You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Tabel 1: Voorstel voor een tijdschema voor opsporing van onregelmatige agglutinines bij zwangere niet-allogeïmmuniseerde vrouwen in 2008.<br />
Visites 1e 4e 6e 7e<br />
Maand 1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
Zwangerschapsweek 28<br />
RhD-negatief ↑ ↑ ↑<br />
daarna (-7 d)<br />
RhIg<br />
RhD-positief ↑ ↑ (↑)<br />
primipara (-7 d)<br />
RhD-positief ↑ ↑ (↑)<br />
met transfusieaccidenten (-7 d)<br />
of 2e zwangerschap<br />
RhD-negatief ↑ ↑ ↑ ↑ ↑(↑) ↑(↑) ↑↑ ↑↑ ↑↑<br />
anti-D-foetus RhD+ of + of + of +<br />
RhD-negatief ↑ ↑ (↑)<br />
anti-D-foetus RhD- (-7 d)<br />
Bij de bevalling en voor injectie van RhIg:<br />
– advies van de AABB: OOA vereist voor injectie van RhIg en bij<br />
de bevalling;<br />
– advies van het ACOG ( American College of Obstetricians and<br />
Gynecologists): de beslissing wordt overgelaten aan de verloskundige.<br />
Eenmalige opsporing van onregelmatige agglutinines bij een resuspositieve<br />
patiënte stoelt op twee studies. Rothemberg heeft een<br />
studie uitgevoerd bij 9.348 patiënten die in het 1e trimester geen<br />
onregelmatige antistoffen hadden. In het 3e trimester hadden<br />
6 vrouwen (0,06%) een klinisch significante alloantistof ontwikkeld<br />
(27). De tweede studie werd uitgevoerd bij 17.468 patiënten,<br />
van wie er 58 (0,24%) voor het eerst een alloantistof hadden vertoond<br />
bij de bevalling (28). Bij geen enkele van de gevolgde 26.816<br />
patiënten hadden alloantistoffen die voor het eerst werden ontdekt<br />
bij de bevalling, significante gevolgen voor de pasgeborene.<br />
Het British Committee for Standards in Haematology (BCSH) raadt<br />
aan een tweede keer onregelmatige agglutinines op te sporen bij<br />
D+ patiënten, hoewel er aanwijzingen zijn dat antistoffen die alleen<br />
tijdens het 3e trimester van de zwangerschap worden gedetecteerd,<br />
geen significante HZPF veroorzaken (29). De bevindingen<br />
van een zeer recente Nederlandse studie uitgevoerd bij 305.000<br />
zwangerschappen zetten die aanbeveling kracht bij. Er werd immers<br />
aangetoond dat de gevoeligheid van screening tijdens het 1e<br />
trimester maar 75% was voor andere dan anti-D-alloantistoffen<br />
die een ernstige HZPF kunnen veroorzaken en vooral dan anti-K-<br />
en anti-c-antistoffen (4). De auteurs van die studie besluiten dan<br />
ook dat het gewettigd is onregelmatige antistoffen op te sporen<br />
na ongeveer 30 weken zwangerschap.<br />
In geval van een vroegere traumatische bevalling of erytrocytentransfusie<br />
is iedereen het erover eens dat extra bepalingen van de<br />
onregelmatige antistoffen verantwoord zijn, ongeacht het RhDfenotype<br />
van de patiënte. OOA blijft noodzakelijk als een transfusie<br />
moet worden gegeven.<br />
Nieuwe voorstellen<br />
De experts van het Collège National des Obstétriciens Gynécologues<br />
Français zeggen dat “als er systematisch een profylaxe wordt<br />
151<br />
GUNAIKEIA - Vol 14 nr 5 - 2009<br />
gegeven, er geen nieuwe OOA dient te gebeuren om anti-D-immunisatie<br />
op te sporen en dat tot de bevalling” (30). Dat advies sluit<br />
aan bij de Britse richtlijnen (BCSH), die werden geschreven voor<br />
het tijdperk van de RAADP: “All pregnant women should be ABO<br />
and D typed and screened for the presence of red cell antibodies<br />
early in pregnancy and at 28 weeks gestation – No further blood<br />
grouping or antibody screening is necessary after 28 weeks” (29).<br />
Als er geen sensibiliserend evenement en/of klinisch suggestief<br />
teken is, hoeft de OOA dus niet te worden herhaald na 8 en 9<br />
maanden, als er na 28 weken stelselmatig een profylaxe wordt<br />
gegeven, voorafgegaan door een screening-OOA.<br />
L. Mannessier preciseert dat een bepaling van onregelmatige agglutinines<br />
tijdens de negende maand en zo dicht mogelijk tegen<br />
het einde, noodzakelijk blijft in geval van transfusiebehoefte (31).<br />
Wat is de definitie van ‘transfusiebehoefte’ in de verloskunde? In<br />
veel centra worden onregelmatige agglutinines opgespoord voor<br />
elke dringende of geprogrammeerde keizersnede.<br />
In een studie van Larsen bij 4.434 gevallen van keizersnede vertoonden<br />
10 vrouwen (0,23%) een alloantistof die tijdens het 1e<br />
trimester niet was gedetecteerd, en hadden er 147 (3,3%) een<br />
transfusie nodig (32). De kans dat een vrouw een alloantistof heeft<br />
die voordien niet is gedetecteerd en een transfusie nodig heeft, is<br />
dus 1/11.050. Hij besluit dan ook dat het niet nodig is om voor een<br />
transfusie systematisch onregelmatige agglutinines op te sporen,<br />
als men tijd genoeg heeft om die test uit te voeren en wetende<br />
dat slechts 13% van de bestelde erytrocytenconcentraten wordt<br />
toegediend tijdens of binnen 2 uur na de keizersnede. Die Deense<br />
studie werd uitgevoerd voor de invoering van RAADP. Maar sinds<br />
de invoering van RAADP is het misschien toch raadzaam om een<br />
OOA uit te voeren op het einde van de zwangerschap als er een<br />
transfusiebehoefte zou kunnen rijzen. Injectie van RhIg en zeker<br />
systematische injectie van RhIg na 28 weken, leidt immers vaak<br />
tot een positief resultaat bij opsporing van onregelmatige agglutinines<br />
doordat monsters die worden afgenomen na 28 weken<br />
zwangerschap, een passieve anti-D-antistof kunnen bevatten.<br />
Die monsters moeten dan worden getest op een panel van rode<br />
bloedcellen om andere alloantistoffen op te sporen, die voordien<br />
niet waren gedetecteerd. Als er een transfusie zou nodig zijn bij<br />
een verloskundige urgentie, zou een positieve OOA tot gevolg kunnen<br />
hebben dat het veel langer zal duren om geschikte bloedzakjes<br />
te leveren. Om die tijd te verkorten en om op een veilige manier