JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
43<br />
doene, kele, spele …; de dubbele negatie ik ‘ne’…’niet’; bem (De Bo geeft in zijn<br />
Westvlaams Idioticon als illustratie een vers van Gezelle: ‘Wilt uw oor tot mywaerd<br />
keeren / Die om bystand roepen bem’); es i.p.v. is ... Het woord blenden wordt door<br />
De Bo in zijn Westvlaamsch Idioticon verklaard als ‘uit de oogen verdwijnen, henen<br />
varen, te zoek geraken’. Streuvels vertaalt: ‘verblinden’. Vandaag zegt de West-<br />
Vlaming nog altijd blend i.p.v. blind; ook hoor je: Waar is hij belend? of waar is hij<br />
naartoe? ‘Vromen’ verklaart Janssens als ‘voordeel doen’; Streuvels vertaalt ‘begenadigen’.<br />
Bij De Bo vinden we o.a. als verklaring: ‘benoten, den akker na den oegst<br />
aanstonds omploegen en bezaaien of beplanten. Eenen akker vromen. Als men het<br />
land vroomt, dan wordt het noch gebroken of gesloofd, noch gesteken of gezaadvoord’.<br />
De Bo verwijst ook naar Kiliaan: ‘vremmen’ betekent ‘land verkloeken, versterken,<br />
verbeteren’. In elk geval t.o. ‘braden’ als tegenstelling: een woord met een<br />
eerder positieve betekenis. (Kiliaens Etymologicum Teutonicae Linguae sive dictionarum<br />
Teutonico-Latinum – een Nederlands woordenboek – was het lievelingswerk<br />
van Gezelle.) Gezelle behoudt ‘blenden’ en ‘vromen’, wat mij doet veronderstellen<br />
dat zijn lezers (vooral West-Vlaamse collegestudenten, geestelijken en andere<br />
notabelen) deze woorden verstonden. Ze behoorden tot hun eigen dialect. In zijn<br />
eigen Loquela vermeldt Gezelle noch ‘blenden’ noch ‘vromen’.<br />
Jammer genoeg geeft Gezelle geen verder commentaar bij dit korte vossenstukje,<br />
het blijft dus gissen. Maar wetend dat de Middelnederlandse literatuur Gezelle<br />
zeer bekend was, mogen wij met zekerheid aannemen dat Van den vos Reynaerde<br />
dat in elk geval was. Uit zijn korte inleiding blijkt dat hij er een verhaal in zag dat<br />
‘verlustigde’ en ‘beleerde’. Levenswijsheid opdoen op een aangename wijze.<br />
Wellicht durfde hij in zijn zeer katholiek weekblad niet al te veel de aandacht wijden<br />
aan een verhaal met obscene passages waarin de geestelijkheid nu niet direct een<br />
voorbeeldig gedrag demonstreert. En was Jan Frans Willems, de man die het<br />
Reynaertverhaal tussen <strong>18</strong>30 en <strong>18</strong>40 weer uit de vergetelheid had gehaald, geen<br />
liberaal?<br />
Maerlant achterna: een ‘uitstap in de warande’<br />
Het volk beleren en opvoeden was een van Gezelles belangrijkste doelstellingen,<br />
zowel van de leraar als van de journalist. In Rond den heerd publiceerde hij 62 stukjes<br />
over dieren en planten, een soort Der Naturen bloeme vol encyclopedische en<br />
persoonlijke beschouwingen. Een paar maal citeert of verwijst Gezelle daarin ook<br />
naar ‘den Griekschen Physiolog(u)os, ‘den bestiaris of den beestenboek … waarvan<br />
de schrijver mij onbekend is’. Hij vertelt er ook stukken uit na. In die sterk gevarieerde<br />
‘warande’ wordt terloops nu en dan naar de vos verwezen. Alle bijdragen uit<br />
deze rubriek werden afzonderlijk uitgegeven in <strong>18</strong>82. Het succes was enorm. In<br />
1907 bijvoorbeeld beleefde Uitstap in de Warande reeds zijn vijfde uitgave.<br />
In de eerste acht nummers van de eerste jaargang van Rond den heerd heeft hij<br />
het over ‘de koninklijke grootmoedige leeuw’ of zoals verder geduid: ‘den machtigen<br />
koning der dieren’ (p. 7-8, 15-16, 20-21, 29-30, 38-39, 47-48, 54-55, 63-63, telkens<br />
gesigneerd door Dr. S.). Gezelle typeert de leeuw als ‘sterk, durvend en kwaad’ en<br />
bovendien ‘de treffelijkste van alle dieren’ (willen of niet, wij toetsen deze eigenschappen<br />
even aan Nobel, een reus op lemen voeten, die wel brullen kan, maar<br />
pijnlijk onder de sloffen van zijn gemalin zit en zijn treffelijkheid vergeet als hij baat<br />
ruikt). De leeuw huist niet in de bossen, schrijft Dr. S., ‘maar niet verre van daar, in<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005