24.02.2013 Views

JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap

JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

45<br />

dige bronnen.<br />

In de eerste jaargang nummer 46, p. 365 pakt Gezelle de wolf aan: ‘Eertijds moeten<br />

er veel wolven over ons land gelopen hebben, immers de tale getuigt van den<br />

wolf en men heeft zijnen name aan menschen en beesten gegeven.’ En ook nog:<br />

‘Later speelde de spotzieke geest van ‘t volk zoodanig in vossen, honden en wolven,<br />

om daarmeê zekere lieden aan te duiden, die ‘s volks gramschap verdiend<br />

hadden, dat men heden nog overal in Vlaanderen den name Devos, Dhondt en<br />

Dewolf, of Dewulf tegenkomt. Namen met een negatieve connotatie dus. Gezelle<br />

gist dat er ‘veel wolven onder ons geloopen hebben’. Leuk ook is de anekdote die<br />

hij vertelt over bier en ‘wulf’. ‘Als ‘t bier aan ‘t gisten is en dat er veel stiklucht in den<br />

kelder zit, zoo zeggen ze nog: ‘De wulf zit in den kelder,’ dat is de stiklucht, die de<br />

keerse doet uitgaan en die de mensch versmacht.’ Maar met deze ‘wulf’ wordt<br />

eigenlijk een ‘veemol’ (veenmol) bedoeld. En over de vraatzucht van de wolf nog dit:<br />

in een deel van het Russische rijk (Livoniën) werden in <strong>18</strong>22 precies ‘1.841 peerden,<br />

1.243 veulens, 1.807 stuk hoornvee, 733 kalvers, 15.<strong>18</strong>2 schapen, 726 lammeren,<br />

4.190 zwijns, 313 vikkens, 703 honden, 673 ganzen en genters’ van kant<br />

gemaakt door wolven. Het doet me even teruggrijpen naar de verzen ‘hi stal ‘t grote<br />

ende ic dat clene’ (2105 in Van den vos Reynaerde) en naar Isengrijn die ‘een calf /<br />

of enen weder of enen ram’ (2110-2111) bejaagde, terwijl ook ‘enen osse’ (2121)<br />

aan zijn vraatzuchtige tanden niet ontsnapte. Ook in de bijbel staat de wolf voor<br />

vraatzucht, stipt Gezelle nog aan.<br />

Vertellend over de ‘hyaine’ of hyena (jaargang 1 nummer 26, p. 211-212) heeft<br />

Gezelle het over de zogenaamde ‘strandwolf’, de naam die de Hollanders nabij de<br />

Kaap de Goede Hoop aan een hyena gaven. De hyena komt tot in de huizen om te<br />

roven en te moorden, hij stinkt vreselijk, is uitermate lelijk en hij valt vooral aan wie<br />

voor hem vlucht.<br />

Gezelles stukje over de beer is beknopt (jaargang nummer <strong>18</strong>, p. 142). Hij noemt<br />

hem ‘dien ouden eremijt’, ‘zwaar van gang en sterk van spieren’, een van de felste<br />

vijanden van de mens. ‘Bruin de Beer’, gaat hij verder, ‘gelijk hij bij Reinaert de Vos<br />

genaamd staat, moet eertijds hier gewoond en verkeerd hebben, ook vindt men in<br />

rotsen en kloven zijne beenderen liggen’. (Wij denken spontaan aan de Ardennen,<br />

waar Tibeert Bruun moest ophalen voor de samenzwering tegen Nobel.) Gezelle<br />

verwijst naar de vele ‘uitsteekberden van herbergen en oude volksgebruiken, ja, tot<br />

den beer van de brugsche loge toe, die het wapenteeken was van een gezelschap<br />

steekspelers’ (vgl. Tiecelijn 1994, p. 29-30). De beer graaft met zijn ‘vreeselijke<br />

klauwen’ holen in de aarde of ‘hij woont in eenen hollen boom (die van Lamfreit<br />

werd hem fataal …); daar ligt hij ‘s winters en slaapt dikwijls nacht en dag, zuigende<br />

aan zijne pooten, zegt het volk, maar ‘t is mis: hij leeft met de lage spek die hij<br />

bij zomerdag onder zijne dichte pelse heeft aangeleid’. Zijn achterpoten zijn<br />

‘geschapen voor de gang zoo de menschen gaan’. Beren zijn sterk en Gezelle verwijst<br />

naar een Zweed, ene M. Nilson, die een beer ‘een dood peerd uit het water’<br />

zag halen en hem ‘daarmee over eenen gevallen boom eene diepe watergroeve<br />

dweerschen’. Beren zijn gevaarlijk. Getergd stormen zij op hun belager af en drukken<br />

hem dood. ‘Ja, ‘t is veel aangenamer een stuk van zijn sterke schinkels te eten<br />

als anderszins met hem te doen te hebben.’<br />

In de tiende jaargang van Rond den heerd duikt Uitstap in de Warande weer even<br />

op. Johan Leemans schrijft Van den Haas (nummer 48, p. 384-386). In deze bijdrage<br />

lezen we een leuk vers over dit ongelukkige dier:<br />

Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!