JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
en vreest dat de krekel hem verklikt.<br />
In de tuin met stappen lome<br />
ziet hij de zanger bij de oven.<br />
De krekel heeft Reynaert al gehoord,<br />
maar hij zwijgt en zegt geen woord.<br />
Hij begint zich af te vragen<br />
hoe de vos zich gaat gedragen.<br />
Reynaert geeft zich goed rekenschap<br />
dat niets de krekelaar ontsnapt<br />
en dat hij kennen wil zijn lot.<br />
Rein houdt schuiner nu zijn kop<br />
en begint daarop te spreken:<br />
– Meester klerk, magister Krekel,<br />
wilt gij hier nu schrijven gaan?<br />
Is ‘t zingen in Latijn gedaan?<br />
Het is wel vroeg in de morgen<br />
om uw schrift goed te verzorgen!<br />
Als ge een inspanning wilt doen<br />
en lezen uit uw psalmenboek,<br />
zal ik u rijkelijk betalen,<br />
wat ik voor een ander zou laten.<br />
De krekel uit de hoogte zegt:<br />
– Zwijg, gij verrader, gij duivelsknecht!<br />
Ge hebt het met geen dwaas te doen.<br />
Ik zag uw blik zo nors en woest.<br />
– Ik wou weten, bij Sint-Aloïs,<br />
hoe het met uw gezondheid is.<br />
Hij nadert nu Rein dichterbij<br />
om hem ‘t observeren van nabij.<br />
En Reynaert, die wil zich wreken,<br />
verfoeit het dat hij zo wordt bekeken.<br />
Hij haalt uit zijn linkermouwe plots<br />
(om ermee te slaan) een knots.<br />
De krekelaar niet vluchten wil<br />
aleer hij slaat een scherpe gil<br />
en Rein, die zoveel listen weet,<br />
gooit zijn wapenstok plots neer:<br />
– Frobert, roept hij, ge moet eraan.<br />
Ik weet dat als ik u liet gaan,<br />
gij mij nog vaak zoudt kunnen schaden.<br />
Reynaert is zich aan ‘t beraden,<br />
hoe hij zich zou kunnen wreken<br />
op d’arrogantie van de krekel.<br />
Hij opent zijn muil, spert zijn kaken<br />
om er zijn vijand mee te kraken.<br />
De krekel wijkt terug en zegt:<br />
– Dat de koliek u kwelle en velt.<br />
Ge zijt een echt hoerenkind.<br />
‘k Wou dat ge aan de galge hingt.<br />
62<br />
Door de duivel is wis bezeten<br />
de pelgrim die een mens wil eten.<br />
Als ik in uw muile zat,<br />
gij mij allang verslonden hadt.<br />
Ik stond heel dicht bij de dood,<br />
maar God redde mij uit de nood.<br />
Nu wil ik naar mijn woning gaan<br />
en gij zult buiten blijven staan.<br />
Rein antwoordt: – Gij zijt wat zat.<br />
‘k Meende uw boek te hebben gevat.<br />
Voorwaar, had ik het opgegeten,<br />
‘k had al uw liederen nu geweten.<br />
Ge moogt nu denken wel en goed,<br />
dat ik maar zeer slecht zien moet,<br />
als ik u, meester, niet eens zag,<br />
wat me, bij God, niet verbazen mag.<br />
Als ik nu niet meer goed zie<br />
komt het door de pelgrimagie,<br />
die mijn lijf zo heeft ondergraven<br />
dat men mij dra draagt ten grave,<br />
zodat ik het niet lang meer trek.<br />
Maar gij als goede en wijze klerk,<br />
neem ik, met Gods wil, als reisgezel,<br />
want ik weet het goed en wel<br />
dat, zocht ik alom in het rond,<br />
ik geen beter meester vond.<br />
In de lach de krekel schiet<br />
en weigert te zingen zijn lied,<br />
want hij kent Reynaert zijn streken.<br />
Hij zegt hem: – God mag het weten,<br />
Reynaert, wees maar niet bezorgd,<br />
want op tijd wordt er gezorgd<br />
dat ge aan een pape kunt biechten<br />
om uw geweten te verlichten.<br />
Ge kunt aan hem zelfs overlaten,<br />
uw testament en uw legaten.<br />
Terwijl ze samen ongestoord<br />
voeren woord en wederwoord<br />
en aan gevaar geen aandacht schonken,<br />
komen daar zeven losse honden.<br />
Zij hadden Reynaert vastgegrepen<br />
als hij niet was opzij geweken.<br />
Ook de jagers zijn gekomen<br />
en de schutters met hun bogen.<br />
Een meesterknecht spoort de honden aan<br />
en Reynaert schrikt van het kabaal.<br />
Hij vraagt zich af wat ‘t worden zal<br />
en kiest al voor het hazenpad.<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005