Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en ... - de Kamer

QRVA 51 163 3197723 - 4 - 2007dans les PME’s. On peut seulement en déduire queglobalement, il y a moins de harcèlement dans lesPME’s. On ne peut pas en déduire qu’il ne devrait pasy avoir de prévention du harcèlement. Par conséquent,il est sensé d’avoir également des structures dans lesPME’s qui peuvent aider les travailleurs victimes deharcèlement.En ce qui concerne les questions concrètes, je peuxvous répondre ce qui suit:1. L’absence de délégation syndicale dans les petitesentreprises ne me semble pas nécessairement déterminantepour prévenir le harcèlement. Si dans certainespetites entreprises, il n’y a pas de harcèlement, ce seraimputable à un bon climat d’entreprise. Cependant, onne peut oublier qu’il existe également des entreprisesoù un harcèlement sérieux est présent et où la présenced’une délégation syndicale peut être utile. Enfin, jevoudrais faire remarquer que la représentation destravailleurs dans les petites et moyennes entreprisesdoit être vue dans le contexte global des relations detravail et des conditions de travail et dès lors, ne peutêtre limitée à la problématique du harcèlement autravail.2. Dans les entreprises qui occupent moins de 50travailleurs, l’employeur doit se faire assister par unservice externe pour la prévention et la protection autravail pour un certain nombre de missions et detâches en rapport avec le bien-être au travail.Un grand nombre de ces entreprises appartiennentau groupe C, en application de l’article 2 de l’arrêtéroyal du 27 mars 1998 relatif au service interne pour laprévention et la protection au travail.Le service interne pour la prévention et la protectionau travail de ces entreprises ne comprend la plupart dutemps pas de département chargé de la surveillancemédicale, de sorte que pour le volet surveillance de lasanté, dans chaque cas, il doit être fait appel à unservice externe pour la prévention et la protection autravail.Parallèlement, le conseiller en prévention internedes entreprises qui appartiennent à ce groupe, ne doitpas disposer d’une formation spécifique. Dans ce cas,l’employeur doit faire appel au service externe pour laprévention et la protection au travail pour la réalisationde l’analyse des risques. Il doit également faireappel à ce service pour mener l’examen des accidentsdu travail, dont font aussi partie les accidents dutravail graves.Dans le cadre de la politique générale que mène unemployeur en vue de promouvoir le bien-être destravailleurs lors de l’exécution de leur travail, uneapproche multidisciplinaire de la prévention est unenécessité absolue. Cela requiert la collaboration deworden dat er in KMO’s globaal genomen mindergepest wordt. Er kan niet uit afgeleid worden datpesterijen er niet zouden voorkomen. Derhalve is hetzeker zinvol dat er ook voor de KMO’s structurenbestaan die de werknemers die het slachtoffer wordenvan pesterijen kunnen helpen.Wat de concrete vragen betreft, kan ik u hetvolgende meedelen:1. De afwezigheid van een vakbondsvertegenwoordigingin kleine ondernemingen lijkt mij niet noodzakelijkdeterminerend om pestgedrag te voorkomen.Indien er zich in bepaalde kleine ondernemingen geenpestgedrag voordoet zal dit te wijten zijn aan een goedbedrijfsklimaat. Evenwel mag men niet vergeten dat erook ondernemingen zijn waar er zich wel degelijkpestgedrag voordoet en waar de aanwezigheid van eenvakbondsvertegenwoordiging wel nuttig kan zijn. Tenslotte wil ik opmerken dat de vertegenwoordiging vande werknemers in de kleine en middelgrote ondernemingenmoet gezien worden in de globale context vande arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden enderhalve niet mag beperkt worden tot de problematiekvan pesten op het werk.2. In de ondernemingen die minder dan 50 werknemerstewerkstellen, moet de werkgever zich voor eenaantal opdrachten en taken inzake welzijn op het werklaten bijstaan door een externe dienst voor preventieen bescherming op het werk.Een groot aantal van deze ondernemingen behorenin toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluitvan 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voorpreventie en bescherming op het werk tot groep C.De interne dienst voor preventie en bescherming ophet werk van deze ondernemingen omvat meestal geendepartement belast met het medisch toezicht, zodatvoor het luik gezondheidstoezicht in elk geval eenberoep gedaan moet worden op een externe dienstvoor preventie en bescherming op het werk.Tevens dient de interne preventieadviseur van deondernemingen die behoort tot deze groep niet tebeschikken over een specifieke opleiding. In dat gevalmoet de werkgever voor het uitvoeren van de risicoanalyseeen beroep doen op de externe dienst voor preventieen bescherming op het werk. Hij moet tevenseen beroep doen op deze dienst voor het verrichten vanhet onderzoek van arbeidsongevallen, waartoe ook deernstige arbeidsongevallen behoren.Binnen het kader van het algemene beleid dat eenwerkgever voert met het oog op de bevordering vanhet welzijn van de werknemers bij de uitvoering vanhun werk is een geïntegreerde en multidisciplinaireaanpak van preventie een absolute noodzaak. Dit ver-CHAMBRE • 5e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2006 2007 KAMER • 5e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE