Het dossier kerkklanken kunt u hier downloaden als - Kerk Laren
Het dossier kerkklanken kunt u hier downloaden als - Kerk Laren
Het dossier kerkklanken kunt u hier downloaden als - Kerk Laren
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Dossier <strong>Kerk</strong>klanken<br />
No 1.<br />
<strong>Het</strong> Orgel
Dossier <strong>Kerk</strong>klanken<br />
Lijntrekken (Berkelbode 15/7/1981)<br />
No 1.<br />
<strong>Het</strong> Orgel<br />
1. <strong>Het</strong> pijporgel<br />
2. <strong>Het</strong> waterorgel<br />
3. <strong>Het</strong> draaiorgel<br />
4. <strong>Het</strong> elektronische orgel<br />
5. De techniek<br />
6. <strong>Het</strong> Fuhrerorgel<br />
7. <strong>Het</strong> archief<br />
Onze mina was apetrots toen ze in de krant las, dat ze zowat tweehonderduizend<br />
heb op ´ehaald. Daor hebt ze in Laorne nooit volle met te doon, want<br />
toen noa de oorlog in ´46 geld mos komm´n veur de herbouw, had´n ze zoo<br />
vier en tachtig duuzend bie mekaar en noe in ´81 twee ton, jao de tied verandert.<br />
Terecht was meneer Teenstra trots toen hij ze allemaol bedankte. Daorum<br />
zeg ok P.W., M.Z.(makkeluk zat)´t orgel kump´trechte. G.K. (grote klasse)<br />
PIERWAAIER UUT LAORNE<br />
PS pasop daj moa´n nit aruumd (geroemd of opgeruimd) wordt
1. <strong>Het</strong> pijporgel<br />
<strong>Het</strong> pijporgel heeft een lange geschiedenis achter de<br />
rug. <strong>Het</strong> is een van de weinige 'antieke' instrumenten die<br />
nog frequent worden bespeeld. <strong>Het</strong> pijporgel heeft<br />
(zo<strong>als</strong> zoveel instrumenten) hoofdzakelijk in Europa een<br />
grote bloeiperiode gekend, vooral om religieuze redenen.<br />
Maar ook in de rijkere burgermilieus was een positief<br />
<strong>als</strong> begeleidingsinstrument eeuwenlang geen zeldzaam<br />
verschijnsel. <strong>Het</strong> is dus een luxe-instrument dat<br />
vroeger high–tech was, maar juist omwille van zijn vrij<br />
complexe maar logische bouw is het een duurzaam instrument.<br />
Elk orgel is verschillend van klank omdat orgels<br />
doorgaans niet in serie worden vervaardigd. Bovendien<br />
worden orgels aangepast aan de ruimte waarvoor<br />
ze bestemd zijn en aan de functie die deze ruimte<br />
heeft.<br />
Oudheid<br />
Een echte geboortedatum voor het orgel is niet bekend.<br />
De oudste bronvermelding dateert uit ongeveer 246 voor<br />
Christus. Rond deze datum construeerde de Griek Ktesibios<br />
van Alexandrië een muzikaal speelgoed dat mechanisch<br />
door pompen wordt bediend. Hij noemde zijn instrument<br />
hydraulis (ὕδραυλις, van de Griekse woorden<br />
ὕδωρ (hydoor) voor water en αυλός (aulos) voor pijp).<br />
Dit apparaat bezat wel de vaste delen van wat wij nu<br />
een orgel noemen, maar de druk werd geregeld door<br />
water, zo<strong>als</strong> de naam aangeeft. <strong>Het</strong> was een eenvoudig<br />
instrument met slepen die men met de hand bediende.<br />
Tot zeker in de vierde eeuw na Christus was de hydraulis<br />
nog in gebruik <strong>als</strong> populair luxe-instrument. De oudste<br />
orgelresten, uit 228 na Christus, zijn gevonden in Aquincum<br />
en gerestaureerd.<br />
De eerste grote verandering bestond erin om de luchtdruk<br />
te stabiliseren in een blaasbalg, vermeld door Julius<br />
Pollux (2de eeuw na Christus). Dit apparaat werd organum<br />
pneumaticum genoemd (Grieks: ὕδραυλικὸμ<br />
ὄργαμομ, hydraulikon organon, letterlijk waterbuiswerktuig;<br />
zie Athenaeus van Naucratis (Ath. 4174C).<br />
Aanvankelijk was het orgel klein en verplaatsbaar: het<br />
zogenaamde portatief (van het Latijnse portare, dragen).<br />
De tweede grote evolutie was die naar het zogenaamde<br />
kistorgel of positief (van ponere, neerzetten).<br />
Men kon dit orgel ergens vast neerzetten. In de <strong>Kerk</strong><br />
werd het orgel gebruikt voor de begeleiding van gezangen.<br />
Thomas van Aquino (1225-1274) omschreef het orgel<br />
<strong>als</strong> een instrument dat 'de ziel verheft'.<br />
Middeleeuwen<br />
In de Middeleeuwen werd het orgel geïntroduceerd in<br />
talloze kerken. Daarnaast zou het er kwalitatief op vooruitgaan<br />
en werd er al aan basbegeleiding gedacht. <strong>Het</strong><br />
oudste bespeelbare orgel ter wereld bevindt zich in een<br />
kerk te Sion in Zwitserland. <strong>Het</strong> dateert van 1388 of<br />
1435. <strong>Het</strong> is een zogenaamd "zwaluwnestorgel", met andere<br />
woorden, het hangt aan de muur. Dit middeleeuwse<br />
orgel is nog in zeer goede staat en origineel wat de<br />
intonatie betreft.<br />
De middeleeuwse orgels hadden een zeer eigen karakter,<br />
zij kenden geen registers zo<strong>als</strong> later het geval is.<br />
Voor de 15e eeuw kende men enkel het bestaan van het<br />
blokwerk: er stonden wel verschillende rijen pijpen in,<br />
maar deze konden niet apart bespeeld worden. Met de<br />
uitvinding van het 'wellenbord' werd ook de mechaniek<br />
verbeterd; de tractuur werd een ware doolhof van latjes<br />
en kleppen, waardoor een meerstemmig spel mogelijk<br />
wordt en de melodie sierlijker kan worden uitgevoerd.<br />
In de laatste decennia van de Middeleeuwen werd het<br />
pedaal in Italië ingevoerd. Langzaam verspreidde dit<br />
extra klavier voor de voeten zich naar de rest van Europa<br />
en op het einde van de 14de eeuw kwam er <strong>hier</strong> en<br />
daar een pedaal voor van 12 noten met een zelfstandige<br />
registratuur.<br />
Franse en Duitse orgelbouw tot 1800<br />
De eeuwwisseling 1500-1600 bracht zowel op technisch<br />
<strong>als</strong> op muzikaal gebied vernieuwingen. <strong>Het</strong> blokwerk,<br />
dat niet de mogelijkheid had om begeleid solowerk uit<br />
te voeren, kreeg een vervangend systeem, nl. de springlade.<br />
De springlade gaf de organist de mogelijkheid de<br />
aparte registers te gebruiken. Dit bracht met zich mee<br />
dat kort na 1500 het orgel meer kleur en effecten kreeg.<br />
Elk land ontwikkelde zijn eigen typische smaken, met de<br />
daaraan vasthangende nieuwe registers, zo<strong>als</strong> de "flûtes"<br />
de "quintadena" en de "rohrflöte". Ook het regaal, dat<br />
oorspronkelijk een apart instrument was, deed zijn intrede.<br />
In de 17de eeuw beleefde Frankrijk zijn gouden eeuw.<br />
De macht van de koning is op dat moment bijna even
groot <strong>als</strong> die van de Paus in Rome. Lodewijk XIV laat zich<br />
een groot lustslot bouwen te Versailles en uiteraard is er<br />
een kapel met een orgel. Daarnaast wordt er ook een<br />
orgel gebouwd voor de Dauphin met <strong>als</strong> doel de 'nietreligieuze'<br />
muziek. <strong>Het</strong> Franse klassieke orgel kende een<br />
waar hoogtepunt in het midden van de 17de eeuw. Een<br />
zeer verfijnde registratie kwam tot stand. Voor het eerst<br />
in de geschiedenis resulteerde de orgelbouw in een<br />
pracht van kleur, effecten en samenspel. Dat deze Franse<br />
school wellicht heel de Europese orgelbouw heeft beïnvloed,<br />
zal niemand betwijfelen. Ook de orgelliteratuur<br />
in Frankrijk is zeer karakteristiek. De belangrijkste componisten<br />
staan in dienst van de Zonnekoning. <strong>Het</strong> orgel<br />
kan ingedeeld worden in het 'Grand Orgue', 'Positif' en<br />
het 'Récit'. Er zijn nog een paar Franse orgels die overblijven<br />
zo<strong>als</strong> het Grand Orgue gebouwd door Dom François<br />
Bédos de Celles (1709 – 1779) te Bordeaux.<br />
Gottfried Silbermann was één van die orgelbouwers, die<br />
in Parijs vol bewondering de Franse school proefde. Later,<br />
toen hij terugkeerde naar Duitsland, zou hij onder<br />
invloed van het Parijse orgel de Duitse orgelbouw laten<br />
uitgroeien. Naast Silberman moet men de componist en<br />
organist J.S. Bach vermelden, daar zijn werken furore<br />
maakten op de orgels van Silbermann. Dit wordt wel algemeen<br />
aangenomen maar het is waarschijnlijk niet het<br />
geval, Bach moest niets hebben van de 1/5 kommastemming<br />
van Silbermann en had meer waardering voor het<br />
werk van Hildebrand.<br />
De invloed van Frankrijk op Duitsland was echter niet zo<br />
verregaand dat de Duitse orgelbouw een imitatie van de<br />
Franse zou zijn. Bach had grondige kritiek op de Franse<br />
orgelbouw: de cimbels en de mixturen waren volgens<br />
hem niet scherp en hoog genoeg. Vandaar dat het Duitse<br />
orgel een zeer scherpe en doordringende klank mee<br />
kreeg. <strong>Het</strong> bijzondere van een Duits orgel, en meer bepaald<br />
van een Silbermann-orgel, lag in de eenheid van<br />
het instrument, zonder dat het afbreuk deed aan de polyfone<br />
schrijfwijze van Bachs composities.<br />
Romantiek<br />
Op het einde van de 18e-eeuw is het orgel volledig klaar<br />
voor de Romantiek en dit onder andere dankzij Dom Bédos<br />
die een compleet werk schreef: L'art du Facteur<br />
d'Orgues (1766) dat nog jaren zal dienen al basis voor<br />
restauraties en nieuwbouw. <strong>Het</strong> bouwen van orgels is<br />
een grote kunst geworden. Alle evolutie die had geleid<br />
tot de pracht en de praal van het Franse hof, zou later<br />
zeker nog van pas komen zelfs al kwam er een politieke<br />
aardverschuiving op 14 juli 1789. De Franse Revolutie<br />
breekt uit en s leept geheel Europa mee. De eeuwige<br />
macht van de kerk wordt ter discussie gesteld en kunst is<br />
nu een zaak van iedereen. De Franse kunstwereld zal pas<br />
opbloeien met het keizerrijk dat Napoleon Bonaparte<br />
uitroept. Parijs blijft de stad van het licht en de kunst.<br />
In deze prille nieuwe maatschappij worden de grote namen<br />
uit de romantiek geboren. Deze periode, die in de<br />
Sturm und Drang-mentaliteit zijn wortels heeft, bloeit<br />
gedurende de 19de eeuw in geheel Europa. De romantiek<br />
betekende voor de orgelmuziek het uitbouwen van<br />
crescendo's en decrescendo's. Dit bracht enkele nieuwe<br />
technische veranderingen met zich mee. Een eerste vernieuwing<br />
was het fortissimo-pedaal. Dit was een pedaal<br />
waarmee men in één klap een aantal registers kon aan-<br />
of afzetten. Een tweede vernieuwing bestond reeds in<br />
de Spaanse orgelbouw, maar werd in de Romantiek verder<br />
uitgebouwd: de ontwikkeling van een zwelkast. Dit<br />
was een ges loten kast met een aparte windlade die in<br />
een zeer snel tempo kon geopend worden, zodat een<br />
crescendo-effect werd bereikt.<br />
<strong>Het</strong> orgel evolueert mee met de symfonische muziek en<br />
groeit uit tot het 'Orgue Monumental'. Orgelkasten verdwenen<br />
en in de plaats daarvan kwamen pijpvlakken in<br />
een vrije opstelling. Deze enorme projecten konden niet<br />
meer voorzien worden van een mechanische tractuur,<br />
zodat we terecht kwamen bij de pneumatiek. Dit was<br />
wellicht de grootste uitvinding van de orgelbouwers in<br />
de late 19de eeuw . Elke bouwmeester ging er prat op<br />
een eigen systeem te ontwikkelen met de daaraan verbonden<br />
documenten van het octrooibureau.<br />
De klank wordt veranderd door systematisch meer en<br />
meer aliquoten weg te laten of te vervangen door vulwerken.<br />
De gehele registratie bestaat dus voornamelijk<br />
uit 2-4-8-16-32voeters die een stabiele klank geven. De<br />
tongwerken worden verbeterd en worden talrijker. Er<br />
worden orgels gebouwd met alle stijlen door elkaar, het<br />
chamadewerk dat zo typerend is voor een Spaans orgel,<br />
wordt nu geïntroduceerd in het Franse orgel. <strong>Het</strong> klavier<br />
groeit verder uit zodat het resultaat meer iets weg heeft<br />
van een symfonisch orkest dan een solo instrument.<br />
20e en 21e eeuw<br />
<strong>Het</strong> controversiële karakter van de 20e eeuw had ook<br />
zijn gevolgen in de orgelbouw. Men kan twee richtingen<br />
onderscheiden. Een eerste richting geloofde steevast in<br />
de grote vernieuwingen van de pneumatische en de elektrische<br />
tractuur. Deze technieken brachten op alle ge-
ied enorm veel mogelijkheden met zich mee. Na een<br />
dertigtal jaren echter bleken deze systemen niet de ideale<br />
vondst te zijn. Zij gingen niet lang mee en men<br />
kreeg al snel een tweede groep bouwers die terugkeerde<br />
naar de oudere systemen.<br />
<strong>Het</strong> orgel is nu een volwassen instrument dat zijn eigen<br />
taal en leefwereld heeft ontwikkeld, het doet zijn naam<br />
van koningin der instrumenten alle eer aan. De tijd van<br />
de wiskundige muziek à la Bach is voorbij, maar niet<br />
vergeten. De muziek wint veel aan kracht en gevoeligheid.<br />
Veel componisten schrijven ook neer wat ze voelen,<br />
ook al valt dit niet altijd in goede aarde. De kunst is<br />
vanaf dan een vrij medium zodat iedereen er zijn eigen<br />
visie kan vertolken. Om aan al die expressiviteit te voldoen<br />
volstaan instrumenten <strong>als</strong> een klavecimbel en een<br />
viola da gamba niet meer. Er is nu ook vaak contact tussen<br />
de bouwer van het instrument en de muzikant.<br />
Ook componisten onderling groeperen zich zodat ze eenzelfde<br />
richting uitvaren. <strong>Het</strong> publiek verbreedt zich ook<br />
zodat een bredere waaier van klassen aan cultuur doet.<br />
Vaak wordt er door de componisten ook naar het publiek<br />
toegewerkt. Ze zijn volledig onafhankelijk, zo zijn bestellingen<br />
geen prioriteit meer. De artiesten krijgen kans<br />
om zich te vervolmaken, ze evolueren en sommigen worden<br />
virtuoos.<br />
St Bavo Haarlem (Nederlands beroemdste orgel)<br />
Windvoorziening (conflatorium)<br />
Om lucht door de orgelpijpen te kunnen blazen wordt<br />
een balg opgepompt - dit wordt de windkast genoemd.<br />
Vroeger kwamen er blaasbalgen aan te pas (veelal handmatig<br />
bediend, of met de voeten, de zogenaamde calcant),<br />
maar tegenwoordig wordt in dat windwerk steeds<br />
meer elektrisch voorzien door het toepassen van een<br />
speciale ventilator (windmachine). Door het niet meer<br />
toepassen van de windkast moeten balgen in kleinere<br />
afmeting nog steeds worden toegepast om lokaal in een<br />
orgel de winddruk te stabiliseren. De meeste speeltafels<br />
hebben twee rijen toetsen (klavieren of manualen).<br />
Oude orgels bedienden met manualen alle kleppen via<br />
een mechanisch stangenstelsel, de zogenaamde tractuur.<br />
Dit kon er toe leiden dat deze orgels zwaar te bespelen<br />
waren (tot wel 2 kg per toets). Eind 19e eeuw<br />
werd de pneumatische tractuur uitgevonden waarbij de<br />
mechanische bediening van registers en de verbinding<br />
tussen toets en pijp door middel van luchtdruk tot stand<br />
kwam. Nadeel <strong>hier</strong>van was dat zo'n orgel soms trager<br />
(lui) reageerde. Nog recenter werd de elektropneumatische<br />
tractuur ontwikkeld waarbij de toetsen<br />
van de klavieren voorzien zijn van schakelaars en waarbij<br />
<strong>hier</strong>mee ingeschakelde elektromagneten de kleppen<br />
in de windladen bedienen.<br />
Voordelen van elektromagnetische tractuur zijn bijvoorbeeld:<br />
De speeltafel kan mobiel zijn opgesteld en kan<br />
zelfs op grote afstand van het orgel worden geplaatst.<br />
De toepassing van elektrotechniek maakt het mogelijk<br />
vaste registercombinaties in bijvoorbeeld verschillende<br />
klankgroepen en klanksterkten toe te passen.<br />
Tegenwoordig wordt echter bij nieuwbouw van orgels<br />
veelal teruggegrepen naar de aloude mechanische tractuur.<br />
<strong>Het</strong> voordeel <strong>hier</strong>van is immers dat de organist<br />
echt "voeling" heeft met het instrument. Een goed ontworpen<br />
mechanische toetstractuur hoeft in het geheel<br />
niet zwaar te bespelen te zijn. Bij grote symfonische<br />
orgels wordt gebruikgemaakt van zogenaamde barkermachines.<br />
Deze bevorderen een lichte speelaard, daar zij<br />
de mechanische toetsbeweging via kleine balgjes versterkt<br />
doorgeven aan grote, zwaarder bewegende ventielen.<br />
Manualen en pedaal<br />
Een pijporgel heeft doorgaans een of meer manualen en<br />
een pedaal, dat met de voeten bespeeld wordt. <strong>Het</strong> aantal<br />
manualen kan oplopen tot zeven bij zeer grote orgels.<br />
Met registerknoppen kunnen series pijpen gekoppeld<br />
worden aan (een deel van) de manualen of het pedaal.<br />
Een organist leest doorgaans van bladmuziek die in<br />
twee tot vier balken genoteerd wordt van boven naar<br />
beneden: beide handen (en pedaal)<br />
Registratuur en pijpwerk<br />
Dit is het derde grote deel van het orgel en tegelijk het<br />
belangrijkste, want <strong>hier</strong> ontstaat de klank. Net zo<strong>als</strong> bij<br />
alle andere klavierinstrumenten is er voor elke toets één<br />
klank, die vastligt (uitgezonderd de aliquoten). Een orgel<br />
haalt zijn klank uit de pijpen, waardoor lucht stroomt.<br />
<strong>Het</strong>zelfde principe <strong>als</strong> bij de fluit–familie, alleen kan een<br />
speler van een fluit zelf de toon bepalen door al dan<br />
niet de gaatjes af te dekken, waardoor de lengte van de<br />
resonantieruime (= buis) vergroot wordt. Omdat men<br />
niet de mogelijkheid heeft om de lengte van de pijp te<br />
laten variëren is men dus genoodzaakt om per noot één<br />
pijp te bouwen. Let wel: dat betekent niet dat er per<br />
toets ook één pijp klinkt; dat is afhankelijk van welke<br />
registers ingeschakeld zijn.
Speelhulpen<br />
<strong>Het</strong> bespelen van een orgel is een lichamelijke activiteit.<br />
Alle ledematen worden ingeschakeld om het beste<br />
van jezelf te geven. In het aanvangstadium was er maar<br />
één eenvoudig manuaal dat <strong>als</strong> begeleiding diende. Door<br />
de eeuwen heen werd het instrument een erkend soloinstrument.<br />
Koppelingen<br />
Bij een orgel met verschillende manualen en pedaal, kan<br />
men door middel van een koppeling vanaf één manuaal<br />
de andere manualen automatisch laten meespelen. Afhankelijk<br />
van de mechaniek en manualen spreekt men<br />
van schuifkoppeling, manuaalkoppeling, pedaalkoppeling.<br />
Sinds de 19de eeuw bouwt men orgels met octaafkoppelingen<br />
(subkoppels) zodat het octaafbereik zich<br />
nog vergroot.<br />
Tremulant<br />
Een pijporgel maakt in principe gebruik van lucht onder<br />
constante druk, maar niets weerhoudt de bouwers ervan<br />
om daar ook mee te experimenteren. De tremulant is<br />
dan ook op meerdere orgels in gebruik: in de 18eeeuwse<br />
instrumenten <strong>als</strong> inliggende tremulant, op romantische<br />
orgels met zwelwerk <strong>als</strong> opliggende tremulant.<br />
<strong>Het</strong> woord komt van tremulare, wat trillen betekent.<br />
Door de luchttoevoer met twee tot acht trillingen per<br />
seconde te variëren voordat deze hij de pijp bereikt ontstaat<br />
een klank in schokjes. De inliggende tremulant: in<br />
een horizontaal lopend windkanaal wordt een schuinliggend<br />
kaderwerkje geplaatst waarop een klep rust. Op de<br />
klep bevindt zich een metalen veer met op het uiteinde<br />
een loden gewicht. Met behulp van een metalen staaf<br />
kan de klep omhoog worden gezet zodat de wind ongehinderd<br />
door het kanaal kan stromen. Wordt de klep losgelaten<br />
dan ligt ze op het kaderwerk en zal door de aanstromende<br />
wind worden omhooggedrukt. De veer met<br />
gewicht zorgt voor tegendruk zodat een s laande beweging<br />
ontstaat waardoor de luchtstroom "tremuleert". De<br />
opliggende tremulant: de bouwer bouwt op een verticaal<br />
lopend windkanaal een extra balgje dat beheerst wordt<br />
door een veer en een gewicht. Door het register (of pedaal)<br />
te selecteren, loopt dat extra balgje vol met lucht<br />
en de veer stoot het balgje terug leeg in de vertakking.<br />
De lucht komt dus in schokjes terecht bij de pijpen<br />
(zo<strong>als</strong> bij de bloedsomloop), zodat de klank ook in<br />
schokjes ontstaat.<br />
Plenum<br />
Wanneer van de registers alle labialen zijn ingeschakeld,<br />
spreekt men van het (Klein) Plenum (vol). Soms wordt<br />
met het (Klein) Plenum alleen het zogenaamde Prestanten-koor<br />
bedoeld. Als alle registers 'zijn getrokken' (=<br />
aan staan), wordt dat 'Tutti' genoemd (of Groot Plenum).<br />
<strong>Het</strong> orgel speelt dan met zo groot mogelijk volume. In<br />
het Frans wordt dit aangeduid met respectievelijk "Plein<br />
Jeu" (het volle werk zonder tongwerken) en "Grand<br />
Jeu" (inclusief de tongwerken).<br />
Zweltrede en zwelkast<br />
In de 19de eeuw ging het orgel veel gelijkenissen vertonen<br />
met een symfonieorkest, er waren allerlei soorten<br />
klankkleuren en speelhulpen. Maar toch wilden bouwers<br />
al eeuwen een orgel vervaardigen dat van fortissimo<br />
(zonder grote 'schokken') naar pianissimo zou kunnen<br />
gaan en omgekeerd. De grote vooruitgang om dit te bereiken<br />
bestond er in om een 'werk' in te bouwen in een<br />
geïsoleerde kast die langs de voorzijde dankzij jaloezieën<br />
open of gesloten kon worden. <strong>Het</strong> resultaat was zeer<br />
effectief zodat dit een onmisbaar gedeelte van de orgelbouwkunst<br />
werd. Later zouden nog meer pogingen in die<br />
zin ondernomen worden zodat het Recit Expressif <strong>als</strong><br />
zelfstandig instrument zou doorgroeien tot een nieuw<br />
instrument; het Orgue Expressif, beter bekend <strong>als</strong> het<br />
harmonium.<br />
Stemming en onderhoud<br />
De intoneur zorgt ervoor dat alle registers een mooie<br />
kleur, uitspraak en karakter krijgen. Om de pijp tot op<br />
juiste frequentie te stemmen moet men de lengte minutieus<br />
kunnen veranderen. Een goed orgel moet minstens<br />
twee keer per jaar aan een grondige stembeurt onderworpen<br />
worden, waarbij elke pijp wordt gestemd. Door<br />
de variaties in de luchtvochtigheid en temperatuur gaat<br />
het metaal uitzetten of krimpen, waardoor de corpuslengte<br />
verandert. Dit is een van de redenen waarom een<br />
kerk zeer langzaam wordt opgewarmd. Ontstemming<br />
wordt daarnaast in belangrijke mate bepaald door de<br />
temperatuur en consistentie van de lucht in de pijp.<br />
Warme lucht is dunner dan koude en geeft daardoor een<br />
hogere toon. <strong>Het</strong> stemmen gebeurt afhankelijk van het<br />
register door middel van een systeem eigen aan de pijp:<br />
de stemrand, stemkrul, stemhoed, stemring of stemlap<br />
een beetje te verplaatsen.<br />
<strong>Het</strong> Grootste orgel ter wereld vind u in Passau (D)
2. het Waterorgel<br />
<strong>Het</strong> waterorgel is het alleroudste type pijporgel dat<br />
heeft bestaan, beter bekend <strong>als</strong> het hydraulische orgel.<br />
De uitvinding van het instrument wordt toegeschreven<br />
aan Κτησίβιος (Ktesibios van Alexandrië).<br />
<strong>Het</strong> waterorgel werkt doordat door water samengeperste<br />
lucht rechtstreeks door natuurkrachten (bijvoorbeeld<br />
een waterval) door pijpen wordt geblazen. Waterorgels<br />
spelen doorgaans zonder menselijke tussenkomst. Zowel<br />
antieke <strong>als</strong> moderne beschrijvers hebben het instrument<br />
vaak verward met de Grieks-Romeinse 'Hydraulis', een<br />
soort pneumatisch orgel waarin de lucht werd samengeperst<br />
door handmatig bediende pompen, en waarin water<br />
werd gebruikt <strong>als</strong> middel om de luchtdruk constant<br />
te houden. Er stroomde dus niet zo<strong>als</strong> bij het stoomorgel<br />
(een 'Calliope') natte lucht door de muziekpijpen van<br />
een waterorgel. Afgezien van de methode van aanblazen<br />
van de pijpen is een waterorgel vergelijkbaar met een<br />
speeldoosorgel, die een trommel bevat met pinnen<br />
waarin het muziekstuk is geprogrammeerd, en een windkamer<br />
en pijpwerk. Klassieke waterorgels die draaien op<br />
een water- en lichtcombinatie, zijn in de Efteling en<br />
Slagharen te zien <strong>als</strong> attractie.<br />
Antieke tijd<br />
Waterorgels zijn beschreven in oude teksten van Ktesibios<br />
in Alexandrië (in de 3e eeuw voor Christus), in werk<br />
van Philon van Byzantium (ook in de 3e eeuw v.C.) en<br />
door Hero van Alexandrië (ongeveer in 62 n.C.). Net zo<strong>als</strong><br />
het principe van waterklokken (clepsydra) uit Plato's<br />
tijd, werden waterorgels niet <strong>als</strong> speelgoed gezien, maar<br />
hadden ze een speciale betekenis in de Griekse filosofie.<br />
Ze maakten gebruik van modellen en simulacra van dit<br />
type. Hydraulisch aangedreven waterorgels werden gebruikt<br />
om vogelgeluid te simuleren, of om een angstaanjagend<br />
geluid te produceren, zo<strong>als</strong> in het standbeeld van<br />
Memnon in Thebe. In dit laatste geval werd zonnewarmte<br />
gebruikt om een sifon met water van een gesloten<br />
tank in een andere over te leiden, waarbij samengeperste<br />
lucht werd geproduceerd die door de orgelpijp werd<br />
gevoerd<br />
Via Arabieren en Byzantijnse Rijk naar Europa<br />
Arabische en Byzantijnse ingenieurs ontwikkelden onder<br />
andere een automatisch waterorgel (beschreven door de<br />
Banū Mūsā in hun 9e-eeuwse traktaat), en een<br />
'muziekboom' die zich in het paleis van kalief al-Muqtadir<br />
(die heerste van 908 tot 932) bevond. Aan het eind van<br />
de 13e eeuw bereikte de hydraulische automaten Italië<br />
en de rest van West-Europa. Gedurende de Renaissance<br />
werd de magische aantrekkingskracht en de metafysische<br />
connotatie ervan onder volgelingen van hermetische<br />
en esoterische stromingen groter. Waterorgels werden<br />
in tuinen, grotten en kassen van koninklijke paleizen<br />
geplaatst, en in de villa's van rijke patriciërsfamilies om<br />
de toeschouwers te imponeren, niet enkel door de geproduceerde<br />
muziek maar veeleer doordat de automaten<br />
ook waren uitgerust met visuele elementen – dansende<br />
figuren, vogels die hun vleugels bewogen en hamerende<br />
cyclopen – deze werden allen aangedreven door de pinnen<br />
op de muziekcyclinder. Andere types waterorgels<br />
werden uit het zicht gespeeld en werden gebruikt om<br />
muziekinstrumenten te simuleren die schijnbaar door<br />
standbeelden werden bespeeld in mythologische scènes<br />
<strong>als</strong> ‘Orpheus die viool speelt', ‘De wedstrijd tussen Apollo<br />
en Marsyas’ en ‘Apollo en de 9 Muzen’.<br />
<strong>Het</strong> beroemdste waterorgel stond bij de Villa d'Este in<br />
Tivoli. <strong>Het</strong> werd gebouwd tussen 1569 en 1572 door<br />
Lucha Clericho (Luc de Clerc) en voltooid door Claude<br />
Venard). Dit orgel stond ongeveer 6 meter hoog onder<br />
een boogbrug en werd door een magnifieke waterval<br />
aangedreven. <strong>Het</strong> is beschreven door Mario Cartaro in<br />
1575 <strong>als</strong> een apparaat dat ‘madrigalen en vele andere<br />
stukken speelde’. Er zat ook een toetsenbord op. G.M.<br />
Zappi (in Annalie memorie de Tivoli, 1576) schreef:<br />
‘Wanneer iemand opdracht tot spelen gaf hoorde men<br />
eerst een tijdje trompetten spelen, en daarna heerste<br />
consonantie …. Talloze bezoekers konden niet geloven<br />
dat dit orgel uit zichzelf kon spelen, louter door waterkracht,<br />
en men dacht vaak dat er iemand in het orgel<br />
verstopt zat’.<br />
Naast automatische bespeling is nu bekend dat op zijn<br />
minst drie muziekstukken op het toetsenbord zijn gespeeld<br />
door een muzikant. Andere Italiaanse waterorgels<br />
staan in Pratolino, nabij Florence (circa 1580 gebouwd),<br />
in Isola de Belvedere, Ferrara (een orgel van voor 1599),<br />
bij het Palazzo del Quirinale, Rome (gebouwd door Luca<br />
Biagi in 1598, gerestaureerd in 1990), bij de Villa Aldobrandini,<br />
Frascati (1620), in één van de koninklijke pa-
leizen in Napels (1746) en 1 bij de Villa Doria Pamphili,<br />
Rome (1758–1759). Van deze waterorgels heeft alleen<br />
die bij het Palazzo del Quirinale het overleefd. Athanasius<br />
Kircher’s illustratie in het boek Musurgia universalis<br />
(1650) werd lang beschouwd <strong>als</strong> een fantasierijke representatie<br />
van een hypothetische mogelijkheid, maar<br />
blijkt nu een getrouwe weergave te zijn in elk detail van<br />
een werkend waterorgel, wanneer het vergeleken wordt<br />
met een orgel uit de grot in Quirinale, met slechts 1 verschil:<br />
de tekening ws in spiegelbeeld. Er zijn nog restanten<br />
van het waterorgel in de Villa d'Este maar het mineraalrijke<br />
water van de rivier dat door de orgelgrot valt<br />
heeft afzettingen veroorzaakt die het meeste bewijs van<br />
het bestaan van dit orgel onzichtbaar heeft gemaakt.<br />
In de vroege 17e eeuw werden ook in Engeland waterorgels<br />
gebouwd. Zo bouwde Cornelius Drebbel een waterorgel<br />
voor koning James I (1651), en Salomon de Caus<br />
bouwde diverse waterorgels in Richmond tijdens zijn<br />
werkzaamheden voor prins Henry. Er stond ook een waterorgel<br />
in Bagnigge Vale te Londen, bij het zomerverblijf<br />
van Nell Gwynn (1650–1687), en Henry Winstanley<br />
(1644–1703), de ontwerper van de Eddystone vuurtoren,<br />
zou een exemplaar hebben gebouwd bij zijn huis in Saffron<br />
Walden, Essex. Na het huwelijk van prinses Elizabeth<br />
met Frederik V van de Palts, ontwierp Salomon de<br />
Caus hun tuinen bij het kasteel van Heidelberg, dat beroemd<br />
werd door zijn fraaie en intrigerende waterwerken.<br />
Er heeft ook een waterorgel overleefd in de tuinen<br />
bij Heilbronn, Württemberg, en delen van een waterorgel<br />
zijn nog te zien bij de tuinen van Schloss Wilhelmshöhe<br />
in Kassel. De gebroeders Francini bouwden<br />
waterwerken en orgels in Saint-Germain-en-Laye en Versailles.<br />
Schloss Wilhemshohe Kassel<br />
Verval en herontdekking<br />
Tegen het eind van de 17e eeuw echter nam de aandacht<br />
voor waterorgels af. Omdat het onderhoud kostbaar<br />
was, raakten vele orgels in verval en vergetelheid.<br />
Rond 1920 waren alle waterorgels stuk en vervallen.<br />
(<strong>Het</strong> zogenaamde waterorgel bij kasteel Hellbrun, Salzburg,<br />
is in feite een pneumatisch orgel dat door hydraulische<br />
aangedreven balgen werkt.) Veel van de mechanismen<br />
van de kapotte waterorgels werden verkeerd<br />
begrepen, totdat de Nederlandse ingenieur Van Dijk in<br />
1954 de methode herontdekte waarmee de luchttoevoer<br />
werkte. Hij ontdekte dat dit hydraulisch principe gelijk<br />
was aan dat van de luchttoevoer aan smeltovens uit de<br />
16e en 17e eeuw. De belangrijkste factor is een natuurlijke<br />
eigenschap van water: wanneer door de zwaartekracht<br />
water neerwaarts wordt getrokken in een afvoerpijp,<br />
dan wordt lucht meegezogen. Zowel water <strong>als</strong><br />
lucht arriveren dan in een windkamer die op behoorlijke<br />
afstand onder de afvoerpijp is gesitueerd. Hoe langer de<br />
verticale pijp, hoe krachtiger de zuiging is en hoe groter<br />
het volume aan meegezogen lucht is. In het reservoir (de<br />
windkamer) wordt het water gescheiden van de lucht en<br />
de samengeperste lucht wordt dan in een windlade gevoerd<br />
bovenop de windkamer, met deze perslucht worden<br />
dan de orgelpijpen tot klinken gebracht. Twee geperforeerde<br />
spatplaten of diafragma's zorgen dat er geen<br />
waterspetters in de orgelpijpen kan komen. <strong>Het</strong> water<br />
dat van de lucht is gescheiden, verlaat de windkamer<br />
met dezelfde hoeveelheid <strong>als</strong> het er in loopt en dit water<br />
wordt weer gebruikt om een waterrad aan te drijven,<br />
dat op zijn beurt het speelwerk (de cilinder met<br />
pinnetjes) aandrijft. Om het orgel te starten dient een<br />
tapkraan die op de ingangspijp gemonteerd is, opengedraaid<br />
te worden. Als deze kraan open staat, wordt er<br />
een continue stroom water door het apparaat gevoerd,<br />
en zolang deze stroom aanhoudt zal het waterorgel spelen.<br />
Veel waterorgels hadden eenvoudige luchtdrukregulerende<br />
onderdelen. Bij het Palazzo del Quirinale<br />
stroomt het water van de heuveltop-bron (soms rijkelijk,<br />
maar soms ook nauwelijks genoeg om het orgel 30 minuten<br />
achtereen te laten spelen) via het paleis zelf naar<br />
een reservoir dat zich ongeveer 18 meter boven de windkamer<br />
bevond in de orgelgrot. Dit verval zorgde voor<br />
voldoende lucht om het gerestaureerde zes registers<br />
bevattende orgel te laten spelen.<br />
<strong>Het</strong> waterorgel van de Efteling<br />
Onder renaissanceschrijvers over het waterorgel was in<br />
het bijzonder Salomon de Caus informatief. Zijn boek uit<br />
1615 bevat een korte bouwbeschrijving, tips over de<br />
stemming en registers, en vele gravures waarop instrumenten,<br />
mechanismen en scènes waarin waterorgels zijn<br />
gebruikt, zijn afgebeeld. <strong>Het</strong> boek bevat ook een voorbeeld<br />
van passende muziek, het madrigaal "Chi farà fed'<br />
al cielo" van Alessandro Striggio, dat door Peter Philips is<br />
bewerkt.
3. HET DRAAIORGEL<br />
De Veronica<br />
Een draaiorgel is een automatisch spelend pijporgel.<br />
Naast orgelpijpen kan een draaiorgel ook andere instrumenten<br />
hebben, bijvoorbeeld slagwerk.<br />
De pijpen van een draaiorgel zijn meestal van hout, een<br />
enkele maal van metaal, meestal zink. De pijpen worden<br />
van lucht (bij orgels spreekt men van "wind") voorzien<br />
door een blaasbalg. <strong>Het</strong> draaiorgel is verwant met andere<br />
pijporgels, met <strong>als</strong> grootste verschil dat andere pijporgels<br />
door mensenhanden en -voeten worden bediend<br />
en het draaiorgel door een bewegend muziekpatroon,<br />
meestal een kartonnen draaiorgelboek. De eerste draaiorgels<br />
werkten met een houten cilinder met daarop metalen<br />
pinnen en bruggen voor de aansturing van de ventielen.<br />
Aansturing<br />
In 1892 kreeg de Frans-Italiaanse orgelbouwer Gavioli<br />
een patent voor het kartonnen orgelboek. Dit systeem<br />
werd later gevolgd door papieren of kartonnen rollen.<br />
Gavioli's patent maakte gebruik van lamellen (toetsen)<br />
die door de gaten in het orgelboek naar boven kwamen<br />
en zo kleine ventielen openden om onderdelen van het<br />
orgel aan te sturen. Duitse fabrieken ontwikkelden rond<br />
1900 alternatieve systemen om Gavioli's patent te ontgaan.<br />
Deze systemen waren gebaseerd op het principe<br />
van ontluchting door de gaten in het boek, en de mechanische<br />
toetsen waren niet meer nodig. Alle oude draaiorgels<br />
werken volgens een van deze systemen.<br />
Als nieuwste aanwinst wordt voor de besturing nu ook<br />
een computer gebruikt, die wordt aangestuurd met midibestanden.<br />
Door het gebruik van midibestanden is nu<br />
veel meer mogelijk. <strong>Het</strong> repertoire van een orgel is nu<br />
zeer uitgebreid, omdat men geen grote hoeveelheid orgelboeken<br />
meer mee hoeft te nemen. Ook zijn er nu arrangementen<br />
mogelijk die veel complexer zijn dan met<br />
een boek mogelijk is. De schakeltijd van een door MIDI<br />
aangestuurd orgel is zeer kort, waarmee de timing natuurlijker<br />
is en de muziek beter klinkt. Als men hetzelfde<br />
arrangement zou willen spelen met een boek, zou het<br />
boek uit elkaar vallen. Men kan nu vooraf bepalen welke<br />
muziek men wil horen en verzoeknummers zijn meteen<br />
te programmeren. <strong>Het</strong> draaiorgel dat met midibestanden<br />
werkt heeft dus grote voordelen. Ook andere instrumenten<br />
kunnen aangestuurd worden door de midifiles, zo<strong>als</strong><br />
een percussiegroep en een glockenspiel of xylofoon.<br />
Soorten draaiorgels<br />
<strong>Het</strong> bekendste soort draaiorgel in Nederland is het grote<br />
straatdraaiorgel, dat ook wel een pierement wordt genoemd.<br />
Daarnaast kunnen het dansorgel en het kermisorgel<br />
<strong>als</strong> varianten van het draaiorgel beschouwd worden.<br />
<strong>Het</strong> dansorgel is vooral bekend in het zuiden van Nederland,<br />
in het noorden is het kermisorgel bekender. In andere<br />
Europese landen wordt straatmuziek gemaakt door<br />
kleine, draagbare orgels, die tegenwoordig in Nederland<br />
"handdraaiorgels" worden genoemd. De laatste jaren ziet<br />
men steeds meer van deze kleine orgels in Nederland<br />
verschijnen. De meeste van deze orgeltjes worden nu in<br />
Duitsland vervaardigd en zijn moderne vormen van de<br />
voorlopers van de Nederlandse orgels. Replica's van oude<br />
Berlijnse Leierkasten, zo<strong>als</strong> deze draaiorgeltjes in Duitsland<br />
genoemd worden, worden onder andere gemaakt<br />
door de Orgelbaumeister Hofbauer uit Göttingen (Dld).
Werking<br />
Door aan een draaiorgel te draaien, gaat het orgel spelen.<br />
Als men er een orgelboek inlegt en het klavier sluit,<br />
zijn de mechanische luchtkleppen gesloten. Op dat moment<br />
is het orgel klaar om te spelen. Als men vervolgens<br />
aan het orgelwiel gaat draaien, komt de blaasbalg in<br />
beweging. Dit zorgt voor de lucht. De lucht gaat door<br />
luchtgeleiders naar het orgelklavier.<br />
Deze luchtstroom wordt naar het juiste instrument geleid.<br />
Door de gaatjes in het orgelboek te variëren van<br />
lengte, ontsnapt lucht voor een langere of kortere duur.<br />
Voor elke toonhoogte en elk instrument worden het tijdstip<br />
en de duur van een noot in de muziek via de gaatjes<br />
in het papier aangegeven. Wanneer er met de correcte,<br />
constante snelheid wordt gedraaid, klinkt het muziekstuk<br />
het best. <strong>Het</strong> draaiwiel is vaak voorzien van een<br />
aanhangsel genaamd de druif. Deze moet door een houtbewerker<br />
en ijzerman speciaal gemaakt worden. <strong>Het</strong><br />
specialisme wordt door niemand meer beoefend, op een<br />
enkele gespecialiseerde orgelbouwer na. De functie is<br />
het bewegen van de blaasbalgen en het orgelboek door<br />
het klavier draaien.<br />
Geschiedenis<br />
Orgel in Parijs omstreeks 1898<br />
De oorsprong van de draaiorgels ligt vermoedelijk in Italië.<br />
De Italiaan Ludovico Gavioli begon omstreeks 1850 in<br />
Parijs met het vervaardigen van kleine straatdraaiorgels<br />
die zó succesvol waren dat hij <strong>als</strong> de vader van het moderne<br />
draaiorgel beschouwd kan worden. Later gingen<br />
ook andere Fransen, Belgen en Duitsers deze instrumenten<br />
vervaardigen. In 1875 begon de Belg Leon Warnies<br />
<strong>als</strong> eerste een draaiorgelverhuurbedrijf in Amsterdam,<br />
waarna er nog velen volgden. Warnies wordt beschouwd<br />
<strong>als</strong> de grondlegger van de typisch Nederlandse straatdraaiorgelcultuur.<br />
Zijn nazaten zijn nog steeds actief in<br />
de Nederlandse draaiorgelwereld, onder andere in het<br />
draaiorgelbedrijf Perlee Orgels te Amsterdam.Ook de<br />
Firma van Eijk uit Terwolde bouwt sinds 1979 draaiorgels.<br />
Deze draaiorgels zijn vernoemd naar s childers. bijvoorbeeld:<br />
de Frans H<strong>als</strong>, de Johannes Vermeer, de Anton<br />
Pieck en de Ruisdael.<br />
Tegenwoordige tijd<br />
Nog altijd zijn draaiorgels op straat te bewonderen.<br />
Vooral in Nederland heerst er nog een straatorgelcultuur,<br />
maar in zowat heel Europa worden orgelmanifestaties<br />
georganiseerd, bijeenkomsten met meerdere draaiorgels.<br />
<strong>Het</strong> Utrechtse Museum Speelklok bezit een groot<br />
aantal orgels van diverse soorten. Een van de voornaamste<br />
Nederlandstalige verenigingen voor draaiorgels werd<br />
in 1954 opgericht, een vereniging van liefhebbers, de<br />
Kring van Draaiorgelvrienden (KDV). Er zijn nog ongeveer<br />
zestig actieve orgelspelers in Nederland. Op dit moment<br />
is 's werelds grootste transportabele draaiorgel de Victory.
4. <strong>Het</strong> Electronische orgel<br />
Een concertorgel is een pijporgel dat gebruikt kan worden<br />
<strong>als</strong> soloinstrument en voor begeleiding van<br />
(symfonie)orkesten en koren en dat daartoe opgesteld<br />
staat in een concertzaal of schouwburg. <strong>Het</strong> is in eerste<br />
instantie afgeleid van het kerkorgel. Een concertorgel<br />
staat qua bouw en klank veel dichter bij een kerkorgel<br />
dan bij een theaterorgel. Concertorgels staan in Nederland<br />
onder andere in De Doelen in Rotterdam, het Concertgebouw<br />
in Amsterdam en De Oosterpoort in Groningen.<br />
Vergelijking tussen concertorgel en kerkorgel<br />
<strong>Kerk</strong>orgels hebben vaker een open opstelling. Ze hebben<br />
dus geen zwelpedalen of zwelkasten, wat inhoudt dat<br />
een crescendo gerealiseerd dient te worden door meer<br />
registers open te trekken. Concertorgels daarentegen<br />
hebben <strong>als</strong> doel ze te gebruiken <strong>als</strong> soloinstrument en<br />
voor begeleiding van een symfonieorkest en eventueel<br />
koren, dus moeten de stemmen daarop aangepast zijn.<br />
Als het orkest een crescendo maakt, moet het orgel<br />
mee. Maar met een open opstelling lukt dat niet, want<br />
dan verandert de klank van het orgel en dat is niet gewenst.<br />
Daarom worden concertorgels veelal geheel in<br />
een zwelkast gebouwd, of tenminste het soloklavier. Dit<br />
heeft ook gevolgen voor de dispositie. <strong>Kerk</strong>orgels staan<br />
in stenen gebouwen met houten banken en stoelen,<br />
waar vaak veel nagalm is. Concertorgels staan in zalen,<br />
waar coulissen hangen, waar wandbekleding is en comfortabele<br />
pluche stoelen zijn. Dit heeft vanwege de geluidsdemping<br />
grote gevolgen voor de intonatie van het<br />
instrument. Soms maakt men, net <strong>als</strong> bij theaterorgels,<br />
gebruik van hogere luchtdrukken.<br />
Vergelijking tussen concertorgel en theaterorgel<br />
De soorten muziek die <strong>als</strong> regel op concertorgels worden<br />
gespeeld wijken nogal wat af van de soorten muziek<br />
waarvoor het theaterorgel is gebouwd. De muziek in de<br />
concertzaal is overwegend klassiek, waar in het theater<br />
overwegend lichte muziek wordt gespeeld. Een dansorgel<br />
is een orgel dat vroeger in danszalen of balzalen<br />
stond. Ze waren in gebruik bij cafés en bij kermissen. De<br />
orgels kwamen uit België, maar waren ook in het zuiden<br />
van Nederland bekend. Deze soort orgels zijn behalve<br />
van orgelpijpen vaak voorzien van extra instrumenten<br />
zo<strong>als</strong> accordeons, percussie-instrumenten en saxofoons.<br />
Nieuwe techniek<br />
Al sinds de jaren zeventig worden pijporgels via elektronische<br />
weg nagebootst. Ook in kerken heeft die techniek<br />
ingang gevonden. Daarbij wordt de klank via een digitale<br />
techniek verkregen, namelijk sampling. De klank is dan<br />
redelijk natuurgetrouw. Een andere techniek die gebruikt<br />
wordt om een pijporgel na te bootsen wordt<br />
acoustic modelling genoemd. Eigenlijk vallen dit soort<br />
digitale orgels onder de synthesizers.<br />
De ondes-Martenot (Frans: Martenot-golven), kortweg:<br />
ondes, is een van de vroegste elektronische muziekinstrumenten.<br />
De monofone ondes-Martenot maakt gebruik<br />
van een elektronenbuis om een geluidsgolf te genereren.<br />
Uitvinding<br />
Uitvinder Maurice Martenot (1898-1980) was een Franse<br />
cellist met belangstelling voor radio-techniek. <strong>Het</strong> idee<br />
voor zijn uitvinding ontstond gedurende de Eerste Wereldoorlog<br />
toen Martenot radio-operateur in het Franse<br />
leger was. Daar verkreeg hij de bijnaam le chien mexicain<br />
(de Mexicaanse Hond), vanwege zijn fascinatie voor<br />
het gelijknamige, Chihuahua-achtige bijgeluid dat destijds<br />
veelvuldig het radioverkeer verstoorde. Hij slaagde<br />
erin om, gebruikmakend van de Mexicaanse Hond, op het<br />
radiotoestel te musiceren. Dat idee zou later de basis<br />
vormen voor zijn ondes-Martenot.<br />
Techniek<br />
<strong>Het</strong> instrument biedt de mogelijkheid met de rechterhand<br />
één toon tegelijk voort te brengen op het klavier,<br />
of een glissando met de 'ring' vóór het pianoklavier. Door<br />
een klein uitschuifbaar toetsenbord kan de speler met<br />
de linkerhand een grote knop geleidelijk indrukken om<br />
het volume te verhogen en een achttal kleine knoppen<br />
om de toonhoogte te variëren. De toetsen van het klavier<br />
en de ring zijn gevoelig: door eenvoudig de toets of<br />
de 'ring' te laten bibberen kan de ondes-martenotspeler<br />
een vibrato laten horen. <strong>Het</strong> instrument is gebruikt door<br />
de pioniers van de elektronische muziek bij het Philips<br />
Natuurkundig Laboratorium en te horen op de opnames<br />
van Popular Electronics. Early Dutch electronic music<br />
from Philips Research Laboratories, 1956-1963<br />
Ook de rockband Radiohead maakt veelvuldig gebruik<br />
van de ondes-Martenot, bespeeld door Jonny Greenwood.
<strong>Het</strong> hammondorgel is een elektromechanisch orgel, ontworpen<br />
en gebouwd door Laurens Hammond, dat in april<br />
1934 gepatenteerd werd. Hoewel het hammondorgel<br />
oorspronkelijk verkocht werd aan kerken <strong>als</strong> goedkoop<br />
alternatief voor het pijporgel, werd het later ook gebruikt<br />
voor jazz en, in grotere mate, voor rock en gospel.<br />
Achtergrond<br />
Als imitatie van een pijporgel, dat rijen van pijpen van<br />
verschillende registers (klankkleuren) heeft, gebruikt<br />
het hammondorgel additieve synthese van golfvormen<br />
van harmonische series om het geluid te vormen. Net <strong>als</strong><br />
in Thadeus Cahills eerdere telharmonium worden de<br />
golfvormen gemaakt door mechanische toonwielen.<br />
Omdat de golfvormen worden gemaakt door mechanische<br />
toonwielen en niet door elektronische oscillatoren<br />
wordt het hammondorgel elektrisch en niet elektronisch<br />
genoemd. De klankopwekking in het door Hammond gepatenteerde<br />
toonwielorgel vindt plaats door een in het<br />
orgel geplaatste as die met een constante snelheid ronddraait.<br />
Op deze as bevinden zich een soort tandwielen<br />
(de toonwielen) met elk een ander aantal vertandingen.<br />
Bij de toonwielen worden opneemspoeltjes (pickups)<br />
geplaatst waarin door de vertandingen van de draaiende<br />
toonwielen een wisselspanning (=toon) wordt opgewekt.<br />
Hoe meer vertandingen er per tijdseenheid passeren hoe<br />
hoger de door het opneemspoeltje afgegeven frequentie<br />
van de wisselspanning, en dus de toon. Na de introductie<br />
van digitale technieken (zo<strong>als</strong> sampling) kwamen er orgels<br />
met een goede imitatie van de beroemde klank. Ook<br />
Hammond (inmiddels een Japanse producent Suzuki Musical<br />
Instruments) maakt nu digitale orgels (zo<strong>als</strong> de X-B3<br />
en de portable XK3/XK2/XK1). Vaak worden les liespeakers<br />
gebruikt bij hammondorgels, ondanks dat Leslie in<br />
het begin een concurrent van Hammond was. Bij hammondorgels<br />
wordt dit geluidssysteem toegepast in de<br />
vorm van een lesliebox. In deze separaat opgestelde geluidskast<br />
draait een trommel met een gleuf erin rond en<br />
verspreidt het geluid van de in de trommel geplaatste<br />
luidspreker.<br />
In het Engels wordt keyboard gebruikt <strong>als</strong> de verzamelnaam<br />
voor alle elektronische muziekinstrumenten met<br />
een klavier. Meestal beslaat het zes tot acht octaven. In<br />
de Nederlandse taal wordt het keyboard vaak verward<br />
met andere elektronische toetsinstrumenten. Met een<br />
keyboard wordt – in de Nederlandse taal – doorgaans het<br />
toetseninstrument bedoeld dat naast talloze klanken ook<br />
een begeleidingsautomaat aan boord heeft die via akkoorden<br />
wordt aangestuurd. Deze 'arrangeerkeyboards'<br />
bieden de mogelijkheid om gebruik te maken van automatische<br />
begeleiding in diverse stijlen en genres. <strong>Het</strong><br />
'arrangeerkeyboard' is in feite de opvolger van het vroegere<br />
huisorgel.<br />
Een andere tak binnen de familie is de synthesizer. Deze<br />
is in vergelijking met de arrangeerkeyboards geavanceerder<br />
waar het gaat om klanken en klankbewerking.<br />
Aan de andere kant is er vaak geen automatische begeleiding<br />
en geluidversterking aanwezig. Deze worden<br />
daarom hoofdzakelijk gebruikt om te componeren of in<br />
een band te spelen. Tegenwoordig bestaat de synthesizer<br />
zowel in hardware- <strong>als</strong> in software-vorm.<br />
Een synthesizer is een elektronisch muziekinstrument<br />
dat klanken en geluiden kunstmatig (meestal elektronisch)<br />
opwekt. Met een synthesizer is het mogelijk het<br />
op te wekken geluid vergaand te beïnvloeden, zodat<br />
nieuwe, nog niet bestaande klanken gemaakt kunnen<br />
worden. Ook kunnen sommige synthesizers de klanken<br />
van reeds bestaande (akoestische) instrumenten, bijna<br />
perfect nabootsen (bijvoorbeeld piano of orgel). De uitvinding<br />
van de synthesizer is een belangrijke revolutie<br />
geweest in de muziekwereld. De synthesizer is een van<br />
de meest veelzijdige instrumenten ter wereld vanwege<br />
het oneindig aantal mogelijke klankkleuren dat er mee<br />
gemaakt kan worden. Muziekgenres <strong>als</strong> trance, dance,<br />
synthpop, electro, elektronische muziek, techno, house<br />
etc. zouden zonder de uitvinding van de synthesizer<br />
nooit ontstaan zijn.<br />
De eerste elektrische synthesizer werd in 1876 uitgevonden<br />
door Elisha Gray, die beter bekend is <strong>als</strong> een van de<br />
uitvinders van de telefoon. Robert Moog bracht de eerste<br />
commercieel verkrijgbare synthesizer uit (1963).
5. De techniek van het orgelbouwen<br />
In dit hoofdstuk worden een aantal technische aspecten<br />
van de orgelbouw behandelt. te beginnen met een globaal<br />
technische bestek van ons orgel.<br />
Offerte voor een nieuw te bouwen orgel te <strong>Laren</strong> (G).<br />
De dispositie is gelijk aan die zo<strong>als</strong> met de Fa Reil<br />
is overeengekomen. Schild stelt 1 wijziging voor:<br />
i.p.v. Sifflit 1,1/3 een scherp 3 st. op het Rugwerk.<br />
Weergave van de omschrijving in hoofdpunten:<br />
Orgelbouw: er wordt een orgel gebouwd met 2<br />
klavieren volgens het s leepladensysteem en met<br />
een mechanische traktuur. Er wordt alleen eerste<br />
kwaliteit eiken of mahonie gebruikt.<br />
Sleepladen: deze zijn bestand tegen verwarmingssystemen,<br />
ze worden vervaardigd van eikenhout<br />
en speciaal gelijmd hechthout. Er zijn eiken slepen,<br />
die met leren ringen afgedicht worden. De<br />
laden worden zo geconstrueerd en bevestigd dat<br />
ze niet kunnen doorzakken.<br />
Speeltafel: deze wordt tussen hoofd- en rugwerk<br />
ingebouwd. De manuaten bestaan uit staartklavieren,<br />
de ondertoetsen worden met granaatappelhout<br />
belegd en de ahorn boventoetsen met ivoor.<br />
De pedaaltoetsen zijn van eikenhout. De registertrekkers<br />
van edelhout gedraaid komen links en<br />
rechts van de klaviatuur.<br />
Alfred Fuhrer ~Orgelbauw<br />
Firmant Fritz Schild<br />
Emsstarsse 64 – 2940 Wihemshaven<br />
Speelmechaniek: deze wordt zo gemaakt dat er<br />
een goede, aangename aanslag gewaarborgd is.<br />
Registermechaniek: de wellen <strong>hier</strong>voor worden<br />
van vierkantig ijzer gemaakt, de trekstangen van<br />
massief eiken.<br />
Windvoorziening: er wordt een balg met dubbele<br />
vouwen gemaakt van eikenhout, even<strong>als</strong> de kanalen.<br />
De Windmotor: (220/380 volt) wordt in een geluidsisolerende<br />
kast van fichtenhout ingebouwd.<br />
Deze installatie levert een flexibele, natuurlijk<br />
ademende wind.<br />
De Orgelkas: deze wordt van eikenhout gemaakt,<br />
het hout wordt gerookt en mat gelakt, waardoor<br />
het uiterlijk van oud eiken verkregen wordt. De<br />
kas krijgt een raamconstructie met panelen en<br />
deuren. De massieve kast geeft aan de klank een<br />
vol karakter en een grote draagkracht. De open<br />
ruimteen boven de pijpenvelden worden met<br />
zaagwerk gesloten. De vloeren ter afdekking van<br />
de mechaniek voor pedaal en rug-positief zijn in<br />
de prijs begrepen. Een goede toegang tot alle<br />
werken is gewaarborgd.<br />
Pijpen: de pijpen van de prestantenfamilie zijn<br />
van 27% tin, de prestantanten van de fluienfamilie<br />
zijn van 23% tin, de holpijp en roerfluit zijn van<br />
15% tin. De subbas is van eiken even<strong>als</strong> de grootste<br />
24 pijpen van de Quintadeen. De tongwerken<br />
hebben houten stevels en de bekers zijn van 27%<br />
tin, kelen en krukken van messing.
Materiaalgebruik voor orgels<br />
Voor de bouw van orgels wordt al eeuwen traditioneel<br />
veel hout gebruikt. Hout heeft een aantal expliciete<br />
voordelen, zo is hout duurzaam, eenvoudig te bewerken<br />
en goed te combineren met andere materialen zo<strong>als</strong><br />
leer, papier (perkament) etc. Bovendien hebben veel<br />
houtsoorten goede esthetische eigenschappen.We onderscheiden<br />
twee soorten hout in de orgelbouw : constructiehout,<br />
dit wordt gebruikt voor stellingwerk, draagbalken<br />
en kastdelen en specifieke houtsoorten voor bewegende<br />
delen, edele houtsoorten voor verfraaiing etc.We<br />
noemen een aantal bekende houtsoorten met hun toepassingen.<br />
Eikenhout<br />
Houtsoort die traditioneel vaak in orgels wordt gebruikt.<br />
Eikenhout is er in vele soorten. <strong>Het</strong> Slavonische eiken<br />
was wereldberoemd vanwege de gelijkmatige structuur<br />
en dito eigenschappen. Wordt gebruikt voor windladen<br />
(cancellenraam) kassen, windkanalen en pijpen. Tegenwoordig<br />
is dit veelal Frans eiken. Vroeger werd ook<br />
Noord europees (Hollands) eiken gebruikt. Bijvoorbeeld<br />
de orgelmaker van Oeckelen paste dit toe voor zijn houten<br />
pijpen. Dit eiken was veel zachter en ongelijker van<br />
structuur <strong>als</strong> het Slavonische eiken. Amerikaans- en Japans<br />
eiken is feitelijk alleen toepasbaar voor stellingwerk<br />
en /of raamwerken en achterzijden van kassen.<br />
<strong>Het</strong> heeft een grotere neiging tot trekken en is vaak erg<br />
wild getekend. Eiken kan met kleuren door het te roken,<br />
te beitsen en/of met was te behandelen. De fraaie tekening<br />
blijft dan zichtbaar.<br />
Mahoniehout<br />
Mahonie is eveneens een houtsoort die op meerdere<br />
plaatsen in de wereld groeit. Vooral in centraal Amerika<br />
(Cuba, Jamaica, de Grote Antillen). Mahonie wordt gebruikt<br />
voor windladen (pijpenstokken, roosters en kleppenkasten)<br />
Kassen, balgen, windkanalen en pijpen. Omdat<br />
mahonie in veel grotere stammen wordt aangeleverd<br />
kan men grotere delen uit één stuk maken. Vooral voor<br />
grote orgelpijpen en voor forse kasdelen heeft dat voordelen.<br />
Bovendien heeft mahonie een rechtere stam,<br />
minder grillig <strong>als</strong> de eikenstam en mede daardoor minder<br />
afval. Mahonie laat zich goed afwerken met blanke<br />
of getinte laksoorten. Ook <strong>hier</strong> blijft de tekening mooi<br />
zichtbaar. Wanneer men mahonie toepast <strong>als</strong> pijpenstok<br />
is er een geringere kans op aantasting van de pijpvoeten<br />
door looizuur. Ook werkt mahonie nauwelijks. Daarom is<br />
het eveneens goed toepasbaar voor windkanalen en balgen.<br />
Grenenhout<br />
Grenen is weer zo’n houtsoort die in verschillende streken<br />
groeit. Beroemd was het Riga-grenen afkomstig uit<br />
de baltische staten. Mooi gelijkmatig recht hout. Werd<br />
vroeger veel gebruikt voor pijpen. Tegenwoordig is grenenhout<br />
meer een verzamelnaam voor naaldhout waarbij<br />
de kwaliteiten onderling sterk kunnen verschillen.<br />
Grenen wordt in elk geval nog steeds gebruikt voor constructies<br />
zo<strong>als</strong> lade- en balgenjukken, kas, en soms nog<br />
voor pijpen.<br />
Vurenhout<br />
Net <strong>als</strong> grenen een naaldhoutsoort, vaak grover van<br />
structuur en ook vaak met knoesten. In principe uits luitend<br />
geschikt voor draagbalken en kastdelen.<br />
Red cederhout<br />
Een houtsoort die licht is van gewicht, rood van kleur en<br />
die vrijwel niet werkt. Wordt toegepast voor speelkleppen,<br />
mechaniekdelen zo<strong>als</strong> balansen, w<strong>als</strong>en en abstracten.<br />
Oregon Pine<br />
Werd vroeger vaak toegepast voor balgen, windkanalen,<br />
jukken, pijpen en abstracten. Komt tegenwoordig minder<br />
voor.<br />
Ebbenhout<br />
Sierhoutsoort van een vrijwel zwarte kleur (soms donker<br />
bruin met zwarte strepen) wordt gebruikt voor registerknoppen,<br />
boventoetsen, bakstukken en andere decoratieve<br />
doeleinden.<br />
Palissander<br />
Wordt eveneens toegepast voor decoratieve doeleinden.<br />
Palmhout<br />
Licht gekleurde houtsoort. Werd in het verleden gebruikt<br />
<strong>als</strong> draaischijf om voorslagen van windladen te vergrendelen,<br />
ook gebruikte men het wel voor w<strong>als</strong>ramen. Tegenwoordig<br />
wordt het nog wel gebruikt voor de lichte<br />
boventoetsen waneer de ondertoetsen donker van kleur<br />
zijn (b.v. ebben of palissander) .
Beuken<br />
Fraaie, heel gelijkmatige houtsoort die vaak wordt<br />
toegepast voor mechaniekregels die niet mogen<br />
werken.<br />
Plaathout<br />
We kennen allemaal Triplex, drie laagjes fineer op<br />
elkaar gelijmd met formaldehyde lijm. Inmiddels is<br />
er, speciaal voor de timmerbranche het meubelplaat<br />
uitgevonden : een laagje fineer gelijmd op<br />
een laag om en om gelegde latjes. Uiteindelijk<br />
kwam daar de watervast verlijmde multiplexen uit,<br />
beter bekend <strong>als</strong> Supra hechthout®. Voorzien van<br />
een buitenlaag eiken- of mahoniefineer en geschikt<br />
voor het maken van panelen in orgelkasten, zeker<br />
in ruimten met sterk wisselende klimatologische<br />
omstandigheden.<br />
Fineer<br />
Fineer is een dun laagje hout dat meestal gebruikt<br />
wordt voor decoratieve doeleinden. Zo kunnen<br />
goedkopere plaatmaterialen bekleed worden met<br />
een laagje Fineer om het uiterlijk wat op te waarderen.<br />
Werd in het begin van de 20e eeuw regelmatig<br />
gebruikt, zelfs voor kasdelen.<br />
Metaal<br />
Er worden in een orgel verschillende soorten metaal<br />
gebruikt. Allereerst voor constructies.<br />
Staal<br />
Stalen profielen worden toegepast voor onder andere<br />
een staalconstructie waarop de laden, balgen,<br />
mechaniekdelen een plaats vinden en waaraan de<br />
kas verankerd kan worden. Bij grotere orgels heeft<br />
een staalconstructie het onbetwiste voordeel dat<br />
het veel stabieler is <strong>als</strong> een houten constructie en<br />
dat het niet werkt bij klimatologische veranderingen.<br />
Staal wordt geleverd in allerhande profielen.<br />
Voor voorbeelden zie : www.mcb.nl<br />
Staal kan ook worden gebruikt voor het maken van<br />
w<strong>als</strong>ramen en wellenborden. In de 19e eeuw begonnen<br />
orgelmakers het voordeel van stalen w<strong>als</strong>en te<br />
zien: geen torsie <strong>als</strong> gevolg van krimpen of uitzetten,<br />
redelijk eigen gewicht, duurzaam, ijzersterk.<br />
Verder wordt staal gebruikt voor delen in de mechanische<br />
registertractuur.<br />
Aluminium<br />
Lange tijd werd aluminium gepromoot <strong>als</strong> vervanger<br />
voor staal (of hout) in de mechanieken. W<strong>als</strong>en etc.<br />
werden van aluminium gemaakt. De duurzaamheid<br />
van aluminium blijkt in de praktijk begrensd te zijn<br />
en vaak blijken aluminium delen te corroderen en<br />
te vergaan. Storingen zijn daarvan het gevolg.<br />
Fosforbrons<br />
Mengsel van koper en tin. Door tijdens het proces<br />
enig fosfor toe te voegen lost het koperoxyde op en<br />
is de legering in een goede kwaliteit te maken.<br />
Wordt o.a. toegepast voor ventielveren, mechaniekdraden,<br />
pulpeetdraden etc. Stemkrukken en<br />
soms tongen (wel moeilijk bewerkbaar)<br />
Messing<br />
Kelen en tongen van tongwerken (tongen vaak gew<strong>als</strong>t)<br />
ook wel ventielveren en sommige draaipunten.<br />
Orgelmetaal<br />
Dit specifieke metaal bestaat in principe uit twee<br />
componenten : Lood en tin.<br />
Tin : Tinerts wordt vooral gewonnen op Banka, Malakka<br />
en Billiton. Ook in Engeland en Duitsland<br />
(Saksen) wordt wel tin gewonnen. Tinerts is meestal<br />
behoorlijk verontreinigd, een grondige zuivering<br />
tijdens het smelten is daarom belangrijk. Tin komt<br />
in de handel <strong>als</strong> Bloktin (broodjes van 25 kg, soms<br />
zwaarder). Tin kan worden gegoten en geplet. Wanneer<br />
tin dunner is <strong>als</strong> 0,1 mm spreken we over tinfolie,<br />
dit wordt soms gebruikt om loden frontpijpen<br />
te bekleden.<br />
Lood<br />
Lood wordt op vele plaatsen in Europa gewonnen<br />
uit looderts. <strong>Het</strong> erts moet worden gezuiverd van<br />
verontreinigingen. Lood is een zacht en week materiaal,<br />
is gemakkelijk te vervormen, te snijden, te<br />
gieten en te pletten. Al in de Romeinse tijd werd<br />
lood toegepast voor buizen van de waterleiding.<br />
Al vroeg ontdekten orgelbouwers de voordelen van<br />
lood <strong>als</strong> materiaal om orgelpijpen van te maken.
<strong>Het</strong> nadeel van lood voor grote pijpen is dat deze<br />
te zwaar werden en inzakten. Door nu de materialen<br />
lood en tin samen te voegen ontstaat orgelmetaal.<br />
Orgelmetaal met veel lood (85% en meer).<br />
Pijpen van orgelmetaal met veel lood hebben een<br />
warmere klank, meer resonantie laten horen dan<br />
pijpen met een hoger tinpercentage. Bij oude orgels<br />
blijkt dat dit argument wel waar is maar….<br />
door het hoge loodgehalte (met vaak relatief dikke<br />
wanden) zie je dat het pijpwerk doorzakt, voeten<br />
zakken door waardoor de voetopening deformeert<br />
en de klank nadelig beïnvloedt wordt. Voor frontpijpen<br />
is het geheel ongeschikt omdat de pijpen<br />
snel blauw-grijs verkleuren.<br />
Een goede orgelmaker zal voor verschillende registergroepen<br />
verschillende tinpercentages selecteren<br />
(dit is mede afhankelijk van de gekozen ‘stijl’ van<br />
het orgel) Enkele voorbeelden uit de praktijk :<br />
Frontpijpen : 75% tin, binnenpijpen prestanten/<br />
fluiten 25% tin, Mixtuur 60% tin tongwerkbekers 40%<br />
tin. Ander voorbeeld : Frontpijpen, mixturen en<br />
Strijkers : 80% tin, Open fluiten 60% tin, prestanten<br />
– fluiten : 40% tin. Tongwerken 40 tot 60% tin. Derde<br />
voorbeeld : Frontpijpen 40% tin, binnenpijpen<br />
12% tin, tongwerk 25% tin.<br />
<strong>Het</strong> gesmolten orgelmateriaal wordt gegoten in platen.<br />
Vroeger werd het materiaal uitgestort op een<br />
zandbed waarna het kon afkoelen. Dit is een uiterst<br />
tijdrovend werk waarbij niet zelden verontreinigingen<br />
optraden. De afgekoelde en uitgeharde platen<br />
moesten dan met de hand op dikte worden geschaafd.<br />
Tegenwoordig worden de platen gegoten op een<br />
met linnen bespannen gietbank. Dit proces werkt<br />
sneller, gelijkmatiger dus goedkoper. <strong>Het</strong> op dikte<br />
schaven gebeurt op een schaaftrommel. Sommige<br />
orgelmakers geven ook vandaag de dag weer de<br />
voorkeur aan gieten op zand. De grote vraag is echter<br />
of dit tijdrovende procédé daadwerkelijk iets<br />
toevoegt aan het uiteindelijke product. Verschillende<br />
deskundigen hebben <strong>hier</strong>over totaal verschillende<br />
meningen. In het kader van deze algemene beschouwing<br />
laten we het graag over aan de kritische<br />
luisteraar; ieder oordele zelf of de meerkosten worden<br />
goedgemaakt door de betere kwaliteit.<strong>Het</strong> proces<br />
van pijpen maken is goed te zien op :<br />
www.stinkens.nl<br />
Koper<br />
Roodkoper is, met name in de eerste 25 jaar na de<br />
Tweede Wereldoorlog regelmatig toegepast <strong>als</strong> materiaal<br />
voor orgelpijpen. Soms voor de grotere pij-<br />
pen in het orgel zo<strong>als</strong> de Prestant 8’ of de Bourdon<br />
16’ maar ook voor schalbekers van tongwerken.<br />
Sommige orgels hebben zelfs roodkoperen frontpijpen.<br />
Door de akoestische eigenschappen van koper<br />
is de klank vaak harder en grover. Ook moeten koperen<br />
pijpen goed nabehandeld worden om oxydatie<br />
te voorkomen. Anno 2005 komen koperen pijpen<br />
nauwelijks meer voor.<br />
Zink<br />
Zink heeft in de orgelbouw een hele negatieve<br />
naam, het zou minderwaardig voor orgelpijpen. De<br />
vraag is of deze stelling terecht is. We zien in het<br />
einde van de 19e eeuw zink gebruikt worden door<br />
vrij veel orgelbouwers. Wat je ziet is dat de verwerking<br />
van zink niet altijd even solide was. Toch<br />
zie je bij de orgels van Loret, Mutin en andere ,<br />
veelal romantische/symfonische bouwers, zink gebruikt<br />
worden voor pijpen groter <strong>als</strong> 4 voet. Voor<br />
een Cello of Contrabas kan zink een uitstekende<br />
vervanger zijn. Als materiaal voor frontpijpen is<br />
zink wat lastiger toepasbaar.<br />
Leder<br />
Leder (of leer) is een belangrijk materiaal in de<br />
orgelbouw. Leer wordt meestal gebruikt voor het<br />
winddicht afsluiten van delen. Dit kunnen statische<br />
delen zijn zo<strong>als</strong> voorslagen voor windladen, windkanalen<br />
maar ook bewegende delen <strong>als</strong> ventielen en<br />
balgen.In de pneumatiek wordt bovendien leder<br />
gebruikt voor balgjes.<br />
Voor ventielen gebruikt men bij voorkeur jong materiaal,<br />
bijvoorbeeld lamsleder, dat heeft een grote<br />
souplesse en is meestal zeer egaal. Balgleer mag<br />
wat dikker zijn het moet echter altijd soepel zijn<br />
en mag niet hard zijn. <strong>Het</strong> leer is meestal wit schapenleer<br />
dat wordt gelooid met aluin, eierdooier,<br />
tarwemeel en zout. Bij het beleren van ventielen of<br />
een complete balg verdient het aanbeveling om het<br />
leer te betrekken van een zelfde partij huiden, dit<br />
omdat deze gelijktijdig gelooid zijn en meestal afkomstig<br />
zijn van een zelfde schapenras.
De Nederlandse schapen leveren over het algemeen<br />
een kwalitatief goede huid voor orgelbouwdoeleinden.<br />
Voor pneumatiekbalgjes gelden andere eisen <strong>als</strong><br />
voor ventielleer. De balgjes moeten worden gemaakt<br />
van een leersoort die snel reageert wanneer<br />
er wind in de balgjes geblazen wordt. Lange tijd<br />
gebruikte men <strong>hier</strong>voor similileer. Eigenlijk is dat<br />
geen leer maar een darmproduct; het is volkomen<br />
luchtdicht en erg soepel. Nadeel is wel dat het snel<br />
uitdroogt, waardoor het leer scheurt.Rundleder<br />
wordt meestal alleen gebruikt voor zittingen van<br />
orgelbanken.<strong>Het</strong> moge duidelijk zijn dat de orgelmaker<br />
zijn leer met zorg moet uitkiezen voor het<br />
bestemde doel.<br />
Lijm<br />
Een niet onbelangrijk materiaal in de orgelmakerij<br />
is lijm. Was dit vroeger bij de oude orgels vaak een<br />
probleem omdat men nauwelijks echte sterke lijmen<br />
had (veelal gebruikte men warme beenderlijm)<br />
tegenwoordig zijn er lijmsoorten te kust en te keur.<br />
Voor elk specifiek onderdeel is het goed zich af te<br />
vragen welke lijmsoort de beste kwaliteiten heeft.<br />
Bij met name de cancellenramen, die het hart van<br />
de windladen vormen, is het goed een lijmsoort te<br />
kiezen met een vullende werking die ook een zekere<br />
mate van elasticiteit heeft. Hierdoor is de kans<br />
op schade door klimatologische invloeden zo klein<br />
mogelijk. Bij oude orgels zie je vaak dat een gedemonteerde<br />
lade uiteen valt doordat de beenderlijm<br />
op veel punten gewoon is gebroken.<br />
Ook kan een cancellenraam worden gelijmd met<br />
een twee componenten houtlijm. Past men dan ook<br />
zwaluwstaart verbindingen toe dan ontstaat een<br />
zeer sterke verbinding die tegen een<br />
(klimatologisch) stootje kan. Voor het goed winddicht<br />
verlijmen van sponsels kan men de lade met<br />
verdunde lijm uitgieten. In deze is op dit moment<br />
Enziflex W30 een uitstekende lijmsoort met vele<br />
positieve eigenschappen.<br />
Gelet op het grote aantal lijmsoorten op de markt<br />
maar ook op de steeds aanscherpende milieueisen<br />
waardoor sommige lijmsoorten minder geschikt blijken,<br />
is het in het kader van deze verhandeling weinig<br />
zinvol <strong>hier</strong> te diep op in te gaan.<br />
Been / Ivoor<br />
Voor toetsen wordt (in geval van witte ondertoetsen)<br />
bij nieuwe orgels meestal been gebruikt in<br />
plaats het vroegere ivoor. Ivoor is tegenwoordig<br />
een beschermd product. Overigens, voor restauratiewerk<br />
kan men mondjesmaat nog ivoor kopen. Dit<br />
betreft dan ivoor dat beschikbaar komt van olifanten<br />
die een natuurlijke dood sterven. Voor nieuwe<br />
orgels wordt been toegepast. <strong>Het</strong> is wel zaak om<br />
het been goed te sorteren : 1e klas been is zeldzaam.<br />
Vaak zie je adertjes en plekjes in het been.<br />
Na een aantal jaren gaat zich daar vuil in afzetten.<br />
Een alternatief is kunststof, het nadeel <strong>hier</strong>van is<br />
dat de meeste kunststoffen na een 25 – 30 jaar verharden<br />
en broos worden.<br />
Kunststoffen<br />
Er is de afgelopen 30, 35 jaar veel geëxperimenteerd<br />
met kunststoffen in de orgelbouw. Allereerst<br />
kwamen er Pertinax slepen. Pertinax is een kunststof<br />
bestaande uit Fenol Formaldehyde, dit is een<br />
hard, bakelietachtig materiaal. Pertinax werd veel<br />
gebruikt in de elektrotechniek voor o.a. printplaten,<br />
het materiaal is chocolade bruin van kleur,<br />
moeilijk te zagen en te boren. Bij verspanende bewerkingen<br />
breken er gemakkelijk kleine stukjes af.<br />
Nylon heette vroege een onverslijtbaar materiaal te<br />
zijn, bijzonder geschikt voor lagers etc. Daarom<br />
werd het toegepast in o.a. draaipunten van mechaniekdelen.<br />
Helaas blijkt nylon minder duurzaam<br />
omdat het relatief snel verhardt en dan z’n positieve<br />
eigenschappen verliest. <strong>Het</strong> probleem van veel<br />
kunststoffen is dat ze zogenaamde weekmakers<br />
bevatten die het materiaal hun eigenschappen<br />
geeft waardoor ze hun bekendheid krijgen. Deze<br />
weekmakers ‘verlaten’ het materiaal na verloop<br />
van tijd waardoor het materiaal harder en brozer<br />
wordt. Afhankelijk van de functie is zulk materiaal<br />
tussen 15 en 30 jaar aan vervanging toe.<br />
Zo werden in de zestiger en begin zeventiger jaren<br />
kunststof telescoopringen toegepast tussen pijpstok<br />
en sleep. Deze ringen bestonden uit een deel dat in<br />
de pijpstok werd bevestigd en een bewegende binnenring<br />
die door middel van een spiraalveer op de<br />
sleep gedrukt werd. Na z’n 15 – 20 jaar blijken deze<br />
ringen te gaan haperen, in hoofdzaak door veroudering<br />
van het materiaal. Voor bijvoorbeeld de automobieltechniek<br />
is die periode van 15 – 20 jaar ruim
<strong>Het</strong> Leichelorgel in <strong>Laren</strong> en later verhuist naar Ommeren
6. <strong>Het</strong> Fuhrer orgel<br />
Albert Führer wurde 1905 geboren. Nach einer abgeschlossenen<br />
Tischlerlehre erlernte Führer das<br />
Orgelbauhandwerk bei der dam<strong>als</strong> renommierten<br />
norddeutschen Firma P. Furtwängler & Hammer und<br />
machte sich im Jahre 1933 selbständig. Sein Meisterstück<br />
war die 1938 erbaute Orgel der Elisabeth-<br />
Kirche im wangerländischen Westrum. Nach dem<br />
Zweiten Weltkrieg dehnte sich das Absatzgebiet der<br />
Firma auf große Teile Norddeutschlands aus. Alfred<br />
Führer starb 1974.<br />
Aus Führers Werkstatt stammen über 700 Instrumente,<br />
darüber hinaus wurden etliche Orgeln restauriert<br />
und erweitert. Alfred Führers Neffe Fritz<br />
Schild (* 1933) lernte bei ihm ab 1951 Orgelbau und<br />
kehrte nach Jahren in verschiedenen anderen Betrieben<br />
1960 wieder in die Firma zurück.<br />
Fuhrerorgel Rittagshausen<br />
Nach dem Tod Führers 1974 übernahm Schild zusammen<br />
mit der Witwe Liddy Führer (1906-2001)<br />
die Geschäftsführung der Firma.<br />
Die Orgelrestaurierungen Führers aus den 1940er<br />
bis 1960er Jahren galten dam<strong>als</strong> <strong>als</strong> Pionierleistungen,<br />
werden aus heutiger Sicht jedoch vielfach <strong>als</strong><br />
unzulänglich betrachtet. Nicht selten ging historische<br />
Substanz verloren und wurde auf einen fälschlich<br />
angenommenen Ursprungszustand hin rekonstruiert,<br />
sodass die meisten dieser Maßnahmen in<br />
den letzten Jahrzehnten wieder „re-restauriert“<br />
werden mussten. Die Neubauten aus dieser frühen<br />
Phase wiesen in der Regel eine neobarocke Disposition<br />
auf. Durchweg wurde jedoch solide gearbeitet<br />
und der Einsatz von langlebigen Materialien bevorzugt.<br />
Unter der neuen Leitung vollzog die Firma eine<br />
stärkere Hinwendung zu aus ihrer Sicht traditionellen<br />
Materialien, handwerklichen Techniken und eine<br />
Rückbesinnung auf die klassischen Klangideale<br />
des Orgelbaus. Modellhaft steht die Orgel der altreformierten<br />
Kirche in Bunde [2] für diese Neuorientierung.<br />
Schild führte neben Neubauten auch Restaurierungen<br />
durch und erstellte umfangreiche Dokumentationen.<br />
Als Schild im Jahr 2000 in den Ruhestand<br />
ging, übernahm Heiko Lorenz (* 1959) die Firma.<br />
Die sich schon länger abzeichnende Krise konnte<br />
nicht mehr abgewandt werden: 2003 musste das<br />
Unternehmen wegen Insolvenz aufgeben werden.<br />
Mitarbeiter gründeten den Betrieb in Wilhelmshaven<br />
2004 unter dem Namen Heiko Lorenz Orgelbau<br />
GmbH neu. Andere ehemalige Mitarbeiter gründeten<br />
im selben Jahr den Ostfriesischen Orgelservice.<br />
Fuhrerorgel Steinhagen
Fuhrerorgel Hamburg Fuhrerorgel Hellern Fuhrerorgel Osnabruck
Dispositie<br />
Hoofdwerk (manuaal 2): Quintadeen 16' - Praestant 8' -<br />
Gedekt 8' - Octaaf 4' - Quint 2⅔' - Octaaf 2' - Mixtuur 1⅓'<br />
4-6 sterk - Cornet 8' 5 sterk, vanaf f - Trompet 8'.<br />
Rugwerk (manuaal 1): Holpijp 8' - Praestant 4' - Roerfluit<br />
4' - Nasard 2⅔' (uit Sesquialter) - Sesquialter 2⅔' 2 sterk -<br />
Woudfluit 2' - Scherp ⅔' 3 sterk - Dulciaan 8'.<br />
Pedaal: Subbas 16' - Praestant 8' - Octaaf 4' - Trompet 8'.<br />
Koppelingen: Hoofdwerk aan Pedaal. Rugwerk aan Pedaal<br />
Rugwerk aan Hoofdwerk. Tremulant gehele werk.<br />
Mechanische sleepladen. Manuaalomvang: C-g3. Pedaalomvang:<br />
C-f1.<br />
Temperatuur: gemodificeerd Werckmeister. Winddruk: 78<br />
mm. WK.