

! ielijk was, als zijn Vader, gaf hem geen' antwoord<br />

laar zijn' zin, en deed hem de deur uiiftooten.<br />

Dit ontftelde hem dermate, dat hij , al kijvende op<br />

ie Raadsheeren, fchielijk nederftortte, fchuimbekte,<br />

:n op de tanden knerste, zonder meer te fpreken,<br />

1<br />

)f weer tot zich zeiven of tot de zijnen te keeren.<br />

Dus


G E S C H I E D E N I S . 155<br />

Dus is hij, ten huize van den Profident VIGILIUS ,<br />

in zijne kleederen , uit dit leven gefcheiden (*).<br />

In den Herfst des jaars 1559 nam Koning FILIPS<br />

de reize aan naar Spanje, hebbende tot Landvoogdesfe<br />

der Nederlanden benoemd zijne bastaardzuster<br />

MARGARETHA , Hertogin van Parma, en Stadhouders<br />

verordend en aangefteld over de bijzondere<br />

gewesten, en onder dezen WILLEM VAN NASSAU ,<br />

Prins vau Oranje, over Holland, Zeeland, Utrecht,<br />

Westfriesland, Foorne en den Briel. Op zijne<br />

reize werd de Koning door een' geweldigen florm<br />

beloopen; en men wil, dat hij, aan land gekomen,<br />

betuigd zou hebhen, dat hij geloofde, door de<br />

Voorzienigheid gefpaard te zijn , om zijne magt<br />

voortaan te bededen tot het uitroeijei) der Ketterij.<br />

Ook deed hij, terdond na zijne aankomst, een groot<br />

getal van menfchen, te Scville en te Fdlladolid,<br />

om het geloof, ten vure doemen (f).<br />

Voor zijn vertrek had FILIPS der Landvoogdesfe<br />

en haren heimelijken toegevoegden Raad het onderhouden<br />

der Plakaten, bij zijnen Vader en bij hem<br />

gemaakt, ten hoogde aanbevolen. Ook werden aan<br />

alle Stadhouders en Geregtshoven der Landfchappen<br />

Brieven in denzelfden zin gefchreven: „ dat hij de<br />

voornoemde Plakaten ftiptelijk wilde uitgevoerd hebben<br />

, zonder eenige oogluiking; dat ook alle Wethouders<br />

, die in het fluk van den Godsdienst koel<br />

waren, voor verdacht zouden gehouden, en daar<br />

(*) BRANDT Bladz. 531. VOlgg GERDES p. 36".<br />

(f) BRANDT Bladz. 530. WAGENAAR VI Deel, Bl. 56.<br />

te-<br />

na C. G.<br />

Jaari5i7*<br />

'ot 1552.<br />

Koning<br />

nuPsvertrekt<br />

naar<br />

Spanje.


na C. G.<br />

Jaan5i7<br />

tot 1552.<br />

FILIPS<br />

riet eene<br />

Hoogefchool<br />

te<br />

Douayop<br />

Oprigting<br />

van nieuweBisdommen.<br />

156 K E R K E L I J K E<br />

tegen geprocedeerd, en niemand tot eenige regering<br />

benoemd noch toegelaten zou worden, die bennet,<br />

geteekend of verdacht ware van Ketterij."<br />

Ook vond de Koning geraden, eene Hoogefchool<br />

te Douay op te rigten , opdat zijne Nederlandfche<br />

Onderzaten, die Wahch fpraken, zich niet te Ge­<br />

neve , alwaar de Hervorming ingevoerd was, zouden<br />

behoeven te laten onderwijzen. Ook had Paus PIUS<br />

IV hem hier toe verlof gegeven. Doch die van<br />

Leuven, voor bet verval hunner Hoogefchool duch­<br />

tende , waren, over deze nieuwe inrigting , zeer te<br />

onvrede.<br />

Algemeener nogtans was het misnoegen over het<br />

oprigten van nieuwe Bisdommen hier te lande ,<br />

waar over zelfs de oude Bisfchoppen en de Kloos­<br />

terlingen morden. De eerlten, omdat hier door hun<br />

Geestelijk Regtsgebied werd ingekort , de laatlten,<br />

omdat een gedeelte hunner inkomften tot onderhoud<br />

der nieuwe Bisfchoppen werd beltemd, en omdat<br />

de Leden der Staatsvergadering door dezelve ver­<br />

meerderd werden. De Koning had , met het oprig­<br />

ten van nieuwe Bisdommen, een dubbeld oogmerk,<br />

vooreerst om zijne inlandfche Geestelijkheid aan het<br />

gebied van buitenlandfche Prelaten te onttrekken,<br />

en ten tweeden, om door deze nieuwe Bisfchoppen<br />

de Inquifitie hier te gemakkelijker te kunnen invoe-<br />

Ten. Te weten, daar waren tot hier toe maar vier<br />

Bisdommen in de Nederlanden geweest, van Ka-<br />

tneryk, van Utrecht, van Atrecht en van Doornik.<br />

Het Bisdom van Utrecht (fond onder het Aartsbis.<br />

dom van Keulen , en de drie anderen onder het<br />

Aarts-


G E S C H I E D E N I S . 157<br />

Aartsbisdom van Rheims. FILIPS wees den Paus na C. G.<br />

de onvoegzaamheid hier van aan, als ook, dat het<br />

faarr5i7.<br />

tot 1552.<br />

getal van vier Bisdommen te weinig was in de Ne­<br />

derlanden , daar het getal der Ingezetenen meer en<br />

meer aanwies, en de nieuwe gezindheden overal het<br />

hoofd begonnen op te Heken. Derhalve had PAU­<br />

LUS IV, bij eene Bulle van den i2den Mei i559><br />

veertien nieuwe Bisdommen bij de vier oude ge­<br />

voegd , te weten: Mechelen , Antwerpen , Haar­<br />

lem , Deventer, Leeuwaarden, Groningen, Middel­<br />

burg , ''sHertogenbosch, Roenmonde, Namen, St.<br />

Omer, Tperen, Gend en Brugge; en van deze 18<br />

Bisdommen werden Kameryk, Mechelen en Utrecht<br />

tot Aartsbisdommen verheven. Het Aartsbisdom<br />

van Mechelen werd aan ANTONY PERENOT, tot<br />

hier toe Bisfchop van Atrecht, opgedragen , en,<br />

toen deze federt door den Paus PIUS IV tot Kardi­<br />

naal verheven was, onder den naam van Kardinaal<br />

van Granvelle, tot eerften Zetel van gansch Neder­<br />

land verklaard (*). Het algemeen misnoegen over deze<br />

nieuwigheden gaf aan de nieuwe gezindheden moed,<br />

om het hoofd op te Heken, en de menigte vermeer­<br />

derde, zegt HOOFT, na reede, dat de fchreumte af­<br />

nam; omhelzende vele het nieuwe, eer zij wisten,<br />

wat het inhad, en mogelijk te gretiger (f). De<br />

meesten evenwel, die om het geloof leden, hadden<br />

grondiger kennis van de noodzakelijkheid der Her-<br />

vor-<br />

(*) BRANDT Bladz. 540. volgg. WAGENAAR VI Deel,<br />

Bladz. 6:.<br />

(f) Nederl. Hift. pag, 37.


aaC. G,<br />

Jaansi7<br />

tot 1552.<br />

Vervolging<br />

in<br />

het iaar<br />

I5ÓO,<br />

158 K E R K E L I J K E<br />

vorming, en gewigtiger redenen, om van het Pausdom<br />

af te wijken.<br />

In dit jaar 1560 ging de vervolging, bij aanhoudendheid,<br />

voort in hare woede, doch tevens openbaarde<br />

zich meer en meer de tegenzin van al wie<br />

menfchelijk en Christelijk dacht, tegen het geweld<br />

en bloedvergieten ter zake van gevoelens en geloof.<br />

CHRISTIAAN DE QfJEKER , JAKOB DIENSSAART, «1<br />

JOHANNA KONINGS, van Steenwerk, in Vlaanderen,<br />

die naar Engeland waren geweken, waar men, onder<br />

de regering van Koningin ELIZABETH, zijn geloof<br />

in vrijheid beleven mogt, omtrent dezen tijd<br />

eene reis naar hun vaderland doende , werden te<br />

Veurne gevat, en niettegenstaande de Aartsbisfchop<br />

van Kantelberg en andere Prelaten, eenen Brief ter<br />

hunner voorfprake aan de Magiftraat fchreven, welken<br />

zij met deze nadrukkelijke woorden eindigden :<br />

„ Wij, dien de Koninklijke Magiftraat last gegeven<br />

„ heeft in de zaken der Religie, hebben tot nu<br />

„ toe niemand van de uwen, of eenig vreemdeling,<br />

„ eenige moeijelijkheid aangedaan, om zake van den<br />

,, Godsdienst, bij zoo verre zij zich niet oproerig-<br />

,, lijk hebben gedragen. Maar , indien nu de ge-<br />

,, nen , die zich aan onze opzigt hebben aanbcvo-<br />

,, len, en Ledematen onzer Gemeente zijn, in an-<br />

,, dere landen dus gehandeld worden, dan worden<br />

„ wij bedwongen, (hoewel wij het ongaarne doen,)<br />

„ andere volken met gelijke mate in te meten. Doch<br />

,, wij verhopen alles goeds van uwe redelijkheid ,<br />

„ maar vermanen u, dat gij u te eenetnaal affcheidt<br />

„ van allen raad, die tot onnoozel bloedvergieten<br />

„ ftrek-


G E S C H I E D E N I S . 159<br />

„ {trekken mogt, 't en zij gij in dat ftrenge geregte<br />

„ des levenden Gods, (in wiens handen het vree-<br />

,, lelijk is te vallen,) wilt vallen; en te zwaarder,<br />

,, indien gij, de waarheid bekennende , het on-<br />

,, noozel bloed vergiet;" werd op dit fchrijven<br />

niet gelet, maar de gevangenen ter dood veroordeeld.<br />

Toen zij naar de Vierfchaar gingen , waar<br />

zij hun vonnis zouden hooren, liepen er velen van<br />

hunne Geloofsgenooten naar hen toe, hen langs den<br />

weg vertroostende, vermanende, de haijd gevende,<br />

en hen geleidende. Ja aan den {taak {taande,' daar<br />

zij van zelve naar toe gingen hoorden fommigen<br />

zekeren Karmeliter Monnik, JAN BELS genaamd,<br />

zeggen: JOHANNA , Jlrijd vromelijk ! de kroon der<br />

glorie is u voorbereid. Toen men hun de ketens aan<br />

den hals en voeten vastmaakte , hieven zij den<br />

CXXXften Pfalm op. Zij werden geworgd , verzengd<br />

en op het galgeveld aan {taken gehangen ,<br />

doch kort daar na van de broederen afgenomen en<br />

begraven (*).<br />

Insgelijks werd te dezen tijde te Hontfchooten gevangen<br />

JAN HERREWYN, gezegd GEERSTEKOORN,<br />

van Houtkerke in Westvlaanderen, die kort te voren<br />

te Londen eenigen fmaak in de leere der Hervorming<br />

had begonnen te krijgen. Hij was bijna<br />

tot dien tijd toe van een ongebonden .levensgedrag<br />

geweest, daarom fprak hij, ter dood gaande, van<br />

den trap van het regthuis, tot het volk: „ Dus<br />

„ beloont de ellendige wereld de dienaars des Hee-<br />

(*) BRANDT Bladz. 546-549.<br />

„ ren<br />

ia C. G.<br />

[aar 1517.<br />

ot 1552.


160 K E R K E L I J K E<br />

»C. G, „ ren JEZUS CHRISTUS. Eertijds, toen ik dronk<br />

Jaarisir, ,, en klonk, toen ik juichte en dobbelde, toen ik<br />

tot 1552,<br />

,, in alle ongebondenheid en goddeloosheid leefde ,<br />

was ik buiten gevaar van deze banden , ik was<br />

„ overal welkom , en wel gewild, maar zoo haast<br />

ik mij tot de godzaligheid begon te begeven ,<br />

werd mij de wereld tot vijand. Sinds heeft zij<br />

„ mij beflreden, vervolgd, in den Kerker gewor-<br />

,, pen, en nu voert ze mij ter dood. Maar de<br />

„ dienstknecht is niet meêr dan zijn Heer. Naar-<br />

„ dién zij Hem vervolgd hebben , zullen zij ook<br />

.,, ons vervolgen." Hij zong in het gaan ook den<br />

CXXXften Pfalm. Als er een Minderbroeder tot<br />

hem riep: JAN, bekeer «, hef is nog tjjd, x riep<br />

het volk: Gij fchijnheilig, bekeer liever u zeiven:<br />

en als zich de Monnik tot de aanfchouwers keerende,<br />

hen vermaande, dat zij zich niet zouden laten<br />

ontdichten, al hoorden zij den Ketter van God zingen<br />

, werd er van eenigen gezegd : Zwijg gij ,<br />

niemand is er in ontflicht. Zelfs velen van de omftanders<br />

zongen zachteiijk nevens hem, ettelijken<br />

met luider ftemme. Meer dan vier honderd fpraken<br />

hem troost en moed in. Ja iemand uit den hoop<br />

geleidde hem met de hand in het brandhuisje, daar<br />

men hem verworgen en verbranden zou , en verfterkte<br />

hem met woorden tot den einde toe, in het<br />

bijzijn van den beul en geregtsdienaars , die meer<br />

ontfreld waren en verbaasd dan de man, dieu zij<br />

ter dood bragten.<br />

Als, door het aandrijven van den Inquifiteur TI­<br />

TELMAN , Deken van Ronfen, zekere JAN DE<br />

CREUS,


G E S C H I E D E N I S . idt<br />

C'REUS , gevangen en veroordeeld zijnde , verzocht<br />

zijne belijdenis aan het volk te mogen verklaren ,<br />

zeide één der Schepenen: ,, Men zal u zulks niet<br />

,, toelaten; het volk heeft er genoeg van gehoord.<br />

„ Wij zijn het ook niet, die u dooden, maar het<br />

s, Plakaat des Konings."<br />

In het jaar 1561 deeg de woede der vervolging 1 Iet jaar<br />

fteeds hooger. Te Rysfel zette men de menfchen 561*<br />

gevangen om een of ander zegswoord tegen de<br />

Roomfche Kerk, lang geleden, of zonder nadenken<br />

gefproken, en verwees hen daar ove:, fchoon zij<br />

nog kleine kennis hadden van de waarheid, en zwak<br />

waren in het geloof, ten vure. Dus werden er in<br />

het begin des jaars 1561 vier mannen verbrand; in<br />

Februarij ook zekere JAKOB VAN LOO , en in dezelfde<br />

maand werd JAN DE BOSSCHER , Diaken def<br />

Kruiskerk te Antwerpen, bij nacht in het heimelijk<br />

op den Steen gedood. Men dacht hem te verdrinken,<br />

maar behalve dat de tobbe zeer eng, en hij<br />

groot van perfoon was , had de beul zoo weinig<br />

waters genomen, dat hij den man dus niet kon verfmooren<br />

, en ten laatlle gedwongen was , hem te<br />

doordeken, JAN DE KEIZER , een Ouderling van<br />

de heimelijke Gemeente, werd den iyden Maart op»<br />

den Steen verdronken.<br />

PIETER ANNOOD en DANIEL GALLAND, die, om<br />

hun geloof te beleven, nevens anderen, naar Engeland<br />

meenden te vlugten, moesten te Duinkerken<br />

, waar zij fcheep dachten te gaan, door beulS<br />

handen derven, ANNOOD, een teeder man zijnde,<br />

begon, op het gezigt der pijnbank , te wankelen in<br />

HERV. III. L zij-<br />

10 C. ö.<br />

'aariji?.<br />

ot 1553.


ï6a K E R K E L I J K E<br />

na C. G. zijne vastigheid, maar weder moed vattende , beriep<br />

Jaari5i7. hij zich op zijne eerfie belijdenis, en bad de Broe­<br />

tot 1552<br />

deren om vergiffenis zijner zwakheid. Op den weg<br />

naar de Vierfchaar, om zijn doodvonnis te hooren,<br />

verhaalde hij de drie oorzaken, die hem in dit kruis<br />

blijmoedig maakten: Voor eerst: dat hij leed om<br />

:ene goede zaak. Ten tweede: dat hij in zijn lijden<br />

verzekerd was van de zekere en alreeds tegenwoorlige<br />

hulp van God. Ten derde: omdat zulke haast<br />

voorbijgaande verdrukking hem den weg opende tot<br />

:ene eeuwige vreugde.<br />

Geheime Den derden Augustus, als Antwerpen vol vreug-<br />

en ook ie was, door de fchouwfpelen der Rederijkers, ver-<br />

openlijke<br />

nachtversameMen zich de Hervormden in een bosch bij<br />

gaderingen.<br />

Markfem, waar de Drosfaard hen overviel. Hier<br />

'<br />

iet zich de vergadering, die omtrent 4 of 500<br />

1 nenfchen fterk was, van vijf of zes vervol­<br />

i gers ffooren. De Predikant ontkwam het; fommi-<br />

I >en werden gevangen, en één derzelven onthalsd,<br />

re Doornik dorsten fommigen, uit ijver zonder ver-<br />

i land, bij nacht openlijk op de ftraten zamen te ko­<br />

1 nen, en luidkeels de Franfche Pfalmen van CLE-<br />

I tENT MAROT en BEZA te zingen. Dit tergde de<br />

\ ervolging. JAN DE EANOY, een Ouderling der<br />

Ooornikfche Gemeente , alhoewel hij dit ontijdig<br />

i jveren had beftraft, werd niettemin den 27fïen No-<br />

1 ember verbrand. Men moet dezen niet verwarren,<br />

;elijk de Jezuiet STRADA gedaan heeft, met eenen<br />

i<br />

IATTHEUS LANNOY, eertijds Priester, en te voren,<br />

1<br />

t<br />

m zijn ontuchtig leven, in beeldtenis gehangen.<br />

I )eze thans gevangen en in gevaar des doods zijnde.


G E S C H I E D E N I S . ïg 3<br />

de, week nevens den Predikant HENDRIK PENNI<br />

TIER af, en verzoende zich met de Roomfche Kerk<br />

na C. Ö.<br />

jaar 1517.<br />

gevende de redenen van hun doen in druk, die vai 1<br />

ancieren wederlegd werden (*> Te Falenchyri, ?<br />

waar men insgelijks openlijk bij nacht Pfalmen ha< I<br />

gezongen, raakten twee Predikanten, FILIPS MAIL<br />

LARD en SIMON FAREAU, gevangen. Als dezet t<br />

naar de ftrafplaats geleid werden, ontftond er eer<br />

oploop onder het volk; de geregtsplaats werd overweldigd,<br />

en de Regters moesten de gevangenen .<br />

onder eene hagelbui van fteenen, weder naar de gevangenis<br />

voeren. Doch ook deze werd opengebroken<br />

en de twee Predikanten verlost.<br />

kostte federt eenigen het leven (f).<br />

Dit bedrüi<br />

Te Amfterdam werd de Schout WILLEM DIRKSZ. De<br />

BARDES, die in den haat der Regering was, door Schout<br />

het bedrijf van Meester HENDRIK DIRKSZOON, Burgemeester<br />

aldaar, van zekere vrouw, in de wandeling<br />

genoemd Gele Fy, befchuldigd van Herdooperij,<br />

waar bij zich verder tot getuigen lieten gebruiken<br />

een ander vrouwsperfoon, VOLKJE WIL-<br />

7<br />

van AmflerdainvanKetterij<br />

beticht<br />

LEMS, zekere Notaris CORNELIS MARTSZ. SWART,<br />

en ADRIAAN JANSZ. SLYPER. FLORIS EGBERTZOON,<br />

Onder-Kettermeester of Inquifiteur, en Vicarius of<br />

Pastoor van de Oude Kerk te Amfterdam, was mede<br />

ijverig in de weer, om den Schout te verderven.<br />

Van dezen FLORIS EGBERTS wordt verhaald<br />

hoe<br />

(*) BRANDT Blatiz. 555.557.<br />

Ct) BRANDT Bladz. 557.560. WAGENAAK Vad. Hïjl,<br />

VI Deel, Bladz. ri.<br />

L 2


164 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. hoe hij, voor zijne komst te Amfterdam, Pastoor<br />

Jaari5i7 zijnde xzEdam, aan de Doctoren te Leuven fchreef,<br />

tot 1552.<br />

dat zij den Keizer KAREL V zouden raden, aan de<br />

Lutheranen twee Steden in Holland aan de Zee in<br />

te ruimen, om in vrijheid te bewonen, doch dat hij<br />

EGBERTS , als de meeste hoop bij den anderen ware,<br />

al het volk daar in verbranden zou. De Schout BAR-<br />

DES, de lucht gekregen hebbende, van hetgeen tegen<br />

hem in til was, vervoegde zich bij vrouw MA­<br />

RIA, de toenmalige Gouvernante, en bragt te wege,<br />

dat VOLKJE , naar onderzoek van zaken , in den<br />

Haag werd getrokken en daar vastgehouden , ook<br />

werd FY HARMENS bij nacht opgelicht, en ten Hove<br />

in hechtenis geleverd. De gevangenen het feit beleden<br />

hebbende, werden ook Meester HENDRIK en<br />

de Pastoor in hechtenis genomen , gelijk ook de<br />

Notaris en SLYPER naar den Haag werden gevoerd.<br />

Nu volgde het vonnis, SLYPER werd in het openbaar<br />

gegeesfeld, de Notaris ondeugende tot zijnen<br />

dienst verklaard en beiden gebannen. De Pastoor<br />

moest openlijke bekentenis doen, en hem werd de<br />

ftad en vrijheid van Amfterdam, als ook het oefenen<br />

van het Kettermeesterfchap verboden, VOLKJE<br />

ftierf in de gevangenis, FY werd verwezen , dat<br />

haar de tong uit den hals getornd, haar hals aan<br />

een' paal geworgd, het ligchaam gebrand en op het<br />

galgeveld gefield zou worden. De Burgemeester<br />

wist zich aan de ftraffe te onttrekken , door alles<br />

te loochenen, hebbende hij zich weten te wachten<br />

van fchrift van zijne hand aan iemand te geven.<br />

De twist tusfehen den Schout en den Burgemeester<br />

had


G E S C H I E D E N I S . 165<br />

had middelerwijl, onder grooten en kleinen, eene na C. G.<br />

partijfchap verwekt, die met de namen van Schoufaari5l7.<br />

:ot 1552.<br />

tisten en Meester Hendrik Dirkisten lang fland<br />

hield, en eene verbittering voedde, die naderhand<br />

tot dadelijkheden uitborst (*). Meester HENDRIK<br />

werd in het vervolg, zoo veel vermogt de partijdigheid<br />

in de jaren 1563 en 1564, weder tot Burgemeester<br />

verkoren, maar de Schout in het jaar 1565<br />

van zijn ambt verlaten (f). Hij had een' afkeer<br />

van de vervolging, en bewees den Hervormden zoo<br />

veel gunst, als hem de gefteldheid der tijden eenigzins<br />

toeliet. Ook fchreven hem de ijverigften der<br />

genen, die tegen het Pausdom waren, zekere groote<br />

weldaad toe, hoewel zij nooit zeker wisten ,<br />

waar hun die van daan kwam. Deze beflond hier<br />

in: dat, als er eenige zwarigheid of vervolging op<br />

handen was, zoo kreeg men onverziens, en bedektelijk,<br />

eene leuze , welke door de ganfche fiad liep,<br />

door den mond van eenen , die het anderen vertrouwde,<br />

te weten: JOZEF nam de moeder en het<br />

kind, en vlugtte naar Egypte. Als dit woord eenigen<br />

der genen, die de Roomfche Kerk ontweken,<br />

ter oore kwam, ver (laken zij zich , of gingen, zoo<br />

de flads poorten nog niet gefloten waren , uit der<br />

llad. Sommigen gebruikten dezen vond : Zij begaven<br />

zich, met hunne vrouwen aan hunne regterhand,<br />

als vrijsters en vrijers, bij nacht op ftraar,<br />

en<br />

(*) BRANDT Bladz. 560-566. WAGENAAR Befchr, van<br />

Amfterdam. I Deel, Bladz. 260-262. Folio. Vaderl. Hift.<br />

V Deel, Bladz. 411. (f) WAGENAAR Bladz. 273.<br />

L 3


166 K E R K E L I J K E<br />

na C G. en als er eenige wacht of onraad kwam, gingen zij<br />

Jaan5i7. bij malkanderen op een' floep zitten. Maar als nu<br />

tot J552.<br />

de zwarigheid over was, werd het woord der leuze<br />

, dat onder de vertrouwden liep: Zij zijn dood,<br />

die het kind naar 't leven fionden (*). De Schout<br />

BARDES, van zijn ambt verlaten zijnde, hield openlijker<br />

de zijde der Hervormden; dit baarde hem, ten<br />

tijde van ALBA, onheil. Hij was onder degenen,<br />

die te Amfterdam vogelvrij werden verklaard , befchuldigd<br />

wordende, dat hij de beroerten had helpen<br />

ftooken, en ten dien einde verfland gehouden<br />

met den Prins van Oranje, met den lieer van BRE-<br />

DERODE, en in cijfer met DIRK VOLKAARTSZOOM<br />

KOORNHERT ja, dat hij zelfs een' Kahinischheeraar<br />

in den Haag gebragt had. Hij raakte eerlang<br />

in hechtenis bij het Hof, en werd, na lang zitten,<br />

bij goeddunken van den Raad der beroerten , flrengelijk<br />

gefolterd, en zelfs met roeden gegeesfeld , in<br />

den ouderdom van LXX jaren. En fchoon hij dit<br />

alles, met onbezweken moed, uitftond, zoo dat de<br />

Raad hem zuiver fchouwde van de beroerte; hij<br />

werd nogtans, onder voorwendfel, dat hij aan andere<br />

zijdgangen fchuldig was, aan de lange koorde<br />

gehouden. Ook hield men eene groote fomme gelds<br />

in, die de Koning hem fchuldig was. De fcheuring<br />

des lands hier op volgende , voegde hij zich<br />

aan de zijde der Bondgenooten , hetgeen oorzaak<br />

was, dat zijne meeste middelen , als gelegen onder<br />

Amfterdam, welk de Spaanfche zijde hield, hem te<br />

(*) BRANDT Bladz. 56;, 568.<br />

on-


G E S C H I E D E N I S . 167<br />

onbruik werden gemaakt; hetwelk hem niet» alleen m C. G.<br />

zijne gezondheid , maar ook eindelijk zijn verftand jnarisi7.<br />

tot 155a.<br />

kostte. In dezen ongelukkigen toeftand bragt BAR-<br />

DES het overlchot zijner dagen door te Delft, daar<br />

liet den Prins van Oranje, hem aanfprekende , naderhand,<br />

beklag en tranen afdrong, dat zoo eel een<br />

verftand derwijze geknakt en vervallen was (*).<br />

Omtrent dezen tijd, werd Heer ANDRIES DIRKS<br />

De Pas­<br />

V A N CASTRICUM, Pastoor van Sint Pancras-Kerk toor van<br />

St. Pan­<br />

te Enkhuizen, die zich tegen het Pausdom begon<br />

kras Kerk<br />

te verzetten, door RUDOLPHUS STRAKMANS, Deken te Enk-<br />

van Westfriesland, te Hoorn gedagvaard zijnde, alhuizen<br />

,<br />

door eedaar<br />

in hechtenis genomen, doch door eenige EnknigeEnkhuizer .Burgers verlost en weggeholpen. Tien Burhuizer Burgers<br />

gers werden door den Schout van Enkhuizen daar /erlost.<br />

over in regten betrokken, maar mids zekere boete<br />

betalende, weder losgelaten (f).<br />

In het jaar 1562 werd, onder anderen, een arm 3en blin-<br />

blind man, ANDRIES MICHIELSZOON, den 23ften ' lete<br />

Mei ter dood gebragt. De Voogden van het Blin- \<br />

Doornik<br />

'erbrand.<br />

denhuis hadden hem veroorloofd, naar Frankryk te<br />

trekken, om eenigen raad voor zijne blindheid te<br />

zoeken, hier hoorde hij te St, Germain en Laye<br />

eenige Predikatiën tegen het Pausdom, die hij, thuis<br />

gekomen, aan zijne bekenden vertelde. Hij werd<br />

daar op gevangen, en dewijl hij fommige Hellingen<br />

weigerde af te zweeren, ter dood verwezen. Naar<br />

den<br />

(*) WAGENAAR Befchrijving van Amfterdam. I Deel<br />

Bladz. 311.<br />

(f) BRANDT Bladz. 56O.<br />

1.4


m C. G. den worgpaal gaande, bedankte hij zijne Regters,<br />

. J"ri5»7<br />

tot 1552.<br />

De Neclerlandfche<br />

belij<br />

denis<br />

•wordt op<br />

gcl'teld.<br />

ï6U K E R K E L I J K E<br />

dat zij hem zoo lang in hechtenis hadden gehouden<br />

, te kennen gevende , dat hij daar door te<br />

beter ondenigt en te meer verfterkt was geworden<br />

in de kennisfe der waarheid. Doch tevens tastte hij<br />

hen in bet gemoed met deze woorden: „ O Reg-<br />

,, ters! Regters! gij hebt mij geoordeeld: ik oor-<br />

„ deel niet, maar daar zal er één zijn, die u zal<br />

,, oordeelen."<br />

Omtrent dezen tijd heeft GUIDO DE BRES , met<br />

ADRIANUS SARAVJA , HERMAN MODET Of STRYCKER,<br />

GODEFRiED WINGEN , en nog één of iwee andere<br />

Leeraars, een gefchrift in het Wahch of Fransen<br />

opgefteld, hetwelk vervolgens in het Nederduitsch<br />

gebragt is, onder den titel: Bekentenisfe of belijdenis<br />

fe des geloofs, in het gemeen, en eendragteiijk<br />

van de geloovigen , die in de Nederlanden os er al<br />

verftrooid zijn, ende naar de zuiverheid des heiligen<br />

Euangeliums onzes Heeren JEZUS CHRISTUS<br />

begeeren te leven. De vermaarde FRANCISCUS JU-<br />

NIUS heeft dezelve in het Jaar 1566, volgens het<br />

goedvinden der Sijnode, die in dat jaar was gehouden,<br />

overzien, en ze den Broederen te Geneve toegezonden,<br />

opdat zij dit gefchrift, van hen goedgekeurd<br />

zijnde, met die goedkeuring in druk zouden<br />

geven. Zij werd, in het jaar 1563, voor het eerst<br />

in het Neder- en Hoogduitsch uitgegeven ; maar in<br />

het jaar 1566 werd zij wat korter in één getrokken,<br />

en in het Walsch en Nederduitsch gedrukt. Zij beitond<br />

uit XXXVII artikelen, in de meeste van wei-,<br />

ke zij van het Pausdom afweek, ook in fommige,<br />

bij*


G E S C H I E D E N I S . 169<br />

bijzonder in het (luk van het Avondmaal, van de<br />

Augsburgfche Confesjie; van de Doopsgezinden in<br />

het (luk van den Doop, de menschwording van<br />

Gods Zoon, en het Overheidsambt; zij volgt ten<br />

meesten deele de Belijdenis der Hervormde Franfche<br />

Kerken; gelijk deze den naam voerden van Refor<br />

mis, zoo hebben de belijders van deze belijdenis<br />

zich ook federt, hier te lande, Gereformeerden of<br />

Hervormden genoemd. Anderen noemden hen Cal<br />

vlnlsten, omdat zoo wel de Franfche als deze Ge­<br />

loofsbelijdenis, gefield was naar het gevoelen van<br />

CALVIN. Nogtans behielpen zich de Nederlandfche<br />

Hervormden fomwijlen met den titel van Augsburg­<br />

fche Confesfie, omdat die ten Hove min hatelijk<br />

was dan de Franfche of Calvinifche. Te voren had<br />

men onder de Gereformeerden in Nederland de Lon-<br />

denfche Katechismen aangenomen , de groote en<br />

kleine, en de Kerke of Zedetucht naar den regel<br />

der Heilige Schrift geoefend.<br />

Zorgelijk werd thans de Staat des Lands bij de De Heer<br />

Landvoogdesfe ingezien. De verfchillen om den vanivioN-<br />

Godsdienst<br />

riGNY<br />

namen fleeds toe , en niettegenflaande<br />

naarSpan-<br />

de hevigheid der vervolging wies het getal der Onje gezon»<br />

Jen.<br />

roomfchen gefladig aan; de Edelen waren in het al­<br />

gemeen misnoegd over den invloed en heerschzucht<br />

van den Kardinaal van GRANVELLE; en de Burger­<br />

oorlog, welke thans in Frankryk weder ontfloken<br />

was, en in welken de SpaanfcheKoning zich meng­<br />

de, dreigde de landen met onheilen van buiten. De<br />

Landvoogdesfe vond dan goed , den Heere van<br />

MONTiGNY naar Spanje te zenden, ten einde aan<br />

L 5 den<br />

na C. G.<br />

[aan 517.<br />

tot 155a.<br />

De naam<br />

Gereformeerden<br />

komt in<br />

gebruik.


M C. G.<br />

f**ttSi 7.<br />

tot 1552,<br />

De vervolging<br />

houdt aan<br />

in het jaar<br />

1563.<br />

170 K E R K E L I J K E<br />

den Koning den waren toeftand des lands voor te<br />

nellen, en zijne hulp en raad te verzoeken, MON-<br />

TIGNY keerde in het jaar 1562 uit Spanje terug en<br />

bragt goede woorden en beloften mede, maar geene<br />

wezenlijke hulpe. Hij had den Koning, op deszelfs<br />

vraag: wat hij voor de oorzaak hield van al<br />

de vervreemding en klagten der Nederlanderen ?<br />

voorgemeld: dat het misnoegen ten deele ftheen<br />

voor te komen uit de vermeerdering van het getal<br />

der Bisfchoppen, zoo heimelijk beleid, zonder weten<br />

of beraad der Landfchappen en derzelver Stede*<br />

bouderen; daar de vrees uit ontftond voor eene invoering<br />

der Geloofsinquifitie op den voet van Spanje:<br />

ten deele uit den haat, dien groot en klein den<br />

Kardinaal toedroeg, en dat zoo onverzoenelijk, dat<br />

er grooter oproer uit te vreezen ftond. Hier op gaf<br />

de Koning, den Kardinaal ontichuldigende, ten antwoord:<br />

dat het hem nooit in den zin was gekomen,<br />

door deze vermeerdering van Bisfchoppen, de<br />

Inquifitie in te voeren naar de wijze van Spanje. —<br />

Dat hij in perfoon binnen kort in de Nederlanden<br />

wilde komen, en dan tegenwoordig zijnde, zijn' eigen<br />

en der Landfchappen wensch voldoen enz. (*)<br />

Men voer ondertusfchen voort met de vervolging.<br />

Den i3den Maart 1563 ftelden JOOST RINESTEIN<br />

VAN TIELT en MICHIEL DE BAY , die in de plaats<br />

van RUARD TAPPER en MICHAEL DRUTIUS Inquifiteurs<br />

Generaal waren geworden, den Doctor WIL­<br />

HELMUS LINDANUS, gekoren Bisfchop van Roer-<br />

(*) BRANDT Bhldz. 57S.<br />

mon-


G E S C H I E D E N I S . i 7 l<br />

monde, tot Onder-Inquifiteur over Holland, Zee­<br />

na C. G.<br />

land, Utrecht, Gelderland, Friesland, Groningen Ïaari5i?-.<br />

enz. Tot vordering der Inquifitie diende ook een tot 1552.<br />

Ptakaat, den 2often van Maart te Brusfel geteekend,<br />

bevelende, dat niemand zou toegelaten worden in<br />

Holland'te komen wonen, zonder behoorlijk getuigenis<br />

van zijn geloof volgens de Roomfche Kerk ;<br />

dat de vrederouwen onder eede zouden moeten beloven,<br />

geene kinderen te zullen ontvangen, of goede<br />

toezigt te nemen, dat dezelve behoorlijk gekerftend<br />

werden; dat de Pastoren en Kapellanen boek<br />

of register zouden houden van al de kinderen, die<br />

zij zouden doopen. Dat de Officiers zich naarftiglijk<br />

zouden informeren op alle Herdoopers en degenen<br />

, die Conventiculen houden, achtervolgens de<br />

Plakaten, door Keizer KAREL V gegeven; voorts<br />

werd verboden, op Zon- en Heilige dagen, ten<br />

minfte gedurende de Hoogmisfe en het Sermoen<br />

voor noen, in herbergen te gaan drinken enz.; den<br />

ouderen werd belast, hunne kinderen ter Schole en<br />

ter Kerke te fchikken enz. Den Officieren werd bevolen,<br />

niet alleen de huizen der Boekverkooperen te<br />

vifiteren, maar ook toe te zien, dat geene kramers<br />

met boeken omgaan of die verkoopen; ook te onderzoeken,<br />

of zij die ook in hunne marsfen hebben<br />

, of onder de waren verbergen. Al die kennis<br />

hebben, dat er ergens eenige verbodene vergaderingen<br />

, of conventiculen , gehouden werden, zullen<br />

fchuldig zijn, dat den Officier der plaatfe te kennen<br />

te geven; en zal hun voor elk huis, daar hij op<br />

hun aanbrengen bevinden zal, conventiculen gehouden


na C. G<br />

Jaansi7.<br />

tot 1552<br />

172 K E R K E L I J K E<br />

den te wezen, gegeven worden XXV Carolus Gul­<br />

dens, die hem in zijne rekening gepasfeerd zullen<br />

worden (*).<br />

Te zeiven dage fchreef de Landvoogdesfe aan den<br />

Raad van Holland, dat men dit en vorige Plakaten<br />

zou afkondigen en vernieuwen, ook overal bekend<br />

te maken, dat, zoo iemand binnen eene maand niet<br />

ter Kerke kwam, hij arbitralijk zou geftraft, en<br />

hardnekkiglijk wegblijvende, vier maanden gebannen<br />

worden. Men moest ook tegen de Wethouders van<br />

Tekfel , die in het onderhonden der voorgaande Pla­<br />

katen onachtzaam waren geweest, ftrengelijk voor­<br />

zien. In Vlaanderen en Braband ftonden de Magi-<br />

ftraten het Pausdom meer ten dienst, tot grooter<br />

bezwarenis der Gereformeerden.<br />

Om de Gereformeerden te beter te ontdekken ,<br />

kwamen er eenige Kommisfarisfen van Brusfel te<br />

Doornik , alwaar in dit jaar reeds een en ander<br />

om hun geloof de doodftrafFe geleden hadden. De­<br />

ze Kommisfarisfen deden de verdachten bij eede ver­<br />

klaren , of zij, volgens de gewoonte der Roomfche<br />

Kerk, hadden geleefd, en in het toekomende wil­<br />

den leven; driemaal 'sjaars te Biecht, en te Sacra­<br />

ment, ook op Zondagen en andere hoogtijden ter<br />

Misfe gaan. Over het weigeren van dezen eed heeft<br />

men NICASIUS DE LA TOMBE den i2den Novem­<br />

ber, en ROGIER, DU MONT den tweeden December<br />

verbrand.<br />

Op gelijke wijze werd in dit jaar ook te Antwer­<br />

(*) BRANDT Bladz. 570.58a.<br />

pen


G E S C H I E D E N I S . 173<br />

pen zekere Metfelaar, WOUTER OOM genaamd, en na C. O.<br />

JAN DE WOLF van Oudenaarde, omdat hij zijn kind Iaansi7.<br />

tot 1552.<br />

in de vergadering der Gereformeerden had laten doopen,<br />

op den Steen verdronken.<br />

Het ongenoegen tegen den Kardinaal van GRAN-<br />

VELLE bleef intusfchen (leeds voortduren. Men<br />

fmaalde op hem, door eene fchertfende livrei, die,<br />

door den Graaf van EGMOND uitgevonden was, en<br />

eerst in eene zotskap, den dienaren op de mouw<br />

gedikt, beftond, doch naderhand in een bondel pijlen<br />

veranderd werd. Men (lak hem zelfs, te eenigen<br />

tijde, een fpotprent in de hand, in welke hij<br />

zelf vertoond werd, zittende te broeijen op een deel<br />

eijeren, daar Bisfchoppen uit kwamen, terwijl hem<br />

een duivel boven het hoofd zweefde, met dit bijfchrift:<br />

Hic est filius meus, ipfum audite. „ De-<br />

,, ze is mijn zoon, hoort hem." De Prins van<br />

Oranje, en de Graven van Egmond en Hoorne,<br />

fchreven, als leden des Raads van State, eenen<br />

Brief aan den Koning , in welken zij ten (lerklten<br />

drongen op het vertrek des Kardinaals , fchoon zij<br />

tevens verklaarden : ,, dat, wat den Godsdienst<br />

,, betrof, zij den Koning altijd de pligten van goe-<br />

,, de onderdanen en Katholijke Leenmannen bewij-<br />

,, zen zouden, oordeelende zij, dat men het den<br />

„ voornaamfien Heeren, den Adel, en andere brave<br />

,, lieden te danken had, dat de Godsdienst nog,<br />

,, in den tegenwoordigen gerusten ftaat, werd ge-<br />

„ oefend. Dat, waarlijk, het gemeene volk reeds<br />

„ zeer befmet was, en dat de levenswijze en het<br />

„ gezag van den Kardinaal hier aan geen goed<br />

„ deed."<br />

De Kardinaal<br />

vsn<br />

GRANVEL-<br />

L ;<br />

. verlaat<br />

de Nederlanden.


aa C. G „ deed." Het antwoord van den Koning op dezen.<br />

Jaarisi7<br />

Brief beftond in eenige algemeene uitdrukkingen van<br />

tot 1552<br />

welwillendheid en eene belofte van zijne overkomst;<br />

hetwelk aan deze drie Heeren zoo veel misnoegen<br />

gaf, dat zij uit den Raad van State bleven ; ook<br />

weigerden de algemeene Staten te vergaderen, daar<br />

GRANVELLE tegenwoordig was. Dit één en ander<br />

bewoog den Koning, otn GRANVELLE ten lande uit<br />

te doen vertrekken, gelijk in Maart 1564 gebeurde,<br />

onder voorwendfel, van zijne moeder in Bourgondi'è<br />

te gaan bezoeken.<br />

De vervolgingvermindert.<br />

174 K E R K E L I J K E<br />

Terflond na het vertrek van GRANVELLE hernamen<br />

de drie Hteren hunne plaatfen in den Raad<br />

van State, en het gezag van dezen Raad had terflond<br />

merkelijken invloed op de getneene zaken. De<br />

vervolging, niet zoo zeer gehandhaafd wordende als<br />

te voren , minderde allengskens. In Grasmaand<br />

maakte men in Holland zwarigheid, om hit Plakaat<br />

af te kondigen, waar hij iemand, die in geene<br />

maand ter Kerke geweest was, ftraf baar verklaard<br />

werd. Ook kanteden zich de Staten van dat gewest,<br />

wat later, tegen het vervoeren van twee gevangenen,<br />

om Ketterij. Oranje gaf van tijd tot<br />

tijd in gefprekken met de Afgevaardigden der Staten<br />

opening van zijne inzigtc-n , op het Huk van den<br />

Godsdienst. Hij oordeelde, „dat het getal der<br />

,, Ketteren, hier te lande, zoo groot was, dat de-<br />

,, zeiven onmogelijk, door vuur en zwaard, kon-<br />

,, den worden uitgeroeid: doch dat men hier toe<br />

„ andere middelen, als, de zedebetering der Gees-<br />

„ telijkheid , het prediken eener gezonde leere en<br />

„ dier-


G E S C H I E D E N I S . 173<br />

,, diergelijke ter hand 'laan moest." En zich ah na C. G,<br />

lengskens nader verklarende, voegde hij er bij: „ dat Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

„ zedebetering en het wel prediken , fchoon heil-<br />

„ zaam in zich zeiven, de Ketterij niet t'eenemaal<br />

„ zou kunnen verdrijven; maar dat geraden was ,<br />

„ de Plakaten in te trekken, of ten minfte te ver-<br />

„ zachten, gehengende de tijden thans zoo vele<br />

„ ftrengheid niet; waar van men ook tot hier toe<br />

„ geheel geene vrucht had gezien." Somtijds ging<br />

hij, in deze gefprekken , zoo ver, dat hij niet<br />

fchroomde te zeggen: „ dat er geen ander middel<br />

overig was, dan aan ieder, in zijn huis, vrijheid<br />

„ van Godsdienstoefening, en alomme het houden<br />

„ van het Avondmaal onder beiderlei gedaante toe<br />

„ te ftaan." Oranje had reeds in het jaar 1562<br />

aan al de ingezetenen van zijn Prinsdom, beide<br />

Roomfchen en Onroomfchen , vrijheid van Godsdienst<br />

verleend, evenwel verzocht hij wat later den<br />

Koning, door deszelfs Gezant in Frankryk, de zaken<br />

van zijn Prinsdom te willen vorderen; hetwelk,<br />

zeide hij, gefchapen ftond verloren te gaan, omdat<br />

hij het bij het heilig oud Roomsch Geloof had zoeken<br />

te bewaren (*_). '<br />

De Prins bediende zich veel van den raad van<br />

FRANCISCUS BALDUINUS van Atrecht, een geleerd<br />

man, kundig in de Godgeleerdheid, en tevens in<br />

de Regten, door zijne befcheidenheid in Kerkelijke<br />

zaken vermaard; de Graaf van Hoorne hield GEOR-<br />

GIUS CASSANDER in hooge achting. Deze CASSAN-<br />

DER<br />

(*) WAGENAAR Faderl. Hift. VI Deel, Bladz. 74.


na C. C<br />

Jaarisi;<br />

toe 1555<br />

De vervolging<br />

verheft<br />

zich op<br />

nieuw.<br />

t?6 K E R K E L I J K E<br />

DER was uit Vlaanderen geboren, en de glans zij*<br />

ner godsvrucht, gematigdheid en geleerdheid was<br />

zoo groot, dat de Keizers FERDINAND en MAXI-<br />

MILIAAN zijne hulp met allen ernst verzochten, tot<br />

heeling der wonden van de Christenheid. Hij over­<br />

leed den 3den Februarij 1566 (*).<br />

De Koning hierentusfehen, beval der Landvoog-<br />

desfe , bij Brief op Brief, het uitroeijen der Kette­<br />

rij; de Jezuiet STRADA verhaalt, hoe hij haar, bij<br />

fchrijven van eigen' hand, de manier berigtte, om<br />

de genaamde Ketters te achterhalen; genoegzaam het<br />

fpoor daar toe aanwees, zelfs lijsten overzendende,<br />

waar op zij, met _ verklaring van ieders buurte ,<br />

foort, ouderdom, en geftalte , Honden afgemaald.<br />

Evenwel had de Ketterftraffe geen' eenerlei uit­<br />

gang*<br />

Te R.upehnonde zat een Priester gevangen, die<br />

het Pausdom verlaten had. Deze wist, met zijne<br />

medegevangenen, het Kasteel, waar zij zaten, in<br />

brand te Heken , op hope, van in de verwarring te<br />

zullen ontkomen; maar de foldaten, fchielijk toe-<br />

fchietende , bluschten den brand , en grepen de<br />

brandfiichters, die geHraft werden. De Pn'tster<br />

kreeg het zwaard, omdat hij het Pausdom weder<br />

toeviel, en het gevoelen der Gereformeerden ver­<br />

zaakte, ja vervloekte.<br />

Meer viel er te Antwerpen te doen over het ver­<br />

branden Van CHRISTOFFEL SMIT, Of FABItlCIUS ,<br />

die ftandvastiger was. Deze was te Brugge, zvy<br />

(*) BRANDT Bladz. 588-59.%<br />

M


G E S C H I E D E N I S . 177<br />

ne geboorteflad, een Karmelirer Monnik geweest , na C. G.<br />

doch had, het Klooster en het Pausdom verlatende, faari.517.<br />

:ot 1552.<br />

eene vrouw getrouwd, en zich eenigen tijd in Engeland<br />

onthouden. Thans bediende hij te Antwerpen<br />

de Hervormde Gemeente, federt zes maanden,<br />

als Leeraar; toen hij in hechtenis raakte, te gelijk<br />

met OLIVIER DE BOK van Aalst, Profesfor der Latijnfche<br />

Taal te Heidelberg, herwaarts gekomen ,<br />

om zijne bijzondere zaken te verrigten. De laatfle<br />

werd echter, op aanfchrijven van zijnen Overheer,<br />

den Keurvorst Paltzgraaf, den eerflen September<br />

weder ontflagen. Maar FABRICIUS werd ten vure<br />

gedoemd, die zich kloekmoedig, geduldig en gelaten<br />

gedroeg. Zelfs fchreef hij voor zijn' dood een'<br />

Brief aan Lange MARGRIET , een Bonetverkoopfler,<br />

die hem verraden had , haar dat vergevende, en<br />

haar tot boete vermanende. Des nachts voor zijn'<br />

fterfdag vergaderde het volk, in groote menigte ,<br />

voor den Steen of Kerker, meenende, dat men hem<br />

in het donker zou ombrengen. Zij bragten den<br />

ganfchen nacht over met het zingen van Pfalmen en<br />

Geestelijke Liederen. Den volgenden morgen, den<br />

4den October, ter dood geleid wordende, en vreezende<br />

voor een oproer, dewijl het volk van alle<br />

kanten toefchoot, fprak hij de menigte met deze<br />

woorden aan: „Mijne lieve Broeders, dat zich<br />

„ niemand voordoe, om mij te verlosfen. Laat de<br />

„ Heer zijn werk in mij volbrengen." Sommigen<br />

zeiden toen: „ Strijd vromelijk, waarde Broeder,<br />

„,want dit is de ure." De Markgraaf, dat hoorende,<br />

riep tot zijne trauwanten : Vangt, [mijt,<br />

HERV. III. M flaat


178 K E R K E L IJ K E<br />

na C. G. (laat dood! en dreigde te fchieten. Op de markt<br />

Jaari.517 gekomen, knielde FABRICIUS bij den houtftapel, om<br />

tot 1552.<br />

God in dien uiterften nood te bidden; maar men<br />

rukte hem terflond naar de mutzaard, drong hem<br />

aan den paal, daar hem de beul met eene ijzeren<br />

ketting aan vasthechtte , ook een' drop om den<br />

hals wierp, om hem het bidden en fpreken te beletten.<br />

Nu begonnen verfcheidene omflanders Pfalmen<br />

aan te heffen, onder anderen den CXXXften.<br />

De Helbaardiers riepen, dat zij zwijgen zouden, en<br />

raakten van het dreigen aan het flaan; maar het<br />

volk aan het werpen met fteenen, zoo vinnig, dat<br />

;erst de beul met zijne dienaars en helbaardiers, en<br />

daar na de Markgraaf, de Schout, en andere Wethouders<br />

de vlugt namen. Men had den Markgraaf,<br />

;er hij week, hooren roepen: „ Ei, Burgers,<br />

„ flaat ons bij. Schutters, flaat ons bij. Mijne<br />

„ lieve Burgers, wij zijn het niet, die hem doo-<br />

„ den, maar des Konings gebod. Ziet , wat gij<br />

doet, het is des Konings geregt." Maar niemand,<br />

die een' voet voor hem verzette , of hand<br />

voor hem uitflak. Men liet het volk begaan. Eenigen<br />

fprongen in het Perk, om den Predikant te<br />

ontzetten, rukten de mutzaarden weg, trokken de<br />

keten los, dan het was te laat. Want de beul had<br />

hem, eer hij zich wegmaakte, met een' ijzeren hamer<br />

het hoofd ingeflagen, en van achteren met een<br />

ponjaard dóorfteSèft. Dus liet men het vuur, dat<br />

al omfleken was, branden, en zag er den man ,<br />

(want het brandde zeer langzaam,) fchoon hij zoo<br />

doodelijk gekwetst was, nog lang in leven, zijn<br />

hoofd


G E S C H I E D E N I S . 17 %<br />

hoofd verroeren, zijn' mond, en lippen, en hande tl na C. G»<br />

open en toedoen, tot dat hij eindelijk, in het vuu r Jaarisi7.<br />

_ tot<br />

vallende, den geest gaf. Echter bleef dit fchrikke<br />

155a.<br />

lijk mismaakt ligchaam, na het blusfchen van he<br />

vuur, wel acht uren liggen, tot een deerlijk fchouw<br />

fpel van vrienden en vijanden; ten laatfle werd he<br />

aan een' grooten Heen gebonden in de Schelde vei<br />

zonken. Dusdanig was het einde van CHRISTOFFEI<br />

FABRICIUS in het 37fle jaar zijns ouderdoms. He<br />

oproer hield nog eenige dagen aan, met bedreiging,<br />

dat men zijnen dood wilde wreken. Doch feder<br />

werd één van degenen, die met fteenen geworpei 1<br />

hadden, op last der Gouvernante, gehangen. Hiet<br />

door bragt zij den fchrik in de anderen, en de ftac<br />

in rust (*).<br />

Te Rysfel werden daar na twee mannen om der Die van<br />

Godsdienst met het vuur gedood , zonder tegen- Brugge<br />

wederftand.<br />

Maar te Brugge werd de Inquifiteur van<br />

ftaan den<br />

Vlaanderen door de Wethouders in zijn vervolgen Inquifi­<br />

gefluit. Zij lieten drie van zijne dienaars, die, zonteur<br />

van<br />

Vlaandeder<br />

toeftemming van den Magiftraat, eenen zoogeren.noemden Ketter naar de gevangenis leidden , vatten<br />

, en te water en brood opfluiten, tot dat er met<br />

de Gouvernante over dit ftuk gehandeld werd.<br />

Zij deden verders bij de Gouvernante hun beklag,<br />

over den Inquifiteur , die , zeiden zij , ongetwijfeld<br />

oproer in hunne ftad verwekt zou hebben,<br />

indien zij, door dit middel, het gemeene volk niet<br />

wel te tijde hadden nedergezet.<br />

(*) BHANDT, Bladz 598 602.<br />

M %<br />

Met


naC. G<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

Brief van<br />

JAN GRU­<br />

WEL Deken<br />

van<br />

Westfriesland<br />

aan den<br />

Schout<br />

van<br />

Hoorn.<br />

iSo K E R K E L I J K E<br />

Met dit al hielden de Kerkelijken den ouden voet.<br />

Zij deden eenen Engelschman, te Brugge geltorven<br />

, in ongewijde aarde begraven , omdat hij geweigerd<br />

had, de Sacramenten naar de Roomfche<br />

wijze te ontvangen. Maar de Engelfche Natie deed<br />

daar over aan den Raad van Srate te Brusfel haar<br />

beklag, en bragt zoo veel te wege , dat men den<br />

Wethouderen belastte, den dooden te ontgraven ,<br />

en op eene eerlijke gewijde plaats ter aarde te heftenen.<br />

Te Brusfel werd iemand, die ter zake van den<br />

Godsdienst op de Galeijen gebannen was , door<br />

twaalf gewapende mannen met geweld uit den wagen<br />

getrokken.<br />

Hoe ver de ijver der Geestelijkheid tegen de zoogenaamde<br />

Ketters te dezen tijde gegaan zij, en hoe<br />

zij zich van de Heilige Schrift wisten te bedienen ,<br />

om de Overheid te bewegen , haar ten diende te<br />

ftaan, mag blijken uit eenen Brief van JAN GRU­<br />

WEL , toenmaals Deken van Westfriesland, aan<br />

Meester JOOST VAN HUIKESLOOT , Schout van<br />

Hoorn, welken BRANDT (*), uit kwaad Monniken-<br />

Latijn vertaald, in zijn werk geplaatst heeft, waar<br />

uit wij denzelven overfchrijven:<br />

„ Na wenfchinge alles goeds, door hem, die on-<br />

„ zer aller waarachtig heil is."<br />

„ Achtbare Heer Schout l<br />

„ Ik bid en fmeek u door de ingewanden of ont-<br />

,, fermingen van JEZUS CHRISTUS , dat gij zorg-<br />

(*) BRANDT Bladz. 619.<br />

„ vul-


G E S C H I E D E N I S . 181<br />

„ vuldiglijk let op de kudde van der Beets, alzoo na C G.<br />

de kwaden en de vijanden der Kerk niet worden [aan 517.<br />

:ot 1552.<br />

„ geftraft, dewelke God, en de Heilige Moeder de<br />

,, Kerk, (loutelijk beftrijden. Behalve die zés on-<br />

„ mondige kinderen, in CHRISTUS en in de Kerk<br />

,, niet wedergeboren, zijn daar bij gekomen drie<br />

„ zwangere vrouwen, dewelke den uiterften tijd<br />

„ van baren niet afwachtende, hare eigene woon-<br />

„ plaatfen verlaten, en vreemde en onbekende ge-<br />

,, zocht hebben. Gij weet wel, wat de godvruch-<br />

,, tige Brieven des eerwaarden Heers van Haarlem"<br />

(den Bisfchop van Haarlem, die insgelijks over dezelfde<br />

zaak aan den Schout gefchreven had , )<br />

,, vermelden, en mijne waarachtige klagten, uit wa-<br />

,, ren ijver der zielen uitgeftort, allen prikkel des<br />

,, nijds ter zijde gefield. Indien dat kwaad door<br />

„ Gods hulpe en uwen bijftand niet wordt tegen-<br />

,, gegaan, zoo is het met de zaak van CHRISTUS<br />

,, in der Beets gedaan. Gij weet ook de Canons<br />

„ wel, die dus luiden: Als de dwaling niet wordt<br />

„ tegengeftaan, dan wordt zij toegejlaan. En we-<br />

,, derom: Die een ander van de dwaling niet te-<br />

„ rug roept, terwijl hij kan, betoont, dat hij zelf<br />

,, dwaelt. En gij kent de wet Gods, daar gezegd<br />

„ wordt: Ten zij gij uwen kleinflen broeder toe-<br />

„ brengt, zoo zult gij mijn aangezigt niet zien.<br />

„ Omdat gij den doodfchuldigen man hebt vrij ge»<br />

„ laten, zal uwe ziele zijn voor zijne ziele. Ik<br />

„ heb u gefield tot eenen wachter over het huis<br />

,, Israels. Verders: Ik zal zijn bloed van uwe<br />

„ handen eifchen. Melk hebt gij gegeten, met wol-<br />

M 3 „ le


182 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. le zijt gij gedekt geweest, doch mijne kudde<br />

Jaar 1517.<br />

„ hebt gij niet gewijd. Dat zwak, krank, verrot<br />

1552.<br />

„ broken, verworpen en verloren was, hebt gij niet<br />

„ gezocht. Daar zal een zeer hard oordeel gaan<br />

„ over degenen , die boven anderen gefield zijn.<br />

„ Waar toe dienen deze Schriftuurplaatfen, dan al-<br />

„ leen, opdat wij alles achter den rug ftJlende ,<br />

„ het voorbeeld onzes Zaligmakers zouden navol-<br />

„ gen: De Zoon des Menfchen is gekomen, om<br />

„te zoeken en zalig te maken, dat verloren was.<br />

„ Dit alles kunt gij buiten eenig gevaar van regten<br />

„ te wege brengen, het zij met in regten te roe-<br />

pen, of de fchepen in de haven van Hoorn te<br />

beflaan. Dit doende, zult gij uwe ziele, en de<br />

„ zielen uwer onderdanen, behouden. Want wordt<br />

„ de verongelijking des naasten geftraft, wie wreke<br />

„ dan CHRISTUS ongelijk niet? Dan hier van ge-<br />

„ noeg. Dit alleen bid ik van harte, dat de zalig-<br />

„ heid der zielen, die ons door CHRISTUS dood<br />

verworven is, u ter harte ga. Uit Wfdenes, de-<br />

„ zen XlVden van October in het jaar onzer ver-<br />

„ losfing 1564."<br />

,, Uw Achtbaarheids onwaardig Dienaar<br />

„ en altijd toegedaanfle GRUELIUS."<br />

De lieden uit de Beets, een plaatsje in Noordhol­<br />

land, op welke deze Brief ziet, werden door den<br />

Schout van Hoorn, op dezen Brief, voor het geregt ge-<br />

daagd, en eisch tegen hen gemaakt, van voor eerst in<br />

beflotene hechtenisfe te gaan. Dan men weet niet,<br />

dat hier iets anders op volgde, dan dat de gerot pe­<br />

nen


G E S C H I E D E N I S . 183<br />

nen zich voor eenigen tijd aan eene zijde hielden ; na C. G.<br />

want de Hoornfcke Magiftraat zag, in het fluk van laar 1517.<br />

tot 155a.<br />

den Godsdienst, zoo veel door de vingeren , dat<br />

zich daar vele (chippers en kooplieden, uit Zeeland,<br />

van Amfterdam, en elders, die t'huis verdacht waren<br />

van onzuiverheid, en wijken moesten, ter nederlloegen.<br />

Dies nam hier de zeevaart zoo toe, dat<br />

men moest omzien naar meerder havening, voor de<br />

fchepen. Daar zich de Pater van Sinte Marie Convent<br />

over liet hooren, dat hij raad wist , om de<br />

haven te vergrooten. Men zoude maar, floeg hij<br />

uit, al de Ketter fche Schippers, die van huiten waren<br />

ingekomen, aan een'' kant helpen, gelijk dat<br />

behoorde, de havens zouden dan wijd genoeg wezen.<br />

Door dezen raad kreeg hij den naam van Havewijder,<br />

en was federt bij de Burgers in geen aanzien.<br />

Men handelde, in dit jaar, om den Graaf van<br />

Egmond naar Spanje te zenden, ten einde den Koning<br />

mondeling verflag te doen nopens den flaat<br />

dezer landen. Als men, hier toe befloten zijnde,<br />

zijn berigtfchrift zoude opflellen, liet zich de Prins<br />

van Oranje rondelijk tegen den Prefident VIGLIUS<br />

uit, ,, dat men den Koning onbewimpeld verkla-<br />

,, ren moest, dat men, midden in zoo groot een<br />

„ verval der Geestelijkheid, den ouden Godsdienst,<br />

„ door Plakaten, Inquifitie en Bisfchoppen , niet<br />

„ kon behouden. Dat de Koning zich bedroog ,<br />

„ als hij waande, de befluiten der Kerkvergadering<br />

„ van Trente, die, zelfs bij Kathoujke Vorsten,<br />

,, in Duitschlund, veracht werden, hier te lande,<br />

,, te zullen doen aannemen. Dat hij hier om veel<br />

M 4 „ be-<br />

Sterke<br />

taal van<br />

WILLEM<br />

van Oranje<br />

tegen<br />

VIGLIUS,


na C. G . „ beter zou doen, als hij de Plakaten introk of ma-<br />

Jaari5i7<br />

• „ tigde. Dat, wat hem, Oranje, betrof, hij zich<br />

tot is 5's<br />

' „ aan den Katholijken Godsdienst wilde houden ;<br />

doch echter niet kon goedkeuren, dat de Vors-<br />

„ ten wilden heerfchen, over der menfchen gemoe-<br />

,, deren, hun de vrijheid van geloove en Godsdienst<br />

„ benemende."<br />

VtGLIUS<br />

krijgt<br />

eene beroerte.<br />

184 K E R K E L I J K E<br />

De nadruk en levendigheid, waar mede de Prins<br />

dit fprak, ontflelden den ouden man zoodanig, dat<br />

hij, den nacht met diep peinzen hebbende doorgebragt,<br />

des morgens, bezig met zich te kleeden ,<br />

eene beroerte kreeg, van welke hij allengskens nog<br />

wederom bekwam, JOACHIM HOPPERUS, een Fries.<br />

geboren te Sneek, die een Verhaal der Nederlandfche<br />

Beroerten gefchreven heefr, werd bij voorraad<br />

in zijne plaats aangefteld (*).<br />

EGMOND De Graaf van EGMOND reisde hier op naar SpanrznrSpanje,<br />

van waar hij, binnen vier maanden, in het jaar<br />

je gereisd<br />

verwerft 1565, terug keerde, zonder des Konings ftrengbeid<br />

geene eenigszins te hebben kunnen verzachten. Immers,<br />

verzach<br />

ting van wat den Godsdienst betrof, had de Koning ver­<br />

den Koklaard, dat hem deze meer dan eenige andere zaak<br />

ning.<br />

ter harte ging; dat hij liever duizend levens, zoo<br />

hij die had, zou willen verliezen, dan in denzelven<br />

eenige verandering gedoogen. Alleen gaf hij toe ,<br />

dat men zou mogen overleggen, of er ook eenige<br />

andere ftraffe op de Ketterij, die vooral niet onge-<br />

Itraft moest blijven, kon worden ingevoerd , waar<br />

door<br />

(*) BRANDT Bladz. 610-614. WAGENAAR VI Deel, Bl.<br />

104-106.


G E S C H I E D E N I S . 185<br />

door de vermetelheid der Ketteren betoomd, en hun M C. G.<br />

te gelijk de eere benomen werd, die zij meenden te Iaaris.1.7»<br />

:ot 1552.<br />

behalen, met, tot hun uiterfte toe, ftandvastig te<br />

blijven.<br />

Gedurende de reize en het verblijf van EGMOND Vervol­<br />

in Spanje, werden in Vlaanderen de Plakaten op<br />

ging in<br />

Vlaande­<br />

het (luk der Ketterij flrengelijk in het werk gefield. ren.<br />

Te Ronfen werd JOOST DE CREUL met het zwaard<br />

gedood. Sommigen zeggen, dat de Predikatiën van<br />

den Deken van Ronfen, PETRUS TITELMAN, hem<br />

en anderen, voor eenige jaren, het eerst de leer der<br />

Hervorming hadden ingeboezemd, en nu was deze<br />

TITELMAN, als Inquifiteur, de hevigfle vervolger.<br />

Te Rysfel werd JAN DISRENEAUX verbrand , of<br />

liever door den rook verflikt, eer het vuur nog regt<br />

ontlteken was.<br />

JAN DE GRAAF van Ekkergem, voor dezen Molenaar<br />

te Heynsdyk, in Hulfterambacht, werd den<br />

26flen Februarij 1565 te Hukt verworgd en verbrand<br />

met het Nieuwe Testament om den hals.<br />

Men verhaalt, dat er bezwaarlijk hout en ftroo was<br />

te krijgen, om hem te branden, alzoo de Burgers<br />

weigerden, het daar toe te verkoopen.<br />

Te Doornik werden twee jongelingen, HUGO DES-<br />

TAILLEUR en JAN PIK , groote boezemvrienden ,<br />

ook door hunne gelijkheid van gevoelens omtrent<br />

den Godsdienst, den 2often van Oogstmaand des<br />

verleden' jaars gevat, daar zij buiten de ftad zamen<br />

zekere Schriftuurplaats overwogen, ook droegen zij<br />

gelijke banden met gelijk geduld, tot dat zij den<br />

M 5 22ften


MS C. C<br />

Jaari5?7<br />

to; 1552<br />

1S6 K E R K E L I J K E<br />

22ften Maart dezes jaars 1565 hunne belijdenis tnet<br />

gelijken dood bekrachtigden.<br />

Te Brugge zocht de Parochiaan van Sint IVouburg,<br />

ADRIAAN SMOUT, de Inquifitie de hand te<br />

bieden, vast opfchrijvende, wie in de vasten te<br />

Biecht en daar na te Sacrament kwamen. Iemand<br />

der inwoners, door deze Inquifitie verfchrikt , ging<br />

tegen zijn gemoed te Biecht, en ontving het Sacrament;<br />

maar hing dat in een' doek, bedektelijk, op<br />

Paaschdag, aan den ring van de portaaldeur, met<br />

een briefje van dezen inhoud: ,, Weet, Heer<br />

„ AORIAAN SMOUT , dat ik u bier weêr breng ,<br />

„ hetgeen gij mij gegeven hebt; want ik wil het<br />

„ aldus onder ééne gedaante niet hebben. Ik heb<br />

„ het ontvangen met een wroegend gewisfe , en<br />

„ daarom terflond met dezen fnuitdoek uit mijn'<br />

„ mond geveegd. Doet er nu mede , hetgeen u<br />

goeddunkt. Gij hebt mij, met uw opfchrijven,<br />

„ een droevig benaauwd hart gemaakt; maar zie,<br />

„ dit komt er af, van de lieden zoo vervaard te<br />

„ maken. Laat mij, op een' ander tijd, in mijn<br />

„ gemoed gerust blijven. Nogtans zal ik voortaan<br />

,, op al uw dreigen niet meer achten, mij kome<br />

„ daar af, wat het wil. Had ik geweten, dat mij<br />

1, dat uiterlijk eten van binnen zoo beroerd zou heb-<br />

„ ben, ik zou liever hebben willen vallen in de han-<br />

, den der menfchen, dan in de gramfchap Gods.<br />

, Maar ik betrouwe, dat God zich mijns erbarmen<br />

z a !<br />

•<br />

(*) BRANDT Bladz. 61 pi<br />

In-


G E S C H I E D E N I S . 1S7<br />

Ingevolge van 'sKonings last, werden tegen den na C. G.<br />

25(len Mei 1565 eenige God- en Regtsgeleerden ten jaari5i7.<br />

toe 1552.<br />

Hove befchreven, om te helpen raden omtrent het<br />

ftraffen der Ketteren. Zij gaven hunne meening Raadple­<br />

over alles in gefchrift over, welke hier op uitkwam: ging over<br />

'sKonings<br />

,, Voor eerst, was er voor het leereii der Gemeente antwoord<br />

„ zorg genoeg gedragen bij de Kerkvergadering van door EG-<br />

MONDme-<br />

„ Trente, welker befluiten, zonder uitftel, hier te<br />

degebragt<br />

„ lande, afgekondigd en ingevoerd moesten wor-<br />

„ den. Het overige moest, door de naarftigheid<br />

,, der Priesteren, op welken de Bezoekers en I11-<br />

„ quifïreurs behoorlijk acht geven moesten, worden<br />

,, uitgevoerd. Ten anderen: was de zedebetering<br />

„ der Kerkdijken , zoo wel als het houden der<br />

„ Scholen, in de derde plaats, insgelijks, door de<br />

„ gemelde Kerkvergadering , geregeld ; zoodat het<br />

,, alleen op het onderhouden dier regelen zou aan-<br />

,, komen. Ten vierden: was het ongeraden , de<br />

„ Plakaten te veranderen, die, voor meer dan 35<br />

„ jaren gemaakt, en tweemaal vernieuwd waren.<br />

„ Evenwel kon men den Geregtshoven heimelijken<br />

„ last geven, om alleen hardnekkige Ketters met den<br />

„ dood te ftraffen; om onderfcheid te maken tusfehen<br />

„ gezindheid en gezindheid; en vooral ook op de jaren,<br />

„ ftaat en andere hoedanigheden der perfonen acht<br />

„ te geven, dezelven, of ter dood, of tot de ga-<br />

,, lei, of tot ballingfchap en verbeurdverklaring van<br />

„ goederen, veroordeelende. De Predikanten en<br />

,, Leeraars moesten echter allen als hardnekkigen<br />

*<br />

„ worden gehandeld. Doch zulken, die, uit los<br />

„ heid of nieuwsgierigheid, zonder aan Ketterfche<br />

» ge


na C. G.<br />

]as"5i 7.<br />

tot 1552<br />

De Koning<br />

be<br />

veelt het<br />

aannemen<br />

der Kerk<br />

vergadering<br />

van<br />

Trente.<br />

188 K E R K E L I J K E<br />

„ gevoelens vast te zijn, de Plakaten overtraden ,<br />

„ kon men met geesTelen, geldboeten, ballingfchap,<br />

„ of op diergelijke wijze, ftraffen. Ten befluite ,<br />

,, vond men dienftig, dat er openbare ommegangen<br />

,, en gebeden werden gedaan, om van den Hemel<br />

„ te verwerven, dat er niet een ftip van het Heilig<br />

,, Katholijk Geloof verloren mogt gaan, met hoe<br />

„ groote gevaren het ook, in het openhaar of ver-<br />

,, borgen, mogt worden gedreigd (*)."<br />

De Graaf van EGMOND was zeer onvergenoegd<br />

over deze ftrengheid, en beklaagde zich openlijk ,<br />

dat dezelve niet overeenkwam met de beloften, hem<br />

door den Koning mondeling gegeven. Ook rees<br />

het algemeen misnoegen van velen te meer, toen de<br />

Koning thans, in het jaar 1565, gebood, dat de<br />

befluiten der Kerkvergadering van Trente, hier te<br />

lande, alomme zouden aangenomen worden, met uit­<br />

zondering alleen van de zoodanige , welke geacht<br />

konden worden der Koninklijke Hoogheid te na te<br />

komen. De afkondiging der Kerkvergadering g e-<br />

fchiedde eerlang in bet Aartsbisdom van Kameryk ,<br />

niet zonder veel tegenftand der Geestelijken. Te<br />

Mechelen bleef het werk treken, omdat daar thans<br />

geen Aartsbisfchop tegenwoordig was. Te Utrecht<br />

lag de Aartsbisfchop overhoop met zijne Geestelijk­<br />

heid, waarom het daar insgelijks haperde (f).<br />

On,<br />

(*) BRANDT Bladz. 621-623. WAGENAAR VI Deel, Bl.<br />

in, 112.<br />

(f) BRANDT Bladz. 623. WAGENAAR VI Deel, Bladz.<br />

113, 114.


G E S C H I E D E N I S . 189<br />

Ondertusfchen kwam er een Brief des Konings na C. G.<br />

nit Spanje, waar in de Koning, betreffende de klag- Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

ten van EGMOND, verklaarde: „ dat zijne meening<br />

„ nimmer geweest was, de Inquifitie af te fchaf-<br />

,, fen; dat hij den Graaf wel gezegd had, te wil-<br />

„ len, dat men zou overleggen, of er ook eenige<br />

,, verandering kon gemaakt worden in de ftraffen<br />

,, der Ketteren, ten einde hun den roem te bene-<br />

,, men, welken zij op hunne ftandvastigheid droe-<br />

„ gen; doch dat hij, gedurende dit overleg, met<br />

,, de ftraffe wilde voortgegaan hebben." Het ge­<br />

fchrift der God- en Regtsgeleerden werd door den<br />

Koning hooglijk geprezen ; alleenlijk, dat hij nog<br />

zoo veel verzachting der Plakaten , als zij zouden<br />

hebben toegegeven, niet gehengen wilde; maar be­<br />

weeren bleef, dat zijn Vaders Plakaten en de zijne<br />

met de vereischte matigheid waren opgefteld , en<br />

derhalve, in allen deele, moesten worden naarge-<br />

komen.<br />

Dit fchrijven ontftelde de voornaamfte Heeren van<br />

den Raad van State, VIGLIUS zelf, die de gevol­<br />

gen dieper inzag, meende , dat men 's Konings<br />

fchrijven geheim moest houden, tot men hem eerst<br />

onderrigt had, hoe het hier werd opgevat. Doch<br />

de Landvoogdes befloot, 's Konings last ftiptelijk te<br />

achtervolgen. Zoodra dezelve openbaar werd, ont-<br />

ftond er alomme groot gemor en blijken van mis­<br />

noegen. De vier Hoofdlieden van Braband beklaag­<br />

den er zich fchriftelijk over, en beweerden , dat<br />

Braband nooit aan de Inquifitie onderworpen was<br />

geweest, hetwelk door den Raad van Braband en<br />

de<br />

Schrijven<br />

van den<br />

Koning<br />

omtrent<br />

hetftuk<br />

van den<br />

Godsdienst.<br />

Algemeen<br />

misnoegen.


190 K E R K E L I J K E<br />

MC. G. de voornaamfte Heeren van den Raad van State er­<br />

]aari5i7.<br />

kend werd. Te 'y Hertogenbosch zou het tot een<br />

tot 1552.<br />

oproer zijn gekomen, indien de Wethouderfchap het<br />

afkondigen van 's Konings last niet had uitgedeld.<br />

Elders liep nu de moed der menigte over tot ongeduld<br />

, en vervoerde ettelijken tot zulke ftoutheid ,<br />

dat zij fommigen, die om het Geloof gevangen waren<br />

, roet geweld uit de hechtenis togen. Men deed<br />

vast overal te grooter weer, om de gevangenen los<br />

te maken, naardien het nu bekend was geworden ,<br />

hoe men de lieden in het heimelijk ombragt; te<br />

weten, hen niet durvende openlijk ter dood te leiden<br />

, bond men de ellendigen met de hoofden tusfehen<br />

de beenen, dompelde hen in een vat vol water,<br />

en verdikte hen dus (*).<br />

Die van Reeds in het jaar 1564 hadden de vier Leden van<br />

Vlaanderenklagen<br />

Vlaanderen zich fchriftelijk beklaagd over het ge­<br />

over den weldig gedrag van den Deken van Ronfen, PETRUS<br />

Inquifi­<br />

TITELMAN; doch van de Gouvernante niets dan<br />

teur p-<br />

SHTELMAN goede woorden en belofte ontvangen; en als de<br />

nieuwe Bisfchop van Brugge in Maart 1566 den<br />

Wethouderen eenige punten toezond, welke ftrekken<br />

moesten om de Inquifitie te bevorderen, en de Inquifiteur<br />

insgelijks zich ten hoogde over de Weth.'iiderfchap<br />

van Brugge bij den Raad van Vlaanderen<br />

beklaagde, vernieuwden de vier Leden van<br />

dat Landfchap hunne klagten en vertoogen bij de<br />

Landvoogdesfe herhaalde reizen, tot eindelijk die<br />

van Brugge verworven, dat den Raad van Vlaan-<br />

(*) BRANDT Bladz, 632 , 633.<br />

de-


G E S C H I E D E N I S . IQI<br />

deren de hand gefloten en belast werd, de ftukken na C. G.<br />

ten Hove te zenden, en den Inquifiteur verboden , f aan 517.<br />

tot 1552.<br />

eenige verdere vervolgingen te doen (*).<br />

Op gelijke wijze, als die van Vlaanderen, over Die vnn<br />

TITELMAN, hadden ook de Friezen geklaagd over Friesland<br />

klagen<br />

WILLEM LINDANUS den Inquifiteur, en verzocht , over den<br />

dat er een ander in zijne plaats mogt aangefteld Inquifiteur<br />

w.<br />

worden. Doch vergeefs: zoodat hij fteeds trotfcher<br />

LINDANUS<br />

werd, en in den vollen Raad.durfde zeggen: „Hij<br />

„ wist, wat zijn last was, en wat hem te doen<br />

„ Hond;" ook : ,, dat die van den Hove den<br />

„ Ketteren te veel toegaven, en al te flap waren ,<br />

„ om die te ftraffen."<br />

Daartegen voer men allerwege openlijk uit tegen<br />

de Inquifitie, en het regende alomme Schimpfchriften<br />

en Blaauwboekjes. Ook vond men aan de Kerkdeuren,<br />

aan de Poorten van het Hof, en aan de<br />

Huizen van den Prins van Oranje, en van den<br />

Graaf van EGMOND , gefchriften aangeplakt, waar<br />

in men hunne hulp tot voorftand der goede zaak<br />

inriep. De Landvoogdes werd dagelijks lastig gevallen<br />

, door Edelen, Burgers, Staten en Steden ,<br />

klagende over de Inquifitie. Aan de andere zijde<br />

vielen ook de Inquifiteurs en andere Kerkelijke Regters<br />

der Landvoogdesfe klagtig, dat men hun geen<br />

behoorlijk ontzag toedroeg. Zelfs verzochten fommigen<br />

ontflageu te worden van hunne ambten. Doch<br />

onder de gefchriften van dezen tijd, vond men ook<br />

(*) BRANDT Bladz. 632-6p.<br />

boek-


m C. G<br />

Jsari5i7<br />

tot 1552<br />

De belijdenis<br />

der<br />

Gereformeerden<br />

liomtin<br />

het licht.<br />

191 K E R K E L I J K E<br />

, boekjes, die de vrijheid van Godsdienst met klemmende<br />

redenen verdedigden.<br />

Ook kwam te dezen tijde een nieuwe druk in het<br />

licht van de Belijdenis der Gereformeerden. Dezelve<br />

droeg thans eenen Brief aan den Koning in het<br />

voorhoofd; waar in de Hervormden betuigden,<br />

voor God en zijne Engelen, dat zij geen oproer in<br />

den zin hadden, en niets anders begeerden, dan onder<br />

de gehoorzaamheid van de Overheden in zuiverheid<br />

der confcientien te leven, God te dienen ,<br />

en zich naar zijn woord en heilige geboden te reformeren.<br />

— Zij verklaarden, ten bewijze hier van,<br />

dat zij in de Nederlanden meer dan honderdduizend<br />

mannen fterk waren, zonder dat er eenig blijk van<br />

oproer in iemand hunner gezien , of één woord ,<br />

daar toe ftrekkende, gehoord werd. Doch het begrooten<br />

van zulk eene menigte werd ten Hove misduid<br />

, en voor eene bedreiging genomen, ORANJE ,<br />

EGMOND en HOORNE deden echter ook hun best ,<br />

om de Landvoogdesfe te verzekeren, dat het getal<br />

der Onroomfchen zoo groot was, dat men het onmogelijk<br />

zou kunnen uitroeijen: terwijl anderen haar<br />

voorhielden, dat men het verre boven de waarheid<br />

uitmat. Doch de voorzigtigften gingen tusfehen beiden<br />

, ziende het kwaad, gelijk men fprak, niet zoo<br />

gevaarlijk aan, dat men het voor ongeneefelijk had<br />

te houden; noch zoo gering, dat men het vrijelijk<br />

verwaarloozen mogt; terwijl de Landvoogdesfe , gefiingerd<br />

door verfchillende overleggingen, naauwelijks<br />

wist, welke zijde zij te houden had.<br />

Ver-


G E S C H I E D E N I S . IQ<<br />

Verfcheidene Stadhouders, met name de Prins van na C. G.<br />

Oranje, de Graven van Mansfeld en Megen , de Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

Markgraaf van Bergen en de Heer van Montigni,<br />

verklaarden ook, in den aanvang des jaars 1566,<br />

aan de Landvoogdesfe. „ dat zij geenen wil noch<br />

„ middelen hadden, om de Plakaten uit te voeren,<br />

„ en de hand te leenen aan de Inquifitie ; en dat<br />

zij, zoo de Koning en hare Hoogheid hier op<br />

„ bleven aanhouden, liever zich van hunne ambten<br />

,, wilden ontdaan." Zelfs verlieten Oranje en<br />

Hoome , omtrent dezen tijd, dadelijk het Hof,<br />

voorgevende, dat zij zich , in hunne bijzondere<br />

Heerlijkheden, gingen onthouden, zonder zich meer<br />

met de regering te bemoeijen (_*).<br />

Intusfchen hadden eenige honderd Edelen zich Verbond<br />

vereenigd tot een verbond, hetwelk men het Com­ der Edelen.promis<br />

noemde, om het invoeren der Inquifitie, op<br />

alle gevoegelijke wijze, te verhinderen; onder dezen<br />

waren zelfs Roomfche Edellieden. Tot dit verbond<br />

werd de eerde aanleiding gegeven , volgens fommigen<br />

te Breda, ter gelegenheid van de bruiloft des<br />

Heeren van Montigny, maar volgens het verhaal<br />

van FRANC, JUNIUS den tweeden November 1565 te<br />

Brusfel in het huis van den Graaf van Kuilenburg,<br />

daande te Brusfel op de Paardenmarkt, daags voor<br />

de bruiloft van ALEXANDER FARNEZE , Prins van<br />

Parma, Zoon der Landvoogdesfe (f).<br />

(*) BRANDT Bladz. 643-649. WAGENAAR VI Deel,<br />

Bladz. 128 132.<br />

(t) Men zie het werk van den Geleerden j. w. TB<br />

IlERV. III. N WA-<br />

De


104<br />

K E R K E L I J K E<br />

na C. G. De gemelde FRANCISCUS JUNIUS , uit een edel<br />

Jaari5i7. geflacht te Bourges geboren , bekleedde te dien tij­<br />

tot 1552.<br />

de het ambt van Predikant in de heimelijke Fran­<br />

BijzonderheJen<br />

van FR.<br />

JUNIUS.<br />

fche Gemeente te Antwerpen, daar hij onlangs te<br />

voren , naauwelijks twintig jaren oud, maar met<br />

ongemeene geleerdheid, en andere uitftekende gaven<br />

des verliands en gemoeds veifierd, van Geneve tot<br />

dezen dienst gezonden was. Hij arbeidde hier met<br />

mond en pen, onder vele gevaren , voor de zaak<br />

Ier Hervorming. Onder anderen ftelde hij eenige<br />

politieke vermaningen op, met menfchelijke redenen<br />

ta voorbeelden uit de Gefchiedenisfen bevestigd ,<br />

3ver welke hij door den Magiftraat dikwijls werd<br />

ngedaagd, ook voor het Stadhuis eenige reizen be­<br />

tend gemaakt, zelfs in zijn aanhooren , dat dege-<br />

;<br />

le, die den maker kende en den Wethouderen<br />

lanbragt, voor dat aanbrengen 3 of 400 Guldens<br />

genieten zou. Eindelijk werd ontdekt, dat hij met<br />

Sraaf LODEWYK VAN NASSAU in het heimelijk had<br />

gehandeld van zekere aanfpraak aan den Koning ,<br />

welke JUNIUS gefchreven had. Nu werd er naar<br />

ïem door den Schout gezocht in het huis van den<br />

I3urger, bij wien hij inwoonde; maar JUNIUS was<br />

;en half uur te voren naar Breda vertrokken, om<br />

laar de Gemeente te bezoeken. Deze waren de be-<br />

rinfels zijner zwarigheden, gedurende deze vervol-<br />

ring ; daar hij zich zoo kloekmoedig in gedroeg ,<br />

VATF.R: Hifloiie wan het verhond en de faeekfthrtjten<br />

Ier Nederlandfche Edelen ter verkrijging van vrijheid<br />

'» Godsdienst en Burgerflaat, in de jaren 1565-1567.<br />

dat


G E S C H I E D E N I S . i 9 S<br />

dat hij, te eenigen tijde,, ter zelfder ure, predikte, na C. G.<br />

wai-neer men op de markt eenige Hervormden ter }aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

dood bragt, en dat flaande ter plaatfe , van waar<br />

men, door de glazen venlleren, de vuren zag flikkeren,<br />

in welken zijne Geloofsgenooten verbrand<br />

werden (*).<br />

De Edelen befloten hebbende, een verzoekfchrift Verzoek­<br />

aan de Landvoogdesfe in te leveren, vervoegden fchrift<br />

door de<br />

zich, omtrent den aanvang van April 1566, in eene Edelen<br />

aanzienlijke menigte, te Brusfel, en traden, op den ingeleverd.<br />

vijfden gehoor verkregen hebbende, Hatelijk ten Hove,<br />

hebbende aan hun hoofd HENDRIK , Heer van<br />

Brederode, gefproten uit het aloude Grafelijk Huis<br />

van Holland, en leverden hun verzoekfchrift over ,<br />

in hetwelk zij nadrukkelijk voorflelden, hoe verderfelijk<br />

de Inquifitie en flrenge Plakaten op het ftuk<br />

van den Godsdienst voor den Lande waren, en derzelver<br />

opfchorting tot op 's Konings naderen last<br />

verzochten. Doch het befcheid, hetwelk hun gegeven<br />

werd, beflond flechts in algemeene beloften ,<br />

terwijl de Landvoogdesfe zelfs zich niet duidelijk<br />

wilde verklaren, hoe zij het bedrijf der Edelen aanmerkte,<br />

hetwelk dezen niet zeer naar den zin was.<br />

Onder het gaan en keeren der Edelen ten Hove , Oor-<br />

was hun de naam van Geux of Geuzen aangewaaid, prong<br />

ran den<br />

welk woord fomtnigen meenen gefmeed te zijn van<br />

ïaam<br />

het Nederduitsch Guit , zoo veel zeggende , als Geuzen.<br />

fielt,<br />

(*) FR. JONII Vita, ab ipfo Confcripta ap. GERDES in<br />

Scrin. Antiq. Tom. I. tart. IL pag. 201-2^. BRANDT<br />

Bladz. 654-657.<br />

N 2


tofi- K E R K E L I J K E<br />

M C. G fielt, landlooper, of bedelaar, anderen willen , dat<br />

Jaari5i7 het zoo veel zou aanduiden als zonder zorg en kom­<br />

tot 1552,<br />

mer , en gewoonlijk den Bedelaren gegeven wordende;<br />

het zij, dat de Heer VAN BARLAIMONT hun<br />

allereerst dezen fcheldnaam hebbe aangewreven ,<br />

zeggende tegen de Landvoogdesfe: „ dat zij voor<br />

„ zulken hoop Geux of fchooijers, niet behoefde<br />

„ bevreesd te zijn;" het zij, dat hun dezelve door<br />

anderen voorgeworpen is, om de geringheid van hun<br />

genootfchap te befchimpen. Hoe het zij , de verbondenen<br />

lieten zich dezen fchimpnaam welgevallen,<br />

en gebruikten hem vervolgens als eene leuze. Men<br />

groette eikanderen met denzelven, en dronk op elkanders<br />

gezondheid, onder het roepen van Vivez les<br />

Geux! Lang leven de Geuzen ! Ook droegen zij<br />

gouden penninkjes, aan een rood lint of fluijer om<br />

den hals, vertoonende aan de ééne zijde 'sKonings<br />

beeldtenis, en aan de andere een* bedelzak , door<br />

twee handen vastgehouden, met dit of dergelijk bijfchrift<br />

: Fidelles au Roy, jusques a la befdfe,<br />

dat is : den Koning getrouw, tot den bedelzak.<br />

Anderen droegen een houten napje, aan een' zilveren<br />

band, op de borst of aan den hoed: Sommigen<br />

uit het gemeen, een bedelaarsklap in de hand; en<br />

velen kleedden zich in aschgraauw gewaad, zijnde<br />

de kleeding der Bedelmonniken. Ook wordt verteld,<br />

hoe men op zekeren maaltijd „ bij den Heer<br />

VAN BREDERODE aangeregt, malkanderen uit een<br />

houten nap vol wijns befcheid deed, welke dronk ,<br />

met den nap, en een bedelaars tas, die den drinker<br />

telkens om den hals werd gehangen, rondging, malkan-


G E S C H I E D E N I S . 197<br />

kanderen onderling opwekkende , om , ten beste na C. G.<br />

des vaderlands, bij hun voornemen getrouw te blij­ Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

ven, met dit rijm, onder het eten en drinken opgezongen<br />

Par ci pain , par ce fel, ff par cette befage,<br />

Jamais les Gtux ne changeront pour chofe que Vort fasfe.<br />

Dat is:<br />

Bij dit brood, bij dit zout, en deez' bedeltas daar toe,<br />

"Nooit zal de Geus veranderen, men doe dan wat men doe.<br />

Hier tegen liet de Hertog VAN AARSCHOT korts<br />

daar na aan het beeld van Sinte MARIA van Hal,<br />

In Henegouwen , eene bedevaart doende , eenige<br />

Lievevrouwebeeldjes, naar dit beeld van Hal gemaakt,<br />

en op zilveren penningen uitgedrukt , aan<br />

den hoedband hechten. Dit werd fpoedig het teeken<br />

voor hen, die zich aan de Pausfelijke Kerk verbonden<br />

hielden, en was aan den Paus zoo aangenaam,<br />

dat hij deze penningen, naar de wijze der Roomfche<br />

Kerk, wijdde , en den genen , die ze droegen,<br />

aflaten vergunde (*).<br />

Kort na het inleveren van het verzoekfchrift der<br />

Edelen, had de geheime Raad eene Moderatie of<br />

matiging der Plakaten ontworpen , welke men aan<br />

den Koning, aan de Geregtshoven en de Staten der<br />

bijzondere gewesten toezond en mededeelde. De<br />

Staten van Holland hadden reeds befloten, een dergelijk<br />

vertoog, als de Edelen, te doen, en daar toe<br />

Gemagtigden ten Hove gezonden, om het der<br />

(*) BRANDT Bladz.


na C. G Landvoogdesfe a^.n te bieden, doch deze GemagJaari5i7tigden<br />

lieten zich affchrikken en bewegen, om het<br />

tot 1552.<br />

geheel te veranderen, en zoo over te geven , het­<br />

BERGEN<br />

en MON-<br />

TIGNY<br />

naarSpan<br />

je gezonden.<br />

Inhoud<br />

van het<br />

ontwerp<br />

van Moderatie.<br />

i 93 K E R K E L IJ K E<br />

welk bij de Staten zeer kwalijk genomen werd, zon­<br />

der dat men weet, welk antwoord de Landvoog­<br />

desfe daar op gegeven hebbe , fchoon hetzelve niet<br />

gunftig fchijnt geweest te zijn (*).<br />

Terflond na het ontwerpen der matiging werden<br />

JOAN VAN GLIMES , Markgraaf van Bergen , en<br />

FLORIS VAN MOMMER.ANCI, Heer van- Montigni,<br />

naar Spanje gezonden, om den Koning mondeling<br />

opening van alles te geven ; doch deze boodfchap<br />

is bij de uitkomst voor beiden ongelukkig geweest,<br />

alzoo zij nooit weder naar huis zijn gekeerd.<br />

Het ontwerp van Moderatie, waar van wij fpra­<br />

ken, kwam, hoofdzakelijk, hier op uit: ,, Dat de<br />

„ Leeraars, Bewindslieden , Schrijvers, en aanhou-<br />

„ ders van Vergaderingen van oen Onroorofchen<br />

„ Godsdienst, benevens zulken , die openbare er-<br />

,, gernis gaven, en de hoofden der nieuwe Leere<br />

,, herbergden, met de galge geftraft zouden wor-<br />

„ den, en hunne goederen verbeurd , daar het de<br />

„ Handvesten gedoogden. Die hunne Ketterij ver-<br />

„ zaakten, zouden het zwaard krijgen , en hunne<br />

„ erfgenamen hunne goederen. Aan gemeene en<br />

„ boetvaardige Ketters zou genade, bewezen, doch<br />

„ de onboetvaardige, met ballingfchap geftraft wor-<br />

„ den, blijvende dezen nogtans hunne goederen<br />

,, bezitten, mits zij ze hunnen wettigen erven na-<br />

(*) WAGENAAR. VI Deel, Bladz. 150-15.<br />

„ lie-


G E S C H I E D E N I S . 199<br />

„ lieten: maar zij zouden ze verbeuren , zoo zij ia C. G.<br />

,, ondernamen, andere Ingezetenen te verleiden. De [aar 1517.<br />

:ot 1552.<br />

Herdoopers alleen, geen berouw toonende, zouden<br />

hunne goederen verbeuren, daar verbeurte<br />

,, plaats kon hebben. Daar het anders gelegen wa-<br />

,, re , zouden ze terflond aan hunne erfgenamen<br />

„ vervallen. Hervallene Ketters , mits op nieuw<br />

„ berouw toonende, zouden met ballingfchap ge-<br />

„ ftraft worden; doch Herdoopers, in zulken ge-<br />

„ valle, niet zachter dan met den dood." De Staten<br />

der Provinciën, aan welke dit ontwerp gezonden<br />

was, verwierpen hetzelve , eenige keurden het<br />

goed, met eenige verandering. Doch, als het gemeen<br />

den inhoud van hetzelve inzag , vreesde elk,<br />

dat men de Landzaten , door eene zoogenaamde<br />

verzachting der Plakaten, zocht te verftrikken , en<br />

noemde men, omtrent dezen tijd, de matiging of<br />

Moderatie, fchimpswijze, Moorderatie (*). Men<br />

zag ook, uit de ondervinding, dat er op. den afkeer<br />

, welken groot en klein tegen de vervolging betoonde,<br />

weinig acht werd geflagen, alzoo dezelve<br />

nog geftadig bij aanhoudendheid haren gang ging.<br />

Trouwens, men vindt in de Gefchiedenis der Voort­<br />

Martelaren, in dit jaar 1566, wederom vele voor gang der<br />

beelden van zulken, die hun leven , ter zake des<br />

vervolging.<br />

Geloofs, hebben geboet (f); men zocht ook, door<br />

list, den bovengemelde 11 FRANCISCUS JUNIUS in<br />

handen te krijgen, doch hij ontkwam het gevaar<br />

nog<br />

(*) BRANDT Bladz. 6fè. WAGENAAR VI Deel, Bl.157.<br />

(I) BRANDT Bladz. C78 -6,8.2.<br />

N 4


na C. G.<br />

Jaari5!7<br />

tot 1552<br />

Men begint<br />

in<br />

Vlaanderen<br />

en<br />

voorts alomopenlijk<br />

ie<br />

prediken.<br />

soo<br />

K E R K E L I J K E<br />

nog in tijds, gelijk hij zelf in zijne korte Levensbe-<br />

fchrijving verhaalt, daar wij boven melding van ge-»<br />

maakt hebben.<br />

Tot hier toe hadden de Gereformeerden , heime­<br />

lijk, in bijzondere huizen, gepredikt, doch in Junij<br />

1566, begonnen zij zulks openlijk te doen, eerst in<br />

Walsen -Vlaanderen, en Artois, daarna in Bra­<br />

band, en eindelijn ook, in Hooimaand, in Holland<br />

en het Sticht van Utrecht. Waarfchijnlijk , gelijk<br />

dit ook door JUNIUS gemeld wordt, wilde men daar<br />

door de uitwerking der Moderatie beletten , welke<br />

eens vooral ingevoerd zijnde, de t'eur voor alle ver­<br />

dere Hervorming Hond re fluiten ; anderen meenen ,<br />

dat fommige Edelen, ziende zich in 'sKonings on­<br />

genade vervallen, uit vertwijfeldheid het gemeen daar<br />

toe hebben opgehitst. Hoe het zij , de Onroom-<br />

fchen vergaderden eerst in bosfehaadjen, daar na in<br />

het open veld: in den beginne ongewapend ; doch<br />

toen men hen dreigde of ftoorde, kwamen ze, ge­<br />

wapend met zinkroers en zijdgeweer, en eerlang<br />

zelfs met busfen en heibaarden , ter preke. De<br />

tijd en plaats der preken werd, of in ftilte, onder<br />

de goedgunners, of zelfs openlijk, bij aangeplakte<br />

briefjes, bekend gemaakt: wanneer het volk, bij<br />

duizenden, uit de naastgelegene Heden, tot gehoor<br />

kwam. De Leeraars waren, gedeeltelijk , uit Frank­<br />

ryk herwaarts gekomen, en predikten in de Walfche<br />

Tale. Doch eerlang werden er andere ontboden ,<br />

van Embden en ook van andere plaatfen. Verfchei­<br />

dene Priesters en Geestelijken hier te lande verlieten<br />

ook hun gewoon gewaad , en predikten de leere<br />

der


GESCHIEDENIS. 201<br />

der Hervorming in hunne Kerken, zoo lang men<br />

het hun toeliet. Ook deden zich eenige vrome<br />

handwerkslieden op, om het volk te leeren en te<br />

vermanen. De vergaderingen, die zeer talrijk wa­<br />

ren , werden zeldzamer gefroord , nadat men begon­<br />

nen had , dezelve gewapend bij te wonen. Ook<br />

Honden er fchildwachten op de toegangen, die van<br />

den minften onraad bij tijds kennis gaven, en daar­<br />

enboven hun werk maakten, om de voorbijgangers<br />

te noodigen tot de preke, en den weg derwaarts<br />

aan te wijzen. Voor aan , Honden ook doorgaans<br />

Boekverkoopers, die aan de inkomenden verbodene<br />

boeken voor geld omdeelden. De Predikant leerde<br />

veeltijds van een' wagen, waar op men eene foort<br />

van predikHoel in der ijl wist toe te Hellen. Som­<br />

tijds werd hem de ftoel, door de ijverigden, nage­<br />

dragen, boven welken een zeil gefpannen werd, om<br />

hem voor den regen en heeten zonnefchijn te be-<br />

fchutten, terwijl het volk beneden den wind van hem<br />

geplaatst werd, om te beter te kunnen hooren (*).<br />

De Roomschgezinde Schrijvers verhalen, dat de HERMAN<br />

MODKT,<br />

eerfle openbare Preek gehouden is in Vlaanderen bij<br />

of STlïY-<br />

Oudenaarde, op den weg mzrGend, op den iaden KER, doet<br />

JUIlij , door HERMAN MODET, of STRYKER, Van de eerfte<br />

openbare<br />

Zwol, eertijds Monnik , maar nu Predikant onder Preek in<br />

de Gereformeerden te Oudenaarde. In dezelve zouVlaanderen.den zich wel 7,000 menfchen hebben laten vinden.<br />

KORNELIS KROESEN, Schout te Gendbrugge, meen­<br />

(*) WAG NAAR VI Dal, Bladz. nJi-163. BRANDT<br />

Bladz. 685-.SS,<br />

N 5 '<br />

de<br />

na C. G.<br />

Jaar 1517,<br />

tot 1552.


na C. G<br />

Jaari517<br />

tot 1552<br />

PETRUS<br />

DATHE-<br />

KUS.<br />

202 K E R K E L IJ K E<br />

, de deze vergadering te flooren, en reed, te paard<br />

gezeten, met een degen in de eene en een handroer<br />

in de andere hand, op den Predikant aan; doch deze<br />

verftak zich, op het eerfte gerucht, in het naaste<br />

bosch; en het volk onthaalde den Schout met<br />

eene hagelbui van fteenen, zoodat hij gewond om<br />

een goed heenkomen zag, en ter naauwer nood den<br />

dood ontvlugtte. Hier door gemoedigd, kwam men<br />

den 23ften Julij weder in grooten getale , op eene<br />

groote weide, niet ver van Gend, bijeen. Twee dagen<br />

werd hier gepredikt. Toen bragt men de vergadering<br />

te Deinfe over, daar na te Erke.'o, in het<br />

gewest van Brugge, en zoo voorts door geheel<br />

Vlaanderen.<br />

In die zelve dagen predikte PETRUS DATHENUS<br />

te Poperingen, en daaromtrent in Westvlaanderen.<br />

Hij was daar Monnik, en, na het verlaten van het<br />

Klooster, eenigen tijd in den Paltz onder de Gereformeerden<br />

geweest, maar nu , toen de zaken in<br />

keer ftonden, wedergekeerd; nadat hij DAVIDS Pfalmen,<br />

naar de Franfche Dicht- en Zangmaten van<br />

CLEMENT MAROT en THEODORUS BEZA, in het<br />

Nederduitsch had berijmd en aan den dag gegeven.<br />

Deze heeft hij, met eene Voorrede, den 23ften van<br />

Maart te Frankendaal geteekend, aan alle de Nederlandfche<br />

Gemeenten en Kerkendienaren, zuchtende<br />

onder het Kruis, opgedragen; gelijk zij ook in<br />

het kort alomtne, daar de Predikatiën doorbraken ,<br />

openlijk gezongen werden. Dit werk, hoewel daar<br />

in door zijne onervarenheid in de Hebreeuwfche taal<br />

verfcheidene misflagen waren begaan , hebbende hij<br />

het-


G E S C H I E D E N I S . £203<br />

het zei« uit het Fransch vertaald, en, hoewel het na C. G.<br />

hem, gelijk hij naderhand zelf bekende, te haastig<br />

:ot 1552.<br />

als eene ontijdige geboorte was afgedrongen , werd<br />

evenwel, te dien tijde, toen de Nederduitfche Rijmkonst<br />

nog t'eenemaal onbefchaafd was, bij velen<br />

hoog geprezen , en maakte hem geen kleine gunst.<br />

Wij weten, hoe het tot in onzen leeftijd fteeds bij<br />

de Hervormden in ons land in gebruik gebleven ,<br />

en eerst in het jaar 1773 met eene nieuwe en betere<br />

Pfalmberijming verwisfeld is. Voorts voorzien met<br />

groote welfprekendheid, door lange oefening verkregen<br />

, trok hij veel meer aanhangs achter zich ,<br />

dan andere Leeraars, en verkreeg, verhaalt men, in<br />

het kort wel 15,000 menfchen tot het gehoor zijner<br />

Predikatiën (*).<br />

Buiten Antwerpen werd op den a4ften Junij en Openbare<br />

vervolgens openlijk gepredikt in zeker heesterbosch<br />

Preek te<br />

Antwer­<br />

des Heeren van Berchem, met zoo grooten toeloop, pen.<br />

dat de Wethouderfchap, voor erger beducht , er<br />

aan de Landvoogdesfe kennis van gaf. Ondertusfchen<br />

wapenden zich de Hervormden, die bier zeer<br />

talrijk waren, niet, gelijk zij betuigden, om oproer<br />

te verwekken, maar, om zich zeiven tegen list en<br />

geweld te befchermen ; ook leverden zij een verzoekfchrift<br />

in aan den Magiftraat, om vrije Godsdienstoefening<br />

te mogen hebben ; doch de Hertogin<br />

gaf te dezen tijde een nieuw Plakaat uit, den 3den<br />

van Hooimaand, meest overeenkomende met het<br />

ontwerp van Moderatie, doch bevelende, dat men<br />

(*j BRANDT Bladz. 6ps.<br />

de


na C. C \. de Predikatiën zou verftooren, en de nieuwe Predi-<br />

Jaansi;<br />

'• kanten met de koorde<br />

tot 155!<br />

ftraffen. Doch, dit verwekte<br />

' flechts nieuwe verbittering. Ook baatte het niet ,<br />

Te 's Hertogenbosch.<br />

204 K E R K E L I J K E<br />

dat de Magiftraat fcheen den Lutherfchen boven de<br />

Gereformeerden gunfle te willen bewijzen, waar door<br />

de fcheure grooter werd. In dezen ftand van za­<br />

ken, bewoog de Hertogin \ echter niet zonder moei­<br />

te, den Prins van Oranje, die den titel van Erf.<br />

burggraaf van Antwerpen voerde , om zich naar<br />

Antwerpen te begeven, en orde te ftellen tegen ver­<br />

dere beroerte. De Prins hoorde de partijen met op­<br />

lettendheid, en floeg in den breeden Raad voor,<br />

om 1200 Waardgclders aan te nemen, om de rust<br />

der ftad te beveiligen , doch dit wilde de breede<br />

Raad niet inwilligen, maar bood zich aan, dat de<br />

Burgers zelve allen dienst doen zouden, daar men<br />

de knechten toe gebruiken wilden (*). Met zeer<br />

veel moeite bragt de Prins het zoo ver, dat een<br />

groot gedeelte der Gereformeerden, of, gelijk men<br />

ben ook noemde, /Calvinisten , beloofde, het ge­<br />

weer neder te leggen. Ook gelukte het hem , het<br />

preiiiken binnen de ftad te verhinderen, hetwelk de<br />

Hervormden reeds vastgefteld hadden, en dus de<br />

rust meer of min te herftellen (f).<br />

Op den voorgang van Antwerpen, werd ook bui­<br />

ten 's Hertogenbosch, den 2iftenjulij, in het Bosch-<br />

vel d,<br />

(*) WAGENAAR Bladz. 164. fchrijft : dat de Prins<br />

werkelijk ï2oo Waardgelders uit de Burgerij bezoldigd,<br />

hebbe, tot verzekering van de rust der üad,<br />

(f) BRANDT Bladz. 602-; 07.


G E S C H I E D E N I S . 205<br />

veld, op den hoogen Kamp, bij de Bosfchersloot, na C. G»<br />

onder fommige bomen, door eenen Jaari5i7.<br />

KORNELIS VAN<br />

DIEST, gepredikt, en het prediken federt alle Zonen<br />

Feestdagen voor- en namiddag vervolgd. Men<br />

ging hier ongeftoord ter preke, en bragt er ook kinderen<br />

ten doop. Het zelfde gebeurde te Doornik,<br />

Rysfel, Valenchyn, alwaar ook de kinderen in het<br />

open veld door de nieuwe Predikanten gedoopt en<br />

de lieden getrouwd werden.<br />

Terwijl de Prins van Oranje zich in Antwerpen De open­<br />

ophield, was de openbare Preek in de voornaamfte bare<br />

Preek in<br />

Heden van zijn Stadhouderfchap aangevangen, FLO- Holland<br />

RIS VAN PALLAND, Graaf van Kuilenburg, liet de begonnen<br />

Kerk zijner (tad van Beelden zuiveren, en daar in,<br />

door zekeren Leeraar, GERAROUS genaamd, de<br />

Hervormde Leere prediken. Vele Hollanders, hier,<br />

meer dan ééns, ter gehoor geweest zijnde , gaven<br />

eindelijk, in den aanvang van Ju lij, eikanderen in<br />

bedenking, of het niet haast tijd werd, om ook in<br />

Holland met de openbare Preek te beginnen. Men<br />

had, te dezen tijd, in Plolland, flechts twee Predikanten,<br />

PIETER GABRIEL , een Vlaming, en JAN<br />

ARENDSZ. van Alkmaar, een' Mandemaker van zijn<br />

handwerk, PIETER GABRIEL had, met zijne huisvrouw,<br />

te Amfterdam gewoond, in de Engelfche<br />

fteeg. Hier leerde hij, in het geheim, in zijn huis,<br />

alle Zondagen, den Heidelbergfchen Katechismus,<br />

met groot gevaar, wegens de llrafheid der Wethouderfchap,<br />

en van den Schout PIETER PIETERS­<br />

ZOON , die in plaats van BARDES gekomen was ,<br />

zoodat men de ftad tegenwoordig niet Amfterdam,<br />

maar<br />

tot 1552.


na C. G . maar Moorddam noemde, om het menigvuldig bran-<br />

Jaarisi-<br />

• den en bloedvergieten. Thans was GABRIEL naur<br />

tot 1552<br />

elders vertrokken, JAN ARENDSZOON woonde met<br />

Preek bij<br />

Hoorn.<br />

»o6 K E R K E L I J K E<br />

vrouw en kinderen te Kampen, daar hij, insgelijks,<br />

in het heimelijk , voor weinig perfonen predikte-;<br />

ook begaf hij zich fomwijlen in Holland , om de<br />

gemeenren te bezoeken. Hij was uit Alkmaar ver­<br />

dreven , door de bitterheid van Meester ELBERT<br />

HUIK, een'Amfrerdammer, die de Pastorie der Alk-<br />

maarfche Kerk van eenige Utrechtfche Kanunniken<br />

gepacht hebbende voor 500 Guldens, federt de op­<br />

komst der Hei vorming zijn inkomen zag verminde­<br />

ren, en daarom op dezelve hevig- raasde en tierde.<br />

Maar eerlang werd deze vervolger met zulk eene<br />

krankzinnigheid en vertwijfeling aan Goas genade<br />

bezocht, dat hij te Amfterdam in het Dolhuis raak­<br />

te , daar hij meer dan 25 jaren gelegen , en in het<br />

jaar 1594 zijn leven geëiuoigd heeft (*).<br />

Zes Burgers van Amfterdam , REINIER KANT ,<br />

FRANK DE WAAL, KORNELIS JANSZ. KOSTER, AL­<br />

BERT HEYES , WILLEM FLORISZOON en LAURENS<br />

JAKOBSZOON, REAAL bijgenaamd, omdat hij op het<br />

Water in de Gouden Reaal woonde (f) , JAN<br />

ARENDSZOON in Amfterdam ontboden hebbende ,<br />

(*) BRANDT Bladz. 712.<br />

raad-<br />

(t) Deze LAURCNS REAAL was een der ijverigf'.e voor-<br />

flanders der Hervormden, naderhand meermalen Schepen<br />

der «tad Amfterdam, ook Raad en Burger-Hopman, daar<br />

na Kornel, en eindelijk Raad ter Admiraliteit in Zeeland.<br />

Uit zijne gedenkfehriften heeft BRANDT zijne ver-<br />

ha-


G E S C H I E D E N I S . ao 7<br />

•mdflaagden met hem over het aanvangen der open­ ia C. G.<br />

bare Preek in Hollands, in eene zamenkomst buiten [aan 517.<br />

:ot 155a.<br />

de Sint Anlonispoort, tusfehen de Stad en Houtewaal<br />

, aan den IJkant, in het riet. Men befloot<br />

vooreerst te Amfterdam nog ftil te zitten; doch op<br />

den iaden Julij deed JAN ARENDSZ. de eerfte Predikatie<br />

buiten Hoorn, voor het Reguliers Kloostei<br />

op het veld, dat men over moet, als men van Blokker<br />

naar Swaag en de Bangert te voet wil gaan.<br />

Juist op dien tijd waren bij geval de Burgemeesters,<br />

met den fchout Meester JOOST HUIKESLOOT, den<br />

Onderfchout HENDRIK KORVER , en twee jonge<br />

Zuidhollandfche Edellieden bij de Reguliers Monniken<br />

te gast; vernemende, dat er digt bij gepredikt<br />

werd , begaven zich de Schout, de Onderfchout,<br />

een van de Monniken, en de twee Edellieden, derwaarts<br />

dicht achter den Predikant, die echter met<br />

zijne rede voortging. Toen fprong de Monnik in<br />

de floot, die den weg van het Klooster fcheidde ,<br />

en fchreeuwde zeer ijsfelijk , meenende daar door<br />

het volk op de loop te krijgen. Als zich echter<br />

niemand verroerde, riep de Schout, die den Predikant<br />

iets hoorde bijbrengen uit het Xde Hoofdftuk<br />

van JOANNES Euangelie: Ja, ja, ik zal u wel heren<br />

JOANNES in het tiende, en ging naar het Klooster.<br />

De Onderfchout hoorde den Predikant tot het<br />

einde der Preek, ook de Edellieden, die, wederom<br />

ter maaltijd komende, tot de Monniken dorflen<br />

zeghalen<br />

nopens het prediken in Holland voornamelijk ontleend.


Ha C. G.<br />

Jaari5i7,<br />

tot 1552.<br />

Buiten<br />

Haarlem.<br />

ao8 K E R K E L I J K E<br />

zeggen, dat hun de rede niet kwalijk beviel. —<br />

De tegenwoordigheid des Heeren van BREDERO-<br />

DE, die zich thans te Hoorn bevond, en van daar<br />

naar Amfterdam toog, bemoedigde de Hervormden<br />

zoo flerk, dat men befloot, den volgenden Zondag<br />

den aiflen Julij, voor de tweede reize in Holland<br />

openlijk te prediken te Overveen, even buiten Haarlem,<br />

bij het Huis te Kleef, onder het gebied des<br />

Heeren van BREDERODE. Vergeefs fielden Burgemeesters<br />

van Amfterdam, zelfs door het uitflrooijen<br />

van allerhande gerugten, alles in het werk, om dit<br />

te verhinderen, te Haarlem hield men op dien dag<br />

de poorten gefloten; doch toen deze te elf uren geopend<br />

werden, kwam het volk, en daar onder vele<br />

Amfterdammers, in grooten getale te Overveen, daar<br />

het meeste volk reeds den ganfchen nacht geweest<br />

was en op het veld geflapen had; nu predikte PIE­<br />

TER GABRIEL over Efez. II. 8, 9, 10, en dat,<br />

hoewel hij zeer klein en zwak van perfoon was ,<br />

omtrent vier uren lang, in een' zeer heeten zonnefchijn.<br />

Des anderen daags werd de Preek te Overveen<br />

hervat door JAN ARENTSZ. die daags te voren<br />

ook buiten Alkmaar gepredikt had ; hij predikte<br />

over eenige woorden uit den CXVIIlden Pfalm, voor<br />

zeer groot gehoor , alzoo men nu geene poorten ge-<br />

Qoten had. Hier verfchenen ,ook vele Geestelijke<br />

perfonen onder de Toehoorders, zich ten hoogflen<br />

verwonderende, dat deze Mandemaker, een flechte<br />

[^eek, de Heilige Schrift zoo gefchikt en bekwaam<br />

verklaarde, en in een zoo lang fermoen, hetwelk<br />

1<br />

)mtrent vier uren duurde, zulk eene goede orde<br />

ge-


GESCHIEDENIS. * 0 Q<br />

gebruikte. Vele Amfterdammers waren daar weder<br />

tegenwoordig, die t'huis gekomen en gevraagd zijnde,<br />

waar zij geweest waren, vrijmoedig bekenden:<br />

,, Wij hebben Gods heilig woord den menfchen<br />

„ klaar en rein hooren voordragen, hetwelk van de<br />

„ Papen met menfchelijke leeringen verduisterd, en,<br />

„ tot dezen tijd toe, befmet is geworden."<br />

Middelerwijl werd er in eene bijeenkomst te Buik- Buitea<br />

floot ook befloten, op den laatilen dag van Hooi­ Amitea><br />

dam.<br />

maand buiten Amfterdam te prediken. Dit gefchiedde,<br />

insgelijks, door JAN ARENDSZ. niet verre van<br />

de Haarlemmerpoort, regt over het KarthuizerKlooster,<br />

op eene plaats, de Rietvink genoemd, in de<br />

tierde Kamp, doch buiten het regtsgebied der flad.<br />

Men had op dien morgen een vertoog overgeleverd<br />

aan Burgemeesteren, met kennisgeving en veifchoning<br />

van hetgeen zij deden, en verzoek , dat het<br />

den Heeren Raden zou gelieven zelve ten gehoor te<br />

komen, of de Herders, die voor hunner onderzaten<br />

zielen zorge droegen, te zenden, om te verflaan ,<br />

of er iets tegen de leere der Godzaligheid, of tegen<br />

den vrede en eendragt, geleerd of aangerigt werd.<br />

De Raad befloot, na overweging, hier over ook het<br />

gevoelen der Schutterijen in te nemen, de meestea<br />

van welke verklaarden : „ Dat men de buitenpre-<br />

„ dikatien gedoogen zou, voorts bereid zijnde, de<br />

,, Wethouders en flad met lijf en goed tegen allen<br />

„ overlast te befchermen, tot welk einde hun de<br />

„ wapenen bevolen waren." De Preek had dus<br />

voortgang, onder welke, volgens verhaal van WA-<br />

HERV. III. O GE­<br />

US. C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

toe 1552.


aio K E R K E L I J K E<br />

na C. G /OENAAR. (*) , door KORNEL1S VAN TEILINGEN<br />

Jaari5t; • Diaken, twee en twintig Guhiens verzameld wertot<br />

1552<br />

' den. Het prediken op de Rietvink, en naderhand<br />

op de lastaadje, aan den IJkant, genoegzaam onder<br />

de ftad, werd, in de volgende maand , eenige reizen<br />

hervat. De Schout PIETER PIETERSZOON poogde<br />

de tweede bijeenkomst op den vierden Augustus<br />

te (tooren; doch het rot Schutters , dat de dagwacht<br />

had aan de Haarlemmerpoort, belette het<br />

hem. Men toog hier vervolgens ook gewapend ter<br />

preek, welke de Schout toen ongemoeid liet, zijnde<br />

hem ook te dezen tijde, door den Prins van Oranje,<br />

als Stadhouder van Holland, belast, dat hij zich<br />

voorzigtig en matig gedragen, en niemand, wegens<br />

den Godsdienst, geweld aandoen zou. Waar door<br />

hem de hand voor dien tijd genoegzaam gefloten was.<br />

In Water.<br />

land;büi<br />

ten Alkmaar<br />

en<br />

Enkhuizen.<br />

In deze dagen predikte men ook te Sloterdyk,<br />

eene Ambachtsheerlijkheid der flad. Te Buik/loot<br />

over het T, in Waterland, werd door JAN ARENDS­<br />

ZOON en PIETER GABRIEL , om den derden en vierden<br />

dag, gepredikt. ALLERT GERR'TSZOON en<br />

PIETER KORNELISZOON predikten, te dezen tijde,<br />

fomwijlen buiten Alkmaar \ en in verfcheidene plaatfen<br />

van het Noorderkwartier. Op Sint Jakobsdag<br />

deed PIETER KORNELISZOON van Alkmaar de eerfte<br />

Predikatie voor die van Enkhuizen, op de groene<br />

Wyjing, achter Grootenbroek, daar vele Toehoorders<br />

van verfcheidene plaatfen bijeenkwamen.<br />

Thans<br />

(*) VI Deel, Bladz. 167.


GESCHIEDENIS. tf'l<br />

Thans liep er een gerucht, dat de Gouvernante, na C. Ö4 ten einde de beroerte, die in het land was, te (lil­ Jaar 1517,<br />

len , de Predikatiën zou toelaten in al de fteden a<br />

tot 1553*<br />

daar die vóór den 2iften Augustus begonnen zou<br />

den zijn. Dit deed velen in de overige fteden var<br />

Holland verlangen, dat dit werk ook bij hen werd<br />

aangevangen. Dies werd PIETER GABRIEL terflond<br />

gezonden naar Delft, daar men hem de eerfle open-<br />

lijke Predikatie bij de Hoornbrug, tusfehen die flad<br />

en den Haag, liet doen, en kort daar na predikte<br />

hij in den Haag zeiven, zoo in het Voorhout, als<br />

op den Fyverberg, en zelfs voor het huis van den<br />

Prefident van den Hove, Mr. KOKNEUS SLUIS, die<br />

den Predikanten nog onlangs zwaar had gedreigd,<br />

doch nu het prediken door een glasvenfter aanzag ,<br />

zonder het te kunnen beletten, wordende de verga­<br />

dering door eene menigte gewapende Delffche Schut­<br />

ters befchermd.<br />

In Augustus werd ook door PIETER GABRIEL ge­<br />

predikt, te Oostbroek, omtrent een uur gaans van<br />

Utrecht. Daarna door JAN AREND


au K E R K E L I J K E<br />

na C. G , buiten de Tollefteegpoort, benevens den weg naar<br />

Jaarisn • Vreeswyk of de Vaart.<br />

tot 1552<br />

Men beproefde ook, om de Preek te houden buiDordten<br />

Dordrecht en buiten Gouda, doch hier kwam<br />

recht en niemand te voorfchijn, om de Preek te hooren ;<br />

Gouda<br />

weigerer zelfs mompelde men te Gouda, dat men deze nieu-<br />

de preek wigheidpredikers van kant behoorde te helpen , en<br />

te huwde: 1<br />

bij een Heelmeester of Barbier, die het gerucht van<br />

eene te houden Preek onder het volk had gebragt,<br />

werden door eenige jongens de glazen ingeflagen.<br />

Maar buiten Gornichem werd, naar het fchrjnt ,<br />

al in Julij, op een' Waard van den Graaf van<br />

Hoorne, en ook elders, gepredikt, ADRIAAN VAN<br />

In Zee­<br />

DEN HEUVEL DIRKSZOON, Burgemeester der ftede,<br />

en een groot getal van Burgeren , waren hier der<br />

Hervorminge toegedaan. Ook ondernam men buiten<br />

Leyden, te Rynshurg, te Wadding, en elders daaromtrent,<br />

te prediken: waar toe JAKOB, Heer van<br />

Wyngaarden, gehouden werd, de meeste aanleiding<br />

gegeven te hebben.<br />

Te Middelburg in Zeeland, heeft de Predikant<br />

land. WILLEM VAN HOORN , onder de begunftiging van<br />

verfcheidene leden der Regering, al vroeg in het<br />

openbaar geleerd. Ook predikte men, in eene Zoutkeet<br />

van de weduwe BASTIAAN MATTHYSZOON, op<br />

den Dijk, buiten Amemuiden: voorts te Vere, te<br />

Vlisfingen, te Zierikzee, te Tholen en op vele andere<br />

plaatfen in Zeeland enz. (*)<br />

In<br />

(*) Men zie van dit alles breeder BRANDT Bl. 709-741,<br />

WAGEN AAR VI Deel, Bladz. 164-169.


G E S C H I E D E N I S . 213<br />

In dit jaar 1566 wordt door oor- en ooggetuigen na C. G.<br />

en ook door den deftigften onzer Nederlandfche Ge- jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

fchiedfchrijveren , den Drosfaard PIETER HOOFT,<br />

een zonderling geval gemeld, hetwelk te Amfterdam Zeldzaam<br />

plaats had met de Armeweeskinderen, die met eene geval met<br />

de Arme­<br />

vreemde bezoeking gekweld werden. Een groot deel weeskin<br />

kinderen, knechtjes en meisjes, wel tot zeventig deren te<br />

Amfter­<br />

toe, werd, niet alleen, in velerlei wijzen, geplaagd<br />

dam.<br />

en gepijnigd, zulks, dat het hun nog na de verlosfing,<br />

al hun leven, aanhing; maar zij klauterden<br />

, als katten, bij wanden en daken op, gaven<br />

gezigten, zoo helsch en averregts, dat de mannelijkfte<br />

harten van die neep fchenen te kwijnen. Zij<br />

fpraken, zegt men, vreemde talen, en met lispende<br />

tongen vreemde dingen, ja van hetgeen op dien<br />

oogenblik elders, zelfs in deVroedfchap, gefchiedde.<br />

Het gebeurde, zoo verhaalt LAURENS REAAL , dat<br />

één dezer kinderen tegen TRYN GERRITS, toen ter<br />

tijd Weesmoeder, die het in zijne benaauwdheid<br />

vasthield, uitborst in deze woorden: ,, Uw zoon,<br />

„ JAN KLAAS ," (die een Lid der Vroedfchap was,)<br />

„ zal naar den Haag reizen, en daar niets goeds<br />

„ aanregten, want dus is het in den Raad befio-<br />

„ ten." Het lijden daar op wat afnemende, gaat<br />

zij met het kind naar het Stadhuis, en komt daar<br />

juist, als haar zoon , met andere Raden , in het<br />

fcheiden der Vroedfchap, van de trappen treedt, en<br />

vraagt hem, of hij naar den Haag zou reizen ? Hij<br />

verfchrikt en bekent het: Zij voegt er bij: dit kind<br />

heeft het g-zeid. Men maakt het den Burgemeesteren<br />

bekend, en ziet het (Tuk, nu ontdekt zijnde,<br />

O 4 die


314 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. dieper in, zulks, dat de reize geftaakt werd. —•<br />

Jaarisi; Een jonge zag, in het huis van een' Beeldhouwer<br />

tot 1552<br />

in de Kalverftraat, een fteenen tafereel van het laatfte<br />

Oordeel, om hoog, aan den muur hangen, en<br />

gevraagd hebbende, of hij het er eens af wilde halen?<br />

vloog bij bij den wand op, rukte er het Huk<br />

af, en fmeet het tegen den grond. Anderen klommen,<br />

zoo gezeid werd, bij den toren der Oude<br />

Kerk, naar boven, tot aan de Ipeelklokken, daar<br />

zij eene wijle bleven zitten, tikkende met de knokkels<br />

op de klokken, en zingende: Wij zullen hier<br />

niet vnn daan gaan, of Barnet je zal in het vuur<br />

ftaan. Zij bedreven ook veel gebaars aan de deuren<br />

van fommige vrouwen, die hen, zoo zij zeiden,<br />

betooverd hadden; en verflonden door Barnetje,<br />

zekere JACOBA JACOBS-DOCHTER , anders JA-<br />

PIKJE BAMEN, die men van elders weet, dat, door<br />

hen en anderen, befchuldigd werd, als de oorzaak<br />

vaii deze tegenwoordige bezoeking der Weezen,<br />

waarom zij zich, eeilang, door het geregt, deed<br />

zuiver fchouwen. Den öchout PIETER PIETERS­<br />

ZOON fcholden zii, om zijne wanftaltige lengte ,<br />

voor een' Deventer Koek, omdat hij hun met dergeluKe<br />

kinderkost den mond^zocht te floppen, dien<br />

hij veel meer daar mede opende. Zij verweten hem<br />

lelijke itukken , uit afkeer, zoo de Onroomfchen<br />

Dieenden, van de vervolging der Gereformeerden ,<br />

welke hij, omtrent dezen tijd, fterk zou gedreven<br />

hebben. Men vond er, die zeiden : ,, dat zij,<br />

„ zoo alle bergen met zwaarden belleken waren ,<br />

„ gaarne van boven door de punten dalen wilden,<br />

„ als


G E S C H I E D E N I S. 215<br />

„ als zij daar na Gods aanfchijn flechts in genade ja C. G.<br />

aanfchouvven mogten." Voorts wordt getuigd , [aari5i7.<br />

ot 1552.<br />

dat deze kinderen zelden kwaad deden , dikwijls<br />

zeggende, onder het wijzen naar omhoog: dat de<br />

groote Man hun zulks verbood, of belette. .Meermalen<br />

liepen zij naar het water, als wilden zij er<br />

infpringen: maar op den kant gekomen , bleven ze<br />

pal ftaan, zeggende: de groote Man verbiedt het ons.<br />

De waarheid van dit zeldzaam geval kan niet in<br />

twijfel worden getrokken; de toeloop van menfchen<br />

naar het Weeshuis was zoo groot, dat het Geregt<br />

op den iaden Januarij dezes jaars 1566 reeds bij<br />

openbare afkondiging beval, dat niemand zich,<br />

zonder verlof der Regenten, in het Weeshuis vervoegen<br />

en ophouden zou. Dergelijk een verbod<br />

gefchiedde den 5den Februarij met betrekking tot<br />

het Klooster der PAULUS Broederen , werwaards<br />

eenige kinderen, tot bevordering van derzelver genezing,<br />

gebragt waren. Van dezen teekent REAAL<br />

aan, dat deze kinderen, hoe naauw zij ook in dit<br />

Klooster bewaard werden, fomtijds middel vonden,<br />

om floten en deuren open te breken, en bij tienen<br />

en vijftienen, langs de ftraten te loopen, waar van<br />

de waarheid, ten aanzien van het loopen langs de<br />

ftraten, ook blijkt uit eeneStadskeure van den i;Jden<br />

Junij. Het ongemak duurde vele maanden , doch<br />

verdween allengs , hoewel hun , ook nadat zij er<br />

van verlost waren, de overblijffelen der kwale , al<br />

hun leven, aanhingen (*).<br />

Mid»<br />

(*) BRANDT Bladz. 741. WAGENAAR Amfterdam ï.<br />

O 4 Deel,


na C G<br />

Ï3ari5i7<br />

tot 1552.<br />

V oortgang<br />

der<br />

openbare<br />

Preek.<br />

fii5 K E R K E L I J K E<br />

Middelerwijle was de Magiftraat van Amfterdam<br />

met allen ernst bedacht, om het openbare prediken<br />

der Hervormden te weeren, ten minde, om te zor­<br />

gen , dat dit niet binnen de flad gefchieden mogf.<br />

Op den 2iflen Augustus predikte JAN- ARENDSZ. op<br />

de Lastaadje, zijnde genoegzaam de voorltad van<br />

Amfterdam, aan de Oostzijde, en den oever van<br />

het T. Na de Predikatie werd hij door de Toe­<br />

hoorders in de flad binnengebragt; fe:iert predikte<br />

men altemets op de Lastaadje, zeifs in zekeren<br />

fpijker van JAN WILLEMSZOON WVNGAARD , waar<br />

de vergadering zoo toenam, dat de fpijker en plaats<br />

daaronrrent te kiein werd; ook werden op verzoek<br />

der Gereformeerden van Embden en elders verfchei­<br />

dene Predikanten naar Haarlem overgezonden, die de<br />

Gemeenten aldaar bedienden.<br />

Vergade­ De verbondene Edelen kwamen in Junij in grooring-<br />

d r<br />

E leien te<br />

ten getale te St. Truyen, in het Bisdom van Luik,<br />

StTruyen te zamen, om te raadplegen over hunne zaken, en<br />

wat bun ter hand ftond te nemen , in de tegen­<br />

woordige omflandigheden. De Gereformeerden,ook<br />

die van de Augsburgfche Confesfte, fchikten hier<br />

Gtmagtigden aan de Edelen, heul aan hen zoeken­<br />

de,<br />

Deel, Bladz. =7;. 275 die ook zijne gedrchten over<br />

de oorzaken van zulk een zeldzaam ongemak hier bij­<br />

gevoegd heeft : De ftads Registers noemen deze kin­<br />

deren , ellendig ziek, grootelijken gekweld en met eene<br />

zonderlinge pasfie bevangen. In het jaar 16 0 heeft ook<br />

in I-et Weeshuis te Hoorn iets dergelijks plaats gehad.<br />

Men zie BLEKER Betoov. IVer. IV Boek. XXV Hoofdft.


G E S C H I E D E N I S . «17<br />

de, om in de vrijheid des geloofs voorgedaan te<br />

worden. Ten dien einde (lelden zij hun een ver­<br />

zoekfchrift in handen, FRANCISCUS JUNIUS ver­<br />

haalt (*_), dat hij, en PEREGRJN UK LA GRANGE.,<br />

uit Daufinè, eene zeer vrome en goedaaruge ziele,<br />

die roet hem van Geneve was gekomen , bij eene<br />

Sijnode te Antwerpen, in het laatst van Julij ge­<br />

houden , fchoon zij zulks weigerden, tegen hunnen<br />

dank, naar de vergadering te St. Truyen werden<br />

gezonden, met eene korte Geloofsbelijdenis van uit­<br />

drukkelijke fchriftuurwoorden , door JUNIUS zamen-<br />

gefield, welke zij den Edelen moesten overgeven ,<br />

dat zij daar gekomen , zagen, wat er te doen was,<br />

zonder iets uit te rigten, doordien iemand zich daar<br />

t'ontijde tusfehen dak, dien het de Heere, voegt er<br />

JUNIUS bij, vergeve.<br />

In Spanje werd, gedurende dit alles, bij den KoBefluit<br />

ning geraadpleegd over de middelen , om de in de­ des Koningsomze<br />

landen ontdane beroerten te dillen en de rust te<br />

trent de<br />

herdellen. Door de onlangs naar Spanje gezondene Inquifitie<br />

Gezanten, BERGEN en MONTIGNI, waren daar toe de Plakaten<br />

en<br />

voorgeflagen: het vernietigen ckr Inquifitie; het ma­ eene altigen<br />

der Plakaten; en het verleenen eener algemeene gemeenevergiffe­<br />

vergiffenis. Ten laatde delde de Koning omtrent<br />

nis.<br />

deze drie punten vast: „ dat de Paufelijke Inquifi-<br />

,, tje mogt gefchorst blijven, mids de gewone Bis-<br />

„ fchoppelijke hare kracht behield. Dat men , in<br />

Nederland, een nieuw ontwerp' van matiging der<br />

„ Plakaten mogt opdeden, waar bij 'sKonings acht-<br />

„ baar-<br />

(*) In zijn Leven bij GERDES Scrin, Antiq. I. f. c.<br />

O 5<br />

na C. G.<br />

!aarisi7.<br />

tot 155a.


2i8 K E R K E L I J K E<br />

Ba C. G. „ baarheid en het Roomfche Geloof bewaard werd,<br />

Jaari5i7_. „ zullende hij dan, hier op, de vereischte orde beeot<br />

1552<br />

„ ramen. Dat ook de Landvoogdesfe vergiffenis<br />

,, zou mogen verkenen aan de Bondgenooten alleen,<br />

„ of ook aan anderen, naar dat zij het raadzaam<br />

„ vond, mids dezen niet geregtelijk van misdaden<br />

„ overtuigd waren. Dat zij echter, voor het toe-<br />

„ ftaan dezer drie punten, verzekering hebben moest,<br />

Beeldüorming.<br />

dat de Heeren, zich hier mede latende genoegen,<br />

,, voortaan de behoudenis van den Godsdienst en<br />

,, 'sLands rust, uit al hun vermogen, behartigen<br />

„ zot den. Voorts moesten alle verbonden, zamen-<br />

„ komften, preken en openbare ergernisfen worden<br />

„ afgefchaft , of zoo de wederfpannigen hier toe<br />

,, niet konden worden gebragt, en daarentegen de<br />

„ wapenen opnamen, mogt de Landvoogdes zich<br />

„ van de Benden van ordonnantiën en van de ge-<br />

„ wone bezettingen bedienen, ter harer befcher-<br />

„ ming. Des noods, mogt zij zelfs een genoeg-<br />

„ zaam getal van Waardgelders aannemen , over<br />

„ dezelve zulke Hoofdlieden {tellende, als zij zelve<br />

„ bekwaamst oordeelde (*)."<br />

Het befluit des Konings werd aan de Landvoog.<br />

desfe overgezonden, maar echter niet afgekondigd ,<br />

alzoo VIGLIUS , BARLAIMONT en anderen weigerden,<br />

in het afzijn der voornaamfte Heeren, hier in<br />

te Hemmen. Doch, terwijl de Koning dus op looden<br />

fchoenen ging, eer hij zoo weinig van zijne<br />

ftreng-<br />

(*) BRANDT Bladz. 759-76:. WAGENAAR VI De(l,<br />

Bladz. 172.


G E S C H I E D E N I S . 219<br />

ftrengheid- afweek, raakte hier het ganfche land op na C. G.<br />

de been, overhoop en in beroerte, door de Beeldtot<br />

1552,<br />

Hu rmiug, welke te dezer tiide uitborst, en in wei­<br />

nige weken bijna alle oorden van Nederland door­<br />

liep, en zulk eene bijstere verwoesting maakte, aan<br />

Beelden, Schilderijen, Boeken, Kruisfen, Altaren,<br />

Sacramentshuizen en allerlei Kerkfieraden, te platten<br />

lande en in de fteden, dat men, het graauw, welk<br />

er de hand in had, aanziende voor te zwakke werk­<br />

tuigen, om zoo veel ijsfelijks, in zoo weinig tijds,<br />

uit te voeren, tot de vreemde gedachten kwam, dat<br />

er booze geesten onder gewerkt hadden (*).<br />

Zeldzaam is het, dat deze Beeldenftorming, wel­<br />

ke den iaden Augustus, den dag voor Maria's<br />

Hemelvaart, in IVestvlaanderen eenen aanvang nam,<br />

door eenige weinigen van het geringlte graauw, daar<br />

zich ettelijke roovers, dieven en hoeren onder ver­<br />

mengd hadden, begonnen en meest overal volvoerd<br />

werd; het is ondertusfchen twijfelachtig , of deze<br />

ruwe hoop niet aangezet en aan het hollen gebragt<br />

zij, door lieden van meerder aanzien. De Spaansch-<br />

gezinde Schrijvers befchuldigen of verdenken de<br />

Edelen, te St. Truyen vergaderd, van het ontwer­<br />

pen van dit (tuk , doch zonder bewijs of waar­<br />

schijnlijkheid, daar er onder dezelve zoo vele opreg-<br />

te Roomschgezinden gevonden werden. Anderen<br />

hebben den Prins van Oranje, of zijnen Broeder,<br />

Graaf LOOEWYK, aan deze fchennis fchuldig ge­<br />

houden. Doch de Prins zelf heeft zich hier van<br />

(*) STRADA de bclïo Belg. Dec. I. Libr. V. p. 242.<br />

ge-<br />

Aanleggers<br />

van<br />

dezelve.


220 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. gezuiverd in zijne Verantwoording , en heeft zich<br />

Jaar 1517<br />

ook altijd afkeerig betoond van de woestheid der<br />

tot 1552.<br />

Beelddormeren; zelfs is hij wel eens van fommige<br />

Onroomfchen gelasterd, omdat hij oordeelde , dat<br />

de Kerken niet, dan na voorgaanden last der Over­<br />

heden , behoorden gezuiverd te worden. Eindelijk<br />

heeft men ook de fchuld van deze onderneming te<br />

last gelegd aan de Hervormden in het gemeen , en<br />

in het bijzonder aan derzelver Leeraars. WAGE­<br />

NAAR (*) houdt het niet ongegrond, dat fommigen<br />

uit de Hervormden, ja uit de Edelen zelve, in dit<br />

werk de hand gehad, of het, ten minde, met ge­<br />

noegen aanfchouwd hebben. Hij zoekt dit waar-<br />

fchijnlijk te maken, uit aanmerking, dat men onder-<br />

dellen mag, dat het den Hervormden , die reeds<br />

zoo talrijk waren, verdroten zal hebben, met het<br />

naderen van den winter, langer in het open veld ,<br />

bijeen te komen. En, zegt hij, gelijk, onder aller­<br />

lei gezindheden, boozen en goeden zijn, hebben de<br />

eerden geoordeeld, dat zij zich , met geweld, in<br />

het bezit mogten dellen van de Kerken, die hun ,<br />

zekerlijk, geweigerd zouden geweest zijn, als zij er<br />

alleenlijk om verzocht hadden. Ook merkt hij aan,<br />

dat die genen onder de Edelen, die, uit wanhoop<br />

aan 's Konings genade, of uit begeerte naar veran­<br />

dering;, het werk gaarne tot dadelijkheden zagen<br />

voortflaan, hier onder geroeid zullen hebben. On­<br />

dertusfchen is de vraag eigenlijk niet, of er onder<br />

den woesten hoop niet ook zulken gevonden zijn ,<br />

(*) VI Deel, Bladz. 180.<br />

die


G E S C H I E D E N I S . aar<br />

die zich Gereformeerden noemden, ja of niet hier aa C. G.<br />

en ginds zelfs Heden van meer aanzien zich in het Jaari5i7.<br />

cot 1552.<br />

werk gemengd, en het met genoegen aangezien hebben<br />

; maar de vraag is: wie het eerst dit werk beraamd<br />

, en uitgedacht hebben , wie er de eerfte<br />

aanleggers van geweest zijn? En dan is het zeker,<br />

dat het gros der Gereformeerden , en hunne<br />

Leeraren, niet alleen toen het geweld gepleegd<br />

werd, maar ook, in het vervolg, bij verfcheidene<br />

gelegenheden, dit werk, als onbehoorlijk,<br />

afgekeurd, en ook plegtig hunnen afkeer daar van<br />

betuigd hebben, bijzonder deden zij dit openlijk en<br />

plegtig in een verzoekfchrift, hetwelk kort daar na,<br />

in de tegenwoordigheid der Afgevaardigden van<br />

de meeste Nederlandfche Gereformeerde Kerken ,<br />

en in den naam dier Kerken , te Antwerpen<br />

werd opgefteld , om bij Koning FILIPS te worden<br />

ingeleverd, hetwelk bij den Gefchiedfchrijver<br />

BOR geheel te vinden is (*). De Kerk van Antwerpen<br />

leverde een gefchrift in aan de Wethouderfchap<br />

van Antwerpen; in hetzelve „ betuigden zij<br />

„ voor God, dat hetgeen in het wegnemen en bre-<br />

„ ken der Beelden was voorgevallen, buiten hunne<br />

„ kennis en toeftemming gefchied ware (f)." HER­<br />

MAN MODET , of STRYCKER , toenmaals Leeraar<br />

van de Gereformeerde Kerk te Antwerpen, zegt in<br />

eene verantwoording, welke hij korts daar na heeft<br />

uitgegeven: „Dat hij, en dus ook de geheele Confifto-<br />

» ne,<br />

(*) Gedeeltelijk ook bij BRANDT Bladz. 114. II Deel,<br />

in Octavo. (f) BRANDT Bladz. 22.


naC. G,<br />

Jaai'1517<br />

tot 1552<br />

S2s K E R K E L I J K E<br />

„ rie, van deze Beeldftorming, toen die eenen aari-<br />

„ varig nam, niet meer wetenfcbap heeft gehad ,<br />

„ dan van de uur van zijnen dood;" daar bij voe­<br />

gende een verhaal, hoe hij zelfs, ter begeerte der<br />

Wcthouderfchap, met gevaar van zijn leven, ge­<br />

tracht in.d, toen het werk gaande was, de gewel­<br />

denarijen in veifcheidene Kerken, door vermaningen<br />

tot het volk, te helpen weeren (*). De uitmun­<br />

tende FRANCISCUS JUNIUS, die toen te Gend was,<br />

beroept zich op de Raadsheeren van den hoogen<br />

Raad van Vlaanderen, tot bevestiging, dat hij,<br />

door dieu Raad gelast, om de fJeeliknftormers al­<br />

daar over hun voornemen te onderhouden, zich ge­<br />

trouwelijk gekweten had; en hij vnegt er bij: „voor-<br />

„ waar, nooit hebben mij zulke geweldige en on-<br />

„ geregelde raadflagen behaagd; nooit is er, meen<br />

„ ik, iemand bij mij geweest, dien ik, zelfs met<br />

„ het allerminfte teeken, getoond heb, dat mij zoo-<br />

„ danige handelingen gevielen. Met deze betuiging<br />

„ wil ik mijne eigene, als ook ml. er vrome mede*<br />

„ broederen, (want de ongeregelde eigenmeester-<br />

„ fchapdrijvers acht ik niet,) getrouwheid openlijk<br />

„ kondgemaakt hebben." Ook verhaalt hij , dat,<br />

het graauw reeds bijeengeloopen ziinde, omtrent drie<br />

uren, voor dat het werk regt aanging, zekere LIE­<br />

VEN ONGENA bij hem om raad kwam , hem vra­<br />

gende, of hij, wanneer het volk van Gend op den<br />

VP"-irang van de Antwerpenaars , de Beelden ver-<br />

nielde, ook zeif de hand aan het werk zou flaan ,<br />

(*) BRANDT II Deel, Bladz. 14. volgg.<br />

of


G E S C H I E D E N I S . 223<br />

of niet? JUNIUS gaf hem ten eerfte dit antwoord: na C. G.<br />

„ Van ons moet niet gedaan worden, dan volgens Jaar1517.<br />

tot 155a.<br />

„ ons beroep : gij hebt geen ordinaris beroep;<br />

„ naardien gij geen Magiftraat, noch met ordinari-<br />

„ fche autoriteit verzien zijt : ook hebt gij daar<br />

„ toe geen extraordinarisch beroep; dewijl gij mij<br />

„ om raad vraagt, en zelf met zulks te doen te<br />

,, kennen geeft, dat gij tot deze zaak niet extra-<br />

„ ordinaris zijt beroepen (*)." Men kan derhalven<br />

de Hervormden met geene reden befchuldigen. Ondertusfchen<br />

heeft het mij meermalen verwonderd ,<br />

dat men zoo weinig acht heeft geflagen, op hetgeen<br />

dezelve JUNIUS ingewikkeld fchijnt te kennen te geven<br />

, wanneer hij te zelfde plaatfe zegt, dat „ de<br />

„ Beelden (tonners, die hem en zijnen Broederen on-<br />

,, bekend waren, van onbedachte ofte kwaadwillige<br />

„ lieden opgemaakt, op al de Kerken en Kerken-<br />

„ beelden aanvielen." Welke of hoedanige lieden<br />

bedoelt JUNIUS met deze kwaadwillige ? Duidelijker<br />

fpreken de Nederlanders in hun Request aan<br />

Keizer MAXIMILIAAN en de Rijksvorsten te Spiert<br />

in het jaar 1570 ingeleverd, waar hunne woorden<br />

te aanmerkelijk zijn , dan dat wij die hier geene<br />

plaats zouden geven: ,, Ondertusfchen," zoo fpreken<br />

zij (f), „ is het gebeurd, eerst wel in West»<br />

„ Vlaanderen, daar na ook in zeer vele andere fte-<br />

„ den, bijna op denzelfden tijd , dat de Schilde-<br />

„ rijen, Beelden, en Altaren in de Kerken gebro-<br />

(*) BRANDT Bladz. 29. volgg.<br />

(t) GERDES Serin. éntiq. T. VIII. p. 612.<br />

„ ken


224 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ ken werden; of door de list der vijanden, die er<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552. „ reeds voorlang op ui geweest waren, om eene<br />

„ gelegenheid te hebben, om hec volk ie befchul-<br />

„ digen, opdat zii dus, onder een fchoorifchijnend<br />

„voorwendfel, foldafen werven, en den Herken<br />

„ arm zouden kunnen gebruiken, of door verkeer-<br />

, den ijver van fommigen — is onzeker. Dit blijkt<br />

, ondertusfchen, dat in vele Heden de Papen het<br />

, eerst begonnen, de kostelijke beelden en vaten<br />

i , uit de Kerken weg te brengen, dat vervolgens de<br />

1 , jongens hen volgende, en het graauw, de overige<br />

t , meestal nedergeworpen hebben: dar ook op 1'oms<br />

, mige plaatfen de Roomfche Magiiiraten, en on-<br />

5 , der die zulke, die het meest gebeten waren op<br />

s , den Euangelifchen Godsdienst, op publiek gezag,<br />

5 , de Beelden, Schilderijen, en andere uitwendighe-<br />

» , den, hebben nedergeworpen ; en dat, op hun<br />

5 , gezag en voorbeeld, fommige goede Burgers,<br />

5 , meenende, dat dit gefchiedde volgens Refolutie<br />

s , van de hooge Regering , hetzelfde gedaan' heb-<br />

5' , ben enz." Ook weet men, hoe een VARGAS ,<br />

• aderhand, in den Raad der Beroerten, durfde be-<br />

V -eeren: dat alle > Lands ingezetenen , wegens het<br />

E eeldenftormen, ook zonder uitzondering van de<br />

E oomschgezinden, als die, tot wering van hetzelve,<br />

n iets gedaan hadden, tot de galg moesten verwezen<br />

vs orden; of, zoo als hij zich in kwaad Latijn uit-<br />

di ukte: Haeretki fraxerunt templa, boni nihil<br />

xerunt contra, ergo clebent omnes patibulare.<br />

fi<br />

Kort ver­ Doch laat ons beknopt verhalen , hoe het zich<br />

haal van m et deze BeeldHorming hebbe toegedragen. De eerfte


G E S C H I E D E N I S . s 2;<br />

fte Kerkplondering gefchiedde, volgens STRADA , he: : na C». G,<br />

eerst omtrent St. Otner, van waar de plunderaars Jnari5i7.<br />

tot 1552.<br />

zich vervolgens naar Tperen begaven , alwaar zij.<br />

eenige Kerken afgeloopen hebbende, op MARIA'S de Beeld-<br />

Hemelvaartsdag, van de Burgers in de ftad gelaten llonning.<br />

werden. Vervolgens plunderden zij nog verfcheidene<br />

Kerken in de fteden en dorpen op de Leye; een<br />

deel van dit gezelfchap trok verders naar Douay,<br />

en een ander deel naar Seklyn; maar die van Seklyn<br />

op de Kerkfchenders aanvallende , vernoegen er<br />

velen en verftrooiden de rest.<br />

Te Antwerpen deed de Magiftraat, nadat de Beeld-<br />

Prins van Oranje, op aanfchrijven der Landvoogftorming te Antdesfe,<br />

uit die ftad vertrokken was, het Mariabeeld, werpen.<br />

dat anders in dezen tijd van het jaar acht dagen ten<br />

toon plag te ftaan, uit den weg en in het Koor<br />

brengen. Dit gaf aanleiding tot eenige moedwilligheden<br />

, bijzonder van jongens , evenwel liet het<br />

volk zich van Kerkmeesteren gezeggen, en verliet<br />

de Kerk, die gefloten bleef. De Magiftraat deed<br />

intusfchen niets het minfte, om verdere moeijelijkheden<br />

voor te komen; zoodat den volgendén dag,<br />

den 2often Augustus , de moedwil bij en in dé<br />

groote Kerk weder eenen aanvang nam, welken de<br />

Schout vergeefs poogde te ftillen. Tegen den avond,<br />

met het ondergaan der zon, viel men aan het breken<br />

der Beelden en aan het pionderen , met zoo<br />

veel drift, dat voor middernacht, deze Kerk , een<br />

der prachtigfle gebouwen van Europa, tot een hollen<br />

en akeligen romp gemaakt was; en toch gefchiedde<br />

alles met zoo veel eendragt en orde, dat<br />

HERV. III. p nie.


226 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. niemand in zoo grooten oploop in het allerrninfre<br />

Jaansi/,<br />

gekwetst werd, hetwelk in fommiger oogen zoo<br />

tot 1552,<br />

wonderlijk fcheen te zijn, dat zij den Helfchen<br />

Geesten ook hun deel in dit bedrijf toefchreven ,<br />

hetwelk, zoo men zegt, door een honderd rabauwen<br />

, geholpen van een' hoop hoeren en jongens ,<br />

uitgevoerd werd. Het gemeen, nu aan het hollen<br />

zijnde, vloog naar de andere Kerken en Kloosters,<br />

waar zij niet alleen de Beelden, maar ook de Monniken<br />

mishandelden , waar onder de Minderbroeders<br />

het het kwaadffe hadden. Bij deze gelegenheid had<br />

een Monnik der Barrevoeters, die twaalf jaren in<br />

den Kerker van het Klooster gezeten had, het geluk,<br />

van zijne vrijheid weder te krijgen (*). Drie<br />

etmalen duurde deze woede, terwijl de Magiftraat<br />

en Burgerij zich ftilhielden. Den 22ften Augustus<br />

werd den Wethouderen aangediend, dat de Gereformeerden<br />

voornemens waren, dien voormiddag in<br />

twee voorname Kerken te prediken, en wel de Leeraar<br />

(*) De Monniken waren meermalen gewoon, de ge­<br />

nen, daar zij iets tegen hadden, heimelijk te ftraffen, ja<br />

van het leven te berooven. ERASMUS fchiijft in zekeren<br />

Brief, dat MATTI-IEUS, Kardinaal van Sion, eens op eenen<br />

maaltijd, verhaalde, hoe de Dominikanen eens op zeker<br />

Dorp, eenen jongeling levende begroeven , omdat de<br />

Vader, een Ridder, zijnen Zoon met bedreigingen we-<br />

dereischte. Ook zag zeker Edelman in Polen, die, wel<br />

befchonken, bij geval in de Kerk in flaap was geval­<br />

len, twee Franciscanen, na het zingen der nachtgezangen,<br />

levende begraven. Zie BRANDT II Deel, Bl. 11.


GESCHIEDENIS. 227<br />

aar der Walen TAFFIN in de Burg, een plaatsje, na C G.<br />

dus genoemd , te tien uren, en HERMAN MO faansi7.<br />

tot 1552.<br />

DET in de groote Kerk te acht uren. Op verzoek<br />

der Wethouderen echter deed TAFFIN zijne Hoorderen<br />

zonder Preek fcheiden; maar MODET, voorwendende<br />

, dat hij het volk, hetwelk reeds vergaderd<br />

was, anders niet wist te ftillen, hield tot hetzelve<br />

flechts eene vermaning nevens het gebed,maar<br />

volvoerde het voorgenomen werk, door des namiddags<br />

te twee uren eene Predikatie te houden.<br />

Den volgenden dag deed de Magiftraat een gebod<br />

afkondigen, om alle geftolen goederen binnen 24<br />

uren te regt te brengen, en van verder geweld af<br />

te laten, op Itraffe van de galg. Te gelijk traden<br />

zij met de Hervormden in onderhandeling, dat deze<br />

het volk tot rust zouden vermanen; doch inmiddels<br />

ging men in de groote Kerk weder met ftroopen<br />

voort, alwaar nu fommigen de handen floegen aan<br />

de wapenen des Konings en der Vliesridderen.' Nu<br />

echter wist de Magiftraat middel, om het geweld te<br />

fluiten. De Markgraaf, fommigen van de wet, met<br />

de roeidragers, nevens eenigen van de gilden, en<br />

fchutters togen derwaarts, verdreven de woeste menigte,<br />

en grepen tien of twaalf van de belhamels.<br />

Ondertusfchen hadden de Gereformeerden een gefchrift<br />

ingeleverd ter hunner ontfchuldiging, betuigende,<br />

in dit alles geen deel gehad te hebben, en<br />

de Wethouders zonder hun uitdrukkelijk iets in te<br />

willigen, gaven hun echter te verflaan, dat zij zich<br />

geheel zouden onthouden van eenige Kerken, die<br />

opgenoemd werden, hetwelk de Gereformeerden zoo<br />

P a ver


na C. G verflonden, dat men hun het gebruik der overige<br />

Jaai-1517<br />

vergunde , waar op de Duitfchen des Zondags<br />

tot 1552<br />

'smorgens in de Burgkerk predikten, maar'voorts<br />

zich benevens de Wallenen vergenoegden met Preken<br />

in de nieuwe ftad. Maar de Magiftraat, willende<br />

voordeel doen met den twist tusfehen de Lutherfchen<br />

en de Gereformeerden, ontbood den Parochiaan<br />

van het Kiel, die daar voor de Lutherfchen<br />

predikte, dat hij zulks voortaan in St. Joris<br />

had te doen.<br />

Te'sIIertogenbosch.<br />

Te Bergen<br />

op<br />

Zoomen<br />

Lier.<br />

928 K E R K E L I J K E<br />

Van Antwerpen floeg de razernij voort naar 'sHertogenbosch,<br />

alwaar den 22ften Augustus in de Sint<br />

Janskerk de Beelden gebroken werden, en vervolgens<br />

in de overige Kerken en Kloosters, KORNE-<br />

LIS VAN DIEST, Leeraar der Hervormden, die den<br />

2iften Julij de eerfte Preek gedaan had buiten de<br />

ftad in het Boschveld, deed nu op den 24 en 25ften<br />

Augustus de eerfte Predikatiën in de St. Janskerk.<br />

Sedert werd ook eenigen tijd in de St. Jacobs- en<br />

Pieterskerken, ook in de Kapellen van St. Kornelis<br />

en Anna bij fommige Predikanten gepredikt.<br />

Breda, Bergen op Zoom, en andere Brabandfche<br />

fteden, leden dergelijke Kerkfchending. Voor<br />

Lier vertoonden zich acht mannen van Antwerpen,<br />

om te zien, zeiden zij, of men daar de Beelden had<br />

weggenomen. De Magiftraat liet twee van hen in<br />

3e ftad komen ; en zonder verder navraag , in de<br />

Kerken rondleiden, en alles wegnemen, wat zij zeilen,<br />

dat men breken moest. Ten laatfte vraagde<br />

emand uit de Wet, uit wiens magt zij dat deden?<br />

Mijne Heeren," was het antwoord, „ wij zijn<br />

„ in


G E S C H I E D E N I S . aa s<br />

,, in uw geweld , en meent gij, dat wij dit na C. G.<br />

„ zonder last of toeflemming doen, gij zult haast Jaari.517.<br />

;ot 1552.<br />

„ verdaan, met wien gij te doen hebt." Men hield<br />

zelfs deze twee nog vrij van de teerkosten, die in<br />

de herberg gevallen waren.<br />

Te Mechelen werd zoo veel tegendand aan de Te Me­<br />

Beelddormers geboden , dat zij het werk lieten chelen<br />

geftuit.<br />

fteken.<br />

Te Gend kwam zoo haast geene tijding van het<br />

tyoorgevallene te Antwerpen, of het volk kwam op<br />

de Vischmarkt bijeen, en bepaalde den volgenden<br />

dag, om ook hier het werk met zekere geregeldheid<br />

te volbrengen. Men vond zelfs goed, aan den<br />

Baljuw kennis van dit befluit te geven. Het gefchiedde.<br />

De Baljuw, heel verwonderd, vraagde,<br />

van waar die last kwam ? Men gaf hem ten antwoord:<br />

van zijne Majejleit ! Zonder verder onderzoek,<br />

gaf hij hun nu eenigen van zijne Helbaardiers<br />

en twee Stadsdienaars mede , die geboden ,<br />

dat niemand iets meer zou doen, dan die Afgevaardigden<br />

zouden zeggen. Daar op werd de Beeldftorming<br />

begonnen, en men ging van Kerk tot<br />

Kerk in orde voort. Des anderen daags ging men<br />

buiten tot twee mijlen in het rond, in al de gewijde<br />

plaatfen, op dezelfde wijze, te werk.<br />

Te Oudenaarde waren de Beelden te voren gebroken.<br />

Te Aalst, Dendermonde en Kortryk hield<br />

men de Kerkfchenders buiten;. ook vonden zij te<br />

Brugge de poorten gefloten. Te Doornik werden<br />

Kerken en Kloosters geplunderd ; en als men hier<br />

vernam, dat de Kanunniken al het goud, zilver en<br />

P 3 kost-<br />

Te Gend.<br />

Te Oudenaarde<br />

enz. en<br />

Doornik.


Te Valenchyn.<br />

In Zeeland.<br />

330 K E R K E L I J K E<br />

aaC. C [.kostbaarheden in de aarde hadden begraven, begon<br />

Jaarisi; men ook in de aarde te wroeten. Toen gebeurde<br />

tot IS5!<br />

'het, dat ook de grafïïede van Hertog ADOLF VAN<br />

GELDER werd opengebroken , en zijn ligchaam ,<br />

hetwelk gebalfemd was, uit het graf gerukt en daar<br />

heen geworpen. Deze ADOLF VAN GELDER had<br />

weleer de handen aan zijn' eigen vader, Hertog AR-<br />

NOUD VAN GELDER, geflagen, dien bij nacht van<br />

het bed gehaald, en ongekleed, blootbeens, in bittere<br />

koude, vijf Duitfche mijlen van de ftad Grave<br />

tot Buren toe, te voet doen gaan, hij zelf te paard<br />

rijdende, en hem dus in een' donkeren toren, geheele<br />

zes maanden lang, gevangen gehouden. Hij<br />

was naderhand door Hertog KAREL van Bourgondlê<br />

genoodzaakt geworden, zijnen vader te ontdaan, en<br />

zelf gevangen gezet, tot hij, door de wederfpannige<br />

Gentenaars verlost zijnde, van dezen tot hun hoofd<br />

verkoren werd, wanneer hij voor Doornik van de<br />

Franfchen verflagen en te Doornik begraven was.<br />

Te Falenckyn namen de Gereformeerden , nadat<br />

de Beeldflorming door het graauw gefchied was,<br />

insgelijks eenige Kerken in. Ook werden daar omftreeks<br />

te platten lande verfcheidene Abdijen geplunderd.<br />

Maar de Heer VAN TOUR en de Baljuw van<br />

Auchem, vielen op de belhamels aan , floegen er<br />

400 dood en verdrooiden de rest.<br />

De plundering, te Brusfel belet zijnde , floeg<br />

fchie.'ijk naar Zeeland over. Te Middelburg begon<br />

zij op den 22ften Augustus. Verfcheidene leden<br />

der Regering waren hier der Hervorming toegedaan.<br />

Men viel in de Abdij der Lieve Vrouw, die deerlijk


G E S C H I E D E N I S . 231<br />

lijk geplunderd werd. Den Burgemeester ADRIAAN ia C. G.<br />

KLAASZOON gaat na, dat hij het volk hier toe zou [aari5i7.<br />

:ot 1552.<br />

hebben opgehitst; mogelijk heeft hij flechts bevel<br />

gegeven, om de Beelden met orde weg te nemen.<br />

De St. Pieterskerk werd insgelijks van Beelden beroofd.<br />

Den 24flen moest men, op den eisch van<br />

het gemeen, 21 gevangenen flaken , die om den<br />

Godsdienst gevangen zaten, en de Gereformeerden<br />

in de ftad laten prediken. Te Vlisjlngen, Vere en<br />

door gansch Walcheren had dezelfde opfchudding<br />

plaats. Te Arnemuiden werd, zoo men wil, het<br />

werk begunfligd door den Baljuw JAN EPENSZOON,<br />

die den Beeldftormeren de Kerkdeur zou hebben<br />

doen openbreken. Te Tholen en elders in Zeeland<br />

werden de Beelden ook ter Kerke uitgeftommeld.<br />

In het Sticht van Utrecht, en in de Aartsbis- Te<br />

fchoppelijke ftad zelve, gefchiedde zulks op den 24 Utrecht.<br />

en 25ften, met veel verwoedheid. Eerst werd de<br />

St. Geertruids Kerk geplunderd, vervolgens eischte<br />

men, dat aan de Gereformeerden twee Kerken zouden<br />

ingeruimd worden; als de Vroedfchap zich verfchoonde<br />

, met te zeggen, dat zij niet fterk genoeg<br />

was, om op een zoo gewigtig ftuk te befluiten ,<br />

zeide een der fprekers: Eet ham met mostard, zoo<br />

wordt gij fierk! welke onbefchoftheid hem federt<br />

den hals gekost heeft. Het volk intusfchen , dat<br />

gewapend op de Marieplaats ftond, valt in de Buurt-<br />

St. Jakobs- Sr. Nicolaas- en St. Geertruids - Kerken,<br />

en in die van de Predikheeren en Minderbroeders<br />

, daar alles verbrijzeld werd. Eindelijk<br />

P 4 was


na C. G.<br />

Jaai-1517<br />

tot 1552<br />

In Holland<br />

te<br />

Amllerdnm,<br />

232 K E R K E L I J K E<br />

was de Wethouderfchap genoodzaakt, om aan de<br />

Gereformeerden de St. Jakobskerk toe te liaan.<br />

In Holland ontftond de woede te zelfden tijde.<br />

Te Amfterdam kwamen op den 23llen Augustus<br />

eenige Kooplieden 's morgens te negen uren op hunne<br />

vergaderplaats in de Warmoesftraat, verhalende,<br />

wat Beeldltorm zij op den 2i(len te Antwerpen gezien<br />

hadden. Terflond op deze mare, lieten de<br />

Burgemeesters den Pastoren, Papen, Monniken en<br />

Bagiinen aanzeggen, dat elk het dierbaarfle van den<br />

inboedel van Kerken en Kloosters zou bergen. Straks<br />

was er een geloop en gedraaf der Geestelijkheid<br />

langs de ftraten, met kleinoodien, goud en zilverwerk,<br />

kelken, Sacramentshuisjes, pullen en misgewaden.<br />

Dit gefchiedde juist om elf uren, op den<br />

middag, toen de ambachtslieden van den arbeid naar<br />

tiuis gingen om te eten; en baarde veel opfchudiing.<br />

Eenigen ontnamen den Geestelijken hetgeen<br />

Stj droegen en bragten het weder in de Kerken, anleren<br />

begaven zich naar de Oude en Nieuwe Kerk.<br />

j h de Nieuwe Kerk werd geen moedwil gepleegd,<br />

ilzoo de Geestelijkheid daar dien namiddag geen<br />

ifesper zong, terwijl eenige burgers het gemeen ,<br />

] net goede woorden, de Kerk deden ruimen, die ter-<br />

i tond gefloten werd. Maar in de Oude Kerk viel<br />

1 neer te doen. Hier begon de Geestelijkheid te<br />

1 wee uren de Vesper te zingen, ook werden er vele<br />

I ;inderen ten doop gebragt, daar de Kapellanen het<br />

Exorcismus , of de Uitzweering over gebruikten ;<br />

1 vaar op fommigen riepen: „ Gij Paap, laat af<br />

„ van


G E S C H I E D E N I S . 233<br />

„ van den Duivel uit de kinderen te zweeren. Gij ia C. G.<br />

„ hebt de wereld met uwe valschheid lang genoeg<br />

[aan 517.<br />

tot 1552.<br />

„ bedrogen. Doop in den naam van JEZUS , gelijk<br />

de Apostelen deden." Sommige vrouwen gingen<br />

toen met de kinderen ongedoopt naar huis. Ettelijke<br />

kinders werden in de Nederlandfche taal gedoopt,<br />

en de Vesper, hoewel het volk vast morde,<br />

ten einde gebragt. Maar tusfehen drie en vier uren<br />

kwam er een Korendrager, JASPER genaamd, in het<br />

Noordoosteinde der Kerk, digt bij het Sacramentshuisje<br />

; hier vond hij WYN KORNELIS , de huisvrouw<br />

van den Burgemeester SIMON KOPS, die hij<br />

met deze woorden aanrandde: „ Zie daar hangt<br />

,, dat gruwelijk, dat godslasterlijk gedicht! " met<br />

eens nam hij het bordje, daar het opftond, in de<br />

hand, en las het haar voor, luidende de vier eerfte<br />

regels dus :<br />

Hier leit bedooten in dit Slot,<br />

Jhefus Christus, waarachtig mensch ende Godt,<br />

Alfoo hij van Maria es gebooren;<br />

Die dit niet gelooft, die es veilooren.<br />

Het uitgelezen hebbende, fmeet hij het voor zijne<br />

voeten aan ftukken, hetwelk, door het breken van<br />

het glas, dat er voor was, een groot geraas in de<br />

Kerk maakte. Hier op begonnen fommige jongens<br />

met fteenen naar de Beelden en Autaren te werpen.<br />

Zekere WYN ADRIAAN OKKERS, huisvrouw van ju-<br />

RIAAN TER MEULEN, wierp een houten Mariabeeldje<br />

met haar toffel naar het hoofd, hetwelk haar ,<br />

benevens hare dienstmaagd, die daar bijitond , federt<br />

het leven gekost heeft. Vergeefs poogde de<br />

P 5 Schout


234 K E R K E L I J K E<br />

naC. G , Schout PIETER PIETERSZOON , met 40 fladswakers<br />

Jaari5i7<br />

• het graauw te verdrijven, beter gelukte het eenige<br />

tot 1552<br />

Schutters met zachte woorden, zoodat de Kerk verlaten<br />

en gefloten werd. Men hield vervolgens den<br />

ganfchen nacht op de markt de wacht; doch zoo<br />

groot was de angst van Burgemeesteren, dat zij<br />

zich door den Raad elk vijf of zes Helbaardiers ter<br />

hunner befcherming lieten toevoegen. Den volgenden<br />

dag liet de Vroedfchap eene keure afkondigen,<br />

waar bij: „ voor dien tijd en tot nader orde der<br />

Hertogin en Vlies-Ridderen werd toegeftaan , dat<br />

men alle Beelden uit de Kerken zou wegnemen en<br />

de Kerken gefloten houden tot nader orde. De Predikatie<br />

zou buiten de ftad gefchieden , zonder den<br />

Predikant of den Toehoorderen eenig belet te doen.<br />

Den Burgeren werd veroorloofd , zich, in krankheid,<br />

van zulke perfonen, Priesters of andere Kerkedienaren<br />

te doen berigten, als hun gewisfe medebeholpen<br />

was. —• De Pastoren, over ftraat gaande<br />

met het Sacrament, hadden, om alle rumoer te ftillen,<br />

geene fchel te roeren. De Kerkfchenderij zou<br />

iroortaan verboden zijn op lijfftraffe , ter befcheidenheid<br />

van het geregt, naar gelegenheid van zaken."<br />

Men deed deze keure eenige voorname Hervormden<br />

:erst voorlezen, om er hun gevoelen op te verftaan,<br />

die te kennen gaven, dat zij geen vermogen hadden<br />

, om het graauw te vrede te ftellen; dat zij<br />

nets anders zochten, dan CHRISTUS te prediken;<br />

tij noodigden Burgemeesteren, om met eigene ooren<br />

:e komen hooren, wat er bij hen gepredikt werd;<br />

daar één der Burgemeesteren op antwoordde: ,, Ik<br />

„ ftond


G E S C H I E D E N I S . 235<br />

(tond veel liever tot de ooren toe in het water." \ laC. G.<br />

Evenwel werd aan de Hervormden het gebruik van aan 517.<br />

ot 1552.<br />

het Kerkje der Zieken bij het Leproozenhuis ver-'<br />

gund , bij onweder. Ten Hove werd ondertusfchen<br />

deze toegevendheid der Amlterdamfche Regering zeer<br />

euvel opgevat, en door de Landvoogdesfe fchamperlijk<br />

beftraft in eenen Brief, omdat de Regering zulks<br />

onbedwongen en uit haren vrijen wil gedaan had.<br />

Ook zeide zij, toen men haar de keure voordroeg:<br />

,, Die van Amfterdam hebben nog geen rood hemd<br />

„ gezien."<br />

Wat er ten aanzien der Beeldftorming in den [n den<br />

Haag zij voorgevallen, daar omtrent zijn de verha­ Haag.<br />

len niet eenparig. Volgens de berigten bij BRANDT (*)<br />

vervoegden zich twee lieden, ADRIAAN MENNINK<br />

en DIRK JOOSTEN bij den Prefident van het Hof<br />

SUIS , van hem arbeidsvolk afvorderende, om de<br />

Beelden weg te nemen. Anderen echter verhalen,<br />

dat de laatstgemelde DIRK JOOSTEN, toen Treforier<br />

van den Haag, bij den Prefident ontboden zij geweest,<br />

die hem afvraagde, of hij ook last had, om<br />

de Beelden te breken? waar op deze ja tot antwoord<br />

gaf. De Prefident, bij wien nog eenige Heeren<br />

van het Hof waren, benevens HIPPOLITUS VAN<br />

PERSYN, Prefident van het Hof te Utrecht, verzocht<br />

hem toen, zonder verder te vragen, dat men<br />

het werk in ftilligheid, zonder beroerte te maken ,<br />

zou verrigten, waar toe hij twaalf arbeiders te hulp<br />

gaf, dien zeven ftuivers voor arbeidsloon belovende,<br />

O Bladz. 45. volgg.


na C. G de, welke ook betaald werden. Doch hier van ver-<br />

Tchilt het verhaal, hetwelk wij bij WAGENAAR.<br />

tot 1552<br />

vinden<br />

(*). Deze berigt ons, dat er in het vonnis<br />

Te Delft.<br />

Te Leyden.<br />

335 K E R K E L I J K E<br />

van DIRK JOOSTEN, hetwelk nog voorhanden is,<br />

van dit geval niets vermeld is, voorts verhaalt WA­<br />

GENAAR, dat het graauw, onder het oog van den<br />

Raad, in bet Klooster der Predikheeren is gevallen ,<br />

de Beelden verbroken en de Boeken vernield heeft.<br />

Zelfs, zegt hij, werden er de kisten opgeflagen, en<br />

het geld uit dezelve geroofd, waar mede federt ze­<br />

kere WOUTER WILLEMSZOON en anderen beticht<br />

werden. De Kapelle van Wasfenaar, in het bij­<br />

zonder , werd hier deerlijk verwoest. Men gaf den<br />

Heere van Hofwegen na, dat hij zich beroemd zou<br />

hebben, de Haagfche Beeldftormers met 600 Edelen<br />

te zullen befchermen, zoo iemand ondernam, hun<br />

tegenlïand te doen.<br />

Op gelijke wijze, ontmoeten wij verfchillende be-<br />

rigten, omtrent Delft; volgens fommigen, is deze<br />

ftad vrijgebleven, hoewel er naderhand, in de maand<br />

October, verfcheidene Kerken en Kloosters gefchon-<br />

den zijn; volgens anderen beeft de Regering aldaar<br />

de Beelden uit de Kerken en Kloosters doen weg­<br />

nemen , en desniettemin zij het graauw in dezelve<br />

gevallen, en hebbe al wat nog overig was , ge-<br />

broken.<br />

Te Leyden begon de Beeldenftorm op den 24ften<br />

Augustus, in de St. Pieterskerk. De Lieve Vrouwe-<br />

Hooglandfche- en andere Kerken werden , nader­<br />

(*) VI Deel, Bladz. 185 en 185.<br />

hand ,


GESCHIEDENIS. 237<br />

hand, ook beroofd. De Hervormden predikten fe­ na C. G.<br />

dert in de Minderbroederskerk en in het<br />

even buiten de ftad.<br />

Voskuil, Jaar 15*7.<br />

tot 1552.<br />

Te Dordrecht wisten de Burgemeester AREND Te Dordrecht<br />

en<br />

VAN DER MYLE en anderen alle handdadigheid te<br />

Gouda.<br />

beletten. Hetzelfde gelukte te Gouda den Slotvoogd<br />

KORNELIS VAN DER M Y L E , Zoon van den Dordfchen<br />

Burgemeester. In October des volgenden jaars<br />

1567 heeft men echter, ook te Dordrecht, in twee<br />

Kerken de Beelden gebroken.<br />

Haarlem is geheel vrij gebleven; fommigen ver­ Haarlem<br />

en Rothalen,<br />

dat Rotterdam ook verfchoond is, evenwel<br />

terdam.<br />

moet er eenige Beeldfcheniiis gepleegd zijn, hetwelk<br />

zekere JAKOB FRANSZOON SNAP , naderhand , met<br />

den hals heeft moeten boeten.<br />

Het Noordelijk gedeelte van Holland liep ook niet InNoord-<br />

Holland.<br />

vrij. Te Alkmaar werden, gelijk elders, de Kerken<br />

geplunderd. Hoorn werd , meent men , verfchoond,<br />

ten deele door de voorzigtigheid der Wethouderen<br />

, ten deele door de befcheidenheid van<br />

CLEMENT MAARTSZOON en andere hoofden der Gereformeerden<br />

, die het gemeen met goede vermaningen<br />

in toom hielden. Te Enkhuizen fchijnt men<br />

het ook bij dreigen gelaten te hebben.<br />

In Friesland werd de rust later geftoord , over<br />

het geheel had men in dit gewest de zaken van den<br />

Godsdienst met de meeste befcheidenheid behandeld,<br />

zoodat in geen gewest minder onnozel bloed<br />

vergoten is, waar van men de eere veelal aan den<br />

Graaf van Arenberg, Stadhouder van dat landfchap,<br />

toefchrijft. Te Leeuwaarden echter heeft men den<br />

6den<br />

[n Friesand.


na C. G . 6den September alle Beelden , Altaren en fieradefi<br />

Jaansii<br />

• uit de drie Parochiekerken geworpen. Doch met<br />

tot 1552<br />

' toelating van den Raad, die zelfs de Leeraars der<br />

Gereformeerden, in ééne dezer Parochiekerken, OU<br />

denhove genaamd, op ftoel bragten. ANTONIS KLAAS-<br />

In Groningen<br />

en<br />

tla Om­<br />

melanden<br />

In Gelderland<br />

en Overysfel.<br />

238 K E R K E L I J K E<br />

ZOON predikte daar 'smorgens, en MARTINUS ELIAcus<br />

'snamiddags; ook werd er den i5den het<br />

Nachtmaal uitgedeeld. Te Sneek werd het Beeldftormen<br />

door de Wet en vele Burgers, die er zich<br />

tegenftelden, verhinderd; maar de Mis en andere<br />

Kerkelijke dienften moest men ophouden. Desgelijks<br />

te Franeker, waar de Gereformeerden eenige<br />

Predikatiën deden, zonder Kerkplondering.<br />

Groningen, waar men nooit iemand om het geloof<br />

had zien dooden, was van de laatfle, dien het<br />

ongemak overkwam; doch niet verder, dan dat de<br />

Gereformeerden de Minderbroederskerk innamen, en<br />

de Beelden en Altaren Hechtten , echter bij verlof<br />

der Wethouderen, die hun ftads arbeidsvolk beitelde,<br />

om de vloer van puin en belemmering te zuiveren,<br />

en ter preke bekwaam te maken. Hetwelk<br />

evenwel eenigen der werklieden, in het jaar 1569,<br />

het leven kostte. In de Ommelander Dorpen , te<br />

Winfum , Grashuizen , Westeremden , Ten Post ,<br />

Middelflum en elders , werd menige Kerk , tegen<br />

wil en dank der Overheden, geplunderd.<br />

In Gelderland viel de Beeldenftorm ook op de<br />

Kerken van Arnhem, Nimwegen, Roermonde , Venlo,<br />

Harderwyk en de andere omliggende fteden en<br />

dorpen. Verfcheidene Overysfelfche fteden (tonden<br />

denzelfden moedwil uit , met name Kampen en<br />

Zwol.


GESCHIEDENIS. 239<br />

Zwol. Maar te Deventer, daar KASPER KOOLHAAS na. C. G.<br />

van den sden September tot den 6den Mei des vol­ Jaari5i7.<br />

genden jaars, met wil en weten, ja op het beroep<br />

tot 1552.<br />

der Overheid, gepredikt heeft, klaagde niemand<br />

over muiterij of oproer. Men brak er geene Beelden.<br />

Den Pausgezinden werd in de oefening van<br />

hunnen Godsdienst geen belet gedaan, dan alleen<br />

door befcheidene tegenfpraak in de openbare Predikatiën,<br />

en bijzondere vermaningen uit het woord<br />

van God. Door welke zachte bejegeningen de twee<br />

gezindheden, als goede Burgers, in eendragt bij den<br />

anderen bleven wonen, en velen het Pausdom verlieten.<br />

De Landvoogdesfe Hertogin van Parma, verfchrikt De Land­<br />

door de tijdingen der Beeldftorming aan alle oorden, voogdes<br />

befluit<br />

befloot eindelijk , geraadpleegd hebbende met den een wei­<br />

Raad van State, in het ftuk van den Godsdienst nig toe te<br />

geven.<br />

een weinig toe te geven, en trof den 23(ten Augustus<br />

een verdrag met de verbondene Edelen, belovende<br />

uit 'sKonings naam, „ het Land te ont-<br />

„ heffen van de Inquifitie; dat er op het ftuk van<br />

den Godsdienst een nieuw Plakaat ftond te wor-<br />

„ den gemaakt; doch dat zijne Majefteit nog niet<br />

„ had vastgefteld, of er de Algemeene Staten op<br />

,, zouden gehoord worden,.waar toe de Landvoog-<br />

„ des hem echter zou trachten te bewegen. Dat<br />

„ zij den Edelen Brieven van verzekering, tot hun<br />

genoegen, zou leveren, waar bij de Koning ver-<br />

„ klaren zou, aan het voorledene niet te willen ge-<br />

„ denken, mids elk zich, voor het toekomende,<br />

„ kwete van zijnen pligt, en beloofde niets te zul-<br />

„ len


840 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ len beftaan tegen den Koning, deszelfs Staten ert<br />

Jaari5i7.<br />

„ Onderzaten; en daartegen zijn best te zullen doen<br />

tot 1552.<br />

„ om de beroerten te ftillen, het befchadigen van<br />

„ Kerken en Godshuizen te beletten , en het afleg-<br />

„ gen der wapenen te wege te brengen. De Preek<br />

,, zou ook, zoo veel mogelijk, verhinderd worden,<br />

,, daar zij niet aangevangen was. Eindelijk, moes-<br />

„ ten de Edelen hun vermogen aanwenden, om allen,<br />

die, ter zake van het geloof, misnoegd wa-<br />

„ ren, zich te doen onderwerpen aan hetgeen de<br />

„ Koning, met toeflemming der Algemeene Staten,<br />

„ befluiten zou." Doch dit verdrag werd fpoedig,<br />

en wel allereerst van de Spaanfche zijde, gekrenkt,<br />

te Brusfel, daar men de Gereformeerden belette, te<br />

Vilvoorden ter preke te gaan, en die het zich binnen<br />

de ftad veroorloofde , zou het met de galgboeten.<br />

Straf der Middelerwijl deden niet alleen de Stadhouders,<br />

Beeld-<br />

maar de verbondene Edelen zelve hun best, om het<br />

ftormeren<br />

verdrag te doen naarkomen. Oranje, te Antwerpen<br />

gekomen, deed drie van de gevangene Beeldflormers<br />

met de galg, de rest met ballingfchap of anders<br />

ftraffen. Voorts maakte hij met de Onroomfchen<br />

een verding, waar bij hun het prediken binnen de<br />

flad, en het houden van Kerkelijke Vergaderingen ,<br />

op welke de Prins echter Gemagtigden uit de Wethouderfchap<br />

zenden mogt , toegeftaan werd. Het<br />

verlenen van zoo veel vrijheid werd den Prins door<br />

de Hertogin kwalijk genomen , doch hij verantwoordde<br />

zijn gedrag met klemmende redenen. De<br />

Nederduitfche Gereformeerden vielen vervolgens op<br />

den


G E S C H I E D E N I S . 241<br />

den a5(T:en September in de Mollekensraam aan het na C Ö»<br />

timmeren van eene nieuwe Kerk , die hun was in- Jaarisi/.<br />

tot 1552*<br />

gewilligd. Aan de ronde Kerk der Walfche Ge*<br />

meente had men, twee of drie dagen te voren, den<br />

eerden deen gelegd. Te Mechelen gelukte het ook<br />

den Graaf van Hoogflraten, de wanorde weg te nemen<br />

en de rust te herdellen. Te Doornik had<br />

Hoorne, met veel moeite en gevaar, een dergelijk<br />

Verding, als te Antwerpen, gemaakt, uitgenomen,<br />

dat bij hetzelve het prediken buiten de dad alleen<br />

geoorloofd gedeld werd. Egmond bragt insgelijks<br />

te Gend een dergelijk verdrag te wege, als Oranje<br />

te Antwerpen tot dand gebragt had, doch ook hem<br />

en Hoorne werd zulks ten kwade geduid, offchoon<br />

Egmonds Edelman, CASEMBROOD, eene vergadering<br />

van Onroomfchen betrapt hebbende, er twaalf van<br />

verdoeg, twee en twintig met de galg, en omtrent<br />

dertig met geesfeling drafte , die van Kerkfchennis<br />

beticht werden.<br />

De overeenkomst, welke men den 27den Augustus<br />

getroffen had, werd, op bevel der Landvoogdesfe,<br />

te niet gedaan. Men bezoldigde hier 500 man<br />

ten laste der dad, door middel van welken de Preek<br />

naar buiten gedreven werd.<br />

Te Amflerdam hadden de Gereformeerden zich Te Am*<br />

inmiddels voorzien van Predikanten, en den Pastoor [lerdara<br />

worden<br />

van Sint Marten, een Dorp bij de Zyp in Noord­ Predikant<br />

holland , NICOLAUS SCHELTIUS, daar toe beroepen, :en verïorem<br />

die het beroep aannam, en eerlang zijne eerde Predikatie<br />

deed over Matth. XIII. 31, buiten de St.<br />

Antonispoort, in het Sieken of Leprozen Kerkje,<br />

HE-RV. HL Q het


a C. G hetwelk, door last van Burgemeesteren, van Beel­<br />

Jaai-1517 den gezuiverd was. Deze SCHELTIUS, die, fchoon<br />

tot 1552<br />

nog Pastoor zijnde, eene wettige huisvrouw, en bij<br />

dezelve zes kinderen had, te Warmenhuizen in<br />

NoordhoIIand geboren, was een man , vroom en<br />

godzalig van wandel, wel geoefend in het Hebreeuwsch<br />

, meer dan gemeen in het Grieksch ;<br />

fprak zuiver Latijn, had de Oudvadets wel gelezen,<br />

en predikte, hetwelk de Monniken zelve bekennen<br />

moesten, geleerd. Behalve deze had de Amfterdam.<br />

fche Gemeente nog twee Predikanten, PIETER GA­<br />

]<br />

94a K E R K E L I J K E<br />

BRIEL en JAN ARENDS. PIETER GABRIEL was in<br />

de Latijnfche en Griekfche talen tamelijk ervaren.<br />

Hij had al de Zendbrieven van den Apostel PAU­<br />

LUS bijna van buiten geleerd, de Schrijvers van dezen<br />

tijd veel gelezen, en leerde derhalve met fterke<br />

bewijsredenen, JAN ARENDSZOON verftond wel niet<br />

dan zijne moedertaal, maar daar tegen was hij begaafd<br />

met een kloek verftand en gezond oordeel ,<br />

m tot verwondering toe belezen in de Heil. Schriftuur<br />

; hij fprak altijd in de netfte orde , zijn ijver<br />

maakte hem vrijmoedig, en met zijne welfprekendieid<br />

wist hij de harten der menfchen te roeren ,<br />

3ok redekavelde hij zeer diepzinnig. Evenwel was<br />

lij rekkelijk omtrent verfchillen, die zijns oordeels<br />

net te eenemaal noodzakelijk waren, en zocht die<br />

]<br />

net zachtmoedigheid bij te leggen.<br />

Door zulke Predikanten wies de toeloop van het<br />

1 'olk; ook vermeerderde het getal der armen, waar-<br />

< mi goedgevonden werd, eenige der Broederen tot<br />

1 )iakenen aan te Hellen, om de aalmoezen onder de<br />

preek


G E S C H I E D E N I S . 243<br />

preek te verzamelen, hetwelk te dezen tijd in hou­ naC. G.<br />

ten fchorelen gefchiedde. Ook zijn er eenige oude Jaar 1517.<br />

tot 155a.<br />

deugdzame Zusters tot Diakonesfen verkozen. Velen<br />

bragten toen hunnen overvloed van kleinoodien<br />

en kleederen den Diakenen, of maakten die tot<br />

geld, en Helden hun dit in handen. Deze gedroegen<br />

zich ook getrouwelijk in het uitreiken der giften;<br />

deelende, zeggen de gedenkfchriften van RE­<br />

AAL (*), den nooddruftigen zonder aanzien van<br />

perfoon, het zij van wat Religie die waren.<br />

Met dit al was de rust in de ftad niet verzekerd, Nieuwe<br />

alzoo er dagelijks oorzaken plaats hadden van on­ beroerte<br />

te Amgenoegen;<br />

onder anderen ontltond er den 26ften<br />

Ilerdam.<br />

September een oploop, welke de ganfche ftad op<br />

de been hielp, bij gelegenheid, dat een overledene<br />

Hervormde, SIMON MUTS genaamd, in de Nieuwe<br />

Kerk zou begraven worden. Hier hadden Burgemeesters<br />

eene wacht van 40 man geplaatst, met<br />

last, om niemand, dan alleen het lijk, in de Kerk<br />

te laten, zelfs niet de namaagfchap, die het lijk<br />

verzelde. Hier door raakte het gemeen gaande, en<br />

drong, toen de deur voor het lijk geopend werd ,<br />

mede ter Kerk in , en als één der Wachters zijn<br />

roer velde, en een' man döor den arm fchoot, werd<br />

de drift van het graauw nog meer ontlteken, zoodat<br />

de wacht overweldigd en genoodzaakt werd ,<br />

met achterlating van hun geweer, de vlugt te nemen.<br />

Men bedreef hier echter geen meer geweld;<br />

toen de doode begraven was, ruimde het volk de<br />

(*) Bij BRANDT Bladz. 86.<br />

Qa<br />

Kerk,


naC. G<br />

Jaansi7,<br />

tot 1552<br />

044 K E R K E L I J K E<br />

Kerk, die terflond gefloten werd. Doch , op een<br />

gerucht, dat er ieis te doen-was in het Minderbroeders<br />

Klooster, flreefde het gemeen derwaarts ,<br />

en hetzelve, nietregenftaande de poaingen van eenige<br />

voorname Onroomfche Burgers, die hen zochten<br />

te (tillen, overweldigd hebbende , plunderden zij<br />

hetzelve. Des anderen daags, wanneer weder een<br />

lijk in de Nieuwe Kerk ter aarde gebragt was,<br />

fchoolde het volk weder bij die Kerk zamen, maar<br />

als de wacht hen nevens het lijk gewillig inliet,<br />

werd het lijk in flilte begraven, waar na het volle<br />

de Kerk weder uitliep, naar het Karthuizer Klooster,<br />

pas buiten de flad, alwaar zij eenige glazen in<br />

het Pand en Beelden in de Kerk braken, en velen<br />

den ganfehen nacht bleven, etende en drinkende van<br />

hetgeen zij er vonden. Zij zouden echter den volgenden<br />

dag zich door eenige Schutters met zachte<br />

woorden hebben laten bewegen, om het Klooster te<br />

ruimen, indien niet de Schout PIETER PIETERS­<br />

ZOON ware gevolgd, en vier van hen gegrepen en<br />

gebonden naar de flad gebragt had. Straks liepen<br />

eenigen om hun geweer, roepende : dat zij niet<br />

zouden gedogen , dat iemand ter zake van het<br />

Beeldenflormen het leven zou laten. Dus flond de<br />

ftad overeinde, en Wethouderen ging zulke vreeze<br />

aan, dat zij aan den Schout last zonden , om de<br />

gevangenen te ontflaan, hetwelk gefchiedde; echter<br />

wilden eenigen den Schout te lijve, en joegen hem<br />

in een bakkers huis, daar hij zich achter den oven<br />

verfteken moest.<br />

De gemeente had het op deze twee Kloosters der<br />

Min-


G E S C H I E D E N I S . 245<br />

Minderbroederen en der Karthuizers meer geladen,<br />

dan op achttien anderen, die onbefchadigd bleven,<br />

omdat in het eerfte, als in een tweede Stadhuis ,<br />

alles, wat de vervolging der Onroomfchen betrof,<br />

vooraf beraadflaagd werd, terwijl de Karthuizer-<br />

Broeders, om hun gasten en brasfen, daar die van<br />

de Regering dikwijls deel aan hadden, zeer in het<br />

oog liepen bij de Gemeente. Het gevolg van dit<br />

oproer was, dat er op den 3oden September eene<br />

keure bij de Regering beraamd werd, tot welker<br />

onderteekening men de voornaamfte Hervormden bewoog,<br />

opdat het de gedaante van een verdrag zou<br />

bebben, waar bij aan de Gereformeerden de Minderbroeders<br />

Kerk werd afgedaan; terwijl het overige<br />

meest overeenkwam met het verdrag, hetwelk te<br />

Antwerpen getroffen was. Voorts beloofden de Predikanten<br />

met eede, den Wethouderen in burgerlijke<br />

zaken onderdanig en getrouw te zullen zijn , waar<br />

tegen zij, met handtasting , in der ftede befchutting<br />

en befcherming genomen werden. Ondertusfchen<br />

duurde het nog eenige weken , voordat in<br />

October JAN ARENDSZOON de eerfte Preek in de<br />

Minderbroeders Kerk hield, nadat die Kerk van al<br />

de gebrokene Beelden en Altaren gezuiverd en met<br />

ftoelen en banken voorzien was. Ook werden er te<br />

dezen tijde Ouderlingen aangefteld tot het beduren<br />

der Gemeente. Maar het verzoek der Gereformeerden,<br />

dat men bij den Prins van Oranje de goedkeuring<br />

van het verdrag zou bewerken, werd bij de<br />

Wethouderfchap ontzeid.<br />

na C. G.<br />

faari5i7.<br />

tot 155a.<br />

De Oosterlingen van de Lutherfche gezindheid ,<br />

De Lu-<br />

Q 3 die


S46 K E R K E L I J K E<br />

na C. G die hier te Amfterdam getrouwd waren, of ter<br />

Jaari5i7<br />

koopmanfchap lagen, en daarom Leggers genoemd<br />

tot 1553<br />

' werden, vernemende wat den Gereformeerden was<br />

therfcher toegedaan, ftrooiden door de geheele ftad uit: dat<br />

te Amfterdamkan­<br />

de Kalvinisten in het ftuk van het Avondmaal verten<br />

zich fchilden van de Augsburgfche Confesfie , die in<br />

tegen de<br />

Duitschland bij zoo vele Vorsten was aangenomen.<br />

Gereformeerden.<br />

Om den twist te voeden, liet de Wethouderfchap<br />

zich verluiden, dat er vrede noch rust in het land<br />

zou zijn, indien men de Augsburgfche Confesfie niet<br />

toeliet. Hier op leverden deze Oosterlingen een<br />

verzoekfchrift in aan Burgemeesteren, om de Sint<br />

Olofskapel tot eene Kerk te mogen gebruiken. Dit<br />

ter kennis van de Gereformeerden gekomen zijnde ,<br />

verklaarde de Predikant JAN ARENDSZ. openlijk van<br />

den Predikftoel het X en XlIIde artikel dier Belijdenis,<br />

handelende van het Avondmaal en de Sacramenten,<br />

en trachtte aan te toonen , dat de Hervormden<br />

in het wezenlijke van de leer der Lutherfchen<br />

niet verfchilden, en dat er bij hen geene dwalingen<br />

omtrent het Avondmaal geleerd werden. Dit<br />

mogt nu, ten aanzien van de Lutherfchen, aan het<br />

oogmerk voldoen, maar daar tegen werd het hoog<br />

opgenomen bij de Gereformeerden te Antwerpen,<br />

die ftraks hunnen Predikant KASPER VAN DER HEI­<br />

DEN herwaarts zonden, met twee Ouderlingen. Deze<br />

beftraften de Amfterdammers over deze verklaring<br />

, en begeerden , dat men die herroepen zou ,<br />

dreigende zelfs met de Excommunicatie of Kerkelij.<br />

I een Ban. Met moeite bragten het de Amfterdamners<br />

zoo ver, dat zij in rust gelaten werden, on­<br />

j<br />

der


G E S C H I E D E N I S . 247<br />

der belofte, dat zij hunne verantwoording, met be na C. G.<br />

fiotene Brieven, aan de Gemeente te Antwerpen Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

zouden overzenden, en daar bij bleef het , fchrijft<br />

BRANDT (*), ,, want in het korte viel de Hertog<br />

van ALBA hun beiden met eene Spaanfche Excommunicatie<br />

op het lijf. Toen kreeg elk zoo veel met<br />

zich zeiven te doen , dat de lust, om de Broederen<br />

te kwellen, wel degelijk verging."<br />

Ondertusfchen maakten de Hervormden SchikkinAvondmaalgegen, om het Avondmaal in de Minderbroederskerk<br />

houden<br />

te houden, hetwelk ook op den isden December in deMin-<br />

voortgang had, niettegenftaande het fchrijven van derbroederskerk,<br />

den Prins van Oranje, toen te Utrecht zijnde, om<br />

hetzelve te fchorsfen tot zijne komst. Te geftelden<br />

dage kwamen bij de duizend perfonen ten Avondmaal,<br />

hetwelk door JAN ARENDSZ. bediend werd.<br />

Het verzoek der Lutherfchen werd intusfchen door<br />

de Wethouderfchap afgeflagen, of uitgefleld, tot de<br />

komst des Prinfen van Oranje.<br />

Het onderfcheppen van zekere geheime Brieven Oranje<br />

van FRANCISKO D'ALAVA , 's Konings Gezant in komt in<br />

Holland.<br />

Frankryk, gaf aanleiding tot eene zamenkomst van Zijne ver-<br />

eenige voorname Heeren te Dendermonde, ten einde rigtingen<br />

te Utrecht<br />

over den ftaat van 'sLands zaken te raadplegen ,<br />

hoewel men tot geen vast befluit kon komen ; na<br />

deze bijeenkomst vertrok de Prins van Oranje naar<br />

Bolland', te Utrecht gekomen, ftelde hij zijne pogingen<br />

in het werk, om er de rust te vestigen ,<br />

gelijk hij ook een verdrag met de Onroomfchen bewerk»<br />

(*) Bladz. 103.<br />

Q 4


na C. G .werkte, die zich lieten bewegen, om zich te verge-<br />

Jaar 1517 noegen met de vrijheid van Prediken buiten de ftad,<br />

tot 155a<br />

waar toe hun zekere plaats aan de ftads Cingel bui­<br />

Te Amfterdam.<br />

Te Leyden.<br />

248 K E R K E L I J K E<br />

ten de VVittevrouwenpoort werd aangewezen (*).<br />

Denzelfden dag, tuen de Gereformeerden te Am-<br />

Jlerdam het Avondmaal hielden, den i5den Decem­<br />

ber, kwam de Piins des avonds te Amfterdam, al­<br />

waar hij omtrent zes weken bleef. Hij had reeds<br />

terftond bij zijne komst in Holland, door Brieven<br />

de Gereformeerden aldaar traenten te bewegen, om<br />

de Minderbroederskerk weder te ontruimen en de<br />

Preek buiten de ftad te brengen; doch vergeefs (f;.<br />

Maar thans floot hij een verdrag met de Kalvhn-<br />

fchen, waar bij bedongen werd, dat zij, de Min­<br />

derbroederskerk ruimende, bekwame plaatfen buiten<br />

de ftad, tot oefening van hunnen Godsdienst, zou­<br />

den mogen gebruiken, waar toe hij hun het Huis-<br />

zitten-armenhuis, en eenige fpijkers of pakhuizen<br />

aanwees (§).<br />

Te Leyden werd den 2Sften Januarij 1567 een<br />

verdrag met de Onroomfcben gefloten, die verklaar­<br />

den, dat zij zich hielden aan de Augsburgfche<br />

Confesfte, en die beloofden, den Magiftraat behulp­<br />

zaam te zullen zijn in het weeren van andere ge­<br />

zindheden.<br />

Weinige dagen later ,* vertrok de Prins weder naar<br />

Ant-<br />

(*) BRANDT Bladz. 134, 135. WAGENAAR VI Deel,<br />

Bladz 200.<br />

(t) BRANDT Bladz. 134.<br />

(§) BRANDT Bladz. I8l IS/,


G E S C H I E D E N I S . 249<br />

Antwerpen, daar hij in het begin van Sprokkel­<br />

maand 1567 aankwam. De gevoelens der Hollande­<br />

ren gepeild hebbende, Helde hij , ie dezen tijde ,<br />

een gefchrift op, over den ftaat des Lands, waar in<br />

hij openlijk beweerde , dat men elk vrijheid van<br />

Godsdienstoefening verleenen moest, wilde men het<br />

land in rust houden. Doch dit gefchrift, gelijk meet<br />

andere, vond ten Hove geenen ingang (*).<br />

Vergeefs hadden ook de Kalvinifchen een ver­<br />

zoekfchrift overgeleverd, hetwelk aan den Koning<br />

gerigr was, waar bij zij dertig Tonnen Gouds of<br />

drie Millioenen Guldens beloofden te zullen opbren<br />

gen, indien men hun vrijheid van Godsdienst wilde<br />

vergunnen. Sommigen verhalen, dat hetzelve te<br />

Antwerpen in eene vergadering van Afgevaardigden<br />

uit alle of de meeste Nederlandfche Kerken ontwor­<br />

pen was; ten minfte is het zeker, dat het in ver*<br />

fcheidene fteden, als te Gorinchem, te Middelburg,<br />

te Flisfingen, te Fere, te Utrecht, en ook te Am­<br />

fterdam , aan de Wethouders vertoond werd , om<br />

derzelver voorfpraak daar op ten Hove te verzoe­<br />

ken. Dan dit aanbod werd niet aangenomen ; men<br />

behaalde er zelfs ondank mede, alzoo het, naar de<br />

meening der Spaanschgezinden, naar vermetelheid<br />

riekte, en naar eenen toeleg, om vreemde Heeren aan<br />

te lokken,om hunnen bijftand aan de Hervormden aan<br />

te bieden, die zulke aanzienelijke fomraen opbrengen<br />

konden (f). Te<br />

(*) Men vindt een uittrekfel van dit gefchrift bij<br />

BRANDT Bladz. 107. volgg.<br />

(f) BRANDT Bladz. 112, volgg.<br />

Q 5<br />

na C. G,<br />

Joari5i 7.<br />

tot 1552.<br />

Verzoekfchrift<br />

der<br />

Hervormden<br />

, om<br />

vrijheid<br />

V!HiGods«<br />

dienst.


m C. G<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

Valenchyn<br />

Wordt<br />

voor oproerig<br />

verklaard<br />

250 K E R K E L I J K E<br />

Te Valenchyn ftonden thans de zaken zeer hagchelijk.<br />

FILIPS van St. Aldegonde, Heer van Noirkarmes,<br />

die daar het bevel had, had wel een verdrag<br />

op den 2often October 1566 met de Onroomfchen<br />

getroffen, maar hetzelve was flecht onderhouden,<br />

door NOIRKARMES zeiven, die van de Landvoogdesfe<br />

verwierf, dat zij bevel gaf, om bezetting<br />

binnen de flad te brengen, alwaar men dezelve weigerde<br />

in te nemen, waar op de flad den i4den van<br />

Wintermaand voor wederfpannig en vijand verklaard<br />

en door NOIRKARMES terflond belegerd werd. Men<br />

had zich binnen de flad, doch vruchteloos, gevleid<br />

met hoop op hulp der verbondene Edelen. Een<br />

hoop onbedreven volk uit Westvlaanderen, zonder<br />

ervaren hoofdman, der flad eenige hulp willende<br />

toebrengen, werd door den Bevelhebber van Douaï<br />

ligtelijk geflagen. De Onroom fchen van Doornik ,<br />

ten getale van 3,000, uitgetrokken , werden door<br />

NOIRKARMES overvallen , en gedeeltelijk terug geragd<br />

binnen Doornik, welke flad hier op bezetting<br />

noest innemen; ook werden daar alle vreemde Leertars<br />

en Hoofden der Gereformeerden, die men be-<br />

1 rappen kon, opgehangen, evenwel werd te gelijker<br />

1 ijd een gebod aan het krijgsvolk afgekondigd , bij<br />

] letwelk hun verboden werd, die van de fecte van<br />

j CALVYN, gelijk het verbod fprak, in eenigerhande<br />

I nanier te beletten, ter plaatfe te gaan , welke hun<br />

ot de Preek was toegewezen, maar hen daar in on-<br />

t<br />

;ekweld en met vrede te laten , volgens het verding<br />

1<br />

net den Adel gemaakt. Falenchyn federt hevig be-<br />

1<br />

t<br />

choten zijnde, ging op den 24fren Maart 1567 over


GESCHIEDENIS. i5S<br />

bij verdrag, NOIRKARMER deed terftond na het in- na C. G.<br />

nemen der ftad, GUIDO DE BRES en PEREGRIN DE J:mri5i7.<br />

LA GRANGE, Leeraars der Kalvinifchen, nevens andere<br />

aanzienlijke Burgers, vatten en ter dood brengen.<br />

Zij ondergingen den dood met ftandvastigen<br />

moed, betuigende, dat zij niets hadden gepredikt ,<br />

dan Gods zuivere waarheid. Zeldzaam was het ,<br />

dat er bij het ter dood brengen van GUIDO DE BRES<br />

eene groote beroerte onder de foldaten ontflond, die<br />

de markt bewaarden. Zij liepen, zonder dat men<br />

wist, wat hen dreef, door de ftad, met groote onftuimigheid,<br />

fchietende zoo wel op de Pausgezinden<br />

als op anderen, zoodat velen gekwetst, eenigen<br />

doodgefchoten werden. Voorts werd te Valenchyn<br />

de Predikatie en oefening van den Godsdienst verboden.<br />

Ook ontzonk den Gereformeerden elders de<br />

moed, zijnde het gemeene zeggen, dat de Landvoogdes<br />

in Valenchyn de neutels van alle andere fteden<br />

gevonden had.<br />

Omtrent dezen tijd werd te Haarlem zeker mond-<br />

• gefprek over den Godsdienst gehouden , tusfehen<br />

Heer JAN HOOGENLAAG , Priester, Heer KLAAS PIE­<br />

TERSZOON , Kapellaan van de groote Kerk, Heer<br />

JAN LAP , Proost van de Witte Heeren ter eener ,<br />

en JAN ARENTSZOON, REINIER KANT, en nog een'<br />

derden, ter andere zijde. Men fprak met eikanderen<br />

van 's morgens ten 9 tot 11, en na den middag<br />

van 2 tot 4 uren , met zoo grooten toeloop<br />

van volk, dat de Burgemeesters , vreezende voor<br />

opfchudding, het verder gefprek deden verbieden.<br />

cot I55*«<br />

Mondgefprekover<br />

den Godsdienst<br />

te<br />

Haarlem<br />

gehouden<br />

Eer wij den verderen voortgang der beroerten in Lotgevalde


252 K E R K E L I J K E<br />

na C. G de: Nederlanden vermelden, kunnen wij niet afzijn,<br />

Jaari5i7<br />

hier eenige bijzondere lotgevallen en zonderlinge be­<br />

tot 1552.<br />

waringen te verhalen van den vermaarden FR. JU­<br />

len van NIUS of DUJON , van wien wij reeds hier voor ge-<br />

FR.JUNH7'<br />

fproken hebben (*), welke hij zelve in het kort be­<br />

grip van zijn Leven heeft opgeteekend. Wanneer<br />

EGMOND in het jaar 1566 in Vlaanderen ijverig be­<br />

zig was, om de Beeldftormers te ftraffen, en de<br />

Preek buiten de fteden te brengen , gelijk hij dit<br />

onder anderen te Gend door een verdrag met de<br />

Onroomfchen beitelde, waar bij hun eene plaats<br />

buiten de ftad tot den Godsdienst, niet ver van het<br />

Karthuizer Klooster, werd aangewezen, liep JU­<br />

NIUS groot gevaar, omdat de Edelen hadden toege-<br />

ftaan, dat men geene uitheemfche Leeraren in de<br />

Nederlanden zou dulden. Ook hield men hem in<br />

het bijzonder verdacht, dat hij gebruikt werd tot<br />

handelingen met buitenlandfche Prinfen, en befchul-<br />

digde hem van de hand gehad te hebben in deBeeid-<br />

ftorming, fchoon hij in beide opzigten zijne onfchuld<br />

betuigd en aangewezen heeft. Ondertusfchen werd<br />

JUNIUS verfcheidene malen zonderling bewaard.<br />

Reeds hebben wij daar van een voorbeeld gezien;<br />

de Heer VAN WAKKENE, Hoogbaljuw van Gend,<br />

kwam eens bij avond iii zijne verblijfplaats , om<br />

hem heimelijk te vatten , zoo als JUNIUS naauwelijks<br />

een uur te voren op reis gegaan was naar Brus­<br />

fel (f). Eens met eene fchuit naar de Karthuizers,<br />

(*) Bladz. 194.<br />

(t) Boven Bladz. 195.<br />

de


G E S C H I E D E N I S . 253<br />

de predikplaats der Hervormden, varende, kwam de­<br />

zelve Hoofdbaljuw met een groot getal gewapende<br />

Helbaardiers hun aan den oever te gemoet, en ge­<br />

bood allen, die in de fchuit waren , aan land te<br />

flappen. Men was bekommerd over JUNIUS , wat<br />

van hem worden wilde; maar hij, op God vertrou­<br />

wende, gebiedt hun, goeds moeds te zijn, en zich<br />

om hem niet te bekommeren , maar aan land te<br />

gaan, zonder naar hem om te zien , als of hij er<br />

niet was. Dus traden zij allen, 25 flerk, uit, en<br />

JUNIUS op zijne beurt, zijnde de middelde. Deze<br />

gaat door de Helbaardiers heen , den Overfle groe­<br />

tende, die zich heel van zijn paard buigende, zijn<br />

oog flipt liet gaan, of er ook nog iemand in de<br />

fchuit ware. Dus ontkwam JUNIUS deze lage.<br />

Die van Brugge verzochten hem, door hunnen<br />

Kerkedienaar JAN MUNT , van de Gemeente van<br />

Gend te leen, en JUNIUS was gehouden, hoe zeer<br />

tegen zijnen zin, aan dit verzoek te voldoen. Te<br />

Brugge gekomen, deed hij, digt bij de flad , eene<br />

Predikatie in het Framch , gelijk MUNT in het<br />

Vlaamsen predikte. Des avonds meende men in de<br />

ftad te keeren, maar MUNT, dien JUNIUS met voor­<br />

dacht vooruit had laten gaan, werd aan de poort<br />

tegengehouden en gelast terug te keeren. JUNIUS<br />

dit van verre ziende, kwam de ftad niet nader, en<br />

bragt, na eenig omzwerven , dewijl ieder vreesde<br />

hem in te nemen, den nacht door in een hutje ,<br />

daar hij met moeite in ontvangen werd. Des ande­<br />

ren daags werden de Predikanten na de Predikatie<br />

ge-<br />

na c. G;<br />

jaari5i7.<br />

tot 1552.


*0ê K E R K E L I J K E<br />

m C. G. geleid naar de naburige ftad Damme, waar zij twee<br />

dagen eerlijk onthaald werden.<br />

tot 1552.<br />

Den volgenden dag zou de Graaf VAN EGMOND<br />

te Brugge komen, om in die ftad alles te regt te<br />

brengen. Dus werd daags voor zijne komst op zijn<br />

bevel een Plakaat afgelezen, waar bij 800 Guldens<br />

op zijn lijf gezet werden voor den genen, die JUNIUS<br />

levende, en 400 voor den genen, die hem dood in<br />

handen zou leveren. De Gereformeerden over de<br />

komst van den Graaf verlegen , dewijl er niemand<br />

bij de hand was, wien zij in de onderhandelingen<br />

met den Graaf wisten te gebruiken, befloten JUNIUS<br />

ten dien einde bij zich te ontbieden. Terwijl dit te<br />

Brugge voorviel, ontbood de Magiftraat van Damme<br />

JUNIUS bij zich op het Raadhuis. Hier werd<br />

hij van de Wethouders zeer beleefd aangefproken :<br />

,, Wij begeeren niet," zeiden zij, „ dat gij door<br />

„ ons toedoen in gevaar zoudt vervallen : en be-<br />

„ trouwen wederom, dat gij geen ander hart hebt<br />

„ jegens ons, onze ftad, en welvaren: men kan<br />

„ het niet verbergen, wat Plakaat er gisteren te<br />

„ Brugge, in onze Hoofdftad, tegen u is afgekon-<br />

„ digd. Wij derhalve, als lieden, die u , en ook<br />

,, het Gemeenebest toegedaan zijn, raden u, dat gij<br />

nog dezen dag van hier vertrekt: want op mor-<br />

„ gen zullen wij datzelve Plakaat ook hier aflezen.<br />

„ Indien de Raad van Brugge onze traagheid be-<br />

„ ftraft, wij zullen ons hier mede ontfchuldigen,<br />

,, dat het gebod wat laat tot ons gekomen is, en<br />

,, daarom niet tijdiger heeft kunnen afgekondigd<br />

„ wor-


G E S C H I E D E N I S . sft<br />

Worden." Terwijl JÜNIUS nog verlegen ftond , ia C G.'<br />

werwaarts zich te begeven , dewijl hij de taal van fasrisi/.<br />

het land niet verftond, komt een Bode van Brugge,<br />

ot J55».<br />

om hem, volgens het bovengemeld befluit , derwaarts<br />

te noodigen; JUNIUS gaf zijn woord, indien<br />

de Bode middel wist, om hem veilig binnen Brugge<br />

te geleiden. De Bode bezorgde toen aan JUNIUS de<br />

kleeding van eenen metfelaar, in welke hij naar<br />

Brugge ging. Daar de avond gevallen en de poort<br />

gefloten was, ging JUNIUS door het klinket gelaten<br />

naar binnen , en door beide de wachten, alwaar het<br />

gebeurde, dat een der wachthoudende burgers, hem<br />

aanziende voor zijn' buurman of ander goeden bekende,<br />

hem groette met de woorden: goeden avond<br />

Compeer! Zoodat niemand bedacht was, om JU­<br />

NIUS te hinderen of iets te vragen. Eenige dagen<br />

te Brugge hebbende doorgebragt, gedurende welke<br />

hij de zaken der gemeente bezorgde, keerde hij weder<br />

naar Antwerpen, alwaar hij zich volgens het<br />

verdrag op den 2den September met de Gereformeerden<br />

gemaakt, als een vreemdeling, vond uitgefloten.<br />

Niet kunnende befluiten, om ledig te zitten, vertrok<br />

JUNIUS, dewijl de Gemeente niet begeerde, dat<br />

hij Nederland zou verlaten, den i4den October naar<br />

Limburg, alwaar de Gemeente, op haar verzoek,<br />

van de Antwerpenaars verkregen had , dat men<br />

zijnen dienst zou mogen gebruiken. In het land<br />

van Limburg bejegenden hem vele zwarigheden.<br />

Zoo haast had hij zijne voeten niet in Herve gezet,<br />

een Dorp, hetwelk door het maken van goede kaas<br />

be


Kt C. G<br />

Jaar 1517<br />

tot 1552<br />

a$6* K E R K E L I J K E<br />

bekend is, of er ontftond een oproer, waar in hij<br />

zich niet mengde. Den volgenden dag werd hij<br />

naar Limburg geleid. Hier weigerden de Wethou­<br />

ders zijnen dienst toe te laten, waar op hij in een<br />

Dorp Summan genaamd, keerde. Des vrijdags den<br />

l8den October, deed hij de eerfte Predikatie bij de<br />

Limburgers op het veld, niet Ver van Herve. Ou­<br />

der de Preek ftond een man 'achter hem , met een'<br />

jagtfpriet gewapend , die hem den dood gezworen,<br />

had. Maar hem hoorende, werd hij bewogen, en<br />

luisterde met een bedaard gemoed en vreedzaam naar<br />

den Prediker, tot bet einde der rede toe. Ka de<br />

Pieek gingen de Toehoorders met den Predikant ,<br />

omtrent 130 fterk, naar Herve, om het middagmaal<br />

te eten. Doch nu kwamen er Geregtsdienaars van<br />

Limburg, om den Predikant te grijpen. Men liep<br />

te wapen en bezette alle toegangen naar het huis ,<br />

om JUNIUS te befchutten; maar deze raadde, dat<br />

men liever zorgen zoude, dat bij het mogt ontko­<br />

men, ten einde bloedftorting te mijden. Men wist<br />

hem eindelijk , door het afbreken eener hegge,<br />

eenen weg te banen, zoodat hij behouden te Lim­<br />

burg kwam; waar óp zijne vervolgers, verflaande,<br />

dat hij ontkomen was, zonder verder iets te onder­<br />

riemen, vertrokken.<br />

Hier begon hij des Zondags den 2often October<br />

te prediken; na de Preek begaf hij zich , omtrent<br />

twee uren buiten de ftad, naar eene plaats, die ge-<br />

meenelijk de Hooge Berg Gods wordt genoemd, om<br />

daar des namiddags te prediken. Onder de Preek<br />

begaf zich het volk tweemaal op de vlugt; eerst<br />

door


G E S C H I E D E N I S .<br />

door een lós gerucht en tijding van een' jonge ; na G. ö.<br />

maar de tweedemaal op het gezigt van eene bende laan 5 \ft Ruiters, door den Bisfchop van Luik opgemaakt,<br />

tot i'ssa.<br />

om JUNIUS te vangen. Doch nu vatte het volk<br />

moed, en fchikte zich, om de Ruiters te ontvangen<br />

, in de wapenen; zelfs vele vrouwen dreigden<br />

met fteenen te werpen; op welk gezigt de Ruiters<br />

aftrokken, en JUNIUS kwam weder in Limburg ,<br />

alwaar hij, omtrent den tijd van een half jaar , de<br />

Gemeente met zeer groot genoegen gefticht heeft.<br />

Omtrent twee weken na het laatstgenoemde geval,<br />

gebeurde er iets merkwaardigs, hetgeen aan<br />

JUNIUS onder de menigte een groot aanzien gaf. In<br />

een Dorp, gelijk JUNIUS meent, van het Land van<br />

Luik, dat naar de Valei van St. Denys wordt genoemd,<br />

was zekere oude en kinderrijke vrouw, die<br />

met eene zware wanhoop gekweld werd, en voorgaf,<br />

dat zij met hare kinderen van God eeuwig<br />

verdoemd was. In deze wanhoop had zij nu al<br />

meer dan dertien jaren doorgebragt; in diervoege ,<br />

dat de Mispriesters de duivelbanning en uitzweering<br />

dikwijls over haar hadden beproefd, als of zij bezeten<br />

was, en de geburen haar vaak met banden en<br />

flagen hadden te keer gegaan. Zij dwaalde met de<br />

wilde beesten door de bosfchen, fchuwde alle gezelfchap,<br />

verbrak alle banden, en ftelde zich zoo<br />

aan, dat elk zich diets maakte, het was de booze<br />

geest, die haar kwelde. Dan, als eens, op zekeren<br />

avond, eenige lieden uit het Dorp Perviers naar<br />

Limburg willende gaan, deze vrouw zagen fchuilen,<br />

riepen zij haar met zoete woorden, en belazen<br />

HERV. III. R haar


058 K E R K E L I J K E<br />

na C. G haar zoo zacht, dat zij zich tot JUNIUS liet leiden.<br />

Jaarisi7 Ingelaten zijnde, mompelde zij in het eerst binnens<br />

tot 1552<br />

monds, met morren, zonder hem iets op zijne vragen<br />

te antwoorden, maar latende de oogen al zwijgende<br />

rondsom over de omftanders gaan. Hij zulks<br />

merkende, ftond op, en luisterde een of twee van<br />

de omftanders in het oor, dat hij de vrouw niet<br />

aan het fpreken zou krijgen, in tegenwoordigheid<br />

van zoo vele getuigen , hen verzoekende , om de<br />

een na den ander weg te gaan, en over een uur of<br />

twee weder te keeren. Dit gefchied zijnde , verhaalde<br />

de vrouw, moed fcheppende , aan JUNIUS,<br />

dat zij nu al over de 13 jaren weduwe zijnde, door<br />

hare buurvrouwen befchuldigd en van hare verdoemenis<br />

verzekerd was geworden, omdat de bezorging<br />

van hare negen kinderen haar zoo had belemmerd,<br />

dat zij geen' tijd kon vinden, om God te dienen ,<br />

dat is, fprak zij , den dienst der Misfe bij te wonen.<br />

Dat zij daar door tot eenen ftaat van wanhoop<br />

was vervallen, en ook aan de zaligheid van<br />

hare kinderen wanhoopte, en daarom een gruwel<br />

had, van die te zien. JUNIUS, dus de bron van<br />

hare kwelling ontdekt hebbende , fprak haar vertroostend<br />

toe, haar met weinige woorden onderrigtende:<br />

„ dat, hetgeen die buurvrouwen meenden,<br />

„ door haar verzuimd te zijn geweest, geen dienst<br />

„ van God geweest was; maar dat zij integendeel<br />

,, God waarlijk en naar zijnen wil gediend had ,<br />

„ met eenen heiligen dienst, wanneer zij als moe-<br />

,, der hare wezen bezorgde, gelijk ook JACOBUS<br />

„ den waren Godsdienst had befchreven." De<br />

vrouw


G E S C H I E D E N I S . 259<br />

vrouw vond troost en rust in zijne redenen , en 1 a C. G.<br />

ging dienzelven avond, met een bezadigd gemoed , i aari5i7.<br />

hares wegs, daar ieder zich over verwonderde. Ja, . 3t 1552*<br />

nu zag men velen, wat ook JUNIUS daar tegen<br />

leerde en hunne onwetendheid beflxafte, hunne zieken,<br />

tot zijne groote droefheid, tot hem brengen,<br />

om genezen te worden.<br />

Men moet zich, inderdaad, over de onnoozele<br />

eenvoudigheid van die tijden verwonderen. Een<br />

Franciskaner, die te Vervier: predikte, had op zich<br />

genomen, om openlijk een gefprek met den Leeraar<br />

te houden, en dien te befchamen ; maar op weg<br />

geflagen, verontfchuldigde hij zich, met te zeggen,<br />

dat hij iets vergeten had , en keerde weder naar<br />

huis. Als men nu in het veld de komst van den<br />

gemelden Franciskaner verwachtte, poogde zeker<br />

oud man door de groote menigte, die hier verzameld<br />

was, door te dringen, verzoekende, den Leeraar<br />

te mogen zien. JUNIUS , dit verfiaande , vermaande,<br />

dat men den man door zou laten, om nader<br />

te komen. Maar deze toen , met een nederig<br />

gelaat, JUNIUS, van voren en achteren, van top tot<br />

teen, naauwkeurigst befchouwende, borst ten laatfte<br />

uit in deze woorden: Hei, nu zie ik, dat het niet<br />

waar is, hetgeen men mij van u had verteld. En<br />

als JUNIUS daar op vraagde, wat dit was? gaf hij<br />

ten antwoord : dat gij gekloofde voeten hadt.<br />

Zoo loogenachtig was de onbefchaamdheid der Monniken,<br />

dat zij zulke dingen den onnoozelen befionden<br />

wijs te maken. Doch als zij nu onverrigter zaken<br />

van die plaats fcheidden, zag men een voor-<br />

R a beeld


na C. G.<br />

Jaarisi".<br />

tot 1552.<br />

260 K E R K E L I J K E<br />

beeld van bijgeloovigheid van eene andere foort. Ze­<br />

ker iemand groef eene zode uit, met eerbied , van<br />

die aarde, daar de voeten van JUNIUS op gedaan<br />

hadden, terwijl hij den Franciskaner tot het mond­<br />

gefprek verwachtte. Doch, wij keeren weder tot de<br />

Gefchiedenis.<br />

Pogingen Te Vianen was te dezen tijde een Boek gedrukt ,<br />

tot veree- hetwelk de overeenkomst daande hield tusfehen de<br />

nigingderGerefor­<br />

leere der Lutherfchen en Hervormden. De Landmeerdenvoogdesfe,<br />

misfehien uit vreeze, dat de vereeniging<br />

en Lu­<br />

der beide gezindheden dezelve te derk zou maken ,<br />

therfchen<br />

hier te verbood hetzelve ten fcherpde , hetzelve ten vure<br />

lande.<br />

veroordeelende, en ter flraffe verwijzende dengenen,<br />

bij wien het zou gevonden worden. Doch die ver­<br />

eeniging was ook hier te lande nog verre te zoeken.<br />

Zelfs deed de onbefuisde ijver van eenige hevige<br />

Lutherfche Leeraren, zoo fommigen willen , aange­<br />

vuurd door de list van den Prefident VIGLIUS, ten<br />

einde, door het doken van den twist, de kracht der<br />

Onroomfchen te verzwakken, vier heethoofdige Lu­<br />

therfche Predikanten, MATTHIAS FLACIUS ILLYRI-<br />

CUS, JOAN SPANGENBERG, JOAN FELIX Of ZALI­<br />

GER , en HERMAN HAMELMAN , uit Duitschland<br />

overkomen, die de Gereformeerden uitdaagden tot<br />

een' woordendrijd over het verfchilpunt des Nacht-<br />

maals, en der allenthalvigheid van CHRISTUS lig­<br />

chaam. Daar de redenen ophielden , begonnen de<br />

fcheldwoorden en fmaadfehriften, terwijl ANTONIUS<br />

CORANUS tot vrede vermaande in eenen Brief, welke<br />

den 22den Januarij 1567 geteekend en in hetFransch<br />

:n Nederduitsch gedrukt is. Di.ze ANTONIUS CO-<br />

RA-


G E S C H I E D E N I S . 2


na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552<br />

In Vlaanderen<br />

2Ö2 K E R K E L I J K E<br />

wordt het<br />

Prediken paald, en meer ingetrokken, MAILGAART DE HONingetrok<br />

GERE werd te Tperen gevangen gebragt, omdat hij<br />

ken, en<br />

Predikan­ op ongeoorloofde plaatfen te platte lande had gepreten<br />

ter dikt, en ter galge verwezen. Terwijl hij op het<br />

dood gebragt.<br />

fchavot eene aanfpraak aan het volk deed, ontftond<br />

er onder hetzelve een groot gedruis. De foldaten,<br />

die bij het geregt ftonden, voor oproer vreezende,<br />

fchoten onder de menigte; zoodat velen gekwetst<br />

en omtrent 25 gedood werden, en daar onder vinnige<br />

Pausgezinden. De Predikant, die het van den<br />

ladder aanzag, vermaande vast elk tot ftilte , beval<br />

Gode zijnen geest, en leed den dood met geduld.<br />

Te Mechelen<br />

wordt de<br />

bemoeiden zich niet alleen, om de Beeldftormers te<br />

ftraffen, maar ook om de Preek te doen ophouden.<br />

In Vlaanderen, waar de Graaf van EGMOND in<br />

alles de Landvoogdesfe zocht te believen , werd de<br />

vrijheid van prediken van dag tot dag naauwer be­<br />

Te Mechelen ontbood de Magiftraat den tweeden<br />

Februarij den Predikant MARTINUS SMETIUS, nevens<br />

Predikant eenige Ouderlingen der Gereformeerden, op het ffad-<br />

M. SMETIhuis , begeerende , dat het prediken zou geftaakt<br />

usgedood. worden. Dezen antwoordden, in gemoede aan deze<br />

begeerte niet te kunnen voldoen, maar wilde de Magiftraat<br />

het verbieden, dan zouden zij gehoorzamen.<br />

Als daar niets op volgde, gingen zij met de Preek<br />

voort, doch de vergadering werd door den geweldige<br />

overvallen, en de Predikant gevangen naar<br />

Vilvoorden en van daar door Mechelen naar het<br />

Ziekehuis te Walem gevoerd, en daar aan een' eikenboom<br />

opgehangen. Broeder PIETER LUPUS of<br />

WOLF,


G E S C H I E D E N I S . 263<br />

WOLF , een Karmeliter Monnik, had gepoogd, SME- na C. G.<br />

TIUS weder tot het Roomsen Geloof over te bren Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

gen, doch daar in misfende, verdichtte hij eene wederroeping,<br />

als met de eigene hand van SMETIUS<br />

gefchreven, welke hij door déne zijner Biechtdochteren<br />

onder den man bragt; maar CORNELIS SPEKS,<br />

een Ouderling der Gemeente, bezorgde, dat dit gefchrift,<br />

in het bijzijn van lieden van eer, met des<br />

Leeraars eigen hand werd vergeleken , wanneer de<br />

valfche hand klaarlijk ontdekt werd.<br />

In Gelderland wist de Graaf van ME GEN de openbare<br />

Preek te doen (laken, en de fchade, aan Kerken<br />

en Kloosters veroorzaakt, te doen boeten bij ver­<br />

drag. Al de Predikanten werden uit Elburg, Nimwegen,<br />

en Harderwyk verdreven. In Overysfel en<br />

Friesland bragt de Graaf van Aremberg hetzelfde<br />

te weeg; doch de Inquifitie en ftrenge Plakaten beloofde<br />

hij te doen ftilftaan. Men vertrouwde nogtans<br />

zoo weinig op deze belofte, dat wel zeventig<br />

Edelen, die het verbond geteekend hadden , naar<br />

Amfterdam en elders de wijk namen, AREMBERG<br />

had hun eenen fchrik aangejaagd , door het vatten<br />

van JAKOB VAN ILPENDAM , Geheimfchrijver van<br />

EREDERODE, die federt te Brusfel onthalsd werd.<br />

Met Groningen gelukte het hem eerst in Junij, onder<br />

allerlei glimpige beloften, bezetting in die ftad te<br />

krijgen, welke meest bij de Onroomfchen onder het<br />

dak geholpen werd.<br />

In Gelderland,Overys­<br />

fel , Friesland<br />

en<br />

Gronin­<br />

gen.<br />

De Hertogin, het Bondgenootfchap aan het wag­ Nieuwe<br />

gelen ziende, befloot, hetzelve den laatften flag te eed ge­<br />

R 4 gevorderd.


na C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

Eerfte<br />

jezuiet<br />

te Gend.<br />

ark K E R K E L I J K E<br />

geven, door eenen nieuwen eed (*) af te vorderen<br />

van alle Leenmannen des Konings. Velen deden<br />

den eed; ORANJE en HOOGSTRATEN weigerden den-<br />

zelven, ook BREDERODE en eenige anderen. Kort<br />

hier na verzocht BREDERODE gehoor bij de Her­<br />

togin, dan het werd hem geweigerd. Toen zond<br />

hij haar een Verzoekfchrift toe , waarbij hij om<br />

vrijheid der Preeke en afdanking van het aangeno­<br />

men krijgsvolk durfde aanhouden. Doch hier op<br />

kwam zulk een antwoord, dat BREDERODE zelf,<br />

benevens den Graaf VAN DEN BERG en verfcheidene<br />

anderen hunnen zoen met den Koning zochten te<br />

maken. Toen dit mislukte, verviel men, uit wan­<br />

hoop, tot het beramen van geweldige middelen. De<br />

Graaf VAN WEGEN getracht hebbende bezetting te<br />

brengen in 's Hertogenbosch, alwaar men de Beeld-<br />

ftorming op nieuw hervat had, werd daar in door<br />

BREDERODE verhinderd, die ANTONIE VAN BOM-<br />

BERGEN derwaarts zond, en zich van de ftad ver­<br />

zekerde, doch deze hield het hier niet lang , maar<br />

verliet na korten tijd de ftad weder, welke toen<br />

Spaanfche bezetting inkreeg.<br />

Beter gelukte het MEGEN te Utrecht, hetwelk hij<br />

onverziens introk, en al de Predikanten van daar<br />

verdreef, en toen de Preek liet (tilftaan.<br />

Te midden van deze middelen van geweld, ver­<br />

zuimde de Roomfche Geestelijkheid ook geene ande­<br />

(*) Men leest den eed , zoo als die door gemeene<br />

Ambtenaren gedaan werd, bij BRANDT Bladz. 208.<br />

re.


G E S C H I E D E N I S . 265<br />

re. Den elfden Maart 1567 kwam binnen Gend de<br />

eerfte Jezuïet op den Predikftoel , dien men daar<br />

gehoord had. De nieuwheid der zaak trok veel<br />

volk onder zijn gehoor , en niet weinigen werden<br />

door bem van de Hervorming afgewend; waar tegen<br />

de Kalvinifche Leeraars trachtten te voorzien, door<br />

ernftiger preken, en milde uitdeeling onder de fcha-<br />

mele Gemeente; doch de Wethouderfchap verbood<br />

toen, penningen te dezen einde in te zamelen.<br />

In den aanvang dezes jaars oniftond te Amfter­ Oproer te<br />

dam eene nieuwe beroerte. De Wethouderfchap deAmfterdam.zer ftad meende krijgsvolk aan te nemen en zich<br />

daar mede te fterken. Dit door BREDERODE en<br />

ORANJE ontdekt zijnde, raakte de Burgerij op de<br />

been en tegen eikanderen in de wapenen. Men zag<br />

een akelig fchouwfpel te gemoet, daar de vader der<br />

eene, de zoon der andere partij was toegedaan, en<br />

broeders tegen broeders optrokken. Twee broeders,<br />

JAN en KORNELIS PIETERSZONEN, in Deventer el-<br />

kanderen in de wapenen geholpen hebbende, vraag­<br />

den elkanderen waarheen het gemunt was. Ik, zei­<br />

de JAN, ga naar de markt, na dien van den ou­<br />

den Godsdienst; en ik, zeide de ander: naar de<br />

ftraten bij die van den alleroudften: dan zoo het<br />

op ftaan gaat, ontzie mij niet, ik zal u niet ont­<br />

zien. De befcheidenfte Onroomfchen , en onder de-<br />

zelveii ADRIAAN PAUW, een voornaam Koopman ,<br />

hielpen echter deze drift door redenen tot bedaren,<br />

tot geluk der Regenten, die eerlang met de Gemeen­<br />

te in onderhandeling kwamen, en een verdrag flo­<br />

ten, volgens hetwelk, onder anderen, het aannemen<br />

R 5 van<br />

ia C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.


266 K E R K E L I J K E<br />

Ba C. G van krijgsvolk geftaakt moest worden. Inmiddels<br />

Jaansi7.<br />

kwam BREDERODE zelf in de ftad. De Hertogin<br />

tot IS52<br />

zond terftond den Geheimfchrijver van den Ge heimen<br />

Raad, JAKOB DE LA TORRE, naar Amfterdam,<br />

met last aan de Wethouderen, om BREDERODE<br />

goedfchiks of met geweld te doen vertrekken, DE<br />

LA TORRE opende aan BREDERODE zijnen last, doch<br />

deze vorderde denzelven fchriftelijk te zien, hetwelk<br />

LA TORRE , geen gefchreven last hebbende , niet<br />

doen kon. Burgemeesters lieten vervolgens BREDE-<br />

RODE verzoeken, dat hij wilde vertrekken, waar op<br />

hij antwoordde: dat hij zou handelen, gelijk hij<br />

het verftond. Ondertusfchen werd zijne herberg,<br />

waar de Prins van Oranje uithong, van de Burgerij<br />

met eene wacht van 100 mannen bewaakt. Eenige<br />

Edellieden overvielen toen DE LA TORRE in zijne<br />

t<br />

herberg op den Dam, en ontnamen hem zijne papieren,<br />

welke zij aan BREDERODE ter hand fielden,<br />

waar op de Geheimfchrijver , voor erger beducht,<br />

heimelijk de ftad verliet. De Onroomfchen leverden<br />

ÏU een verzoekfchrift in, begeerende, dat men 3 of<br />

)oo knechten bezoldigde, en BREDERODE tot Overle<br />

der ftad aannam. De Overheid bewilligde hier<br />

i n op het welbehagen des Prinfen van Oranje, die<br />

] iet eerfte goedkeurde, maar zijne toeftemmiug wei­<br />

j gerde tot het aanftellen van BREDERODE. De ge-<br />

] nelde knechten werden aangeworven , die men ,<br />

( >mdat zij eiken dag of nacht drie en een' halven<br />

i tuiver trokken, den naam kregen van de Reaalvacht,<br />

BREDERODE bleef vervolgens nog eene maand<br />

1<br />

ang te Amfterdam.<br />

LAU-


G E S C H I E D E N I S . a6 7<br />

LAURENS JAKOBS REAAL verhaalt ons, bij deze ia C. G.<br />

gelegenheid , een gefprek, tusfehen hem en den |aari5i7.<br />

Burgemeester SIMON KOPS<br />

:ot 1552.<br />

voorgevallen, wanneer<br />

het bovengemelde verzoekfchrift werd ingeleverd ;<br />

waar uit men nopens den aard dier tijden het een<br />

en ander leeren kan. De Burgemeester KOPS zich<br />

naar REAAL keerende, zeide tegen hem: „ LAU-<br />

„ RENS JAKOBSZ., u had ik niet toevertrouwd, dat<br />

„ gij u zeiven zoo ver in deze zaak zoudt hebben<br />

„ verloopen; hoewel ik, eer gij trouwdet, wist,<br />

„ dat gij luiterdet. Dan het verwondert mij, dat<br />

,, uwe Schoonmoeder u zulks toelaat, en het doet<br />

mij van harentwege wee; want wij zijn lange ja-<br />

„ ren buren geweest." Hier op antwoordde RE­<br />

AAL: „ Mijne Schoonmoeder, die mij in het zoe-<br />

„ keu mijner zaligheid niet verhindert, doet als eene<br />

„ wijze vrouw: en ware het, dat uw Zoon, JAN<br />

„ KOPS, zijn loopen naar den Overtoom, om Delfts<br />

„ bier te drinken, naliet, zich ook ter Preke voeg-<br />

„ de, een eerlijk en tuchtig leven zocht te leiden ,<br />

„ gelijk zijn' Haat wel zou betamen, en zoo ijver-<br />

„ de om zijne eeuwige zaligheid , ik meen niet,<br />

„ dat het mijn Heer de Burgemeester zou willen<br />

„ verhinderen." ,, Ik ftond veel liever," voer de<br />

ander daar tegen in, ,, ten halze toe in het wa-<br />

,, ter." REAAL daar op: ,, Al zacht, Heer Bur-<br />

„ gemeester, de zaken zullen, hoop ik, zulk een<br />

,, keer nemen, dat de Burgemeesters nog al te za-<br />

„ men bij ons ''ter Preke zullen komen." Toen<br />

ontftelde zich de Burgemeester dermate, dat hij in<br />

de


m C. G<br />

Jaarisi7<br />

tot 1552.<br />

Oproer te<br />

Antwerpen.<br />

De Gere.<br />

formeerden<br />

alom<br />

verjaagd.<br />

263 K E R K E L I J K E<br />

deze woorden uitborst: ,, Ik zat liever in het bof*<br />

,, deel tusfehen zeven hoeren."<br />

Kort daar na ontftond er ook te Antwerpen eene<br />

geweldige beroerte, JAN VAN MARNIX, Heer van<br />

Thouloufe, Broeder van FILIPS VAN MARNIX, Heer<br />

van St. Alegonde, Oranje's boezemvriend, dien een<br />

aanflag op Walcheren mislukt was, had zich met<br />

eene bende volks nedergefligen te Oosterweel, in het<br />

gezigt van Antwerpen. Hier werd hij door de fol-<br />

daten der Landvoogdesfe overvallen en geflagen, hij<br />

zelf fneuvelde en al zijn volk werd verftrooid. Op<br />

het gerucht van dit gevecht, raakten de Kalvini-<br />

fchen te Antwerpen op de been, en wilden ter roode<br />

Poort uit, om hunne broederen bij te fpringen, het­<br />

welk hun door ORANJE en HOOGSTRATEN niet zon­<br />

der levensgevaar belet werd. De Prins moest hier<br />

hooren, dat men hem , met het zinkroer op de<br />

borst, fchold voor eenen verrader, die oorzaak was<br />

van den moord daar buiten. Twee dagen bleven de<br />

Kalvinifchen in de wapenen , onder het geltadjg ge­<br />

roep : Papen uit! Papen uit! Eindelijk bewoog<br />

ORANJE de Lutherfchen en de uitheemfche Kooplie­<br />

den , om zich te wapenen, waar door de oproerïgen<br />

tot nadenken gebragt, en de rust herfteld werd (*).<br />

De tegenwoordige ftaat van zaken deed den Ge­<br />

reformeerden thans alom den moed ontvallen. Die<br />

van Kameryk hadden hunnen Aartsbisfchop verdre­<br />

ven ; thans ruimden zij deze ftad , in welke de<br />

Aarts-<br />

(*) WAGENAAR Bladz, 223-22Ö. BRANDT Bl. 216-220.


GESCHIEDENIS. aóg<br />

Aartsbisfchop met een deel krijgsvolk terug keerde, na C. G.<br />

hoewel hij zich met gematigdheid gedroeg, en zich Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

alleen met de goederen der vlugtelingen vergenoegde.<br />

De Bisfchop van Luik verdreef ook, met magt<br />

van wapenen, de Onroomfchen uit Ma/eik en Hasfeit;<br />

die van Maaftricht, bevreesd geworden dooi<br />

den aantogt van den Heer van NOIRKARMES , joegen<br />

de Gereformeerde Predikanten ter ftad uit. Ook<br />

verlieten de Gereformeerden 's Hertogenbosch , terwijl<br />

de Hertogin geld zette op het lijf van twee der<br />

voornaamfte Predikanten, HERMAN MODET en PE­<br />

TRUS DATHENUS.<br />

FRANCISCUS JUNIUS onthield zich nog te LimBijzonburg. Deze was door twee Geestelijken, een' Franderheden van FR.<br />

ciskaner en een' Jezuïet, tot een mondgefprek uit­ JUNIUS.<br />

gedaagd. Doch hier van kwam niets , dewijl zij<br />

uitvlugten maakten omtrent de plaats, waar men dit<br />

gefprek houden zou. Zij ftrooiden wel uit , dat<br />

JUNIUS van hen overwonnen was, en de vlugt had<br />

genomen; doch alzoo hij bleef voortgaan met prediken,<br />

verviel deze leugen van zelve, en gaf hem<br />

te meer toeloop van volk. Doch, als men nu zeker<br />

berigt ontving, dat er krijgsvolk in aantogt was,<br />

om JUNIUS te vatten, gaf hem één der Schepenen<br />

van de ftad, met voorkennis der Regering , kennis<br />

van het nakende gevaar, waar op JUNIUS nog dienzelfden<br />

avond de ftad verliet, met voornemen, om<br />

zich naar Duitschland of elders te begeven.<br />

Eer wij van Limburg affcheiden, verdient hier Merk­<br />

gewaagd te worden van een merkwaardig geval , waardig<br />

geval.<br />

daar omtrent gebeurd. Men bragt zekeren Biecht-<br />

va


na C. G<br />

Jaansi7<br />

tot 1552.<br />

Oranje<br />

verlaat<br />

Letland.<br />

BREDERO-<br />

a?o K E R K E L I J K E<br />

vader, ter zake van den Godsdienst, naar den paal,<br />

om verbrand te worden. Deze zong op den weg,<br />

met eene wonderlijke kloekhartigheid, Pfalmen en<br />

Lofzangen. De Ambtman dier plaats belastte hem<br />

te zwijgen, maar de ander ging voort met zingen ,<br />

en de vreugde zijner hope te belijden. Daar op<br />

deed de Schout in arren moede, zijne tong tot digt<br />

aan den wortel affnijden. De man ftierf in ftilte en<br />

vrede. Niet lang daar na werd den Ambtman een<br />

zoon geboren, wiens tong hem uit den mond hing<br />

tot op de kin, zoo dat hij die nooit binnen zijne<br />

lippen heeft kunnen ophalen. Eene bijzonderheid,<br />

welke uit de getuigenis van eenen Roomschgezinden<br />

Gerïgtfchrijver is aangeteekend (*).<br />

De Prins van Oranje berigt ontvangen hebbende,<br />

dat in Spanje befloten was, den Hertog van Alba<br />

met een leger herwaarts te zenden, befloot, zijne<br />

ambten neder te leggen en naar Duitschland te vertrekken;<br />

hij verliet den nden April 1567 Antwerpen,<br />

na een teder affcheid van den Graaf van Egmond<br />

te Wittehroek genomen te hebben, en na een<br />

dag of twee te Breda vertoefd te hebben, zette hij<br />

de reis voort naar zijn Grwiïdnp Nas/au in Duitschland.<br />

Te gelijk met den Prins verlieten de Onroomfche<br />

Leeraars Antwerpen, welke ftad, zonder eenige<br />

voorwaarden te bedingen , thans bezetting innam.<br />

Terflond werden de Kerken der Onroomfchen omvergehaald.<br />

Op het voorbeeld van den Prins van Oranje, wa­<br />

(*) BRANDT Bladz. 237.<br />

ren


GESCHIEDENIS. 271<br />

ren duizenden der ingezetenen insgelijks bedacht op 1 « C. G.<br />

hun behoud; eene menigte vlugtelingen kwam uit . aari5i7.<br />

verfcheidene gewesten te Amfterdam , alwaar men ot ' 1553,<br />

hun de poort voor het hoofd floot , en belastte , : >E en de<br />

terflond te vertrekken. Een treurig fchouvvfpel ver3nroomchenvertoonde zich hier. Zoo veel ellendige lieden met<br />

atenAm- vrouwen en kinderen, zonder hope of uitzigt, uit ierdaro.<br />

den eenen nood in den anderen omzwervende. De<br />

medelijdende burgers, zoo Roomfchen als Onroomfchen,<br />

ontvingen hen, zoo goed zij konden, in de<br />

huizen en tuinen der voorflad, en verzamelden voor<br />

hen eenigen nooddruft van fpijze, kleederen en teergeld.<br />

Men huurde en betaalde vele fchepen , die<br />

hen op Embden t\ elders vervoerden. Ondertusfchen<br />

was de bekommering te Amfterdam ook groot.<br />

De Gemagtigden der Hervormde Gemeenten in Holland<br />

hadden, te Amfterdam vergaderd zijnde, onlangs<br />

nog befloten, met prediken voort te varen ,<br />

ten minfte tot het bij Plakaat op nieuw zou verboden<br />

worden. Doch nu, den i7den April, vergden<br />

de Burgemeesters de Gereformeerden de preke te Haken,<br />

hetwelk men echter heufchelijk uitftelde , tot<br />

nader befcheid van hooger hand. Op den aoflen<br />

dier maand hielden de Gereformeerden eenen plegtigen<br />

Vast- en Bededag. Doch den 25ften boden de<br />

Gereformeerden, uit eigene beweging, aan, de preke<br />

te ftaken, mids men hun vrijheid en tijd gave, om<br />

hunne onroerende goederen te gelde te maken , en<br />

met de roerende het land te verlaten. Dit werd<br />

hun toegeftaan, en den 27ften, omtrent elf uren in<br />

den


27a K E R K E L I J K E<br />

na C. G. den nacht, vertrok de Heer van BREDERODE naar<br />

Ja!iri5i7. Embden.<br />

tot 1552.<br />

Hij overleefde zijn ongeluk niet lang. Sommigen<br />

Dood van fchrijven, dat hij, zijne droefgeestigheid, alleen door<br />

den Heer<br />

fterk drinken, zoekende te verdrijven, in eene heete<br />

van BRE­<br />

DERODE. koorts viel, die hem den isden Februarij 1568, op<br />

het Slot Harnhof of Harenburg, in de Veste Reke-<br />

linghuizen, uit het leven rukte. Hij werd te Gem-<br />

men in het land van Kleef begraven. Kort voor<br />

zijn vertrek hadden eenige voorftanders van vrijheid,<br />

Onroomfchen en Roomfchen , plegtig gezworen,<br />

den honderdften penning hunner goederen te zullen<br />

opbrengen, ter vervulling van 11,000 Guldens , die<br />

aan verfcheidene kosten waren ©efteed. Tot ont­<br />

vangst van deze penningen (telde men eene kist met<br />

een gat in het dekfel en drie floten. Doch eenigen<br />

hadden zich zeiven zoo ver vergeten, dat er bij het<br />

openen niet boven de 750 Guldens in de kist ge­<br />

vonden werden, die der waardinne des Heeren van<br />

BREDERODE, in mindering zijner verteerde kosten ,<br />

werden toegeteld.<br />

Eenig volk van BREDERODE, begeleid door GYS-<br />

BUECHT en DIEDERIK VAN BATENBUUG en andereu<br />

kwam daags na zijn vertrek te Amfterdam, alwaar<br />

zij buiten gehouden zijnde, overfcheepten naar Wa­<br />

terland. Te Hoorn werden zij , door de Heeren<br />

iran BATENBURG en anderen, omtrent 100 in getal,<br />

irerlaten, die zich over de Zuiderzee naar Friesland<br />

neenden te begeven , doch bij Harlingen door een<br />

I chip met krijgsvolk aangehouden en te Harlingen<br />

op-


G E S C H I E D E N I S . 27;<br />

opgebragt werden. Vier en twintig werden er op na C. G.<br />

de galeijen gebannen, zeven gehangen en eenigen [aari5i7. kregen ontflag. Doch de gebroeders<br />

tot 1552.<br />

BATENBURG,<br />

BEYMA en GALAMA , Friefche Edellieden, werden<br />

tot de overkomst des Hertogs van ALBA gefpaard.<br />

Het overige volk van BREDERODE , te Medenblik<br />

fcheep gegaan , landde aan den Muiderdyk en ftreefde<br />

de Veluwe en Betuwe door naar Heus/en, alwaar<br />

zij, over den Rhyn getrokken, de vendels fcheurden<br />

en verliepen.<br />

De mare, dat de Heer van NOIRKARMES met zij­ Vlugt der<br />

ne benden naar Amfterdam kwam, deed de genen, Gereformeerden<br />

die zich het meest uitgelaten hadden, naar een goed uit Am­<br />

heenkomen zien. REINIER KANT vertrok den suften fterdam.<br />

April, op den avond. Des anderen daags werd<br />

LAURENS REAAL wegens Burgemeesteren verzocht,<br />

zich voor een' tijd aan een' kant te fchikken, tot<br />

men zag, waar het heen wilde. Hij ging daar op<br />

fcheep in eene boeijer, nevens VRANK DE WAAL ,<br />

MATTHYS JANSZOON Bonnetvetkooper, en ADRIAAN<br />

KROMHOUT , met zijne huisvrouw en dochtertje van<br />

14 jaren. Zij voeren op Medenblik , alwaar zij gewaarfchuwd<br />

werden, dat er eenige Ruiters van Alkmaar<br />

derwaarts kwamen; waarom zij zich met eene<br />

haringfchuit uit de haven op de rede lieten roeijen,<br />

alwaar zij een klein vaartuigje enkel meteen'jongen in<br />

hetzelve vindende, terftond daar mede onder zeil gingen,<br />

en het onder Wieringen zetten, daar de fchipper,<br />

des anderen daags gevolgd zijnde, hun verhaalde, dat<br />

de Ruiters kort na hun vertrek gekomen waren en<br />

hen gezocht hadden. Deze fchipper bragt hen vervol-<br />

HERV. III. S gens


274 K E R K E L I J K E<br />

na C G, gens op Vlieland; doch hier vonden zij zich in<br />

Jaari5i7 groote verlegenheid ; daar was noch fchuit , noch<br />

tot 1552,<br />

fchip, noch pink bij land, maar al wat zeilen kon,<br />

naar Embden, Bremen en elders heenen. Ook kwam<br />

er fchrijvens van Burgemeesteren van Amfterdam ,<br />

aan den Schout van het Eiland, om REAAL en zijn<br />

gezelfchap aan te houden. Doch de Schout weinige<br />

dagen te voren overleden zijnde, viel de Brief in<br />

handen van ADRIAAN KORNELISZOON , Goudfmit<br />

van Alkmaar, doch thans op Vlieland wonende,<br />

die het fchoutsambt tot nader orde bediende, en het<br />

gezelfchap trouwhartig waarfchuwde, radende hun,<br />

om ten fpoedigfte te vertrekken. Toen vonden zij<br />

eene oude krabbefchuit, omtrent drie lasten groot,<br />

die wel een half jaar in den grond had gelegen, bij<br />

nacht boven water, en (faken daar mede, hoe lek<br />

dezelve ook was, in zee , en bragten het dus, met<br />

het uiterfte levensgevaar, eindelijk den 23ften Mei<br />

te Embden.<br />

De drie De drie Predikanten JAN ARENDSZOON, PETER<br />

Predikan­ GABRIEL, en NICOLAUS SCEIELTIUS, begaven zich<br />

ten door<br />

de Ballin­ insgelijks naar Embden, daar de Amfterdamfche uitgenongewekenen<br />

hen nog onderhielden, mits verbonden<br />

derhouden.<br />

blijvende aan de Gemeente te Amfterdam , om die<br />

in tijd en wijle ten dienst te ftaan. SCHELTIUS<br />

[tierf in het volgende jaar aan de pest, die daar<br />

zeer hevig ontftoken was. PIETER GABRIEL raakte<br />

in het jaar 1572, toen Holland tegen den Spanjaard<br />

Dpftond, in de Kerkedienst te Delft, bij leening ,<br />

Jaar hij 'sjaars daar aan overleed, JAN ARENDS­<br />

ZOON kwam nog weder binnen Alkmaar, zijne vader-


G E S C H I E D E N I S . 27 5<br />

derftad, daar bij in datzelfde jaar 1573, gedurend - na C. G.<br />

de belegering dier ftad, zijne dagen gerustelijk tei 1 faarisijf,<br />

einde bragt.<br />

toe 1552.<br />

Te Hoorn werd CLEMENT MAARTSZOON, die dei 1<br />

TeHoom<br />

27ften Aprii op het Keeren zijne laatfte Predikath I en Enkhuizen<br />

gedaan had, den aóften Mei nevens EVERT GOR<br />

houdt de<br />

TER, zijn' mededienaar, gelast, de flad te ruimen, Preek op.<br />

Omtrent dezen tijd, in den voorzomer, hoorden d«<br />

Enkhuizer Gereformeerden de laatfte Predikatie ir<br />

het openbaar bewesten Broekerhaven, buiten dijks ,<br />

bij de Watermolens. Men predikte daar na nog<br />

eenige reizen bij nacht in fornmige burgerhuizen ,<br />

doch dit duurde niet lang. Daar en elders werden<br />

de Predikanten verjaagd, en de Predikatiën, op vele<br />

plaatfen, met geweld geftoord, velen van de Gereformeerden<br />

werden gevangen, gehangen, onthoofd.<br />

Overal woedde de vervolging weder met vernieuwde<br />

hevigheid.<br />

Geen gewest van Nederland, of het had of kreeg<br />

Wonder­<br />

een ander aanzien. Eene wonderlijke wisfeling van lijkever<br />

gemoederen, zoo het fcheen, vertoonde zich , in andering.<br />

verfcheidene gelegenheden. Met gelijke hevigheid ,<br />

als men onlangs de Beelden en Altaren had afgeworpen,<br />

brak men nu de Kerken der Gereformeerden<br />

en Lutherfchen. Derzelver bindten en balken<br />

werden aan ettelijke oorden, voornamelijk in Vlaanderen,<br />

tot galgen gebezigd; en de (lichters daaraan<br />

gehangen. Velen, dien het vertrekken ongelegen<br />

kwam, voegden zich naar den tijd; gingen dagelijks<br />

ter Misfe, daar zij in jaar en dag niet geweest waren;<br />

kochten de Papen om, en valsch getuigenis,<br />

S 2 van


nC. G.<br />

]aari5i7.<br />

tot IS52.<br />

Komst<br />

van den<br />

Hertog<br />

van AI,RA.<br />

EGMOND<br />

en HOOR­<br />

NE enz.<br />

gevangen<br />

276 K E R K E L I J K E<br />

van altijd Katholijk geleefd te hebben, te Biecht en<br />

te Sacrament geweest te zijn. De rijke huizen Hon­<br />

den open , de disch gedekt voor de Geestelijkheid ,<br />

die nooit met grooter eerbiedenis en nederigheid<br />

werd gevleid. De anderen daarentegen, achterhaald<br />

op woorden, op werken, en dikwijls bedrogen van<br />

degenen, die met hen ter preke plagten te loopen ,<br />

vonden zich nergens veilig: want ettelijken zochten<br />

zich zeiven te bevrijden door hunne naasten te be­<br />

zwaren en in nood te brengen. Eenigen, onder<br />

fchijn van vrijheid des gewisfens te zoeken, maakten<br />

zich t'zoek voor hunne fchuldeifchers, dien zij niet<br />

zagen te voldoen.<br />

Zoo groot was het getal der vlugtelingen, dat de<br />

Hertogin zelve het in zekeren Brief, door haar aan<br />

den Koning gefchreven, op 100,000 perfonen be­<br />

paalde, hetwelk vervolgens nog wel met 20,000 ver­<br />

meerderd is. Vergeefs poogde zij ook door Brieven<br />

het vlugten tegen te houden, waar tegen de Gere­<br />

formeerden eene verantwoording van hun gedrag in<br />

het Fransch gefchreven in druk lieten gaan.<br />

Ondertusfchen kwam de Hertog van ALBA met<br />

een Spaansch leger in de Nederlanden, en werd den<br />

28ften Augustus 1567 te Brusfel ingehaald. Reeds<br />

op den 9den September werden de Graven van EG­<br />

MOND en HOORNE gevangen genomen, als ook AN-<br />

TONI VAN STRALEN, Burgemeester van Antwerpen,<br />

en JOAN CASEMBROOD, Heere van Bakkerzeel, EG-<br />

MOND'S Geheimfchrijver. De Graven zaten te Brus­<br />

fel tot op den 22ften, wanneer zij naar Gend ge­<br />

voerd werden, daar zij, tot diep in het volgende<br />

jaar.


GESCHIEDENIS. 277<br />

jaar, lewaard werden. Men vindt, dat GRANVEL­<br />

LE, die toen te Rome was, op het hooren der ge­<br />

vangenis van EGMOND en HOORNE , gevraagd zou<br />

hebben : of men den zwijger, bedoe'ende den Prins<br />

van Oranje , ook had weten te bekomen ? verder ,<br />

toen hier op neen geantwoord werd, zeggende: dat<br />

men aan den éénen zwijger meer gevangen zou heb­<br />

ben, dan aan al de overigen. Deze Vorst name­<br />

lijk was ftilzwiigende van aard, en plag te zeggen,<br />

dat geene geveinsdheid den grond verbergen kan van<br />

eenen, die zich aan het /praten laat krijgen.<br />

Het vangen van zoo aanzienelijke lieden verfpreid-<br />

de alomme vrees en fchrik, en joeg wederom eene<br />

geheele menigte ingezetenen ten lande uit. Onder<br />

anderen verliet de Abt van St. Bernards bij Ant­<br />

werpen, THOMAS TILLIUS, of VAN THIELT , zijne<br />

Abdij en 60,000 Guldens inkomens, trouwde in het<br />

land van Kleef, en werd daar na Leeraar der Her­<br />

vormde Kerk, eerst te Haarlem, en toen te Delft,<br />

daar hij geltor ven is. Duitschland, Frankryk, En­<br />

geland, Embden, en Oostland, liep vol vlugtelin­<br />

gen, die medenamen, hetgeen zij konden, en de<br />

onroerende have achterlieten, om er het lijf ten min-<br />

fte af te brengen.<br />

Nog waren zij gelukkig, die bij tijds weken, al- ;<br />

laad van<br />

zoo ALBA , voor het einde van September, een ïeroer- -<br />

en opge»<br />

nieuw Geregtshof in ftelde, onder den naam van \<br />

Raad der Troubelen of der Beroerten, voor welken<br />

alles , wat eenige betrekking had tot de voorgaande<br />

of tegenwoordige bewegingen , gebragt en afgedaan<br />

moest worden. Deze Regtbank handelde fpoedig<br />

S 3 heej<br />

na. C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

Algemeene<br />

vlugt.


278 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. heel willekeurig, geweldig, ja met zoo groote (treng-<br />

Jaari5i7. heid, dat zij eerlang bij de Nederlanders den naam<br />

tot 1552.<br />

van Bloedraad kreeg. Deze Raad zou beftaan uit<br />

twaalf leden, blijvende ALBA zelve het Hoofd van<br />

dezen Raad, die alleen in zijnen naam vonnis (treek.<br />

Doch velen der eerst benoemde leden onttrokken zich<br />

binnen kort van denzelven, zoodat het werk eindelijk<br />

op drie of vier leden, ja genoegzaam op JAN DE<br />

VARGAS, een' Spanjaard, alleen aankwam, wien de<br />

Hertog het voornaamfte gezag in den Raad overliet.<br />

Een monfter van wreedheid was deze man, ook<br />

naar het getuigenis van Spaanschgezinde Schrijvers,<br />

die hem de matelooze (trengheid aantijgen, welke de<br />

Nederlanders ALBA te last leggen, VARGAS werd<br />

wakker bijgedaan door JAKOB HESSELS, die Raadsheer<br />

geweest was te Gend. Dezen geeft men na,<br />

dat hij, gewoon zijnde te flapen in den Raad, wanneer<br />

zijne Item gevraagd werd, half ontwaakt, alleenlijk<br />

plag te zeggen: ad patitulum, ad patibulum,<br />

naar de galg, naar de galg.<br />

Geweldi­ Naauwelijks had deze Raad zitting genomen , of<br />

ge Kreng»<br />

elk, die zich min of meer gemengd had in de jong­<br />

heid van<br />

dezen de beroerten, werd er voor gedagvaard. Die niet<br />

Raad. verfcheen, gelijk bijna niemand deed, werd met verbeurdverklaring<br />

zijner goederen en met ballingfchap<br />

geftraft. Die men betrappen kon, werden meest allen<br />

ter dood gebragt. Het branden, het vierendeelen,<br />

het hangen, het onthalzen, het bannen op de<br />

galeijen was dagelijksch werk; zijnde er fchier geene<br />

fchuld zoo gering, die men geene lijfftraffe waardig<br />

keurde. De Raad der Beroerten hield de Onroom-<br />

fche


G E S C H I E D E N I S . 279<br />

fche Leeraren en Kerkedienaren, en zulken, die de na C. G.<br />

wapenen tegen den Koning hadden aangenomen, niet Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

alleen voor doodfchuldig; maar rekende ook onder<br />

de halsftrafbare misdaden , het inleveren en toeftaan<br />

van allerlei fmeekfchriften tegen de Inquifitie, Plakaten<br />

en nieuwe Bisfchoppen; het geheugen der<br />

Preke, het niet wederftaan der Kerkplunderaren, het<br />

zeggen of beweren, dat de Raad der Beroerten zich<br />

naar Handvesten of Vrijheden te fchikken had :<br />

voorts het huisvesten van Onroomfche Leeraren ,<br />

het maken en zingen van Geuzen Liedjes, het bijwonen<br />

van Kalvinifche begrafenisfen, het zeggen ,<br />

dat de nieuwe Godsdienst ook binnen kort in Spanje<br />

opgang zou maken, en dat men God meer gehoorzamen<br />

moest dan den menfchen , met andere diergelijke<br />

uitdrukkingen (*). De galgen, verhaalt de<br />

Drosfaard HOOFT (f), hingen gerist, de raden, de<br />

ftaken, de boomen aan de wegen ftonden verladen<br />

met lijken, gewurgd, onthalsd, verbrand: zoodat<br />

de menfchen nu in de lucht, tot ademfchepping gefchapen<br />

, als in een gemeen graf en woning der<br />

overledenen verkeerden. Elke dag had zijne deerlijkheid,<br />

en het baffen der bloedklokke, dat met de<br />

dood van namaagden den éénen, of vriend den andere,<br />

in het hart klonk. De Wethouders der fteden,<br />

die men hield te flap tegen de Ketters geweest<br />

te zijn, zelfs die van Amfterdam, werden voor dezen<br />

Raad befchuldigd.<br />

(*) WAGENAAR VI Deel, Bladz, 254.<br />

(t) Hifi. IV Boek. Bladz. 153.<br />

S 4<br />

Toen


na C. G.<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552.<br />

De Hertog<br />

van<br />

ALBA<br />

wordt<br />

Landvoogd.<br />

280 K E R K E L I J K E<br />

Toen de Hertog van ALBA op het einde van het<br />

jaar 1567 de Landvoogdij der Nederlanden aanvaardde,<br />

welke de Hertogin van PARMA nedergelegd<br />

hebbende, den 3oden December naar Italië vertrokken<br />

was, vermeerderde deze ftrengheid nog merkelijk,<br />

welke men reeds moest achten, den hoogden<br />

top bereikt te hebben. Terdond in het begin des<br />

j;ars 156S werden de Prins van Oranje en andere<br />

gevlugte Heeren openlijk ingedaagd; ook werd'sPrinfen<br />

Zoon, FILIPS WILLEM, Graaf van Buren, dien<br />

de Vader, vertrouwende op des jongelings onfchuld<br />

en op de vrijheden der School, daar gelaten had,<br />

van daar opgeligt en naar Spanje gevoerd, daar hij<br />

28 jaren lang gevangen werd gehouden. Men verhaalt,<br />

dat VARGAS, toen de Beduurders der Hooge<br />

School hem vertoonden, hoe zulk een vervoeren<br />

fireed met de voorregten der School, hun in kwaad<br />

Latijn zou geantwoord hebben : non curamus vestros<br />

privilegios: wij kreunen ons niet aan uwe voorregten.<br />

De Prins van Oranje, kennis van zijne indaging<br />

gekregen hebbende, verantwoordde zich deftig<br />

in eenen Brief aan den Prokureur Generaal JAN<br />

DU BOIS, van welken Brief hij aan ALBA zeiven een<br />

affchrift zond.<br />

De Advo- In Januarij of Februari) werd de Advokaat JAKOB<br />

kaatvAN<br />

VAN DEN ENDE, bij den Graaf van BOSSU, thans<br />

DEN i.NDE<br />

wordt ge in Oranje's plaats Stadhouder van Holland, te eten<br />

vangen genoodigd zijn, vastgehouden en naar Brusfel ver­<br />

genomen.<br />

voerd , daar hij op Treurenberg gevangen gezet<br />

werd. Hij bleef gevangen tot den i2den Maart des<br />

aars 1569, wanneer hij op Treurenberg overleed.<br />

Twee


GESCHIEDENIS. 281<br />

Twee jaren later werd zijne gedachtenis echter vrij-<br />

gefproken van den eisch, tegen hem gedaan. Ook<br />

werden toen zijne goederen, die reeds waren aange-<br />

flagen, wederom vrijgegeven.<br />

Op gelijke wijze werd Meester ROELAND DE RY- Ook Mr.<br />

KE , Penfionaris der ftad Leuven, fchoon even als ROELAND<br />

DE RYKR<br />

VAN DEN ENDE , voor opregt Roomsen Katholijk en D. v.<br />

gehouden, in hechtenis genomen, op onzekere ver­ KOORN­<br />

HERT.<br />

moedens, tot dat het hem al zijn' welvaart kostte.<br />

Insgelijks DIRK VOLKERTSZOON KOORNHERT, Se­<br />

cretaris der Burgemeesteren van Haarlem, die naar<br />

den Haag gevoerd, aldaar maanden lang gezeten<br />

heeft. Hij fchreef in zijne gevangenis, zonder het<br />

gebruik van eenig Boek te hebben, zeker Zinnefpel<br />

van Lief en Leed, van Hope en Vreeze, en van<br />

een Christelijk gelaten Harte. Hier heeft hij ins­<br />

gelijks het Lof der Gevangenisfe, het Kompas der<br />

Ruste en andere Dichtftukjes opgefteld. Eindelijk<br />

wist hij zich zoo fchrander te verantwoorden , dat<br />

men hem den Haag tot eene gevangenis gaf. Dan<br />

daar na gewaarfchuwd, dat er fchrijven van Brusfel<br />

was, met last, om hem weder in hechtenis te (tel­<br />

len, nam hij in het heimelijk de wijk naar Haarlem,<br />

en vertrok voorts ten lande uit.<br />

Het vangen en vervolgen hield de ganfche Lente<br />

van het jaar 1568 door fterk aan. De Hertog had<br />

zelf een' toeleg gefmeed, om de Onroomfchen, op<br />

Vasten - avond , aan vele oorden tevens, te verras-<br />

fen; doch fommige Schouten, en onder anderen<br />

JAN VAN BEERENDREGT , Schout van Leyden, en<br />

de Schout van Monnikendam , waarfchuwden de<br />

S 5 lie-<br />

na C. G.<br />

faari5i7.<br />

tot 1552.<br />

£ware<br />

/ervol'<br />

;ing.


282 K E R K E L I J K E<br />

os C. G. lieden tegen deze lage, waar door velen het gevaar<br />

Jaar 1517.<br />

ontkwamen.<br />

lot 1552.<br />

Dien zelfden nacht, den 3den Maart, kwam de<br />

Kastelein van Medenblik, Jonker KORNELIS VAN<br />

RYSWYK, te Hoorn, om eenige Burgers dier ftad in<br />

hunne huizen te overvallen, maar hij vond niemand,<br />

alzoo ook dezen te voren gewaarfchuwd waren. De<br />

gevlugten werden toen ingedaagd, en hunne goederen<br />

geveild, doch niemand der Burgeren wilde op<br />

dezelve bieden of die koopen. Ook gedroegen zich<br />

3e Wethouders van Hoorn met hunne vorige bescheidenheid<br />

tevens kloekzinnig, om hunne Burgers<br />

/an gevaar te bevrijden; zulks, dat er onder de<br />

1 geestelijkheid fommigen zoo driftig waren, dat zij<br />

] ïen voor Geestelijke en Wereldlijke Vierfcharen daaglen.<br />

Zekere Heer DIRK, de Pastoor van de groote<br />

] Cerk, een onverltandig ij veraar , befchuldigde hen<br />

roor het Geestelijk Hof van Utrecht, als lieden ,<br />

^ lie geen weer deden, om de Ketters uit te roeijen.<br />

] )an daar tegen wisten de Wethouders den Deken<br />

\


G E S C H I E D E N I S . 283<br />

dan van het bed aan tafel, en van de tafel naar ia C. G.<br />

bed te gaan, zoodat niemand toegang bij den Ge- Jaari


na C. G.<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552.<br />

284 K E R K E L I J K E<br />

alles ffcil en gerust was: daar waren de Burgers de­<br />

voot, en ijverig in het oude Katholijk Geloof; daar<br />

had men nooit Beelden geftormd, noch Kerken be­<br />

roofd; daar werd van geene fecten of nieuwigheden<br />

gehoord. Dus fprekende, vraagde hij telkens bij ie­<br />

der punt: Heer DIRK, is het zoo niet? Daar de<br />

ander, wiens bitterheid door den wijn wat vermild<br />

was, niet dan met ja zeggen op antwoordde; zoo­<br />

dat hij, dewijl de aanzittende Heeren zijue tegenge-<br />

tuigenisfe zelve gehoord hadden , daar nu tot geen<br />

befchuhügen komen konde. Dies vertrok hij, maar-<br />

kwam van fchaamte en fpijt niet weder binnen<br />

Hoorn. Derhalve deed de Magiftraat hem door aan-<br />

geflagene fchriften indagen, op verbeurte van zijn<br />

ambt; en zelfs befchuldigen voor een' huurling, die<br />

den wolf ziende komen, zijne fchapen verliet, en<br />

zich op de vlugt begaf (*).<br />

Te Enkhuizen werden insgelijks verfcheidene Bur­<br />

gers befchuldigd, doch men vindt niet, welke von-<br />

nisfen over hen door Schepenen geveld zijn , dan<br />

dat eenige uit hunne goederen gezet en ten lande<br />

uitgebannen zijn; ook hadden velen reeds de ftad<br />

verlaten; nog een aanmerkelijk getal mannen en<br />

vrouwen verlieten 's winters de ftad, en vloden over<br />

de Zuiderzee, die toen fterk was toegevrozen, naar<br />

Embden. Ettelijke anderen, die zich te Enkhuizen<br />

met woord of daad tegen de Roomfche Kerk had­<br />

den gekant, werden , mits betooning van leedwezen,<br />

in kleine boeten verwezen en voorts ontflagen.<br />

(*) VELIÜS Chron. van Hoorn Bladz. 157.<br />

Doch


GESCHIEDENIS. aS


Ba C. G.<br />

Jaari5i7><br />

tot 1552<br />

Veldflag<br />

bij Heili<br />

gerlee.<br />

Vonnis<br />

tegen<br />

ORANJE.<br />

Dood van<br />

verfcheideneEdelen<br />

en van<br />

EGMOND<br />

en HOOR­<br />

NE.<br />

286" K E R K E L I J K E<br />

enz. Daar de Prins de Hervormde leer met deze<br />

benaming van het zuivere woord en dienst van God<br />

bedoelt, moet men befluiten , dat hij thans den<br />

Hervormden Godsdienst openlijk beleden hebbe,<br />

welken hij in Duitschland moet hebben aangenomen<br />

, alzoo geloofwaardige Schrijvers getuigen , dat<br />

hij, bij zijn vertrek uit de Nederlanden, van denzelven<br />

nog weinig fmaak had (*).<br />

Graaf LODEWYK , een klein leger op de been gebragt<br />

hebbende, trok met hetzelve in Groningerland,<br />

alwaar het hem gelukte, op den 2sflen Mei<br />

den Graaf van AREMBERG bij het Klooster Heiligerlee<br />

te flaan, in welken flag deze Graaf zelf fneuvelde,<br />

waar na Graaf LODEWYK het beleg voor<br />

Groningen floeg.<br />

ALBA, vol fpijts over deze nederlaag, toefde nu<br />

niet een vonnis uit te geven tegen den Prins van<br />

Oranje, deszelfs Broeder LODEWYK, de Graven<br />

VAN HOOGSTRATEN, VAN KUILENBURG, en VAN<br />

DEN BERGE , waar bij zij op den hals gebannen ,<br />

ïn hunne goederen verbeurd verklaard werden. Het<br />

huis van Kuilenburg te Brusfel werd ter aarde toe<br />

geflecht. Dit vonnis werd den 28flen Mei uitgebroken.<br />

Doch eenige Edelen en anderen, die gevangen<br />

zaten, werden veroordeeld, om onthalsd te<br />

worden, onder welken waren de Broeders GYSBERT<br />

en JAN VAN BATENBURG, en anderen; en op den<br />

jden Junij werden ook de Graven van EGMOND en<br />

HOORNE op het Schavot te Brusfel onthoofd. De<br />

(*j) WAGENAAR VI Deel, Bladz. 27-J,<br />

dood


G E S C H I E D E N I S . *8?<br />

dood dezer beide Graven vervulde het geheele land ia C. G.<br />

met droefheid en tevens met haat tegen den Hertog [aari5i7.<br />

van ALBA. Verfcheidene Schrijvers verhalen , dat<br />

ot 155a.<br />

aan EGMOND zijn dood door den veruitzienden WIL­<br />

LEM VAN ORANJE vrij duidelijk was voorfpeld, toen<br />

hij op zijn vertrek naar Duitschland affcheid van<br />

hem nam, en EGMOND zeide: Vaarwel, Prins zonder<br />

goed! waar op ORANJE hernam: Vaarwel,<br />

Graaf zonder hoofdl Ook is bij velen geloofd, dat<br />

Doctor GEMMA FRISIUS , Profesfor der Medicijnen<br />

te Leuven, en vermaard Starrenkijker, den Graaf<br />

van HOORNE , korts voor deszelfs laatfte reize naar<br />

Brusfel, voor zijn ongeval had gewaarfchuwd; doch<br />

hier tegen ftrijdt, dat GEMMA meer dan elf jaren te<br />

voren uit den tijd was geweest; of men moest Hellen,<br />

zegt BRANDT (*), dat deze voorfpelling was<br />

gefchied door zijnen Zoon CORNELIUS GEMMA ,<br />

een' zeer groot kenner van de verborgenheden der<br />

natuur, die in dezen tijd te Leuven leefde. Dan,<br />

voegt dezelve BRANDT hier bij: of de Starren iets<br />

tot het beloop des menfchelijken levens doen; en<br />

indien ja, of zulks door eenige wetenfchap daar uit<br />

te halen zij; wordt bij de fterke verftanden onzer<br />

eeuw, meer dan ruimelijk getwijfeld: niet hier aan,<br />

dat verfcheidene toekomende dingen, met min of<br />

meer bewimpelings, het zij uit openbaringe van<br />

geesten, of anderzins, verkondigd zijn.<br />

Na deze lrrafgerigten trok de Hertog van ALBA met j\<br />

zijne geheele magt tegen Graaf LODEWYK op, dien hij lai<br />

ederigvaa<br />

(*) II Deel, Bladz. 298.<br />

"bij


aC. G,<br />

Jaarisi;<br />

tot 1552.<br />

Graaf LO<br />

EEWYK.<br />

Zware<br />

vervolging-<br />

a88 K E R K E L I J K E<br />

bij Remmingen, een Dorp aan de Eems, geheel verfloeg,<br />

zoodat de Graaf zelf het ter naauvvernood ontkwam.<br />

Sedert toog ALBA naar Groningen, daar men<br />

nu den nieuwen Bisfchop JAN KNYF moest aannemen.<br />

Van hier begaf zich de Hertog in perfoon over Amfterdam<br />

op Utrecht, en van daar op *sHertogenbosch,<br />

daar hij meer dan 60 vlugtelingen , meest<br />

Burgers en Inwoners van Utrecht, ter dood deed<br />

brengen. Onder de gevonnisden was ook de weduwe<br />

VAN DIEMEN , wel 84 jaren oud, die op een'<br />

ftoel gebonden en zoo onthalsd werd, omdat zij te<br />

voren den Predikant JAN ARENDSZOON had geherbergd<br />

, doch waarfchijnlijk beftond hare grootfte<br />

misdaad in haren rijkdom , dewijl zij, gelijk eenigen<br />

zeggen, zelve Roomschgezind was.<br />

In alle lieden bijna werden doodvonnisfen uitgevoerd.<br />

Te Haarlem werden den 2Qften Junij drie<br />

mannen met de koorde gedood; een van dezen,<br />

HEYNS ADRIAANSZOON , had eenige Refereinen en<br />

Liederen, ook eene Echo of Weergalm tegen het<br />

Pausdom gedicht. Hij werd, nadat de twee anderen<br />

den geest hadden gegeven, wegens eenig fchielijk<br />

gerucht en daar op volgende beroerte, op Burgemeesterskamer<br />

gerukt, aldaar aan een' ladder verworgd,<br />

en toen bij de anderen gehangen. Te Delft<br />

had men Meester HERMAN SCHINKEL , een' man<br />

van geleerdheid, die zich met Boekdrukken geneerde<br />

, den 8ften April in hechtenis genomen. Eenigen<br />

noemen hem Leermeester in de ftads groote<br />

Scliole. Hem werd het drukken van ettelijke Boeken<br />

tegen 's Konings Plakaat te laste geleid. Na<br />

vijf-


G E S C H I E D E N I S . 289<br />

vijftien weken zittens werd hij gevonnisd, en hoe­ na C. O.<br />

wel zes Schepenen den gevangenen vrijfpraken , Jaansi7.<br />

tot 1555U<br />

bragt de zevende, die zich daar tegen kantte , met<br />

het bijbrengen van hetgeen hun, zoo zij SCHINKEL<br />

loslieten, door 's Konings toorn en ongenade te<br />

wachten ftond, zoo veel te wege, dat de zes hunne<br />

Hemmen introkken en veranderden. Men verwees<br />

hem dan ten zwaarde. Van dien zevenden<br />

verhaalt men, dat hij, vier jaren daar na , in de<br />

gevolgde verandering, den rok met het omkeeren<br />

der zaken fchielijk omkeerde, en federt ia den Haag<br />

in zeer groote ambten gebruikt is geworden. Merkwaardig<br />

was de kloekhartigheid van dezen SCHIN­<br />

KEL; in de gevangenis dichtte hij nog een goed getal<br />

Latijnfche Dichtftukken. Toen hij naar de ge*<br />

regtsplaats werd geleid, fprak hij met HADRIANUS<br />

JUNIUS van Hoorn over eene plaats in SENECA'S<br />

Octavia, vers 42, waar hij meende, dat men voo?<br />

Tamais behoorde te lezen Thamefis. Zoo zeer verachtte<br />

hij den dood. Daags voor zijn' fterfdag den<br />

ESften Julij, fchreef hij eenen Brief van affcheid aan<br />

zijne huisvrouw, als ook drie Brieven aan zijne<br />

twee dochtertjes , naauwelijks zes , en aan zijn<br />

zoontje, BRUIN , naauw anderhalf jaar oud , ten<br />

einde hem daar bij eenmaal te gedenken , met de<br />

krachtigfte betuiginge van vaderliefde en zorge. Hij<br />

was naauwelijks 32 jaren oud, toen hem dit lijden<br />

overkwam. In Herfstmaand daar aan waren eenige<br />

inwoners van Delft op een' Zondag, den i2den<br />

September, buiten de ftad bijeen; in deze bijeenkomst<br />

werd door een' hunner, PIETER FLORISZ^<br />

HERV. III. T eert


Vervolging<br />

in<br />

Atnrterdam.<br />

290 K E R K E L I J K E<br />

na C G . een Kapittel of twee uit het Nieuwe Testan ent<br />

Jaarisiï • voorgelezen, en men zong een of twee Pfalmen.<br />

tot 1552<br />

' Dit werd bij de Wethouderfchap geoordeeld te fmaken<br />

naar het beginfel van Conventiculen of verbodene<br />

Vergaderingen; dén dezer Burgeren, ADRIAAN<br />

ADRIAANSZOON , deswegens gevangen, moest blootshoofds<br />

, barvoets, in linnen kleederen , met eene<br />

brandende waskaars in de hand, in de Vierfchaar ,<br />

God en het geregt om vergiffenis bidden , en de<br />

kaars brengen in de Nieuwe Kerk, voor het Sacrament,<br />

en voorts tot Kersmis alle Zon- en Heiligedagen<br />

in de genoemde Kerk de Mis en Predikatie<br />

hooren; ook zich tegen dien hoogtijd met de Kerk<br />

verzoenen. Met eenen verwees men hem in de kosten.<br />

De overigen waren gevlugt, en werden gebannen,<br />

fommigen met verbeurdverklaring van hunne<br />

goederen, anderen met eene geldboete.<br />

Te Amfterdam werden den laatften Junij wel 140<br />

vlugtelingen openlijk ingeroepen, en daar op gebannen,<br />

JAKOB SIMONSZOON DE RYK , Koopman in<br />

granen, was van den Schout beticht, dat hij aan<br />

zekere Korendragers eene ton Engelsch bier ten beste<br />

beloofd had, zoo zij de Minderbroederskerk wilden<br />

breken, hetwelk bleek valsch te zijn. Maar<br />

federt werd getuigd, hoe zij het bier op die voorwaarden<br />

van hem geëischt, en hij geantwoord had:<br />

dat de Minderbroederskerk hem niet in den weg<br />

Hond; zijnde daar op in zijn huis gegaan. Om het<br />

verzwijgen van dit zijn wedervaren voor de Overheid,<br />

werd hij gebannen, en al zijne have aangeflagen.<br />

Ook moest Meester MAARTEN KOSTER , ter<br />

za-


GESCHIEDENIS. 291<br />

zake van zijne dienden, aan Burgemeesteren in het<br />

jaar 1566 op hun verzoek gedaan, doch welke zij<br />

hem nu als eene doodfchuld toerekenden , de ftad<br />

ruimen. Al wat de Wethouders te voren den Ge­<br />

reformeerden, om beterswil, en den volke uitnood,<br />

hadden ingewilligd of ingeruimd, en, zoo als de<br />

tijd thans liep, zwaarlijk verantwoord kon worden,<br />

zochten zij nu op den hals van anderen te fchuiven.<br />

Hun te wil geweest te zijn, kon eene zware mis­<br />

daad worden; inzonderheid als men niet bewijzen<br />

kon, last gehad te hebben.<br />

ADRIAAN PAAUW werd in October voor den Bloed­<br />

raad gedaagd, doch hij , wetende , wien hij voor­<br />

had, week het land uit; fchoon men hem te voren,<br />

om hetgeen hij gedaan had, van ftadswege bedankt<br />

en beloofd had, te zullen vrijwaren.<br />

Om de Wethouders , wegens het voorgevallene<br />

bij het plunderen van het Minderbroeders Klooster,<br />

buiten last te houden , moest PIETER KAARS , de<br />

Hopman der Nachtwacht, die het goedvinden der<br />

Burgemeesteren te dien tijde had uitgevoerd, nu het<br />

flagtoffer worden. Men verwees hem , die den ou­<br />

derdom had van 70 jaren, voor 50 jaren op ééne<br />

der Spaanfche Galeijen, en maakte, volgens REAAL ,<br />

met den Roeimeester koop, om den ouden man in<br />

de Spaanfche Zee over boord te werpen ; dit al­<br />

toos is zeker, dat hij Spanje, daar de galei naar<br />

toe voer, nooit gezien heeft.<br />

WILLEM MAARTENSZOON KALF, Baljuw van At»'<br />

ftelland, lag ook lang gevangen over het ontflaan<br />

der vier gevangenen, die bij de Beeldftorming in<br />

T a het<br />

na C. G.<br />

faari5i7.<br />

tot 155a.


na C. G.<br />

Jaari5i7<br />

tot 1552<br />

afja K E R K E L I J K E<br />

het Karthuizer Klooster geweest waren, en zou er<br />

het leven niet afgebragt hebben , indien LAURENS<br />

REAAL geen fchriftelijk blijk van den last der Wethouderen<br />

onder zich gehad , en hem deszelfs affchrift<br />

van Embden toegezonden had.<br />

EGBERT MEINAARTSZOON , een Kuidekooper ,<br />

Vader van SEBASTIAAN EGBERTS , naderhand Burgemeester<br />

, werd, niettegenftaande men hem den<br />

9den Mei 1567 een getuigfchrift onder ftads zegel<br />

gegeven had, dat hij ter goeder naam en in geene<br />

opfpraak van Ketterij of mishandeling Bond , nogtans<br />

door den Onderfchout den 2den Maart dezes<br />

jaars 1568 aangetast, en drie maanden onverhoord<br />

gelaten, daar na fcherp verhoord en zelfs op de<br />

pijnbank gebragt. Deze ftond hij niet alleen door ,<br />

maar het bewijs van den Schout bijgebragt, werd<br />

ook valsch bevonden. Evenwel liet men hem zitten<br />

en den Schout PIETER PIETERSZOON tijd, om<br />

de zaak voor den Raad der Beroerten te brengen ,<br />

op welks aanfchrijven hij veroordeeld werd, om op<br />

den 9den van October onthoofd te worden. Doch,<br />

in de gevangenis had hij het water gekregen , hetwelk<br />

hem des avonds voor dien dag wegnam. De<br />

Schout hield ettelijke uren voor zijn overlijden bij<br />

den Geneesheer, die over hem ging, aan, dat deze<br />

hem met eenige dranken of andere artzenijen het leven<br />

zoo lang zou rekken, dat men hem op een' ftoel<br />

te beftemden tijde zou mogen onthalzen. De Geneesheer<br />

antwoordde: dat hij geen God was , die<br />

's menfchen leven in de hand had ; en dat de krau-<br />

1 te, naar zijn gevoelen, middernacht niet halen zou.<br />

Waar


GESCHIEDENIS. 29$<br />

W aar mede de Schout kwalijk te vrede van hem<br />

na C. G.<br />

fcheidde. Hij koelde echter zijnen moed aan het Jaari5i7.<br />

doode ligchaam; hetwelk hij in den Kerker, opeen' tot 1552.<br />

IToel gebonden, deed onthalzen, door eenige Monniken<br />

van der Cellebroederen Orde kisten , en des<br />

nachts in de aarde zetten, digt bij de Boekerij , aan<br />

de nieuwe zijde, oostwaarts van de zuider gevel der<br />

Nieuwe Kerk, op het ellendige Kerkhof, alzoo genoemd,<br />

omdat het ongewijd was, en afgezonderd<br />

ter begrafenis der omgebragten van beuls hand, en<br />

der genen, die geltorven waren, zonder de Sacramenten<br />

te genieten.<br />

Op denzelfden pden October werden nog twee<br />

Burgers, ALBERT HENRIKSZOON , en PIETER DE<br />

WIT, met het zwaard ter dood gebragt; van dezen<br />

PIETER DE WIT verhaalt de Gefchiedfchrijver HOOFT,<br />

dat hij van verfcheidene oude lieden heeft hooren<br />

vertellen, dat dezelve bij gelegenheid eener beroerte<br />

het leven van den Burgemeester JOOST BUIK bebba<br />

behouden, door te verbieden, dat men een roer loste,<br />

hetwelk op denzelven gerigt was, welke weldaad<br />

men hem nu tot eene misdaad aantijgde , als<br />

had hij zich een onbehoorlijk gezag aangematigd.<br />

WYN OKKERS, die haren toffel naar een Mariabeeld<br />

geworpen had, werd, benevens hare dienstmaagd,<br />

die dit had aangezien, in een wijnpijp met<br />

water op het fchavot verdronken, en haar man ju-<br />

RIAAN TER MEULEN gebannen, PIETER JANSZOON<br />

KIES wist zich bij den Onderfchout en Cipier DIRK<br />

VAN BREMEN los te koopen, en dus den dood te<br />

ontkomen.<br />

T 3 Te


naC. G><br />

Jaar 1517.<br />

BOGAARD, tot 1552.<br />

naderhand vermaard Predikant te Utrecht<br />

en in den Haag, ijverig gezocht, omdat hij open­<br />

Te<br />

lijk tegen het Pausdom gepredikt had; hij ontkwam<br />

Schoonhoven<br />

en met de vlugt, en onthield zich eenige jaren te<br />

Utrecht. Dantzig, tot dat hij in de gevolgde omwenteling<br />

1572 naar Schoonhoven keerde, en daar zijn ambt<br />

weder bekleedde.<br />

Dus zijn ook tc Utrecht, den 22ften dier maand,<br />

twee Burgers, JAKOB COSYNS en JAN DE RIDDER,<br />

met de koorde gedood, omdat zij de nieuwe Predikatiën<br />

gehoord hadden; wordende bij vonnis al<br />

hunne goederen verbeurd verklaard, JAN VAN AME-<br />

RONGEN werd daar te zelfden dage , wegens het<br />

Beeldbreken , omgebragt.<br />

In Vlaan In Vlaanderen en Brahand werd echter ongelijk<br />

deren en meer bloeds vergoten; wij kunnen onmogelijk in alle<br />

Braband.<br />

bijzonderheden treden , en zeggen alleen , dat in<br />

'f Hertogenlosch , behalve veifcheidenen , die onthoofd,<br />

gehangen en verbrand zijn geworden , den<br />

24ften Maart 55 Burgers, met verbeurdmaking hunner<br />

goederen , gebannen, en nog 40 anderen ingedaagd<br />

werden.<br />

Getrouw<br />

heid van<br />

eene<br />

$4 K E R K E L I J K E<br />

Te Schoonhoven werd de Pastoor PIETER. JANS-<br />

ZOON UITENBOGAARD , Neef Vail JOANNES UITEN-<br />

In 's Gravenhage werd den siften December een<br />

Landman, KORS STEVENSZOON , Diaken der heimelijke<br />

Gemeente te Naaldwyk, met het zwaard<br />

geregr.<br />

PIETER VAN K E U L E N , Goudfmit van zijn handwerk,<br />

Ouderling der heimelijke Gemeente te Breda,<br />

over eenigen tijd in hechtenis genomen, werd van<br />

zij-


GESCHIEDENIS. s 9:<br />

zijne dienstmaagd, negen maanden lang, zoo open<br />

lijk in het geloof verfterkt, en in zijne banden vertroost,<br />

terwijl zij hem dagelijks zijne fpijze bragt,<br />

dat het den vervolgeren ten laatfte verdroot. Men<br />

liet haar derhalve ook vastzetten , en na omtrent<br />

twee maanden zittens met hem ten vure voeren.<br />

Hem deed men eerst worgen, haar levende verbranden.<br />

In dit einde fprak zij haren meester moed in,<br />

zoo lang als hij verftaan kon: maar daar na hooide<br />

het volk, met verwondering over zulk eene kloekmoedigheid,<br />

haar, in het midden der vlammen, God<br />

groot maken.<br />

Alzoo op deze wijze velen, tot den uiterften<br />

adem toe, hun geloof beleden, dewijl ook de houten<br />

ballen, die men anders in den mond plag te<br />

fteken, dikwijls losraakten en uitvielen, bedacht de<br />

wreedheid daar tegen een ijsfelijk gereedfchap. Dit<br />

waren twee ijzertjes, waar de tong tusfehen gefchroefd<br />

werd, en vooraan zoodanig gefchrookt met<br />

een gloeijend ijzer, dat zij, zwellende, pal te ftaan<br />

had, zonder flibberen, of inwaarts te kunnen. Zoo<br />

wrongen zich de geketenden in de pijne van den<br />

brand, en floegen een hol geluid, gelijk het loeien<br />

der genen, die onder dien tijran van Sicilië, in den<br />

gloeijenden koperen os, dat meesterftuk van PERIL-<br />

LUS , geworpen waren, ARNOUT VAN ERP , een<br />

man van onbefprokene opregtheid, plag te verhalen,<br />

hoe hij, aanfehouwende het martelen van eenigen<br />

, alzoo gemuilband, hoorde, dat twee Monniken<br />

, onder het volk ftaande, de één tegen den anderen<br />

zeiden: Hoor hoe zingen ze, zouden ze ook<br />

T 4 dan-<br />

na C G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

dienstmaagd* <br />

Onmenfchelijke <br />

wreedheid.


m C. G. •ïanfen? Welke onmenfchelijkheid hem, hoewel dat<br />

Jaari5i7. pas maar elfen ten einde zijner kindsheid zijnde ,<br />

tot 1552.<br />

met zoo hevig een toorn ontftak, dat hij zich ter<br />

naauwernood bedwong, van eenige handdadigheid<br />

aan den Monnik te plegen, en zich zeiven, met al<br />

de zijnen, ten gereeden verderve brengen (*>.<br />

Vruchte- In de maand Augustus kwam de Prins van Oranloozete<br />

te veld, met een aanzienlijk leger, doch ALBA ,<br />

togt van '<br />

die een ervaren krijgsman was, wist hem zoo lang<br />

den Prins<br />

van Oran- op te houden, tot de Prins, uit gebrek aan geld ,<br />

genoodzaakt was , zijn leger af te danken , zoodat<br />

deze togt geheel vruchteloos afliep. Door zijne<br />

overwinning trotsch geworden , liet ALBA zich in<br />

het Kasteel van Antwerpen een metalen Standbeeld<br />

oprigten, hetwelk onder zijnen opvolger Don LOUIS<br />

Zware<br />

vervolging.<br />

.96 K E R K E L IJ K E<br />

DE REQUESENS weder is omgeworpen. De Paus<br />

PIUS V was met het verijdelen van 's Prinfen oogmerken<br />

zoo wel in zijnen fchik , dat hij in Maart<br />

1569 aan ALBA een' gewijden hoed en zwaard ten<br />

gefchenk zond, als aan eenen treffelijken voorvechter<br />

van het Roomfche Geloof.<br />

Na het verdrijven van den Prins van Oranje ,<br />

wakkerde het vervolgen, veroordeelen en ftraffen<br />

wederom aan; doch te gelijk ook het vlugten van<br />

vele ingezetenen. Meer dan ioo,coo huizen acht<br />

men hier door geruimd te wezen van degenen , die<br />

hunne middelen, neering en handteering in vreemde<br />

landen bragten. Bijzonder wil men, dat, omtrent<br />

dezen tijd, eene groote menigte van Wollenwevers<br />

(*) nocrr Bladz, 173.<br />

uit


G E S C H I E D E N I S . 297<br />

uit Vlaanderen geweken is, die 's Lands bloeijende na C. G,<br />

handwerken naar Duitschland, en vooral ook naar Jaari5i7.<br />

tot 1551.<br />

Engeland, hebben overgebragt. Men kan van het<br />

getal der gewekenen eenigzins oordeelen uit het getal<br />

der zulken, die door den Raad der Beroerten geregtelijk<br />

ingedaagd zijnde , gebannen werden , hetwelk<br />

in November dezes jaars, al meer dan 3,000<br />

beliep. Ook gaf men weder een Plakaat uit, op<br />

het ftuk der Boeken, welke van nieuws verboden<br />

werden.<br />

Te Groningen kwam KAREL QUARRE, Raad van<br />

Braband, kennis nemen omtrent het ftuk der Kerkplondering<br />

en andere misdaden van dezen tijd. De<br />

ftads Bouwmeester, JAN BARNENDE , werd met de<br />

ftads Metfelaars en Timmerlieden in hechtenis genomen,<br />

die in het jaar 1566 de Minderbroederskerk<br />

hadden opgeruimd en voor de Hervormden gereed<br />

gemaakt, op last van Burgemeesteren , doch die<br />

thans ontkenden, daar toe last gegeven te hebben.<br />

De Bouwmeester brak met twee arbeidslieden uit<br />

den Kerker, maar de anderen, drie of vier in getal,<br />

werden tot het zwaard gedoemd.<br />

Te Valenchyn werden in Januarij 1569, binnen<br />

drie dagen tijds, 57 mannen, meest Burgers, onthalsd.<br />

Die van Limburg moesten thans hunne befcheidenheid<br />

in geloofszaken en het dulden der Hervormden<br />

ontgelden; ook werden in Vlaanderen en<br />

zelfs te Brusfel velen ter dood gebragt.<br />

Terwijl ALBA in dit jaar den tienden Penning'<br />

ejschte van den verkoop van alle roerende goederen,:<br />

welke eisch 110.0de werd ingewilligd en een algemeen 1<br />

Te Groningen.<br />

Hende<br />

.•'enning<br />

:n Waergeuzen<br />

T 5 mis


Streng<br />

Plakaat<br />

omtrent<br />

denGodsctienst.<br />

298 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. misnoegen veroorzaakte, rustte Prins WILLEM van<br />

Jaari5i7.<br />

Oranje zich ter Zee toe, op raad van den Admi­<br />

tot 1552.<br />

raal DE COLIGNY, en gaf bedellingen uit, om de<br />

Spanjaarden te water te befchadigen. In het eerst<br />

echter verrigtte dit zeevolk , hetwelk men de Wa­<br />

tergeuzen noemde, weinig van belang, dan dat zij<br />

verfcheidene fchepen namen, en hier en daar op de<br />

eilanden en eenige plaatfen in Friesland en Noord-<br />

holland eene landing deden en plunderden.<br />

Middelerwijl liet de Hertog van ALBA den Stad-<br />

houderen der bijzondere landfchappen last geven ,<br />

om, als het misbrood, of de heilige olie tot berig-<br />

ting der kranken, over ftraat gedragen werd, op<br />

ieders aanftellen, woorden en gelaat te doen letten ,<br />

en degenen, daar men eenige oneerbiedigheid aan<br />

befpeurde, te ftraffen : de dooden, dien de Geeste­<br />

lijkheid de gewijde aarde weigerde, op het galge-<br />

veld te voeren, aan ALBA bekend te maken , en<br />

hunne goederen op te fchrijven: de vroedvrouwen<br />

bij eede te verbinden, dat zij de ontvangene kinde­<br />

ren , binnen vierentwintig uren, den Priester van<br />

haar Kerspel zouden aangeven, opdat men wiste,<br />

of zij op de Roomfche wijze gedoopt waren. Deze<br />

orde werd den eerden Junij in Holland bekend ge­<br />

maakt. Ook werd het Plakaat van Keizer KAREL<br />

V, omtrent het uitroeijen der Ketterijen, in het jaar<br />

1550 te Augsburg uitgegeven, op nieuw bekrach­<br />

tigd; en ten einde de vermeende Ketters te ontdek­<br />

ken , hield de Landvoogd aan alle hoeken zijne ver-<br />

fpieders, die bij het volk zeven duivers lieden ge­<br />

noemd werden, omdat zij hunne betaling ontvingen<br />

in


GESCHIEDENIS. aoo<br />

in penningen, op die waarde geflagen (*). Dus ia C. G.<br />

ging dan de wreedheid haren ouden gang; onder faari5i7.<br />

:ot 1552.<br />

anderen werd te Antwerpen zekere WILLEM TA-<br />

VART , een oud man van omtrent 80 jaren , ten<br />

vure gedoemd; maar, toen men hem de handen<br />

bond, en de tong vastmaakte, in flaauwte gevallen<br />

zijnde, deed men hem weder in den Kerker voeren,<br />

en daar verdrenken.<br />

Te Brugge bevond zich thans zekere Franciskaner<br />

Monnik, Broer CORNELIS ADRIAANSZOON van<br />

^Dordrecht, die, dus wordt hij beichreven (f),<br />

overloopende van gal, glad van tong, ftijf van kaken<br />

, ten rijkfte begaafd met den geest van onbefchaamdheid<br />

, den Predikftoel betrad, en met ongefnoerden<br />

monde, en woorden van walgende vuiligheid<br />

, niet alleen tegen de Onroomfchen , maar<br />

zelfs tegen de Overheden , bulderde. Boven deze<br />

openbare ergernis, was eene verborgene in het licht<br />

gebragt, hoe hij zich kittelde, met het geheim des<br />

harten van verfcheidene vrouwen en maagden te<br />

doorritfelen; en haar zoo dwaas wist te broeden ,<br />

dat zij hem de inwendigfte gedachten van vleefchelijke<br />

bekoringe, en alles wat nacht en flaapkamer<br />

bedekt houden, in biecht meldden; ja, zich moedernaakt<br />

voor hem uitkleedende, die onkuisheid kwanswijs<br />

met roeden lieten uittuchtigen; waar over hij<br />

eindelijk, ten aanftaan van den Magiftraat, in het jaar<br />

1563,<br />

(*) BOR Nederl. Hifi. V Boek. fol. 224. HOOFT V<br />

Boek. pag'. 196.<br />

(f) HOOFT XIII. p. 5Ö8, 569.<br />

Broêr<br />

CORNBLl»


300 K E R K E L IJ K E<br />

na C. G. 1563, Klooster en ftad moest ruimen, en door zij­<br />

Jsari5i7.<br />

nen Overfte naar Tperen verzonden werd. Na drie<br />

tot 1552<br />

jaren, in het jaar 1566, zonder verlof wedergekeerd,<br />

haaide hij de Wethouders, die het hem gedaan had­<br />

den, fchandelijk over, en ging met fchelden en tie­<br />

ren den ouden gang, onverlet; eerst mits de hijs-<br />

terheid, thans mits de bitterheid des tijds, als nie­<br />

mand aan den Staf der Geestelijkheid baffen darde.<br />

En, dus doende, bragt hij de landvoogdij van ALBA<br />

door, tot dat de dingen een zwaai namen. Als<br />

loen beftond hij tegen het bedrijf des Hertogen ,<br />

met gelijke losfigheid, uit te varen. Sedert, hoe de<br />

wind van 'slands verlichting bet opftak, hoe hij<br />

bet de kap daar naar keerde: weshalve men hem<br />

auldde: mogende zelfs de andere gezindheden wel<br />

reelen, dat zich de Roomfche, door al zulke ont-<br />

1 :erfels eener Kerke, afzigtig maakte.<br />

Men heeft twee Deelen in Octavo van zijne Ser-<br />

• j noencn uitgegeven. Wij willen een enkel Haaltje<br />

?an zijne wijze van fchelden en tieren op den Pre-<br />

» fikftoel opgeven, doch zoo echter , dat wij onze<br />

( Gefchiedenis niet willen bezoedelen met zijne vuilig-<br />

1 leden. Op den isden December 1566, als de Lu-<br />

t her fche Leeraars te Antwerpen gekomen waren (*) t<br />

\ oer hij met deze woorden tegen de Augsburgfche<br />

( lonfesfie uit: „ Ba ziet toch eens, hoe zij ter-<br />

I fcond, als zij gehoord hebben,dat deze vermaledijde<br />

( leuzen willen veranderen van Religie , komen ge-<br />

1 jopen met hunlieder Duivelfche Confesfie van Augs-<br />

(f) Boven Bladz. 260*<br />

burg,


G E S C H I E D E N I S . 301<br />

burg, bij ja juist, hoe wij zitten er al naar en ia C. G.<br />

wachten, tegen dat gijlieden komt, ba al gereed ,<br />

;ot 1552.<br />

ou ba, het is wonder, hoe gij zoo lang gebleven<br />

zijt met ulieder jente Confesfie van Augsburg, die<br />

eerst zoo liefelijk, loofelijk en bedriegelijk van dien<br />

valfchen, verdoemden, helfchen Ketter, dien grooten<br />

wijffelaar, dien ongeftadigen dobbelen PHILIP-<br />

PUS MELANCHTHON gefield was, en die hij namaals<br />

voort met zijn duivelsch , helsch fenijn zoo gansch<br />

verdorven, en naar zijnen Ketterfchen zin vervalscht<br />

heeft, dat zich de Zwinglianen, /Calvinisten, of<br />

Sacramentarisfen met de Confesfie van Augsburg<br />

willen en kunnen behelpen en befchermen: Daarom<br />

ik" . . . doch wij willen de waardigheid der Gefchiedenis<br />

met zijne vuiligheden niet onteeren. Liever<br />

willen wij, om zijne ongeftadigheid te bewijzen<br />

, nog een ftuk van een fermoen plaatfen , van<br />

het jaar 1572, nadat de Watergeuzen den Br iel<br />

hadden ingenomen. Hij zeïde: „Hou goê Jiên, heb<br />

ik het u niet wel gezeid, dat de tiende penning de<br />

Geuzen al in het land zal brengen, wat zullen wij<br />

zijn ? Ja goê Üên! al Geus, het is beter, dan zij<br />

zijn in een misverftand, maar wij zullen wel accorderen:<br />

want zij houden den Koning voor hunnen<br />

Prins en Heer. Ja het zal wel zijn, hebt gij het<br />

nu niet wel gerokt, ei, gij Spanjaards, Spanjaards,<br />

gij maakt ons al Geus, ja wie zou dit al geloofd<br />

hebben, dat men zoo haast zou veranderen ? Ik<br />

wilde wel om velen, dat ik nooit zulke fermoenen<br />

gedaan had, daar af dat de Geuzen een boeksken<br />

gemaakt hebben van mijn fermoenen. Wat wil het<br />

wor


B8 C. G . worden toch ? ei booze generatie van Spanjaards,<br />

Jaari5i7 • zijn wij niet wel betooverd geweest ? Heeren van<br />

tot 1552<br />

Brugge, ziet nu wel toe, het kost al ons lijf, indien<br />

wij niet en fpelen: Spanjaards uit!> onze kinders<br />

gekken met ons, de Geuzen hebben het ons<br />

wel gezeid, wat er van komen zou."<br />

Vier gewezen<br />

Pastoors<br />

in den<br />

Haag ter<br />

dood gebragt.<br />

302 K E R K E L I J K E<br />

Deze was zijne dagelijkfche wijze van prediken,<br />

vele jaren, tot het jaar 1576, wanneer hem het prediken<br />

verboden werd; ook was toen zijn Klooster<br />

verfbord , omdat men eenige Monniken fchuldig<br />

bevonden had aan onnatuurlijke misdaden, waarom<br />

ook drie van deze Monniken verbrand en twee gegeesfeld<br />

werden. Broer CORNELIS leefde nog eenigen<br />

tijd, doch ellendig gekweld met verfcheidene<br />

ziekten; hij is geftorven te Brugge in het jaar 1581<br />

of 1582 (*).<br />

De vervolging hield ondertusfchen den ouden voet.<br />

In Februarij des jaars 1570 werd CUNERUS PETRI,<br />

een wreed mensch, als Bisfchop te Leeuwaarden ingevoerd,<br />

wien ALBA uitdrukkelijk belastte, het Concili<br />

van Trente af te kondigen, en toe te zien, dat<br />

zijne Geestelijkheid de Plakaten op het ftuk der Ketterij<br />

onderhield. Kort daar na, den nden April,<br />

deed men te Pamele in Vlaanderen twee mannen<br />

om het geloof verbannen. In den Haag werden<br />

vier Pastoors, met name AREND DIRKSZOON vos ,<br />

die in de Liere bij Delft; SYBRAND JANSZOON ,<br />

die te Schagen; ADRIAAN JANSZOON, die te TsfeU<br />

tnon-<br />

(*) EM. VAN METEREN Nederl. Hift. VHI Bock. fot.<br />

149 > I5°-


G E S C H I E D E N I S . 303<br />

monde, en WOUTER SIMONSZOON, die te Mutifter na C. G.<br />

bij 's Gravenzande gedaan had, na drie jaren zit- Jaarisi/.<br />

tot 1552.<br />

tens, den iaden Mei bij het Geestelijk geregt als<br />

Ketters verwezen, en op den 2?den ontwijd. Dit<br />

ontwijden gefchiedde in dezer voege: Nadat zij uit<br />

den Kerker geleid waren in zeker vertrek, hing men<br />

hun de fieraden om, tot de bediening des Altaars<br />

gevorderd. Toen bragt men hen in eene andere kamer,<br />

voor den Bisfchop van 's Hertogenbosch, daande<br />

tusfehen twee Abten. Deze fchoor ieder wat<br />

haars van het hoofd, fchrapte hun met een zilveren<br />

mes zachtelijk de kruin, en tippen der vingeren,<br />

waar mede zij het geheiligde brood plagten op<br />

te heffen. Voorts deed hij hun het misgewaad af,<br />

zeggende in het Latijn: Ik trek u het kleed der<br />

geregtigheid uit, hetwelk gij willens verworpen hebt.<br />

Waar op de Pastoor van Lier in dezelfde taal voegde<br />

: neen, maar het kleed der ongeregtigheicl. Met<br />

eene zeiden de Pastoren hun aan, dat zij allen wel<br />

beter wisten, dan zij deden. Doch , als toen de<br />

Bisfchop met een verzekerd gelaat zijne hand op de<br />

borst leggende, en met duren eede God aanroepende,<br />

betuigde: Niet beter te weten; en in zijn hart<br />

te gevoelen, dat de Roomfche Godsdienst de zekerfle<br />

was, om zalig te worden , gaf hem AREND<br />

DIRKSZOON , een man van 70 jaren, die hem best<br />

gekend had, dit antwoord: Gij hebt ook de waarheid<br />

voor dezen wel geweten: maar die door uwe<br />

kwaadwilligheid verworpen : daar gij rekenfehap<br />

van geven zult, ten dage des oordeels. Op dit<br />

zeggen zag men den Bisfchop ftaan beven, en het<br />

ont


304 K E R K E L I J K E<br />

naC. G. ontftelde al de omftanders; want velen kenden de­<br />

Jaarisi/. zen Pastoor voor een' geleerd, verftandig, en God­<br />

tot 1552,<br />

zalig man. De Bisfchop daar na leverde hen aan<br />

de Heeren van den Raad over met de gewone bede,<br />

dat men hen genadiglijk wilde handelen : daar de<br />

grijze Pastoor op uitborst : Otiam Pharifaice! dat<br />

is: hoi Farizeesachtig gaat men te werk ! Dus<br />

keerden zij weder in de gevangenis. Den 2pften ,<br />

op een' maandag tegen den avond, werd hun aangezegd,<br />

dat zij 's anderen daags zouden fterven. Op<br />

deze tijding hieven zij hunne handen met vreugde<br />

ten hemel, God dankende, dat de dag hunner ontbinding<br />

voor handen was, en zingende met luider<br />

ftemme den löden PfaJm. Dien zeiven avond hielden<br />

zij, tot onderlingen troost, des Heeren Avondmaal<br />

in den Kerker. Ook verzochten zij aan hunne<br />

Geloofsgenooten, dat men hen dien overigen tijd<br />

met geene aanfprake meer zou moeijelijk vallen,<br />

maar God voor hen bidden. De ganlche nacht werd<br />

bij hen doorgebragt met bidden , zingen van Pfalmen<br />

, en het lezen der Heilige Schriften. Op den<br />

«often zag men hen, na het hooren van hun vonnis<br />

, te Hove, ter dood treden, de Gemeente met<br />

wonderlijke vrijmoedigheid vermanende, en hunne<br />

zielen aan God aanbevelende. De vader van ADRI­<br />

AAN JANSZOON nam zijnen zoon waar , in het afkomen<br />

van de Hofpoort, en ontzag zich niet, zijne<br />

ftandvastigheid met woorden te ftijven, zeggende :<br />

Mijn lieve zoon, ftrijd nu vromelijk : want de kroon<br />

des eeuwigen levens is voor u bereid. Het verder<br />

fpreken werd den vader van de dienaars belet, maar<br />

de


GESCHIEDENIS. 305<br />

de zuster vervolgde de redenen des vaders : Mijn na Ci G.<br />

broeder, zeide zij, blijf voljlandig, het zal niet Jaansi7«<br />

tot 155a.<br />

lang duren; het eeuwige leven /laat voor u open.<br />

Ondertusfchen fchijnt noch den eenen noch de andere<br />

deswegens iets kwaads wedervaren te zijn,<br />

waar uit genoeg fcheen te blijken, dat het Hof niet<br />

dan uit drang tot zoodanige daden van wreedheid<br />

gekomen is. Ook wurgde men deze vier Pastoren,<br />

eer men hen verbrandde (*).<br />

Den iaden Mei kwam een nieuw Plakaat in het<br />

licht, omtrent het drukken van Boeken , hetwelk<br />

het geheele bewind van drukken onder het opzigt<br />

van eenen Gemagtigde of Hoofddrukker ftelde.<br />

Te Mechelen werd de Geestelijkheid van dat<br />

Aartsbisdom bijeengeroepen, om fchikkingen te maken<br />

ter invoering van het Concilie van Trenten.<br />

Alle ambtenaars moesten eenen eed afleggen: dat<br />

zij waren in de gemeenfchap der Roomfche Kerk,<br />

en geen deel hadden met eenigp (ectpn nf ketterijen,<br />

maar die, zoo veel in hen was, wederftaan zouden.<br />

De Staten 'sLands van Utrecht waren middeler­ Vonnis<br />

wijl voor den Raad der Beroerten gedaagd, om zich egen dio<br />

?an<br />

wegens het voorgevallene in het jaar 15Ó6 te ver­ Jtrechc.<br />

antwoorden; men befchuldigde hen, dat zij te flap<br />

geweest waren tegen de Onroomfchen. In Julij werd<br />

een vonnis tegen hen uitgefproken, waar bij de vijf<br />

Kerken van Utrecht, de Edelen, die het verdrag<br />

met de Onroomfchen gemaakt hadden, en de fteden<br />

(*) BRANDT Bladz. 371.<br />

HERV. III. V<br />

Utrecht»


a C. G. Utrecht, Amersfoort, Wyk te Duur ft ede en Rhet-<br />

Jaari5 7 nen vervallen werden verklaard van het voorregt ,<br />

tot 1552<br />

om ter Staatsvergadering te mogen verfchijnen, met<br />

verbeurtenis van alle andere vrijheden, tot dat de<br />

Koning ander bevel geven zou. Die van Utrecht<br />

beriepen zich wel op den Koning, doch met weinig<br />

vrucht.<br />

Algemee­ Twee dagen na het uitfpreken van het vonnis tenevergifgen<br />

Utrecht, op den ióden van Julij, deed de Herfenisafge<br />

kondigd. tog te Antwerpen eene algemeene vergiffenis afkondigen<br />

voor alle berouwhebbende Ketters, Doch alzoo<br />

de Leeraars, Ouderlingen en Diakenen der Onroomfchen<br />

; zulken, die Leeraars hadden geherbergd;<br />

die de wapenen hadden opgevat tegen het<br />

vaderland; die daar toe penningen hadden verzameld<br />

of bijgebragt; die eenig geweld aan Geestelijke<br />

goederen en perfonen hadden gepleegd; de verbondteekenaars<br />

en inleveraars van het verzoekfchrift aan<br />

de Hertogin; alip Rpgenten, Overften van plaatfen<br />

en Ambtenaars, die zich in den oproer gemengd<br />

hadden, en verfcheidene anderen van de vergiffenis<br />

waren uitgefloten, ten ware zij binnen zes maanden,<br />

welke tijd naderhand verlengd werd, in perfoon of<br />

door Gemagtigden , voor den Hertog verfchenen ,<br />

vond men naauwelijks iemand , die zich op deze<br />

vergiffenis verlaten durfde. Ook zag men geen einde<br />

van de vervolging , en werden alom vele menfchen<br />

ter zake van het geloof ter dood gebragt (*),<br />

Schlk-<br />

306 K E R K E L I J K E<br />

De oorlog ter zee werd intusfchen met kracht<br />

voort-<br />

(*_) BRANDT Bladz. 390.


G E S C H I E D E N I S . » ö ?<br />

voortgezet, waaromtrent de Prins van Oranje eenige<br />

betere orde beraamde, gevende in eenen beitellingsbrief,<br />

gedagteekend den joden Augustus, aan<br />

zijnen nieuwen Admiraal, den Heer van LUMBRES ,<br />

te kennen: dat hij ten allen tijde de eer, den dienst<br />

en glorie van God , en de vrijheid en verpligting<br />

van zoo menige arme, benaauwde en verdrukte<br />

Christenen boven alle dingen der wereld had ge.<br />

zocht. Onder anderen gebood hij, dat elk fcbip<br />

een' Kerkendienaar zou hebben , om Gods woord<br />

te verkondigen , gebeden te doen, en de foldaten<br />

met de fchippers in Christelijke zedigheid te houden.<br />

Deze Watergeuzen maakten federt dett meester<br />

in zee. In maart 15%! namen zij onder anderen<br />

eene vloot van 30 groote fchepen.<br />

13 C. G a<br />

Jaari5i 7.<br />

tot 1552.<br />

kingen op<br />

den oorlog<br />

ter<br />

Zee.<br />

Middelerwijl was ALBA wederom te rade gewor-1<br />

den, om den tienden Penning door te drijven. Dit c<br />

bleef echter overal tegenlhmd vinden, en de bijzon- {<br />

dere Staten maakten geen' haast met hei afkondigen 1<br />

LBA<br />

ringt aaft<br />

p den<br />

enden<br />

'enning.<br />

van des Hertogs Plakaat deswegens. De Hertog gaf<br />

wel eer.igzins toe, door eenige matiging in dit Plakaat<br />

te brengen, maar eindelijk dit tegendribbelen<br />

tnoede, befloot hij den tienden Penning met geweld<br />

in te voeren, en eerst wel te Brusfel, alwaar hij<br />

zijn verblijf hield. Hij gebood dan in de Lente des<br />

jaars 157a der Wethouderfchap dier ftad denzelven<br />

te doen heffen, en zij begon dadelijk hand aan het<br />

werk te Haan. Maar nu floten vleeschhouwers,<br />

bakkers en brouwers hunne winkels , zeggende,<br />

niets te koop te hebben. Elk raakte op de been.<br />

ALBA nog niet gezind, om het ftuk op te geven,<br />

V » bs-


508 K E R K E L I J K E<br />

n*C. G. aefluit, eenige winkeliers te doen vatten, en in hun­<br />

JaariSi7. ne eigene deuren te doen ophangen , om dus den<br />

tot 1552.<br />

overigen fchrik aan te jagen. En wil men, dat de<br />

beul reeds last had, om zeventien droppen en ladders<br />

van tien of twaalf voeten gereed te maken,<br />

ja, dat de bezetting in de wapenen, en Don FREDE­<br />

RIK, Zoon van den Hertog , ten huize van VIGLIUS,<br />

bezig was, om de vonnisfen te ftellen, toen de tijding,<br />

dat de Watergeuzen den Eriel hadden ingenomen<br />

, den Hertog van befluit deed veranderen en<br />

het heffen van den tienden Penning ftaken.<br />

Nieuwe Voordat wij deze merkwaardige gebeurtenis en de<br />

en flrikte groote omwenteling , daar op gevolgd , verhalen ,<br />

orde omtrent<br />

het moeten wij echter gewag maken van nog eene -of<br />

drukken twee bijzonderheden, behoorende tot de gebeurte-<br />

van Boeken.nisfen<br />

van het jaar 1571. Het eerfle is eene nieuwe<br />

en flrikte orde op het drukken en verkoopen van<br />

Boeken. Daar was al federt eenige jaren door de<br />

Inquifitie eene lijst van verbodene Boeken opgefteld<br />

en uitgegeven, maar op last van den Paus PAULUS<br />

IV ging men verder. Daar werd eene lijst opgemaakt,<br />

die in drie deelen verdeeld was. Het eerfle<br />

deel begreep de namen der genen, wier geheele<br />

werken, van welke ftoffe die ook handelden , ook<br />

van zaken, die geen Godsdienst raakten, te eenemaal<br />

verboden werden. En onder dezen werden<br />

niet alleen gefield degenen, die eene leere , ftrijdig<br />

met de Roomfche, beleden hadden , maar ook velen,<br />

die in de gemeenfehap met die Kerk geleefd<br />

hadden, en geftorven waren. Het tweede deel vervatte<br />

de namen der Boeken, die in het bijzonder<br />

ver-


G E S C H I E D E N I S . 309<br />

veroor leeld waren, zonder dat men de andere Boe­ na C. G.<br />

ken verbood, welke die Schrijvers gefchreven had­ Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

den. Het derde behelsde eenige fchriften van ongenoemde<br />

Schrijvers. Ook maakten de Inquifiteurs<br />

eene lijst van 62 Boekdrukkers, verbiedende al de<br />

Boeken, die zij gedrukt hadden, het zij van welk<br />

Auteur, van wat ftof, of in welke taal dezelve gefchreven<br />

waren. Het Concilie van Trenten befloot<br />

weder eene lijst te maken van de verbodene Boeken,<br />

maar ook, dat men daarenboven de andere Boeken ,<br />

van welke ftoffe die ook handelden , door Theologanten,<br />

die men betrouwde, op den toets zou Hellen;<br />

en dezelve met raad en goedvinden der Bisfchoppen<br />

, of hoofden der Inquifitie , zuiveren van<br />

hetgeen bevonden zou worden, der Roomfche Kerk<br />

nadeelig te wezen. Dit befluit werd thans in de<br />

Nederlanden, op last van ALBA , te werk gefield ,<br />

onder het toezigt van den geleerden BENEDICTUS<br />

ARIAS MONTANUS. Vervolgens werd er een Index<br />

expurgatorius vervaardigd, een Register van zuivering<br />

van hetgeen men in de Boeken wilde uitgemonflerd<br />

of uitgefchrapt hebben, welk Register op<br />

's Konings kosten bij CHRISTOFFEL PLANTYN gedrukt,<br />

maar geheim gehouden en alleen aan de Beoordeelaars<br />

, (Vifltateurs,) van Boeken in het geheim<br />

medegedeeld werd, om zich daar naar te gedragen.<br />

Volgens den inhoud van dit heimelijk Register heeft<br />

men, in korten tijd, vele treffelijke Boeken, met<br />

tiitfchrapping van zeer aanmerkelijke zaken, verminkt,<br />

en ten deele bedorven. Ook bleef dit Register<br />

eenige jaren verborgen, en werd eerst in het<br />

V 3 jaar


fla C. G.<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

Sijnode<br />

van NederlandfcheKerken<br />

te<br />

Embden.<br />

<<br />

3io K E R K E L I J K E<br />

jaar 1586 door FRANCISCUS JUNIUS, van Limburg<br />

naar Duitschland geweken, en toen ter tijd Profes-<br />

for der Theologie te LIeidelberg, die het van goe­<br />

der hand had ontvangen, in het licht gegeven, en<br />

de druk van PLANTYN , ter eeuwiger gedachtenis<br />

van zulk een ftout beftaan, in de Pahzifche Boeke-<br />

kamer ten toon gefield (*_).<br />

Ondertusfchen hielden de Nederlandfche Kerken,<br />

die onder het Kruis zaten , ea in Duitschland en<br />

Oostvriesland verftrooid waren , zekere vergadering<br />

te Embden, daar KASPAR VAN DER HEIDEN, toen<br />

Predikant van Frankendaal, voorzat. Men ftelde<br />

hier orde op het houden van Confifiorien, Klasfen ,<br />

Sijnoden, en verdere verzorginge der Gemeenten.<br />

Het eerfte artikel, hetwelk men hier maakte , was<br />

van dezen inhoud: „ Geene Kerke zal over eene<br />

„ andere Kerke, geen Dienaar des woords, geen<br />

„ Ouderling, noch Diaken, zal de één over den<br />

„ anderen heerfchappij voeren , maar een iegelijk<br />

„ zal zich voor alle vermoeden en aanlokkingen ,<br />

„ om te heerfchappen, wachten." Dit fcheen ge­<br />

kant tegen de Bisfchoppelijkheid, die onder de<br />

Roomschgezinden , en ook, doch op eene andere<br />

wijze, in de Reformatie van Engeland, Zweden ,<br />

Denemarken en Duitschland, plaats had gehouden.<br />

Ook „ werd er bij de Broederen goedgevonden ,<br />

„ de Belijdenis des Geloofs der Nederlandfche Ker-<br />

ken, tot bewijs der eendragtigbeid in de leere,<br />

te ondert ...kenen; insgelijks ook de Belijdenis der<br />

(*) ÜI'ANDT E/adz, 394-40:.<br />

,j Ker»


G E S C H I E D E N I S . 311<br />

,, Kerken in Frankryk; om daar mede hunne ver- na C. G.<br />

„ bindtenisfe en eenigheid met dezelve te betuigen. Jaari5i7. tot 1552.<br />

,, Tot deze onderfchrijving zou men ook de Leer-<br />

„ aars, die toen buiten de vergadering waren, en<br />

„ ook die voortaan tot den dienst zouden beroepen<br />

,, worden, vermanen." In een van de beraamde<br />

artikelen, (art. V.) ftond, „ dat men in de Ge-<br />

„ meenten der Franfche fpraak den vorm van den<br />

„ Geneeffchen Katechismus, en in de Gemeenten<br />

„ der Nederduitfche taal den vorm van den Hei-<br />

„ delbergfchen behoorde te gebruiken, doch of daar<br />

„ eenige Kerken een' anderen vorm van Katechis-<br />

„ mus, den woorde Gods gelijkvormig , gebruik-<br />

„ ten, die zouden niet gedwongen worden te ver-<br />

,, anderen."<br />

In het begin van het jaar 1572 woedde de Ge­ Groote<br />

loofsdwang nog hevig voort. Te Dordrecht werd jmweneling<br />

in<br />

nog den 28den Maart JAN VAN KUIK , kundig Glas- iet jaar<br />

fchrijver en Schilder, een man van onbefproken le­ [572.<br />

vensgedrag , maar Doopsgezind, met nog eene<br />

vrouw van Molenaarsgraaf, ten vure gedoemd ,<br />

gelijk te Delft den 5den Februarij twee Doopsgezinden<br />

verbrand waren, doch op den eerden April<br />

daaraan volgende werd de dad den Br iel, die men<br />

voor den fleutel van Holland hield, door de Watergeuzen<br />

bemagtigd. . Verfcheidene merkwaardige<br />

bijzonderheden liepen hier zamen. ALBA had kort<br />

te voren de dad van bezetting ontledigd, om Utrecht<br />

naar zijnen zin te dellen. Op zijn aandaan, deed<br />

de Engelfche Koningin ELIZABETH, de vloot der<br />

V 4 Wa


naC. G<br />

]aari5i7.<br />

tot 1552.<br />

312 K E R K E L I J K E<br />

Watergeuzen hare havens ruimen. Deze vloot thans<br />

26 fchepen fterk, bemand met 250 foldaten, en in<br />

het geheel met 600 man, ftond onder bevel van<br />

WILLEM , Grave van der Mark , Heere van Lumei,<br />

dien de Prins van Oranje thans tot Admiraal had<br />

aangeiteld.- Reeds eenigen tijd hadden fommige Be­<br />

velhebbers en bijzonder JAKOB SIMONSZOON DE RYK,<br />

voorheen Graankoper te Amfterdam, nu Bevelheb­<br />

ber van een Oorlogfchip , op zijne eigene kosten<br />

uitgerust, den Vlootvoogd en de andere Hoplieden<br />

voorgehouden, dat zij te eerlijk geboren waren, om<br />

hun leven in het zeefchuimen te flijten, hen aanzet­<br />

tende , om iets loffelijks en van meer gevvigt, ten<br />

diende des vaderlands, te ondernemen. Nu verdo­<br />

ken van, eene veilige ichuilplaats in de Engelfche<br />

Zeehavens , wendt men den deven naar Tek/el,<br />

maar door tegenwind beloopen, wordt men als ge­<br />

leid, om den mond der Maze in te loopen, en het<br />

thans weerlooze den Brie/ te bemagtigen. Dit gelukte<br />

zonder eenigen tegendand, en de gevolgen gingen<br />

alle mcnfchelijke verwachting te boven, BOSSU, van<br />

Utrecht opgebroken, deed eene vergeeffche poging-,<br />

om den Briel te herwinnen, en maakt den haat te­<br />

gen de Spanjaarden door het ganfche land grooter,<br />

door het fchenden van zijn gegeven woord te Rot­<br />

terdam. Nu verdreef Flisftngen in Zeeland zijne<br />

bezetting ; ook Fere verkoos 's Prinfen zijde. Ia<br />

Noordholland gebeurde hetzelfde met Enkhuizen.<br />

En eer het jaar nog half verdreken was, had geheel<br />

Holland en Zeeland zich tegen de Spanjaarden ver­<br />

klaard,


G E S C H I E D E N I S . 313<br />

klaard, uitgezonderd Amfterdam in het eerstgemelde, na C. G.<br />

Middelburg en Goes in het laatstgemelde landfchap. Jaari5i7.<br />

tot 1552,<br />

Onder meer andere zonderlingheden, bij het om-<br />

flaan dezer fteden gebeurd, verdient aanmerking het<br />

volgende , te Gouda voorgevallen. Hier liep één<br />

der Burgemeesteren uit verbaasdheid, terwijl de ftad<br />

op den ioden Junij door fchaars 60 mannen bemag-<br />

tigd werd, ten huize eener weduwe, om het lijf te<br />

bergen. Hij van haar in eene fpinde gefloten, vraag­<br />

de, of hij daar al veilig was? Zij antwoordde:<br />

Och ja, Heer Burgemeester! mijn man is daar<br />

„ menigmalen in verborgen geweest, als hij van u<br />

„ en anderen gezocht werd, en de Kastelein er<br />

„ voor flond." Dit koelzinnig verwijt was het<br />

zwaarfle , dat hem wedervoer in wederwraak der<br />

gepleegde vervolging.<br />

Maar te Gorkum werd de omwenteling door weWreedderwraak vuil bezoedeld. Deze ftad ging den 2Ö(ten heid te<br />

Gorkum<br />

Junij over. De Priesters, Geestelijken , en vele<br />

gepleegd.<br />

Roomschgezinde Burgers op het Slot gevlugt, moes­<br />

ten dit des anderen daags overgeven, mits behou­<br />

dende het leven, anderen zeggen, op genade of on­<br />

genade. Nu nam de ongeregeldheid, moedwil en<br />

wreedheid haren gang. Negentien Geestelijke per­<br />

fonen werden naar den Briel gevoerd, en tusfehen<br />

den 8 en oden Julij, behalve drie, die het Pausfe-<br />

lijk Geloof verzaakten , nevens de Pastoors van<br />

Heynoord en Munfter, en nog een Monnik, door<br />

last van LUMEI, met veel fmaads en pijns,ter dood<br />

gebragt, zonder op de Brieven des Prinfen van<br />

Oranje te pasfen, daar wel ernftelijk in belast werd,<br />

V 5 zoo<br />

Opmerkelijkgeval<br />

te<br />

Gouda.


K E R K E L I J K E<br />

na C. G zoo wel Geestelijken als Wereldlijken in hunne vrij­<br />

Jaarisi7 heden te handhaven (*_).<br />

tot 1552<br />

Dordrecht, Haarlem en andere plaatfen hadden ,<br />

eer zij van partij wisfelden, bedongen, dat ten aanzien<br />

van den Godsdienst en Geestelijkheid alles in<br />

ltaat zou blijven, doch het duurde niet lang, of de<br />

Beelden werden uit de Kerken gehaald, en de Gereformeerde<br />

eerdienst ingevoerd. Dus maakten zich<br />

de Hervormden te Hoorn meester van de Groote<br />

Kerk, in welke den 5den Julij de Predikant LEO-<br />

NARDUS , anders de Roogans genaamd, de eerfte<br />

Predikatie deed. Daar na werd CLEMENT MAAR-<br />

TENSZOON, die zich te Embden onthield, weder ingeroepen,<br />

en op St. Jakobsdag tot Leeraar aangenomen<br />

, op eene wedde van 250 Guldens jaarlijks.<br />

Berigt- De Prins van Oranje gaf ondertusfchen zijne infchriftvanzigten<br />

omtrent het ftuk van den Godsdienst, daar<br />

den Prins<br />

aan SONOI heen ftrekkende, dat ieder zijn geloof ongehinderd<br />

omtrent zou mogen beleven en uitoefenen, te kennen in zijn<br />

denGods-<br />

Berigtfchrift aan Jonkheer DIEDERIK. SONOY, dien<br />

dienst.<br />

hij tot zijnen Stadhouder in Noordholland aanfielde:<br />

,, dat hij de hand daar aan zou houden, opdat het<br />

,, woord Gods aldaar werd verkondigd en gepre-<br />

„ dikt: mits ook toelatende de oefening van Gods-<br />

,, dienst denzelven woorde conform, indien de in-<br />

„ gezetenen , of eenigen van die dezelve begeer-<br />

,, den, zonder nogtans te gedoogen , dat die van<br />

,, de Roomfche Kerk eenige overlast gedaan werd ,<br />

,, of dat hun belet gefchiedde in de oefening van<br />

(*) BRANDT Bladz, 413.<br />

„ hun-


GESCHIEDENIS. 3i 5<br />

„ hunnen Godsdienst, ter tijd en wijle hij daar anders na C. G.<br />

„ op zou geordineerd hebben." — Verders, dat hij Jaar 1517.<br />

tot<br />

de Wethouders en inwoneren onder anderen zou<br />

1552.<br />

doen zweeren: „ in geener manieren te gedoogen,<br />

„ dat iemand in het prediken of de oefeninge van<br />

„ het waarachtig woord Gods, navolgende het Eu-<br />

„ angelium, hinder, letfel, of ftooring gedaan zou<br />

„ worden, of in zijn geweten onderzocht, of ter<br />

„ zake van dien, bij Inquifitie of Plakaten, ver-<br />

„ volgd zou worden. En zij zouden desgelijks<br />

„ dien van den Godsdienst der Roomfche Kerk geen<br />

„ hinder of letfel doen."<br />

Op gelijke wijze deed de Prins, op de eerde verVergadegadering<br />

der Staten van Holland, welke den isden ringder<br />

Julij bijeenkwam, bij monde van den Heer van AL- Staten<br />

van Hol­<br />

DEGONDE , aangaande den Godsdienst voordellen : land te<br />

„ dat er vrijheid van Godsdienst zou gehouden Dordrecht<br />

en<br />

„ worden, zoo wel van den Gereformeerden als befluit<br />

„ van den Roomfchen: dat een iegelijk in het zij- derzelve<br />

omtrent<br />

„ ne, in het openbaar, in Kerken of Kapellen, zoo<br />

lenGods-<br />

„ het gevoegelijks! bij de Overheid zou gefchikt wor- lienst.<br />

„ den, vrije oefening van denzelven zou gebruiken,<br />

„ zonder dat aan iemand belet, hinder of moeije-<br />

„ nisre gedaan zou worden, en dat de Geestelijke<br />

„ perfonen in hunne daten vrijelijk en onbekom-<br />

„ merd zouden blijven; zoo zij zich maar in geene<br />

„ vijandfchap of ongehoorzaamheid verliepen." Welk<br />

voordel van den Prins door de Staten overgenomen<br />

en in een befluit veranderd werd.<br />

De omwenteling in Holland en Zeeland werd zeer<br />

ergen<br />

I<br />

begunftigd en ALBA verhinderd, om derzelver voort " 1 Hene.<br />

g 3 uwen<br />

gang


3i6 K E R K E L I J K E<br />

naC. G gang met nadruk te weeren, door het verrasfen der<br />

Jaarisi7. ftad Bergen in Henegouwen, den 24ften Mei, door<br />

tot 1552<br />

Graaf LODEWYK VAN NASSAU; dit deed den Hertog<br />

veroverd, van ALBA zijne voornaamfte magt derwaarts trek­<br />

Tweede<br />

ken, om die ftad te heroveren; terwijl ook Gelder­<br />

veldtogt<br />

vanoRAN- land, een gedeelte van het Sticht van Utrecht, en<br />

IE. Friesland tot des Prinfen zijde overfloegen. Ook<br />

kwam de Prins van Oranje wederom te veld, met<br />

oogmerk, om den Hertog van ALBA te noodzaken,<br />

de belegering van Bergen op te breken. Oranje<br />

maakte zich in zijnen optogt meester van verfcheidene<br />

fteden, doch was niet in ftaat, om zijn krijgsvolk<br />

te beteugelen, dat het in dezelve geene geweldenarijen<br />

bijzonder omtrent de Geestelijken pleegde.<br />

Te Roermonde, hetwelk den i4den Augustus ftormenderhand<br />

werd ingenomen, werden twee Karthuizers,<br />

twee oude Priesters, PAULUS VAN WAAL-<br />

WYK, des Bisfchops Kapellaan, in het Klooster vermoord<br />

; een Diaken in de Kerk; en REINIER LIN-<br />

TER , een Minderbroeder , voor de Misbroodskas.<br />

Hier tegen gaf de Prins wel een fcherp Plakaat uit,<br />

waar bij onder lijfftraffe verboden werd, iemand,<br />

het zij Geestelijk of Wereldlijk, te misdoen, befchadigen<br />

of verkorten, in goed of in bloed. Doch<br />

het mogt weinig baten. Te Oudenaarden , hetwelk<br />

met geweld bemagtigd werd, werd veel moedwils<br />

gepleegd aan de Geestelijken, en zestien derzelven ,<br />

toen men naderhand de ftad verlaten moest, aan<br />

handen en voeten gebonden, in het water gefmeten,<br />

daar zij allen op één' na verdronken; ook werd de<br />

Baljuw der ftad doorftoken. Het leger verder naar<br />

den


G E S C H I E D E N I S . 317<br />

den kant van Bergen voortgetrokken zijnde, kreeg na C. G.<br />

men onder weg tijding van den moord der Huge- Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

tiooten te Parys; welke tijding en de vastigheid van<br />

ALBA'S leger, die zich in zijn voordeel hield, het<br />

ontzet der ftad verhinderde, welke zich den ioden<br />

September op eerlijke voorwaarden overgaf, waarna<br />

de Prins met zijn leger terug trok en hetzelve afdankte,<br />

begevende zich in perfoon naar Holland.<br />

De gewonnen' fteden werden verlaten , en Mechelen,<br />

daar men 'sPrinfen volk gewillig ingelaten had,<br />

door ALBA aan het krijgsvolk prijs gegeven, en drie<br />

dagen achtereen vervuld met roof, moord en vrouwenfchennis.<br />

De tegenwoordigheid des Prinfen van Oranje was Wreed­<br />

in Holland des te gewenschter, daar LUMEI ,'sPrinheid van<br />

LUMEI.<br />

fen Stedehouder, woest van aard en ongezind of<br />

onbekwaam was, om zijn krijgsvolk in toom te<br />

houden; inzonderheid was hij verbitterd op de Geestelijkheid,<br />

welke op verfcheidene plaatfen te deerlijk<br />

mishandeld werd. In October had hij de Rad Schoonhoven<br />

veroverd, onder voorwaarde: dat de genen,<br />

die in de ftad wilden blijven, niet misdaan zouden<br />

worden. Maar zoo haast was hij niet in de ftad<br />

gekomen, of twee Monniken gewaar wordende, beval<br />

hij hen dadelijk 'te wurgen. De Roomschgezinden<br />

willen, dat er toen nog twee Monniken door<br />

de foldaten zijn afgemaakt; en daar na nog twee<br />

binnen het Slot van Gouda, waar zij zich vervoegd<br />

hadden, om LUMEI te verzoeken, dat hij toch zijn<br />

krijgsvolk in toom wilde houden, hetwelk hun<br />

Klooster met onverdragelijken overlast te gronde<br />

hielp.


na C. G. hielp. DIRK VOLKERTSZOON KOORNHERT, thaf!3<br />

Jaari.517. uit zijne ballingfchap in het vaderland gekeerd , en<br />

tot 1552<br />

Secretaris der Staten van Holland geworden , die<br />

omtrent dezen tijd het bekende Lied : Wilhelmus<br />

van Nas/ouwen had gedicht (*_), kreeg van de Staten<br />

last, om onderzoek te doen naar het gedrag<br />

van fommige Hoplieden omtrent de opgezetenen te<br />

platte lande, maar geraakte zoo zeer in den haat<br />

bij LUMEI, dat hij raadzaam achtte, het land weder<br />

te verlaten, zich naar Xanten in het land van<br />

Kleef begevende. Doch KOORNHERT had zich ook<br />

vele vijanden gemaakt, door zekere zijne drie Boekjes<br />

: Van de Toelating en Decreten Gsds, waar in<br />

hij de meeningen van KALVYN en BEZA tegenfprak,<br />

en poogde te wederleggen.<br />

Gelder­ Zoodra het leger van den Prins van Oranje afge«<br />

land en<br />

dankt, en Bergen overgegaan was, zond ALBA zijnen<br />

Friesland<br />

gaan we­ Zoon, Don FREDERIK , met een leger naar Gelderder<br />

aan de land , welk gewest door den Graaf VAN DEN BERG<br />

Spaanfchen<br />

verlaten zijnde, zich aan de Spaanfchen onderwierp,<br />

over. gelijk ook Friesland deed. Alleen bood de ftad<br />

Moord te<br />

Zutphen<br />

en te<br />

Kaarden,<br />

ïlaarlem<br />

door de<br />

Spanjaardenbemagtigd.<br />

318 K E R K E L I J K E<br />

Zutphen eenigen wederftand, doch van de bezetting<br />

verlaten zijnde, moest de burgerij de poorten voor<br />

het Spaanfche leger openen , hetwelk terflond aan<br />

het moorden en plunderen viel, en de flad aan acht<br />

oorden in den brand flak. De moord te Zutphen<br />

werd kort daar na gevolgd door dien van Naarden ,<br />

op den eerden van December, niettegendaande aan<br />

de ingezetenen mondeling vergiffenis was toegezegd.<br />

(*) BRANDT Bladz. 42S.<br />

Hier


G E S C H I E D E N I S . 3 i 5<br />

Hier werd niets verfchoond, flechts 60 Burgers bena<br />

C. O.<br />

hielden het leven, waar van 40 ontkwamen, en de jaarisiy.<br />

overigen gerantfoend werden. Men zag hier op tot 4552,<br />

fchuld of onfchuld, noch onderfcheid van Godsdienst<br />

; beiden , Pausgezinden en Gereformeerden<br />

kwam eenerlei lijden over. Kerk noch Klooster,<br />

noch ander Godshuis, -of eenige gewijde of ongewijde<br />

plaats bleef van fchenden, fchaken , pijnigen,<br />

moorden of branden verfchoond. De Spaanfchen<br />

bedoelden hier mede den Landzaten den fchrik aan<br />

te jagen, maar het viel tegen hunne verwachting<br />

uit. Roomfchen en Onroomfchen vatten een' nieuwen<br />

haat tegen zulke wreedheden op, en de Hollandfche<br />

fteden, welke het met den Prins hielden,<br />

namen een eenparig befluit, zich in geene handeling<br />

met de Spanjaarden in te laten, maar zich tot het<br />

uiterfte te verdedigen , waar van men weldra Haarlem<br />

een voorbeeld zag geven, welke ftad in December<br />

1572 belegert zijnde, een zwaar beleg ftandvastig<br />

doorftond , en eerst zeven maanden daar na<br />

in Julij 1573 overging, maar toen ook hare ftandvastigheid<br />

met de ongenade der Spanjaarden , moord<br />

en plundering, bezuren moest.<br />

Doch, niet minder woest handelde van de andere<br />

rVTislisn-<br />

zijde de Graaf VAN DER MARK, Heere van LUMEI. deling<br />

Wij hebben daar van reeds meer dan een voorbeeld i'an Pater<br />

HUIS door<br />

ontmoet; doch boven allen fnood was het ombren­ LUMEI.<br />

gen van KORNELIS MUIS , een man van 72 jaren,<br />

en Pastoor van het St. Agnieten Klooster te Delft\<br />

alwaar de Prins thans zijn' intrek genomen had.'<br />

LU


320 K E R K E L I J K E<br />

nflC. G, LUMEI liet hem in December 1572, op een los ver*<br />

Jaari5i7, moeden, dat hij, met zijne beste middelen , naar<br />

tot 1552.<br />

den vijand wijken wilde, vatten, hevig pijnigen, en<br />

tegen 'sPrinfen wil, eer men hem te regt gedeld en<br />

verhoord had, te Leyden ophangen (*). Doch,<br />

in Januarij 1573, werd hij, benevens zijn' Luitenant<br />

, BAR.THOLD ENTES , in* hechtenis genomen, en<br />

hem, onder andere punten van befchuldiging, ook de<br />

moord van Pater MUIS, en die van JOOST TOL ,<br />

Priester te Leyden, een' vroom man, en liefhebber<br />

des vaderlands, te laste gelegd. Zijn' Hofmeester,<br />

die hem in zijne bedrevene wreedheid tegen de Pausgezinden<br />

ten diende had gedaan, werd op last der<br />

Staten met de koord gedraft. LUMEI verdedigde<br />

zich fchriftelijk, op zijn krijgsmans, vergoelijkende<br />

zijne wreedheid jegens de Roomschgezinden met den<br />

ijver voor den Hervormden Godsdienst. De zwakheid<br />

der tegenwoordige Regering gedoogde echter<br />

niet, eenen man van zoo veel aanziens, en die den<br />

lande zoo vele dienden had gedaan, aan den lijve<br />

te draffen. Men ontdoeg hem dan; doch het leed<br />

niet lang, of hij, fchijnende eenigen onraad met zijne<br />

Walen te brouwen , werd wederom gevat, en<br />

buiten Rotterdam op het Slot Honingen gelegd.<br />

Van hier ontfnapt, maakte hij den Prins en de Staten<br />

nog vrij wat fpels, tot in Julij des volgenden<br />

jaars, wanneer men hem met zijne goederen ten<br />

lande uit naar Luik vertrekken liet, daar hij, drie<br />

(*) BRANDT Bladz. 436.<br />

of


G E S C H I E D E N I S . 32*<br />

of vier jaren later, aan de beet van een' dollen na C. Ó.<br />

bond, of j zoo anderen willen , door vergif, aan faari5i7»<br />

tot 155a.<br />

zijn einde geraakt is (*).<br />

In Westfriesland en het Noorderkwartier, leden Hopman<br />

de Huisluiden, te dezen tijde, ook veel van SONOI'S<br />

krijgsvolk, waar onder de Hoplieden en Bevelheb»<br />

bers de gemeenen voorgingen in baldadigheid. Zekere<br />

Hopman, WICHIEL KROK, had zich reeds aan<br />

zoo vele fchelmftukken fchuldig gemaakt, dat zijne<br />

foldaten verklaarden, niet langer onder hem te willen<br />

dienen. Dikwijls was hij, op belofte van beterfchap,<br />

verfchoond: doch onlangs, indronkenfchap,<br />

te Langendyk, eenen Priester neus en ooren afgefneden,<br />

toen aan den Haart van zijn paard voortgefleept,<br />

en eindelijk doorfteken hebbende, deed<br />

SONOI hem vatten, en in den Voorhof van het huis<br />

te Schagen onthalzen , welke ftraf vooreerst eenig<br />

ontzag verwekte.<br />

Het was om dezen tijd, dat SONOI den Prins, in ]<br />

gefchrifte, den gevaarlijken toeftand des lands on- (<br />

irief van<br />

'RANJE<br />

an EONO!<br />

der het oog bragt, met verklaring, dat men in de- <<br />

m geen'<br />

ze benarde omftandigheden des vijands geweld niet ~ loed te<br />

zou mogen verduren, indien de Prins geen vast ^ erliezen<br />

verbond met eenige Mogendheden gemaakt, en bekwaam<br />

ontzet voor handen had. De Prins antwoordde<br />

hier op onder anderen: „ Had God Haar.<br />

„ Urn dat ongeluk laten overkomen, dat gaf geene<br />

„ reden, om zijn Goddelijk woord daarom te ver-<br />

„ loochenen, en te verlaten. Was daarom de fter-<br />

(*) WAGENAAR VI Deel, Bladz. 455.<br />

HERV. III. x<br />

MICHIEL-<br />

KROK<br />

onthoofd


322 K E R K E L I J K E<br />

na C. G, „ ke hand Go s eenigzins verkort ? zijne , Kerk en<br />

Jaar 1517, „ Gemeente te niet gebragt? De liefde verwekte<br />

tot 1552,<br />

medelijden over Haarlem : doch naardien het<br />

„ bloed der Martelaren te allen tijde het zaad der<br />

Kerke was geweest, zoo behoorden de Landza-<br />

,, ten, ziende, waar de vijand op «it was, en dat<br />

hij Goddelijke noch menfchelijke verbonden hield,<br />

„ maar de waarheid in het geheel zocht te onder-<br />

,, drukken, des te meer gemoedigd te zijn, om de-<br />

„ ze regtvaardige zaak te verdedigen, en die om<br />

„ het verlies van déne ftad niet te verlaten. Te<br />

„ meer, omdat men dezelve met geene kracht kon<br />

„ overweldigen, en veel min zoo veel fterker fte-<br />

den , die God lof nog overig waren , om zijn<br />

,, woord te verkondigen, en zijnen naam te eeren ,<br />

,, en nu nog meer dan te vooren gehard , om het<br />

vijandelijk geweld te wederftaan, zou kunnen ver-<br />

„ meesteren. Men vraagde naar zijne verbindtenis<br />

„ met andere Vorsten. Vóór het aanvaarden van<br />

„ de befchermïng der Christenen en andere verdruk-<br />

„ ten in dit land, ftond hij in een vast verbond ,<br />

„ en had het met den opperften Vorst van alle<br />

Vorsten aangegaan , die nooit zijne betrouwers te<br />

„ leur ftelde, en gewisfelijk ten laatfte zijne en hun-<br />

„ nc vijanden te fchande zou maken. Doch wilde<br />

„ hij ondertusfchen zich zeiven noch den vaderlan-<br />

,, de bezwijken, maar goed en bloed wagende, de<br />

„ middelen te werk ftellen, die hem de Heer der<br />

„ heerfcharen had toegefchikt." Deze redenen , of.<br />

fchoon men ze meer godvruchtig dan (taatkundig<br />

mogte achten, waren nogtans regt gefchikt, om de<br />

Be*


G E S C H I E D E N I S . 323<br />

Heden, in dezen benaatiwden tijd, met hoop en<br />

moed te vervulJen (*).<br />

'bPrinfen uitzigten bleken ook, door de volgende<br />

gebeurtenisfen, niet ijdel te wezen. Alkmaar door<br />

de Spaanfchen belegerd zijnde, werd gered en behouden.<br />

Gedurende deze belegering overleed hier<br />

de Predikant JAN ARENDSZOON, die zoo veel voor: jevangett<br />

de zaak der Hervormden had gedaan. Deze$ zegt<br />

men, dat in zijne krankheid zijne bekende vrienden,<br />

Meester NANNING VAN FOREEST, FILIPS CORNE-<br />

LISZOON en anderen, voor zijn ziekbed deed komen,<br />

en hen hartelijk tot kloekmoedigheid opwektej<br />

en met de verzekering des aanilaande verlosfing vertroostte.<br />

God', zeide hij, zal eene goede uitkomst<br />

geven, en de vijand ditmaal de flad niet overwinnen.<br />

Ook werd Geertruidenberg door 's Prinlèrl<br />

volk verrast; en BOSSU, de Stadhouder van Holland<br />

voor de Spanjaarden, op de Zuiderzee, met<br />

zijne Vloot geflagèö en zelfs gevangen ; terwijl AL­<br />

BA in de grootfte verachting geraakte, en zich thans<br />

te Amfterdam onthoudende, zich daar niet veilig<br />

achtte, maar die flad bij nacht verliet, zonder zelfs<br />

zijne fchulden te betalen , welke hij daar gemaakt had*<br />

Dewijl ALBA om geld verlegen was , had hij irt<br />

September 1573 de Algemeene Staten befchreveii $<br />

om van hen geld te verkrijgen, waar tegen die van<br />

Holland en Zeeland de Algemeene Staten in eenert<br />

gedrukten Brief vermaanden, liever zich met hen té<br />

vereenigen tot verdediging der Burgerlijke en Gods*<br />

(*) BRANDT Bladz, 444-/1.4^<br />

st. 2<br />

dien-<br />

na C. Öi<br />

jaar!5i7;<br />

:ot 1554*<br />

Alkmaar<br />

ontzet,<br />

vösso ge­<br />

lagen en


na C. G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

ALBA verlaat<br />

het<br />

land. Don<br />

LOUIS DE<br />

REQÜE-<br />

SENSVOlgt<br />

hem op.<br />

S24. K E R K E L I J K E<br />

diende vrijheid. Te zelfden tijde kwam er op<br />

naam van den Prins en de Staten van Holland en<br />

Zeeland een verzoekfchrift aan den Koning in het<br />

licht, dat bij hen van de geweldenarijen van ALBA<br />

wilde verlosfen. ,, Wij verzoeken," zeiden zij daar<br />

in, „ van uwe gehoorzaamheid niet omflagen te<br />

„te wezen, maar alleen, dat onze confcientien<br />

„ voor God den Heere mogen bevrijd blijven ; dat<br />

,, wij zijn heilig woord mogen hooren, en hetzelve<br />

„ navolgen, om den alleropperften Regter te jong-<br />

„ ften dage rekening van onze zielen te mogen ge-<br />

„ ven."<br />

Maar ALBA verdrietig en vol fpijt, dat hij niet<br />

flaagde in het onderbrengen dezer landen, maar<br />

ziende integendeel de verwarringen en de afkeer<br />

van zijn bewind toenemen, terwijl er voor zijnen<br />

Raad der Beroerten, omtrent dezen tijd, wel 15,000<br />

zaken onafgedaan hingen, verzocht en verkreeg van<br />

den Koning zijn ontflag van de Landvoogdij, onder<br />

voorwendfel van zwakheid en ouderdom. Zijn op­<br />

volger Don Louis DE REQUESENS , Groot-Kom-<br />

mandeur van Kastilie' en Stedehouder van Milaan,<br />

kwam den i^den November te Brusfel, en den<br />

iQfteti dier maand ftelde ALBA het bewind in zijne<br />

handen. Hij bleef echter nog tot den iften Decem­<br />

ber te Brusfel; gaande den iSden op reize, en ne-<br />

nende zijnen weg op Genua, van waar hij te water<br />

n Spanje kwam. De Koning ontving hem gunfli-<br />

i ïer dan men verwacht, en in de Nederlanden zelfs<br />

1 eeds verfpreid had. Het is waar, hij werd kort<br />

J lier na, ter oorzake van een huwelijk, door Don<br />

1'RE-


GESCHIEDENIS. 3*5<br />

FREDERIK op zijnen raad tegen den zin des Konings na C. G.<br />

aang.-gaan, te Uzeda gevangen gezet, maar na den jaari5i7.<br />

:ot 1552.<br />

dood des Konings van Portugal in vrijheid gefield,<br />

kreeg hij zelfs het bewind over het leger, gefchikt,<br />

ora Portugal te bemagtigen; en is in het jaar 1582<br />

den iiden December in hoogen ouderdom te Lisfabon<br />

overleden. Zijne vrienden en vijanden zijn het<br />

eens, dat hij een doorliepen en geoefend 'krijgsman<br />

is geweest, doch dat zijne trotschheid en kleinachting<br />

voor anderen, en zijne matelooze ftrengheid ,<br />

die tot wreedheid ontaarde , den Koning zeiven ,<br />

wiens gezag hij hier in top zocht te vijzelen, meer<br />

fchade dan voordeel heeft gedaan. Men geeft hem<br />

na, dat hij zich, op zijne reize uit Nederland, bij<br />

Graaf LODEWYK van Konlngfte'in , Oranje's Oom<br />

van Moeders zijde, beroemd zou hebben, gedurende<br />

zijn bewind over deze landen, hetwelk maar zes<br />

jaren geduurd had, 18,600 menfchen, om het geloof<br />

en wederfpannigheid-, te hebben doen ombrengen,<br />

en nog durfde VARGAS wel zeggen : ,, dat<br />

s, Nederland door malle barmhartigheid verloren<br />

„ ging (*).<br />

Onder de genen, die dit jaar 1573, ter zake van Vervol­<br />

den Godsdienst, op fchavotten ftierven, wordt geginggedurendewag gemaakt van eenen Edelman van Gend, met hetjaar<br />

name ANTONIS UITENHOVE , dien ALBA levende 1573.<br />

liet braden; doende hem, tot' kortswijl der Spanjaarden<br />

, gefloten aan een' langen keten , in een'<br />

ring van vuur rondloopen, tot dat zulk een woeste<br />

(*) WAGENAAR VI Deel, Blacfc, 455.<br />

X 3<br />

en


326 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. en wreedaardige dood den trawanten zeiven jam­<br />

jaar 1517. merde , en met hunne heibaarden, tegen 's Hertogs<br />

tot 155.?..<br />

dank, verkort werd. Te Oudenaarden en te Brusfel<br />

en elders werden ook anderen op den vuurftapel<br />

gebragt.<br />

Gocïs- Maar in al de fteden en plaatfen, die thans tegen<br />

dienst de Spanjaarden in oorlog waren, hield het Kettervrijheidin<br />

rlülland dooden en de gewetensdwang tevens op. De Room­<br />

enz. fche Geestelijken hadden wel in de eerfte verwarringen<br />

der omwentelingen hier en ginds veel moeten<br />

lijden, gelijk wij daar van voorbeelden gezien hebben,<br />

waar van de Roomschgezinden veel ophefs<br />

gemaakt en Martelaarsboeken gefchreven hebben ;<br />

maar alles was gefchied door ongebonden krijgsvolk,<br />

of door een' woesten LUMEI, tegen de wetten<br />

en het oogmerk der Regering. Ook waren verfcheidene<br />

handdadigen aan zulken moedwil geftraft, zoodra<br />

de verwarde zaken flechts eenigzins de handhaving<br />

der wetten gedoogden. Het is ook waar, dat<br />

de beloften, bij het omilaan van fommige fteden,<br />

ten aanzien van het gebruik der Kerken enz., gedaan,<br />

niet firikt gehouden zijn geworden, doch ook<br />

dit was veelal de fchuld der tijden. Eerlang werd<br />

ook bij de Staten van Holland, op zekere dagvaart<br />

te Leyden, ftaatsgewijze befloten, dat men de oefening<br />

van den Roomfchen Godsdienst zou fchorfen<br />

en verbieden. Dan dit was niet naar den zin en<br />

het gevoelen des Prinfen van Orar.je, hoewel hij het<br />

in vervolg van tijd verdedigde in zijne verantwoording<br />

in het jaar 1580, zeggende: ,, dat zij, die<br />

„ in den beginne tot 'sLands behoudenisfe hadden<br />

j, goed


G E S C H I E D E N I S . 327<br />

„ goed en uitgevonden, dat de eene en andere Re- w C. G.<br />

„ ligie zou aangehouden worden, daar na door de [aari5i7.<br />

ot 1552.<br />

,, ftoute aanflagen, flimrne trekken, en ve:raierijen<br />

„ van de vijanden, die onder de ingezetenen vermengd<br />

waren, ondervonden hebben, dat hun<br />

„ Staat in gevaar fiond van een onvermijdelijk verderf,<br />

ten ware dat zij de oefening van den Roornfchen<br />

Godsdienst deden ophouden; omdat degenen,<br />

die daar belijdenis van deden, ten minfte<br />

„ de Priesters, den Paus bij eede, (gelijk zij ook<br />

overal deden,) hadden hulde gezworen, van wel-<br />

,, ken eed zij meer werks maakten, dan van den<br />

,, anderen, dien zij het land hadden gedaan." En<br />

wat verder: „ Het is niet redelijk, dat zulke lie-<br />

„ den een privilegie zouden genieten, door welks<br />

„ middel zij het land in 'svijands handen zochten<br />

,, te leveren. Zij zochten onder anderen lijf en<br />

,, goed te verraden; geen één , of twee , of drie<br />

privilegiën; maar al de vrijheden, die van ouden<br />

tijde buiten aller menfchen gedachtenisfe, en van<br />

„ gedachte tot gedachte, bij de voorzaten en voorouders<br />

waren bewaard en onderhouden."<br />

De Pausgezinden, dus uit de Kerken verbannen,<br />

behielden niettemin hunne Godsdiendige Vergaderingen<br />

in bijzondere huizen, daar men hen met hunnen<br />

eeredienst en plegtigheden nog langen tijd liet<br />

begaan. De lieden van deze gezindheid werden toen<br />

ook niet ligtelijk tot hooge ambten gevorderd of<br />

toegelaten; niet uit kracht van eenige wet, hoedanige<br />

er toen niet bedond, maar uit voorzigtigheid<br />

en misvertrouwen. Doch ook meest al de oude<br />

X 4 Wet


na C. G.<br />

Jaari5i7,<br />

ïot 1552<br />

Algemeen<br />

Pardon.<br />

3=8 K E R K E L I J K E<br />

Wethouders, fchoon zij ook Rootnsch waren, had<br />

men in (iaat gehouden: maar ettelijke verlieten het<br />

land; fommigen werden met den tijd, door het aón-<br />

wasfen der andere partij, in de gewonelijke verkie­<br />

zingen, verbijgegaan, en eenigen aangehouden tot<br />

hunnen fterfdag toe. Men ontving nu den Gods­<br />

dienst, die te Geneve, in den Paltz. en elders<br />

meer geleerd werd, in de openbare Kerken ; doch<br />

zoo dat tevens alle wetten of dwang ter zake van<br />

den Godsdienst verfoeid werd , als (makende naar<br />

Inquifitie. De andere gezindheden, de navolgers<br />

van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis, of de Lu­<br />

therfchen , en al de Doopsgezinden , genoten ook<br />

vrijheid van Godsdienst in bijzondere vergaderplaat-<br />

fen. Te Woerden was den Lutherfchen de openbare<br />

Kerk ten gebruike vergund , omdat de Hertog van<br />

Brunswyk, die Luther sch was, deze ftad in pand-<br />

fchap bezat (*).<br />

Van de Spaanfche zijde, maakte de nieuwe Land­<br />

voogd insgelijks den fchljn, als wilde hij eenen zach-<br />

teren weg inflaan dan zijn voorzaat. Trouwens ,<br />

alhoewel de vervolging bleef aanhouden , werd er<br />

den 6den Junij 1574 «ft naam dés Konings eene al­<br />

gemeene vergiffenis afgekondigd te Brusfel, voor al<br />

de Nederlanden, onder voorwaarde , van binnen<br />

twee maanden te biechten en zich door een' Pries-<br />

ter te doen ontdaan van de zonden; doch met uit-<br />

(luiting van verfcheidene perfonen, omtrent 54, al­<br />

leen in Holland. Paus GUEGORICS XIII bevestigde<br />

{*) BRANDT Blad». 456-471,<br />

de.


GESCHIEDENIS. 5=9<br />

deze vergiffenis met eene bulle ten behoeve van de<br />

boetvaardigen. Maar deze vergiffenis vond geen geloof<br />

en deed dus geene uitwerking.<br />

De flad Leyden, die reeds federt November des<br />

vorigen jaars 1575 belegerd was geweest,werd door<br />

de Spanjaarden in het voorjaar 1574 verlaten , op<br />

de aannadering van Graaf LODEWYK van Nasfau,<br />

doch deze werd met zijn leger op de Mokerheids<br />

geflagen, en verloor in den flag het leven , op den<br />

I4den April 1574. Hier op hervatten de Spanjaards<br />

onder BALDES de belegering van Leyden den aóften<br />

Mei. De flad verduurde het geweld der Spanjaarden<br />

moediglijk, niettegenflaande zij door feilen hongersnood<br />

en pest tot het uiterfle gebragt was , tot<br />

den 3den October, wanneer zij ontzet werd; in het<br />

volgende jaar 1575 werd de Hooge School te Leyden<br />

gefticht.<br />

na C. G.<br />

[aan 517.<br />

tot 1552.<br />

Leyden<br />

belegerd<br />

en ontzet<br />

Gedurende deze belegering van Leyden , werd Eerfte<br />

Sijnode<br />

van den róden tot den aSflen Julij de eerfle Provin­<br />

te Dordciale<br />

Sijnode of Kerkvergadering der Predikanten recht.<br />

van Holland te Dordrecht gehouden , met voorwe»<br />

ten en believen van den Prins van Oranje en 'sLands<br />

Staten. - Hier werd eene foort van Kerkenorde, beftaande<br />

uit 91 punten, opgefteld en geregeld, en<br />

onder anderen befloten : „ Dat de Heidejbergfche<br />

Katechismus in alle Kerken zou worden geleerd.<br />

„ Dat men de Predikanten de Nederduitfche Geloofsbelijdenis<br />

zou doen onderfchrijven, en in de<br />

„ gehoorzaamheid der Klasfen verbinden. Dat de<br />

„ Schoolmeesters de gemelde Belijdenis insgelijks<br />

t, zouden onderfchrijven, zich aan de Kerkefucht<br />

A 5 „ on


330 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ onderwerpen, en der jonkheid den Katechismus<br />

Jaari5i7<br />

„ leeren. De Ouderlingen en Diakenen zouden berot<br />

1552,<br />

,, nevens de Belijdenis ook de Artikelen der Kerke-<br />

„ lijke tucht onderteekenen. Tot uitroeijing der<br />

„ valfche leeringen zouden de Kerkedienaren het<br />

(, volk van den Predikfloel vermanen, de Bijoelflhe<br />

„ Schriften naarfliglijk te lezen, de ongezonde Ket-<br />

„ terfche Boeken te mijden, doch de namen dier<br />

„ Boeken zouden zij in hunne afmaning fpaarlijk<br />

, noemen. De Boekverkoopers van hunne gezind-<br />

, heid zouden zij vermanen, zulke Boeken te druk-<br />

,, ken noch te verkoopen: ook in de huisbezoeking<br />

, zouden de Predikanten toezien, of er bij de Le-<br />

(, dematen in hunne huizen ook fchadelijke Boeken<br />

, waren, om hen te vermanen, die weg te doen.<br />

, De Monniken of Papen, zich tot den Kerken-<br />

, dienst begeerende te begeven, zouden niet alleen<br />

, de leere des Pausdoms, maar ook hunne beroe-<br />

, pinge verzaken; en die eerst in den dienst opge-<br />

, nomen werden , zou men ook vragen, of zij de<br />

, Heilige Bijbelfche Schriften niet hielden het woord<br />

, Gods en de eenige volmaakte leere der Godzalig-<br />

, heid te wezen, die fommierlijk in den Katechis-<br />

, mus was begrepen, en in deze gemeente opreg-<br />

, lelijk werd geleerd. De Pfalmen, door PETRUS<br />

, DATHENUS in dicht overgezet, met de andere<br />

, Gezangen, daar bij gefield, zou men alleen in<br />

, de Kerken gebruiken , tot dat in de algemeene<br />

, Sijnode anders zou belloten worden. Aangaande<br />

, de Feestdagen is befloten, die af te zetten, en<br />

, alleen met den Zondag te vrede te zijn. Doch<br />

„ des


G E S C H I E D E N I S . 331<br />

„ des Zondags voor Christ- (Kers - ) dag , zou f a C. G.<br />

„ men de gevvonelijke ftoffe van CHRISTUS geboor- ] aari5t7.<br />

„ te in de Kerk mogen behandelen , en het volk ' ot 1552.<br />

9, van de affchaffing van dezen Feestdag vermanen.<br />

,, Op Paasch- en Pinkfterdag zou het in der Leer-<br />

„ aren vrijheid ftaan, van de Verrijzenis en de Zen-<br />

„ ding des Heiligen Geestes te prediken. In het<br />

„ Doopen werd raadzaamst geoordeeld , ééne be-<br />

„ fprenging te gebruiken. Aangaande de Doopsge-<br />

], zinden, zou men de Overheden vermanen en bid-<br />

„ den, dat zij niemand ontvangen noch lijden zou-<br />

„ den, dan die wettelijk zou zweeien, haar ge-<br />

„ hoorzaam te zijn. Dat men degenen, die hier<br />

alreeds woonden, zou vermanen tot het gehoor<br />

„ van Gods woord te komen, hunne kinderen te<br />

„ laten doopen, en zulks weigerende, in de tegen-<br />

„ woordigheid der Predikanten ontbieden, en be-<br />

velen, hun gevoelen te verklaren en te verant-<br />

„ woorden. Ook zouden de Predikanten in hunne<br />

„ heimelijke verzamelingen zoeken te komen, en te<br />

,, bewijzen, dat hun handel onregt ware. Tegen<br />

„ degenen, die tot- de Mennonieten waren geval-<br />

„ len, zou men voortvaren tot affnijdinge. En wat<br />

„ aanging de Papen , die heimelijk doopten en<br />

„ trouwden, dat men zijn best zou doen bij de<br />

„ Overheden der plaatfen, om die te weren, en<br />

„ zoo die daar niet toe deden, bij de hooge Over-<br />

„ heid." Onder meer bijzonderheden, welke door,<br />

de Predikanten op deze Sijnode befloten werden,<br />

was ook het weren der orgelen en van het orgelfpel<br />

uit de Kerken. In het antwoord, hetwelk de-<br />

zel


nr C. G. zelve gegeven heeft op eenige gewetensgevallen , ver­<br />

]«ari5i7.<br />

klaart zij het Huwelijk voor Burgerlijk, en houdt<br />

tot 1552.<br />

eenen Lombaardhouder onbevoegd, om ten Avond­<br />

Inkomen maal te gaan. Deze Kerkenorde is echter door de<br />

der Predikanten<br />

Staten niet met derzelver gezag bekrachtigd ; maar<br />

door de deze befioten omtrent dezen tijd , de Predikanten<br />

Staten<br />

vastge­<br />

jaarlijks voor anderen uit de gereedfte middelen van<br />

fteld, den lande te voldoen, zullende de Magiftraten des­<br />

Predikanten<br />

te<br />

Leerdam<br />

gehangen<br />

Opdragt In het volgende jaar 1575 werd de hooge O ver­<br />

derhooge 1<br />

leid en het Bewind van Zaken, gedurende den oor-<br />

Overheid<br />

aan den 1 Og, door de Staten ,van Holland aan Prins WIL»<br />

Prins. 1 .EM VAN ORANJE opgedragen, met bijzonderen last<br />

<<br />

332 K E R K E L I J K E<br />

wege , ten beste mogelijk, overeenkomen; doch hun<br />

in de fteden niet boven 300, en op de dorpen niet<br />

bovenzoo Guldens mogen toeleggen 1<br />

.<br />

Gedurende de belegering van Leyden veroverden<br />

de Spaanfchen Wurkum, Aiperen en Leerdam ; in<br />

3eze plaats werd de Predikant JOOST DE JONGE en<br />

de Schoolmeester ROOIER JOOSTEN, benevens eenen<br />

Leeraar van buiten, QJJIRYN DE PALME , met de<br />

toorde gedood; welke wreedheid alleen diende, om<br />

3ok ter andere zijde de bitterheid grooter te maken,<br />

re Antwerpen en elders werd in dit jaar een aantal<br />

Hervormden ter dood gebragt.<br />

rp het ftuk van den Godsdienst : ,, Dat hij de<br />

j , oefening van den Gereformeerden Euangelifchen<br />

3 , Godsdienst zou handhaven, doende den Room-<br />

, fchen ophouden, en Stellende, tot vordering van<br />

3<br />

5<br />

, voorzeiden Gereformeerden Godsdienst, drie of<br />

, vier bekwame perfonen, als algemeene Commist<br />

, farisf.n in het (tuk van den Godsdienst, om te<br />

i<br />

„ Iet-


G E S C H I E D E N I S . 333<br />

„ letten op de bekwaamheid van de Predikanten en na C. G.<br />

te voorzien op hun onderhoud , zonder toe te jaar 1517.<br />

tot 1553.<br />

laten, dat men op iemands geloof of confcientie<br />

zoude onderzoeken, of dat iemand, ter zake van<br />

„ dien, eenige moeijeiris , ongelijk of letfel aange-<br />

,, daan werd. Doende voorts bij rade van dezelve<br />

Gecommitteerden aangaande de oefening van den-<br />

„ zeiven Godsdienst Hellen zr-odanige goede orde,<br />

„ als naar gelegenheid van zaken, tot de meeste<br />

genistheid , en zonder vermindering van Gods<br />

,, eere, bevonden zou worden te behooren, ook,<br />

„ ware het nood, met advijs der Staten."<br />

In dezen Hand van zaken, wonnen de Spanjaar­ Moord te<br />

den Buren, Oudewater, Schoonhoven en Krimpen. Ou de water.<br />

Te Oudewater, hetwelk ftormenderhand overweldigd<br />

werd, werd gruwelijk gemoord en geblaakt.<br />

Onder anderen lieten hier het leven de moeder , de<br />

zuster, twee broeders en andere bloedvarwanten<br />

van JAKOB HERMANSZOON, naderhand bekend door<br />

den naam van ARMINIUS, die toen ter tijd te Marburg,<br />

bij RUDOLPHUS SNELLIUS , zijnen landsman<br />

van Oudeivater, ter Schole was. De Nederduitfche<br />

Predikant JAN JANSZOON, of JOANNES CELA-<br />

SIUS, werd, nadat hij zijn' zoon voor zijne oogen<br />

had zien dooden, en zijne huisvrouw eenige wonden<br />

toebrengen, onbekend in het leger gebragt, en<br />

voor 500 Guldens gerantzoeneerd; maar door eene<br />

Bagijn ontdekt zijnde, hong men hem aan de galge.<br />

Als iets opmerkelijks werd ter dagvaart van Holland<br />

verhaald, en in het Redster der Staatsbefluiten aangeteekend,<br />

dat zijn ligchaam , na zestjen maanden<br />

&e


na c. a<br />

Jaarisi?<br />

tot 1552,<br />

Schrikkelijkehandel<br />

van<br />

SONOI<br />

omtrent<br />

eenige<br />

Roomfchehuislieden<br />

in<br />

Noordholland.<br />

334 K E R K E L I J K E<br />

gehangen te hebben, nog zoo vol en blank gevonden<br />

werd, en het aangezigt zoo weinig ingevallen,<br />

als of hij flechts vier dagen dood geweest was (*),<br />

De Franfche Predikant CHRISTIAAN DE LA CUE.IL-<br />

LERIE gaf zich, onder den naam van ANTONIE ,<br />

voor een foldaat uit, waar door hij voor 100 Kronen<br />

losraakte. Te Schoonhoven ontkwam de Pastoor<br />

PIETER JANSZOON UITENBOGAARD de handen der<br />

Spanjaarden wonderlijker wijze, en werd federt te<br />

Delft beroepen, daar hij de Kerk eenige jaren , tot<br />

zijnen dood toe, bediend heeft.<br />

Was de bitterheid van deze zijde zoo groot tegen<br />

de Onroomfchen, in Noordholland werd , aan de<br />

andere zijde, een fchouwfpel van niet minder wreed*<br />

heid en onregtvaardigheid, tot fchande van de menfchelijkheid,<br />

aangerigt tegen eenige gegoede Roomfche<br />

huisluiden in Noordholland. Op eene befchuldiging,<br />

door eenige landloopers, die men gevat had,<br />

ingebragt van eene voorgenomene brandftiebting,<br />

fchoon zij naderhand die befchuldiging herriepen ,<br />

en daar op ftierven, werden eenige huislieden gevangen<br />

genomen. De voornaamfte waren JAKOB of<br />

KOPPE KORNELISZOON en zijn zoon NANNING van<br />

Wognum, en PIETER NANNINGSZOON van Benningbroek,<br />

alle drie R.oomscbgezind. Deze gevangenen<br />

werden met de uitgezochtfte wreedheden gepijnigd ,<br />

zoodat KOPPE KORNELISZOON onder het pijnigen<br />

voor de voeten zijner Regteren den geest gaf. NAN­<br />

KING KOPPESZOON, door de pijn overmand, en door<br />

(*) WAGENAAR VII Deel, Bladz. 6\.<br />

be-


G E S C H I E D E N I S . 335<br />

belofte van het leven te zullen behouden , bewo­<br />

gen , beleed eindelijk , al wat men hebben wilde,<br />

en werd toen , door de Regtbank , welke SONOI<br />

had aangefteld, en die bij de ingezetenen fpoedig<br />

den naam van een' tweeden Bloedraad gekregen<br />

had, veroordeeld, om het hart uit het lijf gerukl<br />

en gevierendeeld te werden. In zijn uiterfte, fchoor<br />

men hem dronken gemaakt had , en de Predikant<br />

TURIAAN EPESZOON hem geduriglijk in de rede viel,<br />

deed hij echter de ernlligfte betuigingen van on­<br />

fchuld. Aanmerkelijk is het, dat hij den Predikant,<br />

binnen drie dagen, voor bet Goddelijk gerigt daag­<br />

de, en dat deze, hier op mistroostig naar huis ge­<br />

gaan , terftond ziek te bed viel, en binnen den ge-<br />

zetten tijd een lijk was. Daar men van tijd tot tijd<br />

meer lieden in hechtenis nam, vervoegden zich de<br />

Wethouders van Hoorn wegens deze zaak aan den<br />

Prins van Oranje, waar door deze fnoode handel,<br />

hoewel niet dan met moeite, gefluit, en de overige<br />

gevangenen op vrije voeten gefield werden.<br />

Waarlijk, men had, in plaats van door zooda­<br />

nige bitterheid de gemoederen geheel te vervreem­<br />

den, veel meer de genegenheid van alle ingezetenen<br />

ten hoogfte noodig, om beftand te zijn tegen de<br />

Spaanfche magt, die voornamelijk, door het bemag-<br />

tigen van Zierikzee, waar door Holland van Zeeland<br />

werd afgefcheiden, hoe langer hoe gevreesder werd.<br />

De benaauwdheid, waar in men zich bevond, deed<br />

het oog wenden naar buitenlandfche hulp, waar toe<br />

echter eerst Engeland, en toen Frankryk vergeefs<br />

werden aangezocht; en het was te dezen tijde of wat<br />

la-<br />

na C. fï.<br />

jaar 1517*<br />

tot 1552.<br />

Wanhopige<br />

voorflag<br />

van den<br />

Prins v;;a<br />

Oranje.


336 K E R K E L 1 J K E<br />

E C . G, later in het jaar 1576, dat de Prins den wanhopi*<br />

Jaari5i7. gen voorflag zou gedaan hebben , om mannen ,<br />

tot 1552.<br />

vrouwen en kinderen, met de beste tilbare have in<br />

fchepcn te laden, alle dijken en dammen door, en<br />

de molens aan brand te flekcn, en het gaufcbe land<br />

te verwoesten en voor den vijand onbruikbaar temaken<br />

, ten einde, gelijk daar van de voorbeelden van<br />

oude volken waren, gezamenlijk ergens eenen anderen<br />

hoek der wereld in te nemen, alwaar men buiten<br />

flavernij van ligchaam en gemoed zou mogen<br />

leven (*).<br />

Dood van Doch, toen de nood op het hoogst gerezen was,<br />

den Land­<br />

kwam er verademing. Den sden Maart 1576 overvoogd<br />

ItEQUE- leed de Landvoogd Don LOUIS DE REQUESENS, na<br />

SKNS en eene korte ziekte van flechts vijf dagen, wordende<br />

gevolgen<br />

daar van.<br />

de regering aan den Raad van State aanbevolen ,<br />

waar op eene algemeene muiterij der Spaanfche foldaten<br />

volgde; hetwelk fpoedig ten gevolge had, dat<br />

de overige Nederlanden met die van Holland en<br />

Zeeland in onderhandeling kwamen. Ooi. kwamen ,<br />

op fterk aandrijven v-an Oranje, Holland en Zeeland,<br />

den 25flen April, lot een nader en naauwer<br />

verbond, bij hetwelk, ten aanzien van het ftuk van<br />

den Godsdienst, den Prins „ niet alleen magt werd<br />

„ gegeven , de Roomfche Religie te doen ophou-<br />

„ den, maar ook ce exercitie van alle andere Reli-<br />

,, gien het Euangelie tegen zijnde; zonder Inqui--<br />

,, fitie op iemands geloof of confeientie te gedo-<br />

„ gen;<br />

(*) BR ANDT Bladz. 498. WAGENAAR Vil Deel, Bladz.<br />

88. volgg.


G E S C H I E D E N I S . 337<br />

'„ gen; doende verders, aangaande het fluk van na. C. G.<br />

Religie, al zulke goede orde (tellen, als bevon- Jaari5i7.<br />

tot 155a.<br />

„ den zou worden te behooren, ook des noods<br />

„ zijnde met advijs van de Staten."<br />

In dit jaar 1576 werden ook op naam des Prinfen Kerkelij­<br />

van Oranje en der Heeren Staten van Holland en ke wet ingefteldop<br />

Zeeland en hunne bondverwanten eenige Kerkelijke naam van<br />

Wetten ontworpen, welke echter geenen voortgang<br />

gehad hebben, door de gevolgde handelingen<br />

met de andere Nederlandfche Landfchappen en het<br />

vertrek des Prinfen van Oranje naar Braband. Het<br />

ontwerp dezer wetten is echter merkwaardig genoeg,<br />

dat het hier in deze Gefchiedenis eene plaats vinde,<br />

alzoo er de meening en inzigten derzelve op het<br />

beleid van Kerkelijke zaken uit blijkbaar is. Het ontwerp<br />

liep op dezen zin :<br />

,, Wij WILLEM Prinfe van Oranje, . . . door<br />

autoriteit van den onverwinnelijkften Koning PHÏ-<br />

,, LIPS van Hlspanje, . . . Gouverneur van Hol»<br />

land, Zeeland, Friesland, en van de Provincie<br />

„ van Utrecht, en wij Staten van Holland en Zee-<br />

„ land, met onze geasfocieerden : Niets meer,<br />

„ (als billijk is,) ter harte genomen hebbende,<br />

„ dan dat in onze fteden, en andere plaatfen van<br />

„ onze jurisdictie, de Leere des Heiligen Euange-<br />

,, liums op het allerzuiverst voorgedragen worde,<br />

„ en dat ook zelfs de Kerken op het allerbest ge-<br />

,, gouverneerd worden, hebben goedgevonden deze<br />

„ wetten met rijpen rade te (lellen , dewelke wij<br />

„ ook onverbrekelijk willen onderhouden hebben ,<br />

„ en heeft ons oorbaarlijk gedacht, dat wij dezelve<br />

HERV. III- Y „ meest<br />

den Prins<br />

en der<br />

Staten.


338 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ meest zouden maken op de bedieningen van de<br />

Jaari5i?\ „ Kerkelijke regering, dewelke voornamelijk vier in<br />

tot 1552.<br />

„ de Heilige Schriftuur bevonden worden; namelijk<br />

van Pastoren , die ook Bisfchoppen, Ouderlin-<br />

,, gen, en Dienaars in de Heilige Schrift genoemd<br />

worden , wier ambt in het leeren van Gods<br />

„ woord, en de Sacramenten te bedienen, voorna-<br />

,, melijk beltaat: van Doctoren, in plaats van wel-<br />

,, ken zijn nu ter tijd de Profesforen van de Theo-<br />

„ logie: van Ouderlingen, wier principaalfte ambt<br />

„ eertijds is geweest op de zeden te waken, en de<br />

,, overtreders met minnelijke vermaningen weder op<br />

„ den regten weg te brengen , en van Diake-<br />

„ nen, die de zorg hebben van de armen en kran-<br />

„ ken."<br />

„ 1. De Magittraat van iedere hoofdftad zal, op<br />

„ het aangeven en met raad van hunne Predikanten<br />

„ voor hunne ftad, en al de plaatfen van hunne<br />

,, jurisdictie, Predikanten verkiezen."<br />

,, 2. In de fteden, bij ons bezeten, en aan onze<br />

„ zijde komende, zullen van elders Predikanten ge-<br />

,, zonden worden, totdat de Magiftraten derzelve ,<br />

„ den behoorlijken eed gedaan hebbende, de be-<br />

„ fcherming van onze Gereformeerde Religie hebben<br />

„ aangenomen."<br />

„ 3. De Overheden van de kleine fteden, die on-<br />

„ ze zijde volgen, zullen regt hebben, om de Pre-<br />

„ dikanten te verkiezen, totdat derzelver hoofdlieden<br />

,, bij ons zullen wezen gevoegd."<br />

„ 4. Niemand, zonder verkoren , beroepen , of<br />

„ gezonden te zijn, zal zich zeiven in het heilig<br />

„ en


GESCHIEDENIS. 3 3 !<br />

„ en waardig Predikambt indringen, ten zij hij met na C. G.<br />

„ fchande verftoten, of ook, indien de zaak zulks Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

„ eischt, finadelijk geftraft wil wezen."<br />

„ 5. Ieder verkoren ftads Predikant zal voor de<br />

„ Ouderlingen worden geëxamineerd, of hij met<br />

,, geleerdheid, betamelijke uitfprake, en een opregt<br />

goed leven, tot dat ambt bekwaam is."<br />

„ 6. Dewelke bekwaam bevonden zijnde, zullen<br />

,, hem den Magiftraat prefenteren, opdat die op de<br />

,, voorfchrevene verklaring confentere , dat hij op<br />

„ den Stoel voor den volke gebragt worde."<br />

„ 7. Doch alvoren hij op den Stoel gebragt zal<br />

,, worden, zal zijn naam drie zondagen van den<br />

„ Predikftoel afgekondigd worden, opdat, ingevalle<br />

„ iemand iet van hem wiste, waarom hij niet toc-<br />

,, gelaten zou behooren te worden, hij hetzelve on-<br />

„ dertusfchen voortbrenge."<br />

,, S. Indien zich niemand opponeert, of die zich<br />

opponeert, niet en bewijze, zal hij voor den Ma-<br />

„ giftraat deze belofte met de formeele woorden bij<br />

„ eede bevestigen."<br />

„ Ik zwere bij den almagtigen God, en onzen<br />

„ Heere JEZUS CHRISTUS, dat ik een getrouw on-<br />

„ derzaat zal wezen den Koning van Spanje, . . .<br />

„ zijnen Stadhouder in deze Provinciën den Prinfe<br />

,, van Oranje, ... en ook dezen Magiftraat, ia<br />

„ al hetgene tegen den wille Gods en mijn ambt<br />

niet zal ftrijden; en dat ik naar mijn vermogen<br />

„ zal arbeiden, dat ook het volk in de meeste ftil-<br />

„ ligheid, en onderdanigheid, dezelve insgelijks ge-<br />

„ hoorzame: Daarenboven zweer ik, dat ik het<br />

Y 2 „ woord<br />

i


340 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ woord Gods op het allerzuiverst zal handelen,<br />

Jaari5i7r „ en dat ik hetzelve met zulke naarftigheid zal<br />

tot 1552.<br />

„ verkondigen, dat het in deze mijne toevertrouw-<br />

,, de Gemeente de meeste vruchten voortbrenge,<br />

„ en dat ik hetzelve naar mijne affectie niet voegen,<br />

„ noch naar iemands behagen draaijen zal; maar<br />

„ dat ik hetzelve in de beste trouw zal uitleggen,<br />

„ alleen ter eere Gods, en profijt van deze Ge-<br />

,, meente: lestelijk, dat ik opregtelijk alles zal doen,<br />

,, wat een vroom en getrouw Herder toefiaat, en<br />

„ behoort te doen , en dat ik dezen dienst om<br />

„ geenerlei voordeel of achterdeel zal verlaten."<br />

• „ 9. In het bevestigen zal iemand van de Pre-<br />

dikanten eene oratie van het Predikambt doen,<br />

„ daar na zullen ook gebeden worden gefiort, op-<br />

„ dat God den nieuwen Predikant kracht verleene,<br />

,, om den aangenomen' dienst wel uit te voeren,<br />

„ hetwelk wij hebben geacht genoegzaam te we-<br />

,, zen, omdat de oude ceremoniën tot zoo affchu-<br />

,, welijke fuperfiitien verloopen zijn."<br />

„ 10. De Predikanten van elke hoofdflad, en van<br />

„ de plaatfen, die daar onder ftaan , zullen om<br />

„ de andere week bijeenkomen in de hoofdftad,<br />

5, daar zij onder behooren, om te confereren van<br />

„ de leeringe, opdat zij die zuiver en eendragtelijk<br />

,, behouden."<br />

„ 11. In gevalle eenigen niet compareren , ten<br />

„ zij daar wettige oorzake ware, zal hun hetzelve<br />

„ fchande zijn, en indien zij hardnekkiglijk af te<br />

„ blijven voortvaren, zullen ook betamelijk bedwon-<br />

„ gen worden."<br />

« ia*


G E S C H I E D E N I S . 341<br />

„ ia. En, opdat kennelijk zij, hoe vlijtig een na C G.<br />

iegelijk in de Studiën is, zullefl de Predikanten Jaari5i7. tot 155a.<br />

„ in ' dezelve bijeenkomften bij gebeurten eenigen<br />

„ tekst der Heilige Schrift uitleggen, waar op den<br />

,, anderen vrij zal ftaan te argueren , ingevalle iet<br />

„ kwalijk gezegd of gedaan ware."<br />

,,13. Indien eenige controveifie van de leeringe<br />

,, ontftaat, zullen de Predikanten dezelve onder zich<br />

„ bijleggen, en bij zoo ver de zaak zulks vereischt,<br />

„ zullen de Ouderlingen daar toe roepen ; indien<br />

,, ook als dan niet kan overeengekomen worden ,<br />

,, zal de zaak der Overheid aangebragt worden ,<br />

„ die bezorgen zal, dat dezelve bekwamelijk veref-<br />

,, fend worde."<br />

„ 14. Een Predikant, fchuldig in eene eerlooze<br />

„ misdaad, zal, van zijn officie ontbloot zijnde,<br />

„ naar de befchrevene wetten worden geftraft."<br />

„ 15. De aanklager, indien hij niet bewijst, zal<br />

„ lijden de ftraffe tot de calumnie ftaande."<br />

„ 16. Van die misdaden der Predikanten, waar<br />

„ over bij de wet geene ftraffe gefield is, en nog-<br />

„ tans ergernisfe geven, als namelijk , ongewone ,<br />

„ onbekwame uitlegging der Heilige Schrift, curi-<br />

„ eufe opzoekingen van ijdele kwestien, invoering<br />

„ van eenige nieuwigheid in de Gemeente, nalatig-<br />

„ heid in de ftudien, flappe beftrafting der gebre-<br />

„ ken, boefachtige kluchten, leugenen, achterklap-<br />

„ pinge, dartelheid der tonge, ligtvaardigheid, ar-<br />

„ gelist, gierigheid, onmatige gramfchap in dispu-<br />

,, tatien en beftraffingen, te groore bitterheid; on-<br />

„ gebondenheid in kleedinge, giften of manieren en<br />

Y 3 „ an


n» C G.<br />

Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

342 K E R K E L I J K E ,<br />

„ andere dingen des gemeenen levens, en dergelijke<br />

„ meer, zullen de Ouderlingen, de zaak bevonden<br />

,, hebbende, aan de Overheid te kennen geven, en<br />

„ met éénen hun gevoelen daar op zeggen, doch<br />

,, dat in allen gevalle het opperfle oordeel van de<br />

,, ftraffe altijd aan de Magiftraat verblijve."<br />

„ 17. In geringer gebreken, dewelke niet dan<br />

„ eene fimpele vermaninge verdienen, zal onderhou-<br />

„ den worden de maniere, bij den Heere voorge-<br />

„ fchreven, zoodat men ten uiterfte de zaken aan<br />

„ de voornaamften van de Kerk zal brengen."<br />

„ 18. En opdat al de Predikanten, zoo van ie-<br />

„ dere hoofdftad, als de onderhoorende plaatfen,<br />

„ zoo veel mogelijk is, de gebreken van hunne<br />

,, vergaderingen mogen keeren , zullen alle drie<br />

„ maanden onder zich onderzoek doen, en zoo zij<br />

,, ergens iets kwaads vernemen, zullen daar tegen<br />

„ tijdelijk behoorlijke middelen aanwenden."<br />

„ 19. Twee van de Ouderlingen eiker hoofdftad,<br />

,, en twee of één van de Predikanten, zullen alle<br />

„ jaren het land, onder dezelve hoofdftad behoo-<br />

„ rende, te zamen omgaan , onderzoekende, hoe<br />

,, op iedere plaats de Predikanten zich dragen, en<br />

„ indien zij in iemand iet onbehoorlijks bevinden,<br />

,, hetzelve den Magiftraat der hoofdftad aangeven,<br />

„ opdat dezelve naar gelegenheid der zaken tijdelijk<br />

,, daar in voorzie."<br />

„ 20. Dezelve, en voornamelijk één van de Die-<br />

„ naars, zullen met eene Predikatie het volk ver-<br />

„ manen, dat zij naarftig ter Predikatiën komen, en<br />

„ hun leven naar uitwijzen der geboden van Gods<br />

,, woord aanilellcn." ,, 21.


G E S C H I E D E N I S . 343<br />

„ 21. De Magiftraat van iedere plaats zal, bij na C. G.<br />

„ raad der Predikanten, ordonneren, wanneer en Jaansi7. tot 1552.<br />

hoe dikwijls de Predikatiën dienen gedaan, zulks<br />

,, dat in allen gevalle, in volkrijke plaatfen, ten<br />

„ minfte driemaal ter weke, gepredikt worde , en<br />

,, zal overal des Zondags na den noen de Heidel-<br />

,, bergfche Katechismus uitgelegd worden."<br />

„ 22. De Doop zal bij de Predikanten alleen wor-<br />

,, den geadminiftreerd, en dat volgens het formu-<br />

„ lier achter den Katechismus gefteld , en na de<br />

,, Predikatie, zoo menigmaal als er kinderen gepre-<br />

„ fenteerd worden, zal de Doop niemand gewei-<br />

,, gerd worden."<br />

„ 23. Indien de vaders zelve de kinderen ten<br />

,, Doop prefenteren, dat is godvruchtig en loffelijk,<br />

,, doch of hetzelve niet gefchiedde, zal de Doop<br />

„ evenwel voortgaan."<br />

„ 24. Het zal niet noodzakelijk wezen, getuigen<br />

,, over den Doop te hebben, en zal een iegelijk tot<br />

„ getuigen worden geadmitteerd."<br />

„ 25. De namen van de gedoopten, en derzelver<br />

„ ouders, zullen in een publiek boek worden ge-<br />

„ fteld."<br />

„ 26. Indien eenigen , zwak van geloof, ver-<br />

„ zochten, hunne kinderen, ziek wordende, t'huis<br />

gedoopt te hebben , men zal derzelver begeerte<br />

,, naarkomen, zoo nogtans, dat, indien het moge-<br />

„ lijk is, ettelijke godzaligen over den Doop mogen<br />

„ wezen."<br />

„ 27. Het Nachtmaal des Heeren zal viermaal<br />

,, 'sjaars worden gehouden, op Paasch- en Pink-<br />

Y 4 „ fler


344 K E R K E L I J K E<br />

m C. G. fterdag, den eerftenZondag in September, enden<br />

Jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

eerften Zondag na de geboorte van CHRISTUS."<br />

28. De Predikanten zullen des Zondags voor het<br />

„ houden des Nachtmaals, den dag verkondigen ,<br />

„ opdat die kinderen, die eerst tot het Nachtmaal<br />

„ gebragt zullen worden , ondertusfchen bij hen<br />

„ komen, om te verklaren uit den Katechismus ,<br />

„ de Belijdenisfe des Geloofs, en zullen met éénen<br />

„ in het gemeen vermanen, dat die voor hen ver-<br />

,, fchijnen, die misfchien beter begeeren onderrigt<br />

„ te wezen, doch zullen ernftelijk indrukken, dat<br />

„ zich een iegelijk beproeve en toezie, dat hij niet<br />

„ onwaardig aan de tafel des Heeren koir.e, en<br />

„ zich het oordeel etc en drinke, niet onderfchei-<br />

, dende het ligchaam des Heeren."<br />

„ 29. Daar veel perfonen in de gemeente zijn,<br />

, zullen de Predikanten zich gewennen, het Nacht-<br />

, maal ordenlijk al pasferende uit te reiken."<br />

„ 30. De Predikanten zullen de namen van aller-<br />

j , lei ondertrouwde perfonen, van wier regt tot het<br />

1 , huwelijk blijk is, drie Zondagen van den Stoel<br />

3 , afkondigen, en, indien ondertusfchen geene ver-<br />

, hindering en worde voortgebragt, in de verga-<br />

, dering van de gemeente het huwelijk bevestigen,<br />

3 , het zij op Zondag of eenigen anderen dag, dat<br />

s , er Predikatie gedaan wordt, uitgezonderd als het<br />

s , Nachtmaal des Heeren, of eenige ingeltelde Bid-<br />

3: of Vastendag wordt gehouden."<br />

„ 31. De Magiftraat van elke plaats zal van al-<br />

3! lerlei verfchillen van huwelijkszaken oordeelen, vol­<br />

33 gens de wetten, daar op onlangs bij ons gemaakt."<br />

33 32.


GESCHIEDENIS. 345<br />

,, 32. De Predikanten zullen aan geene zieken 1 1a C. G.<br />

,, hunne perfonen, noch hulp weigeren, om te ver-. nari5i7.<br />

ot 1552.<br />

„ troosten en te onderrigten."<br />

„ 33. De zieken zullen bezorgen, dat de Predi-<br />

„ kanten tijdelijk, en als zij van publieke diensten<br />

„ vrij zijn, geroepen worden."<br />

,, 34. De Magiflxaten van elke plaats zullen be-<br />

„ hoorlijke orde op de plaatfe van de begrafenisfe<br />

,, ftellen, en daar in ernftelijk letten op de gezond-<br />

„ heid en eerbaarheid, en dat alle gelegenheid van<br />

„ bijgeloovigheden weggenomen worden."<br />

,, 35. De Predikanten zullen degenen, die in ge-<br />

„ vangenisfe gehouden worden, niet vergeten; maar<br />

„ bij dezelve, doch niet dan met toelating van de<br />

„ Magiltraten, gaan."<br />

„ 36. Dewijl hedendaags de Profesforen van de<br />

,, Theologie in der Doctoren plaatfen zijn, zoo<br />

,, hebben wij dezelve, gelijk als de Profesforen van<br />

,, de andere Kunlten en Wetenfchappen , in onze<br />

„ nieuwe Univerfiteit van Leyden gefteld, en zul-<br />

„ len zorg dragen, dat dezelve , volgens de wet-<br />

„ ten, hunlieden voorgefchreven, met de Heilige<br />

„ Schrift zuiverlijk uit te leggen, geleerde en waar-<br />

„ dige Herders formeren."<br />

„ 37. Maar de Magiftraat van elke plaats zal<br />

„ zorg dragen, dat zij voor hunne jeugd godvree-<br />

„ zende Schoolmeesters beftellen, dewelke haar zoo<br />

„•de ware Religie als geleerdheid inplanten, en de<br />

„ Pfalmen op de aangenomene wijzen leeren zin-<br />

» gen."<br />

„ 38. Den genen, die de ware Religie niet toe-<br />

Y<br />

5 „ ge-


na C. G,<br />

Jaari5i7.<br />

ïot 1552,<br />

346 K E R K E L I J K E<br />

„ gedaan zijn, zal nimmer meer toegelaten worden<br />

„ te leeren."<br />

„ 35;. De Magiftraat van iedere plaats zal naar<br />

„ derzelver menigte velen of weinigen uit den hun-<br />

„ nen verkiezen, mannen , die opregt en in het<br />

,, ftuk van de Religie niet onervaren zijn , dewelke<br />

„ den Herders in Kerkelijke zaken behulpzaam, en<br />

„ hunne bijeenkomften bij zullen zijn; opdat, of er<br />

„ iet ware, hetwelk de Overheden dienden te we-<br />

„ ten, zijlieden het haar aangeven, en hetgeen van<br />

,, hun officie in deze wetten op deze plaats be-<br />

„ grepen is, doen."<br />

„ 40. Aangezien in deze Provincie allerlei armen<br />

,, zonderling zeer wel zijn voorzien, zoodat wij in<br />

„ de inkomften en dispenfiers niet ligtelijk iets te<br />

„ veranderen hebben geoordeeld, zullen ten minfte<br />

„ de Overheden bezorgen, dat er bekwame en god-<br />

vruchtige dispenfiers gefteld worden , welke den<br />

„ armen naar derzelver nooddruft weten te hulpe<br />

„ te komen, hetwelk, indien het gefchiedt, zal de<br />

,, bedelarij kunnen weggenomen worden, en de ar-<br />

„ men in officie gehouden: hetzelve zal gevoegelijk<br />

„ kunnen gefchieden, indien deze ellendigheden<br />

,, weggenomen zijnde, de vrede ons Rilheid bij-<br />

„ brenge, hetwelk God, de fontein en oorfprong<br />

„ alles goeds, eerstdaags wille verkenen. Amen."(*_)<br />

Gendfche De moord en plundering, welke onder andere<br />

Bevrediging.<br />

plaatfen Antwerpen op den 4den November 1576<br />

van de muitende Spanjaarden moest bezuren, welke<br />

(*) BRANDT Bladz. 502-524.


G E S C H I E D E N I S . 347<br />

ke onder den naam van Spaanfche Furie berucht is lis C. G.<br />

geworden, verhaastte de vereeniging der overige Ne­ Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

derlandfche Provinciën met die van Holland en Zeeland,<br />

door de Pacificatie of Bevrediging, welke<br />

den 8ften November te Gend geteekend werd , ten<br />

doel hebbende, het verdrijven der Spaanfche foldaten<br />

uit alle de gewesten, en alle verwarringen, door<br />

het bijeenroepen der Algemeene Staten, te doen ophouden.<br />

Ten aanzien van den Godsdienst werd bij<br />

het 5de Artikel dezer Bevrediging vastgefteld, „dat<br />

„ men de Plakaten, eertijds uitgegeven op het ftuk<br />

„ der Ketterij, mitsgaders de keuren over halszaken<br />

„ bij den Hertog van ALBA gemaakt, zou naken,<br />

„ tot dat bij de Algemeene Staten daar in anders<br />

„ voorzien werd; ondertusfchen zou niemand zich<br />

„ vervorderen buiten Holland en Zeeland en de<br />

„ plaatfen met hen vervoegd, iets te ondernemen<br />

„ tot nadeel van het Roomfche Geloof." Dewijl<br />

men echter in Holland en Zeeland beducht was ,<br />

dat vele uitgewekene Roomschgezinden, ingevolge<br />

deze Bevrediging, wederom in het land zouden komen,<br />

vonden de Staten van Holland geraden, eenen<br />

fcherpen eed op te ftellen, welken alle uitgewekenen<br />

doen moesten, eer het hun zou vrijftaan, zich hier<br />

wederom neder te zetten. Zij moesten bij denzelven<br />

beloven: „niets tegen den Hervormden Godsdienst<br />

„ of deszelfs oefening te zullen raden of in het<br />

„ werk ftellen, en geene pogingen te zullen aan-<br />

„ wenden, om eenigen anderen Godsdienst hier te<br />

„ doen oefenen, immers niet voordat zulks, na het<br />

„ verjagen der Spanjaarden, door eene wettige ver-<br />

« ga


348 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. „ gadering der Algemeene Staten , beraamd zon<br />

Jaari5i7- „ zijn." De Prins zag nogtans ongaarne, dat men<br />

tot 1552.<br />

de lieden boven de punten der Gendfche Bevrediging<br />

bezwaarde. Ook meent men (*), dat de eed<br />

naderhand in zoo verre verzacht is, dat men alleenlijk<br />

de handhaving der Gendfche Bevrediging behoefde<br />

te beloven, zonder omtrent den Godsdienst tot eenige<br />

bijzondere verklaring gehouden te zijn.<br />

Amfter­ Hoe zeer de Gendfche Bevrediging van vele<br />

dam blijft Roomschgezinden zelve, door de Profesforen in de<br />

bij denR.<br />

Gods­ Godgeleerdheid en Regten te Leuven, en door meest<br />

dienst. alle de Prelaten , Abten , Dekens en Pastoren van<br />

Nederland, ten minde naar den toenmaligen ftaat<br />

van zaken, voor heilzaam en nuttig, zelfs voor den<br />

Roomfchen Godsdienst gekeurd werd, echter vond<br />

dezelve weinig fmaaks, niet alleen bij Don JAN VAN<br />

OOSTENRYK, 'sKonings Bastaardbroeder, die in dit<br />

[aar 1576 als Landvoogd van wege den Koning<br />

herwaards gekomen was, maar ook bij anderen ,<br />

inzonderheid bij de tegenwoordige regering van Amfier<br />

dam, die het aanfchrijven der Staten van Holland,<br />

om zich onder het Stadhouderfchap van den<br />

Prins met de overige fteden van Holland te vereenigen,<br />

niet alleen onbeantwoord lieten, maar rond uit zeiden:<br />

„ dat zij niet alleen geene openbare oefening van den<br />

Gereformeerden Godsdienst, maar ook geene be-<br />

,, grafenisfe van Gereformeerden, noch in de ftad,<br />

„ noch binnen de vrijheid van dien, konden ge-<br />

„ dogen."<br />

(*) WAGENAAR VII Deel, Bladz. 11S.<br />

On-


G E S C H I E D E N I S . 349<br />

Onder andere vermaarde mannen, die in dit jaar tia C. G.<br />

1576 overleden, Itierf den iaden October Keizer Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

MAXIMILIAAN II, wiens dood hier te melden ftaat,<br />

omdat dezelve ook invloed had op de Nederland' Dood van<br />

fche zaken; trouwens , volgens het verhaal van Keizer<br />

MAXIMI­<br />

HOOFT (*), als zeker Burgemeester van Alkmaar LIAAN II.<br />

in het bijzijn des Prinfen van Oranje uitviel: zoo is<br />

er een weifelaar dood, werd hem van den Prins daar<br />

op geantwoord: Ik heb er een" vader aan verloren.<br />

Zijne befcheidenheid in het ftuk van den Godsdienst<br />

wordt van allen hooglijk geroemd; hij verfoeide allen<br />

gewetensdwang, zeggende op zekeren tijd tegen<br />

den Bisfchop van Olmutz : Daar is geen grooter<br />

zonde, dan te willen heerfchappij voeren over de<br />

confcientien. Zijne zinfpreuk was het woord van<br />

ABRAHAM: God zal het. voorzien! Zijn goede en<br />

godvruchtige inborst en vroom gemoed vertoont zich<br />

zoo geheel bijzonder in éénen zijner Brieven, twee<br />

jaren voor zijn' dood aan LAZARUS SCHWEND gefchreven,<br />

dat wij denzelven gedeeltelijk hier willen<br />

overfchrijven, te meer, omdat daar in ook van de<br />

Nederlandfche zaken gefproken wordt (f). Hij<br />

fchrijft dan, als volgt:<br />

,, Beminde SCHWEND !<br />

„ Ik heb uwen Brief wel ontvangen, en,gelezen.<br />

Uw Christelijk en trouw beklag , waar door gij be­<br />

tuigt, dat u mijne ziekte ter harte gaat, is mij ui-<br />

ter-<br />

(*•) XI Boek. Bladz. 451.<br />

(t) Men leest den geheelen Brief bij BRANDT Bladz.<br />

535.


35° K E R K E L I J K E<br />

m C. G termare aangenaam. De eeuwige God, die alles in<br />

Jsari5t7<br />

zijne hand heeft, handele met mij naar zijnen va­<br />

tot 1552,<br />

derlijken wille. Want voor alles zeg ik hem dank,<br />

als die alleen allerbest weet, wat mij nut en zalig,<br />

ook wat mij fchadelijk zij. Ik nel mij in zijnen<br />

Goddelijken wil geduldig en ten volle te vrede.<br />

Want zoo loopen de zaken van deze wereld , dat<br />

men daar in weinig vermaaks en rust kan vinden.<br />

Maar alles is overal vervuld met zwarigheden, trouweloosheid<br />

en flinkfche ftreken. De Heere ontferme<br />

*ich onzer, en verwaardige zich , dit kwaad van<br />

zijne Christenheid af te wenden. Het en zou voorwaar<br />

geen wonder zijn , dat iemand in dezen ftand<br />

van zaken als voor het hoofd geflagen en buiten<br />

zinnen wierd. Daar veel van ware te fchrijven. Ik<br />

begin door Gods genade allengskens te bekomen ,<br />

en met fteun van een' ftok te gaan. God zij in alle<br />

zijne werken geprezen. Wat de Nederlandfche<br />

zaken betreft, omtrent dezelve kan ik al<br />

zoo weinig goedvinden, dat men de maat te buiten<br />

gaat. Ten tegendeele ben ik wel indachtig, hoe<br />

dikwijls en tot wat einde, ik den Koning van Spanje<br />

heb gefchreven en ten beste geraden. Maar wat<br />

zal ik veel zeggen ? de Spaanfche raad was veel aangenamer,<br />

dan mijn getrouwe raad. En nu worden<br />

zij gedwongen, bij zich zeiven hunne dooling te<br />

bekennen, en dat zij zelveu de voornaamfte oorzaak<br />

zijn van dit kwaad. Ik heb een goed oogmerk gehad,<br />

opdat die treffelijke en edele landfchappen niet<br />

zoo elleudiglijk zouden verloren gaan. En hoewel<br />

zij mijnen raad niet wilden volgen, zoodat ik reden<br />

heb,


G E S C H I E D E N I S . 351<br />

heb, mij van het raadgeven te onthouden, nogtans na C. G.<br />

zal ik mij daar zoo niet van onthouden, of ik zal ]aansi7. tot 1552,<br />

nog trouwelijk al doen, wat ik kan. God geve ,<br />

dat er eene gewenschte vrucht uit voortkome , en<br />

dat men eindelijk van zulke fcherpe hulpmiddelen<br />

affta, en het bij die eerfte late blijven. En om<br />

kort te gaan, laat de Spanjaarden handelen naar<br />

hun welgevallen , nogtans zullen zij Gode, dien<br />

regtvaardigen Regter, eens rekenfchap van hunnen<br />

handel moeten geven. Wat mij aangaat, ik zal,<br />

belieft het Gode, eerlijk, Christelijk, getrouwelijk ,<br />

ongeveinsdelijk, en opregtelijk handelen ; zekerlijk<br />

vertrouwende, dat God, met zijn zegen en genade,<br />

mij zal helpen; opdat ik met mijne daden en raadflagen<br />

Gode en menfchen moge behagen. Dat doende<br />

, zal ik naar deze ondeugende en fnoode wereld<br />

niet vragen. . . Hier mede beveel ik u Gode, dia<br />

alles naar zijn welgevallen befture tot heil der Christenheid<br />

en van ons allen. In Weenen den 22ften<br />

Februarij des jaars 1574.<br />

MAXIMILlANUS."<br />

In het jaar 1577 vervoegden zich de meeste nog<br />

Verfchei­<br />

overige fteden van Holland en Zeeland aan de StaatdeneHefche<br />

zijde, behoudens den Roomfchen Godsdienst, den gaan<br />

D ver, ook<br />

doch zonder verder iemand te moeijen om zijn geAmfterloof; ook keerden die van Utrecht onder het Staddam,onderbehouderfchap van den Prins van Oranje, onder uitding van<br />

gedrukt beding, „ van den Roomfchen Godsdienst vrije oefening<br />

„ in alles onverkort te houden; daar niet te komen<br />

van den<br />

„ met eenig krijgsvolk, of met eenige Leeraars, om R- Godsdienst.<br />

„ de


na C. G. „ de Gereformeerde Religie te oefenen: geene Gees-<br />

«ot 1552.<br />

„ telijke beneficiën te geven dan aan Roomschge»<br />

„ zinden, bekwaam geoordeeld bij den Aartsbis-<br />

„ fchop; de vrijdommen te handhaven; het regts-<br />

„ gebied van den Aartsbisfchop in kracht te laten."<br />

Door tusfchenfpraak van Utrecht werd den 8flen<br />

Februarij het verdrag insgelijks met Amfterdam getroffen,<br />

waar bij onder andere punten bedongen<br />

iverd: „ Dat binnen de ftad, vrijheid en ambachts-<br />

,, heerlijkheid van Amfterdam, geene andere Religie<br />

,, zou mogen gepredikt noch geoefend worden,<br />

„ dan de oude Katholijke Roomfche Religie , daar<br />

zich niemand tegen verzetten zoude , met woorden<br />

of werken. De Plakaten, op het ftuk van<br />

„ 'den Godsdienst, zouden gefchorst worden, vol-<br />

„ gens den vrede van Gend. Niemand zou eenig<br />

,, beletfel of moeijenisfe gefchieden, in het gaan en<br />

,, keeren bij dage , en te bekwamer tijd van de<br />

;, Predikatie en oefening der Gereformeerde Religie,<br />

, buiten de ftaü en viijheid derzelve. Den Gere-<br />

„ formeerden zou men eene ongewijde, nogtans<br />

, bekwame en eerlijke plaatfe aanwijzen ter begra-<br />

, fenis hunner dooden; te gefchieden zonder zang,<br />

, vermaning , of andere uitwendige plegtigheid ,<br />

, met geleide van zes en twintig perfonen ten hoog.<br />

><br />

, fte. Het zou allen burgeren, gebannen, gedre-<br />

, ven, of geweken bij eigen' wille uit de ftad, ge-<br />

, oorloofd zijn, weder te keeren, en hun poorter-<br />

!<br />

, en gilderegt te genieten. Men zou den Koning<br />

, als Grave, den Prins van Oranje als zijnen Stad-<br />

, houder, en der ftad, onder deszelfs gehoorzaam-<br />

!<br />

35* K E R K E L I J K E<br />

» heid,


G E S C H I E D E N I S . 35 \<br />

3, beid, hulde en trouwe zwéeren. . . De Geeste • na C. Ö.<br />

„ lijkheid zou daar in de orde des Bisfchops var 1 faari5i7.<br />

tot 1552.<br />

,, Haarlem volgen."<br />

Terwijl Don JAN, op een verdrag, waar bij dt : PIETER<br />

, PANIS te<br />

Gendfche vrede met het vertrek der Spanjaar det,<br />

Meche­<br />

was toegedaan, tot Stadhouder des Konings aange len otn<br />

nomen zijnde, zich in Julij te Mechelen bevond, hetgeloof<br />

onthalsd.<br />

werd met zijne toedemming, niettegendaande eer<br />

erndig en vriendelijk voorfchrijven des Prinfen van<br />

Oranje, dat men toch de votige toonelen van wreedheid<br />

niet mogte vernieuwen , door de Schepenen aldaar<br />

zeker Kleermaker, PIETER. PANIS geheten, ter<br />

dood verwezen, en openlijk onthalsd, omdat hij<br />

eene Predikatie der Gereformeerden had bijgewoond.<br />

Zijne geburen deden vele moeite, om hem vrij te<br />

krijgen bij den Schout, WILLEM DE KLERK, Heer<br />

van Boevekerk, wien deze titel niet bij geval aangewaaid<br />

fcheen, naar het ligtvaardig antwoord, waar<br />

mede hij hen afzette, zeggende „ dat er geene<br />

1<br />

„ genade voor zoo hardnekkig een Ketter was, die<br />

„ noch om den drop, noch om het vuur te ont-<br />

„ gaan, zijne gezindheid wilde verzaken, en ik,"<br />

voegde hij er bij , „ zou om roiins geloofs wil<br />

„ mijn' vinger in geene brandende kaars willen fte-<br />

„ ken."<br />

Don JAN ontdekte kort daar na zijne inzigten dui­ De oofdelijker,<br />

door het bemagtigen van het Kasteel van logvernieuwd, Namen, waar op hij van de Nederlandfche Staten fezuieteri<br />

voor vijand werd verklaard, die des Keizers Broe­ lit Antiverpender<br />

, den Aartshertog van Oostenryk, MATTHIAS ,<br />

tot Gouverneur der Nederlanden verkoren, dellende<br />

HERV. III. z d e n<br />

,'erdre-<br />

/en enz»


na C. G. den Prins van Oranje tot zijnen Luitenant Stad­<br />

Jaari5i7, houder aan. Tevens verboden zij niet alleen allen<br />

tot 1552<br />

Pastoren, Parochiepriesters, Predikanten en anderen,<br />

alle oproerige leeringen, predikatiën of gefprekken,<br />

maar vorderden hun ook eenen eed af, dat zij de<br />

Gendfche bevrediging handhaven en Don JAN voor<br />

vijand zouden houden. De Jezuïeten te Antzverpen<br />

weigerende dezen eed te doen, werden de ftad uitgeleid,<br />

als ook negentien Minderbroeders, die insgelijks<br />

zwarigheid tegen den eed maakten. Om dezen<br />

eed te ontgaan togen ook al de Minderbroeders<br />

uit Utrecht. Op gelijke wijze ging het ook in andere<br />

fteden. Daar na deden de Staten ook bij een<br />

fcherp Plakaat het zenden van Annaten of eerfte<br />

jaargelden naar Rome verbieden.<br />

Omwenteling<br />

te<br />

Amfterdam.<br />

354 K E R K E L I J K E<br />

De Onroomfchen bijzonder te Amfterdam, werden ,<br />

middelerwijl, door zulk een gedrag zeer geflijfd in de<br />

gedachten, dat zij de waarheid op hunne zijde hadden;<br />

de wedergekeerde ballingen verlterkten hun getal, en<br />

konden zich ook niet vergenoegen, dat zij van alle beftuur<br />

waren uitgefloten. Op den 25flen Mei 1578,<br />

zijnde Zondag, predikte THOMAS VAN THIELT, gewezen<br />

Abt van St Bernards bij Antwerpen, van wien wij<br />

in het voorgaande gefproken hebben , aan den St.<br />

Antonisdyk, buiten de vrijheid der flad voor de Onroomfchen.<br />

Den volgenden morgen , den 26flen,<br />

vervoegden zich eenige aanzïenelijke Onroomfchen<br />

op het Stadhuis, om te beproeven, of en wat de<br />

Regering hun zou willen toeflaan. Maar bij deze<br />

was niets te winnen. Dit maakte de gemeente gaande.<br />

Men vermeesterde den Dam, en ftoof het Stadhuis


G E S C H I E D E N I S . 355<br />

huis in, haalde den Schout en de oude en regeren­ na C. G.<br />

de Wethouders daar af of uit hunne huizen , en Jaaris^<br />

tot 1552.<br />

bragt hen op de waag. Van daar werden zij meest<br />

allen, nevens verfcheidene Papen en Minderbroeders,<br />

tusfehen twee regels foldaten door, naar het Water<br />

gevoegd, en in verfcheidene vaartuigen fcheep gebragt,<br />

onder het gefchreeuw van het gemeen: dat<br />

men hen naar de galg voeren moest, daar zij me»<br />

nig eenen aan geholpen hadden. Zij werden, maar<br />

pas buiten de ftad, aan den Antonisdyk opgezet.<br />

Dit alles liep zonder bloedftorting af. Doch het gemeen<br />

ftoof terftond naar het Klooster der graauwe<br />

Monniken of Minderbroeders, waar Beelden en Altaren<br />

gefchonden en verbrijzeld werden. Den derden<br />

dag daar aan maakten de Schutters eene nieuwe<br />

Vroedfchap, Burgemeesters en Schepenen, ten overftaan<br />

van Gemagtigden der Staten. De Kerken bleven<br />

ruim eene week gefloten. Toen ging er de nieuwe<br />

Wethouderfchap heenen. en liet door eenige<br />

timmerlieden de overige Beelden wegnemen. Voorts<br />

begonnen de Hervormden eerst in de Oude en eenige<br />

dagen daar na in de Nieuwe Kerk te prediken.<br />

De eerfle Predikanten, die men beriep, waren JO­<br />

ANNES KEUCHLINUS en PETRUS HARDENBERG. De<br />

Lutherfchen en Doopsgezinden hielden ook openlijke<br />

Godsdienftige vergaderingen in de ftad, met kennis<br />

en verlof der Wethouderen, die zelfs, fchoon tegen<br />

den zin van eenigen hunner Geloofsgenooten , den<br />

Roomschgezinden toelieten, in het heimelijk te vergaderen.<br />

Te Haarlem werd het werk door de foldaten op 1<br />

Z 2 eene 1<br />

re Haaasesn.


355 K E R K E L I J K E<br />

na C. G. i :ene ruwere wijze uitgevoerd. Op den 29ften vair<br />

Jaari5i7. Mei, zijnde Sacramentsdag, vielen zij met geveld<br />

tot 1552.<br />

geweer in de groote Kerk, die opgepropt van volk<br />

vas; eenige, zoo Burgers als Geestelijken, werden<br />

rier gekwetst, en een Priester, PIETER BALLING,<br />

ioorftoten; voorts werden van het gemeen de Vrouvekerk,<br />

het Franciskaner en Dominikaner Klooster<br />

geplunderd. Het ongebonden krijgsvolk werd federt<br />

laar elders verlegd, en de moorder van den Priester<br />

BALLING door de Staten van Holland met den dood<br />

jeltraft. De groote Kerk bleef gefloten tot in November,<br />

wanneer de Regering die aan de Gereformeerden<br />

inruimde, terwijl echter aan de Roomschgezinden,<br />

bij openbare afkondiging, de vrije oefening<br />

van hunnen Godsdienst beloofd werd.<br />

De Gereformeerdenver­<br />

zoeken in<br />

Eraband Middelerwijl werd te Dordrecht in dit jaar 1578 eene<br />

en Vlaanderen<br />

Nationale Sijnode van Gereformeerde , Nederland­<br />

vrijheid fche, Hoogduitfche en Walfche Kerken gehouden,<br />

van Godsdienstoefening.<br />

Eerfte<br />

NationaleSijnode<br />

te Dordrecht.<br />

In Braband en Vlaanderen onthielden de Gereformeerden<br />

zich nog van geweld, maar begonnen van<br />

tijd tot tijd openlijk op meer plaatfen te prediken.<br />

van den tweeden tot den achttienden Junij toe. Met<br />

toeftemming en goedvinden van deze vergadering leverden<br />

de Gereformeerden van Braband en Vlaanderen<br />

een verzoekfchrift in aan den Aartshertog MAT-<br />

THIAS en den Raad van State om vrijheid van<br />

Godsdienstoefening op den 22ften derzelve maand.<br />

Zij wezen daarin aan: „hoe veel zij om den Gods-<br />

„ dienst geleden hadden, en te gelijk, dat de Span-<br />

„ jaards met al hun vervolgen alleenlijk den aan-<br />

„ was van het getal hunner geloofsgenooten hadden<br />

„ te


G E S C H I E D E N I S . 357<br />

„ te wege gebragt; op dezen grond verzochten zi i na C. G.<br />

„ op het ernftigst om vrije Godsdienstoefening, toi Jaari5i7.<br />

tot 1552.<br />

„ op eene algemeene of ten minfte eene Nederland-<br />

„ fche Kerkvergadering. De Gendfche vrede, die<br />

„ dit niet fcheen te gehengen, was reeds door de<br />

„ Spanjaarden verbroken , en behoefde derhalve<br />

„ door de Staten niet gehouden te worden. De<br />

,, Heidenfche Keizers hadden de Christenen , de<br />

„ Christenfche Keizers de verfchillende gezindhe»<br />

,, den geduld. Verfcheidene Vorsten vergenoegden<br />

,, zich met het uiterlijke, zonder over het gemoed<br />

,, te willen heerfchen. De Paus zelf verdroeg de<br />

„Joden, waarom zou men hen ook niet dulden,<br />

„ die van hunne zijde de Roomschgezinden onge»<br />

,, ftoord laten, en hier voor borg van eenige tref-<br />

„ felijke uitheemfche Vorsten of andere verzekeringen<br />

geven wilden."<br />

Na veertien dagen toevens, leverden zij een tweede<br />

verzoekfchrift in, waar bij zij het vorige krachtiger<br />

en fterker aandrongen, en verfcheidene punten<br />

voordroegen tot verzekerdheid der beide gezindheden.<br />

Met aanbieding, dat de Gereformeerden met<br />

hooge woorden voor God betuigen zouden, dat zij<br />

geen voornemen hadden, om de Prelaten en andere<br />

Kerkelijke perfonen, belijdenis doende van de Roomfche<br />

Religie, te verftooren, het zij in hunne perfonen<br />

, goederen , of oefening van hunnen Godsdienst.<br />

Tegen welke zij niets zouden voornemen te<br />

doen, maar alle moeijenisfe naar vermogen verhinderen.<br />

De Aartshertog en de Raad van State, deze ileligions<br />

Z 3 fmeek


na C. G.<br />

JaariSi7'<br />

tot 1552<br />

of Geloofsvredeontworpen.<br />

!53 K E R K E L I J K E<br />

meekfchriften ontvangen hebbende, maakten een<br />

ontwerp van eenen Religions- of Geloofsvrede, waar<br />

in zij meenden, dat de Landfchappen genoegen zouden<br />

behooren te nemen. Dit ontwerp beftond uit<br />

dertig leden, welker voornaamften op dezen zin uitliepen:<br />

,, Dat alle wederzijdfche beleedigingen, na<br />

„ de Gendfche Bevrediging voorgevallen, zouden<br />

„ gehouden worden als niet gefchied , en dat elk<br />

„ voortaan zijn gevoelen vrijelijk zou mogen bele-<br />

,, ven. Dat de Roomfche Godsdienst in Holland<br />

„ en Zeeland wederom herfteld zou worden, mids<br />

„ zij, die het begeerden, in de groote fteden en<br />

„ dorpen niet minder dan honderd huisgezinnen<br />

„ fterk waren, in de kleinere het grootlte getal uit-<br />

„ maakten. Dat den Onroomfchen op gelijken<br />

„ voet vrijheid van Godsdienstoefening gegund zal<br />

,, worden, door gansch Nederland. Dat de Wet-<br />

,, houders hier toe aan de eene en andere gezind-<br />

„ heid bekwame plaatfen zouden aanwijzen, binnen<br />

,, welke de Godsdienstoefeningen zouden moeten<br />

,, gefchieden. Daar flechts eene Godsdienstoefening<br />

,, gedoogd werd, zou men nogtans geen onderzoek<br />

,, doen op iemands geloof. Die in eens anders<br />

„ Kerk kwam, zou geenen aanftoot mogen geven,<br />

en zich naar de gewoonte aldaar moeten fchik-<br />

,, ken. De Onroomfchen zouden de Zondagen ,<br />

„ Kersdag, de Apostelsdagen , die van Maria's-<br />

,, boodfchap, Hemelvaart en Lichtmis, nevens die<br />

„ van het Sacrament, met het fluiten van winkels<br />

„ en het nalaten van handwerk en koopmanfchap,<br />

,, vieren moeten. In het begeven van ambten zou<br />

men


G E S C H I E D E N I S . 359<br />

„ men niet op de Geloofsgezindheid ; maar alleen na C. G.<br />

,, op de bekwaamheid der Perfonen hebben acht te Jaari5i7.<br />

:ot 1552.<br />

„ geven. Eindelijk zouden er in elke ftad, nevens<br />

„ de Wethouders, jaarlijks vier perfonen van eer en<br />

„ aanzien gekozen worden, om onderzoek te doen<br />

„ op alle overtredingen dezer Geloofsvrede, op wier<br />

„ berigt, mits het ten minlte door drie hunner ge-<br />

teekend ware, de Magiftraat onverwijld regt zou<br />

moeten doen."<br />

Dit ontwerp van den Geloofsvrede, in elk gewest<br />

bekend geworden zijnde, fmaakte noch den Roomfchen<br />

noch den Onroomfchen. De eerfte wilden aan<br />

de anderen nergens in toegeven, en deze laatfte wilden<br />

zich nu niet genoegen, met buiten gevaar van<br />

ftraf te zijn, of zich in het verborgen te houden ,<br />

maar zij fielden zich tegen de ftijfzinnige Magiftraten.<br />

In Henegouwen, daar men weinig Onroomfchen<br />

en integendeel vele gevlugte Geestelijken had,<br />

werd de Geloofsvrede verfoeid, als een proefftuk<br />

van goddeloosheid. Te Antwerpen weid hij aangenomen<br />

, en aan de Gereformeerden eenige plaatfen<br />

tot hunne Godsdienstoefening toegeliaan. De Staten<br />

van Utrecht wezen den Geloofsvrede van de<br />

hand, op het aanflaan van het Lid der Geestelijkheid.<br />

De Groninger Ommelanden daar tegen omhelsden<br />

hem; ook de ftad Leeuwarden, alwaar de<br />

Jakobijnenkerk den Hervormden werd ingeruimd. In<br />

Gelderland werd, onder begunltiging van den Stadhouder,<br />

Graaf JAN VAN NASSAU , de Hervormde<br />

Godsdienst met geweld ingevoerd. Ook werd dezelve<br />

te Goes in Zeeland met vernietiging van het<br />

verdrag van voldoening gevestigd,<br />

Z 4 Ner


na C. G<br />

Jaarisi7<br />

tot 1552<br />

Opfchud<br />

ding te<br />

Gend.<br />

360 K E R K E L I J K E<br />

Nergens echter was de baldadigheid hooger gefe.<br />

gen dan te Gend. PETRUS DATHENUS , eertijds<br />

Monnik te Poperingcn, die reeds federt het jaar 1566<br />

• in Zeeland gepredikt had, thans Leeraar te Gend,<br />

en met den titel van Raad van Hertog JOAN KAZI-<br />

MIR voorzien, voer hevig uit tegen het punt van<br />

den Gendfchen vrede, waar bij aan de Roomschgezinden<br />

vrijheid van Godsdienst werd toegedaan, hij<br />

fchold zelfs op den Prins van Oranje, die zich verklaard<br />

had, dat men geene verandering met wanorde<br />

maken moest, en die beweerde , dat men verpligt<br />

was, zijn woord te houden , en noemde hem te»<br />

mand, die God noch Godsdienst eerbiedigde. Men<br />

weigerde de Roomfche Bijgelovigheden langer te<br />

dulden. Papen en Geestelijke perfonen werden ui't<br />

de dad verjaagd, en hun een jaarlijksch inkomen<br />

toegelegd uit de Geestelijke goederen. Men doeg de<br />

handen aan de rijke Abdijen, kostelijkheden en kleinodiën<br />

der Kerken. Men verkocht het geestelijk<br />

huisraad, en keerde alles het onderde boven ; men<br />

brak Kerken en Kloosters af, verfmolt het koper en<br />

de klokken der Kerken, welken men tot gefchut<br />

vergoot, terwijl men de dad Gend verderkte cn zich<br />

van verfcheidene omliggende deden en plaatR-n meester<br />

maakte. Te Tpcren werden de woningen des<br />

Bisfchops en van eenige Kanunniken geplunderd.<br />

Oor- Hoogst euvel namen voornamelijk de Staten van<br />

iprong Henegouwen en de overige Walfche Provinciën, die<br />

der Malcontenten<br />

den Godsdienstvrede verworpen hadden, dit gedrag<br />

der Gentenaren op, en fpoedig kwam het tot de<br />

wapenen. De Walfchen droegen tot roem hunner<br />

Godsdiendigheid groote Paternosters, of gebedentellers


G E S C H I E D E N I S . 361<br />

Iers om den hals, waarom zij bij de Gentenaars na C. G.<br />

Paternostersknechten geheten werden, maar zij noem­ jaar 1517.<br />

tot 1552.<br />

den zich zeiven Malcontenten, dat is, Misnoegden,<br />

en wilden, dat men den Roomfchen Godsdienst en<br />

de Geestelijken te Gend in hunnen eerften ftand en<br />

goederen zou herftellen, waar tegen de Gentenaars<br />

eischten, dat men het openbaar oefenen van den<br />

Gereformeerden Godsdienst door geheel Nederland<br />

zou bewilligen, dan zouden zij ook den Roomfchen<br />

weder inruimen. Dus ontftond er een binnenlandfche<br />

krijg, welke eindelijk ten gevolge had, dat de<br />

Walfche Provinciën zich met de Spaanfchen verzoenden<br />

en tot des Konings gehoorzaamheid wederkeerden.<br />

De bitterheid te Gend werd intusfchen zoo groot, HESSELS<br />

en VISCH<br />

dat men, den vierden October 1578, JAKOB HESte<br />

Gend<br />

SELS en JAN VISCH, voor eenige maanden in een opgehan­<br />

oproer gevangen, buiten de ftad, op den weg naar gen.<br />

Kortryk, beiden aan eenen boom opknoopte, HES­<br />

SELS was een Lid van den Raad der Beroerte geweest,<br />

en daarom in den algemeenen haat, wien ,<br />

gelijk boven (*) verhaald is, de woorden naar de<br />

galg! naar de galg! gereed op de tong lagen, zoo<br />

dat zijne huisvrouw hem ééns te gemoet voerde:<br />

^ gij hebt dat hangen altijd in den mond: hoede<br />

„ God, dat het u zeiven niet eens overkome!" JAN<br />

VISCH, voor dezen Baljuw van Ingelmunjler, had<br />

zich in dat ambt ook fel tegen de Onroomfchen gedragen.<br />

Onder anderen wordt hem nagegeven , dat<br />

bij uit zeker pleit een' haat opgevat hebbende op<br />

(*) Bladz. 278.<br />

Z 5<br />

eenea


aa C. G . eenen HENDRIK DE KREUS van Codsfelde , denzet-<br />

Jaari5i;> • ven, als ter zake van Ketterij en oproer, te Tperen<br />

tot 1552<br />

' in hechtenis deed nemen. Waar daar na hoorende,<br />

dat deze, een ftokoud en welhebbend man, vergif,<br />

fenis had bekomen, zond hij, als om zijnen ijver<br />

tot. den Roomfchen Godsdienst te toonen , uit eigen<br />

hoofde, op een' Zondag morgen, eenen Monnik<br />

met den beul in den Kerker, hem aanzeggende, dat<br />

hij fterven zou , eer des Bisfchops Mis geëindigd<br />

was. De gevangene zat te dier ure aan den ontbijt<br />

met eenige vrienden, gekomen om hem te bezoeken,<br />

en eischte ziening van het vonnis, zoekende<br />

nitftel, als die wist, dat zijn genadebrief onder weg<br />

was, welke ook 'sanderen daags kwam. Maar hij<br />

moest voort, en hing geworgd op de markt, als de<br />

Bisfchop en Baljuw uit de Kerk kwamen , zonder<br />

eenig ander blijk ter zijner bezwarenisfe, dan dat hij<br />

zijnen zoon had gehuisvest, die van den Hervormden<br />

Godsdienst was. Hij liet eene vrouw met zes<br />

kinderen achter, die mannelous, vaderloos, goedeloos,<br />

in armoede treurden, tot dat zij door den<br />

Gendfchen vrede weder aan het hunne raakten.<br />

JUSTUS<br />

VELSIÜS.<br />

36a K E R K E L I J K E<br />

In dit jaar 1578 onthield zich binnen Haarlem,<br />

Leyden, den Haag, en andere plaatfen in Holland,<br />

Doctor JUSTUS VELSIUS , zich uitgevende voor<br />

eenen, van God gezonden, om de wereld te hervormen.<br />

Te dien einde deed hij eerst bedektelijk,<br />

daar na openlijk, eenige Predikatiën. Hij beloofde<br />

zijne leere met wonderwerken te bevestigen, onderftond<br />

ook, doch vergeefs, eenen blinde ziende , en<br />

een' kreupele gaande te maken; zeggende, toen het<br />

hem mislukte, dat het aan hun geloof fchortte. Aan<br />

de


G E S C H I E D E N I S . 36*3<br />

de Staten van Heiland had hij, den achttien No-, ia C. G.<br />

vember des verleden jaars , zekeren Brief gefchre- . aansi7.<br />

ot 155a.<br />

ven, beftralfende in denzelven alle menfchen wegens<br />

hunne nalatigheid en laatdunkendheid. Ook dorst<br />

hij hen voor weêrfpannigen en ongodsdienftigen over<br />

te halen, die wetten maakten in de zaken van den<br />

Godsdienst, daar zij geen' Godsdienst hadden; benuttende<br />

zijn fchrijven met deze woorden : „ Ik<br />

„ zeg het hun in der waarheid Gods, ja niet ik ,<br />

„ maar de Heilige Geest Gods zelf, die in mij is,<br />

„ dat, indien zij van zulk een voornemen en laatdunkendheid<br />

niet ophouden, zij zich zeiven Gods<br />

,, toorn op den hals zullen halen. . ." Te Leyden<br />

ging hij op zekeren dag in de Kerk op eene bank<br />

ftaan prediken, en kreeg vele Toehoorders , die hij<br />

tegen 's anderen daags uitftelde, om aldaar weder te<br />

prediken. De Magiftraat, dit verttaande, belastte,<br />

de Kerk dien dag gefloten te houden. Hem , ter<br />

gefielde uur naar de Kerk gaande, werd van eenigen<br />

aangezegd, dat z,ii gefloten was. Hij antwoordde<br />

: Voor mij zal zij niet gefloten zijn , als ik<br />

kom, en vorderde weg, van velen gevolgd. Komende<br />

omtrent de Kerk, kwam er een arbeider met<br />

eene lange ladder uit de deur, daar hij tegen indrong,<br />

gelijk ook eene menigte van volk , dat bij<br />

hem was. Dus predikte hij op dezelfde bank, hetwelk<br />

eenige eenvoudige menfchen voor mirakel hielden.<br />

Ook zeide hij, den volgenden dag ter zei ver<br />

plaatfe en ure weder te zullen leeren. Maar de<br />

Wethouders , beducht voor tweedragt onder de burgerij,<br />

deden hem voor den dag uit de ftad brengen.<br />

Hier


Verklaring<br />

van<br />

Mr. WIL­<br />

LEM Alt-<br />

TUS.<br />

364 K E R K E L I J K E<br />

na C. 3, Hier over te onvrede, fchreef hij een' zeer heviger*<br />

Jaarisi 7- Brief aan den Magiftraat, denzelven fcheldende voor<br />

c o t<br />

155<br />

, erger dan Turken, die hij , ten dien dage , met<br />

hunne Satanifche valfche Leeraren, den Satan overgaf,<br />

om in het helfche vuur geftraft te worden.<br />

Onder den Brief Hond gefchreven : Des regtvaardigen<br />

Oordeelaars der Levenden en Dooden, JEZUS<br />

CHRISTUS , wien alle magt gegeven is in Hemel en<br />

cp Aarde, geroepen dienaar, JUSTUS VELSIUS Haganus.<br />

In het jaar 1579 gaf hij een Boekje uit,<br />

met dezen titel: Een feer fcheon en heerlijk Tractaetgen<br />

, begrijpende een vroeg- en avondtgebedt...<br />

met twee fchriften , om fich felven f onderfoeken.<br />

Het befluit van dit Boekje zeide : ,, Een iegelijk<br />

,, zie toe, want mij verachtende en verwerpende ,<br />

,, (ik zeg het u bij de eeuwige waarheid Gods, )<br />

„ zoo zal hij niet alleen in mij , maar ook mede in<br />

,, den Heiligen Geest zondigen , met eene zonde ,<br />

„ die nooit zal vergeven worden." Deze VELSIUS<br />

was voorheen een tretfeiijic Geneesheer en Wijsgeer,<br />

die veel had gefchreven, en onder de geleerde mannen<br />

gefteld wordt, die uit den Haag oorfpronkelijk<br />

zijn. Maar hij was te dezen tijde zeer oud, en zoo<br />

eenigen meenden, door veel lezens, in zijn verftand<br />

en zinnen gekrenkt (*).<br />

Den vijfden Februarij 1579, deed Mr. WILLEM<br />

ARTUS, Raad des Prinfen van Oranje, zekere verklaring<br />

voor de Wethouders der ftad Mechelen,<br />

welke hij ook twaalf jaren te voren in den grooten<br />

(*") BÜANDT Bladz. 62Ï.629.<br />

Raad


GESCHIEDENIS. $6$<br />

Raad des Konings had gedaan, en welke aanmer­ na C. G.<br />

kelijk was. Hij verklaarde, „ dat hij zich niet Jaan 517.<br />

tot 1552.<br />

alleen had gewacht en onthouden, van zich on-<br />

„ der eenige bijzondere fecte te begeven: maar ook<br />

,, van zich te befmetten met haat, nijd, of partij-<br />

,, fchap, om verfcheidenheid van bijzondere gevoe-<br />

„ lens, vallende op het uitleggen der Heil. Schrif-<br />

„ tuur, buiten het gemeen en vruchtbaar Christen-<br />

,, geloof van onze zaligheid en verlosfing door den<br />

,, dood van JEZUS CHRISTUS , den Zoon van God,<br />

hetwelk door de liefde werkt, in de hope der<br />

„ opltanding en des eeuwigen levens. Voorts, dat<br />

„ hij aangaande de openbare politie, zoo wel van<br />

„ Religie, als van de wereldlijke bediening, zich<br />

,, als gemeen perfoon , hebbende noch begeerende<br />

„ eenigen publieken last, altijd gefchikt had, en in<br />

„ het toekomende verftond te fchikken naar het-<br />

,, gene, dat, (alle bevelen der boosheid uirgeflo-<br />

„ ten,) openbaar was of zoude zijn ontvangen of<br />

„ toegelaten. En aangaande het nuk zijner con-<br />

„ fcientie in het bijzonder, wilde hij rekenfehap ge-<br />

,, ven voor Gods regt vaardig oordeel. Biddende<br />

„ hem in geene andere achting te houden, en zijne<br />

,, verklaring in het goede te ontvangen, met betui-<br />

„ ging van zich in de voorzeide Christelijke eenig-<br />

„ heid, en burgerlijke gehoorzaamheid , te willen<br />

„ houden, verzoekende daar van befcheid, onder<br />

„ het zegel der ftad." Dit werd hem gegeven. Hij<br />

gaf ook een klein gefchrift aan den dag, met den<br />

titel: Vreedzaam advijs of berigt der Christelijke<br />

Religie en eenigheid derzelve. In dit fchrift wees<br />

hij


na C. G hij aan : „ hoe alle opregte Christenen moesten<br />

Jaari5i7<br />

„ overeenkomen in drie grondpunten of hoofdftuk-<br />

tot 1552.<br />

ken: in het geloof, in de liefde, in de hoop;<br />

„ maar aangaande de rest, rakende de opbouvving<br />

en volmaking der kennisfe van God, en deszelfs<br />

„ wil, was het niet noodig, dat zij allen overeen-<br />

„ kwamen, en van een gevoelen waren , ja elk<br />

mogt en moest desaangaande volgen het getuige-<br />

„ nis zijner confcientie, en het verftand hem van<br />

„ God gegeven. Want van elk zou geëischt wor-<br />

,, den, naar dat hem veel of weinig gegeven was.<br />

„ Niettemin moest ieder zich benaarfiigen , om in<br />

„ kennis te wasfen, en in alle goede werken vrucht-<br />

„ baar te zijn, verwachtende elk zijne volkomene<br />

„ volmaaktheid in het eeuwig leven (*)."<br />

Unie van<br />

Utrecht<br />

gefloten.<br />

36"6* K E R K E L I J K E<br />

Weinig weken te voren, den 8ften Januarij 1579,<br />

hadden de Walfche Provinciën; of die van Artois,<br />

Henegouwen en Douai, zich verbonden, om de<br />

Roomfche Religie, 'sKonings gehoorzaamheid, en<br />

den Gendfchen vrede te handhaven, maar den Religionsvrede<br />

te helpen weren. De Prins van Oranje,<br />

merkende, waar dit heen wilde, had daar tegen<br />

op eene andere verbindtenis doen werken , hoewel<br />

om redenen van Staat niet openlijk in zijn perfoon,<br />

maar zich bedienende van zijnen Broeder, Graaf JAN<br />

VAN NASSAU, en bragt nu te wege , dat die van<br />

Gelderland en Zutphen, Holland en Zeeland, het<br />

Sticht van Utrecht, en de Frlefche Ommelanden tusfehen<br />

den Eems en de Lauwers, zich den tienden Ja-<br />

(*) BRANDT Bladz. 629, 630.<br />

nu-


G E S C H I E D E N I S . 367<br />

nuarij dezes jaars 1579 te Utrecht nader verbonden, ia 1 C. G.<br />

én die vermaarde Unie of Vereeniging tekenden , 'aari5i7- .<br />

ot 1552.<br />

welke vervolgens als de grondflag van het Gemeenebest<br />

dér zeven vereenigde ( geünieerde ) Gewesten,<br />

want federt hebben zich nog andere gewesten , behalve<br />

de bovengenoemde, bij het verbond gevoegd ,<br />

gehouden is geworden. Met betrekking tot den<br />

Godsdienst, luidde het XlIIde Artikel van dit verbond<br />

dus: „ Dat Holland en -<br />

'Zeeland zich in het<br />

,, ftuk van den Godsdienst, nq^J^n goeddunken,<br />

„ zullen mogen gedragen. Doch de andere Provincien<br />

dezer Unie zullen zich mogen fchikken<br />

naar den Geloofsvrede, bij den Aartshertog MAT-<br />

„ THIAS en die van zijn Rade, bij advijs der algemeene<br />

Staten, alreeds ontworpen: of daarin zulke<br />

orde ftellen, als zij tot behoudenis der rust en-<br />

„ welvaart van elke Provincie of Stad, en tot hand-<br />

„ having der geregtigheden van Geestelijken en We-<br />

„ rddiytpn dienltig vinden zullen , zonder hier in<br />

„ door eenige andere Provincie eenigzins gehinderd<br />

,, te mogen worden; mids nogtans elk vrijheid van<br />

„ Godsdienst behoude, en men niemand, ter oor-<br />

,, zake van den Godsdienst, achterhale of onderzee-<br />

„ ke: gelijk reeds bij de Gendfche Bevrediging vast-<br />

„ gefteld is." Over dit Artikel viel echter terftond<br />

eenige zwarigheid. Sommigen verftonden, dat men<br />

bij hetzelve verklaard had, niemand in het bondgenootfehap<br />

te willen ontvangen, dan die den Geloofsvrede,<br />

of ten minfte de twee Godsdienften , den<br />

Roomschkathoüjken en den Hervormden, zou toelaten:<br />

weshalve, tot nadere opheldering, op den eerften<br />

Februarij, werd vastgefteld : ,, dat men niet<br />

„ voor


358 KERKELIJKE GESCHIEDENIS.<br />

mC. G. „ voorhad, eenige Provinciën of Steden, die zich<br />

Jaari5i7. „ alleen aan den Roomfchen Godsdienst wilden hou*<br />

tot 1552.<br />

„ den en in welken het getal der Hervormden zoo<br />

,, groot niet was, dat aldaar volgens den Geloofs-<br />

„ vrede de Hervormde Godsdienst behoorde ge«<br />

,, oefend te worden, van het Bondgenootfchap uit<br />

„ te fluiten; maar dezelve integendeel daar in te<br />

„ willen ontvangen; mids zij de punten van het»<br />

,, zelve naarkwameA, en zich als goede Patriotten<br />

,, gedroegen ^zrjnde de Wening niet, dat de eene<br />

„ Provincie ofjiaTTzich het bedrijf van de andere<br />

„ in het ftuk van den Godsdienst zal aantrekken."<br />

En hier mede zullen wij dit Hoofdftuk en dit Deel<br />

befluiten, dewijl van toen af de Hervormde Godsdienst<br />

in het Nederlandsch Gemeenebest zich gevestigd heeft,<br />

als de Godsdienst van den Staat, terwijl echter andere<br />

Gezindheden, alhoewel met meer of min naauwe<br />

bepalingen, vrijheid van Godsdienstoefening, en elk<br />

der ingezetenen volkomene en ongeftoorde vrijheid<br />

van Geloof hphhon kiijue» gc«;stv.«.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!