05.03.2013 Views

—–Rudolf Steiner Het esoterische christendom - Uitgeverij Christofoor

—–Rudolf Steiner Het esoterische christendom - Uitgeverij Christofoor

—–Rudolf Steiner Het esoterische christendom - Uitgeverij Christofoor

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>—–Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong><br />

<strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong><br />

<strong>christendom</strong><br />

—–Vertaald door<br />

—–Hylcke Brandts Buys<br />

—–Met een nawoord van<br />

—–Jelle van der Meulen<br />

<strong>Uitgeverij</strong> Vrij Geestesleven/Zeist


De tekst van dit boek berust op verslagen van voordrachten<br />

die niet door Rudolf <strong>Steiner</strong> zijn gecorrigeerd.<br />

De vertaling is gebaseerd op de uitgaven:<br />

Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der ätherischen Welt<br />

Rudolf <strong>Steiner</strong> Gesamtausgabe nr.118<br />

3e druk, Rudolf <strong>Steiner</strong> Verlag, Dornach 1984<br />

Das <strong>esoterische</strong> Christentum und die geistige Führung der Menschheit<br />

Rudolf <strong>Steiner</strong> Gesamtausgabe nr.130<br />

4e druk, Rudolf <strong>Steiner</strong> Verlag, Dornach 1995<br />

Rudolf <strong>Steiner</strong>/Werken en voordrachten<br />

© 1999 Stichting Rudolf <strong>Steiner</strong> Vertalingen, Nuth<br />

Typografie Françoise Berserik<br />

Illustraties (vrij naar de bordschetsen van Rudolf <strong>Steiner</strong>)<br />

door Teun Berserik<br />

Omslagillustratie door Rudolf <strong>Steiner</strong>,<br />

bordtekening bij de voordracht van 19 april 1924<br />

in Mysterienstätten des Mittelalters (ga 233a)<br />

© Rudolf <strong>Steiner</strong>-Nachlassverwaltung, Dornach, Zwitserland<br />

isbn 9060385314/nugi 631/612<br />

isbn van de gehele serie 9060385004


—–Bij deze uitgave<br />

De voordrachten die in deze uitgave zijn opgenomen – Rudolf<br />

<strong>Steiner</strong> hield ze tussen 1910 en 1912 – waren van meet af aan zeer<br />

omstreden. De gezichtspunten die <strong>Steiner</strong> hierin met betrekking<br />

tot het <strong>christendom</strong> naar voren bracht, riepen heftige reacties op.<br />

Met name in kerkelijke kringen, maar ook in de Theosofische<br />

Vereniging waar <strong>Steiner</strong> indertijd werkzaam was, kon men hem<br />

moeilijk volgen in zijn radicale visie op Christus. Zo was de inhoud<br />

van deze voordrachten er de oorzaak van dat hij in 1913 uit<br />

de Theosofische Vereniging werd gezet.<br />

Ook voor de huidige lezer bevatten de voordrachten gezichtspunten<br />

die op zijn minst als ongebruikelijk kunnen worden ervaren.<br />

In de kern gaat het daarbij om het inzicht dat Christus een<br />

werkelijk wezen is met wie elk mens een individuele verbinding<br />

kan hebben. Om de werkelijkheid van Christus te kunnen ervaren,<br />

aldus <strong>Steiner</strong>, heeft niemand een kerk of een priester<br />

nodig. Ieder mens kan op eigen kracht de betekenis van Christus<br />

onderkennen.<br />

Maar er was meer. Rudolf <strong>Steiner</strong> zag Christus niet alleen als<br />

een historische werkelijkheid, maar ook als een wezen dat sinds<br />

zijn dood en opstanding in Palestina voortdurend actief blijft.<br />

Een werkelijk wezen houdt immers nooit op werkzaam te zijn.<br />

<strong>Steiner</strong> voorspelt dan dat Christus in de twintigste eeuw, terwijl<br />

hij zich in de geestelijke wereld bevindt, op een nieuwe wijze<br />

werkzaam zal worden. Hij spreekt van ‘de verschijning van<br />

Christus in de etherische wereld’, een gebeurtenis die in zijn<br />

5


ogen even belangrijk is als de gebeurtenis op Golgotha. Een<br />

bewuste ontmoeting met de wederkerende Christus beschouwde<br />

<strong>Steiner</strong> als de belangrijkste spirituele ervaring die men vanaf de<br />

twintigste eeuw kan opdoen.<br />

Volgens <strong>Steiner</strong> kan men in uiterlijke (exoterische) zin gemakkelijk<br />

aan deze wederkomst van Christus voorbijgaan, juist omdat<br />

hij met gewone ogen niet valt waar te nemen. In innerlijk (esoterisch)<br />

opzicht gaat het echter om een geestelijke gebeurtenis die<br />

beslissend is voor de verdere ontwikkeling van de mensheid.<br />

<strong>Steiner</strong> wijst in dit verband op het belang van spirituele begrippen<br />

voor een bewuste verhouding tot die beslissende gebeurtenis.<br />

Zonder een helder begrip van zaken als karma, etherische wereld<br />

en helderziendheid kunnen allerlei verschijnselen die samenhangen<br />

met de verschijning van Christus in de etherische wereld niet<br />

worden begrepen. <strong>Steiner</strong> zag de antroposofie dan ook als een<br />

bijdrage tot een beter begrip van het ‘<strong>esoterische</strong>’ <strong>christendom</strong>.<br />

In zijn nawoord beschrijft Jelle van der Meulen de omstandigheden<br />

waaronder deze voordrachten werden gehouden. Hij gaat<br />

in op de spirituele achtergrond van het <strong>christendom</strong> en met name<br />

op de rol van Christian Rosenkreutz daarin. Tenslotte werpt hij<br />

de vraag op in hoeverre de ‘voorspellingen’ die <strong>Steiner</strong> met betrekking<br />

tot de etherische Christus in 1910 deed, inderdaad zijn<br />

uitgekomen.<br />

6<br />

De redactie—–


—–Inhoud<br />

<strong>Het</strong> verschijnen van Christus in de etherische wereld<br />

Geesteswetenschap en de nieuwe helderziendheid<br />

—–Heidelberg 27 januari 1910—– 13<br />

De zin van reïncarnatie. <strong>Het</strong> verlies van de oude helderziendheid en de<br />

ontwikkeling van het ik-bewustzijn. De vier Joega’s. De incarnatie van<br />

Christus in het Kali Joega. Einde van het Kali Joega en opkomst van<br />

een nieuwe helderziendheid. De wederkomst van Christus in een etherisch<br />

lichaam. Paulus’ ervaring voor Damascus.<br />

Innerlijke en uiterlijke ontwikkelingsmogelijkheden<br />

—–Pforzheim 30 januari 1910—– 32<br />

Twee ontwikkelingsstromen in de mens. De individuele stroom, die<br />

door de incarnaties gaat. De algemeen-menselijke ontwikkeling in<br />

zevenjaarsfasen. Over het belang van spirituele opvoeding. De evolutie<br />

van de aarde en de ontwikkeling van de ziel door de incarnaties heen.<br />

De mogelijkheden van het karma benutten.<br />

Boeddhisme en paulinisch <strong>christendom</strong><br />

—–Keulen 27 februari 1910—– 51<br />

Boeddha: de wereld is Maya. Paulus: louter je ziel, om de geest achter<br />

de Maya waar te nemen. De nieuwe helderziendheid en het waarnemen<br />

van Christus in de etherische wereld. De toekomstige Maitreya-<br />

Boeddha.<br />

7


Geheimen in het heelal: komeet en maan<br />

—–Stuttgart 5 maart 1910—– 58<br />

Macrokosmos en microkosmos. De polariteiten zon en aarde, hoofd en<br />

ledematen; komeet en maan, vrouwelijk en mannelijk. Invloeden van<br />

maan en kometen op het aardse leven. De komeet van Halley en het<br />

menselijk bewustzijn.<br />

De wederkomst van Christus in de etherische wereld<br />

—–Stuttgart 6 maart 1910—– 77<br />

Voorchristelijke en na-christelijke bewustzijnsontwikkeling. De tijdperken<br />

van Abraham, Mozes en Salomo en hun spiegeling in de na-christelijke<br />

tijd. De helderziendheid van de toekomst. <strong>Het</strong> vooruitzien van<br />

karmische consequenties. De ervaring van Paulus voor Damascus.<br />

Valse messiassen. <strong>Het</strong> land Shambala.<br />

Pinksteren, het feest van de vrije individualiteit<br />

—–Hamburg, eerste pinksterdag, 15 mei 1910—– 97<br />

De achtergrond van het pinksterfeest. Volksprincipe (vrouwelijk principe),<br />

individueel (mannelijk) principe en algemeen menselijk principe<br />

(Christus). De Heilige Geest en de ontwikkeling tot vrije mens. Onbeweeglijke<br />

en beweeglijke feesten. De Christus-impuls als impuls van de<br />

vrijheid. De reïncarnatiegedachte in het boeddhisme en in de na-christelijke<br />

tijd. De pinkstergedachte in de toekomst.<br />

<strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong> <strong>christendom</strong><br />

<strong>Het</strong> <strong>christendom</strong> van de rozenkruisers<br />

—–Eerste voordracht. Neuchâtel 27 september 1911—– 119<br />

De verduistering van het geestelijk leven in de dertiende eeuw en de<br />

voorbereiding van een nieuwe cultuur. De kring van twaalf wijzen<br />

rond een bijzonder kind: de dertiende. De vernieuwing van hun wijsheid<br />

door de dertiende. De instandhouding van diens etherische lichaam<br />

na zijn dood. De wederbelichaming van deze individualiteit in<br />

Christian Rosenkreutz. <strong>Het</strong> ontstaan van de rozenkruiserstroming.<br />

8


Exoterisch en esoterisch werk van de rozenkruisers. De wet van de<br />

honderd jaren.<br />

<strong>Het</strong> <strong>christendom</strong> van de rozenkruisers<br />

—–Tweede voordracht. Neuchâtel 28 september 1911—– 131<br />

De wijze waarop Christian Rosenkreutz zijn leerlingen roept. De vroegere<br />

rozenkruiserscholing aan de hand van natuurprocessen (alchemie)<br />

en de toekomstige scholingsweg. De nieuwe ervaring van Christus. De<br />

toekomstige Maitreya-Boeddha.<br />

De etherisering van het bloed<br />

—–Bazel 1 oktober 1911—– 142<br />

De kosmische achtergrond van gedachten, gevoelens en wilsimpulsen.<br />

<strong>Het</strong> samenspel van intellect en moraliteit overdag en in de nacht. De<br />

etherisering van ons bloed door de daad van Christus op Golgotha. <strong>Het</strong><br />

vermogen om de etherische Christus waar te nemen. <strong>Het</strong> gebruik van<br />

‘onderfysieke’ natuurkrachten als elektriciteit en magnetisme. De opbouw<br />

van een nieuwe, morele cultuur en de werkzaamheid van de toekomstige<br />

Maitreya-Boeddha.<br />

Jesjoe ben Pandira<br />

—–Eerste voordracht. Leipzig 4 november 1911—– 166<br />

Voorstellingen, gevoelens en wilsimpulsen in relatie tot ons eigen wezen<br />

en tot de hogere werelden. De verschijning van Christus op steeds hogere<br />

niveaus, in overeenstemming met de geestelijke evolutie van de<br />

mensheid. De Christus-impuls als morele impuls. De nieuwe bodhisattva:<br />

Jesjoe ben Pandira, Maitreya-Boeddha en de morele kracht van<br />

diens woord.<br />

Jesjoe ben Pandira<br />

—–Tweede voordracht. Leipzig 5 november 1911—– 184<br />

Zelfopvoeding. Versterking van de wil door aanvaarding van het lot.<br />

Verdieping van het gevoel door oplettendheid. Bevordering van het<br />

denken door inleving. De nieuwe bodhisattva en het principe van<br />

zelfopvoeding. Zijn ontwikkeling tot Maitreya-Boeddha.<br />

9


De opdracht van Christian Rosenkreutz<br />

—–Neuchâtel 18 december 1912—– 200<br />

<strong>Het</strong> materiële wereldbeeld van de moderne natuurwetenschap tegenover<br />

de geest van Boeddha en Franciscus van Assisi. De zorg van<br />

Christian Rosenkreutz: de dreigende splitsing van de mensheid door<br />

deze twee wereldbeschouwingen. De werking van de Marssfeer in het<br />

leven na de dood. Een occulte bijeenkomst in de zestiende eeuw onder<br />

leiding van Christian Rosenkreutz en met medewerking van Gautama<br />

Boeddha. De nieuwe opdracht van Boeddha op Mars.<br />

Nawoord en aantekeningen<br />

Nawoord (Jelle van der Meulen)—– 215<br />

Aantekeningen bij <strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong> <strong>christendom</strong>—– 231<br />

Aantekeningen bij het nawoord—– 251<br />

Bibliografie—– 253<br />

Levensoverzicht—– 257<br />

Rudolf <strong>Steiner</strong>/Werken en voordrachten—– 261<br />

10


—–Nawoord<br />

De betekenis van Christus voor de ontwikkeling van de mensheid<br />

behoort tot de centrale thema’s in het werk van Rudolf <strong>Steiner</strong>.<br />

Hij behandelde dit onderwerp niet als theoloog, alhoewel hij zich<br />

ook in theologische aspecten verdiepte.° Hij ging primair van zijn<br />

eigen ervaring uit en vergeleek die naderhand met alle mogelijke<br />

overleveringen. Rudolf <strong>Steiner</strong> ervoer Christus als een concreet<br />

geestelijk wezen, waartoe ieder individueel mens een eigen verhouding<br />

kan vinden, zonder de hulp van een kerk of een priester.<br />

En omgekeerd: in zijn ogen is de mens een wezen dat nadrukkelijk<br />

door Christus wordt gezocht.<br />

In zijn beschouwingen over Christus wees <strong>Steiner</strong> dan ook<br />

vaak op verschijnselen die duiden op de feitelijke werkzaamheid<br />

van Christus. Dat kunnen verschijnselen zijn die zich voordoen<br />

in de natuur, in de menselijke ziel, in het sociale leven of in de<br />

kosmos. <strong>Het</strong> ervaren en vooral ook het begrijpen van die verschijnselen<br />

stond centraal in veel van zijn beschouwingen.<br />

Weerstanden<br />

Deze zienswijze van Rudolf <strong>Steiner</strong> riep veel weerstand op. In<br />

kerkelijke kringen heerste de mening dat een persoonlijke verhouding<br />

tot Christus ofwel onmogelijk is, ofwel uitsluitend en<br />

alleen door de bemiddeling van een kerkelijk instituut tot stand<br />

kan komen. <strong>Steiner</strong>s radicale opvatting dat elk mens persoonlijk<br />

215


en op eigen kracht toegang kan vinden tot Christus, werd hoogmoedig<br />

en zelfs gevaarlijk gevonden. Dominees en priesters die<br />

van deze zienswijze kennis namen, meenden dat het nodig was<br />

hun gemeenten of parochies daartegen te beschermen. Vanaf<br />

ongeveer 1910 tot aan zijn dood in 1925 heeft <strong>Steiner</strong> dan ook te<br />

maken gehad met heftige tot zelfs vijandelijke kritiek uit deze<br />

hoek.<br />

Maar minstens zo heftig was de tegenstand die hij ondervond<br />

in de kringen waar hij werkzaam was toen hij over Christus begon<br />

te spreken en te schrijven: de theosofische beweging. Onder<br />

leiding van Annie Besant en in navolging van Helena Blavatsky<br />

was de Theosofische Vereniging sterk op de oosterse esoterie<br />

georiënteerd. De <strong>esoterische</strong> leer van vooral het hindoeïsme werd<br />

in die kringen als een spiritueel hoogtepunt beleefd, terwijl het<br />

<strong>christendom</strong> in dit opzicht een veel bescheidener betekenis werd<br />

toegedacht. De gehele terminologie van de theosofie was gebaseerd<br />

op oosterse begrippen, waarvan overigens ook in het vroege<br />

werk van <strong>Steiner</strong> sporen zijn te vinden. Veel meer dan de bijbel<br />

of andere christelijke teksten werden in de theosofische beweging<br />

oude oosterse teksten gelezen en becommentarieerd. Zo zijn de<br />

twee hoofdwerken van Helena Blavatsky, De geheime leer en Isis<br />

ontsluierd, geënt op oude oosterse wijsheden. En ook de geestelijke<br />

leraren, de ‘meesters’ op wie zij zich beriep, bevonden zich<br />

in het Oosten. <strong>Het</strong> centrum van de Theosofische Vereniging was<br />

dan ook gevestigd in Adyar bij Madras, India.<br />

De wederkomst: fysiek of etherisch?<br />

Christus was in de visie van de theosofen slechts een van de<br />

geestelijke wezens die de ontwikkeling van de mensheid begeleiden;<br />

een eenmalige en beslissende rol werd hem niet toebedeeld.<br />

Vanaf het begin dat Rudolf <strong>Steiner</strong> in de theosofische beweging<br />

werkte, zag hij dat fundamenteel anders. Voor hem waren de<br />

dood en de opstanding van Christus, die hij vaak aanduidde als<br />

het ‘mysterie van Golgotha’, juist een eenmalige en beslissende<br />

216


gebeurtenis, centraal voor de gehele ontwikkeling van de mensheid.<br />

Vanaf het moment dat Christus zich door zijn dood en<br />

opstanding met de aarde had verbonden, kon ieder mens met<br />

Christus in verbinding komen en daardoor zijn eigen wezenskern<br />

(het hogere Ik) leren kennen. Zonder de oVerdaad van Christus<br />

en zonder hem in die daad te volgen, kon de mens volgens <strong>Steiner</strong><br />

niet in vrijheid tot zijn ware menselijke wezen komen.<br />

De apostel Paulus was in de visie van <strong>Steiner</strong> het grote voorbeeld.<br />

Zijn ontmoeting met Christus voor de poort van Damascus<br />

– Paulus heette toen nog Saulus – bracht een radicale wending<br />

in zijn leven. De leer die hij voorheen had bestreden, zou hij<br />

vanaf dat moment gaan verbreiden. Volgens <strong>Steiner</strong> kon elk<br />

mens zijn eigen ‘Damascus-ervaring’ hebben. Met name in de<br />

twintigste eeuw, zo voorspelde hij in 1910, zouden meer en meer<br />

mensen zo’n ervaring hebben. In zijn antroposofische terminologie<br />

noemde hij dat de ontmoeting met de ‘etherische Christus’.<br />

De moeilijkheden met de theosofische beweging ontstonden,<br />

toen leidende personen in die beweging, met name Annie Besant<br />

en Charles Leadbeater, in de toen nog jonge Jiddu Krishnamurti<br />

de wederkomende Christus zagen. Krishnamurti zou de nieuwe<br />

‘wereldleraar’ worden, door hem heen zou Christus spreken. In<br />

feite spraken zij van een tweede fysieke incarnatie van Christus,<br />

die de theosofische leer zou gaan verspreiden. Rudolf <strong>Steiner</strong> kon<br />

met deze visie niet instemmen, omdat hij de fysieke incarnatie<br />

van Christus in het lichaam van Jezus van Nazareth als eenmalig<br />

beschouwde. Christus bevond zich na de opstanding en de hemelvaart<br />

in de geestelijke wereld, en was daar met name werkzaam<br />

in het gebied dat direct aan de fysieke wereld grenst: de<br />

etherische wereld. De proclamatie van een ‘wedergekeerde’<br />

fysieke Christus zou de oriëntatie op de ‘etherische’ Christus<br />

blokkeren en daarmee de ervaring van diens werkzaamheid bemoeilijken.<br />

Volgens <strong>Steiner</strong> zou de gedachte aan een tweede<br />

fysieke incarnatie van Christus de aandacht afleiden van de geestelijke<br />

werkzaamheid van Christus, die zich in de twintigste eeuw<br />

versterkt zou manifesteren.<br />

Van 10 tot 12 januari 1910 onderging Krishnamurti in Adyar<br />

217


een inwijding, om hem geschikt te maken als ‘voertuig’ voor het<br />

wezen dat Leadbeater en Besant de wederkerende Christus<br />

noemden. Rudolf <strong>Steiner</strong> bevond zich op dat moment in Stockholm,<br />

waar hij voordrachten hield over het evangelie volgens<br />

Johannes in samenhang met de drie andere evangeliën. Op 12<br />

januari, de laatste dag dus van de inwijding van Krishnamurti die<br />

zich duizenden kilometers verder voltrok, sprak <strong>Steiner</strong> voor het<br />

eerst over het zichtbaar worden van Christus in de etherische<br />

wereld in de loop van de twintigste eeuw. <strong>Het</strong> lijkt alsof hij de<br />

culminatie van de inwijding van Krishnamurti aangrijpt om over<br />

de etherische Christus te spreken.° Helaas is van deze voordracht<br />

geen stenografisch verslag gemaakt, zodat we de inhoud ervan<br />

niet kennen.<br />

Uiteindelijk heeft het verschil van inzicht over de betekenis<br />

van Christus ertoe geleid dat Rudolf <strong>Steiner</strong> met de gehele Duitse<br />

afdeling van de Theosofische Vereniging (waarvan hij voorzitter<br />

was) uit de internationale Theosofische Vereniging werd<br />

gestoten. <strong>Het</strong> bestuur van deze vereniging kon niet accepteren<br />

dat <strong>Steiner</strong> in Krishnamurti niet de nieuwe incarnatie van Christus<br />

zag.<br />

Overigens zou ook Krishnamurti zelf zich van de hem toegedachte<br />

rol als voertuig van Christus distantiëren. Na veel innerlijke<br />

worstelingen maakte hij zich in 1929 los van de theosofische<br />

beweging, met de mededeling dat hij Christus niet was. Vanaf<br />

dat moment begon Krishnamurti met zijn beroemde ‘talks’,<br />

waarin hij steeds weer het autonome karakter van het individu<br />

benadrukt. Wanneer hij zijn toehoorders toeriep ‘het verleden los<br />

te laten’, wist hij waar hij het over had.°<br />

Esoterisch <strong>christendom</strong><br />

De titel van deze uitgave luidt: <strong>Het</strong> <strong>esoterische</strong> <strong>christendom</strong>. In<br />

dubbel opzicht is deze uitdrukking van betekenis. Allereerst<br />

wilde <strong>Steiner</strong> ermee benadrukken, vooral voor zijn theosofische<br />

toehoorders, dat er niet alleen aan oosterse stromingen maar ook<br />

218


aan het westerse <strong>christendom</strong> een <strong>esoterische</strong>, dat wil zeggen<br />

‘verborgen’ zijde zit. In de voordrachten die in deze uitgave zijn<br />

opgenomen, wordt dan ook uitgebreid ingegaan op een typisch<br />

westerse vertegenwoordiger van het <strong>esoterische</strong> denken en handelen:<br />

Christian Rosenkreutz. En ook wordt beschreven hoe<br />

oosterse inspiratoren, zoals Boeddha, zich tot Christus verhouden.<br />

Rudolf <strong>Steiner</strong> wilde de <strong>esoterische</strong> traditie en werkelijkheid<br />

van het <strong>christendom</strong> naast en in samenhang met die van het<br />

Oosten belichten.<br />

Bij de term esoterisch <strong>christendom</strong> ging het <strong>Steiner</strong> verder om<br />

historische gebeurtenissen die achter de coulissen van het gewone<br />

leven plaatsvinden. Zo beschouwde hij het instituut van de<br />

kerk, met de gehele bekende geschiedenis ervan, als ‘exoterisch’,<br />

dus voor iedereen zichtbaar. Maar achter de uiterlijke geschiedenis<br />

van het <strong>christendom</strong> gaat een ‘innerlijke’ schuil. <strong>Steiner</strong> wilde<br />

de westerse mens duidelijk maken dat ook het <strong>christendom</strong> een<br />

onzichtbare kant heeft, die je kunt leren kennen wanneer je leert<br />

vertrouwen op je geestelijke vermogens. De antroposofie beschouwt<br />

hij als een geesteswetenschap die de verborgen kant van<br />

het <strong>christendom</strong> beschrijft en toegankelijk maakt.<br />

Wat is concreet bedoeld met de <strong>esoterische</strong> werkelijkheid van<br />

het <strong>christendom</strong>? Een goed voorbeeld biedt de al genoemde<br />

apostel Paulus. Voor het historische <strong>christendom</strong> is hij iemand<br />

die een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het<br />

<strong>christendom</strong>. Hij heeft reizen gemaakt, de leer van het <strong>christendom</strong><br />

verspreid, brieven geschreven die in de bijbel zijn opgenomen,<br />

enzovoort. En zijn ervaring voor de poort van Damascus<br />

wordt vanuit dit perspectief dan gezien als een belangrijke gebeurtenis<br />

in zijn leven: de bekering van Paulus.<br />

Esoterisch gesproken gaat het echter óók om nog iets anders.<br />

Want volgens de <strong>esoterische</strong> beschouwingswijze blijven handelingen<br />

van personen altijd actueel werkzaam, en zeker als deze<br />

handelingen een grote stap in de ontwikkeling van de mensheid<br />

markeren. De gebeurtenis voor de poort van Damascus wordt in<br />

dit licht gezien als een ‘oer-ervaring’, die nooit alleen maar geschiedenis<br />

wordt, maar in de actualiteit van de geestelijke wereld<br />

219


werkzaam blijft en bepaalde ervaringen aanhoudend mogelijk<br />

maakt. Door de Christus-ontmoeting van Paulus is er in de geestelijke<br />

wereld iets mogelijk gemaakt, namelijk dat ook andere<br />

mensen een vergelijkbare ervaring hebben. <strong>Het</strong> ‘<strong>esoterische</strong>’<br />

karakter van deze gebeurtenis ligt in het feit dat door de ontmoeting<br />

van Paulus met Christus in de geestelijke wereld een oerbeeld<br />

is ingeschreven, dat we niet alleen met ons verstand kunnen<br />

begrijpen, maar ook met hart en ziel kunnen ‘meemaken’.<br />

Paulus heeft in de geestelijke wereld een poort gebouwd waar<br />

ieder mens doorheen kan.<br />

In de <strong>esoterische</strong> wetenschap gaat het in hoofdzaak dus niet<br />

om het opstellen van een leer, maar om het opsporen van concrete<br />

handelingen die in de geestelijke wereld paden hebben gebaand<br />

die voor ieder mens begaanbaar zijn. Dat geldt ook voor de<br />

<strong>esoterische</strong> beschouwing van het <strong>christendom</strong>. Volgens <strong>Steiner</strong><br />

gaat het ook bij Christus niet om diens leer, maar om de daden<br />

die hij heeft gesteld. Om die reden gaf <strong>Steiner</strong> een van zijn boeken<br />

de titel <strong>Het</strong> <strong>christendom</strong> als mystiek feit.° Christus’ opstanding<br />

uit de dood heeft in de ontwikkeling van de mensheid een nieuwe<br />

mogelijkheid geschapen. Doordat het metamorfoseprincipe van<br />

dood en opstanding als wetmatigheid in de etherische wereld is<br />

ingeschreven, is het vanaf dat moment voor mensen mogelijk<br />

geworden deze metamorfose ook zelf door te maken. Met de<br />

‘navolging van Christus’ is volgens de <strong>esoterische</strong> wetenschap<br />

dan niet bedoeld het letterlijk naleven van bepaalde normen,<br />

maar het durven te sterven om ‘nieuw te worden’.<br />

Christian Rosenkreutz<br />

Zo hebben tal van historische figuren in het verborgene handelingen<br />

verricht die van grote betekenis zijn voor ieder mens. Ook<br />

de beschouwingen die Rudolf <strong>Steiner</strong> in de onderhavige voordrachten<br />

aan Christian Rosenkreutz wijdt, zijn zo te begrijpen.°<br />

Christian Rosenkreutz is volgens de gangbare geschiedkunde<br />

geen werkelijk historische figuur geweest omdat van hem ieder<br />

220


concreet spoor ontbreekt. Volgens de <strong>esoterische</strong> wetenschap is<br />

er echter wel degelijk sprake van een menselijke individualiteit.<br />

<strong>Steiner</strong> noemt in deze uitgave twee incarnaties van hem in de late<br />

middeleeuwen. Deze twee levens culmineren beide in een bijzondere<br />

soort van inwijding. In de door Christian Rosenkreutz<br />

gestichte rozenkruiserschool ging het om deze christelijke inwijding.<br />

Voorzover er sprake is van een rozenkruiserleer, bestaat die<br />

alleen om de vermogens te verwerven dergelijke inwijdingsprocessen<br />

te ervaren en te begrijpen.<br />

<strong>Steiner</strong> maakt met betrekking tot de werkzaamheid van Christian<br />

Rosenkreutz heel concreet hoe een <strong>esoterische</strong> handeling<br />

blijvend werkzaam is. Hij beschrijft hoe Christian Rosenkreutz<br />

van zijn etherische lichaam (het onzichtbare wezensdeel dat de<br />

levensprocessen in de mens stuurt en bijeenhoudt) als het ware<br />

een plek heeft gemaakt in de geestelijke wereld, waar bepaalde<br />

inzichten kunnen worden ervaren die ten dienste staan van de<br />

mens die zich esoterisch wil scholen. Dit moet feitelijk worden<br />

opgevat: in de etherische wereld – waar ook Christus werkzaam<br />

is – bevindt zich een plaats die innerlijk ‘bezocht’ kan worden en<br />

die als een bron van inspiratie kan worden beschouwd. In het<br />

befaamde rozenkruisermanifest uit 1614, de Fama Fraternitatis,<br />

dat vanuit die inspiratie geschreven is, wordt de ontdekking en<br />

inrichting van die etherische plek imaginatief beschreven. Onder<br />

andere door het mediteren van deze beelden uit dat manifest kan<br />

het etherische lichaam van Christian Rosenkreutz worden gevonden.<br />

Maar ook kunnen van dit etherische lichaam inspiraties<br />

uitgaan die langs onbewuste weg mensen tot handelingen aanzetten.<br />

Enkele voorbeelden daarvan biedt het werk van Goethe, die<br />

volgens <strong>Steiner</strong> openstond voor inspiraties die uitgaan van het<br />

etherische lichaam van Christian Rosenkreutz. In zijn L’evolution<br />

divine du Sphinx au Christ noemt de Franse schrijver Edouard<br />

Schuré° nog een paar andere boeiende voorbeelden, zoals Cain<br />

en Manfred van Byron en Prometheus Unbound van Shelley.<br />

221


Hulp voor eigen oordeelsvorming<br />

De voordrachten in deze uitgave werden in de loop van bijna drie<br />

jaar gehouden. <strong>Steiner</strong> hield de eerste serie voordrachten tussen<br />

januari en mei 1910; ze hebben als hoofdthema de verschijning<br />

van Christus in de etherische wereld. In negen Duitse steden en<br />

in het Italiaanse Palermo spreekt hij achtereenvolgens vanuit<br />

steeds verschillende invalshoeken over dit thema. <strong>Het</strong> is duidelijk<br />

dat hij een rondreis maakt door Duitsland om het onderwerp<br />

bekend te maken en gezichtspunten aan te dragen voor een juist<br />

oordeel over de wederkomst van Christus. Dat dit niet valt los te<br />

zien van de ontwikkelingen in de toenmalige Theosofische Vereniging,<br />

is hierboven al benadrukt. Zes van deze voordrachten<br />

zijn in deze uitgave opgenomen.<br />

De tweede serie voordrachten hield <strong>Steiner</strong> tussen september<br />

1911 en december 1912. Ook in deze tijd maakte hij een rondreis,<br />

nu door Italië, Zwitserland en Duitsland. De voordrachten over<br />

de etherische Christus vormen de inhoudelijke achtergrond van<br />

deze tweede reeks, waarin tal van onderwerpen worden besproken.<br />

Zo spreekt hij onder meer over het <strong>christendom</strong> van de<br />

rozenkruisers, over Christian Rosenkreutz zelf, over de samenhang<br />

tussen het bloed van Christus en het etherisch worden van<br />

het menselijk bloed, over de betekenis van Jesjoe ben Pandira als<br />

christelijke ingewijde, over de opgave van de toekomstige Maitreya-Boeddha<br />

en over de missie van Boeddha op Mars. Van<br />

deze voordrachten zijn er eveneens zes opgenomen.<br />

De samenhang tussen de verschillende onderwerpen in de<br />

onderhavige voordrachten is niet eenvoudig te vinden. Voor een<br />

deel heeft dat te maken met het feit dat de lezers van nu niet<br />

meer zo bekend zijn met de vraagstukken waar de toehoorders<br />

van toen mee leefden. Veel in de tekst is impliciet gebleven,<br />

doordat <strong>Steiner</strong> bij zijn toehoorders het een en ander bekend<br />

veronderstelde, zoals de verhoudingen en de verschillende stromingen<br />

binnen de theosofische beweging. Maar daarnaast hangt<br />

het gecompliceerde karakter van de voordrachten samen met de<br />

aard van de zaak zelf. <strong>Het</strong> begrijpen van de <strong>esoterische</strong> inhoud<br />

222


van het <strong>christendom</strong> vereist voorkennis en het bewust ervaren<br />

van de geestelijke (etherische) wereld is niet vanzelfsprekend.<br />

Zoals zo vaak onderneemt Rudolf <strong>Steiner</strong> in de hier opgenomen<br />

voordrachten – om een zinswending van T.S.Eliot te gebruiken<br />

– ‘a raid in the inarticulate’: een rooftocht in het ongezegde.<br />

Hij doet dat echter niet als dichter, alhoewel veel van de<br />

beelden die hij gebruikt een poëtische schoonheid hebben. Hij<br />

probeert het ongezegde juist met begrippen nauwkeurig te omlijnen,<br />

zodat het zowel voor het gevoel als voor het logische verstand<br />

van de lezer toegankelijk wordt. Dat de inhoud van de<br />

begrippen die hij hanteert ongebruikelijk is, zoals de ‘etherische<br />

wereld’, vloeit dan ook voort uit de aard van de zaak. Hij probeert<br />

immers iets zodanig helder te maken, dat de toehoorder er<br />

niet alleen een gevoel bij kan krijgen maar er ook een oordeel over<br />

kan vormen.<br />

Mondiaal en karmisch bewustzijn<br />

Er zijn twee hoofdlijnen te noemen die de verschillende thema’s<br />

met elkaar verbinden. De eerste is hierboven al indirect aangeduid.<br />

Rudolf <strong>Steiner</strong> maakt duidelijk dat er geestelijk gesproken<br />

geen strikt onderscheid kan worden gemaakt tussen Oost en<br />

West. Zo op het eerste gezicht lijkt het erop dat hij tegenover het<br />

oosterse religieuze beleven het westerse <strong>christendom</strong> plaatst.<br />

Maar dit is niet het geval. Nauwkeurige lezing van deze voordrachten<br />

leert dat <strong>Steiner</strong> weliswaar de westerse spirituele inbreng<br />

sterk benadrukt, als tegenwicht tegen de eenzijdige kijk die<br />

in de theosofische beweging heerste, maar dat hij in wezen een<br />

perspectief inneemt dat geldig is voor de gehele mensheid. Hij<br />

doorbreekt het dualisme van Oost en West en betoogt dat de<br />

vertegenwoordigers ervan met elkaar samenwerken. Zo beschrijft<br />

hij Boeddha als een mensheidsleraar wiens voortdurende werkzaamheid<br />

niet los gedacht kan worden van de impuls die Christus<br />

in de mensheid bracht. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor de Maitreya-Boeddha,<br />

wiens huidige en toekomstige opdracht niet alleen van be-<br />

223


lang is voor de boeddhisten, maar voor alle mensen.<br />

De tweede hoofdlijn ligt besloten in het begrip karma. Door<br />

alle voordrachten heen loopt als een rode draad het inzicht dat<br />

dankzij de geestelijke werkzaamheid van Christus de mens op<br />

aarde een andere verhouding kan krijgen tot zijn lot. <strong>Het</strong> oude<br />

begrip van karma, dat vaak verbonden wordt met fatalisme,<br />

ondergaat volgens <strong>Steiner</strong> een transformatie door hetgeen Christus<br />

heeft gedaan en doet. Door de werking van Christus kan de<br />

mens niet alleen ervaren dat het leven wordt bepaald door karmische<br />

wetmatigheden, maar ook dat deze wetmatigheden de individuele<br />

vrijheid van mensen niet langer uitsluiten. In theologisch<br />

opzicht sluit deze visie aan bij iemand als de Duitse theologe<br />

Dorothé Sölle, die meent dat juist het vrije handelen van mensen<br />

mogelijk maakt dat de ‘genade’ van Christus zich openbaart.<br />

In de voordracht van 6 maart 1910 beschrijft <strong>Steiner</strong> hoe ‘in<br />

de toekomst’ mensen de ervaring zullen hebben dat in hun ziel<br />

‘een soort droombeeld’ opstijgt nadat zij een handeling hebben<br />

verricht, iets hebben gedaan. Dit droombeeld, aldus <strong>Steiner</strong>,<br />

wordt dan beleefd als een nabeeld, dat de ‘karmische consequentie’<br />

uitdrukt van de betreVende handeling. De werking van de<br />

etherische Christus leidt er dus volgens <strong>Steiner</strong> toe dat de mensen<br />

meer en meer zullen weten wat zij doen, in tegenstelling tot<br />

de mensen uit de tijd van de fysieke aanwezigheid van Christus<br />

op aarde, over wie deze zegt: ‘Vader, vergeef het hun, want zij<br />

weten niet wat zij doen.’<br />

In een voordracht gehouden op 8 mei 1910, die niet in deze<br />

uitgave is opgenomen, spreekt Rudolf <strong>Steiner</strong> in dit verband van<br />

een sterke toename van de werking van het menselijk geweten.°<br />

En in nog andere voordrachten, zoals die van 6 maart 1911,° ook<br />

niet in deze uitgave opgenomen, legt hij een verband tussen het<br />

‘Christus in mij’ en het optreden van morele impulsen in de<br />

menselijke ziel.<br />

224


Kenmerken van de wederkomst<br />

Nu doet zich de vraag voor of deze voorspellingen van Rudolf<br />

<strong>Steiner</strong> inderdaad zijn uitgekomen. De beschrijvingen zijn zo<br />

concreet, dat het mogelijk moet zijn de vraag te beantwoorden of<br />

deze verschijnselen inmiddels hun intrede hebben gedaan. Dit<br />

geldt ook voor het verschijnsel dat hij bijvoorbeeld in de voordracht<br />

van 30 januari 1910 beschrijft, waarbij ‘een groter aantal<br />

mensen’ de etherische Christus zal waarnemen en met hem zal<br />

‘omgaan als met een fysieke persoon’. Kan thans worden vastgesteld<br />

dat dergelijke ervaringen zich inderdaad hebben voorgedaan<br />

en zich nog voordoen?<br />

Voordat die vraag kan worden beantwoord, moet nog op twee<br />

aspecten worden gewezen. <strong>Steiner</strong> verklaart herhaaldelijk dat de<br />

verschijnselen zich hoe dan ook zullen voordoen, maar dat daarmee<br />

nog niet is gezegd dat ze ook zullen worden onderkend, laat<br />

staan begrepen. En als ze niet worden begrepen, aldus <strong>Steiner</strong>,<br />

dan zal er veel onheil uit ontstaan. Wanneer spirituele belevingen<br />

niet als zodanig worden herkend maar bijvoorbeeld worden<br />

afgedaan als psychische ziekteverschijnselen, kan de mens er geen<br />

bewuste verhouding toe krijgen. En dat is volgens <strong>Steiner</strong> nu<br />

precies waar het om gaat: het verkrijgen van een bewuste en<br />

daarmee vrije verhouding tot Christus en de inspiraties die van<br />

hem uitgaan. Een cultuur die spirituele ervaringen categorisch<br />

ontkent, zal niet in staat zijn de hierboven beschreven verschijnselen<br />

naar hun wezen te herkennen. Of zoals Johannes Lenz in<br />

zijn boek Die Taten der Apostel schrijft: ‘De werking [van de<br />

levende geest] op omstanders heeft een dubbel karakter, die ook<br />

vandaag de dag waargenomen kan worden. De een vraagt zich af<br />

wat eruit kan ontstaan en ziet er een mogelijkheid en een kans in<br />

voor de toekomst; de ander spot ermee en ziet er slechts symptomen<br />

in van dronkenschap.’°<br />

<strong>Het</strong> tweede aspect betreft het volgende. Als moment waarop<br />

Christus in de etherische wereld zal verschijnen, noemt <strong>Steiner</strong><br />

de jaren dertig van de twintigste eeuw, in het bijzonder 1933. In<br />

een voordracht die hij jaren later, in 1924, voor de priesters van<br />

225


de Christengemeenschap houdt, brengt hij dat jaartal ook in<br />

verband met het ‘dier uit de afgrond’, dat in de Openbaring van<br />

Johannes wordt beschreven. <strong>Steiner</strong> zegt dan volgens notities van<br />

zijn toehoorders: ‘Voordat de etherische Christus door de mensen<br />

op de juiste wijze kan worden begrepen, moet de mensheid<br />

de ontmoeting met het dier, dat in 1933 opstijgt, doorstaan.’° Dit<br />

dier, dat de naam Sorat en het getal 666 draagt, wordt door <strong>Steiner</strong><br />

ook wel de zonnedemon en de antichrist genoemd.<br />

<strong>Steiner</strong> legt hier een uitdrukkelijk verband: de mensen moeten<br />

eerst de zonnedemon ontmoeten; dan pas kan de ontmoeting met<br />

de etherische Christus plaatsvinden. In de geschiedenis van de<br />

twintigste eeuw is het jaartal 1933 natuurlijk veelzeggend: het is<br />

het jaar dat de nationaal-socialisten in Duitsland aan de macht<br />

komen. Maar waar het hier om gaat is dat <strong>Steiner</strong> in 1924, tegenover<br />

de priesters van de Christengemeenschap, iets zegt dat hij<br />

in 1910 ongezegd laat, en wel dat aan de ontmoeting met de<br />

etherische Christus een andere ontmoeting voorafgaat: die met<br />

het kwaad.<br />

Voor een karakteristiek van de verschijning van de etherische<br />

Christus is het belangrijk dit te weten. Kennelijk is het volgens<br />

<strong>Steiner</strong> dus zo dat de verschijning van de etherische Christus in<br />

eerste instantie valt af te lezen aan het optreden van de krachten<br />

der duisternis. <strong>Het</strong> beeld dat hier ontstaat, is dat het licht van<br />

Christus in de geestelijke wereld de krachten der duisternis wekt<br />

– die dus te verstaan zijn als schaduwen waarachter het licht zich<br />

bevindt. Die schaduwen zijn op twee manieren op te vatten: als<br />

verschijnselen die de aanwezigheid van het licht verraden of dit<br />

licht juist afdekken. <strong>Het</strong> hangt dan van het oordeel van de mensen<br />

af, welke betekenis aan de schaduwen en daarmee aan de<br />

werking van het kwaad wordt toegedacht.<br />

Op zichzelf volgt dit eigenlijk al uit hetgeen <strong>Steiner</strong> zegt over<br />

de toenemende kracht van het geweten. Wanneer immers van<br />

binnenuit het geweten begint te werken, als een morele kracht die<br />

uitsluitend is gestoeld op het individu zelf, en niet op de normen<br />

en waarden die van buitenaf worden gesteld, brengt dat allereerst<br />

onrust. <strong>Het</strong> wekken van het geweten leidt tot een pijnlijk en<br />

226


onzeker proces: de bekende normen en waarden worden ondergraven,<br />

terwijl de inhoud van de nieuwe moraliteit nog moet<br />

worden gewekt. <strong>Het</strong> zou een vergissing zijn te menen dat de<br />

etherische Christus de oude normen en waarden op een goede<br />

dag eenvoudig vervangt door een nieuwe ethische inhoud; in<br />

werkelijkheid gaat het om een ingrijpend proces dat elk individu<br />

zelf doormaakt en dat hij of zij als een crisis kan ervaren. <strong>Het</strong> zijn<br />

dus in de praktijk van het leven eerst de schaduwen die zich<br />

tonen, de onzekerheden, angsten, de wisselvalligheden van het<br />

menselijk hart. Pas als deze schaduwen zijn doorleefd en er een<br />

innerlijke zekerheid is ontstaan, die niet langer wordt gedragen<br />

door uiterlijke factoren, kan worden gesproken van een autonoom<br />

geweten. Dan pas is afscheid genomen van aardse zekerheden,<br />

van algemeen erkende doelstellingen en van in de ziel diepgewortelde<br />

drijfveren, zoals de zucht naar macht en rijkdom.<br />

<strong>Steiner</strong>s beschrijving komt er concreet op neer dat je een smartelijk<br />

proces van zelfkennis en wereldkennis zult moeten doormaken<br />

om je vrij te kunnen oriënteren op de werking van de geest.<br />

Concrete aanwijzingen<br />

In het licht van deze twee aspecten kun je opnieuw naar de twintigste<br />

eeuw kijken. Wanneer je bij wijze van hypothese <strong>Steiner</strong>s<br />

opvatting serieus neemt dat het gaat om verschijnselen die alleen<br />

te begrijpen zijn met behulp van geesteswetenschappelijke begrippen<br />

en dat het kwaad een belangrijke en zelfs onmisbare rol<br />

vervult, kunnen veel maatschappelijke en persoonlijke crises<br />

anders geduid worden.<br />

Er zijn sinds de Tweede Wereldoorlog enkele denkers en<br />

kunstenaars opgedoken die dachten en werkten in de lijn die<br />

<strong>Steiner</strong> aangeeft. Juist door een bewuste ontmoeting met het<br />

kwaad probeerden zij zich een weg naar het licht te banen. Een<br />

voorbeeld is de joodse psychiater Erich Neumann die direct na<br />

de oorlog het boek Ethiek voor de toekomst. Dieptepsychologie en<br />

nieuwe ethiek° schreef. De titel van het boek geeft al aan dat de<br />

227


omgang met psychische verschijnselen volgens Neumann tot een<br />

nieuwe ethiek kan leiden, die niet is gebaseerd op min of meer<br />

uiterlijke normen en waarden, maar op innerlijke ervaringen.<br />

Centraal in zijn boek staat de bewuste omgang met de ‘schaduw’,<br />

die elk mens heeft. Juist de ontmoeting met onze schaduw leidt<br />

volgens Neumann tot de ontmoeting met onszelf.<br />

Een ander voorbeeld is niemand minder dan Picasso, die zijn<br />

kunstzinnig werk als een uiting van zijn strijd met de ‘duende’<br />

(Spaans voor ‘kwelgeest’) zag. Juist de strijd met het duistere in<br />

onszelf en in de wereld – met strijd is hier niet bedoeld het ontkennen<br />

of het bestrijden ervan – leidde volgens Picasso tot het<br />

omvormen van het kwaad en daarmee tot de lichtheid die zijn<br />

werk vaak kenmerkt. Zijn beroemde schilderij Guernica is daarvan<br />

een voorbeeld: het verbeeldt de verschrikkingen in onszelf<br />

die leiden tot de verschrikkingen van de oorlog. Door die verschrikkingen<br />

te verbeelden – dat wil zeggen in het bewustzijn te<br />

brengen – ontstaat de mogelijkheid er een menselijke verhouding<br />

toe te krijgen.<br />

De gehele cultuur echter lijkt een dramatisch proces door te<br />

maken, waarbij traditionele normen, waarden en daarmee verbonden<br />

sociale relaties worden ondergraven. Kenmerkend is dat<br />

mensen veelal niet meer reageren als ‘katholiek’, ‘protestant’ of<br />

‘socialist’. De wereldbeschouwingen die voor de Tweede Wereldoorlog<br />

nog duidelijk zichtbaar waren in de samenleving,<br />

hebben een belangrijk deel van hun invloed verloren. Mensen<br />

zoeken naar een individuele positie tegenover de gebeurtenissen.<br />

<strong>Het</strong> gevolg daarvan is dat de persoonlijke ervaring en de inzichten<br />

die daaruit ontstaan, steeds belangrijker worden.<br />

Verder kan worden gewezen op een inmiddels tamelijk omvangrijke<br />

literatuur over zogenoemde ‘Christus-ervaringen’. In het<br />

boek Ich bin bei Euch van Wolfgang Garvelmann° zijn enkele<br />

indringende ervaringen verzameld en becommentarieerd, waarbij<br />

opvalt hoe verscheiden die ervaringen kunnen zijn. Ook is in dit<br />

verband het onderzoek te noemen dat werd gedaan door twee<br />

theologen uit Stockholm naar zogenoemde Christus-ervaringen,<br />

en dat werd gepubliceerd onder de titel Sie erlebten Christus.° De<br />

228


eide theologen, Gunnar Hillerdal en Bernd Gustafsson, plaatsten<br />

in 1972 een oproep in een Zweedse krant waarin zij lezers<br />

uitnodigden te vertellen over persoonlijke ervaringen met Christus.<br />

Zij kregen daarop zo veel reacties dat het een aantal jaren<br />

later mogelijk was een boek te publiceren met meer dan 100<br />

concrete beschrijvingen.<br />

De ‘Damascus-ervaring’ blijkt een hoogst individuele en meestal<br />

heel onverwachte ervaring te zijn. De eigen levenssituatie en het<br />

eigen lot zijn bepalend voor de aard van de ervaring en de wijze<br />

waarop ze zich voordoet. Te vaste voorstellingen van hoe de<br />

ontmoeting met de etherische Christus eruit zou moeten zien,<br />

blijken het herkennen ervan eerder in de weg te staan.<br />

Betekent dit dat je maar beter kunt afwachten tot het zo ver is?<br />

Zoals Rudolf <strong>Steiner</strong> in deze voordrachten aangeeft, zou dat een<br />

verkeerde conclusie zijn. De ontwikkeling van de mensheid staat<br />

volgens hem op een tweesprong. <strong>Het</strong> onderkennen en begrijpen<br />

van deze nieuwe ervaringen, die helemaal niet zo overweldigend<br />

hoeven te zijn dat ze meteen opvallen, heeft volgens hem geen<br />

vrijblijvend karakter meer. Niet alleen het persoonlijk karma is<br />

ermee gemoeid, ook de verdere ontwikkeling van de cultuur<br />

hangt ermee samen. Terwijl het mysterie van Golgotha vrijwel<br />

onopgemerkt voorbij kon gaan en toch voor alle mensen plaatsvond,<br />

heeft de verschijning van Christus in de etherische wereld<br />

alleen waarde voor zover mensen er op eigen kracht daadwerkelijk<br />

iets mee doen. De voordrachten in deze uitgave dienen ertoe<br />

mensen op dat spoor te brengen.<br />

Jelle van der Meulen*—–<br />

* Jelle van der Meulen (1950) is redacteur van de reeks ‘Rudolf <strong>Steiner</strong>/Werken<br />

en voordrachten’ en hoofdredacteur van Motief – maandblad<br />

voor antroposofie. Hij publiceerde Om gegronde redenen. Antroposofie<br />

hier en nu, Zeist 1996.<br />

229

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!