Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en ... - de Kamer

31822 QRVA 51 16323 - 4 - 2007doivent également plaider dans des dossiers de contributions,et inversement?6.a) Les réclamants et leurs représentants et avocatspourront-ils toujours — pour régler légalement àl’amiable la question sur le plan administratif —établir des contacts verbaux, téléphoniques ouécrits pendant la phase de réclamation, et demanderun entretien, avec les agents instructeurs de laTVA et des contributions responsables et désormaistrès influents si ces mêmes réclamants ouauteurs de requêtes ont, de toute façon, l’intentionde porter les contestations persistantes à laconnaissance du tribunal après un délai de six ouneuf mois?b) Dans la négative, pourquoi dans chaque cas etcompte tenu des principes de bonne administration?7. Qui veille de manière générale à ce que lesinstructions ministérielles les plus récentes et/ourenouvelées soient respectées scrupuleusement et strictementpartout dans le pays de façon «uniforme» et àce que, durant la phase judiciaire, les missions nesoient pas transférées vers d’autres fonctionnairesfiscaux?8. Pourriez-vous, tant dans le secteur de la TVAque dans le secteur des contributions directes, exposerpoint par point vos conception et méthodologie actuelleset adaptées, eu égard à la loi du 20 juillet 2006, auprescrit de l’article 379 CIR 1992 ainsi que dans lecadre des nouvelles culture et philosophie fiscales, etcompte tenu de la fonction d’exemple des fonctionnairesfiscaux, et de la réduction rapide du stock de réclamationset de contestations TVA et afin de combler aumaximum et rapidement l’arriéré judiciaire et de délesterles tribunaux fiscaux?Réponse du vice-premier ministre et ministre desFinances du 17 avril 2007, à la question n o 1493 deM me Trees Pieters du 7 décembre 2006 (N.):Avant de répondre aux questions posées par l’honorablemembre, je tiens à lui rappeler que la Courd’arbitrage, saisie d’un recours en annulation dirigécontre l’actuel article 379, CIR 1992, a déclaré dansson arrêt n o 34/2003 du 12 mars 2003 que «B.2.7. Lechoix d’une représentation de l’État par tout fonctionnairede l’administration fiscale a été justifié par lesouci d’instaurer une unité de gestion de la taxation etdu contentieux et de confier aux agents taxateurs laresponsabilité du contentieux issu de leurs redressementsen les chargeant de défendre eux-mêmes leursdossiers devant le tribunal (Doc. parl., Chambre, Doc.50 0176/002, 2). ( ...) B.3. Il ressort de ces élémentsque, en disposant que, dans les litiges fiscaux, l’Étatpouvait être représenté par des fonctionnaires — cequi est généralement admis en toute matière devant lesversten) eveneens moeten pleiten inzake belastingdossiersen vice versa?6.a) Mogen in fase van bezwaar de klachtindieners enhun gevolmachtigden en advocaten — om vooralsnogde kwestie op administratief vlak in der minnewettelijk te regelen — ook nog steeds mondelinge,telefonische of schriftelijke contacten leggen en eenonderhoud aanvragen met de aansprakelijke en nuinvloedrijke onderzoekende BTW- en belastingaanslagambtenarenwanneer de reclamanten ofindieners van de verzoekschriften toch zinnens zijnde blijvende betwistingen na verloop van zes ofnegen maanden aan de rechtbank voor te leggen?b) Zo neen, beoordeeld in het kader van de beginselenvan behoorlijk bestuur, waarom telkens niet?7. Wie houdt er algemeen toezicht op dat de laatsteen/of hernieuwde ministeriële onderrichtingen overalte lande op een «uniforme» wijze strikt en stiptworden nageleefd en dat de taken in gerechtelijke faseniet worden doorgeschoven naar andere fiscale ambtenaren?8. Kunt u zowel op het stuk van de BTW als op hetstuk van de directe belastingen punt per punt uw huidigeen aangepaste ziensen handelwijze meedelen inhet licht van de wet van 20 juli 2006, de bepalingenvan artikel 379 WIB 1992 en in het kader van denieuwe fiscale cultuur, filosofie en de voorbeeldfunctievan de fiscale ambtenaren alsmede van de spoedigeinkrimping van de voorraad bezwaarschriften enBTW-betwistingen en ter maximale en spoedige inhalingvan de justitiële achterstand en de ontlasting vande fiscale rechtbanken?Antwoord van de vice-eersteminister en ministervan Financiën van 17 april 2007, op de vraag nr. 1493van mevrouw Trees Pieters van 7 december 2006 (N.):Alvorens te antwoorden op de vragen gesteld doorhet geachte lid, wil ik eraan herinneren dat het Arbitragehof,gevat door een beroep tot vernietiginggericht tegen huidig artikel 379, WIB 1992, in zijnarrest nr. 34/2003 van 12 maart 2003 heeft gesteld dat«B.2.7. De keuze voor een vertegenwoordiging van deStaat door een ambtenaar van de belastingadministratiewerd verantwoord door het streven om een eenvormigbeheer van de taxatie en de geschillen in te voerenen aan de taxatieambtenaren de verantwoordelijkheidtoe te vertrouwen voor de geschillen die uit hun regularisatiesvoortvloeien door hen ermee te belasten zelfhun dossiers voor de rechtbank te verdedigen (Parl.St., Kamer, Doc. 50 0176/002, blz. 2).( ...) B.3. Uit dieelementen blijkt dat de wetgever, door te bepalen datin fiscale geschillen de Staat door ambtenaren konCHAMBRE • 5e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2006 2007 KAMER • 5e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE