JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap JG 18 nr 1 - Reynaertgenootschap
Noten 32 1 Jacob van Maerlant’s Naturen Bloeme (ed. E. Verwijs), Groningen, 1878, repr. [Arnhem,] 1980, Prologhe v. 101-111 (p. 4-5). Vertaling geïnspireerd op Jacob van Maerlant, Het boek der natuur (samenstelling en vertaling P. Burger), Amsterdam, 1995, p. 8. 2 Maerlant gebruikt de term favelen en fabelen overigens in diverse betekenissen, van de negatieve, zojuist bedoelde: onzin, tot het neutrale: verhaal of fictie. A. Schippers, Middelnederlandse fabels. Studie van het genre, beschrijving van collecties, catalogus van afzonderlijke fabels, Nijmegen, 1995, p. 90-92. 3 F. van Oostrom, Maerlants wereld, Amsterdam, 1996, p. 448. 4 H. van Wijn, Historische en letterkundige Avondstonden, ter opheldering van eenige Zeden der Nederlanden; byzonderlyk in derzelver Daaglyksch en Huiselyk Leeven en van den stand der Nederduitsche Dichtkunst, sedert de vroegste tyden, tot aan het begin der zestiende eeuwe, Amsterdam, 1800, p. 262. A. van der Woud, De Bataafse hut. Denken over het oudste Nederland (1750-1850), Amsterdam/Antwerpen, 1998, p. 129 noemt het werk ‘een eerste systematische poging om de culturele uitingen van de middeleeuwse Nederlander te beschrijven’. 5 W. Messchert, (ed.), Brieven van Mr. Willem Bilderdijk, deel 3, Amsterdam, 1836-1837, vooral p. 198-199, brieven 27 mei 1812 en 10 juni 1812. Opvallend is in de laatste brief de overweging: ‘Het zou curieus zijn, als men op een dag het werk van Utenhove zou ontdekken’ (‘il serait curieux, si l’on pût deterrer un jour ce travail d’Utenhove’). Een aantal onderzoekers meent dat in 1868 inderdaad twee grote fragmenten van het werk teruggevonden zijn. Zij zijn gepubliceerd door de ontdekker, Bormans, M.(J.H.), Notices sur deux fragments manuscripts de poésis thyoises de la fin du XIIIe siècle (le Bestiaire d’amours et l’Art d’aimer d’Ovide), in: Bulletins de l’Académie royale (...) de Belgique, 38, 2ème série, 27 (1869), p. 49. De fragmenten worden bewaard in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam onder inv.nr. I-A-24 en worden gedateerd van circa 1290 (W. de Vreese, Bouwstoffen, in: E. Verwijs, J. Verdam & F.A. Stoett, Middelnederlandsch Woordenboek, X, ‘s-Gravenhage, 1927-1952, Tweede Gedeelte, p. 62 nr. 52) tot de eerste helft veertiende eeuw (vriendelijke mededeling J. Biemans, conservator van het handschrift). De volgende literatuurhistorici stellen Die Beestearis gelijk met Utenhoves Bestiaris: N. de Pauw, Het leven en de werken van Diederic van Assenede en Willem Uten Hove, in: Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Academie, (2e halfjaar, 1901), p. 40; C. Debaive, Utenhove, Guillaume, in: Biographie Nationale de Belgique, t. XXXV, Brussel, 1930, kol. 989-990; J. van Mierlo, De letterkunde in de middeleeuwen, I, ‘s-Hertogenbosch/Brussel, [1939], p. 217; Idem, Geschiedenis van de Oud- en Middel-Nederlandsche letterkunde, Antwerpen, 1928, p. 112. Iets minder duidelijk zijn: W.P. Gerritsen, Waar is ‘Die Beestearis’?, in: A. van Gijsen, O.S.H. Lie (red.), Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artesliteratuur, Hilversum, 1991, p. 71 (hiertegen F. van Oostrom, Maerlants Wereld, p. 501); T.M. Nischik, Das volkssprachliche Naturbuch im späten Mittelalter, Tübingen, 1986, p. 372-373; P. Burger, in: Jacob van Maerlant, Het boek van de natuur, p. 157. 6 W. van den Berg, De Tweede Klasse: een afdeling met een problematische missie (1808- 1816), in: W.P. Gerritsen (red.), Het Koninklijk Instituut (1808-1851) en de bevordering van wetenschap en kunst, Amsterdam, 1997, p. 77. Dank aan de heer J. van Eijnatten, Vrije Universiteit van Amsterdam, die mij op dit werk wees. 7 Op 27 mei 1812 schrijft Bilderdijk aan Grimm dat verscheidene van zijn denkbeelden over de middeleeuwse natuurwetenschap door de Klasse schijnen te zijn overgenomen (‘J’ai fait là dessus quelques observations que la Classe a paru adopter’). Dit slaat mogelijk op een ‘voorlezing’. Aangezien deze denkbeelden kaderen in zijn studie van Der naturen bloeme zou ook het (natuurwetenschappelijke) werk van Utenhove in de lezing genoemd kunnen zijn. Dit was wellicht de eerste keer dat Bilderdijk over Utenhove sprak. W. Messchert, Brieven, p. 198. 8 W. van den Berg, De Tweede Klasse, p. 87 noot 31. 9 Amsterdams handschrift, genoemd naar de Amsterdammer Rendorp van Marquette. Het handschrift ging na zijn dood over in Engelse handen en werd vervolgens in 1836 door de erflaten van de Londense boekhandelaar William Heber verkocht aan de Belgische regering. Tiecelijn, 18, 2005
33 Bewaard in de Bourgondische Bibliotheek te Brussel (thans Koninklijke Bibliotheek) werd/wordt ook het Brussels handschrift genoemd. Zie L.Ph.C. van den Bergh, De Nederlandse volksromans, eene bijdrage tot de geschiedenis onzer letterkunde, z.p., 1837, repr. Hulst, 1976, p. 98-99. 10 W. Bilderdijk, Brieven, V, Rotterdam, 1837, p. 206 (II, nr. 6); H. de Buck, De studie van het middelnederlandsch tot in het midden der negentiende eeuw, Groningen/Den Haag, 1931, p. 108. 11 J.D. Janssens & R. van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus, Leuven, 2001, p. 159-160. 12 Idem, p. 160-163. 13 M. de Smedt, De literair-historische activiteit van Jan Frans Willems (1793-1846) en Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872), Gent, 1984, p. 101. 14 Reinaert de Vos, episch fabelgedicht van de twaelfde en dertiende eeuw met aenmerkingen en ophelderingen van J.F. Willems, Gent 1836, p. XXVIII-XXX; M. de Smedt, De literair-historische activiteit van Jan Frans Willems (1793-1846) en Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872), p. 161; R. van Daele, Alleen maar (on)zekerheden?, in: Tiecelijn, 11 (1998), p. 131-151, m.n. p. 133-134. 15 Over kritiek en belang van Willems’ Reinaertuitgave, zie kort: J.D. Janssens & R. van Daele, Reinaerts streken, p. 163. Over de schooluitgaven, ibidem, p. 163-170. Willems’ werk had zo’n succes dat hij daar met recht ‘de vader van de moderne Reinaertnaleving’ genoemd wordt. Over Willems’ Reynaerttoponymie: R. van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den Vos Reynaerde, Gent, 1994, p. 7-11. 16 Kort hierover: J.D. Janssens & R. van Daele, Reinaerts streken, p. 152. M. de Smedt, Portret. Jan Frans Willems en de Reynaertstudie, in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 140-146. 17 Bijvoorbeeld in F. Willems, Reinardus Vulpes-Reinaert de Vos, in: Messager des sciences et des arts, I, (1833), p. 329-351. 18 Reinaert de Vos, episch fabelgedicht van de twaelfde en dertiende eeuw, Gent, 1850 (editie van Willems, verzorgd door F. Snellaert). Hierover kort: R. van Daele, Ruimte en naamgeving, p. 14. 19 F.A. Snellaert, Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella, Brussel, 1838, p. 64. 20 Over Serrure: R. van Daele, Ruimte en naamgeving, p. 15 noot 38. 21 Ph. Blommaert, De Nederduitsche schryvers van Gent, Gent, 1861, p. 13. Blommaert noemt Willem als eerste met name bekende schrijver van Gent; Constanter, Isegrim, Reinaert, in: De Navorscher, 17 (1867), p. 306. 22 F.J. Mone, Übersicht der Niederländische Volksliteratur Alterer Zeit, Tübingen, 1838, repr. Amsterdam, 1970, p. XXIX, 44. De naam Van Utenhove is een pleonasme. Op ibidem, p. 511 zegt hij dat van Utenhoves Bestearis ‘bis jetzt nichts mehr aufgefunden wurden’ is. 23 L.Ph.C. van den Bergh, De Nederlandse volksromans, p. 100-102. 24 De omslag in de receptie van de Aardenburgse Reynaerttheorie vond juist plaats op het moment waarop de zogenaamde Nieuwe School van de medioneerlandistiek het definitief won van de Oude School (circa 1840). Willems behoorde tot de Oude School, Jonckbloet was de belangrijkste vertegenwoordiger van de Nieuwe School. 25 Brief van Grimm van 29 december 1836, in: W. de Vreese, Briefwisseling van Jan Frans Willems, in: Mittelalterliche Handschriften. Festgabe zum 60. Geburtstag von Hermann Degering, Leipzig, 1926, p. 264-295, p. 272-273. Blijkens zijn brief van 13 april 1837 blijft Willems bij zijn standpunt. A. Desprez & M. de Smedt, Drie nieuwe brieven van Jan Frans Willems aan Jacob Grimm 1836-1837, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, (1990), p. 1-19 (overdruk), p. 1. M. de Smedt, Portret. Jan Frans Willems en de Reynaertstudie, in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 140-146, m.n. p. 145-146. 26 J.H. Bormans, Analyses critiques d’ouvrages. Reinaert de Vos, Willems, J.F., in: Messager des sciences et des arts de la Belgique ou Nouvelles Archives historiques, littéraires et scientifiques, V, (1837), Deuxième article, p. 377-429, m.n. p. 397. M. de Smedt, Portret. Jan Frans Willems, p. 144. In zijn correspondentie met J. Grimm geeft Willems in 1837 toe zich wel eens te ergeren aan Bormans’ omstandige commentaar: ‘Reeds zien omtrent 100 pagi- Tiecelijn, 18, 2005
- Page 1 and 2: Meerderjarig Tiecelijn gaat zijn ac
- Page 3 and 4: 3 afb. 2 afb. 3 Tiecelijn, 18, 2005
- Page 5 and 6: 5 sche vernieuwingen. Door het uitb
- Page 7 and 8: 7 afb. 5 afb. 6 Tiecelijn, 18, 2005
- Page 9 and 10: Het zou een halve eeuw duren eer me
- Page 11 and 12: 11 afb. 8 afb. 9 Tiecelijn, 18, 200
- Page 13 and 14: 13 van de plank verbeteren en Reina
- Page 15 and 16: 15 afb. 12 Tiecelijn, 18, 2005
- Page 17 and 18: 17 lezen in Cinema & Theater (17 de
- Page 19 and 20: ■ Arco Willeboordse 19 ‘Willem
- Page 21 and 22: Spiegel historiael en had bovendien
- Page 23 and 24: Onder de trouwste medestanders van
- Page 25 and 26: 25 Reinaert, il y a une grande dist
- Page 27 and 28: 27 woon, en ‘t is nog niet uitgem
- Page 29 and 30: 29 dichtte, in het Zeeuwsch-Vlaamsc
- Page 31: 31 heersers over stad en land, even
- Page 35 and 36: 35 een West-Zeeuws-Vlaams, Aardenbu
- Page 37 and 38: ■ Marcel Ryssen 37 Reintje Rond d
- Page 39 and 40: 39 afb. 1 Tiecelijn, 18, 2005
- Page 41 and 42: 41 Duclos, een knap organisator, ne
- Page 43 and 44: 43 doene, kele, spele …; de dubbe
- Page 45 and 46: 45 dige bronnen. In de eerste jaarg
- Page 47 and 48: 47 ten.’ En hij vertelt hem dat h
- Page 49 and 50: Verder van de Reynaertmaterie staat
- Page 51 and 52: - Hij is de beer (of iemand die de
- Page 53 and 54: ■ Paul van Keymeulen De bornput (
- Page 55 and 56: kreeg hij opeens zo’n grote dorst
- Page 57 and 58: Hier weert men haat en vijandschap,
- Page 59 and 60: en houdt zich daar als voor dood. E
- Page 61 and 62: de tweederde ervan krijgt. Zo luidt
- Page 63 and 64: De meute zit achter hem aan. De jac
- Page 65 and 66: dat, kalle, kun je niet weerleggen.
- Page 67 and 68: want ik zweer u, Heer, plechtig, da
- Page 69 and 70: Zo groot is het prestige van de wol
- Page 71 and 72: 71 zij daar niet te keuvelen stonde
- Page 73 and 74: dat de klacht door de wolf neergele
- Page 75 and 76: Velen nochtans onder hen hebben voo
- Page 77 and 78: Naschrift In de editie van Armand S
- Page 79 and 80: 79 hun kroost onder de sprekende ti
- Page 81: Jaargang 18 nummer 1 1 Rik van Dael
33<br />
Bewaard in de Bourgondische Bibliotheek te Brussel (thans Koninklijke Bibliotheek)<br />
werd/wordt ook het Brussels handschrift genoemd. Zie L.Ph.C. van den Bergh, De<br />
Nederlandse volksromans, eene bijdrage tot de geschiedenis onzer letterkunde, z.p., <strong>18</strong>37,<br />
repr. Hulst, 1976, p. 98-99.<br />
10 W. Bilderdijk, Brieven, V, Rotterdam, <strong>18</strong>37, p. 206 (II, <strong>nr</strong>. 6); H. de Buck, De studie van het<br />
middelnederlandsch tot in het midden der negentiende eeuw, Groningen/Den Haag, 1931,<br />
p. 108.<br />
11 J.D. Janssens & R. van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus,<br />
Leuven, 2001, p. 159-160.<br />
12 Idem, p. 160-163.<br />
13 M. de Smedt, De literair-historische activiteit van Jan Frans Willems (1793-<strong>18</strong>46) en<br />
Ferdinand Augustijn Snellaert (<strong>18</strong>09-<strong>18</strong>72), Gent, 1984, p. 101.<br />
14 Reinaert de Vos, episch fabelgedicht van de twaelfde en dertiende eeuw met aenmerkingen<br />
en ophelderingen van J.F. Willems, Gent <strong>18</strong>36, p. XXVIII-XXX; M. de Smedt, De literair-historische<br />
activiteit van Jan Frans Willems (1793-<strong>18</strong>46) en Ferdinand Augustijn Snellaert<br />
(<strong>18</strong>09-<strong>18</strong>72), p. 161; R. van Daele, Alleen maar (on)zekerheden?, in: Tiecelijn, 11 (1998),<br />
p. 131-151, m.n. p. 133-134.<br />
15 Over kritiek en belang van Willems’ Reinaertuitgave, zie kort: J.D. Janssens & R. van Daele,<br />
Reinaerts streken, p. 163. Over de schooluitgaven, ibidem, p. 163-170. Willems’ werk had<br />
zo’n succes dat hij daar met recht ‘de vader van de moderne Reinaertnaleving’ genoemd<br />
wordt. Over Willems’ Reynaerttoponymie: R. van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den<br />
Vos Reynaerde, Gent, 1994, p. 7-11.<br />
16 Kort hierover: J.D. Janssens & R. van Daele, Reinaerts streken, p. 152. M. de Smedt,<br />
Portret. Jan Frans Willems en de Reynaertstudie, in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 140-146.<br />
17 Bijvoorbeeld in F. Willems, Reinardus Vulpes-Reinaert de Vos, in: Messager des sciences et<br />
des arts, I, (<strong>18</strong>33), p. 329-351.<br />
<strong>18</strong> Reinaert de Vos, episch fabelgedicht van de twaelfde en dertiende eeuw, Gent, <strong>18</strong>50 (editie<br />
van Willems, verzorgd door F. Snellaert). Hierover kort: R. van Daele, Ruimte en naamgeving,<br />
p. 14.<br />
19 F.A. Snellaert, Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België sedert hare eerste<br />
opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella, Brussel, <strong>18</strong>38, p. 64.<br />
20 Over Serrure: R. van Daele, Ruimte en naamgeving, p. 15 noot 38.<br />
21 Ph. Blommaert, De Nederduitsche schryvers van Gent, Gent, <strong>18</strong>61, p. 13. Blommaert noemt<br />
Willem als eerste met name bekende schrijver van Gent; Constanter, Isegrim, Reinaert, in:<br />
De Navorscher, 17 (<strong>18</strong>67), p. 306.<br />
22 F.J. Mone, Übersicht der Niederländische Volksliteratur Alterer Zeit, Tübingen, <strong>18</strong>38, repr.<br />
Amsterdam, 1970, p. XXIX, 44. De naam Van Utenhove is een pleonasme. Op ibidem,<br />
p. 511 zegt hij dat van Utenhoves Bestearis ‘bis jetzt nichts mehr aufgefunden wurden’ is.<br />
23 L.Ph.C. van den Bergh, De Nederlandse volksromans, p. 100-102.<br />
24 De omslag in de receptie van de Aardenburgse Reynaerttheorie vond juist plaats op het<br />
moment waarop de zogenaamde Nieuwe School van de medioneerlandistiek het definitief<br />
won van de Oude School (circa <strong>18</strong>40). Willems behoorde tot de Oude School, Jonckbloet<br />
was de belangrijkste vertegenwoordiger van de Nieuwe School.<br />
25 Brief van Grimm van 29 december <strong>18</strong>36, in: W. de Vreese, Briefwisseling van Jan Frans<br />
Willems, in: Mittelalterliche Handschriften. Festgabe zum 60. Geburtstag von Hermann<br />
Degering, Leipzig, 1926, p. 264-295, p. 272-273. Blijkens zijn brief van 13 april <strong>18</strong>37 blijft<br />
Willems bij zijn standpunt. A. Desprez & M. de Smedt, Drie nieuwe brieven van Jan Frans<br />
Willems aan Jacob Grimm <strong>18</strong>36-<strong>18</strong>37, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke<br />
Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, (1990), p. 1-19 (overdruk), p. 1. M. de<br />
Smedt, Portret. Jan Frans Willems en de Reynaertstudie, in: Tiecelijn, 5 (1992), p. 140-146,<br />
m.n. p. 145-146.<br />
26 J.H. Bormans, Analyses critiques d’ouvrages. Reinaert de Vos, Willems, J.F., in: Messager<br />
des sciences et des arts de la Belgique ou Nouvelles Archives historiques, littéraires et<br />
scientifiques, V, (<strong>18</strong>37), Deuxième article, p. 377-429, m.n. p. 397. M. de Smedt, Portret. Jan<br />
Frans Willems, p. 144. In zijn correspondentie met J. Grimm geeft Willems in <strong>18</strong>37 toe zich<br />
wel eens te ergeren aan Bormans’ omstandige commentaar: ‘Reeds zien omtrent 100 pagi-<br />
Tiecelijn, <strong>18</strong>, 2005