View/Open - Document Server@UHasselt

View/Open - Document Server@UHasselt View/Open - Document Server@UHasselt

doclib.uhasselt.be
from doclib.uhasselt.be More from this publisher
23.02.2013 Views

6 Correlatie 2D cefalometrische analyse en 3D cefalometrische analyse Om te bepalen of er een correlatie bestaat tussen de metingen van de 2D analyse volgens het softwarepakket Onyx Ceph en de 3D analyse volgens Maxilim software werd een correlatietest uitgevoerd bij 5 oriëntatiepunten die overeenkomen in de analyse van Onyx Ceph en Maxilim. De 5 oriëntatiepunten zijn: ANS-Men, ANS-PNS, Go-Pog, N-S en Wit’s. Beide analyses werden pre- en postoperatief uitgevoerd in drievoud. De gemiddelde correlatiecoëfficiënt van bovenvermelde metingen is slechts 0.40. Er is sprake van een goede correlatie bij een correlatiecoëfficiënt vanaf 0.70. Een uitzondering op deze lage correlatie is de meting ANS-Men, zowel pre- als postoperatief. De bevindingen tonen aan dat de correlatie zwak tot nihil aanwezig is tussen de analyse volgens Onyx Ceph en de analyse volgens Maxilim. Een afgeleide conclusie hieruit is dat 2 dimensionale analyses op geen enkele mogelijke manier vergeleken kunnen worden met analyses in 3 dimensies. r 2 1 0.8 0.6 0.4 0.2 0 Correlatie tussen Onyx Ceph en Maxilim software ANS-Men ANS-PNS Go-Pog N-S Wit's Metingen preOP postOP Figuur 42: Correlatie tussen Onyx Ceph en Maxilim software. Een correlatietest werd uitgevoerd bij 5 oriëntatiepunten die overeenkomen in de analyse van Onyx Ceph en Maxilim. De 5 oriëntatiepunten die pre -en postoperatief zijn uitgevoerd zijn: ANS-Men, ANS-PNS, Go-Pog, N-S en Wit’s. De gemiddelde correlatiecoëfficiënt is slechts 0.40. Bij een correlatiecoëfficiënt vanaf 0.70 spreekt men van een goede correlatie. 2 dimensionale analyses kunnen op geen enkele mogelijke manier vergeleken worden met analyses in 3 dimensies. Deze conclusie heeft verder geen gevolg met betrekking tot de normwaarden bespoken in sectie 3 van de resultaten. 47

7 Veranderingen van het zachte weefsel bij het operatietype BSSO advancement Om na te gaan of er veranderingen optreden in het zachte weefsel na een operatieve verplaatsing van de onderkaak naar voren bij 19 patiënten worden verschillende ratio’ s berekend. De ratio’ s die berekend worden voor het harde weefsel is de verhouding tussen het gemiddelde van de metingen preoperatief enerzijds en het gemiddelde van de metingen postoperatief anderzijds. Voor het zachte weefsel wordt deze ratio op dezelfde manier berekend. Door als ultieme ratio de verhouding te nemen tussen de ratio’s van metingen van het harde weefsel en ratio’ s van metingen van het zachte weefsel, wordt er rekening gehouden met zowel pre- en postoperatieve veranderingen als met de invloed van de verandering van het harde weefsel op het zachte weefsel. Ratio’ s betekenen voornamelijk dat er een verandering kan gemeten worden en nagegaan worden in welke mate de verandering optreedt en van belang is. Een ratio van 1 zal geen verandering aangeven. Hoe verder de ratio van 1 is gelegen, hoe meer verandering er is opgetreden. Voor volgende metingen werden bovenvermelde ratio’ s berekend: Gonion (Go links en rechts), Menton (Men), Orbitale (Or links en rechts), Pogonion (Pog) en Zygion (Zy links en rechts). De keuze van deze metingen is gebaseerd op het feit dat de oriëntatiepunten bepaald worden op zowel hard als zacht weefsel. De bevindingen tonen aan dat enkel voor de metingen van het Orbitale links en rechts en het Pogonion een ratio detecteerbaar die ver genoeg gelegen is van 1 om te kunnen zeggen dat er een verandering van het harde weefsel heeft plaats gevonden met een invloed op het zachte weefsel. De schijnbare verschillen tussen linker en rechter ratio’ s worden met behulp van een 2-zijdige student t-test als niet significant beschouwd (p-waarde = 0.9921). 1 0.8 0.6 0.4 0.2 0 Ratio's tussen hard en zacht weefsel, pre- en postoperatief Go (l) Go (re) Men Or (l) Or (re) Pog Zy (l) Zy (re) Figuur 43: Ratio’ s tussen hard en zacht weefsel, pre- en postoperatief. Voor volgende metingen werden bovenvermelde ratio’ s berekend: Go (l en re), Men, Or (l en re), Pog en Zy (l en re). De bevindingen tonen aan dat enkel voor de metingen van het Or (l en re) en het Pogonion een ratio meetbaar is die ver genoeg gelegen is van 1 om te kunnen zeggen dat er een verandering van het harde weefsel heeft plaats gevonden met een invloed op het zachte weefsel. De schijnbare verschillen tussen linker en rechter ratio’ s worden met behulp van een 2-zijdige student t-test als niet significant beschouwd (p-waarde = 0.9921). 48

7 Veranderingen van het zachte weefsel bij het operatietype BSSO advancement<br />

Om na te gaan of er veranderingen optreden in het zachte weefsel na een operatieve verplaatsing<br />

van de onderkaak naar voren bij 19 patiënten worden verschillende ratio’ s berekend. De ratio’ s<br />

die berekend worden voor het harde weefsel is de verhouding tussen het gemiddelde van de<br />

metingen preoperatief enerzijds en het gemiddelde van de metingen postoperatief anderzijds. Voor<br />

het zachte weefsel wordt deze ratio op dezelfde manier berekend. Door als ultieme ratio de<br />

verhouding te nemen tussen de ratio’s van metingen van het harde weefsel en ratio’ s van<br />

metingen van het zachte weefsel, wordt er rekening gehouden met zowel pre- en postoperatieve<br />

veranderingen als met de invloed van de verandering van het harde weefsel op het zachte weefsel.<br />

Ratio’ s betekenen voornamelijk dat er een verandering kan gemeten worden en nagegaan worden<br />

in welke mate de verandering optreedt en van belang is. Een ratio van 1 zal geen verandering<br />

aangeven. Hoe verder de ratio van 1 is gelegen, hoe meer verandering er is opgetreden. Voor<br />

volgende metingen werden bovenvermelde ratio’ s berekend: Gonion (Go links en rechts), Menton<br />

(Men), Orbitale (Or links en rechts), Pogonion (Pog) en Zygion (Zy links en rechts). De keuze van<br />

deze metingen is gebaseerd op het feit dat de oriëntatiepunten bepaald worden op zowel hard als<br />

zacht weefsel. De bevindingen tonen aan dat enkel voor de metingen van het Orbitale links en<br />

rechts en het Pogonion een ratio detecteerbaar die ver genoeg gelegen is van 1 om te kunnen<br />

zeggen dat er een verandering van het harde weefsel heeft plaats gevonden met een invloed op<br />

het zachte weefsel. De schijnbare verschillen tussen linker en rechter ratio’ s worden met behulp<br />

van een 2-zijdige student t-test als niet significant beschouwd (p-waarde = 0.9921).<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Ratio's tussen hard en zacht weefsel, pre- en<br />

postoperatief<br />

Go (l) Go (re) Men Or (l) Or (re) Pog Zy (l) Zy (re)<br />

Figuur 43: Ratio’ s tussen hard en zacht weefsel, pre- en postoperatief. Voor volgende metingen<br />

werden bovenvermelde ratio’ s berekend: Go (l en re), Men, Or (l en re), Pog en Zy (l en re). De<br />

bevindingen tonen aan dat enkel voor de metingen van het Or (l en re) en het Pogonion een ratio<br />

meetbaar is die ver genoeg gelegen is van 1 om te kunnen zeggen dat er een verandering van het<br />

harde weefsel heeft plaats gevonden met een invloed op het zachte weefsel. De schijnbare<br />

verschillen tussen linker en rechter ratio’ s worden met behulp van een 2-zijdige student t-test als<br />

niet significant beschouwd (p-waarde = 0.9921).<br />

48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!