Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en ... - de Kamer

23122 QRVA 51 1192 - 5 - 2006yées. Une soixantaine d’explosifs ne furent pas retrouvésdans les positions rapportées par les pêcheurs. Lesinterventions furent exécutées aussi bien par les chasseursde mines belges que néerlandais. Les événementsde l’année écoulée ont résulté en un nombre d’interventionsjusqu’à dix fois supérieures à ce qui avait étéfait les années précédentes.2. À côté des contacts réguliers avec le «Dienst voorZeevisserij» (DVZ) au sujet de la Garde de Pêche,l’accident du 6 avril 2005 a provoqué l’organisationd’une réunion le 14 juillet entre les différents servicesconcernés de la Défense et du DVZ avec le but d’améliorerla sensibilisation du secteur par rapport audanger des engins non-explosés. Suite à la réunion unebrochure d’information a été distribuée à la flotte avecentre autre un dessin des engins explosifs les plusfréquents. En plus, les «Berichten aan Zeevarenden»reprennent de façon périodique la procédure à suivrelors de la découverte d’un engin. Le service SEDEE dela Défense donne lui-aussi des séances d’information àla demande du secteur.3. En opposition au contexte des pêcheurs néerlandais,pêchant dans les eaux néerlandaises, l’allocationde réflecteurs (sonar) aux pêcheurs belges dans noseaux, serait nettement moins profitable. En effet,durant la seconde Guerre Mondiale un nombre gigantesquede bombes furent larguées sur le territoirenéerlandais, par les avions de retour de mission. Cesbombes sont difficilement détectables avec le sonard’un chasseur de mines. Dans nos eaux, par contre, ils’agit le plus souvent de mines marines et de torpillesqui lors du déplacement des bancs de sable sont régulièrementdésensablées. Ces engins sont beaucoup plusfacilement détectables par un chasseur de mines.sieven werden niet meer teruggevonden in de door devissers opgegeven positie. De interventies wordenzowel door Belgische, als Nederlandse mijnenjagersuitgevoerd. De evenementen van het afgelopen jaarmaken dat er tot tien keer meer interventies werdenuitgevoerd vergeleken bij voorgaande jaren.2. Naast de reguliere contacten met de «DienstVoor Zeevisserij» (DVZ) met betrekking tot de visserijwacht,heeft het ongeval van 6 april 2005 aanleidinggegeven tot het beleggen van een vergadering op 14 juli2005 tussen de verschillende betrokken diensten vanDefensie en DVZ met het oog op het verbeteren van desensibilisering van de sector voor het gevaar van nietontplofte tuigen. De vergadering gaf aanleiding tot hetverspreiden over de vloot van een informatiebrochuremet onder meer tekeningen van de meest voorkomendetuigen. Daarnaast wordt de te volgen procedurebij het vinden van een tuig periodiek hernomen inde Berichten aan Zeevarenden. Ook geeft DOVO opvraag van de sector informatiesessies.3. In tegenstelling tot de context van de Nederlandsevissers, vissend in de Nederlandse wateren, ishet verstrekken van reflectoren aan Belgische vissers inonze wateren minder zinvol. In het Nederlandsegebied werd immers tijdens de Tweede Wereldoorlogeen gigantische hoeveelheid vliegtuigbommen gedroptdoor terugkerende missies. Deze bommen zijn moeilijkdetecteerbaar met de sonar van een mijnenjager. Inonze wateren daarentegen gaat het hoofdzakelijk overzeemijnen en torpedo’s uit beide wereldoorlogen diedoor het verplaatsen van de zandbanken opnieuw ontzanden.Deze tuigen zijn veel gemakkelijker waarneembaardoor een mijnenjager.DO 2005200607602 DO 2005200607602Question n o 372 de M me Colette Burgeon du 23 mars2006 (Fr.) au ministre de la Défense:Capacités de la Belgique en matière de cyber-guerre.S’il est communément admis que les terroristes utilisentinternet pour communiquer, les avis des expertsdiffèrent: certains pensent que jamais une attaqueopérée depuis le cyberespace ne pourra entraîner depertes humaines, d’autres considèrent que dans unavenir rapproché nous devrons y faire face, du fait duhaut niveau de sécurité physique mis en place enEurope et aux États-Unis, des nouvelles lois antiterroristeset du contrôle aux frontières renforcé par la miseen place de passeports biométriques.C’est ainsi que si le cyberterrorisme reste unemenace hors de portée des groupes terroristes classi-Vraag nr. 372 van mevrouw Colette Burgeon van23 maart 2006 (Fr.) aan de minister van Landsverdediging:Belgische afweer tegen cyberaanvallen.Algemeen wordt aangenomen dat terroristen via hetinternet communiceren, maar de meningen van de deskundigenlopen uiteen: sommigen menen dat een vanuitcyberspace opgezette aanval nooit mensenlevenszal kosten, terwijl anderen de mening toegedaan zijndat wij daar in een nabije toekomst mee te makenzullen krijgen, gelet op het hoge niveau van fysiekebeveiliging in Europa en de Verenigde Staten, denieuwe antiterrorismewetten en de versterkte controlesaan de grenzen via de invoering van de biometrischepaspoorten.Cyberterrorisme is weliswaar een dreiging die buitenhet bereik van de klassieke terroristische groepe-CHAMBRE • 4e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2005 2006 KAMER • 4e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE