You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
figuur 5: % keizersneden in EU (Peristat II, 2004).<br />
Nederland<br />
Noorwegen<br />
Finland<br />
Zweden<br />
Vlaanderen<br />
Frankrijk<br />
Denemarken<br />
Engeland<br />
Schotland<br />
Polen<br />
Duitsland<br />
Ierland<br />
Portugal<br />
Italië<br />
0 5 10 15 20 25 30 35 40<br />
Figuur 6: Sectiotrends in Vlaanderen (1987-2006;<br />
verlossingen 1.177.322).<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
10,1<br />
12,7<br />
15,4<br />
18,1<br />
1987-1991 1992-1996 1997-2001 2002-2006<br />
Bij het begin van de registratie door het SPE in 1987, bedroeg het<br />
totaal aantal sectio’s in Vlaanderen 9,1%, waarvan 3,9% secundair<br />
en 5,2% primair waren. Bijna 20 jaar later wordt een totaal<br />
aantal sectio’s van 19,8% genoteerd, waarvan 8% secundair en<br />
11,8% primair. Dit terwijl de aanbevolen frequentie/percentage<br />
keizersnedes volgens de WHO gesteld wordt op 10 à 15%.<br />
Als we de gegevens van de Peristat II uit 2004 bekijken, doen onze<br />
noorderburen het aanzienlijk beter. Nederland kent een sectiopercentage<br />
van 15% en de drie Scandinavische landen blijven ver<br />
onder de 20%. De zuiderburen gaan duidelijk wat sneller naar het<br />
mes grijpen met een sectiopercentage van 34% in Portugal en<br />
38% in Italië (Figuur 5).<br />
Maar er is geen reden tot groot jolijt. Analyse van de cijfers toont<br />
een flinke toename in de stijging van het percentage sectio’s. Daar<br />
waar in de periode 1987-1991 het percentage nog gemiddeld<br />
10,1% bedroeg, zien we in de periode 2002-2006 een percentage<br />
van gemiddeld 18,1%. Dit betekent een toename van 8% en een<br />
stijging van 80% (Figuur 6)!<br />
Als we kijken hoe die toename van 8% onderverdeeld is, dan zien<br />
we in de ‘risicogroep’ voor sectio’s (stuitligging, pretermen, meerlingen)<br />
een stijging van 2,9%. Het is vooral het aantal sectio’s bij<br />
de ‘niet-risicogroep’ dat schrikbarend toeneemt met 5,1%.<br />
162<br />
GUNAIKEIA - Vol 14 nr 5 - 2009<br />
De 2,9% stijging van de ‘risicogroep’ is<br />
voor het grootste deel, nl. 1,9%, te wijten<br />
aan de toename van sectio’s voor<br />
stuitligging bij eenlingen. In de periode<br />
1987-1991 bedroeg dit percentage nog<br />
55,5%, maar na het verschijnen van de<br />
Term Breech Trial zien we in de periode<br />
van 2002-2006 een sterke toename<br />
naar 89,9%. Dit betekent een stijging<br />
van 62%. De bijdrage aan deze risicosectio’s<br />
door de pretermen onder 37<br />
weken (stijging van 52%) en meerlingen<br />
(stijging van 37%) is beperkter, respectievelijk<br />
0,6% en 0,4%.<br />
Maar zoals gezegd is het vooral de analyse<br />
van de stijging van het sectio-ratio<br />
bij de niet-risicogroep, nl. de à terme<br />
nullipara met inductie, die hoge ogen<br />
gooit. In de periode 1987-1991 bedroeg het sectiopercentage nog<br />
8%. In de periode van 2002-2006 was dit echter gestegen naar<br />
17,6%, met andere woorden een stijging van zomaar 120%! Een<br />
volgende zwangerschap is daardoor van in het begin gecompliceerd<br />
met een littekenuterus.<br />
Natuurlijk zijn er een aantal externe parameters die deze stijging<br />
beïnvloeden. De populatie van 2006 is niet meer die van 1987. De<br />
gemiddelde leeftijd van de vrouw bij haar eerste partus is toegenomen:<br />
31,3% van de barenden is ouder dan 40 jaar. Daarmee<br />
gepaard zien we meer hypertensie en diabetes. Er zijn ook meer<br />
zwangerschappen na medische begeleiding.<br />
Maar toch kan hiermee niet alles worden verklaard. Een case control-studie<br />
uitgevoerd in 1997 en 2006 in hetzelfde ziekenhuis<br />
bij zwangere vrouwen met dezelfde leeftijd en dezelfde zwangerschapsduur,<br />
toont een beperkte daling van het aantal inducties,<br />
en toename van het aantal epidurale en een toename van zowel<br />
primaire als secundaire sectio’s.<br />
Naast de populatieveranderingen, zijn er ook belangrijke verschuivingen<br />
in de algemene cultuur. De gynaecoloog-patiënt-relatie is<br />
meer één van dialoog geworden, medico-legale aspecten wegen<br />
meer door, onze zorgverzekering werkt anders en, niet te onderschatten,<br />
de werkdruk in de verloskamer is veranderd: we hebben<br />
niet meer één vroedvrouw per patiënt.<br />
Michael Robson (National Maternity Hospital, Dublin, Ierland)<br />
ontwierp in 2001 een nieuw classificatiesysteem voor de indeling<br />
van sectio’s. Bedoeling hiervan is om duidelijker het aandeel van<br />
elk subtype sectio in de stijging van het totale aantal aan het licht<br />
te brengen en zo efficiënter te kunnen ingrijpen.<br />
Als we deze classificatie toepassen op de cijfers voor Vlaanderen<br />
in 2006 (Tabel 1), zien we duidelijk het belangrijke aandeel van de<br />
nullipara à terme met een eenling in hoofdligging en de repeatsectio’s.<br />
Het is dus niet de pathologie die het toegenomen aantal<br />
sectio’s verklaart!<br />
De Robson-classificatie werd verder toegepast op de sectiocijfers<br />
in de periode 2001-2005 van de verschillende universitaire cen