23.02.2013 Views

View/Open - Document Server@UHasselt

View/Open - Document Server@UHasselt

View/Open - Document Server@UHasselt

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

aÉ=ÉÑÑÉÅíÉå=î~å=çëíÉçíçãáÉØå=áå=ÇÉ=â~~â=çé=ÇÉ=îçêã=<br />

î~å=ÜÉí=~~åÖÉòáÅÜí<br />

eóäâÉ=pÅÜìäéÉå<br />

éêçãçíçê=W<br />

aêK=`çåëí~åíáåìë=mlifqfp<br />

mêçÑK=ÇêK=fîç=i^j_of`eqp<br />

ÅçJéêçãçíçê=W<br />

aêëK=gçâÉ=p`erboj^kp<br />

ÇêK=cK=p`erqvpbo<br />

báåÇîÉêÜ~åÇÉäáåÖ=îççêÖÉÇê~ÖÉå=íçí=ÜÉí=ÄÉâçãÉå=î~å=ÇÉ=Öê~~Ç=<br />

j~ëíÉê=áå=ÇÉ=ÄáçãÉÇáëÅÜÉ=ïÉíÉåëÅÜ~ééÉå=âäáåáëÅÜÉ=Éå=<br />

ãçäÉÅìä~áêÉ=ïÉíÉåëÅÜ~ééÉå


Inhoudsopgave<br />

Lijst met afkortingen..........................................................................................................<br />

Voorwoord .........................................................................................................................<br />

Samenvatting .....................................................................................................................<br />

Abstract .............................................................................................................................<br />

Inleiding ............................................................................................................................<br />

1 Anatomie............................................................................................................... 1<br />

1.1 Osteologie schedel ............................................................................................ 1<br />

1.2 Het hoofd ........................................................................................................ 1<br />

1.3 Mondholte, mondbodem en tong......................................................................... 2<br />

1.4 Het temporomandibulair gewricht ....................................................................... 5<br />

2 De samenwerking tussen orthodontie en chirurgie .............................................. 8<br />

2.1 Preoperatieve orthodontische voorbereiding ......................................................... 8<br />

2.2 Postoperatieve orthodontische afwerking ............................................................. 8<br />

2.3 Orthognatische chirurgie.................................................................................... 8<br />

3 3D cefalometrie....................................................................................................16<br />

3.1 De geschiedenis van cefalometrie ......................................................................16<br />

3.2 Conventionele cefalometrie ...............................................................................17<br />

Research Questions.........................................................................................................18<br />

Materialen en methoden..................................................................................................19<br />

1 Patiënten..............................................................................................................19<br />

2 Data verzameling .................................................................................................20<br />

2.1 Computertomografie ........................................................................................20<br />

2.2 Kalibratie- en patiëntenfoto’s............................................................................21<br />

3 Data verwerking...................................................................................................22<br />

3.1 Maxilim software..............................................................................................22<br />

3.2 Onyx Ceph analyse ..........................................................................................33<br />

4 Statistische analyse .............................................................................................33<br />

5 Cone Beam Computer Tomografie ........................................................................34<br />

Resultaten.......................................................................................................................36<br />

1 Lokaliseren van anatomische oriëntatiepunten ....................................................36<br />

2 Chirurgische invloed op de inclinatie van de fronttanden ....................................37<br />

3 Intra-observer betrouwbaarheid..........................................................................38<br />

3.1 Intra-observer betrouwbaarheid van het harde weefsel ........................................39<br />

3.2 Intra-observer betrouwbaarheid van het zachte weefsel .......................................40<br />

3.3 Intra-observer betrouwbaarheid van 2D textuur mapping .....................................41<br />

3.4 Intra-observer betrouwbaarheid van Onyx Ceph ..................................................42<br />

4 Normwaarden ......................................................................................................43<br />

5 Correlatie tussen metingen van zacht weefsel en 2D mapping.............................45<br />

6 Correlatie 2D cefalometrische analyse en 3D cefalometrische analyse.................47<br />

7 Veranderingen van het zachte weefsel bij het operatietype BSSO advancement..48<br />

Discussie .........................................................................................................................49


Conclusie.........................................................................................................................58<br />

Referenties......................................................................................................................59<br />

Referenties Figuren.........................................................................................................62<br />

Bijlagen..............................................................................................................................


Lijst met afkortingen<br />

� BSSO: Bilateral Sagittal Split Osteotomy<br />

� CBCT: Cone Beam Computer Tomografie<br />

� CR: Centrale Relatie<br />

� CT: Computer Tomografie<br />

� FH: Frankfurt Horizontale<br />

� IMF: InterMaxillaire Fixatie<br />

� MBV: Medische BeeldVorming<br />

� MKA: Mond- Kaak- en Aangezichtsheelkunde<br />

� MO: Maximale Occlusie<br />

� OB: Overbite<br />

� OJ: Overjet<br />

� TM- gewricht: Temporomandibulair gewricht<br />

� TVL: True Vertical Line<br />

� ZOL: Ziekenhuis Oost-Limburg


Voorwoord<br />

Terugkijkend op mijn vorming zijn er altijd mensen die daarin een belangrijke rol hebben gespeeld.<br />

Zonder anderen tekort willen doen, wil ik graag enkelen noemen.<br />

Mijn ouders die me de kans hebben gegeven om een degelijke opleiding te volgen. Mijn lieve<br />

vriend die mijn steun en toeverlaat tijdens mijn studieperiode, en eigenlijk altijd is.<br />

Voor de onderzoeksstage gedurende de afstudeerrichting Master Klinische Moleculaire<br />

Wetenschappen koos ik voor de externe onderzoekstage op de afdeling Mond- Kaak- en<br />

Aangezichtsheelkunde in Ziekenhuis Oost-Limburg. De materie kaakheelkunde was voor mij<br />

volledig nieuw.<br />

In het bijzonder dank ik mijn promotor dr. Constantinus Politis tezamen met dr. Serge Schepers en<br />

dr. Luc Vrielinck voor hun uitstekende begeleiding, de kennisoverdracht, het vertrouwen dat zij<br />

gedurende de stageperiode in mij hebben gehad en vooral de waaier aan kansen die dankzij hun<br />

gecreëerd werden. Ik heb veel van hun geleerd. Ik heb een uitzonderlijke stage-ervaring achter de<br />

rug die ik niet snel zal vergeten. Voor de inzichten die verworven zijn in de orthodontie en<br />

orthognatische chirurgie bedank ik graag de werkgroep orthodontie onder leiding van TSO Johan<br />

Aerts. Graag dank ik ook Lth. Marc Pauwels voor het uitlenen van enkele handboeken.<br />

Prof. Ivo Lambrichts, mijn interne promotor, wil ik bedanken voor de extra begeleiding, de<br />

mogelijkheid om deel te nemen aan een congres in China en zijn interesse in het door mij gekozen<br />

project.<br />

Het gehele thesisproject werd bedacht door mijn copromotor, MSc Filip Schutyser, CEO van de<br />

firma Medicim die het softwarepakket Maxilim ontwikkelden. Dankzij hem was er in de eerste<br />

plaats een boeiend project voor mij voor handen.<br />

Mijn dank gaat ontzettend uit naar Joke Schuermans, mijn stagementor in het hele<br />

afstudeerproject. Ze zorgde voor een uitstekende begeleiding en structuur. Ze stond me gedurende<br />

mijn stage bij met raad en daad.<br />

Zonder Prof. dr. Palmers, diensthoofd van de afdeling Medische BeeldVorming, was de<br />

samenwerking tussen MKA en MBV onmogelijk.<br />

Voor de verwerking van de gegevens bedank ik graag dr. Herbert Thijs van het Centrum voor<br />

Statistiek aan UHasselt voor zijn helpende hand.<br />

Graag wil ik ook Ann, Inge, An, Maike, Bernadette, Kim, Els, Myriam, Viviane, Rozette, Sandra,<br />

Philip, Romina, dr. Babak Javidi en dr. Lieven Renier bedanken voor de toffe werksfeer, leuke<br />

etentjes, de bereidheid om al mijn vragen te beantwoorden en de gezellige babbels. Ik zal jullie<br />

niet snel vergeten en hoop dat we elkaar nog vaak terugzien.<br />

En alle namen die ik eventueel vergeten ben en mij toch hard geholpen hebben, een oprechte<br />

“dank u wel”.


Samenvatting<br />

Orthognatische chirurgie is een effectieve manier om skeletale en dentofaciale afwijkingen te<br />

corrigeren. Chirurgie van craniofaciale afwijkingen is een complexe taak waarvoor een uiterst<br />

nauwkeurige planning noodzakelijk is. De ontwikkeling van een nieuwe innovatieve techniek<br />

namelijk 3D cefalometrie gebaseerd op multi-slice CT beelden, kunnen de specificatie van het<br />

craniofaciale skelet, behandelplanning en evaluatie verbeteren. Artefacten die momenteel optreden<br />

met multi-slice CT worden in de toekomst vermeden met behulp van Cone Beam CT. De Cone<br />

Beam biedt het belangrijk voordeel dat de patiënt wordt blootgesteld aan stralingsdosis die tot 66<br />

keer lager is als een multi-slice CT van de schedel.<br />

Door de verplaatsing van het harde weefsel van de kaak treedt er ook een verandering in het<br />

zachte weefsel van het gelaat op. Deze vormverandering is moeilijk voorspelbaar en berust<br />

voornamelijk op ervaring van de maxillo-faciaal chirurg. Evaluatie van craniofaciale morfologie<br />

wordt onoverkomelijk beïnvloedt door ervaring en subjectieve perceptie van de chirurg. De alsmaar<br />

stijgende populariteit van 3D virtuele toepassingen en planning in orthodontie, craniomaxillofaciale<br />

chirurgie, implantologie en beeldvorming heeft nood aan een objectieve 3D virtuele analyse van<br />

hard en zacht weefsel.<br />

De uitgevoerde correlatietesten tonen een erg hoge intra-observer betrouwbaarheid voor zowel het<br />

harde en zachte weefsel als voor de 2D mapping getextureerde modellen. Dankzij de vrijwillige<br />

medewerking van 10 studenten die een informed consent hebben getekend is de eerste aanzet<br />

gemaakt om normwaarden voor de Maxilim software analyse te bekomen.<br />

De intra-observer betrouwbaarheid van de 2D Onyx Ceph analyse heeft over het algemeen een<br />

goede correlatiecoëfficiënt toch wordt een significant verschil waargenomen betreffende de intra-<br />

observer variatie van het harde weefsel bij een vergelijking tussen de analyses volgens Maxilim en<br />

Onyx Ceph. De goede correlatie tussen de metingen van het zachte weefsel en de 2D mapping<br />

maakt het mogelijk om voortaan de metingen van het zachte weefsel volgens Maxilim uit te voeren<br />

op het CT model waarop reeds 2D foto’s zijn aangebracht. Dankzij de 2D mapping ziet de patiënt<br />

een weerspiegeling zoals hij/zij zichzelf ziet omwille van het feit dat hierbij standaard digitale foto’s<br />

van het aangezicht worden gebruikt.<br />

Gebruik makend van de mogelijkheden die de Maxilim 3D software biedt verwacht men in de<br />

toekomst voorspellingen te kunnen maken over de verplaatsing van het zachte weefsel. De<br />

voorspelling van het postoperatieve gelaat is van grote waarde voor zowel chirurg als patiënt. De<br />

chirurg kan de voorspelling gebruiken om zijn planning bij te sturen. Voor patiënten is het vandaag<br />

vaak onduidelijk welk effect de ingreep zal hebben. De voorspelling van het nieuwe gelaat zal hen<br />

helpen een realistisch idee te krijgen hoe men er na de operatie uit zal zien en wat men van de<br />

ingreep mag verwachten. Een theoretisch model is nodig waarbij resultaten uitgevoerd met dit<br />

theoretisch model vergeleken worden met de werkelijke zachte weefsel veranderingen na<br />

osteotomieën om het theoretisch model te valideren. Dit soort klinische studie is één van het type<br />

op lange termijn.


Abstract<br />

The effects of orthognathic surgery in three dimensions – 3D cephalometry<br />

Aims Orthognathic surgery is an effective method for correcting significant skeletal and dentofacial<br />

discrepancies. Surgery of craniofacial deformities is a complex task that requires careful<br />

preoperative planning. While treatment must affect all three dimensions, many of the current tools<br />

of diagnosis utilize only a two-dimensional representation of the patient. The development of a new<br />

innovative technique like 3-dimensional cephalometry, based on multi-slice CT images could<br />

improve the specification of the craniofacial skeleton, treatment planning and evaluation of the<br />

result.<br />

Is it possible to find significant landmark measurements that are useful during diagnosis? Is there a<br />

constant relation between the diagnosis-significant landmarks of hard and soft tissue? How does<br />

surgery influence these landmarks?<br />

Methods From a single multi-slice CT data-set virtual lateral and frontal cephalograms are<br />

computed and linked with both hard and soft tissue 3-D surface representations. To start the<br />

analysis, the segmented hard and soft tissue representations are rendered in a virtual scene. This<br />

innovative 3-D virtual scene approach allows accurate and reliable definition of Nasion and Sella,<br />

the set-up of an anatomic Cartesian 3-D cephalometric reference system, definition of 3-D<br />

cephalometric hard and soft tissue landmarks, the set-up of 3-D cephalometric planes and 3-D<br />

cephalometric hard and soft tissue analysis.<br />

Results Using the 3-D approach the definition of hard and soft tissue landmarks is accurate and<br />

reliable. A general trend is found in the landmarks of hard and soft tissue. These landmarks are<br />

meaningful in the diagnosis of orthognathic surgery. The influence of surgery on the landmarks is<br />

dependent on the type of surgery.<br />

Conclusion Three-dimensional cephalometry based on multi-slice CT images provides a better<br />

insight into specification of the craniofacial skeleton and relation to soft tissue, treatment planning<br />

and evaluation of the results.


Inleiding<br />

1 Anatomie<br />

Het gezicht is een anatomisch en functioneel complex deel van het menselijke lichaam. Het wordt<br />

gevormd door drie groepen structuren. De eerste groep, de weke delen bestaat uit huid, spieren en<br />

bindweefsel. Het harde weefsel opgebouwd uit de botstructuren vormt de tweede groep. Tenslotte<br />

vormen de tanden de derde groep. 1 In onderstaande tekst wordt het anatomische substraat van de<br />

schedel besproken.<br />

1.1 Osteologie schedel<br />

De schedel bestaat uit twee delen: het neurocranium, dat de hersenen omgeeft en het<br />

viscerocranium of de aangezichtsschedel. De beenderen van de aangezichtsschedel omgeven de<br />

oogkassen (orbitae), neus- en mondholten.<br />

De botstukken van het neurocranium zijn het voorhoofdsbeen (os frontale), zeefbeen (os<br />

ethmoidale), wiggebeen (os sphenoidale), achterhoofdsbeen (os occipitale), slaapbeen (os<br />

temporale) en wandbeen (os parietale).<br />

Het viscerocranium wordt gevormd door bovenkaak (maxilla), verhemeltebeen (os palatinum),<br />

neusbeen (os nasale), traanbeen (os lacrimale), onderste neusschelp (concha nasalis inferior),<br />

jukbeen (os zygomaticum), onderkaak (mandibula), ploegschaarbeen (vomer) en tongbeen (os<br />

hyoideum).<br />

De verbindingen tussen de schedelbeenderen zijn overwegend suturen. 2-4<br />

Figuur 1: Frontaal en lateraal aanzicht schedel 1<br />

1.2 Het hoofd<br />

Per definitie is het gezicht het gedeelte van het hoofd dat zichtbaar is wanneer er frontaal naar een<br />

persoon wordt gekeken (het gebied tussen de oren, de haarinplanting en de kin). Het bestuderen<br />

van de gelaatsuitdrukking is een onderdeel van het klinische onderzoek, aangezien zij bij een<br />

aantal aandoeningen een diagnostisch kenmerk is.<br />

1


Het gezicht valt in de Nomina Anatomica onder de noemer regiones faciales.<br />

De regio orbitalis bestaat uit de wenkbrauwen (supercilium), bovenste en onderste oogleden<br />

(palpebra superior en inferior) met daarop de wimpertjes (cilia). Van de oogbol zelf zijn de witte<br />

sclera en de iris met de pupil zichtbaar. De regio nasalis is opgebouwd uit de neus. De uitwendige<br />

neus is het bovenste gedeelte van het ademhalingsstelsel. De vorm van de neus wordt door de<br />

neusbeentjes en neuskraakbeentjes bepaald. De lippen (labium superius en inferius) liggen in de<br />

regio oralis. Het philtrum is een groeve op de middellijn van de buitenzijde van de bovenlip. Regio<br />

buccalis is het gebied over de wangen dat reikt tot aan de achterrand van de mandibula. Lippen en<br />

wangen bestaan uit spierweefsel en vet. Aan de buitenzijde zijn ze bekleed met huid, aan de<br />

binnenzijde met mucosa of slijmvlies.<br />

Regio mentalis is het kleine gebied over de kin. Het gebied over het os zygomaticum en de<br />

gelijknamige arcus noemt men de regio zygomatica. Regio infraorbitalis is het gebied juist onder de<br />

orbita.<br />

Het uitwendige oor bevindt zich in een niet officieel benoemde regio van het hoofd. De oorschelp<br />

hoort samen met de uitwendige gehoorgang tot het gehoororgaan.<br />

De rest van het hoofd is - geheel of gedeeltelijk - bedekt met behaarde hoofdhuid (scalp).<br />

Hiertoe horen de regiones capitis met regio frontalis of voorhoofd, regio temporalis of slaapstreek,<br />

regio parietalis en regio occipitalis. 2-4<br />

1.3 Mondholte, mondbodem en tong<br />

De mondholte (cavitas oris) (figuur 2) wordt begrensd door de lippen en de wangen. Het<br />

verhemelte (palatum) is de grens tussen mond- en neusholte. Een groot deel van de mondbodem<br />

is ingenomen door de tong (lingua). De tandenrijen van boven- en onderkaak verdelen de<br />

mondholte in het vestibulum en de cavitas oris propria. Het vestibulum is hoefijzervormig en<br />

bevindt zich tussen de tanden en de lippen. De cavitas oris propria is het gedeelte van de<br />

mondholte dat binnen de tandenrijen is gelegen. De tong vult deze ruimte grotendeels op. 2-4<br />

Figuur 2: De mondholte (cavitas oris) 2<br />

2


1.3.1 Lippen en wangen<br />

De lippen (labium superius en inferius) begrenzen de mondspleet (rima oris). Deze bestaan uit<br />

spierweefsel, zijn langs buiten bekleed met huid en aan de binnenzijde met mucosa (kliertjes). Het<br />

philtrum is een verticale groeve in het midden van de bovenlip.<br />

De wangen (buccae) vertonen een analoge opbouw. De wangen danken hun stevigheid deels aan<br />

het corpus adiposum buccae (vetkwabje van Biçhat). Het slijmvlies aan de binnenzijde van lippen<br />

en wangen is continu met het tandvlees (gingivae), dat stevig vastzit aan de processus alveolares<br />

van boven- en onderkaak. Vooraan in de middellijn bevindt zich een kleine slijmvliesplooi tussen de<br />

binnenzijde van boven- en onderlip enerzijds en de gingiva<br />

anderzijds (frenulum labii superioris en inferioris). 2-4<br />

1.3.2 De tanden<br />

Bij de volwassene bevinden zich in de alveoli dentales van boven- en onderkaak telkens 16 tanden<br />

(dentes). Beginnend vanaf de middenlijn zijn dit per halve arcus: 2 snijtanden (dentes incisivi), 1<br />

hoektand (dentes canini ), 2 voorkiezen (dentes premolares) en 3 kiezen (dentes molares).<br />

De dentes permantentes van het volwassen gebit worden voorafgegaan door het melkgebit de<br />

dentes decidui. Dit bestaat uit 2 snijtanden, 1 hoektand en 2 melkmolaren. Vanaf het 6de<br />

levensjaar breken de definitieve tanden door, te beginnen met de eerste molaar.<br />

Om onduidelijkheden te voorkomen wordt het gebit verdeeld in vier kwadranten met een<br />

internationale tandnummering (figuur 3). Deze geeft alle tanden in het menselijke gebit een<br />

nummer met betrekking tot het kwadrant waarin de tand staat (aangegeven met tientallen) en hoe<br />

ver de tand van de middenlijn staat (aangegeven met eenheden). 2-4<br />

Figuur 3: Internationale tandnummering melk-en volwassen gebit 3<br />

3


1.3.2.1 Inclinatie van de fronttanden<br />

De fronttanden van boven-en onderkaak hebben een grote invloed op de vorm van het zachte<br />

weefsel. Om een harmonische lip versus tandverhouding te realiseren is de inclinatie van het<br />

bovenfront essentieel. De inclinatie van de fronttanden bepaalt de overjet, de underbite<br />

(horizontale afstand in sagittale zin tussen frontelement van bovenkaak tot frontelement van<br />

onderkaak) en de overbite (verticale overlapping tussen boven- en onderfrontelement) (figuur 4). 5<br />

Figuur 4: Overbite, Overjet en Underbite 4<br />

Inclinatie van de fronttanden wordt in de 2D cefalometrische software Onyx Ceph weergegeven<br />

door de sectie “Hoeken tussen Vlakken” door de metingen Max1-NF en Mand1-MP. NF staat voor<br />

Nasal Floor en wordt geconstrueerd door ANS te verbinden met PNS. Max1-NF is de inclinatie van<br />

het bovenincisief ten opzichte van palatinale basis. MP staat voor Mandibular Plane en wordt<br />

geconstrueerd door Menton te verbinden met Gonion. Mand1-MP is de inclinatie van het<br />

onderincisief ten opzichte van het mandibulair vlak (figuur 5). 5<br />

Figuur 5: Inclinatie van de fronttanden 4<br />

4


De dentale normen, verschillend voor mannen en voruwen (tabel 1), zijn de voornaamste<br />

methoden om prechirurgische orthodontie te beoordelen. Bij het uitvoeren van een correcte<br />

osteotomie is het van cruciaal belang dat de boven- en onderincisieven stabiel geplaatst zijn. Een<br />

stabiele occlusie is een ultieme vereiste vooraleer aanvang van chirurgie. De dentale normen zijn<br />

verkregen uit de cefalometrische analyse volgens Legan-Burstone. 5<br />

Tabel 1: Dentale normen (graden)<br />

Variabele Gemiddelde voor mannen STDEV Gemiddelde voor vrouwen STDEV<br />

Max1-NF (11sd-NF) 111.0° ±4.7 112.5° ±5.3<br />

Mand1-MP(11id-MP) 95.9° ±5.2 95.9° ±5.7<br />

1.3.3 Het verhemelte<br />

Het verhemelte (palatum) vormt de scheiding tussen neus- en mondholte. Het bestaat uit een<br />

voorste, benig gedeelte (palatum durum) en een kleiner, achterste deel (palatum molle).<br />

Het palatum durum wordt vooraan gevormd door processus palatinus van de maxilla en achteraan<br />

door de lamina horizontalis van het os palatinum. Het palatum molle zit vast aan de achterrand<br />

van het harde verhemelte. Het is een slijmvliesplooi met een voorste oraal oppervlak en een<br />

achterste nasaal oppervlak. Aan de concave vrije onder- of achterrand hangt de uvula palatina<br />

naar beneden. Aan de zijkanten verbinden de arcus palatoglossus en de arcus palatopharyngeus de<br />

onderrand van het zachte verhemelte met de zijkant van de tong respectievelijk de wand van de<br />

pharynx. 2-4<br />

1.4 Het temporomandibulair gewricht<br />

Het temporomandibulair gewricht (TM-gewricht) is een scharniergewricht tussen de fossa<br />

mandibularis van het temporaalbeen en het caput mandibulae. Het is geen typisch synoviaal<br />

gewricht aangezien de gewrichtsoppervlakken met fibreus kraakbeen zijn bedekt.<br />

De mandibula beweegt als één geheel. Beschouwt men linker- en rechter-TM-gewricht samen dan<br />

kan men spreken van een ‘bicondylair' gewricht, waarbij elke condylus in een apart<br />

gewrichtskapsel verpakt ligt.<br />

Het gewrichtskapsel zit vast aan de randen van de fossa mandibularis en het collum mandibulae. In<br />

rusttoestand (als de tanden van boven- en onderkaak slechts enkele millimeter van elkaar zijn<br />

verwijderd), is het kapsel bovenaan niet strak aangespannen. Binnen de gewrichtsholte bevindt<br />

zich een fibrocartilagineuze discus articularis die deze holte in twee volledig van elkaar gescheiden<br />

compartimenten verdeelt. Het bovenoppervlak van de discus is zadelvormig (concavoconvex van<br />

voor naar achter) en is dus aangepast aan de onderzijde van de fossa mandibularis. Zijn<br />

onderoppervlak is concaaf en past op het kopje van de mandibula.<br />

De randen van de discus zitten rondom vast aan het gewrichtskapsel. Vooraan is hij met het caput<br />

mandibulae verbonden, achteraan zit hij vast aan het temporaalbeen. Bij het openen en sluiten van<br />

de mond beweegt het voorste deel van de discus mee met het mandibulakopje. Het achterste<br />

5


gedeelte is minder mobiel, gezien de aanhechting aan het temporaalbeen. Hier zijn vezels minder<br />

strak en minder dens, zodat dit gedeelte meer uitrekbaar is. 2-4<br />

Figuur 6: Sagittale schematische weergave van het kaakgewricht 2<br />

In rusttoestand bevinden de tanden van boven- en onderkaak zich een drietal millimeter van<br />

elkaar. Men onderscheidt drie ‘soorten' bewegingen van de mandibula in het TM-gewricht: elevatie<br />

(sluiten van de mond) en depressie (openen van de mond), protrusie en retrusie en zijdelingse<br />

bewegingen zoals bij knarsetanden.<br />

De stabiliteit van het TM-gewricht is in grote mate afhankelijk van de kauwspieren. De stabiliteit is<br />

het grootst wanneer de tanden in occlusie zijn. Met geopende mond is de stabiliteit van dit<br />

gewricht veel geringer. 2-4<br />

Figuur 7: Relaties van de fossa, de condylus en de discus bij een habituele openingsbeweging.<br />

<strong>Open</strong>en begint als een zuivere rotatie om een transversale as door de condyli, dan volgt een<br />

combinatie van translatie en rotatie langs de tubercula articulares; maximale opening wordt bereikt<br />

door verdere rotatie. Figuren 1 tot en met 4 tonen superposities van de openingsstappen. De<br />

grootte van de rotatie en de translatie is zeer variabel zodat het momentane rotatiecentrum ook<br />

zeer variabel is 2<br />

6


1.4.1 De beweging van de Mandibula<br />

De juiste plaats die de mandibula moet innemen ten opzichte van de maxilla is drie-dimensionaal<br />

bepaald en wordt in twee fasen vastgelegd. Fase 1 is de bepaling van de verticale relatie waarbij<br />

de verticale afstand tussen onder-en bovenkaak worden vastgelegd. Fase 2 is de bepaling van de<br />

centrale relatie. Hierbij wordt de stand van de mandibula in transversale en sagittale zin vastgelegd<br />

ten opzichte van de maxilla. CR is de meest achterwaartse ongedwongen stand van de mandibula.<br />

Voor een theoretische benadering van de relatiebepaling is het verhelderend uit te gaan van het<br />

onderzoek van Posselt over de border movements van de mandibula. 6<br />

R is de situatie waarbij de onderkaak zich in rustpositie bevindt. Als vanuit deze rustpositie wordt<br />

dicht gebeten in occlusie, wordt punt MO (Maximale Occlusie) bereikt. De lijn MO-CR (Centrale<br />

Relatie) wordt verklaard door de beweging van de mandibula vanuit MO naar achteren. Vanuit CR<br />

kan de mond zich openen om de scharnieras. De rotatie van de condylus verklaart de kromme CR-<br />

B. Gedurende B-E vindt translatie en rotatie in het kaakgewricht plaats en wordt in E de maximale<br />

mondopening bereikt. De lijn EF is de grafische voorstelling van de meest ventrale sluitbeweging.<br />

De lijnen van MO naar F vertegenwoordigen het overwinnen van de knobbelhellingen bij de<br />

voorwaartse beweging vanuit de maximale occlusie waarna na een horizontaal traject de lijn<br />

omhoog gaat als het onderfront het bovenfront heeft gepasseerd om te eindigen in F. Lijn E-R-MO<br />

geeft de sluitbeweging weer. 6<br />

Figuur 8: Border Movements volgens Posselt 2<br />

7


2 De samenwerking tussen orthodontie en chirurgie<br />

Er kan niet genoeg de nadruk gelegd worden op een efficiënte samenwerking tussen de chirurg en<br />

de orthodontist, dit allemaal in het voordeel van de patiënt. De zorgen van de chirurg liggen<br />

gecentreerd in algemene faciale esthetiek en bovenliggend zacht weefsel. Dit terwijl het doel van<br />

de orthodontist ligt in het bereiken van een optimale occlusale functie, periodontale gezondheid,<br />

dentofaciale esthetica en functioneren van temporomandibulair gewricht. 7 De behandeling van<br />

ernstige dentomaxillofaciale afwijkingen is afhankelijk van een goede orthodontische diagnose en<br />

behandelingsplanning. 8-10<br />

2.1 Preoperatieve orthodontische voorbereiding<br />

Het doel van prechirurgische tandbehandeling is de positionering van de tanden om een stabiele en<br />

functionele occlusale relatie te verkrijgen in de operatiekamer.<br />

Orthodontisch wordt geëvalueerd of er voldoende plaats is voor alle tanden in de boog, of er<br />

crowding aanwezig is, en naar de grootte van de tanden. Vervolgens controleert men de<br />

tandpositie via de transversale breedte van de boog en de curve van Spee. De curve van Spee<br />

wordt gedefinieerd als de curve van het mandibulair occlusale vlak, beginnend bij de onderste<br />

snijtand en verder loopt langs de buccale cuspiden van premolaren en molaren tot aan de<br />

anterieure grens van de ramus.<br />

Er wordt ook gekeken naar de symmetrie van de tandenbogen, of boven- en onderkaak juist op<br />

elkaar zijn afgestemd. Belangrijk is dat de wijsheidstanden verwijdert zijn, en er geen cariës of<br />

gingivitis aanwezig is. 11 Ten gevolge van een onjuiste kaakstand is het mogelijk dat een<br />

esthetische behandeling door een orthodontist onvoldoende stabiel resultaat oplevert. In dit geval<br />

verplaatst de maxillo-faciaal chirurg de kaken operatief zodanig dat de tanden en kiezen goed op<br />

elkaar aansluiten. 7<br />

2.2 Postoperatieve orthodontische afwerking<br />

4 à 6 weken na de operatie kan de postoperatieve orthodontie van start gaan. Postoperatief is er<br />

vooral aandacht voor de boogwisseling en het verwijderen van de waefer. 12<br />

2.3 Orthognatische chirurgie<br />

De term dysgnathie betekent letterlijk uit het Grieks vertaald “niet goed kaken”. Dysgnathie wordt<br />

gebruikt om aan te geven dat de vorm van de kaak afwijkend is van de norm. 1 Gelukkig bestaat er<br />

voor dysgnate patiënten orthognatische chirurgie. Orthognatische chirurgie is een effectieve<br />

methode om skeletale en dentofaciale afwijkingen te corrigeren. Een belangrijk doel van<br />

orthognatische chirurgie is het verbeteren van het functioneren van de kaak. 13 Orthognatische<br />

chirurgie heeft de mogelijkheid om occlusale kracht te veranderen. 14 Dit is echter niet het enige<br />

doel van orthognatische chirurgie. Er wordt ook gestreefd naar een gezicht dat esthetisch visueel<br />

aangenaam is.<br />

8


Preoperatieve planning van complexe osteotomie-ingrepen bij craniomaxillofaciale chirurgie is<br />

samen met de expertise van de uitvoerende chirurg van groot belang voor het verkrijgen van een<br />

optimaal resultaat. De veranderingen van het zachte weefsel die samengaan met de verplaatsing<br />

van het harde weefsel zijn moeilijk accuraat te voorspellen. 15-17 Omwille van de grotere dichtheid<br />

van het harde weefsel, is dit gemakkelijker om te voorspellen. Echter, het finale esthetische<br />

resultaat wordt niet enkel beïnvloedt door het harde weefsel. 12,18<br />

2.3.1 Osteotomieën in de kaakbeenderen<br />

Als gevolg van verkeersongevallen en/of oorlogsgeweld werd er ervaring opgedaan in de<br />

behandeling van kaakfracturen en kwetsuren van de weke delen van het gelaat. Deze ervaringen<br />

hebben een belangrijke bijdrage geleverd tot de heelkundige correctie van dysgnathieën van het<br />

gelaat. In 1846 werd een osteotomie op het corpus mandibulae uitgevoerd door Hullihen. Toch<br />

duurde het nog een eeuw vooraleer de mogelijkheden van deze chirurgie tot in de brede lagen van<br />

de praktijk waren doordrongen. Wassmund was omstreeks 1930 de persoon die de basisbeginselen<br />

heeft vastgelegd. De Duits-Oostenrijkse school met Schuchardt, Köle, Trauner en Obwegeser<br />

zorgde na de tweede wereldoorlog voor internationale bekendheid van de osteotomie technieken. 1-2<br />

2.3.2 Osteotomieën in de bovenkaak<br />

In onderstaande tekst worden de osteotomieën in de bovenkaak besproken die relevant zijn binnen<br />

de patiëntenpopulatie van de thesis.<br />

2.3.2.1 LeFort osteotomieën<br />

De LeFort operaties zijn genoemd naar de Franse militaire chirurg LeFort. Hij legde voor het eerst<br />

het patroon van breuklijnen in het aangezicht vast en beschreef drie niveaus waarop deze<br />

breuklijnen meestal voorkomen. Volgens deze breuklijnen zijn er drie operaties ontwikkeld, die<br />

afhankelijk van het niveau LeFort I, LeFort II of LeFort III worden genoemd.<br />

De Le Fort I- osteotomie is ongetwijfeld de meest gebruikte techniek. De techniek is bruikbaar voor<br />

verplaatsing van de maxilla naar voor of naar achter, naar boven of naar onder. De techniek werd<br />

eerst beschreven door Wassmund in 1935. Door verschillende auteurs werden verbeteringen van<br />

de originele techniek voorgesteld. De belangrijkste bijdrage wellicht kwam van Bell in 1975 die<br />

door de "downward fracturing" de mogelijkheden sterk uitbreidde. 2,19<br />

9


Figuur 9: LeFort breuklijnen 5<br />

2.3.2.1.1 Operatie LeFort I osteotomie<br />

Via een horizontale incisie in de vestibulaire omslagplooi, die zich uitstrekt van eerste molaar tot<br />

eerste molaar, wordt de maxilla blootgelegd. Een horizontale botsnede wordt aangelegd op een<br />

veilige afstand boven de tandapices. Nu wordt een smalle osteotoom ingeklopt tussen<br />

neustussenschot, - en dieper het os vomer, - en de neusbodem. Vervolgens wordt de laterale<br />

neuswand gekliefd. Hierbij penetreert de beitel blind, maar wordt gestopt op auditief aangeven van<br />

toonwijzing. Eens in de buurt van de arteria palatina descendens is het bot hard en wijzigt de toon.<br />

Tenslotte wordt de processus pterygoideus losgemaakt van de maxilla. Nu kan de maxilla naar<br />

beneden geduwd worden (“downward fracturing”). Dit maakt het gemakkelijk een visuele controle<br />

te hebben op de maxillabodem en eventuele hinderende botfragmenten met de boor of<br />

knabbeltang weg te nemen. Wanneer de maxilla naar voor moet gebracht worden, wordt meestal<br />

een botfragment, ontnomen aan de crista iliaca, ingebracht tussen processus pterygoideus en<br />

dorsale maxillawand. Met mini-osteosyntheseplaatjes wordt de bovenkaak in de nieuwe positie<br />

gefixeerd. 2<br />

De nadelen van multisegmentele maxillaire LeFort I zijn een lange operatieduur (2u30), een<br />

complexe preoperatieve voorbereiding, moeilijk controle van de middenlijn tijdens de ingreep voor<br />

faciale asymmetrie, het risico op vasculaire necrose van een osteotomie fragment en het risico op<br />

periodontale beschadiging tijdens de multisegmentele zaagsneden.<br />

Een groot voordeel echter van LeFort I techniek is dat men gemakkelijk een tweevlakkig<br />

occlusievlak kan corrigeren.<br />

Bij de LeFort I operatieve ingreep plaatst men de patiënt onder algemene narcose en kan de<br />

patiënt zich verwachten aan twee à vier dagen ziekenhuisverblijf. 2,20<br />

10


Figuur 10: LeFort 1 osteotomie 5<br />

2.3.2.2 Partiele osteotomie van het voorste gedeelte van de maxilla volgens Wunderer<br />

Binnen het populatiebereik van de thesis is er 1 patiënte geopereerd volgens deze techniek. Zij<br />

onderging een Wunderer intrusie en BSSO osteotomie.<br />

2.3.2.2.1 Operatie van Wunderer<br />

Bilateraal wordt een premolaar, meestal de eerste, verwijderd. Een verticale mucosa-incisie wordt<br />

gemaakt, dorsaal van de extractiewonde. De wondranden worden over een kleine afstand<br />

gedecolleerd en verder wordt het mucoperiost tunnelvormig ondermijnd tot de apertura piriformis.<br />

Twee parallelle verticale botsecties omlijnen het botfragment dat zal verwijderd worden. Meestal<br />

heeft dit de breedte van de weggenomen premolaar. Een vijftal mm boven de apices van de<br />

hoektanden wordt de zaagsnede horizontaal omgebogen, en uitgebreid tot de apertura piriformis.<br />

Indien er geen schade is aan de vestibulaire mucosa, wordt een boogvormige incisie aangelegd in<br />

de palatale mucosa. Als gevolg van de enige bloedvoorziening van het frontgedeelte van de maxilla<br />

langs de vestibulaire mucosa, moet deze maximaal beschut worden. Bij de minste twijfel mag de<br />

palatale mucosa alleen lateraal ingesneden en verder ondermijnd worden. Langsheen deze<br />

toegangsweg wordt een palatale botsnede uitgevoerd. Vervolgens moet alleen nog de neusbodem<br />

van het neustussenschot losgemaakt worden. Dit gebeurt langsheen een kleine verticale en<br />

mediale incisie in de vestibulaire mucosa. Het voorste maxillafragment kan volledig losgemaakt en<br />

gekanteld worden, zodat hinderende beenfragmenten onder rechtstreeks zicht kunnen verwijderd<br />

worden. Als fixatie volstaat een orthodontische beugel die aan de boventanden bevestigd is. 2<br />

11


Figuur 11: Operatie van Wunderer 6<br />

2.3.3 Osteotomieën in de onderkaak<br />

In onderstaande tekst worden enkel de osteotomieën in de onderkaak besproken die relevant zijn<br />

in de thesis. Met andere woorden, enkel de operatie technieken die gebruikt worden bij de<br />

geselecteerde patiënten voor het onderzoek.<br />

2.3.3.1 Sagittal Splitting volgens Obwegeser-Dal Pont<br />

De bilaterale sagittale split osteotomie (BSSO) werd voorgesteld aan de craniomaxillofaciale<br />

chirurgie door Schuchard in 1942. 2 Allerlei verbeteringen van de originele techniek zorgden voor<br />

de huidige sagittale splitting volgens Obwegeser- Dal Pont die op de afdeling Mond- Kaak en<br />

Aangezichtsheelkunde in het Ziekenhuis Oost-Limburg worden toegepast.<br />

2.3.3.1.1 Operatie Obwegeser-Dal Pont<br />

Via een verticale slijmvliesincisie in de plica buccopharyngea, die zich uitstrekt van één cm<br />

beneden de processus coronoideus en uitloopt in de vestibulaire omslagplooi, wordt de voorrand<br />

van de ramus ascendens vrijgelegd. Na afschuiven van de eindpees van musculus temporalis wordt<br />

een speciale wondhaak ingebracht tussen de mediale zijde van de ramus ascendens en de<br />

musculus pterygoideus medialis, boven het niveau van het foramen mandibulae. Deze retractor<br />

haakt zicht vast aan de dorsale zijde van de ramus ascendens en houdt de vaatzenuwstreng van de<br />

onderkaak en andere bloedvaten opzij. Zo kan op veilige wijze een horizontale zaagsnede<br />

aangebracht worden aan de mediale zijde van de ramus ascendens, tussen de incisura semilunaris<br />

en het foramen mandibulae. Na afschuiven van het mucoperiost vestibulair, wordt daar een tweede<br />

zaagsnede aangelegd, ditmaal verticaal juist ventraal van de voorrand van de ramus ascendens.<br />

Beide botsneden worden verbonden, eerst door het inboren van een verticale groef in de voorrand<br />

van de ramus ascendens, daarna meer in de diepte met een smalle beitel, die ingebracht wordt<br />

juist onder de buitenste corticalis externa en zo de vaatzenuwstreng spaart. Enkele zorgvuldige<br />

12


ewegingen van deze beitel laten toe het bot verticaal te splijten(“sagittal splitting”). De zenuw<br />

blijft bewaard in het mediale fragment. Wanneer dit aan beide zijden gebeurd is, kan de mandibula<br />

zonder moeite naar achteren (BSSO (bilateral sagittal split osteotomy) setback) of naar voren<br />

(BSSO advancement) gebracht worden. 2<br />

BSSO advancement<br />

BSSO setback<br />

Figuur 12: Verschil tussen BSSO advancement en BSSO setback 7<br />

13


2.3.4 Indicaties en contra-indicaties<br />

Chirurgische correcties kunnen gerealiseerd worden in de drie dimensies van de ruimte. De<br />

indicaties bestrijken dan ook de hele waaier van mogelijke dysgnathieën namelijk verticale<br />

afwijkingen waardoor het aangezicht te lang of te kort is, sagittale afwijkingen waarbij er protrusie<br />

of retrusie zowel van boven- als onderkaak plaatsvindt en transversale afwijkingen met zowel<br />

verbreding als versmalling. 2<br />

Van bepaalde ingrepen is bekend dat de recidieffrequentie hoog ligt. Een zwak of gemutileerd gebit<br />

kan de wenselijkheid van een osteotomie in vraag stellen.<br />

Een te jonge leeftijd wordt aanzien als een contra-indicatie. 2 In de beginjaren van de<br />

orthognatische chirurgie werd de chirurgie uitgesteld tot de groei volledig beëindigd was.<br />

Tegenwoordig is het idee van principe dat chirurgie een optie is eens de adolescente groeispurt<br />

beëindigd is. De chronologische leeftijd van de patiënt is minder belangrijk als de dentale en<br />

skeletale maturatie van de patiënt. Indien men de biologische leeftijd wil weten, volgt men de<br />

groeicurven van de patiënt die rekening houden met lengte, lichaamsgewicht, menarche,<br />

pubisbeharing, borstontwikkeling en ontwikkeling van de genitalia. Een manier om de skeletale<br />

leeftijd te bepalen is op basis van radiologische eigenschappen van de ontwikkeling van<br />

polsbeenderen.<br />

Tenslotte mag de psychische factor niet over het hoofd gezien worden. Psychisch onevenwichtige<br />

patiënten, die overdreven om hun uiterlijk bekommerd zijn en waar de afwijking gering is, zijn<br />

risico patiënten en zijn vaak moeilijk tevreden te stellen. 12<br />

2.3.5 Behandelplanning te Ziekhuis Oost-Limburg<br />

De sequentie tot een osteotomie omvat minimaal een aantal stappen. Tijdens het eerste consult<br />

worden afdrukken genomen, dia’s getrokken en vindt er een röntgenonderzoek plaats. Gedurende<br />

het tweede consult vindt het klinisch onderzoek (bijlage 1) en een grondige anamnese plaats. Het<br />

derde consult bestaat uit een groepsbespreking tussen orthodontisten en maxillo-faciaal chirurgen.<br />

In het vierde consult wordt de eindbespreking gedaan samen met het formuleren een van<br />

schriftelijk verslag. Indien beslissing tot een operatieve ingreep genomen wordt vindt eerst de<br />

orthodontische uitlijning plaats.<br />

Volgende stappen worden vervolgens doorlopen. Tijdens het eerste preoperatieve consult worden<br />

afdrukken genomen, dia’s getrokken en vindt er een röntgenonderzoek plaats. Bij het tweede<br />

preoperatieve consult construeert men (enkel bij bi-maxillaire ingrepen) de face-bow en ondergaat<br />

de patiënt een klinisch onderzoek. Bij het derde consult volgt een grondige bespreking van de<br />

operatie en past de patiënt de waefer.<br />

Postoperatief worden consulten voorzien na ontslag in de eerste zes weken postoperatief, dit aan 1<br />

consult per week. Vervolgens komt de patiënt op consultatie 3, 6, 9 en 12 maanden postoperatief<br />

en wordt de patiënt ontslagen uit de follow-up. 12<br />

14


2.3.6 Sequentieplanning van operatieve ingrepen<br />

De planning van de operatieve ingrepen volgt een strikte sequentie. 12 Uit de sequentieplanning<br />

wordt het belang duidelijk van de preoperatieve planning van orthognatische ingrepen in drie<br />

dimensies.<br />

Stap 1: Maxilla: transversale dimensie De onder- en bovenkaak op model op elkaar zetten<br />

en controleren of de transversale dimensie<br />

overeenstemt. Indien men de maxilla > 7mm moet<br />

expanderen kiest men om de onderkaak te<br />

versmallen.<br />

Stap 2: Maxilla: verticale dimensie De positie van de bovenkaak in verticale zin wordt<br />

bepaald door:<br />

a. afstand lip-to-incisor in rust<br />

b. geslacht<br />

c. leeftijd<br />

d. gummy smile<br />

e. lipincompetentie<br />

Stap 3: Maxilla: sagittale dimensie Op basis van klinisch onderzoek en cefalometrische<br />

waarden wordt de nieuwe positie van subnasale (sn),<br />

de positie van verticale bovensnijtand en sagittale de<br />

positie van eerste bovenmolaar en de<br />

middenlijnsymmetrie bepaald.<br />

Stap 4: Helling Occlusale Vlak De positie van de eerste bovenmolaar bepaalt de<br />

steilheid van occlusale vlak. De positionering van het<br />

occlusale vlak van de maxilla bedraagt 91°-99°<br />

(Arnett) ten opzichte van de True Vertical Line (TVL).<br />

TVL loopt recht naar onder vanuit sn. De hoekwaarde<br />

is de binnenhoek onder het occlusale vlak naar deze<br />

verticale lijn toe.<br />

Stap 5: Positionering Mandibula Autorotatie en verschuiving van de onderkaak tot de<br />

juiste occlusie met de bovenkaak plaatsvindt met een<br />

goede overjet en overbite.<br />

Stap 6: Positionering van de Kin Bepaling van het kinprofiel in verticale en sagittale<br />

zin.<br />

15


3 3D cefalometrie<br />

Vooruitgang in computer software maakt de ontwikkeling van een nieuwe technologie op basis van<br />

3D voxels mogelijk. 3D cefalometrische reconstructies worden rechtsreeks berekend uit de<br />

Computer Tomografie (CT) 3D dataset, hierdoor treden minder fouten op ten opzichte van 2D<br />

analyses. 21-29<br />

3.1 De geschiedenis van cefalometrie<br />

Cefalometrie is het vakgebied dat zich bezighoudt met metingen van de onderlinge verhoudingen<br />

tussen verschillende anatomische structuren van de schedel. De Nederlander Van Loon was in 1914<br />

de eerste orthodontist die een methode bedacht om de positie van het gebit in de schedel te<br />

bestuderen. In 1931 introduceren de Amerikaanse orthodontist Broadbent en de Duitse<br />

kaakchirurg Hofrath onafhankelijk van elkaar de cefalostaat, een apparaat waarmee het hoofd van<br />

een patient voor het maken van gestandaardiseerde schedelröntgenfoto’s kan worden gefixeerd.<br />

Sindsdien zijn er talloze cefalometrische analyses ontwikkeld. De evolutie van de cefalometrie in de<br />

twintigste eeuw is universeel verbonden aan de publicatie van Edward Angle betreffende de<br />

classificatie van malocclusies in 1899. Hij maakt gebruik van de relaties tussen maxillaire en<br />

mandibulaire tandenbogen voor de classificatie van de verschillende types malocclusie.<br />

Dentofaciale afwijkingen met betrekking tot de sagittale relatie kunnen volgens Angle worden<br />

ingedeeld in 3 klassen. Klasse I representeert de normocclusie waarbij mandibula en maxilla<br />

anterioposterieur normaal ten opzichte van elkaar staan. Klasse II distocclusie is een afwijking<br />

waarbij de mandibula posterieur gelegen is ten opzichte van de maxilla. Bij een klasse III<br />

mesiocclusie daarentegen is de mandibula anterieur van de maxilla gepositioneerd. 21<br />

klasse I: normocclusie klasse II: distocclusie klasse III: mesiocclusie<br />

Figuur 13: Dentofaciale afwijkingen – sagittale relatie volgens Angle 8<br />

Orthodontisten, maxillo-faciale en plastische chirurgen leveren een belangrijke bijdrage door het<br />

bestuderen van het menselijke gezicht en profiel. Ze schrijven richtlijnen voor de reconstructie van<br />

faciale dismorfologie en de correctie van malocclusies. 30-32<br />

16


3.2 Conventionele cefalometrie<br />

Routine procedure in haast elke orthodontische praktijk is het verkrijgen en analyseren van<br />

cefalogrammen. De vraag is welke informatie er kan verkregen worden uit deze laterale en/of<br />

frontale cefalogrammen. 21<br />

Conventionele cefalometrie wordt sinds introductie van deze techniek door Hofrath en Broadbent in<br />

1931 standaard gebruikt door orthodontisten en craniofaciale chirurgen. Toch is deze techniek<br />

onderworpen aan fouten. Enerzijds omdat bepaalde oriëntatiepunten moeilijk met een hoge<br />

betrouwbaarheid te bepalen zijn door superimpositie van anatomische structuren. 33,34 Anderzijds<br />

omwille van de patiëntenweergave in slechts twee dimensies. Om dit probleem op te lossen<br />

ontwikkelden Grayson et al. in 1983 de multi-vlakken cefalometrie. De multi-vlak cefalometrische<br />

analyse laat toe dat er visualisatie is van skeletale middenlijnen ter hoogte van geselecteerde<br />

dieptes van het craniofaciale complex. 35-37 Echter, de tekortkoming van deze techniek is dat 3D<br />

data worden gegenereerd vanuit een 2D dataset. Deze methode geeft geen realistische weergave<br />

van de schedel. 22<br />

De huidige preoperatieve planning met betrekking tot weefselveranderingen is meestal op basis<br />

van profiel en frontale analyse van 2D informatie zoals foto’s en orthopantomogrammen (OPG).<br />

Om de beste resultaten te bereiken met orthognatische chirurgie moet men de behandelplanning<br />

en resultaatevaluatie visualiseren in drie dimensies. 38,39<br />

Maxillo-faciale chirurgen herschikken de faciale structuren namelijk ook in de drie dimensies van de<br />

ruimte. De veranderingen van het bot hebben een invloed op het zachte weefsel. De invloed van de<br />

geplande operatie op de weke delen blijkt onvoorspelbaar te zijn. 1<br />

Er bestaan computer programma’s die het gezicht simuleren. Hun bedoeling om faciale expressies<br />

te simuleren is realistisch, maar er wordt geen rekening gehouden met individuele anatomische<br />

structuur van de patiënten. 40,41<br />

Evaluatie van craniofaciale morfologie wordt onlosmakend beïnvloedt door ervaring en subjectieve<br />

waarneming van de arts. Toch is het noodzakelijk dat er objectieve metingen van het harde en<br />

zachte weefsel in 3D plaatsvinden.<br />

17


Research Questions<br />

De combinatie chirurgie en orthodontie ter behandeling van patiënten met maxillofaciale<br />

afwijkingen zorgt voor het bereiken van een optimale occlusie en esthetische veranderingen. Over<br />

de respons van de zachte weefsels van het gezicht op de veranderingen in het onderliggende harde<br />

weefsel is echter weinig bekend. Deze respons is moeilijk voorspelbaar.<br />

Gedurende de studie wordt er getracht een antwoord te vinden op volgende vragen:<br />

• Gebeurt het plaatsen van de oriëntatiepunten accuraat? Vinden er significante afwijkingen<br />

plaats bij de intra-observer variatie?<br />

• Hoeveel, en in welke richting veranderen harde -en zachte weefsel orientatiepunten met<br />

orthognatische chirurgie?<br />

• Hoe nauw volgt het zachte weefsel mee met de veranderingen in het onderliggende skelet?<br />

• Bestaat er een tendens in de voorspelbaarheid van zachte weefsel veranderingen?<br />

• Is er een correlatie tussen de huidige 2D cefalometrische analyses en 3D cefalometrische<br />

analyses?<br />

• Valt de groep studenten (n=10) in de normale populatie?<br />

• Is er een correlatie tussen de analyse van het zachte weefsel uitgevoerd op het 3D CT<br />

model en de analyse van het zachte weefsel uitgevoerd op het 2D mapping model?<br />

• Zijn de veranderingen van het zachte weefsel na orthognatische chirurgie enkel te wijten<br />

aan chirurgie of ook aan orthodontie?<br />

18


Materialen en methoden<br />

1 Patiënten<br />

Een totaal van 34 patiënten (16 mannen en 18 vrouwen) met complexe craniomaxillofaciale<br />

afwijkingen werden tussen oktober 2006 en juni 2007 geselecteerd voor deelname aan de studie.<br />

De gemiddelde leeftijd is 32.41 (± 13.99) jaar. De jongste patiënt die toestemde voor deelname<br />

aan de studie is 16 jaar, de oudste patiënt 65 jaar.<br />

Inclusie criteria betreffen patiënten die een kaakoperatie dienen te ondergaan omwille van<br />

dentofaciale afwijkingen, craniofaciale skeletafwijkingen en/of asymmetrische afwijkingen.<br />

Eveneens geven de patiënten in een informed consent de toestemming om voor, tijdens en na de<br />

ingreep fotografische en radiologische documentatie vast te leggen, die later gebruikt kan worden<br />

voor medisch onderwijs, validatiestudies, en bewaring in databanken voor statistische verwerking<br />

of wetenschappelijke publicaties. Informed consent worden door de participerende patiënten<br />

ondertekend en in het medisch dossier van de betreffende patiënt gevoegd (Bijlage 2).<br />

De operatietypes die worden opgenomen in de studie zijn 13 LeFort I osteotomies, 20 BSSO<br />

osteotomies en éénmalig een Wunderer intrusie (Figuur 14). De patiënten worden behandeld op de<br />

afdeling Mond -Kaak en Aangezichtsheelkunde in Ziekenhuis Oost-Limburg te Genk. Dankzij<br />

vrijwillige medewerking met toestemming via een informed consent (bijlage 2) van 10 studenten<br />

wordt er ook beschikt over een populatie van personen zonder bovenvermelde afwijkingen.<br />

19<br />

Operatietypes opgenomen in de studie<br />

1 1<br />

Figuur 14: Operatietypes opgenomen in de studie<br />

1<br />

4<br />

5<br />

3<br />

BSO setback<br />

Wundere intrusie - BSSO intrusie<br />

LeFort I advancem ent - BSO rotatie setback<br />

LeFort I advancem ent<br />

LeFort I - BSO advancem ent/rotatie,kin<br />

advancem ent/rotatie<br />

LeFort I advancem ent - BSO<br />

advancem ent/rotatie<br />

BSO advancem ent<br />

19


2 Data verzameling<br />

2.1 Computertomografie<br />

Computertomografie (CT) is een onderzoeksmethode van het menselijke lichaam die gebruik<br />

maakt van röntgenstraling. De doorlaatbaarheid van het lichaam voor röntgenstraling wordt vanuit<br />

verschillende hoeken rondom het lichaam gemeten in een aantal plakjes, waarna een computer uit<br />

de resultaten een driedimensionale weergave van het onderzochte lichaamsdeel opbouwt.<br />

2.1.1 Multi-slice CT<br />

De schedels van alle patiënten worden volgens een strikt CT protocol gescand (bijlage 3). Het<br />

toestel dat gebruikt word om het CT protocol uit te voeren is een spirale CT (Siemens Sensation 4).<br />

Axiale slices moeten parallel zijn aan het occlusale vlak. Het hoofd mag niet gefixeerd worden, dit<br />

omwille van de invloed op de vorm van het zachte weefsel.<br />

Multi-slice scanning vindt plaats onder een anodespanning van 120kV en stroomsterkte van de<br />

kathode van 60mA. Mogelijke artefacten zijn te wijten aan amalgaam vullingen en beugels van<br />

patiënten. Bij beweging tijdens de opname kan vervorming optreden. De slices hebben een digitale<br />

aard. Voor digitale transmissie van CT slices bestaat er een open communicatie protocol, namelijk<br />

DICOM 3.0 (Digital Imaging and Communications in Medicine). Via een digitaal netwerk tussen de<br />

diensten medische beeldvorming en MKA worden CT beelden overgebracht op een<br />

gemeenschappelijke server, Sienet Sky. Via Sienet Sky worden de CT beelden geëxporteerd naar<br />

het Maxilim V2.0.3 (Medicim, Mechelen, Belgium) software pakket.<br />

Bij name van CT schedel wordt de patiënt blootgesteld aan een grote dosis ioniserende straling<br />

(Tabel 2).<br />

Tabel 2: Effectieve stralingsdoses van verschillende craniofaciale beeldvormingstechnieken. 49<br />

Beeldvormingstechniek Effectieve<br />

dosis<br />

Equivalent natuurlijke<br />

achtergrondstraling<br />

CT volledige schedel 0.93 mSv 97 dagen<br />

CT mandibula, maxilla, ogen 0.41 mSv 50 dagen<br />

CT mandibula, maxilla 0.31 mSv 38 dagen<br />

CT dentaal mandibula 0.27 mSv 33 dagen<br />

CT dentaal maxilla 0.21 mSv 26 dagen<br />

CBCT* 0.05 mSv 6 dagen<br />

Cefalogram ** 0.1 mSv 12 dagen<br />

OPG 0.05 mSv 6 dagen<br />

mSv: millisievert: eenheid effectieve dosis<br />

* NewTom 9000 CBCT<br />

**lateraal of frontaal cefalogram<br />

20


Een CT schedel volgens het Maxilim protocol wordt per patiënt één maand éénmalig preoperatief<br />

alsook éénmalig postoperatief genomen. Er bestaat evenwel een variatie in het postoperatieve<br />

tijdstip, dit varieert tussen twee à vier maanden na de ingreep. Praktische overwegingen vormen<br />

hier de grondslag.<br />

2.2 Kalibratie- en patiëntenfoto’s<br />

CT beeldvorming heeft het voordeel dat volumetrische data geproduceerd kunnen worden zonder<br />

textuur informatie te verliezen. Om textuurinformatie van 2D foto’s toe te voegen aan het 3D<br />

model op basis van CT beeldvorming van het zachte weefsel zijn enkele foto’s van de patiënt<br />

vereist net zoals enkele kalibratie foto’s.<br />

Een kalibratieplaat is vereist. Deze plaat is opgebouwd uit een schaakbordpatroon (19.3 cm x 31.9<br />

cm, Medicim, Mechelen, Belgium). Om een optimale kalibratie te bereiken zijn minstens vijf<br />

kalibratiefoto’s nodig vanuit verschillende aanzichten: een frontaal aanzicht, een linker en rechter<br />

aanzicht op 30° en een linker en rechter aanzicht op 60°. De patiënt moet hiervoor draaien zodat<br />

de camera (Nikon, Macro Speedlight SB-29s) in dezelfde positie kan blijven.<br />

Om de beste kwaliteit van textuur mapping te bekomen zijn zes patiëntenfoto’s nodig uit<br />

verschillende standpunten: een frontaal aanzicht, linker en rechter lateraal aanzicht, linker en<br />

rechter aanzicht op 45° en een foto vanuit kikkerperspectief.<br />

Kalibratie -en patiëntenfoto’s worden één maand preoperatief en na twee à vier maanden<br />

postoperatief genomen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Figuur 15: 2D textuur mapping (12101991CN201). a) : Patiëntenfoto’s met kalibratieplaat vanuit<br />

vijf verschillende aanzichten b): De gelaatsfoto’s en het 3D CT model worden op elkaar gemapt en<br />

geeft resultaat c) waarin 2D textuur informatie wordt overgebracht op het 3D CT model.<br />

21


3 Data verwerking<br />

3.1 Maxilim software<br />

Maxilim V2.0.3 (Medicim, Mechelen, Belgium) is een virtuele omgeving gebaseerd op 3D CT<br />

beelden voor het bestuderen van de anatomie van het hoofd en voor preoperatieve planning van<br />

maxillofaciale chirurgie. Maxilim is een modulair software pakket bestaande uit een basispakket<br />

met uitbreidingen.<br />

Het basispakket is het kernproduct van Maxilim software waarmee, gebaseerd op CT beelden,<br />

oppervlakte representaties van anatomische structuren zoals huid en bot worden weergegeven.<br />

Samen met deze anatomie kunnen reslices doorheen het CT volume gevisualiseerd worden.<br />

Hierdoor vindt inspectie van de anatomie plaats. Om belangrijke structuren te plaatsen bestaan er<br />

technieken om punten en lijnen aan te duiden. Mede is het mogelijk om een contourlijn te trekken<br />

om bijvoorbeeld structuren als tumoren af te lijnen. De meettechnieken staan ter beschikking in de<br />

vorm van een liniaal, goniometer, en een vrije hand meting.<br />

De creatim module creëert Maxilim data uit CT DICOM bestanden. Alle CT beelden worden<br />

opgeslagen als DICOM 3.0 bestanden op een Windows 2000 werkstation (Pentium IV, 2.0 Ghz, 2GB<br />

RAM, 21 inch TFT kleurenscherm, resolutie 1280x1024 pixel, NVIDIA Quadro 4550 XGL grafische<br />

kaart). Met behulp van deze software is het mogelijk om per patiënt een analyse te maken van het<br />

harde en zachte weefsel in drie dimensies. De analyse van het harde, zachte en textuur weefsel<br />

wordt drievoudig uitgevoerd per patiënt.<br />

Dankzij de extra techniek “texture-map 2D photos” bestaat de mogelijkheid om textuurinformatie<br />

van 2D foto’s toe te voegen aan het 3D model van het zachte weefsel (cfr. 2.2 Kalibratie-en<br />

patiëntenfoto’s)<br />

3.1.1 3D cefalometrie<br />

3.1.1.1 Gestandaardiseerde virtuele positionering van de schedel<br />

Na het importeren van de 3D representaties van hard en zacht weefsel met behulp van de creatim<br />

module in de virtuele scène wordt de schedel virtueel gepositioneerd op een gestandaardiseerde<br />

manier. De schedel wordt gepositioneerd volgens het mediaan vlak. Hiervoor wordt gebruik<br />

gemaakt van gepaarde midfaciale anatomische structuren (zoals de orbitae) in het frontaal zicht<br />

van het 3D hard weefsel. Vervolgens wordt de schedel parallel gepositioneerd aan Frankfort<br />

Horizontal (FH) in het rechterprofiel aanzicht van de 3D hard weefsel representatie. FH verbindt het<br />

meest superieur gelegen van de externe akoestische meatus (porion) met het meest inferieure<br />

punt van de infraorbitale rim (orbitale). Als er discrepantie is tussen linker en rechter FH wordt de<br />

schedel steeds georiënteerd volgens de rechter FH. 29 Deze positionering is van belang bij het<br />

streven naar de natuurlijke hoofdpositie van de patiënten op een gestandaardiseerde wijze.<br />

22


Figuur 16: Virtuele positionering van de schedel parallel aan rechter- en linker Frankfurter<br />

Horizontale 9<br />

3.1.1.2 Berekenen van virtuele laterale en frontale cefalogrammen<br />

Na de positionering van de schedel in gestandaardiseerde positie worden vanuit een enkele multi-<br />

slice CT dataset virtueel de laterale en frontale cefalogrammen berekend uit de beschikbare<br />

informatie afkomstig uit de CT beelden en gekoppeld aan het oppervlak van de 3D harde en zachte<br />

weefsel representaties. 29 Dankzij deze toepassing is het mogelijk om via de cefalogrammen 3D<br />

cefalometrische orientatiepunten aan te brengen op het harde en/of zachte weefsel.<br />

Figuur 17: Virtuele laterale en frontale cefalogrammen gekoppeld aan 3D harde weefsel<br />

representatie 7<br />

23


3.1.1.3 Bepalen van Nasion en Sella 3D cefalometrische oriëntatiepunten<br />

Nasion en Sella worden als belangrijke referentiepunten aanzien omwille van het feit dat ze<br />

gedurende de chirurgische ingreep niet veranderen.<br />

Sella Turcica wordt gedefinieerd als het centrale punt van de hypofyseale fossa van het sphenoide<br />

bot. De hypofyseale fossa is een concave endocraniale anatomische structuur ter hoogte van de<br />

schedelbasis die niet wordt afgelijnd door skeletale structuren. Anterior wordt het begrensd door<br />

tuberculum sellae, posterior door dorsum sellae en inferior door sfenoid bot. Het Sella<br />

oriëntatiepunt is een punt in de ruimte gedefinieerd als het centrum van de hypofyseale fossa.<br />

Nasion = middelpunt frontonasale sutuur<br />

Sella = centrum van de hypophyseal fossa (sella turcica)<br />

Eens de 3D cefalometrische oriëntatiepunten Sella en Nasion zijn bepaald, wordt automatisch het<br />

anterieure craniale basis vlak berekend. Dit vlak passeert Sella en Nasion en staat loodrecht op het<br />

virtuele laterale cefalogram. 29<br />

Figuur 18: Bepalen van Sella oriëntatiepunt met behulp van Maxilim software<br />

24


3.1.1.4 Oprichten van 3D cefalometrische referentiestelsel<br />

Het Cartesisch coördinatenstelsel bestaat uit drie assen namelijk de x-as (de transverse dimensie),<br />

de y-as (de verticale dimensie) en de z-as (anterioposterieure dimensie of diepte). 42,43 Het<br />

horizontale 3D cefalometrisch referentievlak (x-as) wordt automatisch berekend als het vlak dat 6<br />

graden onder het Sella-Nasion vlak loopt, met de oorsprong in Sella loodrecht op het virtuele<br />

laterale cefalogram. Het verticale 3D cefalometrisch referentievlak (y-as) wordt berekend als het<br />

vlak met oorsprong in Sella en loodrecht op het horizontale 3D cefalometrisch referentievlak (x-<br />

as). Het mediane 3D cefalometrisch referentievlak (z-as) wordt berekend als vlak met oorsprong in<br />

Sella en loodrecht op zowel het verticale 3D cefalometrisch referentievlak (y-as) en het horizontale<br />

3D cefalometrisch referentievlak (x-as).<br />

Er vindt een koppeling plaats van hard en zacht weefsel aan hetzelfde anatomisch<br />

coördinatenstelsel. Hierdoor kunnen cross-sectionele en longitudinale vergelijkende analyses<br />

worden gemaakt van craniofaciale morfologie. 29<br />

Enkel een coördinatenstelsel dat op dezelfde wijze bij iedereen wordt bepaald en dus individueel is<br />

biedt de mogelijkheid dat algemeen geldende regels een individuele uitkomst geven. 44,45<br />

Figuur 19: Referentievlakken (30071985SH201)<br />

Verticaal Vlak<br />

Horizontaal Vlak<br />

Mediaan Vlak<br />

25


3.1.1.5 3D cephalometrische oriëntatiepunten in hard weefsel<br />

29 verschillende oriëntatiepunten worden geplaatst op de virtuele 3D oppervlakte representatie<br />

van het harde weefsel in de virtuele scène op een gevalideerde wijze. 29,46 (Bijlage 4)<br />

a<br />

c<br />

Figuur 20 a,b,c,d: 3D cefalometrische harde weefsel oriëntatiepunten (12101991CN201)<br />

b<br />

d<br />

26


3.1.1.6 3D cefalometrische oriëntatiepunten in zacht weefsel<br />

43 verschillende oriëntatiepunten worden geplaatst op de virtuele 3D oppervlakte representatie<br />

van het zachte weefsel in de virtuele scène op een gevalideerde wijze. 29,46 (Bijlage 5)<br />

c<br />

a<br />

Figuur 21 a,b,c,d: 3D cefalometrische zachte weefsel oriëntatiepunten (12101991CN201)<br />

b<br />

d<br />

27


3.1.1.7 3D cefalometrische oriëntatiepunten in 2D mapping<br />

43 verschillende oriëntatiepunten, in overeenstemming met de oriëntatiepunten van het zachte<br />

weefsel, worden geplaatst op de virtuele 3D oppervlakte representatie van het zachte weefsel in de<br />

virtuele scène op een gevalideerde wijze (Bijlage 5) . 29,46<br />

a<br />

c d<br />

Figuur 22 a,b,c,d: 3D cefalometrische 2D mapping oriëntatie punten<br />

b<br />

28


3.1.1.7 3D cefalometrische vlakken<br />

Tijdens de virtuele bepaling van de oriëntatiepunten van het harde en zachte weefsel worden op<br />

geautomatiseerde wijze 3D cefalometrische vlakken bepaald. Deze vlakken kunnen gebruikt<br />

worden voor kwalitatieve en kwantitatieve metingen van craniofaciale morfologie.<br />

Er bestaan verschillende 3D cefalometrische vlakken, lopend door één, twee, drie, vier of meerdere<br />

cefalometrische oriëntatiepunten. Deze vlakken worden bepaald door het vlak dat door het (de)<br />

oriëntatiepunt(en) of hun gemiddelde loopt en parallel/loodrecht ligt aan één van de 3D<br />

cefalometrische referentievlakken. 29<br />

Figuur 23: 3D cefalometrische vlakken<br />

29


3.1.1.7.1 Het Frankfurter horizontale vlak<br />

Het Frankfurter horizontaal vlak wordt bepaald door beide Orbita oriëntatiepunten en het<br />

gemiddelde van de twee Porion oriëntatiepunten. 29<br />

a b<br />

Figuur 24: Frankfurter Horizontaal vlak door a) 3D harde weefsel en b) 3D zachte weefsel<br />

representatie 9<br />

3.1.1.7.2 Het maxillaire vlak<br />

Het maxillaire vlak wordt bepaald door het Anterior Nasal Spine (ANS) oriëntatiepunt en beide<br />

Posterior Maxillary Points (PMP). 29<br />

a b<br />

Figuur 25: Maxillair vlak door a) 3D harde weefsel en b) 3D zachte weefsel representatie 9<br />

30


3.1.1.7.3 Het occlusale vlak<br />

Het occlusale vlak wordt enerzijds bepaald door het gemiddelde van de oriëntatiepunten Upper en<br />

Lower Incisor links en rechts, anderzijds het gemiddelde van de Upper en Lower Molar Cusp rechts<br />

en het gemiddelde van de Upper en Lower Molar Cusp links. 29<br />

a b<br />

Figuur 26: Occlusale vlak door a) 3D harde weefsel en b) 3D zachte weefsel representatie 9<br />

3.1.1.7.4 Het mandibulaire vlak<br />

Het mandibulaire vlak wordt bepaald door Menton oriëntatiepunt en beide Gonion<br />

oriëntatiepunten. 29<br />

a<br />

b<br />

Figuur 27: Mandibulaire vlak door a) 3D harde weefsel en b) 3D zachte weefsel representatie 9<br />

31


3.1.1.7.5 Het vlak doorheen de faciale middenlijn<br />

Het vlak doorheen de faciale middenlijn loopt door de Sella, Nasion en Menton oriëntatiepunten. 29<br />

a b<br />

Figuur 28: Vlak faciale middenlijn door a) 3D harde weefsel en b) 3D zachte weefsel representatie 9<br />

3.1.1.8 3D cefalometrische analyse<br />

Binnen de 3D cefalometrie wordt een analyse uitgevoerd voor hard en zacht weefsel, deze laatste<br />

al dan niet met textuurmapping. Dit betreft lineaire-, hoek-, orthogonale- en proportionele<br />

correlatie metingen.<br />

Lineaire metingen kunnen een projectie tussen twee 3D cefalometrische oriëntatiepunten<br />

geprojecteerd op één van de 3D cefalometrische referentievlakken zijn. Ook kunnen directe lineaire<br />

afstanden worden gemeten tussen twee 3D cefalometrische oriëntatiepunten. Beide metingen<br />

worden uitgedrukt in millimeter.<br />

De lineaire projectieve metingen worden onderverdeeld in breedte, hoogte en diepte.<br />

Breedte is een horizontale meting tussen twee oriëntatiepunten die parallel aan het mediaan en<br />

horizontaal vlak worden geprojecteerd op het verticaal vlak.<br />

Hoogte is een verticale meting tussen twee oriëntatiepunten die parallel aan het verticaal en<br />

horizontaal vlak worden geprojecteerd op het mediaan vlak.<br />

Diepte is een sagittale meting tussen twee oriëntatiepunten die parallel aan het verticaal en<br />

horizontaal vlak worden geprojecteerd op het mediaan vlak.<br />

De hoekmetingen worden onderverdeeld in drie types. De hoekmetingen worden allen uitgedrukt in<br />

graden (°).<br />

Type I hoekmetingen zijn metingen tussen drie of vier 3D cefalometrische oriëntatiepunten die<br />

geprojecteerd worden op één van de 3D cefalometrische referentievlakken.<br />

Type II hoekmetingen zijn metingen tussen twee 3D cefalometrische oriëntatiepunten en een 3D<br />

referentievlak die geprojecteerd worden op één van de 3D cefalometrische referentievlakken.<br />

Type III hoekmetingen zijn metingen tussen twee 3D cefalometrische vlakken die geprojecteerd<br />

worden op één van de 3D cefalometrische referentievlakken.<br />

Orthogonale metingen zijn loodrechte metingen van verschillende 3D cefalometrische<br />

oriëntatiepunten van elk van 3D cefalometrisch referentievlak en worden uitgedrukt in millimeter.<br />

32


Proportionele correlatie metingen bepalen de ratio’s tussen twee 3D cefalometrische<br />

oriëntatiepunten en worden uitgedrukt in procent. 29<br />

3.2 Onyx Ceph analyse<br />

De huidige preoperatieve planning met betrekking tot weefselveranderingen is meestal op basis<br />

van profiel en frontale analyse van 2D informatie zoals foto’s en orthopantomogrammen (OPG). De<br />

methode om preoperatieve planning van orthognatische chirurgie uit te voeren vindt hedendaags<br />

op de afdeling MKA te ZOL Genk plaats met Onyx Ceph (Image Instruments, Chemnitz, Duitsland).<br />

Dit Windows TM software pakket vervult taken zoals visuele diagnose en behandelingsplanning.<br />

Beperking van deze software is echter dat de visualisering beperkt is tot slecht twee ruimtelijke<br />

dimensies. De analyses worden namelijk uitgevoerd op een gedigitaliseerd lateraal cefalogram.<br />

Figuur 29: Onyx Ceph analyse (17091990GI201)<br />

4 Statistische analyse<br />

Voor elke dataset in de patiëntenpopulatie worden de analyses statistisch gevalideerd. Alle<br />

berekeningen werden uitgevoerd met SAS (SAS 9.1.3 voor Windows, SAS procedure: bijlage 6).<br />

Zowel de 3D cefalometrie alsook de Onyx Ceph analyse wordt per patiënt drievoudig uitgevoerd.<br />

De reproduceerbaarheid of betrouwbaarheid wordt bepaald. Betrouwbaarheid vereist dat een<br />

analyse methode een reproduceerbaar resultaat bereikt indien de analyse in het drievoud wordt<br />

uitgevoerd door dezelfde onderzoeker. Correlatiecoëfficiënten (r 2 ) groter dan 70 % worden als<br />

respectabel beschouwd. 47 Er wordt gecontroleerd of er een correlatie bestaat tussen de analyses<br />

uitgevoerd op het 3D zacht model en het model dat 2D textuur mapping bevat.<br />

33


Een vergelijking met betrekking tot overeenkomstige metingen bekomen met behulp van 3D<br />

Maxilim en 2D Onyx Ceph software wordt gemaakt. Er wordt gekeken naar significante verschillen<br />

pre – en postoperatief , zo bekomt men tendensen in de te verwachten veranderingen.<br />

5 Cone Beam Computer Tomografie<br />

Het Cone Beam systeem is opgebouwd uit een ‘x-ray’ generator en een twee dimensionele detector<br />

die beide rondom het hoofd van de patiënt roteren. Beeldvorming van een groot deel van de<br />

schedel vindt plaats door middel van een 360° rotationele sequentie. De stralenbundel werkt als<br />

een kegel waarmee in één keer een heel gebied wordt gescand. Met behulp van specifieke<br />

reconstructiealgoritmes worden een set van digitale opnamen omgezet naar een 3D data volume<br />

waarin men kan navigeren.<br />

Figuur 30: Voorbeeldweergave van het Cone Beam systeem (Galileos, Sirona, Duitsland).<br />

Op de dienst MKA van het ZOL wordt gewerkt met het Cone Beam systeem Galileos van Sirona,<br />

Duitsland (Figuur 30). Met de Galileos wordt boven- en onderkaak in één tijd gescand. Eén 3D-<br />

röntgenscan duurt 14 seconden. Tijdens deze scanperiode worden een 200-tal opnamen gemaakt.<br />

Met de Galileos wordt een beeldvolume van 15x15x15 cm gegenereerd met een detail tot 0,190<br />

mm.<br />

De Cone Beam technologie produceert beelden met een hoge resolutie en een lage stralingsdosis.<br />

Omwille van deze karakteristieken is de Cone Beam technologie uiterst geschikt voor<br />

dentomaxillofaciale beeldvorming en biedt het nuttige informatie aan. Van verschillende<br />

pathologiëen kan accuraat diagnose worden gesteld. Tijdens een maxillofaciale ingreep behandelt<br />

men afwijkingen aan de schedel. De behandeling omvat osteotomieën, het herplaatsen van<br />

botfragmenten, het herstel van botdefecten, het plaatsen van implantaten, ... Deze ingrepen zijn<br />

vaak zeer complex en het gebruik van een 3D computer ondersteund planningssysteem wordt dan<br />

ook meer en meer als noodzakelijk ervaren. Een betere voorbereiding, een kortere operatieduur en<br />

minder kosten zijn hier onmiddellijke gevolgen van. 48,49<br />

In de toekomst wordt verwacht dat een CT schedel volgens Maxilim protocol vervangen kan<br />

worden door een Cone Beam CT. Meerwaarde van Cone Beam beeldvormingtechniek is de correcte<br />

lokalisatie van de nervus alveolaris inferior ter voorbereiding van een BSSO. Dit is van cruciaal<br />

belang bij het feit zenuwbeschadiging, of niet. Gedurende BSSO’s wordt soms de zenuw<br />

beschadigd waardoor een gevoel van hypoesthesie kan optreden. Dankzij de lage effectieve dosis is<br />

het mogelijk om routineus van BSSO patiënten een Cone Beam CT te nemen op de afdeling MKA.<br />

34


De beschikbare meettechniek maakt het mogelijk om de afstand van de zenuw tot de cortex te<br />

meten.<br />

a<br />

b<br />

Figuur 31: Lokalisatie van nervus alveolaris inferior via Cone Beam CT. a) Op cross-sectionele<br />

beelden is het mogelijk om via de meettechniek de afstand van de nervus tot de cortex te meten. b)<br />

ter voorbereiding van BSSO’s biedt de Cone Beam CT cruciale informatie inzake zenuwbeschadiging<br />

of niet.<br />

Hedendaags is het nog niet mogelijk om de DICOM 3.0 bestanden verkregen met de Cone Beam in<br />

te laden in de Maxilim software. Een andere beperking is het beperkt scanvolume van de Cone<br />

Beam. Het is niet mogelijk om de hele schedel van de patiënt te scannen. Het scanvolume reikt tot<br />

net boven de inferieure orbitale rim.<br />

35


Resultaten<br />

Een totaal van 22.230 3D cefalometrische harde weefsel metingen zijn uitgevoerd (34 patiënten,<br />

10 studenten, 95 metingen, 3 preoperatieve en 3 postoperatieve analyses, 1 analist). 61.074 (34<br />

patiënten, 10 studenten, 261 metingen, 3 preoperatieve en 3 postoperatieve analyses, 1 analist)<br />

3D cefalometrische metingen van het zachte weefsel hebben plaats gevonden, evenals 61.074<br />

metingen van de analyse op 2D getextureerde modellen. Om de verschillende<br />

correlatiecoëfficiënten en intra-observer variaties te berekenen werd gebruikt gemaakt van de<br />

beschikbare populatie studenten en patiënten (n=44). Om te kijken of er tendensen bestaan<br />

tussen het harde weefsel en het zachte weefsel werd er een opsplitsing gemaakt in de totale<br />

patiëntenpopulatie voor het operatietype BSSO advancements. Hiervan zijn 19 pre- en<br />

postoperatieve patiëntendata beschikbaar. Om een overzicht te krijgen is het noodzakelijk om een<br />

selectie te maken in de verschillende metingen. Deze metingen worden in het verloop van de<br />

discussie merkbaar. Het gaat hier om metingen met klinische relevantie in het orthognatisch<br />

planningproces. De Onyx Ceph analyse in twee dimensies leverde in totaal 14.040 (34 patiënten,<br />

10 studenten, 60 metingen, 3 preoperatieve en 3 postoperatieve analyses, 1 analist) metingen op.<br />

Hiervan werden slechts 1.404 metingen gebruikt voor de verwerking van de resultaten, namelijk de<br />

overeenkomstige punten tussen de 2D Onyx Ceph analyse en de 3D Maxilim analyse.<br />

1 Lokaliseren van anatomische oriëntatiepunten<br />

Dankzij Maxilim software is het mogelijk om anatomische oriëntatiepunten aan te duiden in drie<br />

dimensies. Hierdoor treedt geen superimpositie op van anatomische structuren. Linker- en rechter<br />

structuren van het aangezicht zijn perfect te onderscheiden. Dit is op een 2-dimensioneel lateraal<br />

cefalogram niet altijd van toepassing.<br />

Het voordeel van werken in drie dimensies is duidelijk zichtbaar bij het bepalen van<br />

oriëntatiepunten op hard en zacht weefsel die op de middenlijn van het aangezicht gelegen zijn ,<br />

en voor de bepaling van Sella (tabel 3). Op een conventioneel lateraal cefalogram is het niet<br />

mogelijk om de middenpositie van het oriëntatiepunt te verifiëren. Het frontaal cefalogram toont<br />

dat dezelfde punten, geplaatst op het lateraal cefalogram, niet correct op de middenlijn zijn<br />

gepositioneerd.<br />

Tabel 3: Oriëntatiepunten gelegen op de middenlijn van het aangezicht<br />

Orientatiepunten HARD weefsel Orientatiepunten ZACHT weefsel<br />

A-punt glabella<br />

B-punt labiale inferius<br />

ANS (Anterior Nasal Spine) labiale superius<br />

PNS (Posterior Nasal Spine) pogonion<br />

Menton pronasale<br />

Nasion sellion<br />

Pogonion subnasale<br />

Sella gnathion<br />

nasion<br />

subspinale<br />

stomion (i)<br />

stomion (u)<br />

sublabiale<br />

36


a b<br />

Figuur 32: Het bepalen van anatomische oriëntatiepunten gelegen op de middenlijn (tabel 3) op a)<br />

een conventioneel lateraal cefalogram resulteert in b) oriëntatiepunten die niet correct op de<br />

middenlijn gelegen zijn.<br />

2 Chirurgische invloed op de inclinatie van de fronttanden<br />

De fronttanden van de boven- en onderkaak hebben een grote invloed op de vorm van het zachte<br />

weefsel. Om na te gaan of de effecten op het zachte weefsel enkel beïnvloed worden door chirurgie<br />

werd er bij 16 mannen en 18 vrouwen gekeken naar het effect van chirurgie op de inclinatie van de<br />

fronttanden.<br />

Voor Max1-NF werd een gemiddelde hoek van 109.03 ° (±2.12) en 107.99 °(±2.38) voor<br />

respectievelijk 16 mannen en 18 vrouwen vastgesteld.<br />

Om na te gaan of chirurgie een significante invloed uitoefent op de inclinatie van de bovenste<br />

fronttanden bij mannen en vrouwen werd een 2-zijdige student t-test uitgevoerd betreffende pre-<br />

en postoperatieve waarden van Max1-NF. Tussen pre- en postoperatief werd geen significant<br />

verschil waargenomen bij de populatie mannen (p-waarde> 0.05; 0.23) en vrouwen (p-waarde><br />

0.05; 0.79). Bij dezelfde 16 mannen en 18 vrouwen werd een gemiddelde hoek van respectievelijk<br />

90.83° (±5.69) en 90.44° (±4.3) voor Mand1-MP waargenomen.<br />

Om na te gaan of chirurgie een significante invloed uitoefent op de inclinatie van de onderste<br />

fronttanden bij mannen en vrouwen werd een 2-zijdige student t-test uitgevoerd betreffende pre-<br />

en postoperatieve waarden van Mand1-MP. Tussen pre- en postoperatief werd geen significant<br />

verschil waargenomen bij de populatie mannen (p-waarde> 0.05; 0.0.99) en vrouwen (p-waarde><br />

0.05; 0.49).<br />

Uit de bevindingen kan afgeleid worden dat chirurgie geen invloed heeft op de inclinatie van de<br />

fronttanden (p-waarde > 0.05). Niet enkel chirurgie, maar ook orthodontie heeft een invloed op<br />

het zachte weefsel.<br />

37


Graden (°)<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Chirurgische invloed op de inclinatie van de fronttanden<br />

Max1-NF ♂ Max1-NF ♀ Mand1-MP ♂ Mand1-MP ♀<br />

Gemiddelde hoekwaarden<br />

PreOP PostOP<br />

Figuur 33: Chirurgische invloed op de inclinatie van de fronttanden bij mannen en vrouwen. Tussen<br />

Max1-NF en Mand1-MP werd pre-enpostoperatief geen significant verschil waargenomen noch in de<br />

populatie mannen, noch in de populatie vrouwen (p-waarde>0.05).<br />

3 Intra-observer betrouwbaarheid<br />

Bij de betrouwbaarheid van een meetmethode wordt er gecontroleerd of er reproduceerbare<br />

resultaten bereikt kunnen worden als één onderzoeker drie maal dezelfde analyse uitvoert.<br />

Gedurende het onderzoek werd voor elke patiënt de analyse van zacht, hard en 2D mapping<br />

weefsel volgens Maxilim drievoudig uitgevoerd. Dit evenals voor de analyse volgens Onyx Ceph.<br />

Om te bepalen of er een goede correlatie bestaat tussen de drie analyses uitgevoerd door één<br />

onderzoeker werd een correlatietest uitgevoerd bij 3738 metingen van het harde, zachte en 2D<br />

mapping weefsel volgens Maxilim analyse, en bij Onyx Ceph.<br />

In onderstaande grafieken (Figuur 34 tem 36) wordt enkel de afstand van de preoperatieve<br />

metingen tot het horizontale vlak weergegeven. Bij metingen die zowel links en rechts plaats<br />

vonden wordt de rechter meting gebruikt. Deze grafiek is representatief voor de afstand van<br />

preoperatieve metingen tot het verticale en mediane vlak, net zoals deze grafiek representatief is<br />

voor de afstand van postoperatieve metingen links als rechts tot het horizontale, verticale en<br />

mediane vlak. Zoals uit volgende resultaten zal blijken is het niet noodzakelijk om alle 3738<br />

oriëntatiepunten te bespreken om aan te tonen dat er een kleine intra-observer variatie of met<br />

andere woorden, een hoge correlatie bestaat. Een aantal belangrijke punten van het harde weefsel,<br />

het zachte weefsel, de 2D mapping en Onyx Ceph analyse worden gevisualiseerd. Om een<br />

overzicht te krijgen is het noodzakelijk om een selectie te maken in de verschillende metingen. Het<br />

gaat hier om metingen met klinische relevantie in het orthognatisch planningproces.<br />

38


3.1 Intra-observer betrouwbaarheid van het harde weefsel<br />

De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van het harde weefsel tonen dat<br />

de cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn. De verschillende metingen van het harde<br />

weefsel die besproken worden in onderstaande grafiek (figuur 34) zijn A-punt (A), ANS, B-punt<br />

(B), Condylion (Co r), Gonion (Go r), Lower Incisor (LI r), Menton, PNS, Pogonion (Pog), Upper Incisor<br />

(UI r) en Upper Molaar cuspide (UM-cusp r).<br />

Een correlatiecoëfficiënt van groter dan 0.70 is teruggevonden bij 1624 metingen van 1728<br />

metingen in het totaal (93.98%). Bij 1368 metingen van 1728 metingen in het totaal (79.17%)<br />

wordt er een betrouwbaarheid van groter dan 0.90 waargenomen. Een betrouwbaarheid van groter<br />

dan 0.95 wordt terug gevonden bij 1178 metingen van 1728 metingen in het totaal (68.17%). Er<br />

werden slecht 10 metingen met een correlatiecoëfficiënt kleiner dan 0.70 waargenomen (bijlage 7).<br />

Ondanks het feit dat oriëntatiepunten in het occlusale vlak moeilijk zijn om te lokaliseren omwille<br />

van de scatter veroorzaakt door orthodontische beugels en amalgaam vullingen is er bij de<br />

waarden zowel rechts als links, pre -en postoperatief van Upper en Lower Incisor en Upper Molaar<br />

cuspide een hoge betrouwbaarheid vast te stellen.<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

A<br />

ANS<br />

Intra-observer betrouwbaarheid<br />

Hard weefsel analyse<br />

B<br />

Co(r)<br />

Go(r)<br />

LI(r)<br />

Men<br />

PNS<br />

Pog<br />

Metingen (afstand tot het Horizontale vlak)<br />

Figuur 34: Intra-observer betrouwbaarheid van 3D cefalometrische analyse van het harde weefsel.<br />

De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van het harde weefsel tonen dat<br />

de cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn. De verschillende metingen tot het<br />

horizontale vlak van het harde weefsel die besproken worden zijn A-punt (A), ANS, B-punt (B),<br />

Condylion (Cor), Gonion (Gor), Lower Incisor (LIr), Menton, PNS, Pogonion (Pog), Upper Incisor<br />

(UIr) en Upper Molaar cuspide (UM-cuspr).<br />

UI(r)<br />

UM-cusp(r)<br />

39


3.2 Intra-observer betrouwbaarheid van het zachte weefsel<br />

De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van het zachte weefsel tonen dat<br />

de cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn. De verschillende metingen van het zachte<br />

weefsel die besproken worden in onderstaande grafiek (figuur 35) zijn alaar curvatuur punt (ac r),<br />

alaar (al r), glabella (g), labiale inferius (li), labiale superius (ls), pogonion (pg), pronasale (prn),<br />

sublabiale (sl), subnasion (sn), gnathion (gn), subspinale (ss). De term pogonion gedefinieerd<br />

volgens Maxilim staat ook bekend als pogonion’ (pog’).<br />

Een correlatiecoëfficiënt van groter dan 0.70 is teruggevonden bij 4375 metingen van 4587<br />

metingen in het totaal (95.38%). Bij 3511 metingen van 4587 metingen in het totaal (76.54%)<br />

wordt er een betrouwbaarheid van groter dan 0.90 waargenomen. Een betrouwbaarheid van groter<br />

dan 0.95 wordt terug gevonden bij 2931 metingen van 4587 metingen in het totaal (63.90%). Er<br />

werden slecht 24 metingen met een correlatiecoëfficiënt kleiner dan 0.70 waargenomen (bijlage 8).<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

ac(r)<br />

al(r)<br />

Intra-observer betrouwbaarheid<br />

Zacht weefsel analyse<br />

g<br />

li<br />

ls<br />

pg<br />

prn<br />

sl<br />

sn<br />

Metingen (afstand tot het Horizontale vlak)<br />

Figuur 35: De intra-observer betrouwbaarheid van 3D cefalometrische analyse van het zachte<br />

weefsel. De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van het zachte weefsel<br />

tonen dat de cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn. De verschillende metingen tot<br />

het horizontale vlak van het zachte weefsel die besproken worden in bovenstaande grafiek zijn<br />

alaar curvatuur punt (acr), alaar (alr), glabella (g), labiale inferius (li), labiale superius (ls),<br />

pogonion (pg), pronasale (prn), sublabiale (sl), subnasion (sn), gnathion (gn), subspinale (ss).<br />

gn<br />

ss<br />

40


3.3 Intra-observer betrouwbaarheid van 2D textuur mapping<br />

De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van de 2D mapping tonen dat de<br />

cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn. De verschillende metingen van de 2D<br />

mapping die besproken worden in onderstaande grafiek (figuur 36) zijn alaar curvatuur punt (ac r),<br />

alaar (al r), glabella (g), labiale inferius (li), labiale superius (ls), pogonion (pg), pronasale (prn),<br />

sublabiale (sl), subnasion (sn), gnathion (gn), subspinale (ss).<br />

Een correlatiecoëfficiënt van groter dan 0.70 is teruggevonden bij 4362 metingen van 4590<br />

metingen in het totaal (95.03%). Bij 3548 metingen van 4590 metingen in het totaal (77.30%)<br />

wordt er een betrouwbaarheid van groter dan 0.90 waargenomen. Een betrouwbaarheid van groter<br />

dan 0.95 wordt terug gevonden bij 3017 metingen van 4590 metingen in het totaal (65.73%). Er<br />

werden slecht 26 metingen met een correlatiecoëfficiënt kleiner dan 0.70 waargenomen (bijlage 9).<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

ac(r)<br />

al(r)<br />

Intra-observer betrouwbaarheid<br />

2D mapping analyse<br />

g<br />

li<br />

ls<br />

pg<br />

prn<br />

sl<br />

sn<br />

Metingen (afstand tot het Horizontale vlak)<br />

Figuur 36: De intra-observer betrouwbaarheid van 3D cefalometrische analyse van het zachte<br />

weefsel met getextureerde 2D mapping. De resultaten van de correlatie tussen de verschillende<br />

metingen van het zachte weefsel tonen dat de cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn.<br />

De verschillende metingen tot het horizontale vlak van de 2D mapping die besproken worden in<br />

bovenstaande grafiek zijn alaar curvatuur punt (acr), alaar (alr), glabella (g), labiale inferius (li),<br />

labiale superius (ls), pogonion (pg), pronasale (prn), sublabiale (sl), subnasion (sn), gnathion (gn),<br />

subspinale (ss).<br />

gn<br />

ss<br />

41


3.4 Intra-observer betrouwbaarheid van Onyx Ceph<br />

De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van de Onyx Ceph tonen dat de<br />

cefalometrische metingen matig tot goed reproduceerbaar zijn. De verschillende metingen van<br />

Onyx Ceph die besproken worden in onderstaande grafiek (figuur 37) zijn ANS-Gnathion, ANS-PNS,<br />

Gonion-Pogonion, N-ANS, N-S, Pogonion-Pogonion‘ en Wit’s.<br />

Een correlatiecoëfficiënt van groter dan 0.70 is teruggevonden bij 122 metingen van 126 metingen<br />

in het totaal (96.83%). Bij 58 metingen van 126 metingen in het totaal (46.03%) wordt er een<br />

betrouwbaarheid van groter dan 0.90 waargenomen. Een betrouwbaarheid van groter dan 0.95<br />

wordt terug gevonden bij 48 metingen van 126 metingen in het totaal (38.10%).<br />

Er worden geen punten terug gevonden met een gemiddelde correlatiecoëfficiënten lager dan 0.70.<br />

De berekeningen van het aantal dat een gemiddelde correlatiecoëfficiënt heeft groter dan 0.90 of<br />

0.95 geven de indruk dat de correlatiecoëfficiënten over het algemeen goed reproduceerbaar zijn<br />

(geen correlatiecoëfficiënten lager als 0.70) maar lager liggen dan bij de Maxilim analyses.<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

ANS-Gn<br />

Intra-observer betrouwbaarheid<br />

Onyx Ceph analyse<br />

ANS-PNS<br />

Go-Pog<br />

N-ANS<br />

Metingen<br />

Figuur 37: De resultaten van de correlatie tussen de verschillende metingen van de Onyx Ceph<br />

tonen dat de cefalometrische metingen matig tot goed reproduceerbaar zijn. De verschillende<br />

metingen van Onyx Ceph die besproken worden in bovenstaande grafiek zijn ANS-Gnathion, ANS-<br />

PNS, Gonion-Pogonion, N-ANS, N-S, Pogonion-Pogonion‘ en Wit’s.<br />

N-S<br />

Pog-Pog'<br />

Wit's<br />

42


3.4.1 Vergelijking intra-observer variatie tussen 3D cefalometrische analyse van het harde<br />

weefsel en de Onyx Ceph analyse<br />

Om te bepalen of er een significant verschil bestaat tussen de gemiddelde<br />

betrouwbaarheidscoëfficiënten van hard weefsel en Onyx Ceph werd er een twee-zijdige student t-<br />

test uitgevoerd voor metingen ANS-Gnathion, ANS-PNS, Gonion-Pogonion, N-ANS, N-S en Wit’s.<br />

Deze metingen zijn in overeenstemming met de analyse van het harde weefsel volgens Maxilim en<br />

Onyx Ceph. De bevindingen tonen aan dat er een significant verschil bestaat tussen de gemiddelde<br />

betrouwbaarheidscoëfficiënten van de 3D cefalometrische analyse van het hard weefsel en Onyx<br />

Ceph (p-waarde< 0.05; 0.0052). Hieruit kan afgeleid worden dat de intra-observer variatie van de<br />

analyses volgens Maxilim software significant kleiner zijn als de intra-observer variatie van de<br />

analyses volgens Onyx Ceph software.<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Vergelijking intra-observer variatie tussen Hard<br />

weefsel en Onyx Ceph<br />

ANS-Gn ANS-PNS Go-Pog N-ANS N-S W its<br />

Metingen<br />

Onyx Ceph<br />

Hard Weefsel<br />

Figuur 38: Vergelijking intra-observer variatie tussen de 3D cefalometrische Maxilim analyse van<br />

het harde weefsel en de analyse volgens Onyx Ceph. Twee-zijdige student t-test uitgevoerd voor<br />

metingen ANS-Gnathion, ANS-PNS, Gonion-Pogonion, N-ANS, N-S en Wit’s toont aan dat er een<br />

significant verschil bestaat tussen de gemiddelde betrouwbaarheidscoëfficiënten van hard weefsel<br />

en Onyx Ceph (p-waarde< 0.05; 0.0052).<br />

4 Normwaarden<br />

Het softwarepakket Onyx Ceph dat hedendaags instaat voor digitale cefalometrische beeldvorming<br />

voor zowel orthodontie als orthognatische chirurgie voorziet verschillende analyses. Op de afdeling<br />

MKA te ZOL wordt de analyse GENK SURGICAL gebruikt om de laterale cefalogrammen van de<br />

43


patiënten te evalueren. Binnen het 2D softwarepakket Onyx Ceph bestaan reeds gevalideerde<br />

normwaarden. Voor de 3D Maxilim analyse bestaat dit nog niet.<br />

Dankzij deelname van tien vrijwillige studenten is het mogelijk om te evalueren of ze volgens<br />

analyse GENK SURGICAL thuishoren in de groep normale populatie. Volgens Klinisch Onderzoek<br />

(bijlage 1) wordt de studentenpopulatie als normaal aanschouwd. Er wordt gecontroleerd of ze tot<br />

de normale populatie behoren met betrekking tot 2D Onyx Ceph. De analyse GENK SURGICAL werd<br />

per persoon drievoudig uitgevoerd. Hierbij werd gekeken naar punten die overeen komen met de<br />

3D cefalometrische analyse die het Maxilim softwarepakket aanbiedt.<br />

Volgende metingen worden beoordeeld: in het harde weefsel gaat het om de afstand tussen ANS -<br />

PNS, N - ANS, ANS - Gnathion, Gonion - Pogonion en Nasion – Sella. De afstand tussen Pogonion<br />

en Pogonion van het zachte weefsel is niet gedefinieerd door de analyse volgens Swennen in de<br />

Maxilim software maar is een interessante variabele. Hiervan is reeds bekend dat verandering van<br />

het harde weefsel Pogonion, een verandering van het zachte weefsel Pogonion veroorzaakt met<br />

een verhouding 1/1. 5 Wit’s afstand is de afstand tussen oriëntatiepunt A en B van het harde<br />

weefsel 29 . Om te bepalen of er een significant verschil bestaat tussen de metingen van de<br />

populatie studenten (n=10) en de normwaarden gehanteerd volgens Onyx Ceph werd een<br />

tweezijdige student t-test uitgevoerd bij 7 bovenvermelde oriëntatiepunten. De bevindingen tonen<br />

aan dat er geen significant verschil is tussen de populatie studenten en de normale populatie<br />

volgens Onyx Ceph (p>0.05; 0.82).<br />

Waarden (in mm)<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

-10<br />

Normwaarden<br />

ANS-PNS N-ANS ANS-Gn Go-Pog N-S Pog-Pog' Wits<br />

Variabelen<br />

Waarden studenten volgens Onyx Ceph<br />

Normwaarden volgens Onyx Ceph<br />

Figuur 39: Normwaarden. Variabelen ANS-PNS, N-ANS, ANS-Gn, Go-Pog, N-S, Pog-Pog’ en Wits<br />

volgens 2D Onyx Ceph analyse zijn niet significant verschillend (p-waarde= 0.82). Studenten<br />

(n=10) vallen binnen de normale populatie.<br />

44


Uit de bevindingen kan besloten worden dat de studentenpopulatie volgens Onyx Ceph als normaal<br />

beschouwd mag worden. Vervolgens worden de overeenkomstige waarden, namelijk Go-Pog, S-N,<br />

PNS-ANS, ANS- Men (= Gn), N-ANS en Wit’s bekomen uit de Maxilim analyse van de studenten en<br />

de waarden verkregen uit de Onyx Ceph analyses van de studenten met elkaar vergeleken. Er<br />

werd een twee-zijdige student t-test uitgevoerd bij 6 bovenvermelde oriëntatiepunten. De<br />

bevindingen tonen aan dat er geen significant verschil bestaat tussen de waarden volgens Onyx<br />

Ceph en de waarden volgens Maxilim (p>0.05; 0.99). Hieruit kan afgeleid worden dat de analyses<br />

uitgevoerd met Maxilim software ook tot de normale populatie behoren. Dit is de eerste aanzet om<br />

normwaarden voor de Maxilim software analyse te bekomen (bijlage 10).<br />

Waarden (in mm)<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

- 10<br />

Normwaarden Onyx Ceph versus Maxilim<br />

Go-Pog S-N PNS-ANS ANS- Men N-ANS Wit`s<br />

Variabelen<br />

W aarden Maxilim analyse<br />

W aarden Onyx Ceph analyse<br />

Figuur 40: Normwaarden Onyx Ceph versus Maxilim. Overeenkomstige variabelen Go-Pog, S-N, PNS-<br />

ANS, ANS-Men (=Gn), N-ANS en Wits tussen 3D Maxilim en 2D Onyx Ceph analyse zijn niet<br />

significant verschillend (p-waarde= 0.99).<br />

De resultaten die in het verdere verloop besproken worden betreffende de correlatie tussen 2D<br />

Onyx Ceph analyse en 3D Maxilim analyse hebben geen gevolg voor de normwaarden die hier<br />

aangetoond werden.<br />

5 Correlatie tussen metingen van zacht weefsel en 2D mapping<br />

De analyse van het zachte weefsel volgens Swennen werd in het drievoud uitgevoerd op zowel het<br />

3D CT model en het model waarop de 2D mapping heeft plaats gevonden. Om te bepalen of er een<br />

correlatie bestaat tussen de metingen van het zachte weefsel en 2D mapping werd een<br />

correlatietest uitgevoerd met betrekking tot 828 oriëntatiepunten.<br />

De resultaten van de correlatie tussen de metingen van zacht weefsel vs 2D mapping tonen dat de<br />

3D cefalometrische metingen hoog reproduceerbaar zijn. In onderstaande grafiek (Figuur 41) wordt<br />

45


enkel de afstand van een selectie preoperatieve metingen tot het horizontale vlak weergegeven. Bij<br />

metingen die zowel links en rechts plaats vonden wordt de rechter meting gebruikt. Het betreft<br />

volgende metingen: alaar curvatuur punt (ac r), alaar (al r), columella (c’’), cheillion (ch r), christa<br />

philtri (cph r), glabella (g), labiale inferius (li), labiale superius (ls), nostril basis (nb r), nostril top<br />

(nt r), orbitale superius (os r), pogonion (pg), pronasale (prn), sublabiale (sl), subnasion (sn),<br />

subnasale ‘ (sn’ r), gnathion (gn), porion (po r), zygion (zy r), subspinale (ss), stomion lower en<br />

upper (st l en u) en tragion (tr). Deze grafiek is representatief voor de afstand van preoperatieve<br />

metingen tot het verticale en mediane vlak, net zoals deze grafiek representatief is voor de afstand<br />

van postoperatieve metingen links als rechts tot het horizontale, verticale en mediane vlak. De<br />

bevindingen tonen aan dat de analyse uitgevoerd op het zachte weefsel van het 3D CT model,<br />

gelijk gesteld kan worden aan de analyse uitgevoerd op het model met de 2D mapping.<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

ac(r)<br />

al(r)<br />

Correlatie tussen metingen Zacht weefsel en 2D<br />

mapping<br />

c''<br />

ch(r)<br />

cph(r)<br />

g<br />

li<br />

ls<br />

nb(r)<br />

nt(r)<br />

os(r)<br />

pg<br />

prn<br />

sl<br />

sn<br />

sn`(r)<br />

gn<br />

Metingen (afstand tot Horizontale vlak)<br />

Figuur 41: Correlatie tussen metingen alaar curvatuur punt (acr), alaar (alr), columella (c’’),<br />

cheillion (chr), christa philtri (cphr), glabella (g), labiale inferius (li), labiale superius (ls), nostril<br />

basis (nbr), nostril top (ntr), orbitale superius (osr), pogonion (pg), pronasale (prn), sublabiale (sl),<br />

subnasion (sn), subnasale ‘ (sn’r), gnathion (gn), porion (por), zygion (zyr), subspinale (ss),<br />

stomion lower en upper (st l en u) en tragion (tr) van het zachte weefsel en 2D mapping. De<br />

resultaten zijn erg hoog reproduceerbaar. Hieruit kan afgeleid worden dat beide analyses aan elkaar<br />

gelijk gesteld kunnen worden.<br />

Het uitvoeren van de 2D mapping biedt een voordeel voor de patiënt. Het 3D CT model werkt<br />

afschrikkend omwille van het feit dat het CT model is opgebouwd uit één kleur en de patiënt<br />

zichzelf ziet zonder haargroei. Dankzij de 2D mapping ziet de patiënt een weerspiegeling zoals<br />

hij/zij zichzelf ziet. Nog een meerwaarde van de 2D mapping is de evaluatie van het lippenrood.<br />

po(r)<br />

zy(r)<br />

ss<br />

st(i)<br />

st(u)<br />

t(r)<br />

46


6 Correlatie 2D cefalometrische analyse en 3D cefalometrische analyse<br />

Om te bepalen of er een correlatie bestaat tussen de metingen van de 2D analyse volgens het<br />

softwarepakket Onyx Ceph en de 3D analyse volgens Maxilim software werd een correlatietest<br />

uitgevoerd bij 5 oriëntatiepunten die overeenkomen in de analyse van Onyx Ceph en Maxilim. De 5<br />

oriëntatiepunten zijn: ANS-Men, ANS-PNS, Go-Pog, N-S en Wit’s. Beide analyses werden pre- en<br />

postoperatief uitgevoerd in drievoud. De gemiddelde correlatiecoëfficiënt van bovenvermelde<br />

metingen is slechts 0.40. Er is sprake van een goede correlatie bij een correlatiecoëfficiënt vanaf<br />

0.70. Een uitzondering op deze lage correlatie is de meting ANS-Men, zowel pre- als postoperatief.<br />

De bevindingen tonen aan dat de correlatie zwak tot nihil aanwezig is tussen de analyse volgens<br />

Onyx Ceph en de analyse volgens Maxilim. Een afgeleide conclusie hieruit is dat 2 dimensionale<br />

analyses op geen enkele mogelijke manier vergeleken kunnen worden met analyses in 3<br />

dimensies.<br />

r 2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Correlatie tussen Onyx Ceph en Maxilim software<br />

ANS-Men ANS-PNS Go-Pog N-S Wit's<br />

Metingen<br />

preOP postOP<br />

Figuur 42: Correlatie tussen Onyx Ceph en Maxilim software. Een correlatietest werd uitgevoerd bij<br />

5 oriëntatiepunten die overeenkomen in de analyse van Onyx Ceph en Maxilim. De 5<br />

oriëntatiepunten die pre -en postoperatief zijn uitgevoerd zijn: ANS-Men, ANS-PNS, Go-Pog, N-S en<br />

Wit’s. De gemiddelde correlatiecoëfficiënt is slechts 0.40. Bij een correlatiecoëfficiënt vanaf 0.70<br />

spreekt men van een goede correlatie. 2 dimensionale analyses kunnen op geen enkele mogelijke<br />

manier vergeleken worden met analyses in 3 dimensies.<br />

Deze conclusie heeft verder geen gevolg met betrekking tot de normwaarden bespoken in sectie 3<br />

van de resultaten.<br />

47


7 Veranderingen van het zachte weefsel bij het operatietype BSSO advancement<br />

Om na te gaan of er veranderingen optreden in het zachte weefsel na een operatieve verplaatsing<br />

van de onderkaak naar voren bij 19 patiënten worden verschillende ratio’ s berekend. De ratio’ s<br />

die berekend worden voor het harde weefsel is de verhouding tussen het gemiddelde van de<br />

metingen preoperatief enerzijds en het gemiddelde van de metingen postoperatief anderzijds. Voor<br />

het zachte weefsel wordt deze ratio op dezelfde manier berekend. Door als ultieme ratio de<br />

verhouding te nemen tussen de ratio’s van metingen van het harde weefsel en ratio’ s van<br />

metingen van het zachte weefsel, wordt er rekening gehouden met zowel pre- en postoperatieve<br />

veranderingen als met de invloed van de verandering van het harde weefsel op het zachte weefsel.<br />

Ratio’ s betekenen voornamelijk dat er een verandering kan gemeten worden en nagegaan worden<br />

in welke mate de verandering optreedt en van belang is. Een ratio van 1 zal geen verandering<br />

aangeven. Hoe verder de ratio van 1 is gelegen, hoe meer verandering er is opgetreden. Voor<br />

volgende metingen werden bovenvermelde ratio’ s berekend: Gonion (Go links en rechts), Menton<br />

(Men), Orbitale (Or links en rechts), Pogonion (Pog) en Zygion (Zy links en rechts). De keuze van<br />

deze metingen is gebaseerd op het feit dat de oriëntatiepunten bepaald worden op zowel hard als<br />

zacht weefsel. De bevindingen tonen aan dat enkel voor de metingen van het Orbitale links en<br />

rechts en het Pogonion een ratio detecteerbaar die ver genoeg gelegen is van 1 om te kunnen<br />

zeggen dat er een verandering van het harde weefsel heeft plaats gevonden met een invloed op<br />

het zachte weefsel. De schijnbare verschillen tussen linker en rechter ratio’ s worden met behulp<br />

van een 2-zijdige student t-test als niet significant beschouwd (p-waarde = 0.9921).<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Ratio's tussen hard en zacht weefsel, pre- en<br />

postoperatief<br />

Go (l) Go (re) Men Or (l) Or (re) Pog Zy (l) Zy (re)<br />

Figuur 43: Ratio’ s tussen hard en zacht weefsel, pre- en postoperatief. Voor volgende metingen<br />

werden bovenvermelde ratio’ s berekend: Go (l en re), Men, Or (l en re), Pog en Zy (l en re). De<br />

bevindingen tonen aan dat enkel voor de metingen van het Or (l en re) en het Pogonion een ratio<br />

meetbaar is die ver genoeg gelegen is van 1 om te kunnen zeggen dat er een verandering van het<br />

harde weefsel heeft plaats gevonden met een invloed op het zachte weefsel. De schijnbare<br />

verschillen tussen linker en rechter ratio’ s worden met behulp van een 2-zijdige student t-test als<br />

niet significant beschouwd (p-waarde = 0.9921).<br />

48


Discussie<br />

Hungerford Wolfe (1878) zei “Beauty is in the eye of the beholder”. Uit dit citaat kunnen we<br />

afleiden dat schoonheid subjectief is voor elke persoon. 50 Esthetica is afgeleid van het Griekse<br />

woord voor gewaarwording. Het is een tak van de filosofie die betrekking heeft op schoonheid en<br />

kunst. Esthetiek van het profiel kan worden omschreven als schoonheid, aantrekkelijkheid en<br />

harmonie. De waarneming van schoonheid van het gezicht heeft een multifactoriële oorsprong met<br />

genetische, omgeving en culturele funderingen. Schoonheid kan gedefinieerd worden als een<br />

combinatie van eigenschappen die de zintuigen plezieren.<br />

De schoonheid van het lichaam en in het bijzonder van het gezicht heeft de mensheid altijd al<br />

geboeid. De belangstelling voor esthetiek van het gezicht is nog steeds erg actueel. De talrijke<br />

missverkiezingen, groeiende cosmetische industrie, groot aantal kapsalons en schoonheidssalons<br />

zijn hiervan een bewijs. Allen spelen in op de behoefte tot accentuering, verbetering of maskering<br />

van bepaalde uiterlijke facetten. 21,30,44,51-54 Het gezicht is fysiek gezien het meest individuele deel<br />

van het lichaam. Het esthetische oordeelvermogen berust op kennis die niet is gebaseerd op<br />

ervaring. Maxillofaciale specialisten hebben door hun opleiding geen beter esthetisch oordeel dan<br />

leken. 51<br />

Faciale esthetica is een belangrijk punt voor orthodontisten en maxillofaciaal chirurgen. 51<br />

Een factor die maxillofaciale therapie moeilijk maakt is dat de perceptie van ideale esthetica<br />

verschilt bij arts en patiënt.<br />

De faciale verschijning is één van de meest duidelijke karakteristieken en heeft een belangrijke<br />

sociale betekenis. Volgens antropoloog Desmond Morris scannen we het gebied dat tussen de ogen<br />

en de mond ligt volledig als we naar het menselijk gelaat kijken. 12,53-54<br />

Menselijke gezichten hebben één ding gemeen: ze zijn allemaal verschillend. Variatie is de norm,<br />

en dit moet gestimuleerd worden.<br />

Sommige patiënten zijn geïnteresseerd in de verbetering van hun gelaatsuiterlijk omdat ze van<br />

oordeel zijn dat ze hierdoor een betere sociale uitgangspositie zullen kennen hetzij in hun<br />

persoonlijk leven, hetzij voor een professionele carrière. De media speelt hier handig op in door het<br />

creëren van een bepaald ideaal beeld waaraan men moet voldoen om te passen binnen de<br />

maatschappij. De mond en het gelaat hebben vele functies waarvan de meesten worden aanvaard,<br />

maar ook nog een extra functie die onvoldoende als functie wordt beschouwd in de huidige<br />

maatschappij. Aanvaarde functies voor mond en gelaat zijn spraak, kauwvermogen, geur, gevoel<br />

en tast, zicht, gehoor. Een andere belangrijke functie die buiten de maatschappelijke waarden van<br />

functie valt is communicatie en sociale expressie. 12<br />

De motivatie om een langdurende, ingrijpende chirurgisch-orthodontische behandeling te<br />

ondergaan is het bereiken van een correcte occlusie en een esthetisch aangenaam resultaat. De<br />

patiënt hoopt dat hij/zij door de gelaatsverandering een positievere uitstraling zal krijgen en als<br />

gevolg hiervan zekerder en gelukkiger zal zijn. Herstel van de faciale harmonie leidt in meerderheid<br />

van de gevallen wel tot tevredenheid met het uiterlijk, maar niet altijd tot een gelukkiger<br />

persoon. 51<br />

49


Bij de gulden snede (sectio aurea) ontwikkeld door Griekse wiskundigen, wordt de lengte van een<br />

lijn verdeeld in twee delen zodat het kleinste deel gedeeld door het grootste deel gelijk is aan het<br />

grootste deel gedeeld door het totaal. Het grootste deel is 1.61803 keer groter dan het kleinste<br />

deel. De Griekse letter phi (afkomstig van Phidiad Pythagoras) staat voor de gouden ratio. De “Man<br />

van Vitruvius” wordt door Leonardo Da Vinci beschreven als de perfecte mens waarbij de<br />

verhoudingen van de gulden snede weerspiegeld worden.<br />

Minor/Major = Major/Totaal = 1.61803.<br />

In het ontwerp van het menselijke gezicht heeft de natuur de gulden snede vertaald in een patroon<br />

van harmonieuze verhoudingen tussen hard en zacht weefsel.<br />

In de zoektocht om richtlijnen vast te stellen voor de diagnose en behandelplanning volgens<br />

esthetische principes van faciale harmonie, bestudeerde Brons de ideale relaties tussen delen van<br />

het zachte weefsel in profiel bij volwassenen. 21<br />

Ervaring leert dat de gulden snede van hard en zacht weefsel op zijn best een richting kan<br />

aanduiden voor behandelplanning.<br />

Orthognatische chirurgie is een effectieve manier om skeletale en dentofaciale afwijkingen te<br />

corrigeren. Chirurgie van craniofaciale afwijkingen is een complexe taak waarvoor een uiterst<br />

nauwkeurige planning noodzakelijk is. Terwijl de behandeling draait om de drie ruimtelijke<br />

dimensies, gebruiken vele huidige diagnostische programma’s slechts een tweedimensionale<br />

representatie van de patiënt. De chirurgische ingreep vindt eveneens plaats in 3 dimensies<br />

waardoor de verwachtingen en reële veranderingen beter op elkaar afgestemd zouden zijn.<br />

De ontwikkeling van een nieuwe innovatieve techniek namelijk 3D cefalometrie gebaseerd op<br />

multi-slice CT beelden, kunnen de specificatie van het craniofaciale skelet, behandelplanning en<br />

evaluatie verbeteren. Door de verplaatsing van het harde weefsel van de kaak treedt er ook een<br />

verandering in het zachte weefsel van het gelaat op. Deze vormverandering is moeilijk<br />

voorspelbaar en berust voornamelijk op ervaring van de maxillo-faciaal chirurg. Evaluatie van<br />

craniofaciale morfologie wordt onoverkomelijk beïnvloed door ervaring en subjectieve perceptie van<br />

de chirurg. De alsmaar stijgende populariteit van 3D virtuele toepassingen en planning in<br />

orthodontie, craniomaxillofaciale chirurgie, implantologie en beeldvorming heeft nood aan een<br />

objectieve 3D virtuele analyse van hard en zacht weefsel.<br />

Met behulp van Maxilim V2.0.3 (Medicim, Mechelen, Belgium) is het mogelijk om anatomische<br />

oriëntatiepunten aan te duiden in drie dimensies. Er is hierbij geen superimpositie van anatomische<br />

structuren. Linker- en rechter structuren van het aangezicht zijn perfect te onderscheiden. Dit is op<br />

een 2-dimensioneel lateraal cefalogram niet van toepassing. Het voordeel van werken in drie<br />

dimensies is duidelijk zichtbaar bij het bepalen van oriëntatiepunten op hard en zacht weefsel die<br />

op de middenlijn van het aangezicht gelegen zijn. Op een conventioneel lateraal cefalogram is het<br />

niet mogelijk om de middenpositie van het oriëntatiepunt te verifiëren. Het frontaal cefalogram<br />

binnen Maxilim toont dat dezelfde punten, geplaatst op het lateraal cefalogram, niet correct op de<br />

middenlijn zijn gepositioneerd (figuur 32). Nog een voordeel van de 3D analyse zijn de coronale<br />

sagittale slices van de sinussen en de luchtwegen. Deze informatie is van groot belang bij de keuze<br />

tussen orthodontie en orthognatische chirurgie. 48<br />

50


Bij conventionele radiografische cefalometrie worden verschillende anatomische referentiesystemen<br />

gebruikt. De meest bekenden zijn Frankfurt Horizontale en Sella- Nasion vlak. Het<br />

referentiesysteem van Maxilim is gecentreerd rond Nasion en Sella Turcica, frequent gebruikte<br />

oriëntatiepunten bij conventionele radiografische cefalometrie. Initiële problemen kunnen optreden<br />

bij het bepalen van het oriëntatiepunt Sella Turcica. Om dit punt te definiëren, werd een virtuele<br />

ellips ontwikkeld. De combinatie van deze ellips en het virtuele laterale cefalogram zorgen ervoor<br />

dat het oriëntatiepunt Sella gemakkelijk en juist bepaald kan worden. Ook is het mogelijk om via<br />

bovenaanzicht van het harde weefsel, rechtstreeks het punt te plaatsen in het Sella Turcica.<br />

Om vergelijkingen te maken en intra-observer betrouwbaarheid te verifiëren werden in het totaal<br />

145.782 metingen onderworpen aan statistische analyse (SAS 9.1.3). Dankzij de vrijwillige<br />

medewerking van 10 studenten die een informed consent hebben getekend, is er een groep zonder<br />

craniomaxillofaciale afwijkingen aanwezig. Voor de analyses volgens Onyx Ceph bestaan reeds<br />

gevalideerde normwaarden. De metingen van de groep studenten uitgevoerd met Onyx Ceph viel<br />

significant (p-waarde=0.82) binnen het bereik van normale waarden. Vervolgens werden<br />

overeenkomstige metingen van de 10 studenten tussen de Onyx Ceph analyse en de Maxilim<br />

analyse met elkaar vergeleken. De bevindingen tonen aan dat er geen significant verschil (p-<br />

waarde= 0.99) bestaat tussen de waarden volgens Onyx Ceph en de waarden volgens Maxilim. Een<br />

afgeleide conclusie hieruit is dat de eerste aanzet is gemaakt om normwaarden voor de Maxilim<br />

software analyse te bekomen (bijlage 10).<br />

De uitgevoerde correlatietesten toonden een erg hoge intra-observer betrouwbaarheid voor zowel<br />

de 3D cefalometrische analyses van het harde en zachte weefsel alsook voor de 2D mapping<br />

getextureerde modellen. De reproduceerbaarheid van metingen van het harde weefsel werden<br />

eerder reeds aangetoond door Swennen et al. 55 Het resultaat van onze studie valt volledig binnen<br />

de verwachtingen. Afwijkend in het verwachtingspatroon is het goede resultaat van de intra-<br />

observer betrouwbaarheid van oriëntatiepunten gelegen in het occlusale vlak in het harde weefsel.<br />

Ondanks het feit dat deze oriëntatiepunten, namelijk Upper Molaar cuspide rechts, Upper en Lower<br />

Incisor rechts, in het occlusale vlak moeilijk aan te duiden zijn omwille van scatter veroorzaakt<br />

door orthodontische beugels en/of radio-opaque dentale vullingen (amalgaam), tonen de data aan<br />

dat er een zeer hoge betrouwbaarheid is vastgesteld. Echter, de frontale inclinatie van het<br />

occlusale vlak zelf toont een correlatiecoëfficiënt van slechts 0.4977 zowel pre- als postoperatief.<br />

Drie dimensionale virtuele planning van orthognatische chirurgie vereist een gedetailleerde<br />

visualisatie van interocclusale verhoudingen. Conventionele orthognatische operatieplanning houdt<br />

in dat er een klinisch, cefalometrisch en antropometrisch onderzoek van de patiënt plaatsvindt en<br />

dat er waefers worden gemaakt op basis van gipsmodellen. Voor orthognathische chirurgie is het<br />

van cruciaal belang om een correcte klasse I occlusie te bereiken.<br />

51


Accurate virtuele 3D cefalometrische harde en zachte weefsel analyses zijn reeds opgericht.<br />

Beperking van deze 3D virtuele planning blijft de inaccurate visualisatie van dentale morfologie en<br />

vooral de interocclusale verhouding en intercuspidatie te wijten aan lage resolutie van CT scanning<br />

en het optreden van scatter. Deze vaststelling werd reeds eerder gedaan door Swennen et al. 56<br />

Een algemeen nadeel is positionering van de patiënt, deze is niet altijd hetzelfde doorheen de tijd.<br />

Andere nadelen die optreden gebruik makend van multi-slice CT zijn de horizontale positionering<br />

van de patiënt gedurende de scanperiode waardoor er een vervorming van het zachte weefsel kan<br />

optreden, de beperkte toegang tot deze beeldvormingtechniek omwille van de hoge kosten en de<br />

verplaatsing naar de dienst medische beeldvorming, en niet te vergeten een hoge<br />

stralingsblootstelling (CT schedel: 930 µSv).<br />

Deze nadelen kunnen in de nabije toekomst worden opgelost dankzij de Cone Beam CT (Galileos,<br />

Sirona, Duitsland) die reeds aanwezig is op de afdeling MKA te ZOL in Genk. De Cone Beam CT<br />

voorziet een lagere stralingsdosis (effectieve dosis varieert tussen 14 µSv en 48 µSv afhankelijk<br />

van de grootte van de patiënt), behoud van de natuurlijke vorm van het zachte weefsel te danken<br />

aan de verticale scanprocedure en minder artefacten ter hoogte van het occlusale vlak. De reductie<br />

in scatter is te wijten aan aan het feit dat CT scan een lineaire scan is, en de Cone Beam een<br />

volumescan. Er bestaan verschillende mathematische modellen gelegen achter de reconstructie van<br />

de beelden bij beide procedures.<br />

Het gebruik van Cone Beam techniek biedt verschillende voordelen. Het voorziet een uitgebreide en<br />

gedetailleerde patiënten evaluatie. In plaats van enkel 2D ‘cross-sectionele’ beelden van een 3D<br />

patiënt te analyseren, wordt er in drie dimensies nagedacht. Een belangrijke eigenschap van CB-<br />

beeldvorming is de mogelijkheid om te navigeren doorheen de volumetrische dataset. Er is<br />

bijgevolg een verbeterde aanduiding van moeilijke anatomische situaties. Een betere voorbereiding<br />

en een mogelijks kortere operatieduur zijn hier onmiddellijke gevolgen van. De Cone Beam<br />

technologie produceert beelden met een hoge resolutie aan een lage stralingsdosis. Omwille van<br />

deze karakteristieken is de Cone Beam technologie uiterst geschikt voor dentomaxillofaciale<br />

beeldvorming. Additionele diagnostische informatie wordt aangereikt betreffende de inclinatie van<br />

de tandwortel, positie van geïmpacteerde tanden, dikte en morfologie van het bot in het kader van<br />

implantologie en orthognatische chirurgie, het opsporen van het mandibulair zenuwkanaal vooraf<br />

aan chirurgische verwijdering van de wijsheidstanden. Bevindingen als resorptie, hyperplastische<br />

groei, verplaatsingen, anomalieën met betrekking tot de vorm van de mandibulaire condyles en<br />

morfologische verschillen tussen de linker en rechter zijde benadrukken de diagnostische waarde<br />

van de Cone Beam techniek. Er ontwikkelt zich een verhoogde toegankelijkheid voor de routine<br />

dentofaciale MKA patiënt omwille van de aanwezigheid van het compacte toestel op de afdeling<br />

MKA zelf. Een mogelijk nadeel is de beperking van het scanning volume van de Cone Beam<br />

techniek. De Cone Beam beeldvormingtechniek is niet voor elke tandartsenpraktijk beschikbaar<br />

omwille van het hoge kostprijs.<br />

52


In een studie van Arnheiter et al (2006) 57 wordt gesteld dat hoewel diagnose een constante bron<br />

van verwijzing zal blijven voor een Cone Beam technologisch gebaseerd onderzoek, de meer<br />

gespecialiseerde applicaties zoals lasergestuurde model fabricatie en beeldgestuurde chirurgie een<br />

uitbreidende indicatie vormen met betrekking tot verwijzing voor Cone Beam technologisch<br />

gebaseerd onderzoek. In de toekomst wordt het de bedoeling om afdrukken, gipsmodellen en hun<br />

verzendingen naar tandtechnische laboratoria overbodig te maken. Mede om rechtstreeks de<br />

waefer uit de occlusie in 3D te maken via een 3D printer. Dit zal tijd voor zowel patiënt als<br />

craniomaxillofaciale chirurg besparen. Fouten die mogelijk optreden bij het uitgieten van<br />

gipsmodellen door het tandtechnisch labo worden op deze manier vermeden.<br />

Het is van cruciaal belang dat bij het verwerven van beeldmateriaal van de patiënt, of het nu 2D<br />

radiografieën, 3D (multi-slice of Cone Beam) CT scans of gipsmodellen betreft, de maximale<br />

occlusie gerespecteerd wordt. Zowel de verpleging van MKA als MBV zijn over het belang van de<br />

maximale occlusie ingelicht. 58<br />

Wanneer de kaken vanuit de rustpositie geheel worden gesloten, zal er occlusie tussen de<br />

elementen van boven-en onderkaak ontstaan in de zogenaamde maximale occlusie. In het ideale<br />

geval zal nu de situatie kunnen ontstaan dat bij het sluiten van de kaken de maximale occlusie<br />

overeenstemt met de centrale relatie. De centrale relatie is één van de belangrijkste posities die de<br />

onderkaak ten opzichte van de schedel kan innemen. Onder centrale relatie verstaat men de relatie<br />

van de mandibula ten opzichte van de schedel waarvan het Frankfurter vlak horizontaal loopt,<br />

waarbij beide kaakkopjes zich in hun meest ongedwongen dorsale stand in de fossa articularis<br />

bevinden en van waaruit laterale bewegingen met de onderkaak te maken zijn. Indien de maximale<br />

occlusie tot stand komt in de centrale relatie spreekt men van centrale maximale occlusie. Deze<br />

situatie doet zich in de praktijk zelden voor. 6<br />

Het nemen van de wasbeet voor face-bow registratie gebeurt al liggend bij de patiënt die toebijt in<br />

de centrale relatie. De patiënt zelf wordt geholpen om in de centrale relatie toe te bijten, deze<br />

positie is niet evident te bereiken. Bij bimaxillaire ingrepen is de centrale relatie peroperatief de<br />

enige juiste referentie. De patiënt ligt in horizontale positie en heeft spierverslappende middelen<br />

toegediend gekregen. Om in de toekomst rechtstreeks vanuit de beeldvormingtechnieken een<br />

waefer te construeren, is het tot op heden onmogelijk om gedurende multi-slice of Cone Beam CT<br />

de patient in centrale relatie toe te laten bijten. 5<br />

Als de centrale relatie en de maximale occlusie niet gerespecteerd worden, zijn de cefalometrische<br />

gegevens van geen enkel belang. Niet bij 2D software, noch bij 3D software cefalometrische<br />

analyses.<br />

De intra-observer betrouwbaarheid van de 2D Onyx Ceph analyse heeft over het algemeen een<br />

goede correlatiecoëfficiënt (gemiddelde correlatiecoëfficiënt per meting is niet lager als 0.70). Een<br />

significant verschil wordt waargenomen betreffende de intra-observer variatie van het harde<br />

weefsel bij een vergelijking tussen de analyses volgens Maxilim en Onyx Ceph. Een verklaring is<br />

dat de analyse van Maxilim accuraat en exact uitvoerbaar is door een goede herkenning van<br />

anatomische structuren op ware grootte, zowel links als rechts zonder superimpositie. Analyse van<br />

een conventioneel radiografische cefalogram vertoont superimpositie, geen verificatie van de<br />

middenpositie en een vergrotingsfactor (conventioneel lateraal cefalogram: 1.10).<br />

53


Mede is het mogelijk dat de kennis om radiografieën te interpreteren noodzakelijk is om<br />

verschillende oriëntatiepunten op een conventioneel cefalogram te lokaliseren. Dit geeft nog een<br />

voordeel weer van de Maxilim analyse, namelijk personen zonder opleiding als arts kunnen een rol<br />

spelen in de planning van orthognatische chirurgie.<br />

De goede correlatie tussen de metingen van het zachte weefsel en de 2D mapping maakt het<br />

mogelijk om voortaan de metingen van het zachte weefsel volgens Maxilim uit te voeren op het CT<br />

model waarop reeds 2D foto’s zijn aangebracht. Het uitvoeren van de 2D mapping biedt een<br />

voordeel voor de patiënt. Het 3D CT model werkt afschrikkend omwille van het feit dat het CT<br />

model is opgebouwd uit één kleur en de patiënt zichzelf ziet zonder haargroei. Dit stemt vaak niet<br />

in overeenstemming met de perceptie die de patiënt heeft. Dankzij de 2D mapping ziet de patiënt<br />

een weerspiegeling zoals hij/zij zichzelf ziet omwille van het feit dat hierbij standaard digitale foto’s<br />

van het aangezicht worden gebruikt. Nog een meerwaarde van de 2D mapping is de evaluatie van<br />

het lippenrood.<br />

De analyses volgens Onyx Ceph en Maxilim tonen beiden een betrouwbare intra-observer variatie.<br />

Als de vergelijking wordt gemaakt tussen beide cefalometrische softwarepakketten blijkt uit de<br />

slechte correlatiecoëfficiënt (0.40) dat het onmogelijk is om beide analyses met elkaar te<br />

vergelijken. Deze bevindingen zijn volledig volgens de verwachtingen. Het is namelijk onmogelijk<br />

om een analyse die plaatsvindt in drie dimensies te vergelijken met een analyse die plaatsvindt in<br />

slechts twee dimensies. Hierbij wordt wel de bemerking gemaakt dat er naar dezelfde punten<br />

wordt gekeken, bij dezelfde patiënt. Het verschil zit in het feit dat bij Maxilim software de<br />

orientatiepunten rechtstreeks op het 3D model worden geplaatst, vergeleken met de plaatsing van<br />

anatomische orientatiepunten op een lateraal cefalogram waarbij de middenpositie niet<br />

gerespecteerd wordt.<br />

Het is moeilijk om gelijkaardige patiëntenpopulaties te vinden rekening houdend met de enorme<br />

variatie in pathologie. Kin, mandibula en maxilla kunnen verstoord zijn in elke richting: verticaal,<br />

sagittaal, transversaal en rotationeel. Een combinatie van elke mogelijkheid van afwijkingen<br />

resulteert in 3 12 combinaties pathologiëen, 531.441 mogelijke diagnosen. Als de mogelijkheden<br />

beperkt worden tot 531.441 patiëntencategorieën is een grote database geen overbodige luxe. Bij<br />

de diagnose moet ook nog rekening gehouden worden met andere factoren zoals<br />

occlusiekenmerken, leeftijd, groei, geslacht, links en rechts (de 2 zijden zijn nooit volledig<br />

symmetrisch), de weke delen van het gelaat en syndromen. Indien er rekening gehouden moet<br />

worden met deze variabelen is de diagnostische matrix niet meer te overzien. Meestal beperkt men<br />

zich dan ook tot de bespreking van de skeletale en dentale verhoudingen, en wordt er verder<br />

gekeken naar de neus. De neus kan immers enorm veranderen na een ingreep betreffende de<br />

bovenkaak. Een intrusie zal een smalle neus wat verbreden, maar zal een brede neus nog breder<br />

maken. 5 De uitgebreide waaier aan verschillende pathologieen is een mogelijke verklaring voor het<br />

feit dat er geen significante tendenzen worden terug gevonden tussen verplaatsingen van het<br />

harde weefsel en veranderingen van het zachte weefsel. Er is nood aan een grote populatie van<br />

éénzelfde type craniofaciale afwijkingen. Omwille van de beperkte studieduur van 6 maanden is het<br />

grootste aantal gelijkaardige preoperatieve diagnoses slechts 19 (skeletale klasse II<br />

54


malocclusie/hypoplasie mandibula). Indien verschillende orthognatische kaakheelkundige centra op<br />

een gestandaardiseerde manier patiënteninformatie verzamelen en verwerken, heeft dit alleen<br />

maar een gunstig effect op het volome van de database. Een voldoende grote database is<br />

noodzakelijk om zich ooit te wagen aan uitspraken over de predictie van zachte weefsel<br />

veranderingen.<br />

De cefalometrische gegevens hebben geen enkele betekenis op zich. Ze moeten steeds<br />

gecorreleerd worden aan klinische gegevens. Vaak zal men de indruk hebben dat de<br />

cefalometrische waarden niet echt ondersteunend zijn bij een complex orthognatisch probleem.<br />

Van belang zijn dan de inclinatie van het front in boven en onderkaak, en de beenderige evaluatie<br />

van de kin. Een interessant citaat van Malcolm Harris geeft ook duidelijke deze boodschap weer: “If<br />

the lines and angles are unhelpful, ignore them and use clinical judgement”. De facto blijft de<br />

cefalometrische analyse slechts een hulpmiddel en één onderdeel van de diagnostische<br />

oppuntstelling. 5,12<br />

De relatie tussen hard en zacht weefsel veranderingen zijn complex omwille van de morfologie van<br />

het zachte weefsel, dikte, postuur, spierkracht kan variëren van persoon tot persoon. De<br />

correlaties tussen hard en zacht weefsel zijn het sterkst onmiddellijk na chirurgie en zwakker op<br />

latere tijdstippen. Veranderingen in faciale esthetica na orthognatische chirurgie zijn afhankelijk<br />

van de stabiliteit van de chirurgische procedure.<br />

Mogelijke variabelen die een invloed kunnen hebben op de hoeveelheid veranderingen in het zachte<br />

weefsel na beweging van het harde weefsel zijn bekend. Echter is niet geweten hoe groot de<br />

invloed exact is van deze variabelen op de veranderingen van het zachte weefsel. Het gaat hier om<br />

volgende variabelen zoals leeftijd van de patiënt, geslacht van de patiënt, gewicht van de patiënt,<br />

dikte van bovenlip, dikte van onderlip, elasticiteit van zachte weefsel, hoeveelheid van de beweging<br />

van het harde weefsel, richting beweging harde weefsel, behandeltype, orthodontische<br />

voorbehandeling, peroperatieve complicaties, type fixatie en dikte van zachte weefsel. 5,12<br />

Uit de literatuur kan besloten worden dat er enkele algemene regels bestaan.<br />

De dikte van de bovenlip bepaalt de vrijheid van LeFort I advancement. De bovenlipdikte is<br />

gemiddeld 13 mm (± 3mm). Hoe dikker de bovenlip is, hoe minder de lip naar voren komt bij een<br />

LeFort I advancement. Indien men de maxilla 1cm naar voren brengt, komt subnasale (zacht<br />

weefsel) slechts 20% van de harde weefsel verplaatsing mee naar voren, in dit geval 2mm.<br />

Het lippenrood van de bovenlip volgt de beweging van de tanden voor 80%. Als het bovenincisief<br />

10mm naar voren wordt gebracht, beweegt de bovenlip 8mm mee.<br />

Het pogonion (zachte weefsel) volgt de beweging van het harde weefsel van de kin (Menton) ook<br />

met een verhouding van 1:1. 5,12<br />

55


Niet enkel chirurgische, maar ook orthodontische veranderingen beïnvloeden de vorm van het<br />

aangezicht. De inclinatie van de fronttanden oefent een belangrijke invloed uit op het zachte<br />

weefsel. 6 Uit de gegevens blijkt dat chirurgie geen significant effect heeft op de inclinatie van de<br />

fronttanden bij mannen en vrouwen. Dit resultaat speelt mee in het feit dat er geen significante<br />

tendenzen werden teruggevonden tussen verplaatsingen van het harde weefsel en veranderingen<br />

van het zachte weefsel.<br />

Orthodontie speelt ook een belangrijke rol in de veranderingen van het zachte weefsel. Het zou<br />

interessant zijn om te kijken naar andere tijdstippen om de effecten van de inclinatie van de<br />

fronttanden op het zachte weefsel te evalueren, namelijk preorthodontisch en preoperatief.<br />

Er bestaan verschillende opvattingen omtrent het begrip 3D cefalometrie. Volgens Olszweski et al<br />

zijn de metingen van de cefalometrische analyse van Maxilim berekend tussen de oriëntatiepunten<br />

op 2D cefalogrammen. Volgens deze groep is dit eerder een dimensionale analyse dan een<br />

topologische analyse. Treil et al 59 ontwikkelden een 3D cefalometrische analyse gebaseerd op 3D<br />

CT beelden waarbij de orientatiepunten bepaald worden op 3D CT slices. Een referentieframe werd<br />

opgericht aan de hand van acht (vier linker en vier rechter) orientatiepunten die toebehoren aan<br />

het verloop van de nervus trigeminus namelijk, foramen supraorbitale, infraorbitale, mentale en<br />

het hamer gehoorsbeentje. Voor elke individuele tand in de maxilla en mandibula werd een as<br />

berekend en een gemiddelde as voor elke dentale boog apart. De vergelijking tussen de assen van<br />

beide dentale bogen en het referentiekader laten toe om te bepalen welk type dysmorfose van<br />

toepassing is. Echter, de initiële populatie waarop het referentiekader is gebaseerd bevat geen<br />

enkel geval van faciale asymmetrie. Andere problemen treden op bij het accuraat berekenen van<br />

de assen omwille van dentale artefacten door CT en de afwezigheid van tanden. De 3D analyse van<br />

Treil et al voorziet geen sagittaal vlak en is niet echt een 3D cefalometrische analyse, maar een<br />

soort van orthodontische analyse. 59<br />

Begetta et al 59 stellen een automatische 3D CT cefalometrische analyse voor gebaseerd op een<br />

versimpelde versie van de 2D topologische analyse van Delaire et al. De 2D cefalometrische<br />

analyse van Delaire wordt uitgevoerd op laterale radiografieën. Een topologisch individueel<br />

referentiekader wordt berekend op basis van 19 orientatiepunten en 12 referentielijnen.<br />

Olszewski et al 59 ontwikkelden een 3D CT cefalometrische topologische analyse gebaseerd op een<br />

versimpelde versie van de 2D topologische analyse van Delaire. Alle orientatiepunten worden<br />

gekozen op de 3D oppervlakte representatie van de CT beelden. Om een diagnose te kunnen doen<br />

over craniofaciale dysmorfose moet de gebruiker anatomische structuren vergelijken met een<br />

geconstrueerd 3D referentiesysteem dat gebaseerd is op vlakken. De situering van verschillende<br />

structuren rondom de vlakken is een indicatie van het type dysmorfose aanwezig in het<br />

craniofaciale skelet. Het referentiekader illustreert de 3D positionering voor de maxilla en de<br />

mandibula in relatie tot individuele craniofaciale kenmerken.<br />

Over ieder type interpretatie van 3D cefalometrie kan het volgende gezegd worden: allen zijn ze op<br />

zoek naar een betere manier om inzicht te krijgen in de diagnose en behandeling van complexe<br />

craniofaciale afwijkingen. De informatie die de huidige gevalideerde 2D cefalometrische software<br />

pakketen aanbieden bieden beperkte informatie op het gebied van de complexiteit van bepaalde<br />

afwijkingen. Het is van extreem belang dat er inzicht wordt verworden over het drie dimensionale<br />

56


karakter van de cranio-maxillofaciale afwijkingen. De behandeling die de maxillo-faciale chirurg<br />

uitvoert betrekt immers ook het aangezicht in drie dimensies.<br />

Gebruik makend van de mogelijkheden die de Maxilim 3D software biedt verwacht men in de<br />

toekomst voorspellingen te kunnen maken over de verplaatsing van het zachte weefsel. De<br />

voorspelling van het postoperatieve gelaat is van grote waarde voor zowel chirurg als patiënt. De<br />

chirurg kan de voorspelling gebruiken om zijn planning bij te sturen. Voor patiënten is het vandaag<br />

vaak onduidelijk welk effect de ingreep zal hebben. De voorspelling van het nieuwe gelaat zal hen<br />

helpen een realistisch idee te krijgen hoe men er na de operatie uit zal zien en wat men van de<br />

ingreep mag verwachten. Deze voorspellingen zijn reeds mogelijk op basis van een biomechanisch<br />

model, rustend op elastische eigenschappen van het zachte weefsel (Maxilim, Medicim, Belgium).<br />

Dit model is niet volledig betrouwbaar en gevalideerd. Er is nood aan een statistisch model om de<br />

tendensen te verklaren. Echter, de statistische patiënt is niet zeker het beste model voor predictie.<br />

Er moet ook gedacht worden aan individuele karakteristieken van de patiënt die een invloed<br />

kunnen hebben op het statistisch model. Een geavanceerde segmentatie van verschillende zachte<br />

weefsels is noodzakelijk. Er moet rekening gehouden worden met leeftijd, lichaamsgewicht,<br />

geslacht, elastische kenmerken van de huid, spieren, vetweefsel en klieren in een groter model van<br />

zachte weefsel vervorming. Een theoretisch model is nodig waarbij resultaten uitgevoerd met dit<br />

theoretisch model vergeleken worden met de werkelijke zachte weefsel veranderingen na<br />

osteotomieën om het theoretisch model te valideren. Dit soort klinische studie is één van het type<br />

op lange termijn. 59 Het simuleren en voorspellen van chirurgische bewegingen staat momenteel<br />

nog in de kinderschoenen. Uiteraard is het onmogelijk om de cruciale eerste stappen in de richting<br />

van predictie over te slaan. In de toekomst wordt het de bedoeling om afdrukken, gipsmodellen en<br />

hun verzendingen naar tandtechnische laboratoria overbodig te maken. Mede om rechtstreeks de<br />

waefer uit de occlusie in 3D te maken via een 3D printer. Dit zal tijd voor zowel patiënt als<br />

craniomaxillofaciale chirurg besparen.<br />

Dit type onderzoek is van klinisch groot belang. De voorspelling van het postoperatieve gelaat is<br />

van grote waarde voor zowel chirurg als patiënt. In de toekomst is het belangrijk om de<br />

veranderingen die optreden na het uitvoeren van een osteotomie tussen hard en zacht weefsel in<br />

mm uit te drukken. De expressie in mm geeft een beter beeld van de veranderingen die zijn<br />

opgetreden. Momenteel werden enkel overeenkomstige punten van het harde en zachte weefsel<br />

geëvalueerd. Het zou ook interessant zijn om correlatiecoëfficiënten te evalueren van alle<br />

oriëntatiepunten van het harde weefsel ten opzichte van alle oriëntatiepunten van het zachte<br />

weefsel, en om deze waarden pre- en postoperatief met elkaar te vergelijken. Het is mogelijk dat<br />

een verandering van een structuur in het harde weefsel een onverwacht effect heeft op het zachte<br />

weefsel. Verwacht wordt dat men hierdoor een beter beeld krijgt over de veranderingen van het<br />

zachte weefsel, na chirurgische veranderingen van het harde weefsel.<br />

57


Conclusie<br />

Orthognatische chirurgie is een effectieve manier om skeletale en dentofaciale afwijkingen te<br />

corrigeren. Chirurgie van craniofaciale afwijkingen is een complexe taak waarvoor een uiterst<br />

nauwkeurige planning noodzakelijk is. De ontwikkeling van een nieuwe innovatieve techniek<br />

namelijk 3D cefalometrie gebaseerd op multi-slice CT beelden, kunnen de specificatie van het<br />

craniofaciale skelet, behandelplanning en evaluatie verbeteren. Artefacten die momenteel optreden<br />

met multis-slice CT worden in de toekomst vermeden met behulp van Cone Beam CT. De Cone<br />

Beam biedt het belangrijk voordeel dat de patiënt wordt blootgesteld aan stralingsdosis die tot 66<br />

keer lager is als een multi-slice CT van de schedel.<br />

Door de verplaatsing van het harde weefsel van de kaak treedt er ook een verandering in het<br />

zachte weefsel van het gelaat op. Deze vormverandering is moeilijk voorspelbaar en berust<br />

voornamelijk op ervaring van de maxillo-faciaal chirurg. Evaluatie van craniofaciale morfologie<br />

wordt onoverkomelijk beïnvloedt door ervaring en subjectieve perceptie van de chirurg. De alsmaar<br />

stijgende populariteit van 3D virtuele toepassingen en planning in orthodontie, craniomaxillofaciale<br />

chirurgie, implantologie en beeldvorming heeft nood aan een objectieve 3D virtuele analyse van<br />

hard en zacht weefsel.<br />

De uitgevoerde correlatietesten tonen een erg hoge intra-observer betrouwbaarheid voor zowel het<br />

harde en zachte weefsel als voor de 2D mapping getextureerde modellen. Dankzij de vrijwillige<br />

medewerking van 10 studenten die een informed consent hebben getekend is de eerste aanzet<br />

gemaakt om normwaarden voor de Maxilim software analyse te bekomen.<br />

De intra-observer betrouwbaarheid van de 2D Onyx Ceph analyse heeft over het algemeen een<br />

goede correlatiecoëfficiënt toch wordt een significant verschil waargenomen betreffende de intra-<br />

observer variatie van het harde weefsel bij een vergelijking tussen de analyses volgens Maxilim en<br />

Onyx Ceph. De goede correlatie tussen de metingen van het zachte weefsel en de 2D mapping<br />

maakt het mogelijk om voortaan de metingen van het zachte weefsel volgens Maxilim uit te voeren<br />

op het CT model waarop reeds 2D foto’s zijn aangebracht. Dankzij de 2D mapping ziet de patiënt<br />

een weerspiegeling zoals hij/zij zichzelf ziet omwille van het feit dat hierbij standaard digitale foto’s<br />

van het aangezicht worden gebruikt.<br />

Gebruik makend van de mogelijkheden die de Maxilim 3D software biedt verwacht men in de<br />

toekomst voorspellingen te kunnen maken over de verplaatsing van het zachte weefsel. De<br />

voorspelling van het postoperatieve gelaat is van grote waarde voor zowel chirurg als patiënt. De<br />

chirurg kan de voorspelling gebruiken om zijn planning bij te sturen. Voor patiënten is het vandaag<br />

vaak onduidelijk welk effect de ingreep zal hebben. De voorspelling van het nieuwe gelaat zal hen<br />

helpen een realistisch idee te krijgen hoe men er na de operatie uit zal zien en wat men van de<br />

ingreep mag verwachten. Een theoretisch model is nodig waarbij resultaten uitgevoerd met dit<br />

theoretisch model vergeleken worden met de werkelijke zachte weefsel veranderingen na<br />

osteotomieën om het theoretisch model te valideren. Dit soort klinische studie is één van het type<br />

op lange termijn.<br />

58


Referenties<br />

1 Bergé SJ. Met verstand-s-kiezen voor het aangezicht. Nijmegen; 2006.<br />

2 Koninklijke Belgische Vereniging voor Stomatologie en Maxillo-Faciale Heelkunde. Anatomie<br />

hoofd en hals. 2007. URL: www.omfs.be<br />

3 Kamina P. Précis d’anatomie clinique. Paris: Maloine; 2004.<br />

4 Grant JCB, Anderson JE, Agur AMR. Grant’s Atlas of Anatomy. Baltimore: Lippincott Williams and<br />

Wilkins; 1999.<br />

5 Politis C, Schepers S, Vrielinck L. Kaakchirurgie voor orthodontie: Topics voor de praktijk. 2007;<br />

Dienst MKA.<br />

6 Kalk W, Slop D. Uitgangspunten bij de diagnostiek en behandeling van de edentate patiënt.<br />

Samsom Stafleu Alphen aan den Rijn/Brussel ; 1989.<br />

7 McCarthy JG, Grayson B & Zide B. The relationship between the surgeon and the orthodontist in<br />

orthognathic surgery. Clin Plast Surg 1982; 9: 423-42.<br />

8 Fuhrmann R, Feifel H, Schnappauf A & Diedrich P. Integration of three-dimensional cephalometry<br />

and 3D-skull models in combined orthodontic/surgical treatment planning. J Orofac Orthop 1996;<br />

57: 32-45.<br />

9 Stoelinga PJW, Kuijpers-Jagtman AM. Orthodontisch-chirurgische behandeling van patiënten met<br />

een mandibulaire hypoplasie. Ned Tijdschr Tandheelkd 2002; 109:172-177.<br />

10 Bailey LJ, Haltiwanger L H, Blakey GH & Proffit WR. Who seeks surgical-orthodontic treatment: a<br />

current review. Int J Adult Orthodon Orthognath Surg 2001;16: 280-92.<br />

11 Tompach PC, Wheeler JJ & Fridrich KL. Orthodontic considerations in orthognathic surgery. Int J<br />

Adult Orthodon Orthognath Surg 1995; 10: 97-107.<br />

12 Politis C, Schepers S, Vrielinck L. Kaakchirurgische aandachtspunten in de pre-en<br />

postorthodontische chirurgie 2001; Dienst MKA.<br />

13 Keller EE, Hill AJ, Jr. & Sather AH. Orthognathic surgery. Review of mandibular body procedures.<br />

Mayo Clin Proc 1976; 51: 117-33.<br />

14 Proffit WR, Turvey TA, Fields HW & Phillips C. The effect of orthognathic surgery on occlusal<br />

force. J Oral Maxillofac Surg 1989; 47: 457-63.<br />

15 al-Waheidi EM, Harradine NW. Soft tissue profile changes in patients with cleft lip and palate<br />

following maxillary osteotomies. Cleft Palate Craniofac J 1998; 35: 535-43.<br />

16 Hershey HG, Smith LH. Soft-tissue profile change associated with surgical correction of the<br />

prognathic mandible. Am J Orthod 1974; 65: 483-502.<br />

17 Phillips C, Snow MD, Turvey TA & Proffit WR. The effect of orthognathic surgery on head posture.<br />

Eur J Orthod 1991;13: 397-403.<br />

18 Westermark A, Zachow S & Eppley BL. Three-dimensional osteotomy planning in maxillofacial<br />

surgery including soft tissue prediction. J Craniofac Surg 2005; 16: 100-4.<br />

19 Bishara SE, Chu GW & Jakobsen JR. Stability of the LeFort I one-piece maxillary osteotomy. Am J<br />

Orthod Dentofacial Orthop 1988; 94: 184-200.<br />

20 Kaminishi RM, Davis WH, Hochwald DA. & Nelson N. Improved maxillary stability with modified<br />

Lefort I technique. J Oral Maxillofac Surg 1983; 41: 203-5.<br />

21 Jacobson A & Jacobson R. Radiographic cephalometry - From basics to 3-D imaging. Chicago:<br />

Quintessence Publishing Co; 2006.<br />

59


22 Park SH, Yu HS, Kim KD, Lee KJ & Baik HS. A proposal for a new analysis of craniofacial<br />

morphology by 3-dimensional computed tomography. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2006; 129:<br />

623-34.<br />

23 Fuhrmann RA, Frohberg U & Diedrich PR. Treatment prediction with three-dimensional computer<br />

tomographic skull models. Am J Orthod Dentofacial Orthop 1994; 106: 156-60.<br />

24 Troulis MJ, Everett P, Seldin EB, Kikinis R & Kaban LB. Development of a three-dimensional<br />

treatment planning system based on computed tomographic data. Int J Oral Maxillofac Surg 2002;<br />

31: 349-57.<br />

25 Cutting C, Bookstein FL, Grayson B, Fellingham L & McCarthy JG. Three-dimensional computerassisted<br />

design of craniofacial surgical procedures: optimization and interaction with cephalometric<br />

and CT-based models. Plast Reconstr Surg 1986; 77: 877-87.<br />

26 Halazonetis DJ. From 2-dimensional cephalograms to 3-dimensional computed tomography<br />

scans. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2005; 127: 627-37.<br />

27 Abbott AH, Netherway DJ, David DJ & Brown T. Application and comparison of techniques for<br />

three-dimensional analysis of craniofacial anomalies. J Craniofac Surg 1990; 1: 119-34.<br />

28 Grayson BH. Three-dimensional computer simulation of craniofacial anatomy. N Y State Dent J<br />

1986; 52: 29-31.<br />

28 Swennen GR, Eulzer C, Schutyser F, Huttmann C & Schliephake H. Assessment of the distraction<br />

regenerate using three-dimensional quantitative computer tomography. Int J Oral Maxillofac Surg<br />

2005; 34: 64-73.<br />

29 Swennen GR, Schutyser F, Hausamen J. Three-Dimensional Cephalometry. Berlin: Springer-<br />

Verlag; 2006.<br />

30 Brons R. Harmony of the facial profile. Part III. Vertical rules. Ned Tijdschr Tandheelkd 1996;<br />

103: 508-10.<br />

31 Grayson BH. Cephalometric analysis for the surgeon. Clin Plast Surg 1989; 16: 633-44.<br />

32 Arnett GW, Gunson MJ. Facial planning for orthodontists and oral surgeons. Am J Orthod<br />

Dentofacial Orthop 2004; 126: 290-5.<br />

33 Harrell WE, Hatcher DC & Bolt RL. In search of anatomic truth: 3-dimensional digital modeling<br />

and the future of orthodontics. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2002; 122: 325-30.<br />

34 Olszewski R, Cosnard G, Macq B, Mahy P & Reychler H. 3D CT-based cephalometric analysis: 3D<br />

cephalometric theoretical concept and software. Neuroradiology 2006; 48: 853-62.<br />

35 Grayson BH, LaBatto FA, Kolber AB & McCarthy JG. Basilar multiplane cephalometric analysis.<br />

Am J Orthod 1985; 88: 503-16.<br />

36 Grayson BH, McCarthy JG & Bookstein F. Analysis of craniofacial asymmetry by multiplane<br />

cephalometry. Am J Orthod 1983; 84: 217-24.<br />

37 Grayson B, Cutting C, Bookstein FL, Kim H & McCarthy JG. The three-dimensional cephalogram:<br />

theory, technique, and clinical application. Am J Orthod Dentofacial Orthop 1988; 94: 327-37.<br />

38 Adams GL, Gansky SA, Miller AJ, Harrell WE & Hatcher DC. Comparison between traditional 2dimensional<br />

cephalometry and a 3-dimensional approach on human dry skulls. Am J Orthod<br />

Dentofacial Orthop 2004; 126: 397-409.<br />

39 Hwang HS, Hwang CH, Lee KH & Kang BC. Maxillofacial 3-dimensional image analysis for the<br />

diagnosis of facial asymmetry. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2006; 130: 779-85.<br />

40 Cutting C, Grayson B, Bookstein F, Fellingham L & McCarthy JG. Computer-aided planning and<br />

evaluation of facial and orthognathic surgery. Clin Plast Surg 1986; 13: 449-62.<br />

60


41 Csaszar GR & Niederdellmann H. Reliability of bimaxillary surgical planning with the 3-D<br />

orthognathic surgery simulator. Int J Adult Orthodon Orthognath Surg 2000; 15: 51-8.<br />

42 Hajeer MY, Millett DT, Ayoub AF & Siebert JP. Applications of 3D imaging in orthodontics: part I.<br />

J Orthod 2004; 31: 62-70.<br />

43 Hajeer MY, Millett DT, Ayoub AF & Siebert JP. Applications of 3D imaging in orthodontics: part II.<br />

J Orthod 2004; 31: 154-62.<br />

44 Brons R. Harmony of the facial profile. Part II. The analysis. Ned Tijdschr Tandheelkd 1996; 103:<br />

396-7.<br />

45 Kitaura H, Yonetsu K, Kitamori H, Kobayashi K & Nakamura T. Standardization of 3-D CT<br />

measurements for length and angles by matrix transformation in the 3-D coordinate system. Cleft<br />

Palate Craniofac J 2000; 37: 349-56.<br />

46 Bookstein FL, Grayson B, Cutting CB, Kim HC & McCarthy JG. Landmarks in three dimensions:<br />

reconstruction from cephalograms versus direct observation. Am J Orthod Dentofacial Orthop<br />

1991; 100: 133-40.<br />

47 Zwinderman A. Biostatistiek, bioinformatica en Biomedisch onderzoek. Amsterdam University<br />

Press; 2004.<br />

48 Redmond WR, HuangJ, Bumann A, Mah J. The cutting edge.JCO 2005; XXXIX (7): 421-428.<br />

49 Swennen G, Schutyser F. Three-dimensional cephalometry: Spiral multis-slice vs cone-beam<br />

computed tomography. American Journal of Orthodontics ans Dentofacial Orthopedics 2006; 130:<br />

410-16.<br />

50 Naini FB, Moss JP & Gill DS. The enigma of facial beauty: esthetics, proportions, deformity, and<br />

controversy. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2006; 130: 277-82.<br />

51 Brons R. Harmony of the facial profile. Part I. Introduction and concept definition. Ned Tijdschr<br />

Tandheelkd 1996; 103: 306-8.<br />

52 Brons R. Harmony of the facial profile. Part IV. Sagittal rules. Ned Tijdschr Tandheelkd 1997;<br />

104: 12-5.<br />

53 Morris D. Manwatching: A field guide to human behaviour. London: Jonathan Cape; 1977.<br />

54 Todd SA, Hammond P, Hutton T, Cochrane S & Cunningham S. Perceptions of facial aesthetics in<br />

two and three dimensions. Eur J Orthod 2005; 27: 363-9.<br />

55 Swennen GR, Schutyser F, Barth EL, De Groeve P & De Mey A. A new method of 3-D<br />

cephalometry Part I: the anatomic Cartesian 3-D reference system. J Craniofac Surg 2006; 17:<br />

314-25.<br />

56 Swennen GR, Schutyser F. The use of a new 3D splint and double CT scan procedure to obtain an<br />

accurate anatomic virtual augmented model of the skull. J Craniofac Surg 2006; 17: 314-25.<br />

57 Arnheiter C, Scarfe WC, Farman AG. Trends in maxillofacial cone-beam computed tomography<br />

usage. Oral Radiol 2006; 22: 80-85.<br />

58 Dawson PE. Evaluation, Diagnosis and treatment of occlusal problems. 2 nd ed. Mosby, p85-91.<br />

59 Olszewski R, Cosnard G, Macq B, Mahy P & Reychler H. 3D CT-based cephalometric analysis: 3D<br />

cephalometric theoretical concept and software. Neuroradiology 2006; 48: 853-62.<br />

61


Referenties Figuren<br />

1 Koninklijke Belgische Vereniging voor Stomatologie en Maxillo-Faciale Heelkunde. Anatomie<br />

hoofd en hals. 2007. URL: www.omfs.be<br />

2 Kalk W, Slop D. Uitgangspunten bij de diagnostiek en behandeling van de edentate patiënt.<br />

Samsom Stafleu Alphen aan den Rijn/Brussel ; 1989.<br />

3 Kamina P. Précis d’anatomie clinique. Paris: Maloine; 2004.<br />

4 Politis C, Schepers S, Vrielinck L. Kaakchirurgie voor orthodontie: Topics voor de praktijk. 2007;<br />

Dienst MKA.<br />

5 Chirurgie Maxillo-Faciale, Clinique C. Bernard. La chirurgie orthognathique. Albi. 2007. URL:<br />

http://www.chirurgiemaxillofaciale-albi.com/cmf/orthognathique/lefort1/index.html<br />

6 Enomoto Clinic.2007. URL:www.enomoto-clinic.jp/ortho/ortho3.htm<br />

7 Chirurgie Maxillo-Faciale, Clinique C. Bernard. La chirurgie orthognathique. Albi. 2007. URL:<br />

http://www.chirurgiemaxillofaciale-albi.com/cmf/orthognathique/dalpont/index.html<br />

8 Politis C, Schepers S, Vrielinck L. Kaakchirurgische aandachtspunten in de pre-en<br />

postorthodontische chirurgie 2001; Dienst MKA.<br />

9 Swennen GR, Schutyser F, Hausamen J. Three-Dimensional Cephalometry. Berlin: Springer-<br />

Verlag; 2006.<br />

62


Bijlagen<br />

Bijlage 1: Klinisch onderzoek<br />

1


Bijlage 2: Informed Consent<br />

Toestemmingsformulier voor gebruik van gegevens voor informatieve, didactieve en<br />

wetenschappelijke doeleinden.<br />

Ondergetekende geeft toestemming om voor/tijdens/na de ingreep/procedure fotografische en<br />

radiologische documentatie vast te leggen, die later kan gebruikt worden voor medisch onderwijs,<br />

technologisch onderzoek, validatiestudies, productinformatie, bewaring in databanken voor<br />

statistische verwerking of wetenschappelijke publicaties.<br />

Ondergetekende verklaart zich akkoord dat zijn dossiergegevens mogen gebruikt worden voor<br />

medisch onderwijs, technologisch onderzoek, validatiestudies, productinformatie, bewaring in<br />

databanken voor statistische verwerking of wetenschappelijke publicaties.<br />

Datum:<br />

Handtekening van de patiënt Handtekening en stempel van de arts<br />

of zijn wettelijke vertegenwoordiger<br />

Te vermelden “gelezen en goedgekeurd”<br />

Bijlage 3: CT volgens Maxilim protocol<br />

Spiral CT: Sensation 4 (Siemens, Germany)<br />

Parameters Maxilim protocol Instelling Medische<br />

Beeldvorming ZOL voor<br />

Maxilim<br />

kV 120 120<br />

mAs 80 80<br />

Collimation (4x) 1 mm 4 x 1.0<br />

Width 0.75 mm 1.25<br />

Feed/rotation 3 mm 3<br />

Rotation time 1 s 1 s<br />

Reconstruction interval 0.75 mm 0.8 mm<br />

Reconstruction kernel U60s H60<br />

3


Bijlage 4: Definiëring orientatiepunten harde weefsel<br />

Porion (Po) = meest superieure punt van elke externe<br />

akoustische meatus<br />

Orbitale (Or) = meest inferieure punt van elke infraorbitale<br />

Anterior Nasal Spine (ANS) = bovenste middelpunt van het anterieur nasale<br />

rim<br />

uitsteeksel van de maxilla<br />

Posterior Nasal Spine (PNS) = achterste middelpunt van achterste nasaal<br />

uitsteeksel van het bot van het gehemelte<br />

Posterior Maxillary Point (PMP) = maximale uitholling van posterior grens van<br />

gehemelte bot in horizontaal vlak aan beide<br />

zijden<br />

Upper Incisor (UI) = meest mesiale punt van de top van de kroon<br />

van elke bovenste centrale snijtand<br />

Lower Incisor (LI) = meest mesiale punt van de top van de kroon<br />

van elke onderste centrale incisor<br />

Upper Molar Cusp (UMcusp) = meest inferior punt van mesiale cusp van de<br />

kroon van elke eerste bovenste molaar in<br />

profielvlak<br />

Lower Molar Cusp (LMcusp) = meest superieure punt van de mesiale cusp<br />

van de kroon van elke eerste onderste molaar<br />

in profielvlak<br />

Menton (Men) = meest inferieure middelpunt van de kin van<br />

de mandibulaire symphysis<br />

Gonion (Go) = punt op elke madibulaire hoek die wordt<br />

bepaald door een loodrechte vanuit het<br />

hoekpunt van de kaakraaklijnen<br />

Frontozygomatic point (Fz) = meest mediale en anterieure punt van elke<br />

frontozygomatische sutuur ter hoogte van de<br />

laterale orbitale rim<br />

Zygion (Zy) = meest laterale van de afbakening van elke<br />

zygomatische boog<br />

A-Punt (A) = punt van maximale uitholling in middellijn<br />

van alveolaire uitsteeksel van de maxilla<br />

B-point (B) = punt van maximale uitholling in middellijn<br />

van alveolaire uitsteeksel van de mandibula<br />

Pogonion (Pog) = meest anterieure middenpunt van de kin op<br />

de afbakening van de mandibulaire symphysis<br />

Basion (Ba) = meest anterieure punt van foramen magnum<br />

Condylion (Co) = meest postero-superieure punt van elke<br />

mandibulaire condylus in sagitale vlak<br />

4


Bijlage 5: Definiëring orientatiepunten zacht weefsel<br />

Glabella (g) = meest anterieure middelpunt van de fronto-<br />

orbitale zachte weefsel aflijning<br />

Zacht weefsel nasion (n) = middelpunt op zacht weefsel contour van de<br />

basis van de nasale wortel ter hoogte van<br />

frontonasale sutuur<br />

Sellion (subnasion) (se) = meest posterieure punt van de frontonasale<br />

zachte weefsel contour in het midden van de<br />

basis van de nasale wortel<br />

Endocanthion (en) = zacht weefsel punt gelokaliseerd op de<br />

binnenste commissuur van elke oog fissuur<br />

Exocanthion (ex) = zacht weefsel punt gelokaliseerd op de<br />

buitenste commissuur van elke oog fissuur<br />

Maxillofrontale (mf) = zacht weefsel punt gelokaliseerd op elke<br />

laterale grens van de basis van de nasale wortel<br />

ter hoogte van endocanthion<br />

Zacht weefsel Orbitale (or) = zacht weefsel punt gelokaliseerd op het<br />

meest inferieure level van elke infraorbitale rim<br />

op de plaats van Orbitale landmerk in 3D hard<br />

weefsel<br />

Orbitale superius (os) = zacht weefsel punt thv meest superieure level<br />

van elke supraorbitale rim<br />

Zygion (zy) = meest laterale punt van zacht weefsel<br />

contour van elke zygomatische boog, ter hoogte<br />

van 3D hard weefsel Zygion landmerk<br />

Tragion (t) = punt gelegen aan de bovenste grens van elke<br />

tragus<br />

Pronasale (prn) = meest anterieure punt van de nasale top<br />

Subnasale (sn) = middenpunt van nasolabiale zachte weefsel<br />

contour tussen de columella lijst en bovenlip<br />

Subnasale ‘ (sn’) = punt bij elke grens van de midportie van de<br />

columella crest<br />

Alare (al) = meest laterale punt op elke alar contour<br />

Alar curvatuur punt (ac) = punt bij faciale insertie van elke alar basis<br />

Nostril top punt (nt) = hoogste punt van elk nostril<br />

Columella constructed point (c’’) = middenpunt van columella crest ter hoogte<br />

van nostril top punten<br />

Nostril base point (nb) = laagste punt van elke nostril<br />

Subspinale (ss) = meest posterieure middenpunt van philtrum.<br />

Labiale superius (ls) = middelpunt van vermilion lijn van de<br />

bovenlip<br />

5


Crista philtri (cph) = punt op elke kruising van vermillion lijn en de<br />

verhoogde grens van het philtrum<br />

Stomion (sto) = middelpunt van de horizontale labiale fissuur<br />

Cheilion (ch) = punt gelegen op elke labiale commissuur<br />

Labiale inferius (li) = middelpunt van vermilion lijn van de onderste<br />

Zacht weefsel gonion (go) = meest lateraal punt op contour van elke<br />

lip<br />

mandibulaire hoek, samen ter hoogt van 3D<br />

hard weefsel Gonion landmerk<br />

Sublabiale (sl) = meest posterieure middelpunt op<br />

labiomentale zachte weefsel contour die de<br />

grens bepaalt tussen onderlip en kin<br />

Zacht weefsel pogonion (pg) = meest anterieur middelpunt van de kin<br />

Zacht weefsel gnathion (gn) = meest inferieur middelpunt op de contour van<br />

de kin gelegen ter hoogt van hard weefsel<br />

menton landmerk<br />

6


Bijlage 6: Sas procedure<br />

/* DATASET GENERATION */<br />

proc import out = DATA<br />

datafile = "C:\Herbert\CENSTAT\Research\Contributions\ZOL KAAK EN GEZICHTS CHIRURGIE (Hylke Shulpen)\Data 06.XLS"<br />

dbms = EXCEL replace;<br />

SHEET = "Blad1";<br />

GETNAMES = YES;<br />

data DATA;<br />

set DATA;<br />

MEAN1 = (M11 + M12 + M13) / 3;<br />

MEAN2 = (M21 + M22 + M23) / 3;<br />

if ID = . then delete;<br />

if OPTYPE in ('BSO advancement' 'bso advancement') then output;<br />

run;<br />

proc sort data = DATA;<br />

by WEEFSEL METING PROJECTION ID;<br />

*proc print data = DATA;<br />

run;<br />

goptions reset=global gunit=pct border cback=white<br />

colors=(black blue green red)<br />

ftext=swiss ftitle=swissb htitle=6 htext=4;<br />

goptions reset = all;<br />

proc g3d data = DATA;<br />

plot M11*M12 = M13;<br />

by WEEFSEL METING PROJECTION;<br />

run;<br />

goptions reset=global gunit=pct border cback=white<br />

colors=(black blue green red)<br />

ftext=swiss ftitle=swissb htitle=6 htext=4;<br />

goptions reset = all;<br />

proc gplot data = DATA;<br />

plot M11*M12 M11*M13 M12*M13;<br />

by WEEFSEL METING PROJECTION;<br />

run;<br />

/* RELIABILITY */<br />

proc sort data = DATA;<br />

by WEEFSEL METING PROJECTION;<br />

proc corr data = DATA alpha noprint outp = RESULT NOMISS;<br />

var M11 M12 M13 M21 M22 M23;<br />

7


y WEEFSEL METING PROJECTION;<br />

data RESULT1;<br />

set RESULT;<br />

if _TYPE_ = 'CORR' then OUTPUT;<br />

drop _TYPE_ ;<br />

proc print data = RESULT1;<br />

title "OBSERVER RELIABILITY";<br />

run;<br />

/* CORRELATIE 2D MET 3D */<br />

/* HARD - Go(l)-Pog vs 2Donyx - Go-Pog */<br />

/* HARD - Go(r)-Pog vs 2Donyx - Go-Pog */<br />

/* HARD - S-N vs 2Donyx - N-S */<br />

/* HARD - PNS-ANS vs 2Donyx - ANS-PNS */<br />

/* HARD - ANS-Men vs 2Donyx - ANS-Gn */<br />

/* HARD - N-ANS vs 2Donyx - N-ANS */<br />

/* HARD - Wit`s vs 2Donyx - Wits */<br />

/****************************************************************************************/<br />

data HULP1;<br />

set DATA;<br />

GO_POG_L_PRE = MEAN1;<br />

GO_POG_L_POST = MEAN2;<br />

GO_POG_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Go(l)-Pog') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP2;<br />

set DATA;<br />

GO_POG_R_PRE = MEAN1;<br />

GO_POG_R_POST = MEAN2;<br />

GO_POG_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Go(r)-Pog') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP3;<br />

set DATA;<br />

SN_PRE = MEAN1;<br />

SN_POST = MEAN2;<br />

SN_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'S-N') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP4;<br />

set DATA;<br />

PNS_ANS_PRE = MEAN1;<br />

PNS_ANS_POST = MEAN2;<br />

PNS_ANS_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'PNS-ANS') then output;<br />

8


drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP5;<br />

set DATA;<br />

ANS_MEN_PRE = MEAN1;<br />

ANS_MEN_POST = MEAN2;<br />

ANS_MEN_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'ANS-Men') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP6;<br />

set DATA;<br />

N_ANS_PRE = MEAN1;<br />

N_ANS_POST = MEAN2;<br />

N_ANS_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'N-ANS') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP7;<br />

set DATA;<br />

WIT_S_PRE = MEAN1;<br />

WIT_S_POST = MEAN2;<br />

WIT_S_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Wit`s') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP8;<br />

set DATA;<br />

GO_POG_PRE = MEAN1;<br />

GO_POG_POST = MEAN2;<br />

GO_POG_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = '2Donyx') and (METING = 'Go-Pog') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP9;<br />

set DATA;<br />

NS_PRE = MEAN1;<br />

NS_POST = MEAN2;<br />

NS_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = '2Donyx') and (METING = 'N-S') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP10;<br />

set DATA;<br />

ANS_PNS_PRE = MEAN1;<br />

ANS_PNS_POST = MEAN2;<br />

ANS_PNS_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = '2Donyx') and (METING = 'ANS-PNS') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP11;<br />

set DATA;<br />

ANS_GN_PRE = MEAN1;<br />

9


ANS_GN_POST = MEAN2;<br />

ANS_GN_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = '2Donyx') and (METING = 'ANS-Gn') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP12;<br />

set DATA;<br />

N_ANS_PRE = MEAN1;<br />

N_ANS_POST = MEAN2;<br />

N_ANS_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = '2Donyx') and (METING = 'N-ANS') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP13;<br />

set DATA;<br />

WITS_PRE = MEAN1;<br />

WITS_POST = MEAN2;<br />

WITS_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = '2Donyx') and (METING = 'Wits') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

proc sort data = HULP1;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP2;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP3;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP4;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP5;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP6;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP7;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP8;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP9;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP10;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP11;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP12;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP13;<br />

by ID;<br />

data DATA4;<br />

merge HULP1 HULP2 HULP3 HULP4 HULP5 HULP6 HULP7 HULP8 HULP9 HULP10 HULP11 HULP12 HULP13;<br />

10


y ID;<br />

proc corr data = DATA4 noprint outp = RESULT NOMISS;<br />

var ANS_GN_POST ANS_GN_PRE ANS_GN_RATIO ANS_MEN_POST ANS_MEN_PRE ANS_MEN_RATIO<br />

ANS_PNS_POST ANS_PNS_PRE ANS_PNS_RATIO GO_POG_L_POST GO_POG_L_PRE GO_POG_L_RATIO<br />

GO_POG_POST GO_POG_PRE GO_POG_RATIO GO_POG_R_POST GO_POG_R_PRE GO_POG_R_RATIO<br />

NS_POST NS_PRE NS_RATIO N_ANS_POST N_ANS_PRE N_ANS_RATIO<br />

PNS_ANS_POST PNS_ANS_PRE PNS_ANS_RATIO SN_POST SN_PRE SN_RATIO<br />

WITS_POST WITS_PRE WITS_RATIO WIT_S_POST WIT_S_PRE WIT_S_RATIO ;<br />

data RESULT2;<br />

set RESULT;<br />

if _TYPE_ ^= 'CORR' then delete;<br />

drop _TYPE_;<br />

proc print data = RESULT2;<br />

title 'CORRELATIE 3D VS 2D';<br />

run;<br />

/****************************************************************************************/<br />

/* CORRELATIE 2D MET 3D */<br />

/* HARD Zy(l) vs ZACHT soft tissue zy(l) */<br />

/* HARD Zy(r) vs ZACHT soft tissue zy(r) */<br />

/* HARD Pog vs ZACHT pg */<br />

/* HARD Men vs ZACHT soft tissue gn */<br />

/* HARD Co(l) vs ZACHT soft tissue po(l) */<br />

/* HARD Co(r) vs ZACHT soft tissue po(r) */<br />

/* HARD Go(l) vs ZACHT soft tissue go(l) */<br />

/* HARD Go(r) vs ZACHT soft tissue go(r) */<br />

/* HARD Or(l) vs ZACHT soft tissue or(l) */<br />

/* HARD Or(r) vs ZACHT soft tissue or(r) */<br />

/****************************************************************************************/<br />

data HULP1;<br />

set DATA;<br />

HARD_ZY_L_PRE = MEAN1;<br />

HARD_ZY_L_POST = MEAN2;<br />

HARD_ZY_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Zy(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP2;<br />

set DATA;<br />

HARD_ZY_R_PRE = MEAN1;<br />

HARD_ZY_R_POST = MEAN2;<br />

HARD_ZY_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Zy(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP3;<br />

set DATA;<br />

11


HARD_POG_PRE = MEAN1;<br />

HARD_POG_POST = MEAN2;<br />

HARD_POG_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Pog') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP4;<br />

set DATA;<br />

HARD_MEN_PRE = MEAN1;<br />

HARD_MEN_POST = MEAN2;<br />

HARD_MEN_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Men') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP5;<br />

set DATA;<br />

HARD_CO_L_PRE = MEAN1;<br />

HARD_CO_L_POST = MEAN2;<br />

HARD_CO_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Co(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP6;<br />

set DATA;<br />

HARD_CO_R_PRE = MEAN1;<br />

HARD_CO_R_POST = MEAN2;<br />

HARD_CO_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Co(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP7;<br />

set DATA;<br />

HARD_GO_L_PRE = MEAN1;<br />

HARD_GO_L_POST = MEAN2;<br />

HARD_GO_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Go(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP8;<br />

set DATA;<br />

HARD_GO_R_PRE = MEAN1;<br />

HARD_GO_R_POST = MEAN2;<br />

HARD_GO_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Go(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP9;<br />

set DATA;<br />

HARD_OR_L_PRE = MEAN1;<br />

HARD_OR_L_POST = MEAN2;<br />

HARD_OR_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Or(l)') then output;<br />

12


drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP10;<br />

set DATA;<br />

HARD_OR_R_PRE = MEAN1;<br />

HARD_OR_R_POST = MEAN2;<br />

HARD_OR_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'HARD') and (METING = 'Or(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP11;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_ZY_L_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_ZY_L_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_ZY_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue zy(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP12;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_ZY_R_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_ZY_R_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_ZY_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue zy(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP13;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_PG_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_PG_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_PG_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'pg') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP14;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_GN_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_GN_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_GN_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue gn') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP15;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_PO_L_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_PO_L_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_PO_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue po(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP16;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_PO_R_PRE = MEAN1;<br />

13


ZACHT_PO_R_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_PO_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue po(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP17;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_GO_L_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_GO_L_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_GO_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue go(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP18;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_GO_R_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_GO_R_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_GO_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue go(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP19;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_OR_L_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_OR_L_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_OR_L_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue or(l)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

data HULP20;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_OR_R_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_OR_R_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_OR_R_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if (WEEFSEL = 'ZACHT') and (METING = 'soft tissue or(r)') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 MEAN1 MEAN2 METING PROJECTION WEEFSEL ;<br />

proc sort data = HULP1;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP2;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP3;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP4;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP5;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP6;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP7;<br />

by ID;<br />

14


proc sort data = HULP8;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP9;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP10;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP11;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP12;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP13;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP14;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP15;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP16;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP17;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP18;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP19;<br />

by ID;<br />

proc sort data = HULP20;<br />

by ID;<br />

data DATA5;<br />

merge HULP1 HULP2 HULP3 HULP4 HULP5 HULP6 HULP7 HULP8 HULP9 HULP10 HULP11 HULP12 HULP13 HULP14 HULP15 HULP16 HULP17 HULP18 HULP19 HULP20;<br />

by ID;<br />

proc corr data = DATA5 noprint outp = RESULT NOMISS;<br />

var HARD_CO_L_POST HARD_CO_L_PRE HARD_CO_L_RATIO HARD_CO_R_POST HARD_CO_R_PRE HARD_CO_R_RATIO<br />

HARD_GO_L_POST HARD_GO_L_PRE HARD_GO_L_RATIO HARD_GO_R_POST HARD_GO_R_PRE HARD_GO_R_RATIO<br />

HARD_MEN_POST HARD_MEN_PRE HARD_MEN_RATIO HARD_OR_L_POST HARD_OR_L_PRE HARD_OR_L_RATIO<br />

HARD_OR_R_POST HARD_OR_R_PRE HARD_OR_R_RATIO HARD_POG_POST HARD_POG_PRE HARD_POG_RATIO<br />

HARD_ZY_L_POST HARD_ZY_L_PRE HARD_ZY_L_RATIO HARD_ZY_R_POST HARD_ZY_R_PRE HARD_ZY_R_RATIO<br />

ZACHT_GN_POST ZACHT_GN_PRE ZACHT_GN_RATIO ZACHT_GO_L_POST ZACHT_GO_L_PRE ZACHT_GO_L_RATIO<br />

ZACHT_GO_R_POST ZACHT_GO_R_PRE ZACHT_GO_R_RATIO ZACHT_OR_L_POST ZACHT_OR_L_PRE ZACHT_OR_L_RATIO<br />

ZACHT_OR_R_POST ZACHT_OR_R_PRE ZACHT_OR_R_RATIO ZACHT_PG_POST ZACHT_PG_PRE ZACHT_PG_RATIO<br />

ZACHT_PO_L_POST ZACHT_PO_L_PRE ZACHT_PO_L_RATIO ZACHT_PO_R_POST ZACHT_PO_R_PRE ZACHT_PO_R_RATIO<br />

ZACHT_ZY_L_POST ZACHT_ZY_L_PRE ZACHT_ZY_L_RATIO ZACHT_ZY_R_POST ZACHT_ZY_R_PRE ZACHT_ZY_R_RATIO ;<br />

data RESULT3;<br />

set RESULT;<br />

if _TYPE_ ^= 'CORR' then delete;<br />

drop _TYPE_;<br />

proc print data = RESULT3;<br />

title 'CORRELATIE ZACHT VS HARD';<br />

15


un;<br />

/* CORRELATIE ZACHT MET 2DMAPPING */<br />

data DATAZACHT;<br />

set DATA;<br />

ZACHT_PRE = MEAN1;<br />

ZACHT_POST = MEAN2;<br />

ZACHT_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if METING in ("soft tissue go(r)" "ex(l)" "nb(l)" "soft tissue po(r)" "soft tissue go(l)" "soft tissue or(r)" "ss" "soft tissue or(l)" "ls"<br />

"soft tissue po(l)" "os(r)" "st(u)" "os(l)" "st(i)" "li" "prn" "sl" "sn" "pg" "sn`(r)" "soft tissue gn" "sn`(l)" "soft tissue zy(r)" "al(r)"<br />

"g" "soft tissue zy(l)" "al(l)" "soft tissue n" "t(r)" "ac(r)" "sellion" "t(l)" "ac(l)" "mf(r)" "nt(r)" "mf(l)" "cph(r)" "nt(l)" "en(r)"<br />

"cph(l)" "en(l)" "c''" "ch(r)" "ex(r)" "nb(r)" "ch(l)") and (WEEFSEL = 'ZACHT') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 OPTYPE WEEFSEL MEAN1 MEAN2;<br />

data DATA2DMAPPING;<br />

set DATA;<br />

MAPPING2D_PRE = MEAN1;<br />

MAPPING2D_POST = MEAN2;<br />

MAPPING2D_RATIO = MEAN1 / MEAN2;<br />

if METING in ("soft tissue go(r)" "ex(l)" "nb(l)" "soft tissue po(r)" "soft tissue go(l)" "soft tissue or(r)" "ss" "soft tissue or(l)" "ls"<br />

"soft tissue po(l)" "os(r)" "st(u)" "os(l)" "st(i)" "li" "prn" "sl" "sn" "pg" "sn`(r)" "soft tissue gn" "sn`(l)" "soft tissue zy(r)" "al(r)"<br />

"g" "soft tissue zy(l)" "al(l)" "soft tissue n" "t(r)" "ac(r)" "sellion" "t(l)" "ac(l)" "mf(r)" "nt(r)" "mf(l)" "cph(r)" "nt(l)" "en(r)"<br />

"cph(l)" "en(l)" "c''" "ch(r)" "ex(r)" "nb(r)" "ch(l)") and (WEEFSEL = '2Dmapping') then output;<br />

drop M11 M12 M13 M21 M22 M23 OPTYPE WEEFSEL MEAN1 MEAN2;<br />

proc sort data = DATAZACHT;<br />

by ID METING PROJECTION;<br />

proc sort data = DATA2DMAPPING;<br />

by ID METING PROJECTION;<br />

data DATA6;<br />

merge DATAZACHT DATA2DMAPPING;<br />

by ID METING PROJECTION;<br />

proc sort data = DATA6;<br />

by METING PROJECTION;<br />

proc corr data = DATA6 noprint outp = RESULT NOMISS;<br />

var ZACHT_PRE ZACHT_POST ZACHT_RATIO MAPPING2D_PRE MAPPING2D_POST MAPPING2D_RATIO;<br />

by METING PROJECTION;<br />

data RESULT4;<br />

set RESULT;<br />

if _TYPE_ ^= 'CORR' then delete;<br />

drop _TYPE_;<br />

proc print data = RESULT4;<br />

title 'CORRELATIE ZACHT VS 2DMAPPING';<br />

run;<br />

16


Bijlage 7:Punten van het harde weefsel met een gemiddelde correlatiecoëfficiënten lager als 0.70<br />

Meting Tijdspunt Gemiddelde correlatiecoëfficiënt<br />

A-punt postOP 0.6699<br />

Faciale Middenlijn Vlak postOP 0.5775<br />

Frankfurt frontale projectie pre- en postOP 0.2122<br />

Lower Molaar Cuspide rechts postOP 0.6437<br />

Mandibulaire Vlak frontaal postOP 0.4236<br />

Maxillaire Vlak frontaal postOP 0.5679<br />

Occlusale Vlak frontaal pre-en postOP 0.4977<br />

PNS postOP 0.6842<br />

Orbitale links median preOP 0.24<br />

Orbitale rechts median preOP 0.2388<br />

Bijlage 8: Punten van het zachte weefsel met een gemiddelde correlatiecoëfficiënten lager als 0.70<br />

Meting Tijdspunt Gemiddelde correlatiecoëfficiënt<br />

Columella lengte 3D afstand preOP 0.6745<br />

Deviatie columella (median) preOP en postOP 0.1219<br />

Deviatie nasale brug (median) preOP 0.6494<br />

Inclinatie labiale fissuur (horizontal) preOP en postOP 0.38<br />

Inclinatie nasale tip (vertical) postOP 0.6745<br />

Inclinatie orbitale rim links van verticale postOP 0.3778<br />

Inclinatie orbitale rim rechts van verticale postOP 0.6770<br />

nasale wortel hellingshoek preOP 0.5426<br />

Rechter bovenste orbitale rim diepte postOP 0.5249<br />

Wijdte van de mond preOP 0.3941<br />

Wijdte van filtrum preOP 0.1771<br />

al-al/ch-ch preOP 0.3908<br />

ch links (median) preOP 0.59<br />

ch rechts (median) preOP 0.4597<br />

g (median) preOP 0.6603<br />

ch-ch/zy-zy preOP 0.4597<br />

cph links (median) preOP 0.4597<br />

ls-sto/sto-li postOP 0.6084<br />

mf links (median) preOP 0.6211<br />

mf rechts (median) preOP 0.6757<br />

sellion (median) preOP en postOP 0.5995<br />

soft tissue n median preOP en postOP 0.1718<br />

soft tissue or rechts (horizontal) preOP en postOP 0.5474<br />

soft tissue or rechts (median) preOP en postOP 0.4459<br />

17


Bijlage 9: Punten van de 2D mapping met een gemiddelde correlatiecoëfficiënten lager als 0.70<br />

Meting Tijdspunt Gemiddelde correlatiecoëfficiënt<br />

Hoogte vermillion bovenlip postOP 0.6375<br />

Deviatie columella (median) preOP en postOP 0.0566<br />

Deviatie nasale brug (median) preOP 0.5787<br />

Inclinatie labiale fissuur (horizontal) preOP en postOP 0.6161<br />

Inclinatie linker oog fissuur (horizontal) preOP 0.5512<br />

Inclinatie orbitale rim links van verticale preOP 0.6813<br />

Inclinatie linker nostril preOP 0.4839<br />

Inclinatie rechter nostril preOP en postOP 0.5072<br />

Wijdte van filtrum preOP en postOP 0.5789<br />

ac rechts (median) preOP en postOP 0.6751<br />

ls-sto/sn-ls preOP en postOP 0.6847<br />

ls-sto/sn-sto preOP en postOP 0.6465<br />

ch links (median) preOP 0.6223<br />

ls-sto/sto-li postOP 0.5347<br />

g (median) preOP en postOP 0.5922<br />

nb rechts (median) preOP 0.6880<br />

os rechts (median) preOP 0.6582<br />

sn-ls/sn-sto preOP en postOP 0.6465<br />

mf links (median) preOP 0.6409<br />

mf rechts (median) postOP 0.6451<br />

sellion (median) preOP en postOP 0.5596<br />

soft tissue n (horizontal) preOP 0.6449<br />

soft tissue n (median) preOP en postOP 0.0799<br />

sn’ rechts (median) preOP 0.6659<br />

soft tissue n (horizontal) preOP 0.6449<br />

soft tissue n (median) preOP en postOP 0.0799<br />

18


Bijlage 10 : Normwaarden van de metingen volgens 3D Maxilim analyse<br />

HARD WEEFSEL<br />

Angular Measurement<br />

Inclination to Horizontal Plane<br />

Lateral Inclination<br />

FrankfurterPlane 7.463333333 0.273905743<br />

MaxillaryPlane 3.816666667 0.442128281<br />

OcclusalPlane 13.89333333 0.313450853<br />

MandibularPlane 30.98333333 0.288620645<br />

Frontal<br />

Inclination<br />

FrankfurterPlane 0.563333333 0.277462451<br />

MaxillaryPlane 1.97 0.497019314<br />

OcclusalPlane 0.746666667 0.109877805<br />

MandibularPlane 1.67 0.14207281<br />

Inclination to Median Plane<br />

Frontal<br />

Inclination<br />

FacialMidlinePlane 0.93 0.343465021<br />

Angle between 3 landmarks after projection on plane<br />

Gonial-angle-right 119.37 0.51798886<br />

Gonial_angle_left 120.8666667 0.418395146<br />

Linear Measurement<br />

Distance between landmarks<br />

Co(l)-Go(l) 58.90333333 0.359808036<br />

Co(r)-Go(r) 58.88333333 0.288435328<br />

Go(l)-Pog 84.96666667 0.54659046<br />

Go(r)-Pog 86.03 0.395006198<br />

Co(l)-Pog 121.1333333 0.56912606<br />

19


Co(r)-Pog 121.2133333 0.284850049<br />

S-N 70.24333333 0.18540485<br />

PNS-ANS 54.39333333 0.143565974<br />

Height<br />

ANS-Men 64.46 0.232630936<br />

S-Go(r) 72.27333333 0.279688265<br />

S-PNS 41 0.243306766<br />

N-ANS 51.92333333 0.472884166<br />

S-Go(l) 71.77 0.311660946<br />

N-Men 116.3933333 0.415688142<br />

Width<br />

Zy(l)-Zy(r) 123.2 0.265123865<br />

Co(l)-Co(r) 107.06 0.688647438<br />

Go(l)-Go(r) 94.29 0.296795864<br />

Wits Distance<br />

Wit`s 4.526666667 0.252980189<br />

Orthogonal Measurement<br />

3D Coordinates<br />

Distance To Vertical Plane<br />

Zy(l) 6.14 0.742866348<br />

Zy(r) 5.076666667 0.866862429<br />

UI(l) 64.38 0.307608913<br />

UI(r) 64.17 0.368039461<br />

LI(l) 59.80666667 0.561047602<br />

LI(r) 59.81 0.342424367<br />

ANS 68.35 0.31912706<br />

UM-cusp(l) 34.19 0.561803323<br />

A 62.98333333 0.29562369<br />

UM-cusp(r) 34.8 0.320383847<br />

20


PNS 14.19666667 0.345187558<br />

LM-cusp(l) 33.86333333 0.797921808<br />

B 51.26333333 0.474111938<br />

LM-cusp(r) 34.01 0.41324815<br />

Pog 50.77666667 0.559319111<br />

Men 47.77333333 0.465446893<br />

Co(l) -12.65333333 0.342231009<br />

Co(r) -13.72666667 0.386046698<br />

Go(l) -13.09333333 0.599203224<br />

Go(r) -14.66333333 0.420949138<br />

Or(l) 53.35666667 0.274642327<br />

Or(r) 52.96666667 0.298141739<br />

Horizontal<br />

Distance To<br />

Plane<br />

Zy(l) -16.69 0.314356953<br />

Zy(r) -17.39 0.368730737<br />

UI(l) -71.03333333 0.384416803<br />

UI(r) -71.13 0.415388332<br />

LI(l) -72.49333333 0.423263464<br />

LI(r) -72.64333333 0.436253124<br />

ANS -44.57666667 0.480004133<br />

UM-cusp(l) -63.35333333 0.270584004<br />

A -54.01333333 0.516848349<br />

UM-cusp(r) -63.57333333 0.303551494<br />

PNS -41 0.243306766<br />

LM-cusp(l) -66.27666667 0.14949524<br />

B -87.94333333 0.687733806<br />

LM-cusp(r) -66.55333333 0.308858946<br />

Pog -101.2066667 0.718707968<br />

Men -109.0466667 0.414836845<br />

Co(l) -13.51 0.229716268<br />

Co(r) -14.02 0.249051221<br />

Go(l) -71.77 0.311660946<br />

Go(r) -72.27333333 0.279688265<br />

21


Or(l) -19.60666667 0.396613187<br />

Or(r) -19.89666667 0.336408689<br />

Distance To Median Plane<br />

Zy(l) -59.72 8.042095219<br />

Zy(r) 59.07 15.65857361<br />

UI(l) -3.353333333 13.99689986<br />

UI(r) -1.723333333 14.4283297<br />

LI(l) -3.6 14.8012605<br />

LI(r) -2.363333333 15.11456553<br />

ANS -1.416666667 9.051286489<br />

UM-cusp(l) -28.4 7.955181643<br />

A -1.893333333 10.99776048<br />

UM-cusp(r) 23.89666667 18.03362929<br />

PNS -1.356666667 8.742179798<br />

LM-cusp(l) -27.62666667 8.974906344<br />

B -3.453333333 17.62160954<br />

LM-cusp(r) 22.21666667 18.01329777<br />

Pog -3.896666667 20.57809554<br />

Men -4.303333333 22.25081396<br />

Co(l) -52.47333333 7.029370583<br />

Co(r) 50.9 12.82695044<br />

Go(l) -48.17666667 5.366963901<br />

Go(r) 42.58666667 24.6304162<br />

Or(l) -32.58333333 2.034742231<br />

Or(r) 33.26666667 10.958642<br />

ZACHT WEEFSEL<br />

Angular Measurement<br />

Angle between 3 landmarks after projection on plane<br />

Soft tissue convexity 161.5666667 0.255243539<br />

Labiomental_angle 139.8433333 1.046425654<br />

Full_soft_tissue_convexity 130.3766667 0.363176814<br />

Nasal_root_slope_angle 97.24 3.822655625<br />

Mofified_alar_slope_angle 77.58333333 0.881818957<br />

22


Angle between 4 landmarks after projection on plane<br />

Nasolabial angle 82.22666667 1.589672807<br />

Angle between 2 landmarks after projection on plane and horizontal plane<br />

Inclination_labial_fissure_from_the_horizontal 1.213333333 0.293726187<br />

Inclination_right_eyefissure_from_the_horizontal -4.396666667 0.539773265<br />

Inclination_left_eyefissure_from_the_horizontal 3.953333333 0.594895275<br />

Angle between 2 landmarks after projection on plane and median plane<br />

Deviation_nasal_bridge_from_the_median -1.543333333 0.49565249<br />

Deviation_columella_from_the_median -2.573333333 0.986073295<br />

Angle between 2 landmarks after projection on plane and vertical plane<br />

Inclination_chin_from_the_vertical 5.016666667 0.85361033<br />

Inclination_orbital_rim_line_left_from_the_vertical 22.25666667 0.538034105<br />

Inclination_Leiber_line_from_the_vertical 2.766666667 0.272742307<br />

Inclination_columella_from_the_vertical -70.07 0.53091707<br />

Inclination_general_profile_line_from_the_vertical 7.85 0.285317301<br />

Inclination_nasal_tip_from_the_vertical -50.01666667 0.857424702<br />

Inclination_upper_lip_from_the_vertical 10.53333333 1.077939546<br />

Inclination_right_alar_slope_modified -50.44666667 0.379676153<br />

Inclination_lower_lip_from_the_vertical 38.47 0.675004085<br />

Inclination_upper_face_profile_from_the_vertical 2.3 0.265065184<br />

Inclination_left_alar_slope_modified 51.96333333 0.69428763<br />

Inclination_of_the_right_nostril -72.80333333 1.120870798<br />

Inclination_of_the_left_nostril 73.00333333 0.741778183<br />

Inclination_orbital_rim_line_right_from_the_vertical 22.73666667 0.668164437<br />

Inclination_lower_face_profile_from_the_vertical 17.21666667 0.249134587<br />

Inclination_mandible_from_the_vertical 17.66 0.297339629<br />

Linear Measurement Distance between landmarks<br />

Nasal_bridge_3D_distance 50.80666667 0.325359718<br />

Columella_length_3D_distance 11.08 0.235410322<br />

Right_ala-length_3D_distance 30.64666667 0.502350057<br />

23


Left_ala_length_3D_distance 30.42 0.648263036<br />

Right_eye_fissure_3D_distance 29.40666667 0.648095787<br />

Left_eye_fissure_3D_distance 29.24333333 0.493200552<br />

Height<br />

Right_height_orbita_acc_to_Martin_and_Saller 33.91666667 2.983996387<br />

Left_height_Orbita_acc_to_Martin_and_Saller 32.93666667 3.486688687<br />

Height of the skin portion of the upper lip 12.46333333 3.512328249<br />

Height of the vermilion of the upper lip 4.506666667 0.367070253<br />

Height of the vermilion of the lower lip 7.86 0.243582051<br />

Lower left half of the craniofacial height 103.2866667 0.371418192<br />

Morphological height of the face 115.6866667 0.487084923<br />

Height of the upper face 72.92666667 0.401119516<br />

Height_of_the_chin 20.18333333 0.362169032<br />

Height of the lower face 59.02 0.455970014<br />

Height_of_the_lower_profile 68.37333333 0.385878935<br />

Height of the mandible 36.88666667 0.378902942<br />

Height_glabella_subnasale 73.32333333 0.938643654<br />

Height_of_the_lower_lip 16.69666667 0.500596042<br />

Height_of_the_skin_portion_of_the_lower_lip 8.846666667 0.369617683<br />

Height of the nose 56.67 0.454770284<br />

Height of the upper lip 16.27 0.154937944<br />

Lower_right_half_of_the_craniofacial_height 103.23 0.300050972<br />

Width<br />

Width of the mouth 47.48666667 1.052235945<br />

Upper face width 139.69 0.494938402<br />

Width of the columella acc. to Knussmann 6.13 0.172984156<br />

Width of the nasal root 17.56 0.652882234<br />

Morphological width of the nose 32.27 0.191197389<br />

Lower face width 115.29 0.387319418<br />

Morphological width of the nose 32.27 0.191197389<br />

left_eyefissure_length 28.31 0.357271988<br />

Width of the philtrum 10.84333333 0.406782844<br />

right_eyefissure_length 28.56333333 0.628957627<br />

24


Width of the mouth 47.48666667 1.052235945<br />

left_endocanthion_facial_midline 16.96333333 0.296899142<br />

right_endocanthion_facial_midline 17.73 0.646317649<br />

Width_of_the_nose_acc_to_Knussmann 28.32 0.675907499<br />

Intercanthal width 34.69333333 0.603030978<br />

Biocular width 91.56333333 0.471449007<br />

left_halb_labial_fissure_length 0 0<br />

Width of the skull base 140.02 27.3986198<br />

right_halb_labial_fissure_length 4.95 27.1122666<br />

Upper face width 138.7866667 4.848591185<br />

Lower face width 112.3966667 15.7661695<br />

Intercanthal width 36.8 11.42850577<br />

Biocular width 91.595 0.470975169<br />

Distance after projection on plane<br />

Left orbito-glabellar distance 38.99 0.469309099<br />

Right depth of the upper third of the face (t-g) 112.0233333 0.467182835<br />

Left depth of the upper third of the face (t-g) 111.3 0.356305938<br />

Right depth of the upper third of the face (t-n) 104.47 0.412291101<br />

Right_depht_of_the_mandible 82.22 0.463350748<br />

Left-orbito-gonial_distance 97.56 0.295942513<br />

Left depth of the upper third of the face (t-n) 103.72 0.303121072<br />

Nasal tip protrusion 19.55 0.290980097<br />

Right depht of the middle third of the face 106.9533333 0.430432887<br />

Right_nasal_root_protrusion 18.71666667 0.358885613<br />

Left depht of the middle third of the face 106.4866667 0.302747082<br />

Left_nasal_root_protrusion 18.6 0.342610364<br />

Right_collumella_base_facial_insertion_ala_depth 10.77 0.510522081<br />

Right depht of the lower third of the face 122.9133333 0.331970076<br />

Left_columella_base_facial_insertion_ala_depth 10.70666667 0.600299495<br />

Left depht of the lower third of the face 122.94 0.448410625<br />

Right_endocanthion_exocanthion_depth 6.87 0.660926916<br />

Left depth of the mandible 81.29666667 0.467142087<br />

Left_endocanthion_exocanthion_depth 7.146666667 0.374217621<br />

Right_upper_lower_orbital_rim_depth 36.27666667 0.176215749<br />

25


Left_upper_lower_orbital_rim_depth 36.41666667 0.211212135<br />

Right orbito-tragion distance 78.3 0.379378855<br />

Left orbito-tragion distance 77.27666667 0.353592431<br />

Right orbito-gonial distance 95.70666667 0.360500574<br />

Right orbito-glabellar distance 38.67666667 0.596046022<br />

Proportional Measurement Ratio between linear measurements<br />

ch-ch/zy-zy 34.03 0.769527825<br />

sn-ls/sn-sto 72.20333333 2.066235018<br />

n-sto/zy-zy 52.22666667 0.282446118<br />

ls-sto/sn-sto 27.79666667 2.066235018<br />

n-gn/zy-zy 82.79333333 0.309730935<br />

al-al/ch-ch 68.71 2.095952155<br />

ls-sto/sn-ls 39.10666667 4.422971178<br />

sto-gn/go-go 32 0.327716371<br />

n-sn/n-sto 77.72 0.196551152<br />

n-sto/n-gn 63.15 0.270917395<br />

sn-gn/n-gn 50.93 0.386899583<br />

sto-gn/n-gn 31.81666667 0.305987343<br />

sto-gn/n-sto 50.53 0.674527736<br />

go-go/zy-zy 82.43 0.175643272<br />

sto-gn/sn-gn 62.45 0.311268032<br />

t-sn/t-gn_right 87.15333333 0.173843971<br />

ls-sto/sto-li 57.83 3.368119275<br />

t-sn/t-gn_left 86.73333333 0.161101402<br />

go-go/n-gn 99.93 0.341025086<br />

en-en/ex-ex 37.96666667 0.816040394<br />

al-al/n-sn 56.97 0.359309505<br />

sto-sl/sn-sto 103.3333333 3.355881699<br />

sn-prn/al-al 60.7 0.829044808<br />

n-sn/n-gn 49.07 0.386899583<br />

al-al/zy-zy 23.08333333 0.159781943<br />

sn-sto/ch-ch 34.46333333 0.725268081<br />

Orthogonal Measurement 3D Coordinates<br />

26


Distance To Vertical Plane<br />

soft tissue go(r) -14.13666667 0.446924389<br />

ex(l) 52.14333333 0.45317068<br />

nb(l) 74.37333333 0.33694377<br />

soft tissue po(r) -25.33333333 0.417711583<br />

soft tissue go(l) -12.74333333 0.534680195<br />

soft tissue or(r) 58.81 0.198887344<br />

ss 75.01333333 0.323418097<br />

soft tissue or(l) 58.97666667 0.196906897<br />

ls 76.07 0.323567144<br />

soft tissue po(l) -24.37333333 0.612541815<br />

os(r) 72.95 0.237790438<br />

st(u) 73.55666667 0.339805043<br />

os(l) 72.87666667 0.304312107<br />

st(i) 66.88 0.481922895<br />

li 68.55666667 0.454600415<br />

prn 95.14 0.188016088<br />

sl 61.53666667 0.450383808<br />

sn 78.01666667 0.292282932<br />

pg 61.92666667 0.575287594<br />

sn`(r) 81.83 0.242307996<br />

soft tissue gn 59.17333333 0.485378584<br />

sn`(l) 81.68333333 0.224370492<br />

soft tissue zy(r) 5.563333333 1.197027969<br />

al(r) 75.31666667 0.41124051<br />

g 79.26 0.129663112<br />

soft tissue zy(l) 6.443333333 1.201237864<br />

al(l) 74.71 0.543789346<br />

soft tissue n 76.86 0.180782182<br />

t(r) -24.22666667 0.398908027<br />

ac(r) 68.64333333 0.418134248<br />

sellion 76.12 0.114853663<br />

t(l) -23.64 0.28810368<br />

ac(l) 68.46 0.797159774<br />

mf(r) 67.60333333 1.088896385<br />

27


nt(r) 87.98666667 0.304954539<br />

mf(l) 68.59666667 0.662626368<br />

cph(r) 76 0.316856412<br />

nt(l) 88.24333333 0.217326452<br />

en(r) 58.73333333 0.237098098<br />

cph(l) 75.91333333 0.381422066<br />

en(l) 58.81 0.402980049<br />

c'' 88.40666667 0.228459048<br />

ch(r) 57.62666667 0.460757045<br />

ex(r) 52.49 0.712445034<br />

nb(r) 74.31 0.370834845<br />

ch(l) 57.10333333 0.523631056<br />

Horizontal<br />

Distance To<br />

Plane<br />

soft tissue go(r) -71.99 0.464246287<br />

ex(l) -3.673333333 0.358639696<br />

nb(l) -44.46333333 0.308618473<br />

soft tissue po(r) -9.88 0.398161469<br />

soft tissue go(l) -71.22666667 0.32024571<br />

soft tissue or(r) -20.00666667 0.318155649<br />

ss -56.30333333 0.473967827<br />

soft tissue or(l) -19.78666667 0.320857067<br />

ls -61.32333333 0.512114949<br />

soft tissue po(l) -9.386666667 0.438951766<br />

os(r) 13.30333333 0.519284274<br />

st(u) -65.83666667 0.423201115<br />

os(l) 13.8 0.250927134<br />

st(i) -71.70333333 0.497197314<br />

li -79.56333333 0.502456783<br />

prn -40.21333333 0.419101781<br />

sl -88.39666667 0.575092293<br />

sn -49.57333333 0.503923229<br />

pg -100.96 0.743171909<br />

sn`(r) -46.53 0.511396955<br />

28


soft tissue gn -108.5933333 0.375643635<br />

sn`(l) -46.22 0.524623408<br />

soft tissue zy(r) -17.48666667 0.443777697<br />

al(r) -41.42333333 0.239302105<br />

g 23.74 0.74606371<br />

soft tissue zy(l) -16.79333333 0.369733427<br />

al(l) -42.04666667 0.426179632<br />

soft tissue n 7.09 0.100578673<br />

t(r) -18.63666667 0.405304777<br />

ac(r) -44.55666667 0.452141275<br />

sellion 1.326666667 0.76356159<br />

t(l) -18.09666667 0.465636147<br />

ac(l) -44.89333333 0.518804513<br />

mf(r) -5.486666667 0.323704718<br />

nt(r) -44.45333333 0.477137383<br />

mf(l) -5.613333333 0.360311613<br />

cph(r) -60.62333333 0.458892823<br />

nt(l) -44.49666667 0.480206084<br />

en(r) -5.363333333 0.345866019<br />

cph(l) -60.78333333 0.632490865<br />

en(l) -5.316666667 0.466623145<br />

c'' -45.84666667 0.495328892<br />

ch(r) -68.91666667 0.27273995<br />

ex(r) -3.61 0.283554609<br />

nb(r) -43.99666667 0.556340765<br />

ch(l) -68.78 0.375061412<br />

Distance To Median Plane<br />

soft tissue go(r) 57.79333333 0.549338938<br />

ex(l) -45.61 0.302441558<br />

nb(l) -8.703333333 0.422169388<br />

soft tissue po(r) 72.98 0.427606358<br />

soft tissue go(l) -57.49333333 0.309636085<br />

soft tissue or(r) 35.27333333 0.542031106<br />

ss -0.36 0.329339154<br />

29


soft tissue or(l) -32.97 0.343521657<br />

ls -0.266666667 0.467951825<br />

soft tissue po(l) -71.65 0.553500418<br />

os(r) 29.06333333 0.603888498<br />

st(u) -0.183333333 0.43836146<br />

os(l) -28.02 0.47801609<br />

st(i) -0.263333333 0.444941297<br />

li -0.23 0.331566677<br />

prn -0.36 0.436734306<br />

sl -0.213333333 0.352128944<br />

sn -0.37 0.328118526<br />

pg -0.233333333 0.36404199<br />

sn`(r) 2.833333333 0.356222005<br />

soft tissue gn -0.256666667 0.54479445<br />

sn`(l) -3.303333333 0.407759169<br />

soft tissue zy(r) 70.29666667 0.452908891<br />

al(r) 15.93666667 0.331225175<br />

g -0.186666667 0.352502541<br />

soft tissue zy(l) -69.4 0.187161106<br />

al(l) -16.34 0.28698834<br />

soft tissue n -0.076666667 0.081275626<br />

t(r) 72.89 0.347868544<br />

ac(r) 14.22333333 0.606144441<br />

sellion -0.33 0.338591984<br />

t(l) -72.19666667 0.310198449<br />

ac(l) -14.10666667 0.294392113<br />

mf(r) 8.953333333 0.518853608<br />

nt(r) 4.243333333 0.317208009<br />

mf(l) -8.613333333 0.374320923<br />

cph(r) 5.32 0.379314487<br />

nt(l) -4.393333333 0.361020741<br />

en(r) 17.39666667 0.610708017<br />

cph(l) -5.53 0.32924241<br />

en(l) -17.3 0.203874347<br />

c'' -0.193333333 0.26223507<br />

30


ch(r) 24.09333333 0.450206882<br />

ex(r) 45.95333333 0.357660889<br />

nb(r) 8.373333333 0.339156497<br />

ch(l) -23.38666667 0.554439735<br />

31


Auteursrechterlijke overeenkomst<br />

Opdat de Universiteit Hasselt uw eindverhandeling wereldwijd kan reproduceren, vertalen en distribueren is uw<br />

akkoord voor deze overeenkomst noodzakelijk. Gelieve de tijd te nemen om deze overeenkomst door te<br />

nemen, de gevraagde informatie in te vullen (en de overeenkomst te ondertekenen en af te geven).<br />

Ik/wij verlenen het wereldwijde auteursrecht voor de ingediende eindverhandeling:<br />

De effecten van osteotomieën in de kaak op de vorm van het aangezicht<br />

Richting: Master in de biomedische wetenschappen Jaar: 2007<br />

in alle mogelijke mediaformaten, - bestaande en in de toekomst te ontwikkelen - , aan de<br />

Universiteit Hasselt.<br />

Niet tegenstaand deze toekenning van het auteursrecht aan de Universiteit Hasselt behoud ik<br />

als auteur het recht om de eindverhandeling, - in zijn geheel of gedeeltelijk -, vrij te<br />

reproduceren, (her)publiceren of distribueren zonder de toelating te moeten verkrijgen van<br />

de Universiteit Hasselt.<br />

Ik bevestig dat de eindverhandeling mijn origineel werk is, en dat ik het recht heb om de<br />

rechten te verlenen die in deze overeenkomst worden beschreven. Ik verklaar tevens dat de<br />

eindverhandeling, naar mijn weten, het auteursrecht van anderen niet overtreedt.<br />

Ik verklaar tevens dat ik voor het materiaal in de eindverhandeling dat beschermd wordt door<br />

het auteursrecht, de nodige toelatingen heb verkregen zodat ik deze ook aan de Universiteit<br />

Hasselt kan overdragen en dat dit duidelijk in de tekst en inhoud van de eindverhandeling<br />

werd genotificeerd.<br />

Universiteit Hasselt zal mij als auteur(s) van de eindverhandeling identificeren en zal geen<br />

wijzigingen aanbrengen aan de eindverhandeling, uitgezonderd deze toegelaten door deze<br />

overeenkomst.<br />

Ik ga akkoord,<br />

Hylke Schulpen<br />

Datum: 19.06.2007<br />

Lsarev_autr

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!