—–Rudolf Steiner Het esoterische christendom - Uitgeverij Christofoor
—–Rudolf Steiner Het esoterische christendom - Uitgeverij Christofoor —–Rudolf Steiner Het esoterische christendom - Uitgeverij Christofoor
—–Rudolf Steiner Het esoterische christendom —–Vertaald door —–Hylcke Brandts Buys —–Met een nawoord van —–Jelle van der Meulen Uitgeverij Vrij Geestesleven/Zeist
- Page 2 and 3: De tekst van dit boek berust op ver
- Page 4 and 5: ogen even belangrijk is als de gebe
- Page 6 and 7: Geheimen in het heelal: komeet en m
- Page 8 and 9: De opdracht van Christian Rosenkreu
- Page 10 and 11: en op eigen kracht toegang kan vind
- Page 12 and 13: een inwijding, om hem geschikt te m
- Page 14 and 15: werkzaam blijft en bepaalde ervarin
- Page 16 and 17: Hulp voor eigen oordeelsvorming De
- Page 18 and 19: lang is voor de boeddhisten, maar v
- Page 20 and 21: de Christengemeenschap houdt, breng
- Page 22 and 23: omgang met psychische verschijnsele
<strong>—–Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong><br />
<strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong><br />
<strong>christendom</strong><br />
—–Vertaald door<br />
—–Hylcke Brandts Buys<br />
—–Met een nawoord van<br />
—–Jelle van der Meulen<br />
<strong>Uitgeverij</strong> Vrij Geestesleven/Zeist
De tekst van dit boek berust op verslagen van voordrachten<br />
die niet door Rudolf <strong>Steiner</strong> zijn gecorrigeerd.<br />
De vertaling is gebaseerd op de uitgaven:<br />
Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der ätherischen Welt<br />
Rudolf <strong>Steiner</strong> Gesamtausgabe nr.118<br />
3e druk, Rudolf <strong>Steiner</strong> Verlag, Dornach 1984<br />
Das <strong>esoterische</strong> Christentum und die geistige Führung der Menschheit<br />
Rudolf <strong>Steiner</strong> Gesamtausgabe nr.130<br />
4e druk, Rudolf <strong>Steiner</strong> Verlag, Dornach 1995<br />
Rudolf <strong>Steiner</strong>/Werken en voordrachten<br />
© 1999 Stichting Rudolf <strong>Steiner</strong> Vertalingen, Nuth<br />
Typografie Françoise Berserik<br />
Illustraties (vrij naar de bordschetsen van Rudolf <strong>Steiner</strong>)<br />
door Teun Berserik<br />
Omslagillustratie door Rudolf <strong>Steiner</strong>,<br />
bordtekening bij de voordracht van 19 april 1924<br />
in Mysterienstätten des Mittelalters (ga 233a)<br />
© Rudolf <strong>Steiner</strong>-Nachlassverwaltung, Dornach, Zwitserland<br />
isbn 9060385314/nugi 631/612<br />
isbn van de gehele serie 9060385004
—–Bij deze uitgave<br />
De voordrachten die in deze uitgave zijn opgenomen – Rudolf<br />
<strong>Steiner</strong> hield ze tussen 1910 en 1912 – waren van meet af aan zeer<br />
omstreden. De gezichtspunten die <strong>Steiner</strong> hierin met betrekking<br />
tot het <strong>christendom</strong> naar voren bracht, riepen heftige reacties op.<br />
Met name in kerkelijke kringen, maar ook in de Theosofische<br />
Vereniging waar <strong>Steiner</strong> indertijd werkzaam was, kon men hem<br />
moeilijk volgen in zijn radicale visie op Christus. Zo was de inhoud<br />
van deze voordrachten er de oorzaak van dat hij in 1913 uit<br />
de Theosofische Vereniging werd gezet.<br />
Ook voor de huidige lezer bevatten de voordrachten gezichtspunten<br />
die op zijn minst als ongebruikelijk kunnen worden ervaren.<br />
In de kern gaat het daarbij om het inzicht dat Christus een<br />
werkelijk wezen is met wie elk mens een individuele verbinding<br />
kan hebben. Om de werkelijkheid van Christus te kunnen ervaren,<br />
aldus <strong>Steiner</strong>, heeft niemand een kerk of een priester<br />
nodig. Ieder mens kan op eigen kracht de betekenis van Christus<br />
onderkennen.<br />
Maar er was meer. Rudolf <strong>Steiner</strong> zag Christus niet alleen als<br />
een historische werkelijkheid, maar ook als een wezen dat sinds<br />
zijn dood en opstanding in Palestina voortdurend actief blijft.<br />
Een werkelijk wezen houdt immers nooit op werkzaam te zijn.<br />
<strong>Steiner</strong> voorspelt dan dat Christus in de twintigste eeuw, terwijl<br />
hij zich in de geestelijke wereld bevindt, op een nieuwe wijze<br />
werkzaam zal worden. Hij spreekt van ‘de verschijning van<br />
Christus in de etherische wereld’, een gebeurtenis die in zijn<br />
5
ogen even belangrijk is als de gebeurtenis op Golgotha. Een<br />
bewuste ontmoeting met de wederkerende Christus beschouwde<br />
<strong>Steiner</strong> als de belangrijkste spirituele ervaring die men vanaf de<br />
twintigste eeuw kan opdoen.<br />
Volgens <strong>Steiner</strong> kan men in uiterlijke (exoterische) zin gemakkelijk<br />
aan deze wederkomst van Christus voorbijgaan, juist omdat<br />
hij met gewone ogen niet valt waar te nemen. In innerlijk (esoterisch)<br />
opzicht gaat het echter om een geestelijke gebeurtenis die<br />
beslissend is voor de verdere ontwikkeling van de mensheid.<br />
<strong>Steiner</strong> wijst in dit verband op het belang van spirituele begrippen<br />
voor een bewuste verhouding tot die beslissende gebeurtenis.<br />
Zonder een helder begrip van zaken als karma, etherische wereld<br />
en helderziendheid kunnen allerlei verschijnselen die samenhangen<br />
met de verschijning van Christus in de etherische wereld niet<br />
worden begrepen. <strong>Steiner</strong> zag de antroposofie dan ook als een<br />
bijdrage tot een beter begrip van het ‘<strong>esoterische</strong>’ <strong>christendom</strong>.<br />
In zijn nawoord beschrijft Jelle van der Meulen de omstandigheden<br />
waaronder deze voordrachten werden gehouden. Hij gaat<br />
in op de spirituele achtergrond van het <strong>christendom</strong> en met name<br />
op de rol van Christian Rosenkreutz daarin. Tenslotte werpt hij<br />
de vraag op in hoeverre de ‘voorspellingen’ die <strong>Steiner</strong> met betrekking<br />
tot de etherische Christus in 1910 deed, inderdaad zijn<br />
uitgekomen.<br />
6<br />
De redactie—–
—–Inhoud<br />
<strong>Het</strong> verschijnen van Christus in de etherische wereld<br />
Geesteswetenschap en de nieuwe helderziendheid<br />
—–Heidelberg 27 januari 1910—– 13<br />
De zin van reïncarnatie. <strong>Het</strong> verlies van de oude helderziendheid en de<br />
ontwikkeling van het ik-bewustzijn. De vier Joega’s. De incarnatie van<br />
Christus in het Kali Joega. Einde van het Kali Joega en opkomst van<br />
een nieuwe helderziendheid. De wederkomst van Christus in een etherisch<br />
lichaam. Paulus’ ervaring voor Damascus.<br />
Innerlijke en uiterlijke ontwikkelingsmogelijkheden<br />
—–Pforzheim 30 januari 1910—– 32<br />
Twee ontwikkelingsstromen in de mens. De individuele stroom, die<br />
door de incarnaties gaat. De algemeen-menselijke ontwikkeling in<br />
zevenjaarsfasen. Over het belang van spirituele opvoeding. De evolutie<br />
van de aarde en de ontwikkeling van de ziel door de incarnaties heen.<br />
De mogelijkheden van het karma benutten.<br />
Boeddhisme en paulinisch <strong>christendom</strong><br />
—–Keulen 27 februari 1910—– 51<br />
Boeddha: de wereld is Maya. Paulus: louter je ziel, om de geest achter<br />
de Maya waar te nemen. De nieuwe helderziendheid en het waarnemen<br />
van Christus in de etherische wereld. De toekomstige Maitreya-<br />
Boeddha.<br />
7
Geheimen in het heelal: komeet en maan<br />
—–Stuttgart 5 maart 1910—– 58<br />
Macrokosmos en microkosmos. De polariteiten zon en aarde, hoofd en<br />
ledematen; komeet en maan, vrouwelijk en mannelijk. Invloeden van<br />
maan en kometen op het aardse leven. De komeet van Halley en het<br />
menselijk bewustzijn.<br />
De wederkomst van Christus in de etherische wereld<br />
—–Stuttgart 6 maart 1910—– 77<br />
Voorchristelijke en na-christelijke bewustzijnsontwikkeling. De tijdperken<br />
van Abraham, Mozes en Salomo en hun spiegeling in de na-christelijke<br />
tijd. De helderziendheid van de toekomst. <strong>Het</strong> vooruitzien van<br />
karmische consequenties. De ervaring van Paulus voor Damascus.<br />
Valse messiassen. <strong>Het</strong> land Shambala.<br />
Pinksteren, het feest van de vrije individualiteit<br />
—–Hamburg, eerste pinksterdag, 15 mei 1910—– 97<br />
De achtergrond van het pinksterfeest. Volksprincipe (vrouwelijk principe),<br />
individueel (mannelijk) principe en algemeen menselijk principe<br />
(Christus). De Heilige Geest en de ontwikkeling tot vrije mens. Onbeweeglijke<br />
en beweeglijke feesten. De Christus-impuls als impuls van de<br />
vrijheid. De reïncarnatiegedachte in het boeddhisme en in de na-christelijke<br />
tijd. De pinkstergedachte in de toekomst.<br />
<strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong> <strong>christendom</strong><br />
<strong>Het</strong> <strong>christendom</strong> van de rozenkruisers<br />
—–Eerste voordracht. Neuchâtel 27 september 1911—– 119<br />
De verduistering van het geestelijk leven in de dertiende eeuw en de<br />
voorbereiding van een nieuwe cultuur. De kring van twaalf wijzen<br />
rond een bijzonder kind: de dertiende. De vernieuwing van hun wijsheid<br />
door de dertiende. De instandhouding van diens etherische lichaam<br />
na zijn dood. De wederbelichaming van deze individualiteit in<br />
Christian Rosenkreutz. <strong>Het</strong> ontstaan van de rozenkruiserstroming.<br />
8
Exoterisch en esoterisch werk van de rozenkruisers. De wet van de<br />
honderd jaren.<br />
<strong>Het</strong> <strong>christendom</strong> van de rozenkruisers<br />
—–Tweede voordracht. Neuchâtel 28 september 1911—– 131<br />
De wijze waarop Christian Rosenkreutz zijn leerlingen roept. De vroegere<br />
rozenkruiserscholing aan de hand van natuurprocessen (alchemie)<br />
en de toekomstige scholingsweg. De nieuwe ervaring van Christus. De<br />
toekomstige Maitreya-Boeddha.<br />
De etherisering van het bloed<br />
—–Bazel 1 oktober 1911—– 142<br />
De kosmische achtergrond van gedachten, gevoelens en wilsimpulsen.<br />
<strong>Het</strong> samenspel van intellect en moraliteit overdag en in de nacht. De<br />
etherisering van ons bloed door de daad van Christus op Golgotha. <strong>Het</strong><br />
vermogen om de etherische Christus waar te nemen. <strong>Het</strong> gebruik van<br />
‘onderfysieke’ natuurkrachten als elektriciteit en magnetisme. De opbouw<br />
van een nieuwe, morele cultuur en de werkzaamheid van de toekomstige<br />
Maitreya-Boeddha.<br />
Jesjoe ben Pandira<br />
—–Eerste voordracht. Leipzig 4 november 1911—– 166<br />
Voorstellingen, gevoelens en wilsimpulsen in relatie tot ons eigen wezen<br />
en tot de hogere werelden. De verschijning van Christus op steeds hogere<br />
niveaus, in overeenstemming met de geestelijke evolutie van de<br />
mensheid. De Christus-impuls als morele impuls. De nieuwe bodhisattva:<br />
Jesjoe ben Pandira, Maitreya-Boeddha en de morele kracht van<br />
diens woord.<br />
Jesjoe ben Pandira<br />
—–Tweede voordracht. Leipzig 5 november 1911—– 184<br />
Zelfopvoeding. Versterking van de wil door aanvaarding van het lot.<br />
Verdieping van het gevoel door oplettendheid. Bevordering van het<br />
denken door inleving. De nieuwe bodhisattva en het principe van<br />
zelfopvoeding. Zijn ontwikkeling tot Maitreya-Boeddha.<br />
9
De opdracht van Christian Rosenkreutz<br />
—–Neuchâtel 18 december 1912—– 200<br />
<strong>Het</strong> materiële wereldbeeld van de moderne natuurwetenschap tegenover<br />
de geest van Boeddha en Franciscus van Assisi. De zorg van<br />
Christian Rosenkreutz: de dreigende splitsing van de mensheid door<br />
deze twee wereldbeschouwingen. De werking van de Marssfeer in het<br />
leven na de dood. Een occulte bijeenkomst in de zestiende eeuw onder<br />
leiding van Christian Rosenkreutz en met medewerking van Gautama<br />
Boeddha. De nieuwe opdracht van Boeddha op Mars.<br />
Nawoord en aantekeningen<br />
Nawoord (Jelle van der Meulen)—– 215<br />
Aantekeningen bij <strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong> <strong>christendom</strong>—– 231<br />
Aantekeningen bij het nawoord—– 251<br />
Bibliografie—– 253<br />
Levensoverzicht—– 257<br />
Rudolf <strong>Steiner</strong>/Werken en voordrachten—– 261<br />
10
—–Nawoord<br />
De betekenis van Christus voor de ontwikkeling van de mensheid<br />
behoort tot de centrale thema’s in het werk van Rudolf <strong>Steiner</strong>.<br />
Hij behandelde dit onderwerp niet als theoloog, alhoewel hij zich<br />
ook in theologische aspecten verdiepte.° Hij ging primair van zijn<br />
eigen ervaring uit en vergeleek die naderhand met alle mogelijke<br />
overleveringen. Rudolf <strong>Steiner</strong> ervoer Christus als een concreet<br />
geestelijk wezen, waartoe ieder individueel mens een eigen verhouding<br />
kan vinden, zonder de hulp van een kerk of een priester.<br />
En omgekeerd: in zijn ogen is de mens een wezen dat nadrukkelijk<br />
door Christus wordt gezocht.<br />
In zijn beschouwingen over Christus wees <strong>Steiner</strong> dan ook<br />
vaak op verschijnselen die duiden op de feitelijke werkzaamheid<br />
van Christus. Dat kunnen verschijnselen zijn die zich voordoen<br />
in de natuur, in de menselijke ziel, in het sociale leven of in de<br />
kosmos. <strong>Het</strong> ervaren en vooral ook het begrijpen van die verschijnselen<br />
stond centraal in veel van zijn beschouwingen.<br />
Weerstanden<br />
Deze zienswijze van Rudolf <strong>Steiner</strong> riep veel weerstand op. In<br />
kerkelijke kringen heerste de mening dat een persoonlijke verhouding<br />
tot Christus ofwel onmogelijk is, ofwel uitsluitend en<br />
alleen door de bemiddeling van een kerkelijk instituut tot stand<br />
kan komen. <strong>Steiner</strong>s radicale opvatting dat elk mens persoonlijk<br />
215
en op eigen kracht toegang kan vinden tot Christus, werd hoogmoedig<br />
en zelfs gevaarlijk gevonden. Dominees en priesters die<br />
van deze zienswijze kennis namen, meenden dat het nodig was<br />
hun gemeenten of parochies daartegen te beschermen. Vanaf<br />
ongeveer 1910 tot aan zijn dood in 1925 heeft <strong>Steiner</strong> dan ook te<br />
maken gehad met heftige tot zelfs vijandelijke kritiek uit deze<br />
hoek.<br />
Maar minstens zo heftig was de tegenstand die hij ondervond<br />
in de kringen waar hij werkzaam was toen hij over Christus begon<br />
te spreken en te schrijven: de theosofische beweging. Onder<br />
leiding van Annie Besant en in navolging van Helena Blavatsky<br />
was de Theosofische Vereniging sterk op de oosterse esoterie<br />
georiënteerd. De <strong>esoterische</strong> leer van vooral het hindoeïsme werd<br />
in die kringen als een spiritueel hoogtepunt beleefd, terwijl het<br />
<strong>christendom</strong> in dit opzicht een veel bescheidener betekenis werd<br />
toegedacht. De gehele terminologie van de theosofie was gebaseerd<br />
op oosterse begrippen, waarvan overigens ook in het vroege<br />
werk van <strong>Steiner</strong> sporen zijn te vinden. Veel meer dan de bijbel<br />
of andere christelijke teksten werden in de theosofische beweging<br />
oude oosterse teksten gelezen en becommentarieerd. Zo zijn de<br />
twee hoofdwerken van Helena Blavatsky, De geheime leer en Isis<br />
ontsluierd, geënt op oude oosterse wijsheden. En ook de geestelijke<br />
leraren, de ‘meesters’ op wie zij zich beriep, bevonden zich<br />
in het Oosten. <strong>Het</strong> centrum van de Theosofische Vereniging was<br />
dan ook gevestigd in Adyar bij Madras, India.<br />
De wederkomst: fysiek of etherisch?<br />
Christus was in de visie van de theosofen slechts een van de<br />
geestelijke wezens die de ontwikkeling van de mensheid begeleiden;<br />
een eenmalige en beslissende rol werd hem niet toebedeeld.<br />
Vanaf het begin dat Rudolf <strong>Steiner</strong> in de theosofische beweging<br />
werkte, zag hij dat fundamenteel anders. Voor hem waren de<br />
dood en de opstanding van Christus, die hij vaak aanduidde als<br />
het ‘mysterie van Golgotha’, juist een eenmalige en beslissende<br />
216
gebeurtenis, centraal voor de gehele ontwikkeling van de mensheid.<br />
Vanaf het moment dat Christus zich door zijn dood en<br />
opstanding met de aarde had verbonden, kon ieder mens met<br />
Christus in verbinding komen en daardoor zijn eigen wezenskern<br />
(het hogere Ik) leren kennen. Zonder de oVerdaad van Christus<br />
en zonder hem in die daad te volgen, kon de mens volgens <strong>Steiner</strong><br />
niet in vrijheid tot zijn ware menselijke wezen komen.<br />
De apostel Paulus was in de visie van <strong>Steiner</strong> het grote voorbeeld.<br />
Zijn ontmoeting met Christus voor de poort van Damascus<br />
– Paulus heette toen nog Saulus – bracht een radicale wending<br />
in zijn leven. De leer die hij voorheen had bestreden, zou hij<br />
vanaf dat moment gaan verbreiden. Volgens <strong>Steiner</strong> kon elk<br />
mens zijn eigen ‘Damascus-ervaring’ hebben. Met name in de<br />
twintigste eeuw, zo voorspelde hij in 1910, zouden meer en meer<br />
mensen zo’n ervaring hebben. In zijn antroposofische terminologie<br />
noemde hij dat de ontmoeting met de ‘etherische Christus’.<br />
De moeilijkheden met de theosofische beweging ontstonden,<br />
toen leidende personen in die beweging, met name Annie Besant<br />
en Charles Leadbeater, in de toen nog jonge Jiddu Krishnamurti<br />
de wederkomende Christus zagen. Krishnamurti zou de nieuwe<br />
‘wereldleraar’ worden, door hem heen zou Christus spreken. In<br />
feite spraken zij van een tweede fysieke incarnatie van Christus,<br />
die de theosofische leer zou gaan verspreiden. Rudolf <strong>Steiner</strong> kon<br />
met deze visie niet instemmen, omdat hij de fysieke incarnatie<br />
van Christus in het lichaam van Jezus van Nazareth als eenmalig<br />
beschouwde. Christus bevond zich na de opstanding en de hemelvaart<br />
in de geestelijke wereld, en was daar met name werkzaam<br />
in het gebied dat direct aan de fysieke wereld grenst: de<br />
etherische wereld. De proclamatie van een ‘wedergekeerde’<br />
fysieke Christus zou de oriëntatie op de ‘etherische’ Christus<br />
blokkeren en daarmee de ervaring van diens werkzaamheid bemoeilijken.<br />
Volgens <strong>Steiner</strong> zou de gedachte aan een tweede<br />
fysieke incarnatie van Christus de aandacht afleiden van de geestelijke<br />
werkzaamheid van Christus, die zich in de twintigste eeuw<br />
versterkt zou manifesteren.<br />
Van 10 tot 12 januari 1910 onderging Krishnamurti in Adyar<br />
217
een inwijding, om hem geschikt te maken als ‘voertuig’ voor het<br />
wezen dat Leadbeater en Besant de wederkerende Christus<br />
noemden. Rudolf <strong>Steiner</strong> bevond zich op dat moment in Stockholm,<br />
waar hij voordrachten hield over het evangelie volgens<br />
Johannes in samenhang met de drie andere evangeliën. Op 12<br />
januari, de laatste dag dus van de inwijding van Krishnamurti die<br />
zich duizenden kilometers verder voltrok, sprak <strong>Steiner</strong> voor het<br />
eerst over het zichtbaar worden van Christus in de etherische<br />
wereld in de loop van de twintigste eeuw. <strong>Het</strong> lijkt alsof hij de<br />
culminatie van de inwijding van Krishnamurti aangrijpt om over<br />
de etherische Christus te spreken.° Helaas is van deze voordracht<br />
geen stenografisch verslag gemaakt, zodat we de inhoud ervan<br />
niet kennen.<br />
Uiteindelijk heeft het verschil van inzicht over de betekenis<br />
van Christus ertoe geleid dat Rudolf <strong>Steiner</strong> met de gehele Duitse<br />
afdeling van de Theosofische Vereniging (waarvan hij voorzitter<br />
was) uit de internationale Theosofische Vereniging werd<br />
gestoten. <strong>Het</strong> bestuur van deze vereniging kon niet accepteren<br />
dat <strong>Steiner</strong> in Krishnamurti niet de nieuwe incarnatie van Christus<br />
zag.<br />
Overigens zou ook Krishnamurti zelf zich van de hem toegedachte<br />
rol als voertuig van Christus distantiëren. Na veel innerlijke<br />
worstelingen maakte hij zich in 1929 los van de theosofische<br />
beweging, met de mededeling dat hij Christus niet was. Vanaf<br />
dat moment begon Krishnamurti met zijn beroemde ‘talks’,<br />
waarin hij steeds weer het autonome karakter van het individu<br />
benadrukt. Wanneer hij zijn toehoorders toeriep ‘het verleden los<br />
te laten’, wist hij waar hij het over had.°<br />
Esoterisch <strong>christendom</strong><br />
De titel van deze uitgave luidt: <strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong> <strong>christendom</strong>. In<br />
dubbel opzicht is deze uitdrukking van betekenis. Allereerst<br />
wilde <strong>Steiner</strong> ermee benadrukken, vooral voor zijn theosofische<br />
toehoorders, dat er niet alleen aan oosterse stromingen maar ook<br />
218
aan het westerse <strong>christendom</strong> een <strong>esoterische</strong>, dat wil zeggen<br />
‘verborgen’ zijde zit. In de voordrachten die in deze uitgave zijn<br />
opgenomen, wordt dan ook uitgebreid ingegaan op een typisch<br />
westerse vertegenwoordiger van het <strong>esoterische</strong> denken en handelen:<br />
Christian Rosenkreutz. En ook wordt beschreven hoe<br />
oosterse inspiratoren, zoals Boeddha, zich tot Christus verhouden.<br />
Rudolf <strong>Steiner</strong> wilde de <strong>esoterische</strong> traditie en werkelijkheid<br />
van het <strong>christendom</strong> naast en in samenhang met die van het<br />
Oosten belichten.<br />
Bij de term esoterisch <strong>christendom</strong> ging het <strong>Steiner</strong> verder om<br />
historische gebeurtenissen die achter de coulissen van het gewone<br />
leven plaatsvinden. Zo beschouwde hij het instituut van de<br />
kerk, met de gehele bekende geschiedenis ervan, als ‘exoterisch’,<br />
dus voor iedereen zichtbaar. Maar achter de uiterlijke geschiedenis<br />
van het <strong>christendom</strong> gaat een ‘innerlijke’ schuil. <strong>Steiner</strong> wilde<br />
de westerse mens duidelijk maken dat ook het <strong>christendom</strong> een<br />
onzichtbare kant heeft, die je kunt leren kennen wanneer je leert<br />
vertrouwen op je geestelijke vermogens. De antroposofie beschouwt<br />
hij als een geesteswetenschap die de verborgen kant van<br />
het <strong>christendom</strong> beschrijft en toegankelijk maakt.<br />
Wat is concreet bedoeld met de <strong>esoterische</strong> werkelijkheid van<br />
het <strong>christendom</strong>? Een goed voorbeeld biedt de al genoemde<br />
apostel Paulus. Voor het historische <strong>christendom</strong> is hij iemand<br />
die een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het<br />
<strong>christendom</strong>. Hij heeft reizen gemaakt, de leer van het <strong>christendom</strong><br />
verspreid, brieven geschreven die in de bijbel zijn opgenomen,<br />
enzovoort. En zijn ervaring voor de poort van Damascus<br />
wordt vanuit dit perspectief dan gezien als een belangrijke gebeurtenis<br />
in zijn leven: de bekering van Paulus.<br />
Esoterisch gesproken gaat het echter óók om nog iets anders.<br />
Want volgens de <strong>esoterische</strong> beschouwingswijze blijven handelingen<br />
van personen altijd actueel werkzaam, en zeker als deze<br />
handelingen een grote stap in de ontwikkeling van de mensheid<br />
markeren. De gebeurtenis voor de poort van Damascus wordt in<br />
dit licht gezien als een ‘oer-ervaring’, die nooit alleen maar geschiedenis<br />
wordt, maar in de actualiteit van de geestelijke wereld<br />
219
werkzaam blijft en bepaalde ervaringen aanhoudend mogelijk<br />
maakt. Door de Christus-ontmoeting van Paulus is er in de geestelijke<br />
wereld iets mogelijk gemaakt, namelijk dat ook andere<br />
mensen een vergelijkbare ervaring hebben. <strong>Het</strong> ‘<strong>esoterische</strong>’<br />
karakter van deze gebeurtenis ligt in het feit dat door de ontmoeting<br />
van Paulus met Christus in de geestelijke wereld een oerbeeld<br />
is ingeschreven, dat we niet alleen met ons verstand kunnen<br />
begrijpen, maar ook met hart en ziel kunnen ‘meemaken’.<br />
Paulus heeft in de geestelijke wereld een poort gebouwd waar<br />
ieder mens doorheen kan.<br />
In de <strong>esoterische</strong> wetenschap gaat het in hoofdzaak dus niet<br />
om het opstellen van een leer, maar om het opsporen van concrete<br />
handelingen die in de geestelijke wereld paden hebben gebaand<br />
die voor ieder mens begaanbaar zijn. Dat geldt ook voor de<br />
<strong>esoterische</strong> beschouwing van het <strong>christendom</strong>. Volgens <strong>Steiner</strong><br />
gaat het ook bij Christus niet om diens leer, maar om de daden<br />
die hij heeft gesteld. Om die reden gaf <strong>Steiner</strong> een van zijn boeken<br />
de titel <strong>Het</strong> <strong>christendom</strong> als mystiek feit.° Christus’ opstanding<br />
uit de dood heeft in de ontwikkeling van de mensheid een nieuwe<br />
mogelijkheid geschapen. Doordat het metamorfoseprincipe van<br />
dood en opstanding als wetmatigheid in de etherische wereld is<br />
ingeschreven, is het vanaf dat moment voor mensen mogelijk<br />
geworden deze metamorfose ook zelf door te maken. Met de<br />
‘navolging van Christus’ is volgens de <strong>esoterische</strong> wetenschap<br />
dan niet bedoeld het letterlijk naleven van bepaalde normen,<br />
maar het durven te sterven om ‘nieuw te worden’.<br />
Christian Rosenkreutz<br />
Zo hebben tal van historische figuren in het verborgene handelingen<br />
verricht die van grote betekenis zijn voor ieder mens. Ook<br />
de beschouwingen die Rudolf <strong>Steiner</strong> in de onderhavige voordrachten<br />
aan Christian Rosenkreutz wijdt, zijn zo te begrijpen.°<br />
Christian Rosenkreutz is volgens de gangbare geschiedkunde<br />
geen werkelijk historische figuur geweest omdat van hem ieder<br />
220
concreet spoor ontbreekt. Volgens de <strong>esoterische</strong> wetenschap is<br />
er echter wel degelijk sprake van een menselijke individualiteit.<br />
<strong>Steiner</strong> noemt in deze uitgave twee incarnaties van hem in de late<br />
middeleeuwen. Deze twee levens culmineren beide in een bijzondere<br />
soort van inwijding. In de door Christian Rosenkreutz<br />
gestichte rozenkruiserschool ging het om deze christelijke inwijding.<br />
Voorzover er sprake is van een rozenkruiserleer, bestaat die<br />
alleen om de vermogens te verwerven dergelijke inwijdingsprocessen<br />
te ervaren en te begrijpen.<br />
<strong>Steiner</strong> maakt met betrekking tot de werkzaamheid van Christian<br />
Rosenkreutz heel concreet hoe een <strong>esoterische</strong> handeling<br />
blijvend werkzaam is. Hij beschrijft hoe Christian Rosenkreutz<br />
van zijn etherische lichaam (het onzichtbare wezensdeel dat de<br />
levensprocessen in de mens stuurt en bijeenhoudt) als het ware<br />
een plek heeft gemaakt in de geestelijke wereld, waar bepaalde<br />
inzichten kunnen worden ervaren die ten dienste staan van de<br />
mens die zich esoterisch wil scholen. Dit moet feitelijk worden<br />
opgevat: in de etherische wereld – waar ook Christus werkzaam<br />
is – bevindt zich een plaats die innerlijk ‘bezocht’ kan worden en<br />
die als een bron van inspiratie kan worden beschouwd. In het<br />
befaamde rozenkruisermanifest uit 1614, de Fama Fraternitatis,<br />
dat vanuit die inspiratie geschreven is, wordt de ontdekking en<br />
inrichting van die etherische plek imaginatief beschreven. Onder<br />
andere door het mediteren van deze beelden uit dat manifest kan<br />
het etherische lichaam van Christian Rosenkreutz worden gevonden.<br />
Maar ook kunnen van dit etherische lichaam inspiraties<br />
uitgaan die langs onbewuste weg mensen tot handelingen aanzetten.<br />
Enkele voorbeelden daarvan biedt het werk van Goethe, die<br />
volgens <strong>Steiner</strong> openstond voor inspiraties die uitgaan van het<br />
etherische lichaam van Christian Rosenkreutz. In zijn L’evolution<br />
divine du Sphinx au Christ noemt de Franse schrijver Edouard<br />
Schuré° nog een paar andere boeiende voorbeelden, zoals Cain<br />
en Manfred van Byron en Prometheus Unbound van Shelley.<br />
221
Hulp voor eigen oordeelsvorming<br />
De voordrachten in deze uitgave werden in de loop van bijna drie<br />
jaar gehouden. <strong>Steiner</strong> hield de eerste serie voordrachten tussen<br />
januari en mei 1910; ze hebben als hoofdthema de verschijning<br />
van Christus in de etherische wereld. In negen Duitse steden en<br />
in het Italiaanse Palermo spreekt hij achtereenvolgens vanuit<br />
steeds verschillende invalshoeken over dit thema. <strong>Het</strong> is duidelijk<br />
dat hij een rondreis maakt door Duitsland om het onderwerp<br />
bekend te maken en gezichtspunten aan te dragen voor een juist<br />
oordeel over de wederkomst van Christus. Dat dit niet valt los te<br />
zien van de ontwikkelingen in de toenmalige Theosofische Vereniging,<br />
is hierboven al benadrukt. Zes van deze voordrachten<br />
zijn in deze uitgave opgenomen.<br />
De tweede serie voordrachten hield <strong>Steiner</strong> tussen september<br />
1911 en december 1912. Ook in deze tijd maakte hij een rondreis,<br />
nu door Italië, Zwitserland en Duitsland. De voordrachten over<br />
de etherische Christus vormen de inhoudelijke achtergrond van<br />
deze tweede reeks, waarin tal van onderwerpen worden besproken.<br />
Zo spreekt hij onder meer over het <strong>christendom</strong> van de<br />
rozenkruisers, over Christian Rosenkreutz zelf, over de samenhang<br />
tussen het bloed van Christus en het etherisch worden van<br />
het menselijk bloed, over de betekenis van Jesjoe ben Pandira als<br />
christelijke ingewijde, over de opgave van de toekomstige Maitreya-Boeddha<br />
en over de missie van Boeddha op Mars. Van<br />
deze voordrachten zijn er eveneens zes opgenomen.<br />
De samenhang tussen de verschillende onderwerpen in de<br />
onderhavige voordrachten is niet eenvoudig te vinden. Voor een<br />
deel heeft dat te maken met het feit dat de lezers van nu niet<br />
meer zo bekend zijn met de vraagstukken waar de toehoorders<br />
van toen mee leefden. Veel in de tekst is impliciet gebleven,<br />
doordat <strong>Steiner</strong> bij zijn toehoorders het een en ander bekend<br />
veronderstelde, zoals de verhoudingen en de verschillende stromingen<br />
binnen de theosofische beweging. Maar daarnaast hangt<br />
het gecompliceerde karakter van de voordrachten samen met de<br />
aard van de zaak zelf. <strong>Het</strong> begrijpen van de <strong>esoterische</strong> inhoud<br />
222
van het <strong>christendom</strong> vereist voorkennis en het bewust ervaren<br />
van de geestelijke (etherische) wereld is niet vanzelfsprekend.<br />
Zoals zo vaak onderneemt Rudolf <strong>Steiner</strong> in de hier opgenomen<br />
voordrachten – om een zinswending van T.S.Eliot te gebruiken<br />
– ‘a raid in the inarticulate’: een rooftocht in het ongezegde.<br />
Hij doet dat echter niet als dichter, alhoewel veel van de<br />
beelden die hij gebruikt een poëtische schoonheid hebben. Hij<br />
probeert het ongezegde juist met begrippen nauwkeurig te omlijnen,<br />
zodat het zowel voor het gevoel als voor het logische verstand<br />
van de lezer toegankelijk wordt. Dat de inhoud van de<br />
begrippen die hij hanteert ongebruikelijk is, zoals de ‘etherische<br />
wereld’, vloeit dan ook voort uit de aard van de zaak. Hij probeert<br />
immers iets zodanig helder te maken, dat de toehoorder er<br />
niet alleen een gevoel bij kan krijgen maar er ook een oordeel over<br />
kan vormen.<br />
Mondiaal en karmisch bewustzijn<br />
Er zijn twee hoofdlijnen te noemen die de verschillende thema’s<br />
met elkaar verbinden. De eerste is hierboven al indirect aangeduid.<br />
Rudolf <strong>Steiner</strong> maakt duidelijk dat er geestelijk gesproken<br />
geen strikt onderscheid kan worden gemaakt tussen Oost en<br />
West. Zo op het eerste gezicht lijkt het erop dat hij tegenover het<br />
oosterse religieuze beleven het westerse <strong>christendom</strong> plaatst.<br />
Maar dit is niet het geval. Nauwkeurige lezing van deze voordrachten<br />
leert dat <strong>Steiner</strong> weliswaar de westerse spirituele inbreng<br />
sterk benadrukt, als tegenwicht tegen de eenzijdige kijk die<br />
in de theosofische beweging heerste, maar dat hij in wezen een<br />
perspectief inneemt dat geldig is voor de gehele mensheid. Hij<br />
doorbreekt het dualisme van Oost en West en betoogt dat de<br />
vertegenwoordigers ervan met elkaar samenwerken. Zo beschrijft<br />
hij Boeddha als een mensheidsleraar wiens voortdurende werkzaamheid<br />
niet los gedacht kan worden van de impuls die Christus<br />
in de mensheid bracht. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor de Maitreya-Boeddha,<br />
wiens huidige en toekomstige opdracht niet alleen van be-<br />
223
lang is voor de boeddhisten, maar voor alle mensen.<br />
De tweede hoofdlijn ligt besloten in het begrip karma. Door<br />
alle voordrachten heen loopt als een rode draad het inzicht dat<br />
dankzij de geestelijke werkzaamheid van Christus de mens op<br />
aarde een andere verhouding kan krijgen tot zijn lot. <strong>Het</strong> oude<br />
begrip van karma, dat vaak verbonden wordt met fatalisme,<br />
ondergaat volgens <strong>Steiner</strong> een transformatie door hetgeen Christus<br />
heeft gedaan en doet. Door de werking van Christus kan de<br />
mens niet alleen ervaren dat het leven wordt bepaald door karmische<br />
wetmatigheden, maar ook dat deze wetmatigheden de individuele<br />
vrijheid van mensen niet langer uitsluiten. In theologisch<br />
opzicht sluit deze visie aan bij iemand als de Duitse theologe<br />
Dorothé Sölle, die meent dat juist het vrije handelen van mensen<br />
mogelijk maakt dat de ‘genade’ van Christus zich openbaart.<br />
In de voordracht van 6 maart 1910 beschrijft <strong>Steiner</strong> hoe ‘in<br />
de toekomst’ mensen de ervaring zullen hebben dat in hun ziel<br />
‘een soort droombeeld’ opstijgt nadat zij een handeling hebben<br />
verricht, iets hebben gedaan. Dit droombeeld, aldus <strong>Steiner</strong>,<br />
wordt dan beleefd als een nabeeld, dat de ‘karmische consequentie’<br />
uitdrukt van de betreVende handeling. De werking van de<br />
etherische Christus leidt er dus volgens <strong>Steiner</strong> toe dat de mensen<br />
meer en meer zullen weten wat zij doen, in tegenstelling tot<br />
de mensen uit de tijd van de fysieke aanwezigheid van Christus<br />
op aarde, over wie deze zegt: ‘Vader, vergeef het hun, want zij<br />
weten niet wat zij doen.’<br />
In een voordracht gehouden op 8 mei 1910, die niet in deze<br />
uitgave is opgenomen, spreekt Rudolf <strong>Steiner</strong> in dit verband van<br />
een sterke toename van de werking van het menselijk geweten.°<br />
En in nog andere voordrachten, zoals die van 6 maart 1911,° ook<br />
niet in deze uitgave opgenomen, legt hij een verband tussen het<br />
‘Christus in mij’ en het optreden van morele impulsen in de<br />
menselijke ziel.<br />
224
Kenmerken van de wederkomst<br />
Nu doet zich de vraag voor of deze voorspellingen van Rudolf<br />
<strong>Steiner</strong> inderdaad zijn uitgekomen. De beschrijvingen zijn zo<br />
concreet, dat het mogelijk moet zijn de vraag te beantwoorden of<br />
deze verschijnselen inmiddels hun intrede hebben gedaan. Dit<br />
geldt ook voor het verschijnsel dat hij bijvoorbeeld in de voordracht<br />
van 30 januari 1910 beschrijft, waarbij ‘een groter aantal<br />
mensen’ de etherische Christus zal waarnemen en met hem zal<br />
‘omgaan als met een fysieke persoon’. Kan thans worden vastgesteld<br />
dat dergelijke ervaringen zich inderdaad hebben voorgedaan<br />
en zich nog voordoen?<br />
Voordat die vraag kan worden beantwoord, moet nog op twee<br />
aspecten worden gewezen. <strong>Steiner</strong> verklaart herhaaldelijk dat de<br />
verschijnselen zich hoe dan ook zullen voordoen, maar dat daarmee<br />
nog niet is gezegd dat ze ook zullen worden onderkend, laat<br />
staan begrepen. En als ze niet worden begrepen, aldus <strong>Steiner</strong>,<br />
dan zal er veel onheil uit ontstaan. Wanneer spirituele belevingen<br />
niet als zodanig worden herkend maar bijvoorbeeld worden<br />
afgedaan als psychische ziekteverschijnselen, kan de mens er geen<br />
bewuste verhouding toe krijgen. En dat is volgens <strong>Steiner</strong> nu<br />
precies waar het om gaat: het verkrijgen van een bewuste en<br />
daarmee vrije verhouding tot Christus en de inspiraties die van<br />
hem uitgaan. Een cultuur die spirituele ervaringen categorisch<br />
ontkent, zal niet in staat zijn de hierboven beschreven verschijnselen<br />
naar hun wezen te herkennen. Of zoals Johannes Lenz in<br />
zijn boek Die Taten der Apostel schrijft: ‘De werking [van de<br />
levende geest] op omstanders heeft een dubbel karakter, die ook<br />
vandaag de dag waargenomen kan worden. De een vraagt zich af<br />
wat eruit kan ontstaan en ziet er een mogelijkheid en een kans in<br />
voor de toekomst; de ander spot ermee en ziet er slechts symptomen<br />
in van dronkenschap.’°<br />
<strong>Het</strong> tweede aspect betreft het volgende. Als moment waarop<br />
Christus in de etherische wereld zal verschijnen, noemt <strong>Steiner</strong><br />
de jaren dertig van de twintigste eeuw, in het bijzonder 1933. In<br />
een voordracht die hij jaren later, in 1924, voor de priesters van<br />
225
de Christengemeenschap houdt, brengt hij dat jaartal ook in<br />
verband met het ‘dier uit de afgrond’, dat in de Openbaring van<br />
Johannes wordt beschreven. <strong>Steiner</strong> zegt dan volgens notities van<br />
zijn toehoorders: ‘Voordat de etherische Christus door de mensen<br />
op de juiste wijze kan worden begrepen, moet de mensheid<br />
de ontmoeting met het dier, dat in 1933 opstijgt, doorstaan.’° Dit<br />
dier, dat de naam Sorat en het getal 666 draagt, wordt door <strong>Steiner</strong><br />
ook wel de zonnedemon en de antichrist genoemd.<br />
<strong>Steiner</strong> legt hier een uitdrukkelijk verband: de mensen moeten<br />
eerst de zonnedemon ontmoeten; dan pas kan de ontmoeting met<br />
de etherische Christus plaatsvinden. In de geschiedenis van de<br />
twintigste eeuw is het jaartal 1933 natuurlijk veelzeggend: het is<br />
het jaar dat de nationaal-socialisten in Duitsland aan de macht<br />
komen. Maar waar het hier om gaat is dat <strong>Steiner</strong> in 1924, tegenover<br />
de priesters van de Christengemeenschap, iets zegt dat hij<br />
in 1910 ongezegd laat, en wel dat aan de ontmoeting met de<br />
etherische Christus een andere ontmoeting voorafgaat: die met<br />
het kwaad.<br />
Voor een karakteristiek van de verschijning van de etherische<br />
Christus is het belangrijk dit te weten. Kennelijk is het volgens<br />
<strong>Steiner</strong> dus zo dat de verschijning van de etherische Christus in<br />
eerste instantie valt af te lezen aan het optreden van de krachten<br />
der duisternis. <strong>Het</strong> beeld dat hier ontstaat, is dat het licht van<br />
Christus in de geestelijke wereld de krachten der duisternis wekt<br />
– die dus te verstaan zijn als schaduwen waarachter het licht zich<br />
bevindt. Die schaduwen zijn op twee manieren op te vatten: als<br />
verschijnselen die de aanwezigheid van het licht verraden of dit<br />
licht juist afdekken. <strong>Het</strong> hangt dan van het oordeel van de mensen<br />
af, welke betekenis aan de schaduwen en daarmee aan de<br />
werking van het kwaad wordt toegedacht.<br />
Op zichzelf volgt dit eigenlijk al uit hetgeen <strong>Steiner</strong> zegt over<br />
de toenemende kracht van het geweten. Wanneer immers van<br />
binnenuit het geweten begint te werken, als een morele kracht die<br />
uitsluitend is gestoeld op het individu zelf, en niet op de normen<br />
en waarden die van buitenaf worden gesteld, brengt dat allereerst<br />
onrust. <strong>Het</strong> wekken van het geweten leidt tot een pijnlijk en<br />
226
onzeker proces: de bekende normen en waarden worden ondergraven,<br />
terwijl de inhoud van de nieuwe moraliteit nog moet<br />
worden gewekt. <strong>Het</strong> zou een vergissing zijn te menen dat de<br />
etherische Christus de oude normen en waarden op een goede<br />
dag eenvoudig vervangt door een nieuwe ethische inhoud; in<br />
werkelijkheid gaat het om een ingrijpend proces dat elk individu<br />
zelf doormaakt en dat hij of zij als een crisis kan ervaren. <strong>Het</strong> zijn<br />
dus in de praktijk van het leven eerst de schaduwen die zich<br />
tonen, de onzekerheden, angsten, de wisselvalligheden van het<br />
menselijk hart. Pas als deze schaduwen zijn doorleefd en er een<br />
innerlijke zekerheid is ontstaan, die niet langer wordt gedragen<br />
door uiterlijke factoren, kan worden gesproken van een autonoom<br />
geweten. Dan pas is afscheid genomen van aardse zekerheden,<br />
van algemeen erkende doelstellingen en van in de ziel diepgewortelde<br />
drijfveren, zoals de zucht naar macht en rijkdom.<br />
<strong>Steiner</strong>s beschrijving komt er concreet op neer dat je een smartelijk<br />
proces van zelfkennis en wereldkennis zult moeten doormaken<br />
om je vrij te kunnen oriënteren op de werking van de geest.<br />
Concrete aanwijzingen<br />
In het licht van deze twee aspecten kun je opnieuw naar de twintigste<br />
eeuw kijken. Wanneer je bij wijze van hypothese <strong>Steiner</strong>s<br />
opvatting serieus neemt dat het gaat om verschijnselen die alleen<br />
te begrijpen zijn met behulp van geesteswetenschappelijke begrippen<br />
en dat het kwaad een belangrijke en zelfs onmisbare rol<br />
vervult, kunnen veel maatschappelijke en persoonlijke crises<br />
anders geduid worden.<br />
Er zijn sinds de Tweede Wereldoorlog enkele denkers en<br />
kunstenaars opgedoken die dachten en werkten in de lijn die<br />
<strong>Steiner</strong> aangeeft. Juist door een bewuste ontmoeting met het<br />
kwaad probeerden zij zich een weg naar het licht te banen. Een<br />
voorbeeld is de joodse psychiater Erich Neumann die direct na<br />
de oorlog het boek Ethiek voor de toekomst. Dieptepsychologie en<br />
nieuwe ethiek° schreef. De titel van het boek geeft al aan dat de<br />
227
omgang met psychische verschijnselen volgens Neumann tot een<br />
nieuwe ethiek kan leiden, die niet is gebaseerd op min of meer<br />
uiterlijke normen en waarden, maar op innerlijke ervaringen.<br />
Centraal in zijn boek staat de bewuste omgang met de ‘schaduw’,<br />
die elk mens heeft. Juist de ontmoeting met onze schaduw leidt<br />
volgens Neumann tot de ontmoeting met onszelf.<br />
Een ander voorbeeld is niemand minder dan Picasso, die zijn<br />
kunstzinnig werk als een uiting van zijn strijd met de ‘duende’<br />
(Spaans voor ‘kwelgeest’) zag. Juist de strijd met het duistere in<br />
onszelf en in de wereld – met strijd is hier niet bedoeld het ontkennen<br />
of het bestrijden ervan – leidde volgens Picasso tot het<br />
omvormen van het kwaad en daarmee tot de lichtheid die zijn<br />
werk vaak kenmerkt. Zijn beroemde schilderij Guernica is daarvan<br />
een voorbeeld: het verbeeldt de verschrikkingen in onszelf<br />
die leiden tot de verschrikkingen van de oorlog. Door die verschrikkingen<br />
te verbeelden – dat wil zeggen in het bewustzijn te<br />
brengen – ontstaat de mogelijkheid er een menselijke verhouding<br />
toe te krijgen.<br />
De gehele cultuur echter lijkt een dramatisch proces door te<br />
maken, waarbij traditionele normen, waarden en daarmee verbonden<br />
sociale relaties worden ondergraven. Kenmerkend is dat<br />
mensen veelal niet meer reageren als ‘katholiek’, ‘protestant’ of<br />
‘socialist’. De wereldbeschouwingen die voor de Tweede Wereldoorlog<br />
nog duidelijk zichtbaar waren in de samenleving,<br />
hebben een belangrijk deel van hun invloed verloren. Mensen<br />
zoeken naar een individuele positie tegenover de gebeurtenissen.<br />
<strong>Het</strong> gevolg daarvan is dat de persoonlijke ervaring en de inzichten<br />
die daaruit ontstaan, steeds belangrijker worden.<br />
Verder kan worden gewezen op een inmiddels tamelijk omvangrijke<br />
literatuur over zogenoemde ‘Christus-ervaringen’. In het<br />
boek Ich bin bei Euch van Wolfgang Garvelmann° zijn enkele<br />
indringende ervaringen verzameld en becommentarieerd, waarbij<br />
opvalt hoe verscheiden die ervaringen kunnen zijn. Ook is in dit<br />
verband het onderzoek te noemen dat werd gedaan door twee<br />
theologen uit Stockholm naar zogenoemde Christus-ervaringen,<br />
en dat werd gepubliceerd onder de titel Sie erlebten Christus.° De<br />
228
eide theologen, Gunnar Hillerdal en Bernd Gustafsson, plaatsten<br />
in 1972 een oproep in een Zweedse krant waarin zij lezers<br />
uitnodigden te vertellen over persoonlijke ervaringen met Christus.<br />
Zij kregen daarop zo veel reacties dat het een aantal jaren<br />
later mogelijk was een boek te publiceren met meer dan 100<br />
concrete beschrijvingen.<br />
De ‘Damascus-ervaring’ blijkt een hoogst individuele en meestal<br />
heel onverwachte ervaring te zijn. De eigen levenssituatie en het<br />
eigen lot zijn bepalend voor de aard van de ervaring en de wijze<br />
waarop ze zich voordoet. Te vaste voorstellingen van hoe de<br />
ontmoeting met de etherische Christus eruit zou moeten zien,<br />
blijken het herkennen ervan eerder in de weg te staan.<br />
Betekent dit dat je maar beter kunt afwachten tot het zo ver is?<br />
Zoals Rudolf <strong>Steiner</strong> in deze voordrachten aangeeft, zou dat een<br />
verkeerde conclusie zijn. De ontwikkeling van de mensheid staat<br />
volgens hem op een tweesprong. <strong>Het</strong> onderkennen en begrijpen<br />
van deze nieuwe ervaringen, die helemaal niet zo overweldigend<br />
hoeven te zijn dat ze meteen opvallen, heeft volgens hem geen<br />
vrijblijvend karakter meer. Niet alleen het persoonlijk karma is<br />
ermee gemoeid, ook de verdere ontwikkeling van de cultuur<br />
hangt ermee samen. Terwijl het mysterie van Golgotha vrijwel<br />
onopgemerkt voorbij kon gaan en toch voor alle mensen plaatsvond,<br />
heeft de verschijning van Christus in de etherische wereld<br />
alleen waarde voor zover mensen er op eigen kracht daadwerkelijk<br />
iets mee doen. De voordrachten in deze uitgave dienen ertoe<br />
mensen op dat spoor te brengen.<br />
Jelle van der Meulen*—–<br />
* Jelle van der Meulen (1950) is redacteur van de reeks ‘Rudolf <strong>Steiner</strong>/Werken<br />
en voordrachten’ en hoofdredacteur van Motief – maandblad<br />
voor antroposofie. Hij publiceerde Om gegronde redenen. Antroposofie<br />
hier en nu, Zeist 1996.<br />
229