You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
veiligheidsknop en trekt u de binnenschacht voorzichtig in<br />
proximale richting tot de opening gesloten is. Vergrendel de<br />
veiligheidsknop na de afstelling door de knop rechtsom te<br />
draaien.<br />
CAVE: gebruik het instrument niet als de stent al<br />
gedeeltelijk is ontplooid.<br />
Stentontplooiingsprocedure<br />
1. Inbrengen van canule en voerdraad<br />
a. Prik de juiste plaats aan met behulp van een canule die<br />
compatibel is met een plaatsingssysteem van 6F.<br />
CAVE: ondersteuning door een canule is noodzakelijk voor<br />
een zo gering mogelijke verlenging of inkorting tijdens de<br />
stentontplooiing.<br />
b. Breng via de canule een voerdraad van 0,035 in. van de<br />
juiste lengte in door de doellaesie.<br />
CAVE: gebruik ter bescherming van de galwegen en de<br />
punctieplaats altijd een canule bij de implantatieprocedure.<br />
2. Dilatatie van de vernauwing<br />
Over het algemeen wordt geen voorbereidende dilatatie<br />
uitgevoerd op maligne vernauwingen. Als echter wordt<br />
vastgesteld dat een voorbereidende dilatatie noodzakelijk is,<br />
gebruik dan standaard-ballondilatatietechnieken. Verwijder<br />
de ballonkatheter uit de patiënt terwijl u met de voerdraad de<br />
toegang tot de vernauwing openhoudt.<br />
3. Inbrengen van het stentplaatsingssysteem<br />
Voer het hulpmiddel via de canule over de voerdraad op.<br />
WAArSCHUWINg: Als u op enig moment tijdens de<br />
inbrengprocedure weerstand ondervindt, dient u het<br />
opvoeren niet te forceren. Weerstand kan schade aan de<br />
stent of de galweg veroorzaken. trek het stentsysteem<br />
voorzichtig terug zonder de stent te ontplooien.<br />
4. ontplooiing van de stent<br />
a. Voer het plaatsingssysteem op tot de distale (voorste)<br />
radiopake markering op de binnenschacht zich distaal van de<br />
doelvernauwing bevindt.<br />
b. Trek het plaatsingssysteem terug tot er geen speling meer in<br />
zit en de radiopake markeringen op de binnenschacht distaal<br />
en proximaal voorbij de doelvernauwing uitsteken.<br />
c. Open de veiligheidsknop door de knop linksom te draaien.<br />
d. Begin met de stentontplooiing door de binnenschacht<br />
(proximale greep) in een vaste positie omlaag te houden en<br />
de buitencanule (distale greep) naar de proximale greep te<br />
trekken zoals aangegeven in afbeelding 2.<br />
e. Als de eerste ontplooiing zichtbaar is en voordat de stent<br />
tegen de wand van de galgweg aan ligt, corrigeert u de<br />
positie van de stent indien nodig aan de hand van de<br />
radiopake markeringen.<br />
Let op: Het verdient aanbeveling om de veiligheidsvergrendeling<br />
vast te zetten om er zeker van te zijn dat de grepen niet<br />
onderling bewegen terwijl u de stent opnieuw in positie brengt.<br />
CAVE: De stent is niet ontworpen voor opnieuw positioneren<br />
of terughalen van de stent nadat de stent tegen de wand<br />
van de galweg is geplaatst.<br />
f. Tijdens het ontvouwen van de stent moet de gehele lengte<br />
van het flexibele expansiesysteem zo recht mogelijk<br />
gehouden worden. Teneinde zeker te zijn dat er geen speling<br />
in het plaatsingssysteem komt, houdt u de proximale greep<br />
stil op zijn plaats. De ontplooiing is voltooid als de markering<br />
op de buitencanule voorbij de proximale stentmarkering op<br />
de binnenschacht komt en de stent is losgekomen.<br />
WAArSCHUWINg: Als u weerstand voelt wanneer u<br />
begint met het terugtrekken van de distale greep, mag<br />
u de ontplooiing niet forceren. trek het stentsysteem<br />
voorzichtig terug zonder de stent te ontplooien.<br />
Afbeelding 1: Plaatsingssysteem<br />
trEK<br />
Proximale<br />
greep<br />
Distale<br />
greep<br />
PEN<br />
Distale<br />
greep<br />
Proximale<br />
greep<br />
PEN trEK<br />
Afbeelding 2: ontplooiing van de stent<br />
CAVE: Als de proximale greep niet in een vaste positie<br />
wordt gehouden, kan gedeeltelijke ontplooiing, verkorting,<br />
verlenging of een verhoogde ontplooiingskracht het gevolg<br />
zijn.<br />
CAVE: De stent mag niet langer worden uitgerekt dan de<br />
nominale lengte.<br />
Let op: Als er een tweede stent nodig is, plaats dan de meest<br />
distale stent eerst. Overlapping van opeenvolgende stents is<br />
noodzakelijk, maar moet tot een minimum beperkt worden.<br />
CAVE: Het effect van overlappende stents is niet<br />
onderzocht.<br />
5. Na de ontplooiing van de stent<br />
a. Trek onder fluoroscopie het gehele plaatsingssysteem<br />
als één geheel terug over de voerdraad, de canule van de<br />
katheter in en het lichaam uit. Haal het plaatsingssysteem<br />
van de voerdraad af.<br />
WAArSCHUWINg: Als u tijdens het terugtrekken van het<br />
plaatsingssysteem weerstand ondervindt, dan voert u de<br />
buitencanule op tot de markering op de buitencanule de<br />
kathetertip raakt en dan trekt u het systeem als één geheel<br />
terug.<br />
b. Controleer onder fluoroscopie of de stent volledig is<br />
ontplooid.<br />
c. Als op enig punt langs de vernauwing de expansie binnen de<br />
stent onvolledig is, kan er een post-expansie-ballondilatatie<br />
(standaard PTA techniek) worden uitgevoerd.<br />
CAVE: Wees voorzichtig als u een ander instrument opvoert<br />
door een ontplooide stent.<br />
CAVE: De stent mag niet verder geëxpandeerd worden dan<br />
de nominale diameter.<br />
Selecteer een ballon van het juiste formaat, volgens<br />
het etiket bestemd voor ontplooiing en/of optimalisatie<br />
van galstents, en dilateer de vernauwing volgens de<br />
conventionele techniek. De vuldiameter van de ballon<br />
die voor post-dilatatie wordt gebruikt, moet ongeveer<br />
even groot zijn als de diameter van de referentiegalbuis.<br />
Verwijder de ballon uit de patiënt.<br />
d. Verwijder de voerdraad en de canule uit het lichaam.<br />
e. Sluit de toegangswond.<br />
f. Voer het plaatsingssysteem, de voerdraad en de canule af.<br />
Let op: De ervaring en het oordeel van de arts bepalen het<br />
geschikte geneesmiddelregime voor elke patiënt.