GAVARO - Cindy

2.3 Kiel ne verki slangon
Avertan buon ĉi-rilate mi pruntas de Enno ENDT, kun afabla
permeso de tiu eseisto, el Bargoens en andere ongeschreven sterke
taal (Krimula slango kaj aliaj fortaj lingvaĵoj neskribataj), paĝojn
50-51; en la originala nederlanda unue, en Gavaro poste, kaj en
normala Esperanto trie :
De Nachtwerkers
Hein is zwaar gedallest maar hij weet wel iets te snuffelen. Hij heeft een
klapper afgerojemd en heeft sjoeche van de stek, waar de muziekdoos
steunt. Hij moet nu nog een gabber vinden die hem dekken kan. Onder de
gelooide pezers kent hij Klaas nog als een oude scheffer. Een gisse jongen en
beslist krankiel.
Samen bekijken ze de val. Met een Engelsman moet het een makkie zijn om de
pot te kienen. Ze maken af dat Hein de boel zal opengooien met de tandels,
terwijl Klaas intussen op de span staat. Hein zal binnenduiken en de tiejijs
piekaan slaan. Als een grandiger zijn scheg laat zien, wil Klaas het wel op een
geweldje gooien.
Op de afgeproken avond douwen ze zich in het pijt, zoeken de grammonen bij
elkaar en maken hun spiesertje. De kien-melochem gaat kedin, maar er zit ook
nog een galg op de deur. Klaas zet dan maar een vin in de wip en Hein maakt
zijn inspringertje. Hij geeft net op tijd het joekel dat wil aanslaan een
mekajem op zijn neut, dat ie poep zegt.
Na een paar uur nachtwerk wil de brandspinozer springen en het katje is een
mazzel: hij houdt een oksenaar, een dot kesavies en twee fokse veemstekers
in zijn jatten. Alles in de meluk en pleite maar !
Het gaat er dan nog om, de masematte af te stoten en een sjerfer te vinden
die de meker voor geslagen schore geeft, al blijft het altijd een penozeprijs.
Het kloffie met de hiepen en de rest laten ze zakken. Lou bedibberen, ook
niet met je niese, want er zit een kleumerd van twee jantjes in wanneer ze
door gepoekel toch verschut zouden gaan.
37