Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en ... - de Kamer

QRVA 51 119 230972 - 5 - 2006critères fixés à l’article 15, § 1 er du Code des sociétés,ne sont pas considérées comme des petites sociétéspour l’exercice d’imposition afférent à la périodeimposable au cours de laquelle l’immobilisation incorporelleou corporelle a été acquise ou constituée, lapremière annuité d’amortissement portant sur desimmobilisations acquises ou constitutées pendantl’exercice comptable n’est prise en considération à titrede frais professionnels que proportionnellement à lapartie de l’exercice comptable au cours de laquelle lesimmobilisations ont été acquises ou constituées.1. Peut-on déduire logiquement de ces dispositionsque durant l’exercice au cours duquel a lieul’aliénation, la vente, l’apport, la vente et/ou la misehors d’usage, sont désormais également acceptésprorata temporis comme frais professionnels les amortissements,les réductions de valeur et/ou les amortissementsexceptionnels?En principe, les règles utilisées en fiscalité sont lesmêmes que les règles comptables, à moins que lesdispositions fiscales ne s’en écartent de façon explicite.Or, ni l’article 43, ni l’article 52, 6 o du CIR 1992n’empêchent d’imputer des amortissements à l’exerciceau cours duquel a lieu l’«aliénation» d’un élémentd’actif. En effet, durant l’année de l’aliénation également,les éléments d’actif font clairement l’objet d’unemoins-value. Il semble que le fait qu’une plus-valuesoit éventuellement réalisée au moment de la venten’empêche d’aucune façon que l’élément d’actif enquestion fasse l’objet d’une véritable réduction devaleur lors de la période imposable au cours delaquelle la réalisation a eu lieu.2. Pouvez-vous indiquer quelle est, du point de vuede l’économie des entreprises, votre position actuelle àcet égard, tant à la lumière des dispositions des articles49, 52, 6 o , 61, 183, 196 et 340 du Code des impôtssur les revenus 1992, qu’à celle de la jurisprudencefiscale y relative, ou encore de la législation comptable?Réponse du vice-premier ministre et ministre desFinances du 28 avril 2006, à la question n o 1140 deM me Trees Pieters du 10 février 2006 (N.):Je peux renvoyer l’honorable membre aux travauxparlementaires préparatoires à la loi du 24 décembre2002 modifiant le régime des sociétés en matièred’impôts sur les revenus et instituant un système dedécision anticipée en matière fiscale, qui précisentexpressément, en ce qui concerne l’insertion d’un § 2 àl’article 196 du Code des impôts sur les revenus 1992,que pour la détermination de la plus-value réalisée surdes immobilisations incorporelles ou corporellesdurant l’exercice comptable au cours duquell’immobilisation concernée a été aliénée, aucun amortissementprorata temporis ne peut être pris en consi-grond van de in artikel 15, § 1, van het Wetboek vanvennootschappen bepaalde criteria niet als kleinevennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaardat verbonden is aan het belastbare tijdperkwaarin het immaterieel of materieel vast actief werdaangeschaft of tot stand gebracht de eerste afschrijvingsannuïteitten aanzien van tijdens het boekjaarverkregen of tot stand gebrachte vaste activa slechts alsberoepskosten aangemerkt in verhouding tot hetgedeelte van het boekjaar waarin de vaste activa zijnverkregen of tot stand gebracht.1. Kan er logischerwijze voortaan ook worden meeingestemd dat in het boekjaar van vervreemding, verkoop,inbreng, verkoop en/of buitengebruikstelling ertevens een afschrijving, een waardevermindering en/ofeen uitzonderlijke afschrijving prorata temporis wordtaanvaard als beroepskost?In principe worden de boekhoudkundige regels opfiscaal gebied immers steeds gehanteerd voor zover defiscale bepalingen daar niet uitdrukkelijk van afwijken.Noch artikel 43 WIB 1992, noch artikel 52, 6 oWIB 1992 verbiedt dat er afschrijvingen plaatsvindenin het jaar van de «vervreemding» van een actiefbestanddeel.Ook gedurende het jaar van vervreemdingverminderen de activabestanddelen trouwens duidelijkin waarde. Het feit dat bij de verkoop eventueel eenmeerwaarde wordt gerealiseerd, staat blijkbaar geenszinsin de weg dat het desbetreffende actiefbestanddeeltijdens het belastbaar tijdperk van de verwezenlijkingeen werkelijke waardevermindering ondergaat.2. Kan u uw huidige bedrijfseconomisch gerichtezienswijze zowel in het licht van de wettelijke bepalingenvan onder meer de artikelen 49, 52, 6 o , 61, 183, 196en 340 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen1922, de erop betrekking hebbende fiscale jurisprudentieals van de boekhoudwetgeving meedelen?Antwoord van de vice-eerste minister en ministervan Financiën van 28 april 2006, op de vraag nr. 1140van mevrouw Trees Pieters van 10 februari 2006 (N.):Ik kan het geachte lid verwijzen naar de parlementairewerkzaamheden voorafgaand aan de Wet van24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregelinginzake inkomstenbelastingen en tot instellingvan een systeem van voorafgaande beslissingen infiscale zaken die verband houden met de invoeging vaneen § 2 in artikel 196 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen1992 en waarin uitdrukkelijk wordtverduidelijkt dat voor het vaststellen van de verwezenlijktemeerwaarde op immateriële en materiële vasteactiva, tijdens het boekjaar waarin het betreffend vastactief wordt vervreemd, geen pro rata temporis af-CHAMBRE • 4e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2005 2006 KAMER • 4e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE