De Nederlandse beeldenaars van 1586-1626
De Nederlandse beeldenaars van 1586-1626
De Nederlandse beeldenaars van 1586-1626
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
DE NEDERLANDSE BEELDENAARS 7<br />
het plakkaat <strong>van</strong> <strong>1586</strong> de aanmunting <strong>van</strong> Hollandse leeuwendaalders overal te<br />
autoriseren, maar in de volgende jaren groeit de verwarring toch, voornamelijk<br />
door het optreden <strong>van</strong> de Westfriese munt en de heropening <strong>van</strong> de Overijsselse<br />
stadsmunten; overal worden weer in felle concurrentie rijksdaalders <strong>van</strong> lokale<br />
typen, nobels, Hongaarse en Spaanse dukaten, enz. geslagen. In 1594 wordt een<br />
poging gedaan de aanmunting <strong>van</strong> Leicester- munten te doen hervatten en de<br />
koersen tot het niveau <strong>van</strong> <strong>1586</strong> terug te dringen, maar het voorschrift blijkt<br />
geen effect te hebben. Het binnendringen <strong>van</strong> de nieuwe Zuid-<strong>Nederlandse</strong><br />
munten <strong>van</strong> de Aartshertogen Albert en Isabella (albertijnen, guldens enz.) leidt<br />
tot een nieuwe golf <strong>van</strong> provinciale aanmuntingen omstreeks 1600: rozenobels,<br />
Zeeuwse daalders, Friese florijnen e.a. Het beraad in de Staten-Generaal wordt<br />
jarenlang geblokkeerd omdat geen compromis bereikt kan worden tussen de tegenstrijdige<br />
belangen <strong>van</strong> de verschillende provinciën en steden. In 1603<br />
trachten de Staten <strong>van</strong> Holland door een provinciale regeling een oplossing te<br />
forceren: zij kondigen een eigen koersregeling af, waarin de waarde <strong>van</strong> de<br />
nieuwe munten drastisch verlaagd wordt, verbieden het vervoer <strong>van</strong> het over zee<br />
binnenkomende muntmateriaal naar de munthuizen <strong>van</strong> de landprovincies en<br />
gaan over tot de aanmunting <strong>van</strong> nieuwe schellingen, stuivers en duiten om het<br />
minderwaardige kleingeld <strong>van</strong> elders te weren.<br />
Tenslotte komt dan in 1606 eindelijk een nieuwe regeling door de Staten-<br />
Generaal tot stand, die door alle gewesten wordt geaccepteerd. <strong>De</strong> koersen <strong>van</strong> de<br />
geldstukken worden aan het verhoogde peil aangepast; eigenmachtige aanmunting<br />
door de gewesten wordt opnieuw verboden, maar de in de voorafgaande<br />
jaren in omloop gekomen stukken worden wel tegen de nominale waarde<br />
erkend; <strong>van</strong> de soorten <strong>van</strong> <strong>1586</strong> worden alleen de dukaat en de rijksdaalder<br />
gehandhaafd, maar aan de reeks worden de zo populaire leeuwendaalder en<br />
twee nieuwe soorten, gouden rijder en zilveren tien-stuiver toegevoegd. Tenslotte<br />
wordt muntslag door de steden die <strong>van</strong>ouds daartoe het recht hadden, niet<br />
meer uitgesloten; bovendien wordt hun bij afzonderlijke overeenkomst de<br />
mogelijkheid geboden <strong>van</strong> de uitoefening <strong>van</strong> hun muntrecht tegen vergoeding<br />
afstand te doen.<br />
Het plakkaat <strong>van</strong> 1606 heeft meer effect gehaddan zijn voorganger: het is tot<br />
aan het einde <strong>van</strong> de Republiek de formele grondslag <strong>van</strong> het muntwezen gebleven,<br />
al zijn talrijke bepalingen in de loop <strong>van</strong> de tijd gewijzigd. Aanmunting<br />
<strong>van</strong> de nieuwe soorten heeft op ruime schaal gedurende lange jaren plaats gehad,<br />
terwijl afwijkende emissies <strong>van</strong> provincies en steden aanmerkelijk minder<br />
zijn voorgekomen dan in de voorafgaande twintig jaar. Een eerste aanvulling<br />
kreeg het in 1614, toen nieuwe dubbeltjes en stuivers werden ingevoerd, in de<br />
overigens niet verwezenlijkte hoop hiermee het oude provinciale kleingeld te<br />
kunnen opruimen. Toch moest al spoedig het tarief <strong>van</strong> 1606 weer verschillende<br />
malen worden verhoogd; ook het weren <strong>van</strong> de Zuid-<strong>Nederlandse</strong> munten (de<br />
patagon <strong>van</strong> 1612 en de ducaton <strong>van</strong> 1618) lukte ondanks herhaalde verboden<br />
nauwelijks.