Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en antwoorden

QRVA 51 077 QRVA 51 077 

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS 

DE BELGIQUE 

———— 

Questions 

et réponses 

écrites 

09 - 05 - 2005 

BELGISCHE KAMER VAN 

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 

———— 

Schriftelijke 

vragen en 

antwoorden 

CHAMBRE 3e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2004 2005 KAMER 3e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE

12854 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

cdH : Centre démocrate Humaniste 

CD&V : Christen-Democratisch en Vlaams 

ECOLO : Écologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originales 

FN : Front National 

MR : Mouvement Réformateur 

N-VA : Nieuw - Vlaamse Alliantie 

PS : Parti socialiste 

sp a - spirit : Socialistische Partij Anders - Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht. 

Vlaams Belang : Vlaams Belang 

VLD : Vlaamse Liberalen en Democraten 

Abréviations dans la numérotation des publications: Afkortingen bij de nummering van de publicaties: 

DOC 51 0000/000: Document parlementaire de la 51e législature, 

suivi du no de base et du no DOC 51 0000/000: Parlementair document van de 51e zittingsperiode + 

consécutif 

basisnummer en volgnummer 

QRVA: Questions et Réponses écrites QRVA: Schriftelijke Vragen en Antwoorden 

CRIV: Compte Rendu Intégral, avec à gauche, le CRIV: Integraal Verslag, met links het definitieve integraal 

compte rendu intégral et, à droite, le compte 

verslag en rechts het vertaald beknopt verslag van de 

rendu analytique traduit des interventions 

(sur papier blanc, avec les annexes) 

toespraken (op wit papier, bevat ook de bijlagen) 

CRIV: Version Provisoire du Compte Rendu Intégral CRIV: Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen 

(sur papier vert) 

papier) 

CRABV: Compte Rendu Analytique (sur papier bleu) CRABV: Beknopt Verslag (op blauw papier) 

PLEN: Séance plénière (couverture blanche) PLEN: Plenum (witte kaft) 

COM: Réunion de commission (couverture beige) COM: Commissievergadering (beige kaft) 

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers 

Commandes: Bestellingen: 

Place de la Nation 2 Natieplein 2 

1008 Bruxelles 1008 Brussel 

Tél.: 02/549 81 60 Tel.: 02/549 81 60 

Fax: 02/549 82 74 Fax: 02/549 82 74 

www.laChambre.be www.deKamer.be 

e-mail: publications@laChambre.be e-mail: publicaties@deKamer.be 


QRVA 51 077 12855 

09 - 05 - 2005 

SOMMAIRE INHOUD 

II. Liste cumulative des questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement, 

à partir de la session extraordinaire 2003. 

II. Cumulatieve lijst van de vragen waarop nog niet geantwoord is binnen de door het reglement bepaalde termijn, 

vanaf de buitengewone zitting 2003. Page/Blz. 12859 

II. Nouvelles questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement. 

(Art. 123, alinéas 1 er à 4 du règlement de la Chambre). 

II. Nieuwe vragen waarop niet binnen de door het reglement bepaalde termijn geantwoord is. 

(Art. 123, eerste tot vierde lid van het reglement van de Kamer). Page/Blz. 12871 

Page 

Blz. 

Premier ministre — Eerste minister 

Vice-première ministre et ministre de la Justice 12871 Vice-eerste minister en minister van Justitie 

Vice-premier ministre et ministre des Finances 12874 Vice-eerste minister en minister van Financiën 

Vice-premier ministre 

Vice-eerste minister 

et ministre du Budget et des Entreprises publiques 12878 en minister van Begroting en Overheidsbedrijven 

Vice-premier ministre et ministre de l’Intérieur 12880 Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken 

Ministre des Affaires étrangères — Minister van Buitenlandse Zaken 

Ministre de la Défense — Minister van Landsverdediging 

Ministre de l’Économie, de l’Énergie, 

Minister van Economie, Energie, 

du Commerce extérieur et de la Politique scientifique 12885 Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid 

Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique 12886 Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid 

Ministre des Classes moyennes et de l’Agriculture — Minister van Middenstand en Landbouw 

Ministre de l’Emploi et de la Protection des consommateurs 12893 Minister van Werk en Consumentenzaken 

Ministre de la Coopération au développement 12896 Minister van Ontwikkelingssamenwerking 

Ministre de la Fonction publique, de l’Intégration sociale, Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke 

de la Politique des grandes villes et de l’Égalité des chances — Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen 

Ministre de la Mobilité 12898 Minister van Mobiliteit 

Ministre de l’Environnement et des Pensions 12900 Minister van Leefmilieu en Pensioenen 

Secrétaire d’État à l’Informatisation de l’État, 

Staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, 

adjoint au ministre du Budget 

toegevoegd aan de minister van Begroting 

et des Entreprises publiques — en Overheidsbedrijven 

Secrétaire d’État à la Modernisation des Finances 

Staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën 

et à la Lutte contre la fraude fiscale, 

en de Strijd tegen de fiscale fraude, 

adjoint au ministre des Finances — toegevoegd aan de minister van Financiën 

Secrétaire d’État à la Simplification administrative, 

Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, 

adjoint au Premier ministre — toegevoegd aan de Eerste minister 

Secrétaire d’État aux Affaires européennes, 

Staatssecretaris voor Europese Zaken, 

adjoint au ministre des Affaires étrangères — toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken 

Secrétaire d’État au Développement durable 

Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling 

et à l’Économie sociale, 

en Sociale Economie, toegevoegd aan 

adjointe au ministre du Budget et des Entreprises publiques — de minister van Begroting en Overheidsbedrijven 

Secrétaire d’État aux Familles et aux Personnes handicapées, Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handi- 

adjointe au ministre des Affaires sociales 

cap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken 

et de la Santé publique — en Volksgezondheid 


QRVA 51 077 12857 

09 - 05 - 2005 

III. Questions posées par les membres de la Chambre des représentants 

et réponses données par les ministres. 

III. Vragen van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers 

en antwoorden van de ministers. Page/Blz. 12901 

Page 

Blz. 

Premier ministre 12901 Eerste minister 

Vice-première ministre et ministre de la Justice 12902 Vice-eerste minister en minister van Justitie 

Vice-premier ministre et ministre des Finances 12904 Vice-eerste minister en minister van Financiën 



et ministre du Budget et des Entreprises publiques 12911 en minister van Begroting en Overheidsbedrijven 

Vice-premier ministre et ministre de l’Intérieur — Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken 

Ministre des Affaires étrangères — Minister van Buitenlandse Zaken 

Ministre de la Défense — Minister van Landsverdediging 

Ministre de l’Économie, de l’Énergie, 

Minister van Economie, Energie, 

du Commerce extérieur et de la Politique scientifique 12932 Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid 

Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique 12936 Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid 

Ministre des Classes moyennes et de l’Agriculture 12947 Minister van Middenstand en Landbouw 

Ministre de l’Emploi et de la Protection des consommateurs 12948 Minister van Werk en Consumentenzaken 

Ministre de la Coopération au développement — Minister van Ontwikkelingssamenwerking 

Ministre de la Fonction publique, de l’Intégration sociale, Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke 

de la Politique des grandes villes et de l’Égalité des chances 12955 Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen 

Ministre de la Mobilité 12962 Minister van Mobiliteit 

Ministre de l’Environnement et des Pensions 12963 Minister van Leefmilieu en Pensioenen 

Secrétaire d’État à l’Informatisation de l’État, 

Staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, 

adjoint au ministre du Budget 

toegevoegd aan de minister van Begroting 

et des Entreprises publiques — en Overheidsbedrijven 

Secrétaire d’État à la Modernisation des Finances 

Staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën 



adjoint au ministre des Finances — toegevoegd aan de minister van Financiën 

Secrétaire d’État à la Simplification administrative, 

Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, 

adjoint au Premier ministre — toegevoegd aan de Eerste minister 



adjoint au ministre des Affaires étrangères 12966 toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken 

Secrétaire d’État au Développement durable 

Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling 

et à l’Économie sociale, 

en Sociale Economie, toegevoegd aan 

adjointe au ministre du Budget et des Entreprises publiques — de minister van Begroting en Overheidsbedrijven 

Secrétaire d’État aux Familles et aux Personnes handicapées, Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handi- 


cap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken 

et de la Santé publique 12969 en Volksgezondheid 

Questions posées aux ministres-membres 

du Conseil des ministres européen via le comité d’avis 

chargé de questions européennes — 

Vragen gesteld aan de ministers-leden 

van de Europese Raad van ministers via het adviescomité 

voor Europese aangelegenheden 

Un sommaire par objet est reproduit in fine du Bulletin In fine van het Bulletin is een zaakregister afgedrukt 

IV. Sommaire par ministre et mentionnant l’objet. 

IV. Inhoudsopgave volgens minister met vermelding van het onderwerp. Page/Blz. 12973 


QRVA 51 077 12859 

09 - 05 - 2005 

I. Liste cumulative des questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement, 

à partir de la session extraordinaire 2003. * 

I. Cumulatieve lijst van de vragen waarop nog niet geantwoord is binnen de door het reglement bepaalde termijn, 

vanaf de buitengewone zitting 2003. * 

Date Question no Page Date Question n 

Auteur 

o 

Page 

Auteur 

Datum Vraag nr. Blz. Datum Vraag nr. Blz. 

Vice-première ministre 

et ministre de la Justice 


en minister van Justitie 

20- 8-2003 22 Francis Van den Eynde 232 

21- 8-2003 25 Jan Mortelmans 233 

21-10-2003 66 Guy D’haeseleer 1091 

8- 3-2004 203 François-Xavier de 

Donnea 4254 

9- 3-2004 206 Bart Laeremans 4255 

5- 4-2004 229 Filip De Man 4878 

13- 4-2004 233 Olivier Maingain 4880 

5- 5-2004 260 Walter Muls 5457 

10- 5-2004 272 Mw. Nahima Lanjri 5614 

17- 5-2004 283 Alfons Borginon 5969 

3- 6-2004 289 Mw. Yolande Avontroodt 

6112 


1- 7-2004 303 Jo Vandeurzen 6598 

5- 7-2004 306 M me Marie Nagy 6599 

26- 8-2004 338 Stijn Bex 7181 

26- 8-2004 339 Stijn Bex 7182 

9- 9-2004 342 Roel Deseyn 7511 

24- 9-2004 369 Claude Marinower 7879 

1-10-2004 378 Bart Laeremans 8084 

1-10-2004 383 Alfons Borginon 8085 


15-10-2004 400 M me Muriel Gerkens 8439 

26-10-2004 416 Dylan Casaer 8652 

27-10-2004 419 Stijn Bex 8654 

10-11-2004 435 Francis Van den Eynde 8885 


18-11-2004 444 Guido De Padt 9280 

22-11-2004 447 Mw. Greet Van Gool 9281 

23-11-2004 448 Gerolf Annemans 9282 

23-11-2004 450 Claude Marinower 9283 


* Liste clôturée le 6 mai 2005 

* Lijst afgesloten op 6 mei 2005 


24-11-2004 455 Claude Marinower 9286 

30-11-2004 457 Roel Deseyn 9476 

3-12-2004 459 Guido De Padt 9478 

3-12-2004 460 Guido De Padt 9478 

3-12-2004 461 Guido De Padt 9479 

3-12-2004 462 Guido De Padt 9480 

10-12-2004 477 M me Anne Barzin 9664 

13-12-2004 479 Hagen Goyvaerts 9665 

14-12-2004 480 Guido De Padt 9666 


21-12-2004 488 Mw. Martine Taelman 9955 

22-12-2004 489 Guido De Padt 9955 

3- 1-2005 492 Guido De Padt 10311 

13- 1-2005 497 Guido De Padt 10550 

13- 1-2005 498 Mw. Sabien Lahaye- 

Battheu 10550 

18- 1-2005 504 Roel Deseyn 10553 

18- 1-2005 505 Luk Van Biesen 10554 

19- 1-2005 506 Mark Verhaegen 10555 

19- 1-2005 507 Gerolf Annemans 10556 

19- 1-2005 508 Guido Tastenhoye 10556 

31- 1-2005 516 Mw. Alexandra Colen 11082 




7- 2-2005 524 M me Corinne De 

Permentier 11387 

8- 2-2005 526 Hagen Goyvaerts 11389 


Battheu 11584 



21- 2-2005 535 Filip De Man 11718 


23- 2-2005 539 Koen T’Sijen 11721 

23- 2-2005 540 Roel Deseyn 11722 

23- 2-2005 541 M me Corinne De 




12860 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Date Question no Page Date Question no Page 

Datum Vraag nr. 

Auteur 

Blz. Datum Vraag nr. 

Auteur 

Blz. 


1- 3-2005 549 Bert Schoofs 12038 

1- 3-2005 550 Bert Schoofs 12039 

1- 3-2005 551 Bert Schoofs 12039 

2- 3-2005 552 Bert Schoofs 12040 

2- 3-2005 556 Walter Muls 12042 

2- 3-2005 557 Walter Muls 12044 

2- 3-2005 558 Walter Muls 12044 

2- 3-2005 559 Pieter De Crem 12045 

3- 3-2005 561 Walter Muls 12221 

3- 3-2005 562 Walter Muls 12221 


3- 3-2005 564 Walter Muls 12222 

3- 3-2005 565 Walter Muls 12222 

3- 3-2005 567 Geert Lambert 12223 

3- 3-2005 568 Walter Muls 12224 


3- 3-2005 571 Walter Muls 12225 

3- 3-2005 572 Walter Muls 12226 


7- 3-2005 574 Walter Muls 12227 


8- 3-2005 577 Mw. Frieda Van 

Themsche 12228 




10- 3-2005 581 Guy Hove 12410 

10- 3-2005 582 Guy D’haeseleer 12411 




16- 3-2005 589 Stijn Bex 12412 

16- 3-2005 590 Stijn Bex 12413 


18- 3-2005 596 Guido De Padt 12416 

18- 3-2005 597 Filip De Man 12416 

18- 3-2005 598 Mw. Hilde Vautmans 12417 

18- 3-2005 599 Roel Deseyn 12418 

22- 3-2005 602 Filip De Man 12419 

22- 3-2005 605 Jean-Marc Nollet 12421 

22- 3-2005 606 Roel Deseyn 12421 


24- 3-2005 611 Guido De Padt 12871 

29- 3-2005 612 Servais Verherstraeten 12871 




et ministre des Finances 


en minister van Financiën 

30- 9-2003 45 Geert Lambert 689 

9-10-2003 54 Jean-Jacques Viseur 947 

6-11-2003 81 Mw. Trees Pieters 1694 







8- 1-2004 206 Mw. Trees Pieters 2784 


26- 1-2004 236 Olivier Maingain 3225 


9- 2-2004 273 Carl Devlies 3922 



22- 3-2004 318 Willy Cortois 4576 



27- 4-2004 355 Geert Lambert 5333 



5- 5-2004 367 Jean-Jacques Viseur 5471 

12- 5-2004 387 Carl Devlies 5624 

13- 5-2004 389 Carl Devlies 5836 




2- 6-2004 407 Guido De Padt 6134 


23- 6-2004 421 Geert Versnick 6442 



13- 7-2004 435 Carl Devlies 6753 

27- 7-2004 441 Richard Fournaux 7187 

27- 7-2004 443 Richard Fournaux 7188 


27- 7-2004 449 Bart Tommelein 7190 



QRVA 51 077 12861 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 


23- 9-2004 487 Melchior Wathelet 7879 

1-10-2004 490 Patrick De Groote 8091 





8-10-2004 504 Theo Kelchtermans 8236 





10-11-2004 533 Ortwin Depoortere 8896 


2-12-2004 549 Melchior Wathelet 9487 

6-12-2004 552 Dirk Van der Maelen 9491 

7-12-2004 554 Mw. Hilde Vautmans 9492 

9-12-2004 556 M me Zoé Genot 9668 

9-12-2004 557 Geert Lambert 9669 

14-12-2004 560 Geert Lambert 9670 

15-12-2004 561 Carl Devlies 9671 



11- 1-2005 589 Guido De Padt 10441 



14- 1-2005 594 Guido De Padt 10560 


Battheu 10562 

17- 1-2005 597 Mw. Annelies Storms 10563 


18- 1-2005 603 Dirk Van der Maelen 10565 


21- 1-2005 611 Mw. Marleen 

Govaerts 10825 




31- 1-2005 629 Guido De Padt 11087 











23- 2-2005 657 Ludo Van Campenhout 

11731 









2- 3-2005 673 Carl Devlies 12051 

2- 3-2005 674 Carl Devlies 12052 


3- 3-2005 676 Carl Devlies 12230 


7- 3-2005 680 Elio Di Rupo 12231 

7- 3-2005 681 Ludo Van Campenhout 

12232 





10- 3-2005 690 Mw. Maggie De Block 12425 

10- 3-2005 691 Geert Lambert 12425 

10- 3-2005 692 Guido De Padt 12426 





16- 3-2005 698 Jacques Chabot 12431 

16- 3-2005 699 Jacques Chabot 12432 

15- 3-2005 700 Dylan Casaer 12434 


17- 3-2005 702 Carl Devlies 12436 

18- 3-2005 703 Carl Devlies 12437 

22- 3-2005 704 Carl Devlies 12438 

22- 3-2005 705 Mw. Nathalie Muylle 12439 






30- 3-2005 712 Elio Di Rupo 12877 


12862 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 


et ministre du Budget 

et des Entreprises publiques 


en minister van Begroting 

en Overheidsbedrijven 

Budget — Begroting 



10-11-2004 36 Jean-Marc Nollet 8898 




9- 2-2005 48 Staf Neel 11393 





Entreprises publiques — Overheidsbedrijven 

1- 7-2004 244 Filip De Man 6624 


6- 9-2004 282 M me Muriel Gerkens 7414 

17- 9-2004 286 M me Marie Nagy 7702 

23- 9-2004 291 M me Annick Saudoyer 7881 

24- 9-2004 292 Willy Cortois 7881 

5-10-2004 305 Jan Mortelmans 8110 






5-11-2004 341 Koen T’Sijen 8901 



23-11-2004 358 Olivier Chastel 9293 

24-11-2004 362 François Bellot 9296 



6-12-2004 373 Mw. Ingrid Meeus 9498 

7-12-2004 374 Guido De Padt 9499 


9-12-2004 376 Geert Lambert 9675 

13-12-2004 378 Mw. Inga Verhaert 9677 

15-12-2004 379 Carl Devlies 9678 










25- 1-2005 416 Willy Cortois 10835 




31- 1-2005 420 M me Dominique 

Tilmans 11096 


2- 2-2005 424 Guido De Padt 11098 

7- 2-2005 426 Jef Van den Bergh 11395 



9- 2-2005 429 Staf Neel 11397 





15- 2-2005 434 Guido De Padt 11591 



16- 2-2005 437 Stijn Bex 11737 

17- 2-2005 438 Guido De Padt 11737 



22- 2-2005 444 Guido De Padt 11741 



22- 2-2005 448 M me Zoé Genot 11745 

24- 2-2005 449 Mw. Nathalie Muylle 12053 

25- 2-2005 450 Roel Deseyn 12053 




1- 3-2005 454 Guido De Padt 12057 



3- 3-2005 458 David Geerts 12241 


QRVA 51 077 12863 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 

3- 3-2005 459 David Geerts 12242 

8- 3-2005 461 Mw. Frieda Van 




9- 3-2005 464 Mw. Frieda Van 


9- 3-2005 465 Mw. Frieda Van 



10- 3-2005 467 Guido De Padt 12443 

10- 3-2005 468 Ortwin Depoortere 12444 


11- 3-2005 471 M me Jacqueline Galant 12446 

14- 3-2005 472 Roel Deseyn 12447 


16- 3-2005 474 Roel Deseyn 12449 






16- 3-2005 481 Dirk Claes 12452 

18- 3-2005 482 Guido De Padt 12453 

21- 3-2005 483 M me Marie Nagy 12453 

22- 3-2005 484 Guido De Padt 12454 

22- 3-2005 485 Guido De Padt 12455 

24- 3-2005 486 Guido De Padt 12878 


25- 3-2005 488 M me Camille Dieu 12879 


et ministre de l’Intérieur 


en minister van Binnenlandse Zaken 

12- 7-2004 314 Willy Cortois 6760 

27- 7-2004 325 Guido De Padt 7207 

11- 8-2004 337 Stijn Bex 7216 

12- 8-2004 338 Roel Deseyn 7216 

12- 8-2004 339 Roel Deseyn 7217 

18- 8-2004 343 Stijn Bex 7220 



13- 9-2004 352 Guido De Padt 7520 

13- 9-2004 353 Guido De Padt 7520 

13- 9-2004 355 Filip Anthuenis 7522 

16- 9-2004 360 M me Marie Nagy 7706 

17- 9-2004 365 M me Marie Nagy 7709 




30- 9-2004 379 Geert Lambert 8117 


12-10-2004 398 François Bellot 8247 

15-10-2004 402 Guido De Padt 8454 

20-10-2004 411 Stijn Bex 8459 



9-11-2004 427 Hagen Goyvaerts 8913 


23-11-2004 444 Guido De Padt 9301 

25-11-2004 446 Stijn Bex 9501 

29-11-2004 447 Guido De Padt 9501 



14-12-2004 461 Filip De Man 9680 



20-12-2004 467 Guido De Padt 9967 

21-12-2004 471 Filip De Man 9967 

3- 1-2005 472 Guido De Padt 10315 


13- 1-2005 479 Willy Cortois 10576 


Battheu 10577 

14- 1-2005 483 Guido De Padt 10578 






24- 1-2005 494 Bert Schoofs 10837 

24- 1-2005 496 Guido De Padt 10839 

26- 1-2005 497 Guido De Padt 10839 

27- 1-2005 498 Koen Bultinck 11099 

1- 2-2005 501 Mw. Greet Van Gool 11100 


7- 2-2005 505 Mw. Nancy Caslo 11399 

8- 2-2005 507 Guido De Padt 11399 




12864 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 



21- 3-2005 517 Stijn Bex 11746 

22- 2-2005 518 Stijn Bex 11746 


23- 2-2005 520 M me Corinne De 


25- 2-2005 522 Elio Di Rupo 12058 

1- 3-2005 526 Bert Schoofs 12061 

2- 3-2005 528 Bert Schoofs 12062 

2- 3-2005 529 Bert Schoofs 12063 






7- 3-2005 536 Stijn Bex 12249 



10- 3-2005 540 Filip De Man 12456 






11- 3-2005 548 Olivier Chastel 12460 


16- 3-2005 550 Filip De Man 12461 

16- 3-2005 551 Filip De Man 12462 

16- 3-2005 552 Guido De Padt 12462 


17- 3-2005 555 Elio Di Rupo 12464 

17- 3-2005 556 Stijn Bex 12464 


18- 3-2005 558 Filip De Man 12466 

22- 3-2005 560 Dirk Claes 12467 

22- 3-2005 561 Geert Lambert 12468 


25- 3-2005 563 Roel Deseyn 12881 

29- 3-2005 564 Elio Di Rupo 12882 


29- 3-2005 566 Guido De Padt 12884 

29- 3-2005 567 Dylan Casaer 12885 

Ministre des Affaires étrangères 

Minister van Buitenlandse Zaken 

7- 1-2004 51 M me Marie Nagy 2582 





14- 7-2004 102 Karel Pinxten 6766 

26- 7-2004 104 M me Karine Lalieux 7223 

29- 7-2004 109 Karel Pinxten 7228 




12-10-2004 121 Luk Van Biesen 8248 


9-11-2004 127 Patrick Moriau 8917 


16-11-2004 130 Dirk Van der Maelen 9115 

16-11-2004 131 Ludo Van Campenhout 

9117 

16-11-2004 132 Mohammed 

Boukourna 9119 

7-12-2004 138 Pieter De Crem 9508 


9-12-2004 140 Geert Lambert 9683 



15-12-2004 143 Carl Devlies 9685 











2- 3-2005 196 M me Marie Nagy 12066 



23- 3-2005 200 Filip De Man 12469 

Ministre de la Défense 

Minister van Landsverdediging 

28-11-2003 36 Karel Pinxten 2091 


QRVA 51 077 12865 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 

16-12-2003 45 Luc Sevenhans 2359 

17- 1-2005 168 Eric Massin 10590 


8- 3-2005 191 Luc Sevenhans 12252 

8- 3-2005 192 Luc Sevenhans 12253 

Ministre de l’Économie, 

de l’Énergie, du Commerce extérieur 

et de la Politique scientifique 

Minister van Economie, 

Energie, Buitenlandse Handel 

en Wetenschapsbeleid 

Économie — Economie 

3-11-2004 167 Roel Deseyn 8921 



16- 2-2005 231 Bert Schoofs 11755 


25- 2-2005 239 Dirk Claes 12067 

28- 2-2005 241 Roel Deseyn 12069 

8- 3-2005 243 Roel Deseyn 12253 



Commerce extérieur — Buitenlandse Handel 




9- 2-2005 45 Staf Neel 11411 

Politique scientifique — Wetenschapsbeleid 





9- 2-2005 51 Staf Neel 11412 

25- 2-2005 52 Mw. Simonne Creyf 12070 



Ministre des Affaires sociales 

et de la Santé publique 

Minister van Sociale Zaken 

en Volksgezondheid 

Affaires sociales — Sociale Zaken 


22- 9-2003 19 Staf Neel 601 








5077 







16- 9-2004 153 Willy Cortois 7718 



4-10-2004 167 Mw. Annemie Turtelboom 

8135 


8137 





15-10-2004 178 Mw. Maggie De Block 8467 

19-10-2004 182 Hendrik Daems 8469 

3-11-2004 193 Hans Bonte 8931 


7-12-2004 208 Mw. Hilde Vautmans 9521 

7-12-2004 210 Jo Vandeurzen 9522 


9695 


9-12-2004 214 Geert Lambert 9697 


15-12-2004 224 Carl Devlies 9702 



12866 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 








12073 

1- 3-2005 261 Bert Schoofs 12074 




12256 

7- 3-2005 266 Mw. Annemie Turtelboom 

12257 


12257 


10- 3-2005 269 Roel Deseyn 12473 



12475 

16- 3-2005 272 Dylan Casaer 12475 

15- 3-2005 273 Dylan Casaer 12476 


22- 3-2005 275 Carl Devlies 12478 

22- 3-2005 276 Hans Bonte 12479 


12886 



29- 3-2005 280 Daniel Bacquelaine 12889 

30- 3-2005 281 David Geerts 12889 


Santé publique — Volksgezondheid 








6- 5-2004 179 Guido De Padt 5626 

26- 5-2004 196 Pierre Lano 5987 


6153 



6652 

9- 7-2004 243 Guido De Padt 6772 

26- 7-2004 246 Willy Cortois 7239 

26- 7-2004 247 Willy Cortois 7240 




8- 9-2004 277 Guido De Padt 7435 

9- 9-2004 278 Mw. Magda De Meyer 7529 



1-10-2004 295 Guido De Padt 8140 


4-10-2004 298 Guido De Padt 8143 


8143 

20-10-2004 310 Mw. Magda De Meyer 8478 

22-10-2004 312 Mark Verhaegen 8677 

25-10-2004 314 Guido De Padt 8679 

25-10-2004 316 Mw. Frieda Van 

Themsche 8680 

26-10-2004 318 Mw. Annemie Roppe 8681 

27-10-2004 321 M me Jacqueline Galant 8684 


29-10-2004 326 Koen Bultinck 8936 

23-11-2004 336 Guido De Padt 9316 

23-11-2004 338 M me Annick Saudoyer 9317 

29-11-2004 345 Luc Goutry 9524 

10-12-2004 361 Mw. Sabien Lahaye- 

Battheu 9704 

15-12-2004 362 Mw. Yolande Avontroodt 

9705 





20- 1-2005 381 Stijn Bex 10853 






17- 2-2005 405 Guido De Padt 11762 




QRVA 51 077 12867 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 


8- 3-2005 415 Mw. Frieda Van 


10- 3-2005 418 Mw. Frieda Van 



16- 3-2005 420 Mw. Frieda Van 


16- 3-2005 421 Mw. Frieda Van 


16- 3-2005 422 Mw. Frieda Van 


16- 3-2005 424 Mw. Frieda Van 


16- 3-2005 425 Guido De Padt 12484 


24- 3-2005 429 Filip De Man 12891 

29- 3-2005 430 Elio Di Rupo 12892 


12893 

Ministre de l’Emploi 

et de la Protection des consommateurs 

Minister van Werk 

en Consumentenzaken 

Emploi — Werk 



13- 7-2004 109 Roel Deseyn 6776 

17- 9-2004 127 M me Marie Nagy 7730 


6-10-2004 142 Ortwin Depoortere 8153 


8687 



9708 

21-12-2004 205 Mw. Sabien Lahaye- 

Battheu 9984 







Battheu 12487 




18- 3-2005 261 André Frédéric 12492 


Battheu 12493 


12494 



12496 

25- 3-2005 268 Filip Anthuenis 12893 


Battheu 12894 


12895 

Protection des consommateurs — Consumentenzaken 

29- 3-2005 102 Elio Di Rupo 12896 

Ministre de la Coopération au développement 

Minister van Ontwikkelingssamenwerking 





18- 3-2005 66 M me Colette Burgeon 12496 


Ministre de la Fonction publique, 

de l’Intégration sociale, 

de la Politique des grandes villes 

et de l’Égalité des chances 

Minister van Ambtenarenzaken, 

Maatschappelijke Integratie, 

Grootstedenbeleid 

en Gelijke Kansen 

Intégration sociale — Maatschappelijke Integratie 



23- 6-2004 54 Mw. Martine Taelman 6456 



12868 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 

9-12-2004 77 Geert Lambert 9716 

17- 1-2005 85 Patrick De Groote 10607 




23- 2-2005 100 David Geerts 11770 

1- 3-2005 101 Mw. Nancy Caslo 12078 


12264 

Politique des grandes villes — Grootstedenbeleid 


9-12-2004 27 Geert Lambert 9718 

Gelijke Kansen — Égalité des chances 


















Govaerts 7257 

17- 9-2004 25 M me Marie Nagy 7736 

1-12-2004 37 M me Annick Saudoyer 9546 




9- 2-2005 51 Staf Neel 11426 

Ministre de la Mobilité 

Minister van Mobiliteit 


Govaerts 7436 


25-10-2004 164 Mw. Frieda Van 

Themsche 8692 


23-11-2004 178 Ludo Van Campenhout 

9323 

26-11-2004 181 Guido De Padt 9547 

29-11-2004 182 Roel Deseyn 9548 


13-12-2004 187 Walter Muls 9724 












11- 1-2005 204 M me Pierrette Cahay- 

André 10458 

13- 1-2005 205 Guido De Padt 10609 

13- 1-2005 206 Roel Deseyn 10610 








28- 1-2005 216 Guido De Padt 11132 




3- 2-2005 223 Miguel Chevalier 11428 


16- 2-2005 229 Bert Schoofs 11771 




8- 3-2005 232 Stijn Bex 12266 


10- 3-2005 234 Mw. Frieda Van 


17- 3-2005 235 Guido De Padt 12500 


QRVA 51 077 12869 

09 - 05 - 2005 



Auteur 


Auteur 

Blz. 


21- 3-2005 237 M me Véronique 

Ghenne 12501 



24- 3-2005 240 Geert Lambert 12898 

29- 3-2005 241 Geert Lambert 12899 

Ministre de l’Environnement 

et des Pensions 

Minister van Leefmilieu 

en Pensioenen 

Environnement — Leefmilieu 


15-12-2004 41 Carl Devlies 9728 

8- 3-2005 56 M me Colette Burgeon 12268 

Pensions — Pensioenen 

10- 5-2004 32 Mw. Nahima Lanjri 6126 





8- 3-2005 85 Jan Peeters 12269 

14- 3-2005 86 Daniel Bacquelaine 12503 

15- 3-2005 87 M me Marie Nagy 12504 


Secrétaire d’État 

à la Modernisation des Finances 


adjoint au ministre des Finances 

Staatssecretaris 

voor Modernisering van de Financiën 


toegevoegd aan de minister van Financiën 












adjoint au ministre des Affaires étrangères 


toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken 



QRVA 51 077 12871 

09 - 05 - 2005 

(Fr.): Question posée en français. — (N.): Question posée en néerlandais. 

(Fr.): In het Frans gestelde vraag. — (N.): In het Nederlands gestelde vraag. 

II. Nouvelles questions auxquelles il n’a pas été répondu dans le délai fixé par le règlement. 

(Art. 123, alinéas 1 er à 4 du règlement de la Chambre). 

II. Nieuwe vragen waarop niet binnen de door het reglement bepaalde termijn geantwoord is. 

(Art. 123, eerste tot vierde lid van het reglement van de Kamer). 



DO 2004200503782 DO 2004200503782 

Question no 611 de M. Guido De Padt du 24 mars 

2005 (N.) à la vice-première ministre et ministre 

de la Justice: 

Téléphoner au volant avec un kit mains libres. — 

Infractions. 

Depuis le 1er juillet 2000, il est obligatoire d’utiliser 

un kit mains libres pour téléphoner au volant de sa 

voiture. Toutefois, les campagnes de grande envergure 

qui ont été menées pour lutter contre la pratique 

consistant à téléphoner tout en conduisant n’ont pas 

fait baisser le nombre de contrevenants. Selon des chiffres 

récents, 74% des conducteurs téléphonent en 

conduisant et deux tiers d’entre eux ne le font pas avec 

un kit mains libres. 

Votre administration pourrait-elle préciser, pour les 

années 2001, 2002, 2003 et 2004, et en ventilant les 

réponses par région, combien d’infractions à 

l’obligation de téléphoner avec un kit mains libres ont 

été constatées? 

DO 2004200503796 DO 2004200503796 

Question n o 612 de M. Servais Verherstraeten du 

29 mars 2005 (N.) à la vice-première ministre et 

ministre de la Justice: 



Vraag nr. 611 van de heer Guido De Padt van 

24 maart 2005 (N.) aan de vice-eerste minister en 

minister van Justitie: 

Handenvrij bellen tijdens het autorijden. — Inbreuken. 

Sinds 1 juli 2000 is handenvrij bellen tijdens het 

autorijden verplicht. Grootscheepse campagnes tegen 

mobiel telefoneren leiden echter niet tot een daling van 

het aantal overtreders. Volgens recente gegevens 

combineert 74% van de bestuurders rijden met telefoneren 

en doet tweederde van hen dat niet handenvrij. 

Kan uw administratie voor de jaren 2001, 2002, 

2003 en 2004 en opgesplitst per gewest, meedelen 

hoeveel inbreuken op de verplichting om handenvrij te 

bellen, werden vastgesteld? 

Vraag nr. 612 van de heer Servais Verherstraeten van 



Détention et utilisation d’armes. Bezit en gebruik van wapens. 

L’usage — et plus encore l’usage abusif — d’armes 

peut donner lieu à de regrettables incidents de tir où 

des personnes sont blessées ou même tuées. 

Het gebruik en meer nog het misbruik van wapens 

kan aanleiding geven tot pijnlijke schietincidenten met 

gewonden en zelfs doden tot gevolg. 


12872 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

1. Combien d’incidents de tir se sont-ils produits 

dans notre pays au cours des cinq dernières années, 

par province? 

2. Pourriez-vous ventiler ces chiffres selon qu’il 

s’agissait d’incidents avec des armes enregistrées ou 

d’incidents avec des armes non enregistrées? 

3. Quelles initiatives ont été prises au cours des 

dernières années pour rechercher et poursuivre les 

personnes détenant illégalement des armes non enregistrées? 

4. Combien de poursuites ont été engagées au cours 

des cinq dernières années, par arrondissement judiciaire, 

pour détention illégale d’armes? 

DO 2004200503808 DO 2004200503808 

Question n o 614 de M. Alfons Borginon du 29 mars 



SPF. — Service de la Législation. — Déséquilibre 

linguistique. 

Votre réponse à la question relative aux cadres 

linguistiques au sein du SPF Justice a retenu mon 

attention (question n o 6109 de M. Laeremans, Compte 

rendu intégral, Chambre, 2004-2005, commission de la 

Justice, 22 mars 2005, COM540, p.10). 

Vous y indiquez que le déséquilibre linguistique 

pour les fonctions de niveau A s’explique par le fait 

que les néerlandophones quittent plus rapidement le 

SPF Justice que leurs collègues francophones. C’est 

surtout dans le service de la Législation, où le déséquilibre 

est le plus important, que vous souhaitez rétablir 

la situation dans les plus brefs délais. 

1. À cet égard, ne s’indiquerait-il pas d’offrir aux 

juristes de parquet et aux référendaires la possibilités 

d’un transfert au SPF Justice? Leur expertise serait très 

utile, particulièrement au sein du service de la Législation. 

2. 

a) Si le déséquilibre linguistique pour les fonctions de 

niveau D est dû au fait que le recrutement se 

déroule uniquement à Bruxelles, tous les services 

doivent-ils dés lors encore être centralisés dans la 

capitale? 

1. Beschikt u over het aantal schietincidenten in ons 

land, per provincie, gedurende de jongste vijf jaar? 

2. Kan u de verhouding meedelen hoeveel schietincidenten 

er in deze periode per provincie gebeurden 

met geregistreerde wapens en hoeveel met nietgeregistreerde 

wapens? 

3. Welke acties werden er de jongste jaren ondernomen 

om het illegaal bezit van niet-geregistreerde 

wapens te zoeken en te vervolgen? 

4. Hoeveel vervolgingen vonden er plaats op illegaal 

wapenbezit gedurende de jongste vijf jaar per 

gerechtelijk arrondissement? 

Vraag nr. 614 van de heer Alfons Borginon van 



FOD. — Dienst Wetgeving. — Taalonevenwicht. 

Uw antwoord op de vraag naar de taalkaders bij 

Justitie heeft mijn aandacht getrokken (vraag van de 

heer Laeremans, Integraal Verslag, Kamer, 2004-2005, 

commissie voor de Justitie, 22 maart 2005, COM540, 

blz.10). 

Uw verklaart dat het taalonevenwicht op niveau A 

te wijten is aan het feit dat de Nederlandstaligen veel 

sneller vertrekken bij de FOD Justitie, dan hun Franstalige 

collega’s. Vooral op de Dienst Wetgeving, waar 

het onevenwicht heel groot is, wil u dit snel wegwerken. 

1. Is het in dat opzicht niet aangewezen om voor 

parketjuristen en referendarissen doorstroommogelijkheden 

naar de FOD Justitie te creëren? Vooral op de 

Dienst Wetgeving zou hun expertise goed van pas 

komen. 

2. 

a) Indien het taalonevenwicht op niveau D te wijten 

is aan het feit dat men alleen in Brussel rekruteert, 

moeten we alle diensten dan in Brussel gecentraliseerd 

houden? 

b) Certains services pourraient-ils être décentralisés? b) Zijn er geen diensten die in aanmerking komen 

voor decentralisatie? 


QRVA 51 077 12873 

09 - 05 - 2005 

DO 2004200503816 DO 2004200503816 

Question n o 615 de M. Alfons Borginon du 30 mars 



Révision de la législation sur le bail à ferme. — 

Système des commissions des fermages. 

La commission des fermages de Liège n’est pas 

parvenue à un accord entre les représentants des agriculteurs 

et ceux des bailleurs. Cet échec est dû à une 

profonde divergence de vues à propos des données 

utilisées, qui n’ont pas permis de rapprocher les positions 

(voir: Silva Belgica, n o 1, année 2005, pp. 21-23). 

L’échec de la commission des fermages n’augure 

rien de bon. Il y a en effet un abîme entre les coefficients 

de fermages fixés par la commission et la valeur 

réelle des terres cultivables. À Liège, il est manifeste 

que la tension a tellement augmenté que plus aucun 

accord n’était possible. 

La hausse des cœfficients au cours des 12 dernières 

années varie considérablement d’une province à l’autre 

(par exemple, Brabant flamand: 1993-2005: + 40%; 

Brabant wallon: 1993-2005: + 10%). Ces chiffres 

seraient de nature à démontrer que certains augmentent 

les coefficients pour ne pas creuser davantage 

l’écart avec la valeur réelle, tandis que d’autres les 

contiennent parce que les adaptations de prix sont de 

toute façon en grande partie payées au noir. 

Le ministre wallon de l’Agriculture souhaite par le 

biais d’une décision gouvernementale imposer en 

province de Liège la moyenne des coefficients des 

autres commissions de fermage wallonnes. 

1. 

a) D’après vous, qui est compétent en matière de 

législation sur le bail à ferme, y compris en matière 

de fermages? 

b) S’agit-il de la région, du fait de sa compétence en 

matière agricole? 

c) Ou s’agit-il quand même toujours de l’État fédéral? 

2. L’auteur de l’article suggère de défiscaliser les 

fermages et de revoir la législation sur le bail à ferme. 

Estimez-vous toujours opportun de maintenir ce 

système de commissions des fermages? 

3. Que pensez-vous des écarts importants au niveau 

des hausses des cœfficients sur les 12 dernières années, 

suivant la commission des fermages compétente? 

Vraag nr. 615 van de heer Alfons Borginon van 



Herziening pachtwetgeving. — Systeem van pachtprijzencommissies. 

De pachtprijzencommissie van Luik heeft geen 

akkoord bereikt tussen de vertegenwoordigers van de 

landbouwers en die van de verpachters. Dit was te 

wijten aan grote onenigheid over het cijfermateriaal 

dat gebruikt werd, wat de standpunten nog verder uiteen 

dreef (zie: Silva Belgica, nr. 1, jaargang 2005, 

blz. 21-23). 

Het falen van de pachtprijzencommissie is een teken 

aan de wand. Er gaapt immers een grote kloof tussen 

de coëfficiënten vastgesteld door de commissies en de 

werkelijke waarde van de landbouwgrond. Blijkbaar 

is deze spanning in Luik zo hoog opgelopen, dat men 

niet meer tot een akkoord kan komen. 

De stijging van de coëfficiënten over de jongste 

12 jaar verschilt nogal naargelang de provincie 

(bijvoorbeeld Vlaams-Brabant: 1993-2005: + 40%; 

Waals-Brabant: 1993-2005: + 10%). Dit zou er op 

kunnen wijzen dat sommigen de coëfficiënten verhogen 

om de kloof met de werkelijke waarde niet te laten 

groeien, terwijl anderen de coëfficiënten drukken 

omdat prijsaanpassingen toch grotendeels in het zwart 

worden betaald. 

De Waalse minister van Landbouw wil in de provincie 

Luik via een regeringsbesluit het gemiddelde 

van de coëfficiënten van de andere Waalse pachtprijzencommissies 

opleggen. 

1. 

a) Wie is er volgens u bevoegd inzake pachtwetgeving, 

inclusief de pachtprijzen? 

b) Is dit het gewest, wegens de bevoegdheid inzake 

landbouw? 

c) Of toch nog steeds de federale Staat? 

2. In het artikel wordt aangestuurd op een defiscalisatie 

van de pacht en herziening van de pachtwetgeving. 

Acht u het nog steeds opportuun om dit systeem 

van pachtprijzencommissies te behouden? 

3. Wat vindt u van het grote verschil in stijging van 

de coëfficiënten de jongste 12 jaar naargelang de 

bevoegde pachtprijzencommissie? 


12874 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



DO 2004200503787 DO 2004200503787 

Question n o 708 de M. Jean-Marc Nollet du 24 mars 

2005 (Fr.) au vice-premier ministre et ministre 

des Finances: 

Répartition du patrimoine entre les familles belges en 

2004. 

En octobre 1998, les professeurs Koen Rademaekers 

et Jef Vuchelen de la VUB, publiaient une étude particulièrement 

intéressante sur le patrimoine des familles 

belges et notamment sur l’évolution de celui-ci entre 

1984 et 1994, classant en déciles l’ensemble des familles 

(Rademaekers, K. en Vuchelen, J. (1998), «De 

verdeling van het Belgische gezinsvermogen», (paper 

355), Brussel: Vrije Universiteit Brussel). 

C’est ainsi qu’on apprenait par exemple que le 

patrimoine individuel des 4,6 millions de ménages 

belges s’élevait en 1994 à quelques huit millions de 

francs belges, mais surtout que 80% de nos concitoyens 

se situaient sous cette moyenne et que les 10% de 

ménages les plus riches se partageaient 49,6% de la 

richesse belge (pour 46,8% en 1984). 

Vous conviendrez avec moi de l’utilité d’une telle 

étude pour mesurer l’évolution de la répartition des 

riches en Belgique. Après 1984 et 1994, il serait dès lors 

particulièrement utile de connaître la répartition du 

patrimoine entre les familles belges en 2004. 

1. Disposez-vous de ce même type de données pour 

l’année 2004 et pouvez-vous, le cas échéant, les 

communiquer? 

2. Si vous n’en disposez pas, pouvez-vous vous 

engager à diligenter votre administration ou à subventionner 

une nouvelle recherche universitaire de façon à 

ce que les parlementaires puissent disposer de cet outil 

statistique particulièrement révélateur? 

DO 200420053797 DO 200420053797 

Question n o 709 de M. Dirk Van der Maelen du 

29 mars 2005 (N.) au vice-premier ministre et 

ministre des Finances: 

Complicité des conseillers dans le cadre de la fraude 

fiscale. 

Des réviseurs, des conseillers fiscaux et des 

banquiers se trouvent souvent mêlés, qu’ils en soient 



Vraag nr. 708 van de heer Jean-Marc Nollet van 

24 maart 2005 (Fr.) aan de vice-eerste minister en 

minister van Financiën: 

Verdeling van het vermogen over de Belgische gezinnen 

in 2004. 

In oktober 1998 publiceerden de professoren Koen 

Rademaekers en Jef Vuchelen van de VUB een bijzonder 

interessante studie over het vermogen van de Belgische 

gezinnen, meer bepaald over de evolutie tussen 

1984 en 1994, waarbij die gezinnen in decielen werden 

opgedeeld (Rademaekers, K. et Vuchelen, J. (1998), 

«De verdeling van het Belgische gezinsvermogen», 

(paper 355), Brussel: Vrije Universiteit Brussel). 

Die studie leerde ons onder meer dat het individueel 

vermogen van de 4,6 miljoen Belgische gezinnen in 

1994 ongeveer acht miljoen Belgische frank bedroeg, 

maar vooral dat 80% van onze medeburgers onder dat 

gemiddelde zat en dat de 10% rijkste gezinnen 49,6% 

van de Belgische rijkdom in handen hadden (in 1984 

was dat nog 46,8%). 

U zal het met me eens zijn dat zo’n studie erg nuttig 

is om de evolutie van het aantal rijken in België te 

volgen. Over de gegevens tussen 1984 en 1994 beschikken 

we, maar het zou erg nuttig zijn te weten hoe het 

in 2004 met de verdeling van het vermogen over de 

Belgische gezinnen stond. 

1. Beschikt u over dat soort gegevens voor 2004 en 

kan u die desgevallend meedelen? 

2. Indien u niet over die gegevens beschikt, verbindt 

u zich ertoe uw administratie een studieopdracht te 

geven of een nieuw universitair onderzoek te subsidiëren, 

zodat alle parlementsleden over dat veelzeggende 

statistische instrument kunnen beschikken? 

Vraag nr. 709 van de heer Dirk Van der Maelen van 



Medeplichtigheid van adviseurs aan fiscale fraude. 

Revisoren, fiscale adviseurs en bankiers worden 

vaak bewust of onbewust bij fiscale fraude betrokken. 


QRVA 51 077 12875 

09 - 05 - 2005 

conscients ou pas, à des faits de fraude fiscale. Nous 

aurions voulu connaître le point de vue du ministre 

concernant les cas généraux suivants que nous allons 

illustrer au moyen d’un exemple. 

A) Un contribuable exploite un garage dans le cadre 

d’une société. 

Or, il est bien connu que de très nombreuses voitures 

d’occasion sont achetées et vendues sans que cela 

apparaisse dans la comptabilité de la société. La vente 

s’effectue prétendument directement de l’ancien au 

nouveau propriétaire. 

1. Le banquier qui, à ce moment, reçoit des chèques 

sur le compte privé du garagiste est-il complice de 

détournement de biens sociaux? 

2. Qu’en est-t-il si, en ce qui concerne les crédits 

accordés par la banque, ces crédits sont tels qu’il ne 

fait pratiquement aucun doute que le banquier est au 

courant de l’existence d’un circuit parallèle? 

3. Le comptable est-il également responsable si lors 

d’une visite de routine à la société il constate que le 

nombre de voitures à vendre est de loin supérieur au 

nombre figurant dans la comptabilité de la société? 

4. Le fait qu’il apporte sa collaboration à l’établissement 

des comptes annuels de la société n’est-il pas 

un élément aggravant? 

5. Quelle est l’étendue de la responsabilité du 

comptable et du banquier? 

B) Un contribuable exploite un établissement horeca 

relativement important sous la forme d’une société. 

Lors d’une visite de l’établissement, n’importe qui peut 

constater que la société ne délivre pas toujours les 

attestations de TVA, que toutes les ventes ne sont pas 

enregistrées dans la caisse, que le client ne reçoit pas de 

ticket pour ses consommations, etc. De plus, la société 

ne dispose pas des autorisations nécessaires pour 

travailler avec des caisses agréées. Bref, une simple 

visite du comptable à l’établissement permet de constater 

que la société ne respecte pas les règles fiscales 

établies par la loi. 

1. Le comptable est-il alors complice de fraude 

fiscale? 

2. Qu’en est-il s’il collabore à l’établissement des 

comptes annuels? 

C) Une société familiale a depuis toujours plusieurs 

administrateurs. À un moment donné, les parents 

prennent leur pension et mettent un terme à leurs fonctions 

au sein de la société. Le comptable qui travaille 

depuis des années pour cette société se rend cependant 

compte que les parents continuent à se déplacer avec 

Graag hadden we het standpunt gekend van de minister 

omtrent volgende algemene gevallen die we aan de 

hand van een voorbeeld zullen situeren. 

A) Een belastingplichtige baat een garage uit in het 

kader van een vennootschap. 

Het is echter een algemeen bekend gegeven dat heel 

wat tweedehands wagens aan- en verkocht worden 

zonder de boekhouding van de vennootschap te passeren. 

De verkoop gaat zogenaamd rechtstreeks van 

oude gebruiker naar nieuwe gebruiker. 

1. Is de bankier die op dat moment cheques ontvangt 

op private rekening van de garagist medeplichtig 

aan verduisteren van vennootschapsgoederen? 

2. Quid als uit de kredietverlening van de bank, er 

zodanige kredieten toegestaan worden dat het bijna 

niet anders kan zijn dat de bankier op de hoogte is van 

een parallel circuit? 

3. Is de accountant mede aansprakelijk als hij bij 

een gewoon bezoek aan het bedrijf reeds kan vaststellen 

dat er aanzienlijk meer wagens te koop zijn, dan 

diegene die opgenomen zijn in de boekhouding van de 

vennootschap? 

4. Is het feit dat hij dan zijn medewerking verleent 

aan de opmaak van de jaarrekening van de vennootschap 

geen verzwarend element? 

5. Hoever reikt de aansprakelijkheid van de 

accountant en de bankier? 

B) Een belastingplichtige baat een relatief grote 

horecazaak uit onder de vorm van een vennootschap.Bij 

een gewoon bezoek aan de zaak kan elke 

leek vaststellen dat de vennootschap niet steeds de vereiste 

BTW- attesten aflevert bij het consumeren, dat de 

vennootschap drankontvangsten niet of onvolledig 

intikt in de kassa, dat er geen specifieke kwitanties afgeleverd 

worden op het moment dat er geconsumeerd 

wordt, enzovoort. De vennootschap beschikt bovendien 

niet over de nodige vergunningen om met geregistreerde 

kassa’s te werken. Kortom een louter 

bezoek aan de zaak door de accountant maakt duidelijk 

dat het bedrijf niet werkt volgens de wettelijke 

opgelegde fiscale regels. 

1. Is de accountant op dat moment medeplichtig 

aan fiscale fraude? 

2. Quid als hij meewerkt aan de opmaak van de 

jaarrekening? 

C) Een familiale vennootschap heeft sedert jaar en 

dag meerdere bestuurders. Op een bepaald moment 

gaan de ouders met pensioen en zetten alle functies 

binnen de vennootschap stop.De reeds jaren bij de 

zaak betrokken accountant merkt echter dat de ouders 

blijven rijden met wagens van de vennootschap en zich 


12876 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

les voitures de la société et continuent à s’attribuer 

régulièrement des biens de la société à des fins privées. 

De plus, le comptable constate que la fille du gérant, 

âgée de 18ans, dispose d’une voiture de sport dernier 

modèle. Le comptable qui a continuellement travaillé 

pour cette société et la connaît bien ne pourra prétendre 

qu’il ignorait tout de la situation. 

1. Le comptable se rend-il complice de détournement 

de biens sociaux? 

2. Qu’en est-il s’il collabore à l’établissement des 

comptes annuels? 

Complicité des conseillers dans le cadre de la fraude 

fiscale. 

DO 2004200503809 DO 2004200503809 


29 mars 2005 (N.) au vice-premier ministre et 


op regelmatige basis blijven vennootschapsgoederen 

toeëigenen voor private doeleinden. Bovendien stelt de 

accountant vast dat een 18-jarige dochter van de zaakvoerder 

de beschikking krijgt over het laatste nieuwe 

model van één of ander sportwagen. De accountant 

die de zaak door en door kent, kan nooit ontkennen 

dat hij geen weet had van deze situatie. 

1. Maakt de accountant zich medeplichtig aan verduistering 

van vennootschapsgoederen? 

2. Quid als hij meewerkt aan de opmaak van de 

jaarrekening? 




TVA. — Lutte contre la fraude carrousel. BTW. — Strijd tegen carrouselfraude. 

Dans le «Rapport annuel des Finances 2003», on 

peut lire que la lutte contre la fraude carrousel a 

permis de ramener le montant de la fraude à la TVA 

de 1,1 milliard d’euros en 2001 à 159 millions d’euros 

en 2003. Selon la note distribuée en commission des 

Finances et du Budget lors de l’audition de MM. 

Delporte et Laes, le montant de la fraude à la TVA ne 

s’élevait plus qu’à 103 millions d’euros en 2004. 

1. Pourriez-vous fournir de plus amples précisions 

et des chiffres concrets au sujet des «missing traders» 

(maillons introuvables et insolvables dans un circuit de 

fraude carrousel)? 

2. Quel est l’effectif de la Cellule de soutien, 

comment a-t-il évolué et de quels moyens la Cellule 

dispose-t-elle? 

3. De nouvelles mesures ont été introduites pour 

détecter et bloquer les carrousels (cf. la note de 

l’audition du 22 mars 2005). 

Combien de carrousels ont-ils pu être détectés à la 

suite de ces mesures? 

DO 2004200503810 DO 2004200503810 

Question no 711 de M. Jean-Marc Nollet du 29 mars 

2005 (Fr.) au vice-premier ministre et ministre 

des Finances: 

Décision de non-versement en 2004 aux régions de 

montants compensatoires DLU. 

Le gouvernement fédéral a mené en 2004 une opération 

d’amnistie fiscale, plus communément connue 

sous le nom de «DLU» (déclaration libératoire 

unique). 

In het «Jaarverslag Financiën 2003» lees ik dat als 

gevolg van de strijd tegen BTW-carrousels de ontdoken 

BTW zou teruggelopen zijn van 1,1 miljard euro 

in 2001 naar 159 miljoen euro in 2003. In 2004 

bedraagt de BTW-schade 103 miljoen euro volgens de 

nota verspreid tijdens de hoorzitting van 22 maart 

2005 met de heren Delporte en Laes in de commissie 

voor de Financiën en Begroting. 

1. Kan u meer uitleg en cijfers geven omtrent het 

aantal «missing traders» (dit is onvindbare en onvermogende 

tussenschakels in een carrouselcircuit)? 

2. Wat is het personeelsbestand (en de evolutie) van 

de Ondersteuningscel en welke middelen heeft de 

Ondersteuningscel ter beschikking? 

3. De opsporing van carrousels verloopt via nieuwe 

detectie- en afstoppingsmaatregelen (cf. nota hoorzitting 

van 22 maart 2005). 

Hoeveel carrousels zijn als gevolg van deze maatregelen 

aan het licht gekomen? 

Vraag nr. 711 van de heer Jean-Marc Nollet van 



Beslissing om de EBA-compensatiebedragen in 2004 

niet aan de gewesten toe te kennen. 

De regering heeft in 2004 een fiscale amnestie, de 

zogenaamde «EBA» (eenmalige bevrijdende aangifte), 

doorgevoerd. 


QRVA 51 077 12877 

09 - 05 - 2005 

Dans le cadre des principes initialement retenus 

pour l’organisation de cette opération à l’issue du 

Comité de concertation du 22 septembre 2003, il était 

notamment prévu un versement par le gouvernement 

fédéral de montants compensatoires aux régions. 

Ceux-ci étaient par exemple fixés à 20,3 millions 

d’euros pour ce qui concerne la région wallonne et à 

15,5 millions d’euros pour la région bruxelloise. 

Il semble cependant qu’il ait été finalement dédié de 

renoncer à ce versement compensatoire au bénéfice des 

régions en 2004. 

1. Pouvez-vous confirmer cette décision de nonversement 

en 2004 aux régions de montants compensatoires 

DLU? 

2. Pouvez-vous expliquer les motivations de cette 

décision et les mécanismes de compensation le cas 

échéant utilisés pour limiter l’impact de cette décision 

sur les finances de ces deux régions? 

DO 2004200503813 DO 2004200503813 

Question n o 712 de M. Elio Di Rupo du 30 mars 2005 

(Fr.) au vice-premier ministre et ministre des 

Finances: 

In het kader van de principes met betrekking tot de 

organisatie van die operatie die aanvankelijk na afloop 

van het Overlegcomité van 22 september 2003 werden 

goedgekeurd, was onder meer overeengekomen dat de 

federale regering de Gewesten een compensatie zou 

toekennen. Die compensaties bedroegen 20,3 miljoen 

euro voor het Waals Gewest en 15,5 miljoen euro voor 

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 

Men heeft blijkbaar uiteindelijk beslist die compensaties 

in 2004 niet aan de gewesten toe te kennen. 

1. Kan u bevestigen dat inderdaad werd beslist de 

EBA-compensatiebedragen in 2004 niet aan de gewesten 

toe te kennen? 

2. Waarom werd die beslissing genomen en in 

welke compensatieregelingen zal eventueel worden 

voorzien om het effect van die beslissing op de financiën 

van die twee gewesten te beperken? 

Vraag nr. 712 van de heer Elio Di Rupo van 30 maart 

2005 (Fr.) aan de vice-eerste minister en minister 

van Financiën: 

Productions audiovisuelles. — «Tax shelter». Audiovisuele producties. — «Tax shelter». 

Avec «Quand la mer monte» de Yolande Moreau, 

la remise des Césars a fourni une nouvelle fois la 

preuve de la qualité de la création cinématographique 

belge et de son caractère atypique tant apprécié. 

Ce foisonnement artistique est toutefois menacé par 

la difficulté face à laquelle se trouvent nos producteurs 

de trouver un financement. Le «tax shelter», incitant 

fiscal destiné aux sociétés qui investissent dans la 

production audiovisuelle en Belgique, est considéré 

comme un des moyens de remédier au caractère 

précaire de l’économie du cinéma belge. 

1. Pouvez-vous communiquer la liste des productions 

audiovisuelles qui ont bénéficié jusqu’ici de cet 

investissement? 

2. Pouvez-vous communiquer le bénéfice retiré par 

la mise en œuvre de cette mesure pour l’année 2004, 

dans chacune des communautés de ce pays, en faveur 

de l’aide à la création cinématographique? 

3. Êtes-vous en mesure d’établir des prévisions relativement 

précises pour les années 2005 et 2006? 

De met twee Césars bekroonde film «Quand la mer 

monte» van Yolande Moreau bewijst eens te meer dat 

de Belgische filmindustrie kwaliteitsvolle producties 

aflevert die om hun atypisch karakter geliefd zijn. 

De moeilijkheid om investeerders te vinden bedreigt 

echter de artistieke ontplooiing van onze producers. 

Één van de middelen om het economisch overleven 

van de Belgische cinema te garanderen wordt geboden 

door de zogenaamde «tax shelter». Hierbij wordt een 

fiscale stimulans geboden aan de ondernemingen die 

in de Belgische audiovisuele productie willen investeren. 

1. Kan u me een overzicht bezorgen van de audiovisuele 

producties die tot heden dergelijke investeringen 

hebben genoten? 

2. Kan u me, per gemeenschap, meedelen wat deze 

steunmaatregel voor de cinematografische creatie in 

2004 heeft opgebracht? 

3. Kan u min of meer nauwkeurige prognoses 

maken voor 2005 en 2006? 


12878 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 







Entreprises publiques Overheidsbedrijven 

DO 2004200503788 DO 2004200503788 


2005 (N.) au vice-premier ministre et ministre du 

Budget et des Entreprises publiques: 

La Poste. — Administrations publiques. — Paiement 

de la TVA. 

Depuis le 1er janvier 2005, La Poste doit appliquer la 

TVA à certains services, ce qui se traduira par une 

augmentation des coûts, notamment pour les administrations 

locales. 

Rien ne change pour l’envoi classique du courrier. À 

cet égard, La Poste reste non assujettie à la TVA, ce 

qui signifie qu’elle n’applique pas la TVA sur les tarifs 

postaux ordinaires. 

En revanche, elle percevra dorénavant 21% de TVA 

sur le produit «Distripost» (distribution de mailings 

non adressés) et, uniquement pour la partie correspondant 

au service d’affranchissement, sur les produits 

«Servipost», «Affranchissement par La Poste» et 

«Daily Mail Plus» pour les envois internationaux. 

Les administrations locales n’étant généralement 

pas assujetties à la TVA, elles devront donc supporter 

une augmentation de coûts de l’ordre de 21%. Le 

même régime s’applique à d’autres administrations 

publiques (notamment les provinces). 

L’assujettissement à la TVA pour une partie des 

activités de La Poste signifie également que celle-ci 

peut récupérer la TVA afférente à ces activités. Le 

nouveau système se traduit donc pour La Poste par 

une baisse des coûts (sans doute limitée). Étonnamment, 

La Poste n’a pas répercuté cette baisse sur ses 

tarifs à la clientèle puisqu’elle continue d’appliquer les 

anciens tarifs en se contentant de la majorer de 21% 

de TVA. 

1. Pourriez-vous indiquer le montant de TVA que 

les administrations publiques (par communes, provinces, 

autorités flamandes, départements fédéraux, intercommunales, 

etc.) devront payer à La Poste pour un 

volume de transactions identique (base 2004)? 

2. À combien s’élève pour La Poste la baisse de 

coûts consécutive à l’application de ce nouveau 

régime? 



minister van Begroting en Overheidsbedrijven: 

De Post. — Overheidsbesturen. — Betaling van BTW. 

De Post moet sinds 1 januari 2005 BTW aanrekenen 

op sommige diensten. Onder meer lokale besturen 

zullen hiervoor de rekening betalen. 

Voor de klassieke verzending van geadresseerde 

briefwisseling verandert er niets. Daarvoor blijft De 

Post niet-BTW-plichtig, wat betekent dat De Post geen 

BTW aanrekent bovenop de gewone porttarieven. 

Er zal in de toekomst wel 21% BTW worden geheven 

op het product «Distripost» (de uitreiking van 

ongeadresseerde mailings) en, uitsluitend voor het 

gedeelte frankeerdienst, op de producten «Servipost», 

«Frankeerdienst door De Post» en «Daily Mail Plus» 

voor de internationale zendingen. 

Aangezien lokale besturen doorgaans niet-BTWplichtig 

zijn, betekent dit voor hen een kostenverhoging 

met 21%. Ook voor andere overheidsbesturen 

(provincies, enzovoort) geldt dezelfde regeling. 

De BTW-plicht voor een deel van de postactiviteiten 

betekent ook dat De Post de BTW die betrekking heeft 

op die activiteiten kan recupereren. Het nieuwe systeem 

betekent dus een (allicht beperkte) kostenverlaging 

voor De Post. Het is dus vreemd dat hiervan door 

De Post niets naar de klanten wordt doorgeschoven, 

want de tarieven blijven gelijk aan de vroegere, verhoogd 

met 21% BTW. 

1. Hoeveel BTW zullen de overheidsbesturen (opgesplitst 

per gemeenten, provincies, Vlaamse overheden, 

federale departementen, intercommunales, enzovoort) 

bij gelijkblijvende omzet (basis 2004), moeten 

betalen aan De Post? 

2. Hoe groot is de kostenverlaging voor De Post 

tengevolge van deze nieuwe regeling? 


QRVA 51 077 12879 

09 - 05 - 2005 

DO 2004200503789 DO 2004200503789 

Question n o 487 de M. Jef Van den Bergh du 24 mars 



SNCB. — Propositions relatives à l’amélioration du 

service sur la ligne 12. 

Un groupe de navetteurs fréquentant la ligne 12 a 

formulé une série de propositions visant à améliorer le 

confort et le service sur la ligne en question: 

A) Circulation de deux trains de nuit entre Anvers et 

Essen le vendredi et le samedi soir (actuellement le 

dernier train quitte Anvers-Central à 23h41) 

B) Desserte de la ligne par deux trains L et une liaison 

semi-directe toutes les heures (actuellement un 

train L et un IC/IR ou semi-direct par heure et un train 

P le matin et un le soir). 

C) Arrêt de tous les trains le soir et le week-end en 

gare de Luchtbal (ou éventuellement de Groenendaal 

pour ainsi assurer une liaison rapide en transport 

public jusqu’au Metropolis ou jusqu’aux autres pôles 

d’attraction situés dans les environs). 

D) Mise en service de rames plus longues ou de 

trains à double étage et mise en circulation de rames 

modernes. 

1. 

a) Dans quelle mesure ces propositions ont-elles déjà 

été examinées par la SNCB? 

b) Si la SNCB ne les a pas examinées, a-t-elle 

l’intention de les étudier dans le cadre de 

l’instauration des nouveaux horaires? 

2. Si elle les a déjà examinées, quelles sont les 

propositions réalistes? 

3. Dans quel délai les propositions réalistes pourront-elles 

être mises en œuvre? 

DO 2004200503792 DO 2004200503792 

Question n o 488 de M me Camille Dieu du 25 mars 

2005 (Fr.) au vice-premier ministre et ministre du 


SNCB. — Transferts d’agents prévus pour la distribution 

des cartes d’identité électroniques. 

Sur une base volontaire, des agents de La Poste et de 

Belgacom vont rejoindre les communes pour aider à 

délivrer les nouvelles cartes d’identité électroniques. 

Aujourd’hui cela concerne 539 personnes. Par rapport 

Vraag nr. 487 van de heer Jef Van den Bergh van 



NMBS. — Voorstellen tot een betere dienstverlening 

voor Lijn 12. 

Een groep treingebruikers van Lijn 12 heeft een aantal 

voorstellen geformuleerd om het comfort en de 

dienstverlening op Lijn 12 te verbeteren: 

A) Twee nachttreinen van Antwerpen naar Essen op 

vrijdag- en zaterdagnacht (huidige laatste trein vertrekt 

om 23.41 uur in Antwerpen-Centraal). 

B) Elk uur twee L-treinen en één semi-directe lijn 

(momenteel één L-trein en één IR/IC ofwel semidirect, 

met nog één P-trein ’s morgens en één 

’s avonds). 

C) Alle treinen ’s avonds en in het weekend een stop 

laten houden aan station Luchtbal (of eventueel aan 

het station Groenendaal, om zo een vlotte openbaar 

vervoerverbinding tot stand te brengen voor Metropolis 

en andere attractiepolen in deze omgeving). 

D) Langere treinstellen of dubbeldekkers inzetten en 

moderne treinstellen inschakelen. 

1. 

a) In hoeverre zijn deze voorstellen reeds onderzocht 

door de NMBS? 

b) Indien dit nog niet gebeurde, zal men deze voorstellen 

onderzoeken in het kader van de nieuwe 

dienstregeling? 

2. Indien dit al gebeurde, welke voorstellen zijn 

haalbaar? 

3. Op welke termijn zouden de haalbare voorstellen 

verwezenlijkt kunnen worden? 

Vraag nr. 488 van mevrouw Camille Dieu van 



NMBS. — Reaffectatie van beambten voor de afgifte 

van de elektronische identiteitskaarten. 

Een aantal beambten van De Post en Belgacom 

zullen de gemeenten vrijwillig bijstaan bij de uitreiking 

van de nieuwe elektronische identiteitskaarten. 

Momenteel hebben 539 personen zich daarvoor opge- 


12880 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

aux besoins qui requièrent 722 personnes, il reste un 

«gap» de 183 candidats à trouver. 

Récemment, avec le ministre de la Défense, vous 

avez trouvé un accord afin que du personnel militaire 

statutaire puisse à son tour être mis à disposition des 

communes. 

À la SNCB, avec le plan «Move», des centaines de 

cheminots vont se retrouver en position délicate en 

terme d’emploi. Certains d’entre eux souhaitent même 

un changement d’affectation. 

Pour pallier cette nouvelle charge de travail dans les 

communes, les cheminots aussi ne pourraient-ils pas 

participer à ce fameux pool de reconversion plutôt que 

de faire face à une situation inconfortable au sein de la 

SNCB? 


et ministre de l’Intérieur 

DO 2004200503790 DO 2004200503790 

Question n o 562 de M me Jacqueline Galant du 24 mars 

2005 (Fr.) au vice-premier ministre et ministre de 

l’Intérieur: 

Lecteurs de puces électroniques pour les cartes 

d’identité. 

La délivrance de la carte d’identité électronique est 

entrée en vigueur partout dans le pays. Hormis le fait 

que les communes ont dû attendre pratiquement la 

veille de l’entrée en vigueur de celle-ci pour obtenir les 

informations, on peut encore s’interroger au sujet du 

lecteur de puces dont peu de communes et bureaux de 

police sont équipés. 

Je m’interroge dès lors sur la sécurité de nos concitoyens 

et les difficultés que les policiers rencontreront 

dans le cadre de leur travail. Eux-mêmes se demandent 

comment lors de simples contrôles, ils vont bien 

pouvoir vérifier les coordonnées. 

En outre, nombre de démarches administratives 

requièrent un élément d’adresse. Les administrations 

communales délivrent un formulaire A4 en plus de la 

carte magnétique au format, il est vrai, jugé assez 

pratique par les citoyens. 

1. Pouvez-vous donner des informations plus précises 

quant à la délivrance de ces lecteurs mais aussi par 

geven. Dat zijn er 183 te weinig — er moeten in totaal 

722 kandidaten gevonden worden om een en ander tot 

een goed einde te brengen. 

Onlangs kwam u met de minister van Landsverdediging 

overeen dat de gemeenten ook een beroep 

zouden kunnen doen op statutair militair personeel. 

Met het Move-plan van de NMBS komen honderden 

spoorwegbeambten op een schopstoel te zitten. 

Sommigen onder hen willen elders aan de slag kunnen. 

Kunnen ook de spoorwegbeambten niet in deze 

omscholingspool terecht in plaats van op de wip te 

moeten blijven staan bij de NMBS, zodat ook zij ingeschakeld 

kunnen worden voor deze bijkomende opdracht 

voor de gemeenten? 


en minister van Binnenlandse Zaken 

Vraag nr. 562 van mevrouw Jacqueline Galant van 


minister van Binnenlandse Zaken: 

Chiplezers voor identiteitskaarten. 

In het hele land is men begonnen met de afgifte van 

de elektronische identiteitskaart. Nog afgezien van het 

feit dat de gemeenten hieromtrent pas op het laatste 

moment voorgelicht werden, rijzen er vragen over de 

bijbehorende chiplezer, waarover tot nu toe maar een 

klein aantal gemeenten en politiekantoren beschikt. 

Ik heb dan ook bedenkingen bij de veiligheid van de 

burger en vrees dat de politieagenten de nodige moeilijkheden 

zullen ondervinden bij hun werk. De politie 

zelf vraagt zich af hoe ze de persoonsgegevens moet 

controleren bij een eenvoudige identiteitscontrole. 

Voor heel wat administratieve formaliteiten worden 

bovendien adresgegevens gevraagd. De gemeentebesturen 

geven een A4-formulier af naast de magneetkaart, 

waarvan het formaat, het moet gezegd, door de 

burger als vrij handzaam ervaren wordt. 

1. Kan u nadere toelichting verstrekken over de verdeling 

van de chiplezers en over de kosten voor de 


QRVA 51 077 12881 

09 - 05 - 2005 

rapport au coût qui incombera aux zones de police qui 

seront obligées d’en disposer pour mener à bien leurs 

missions? 

2. Qu’avez-vous prévu à cet effet pour dissiper les 

inquiétudes de nos concitoyens? 

3. Ne serait-il pas opportun de mettre en place une 

campagne de communication envers le citoyen à cet 

égard? 

4. Si c’est effectivement le cas, par quel biais envisagez-vous 

de faire passer le message de la manière la 

plus adéquate? 

5. Avez-vous prévu un plan d’actions à ce niveau 

afin d’éviter les problèmes? 

DO 2004200503793 DO 2004200503793 

Question n o 563 de M. Roel Deseyn du 25 mars 2005 

(N.) au vice-premier ministre et ministre de 


politiezones, die hun opdracht zonder dit toestel niet 

meer naar behoren zullen kunnen vervullen? 

2. Welke maatregelen zal u in dat verband treffen 

om de ongerustheid van de burger weg te nemen? 

3. Zou het niet opportuun zijn een informatiecampagne 

op touw te zetten ten aanzien van de burger? 

4. Zo ja, wat is volgens u de beste manier om de 

boodschap over te brengen? 

5. Heeft u in dat verband een actieplan voorbereid 

om problemen te voorkomen? 

Vraag nr. 563 van de heer Roel Deseyn van 25 maart 

2005 (N.) aan de vice-eerste minister en minister 

van Binnenlandse Zaken: 

Octroi de subsides pour les «festivités 175-25ans». Toewijzing van subsidies voor de «175-25jaarfestiviteiten». 

Cette année, notre pays fête son 175 e anniversaire et 

25ans de fédéralisme. Les pouvoirs publics appellent 

les milieux associatifs à participer à ces festivités et à 

en organiser eux-mêmes. Ils peuvent faire leurs propositions 

sur le site www.175-25.be. Elles sont alors 

transmises à un secrétariat exécutif responsable de 

l’organisation et de la coordination des activités. Ce 

secrétariat travaille dans le cadre institué par le comité 

de parrainage. Une bonne collaboration entre le fédéral, 

les communautés et les régions doit garantir la 

réussite de cette année de célébrations. 

Sur le terrain, il subsiste néanmoins quelques questions 

d’ordre pratique. Le comité de parrainage n’a 

pas fait toute la transparence sur les critères de financement 

retenus pour les activités locales. De plus, les 

organisateurs doivent parfois attendre longtemps 

avant d’obtenir la confirmation de l’octroi de subsides 

(alors que le secrétariat accuse très rapidement réception 

de leur dossier de candidature). Cette situation 

inquiète particulièrement les organisateurs qui doivent 

par exemple conclure des contrats avec des artistes, 

des techniciens du son, des entreprises de restauration, 

etc. Ils sont naturellement en proie à des difficultés 

puisqu’ils ignorent s’ils pourront compter ou non sur 

des subsides. 

1. Combien de demandes de subsides le secrétariat 

exécutif a-t-il reçues? 

2. Combien de projets ont déjà bénéficié d’une 

promesse réelle de subsides (autre qu’un simple accusé 

de réception)? 

Dit jaar viert ons land 175jaar België en 25jaar federalisme. 

De overheid heeft het verenigingsleven opgeroepen 

om deel te nemen aan deze festiviteiten en zelf 

activiteiten te organiseren. Dit kan via de website 

www.175-25.be. Achter deze website steekt een uitvoerend 

secretariaat dat verantwoordelijk is voor de organisatie 

en de coördinatie van de activiteiten. Dit secretariaat 

werkt binnen het kader dat uitgetekend werd 

door het beschermcomité. Een goede samenwerking 

van de federale overheid, de gemeenschappen en gewesten 

garandeert de succesvolle afloop van het vieringsjaar. 

Toch blijven er op het terrein soms nog enkele 

vragen over de paraktische werking. Het is niet altijd 

even duidelijk welke criteria voor financiering van 

lokale activiteiten het beschermcomité heeft vastgelegd. 

Bovendien duurt het soms een tijdje vooraleer 

organisatoren duidelijkheid krijgen of zij al dan niet 

subsidie zullen krijgen (ook al hebben zij een snelle 

ontvangstmelding van het dossier gekregen). Dit leidt 

tot nogal wat ongerustheid van de organisatoren, die 

bijvoorbeeld contracten moeten sluiten met artiesten, 

geluidstechnici, cateringbedrijven, enzovoort. Dit is 

natuurlijk problematisch aangezien zij niet weten of zij 

op subsidie kunnen rekenen of niet. 

1. Hoeveel aanvragen tot subsidie heeft het uitvoerend 

secretariaat ontvangen? 

2. Hoeveel projecten kregen al de daadwerkelijke 

toezegging van subsidies (dus meer dan enkel de ontvangstmelding)? 


12882 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

3. Quel est le délai normal de notification d’une 

décision du secrétariat exécutif quant à l’octroi ou non 

de subsides? 

4. Combien de dossiers sont actuellement en 

attente? 

5. Quels critères sont retenus pour décider de 

l’octroi ou non de subsides? 

6. 

a) Quel est le montant total des subsides déjà promis 

aux organisateurs? 

3. Hoe lang duurt het normaal gezien vooraleer de 

organisatoren van de beslissing van het uitvoerend 

secretariaat op de hoogte worden gebracht of zij subsidies 

kunnen krijgen? 

4. Hoeveel dossiers wachten nog op afhandeling? 

5. Wat zijn de criteria die gehanteerd worden om te 

beslissen of een aanvrager al dan niet subsidies kan 

krijgen? 

6. 

a) Welk bedrag is reeds toegezegd aan organisatoren? 

b) Quels montants ont déjà été distribués? b) Hoeveel is daarvan al effectief uitgekeerd? 

c) Quels montants doivent encore être distribués? c) Welk bedrag blijft er nog over? 

7. 

a) Quelle est la répartition des tâches entre les différentes 

autorités? 

b) Quelles sont les tâches prises en charge par les 

autorités fédérales? 

c) Quelles sont les tâches prises en charge par les 

communautés et les régions? 

DO 2004200503798 DO 2004200503798 

Question no 564 de M. Elio Di Rupo du 29 mars 2005 

(Fr.) au vice-premier ministre et ministre de 


Organisation des élections communales et provinciales 

d’octobre 2006. 

Depuis la dernière réforme institutionnelle, et plus 

particulièrement en vertu de l’article 4 de la loi 

spéciale du 13 juillet 2001, l’organisation des élections 

communales et provinciales relève de la compétence 

des régions. Il s’agit là d’un défi important pour les 

gouvernements régionaux. 

En vue d’assurer une bonne transition entre le 

Service public fédéral (SPF) Intérieur et l’administration 

régionale, celui-ci a convoqué chacune des trois 

régions à une réunion de concertation afin d’organiser 

l’achat du matériel de vote et le coaching des trois entités 

fédérées pour 2006. 

Il ressort de ces trois réunions que la réalisation de 

ces objectifs devrait se dérouler via trois groupes de 

travail et un groupe de direction: 

— un groupe de travail pour la fixation des normes 

techniques et des cahiers des charges du matériel 

de vote; 

7. 

a) Wat is de rolverdeling tussen de verschillende overheden? 

b) Welke taken neemt de federale overheid waar? 

c) Welke worden door de gemeenschappen en gewesten 

uitgevoerd? 




Organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen 

van oktober 2006. 

Sinds de jongste staatshervorming, en meer bepaald 

krachtens artikel 4 van de bijzondere wet van 13 juli 

2001, valt de organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen 

onder de bevoegdheid van de 

gewesten. De gewestregeringen staan op dat vlak dus 

voor een belangrijke uitdaging. 

Teneinde een goede overgang tussen de Federale 

Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken en de 

gewestelijke administratie te garanderen, heeft eerstgenoemde 

elk van de drie gewesten uitgenodigd op een 

overlegvergadering met het oog op de organisatie van 

de aankoop van stemapparatuur en de coaching van 

de drie deelgebieden in het vooruitzicht van de verkiezingen 

van 2006. 

Uit die drie vergaderingen is gebleken dat met het 

oog op het bereiken van de doelstellingen drie werkgroepen 

en één stuurgroep zouden worden opgericht: 

— een werkgroep belast met de vaststelling van de 

technische normen en de bestekken voor de 

stemapparatuur; 


QRVA 51 077 12883 

09 - 05 - 2005 

— un groupe de travail pour la rédaction d’un accord 

de coopération entre l’autorité fédérale et les 

régions; 

— un groupe de travail pour l’organisation des élections 

2006; 

— un groupe de direction qui devrait suivre les 

travaux des trois groupes précités, fixer les échéances, 

et prendre les décisions finales. 

Depuis la tenue de ces réunions, la région wallonne 

et la région de Bruxelles-Capitale n’ont plus eu de 

contact avec le SPF Intérieur. À l’epoque, le directeur 

général, monsieur Luc Vanneste, avait d’ailleurs 

déclaré que le bon déroulement des élections communales 

et provinciales ne faisait pas partie de son plan 

de management, et qu’une décision de son ministre 

était nécessaire pour pouvoir réaliser le coaching. 

1. Une date pour la mise en place de ces groupes de 

travail a-t-elle été arrêtée? 

2. Avez-vous donné des instructions à monsieur 

Vanneste afin de réaliser le coaching des régions par le 

SPF Intérieur? 

DO 2004200503439 DO 2004200503439 

Question n o 565 de M. Koen T’Sijen du 29 mars 2005 



— een werkgroep belast met het opstellen van een 

samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid 

en de gewesten; 

— een werkgroep voor de organisatie van de verkiezingen 

2006; 

— een stuurgroep belast met de follow-up van de 

werkzaamheden van drie voornoemde werkgroepen, 

de vaststelling van de termijnen en het nemen 

van de eindbeslissingen. 

Sinds die vergaderingen hebben het Waals Gewest 

en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen contact 

met de FOD Binnenlandse Zaken meer gehad. De 

directeur-generaal van de FOD, de heer Luc Vanneste, 

had indertijd trouwens verklaard dat het goede verloop 

van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen 

geen deel uitmaakte van zijn managementplan en dat 

een beslissing van zijn minister vereist was om werk te 

kunnen maken van de coaching. 

1. Werd een datum vastgesteld voor de installatie 

van die werkgroepen? 

2. Heeft u de heer Vanneste instructies gegeven 

teneinde de coaching van de gewesten door de FOD 

Binnenlandse Zaken mogelijk te maken? 

Vraag nr. 565 van de heer Koen T’Sijen van 29 maart 



Situation des illégaux non rapatriables. Toestand van niet-repatrieerbare illegalen. 

Nombre d’étrangers en séjour illégal ne peuvent 

retourner dans leur pays d’origine. Certains obtiennent 

des autorités belges qu’elles leur fassent bénéficier 

d’une clause de non-refoulement. Depuis le 1er août 

2002, cette clause est liée à une prolongation de l’ordre 

de quitter le territoire. Ces personnes qui séjournent 

illégalement dans notre pays peuvent continuer à faire 

appel au CPAS. Les personnes qui ont obtenu le bénéfice 

de cette clause avant août 2002 ou qui 

n’obtiennent que le bénéfice d’une clause humanitaire 

séjournent aussi illégalement dans le pays et n’ont pas 

droit à l’aide du CPAS, même si les autorités belges 

confirment qu’elles ne peuvent retourner dans leur 

pays. 

La Cour d’arbitrage (arrêt 80/99 du 30 juin 1999) dit 

que les étrangers qui ne peuvent donner suite à un 

ordre exécutoire de quitter le territoire pour des 

raisons médicales ont droit à une aide. Le 18 décembre 

2000, la Cour de cassation a estimé quant à elle que le 

fait de limiter le droit à l’aide sociale à l’aide médicale 

urgente ne vaut pas pour ceux qui ne peuvent retour- 

Heel wat illegaal verblijvende vreemdelingen 

kunnen niet terugkeren naar hun land van herkomst. 

Sommigen krijgen een niet-terugleidingsclausule. 

Sinds 1 augustus 2002 wordt daaraan het verlengen 

van het bevel om het grondgebied te verlaten gekoppeld. 

Deze mensen verblijven illegaal in het land en 

kunnen verder een beroep doen op het OCMW. Diegenen 

die vóór augustus 2002 zo’n clausule kregen of 

die slechts een humanitaire clausule krijgen, verblijven 

illegaal en hebben geen recht op OCMW-steun, ook al 

bevestigt de Belgische overheid dat zij niet terug 

kunnen keren. 

Het Arbitragehof (arrest 80/99 van 30 juni 1999) 

zegt dat vreemdelingen die omwille van medische 

redenen geen gevolg kunnen geven aan het uitwijzingsbevel, 

recht hebben op steun. Het Hof van Cassatie 

heeft op 18 december 2000 geoordeeld dat de beperking 

van het recht op maatschappelijke dienstverlening 

tot dringende medische hulp niet geldt voor die- 


12884 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

ner dans leur pays pour des raisons indépendantes de 

leur volonté. Cette conception est suivie dans la jurisprudence 

inférieure. 

Les pouvoirs locaux exigent que l’État fédéral 

assume ses responsabilités et recherche une solution 

pour résoudre le problème des illégaux. Actuellement, 

les CPAS n’ont d’autre choix que de refuser les demandes 

d’aide émanant de ces personnes car pour qu’ils 

puissent obtenir de l’État le remboursement de l’aide 

qu’ils leur ont fournie, il faut qu’il y ait eu condamnation 

en justice. Or, les recours que les CPAS doivent 

introduire leur coûtent cher car ils doivent invariablement 

payer les frais de justice. 

1. Quelles mesures comptez-vous prendre pour 

améliorer la situation des illégaux non rapatriables? 

2. Approuvez-vous l’octroi d’un droit de séjour 

d’une année à ceux qui ne peuvent retourner dans leur 

pays pour des raisons indépendantes de leur volonté, 

droit de séjour susceptible d’être prolongé si le cas de 

force majeure subsiste? 

DO 2004200503805 DO 2004200503805 


2005 (N.) au vice-premier ministre et ministre de 


Police locale. — Traitements. — Remboursement du 

trop-perçu. 

Les médias ont récemment rapporté qu’une partie 

du personnel de la police locale, qui avait perçu un 

traitement supérieur à celui qui lui était dû, doit 

aujourd’hui rembourser le trop-perçu. Chargée 

aujourd’hui du paiement des traitements du personnel 

de la police locale, la zone de police s’est substituée 

aux communes, qui versaient auparavant le traitement 

des agents de la police communale. Selon la presse, 

c’est précisément cette réforme qui serait à la base des 

problèmes actuels. 

1. Pour quelle raison exactement certains fonctionnaires 

de police ont-ils reçu un traitement apparemment 

trop élevé? 

2. Connaissez-vous le nombre d’agents dans cette 

situation et le montant indûment perçu? 

3. Quand et pendant combien de temps les agents 

concernés n’ont-ils pas perçu leur traitement correct? 

4. 

a) Des agents n’ont-ils, au contraire, pas reçu leur 

dû? 

b) Dans l’affirmative, les arriérés de rémunération 

leur seront-ils encore versés, et dans quel délai? 

genen die om redenen onafhankelijk van hun wil niet 

kunnen terugkeren. Deze stelling wordt in de lagere 

rechtspraak gevolgd. 

De lokale besturen eisen dat de federale overheid 

haar verantwoordelijkheid opneemt en een oplossing 

zoekt voor de illegalen. Op dit moment kunnen de 

OCMW’s niet anders dan de steunaanvragen van deze 

mensen weigeren. Een rechterlijke veroordeling is 

immers noodzakelijk om de verleende steun van de 

Staat te kunnen terugvorderen. Deze beroepen kosten 

geld want het OCMW betaalt steeds de gerechtskosten. 

1. Welke maatregelen neemt u om de toestand van 

de niet-repatrieerbare illegalen te verbeteren? 

2. Gaat u akkoord met het toekennen van een verblijfsrecht 

van één jaar aan hen die niet kunnen terugkeren 

om redenen onafhankelijk van hun wil, dat kan 

verlengd worden indien de toestand van overmacht 

blijft bestaan? 



minister van Binnenlandse Zaken: 

Lokale politie. — Terugbetaling van teveel ontvangen 

loon. 

Onlangs verscheen in de media een artikel over het 

feit dat een deel van het personeel van de lokale politie 

te veel loon heeft gekregen en dat zij dit nu moet terugbetalen. 

Vroeger kreeg de gemeentepolitie zijn loon 

uitbetaald door de gemeenten, nu krijgt het personeel 

van de lokale politie zijn salaris van de politiezone. 

Het zou net die hervorming zijn die voor de huidige 

problemen zorgde, zo stond te lezen. 

1. Wat is de precieze aanleiding of oorzaak van het 

feit dat een aantal agenten blijkbaar te veel loon 

hebben gekregen? 

2. Heeft u weet van het aantal personeelsleden dat 

een teveel aan loon uitbetaald heeft gekregen en om 

hoeveel euro dit gaat? 

3. Wanneer en gedurende welke periode kregen de 

agenten een verkeerd bedrag uitgekeerd? 

4. 

a) Zijn er ook agenten die te weinig hebben ontvangen? 

b) Zo ja, krijgen zij dit achterstallig loon alsnog en 

wanneer mogen ze dat dan verwachten? 


QRVA 51 077 12885 

09 - 05 - 2005 

5. Le remboursement de la part excédentaire constitue-t-il 

la seule solution ou envisagez-vous d’intervenir 

d’une quelconque manière dans ce dossier? 

DO 2004200503684 DO 2004200503684 

Question n o 567 de M. Dylan Casaer du 29 mars 2005 



5. Is een terugbetaling van het te veel uitgekeerde 

loon de enige oplossing of overweegt u hier op een of 

andere manier tegemoet te komen? 

Vraag nr. 567 van de heer Dylan Casaer van 29 maart 



Conseil d’État. — Procédures. — Référé. Raad van State. — Procedures. — Kort geding. 

Les procédures devant le Conseil d’État s’étendent 

souvent sur plusieurs années, ce qui est évidemment 

regrettable pour les parties concernées. En effet, il 

s’agit souvent de litiges qui requièrent un règlement 

rapide, concernant des autorisations, des nominations, 

etc. 

La possibilité d’entamer une sorte de procédure 

rapide en référé, lorsqu’il est question d’un possible 

préjudice difficilement réparable, a permis de remédier 

en partie à ce problème. 

1. Quelles mesures sont-elles prises pour faciliter et 

accélérer le déroulement des procédures devant le 

Conseil d’État? 

2. Dispose-t-on de chiffres relatifs au nombre de 

dossiers faisant l’objet d’une procédure en référé? 

3. Dispose-t-on de chiffres relatifs au nombre de 

dossiers dans lesquels le Conseil d’État donne suite à 

la mesure requise en référé et où une annulation intervient 

par la suite? 




Procedures voor de Raad van State nemen vaak verschillende 

jaren in beslag. Voor de betrokken partijen 

is dit uiteraard betreurenswaardig, daar het vaak gaat 

om geschillen die een snelle afhandeling vereisen, zoals 

betwistingen rond vergunningen, benoemingen, enzovoort. 

Deels is hieraan verholpen doordat er een mogelijkheid 

bestaat om een soort kort gedingprocedure te 

volgen indien er sprake is van een mogelijk moeilijk te 

herstellen nadeel. 

1. Welke maatregelen worden er genomen om de 

afhandeling van procedures voor de Raad van State 

vlotter en sneller te laten verlopen? 

2. Bestaan er cijfers van in hoeveel zaken er gebruik 

wordt gemaakt van de kort gedingprocedure? 

3. Bestaan er cijfers van in hoeveel zaken waarin de 

Raad van State ingaat op de gevorderde maatregel in 

kort geding, er ook achteraf een annulatie volgt? 




Économie Economie 

DO 2004200503781 DO 2004200503781 

Question no 251 de Mme Jacqueline Galant du 24 mars 

2005 (Fr.) au ministre de l’Économie, de 

l’Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique 

scientifique: 

Assurances. — Titulaires d’abonnements de transport 

en commun. — Adaptation de la prime d’assurance 

auto. 

Récemment, j’ai découvert via un article de presse le 

projet de Touring Assurances d’adapter la prime 


24 maart 2005 (Fr.) aan de minister van Economie, 

Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid: 

Verzekeringen. — Houders van een abonnement op 

het openbaar vervoer. — Aanpassing van de 

autoverzekeringspremie. 

Onlangs vernam ik in de pers dat Touring Verzekeringen 

van plan is de autoverzekeringspremie voor 


12886 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

d’assurance auto aux titulaires d’abonnements de 

transport en commun. Si l’idée en soi est logique puisque 

par définition un utilisateur de transports en 

commun est moins sur la route, on peut s’interroger 

sur les dérives qui sont liées à ce type de procédure. 

1. Comment en effet être certain que le souscripteur 

d’une assurance auto est bien le titulaire de 

l’abonnement SNCB? On sait que beaucoup de citoyens 

ne manquent jamais d’imagination pour profiter 

du système. Imaginons un mari se déplaçant au quotidien 

en voiture, qui mettrait l’assurance au nom de son 

épouse, utilisatrice de transports en commun, pour 

bénéficier d’une prime qui pourrait, si j’en crois l’article 

de presse, être rabotée de quelque 32%! 

2. En outre, ce système exclut forcément des 

usagers SNCB qui voyagent gratuitement et ne sont 

donc pas titulaires d’un abonnement de transport en 

commun, tels les personnes âgées. 

houders van een abonnement op het openbaar vervoer 

goedkoper te maken. Daar valt wat voor te zeggen: 

wie het openbaar vervoer gebruikt, maakt sowieso 

minder gebruik van de wagen. We vrezen echter voor 

ontsporingen. 

1. Hoe kan je er immers zeker van zijn dat de verzekeringnemer 

wel degelijk de houder is van de treinkaart? 

Het is algemeen geweten dat een achterpoortje 

gauw gevonden is. Zo zou een echtgenoot die voor zijn 

verplaatsingen de wagen gebruikt, de verzekering op 

naam van zijn echtgenote — die gebruik maakt van 

het openbaar vervoer — kunnen zetten. Zodoende zou 

hij — als ik het persartikel mag geloven — recht 

hebben op een premie die zo’n 32% lager ligt! 

2. Anderzijds vallen de treingebruikers die gratis 

reizen en dus niet over een treinkaart beschikken, uit 

de boot. Ik denk met name aan de ouderen. 

a) Ce principe n’est-il pas discriminatoire? a) Is dat geen discriminatie? 

b) Est-ce bien légal de recourir à de telles armes publicitaires 

pour devancer ses concurrents et élargir de 

manière considérable sa clientèle? 



b) Is het wel wettelijk dergelijke reclamewapens te 

gebruiken om de concurrentie voor te zijn en heel 

wat nieuwe klanten aan te trekken? 



Affaires sociales Sociale Zaken 

DO 2004200503779 DO 2004200503779 

Question n o 277 de M me Annemie Turtelboom du 

24 mars 2005 (N.) au ministre des Affaires sociales 

et de la Santé publique: 

Vraag nr. 277 van mevrouw Annemie Turtelboom van 

24 maart 2005 (N.) aan de minister van Sociale 

Zaken en Volksgezondheid: 

Budget d’assistance personnelle. — Arrêté royal. Persoonsgebonden assistentiebudget. — Koninklijk 

besluit. 

Le décret flamand du 17 juillet 2000 instaurant le 

budget d’assistance personnelle prévoit un cadre 

décrétal pour l’octroi de budgets d’assistance personnelle 

aux personnes souffrant d’un handicap.Le 

législateur décrétal avait clairement exprimé le souhait 

que la personne souffrant d’un handicap puisse choisir 

librement son assistant, qui pourrait également être un 

parent ou un proche. Il y a quelque temps, l’ONSS a 

indiqué que cette mesure ne serait plus admise à dater 

du 1 er janvier 2005. L’ONSS a simplement justifié sa 

décision — qui en contradiction avec la récente jurisprudence 

de la Cour de cassation — en expliquant que 

Het Vlaams decreet van 17 juli 2000 tot invoering 

van het persoonsgebonden assistentiebudget voorziet 

in een decretaal kader voor het toekennen van 

persoonsgebonden assistentiebudgetten aan personen 

met een handicap.Het was de uitdrukkelijke wens van 

de decreetgever dat de persoon met een handicap vrij 

zijn assistent zou kiezen en dat dit ook een bloed- en 

aanverwant zou kunnen zijn. Enige tijd geleden liet de 

RSZ weten dat zij vanaf 1 januari 2005 dit niet langer 

zou aanvaarden. De RSZ argumenteerde haar beslissing 

— in strijd met de recente rechtspraak van het 

Hof van Cassatie — gewoonweg door te stellen dat er 


QRVA 51 077 12887 

09 - 05 - 2005 

dans le cadre d’un contrat de travail, c’est l’employeur 

qui doit pouvoir exercer cette autorité et que dans le 

cas de parents proches, il ne peut être question de lien 

d’autorité de la part de l’employeur. 

Votre prédécesseur s’est engagé à trouver une solution 

à ce problème. 

Il ressort d’un courrier adressé par l’ONSS au Fonds 

flamand qu’une politique de tolérance serait appliquée 

jusqu’à fin 2004 étant donné qu’il s’agit d’un groupe 

vulnérable, et qu’entre-temps, un arrêté royal serait en 

préparation, assimilant, spécifiquement pour ce 

groupe vulnérable, toute relation de travail à une relation 

employeur-travailleur dans le cadre du budget 

d’assistance personnelle. Dans l’attente de cet arrêté 

royal, l’ONSS continuerait à appliquer sa politique de 

tolérance. 

voor een arbeidsovereenkomst een werkgever moet 

zijn die gezag kan uitoefenen en dat er bij nauwe verwanten 

geen sprake kan zijn van werkgeversgezag. 

Uw voorganger heeft zich geëngageerd om een oplossing 

te vinden voor dit probleem. 

Uit een brief van de RSZ aan het Vlaams Fonds vernemen 

we dat een gedoogbeleid werd voorzien tot eind 

2004 omdat het gaat om een precaire groep, dat ondertussen 

zou gewerkt worden aan een koninklijk besluit 

dat specifiek voor deze precaire groep iedere arbeidsrelatie 

in het kader van het persoonsgebonden assistentiebudget 

gelijk stelt met een werkgevers-werknemersrelatie. 

In afwachting van dat koninklijk besluit zou de 

RSZ haar gedoogbeleid verder aanhouden. 

Quand cet arrêté royal entrera-t-il en vigueur? Wanneer zal dit koninklijk besluit van kracht 

worden? 

DO 2004200503780 DO 2004200503780 

Question n o 278 de M me Maggie De Block du 24 mars 

2005 (N.) au ministre des Affaires sociales et de 

la Santé publique: 

Fourniture d’oxygène aux maisons de repos et de 

soins. 

Il appartient au Roi de fixer l’intervention pour la 

fourniture d’oxygène liquide et d’oxygène gazeux sur 

une base équivalente à celle prévue pour les préparations 

magistrales et de l’insérer dans la nomenclature. 

Avant 2003, l’oxygène figurait tant dans la liste des 

spécialités pharmaceutiques remboursables que dans 

celle des préparations magistrales remboursables. 

Ainsi, ce produit pouvait être remboursé par le truchement 

de deux canaux. 

1. Des arrêtés d’exécution ont-ils déjà été publiés en 

la matière? 

2. Dans l’affirmative, prévoient-ils qui est autorisé 

à fournir de l’oxygène à une maison de repos? 

3. La commande et la facturation doivent-elles 

s’effectuer par le biais du pharmacien? 

Vraag nr. 278 van mevrouw Maggie De Block van 



Levering van zuurstof aan rust- en verzorgingstehuizen. 

De Koning heeft de bevoegdheid om inzake vloeibare 

zuurstof en zuurstofgas, de tegemoetkoming voor 

deze verstrekkingen op een gelijkwaardiger manier te 

regelen als de magistrale bereidingen en in de nomenclatuur 

op te nemen. Zuurstof kwam immers tot vóór 

2003 zowel voor in de lijst van de vergoedbare farmaceutische 

specialiteiten als in de lijst van de vergoedbare 

magistrale bereidingen. Aldus kon het via twee 

kanalen vergoed worden. 

1. Zijn er hierover al uitvoeringsbesluiten? 

2. Zo ja, wordt hierin geregeld wie er zuurstof kan 

leveren aan een rusthuis? 

3. Moeten de bestelling en facturatie ervan via de 

apotheker verlopen? 

4. Quels coûts sont à charge du patient? 4. Welke kosten zijn er ten laste van de patiënt? 

5. Quels coûts sont à charge de la maison de repos? 5. Wat zijn de kosten ten laste van het rusthuis? 

6. La maison de repos peut-elle disposer d’oxygène 

en son propre nom? 

7. Dans la négative, quand ces arrêtés d’application 

seront-ils prêts? 

6. Kan het rusthuis op eigen naam over zuurstof 

beschikken? 

7. Zo niet, wanneer zullen deze uitvoeringsbesluiten 

klaar zijn? 


12888 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

DO 2004200503783 DO 2004200503783 

Question n o 279 de M me Maggie De Block du 24 mars 



Conseil supérieur des volontaires. — Règlement 

d’ordre intérieur. — Moyens de fonctionnement. 

Le Conseil supérieur des volontaires a été créé par 

l’arrêté royal du 2 octobre 2002. Ses membres ont été 

nommés par l’arrêté royal du 12 mars 2003. Le règlement 

d’ordre intérieur du Conseil supérieur n’aurait 

toujours pas été approuvé. En outre, le Conseil supérieur 

évoque une insuffisance des moyens de fonctionnement 

inscrits au budget. 

1. À combien de reprises le Conseil supérieur des 

volontaires s’est-il réuni depuis sa création? 

2. 

a) À combien s’élève le montant des jetons de 

présence des membres du Conseil supérieur? 




Hoge Raad voor vrijwilligers. — Huishoudelijk reglement. 

— Werkingsmiddelen. 

De «Hoge Raad voor vrijwilligers» werd opgericht 

bij koninklijk besluit van 2 oktober 2002. De leden 

ervan werden benoemd bij koninklijk besluit van 

12 maart 2003. Het huishoudelijk reglement van de 

Hoge Raad zou nog steeds niet zijn goedgekeurd. Bovendien 

worden vanuit de Hoge Raad signalen de 

wereld ingestuurd dat de werkingsmiddelen aan de 

krappe kant zouden begroot worden. 

1. Hoe vaak heeft de Hoge Raad voor Vrijwilligers 

vergaderd sinds zijn oprichting? 

2. 

a) Hoeveel bedraagt het presentiegeld van de leden 

van de Hoge Raad? 

b) Ont-ils encore droit à d’autres indemnités? b) Hebben de leden nog recht op andere vergoedingen? 

3. 

a) Quel budget avez-vous prévu pour le fonctionnement 

du Conseil supérieur? 

b) Combien de membres du personnel sont-ils mis à 

la disposition du Conseil supérieur? 

c) De quel soutien logistique le Conseil supérieur 

dispose-t-il? 

d) Sur la base de quels critères ces moyens de fonctionnement 

ont-ils été fixés? 

4. Avez-vous déjà reçu des plaintes du Conseil 

supérieur concernant l’appui qui lui est apporté ou les 

budgets prévus? 

5. Le Conseil supérieur vous a-t-il déjà adressé des 

demandes officielles d’augmentation du budget ou de 

renforcement de l’appui logistique? 

6. Estimez-vous que les budgets de fonctionnement 

actuels du Conseil supérieur sont suffisants? 

7. 

a) Selon le site internet du SPF Sécurité sociale, le 

règlement d’ordre intérieur du Conseil supérieur 

des volontaires n’aurait pas encore été approuvé. 

Est-ce exact et, dans l’affirmative, quelle en est la 

raison? 

b) Quel calendrier prévoyez-vous pour l’approbation 

du règlement d’ordre intérieur? 

3. 

a) Welk budget heeft u voorzien voor de werking van 

de Hoge Raad? 

b) Hoeveel personeelsleden staan ter beschikking van 

de Hoge Raad? 

c) Over welke logistieke ondersteuning kan de Hoge 

Raad beschikken? 

d) Op basis van welke criteria werden al deze werkingsmiddelen 

bepaald? 

4. Ontving u reeds klachten over de geplande 

budgetten of ondersteuning vanuit de Hoge Raad? 

5. Werden aan de minister vanuit de Hoge Raad 

reeds officiële vragen gericht voor een budgetverhoging 

of een versterking van de logistieke ondersteuning? 

6. Bent u van oordeel dat de huidige werkingsbudgetten 

voor de Hoge Raad volstaan? 

7. 

a) Volgens de website van de FOD Sociale Zekerheid 

zou het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad 

voor vrijwilligers nog niet zijn goedgekeurd. 

Klopt dit en zo ja, waarom is dit nog niet gebeurd? 

b) Welke timing plant u voor de goedkeuring van het 

huishoudelijk reglement? 


QRVA 51 077 12889 

09 - 05 - 2005 

DO 2004200503799 DO 2004200503799 

Question n o 280 de M. Daniel Bacquelaine du 29 mars 

2005 (Fr.) au ministre des Affaires sociales et de 


Vraag nr. 280 van de heer Daniel Bacquelaine van 

29 maart 2005 (Fr.) aan de minister van Sociale 


Remboursement de l’anti-douleur «Lyrica». Terugbetaling van de pijnstiller «Lyrica». 

La douleur neuropathique (nerveuse) se caractérise 

par des sensations douloureuses chroniques que les 

patients décrivent souvent comme ressemblant à une 

brûlure, un picotement ou une décharge électrique. On 

estime que la douleur neuropathique touche 3% de 

personnes en eurospe et il s’agit d’un des syndromes de 

douleur chronique les plus difficiles à traiter. De 

nombreuses pathologies peuvent provoquer des 

douleurs neuropathiques, notamment le diabète, une 

infection (zona), le cancer et le sida. À l’heure actuelle, 

les médecins disposent de très peu d’options thérapeutiques 

pour répondre aux besoins de leurs patients. 

La Commission européenne avait accordé l’autorisation 

de mise sur le marché pour «Lyrica(R)» (prégabaline) 

dans tous les pays membres de l’Union européenne, 

aux fins de traitement de la douleur neuropathique 

périphérique et comme traitement adjuvant 

des crises d’épilepsie partielles. Développée par Pfizer, 

Lyrica est une nouvelle substance associant des 

propriétés analgésiques et anticonvulsivantes. Ce 

médicament permet d’alléger considérablement les 

douleurs ressenties par le patient. 

Malgré les bienfaits apportés par ce médicament, le 

remboursement de celui-ci n’est pas autorisé. Dès lors, 

son prix sur le marché reste élevé et par conséquence, 

tous les patients souffrant de douleur neuropathique, 

en autres, ne peuvent pas en bénéficier. 

Compte tenu de l’efficacité de ce produit, ne pourriez-vous 

pas envisager le remboursement de celui-ci? 

DO 2004200503817 DO 2004200503817 

Question n o 281 de M. David Geerts du 30 mars 2005 

(N.) au ministre des Affaires sociales et de la 

Santé publique: 

Fonds spécial de solidarité. — Interventions. — Arrêt 

de la Cour de cassation. 

L’article 25, § 2, de la loi coordonnée AMI du 

14 juillet 1994 stipule que le Fonds spécial de solidarité 

accorde des interventions dans le coût des prestations 

de santé exceptionnelles. 

Dans un arrêt rendu le 6 septembre 2004, la Cour de 

cassation a considéré que les prestations qui ne sont 

pas exceptionnelles mais qui sont des prestations ordi- 

Neuropathische (zenuw) pijn is een chronische pijn 

die de patiënten beschrijven als een branderig en prikkelend 

gevoel of als een pijn die te vergelijken valt met 

een elektrische schok. Geschat wordt dat in europa 

3% van de mensen neuropathische pijn hebben en het 

gaat om een van de syndromen van chronische pijn die 

het moeilijkst te behandelen zijn. Tal van aandoeningen, 

zoals diabetes, een infectie (zona), kanker en aids, 

kunnen neuropathische pijn veroorzaken. Momenteel 

beschikken de artsen maar over zeer weinig therapeutische 

mogelijkheden om op de behoeften van hun 

patiënten in te spelen. 

De Europese Commissie had voor het product 

«Lyrica» (pregabaline) een vergunning voor het in de 

handel brengen toegekend voor alle EU-lidstaten, met 

het oog op de behandeling van perifere neuropathische 

pijn en als aanvullende behandeling voor crisissen van 

partiële epilepsie. Lyrica, dat ontwikkeld werd door 

Pfizer, bevat een nieuwe stof die zowel pijnstillende als 

anticonvulsieve eigenschappen bezit. Dank zij dat 

geneesmiddel kan de pijn die de patiënten lijden aanzienlijk 

worden verlicht. 

Ondanks de heilzame werking van dat geneesmiddel 

wordt het niet terugbetaald. De prijs ervan blijft 

derhalve zeer hoog en bijgevolg kunnen niet alle 

patiënten met onder andere neuropathische pijn zich 

dat product aanschaffen. 

Kan u geen terugbetaling van dat geneesmiddel 

overwegen, gelet op de doeltreffendheid ervan? 

Vraag nr. 281 van de heer David Geerts van 30 maart 

2005 (N.) aan de minister van Sociale Zaken en 

Volksgezondheid: 

Bijzonder Solidariteitsfonds. — Bepaalde tegemoetkomingen. 

— Arrest Hof van Cassatie. 

Artikel 25, § 2, van de gecoördineerde ZIV-wet van 

14 juli 1994 bepaalt dat het Bijzonder Solidariteitsfonds 

(BSF) tegemoetkomingen verleent in de kosten 

van het Bijzonder Solidariteitsfonds. 

Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 6 september 

2004 gesteld dat verstrekkingen die niet uitzonderlijk 

zijn, maar gewone verstrekkingen, ook al 


12890 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

naires, même si elles sont effectuées dans des situations 

complexes, ne sont pas prises en considération. 

Avant cet arrêt, les tribunaux et cours du travail 

avaient considéré que le Fonds spécial de solidarité 

devait intervenir dans les prestations de soins de santé 

ordinaires pour lesquelles la nomenclature ne prévoit 

pas de remboursement mais qui sont cependant nécessaires 

dans des situations médicales complexes. 

Par exemple, la pose d’un stent iliaque n’est 

remboursée que lors d’une dilatation par ballonnets 

sans opération invasive. Lorsqu’un patient doit subir 

une endartérectomie de l’aine et que le chirurgien 

décide de profiter de l’opération pour pratiquer également 

une dilatation par ballonnets, le stent (936 euros) 

n’est pas remboursé. 

Cette manière d’agir permet pourtant d’éviter une 

deuxième anesthésie et réduit la durée de l’hospitalisation. 

Alors qu’auparavant le Fonds spécial de solidarité 

serait intervenu dans un tel cas, l’arrêt ne le permet 

plus étant donné que la pose d’un stent n’est pas considérée 

comme une prestation exceptionnelle. 

1. 

a) Connaissez-vous cet arrêt et dans l’affirmative, 

comment souhaitez-vous que l’INAMI l’applique? 

worden zij verstrekt voor complexe toestanden, niet in 

aanmerking komen. 

Vóór het arrest stelden de arbeidsrechtbanken en 

arbeidshoven dat het BSF diende tegemoet te komen 

voor gewone zorgen, welke niet voor terugbetaling in 

de nomenclatuur voorzien waren, doch welke noodzakelijk 

waren in complexe medische toestanden. 

Bijvoorbeeld een «Iliacostent» wordt enkel terugbetaald 

bij een ballondilatatie zonder operatie. Wanneer 

een persoon moet geopereerd worden voor een endarterectomie 

van de lies en de chirurg beslist om tijdens 

deze operatie ook een ballondilatatie te doen dan 

wordt de «stent» (936 euro) niet terugbetaald. 

Nochtans wordt hierdoor een tweede narcose vermeden 

en is de hospitalisatietijd korter. 

Welnu vroeger zou het BSF tegemoetkomen. Ingevolge 

het arrest kan dit niet meer omdat het plaatsen 

van een stent geen uitzonderlijke verstrekking is. 

1. 

a) Kent u het arrest en zo ja, hoe wil u dat het RIZIV 

het arrest toepast? 

b) Existe-t-il des circulaires en la matière? b) Zijn er in verband hiermee omzendbrieven? 

2. Comment les patients peuvent-ils, malgré cet 

arrêt, encore obtenir le remboursement des prestations 

normales effectuées dans le cadre d’une situation 

médicale extraordinaire? 

DO 2004200503818 DO 2004200503818 

Question no 282 de M. Dirk Van der Maelen du 



INAMI. — Interventions forfaitaires. — Communication 

administrative erronée. 

Il me revient que l’INAMI (Service des soins de 

santé, section des maisons de repos) mentionne explicitement 

dans ses notifications relatives aux interventions 

forfaitaires que les contestations éventuelles 

doivent être adressées endéans le mois suivant la décision 

«par lettre» au tribunal du travail. Il est donc 

possible, pour un coût limité, de transmettre les 

contestations par simple requête au greffe du tribunal 

du travail. 

Le tribunal du travail d’Audenaerde a toutefois 

décidé, par jugement du 16 décembre 2004, que de 

telles contestations ne peuvent être introduites que par 

2. Hoe kunnen patiënten alsnog en ondanks het 

arrest terugbetaling bekomen voor niet uitzonderlijke 

verstrekkingen in uitzonderlijke medische toestanden? 




RIZIV. — Forfaitaire tegemoetkomingen. — Onregelmatige 

administratieve berichtgeving. 

Ik verneem dat het RIZIV (Dienst voor geneeskundige 

verzorging, afdeling rustoorden) in zijn kennisgevingen 

in verband met de forfaitaire tegemoetkomingen 

formeel vermeldt dat de eventuele betwistingen 

binnen de maand «per brief» moeten worden ingediend 

bij de arbeidsrechtbank. Zulks houdt in dat mits 

beperkte kosten de desbetreffende betwistingen bij 

eenvoudig verzoekschrift bij de arbeidsgriffie kunnen 

worden ingediend. 

Evenwel oordeelde bij vonnis van 16 december 2004 

de arbeidsrechtbank van Oudenaarde dat alleen «bij 

dagvaarding» dergelijke geschillen kunnen worden 


QRVA 51 077 12891 

09 - 05 - 2005 

voie de citation et non pas par lettre, sur la base des 

motifs figurant dans le jugement susvisé. Le même 

tribunal estime par ailleurs que les maisons de repos, 

en tant que parties demanderesses, sont dès lors induites 

en erreur par l’INAMI qui fournit des informations 

erronées quant aux droits de la défense, mettant ainsi 

en cause la responsabilité publique et ouvrant la voie à 

des actions en dommages et intérêts. À ma connaissance, 

cette information administrative erronée n’a 

toujours pas été rectifiée à ce jour. 

Pouvez-vous me faire savoir comment vous comptez 

mettre fin à cette pratique du service compétent de 

l’INAMI? 

ingeleid en niet per brief, volgens de motieven vervat 

in het desbetreffend vonnis. Diezelfde rechtbank stelde 

ook vast dat de rustoorden als eisende partij terzake 

dus misleid worden door het RIZIV dat foutieve informatie 

verstrekt omtrent de rechten van verweer zodat 

aldus de overheidsaansprakelijkheid in het gedrang 

komt met desgevallend schadevergoedingsacties tot 

gevolg. Bij mijn weten is tot op heden aan voornoemde 

onregelmatige administratieve berichtgeving geen 

einde gemaakt. 

Kan u meedelen wat u overweegt te ondernemen om 

een einde te maken aan deze wanpraktijken vanwege 

de bevoegde dienst van het RIZIV? 

Santé publique Volksgezondheid 

DO 2004200503791 DO 2004200503791 

Question no 429 de M. Filip De Man du 24 mars 2005 



Fête musulmane du «Sacrifice». — Non-respect des 

directives. 

Lors de la fête musulmane du «Sacrifice», des 

milliers de moutons sont abattus chaque année à 

domicile, par des particuliers. Pourtant, l’arrêté royal 

du 11 février 1988 stipule clairement une interdiction 

absolue de procéder de la sorte. Pour l’édition 2005 de 

la Fête du Sacrifice, vous avez rédigé un «Vade-mecum 

relatif à l’organisation des abattages rituels lors de la 

Fête du Sacrifice». Nous pouvons lire ce qui suit en 

page sept de ce vade-mecum: «Afin d’éviter toute 

confusion, il est indispensable que les autorités fédérales, 

régionales et communales adoptent la même attitude 

par rapport au respect de la réglementation et 

qu’en aucun cas, elles n’autorisent, même tacitement, 

que des abattages rituels puissent avoir lieu à domicile». 

Dans la région de Bruxelles-Capitale, le ministre 

bruxellois Emir Kir a cependant fait installer plusieurs 

conteneurs à déchets afin de recueillir les abats des 

animaux abattus illégalement. En installant ces conteneurs, 

les autorités facilitent des pratiques illégales et 

donnent donc l’impression qu’elles autorisent implicitement 

les abattages à domicile. 

1. Considérez-vous le placement de conteneurs à 

déchets destinés à recueillir les abats d’animaux sacrifiés 

illégalement comme une autorisation implicite de 

procéder à des abattages à domicile? 

2. Comment comptez-vous inciter le gouvernement 

bruxellois à ne plus procéder à l’avenir au placement 

de ces conteneurs à déchets? 

Vraag nr. 429 van de heer Filip De Man van 24 maart 



Islamitisch «Offerfeest». — Niet-naleving van richtlijnen. 

Tijdens het islamitisch «Offerfeest» worden jaarlijks 

duizenden schapen bij particulieren thuis 

geslacht. Nochtans stelt het koninklijk besluit van 

11 februari 1988 duidelijk dat zulks absoluut verboden 

is. Voor het Offerfeest van 2005 stelde u een 

«Vademecum betreffende de organisatie van de rituele 

slachtingen tijdens het Offerfeest» op.Op pagina 

zeven van dat vademecum lezen we: «Om alle verwarring 

te vermijden is het nodig dat de federale, regionale 

en gemeentelijke overheden dezelfde houding aannemen 

wat het respect voor de reglementering betreft en 

in geen geval mogen ze toestaan, zelfs niet impliciet, 

dat rituele slachtingen thuis mogen plaatsvinden». 

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest echter liet 

Brussels minister Emir Kir een aantal afvalcontainers 

plaatsen, teneinde het slachtafval van illegaal geslachte 

dieren te kunnen verzamelen. Door het plaatsen van 

deze containers biedt de overheid faciliteiten voor illegale 

praktijken en lijkt ze dus wel degelijk impliciet toe 

te staan dat er thuisslachtingen gebeuren. 

1. Beschouwt u het plaatsen van afvalcontainers 

voor slachtafval van illegaal geslachte offerdieren als 

het impliciet toelaten van thuisslachtingen? 

2. Op welke manier overweegt u er bij de Brusselse 

regering op aan te dringen om in de toekomst niet 

meer over te gaan tot het plaatsen van deze afvalcontainers? 


12892 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

3. Des sanctions pourraient-elles être imposées aux 

autorités locales et régionales qui ne respectent pas les 

directives du vade-mecum? 

DO 2004200503800 DO 2004200503800 


(Fr.) au ministre des Affaires sociales et de la 


3. Kunnen er sancties worden bepaald voor lokale 

en regionale overheden die de richtlijnen uit het vademecum 

niet naleven? 


2005 (Fr.) aan de minister van Sociale Zaken en 


Utilisation des médicaments chez les enfants. Gebruik van geneesmiddelen bij kinderen. 

la Société belge de pédiatrie vient à nouveau de 

soulever publiquement la question de l’utilisation des 

médicaments en pédiatrie. Le manque voire l’absence 

d’études qui permettent de connaître précisément les 

effets et les conséquences de l’utilisation des médicaments 

auprès des enfants est interpellant. Cette 

absence d’études spécifiques engendre un certain 

climat d’insécurité actuel tant auprès des médecins que 

de la population. L’utilisation des médicaments en 

pédiatrie ne se fait pas avec le même degré de sécurité 

et d’efficacité que chez les adultes. 50% des médicaments 

prescrits aux enfants et jusqu’à 90% des médicaments 

utilisés en réanimation ou en soins intensifs 

n’ont pas été formellement et scientifiquement approuvés 

pour un usage pédiatrique. Toute la responsabilité 

repose donc sur les pédiatres qui doivent extrapoler les 

informations dont ils disposent pour les adultes et 

tenter d’adapter au mieux de leurs connaissances le 

dosage et la forme d’utilisation aux besoins des 

enfants. 

1. Les chiffres avancés par la Société belge de pédiatrie 

sont-ils conformes avec les informations que vous 

avez en votre possession? 

2. Envisagez-vous prendre des dispositions particulières 

afin d’imposer aux laboratoires des firmes pharmaceutiques 

de pouvoir fournir des informations 

précises concernant l’utilisation des médicaments ou 

produits pharmaceutiques qu’ils souhaitent introduire 

sur le marché belge auprès des enfants? 

3. La recherche de ces informations complémentaires 

engendrerait-elle des coûts supplémentaires qui 

risqueraient, dès lors, d’être répercutés sur le prix 

demandé par les firmes pharmaceutiques pour leurs 

produits? 

4. 

a) Des règles européennes existent-elles en la 

matière? 

De Belgische Vereniging voor kindergeneeskunde 

heeft de kwestie van het gebruik van geneesmiddelen 

bij kinderen onlangs opnieuw publiekelijk aan de orde 

gesteld. Het gebrek aan of het volledig ontbreken van 

studies die de effecten en gevolgen van het gebruik van 

geneesmiddelen bij kinderen precies aantonen baart 

inderdaad zorgen. Het ontbreken van specifieke studies 

zorgt voor een zeker klimaat van onveiligheid, 

zowel bij de artsen als bij de bevolking. Geneesmiddelen 

worden bij kinderen niet met dezelfde graad van 

veiligheid en doeltreffendheid gebruikt als bij volwassenen. 

50% van de aan kinderen voorgeschreven 

geneesmiddelen en tot 90% van de geneesmiddelen die 

in reanimatieafdelingen of in de afdelingen intensieve 

zorg worden gebruikt, werden niet formeel en 

wetenschappelijk goedgekeurd voor pediatrisch 

gebruik. Er rust dus een zware verantwoordelijkheid 

op de schouders van de kinderartsen, die de gegevens 

voor volwassenen waarover zij beschikken moeten 

extrapoleren en de dosering en de gebruiksvorm 

volgens hun eigen inzichten aan de behoeften van de 

kinderen moeten aanpassen. 

1. Stroken de cijfers van de Belgische Vereniging 

voor kindergeneeskunde met de gegevens waarover u 

beschikt? 

2. Overweegt u bijzondere maatregelen te treffen 

teneinde de laboratoria van de farmaceutische 

firma’s ertoe te verplichten precieze gegevens te verstrekken 

over het gebruik van geneesmiddelen of 

farmaceutische producten die zij ten behoeve van 

kinderen op de Belgische markt willen brengen? 

3. Zou het verstrekken van die aanvullende gegevens 

extra kosten met zich brengen die bijgevolg 

zouden kunnen worden doorberekend in de prijzen die 

de farmaceutische firma’s voor hun producten vragen? 

4. 

a) Bestaan er terzake Europese regels? 

b) Sont-elles d’application en Belgique? b) Zijn zij van toepassing in België? 


QRVA 51 077 12893 

09 - 05 - 2005 

DO 2004200503814 DO 2004200503814 

Question no 431 de Mme Yolande Avontroodt du 



Traitement au Fosamax de patients masculins souffrant 

d’ostéoporose. 

Le Fosamax est un médicament indiqué dans le traitement 

de l’ostéoporose. À l’origine, ce médicament 

n’était remboursé que dans le cadre d’un traitement de 

l’ostéoporose chez les femmes ménopausées et de la 

prévention et du traitement de l’ostéoporose due aux 

glucocorticoïdes chez les femmes. Des études ayant 

démontré l’efficacité et l’innocuité de ce médicament 

dans le traitement de l’ostéoporose chez les hommes, il 

a été décidé d’autoriser également son remboursement 

pour les hommes, mettant ainsi fin à la discrimination 

financière dont les hommes étaient victimes. 

Or, une nouvelle inégalité apparaît aujourd’hui 

dans la pratique. Le Fosamax peut être prescrit en 

doses journalières et en doses hebdomadaires. Ces 

dernières agressent moins l’estomac et coûtent également 

moins cher; elles ne peuvent cependant pas être 

prescrites pour des patients masculins. 

Envisagez-vous de prendre une initiative pour 

mettre un terme à cette situation discriminatoire? 



Vraag nr. 431 van mevrouw Yolande Avontroodt van 



Behandeling met Fosamax van mannelijke patiënten 

die lijden aan osteoporose. 

Fosamax is een geneesmiddel voor de behandeling 

van osteoporose. Oorspronkelijk werd dit alleen 

terugbetaald voor de behandeling van osteoporose bij 

postmenopauzale vrouwen en voor de preventie en de 

behandeling van osteoporose geïnduceerd door glucocorticoïden 

bij vrouwen. Nadat studies de doeltreffendheid 

en veiligheid van dit geneesmiddel voor de 

behandeling van osteoporose bij mannen aantoonden, 

werd beslist ook te voorzien in de terugbetaling voor 

mannen en werd alzo een einde gemaakt aan de financiële 

discriminatie van mannen. 

Vandaag doet zich echter een nieuwe ongelijkheid 

in de praktijk voor. Fosamax kan voorgeschreven 

worden in dagelijkse en wekelijkse dosissen. Deze 

laatste hebben een maagsparend effect en zijn ook 

goedkoper; ze mogen echter niet voorgeschreven 

worden voor mannelijke patiënten. 

Overweegt u een initiatief te nemen om een einde te 

maken aan deze discriminerende toestand? 



Emploi Werk 

DO 2004200503794 DO 2004200503794 

Question n o 268 de M. Filip Anthuenis du 25 mars 

2005 (N.) à la ministre de l’Emploi et de la 

Protection des consommateurs: 

Formules de cessation temporaire de l’activité professionnelle. 

D’un point de vue budgétaire, les formules de cessation 

temporaire de l’activité professionnelle risquent 

d’être victimes de leur succès. En Flandre, des mesures 

ont été annoncées pour maîtriser le budget prévu dans 

ce cadre. De manière générale, il semble que la solution 

d’une cessation temporaire de l’activité professionnelle 

convienne à de plus en plus de travailleurs. 

Vraag nr. 268 van de heer Filip Anthuenis van 

25 maart 2005 (N.) aan de minister van Werk en 

Consumentenzaken: 

Tijdelijke uitstapformules uit het arbeidsproces. 

De tijdelijke uitstapformules dreigen budgettair het 

slachtoffer van hun eigen succes te worden. Op 

Vlaams niveau werden maatregelen aangekondigd om 

het voorziene budget onder controle te houden. In het 

algemeen lijken steeds meer mensen hun weg te vinden 

naar tijdelijke terugtreding uit het arbeidsproces. 


12894 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

1. Votre administration peut-elle donner un aperçu, 

avec répartition selon le sexe, la région et le statut 

(agents des services publics, personnel des entreprises 

publiques autonomes ou travailleurs du secteur privé), 

du nombre de travailleurs qui, en 2003 et en 2004, ont 

eu recours: 

a) au crédit-temps à mi-temps; a) halftijds tijdskrediet; 

1. Kan uw administratie een overzicht geven van 

het aantal werknemers, opgesplitst naar geslacht, gewest 

en statuut (overheidspersoneel, personeel in autonome 

overheidsbedrijven of werknemers uit de private 

sector), dat in de periode 2003-2004jaarlijks gebruik 

maakte van de mogelijkheid van: 

b) au crédit-temps à temps plein; b) voltijds tijdskrediet; 

c) au régime dit «des quatre cinquièmes» pour les 

plus de 50ans; 

c) vier-vijfde-regeling voor 50-plussers; 

d) au crédit-temps à mi-temps pour les plus de 50ans; d) halftijds tijdskrediet voor 50-plussers; 

e) à l’interruption de carrière (temps plein, mi-temps, 

1/3, 1/4, 1/5); 

f) à une forme de congé particulier (congé parental, 

congé palliatif, assistance médicale); 

g) à la réduction du temps de travail, à l’interruption 

de carrière et au crédit-temps en général? 

e) loopbaanonderbreking (voltijds, halftijds, één 

derde, één vierde, één vijfde); 

f) een vorm van themaverlof (ouderschapsverlof, 

palliatief verlof, medische bijstand); 

g) arbeidsvermindering, loopbaanonderbreking en 

tijdskrediet in het algemeen? 

2. Quel à été à chaque fois le coût de la mesure? 2. Hoeveel bedroeg telkens de kostprijs van deze 

maatregelen? 

3. 

a) Combien d’hommes, avec ventilation par année et 

par région, ont-ils déjà, depuis l’introduction de ce 

droit, demandé à bénéficier de dix jours de congé 

de paternité, respectivement lors de la naissance et 

de l’adoption d’un enfant? 

3. 

a) Hoeveel mannen, opgesplitst per jaar en gewest, 

maakten sinds de invoering gebruik van het recht 

op tien dagen vaderschapsverlof bij de geboorte, 

respectievelijk adoptie van een kind? 

b) Quel a été le coût de cette mesure? b) Hoeveel bedroeg de kostprijs van deze maatregel? 

4. Estimez-vous que les systèmes existants et les 

indemnités qui y correspondent doivent faire l’objet 

d’une évaluation, compte tenu de leur importante incidence 

budgétaire? 

5. Envisagez-vous de prendre des initiatives en vue 

de maîtriser l’incidence budgétaire de ces mesures? 

DO 2004200503815 DO 2004200503815 

Question n o 270 de M me Sabien Lahaye-Battheu du 

30 mars 2005 (N.) à la ministre de l’Emploi et de 

la Protection des consommateurs: 

4. Bent u van oordeel dat de bestaande systemen en 

de daarmee corresponderende uitkeringsvergoedingen 

moeten worden geëvalueerd gezien hun grotere 

budgettaire impact? 

5. Overweegt u maatregelen om de budgettaire 

impact van de maatregelen onder controle te houden? 

Vraag nr. 270 van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu 

van 30 maart 2005 (N.) aan de minister van 

Werk en Consumentenzaken: 

Nombre de titres-services par province. Aantal dienstencheques per provincie. 

Les titres-services rencontrent un succès incontestable. 

En 2003, 773 504 titres ont été vendus. En 2004, 

leur nombre a dépassé les huit millions. Plus de six 

millions de titres-services ont été vendus en Flandre, 

1,8 million en Wallonie et moins de 200 000 à Bruxelles. 

Je souhaiterais connaître le nombre de titresservices 

vendus dans chacune des provinces. 

Combien de titres-services ont-ils été vendus en 

2003, 2004 et au cours des deux premiers mois de 2005 

De dienstencheques zijn een onvoorstelbaar succes. 

In 2003 werden er 773 504 verkocht, en in 2004 waren 

dat er meer dan acht miljoen. Vlaanderen nam van het 

totaal ruim zes miljoen stuks voor zijn rekening. 

Wallonië 1,8 miljoen en Brussel minder dan 200 000 

cheques. Graag vernam ik de cijfers van het aantal 

dienstencheques per provincie. 

Hoeveel dienstencheques werden respectievelijk in 

2003, 2004, en de eerste twee maanden van 2005 ver- 


QRVA 51 077 12895 

09 - 05 - 2005 

dans chacune des 10 provinces et dans la région de 

Bruxelles-Capitale? 

DO 2004200503819 DO 2004200503819 

Question n o 271 de M me Annemie Turtelboom du 

30 mars 2005 (N.) à la ministre de l’Emploi et de 

la Protection des consommateurs: 

Approche sectorielle et propre aux entreprises en 

matière de politique de l’emploi en général. — 

Étude. 

Une étude récente de Jozef Konings sur les différences 

régionales et sectorielles en matière de charges salariales 

et de création d’emplois démontre qu’une 

hypothétique réduction de 10% des charges salariales 

aurait un impact fondamentalement différent sur la 

demande de travailleurs en Flandre et en Wallonie. 

Alors que la demande de main-d’œuvre augmenterait 

— en théorie, puisqu’il s’agit d’un modèle simplifié — 

de 13% ou 190 000 emplois en Flandre, ces chiffres 

s’élèveraient respectivement à 6% et 33 000 emplois en 

Wallonie. L’élasticité de l’offre est même presque nulle 

pour les hommes en Wallonie. Cette hétérogénéité ne 

concerne cependant pas seulement les Régions. Elle se 

manifeste également d’un secteur à l’autre et d’une 

entreprise à l’autre. Le chercheur remet dès lors en 

question l’option d’une politique générale en matière 

de marché du travail. L’étude conclut qu’il serait peutêtre 

plus efficace de négocier au niveau sectoriel, voire 

avec chaque entreprise en particulier, de manière à 

pouvoir tenir explicitement compte de ses caractéristiques 

économiques spécifiques. 

1. 

a) Cette étude influera-t-elle sur l’élaboration de la 

future politique de l’emploi? 

b) Quels enseignements tirez-vous des résultats de 

cette étude, en particulier en ce qui concerne la 

proposition de l’auteur de décentraliser la politique 

globale relative au marché du travail au bénéfice 

d’une approche menée au niveau sectoriel et 

des entreprises? 

2. Envisagez-vous de répondre à l’avenir au besoin 

croissant d’une approche propre aux secteurs et aux 

entreprises en matière de politique de l’emploi en général 

et de charges salariales en particulier? 

3. Envisagez-vous de demander aux partenaires 

sociaux d’étudier plus en détail les différences régionales 

et sectorielles en matière d’élasticité de l’emploi et 

de les prendre davantage en considération lors de 

l’élaboration de futurs accords? 

kocht in elk van de 10 provincies en het Brussels 

Hoofdstedelijk Gewest? 

Vraag nr. 271 van mevrouw Annemie Turtelboom van 



Sector- en bedrijfsspecifieke aanpak van het werkgelegenheidsbeleid 

in het algemeen. — Studie. 

Uit een recente studie van Jozef Konings over de 

regionale en sectorale verschillen inzake loonkosten en 

jobcreatie wordt aangetoond dat een hypothetische 

verlaging van de loonkosten met 10% de vraag naar 

arbeid in Vlaanderen en Wallonië fundamenteel 

anders beïnvloedt. Terwijl de vraag naar arbeid in 

Vlaanderen - theoretisch, want het gaat om een vereenvoudigd 

model — zou stijgen met 13% of 190 000 

jobs, zouden die cijfers in Wallonië 6 %, respectievelijk 

33 000 jobs bedragen. Voor mannen in Wallonië 

valt de aanbodelasticiteit zelfs nagenoeg terug op nul. 

Maar de heterogeniteit beperkt zich niet alleen tot de 

regio’s. Ook tussen sectoren en bedrijven manifesteert 

ze zich. Het doet de onderzoeker de optie voor een 

algemeen arbeidsmarktbeleid in vraag stellen. Wellicht 

is het efficiënter om onderhandelingen op sector- of 

zelfs bedrijfsniveau door te voeren, zodat er expliciet 

rekening kan worden gehouden met de specifieke 

economische kenmerken van de onderneming in kwestie, 

besluit de studie. 

1. 

a) Zal deze studie een invloed hebben op de uittekening 

van het toekomstig werkgelegenheidsbeleid? 

b) Wat zijn de voornaamste besluiten die u trekt uit 

de bevindingen van de studie, inzonderheid met 

betrekking tot de suggestie van de onderzoeker een 

decentralisatie van het algemeen arbeidsmarktbeleid 

ten voordele van het sectoren bedrijfsniveau? 

2. Overweegt u in de toekomst in te spelen op de 

stijgende nood voor een sectoren bedrijfsspecifieke 

aanpak van het werkgelegenheidsbeleid in het algemeen 

en de loonkostenproblematiek in het bijzonder? 

3. Overweegt u de sociale partners te verzoeken de 

regionale en sectorale verschillen in arbeidselasticiteit 

nader te onderzoeken en er meer rekening mee te 

houden bij het uitstippelen van toekomstige overeenkomsten? 


12896 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Protection des consommateurs Consumentenzaken 

DO 2004200503802 DO 2004200503802 


(Fr.) à la ministre de l’Emploi et de la Protection 

des consommateurs: 


2005 (Fr.) aan de minister van Werk en Consumentenzaken: 

Étiquetage des produits de consommation en Belgique. Etikettering van consumptieartikelen in België. 

Il apparaît, d’une récente étude du Centre de 

Recherche et d’Information des organisations de 

Consommateurs (CRIOC), que seul un belge sur trois 

déclare comprendre la composition du produit qu’il 

souhaite acquérir, en se basant sur la lecture de son 

étiquette. Il est fait état, notamment d’un vocabulaire 

technique ou scientifique qui, pour le commun des 

mortels est totalement incompréhensible. Le problème 

en ce qui concerne les biens de consommation destinés 

à l’alimentation est particulièrement préoccupant. Or, 

on connaît l’importance de s’orienter vers des produits 

de bonne qualité nutritionnelle. On remarque aussi la 

volonté croissante des gens de pouvoir les identifier. 

1. Pouvez-vous indiquer si l’identification des 

produits, par les étiquettes, est plus précise et claire 

dans les autres pays de l’Union européenne? 

2. Quelles sont les règles actuelles en la matière 

applicables en Belgique? 

3. Existe-t-il des règles européennes en la matière et 

si ces règles existent, sont-elles déjà d’application dans 

notre pays? 

4. Envisagez-vous prendre des dispositions concrètes 

pour améliorer cette situation et ainsi permettre au 

consommateur de disposer d’information claire, 

précise et juste lorsqu’il souhaite acquérir un bien ou 

une denrée alimentaire? 

Uit een recente studie van het Onderzoeks- en Informatiecentrum 

van de Verbruikersorganisaties (OIVO) 

blijkt dat amper één Belg op drie uit het etiket kan 

opmaken wat er precies in het product zit dat hij wil 

kopen. Vaak wordt een technisch of wetenschappelijk 

jargon gebruikt dat voor de doorsnee consument 

totaal onbegrijpelijk is. Vooral bij voedingsmiddelen 

is dit een bijzonder zorgwekkend probleem. Iedereen 

weet dat de kwaliteit van de voeding belangrijk is. En 

meer en meer mensen willen ook weten wat ze eten. 

1. Is de etikettering duidelijker en nauwkeuriger in 

de andere EU-lidstaten? 

2. Welke voorschriften gelden er in België op dat 

gebied? 

3. Is er ook een Europese regelgeving op dat vlak, 

en zo ja, is die al toepasselijk in ons land? 

4. Zal u concrete maatregelen treffen om voor 

beterschap te zorgen, zodat de consument die een goed 

of voedingsmiddel wil kopen, over duidelijke, nauwkeurige 

en correcte informatie kan beschikken? 

Ministre de la Coopération au développement Minister van Ontwikkelingssamenwerking 

DO 2004200503784 DO 2004200503784 

Question no 68 de M. Dirk Van der Maelen du 

24 mars 2005 (N.) au ministre de la Coopération 

au développement: 

Aides européennes aux pays en voie de développement. 

Dans le cadre de l’affectation des moyens européens 

pour la coopération au développement, les questions 

suivantes se posent. 


24 maart 2005 (N.) aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking: 

Europese hulpstromen naar verschillende ontwikkelingslanden. 

In het kader van de besteding van de Europese 

middelen voor ontwikkelingssamenwerking rijzen 

volgende vragen. 


QRVA 51 077 12897 

09 - 05 - 2005 

1. Au début du mois de janvier 2005, dans le cadre 

de la révision de l’aide européenne aux Philippines, 

une augmentation substantielle a été prévue pour les 

activités de lutte antiterroriste. Des propositions identiques 

ont été faites en ce qui concerne l’Indonésie. 

1. Begin januari 2005 werd in het kader van de 

herziening van de Europese hulp aan de Filippijnen in 

een substantiële verhoging voorzien voor zogenaamde 

counter terrorist activiteiten. In dezelfde zin liggen er 

voorstellen ter tafel om in Indonesië gelijkaardige activiteiten 

te ondersteunen. 

a) Quelle est la position belge à cet égard? a) Wat is het Belgische standpunt hieromtrent? 

b) Pourquoi un certain nombre de pays (parmi 

lesquels les Pays-Bas et le Royaume-Uni) se sont-ils 

opposés à l’idée que cette compétence puisse relever 

de la Commission? 

c) Quelles évaluations sont disponibles dans le cadre 

du même «Rapid Reaction Mechanism» sur la 

base duquel cette décision a été prise? 

d) Ces moyens sont-ils, selon la Belgique, comptabilisables 

dans le cadre de l’APD (aide publique au 

développement)? 

e) Dans l’affirmative, sur quelles bases pertinentes 

pour le développement? 

2. Au Congo, une augmentation substantielle de 

l’aide européenne a été prévue, à la suite du «Mid 

Term Review». Une partie considérable de ces moyens 

sera affectée à l’amortissement de la dette. D’autres 

montants seront alloués à des projets concrets ou par 

le biais d’un soutien budgétaire. 

b) Waarom hebben een aantal landen (onder meer 

Nederland en UK) zich verzet tegen de idee dat dit 

een bevoegdheid zou zijn van de Commissie? 

c) Welke evaluaties zijn voorhanden in het kader van 

hetzelfde Rapid Reaction Mechanism op basis 

waarvan deze beslissing werd genomen? 

d) Zijn deze middelen volgens België ODA (openbare 

ontwikkelingshulp) aanrekenbaar? 

e) Zo ja, op welke ontwikkelingsrelevante gronden? 

2. In Congo werd naar aanleiding van de Mid 

Term Review inzake Europese hulp in een substantiële 

verhoging van de hulp voorzien. Heel wat van die 

middelen gaan naar schuldaflossing. Andere bijdragen 

worden besteed aan concrete projecten of via budgetsteun. 

a) Existe-t-il des études sur l’incidence de ces aides? a) Bestaan er impact studies van deze hulpstromen? 

b) Concrètement, quel a été, dans le cadre du «Mid 

Term Review», la position du gouvernement belge 

dans le Comité FED (Fonds européen de Développement) 

concernant l’aide européenne au Congo? 

3. Le Burundi devrait également bénéficier de 

moyens nettement accrus bien que, dans les faits, l’UE 

ne parvienne pas à verser ces montants. 

a) Quelle est la position du gouvernement belge au 

sein du Comité FED concernant le Burundi? 

b) Wat is, in het kader van de Mid Term Review, 

concreet het standpunt van de Belgische regering in 

het EDF- Comité rond de Europese hulp naar 

Congo, geweest? 

3. Burundi werd eveneens een heel pak meer 

middelen toegezegd hoewel de EU er niet in slaagt deze 

middelen effectief uit te betalen. 

a) Wat is de positie van de Belgische regering inzake 

Burundi in het EDF Comité? 

b) Quelles évaluations sont disponibles? b) Welke evaluaties zijn voorhanden? 

4. Au Rwanda, l’UE opte pour une augmentation 

du soutien budgétaire et, simultanément, pour 

l’introduction d’un système de «benchmarks». 

a) Quelle est la position du gouvernement belge au 

sein du Comité FED concernant l’augmentation du 

soutien budgétaire et cadre-t-elle avec sa propre 

politique concernant le Rwanda? 

b) Au sein de la coopération belge au développement, 

quelles sont la vision et la stratégie par rapport au 

système de «benchmarks»? 

4. In Rwanda opteert de EU voor een verhoging 

van de budgetsteun en tegelijk de invoering van een 

systeem van benchmarks. 

a) Wat is de positie van de Belgische regering in het 

EDF Comité omtrent het verhogen van de budgetsteun 

en strookt die met haar eigen beleid naar 

Rwanda? 

b) Welke visie en strategie is er binnen de Belgische 

ontwikkelingssamenwerking omtrent het benchmark 

systeem voorhanden? 


12898 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Ministre de la Mobilité Minister van Mobiliteit 

DO 2004200503781 DO 2004200503781 

Question n o 239 de M me Jacqueline Galant du 24 mars 

2005 (Fr.) au ministre de la Mobilité: 

Assurances. — Titulaires d’abonnements de transport 

en commun. — Adaptation de la prime d’assurance 

auto. 

Récemment, j’ai découvert via un article de presse le 

projet de Touring Assurances d’adapter la prime 

d’assurance auto aux titulaires d’abonnements de 

transport en commun. Si l’idée en soi est logique puisque 

par définition un utilisateur de transports en 

commun est moins sur la route, on peut s’interroger 

sur les dérives qui sont liées à ce type de procédure. 

1. Comment en effet être certain que le souscripteur 

d’une assurance auto est bien le titulaire de 

l’abonnement SNCB? On sait que beaucoup de citoyens 

ne manquent jamais d’imagination pour profiter 

du système. Imaginons un mari se déplaçant au quotidien 

en voiture, qui mettrait l’assurance au nom de son 

épouse, utilisatrice de transports en commun, pour 

bénéficier d’une prime qui pourrait, si j’en crois l’article 

de presse, être rabotée de quelque 32%! 

2. En outre, ce système exclut forcément des 

usagers SNCB qui voyagent gratuitement et ne sont 

donc pas titulaires d’un abonnement de transport en 

commun, tels les personnes âgées. 


24 maart 2005 (Fr.) aan de minister van Mobiliteit: 




Onlangs vernam ik in de pers dat Touring Verzekeringen 

van plan is de autoverzekeringspremie voor 

houders van een abonnement op het openbaar vervoer 

goedkoper te maken. Daar valt wat voor te zeggen: 

wie het openbaar vervoer gebruikt, maakt sowieso 

minder gebruik van de wagen. We vrezen echter voor 

ontsporingen. 

1. Hoe kan je er immers zeker van zijn dat de verzekeringnemer 

wel degelijk de houder is van de treinkaart? 

Het is algemeen geweten dat een achterpoortje 

gauw gevonden is. Zo zou een echtgenoot die voor zijn 

verplaatsingen de wagen gebruikt, de verzekering op 

naam van zijn echtgenote — die gebruik maakt van 

het openbaar vervoer — kunnen zetten. Zodoende zou 

hij — als ik het persartikel mag geloven — recht 

hebben op een premie die zo’n 32% lager ligt! 

2. Anderzijds vallen de treingebruikers die gratis 

reizen en dus niet over een treinkaart beschikken, uit 

de boot. Ik denk met name aan de ouderen. 

a) Ce principe n’est-il pas discriminatoire? a) Is dat geen discriminatie? 

b) Est-ce bien légal de recourir à de telles armes publicitaires 

pour devancer ses concurrents et élargir de 

manière considérable sa clientèle? 

DO 2004200503785 DO 2004200503785 

Question no 240 de M. Geert Lambert du 24 mars 

2005 (N.) au ministre de la Mobilité: 

SNCB. — Trains bondés. — Manque de place. — 

Comptage. 

Des citoyens m’ont interpellé au cours des dernières 

semaines sur le manque de place dans les trains de la 

SNCB. Cette dernière a pour sa part fait savoir que, 

dans certains cas, il ressort de comptages qu’il ne 

saurait être question de trains surpeuplés. 

J’en déduis que la SNCB organise une sorte de 

comptage permettant à la direction de conclure, le cas 

échéant, à un taux d’occupation excessif. 

b) Is het wel wettelijk dergelijke reclamewapens te 

gebruiken om de concurrentie voor te zijn en heel 

wat nieuwe klanten aan te trekken? 

Vraag nr. 240 van de heer Geert Lambert van 24 maart 

2005 (N.) aan de minister van Mobiliteit: 

NMBS. — Treinen. — Overbezetting. — Tellingen. 

Meerdere burgers contacteerden mij de jongste 

maanden met opmerkingen over een plaatsgebrek in 

treinen van de NMBS. De NMBS van zijn kant liet in 

bepaalde gevallen weten dat uit hun telling bleek dat 

er geen sprake was van overbezetting. 

Hieruit kon ik opmaken dat de NMBS blijkbaar een 

soort van tellingen organiseert waaruit het management 

kan afleiden of er al dan niet sprake is van een 

gebrek aan plaats. 


QRVA 51 077 12899 

09 - 05 - 2005 

1. Existe-t-il effectivement un système de comptage 

conçu pour vérifier si la capacité de certains trains 

correspond ou non à leur taux d’occupation? 

1. Bestaat er inderdaad een telsysteem dat speciaal 

is opgezet om te bepalen of er al dan niet sprake is van 

overbezetting op bepaalde treinen? 

2. Ces comptages sont-ils organisés régulièrement? 2. Gebeuren deze tellingen op regelmatige basis? 

3. Que faut-il, selon la SNCB, entendre par taux 

d’occupation excessif? 

4. Avez-vous connaissance d’éventuelles défaillances 

du système? 

5. Une réforme du système de comptage est-elle 

prévue? 

DO 2004200503801 DO 2004200503801 

Question n o 241 de M. Geert Lambert du 29 mars 


SNCB. — Mesures des temps d’attente aux passages à 

niveau sur le réseau ferroviaire. 

Un accident tragique s’est produit il y a quelques 

semaines à un passage à niveau. Plusieurs jeunes gens y 

ont trouvé la mort. Le drame a fait couler beaucoup 

d’encre, et les journaux se sont notamment intéressés 

aux temps d’attente aux passages à niveau et à la 

mesure de ces temps d’attente. 

Étonnamment, il n’avait jamais été question auparavant 

de ces problèmes et/ou de mesures faites dans ce 

cadre. 

1. À quels moments et à quels endroits les temps 

d’attente aux passages à niveau sont-ils mesurés? 

2. Ces mesurages se font-ils systématiquement (le 

cas échéant, depuis quand) ou s’agit-il d’une action 

ponctuelle? 

3. Quels sont, le cas échéant, les résultats des mesurages 

systématiques (temps d’attente moyen et écarts 

significatifs)? 

4. Le système actuel est-il suffisamment performant 

pour permettre de réagir rapidement aux éventuels 

problèmes ou une réforme du système de mesurage estelle 

prévue? 

3. Wanneer spreekt de NMBS van overbezetting? 

4. Bent u op de hoogte van mogelijke tekortkomingen 

in het systeem? 

5. Worden er met betrekking tot het telsysteem naar 

de toekomst toe hervormingen gepland? 

Vraag nr. 241 van de heer Geert Lambert van 29 maart 

2005 (N.) aan de minister van Mobiliteit: 

NMBS. — Metingen van de wachttijden aan overwegen 

op het spoorwegennet. 

Enkele weken geleden gebeurde er een tragisch ongeval 

aan een spoorwegovergang waarbij een aantal 

jonge mensen het leven lieten. Na deze tragische 

gebeurtenis verschenen er heel wat krantenartikels met 

als onderwerp de wachttijden aan overwegen en de 

metingen die gebeuren met betrekking tot deze wachttijden. 

Wat echter opviel is dat er al die jaren voordien 

bijna nergens sprake was van dergelijke problemen 

en/of metingen. 

1. Wanneer en waar gebeuren er metingen naar de 

wachttijden aan overwegen? 

2. Gebeuren deze metingen systematisch en sinds 

wanneer of gaat het om een occasionele actie? 

3. Wat zijn de resultaten van eventuele systematische 

metingen, te denken aan de gemiddelde wachttijd 

en de uitschieters? 

4. Is het huidige systeem afdoende om voldoende 

snel te kunnen reageren op eventuele probleemsituaties 

of worden er in de toekomst hervormingen van het 

meetsysteem gepland? 


12900 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 





Pensions Pensioenen 

DO 2004200503320 DO 2004200503320 

Question n o 89 de M. Jo Vandeurzen du 24 mars 2005 

(N.) au ministre de l’Environnement et des 

Pensions: 

Calcul de la pension des juges de la jeunesse et des 

juges d’instruction. 

1. Comment la pension d’un juge de la jeunesse ou 

d’un juge d’instruction est-elle calculée? 

2. Pouvez-vous étayer par des arguments le mode 

de calcul que vous défendez? 

3. Lors du calcul de la pension, est-il tenu compte 

des suppléments propres à une fonction spécifique? 

Vraag nr. 89 van de heer Jo Vandeurzen van 24 maart 

2005 (N.) aan de minister van Leefmilieu en 

Pensioenen: 

Berekening pensioen van jeugdrechters en onderzoeksrechters. 

1. Hoe wordt het pensioen berekend van een jeugdrechter 

of een onderzoeksrechter? 

2. Kan u argumenteren waarom de berekening 

gebeurt zoals u het voorhoudt? 

3. Wordt bij de berekening van het pensioen rekening 

gehouden met de toeslagen die eigen zijn aan een 

specifieke functie? 


QRVA 51 077 12901 

09 - 05 - 2005 

III. Questions posées par les membres de la Chambre des représentants 

et réponses données par les ministres. 

III. Vragen van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers 

en antwoorden van de ministers. 

Premier ministre Eerste minister 

DO 2004200503908 DO 2004200503908 

Question n o 82 de M. Guido De Padt du 14 avril 2005 

(N.) au premier ministre: 

Vraag nr. 82 van de heer Guido De Padt van 14 april 

2005 (N.) aan de eerste minister: 

Décentralisation des services publics. Decentraliseren van overheidsdiensten. 

Il est régulièrement affirmé que la décentralisation 

des services publics permettrait contribuer à résoudre 

le problème de mobilité et celui des files. En permettant 

aux fonctionnaires de travailler plus près de leur 

domicile ou ailleurs, on peut en effet diminuer le 

nombre de trajets quotidiens vers la capitale et au 

départ de celle-ci, ce qui aurait pour effet de réduire 

considérablement le nombre de voitures et la longueur 

des files sur les routes donnant accès à Bruxelles. 

1. Pourriez-vous me faire savoir quelles initiatives 

vous avez prises au cours des deux dernières années ou 

envisagez de prendre dans un futur proche pour transférer 

le lieu de travail des fonctionnaires fédéraux de 

votre (vos) département(s) de Bruxelles vers d’autres 

sites du pays? 

2. De combien de fonctionnaires s’agit-il et quel 

lieu de résidence leur a-t-on attribué? 

Réponse du premier ministre du 4 mai 2005, à la 

question n o 82 de M. Guido De Padt du 14 avril 2005 

(N.): 

Aucune initiative n’a été prise afin de déplacer le 

lieu de travail à d’autres endroits. 

Toutefois, les moyens de mise en pratique du télétravail 

etc. au sein du Service public fédéral Chancellerie 

du premier ministre, sont actuellement examinés. 

Regelmatig wordt gesteld dat het decentraliseren 

van overheidsdiensten, mede een oplossing zou 

kunnen bieden aan de mobiliteits- en fileproblemen. 

De mogelijkheid bieden aan ambtenaren om dichter 

bij huis of elders te werken, kan het dagelijks reizen 

van en naar de hoofdstad inderdaad doen afnemen, 

met heel wat minder voertuigen en files op de wegen 

naar Brussel tot gevolg. 

1. Kan u meedelen welke initiatieven er door u 

tijdens de voorbije twee jaar werden genomen of die u 

in de onmiddellijke toekomst overweegt te nemen, om 

ervoor te zorgen dat de plaats van tewerkstelling van 

de federale ambtenaren die ressorteren onder uw 

departement(en), verlegd werd van Brussel naar 

andere locaties in ons land? 

2. Om hoeveel ambtenaren gaat het en welke 

nieuwe standplaats kregen deze toegewezen? 

Antwoord van de eerste minister van 4 mei 2005, op 

de vraag nr. 82 van de heer Guido De Padt van 

14 april 2005 (N.): 

Er werden geen initiatieven genomen om de plaats 

van tewerkstelling te verleggen naar andere locaties. 

Wel wordt momenteel onderzocht op welke manier 

telewerk en dergelijke meer kan toegepast worden 

binnen de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de 

eerste minister. 


12902 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



DO 2004200503776 DO 2004200503776 

Question no 609 de M. Servais Verherstraeten du 

23 mars 2005 (N.) à la vice-première ministre et 

ministre de la Justice: 

Application de la directive concernant les dispositions 

légales et réglementaires en matière d’armements. 

La circulaire coordonnée du 30 octobre 1995 

concernant les dispositions légales et réglementaires en 

matière d’armes REF 3630/1/8 prévoit en son article 

5.6.1 que le demandeur doit posséder des facultés 

évidentes de discernement requises pour manier une 

arme sans danger pour lui-même ni pour autrui. Afin 

de vérifier si tel est bien le cas, il se peut que, dans des 

cas exceptionnels, l’on doive lui demander de produire 

un certificat médical récent attestant qu’il satisfait à 

cette exigence (par exemple lorsqu’il y a manifestement 

lieu d’en douter sur la base de constatations 

visuelles). 



Vraag nr. 609 van de heer Servais Verherstraeten van 



Toepassing omzendbrief betreffende de wettelijke en 

reglementaire bepalingen inzake wapens. 

De gecoördineerde omzendbrief van 30 oktober 

1995 betreffende de wettelijke en reglementaire bepalingen 

inzake wapens REF 3630/1/8 bepaalt in artikel 

5.6.1 dat in hoofde van de aanvrager de beoordelingsmogelijkheden 

voor het hanteren zonder gevaar 

voor zichzelf of anderen, van een wapen evident aanwezig 

dienen te zijn. Dit kan in bepaalde uitzonderlijke 

gevallen nopen tot het vragen om een recent 

medisch attest dat deze vereiste staaft (bijvoorbeeld 

wanneer daaromtrent de visu duidelijke twijfels 

rijzen). 

1. Qu’entend-on par «dans des cas exceptionnels»? 1. Wat wordt met «in bepaalde uitzonderlijke 

gevallen» bedoeld? 

2. 

a) Un certificat médical peut-il être demandé en cas 

de doutes autres que ceux qu’on peut nourrir sur la 

base de constatations visuelles? 

2. 

a) Kan een medisch attest gevraagd worden wanneer 

er andere dan de visu twijfels zijn? 

b) Dans l’affirmative, dans quels cas? b) Zo ja, in welke gevallen? 

3. Cette disposition fait-elle l’objet d’une interprétation 

identique dans tout le pays? 

4. Comment garantissez-vous cette égalité de traitement? 

5. Pourriez-vous préciser le pourcentage de demandes 

introduites ces cinq dernières années (et si possible 

ces dix dernières années) pour lesquelles un certificat 

médical a été exigé? 

3. Wordt deze bepaling gelijk geïnterpreteerd over 

heel het land? 

4. Hoe garandeert u deze gelijkheid? 

5. Kan u een percentage geven van het aantal aanvragen 

waarbij een medisch attest werd gevorderd van 

de jongste vijf jaar (indien mogelijk tien jaar)? 

6. Comment expliquez-vous ces différences? 6. Hoe verantwoordt u deze verschillen? 

Réponse de la vice-première ministre et ministre de 

la Justice du 2 mai 2005, à la question n o 609 de 

M. Servais Verherstraeten du 23 mars 2005 (N.): 

1. L’appréciation doit être faite au cas par cas par le 

service de police sur la base des éléments d’informations 

en sa possession lors de l’introduction d’une 

demande de détention d’une arme à feu de défense. 

Ces éléments à prendre en compte sont par exemple 

l’existence de troubles psychiatriques, l’alcoolisme, 

etc. 

Antwoord van de vice-eerste minister en minister 

van Justitie van 2 mei 2005, op de vraag nr. 609 van de 

heer Servais Verherstraeten van 23 maart 2005 (N.): 

1. De politiedienst moet geval per geval beoordelen 

op grond van de informatie waarover hij beschikt bij 

de indiening van een aanvraag tot het voorhanden 

hebben van een verweerwapen. 

Er moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden 

met psychiatrische problemen, drankverslaving, enzovoort. 


QRVA 51 077 12903 

09 - 05 - 2005 

2. Le service de police tient compte non seulement 

de ses constatations visuelles mais également des 

autres éléments d’informations en sa possession. 

3. L’exigence de l’appréciation au cas par cas implique 

qu’il n’y a pas d’interprétation uniforme possible 

sur l’ensemble du territoire. 

4. Un recours contre les décisions du service de 

police peut être introduit auprès du gouverneur 

compétent. 

5. Il n’y a pas de statistique disponible sur cette 

question. 

6. La délivrance d’autorisation de détention 

d’armes de défense relève actuellement de la compétence 

du chef de corps de la police locale. Dans le 

projet de loi qui sera soumis prochainement au Parlement, 

cette compétence sera attribuée aux gouverneurs 

avec recours auprès du ministre de la Justice, ce qui 

garantira une plus grande uniformité des pratiques et 

des décisions. 

DO 2004200503585 DO 2004200503585 

Question no 624 de Mme Trees Pieters du 11 avril 2005 

(N.) à la vice-première ministre et ministre de la 

Justice: 

Contrôles fiscaux et surveillance. — Prise de photos et 

d’images digitales ou traditionnelles. 

Tous les fonctionnaires employés par le secteur des 

contributions directes et indirectes qui sont chargés de 

la taxation, de la surveillance et des investigations, 

sont en principe autorisés à effectuer des visites sur 

place, avec ou sans avertissement préalable, chez les 

contribuables de leur ressort, à condition de respecter 

à la lettre la législation sur l’emploi des langues et 

(surtout) l’ensemble des règles de procédure éventuellement 

prescrites. 

1. Il y a dès lors lieu de se poser la question générale 

suivante: sans autorisation verbale ou écrite préalable 

du contribuable, ces agents du fisc sont-ils habilités, à 

leurs propres frais ou aux frais de l’État belge, à prendre 

dans des locaux aussi bien professionnels que 

privés, ou sans se faire remarquer en opérant depuis la 

voie publique, des photos digitales et/ou d’autres 

images de biens, de personnes et de lieux (usine, chantier, 

magasin, atelier ou domicile) où des activités 

professionnelles sont exercées par une personne physique 

et/ou par une personne morale, ainsi que de tous 

les endroits où sont sis des bâtiments privés? 

2. Dans l’affirmative, il y a en outre lieu de se poser 

cette deuxième question: l’administration fiscale a- 

2. De politiedienst neemt niet enkel zijn vaststellingen 

de visu, maar ook andere informatie waarover hij 

beschikt in aanmerking. 

3. Het feit dat geval per geval moet worden beoordeeld, 

houdt in dat er geen interpretatie op gelijke 

wijze mogelijk is over het hele land. 

4. Tegen de beslissingen van de politie kan beroep 

worden aangetekend bij de bevoegde gouverneur. 

5. Terzake zijn geen statistieken beschikbaar. 

6. De uitreiking van de vergunning tot het voorhanden 

hebben van verweerwapens valt thans onder de 

bevoegdheid van de korpschef van de lokale politie. 

Krachtens het ontwerp van wet dat weldra aan het 

Parlement zal worden voorgelegd, zal deze bevoegdheid 

worden toegekend aan de gouverneurs met de 

mogelijkheid beroep aan te tekenen bij de minister van 

Justitie. Zulks zal leiden tot een grotere eenvormigheid 

op het stuk van de handelwijzen en de beslissingen. 

Vraag nr. 624 van mevrouw Trees Pieters van 11 april 


van Justitie: 

Fiscale controles en toezicht. — Nemen van foto’s en 

andere al dan niet digitaal beeldmateriaal. 

Alle taxatie-, toezicht- en opsporingsambtenaren 

van de sector directe belastingen en van de sectoren 

indirecte belastingen zijn in principe gemachtigd om 

bij de belastingplichtigen die onder hun ambtgebied 

ressorteren zowel aangekondigde als onaangekondigde 

bezoeken ter plaatse te verrichten mits zij daarbij 

de taalwetgeving en (vooral) alle eventueel voorgeschreven 

procedureregelen nauwgezet respecteren. 

1. De algemene vraag rijst daarbij of diezelfde 

fiscale ambtenaren zonder voorafgaande mondelinge 

of schriftelijke toestemming van de belastingplichtige 

ook gerechtigd zijn op hun eigen kosten of op kosten 

van de Belgische Staat zowel in beroepslokalen, in de 

private vertrekken als onopgemerkt vanaf de openbare 

weg digitale foto’s en/of ander beeldmateriaal te 

nemen van goederen, personen en van de plaats, 

fabriek, werf, winkel, atelier of woonplaats waar beroepswerkzaamheden 

door een natuurlijk persoon 

en/of door een rechtspersoon worden ontplooid en 

tevens van alle plaatsen waar er private bouwwerken 

worden uitgevoerd? 

2. In bevestigend geval rijst bovendien de vraag 

welke algemene instructies en/of onderrichtingen er 


12904 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

t-elle déjà édicté ou compte-t-elle édicter prochainement, 

en l’espèce, des instructions générales et/ou des 

directives éventuelles, à l’usage de tous les agents du 

fisc et par secteur, et dans quelles conditions concrètes 

ces photos (digitales) et autres images pourront-elles 

être stockées dans des banques de données fiscales ou 

être imprimées pour être versées au dossier fiscal 

(unique) et/ou contentieux? 

3. D’autre part, quelles sont les dispositions légales 

et/ou réglementaires tirées du droit international, du 

droit commun et de la législation relative aux impôts 

directs et indirects qui régissent en outre spécifiquement 

cette matière particulière? 

4. Pouvez-vous communiquer vos conceptions et 

méthodes générales, notamment sous l’angle de leur 

conformité aux dispositions légales et réglementaires 

du Code des impôts sur les revenus 1992, du Code de 

la TVA et de l’enregistrement, de la loi relative à la 

protection de la vie privée du 8 décembre 1992, des 

articles 8.1 et 8.2 de la Convention européenne des 

droits de l’homme et des articles 15 et 22 de la Constitution 

coordonnée? 

Réponse de la vice-première ministre et ministre de 

la Justice du 2 mai 2005, à la question no 624 de 

Mme Trees Pieters du 11 avril 2005 (N.): 

L’élaboration et l’application de la loi-cadre sur la 

protection de la vie privée à l’égard des traitements de 

données à caractère personnel sont de la compétence 

du SPF Justice. L’application de la loi par les autres 

départements relève cependant de la compétence des 

autres départements. 

Cette question tombe par conséquent sous la 

compétence de mon collègue, le ministre des Finances. 

(Question n o 685 du 8 mars 2005.) 



DO 2004200503951 DO 2004200503951 


18 avril 2005 (N.) au vice-premier ministre et 


Emploi de constructions fiscales mettant un usufruit à 

profit. 

Ces dernières années, de nombreux contribuables 

ont eu recours à des constructions fiscales mettant à 

terzake eventueel ten behoeve van alle fiscale ambtenaren 

reeds per sector werden of weldra zullen worden 

uitgevaardigd en onder al welke concrete voorwaarden 

die (digitale) foto’s en andere beeldgegevens 

mogen worden opgeslagen in fiscale databanken en 

worden gerangschikt en afgedrukt in het (enig) fiscaal 

dossier en/of in een geschillendossier? 

3. Door welke wettelijke en/of reglementaire bepalingen 

inzake internatonaal recht, gemeen recht en 

inzake indirecte belastingen en inzake inkomstenbelastingen 

is deze bijzondere materie daarnaast allemaal 

eventueel nog specifiek beheerst? 

4. Kan u uw algemene ziens- en handelwijze meedelen 

onder meer ook reeds getoetst aan de wettelijke en 

reglementaire bepalingen van het Wetboek van de 

inkomstenbelastingen 1992, het BTW- en Registratiewetboek, 

de wet op de privacy van 8 december 1992, 

de artikelen 8.1 en 8.2 van het Europees Verdrag van 

de rechten van de mens en de artikelen 15 en 22 van de 

Gecoördineerde Grondwet? 


van Justitie van 2 mei 2005, op de vraag nr. 624 van 

mevrouw Trees Pieters van 11 april 2005 (N.): 

Het opstellen en de toepassing van de kaderwet 

betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 

met betrekking tot de verwerking van 

persoonsgegevens zijn de bevoegdheid van de FOD 

Justitie. De toepassing van de wet door de andere 

departementen valt echter onder de bevoegdheid van 

de andere departementen. 

Deze vraag valt dan ook onder de bevoegdheid van 

mijn collega, de minister van Financiën. (Vraag 

nr. 685 van 8 maart 2005.) 




18 april 2005 (N.) aan de vice-eerste minister en 


Gebruik van vruchtgebruikconstructies. 

De afgelopen jaren hebben heel wat belastingplichtigen 

hun toevlucht genomen tot fiscale vruchtgebruik- 


QRVA 51 077 12905 

09 - 05 - 2005 

profit un usufruit. Il apparaît néanmoins que ces constructions 

sont de plus en plus souvent sujettes à de 

vives critiques. Récemment, le tribunal de première 

instance de Bruges a encore admis que l’administration 

pouvait détricoter un montage fiscal mettant un 

usufruit à profit en invoquant la disposition anti-abus 

de l’article 344, CIR 1992. 

Toutefois, le fisc admet, sous certaines conditions, 

que les contribuables puissent réaliser des optimisations 

fiscales en mettant un usufruit à profit. Dans la 

décision anticipée n o 300.081 du 30 septembre 2003, 

l’administration a accepté une construction fiscale 

mettant un usufruit à profit dans laquelle le gérant 

d’une SPRL a acheté la nue-propriété d’un appartement 

et sa société l’usufruit pour une période de 

15 ans. Dans ce cas individuel, l’administration a 

marqué son accord sur le fait que: 

— les frais de notaire, les droits d’enregistrement et 

les frais bancaires sur le crédit d’investissement 

sont déductibles à ce titre dans le chef de la SPRL; 

— la valeur du droit d’usufruit est fixée compte tenu 

des dispositions prévues à l’article 47, § 2, du Code 

des droits d’enregistrement et un amortissement 

sur une durée de 15 ans peut être admis; 

— aucun avantage de toute nature ne serait attribué 

au gérant pour l’utilisation de l’appartement s’il 

paie à la SPRL un loyer annuel équivalant à au 

moins 80% du revenu cadastral indexé de 

l’appartement, multiplié par 100/60 et par 2; 

— la non-location de l’appartement par le gérant 

pendant une certaine période, sans que celui-ci 

n’en dispose effectivement, n’engendrera pas 

l’imposition d’un avantage de toute nature. 

L’administration a par ailleurs ajouté l’observation 

suivante à la fin de cette décision anticipée: 

«L’attention est attirée sur le fait que la présente décision 

ne porte pas préjudice à l’imposition éventuelle, 

dans le chef de M. X, d’un avantage de toute nature 

visé à l’article 32, alinéa 2, 2 o , CIR 1992, au moment 

où ce dernier acquerra, après 15 ans, 80% de l’usufruit 

de l’appartement». 

Pourriez-vous me fournir les précisions suivantes à 

propos du dernier paragraphe de la décision anticipée 

n o 300.081: 

1. L’imposition, dans le chef du nu-propriétaire, 

d’un avantage de toute nature à la fin de l’usufruit estelle 

une mesure générale applicable à toute construction 

fiscale mettant un usufruit à profit? 

constructies. Deze constructies komen hoe langer hoe 

meer onder vuur te liggen. Recentelijk nog werd door 

de rechtbank van eerste aanleg van Brugge aanvaard 

dat de administratie een vruchtgebruikconstructie aan 

de hand van de anti-misbruikbepaling van artikel 344, 

WIB 1992 kon doorprikken. 

Niettemin aanvaardt de fiscus onder bepaalde voorwaarden 

dat belastingplichtigen fiscaal kunnen optimaliseren 

door gebruik te maken van een vruchtgebruik. 

In de voorgaande beslissing nr. 300.081 van 

30 september 2003 aanvaardde de administratie een 

vruchtgebruikconstructie waarbij een zaakvoerder van 

een BVBA de naakte eigendom van een appartement 

kocht en zijn BVBA het vruchtgebruik kocht voor een 

periode van 15 jaar. In dit individuele geval ging de 

administratie ermee akkoord dat: 

— de notariskosten, de registratierechten en de bankkosten 

van het investeringskrediet als beroepskosten 

aftrekbaar zijn in hoofde van de BVBA; 

— de waarde van het recht van vruchtgebruik werd 

vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 47, 

§ 2 van het Wetboek der Successierechten alsook 

dat een afschrijving over een periode van 15 jaar 

kon worden aanvaard; 

— geen voordeel van alle aard zou worden toegekend 

aan de zaakvoerder voor het gebruik van het 

appartement indien hij aan de BVBA een jaarlijkse 

huur van minstens 80% van het geïndexeerde 

kadastrale inkomen van het appartement betaalt 

vermenigvuldigd met 100/60 en met 2; 

— de niet-verhuring van het appartement door de 

zaakvoerder gedurende een bepaalde periode, zonder 

dat hij er zelf daadwerkelijk over beschikt, 

geen aanleiding zal geven tot het belasten van een 

voordeel van alle aard. 

In fine van deze voorafgaande beslissing stelde de 

administratie verder: «De aandacht wordt gevestigd 

op het feit dat deze beslissing geen afbreuk doet aan 

een eventuele belasting, in hoofde van de heer X, van 

een voordeel van alle aard, bedoeld in artikel 32, 

tweede lid, 2 o , WIB 1992, op het ogenblik wanneer 

deze laatste, na 15 jaar, 80% van het vruchtgebruik 

van het appartement zal verwerven.». 

Kan u specifiek wat deze laatste paragraaf van de 

voorafgaande beslissing nr. 300.081 betreft meedelen: 

1. Of het belasten van een voordeel van alle aard bij 

het einde van het vruchtgebruik in hoofde van de 

naakte eigenaar een algemene maatregel is die steeds 

en bij elke vruchtgebruikconstructie zal worden toegepast? 


12906 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

2. Dans l’affirmative, comment cet avantage de 

toute nature sera-t-il calculé? 

3. Dans la négative, pourquoi l’imposition d’un 

avantage de toute nature est-elle limitée à quelques cas 

et quels sont les critères prépondérants à cet égard? 

Réponse du vice-premier ministre et ministre des 

Finances du 3 mai 2005, à la question n o 737 de 

M. Dirk Van der Maelen du 18 avril 2005 (N.): 

Les conséquences fiscales des mécanismes d’usufruit 

doivent être évaluées sur la base des données factuelles 

et juridiques propres à chaque cas. 

La valeur de l’usufruit doit également être déterminée 

de cette manière. Le produit actualisé des locations 

peut constituer, le cas échéant, une des ces données. En 

matière de contributions directes, il ne faut pas nécessairement 

se référer aux règles mentionnées dans le 

Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de 

greffe ou dans le Code des droits de succession. 

Les conséquences fiscales des travaux 

d’amélioration effectués par l’usufruitier dépendent 

notamment de leur nature, de leur objectif et de leur 

importance. 

L’honorable membre fait référence à la décision 

anticipée n o 300.081 du 30 septembre 2003. Je souhaite 

tout d’abord faire remarquer d’une décision anticipée 

ne concerne qu’un seul cas concret. 

L’alinéa visé par l’honorable membre attire 

l’attention sur le fait qu’au moment où le gérant redevient 

plein propriétaire du bien immeuble, les données 

factuelles, concernant également, le cas échéant, les 

travaux d’amélioration effectués, peuvent indiquer 

l’existence d’un avantage de toute nature dans le chef 

du gérant. On notera à ce propos qu’au moment de la 

demande il n’y avait aucune certitude sur l’affectation 

du bien immeuble sur lequel portait l’usufruit. 

Enfin, je note également que la décision précitée ne 

permet pas de tirer des conclusions sur l’application 

éventuelle de l’article 344, § 1 er , CIR 1992 en matière 

de mécanismes d’usufruit. Cet article ne faisait 

d’ailleurs pas partie des dispositions légales faisant 

l’objet de la demande de sécurité préalable du demandeur 

en ce qui concerne l’application de cet article 

dans le cas qu’il soumettait. 

Bien que les conclusions fiscales des mécanismes 

d’usufruit dépendent, comme je l’ai déjà indiqué, de 

données factuelles et juridiques concrètes, mon admi- 

2. Indien het antwoord op deze vraag positief is, 

hoe zal dit voordeel van alle aard dan worden berekend? 

3. Indien het antwoord op deze vraag negatief is, 

waarom wordt het belasten van een voordeel van alle 

aard dan beperkt tot enkele gevallen en wat zijn hierbij 

de doorslaggevende criteria? 


van Financiën van 3 mei 2005, op de vraag nr. 737 van 

de heer Dirk Van der Maelen van 18 april 2005 (N.): 

De fiscale gevolgen van vruchtgebruikconstructies 

moeten aan de hand van de feitelijke en juridische 

gegevens, eigen aan het geval, worden beoordeeld. 

Ook de waarde van het vruchtgebruik moet op die 

manier worden vastgesteld. In voorkomend geval is de 

geactualiseerde huuropbrengst daarbij één van die 

gegevens. Op het gebied van directe belastingen moet 

niet noodzakelijkerwijze verwezen worden naar de 

regels die zijn vermeld in het Wetboek der registratie-, 

hypotheek- en griffierechten of in het Wetboek der 

successierechten. 

De fiscale gevolgen van door de vruchtgebruiker uitgevoerde 

verbeteringswerken hangen inzonderheid af 

van hun aard, doel en omvang. 

Het geachte lid verwijst naar de voorafgaande 

beslissing nr. 300.081 van 30 september 2003. Ik wens 

vooraf op te merken dat een voorafgaande beslissing 

enkel betrekking heeft op één concreet geval. 

De alinea waarop het geachte lid doelt, vestigt de 

aandacht op de mogelijkheid dat, op het ogenblik dat 

de zaakvoerder opnieuw volle eigenaar van het onroerend 

goed wordt, de feitelijke gegevens, eventueel ook 

met betrekking tot uitgevoerde verbeteringswerken, 

kunnen wijzen op het bestaan van een ten name van de 

zaakvoerder belastbaar voordeel van alle aard. In dit 

verband wordt erop gewezen dat op het moment van 

de aanvraag geen zekerheid bestond over de aanwending 

van het onroerend goed waarop het vruchtgebruik 

betrekking had. 

Ten slotte stip ik aan dat uit voormelde beslissing 

geen conclusies kunnen worden getrokken omtrent de 

eventuele toepasbaarheid van artikel 344, § 1, 

WIB 1992 inzake vruchtgebruikconstructies. Voormeld 

artikel behoorde trouwens niet tot de wettelijke 

bepalingen waaromtrent de aanvrager om voorafgaande 

zekerheid had verzocht voor wat betreft de 

toepassing ervan in het door hem voorgelegde geval. 

Hoewel de gevolgen van vruchtgebruikconstructies 

op belastinggebied, zoals ik reeds eerder aangaf, afhankelijk 

zijn van concrete feitelijke en juridische 


QRVA 51 077 12907 

09 - 05 - 2005 

nistration examinera l’opportunité d’édicter des directives 

générales en la matière. 

DO 2004200503952 DO 2004200503952 


18 avril 2005 (N.) au vice-premier ministre et 


Recours à des constructions fiscales faisant intervenir 

un usufruit. 

Depuis quelques années, les entreprises sont de plus 

en plus nombreuses à recourir à des constructions 

fiscales faisant intervenir un usufruit: une société 

acquiert l’usufruit temporaire d’un immeuble (généralement 

pour une période de 15 à 20 ans) et le dirigeant 

d’entreprise (qui est généralement l’unique actionnaire 

ou associé) achète à titre personnel la nue-propriété. 

La caractéristique essentielle d’une telle construction 

fiscale réside dans la scission du prix de la pleine 

propriété en deux valeurs distinctes: celle de l’usufruit 

et celle de la nue-propriété. 

gegevens, zal mijn administratie nagaan of het aangewezen 

is om ter zake centrale richtlijnen te verstrekken. 


18 april 2005 (N.) aan de vice-eerste minister en 



Vruchtgebruikconstructies zijn al jaren schering en 

inslag in de bedrijfspraktijk: een vennootschap koopt 

het tijdelijk vruchtgebruik van een onroerend goed 

(meestal 15 jaar tot 20 jaar) en de bedrijfsleider 

(meestal de enige aandeelhouder) koopt ten persoonlijken 

titel de blote eigendom. De splitsing van de prijs 

voor de volle eigendom tussen de prijs voor het vruchtgebruik 

en de blote eigendom is hierbij van groot 

belang. 

1. Pouvez-vous me confirmer: 1. Bent u het met mij eens: 

a) que les formules énoncées pour un tel cas de figure 

par le Code des droits d’enregistrement (article 47 

du Code des droits d’enregistrement) ou par le 

Code des droits de succession (article 21 du Code 

de succession), et qui débouchent sur le rapport 

traditionnel 20/80, sont en l’espèce sans objet 

puisqu’elles ne donnent aucune indication quant à 

la valeur économique de l’usufruit; 

b) que la valeur de l’usufruit doit être déterminée en 

prenant en compte le rendement locatif net 

escompté de la propriété; 

c) qu’il convient en outre d’actualiser ces rendements 

locatifs nets escomptés; 

2. Dans de nombreuses constructions fiscales 

faisant intervenir l’usufruit, les grosses réparations 

sont imputées à l’usufruitier en dérogeant aux articles 

605 et 606 du Code civil. 

Pouvez-vous me confirmer que, pour le calcul des 

valeurs de l’usufruit, il convient de tenir compte de ces 

charges, lesquelles dépassent très souvent le prix 

d’acquisition de l’usufruit? 

3. 

a) Quelles instructions avez-vous données aux fonctionnaires 

concernant la manière d’appréhender de 

telles constructions? 

b) Si vous n’avez pas donné d’instructions aux fonctionnaires, 

quel en est le motif? 

a) dat de formules daartoe aangereikt door het 

Wetboek der registratie (artikel 47 van het 

Wetboek der Registratie) of het Wetboek der 

successierechten (artikel 21, van het Wetboek der 

successierechten) en die uitmonden in de traditionele 

20/80-verhouding hier niet aan de orde zijn, 

daar deze berekeningen geen aanduiding vormen 

voor de economische waarde van het vruchtgebruik; 

b) dat de waarde van het vruchtgebruik dient bepaald 

op basis van de te verwachten netto-huuropbrengst 

van de eigendom; 

c) dat deze te verwachten netto-huuropbrengsten 

daarenboven dienen geactualiseerd? 

2. Bij heel wat vruchtgebruikconstructies worden 

de grove herstellingen ten laste gelegd van de vruchtgebruiker 

en dit in afwijking van de artikelen 605 en 

606 van het Burgerlijk Wetboek. 

Bent u het met mij eens dat voor de berekening van 

de waarden van het vruchtgebruik rekening dient 

gehouden met deze last, die in nogal wat gevallen de 

aanschaffingsprijs van het vruchtgebruik overtreft? 

3. 

a) Welke instructies hebt u de ambtenaren gegeven 

over de wijze waarop zij dergelijke constructies 

dienen te onderzoeken? 

b) Indien u geen instructies verspreid hebt onder de 

ambtenaren, wat is hiervan de reden? 


12908 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

4. Les experts comptables et réviseurs d’entreprises 

doivent être sensibilisés à l’évaluation correcte de 

l’usufruit. 

a) Comptez-vous faire figurer ce point dans la 

convention à conclure avec le secteur? 

b) Quel est l’état des négociations de la convention 

avec le secteur? 



M. Dirk Van der Maelen du 18 avril 2005 (N.): 

Les conséquences fiscales des mécanismes d’usufruit 

doivent être évaluées sur la base des données factuelles 

et juridiques propres à chaque cas. 

La valeur de l’usufruit doit également être déterminée 

de cette manière. Le produit actualisé des locations 

peut constituer, le cas échéant, une des ces données. En 

matière de contributions directes, il ne faut pas nécessairement 

se référer aux règles mentionnées dans le 

Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de 

greffe ou dans le Code des droits de succession. 

Les conséquences fiscales des travaux d’amélioration 

effectués par l’usufruitier dépendent notamment 

de leur nature, de leur objectif et de leur importance. 

L’honorable membre fait référence à la décision 

anticipée n o 300 081 du 30 septembre 2003. Je souhaite 

tout d’abord faire remarquer d’une décision anticipée 

ne concerne qu’un seul cas concret. 

L’alinéa visé par l’honorable membre attire 

l’attention sur le fait qu’au moment où le gérant redevient 

plein propriétaire du bien immeuble, les données 

factuelles, concernant également, le cas échéant, les 

travaux d’amélioration effectués, peuvent indiquer 

l’existence d’un avantage de toute nature dans le chef 

du gérant. On notera à ce propos qu’au moment de la 

demande il n’y avait aucune certitude sur l’affectation 

du bien immeuble sur lequel portait l’usufruit. 

Enfin, je note également que la décision précitée ne 

permet pas de tirer des conclusions sur l’application 

éventuelle de l’article 344, § 1 er , CIR 1992 en matière 

de mécanismes d’usufruit. Cet article ne faisait 

d’ailleurs pas partie des dispositions légales faisant 

l’objet de la demande de sécurité préalable du demandeur 

en ce qui concerne l’application de cet article 

dans le cas qu’il soumettait. 

Bien que les conclusions fiscales des mécanismes 

d’usufruit dépendent, comme je l’ai déjà indiqué, de 

données factuelles et juridiques concrètes, mon admi- 

4. De accountants en bedrijfsrevisoren moeten 

worden gesensibiliseerd om correcte waarderingen te 

maken van het vruchtgebruik. 

a) Overweegt u dit op te nemen bij het sluiten van een 

convenant met de sector? 

b) Wat betreft de convenant met de sector, hoe vorderen 

de onderhandelingen? 



de heer Dirk Van der Maelen van 18 april 2005 (N.): 

De fiscale gevolgen van vruchtgebruikcoristructies 

moeten aan de hand van de feitelijke en juridische 

gegevens, eigen aan het geval, worden beoordeeld. 

Ook de waarde van het vruchtgebruik moet op die 

manier worden vastgesteld. In voorkomend geval is de 

geactualiseerde huuropbrengst daarbij één van die 

gegevens. Op het gebied van directe belastingen moet 

niet noodzakelijkerwijze verwezen worden naar de 

regels die zijn vermeld in het Wetboek der registratie-, 

hypotheek- en griffierechten of in het Wetboek der 

successierechten. 

De fiscale gevolgen van door de vruchtgebruiker uitgevoerde 

verbeteringswerken hangen inzonderheid af 

van hun aard, doel en omvang. 

Het geachte lid verwijst naar de voorafgaande 

beslissing nr. 300 081 van 30 september 2003. Ik wens 

vooraf op te merken dat een voorafgaande beslissing 

enkel betrekking heeft op één concreet geval. 

De alinea waarop het geachte lid doelt, vestigt de 

aandacht op de mogelijkheid dat, op het ogenblik dat 

de zaakvoerder opnieuw volle eigenaar van het onroerend 

goed wordt, de feitelijke gegevens, eventueel ook 

met betrekking tot uitgevoerde verbeteringswerken, 

kunnen wijzen op het bestaan van een ten name van de 

zaakvoerder belastbaar voordeel van alle aard. In dit 

verband wordt erop gewezen dat op het moment van 

de aanvraag geen zekerheid bestond over de aanwending 

van het onroerend goed waarop het vruchtgebruik 

betrekking had. 

Ten slotte stip ik aan dat uit voormelde beslissing 

geen conclusies kunnen worden getrokken omtrent de 

eventuele toepasbaarheid van artikel 344, § 1, WIB 

1992 inzake vruchtgebruikconstructies. Voormeld artikel 

behoorde trouwens niet tot de wettelijke bepalingen 

waaromtrent de aanvrager om voorafgaande 

zekerheid had verzocht voor wat betreft de toepassing 

ervan in het door hem voorgelegde geval. 

Hoewel de gevolgen van vruchtgebruikconstructies 

op belastinggebied, zoals ik reeds eerder aangaf, afhankelijk 

zijn van concrete feitelijke en juridische 


QRVA 51 077 12909 

09 - 05 - 2005 

nistration examinera l’opportunité d’édicter des directives 

générales en la matière. 

DO 2004200503953 DO 2004200503953 

Question n o 739 de M. Luk Van Biesen du 18 avril 

2005 (N.) au vice-premier ministre et ministre des 

Finances: 

gegevens, zal mijn administratie nagaan of het aangewezen 

is om ter zake centrale richtlijnen te verstrekken. 

Vraag nr. 739 van de heer Luk Van Biesen van 18 april 


van Financiën: 

Fonctionnement de l’administration. Werking van de administratie. 

Nous ne parvenons pas à mettre en place une administration 

efficace et dynamique. Certes de nombreux 

progrès ont déjà été réalisés, mais le SPF Finances a 

toujours une image négative à cause de différents 

problèmes techniques. 

1. Tout d’abord, se pose le problème lié au manque 

de certificats médicaux. Les imprimantes qui servent à 

imprimer ces certificats sont vétustes. L’impression de 

ces certificats représente manifestement un problème 

secondaire pour le département des Finances mais cela 

pose problème aux médecins et aux patients étant 

donné que certaines mutualités refusent catégoriquement 

de procéder au remboursement des soins dispensés. 

L’INAMI envisage de permettre que tout le processus 

se déroule par internet. 

Est-il dès lors toujours nécessaire d’investir dans des 

nouvelles imprimantes ou alors une solution plus efficace 

va-t-elle être recherchée d’urgence en concertation 

avec le ministre des Affaires sociales et de la Santé 

publique? 

2. Se pose ensuite le problème relatif à l’envoi tardif 

des avertissements-extraîts de rôle. De plus, un millier 

de contribuables ont reçu un document erroné. 

Comment pensez-vous remédier aux problèmes 

techniques récurrents? 

3. Enfin, la presse ne cesse de critiquer le nouveau 

formulaire de déclaration d’impôts. Il s’agit uniquement 

d’une question d’adaptation, mais le citoyen 

moyen doit être capable de la remplir. Le scannage de 

cette déclaration va en outre permettre à l’administration 

de gagner beaucoup de temps. 

a) Comment pouvez-vous remédier à l’image négative 

qu’ont les citoyens du fonctionnement du 

service public fédéral Finances? 

b) On redoute par ailleurs que les formulaires de 

déclaration soient à nouveau envoyés tardivement 

ce qui compromettrait la date limite de rentrée de 

ceux-ci (30 juin). Nous vous rappelons le projet 

We slagen er niet in om een efficiënte en slagvaardige 

administratie uit te bouwen. Er werd wel al een 

lange weg afgelegd maar omwille van technische problemen 

ondergaat de overheidsdienst Financiën een 

slecht imago. 

1. Vooreerst is er de problematiek van het tekort 

aan doktersbriefjes. De machines waarmee doktersbriefjes 

gedrukt worden zijn beduidend verouderd. 

Blijkbaar is het drukken van doktersbriefjes bijzaak 

voor Financiën maar het brengt dokters en patiënten 

wel in moeilijkheden gezien sommige ziekenfondsen 

pertinent weigeren om te zorgen voor terugbetaling 

van de verstrekte diensten. 

Er blijken plannen te zijn van het RIZIV om in de 

toekomst alles via het internet te laten verlopen. 

Dient dan nog geïnvesteerd te worden in nieuwe 

drukmachines of zal in samenspraak met de minister 

van Sociale Zaken en Volksgezondheid spoedig werk 

gemaakt worden van een efficiëntere oplossing? 

2. Anderzijds is er de problematiek van het laattijdig 

versturen van de belastingafrekeningen. Een duizend 

belastingplichtigen kregen bovendien een verkeerde 

afrekening in de bus. 

Hoe denkt u de steeds wederkerende «technische 

problemen» te verhelpen? 

3. Tenslotte verkrijgt de bevolking via pers een 

steeds negatievere beeldvorming betreffende het 

nieuwe aangifteformulier. Het is een kwestie van aanpassing 

maar de modale burger moet in staat zijn dit in 

te vullen. Door het inscannen van de belastingaangiften 

zal bovendien heel wat tijd bespaard worden. 

a) Hoe kunt u deze negatieve beeldvorming betreffende 

de werking van de Overheidsdienst Financiën 

verhelpen? 

b) Daarenboven bestaat de vrees dat de aangifteformulieren 

weer met vertraging zullen verstuurd 

worden zodat de einddatum van indiening 

(30 juni) in het gedrang komt. We herinneren u 


12910 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

visant à faire correspondre les dates de rentrée des 

formulaires et de dépôt des comptes annuels. 

Quelle est votre position à ce sujet? 



M. Luk Van Biesen du 18 avril 2005 (N.): 

1. Je souhaite renvoyer à ma réponse détaillée à la 

question orale n o 6320 de Mme Govaerts pour ce qui 

concerne la problématique des carnets d’attestations 

(Compte rendu intégral, Chambre, 2004-2005, 

commission des Finances et du Budget, 27 avril 2005, 

COM581, p. 5). Le communiqué de presse commun de 

l’INAMI et du SPF Finances qui a été diffusé entre 

temps, annonce l’ouverture d’une ligne téléphonique 

gratuite auprès de l’INAMI pour des commandes 

exceptionnelles et urgentes et précise également qu’il 

est interdit d’utiliser une attestation d’un modèle différent 

ou celle d’un collègue. 

Je souhaite enfin préciser que cette problématique 

s’inscrit entièrement dans le cadre de Coperfin. 

2. Les remarques concernant les avertissementsextraits 

de rôle sont à mettre en liaison avec les maladies 

de jeunesse qui se présentent lors du démarrage 

d’un système d’impression entièrement neuf. Entre 

temps, les enrôlements pour l’exercice d’imposition 

2004 se déroulent tout à fait selon le plan prévu. 

3. L’attribution du marché pour l’impression et 

l’expédition des formulaires de déclaration pour 

l’exercice d’imposition 2005 a donné lieu à un litige 

juridique. Je vous renvoie pour plus de détails à ma 

réponse à ce sujet à la question orale n o 6333 de 

M. Verherstraeten (cf. ci-dessous: COM581, p. 22). 

4. Je me réjouis de pouvoir enfin constater que vous 

êtes convaincu de l’intérêt que présente une déclaration 

papier scannable combinée à une autre extension 

et un affinement des possibilités de déclaration électronique. 

Une campagne d’information est en cours 

d’élaboration pour ce qui concerne l’introduction de 

nouveaux formulaires, l’utilisation de la déclaration 

électronique et les conséquences de l’exécution intégrale 

de la réforme fiscale. La presse et les citoyens 

recevront une information détaillée dans les prochains 

jours par le biais de cette campagne. 

aan het voornemen betreffende het laten samenvallen 

van de datum van de aangifte van de belastingsaangifte 

en de neerlegging van de jaarrekening. 

Hoe staat u tegenover deze opmerking? 



de heer Luk Van Biesen van 18 april 2005 (N.): 

1. Wat de problematiek van de getuigschriftenboekjes 

betreft, wil ik verwijzen naar mijn gedetailleerd 

antwoord op de mondelinge vraag nr. 6320 van 

mevrouw Govaerts (Integraal Verslag, Kamer, 2004- 

2005, commissie voor de Financiën en de Begroting, 

27 april 2005, COM581, blz. 5). Het gemeenschappelijk 

perscommuniqué van het RIZIV en de FOD Financiën 

dat ondertussen werd verspreid, kondigt de opening 

aan van gratis telefoonlijnen bij het RIZIV voor 

uitzonderlijke en dringende bestellingen en verduidelijkt 

tevens dat het gebruik van getuigschiften met een 

afwijkend model of van een andere collega niet is toegestaan. 

Ten slotte wil ik hier duidelijk stellen dat deze problematiek 

zich volledig situeert buiten het kader van 

Coperfin. 

2. De opmerkingen inzake de aanslagbiljetten 

hebben te maken met de kinderziekten die zich voordoen 

bij het opstarten van een volledig nieuw printsysteem. 

Ondertussen worden de inkohieringen voor het 

aanslagjaar 2004 volledig volgens planning uitgevoerd. 

3. De toewijzing van de opdracht voor het drukken 

en verzenden van de aangifteformulieren voor het aanslagjaar 

2005 heeft aanleiding gegeven tot een juridisch 

geschil. Voor meer details hieromtrent wil ik verwijzen 

naar mijn antwoord op de mondelinge vraag 

nr. 6333 van de heer Verherstraeten (cf. hiervoor: 

COM581, blz. 22). 

4. Het verheugt me ten slotte te kunnen vaststellen 

dat u eveneens overtuigd is van het belang van een 

scanbare papieren aangifte in combinatie van een verdere 

uitbreiding en verfijning van de mogelijkheid tot 

electronische aangifte. 

Met betrekking tot de introductie van de nieuwe 

formulieren, het gebruik van de electronische aangifte 

en de gevolgen van de volledige implementatie van de 

belastinghervorming wordt een gedetailleerde informatiecampagne 

uitgewerkt. De eerstvolgende dagen 

zullen de pers en de burgers op basis daarvan uitvoerig 

worden ingelicht. 


QRVA 51 077 12911 

09 - 05 - 2005 







Budget Begroting 

DO 2003200432170 DO 2003200432170 

Question n o 28 de M me Marie Nagy du 17 septembre 



Représentation du gouvernement au sein des entreprises, 

parastataux et autres organismes. 

1. Dans quels parastataux, entreprises, organismes, 

etc., votre département a-t-il désigné un commissaire, 

un délégué ou représentant du gouvernement? 

2. Quelle est la base légale ou réglementaire de ses 

compétences? 

3. Quelle est la base légale ou réglementaire de ses 

rémunérations et quel en est le montant? 

4. Quelle est la procédure mise en place entre vous 

et cette personne du point de vue des instructions 

données et de leur suivi, de la participation aux 

réunions, du rapportage, etc.? 

5. 

a) Combien y a-t-il eu de suspensions de décisions par 

votre commissaire ou représentant du gouvernement 

depuis le début de la législature? 

Vraag nr. 28 van mevrouw Marie Nagy van 17 september 

2004 (Fr.) aan de vice-eerste minister en 


Vertegenwoordiging van de regering in bedrijven, 

parastatalen en andere organen. 

1. In welke parastatalen, bedrijven, organen en 

dergelijke heeft uw departement een commissaris, een 

afgevaardigde of een vertegenwoordiger van de regering 

aangesteld? 

2. Wat is de wettelijke of de reglementaire grondslag 

van zijn bevoegdheden? 

3. Wat is de wettelijke of de reglementaire grondslag 

van zijn bezoldiging en hoeveel bedraagt die? 

4. Welke praktische afspraken werden tussen uw 

departement en die afgevaardigde gemaakt in verband 

met de te volgen onderrichtingen en de bijhorende 

follow-up, de deelname aan vergaderingen, het opstellen 

van verslagen, enzovoort? 

5. 

a) Hoeveel beslissingen heeft uw commissaris of vertegenwoordiger 

sinds het begin van de regeerperiode 

geschorst? 

b) Dans quels cas et pourquoi? b) In welke gevallen en op grond waarvan? 

c) La suspension a-t-elle été confirmée par vous? c) Heeft u die schorsing(en) bekrachtigd? 

Réponse du vice-premier ministre et ministre du 

Budget et des Entreprises publiques du 3 mai 2005, à la 

question n o 28 de M me Marie Nagy du 17 septembre 

2004 (Fr.): 

En réponse à ses questions, j’ai l’honneur de 

communiquer les éléments suivants à l’honorable 

membre. 

1. Les parastataux énumérés à l’article 1 er de la loi 

du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes 

d’intérêt public, et classés en quatre catégories, 

sont soumis au pouvoir de contrôle du ministre du 

Budget pour toutes les décisions qui ont une incidence 

budgétaire ou financière. 


van Begroting en Overheidsbedrijven van 3 mei 2005, 

op de vraag nr. 28 van mevrouw Marie Nagy van 

17 september 2004 (Fr.): 

In antwoord op de gestelde vragen heb ik de eer het 

geachte lid het volgende mee te delen. 

1. De parastatalen opgesomd in artikel 1 van de 

wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op 

sommige instellingen van openbaar nut zijn geklasseerd 

in vier categorieën. Ze zijn onderworpen aan de 

controlebevoegdheid van de minister van Begroting 

voor alle beslissingen met een weerslag op de begroting 

of van financiële aard. 


12912 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Pour les organismes de catégorie A (par exemple: 

l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire, 

la Régie des Bâtiments), le ministre du Budget est 

assisté par les inspecteurs des Finances accrédités 

auprès du ministre dont ces organismes relèvent. 

Pour les organismes des catégories B (par exemple: 

l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes), C 

(par exemple: l’Agence fédérale de Contrôle nucléaire) 

et D (par exemple: le Pool des marins de la marine 

marchande), le contrôle est exercé à l’intervention des 

commissaires du gouvernement ou délégués, désignés 

par le ministre du Budget. 

De même, les institutions publiques de sécurité 

sociale, énumérées à l’article 3, § 2 de l’arrêté royal du 

3 avril 1997 portant des mesures en vue de la responsabilisation 

des institutions publiques de sécurité sociale, 

en application de l’article 47 de la loi du 26 juillet 1996 

portant modernisation de la sécurité sociale et assurant 

la viabilité des régimes légaux des pensions (c’està-dire 

pratiquement tous les organismes anciennement 

classés dans la catégorie D de la loi susdite du 16 mars 

1954), sont soumises au pouvoir de contrôle du ministre 

du Budget en ce qui concerne les décisions ayant 

une incidence budgétaire ou financière. Ce contrôle est 

exercé à l’intervention des «commissaires du gouvernement 

du budget» désignés par le ministre du Budget. 

Par ailleurs, le ministre du Budget a également désigné 

son représentant auprès des organismes sui generis 

ci-après: 

— un délégué auprès du «Conseil supérieur des indépendants 

et des PME» (sur la base de l’article 25, 

§ 2 des lois relatives à l’organisation des Classes 

moyennes, coordonnées le 28 mai 1979); 

— un commissaire du gouvernement auprès de la 

«Coopération technique belge» (sur la base de 

l’article 28 de la loi du 21 décembre 1998 portant 

création de la «Coopération technique belge», 

sous la forme d’une société de droit public); 


«Société belge d’investissement pour les Pays en 

Développement, en abrégé BIO» (sur la base de 

l’article 5 de la loi du 3 novembre 2001 relative à la 

création de la Société belge d’investissement pour 

les pays en développement); 


société anonyme de droit public «Palais des 

Beaux-Arts» (sur la base de la loi du 7 mai 1999 

portant création du Palais des Beaux-Arts sous la 

forme d’une société anonyme de droit public à 

finalité sociale); 

Voor de instellingen uit categorie A (zoals bijvoorbeeld 

het Federaal Agentschap voor de veiligheid van 

de voedselketen, of nog de Regie der Gebouwen), 

wordt de minister van Begroting bijgestaan door de 

inspecteurs van Financiën die geaccrediteerd zijn bij de 

voogdijminister van deze instellingen. 

Voor de instellingen uit categorie B (zoals bijvoorbeeld 

het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en 

mannen), C (bijvoorbeeld het Federaal Agentschap 

voor Nucleaire Controle) en D (bijvoorbeeld de Pool 

van de Zeelieden ter koopvaardij) gebeurt de controle 

via regeringscommissarissen of -afgevaardigden. Deze 

worden aangewezen door de minister van Begroting. 

Zo ook de openbare instellingen van sociale zekerheid. 

Deze worden opgesomd in het artikel 3, § 2 van 

het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen 

met het oog op de responsabilisering van de 

openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing 

van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot 

modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring 

van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. 

Het gaat hier praktisch om alle instellingen die 

voorheen onder categorie D vielen van voornoemde 

wet van 16 maart 1954. Ook zij vallen onder de controlebevoegdheid 

van de minister van Begroting wat 

betreft beslissingen met een weerslag op de begroting 

of van financiële aard. Deze controle gebeurt via regeringscommissarissen 

van begroting die de minister van 

Begroting aanstelt. 

Daarenboven heeft de minister van Begroting ook 

een vertegenwoordiger aangesteld bij volgende instellingen 

sui generis: 

— een afgevaardigde bij de «Hoge Raad voor de zelfstandigen 

en de KMO» (op basis van artikel 25, 

§ 2 van de wetten betreffende de organisatie van de 

Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979); 

— een regeringscommissaris bij de «Belgische Technische 

Coöperatie» (op basis van artikel 28 van de 

wet van 21 december 1998 tot oprichting van de 

«Belgische Technische Coöperatie» in de vorm 

van een vennootschap van publiek recht); 

— een regeringscommissaris bij de naamloze 

vennootschap «Belgische Investeringsmaatschappij 

voor Ontwikkelingslanden, afgekort BIO» (op 

basis van artikel 5 van de wet van 3 november 

2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij 

voor Ontwikkelingslanden); 


vennootschap van publiek recht «Paleis voor 

Schone Kunsten» (op basis van de wet van 7 mei 

1999 houdende oprichting van het Paleis voor 

Schone Kunsten in de vorm van een naamloze 

vennootschap van publiek recht met sociale 

doeleinden); 


QRVA 51 077 12913 

09 - 05 - 2005 


société anonyme de droit public «Loterie Nationale» 

(sur la base de la loi du 19 avril 2002 relative 

à la rationalisation du fonctionnement et de la 

gestion de la Loterie Nationale). 

2. La base légale ou réglementaire des compétences 

du commissaire du gouvernement ou du délégué du 

ministre du Budget figure: 

— aux articles 9 et 10 (compétence générale et procédure 

de recours contre l’exécution de toute décision 

qu’il estime contraire à la loi, aux statuts ou à 

l’intérêt général) ainsi qu’à l’article 11, § 2 (en ce 

qui concerne le plan du personnel ou le cadre organique) 

de la loi du 16 mars 1954 relative au 

contrôle de certains organismes d’intérêt public; 

— aux articles 8, § 3 (réévaluation annuelle du 

contrat d’administration), 12, § 3 et 14, § 1 er 

(approbation du budget et transfert des crédits), 19 

(fixation du plan du personnel), 23 et 24 (compétence 

générale et exercice du droit de recours) de 

l’arrêté royal du 3 avril 1997 portant des mesures 

en vue de la responsabilisation des institutions 

publiques de sécurité sociale, en application de 

l’article 47 de la loi du 26 juillet 1996 portant 

modernisation de la sécurité sociale; 

— dans l’arrêté royal du 14 novembre 2001 réglant les 

conditions de nomination et l’exercice de la 

mission des commissaires du gouvernement auprès 

des institutions publiques de sécurité sociale; 

— pour les organismes sui generis, dans les lois particulières 

citées au point 1 ci-dessus. 

3. La rémunération du commissaire du gouvernement 

ou du délégué est fixée par un arrêté ministériel 

ou un arrêté royal sur proposition généralement 

conjointe du ministre du Budget et du ministre de 

tutelle, pris en vertu des lois visées au point 1 ci-dessus. 

Les commissaires du gouvernement ou délégués du 

ministre du Budget ont droit à une indemnité forfaitaire 

annuelle dont le montant, à l’indice pivot 111,64 

(base 1996 = 100), figure en regard de la dénomination 

des organismes repris ci-après (voir tableau cidessous). 

4. D’une manière générale, les commissaires du 

gouvernement et délégués du ministre du Budget reçoivent 

les circulaires ministérielles en matière 

d’élaboration des propositions budgétaires et de finalisation 

des budgets (tant les directives et paramètres 


vennootschap van publiek recht «Nationale Loterij» 

(op basis van de wet van 19 april 2002 tot 

rationalisering van de werking en het beheer van 

de Nationale Loterij). 

2. De wet- of regelgevende grondslag van de 

bevoegdheden van de regeringscommissaris of van de 

afgevaardigde van de minister van Begroting is terug te 

vinden in: 

— de artikels 9 en 10 (algemene bevoegdheid en beroepsprocedure 

tegen de uitvoering van elke beslissing 

die hij of zij in tegenstrijd acht met de wet, de 

statuten of het algemeen belang) en in artikel 11, 

§ 2 (betreffende het personeelsplan of de personeelsformatie) 

van de wet van 16 maart 1954 

betreffende de controle op sommige instellingen 

van openbaar nut; 

— de artikels 8, § 3 (jaarlijkse toetsing van de 

bestuursovereenkomst), 12, § 3 en 14, § 1 (goedkeuring 

van de begroting en overdracht van kredieten), 

artikel 19 (vaststelling van het personeelsplan), 

23 en 24 (algemene bevoegdheid en uitoefening 

van het recht op beroep) van het koninklijk 

besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met 

het oog op de responsabilisering van de openbare 

instellingen van sociale zekerheid, met toepassing 

van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot 

modernisering van de sociale zekerheid; 

— het koninklijk besluit van 14 november 2001 tot 

regeling van de benoemingsvoorwaarden en de uitoefening 

van de opdracht van de regeringscommissarissen 

bij de openbare instellingen van sociale 

zekerheid; 

— voor de instellingen sui generis, in de bijzondere 

wetten vermeld in punt 1 hiervoor. 

3. De vergoeding van de regeringscommissaris of 

afgevaardigde is geregeld bij een ministerieel besluit of 

bij koninklijk besluit, in het algemeen op gezamenlijk 

voorstel van de minister van Begroting en de voogdijminister. 

Zo’n besluit wordt genomen krachtens de 

wetten waarnaar wordt verwezen onder punt 1 hiervoor. 

De regeringscommissarissen of afgevaardigden van 

de minister van Begroting hebben recht op een vaste 

jaarlijkse vergoeding waarvan het bedrag, tegen de 

spilindex van 111,64 (basis is 1996 = 100) voorkomt 

bij de benaming van de volgende instellingen (zie tabel 

hieronder). 

4. In het algemeen ontvangen de regeringscommissarissen 

en afgevaardigden van de minister van Begroting 

de ministeriele omzendbrieven inzake de opmaak 

van de begrotingsvoorstellen en de afwerking van de 

begroting (zowel de richtlijnen en de technische para- 


12914 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

techniques pour établir la préfiguration budgétaire que 

les procès-verbaux des réunions bilatérales budgétaires 

auxquelles ils assistent). Ils sont chargés d’analyser les 

propositions budgétaires, à la lumière des directives 

techniques et des décisions gouvernementales, et de 

transmettre leur rapport de contrôle (avis circonstancié) 

au ministre du Budget, ainsi qu’à l’organisme 

contrôlée et au département de tutelle. 

5. 

a) Depuis le début de la législature, une seule suspension 

de décision est intervenue. 

b) Lors du conseil d’administration du 1er septembre 

2004 de l’Institut pour l’égalité des femmes et des 

hommes, le commissaire du gouvernement, représentant 

le ministre du Budget, a suspendu la décision 

visant à passer commande de mobilier pour 

un montant d’environ 125 000 euros, et ce par 

procédure négociée, sans publicité préalable, sur la 

base de l’urgence impérieuse résultant 

d’événements imprévisibles. 

Il n’était pas permis de recourir à l’article 17, § 2, 

c) de la loi du 24 décembre 1993 relative aux 

marchés publics, étant donné que: primo, l’Institut 

savait qu’il devait déménager, ce qui enlève toute 

circonstance imprévisible; secundo, un marché 

public par appel d’offres restreint permet également 

de réaliser l’opération à brève échéance; et 

tertio, l’Institut pouvait faire appel aux services de 

la cellule Contrats-cadres Multi-SPF du SPF 

Personnel et Organisation, qui lui aurait certainement 

proposé la formule la plus rapide et la plus 

avantageuse (délai de livraison de 5 semaines). 

c) Par lettre du 22 octobre 2004, cette suspension de 

décision a été confirmée par le ministre du Budget. 

Dénomination des organismes 

— 

Benaming van de instellingen 

meters om de voorafbeelding van de begroting op te 

maken als de notulen van de bilaterale begrotingsbesprekingen 

waaraan zij deelnemen). Hun opdracht 

bestaat er in de begrotingsvoorstellen te onderzoeken 

in het licht van de technische richtlijnen en de regeringsbeslissingen. 

Daarna rapporteren ze omstandig 

aan de minister van Begroting, aan de instelling die ze 

controleren en aan het voogdij departement. 

5. 

a) Sinds het begin van deze regeerperiode werd één 

beslissing opgeschort. 

b) Tijdens de raad van bestuur van 1 september 2004 

van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen 

en mannen heeft de regeringscommissaris voor de 

minister van Begroting de beslissing geschorst om 

via een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking 

op basis van hoogdringendheid wegens 

onvoorziene omstandigheden, over te gaan tot de 

bestelling van meubilair en dit voor een bedrag van 

ongeveer 125 000 euro. 

Aangezien ten eerste het Instituut wist dat ze moest 

verhuizen wat betekent dat er geen sprake is van 

een onvoorziene omstandigheid, ten tweede een 

openbare procedure met versnelde bekendmaking 

ook toelaat binnen korte termijn een overheidsopdracht 

te gunnen en ten derde het Instituut 

beroep kan doen op het raamcontract meubilair 

van de FOR van de FOD Personeel en Organisatie 

wat trouwens de snelste (leveringstermijn van 5 

weken) en wellicht voordeligste bestellingswij ze 

is, kan er geen beroep gedaan worden op artikel 

17, § 2, c) van de wet van 24 december 1993 op 

de overheidsopdrachten. 

c) Bij brief van 22 oktober 2004 werd deze schorsing 

door de minister van Begroting bevestigd. 

Montant (en euros) 

— 

Bedrag (in euro) 

Bureau d’intervention et de restitution belge. — Belgisch Interventie- en Restitutiebureau ........ 3 266,73 

Centre fédéral d’expertise des soins de santé. — Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheids- non encore fixé. 

zorg ........................................................................................................................................... — nog niet vastgesteld 

Fonds de vieillissement. — Zilverfonds ..................................................................................... 659,75 

Institut géographique national. — Nationaal geografisch instituut ............................................ 3 737,12 

Institut belge de Normalisation. — Belgisch Instituut voor Normalisatie .................................. 1 487,36 

Institut des vétérans — Institut national des invalides de guerre, anciens combattants et victime de 

guerre. — Instituut voor veteranen — Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en 

oorlogsslachtoffers ..................................................................................................................... 

2 943,86 

Institut pour l’égalité des femmes et des hommes. — Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en 

mannen ...................................................................................................................................... 

1 319,50 

Office central d’Action sociale et culturelle du ministère de la Défense. — Centrale Dienst voor 

sociale en culturele actie van het ministerie van Landsverdediging ............................................ 

3 737,12 

Orchestre national de Belgique. — Nationaal Orkest van België ............................................... 1 962,57 

Théâtre Royal de la Monnaie. — Koninklijke Muntschouwburg .............................................. 2 943,86 


QRVA 51 077 12915 

09 - 05 - 2005 

Dénomination des organismes 

— 

Benaming van de instellingen 

Montant (en euros) 

— 

Bedrag (in euro) 

Agence fédérale de Contrôle nucléaire. — Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle ......... 9 351,96 

Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités. — Controledienst voor 

2 943,86 

de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen ............................................................ 

Caisse des Soins de Santé de la SNCB. — Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS .... 1 962,57 

Caisse spéciale de compensation pour allocations familiales en faveur des travailleurs occupés 

654,19 

dans les entreprises de batellerie. — Bijzondere Verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van 

de arbeiders der ondernemingen voor binnenscheepvaart .......................................................... 

Caisse spéciale de compensation pour allocations familiales des régions maritimes. — Bijzondere 

Compensatiekas voor kindertoeslagen van de zeevaartgewesten ................................................ 

654,19 

Pool des marins de la marine marchande. — Pool van de Zeelieden ter koopvaardij ................ 1 020,85 

Banque-Carrefour de la Sécurité Sociale. — Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid .............. 2 943,86 

Caisse Auxiliaire d’Assurance-Maladie-Invalidité. — Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 

................................................................................................................................ 

1 962,57 

Caisse Auxiliaire de Paiement des Allocations de Chômage. — Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen 

................................................................................................................................. 

1 020,85 

Caisse de Secours et de Prévoyance en faveur des Marins. — Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden 

....................................................................................................................................... 

1 308,38 

Fonds des Accidents du Travail. — Fonds voor Arbeidsongevallen ........................................... 2 943,86 

Fonds des Maladies Professionnelles. — Fonds voor Beroepsziekten ......................................... 2 943,86 

Institut National d’Assurance Maladie-Invalidité. — Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 

.......................................................................................................................... 

3 925,14 

INAMI — Comité de gestion — secteur indemnités aux indépendants. — RIZIV — Beheerscomité 

— sector vergoedingen aan zelfstandigen ................................................................................... 

2 943,86 

Institut National d’Assurances Sociales pour Travailleurs Indépendants. — Rijksinstituut voor de 

Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen .................................................................................... 

2 943,86 

Office National d’Allocations Familiales pour Travailleurs Salariés. — Rijksdienst voor Kinderbijslag 

voor Werknemers ........................................................................................................... 

2 943,86 

Office National de l’Emploi. — Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ....................................... 2 450,06 

Office National de Sécurité Sociale. — Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ............................... 3 925,14 

Office National de Sécurité Sociale des Administrations Provinciales et Locales. — Rijksdienst 

voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten ............................ 

2 943,86 

Office National des Pensions. — Rijksdienst voor Pensioenen .................................................. 3 925,14 

Office National des Vacances Annuelles. — Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie ..................... 2 943,86 

Office de Sécurité Sociale d’Outre-Mer. — Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid ............... 2 943,86 

Loterie Nationale (Société anonyme de droit public). — Nationale Loterij (Naamloze vennootschap 

van publiek recht) ............................................................................................................ 

15 000,00 

Conseil supérieur des indépendants et des PME. — Hoge Raad voor de Zelfstandigen en KMO 594,96 

Société belge d’Investissement pour les Pays en Développement (SA). — Belgische Investeringsmaatschappij 

voor Ontwikkelingslanden (NV) .......................................................................... 

4 957,87 

Coopération technique belge (société de droit public). — Belgische Technische Coöperatie 

(vennootschap van publiek recht) .............................................................................................. 

4 024,84 

Palais des Beaux-Arts (Société anonyme de droit public à finalité sociale). — Paleis voor Schone 

Kunsten (Naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden) ........................... 

1 962,57 


12916 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

DO 2004200502852 DO 2004200502852 

Question no 37 de Mme Zoé Genot du 9 décembre 



Plan de management des présidents des comités de 

direction des SPF. 

Conformément à l’article 11 de l’arrêté royal du 

29 octobre 2001 relatif à la désignation et à l’exercice 

des fonctions de management dans les services publics 

fédéraux, les présidents des comités de direction des 

services publics fédéraux (SPF) doivent, dans les trois 

mois de leur nomination, remettre à leur ministre un 

projet de plan de management et un projet de plan 

opérationnel (un délai de six mois est en projet). 

Pour les présidents qui n’ont pas encore réalisé de 

plan ou qui les ont réalisés hors délai, je constate que 

l’article 17 de l’arrêté royal précité du 29 octobre 2001 

prévoit que l’évaluation bisannuelle et l’évaluation 

finale du titulaire d’une fonction de management 

donnent lieu à la mention «insuffisant» lorsque les 

objectifs de prestation et leur développement concret, 

tels que prévus dans le plan de management et le plan 

opérationnel, n’ont manifestement pas été réalisés. 

1. Pourriez-vous communiquer à quelle date le 

président du SPF qui dépend de votre compétence a 

réalisé les plans précités et, le cas échéant, si certains 

présidents n’ont pas encore réalisé de plan? 

2. Si les plans ont été approuvés, pourriez-vous 

communiquer si ces plans ont été diffusés et où les dits 

plans sont consultables par les agents des services 

publics fédéraux concernés et, éventuellement, par les 

citoyens? 



question no 37 de Mme Zoé Genot du 9 décembre 2004 

(Fr.): 



membre. 

En ce qui concerne le SPF Budget et Contrôle de la 

gestion, il peut être répondu ce qui suit. 

1. Désigné en date du 1er février 2002, le Président 

du comité de direction du SPF Budget et Contrôle de la 

gestion a réalisé et introduit son plan de gestion initial 

en date du 30 avril 2002. Après adaptations et avis de 

l’Inspection des Finances, j’ai pu approuver ledit plan, 

le 24 décembre 2002. 

2. Le plan approuvé a fait l’objet d’une diffusion et 

d’une communication particulière à l’ensemble du 

Vraag nr. 37 van mevrouw Zoé Genot van 9 december 


van Begroting en Overheidsbedrijven: 

Managementplan van de voorzitters van de directiecomités 

van de federale overheidsdiensten. 

Krachtens artikel 11 van het koninklijk besluit van 

29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening 

van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, 

moeten de voorzitters van de directiecomités 

van de federale overheidsdiensten (FOD’s) 

binnen de drie maanden na hun aanstelling een ontwerp 

van managementplan en operationeel plan aan 

de bevoegde minister overmaken (de termijn wordt 

mogelijk op zes maanden gebracht). 

Wat betreft de voorzitters die de plannen nog niet of 

buiten de termijn hebben opgesteld, stel ik vast dat 

artikel 17 van het voornoemde koninklijk besluit van 

29 oktober 2001 bepaalt dat de tweejaarlijkse evaluatie 

en de eindevaluatie van de houder van een managementfunctie 

worden besloten met de vermelding 

«onvoldoende» wanneer de prestatiedoelstellingen en 

de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het 

managementplan en het operationeel plan, klaarblijkelijk 

niet werden verwezenlijkt. 

1. Kan u meedelen wanneer de voorzitter van de 

FOD waarvoor u bevoegd bent de voornoemde plannen 

heeft opgesteld? Zijn er voorzitters die dit nog niet 

hebben gedaan? 

2. Indien de plannen werden goedgekeurd, werden 

zij dan ook verspreid? Waar kunnen de ambtenaren 

van de betrokken FOD’s, en eventueel de burgers, die 

plannen raadplegen? 



op de vraag nr. 37 van mevrouw Zoé Genot van 

9 december 2004 (Fr.): 



Wat betreft de FOD Budget en Beheerscontrole kan 

het volgende antwoord worden gegeven. 

1. De voorzitter van het directiecomité van de FOD 

Budget en Beheerscontrole werd benoemd op 1 februari 

2002. Hij heeft zijn oorspronkelijk managementplan 

opgesteld en ingediend op 30 april 2002. Na 

aanpassingen en advies van de Inspectie van Financiën 

heb ik zijn plan goedgekeurd op 24 december 2002. 

2. Dit plan werd verspreid onder en meegedeeld 

aan alle personeelsleden. Het kan worden geraad- 


QRVA 51 077 12917 

09 - 05 - 2005 

personnel. Ce plan peut être consulté sur l’intranet de 

ce SPF et est accessible à tous, depuis le mois de 

février, sur son site web rénové. 

Ce plan de gestion a également été distribué en 

commission parlementaire et a servi de base aux 

discussions budgétaires des années 2003, 2004 et 2005. 

DO 2004200502899 DO 2004200502899 

Question n o 39 de M. Carl Devlies du 15 décembre 



Administrations et institutions. — Paiement d’intérêts 

de retard. 

Au cours de la période 1997-1999, les pouvoirs 

publics flamands sont parvenus à réduire considérablement 

le montant des intérêts de retard à payer par 

les différents départements et services à gestion séparée. 

Dans cet intervalle, ces intérêts ont diminué de 4,8 

à 1,4 millions d’euros, pour se stabiliser, en 2000 et 

2001, aux alentours de 1,8 à 1,9 millions d’euros. En 

2002, l’on a assisté à une rupture de tendance et les 

intérêts de retard se sont montés à 4,8 millions d’euros, 

essentiellement à cause d’un dossier non clôturé au 

département des Travaux publics et à la suite de 

l’introduction d’un nouveau système comptable. En 

2003, on a pu réduire considérablement ce montant, 

notamment grâce à la modification de la réglementation 

relative aux intérêts de retards dans le cadre des 

marchés publics. Cela a permis de limiter le montant 

des intérêts payés à 2,5 millions d’euros. En 2004, les 

intérêts de retard risquent de remonter d’environ 17%. 

Les pouvoirs publics fédéraux devraient également 

faire le nécessaire pour éviter des dépenses superflues. 

En effet, le paiement d’intérêts de retard se fait au 

détriment des moyens budgétaires destinés à la poursuite 

des objectifs politiques. 

1. Pourriez-vous me fournir un aperçu des intérêts 

de retard payés par les administrations et les autres 

institutions sous votre tutelle en 2000, 2001, 2002, 2003 

et 2004? 

2. Qu’est-ce qui a conduit au paiement d’intérêts de 

retard? 

3. Le deuxième alinéa de la disposition légale 1-01- 

07 du budget des dépenses 2004 stipule que les ministres 

ordonnateurs ou leurs délégués communiquent 

tous les trois mois à la Chambre des représentants et à 

la Cour des comptes une liste des dépenses qui, 

n’ayant pas été effectuées en 2003 à la suite de 

l’annulation des crédits y afférents, sont imputées au 

pleegd op het «intranet» van deze FOD en is sedert 

februari voor iedereen toegankelijk op de vernieuwde 

webstek van deze FOD. 

Dit managementplan werd ook uitgedeeld in de 

parlementaire commissie en vormde de grondslag voor 

de begrotingsbesprekingen voor de jaren 2003, 2004 en 

2005. 

Vraag nr. 39 van de heer Carl Devlies van 15 december 



Administraties en instellingen. — Uitbetaling verwijlintresten. 

De Vlaamse overheid slaagde er in de periode 1997- 

1999 in om een neerwaartse trend te realiseren inzake 

de verwijlintresten bij de verschillende departementen 

en diensten met afzonderlijk beheer. In die periode 

daalden de betaalde verwijlintresten van 4,8 miljoen 

euro tot 1,4 miljoen euro. In 2000 en 2001 stabiliseerden 

de betaalde verwijlintresten rond een bedrag van 

1,8 à 1,9 miljoen euro. In 2002 was er evenwel een 

trendbreuk en bedroegen de betaalde verwijlintresten 

4,8 miljoen euro, voornamelijk door een aanslepend 

dossier bij Openbare Werken en de overschakeling 

naar een nieuw boekhoudsysteem. In 2003 kon men 

het hoge niveau van 2002 fors doen dalen, mede door 

de gewijzigde reglementering inzake de verwijlintresten 

bij overheidsopdrachten, en een daling realiseren 

tot 2,5 miljoen euro. In 2004 dreigt evenwel opnieuw 

een stijging met zo’n 17%. Ook de federale overheid 

dient dergelijke onnodige uitgaven te vermijden. Het 

betalen van verwijlintresten betekent immers dat 

budgettaire middelen worden afgewend van de beleidsdoelstellingen. 

1. Kan u een overzicht geven van de verwijlintresten 

die in 2000, 2001, 2002, 2003 en 2004 werden uitbetaald 

door de administraties en de andere instellingen 

die onder uw toezicht staan? 

2. Wat zijn de oorzaken die hebben geleid tot het 

betalen van verwijlintresten? 

3. Het tweede lid van wetsbepaling 1-01-07 van de 

uitgavenbegroting 2004 bepaalt dat de ordonnancerende 

ministers of hun afgevaardigden elk trimester 

een lijst zouden overzenden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers 

en aan het Rekenhof van uitgaven 

die, aangezien ze niet betaald werden in de loop van 

2003 wegens annulering van de kredieten, worden aan- 


12918 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

budget de 2004. Cette disposition légale figure également 

au budget général des dépenses 2005. 

a) Les administrations ressortissant à votre département 

ont-elles communiqué une telle liste? 

b) Quel en est le contenu pour l’année budgétaire 

2004? 



question no 39 de M. Carl Devlies du 15 décembre 

2004 (N.): 



membre. 

1. Dans la période concernée, le SPF Budget et 

Controle de la Gestion n’a pas payé d’intérêt de retard. 

gerekend op de begroting van 2004. Ook in 2005 is die 

wetsbepaling opgenomen in de algemene uitgavenbegroting. 

a) Hebben de administraties die onder uw toezicht 

staan een dergelijke lijst overgezonden? 

b) Kan u een dergelijk overzicht verschaffen voor het 

begrotingsjaar 2004? 



op de vraag nr. 39 van de heer Carl Devlies van 

15 december 2004 (N.): 



1. Tijdens deze periode werden er door de FOD 

Budget en Beheerscontrole geen verwijlintresten uitbetaald. 

2 et 3. Ne s’applique pas. 2 en 3. Niet van toepassing. 

DO 2004200503253 DO 2004200503253 

Question n o 45 de M me Maggie De Block du 31 janvier 




31 januari 2005 (N.) aan de vice-eerste minister 

en minister van Begroting en Overheidsbedrijven: 

SPF et SPP. — Projets pilotes de télétravail. FOD’s en POD’s. — Telewerkproefprojecten. 

Les 16 et 17 janvier 2004 à Gembloux, lors du 

Conseil des ministres spécial, il a été décidé de réserver 

au télétravail à domicile une place à part entière sur le 

marché du travail. Le télétravail à domicile se heurtant 

toujours à une série d’obstacles pratiques et juridiques, 

il a été décidé d’élaborer pour les personnes concernées 

un cadre juridique clair, adapté aux réalités du 

travail à domicile et assorti des garanties requises en 

matière de protection du travail et de la vie privée. Les 

principaux écueils se situent dans le domaine des accidents 

du travail et du Règlement général pour la 

protection du travail (RGPT). Le gouvernement a 

convenu de se pencher sur un certain nombre de ces 

problèmes et de lancer une série de projets de télétravail 

au sein de l’administration. 

1. 

a) Des projets pilotes de télétravail ont-ils été lancés 

en 2004 dans le(s) SPF et éventuellement dans le(s) 

SPP qui relève(nt) de votre compétence? 

b) Dans l’affirmative, quelle est la durée de ces 

projets et combien de travailleurs sont-ils concernés? 

c) Ces projets ont-ils déjà fait l’objet d’une évaluation? 

Tijdens de bijzondere Ministerraad van Gembloers 

op 16 en 17 januari 2004 werd overeengekomen om 

tele-thuiswerk een volwaardige plaats te geven op de 

arbeidsmarkt. Het tele-thuiswerk stuit evenwel nog op 

een reeks praktische en juridische problemen. Daarom 

werd besloten een sluitend juridisch kader voor de 

thuiswerker op te stellen, aangepast aan de realiteit 

van het thuiswerk en met de nodige waarborgen voor 

arbeidsbescherming en bescherming van de privacy. 

Vooral op het vlak van arbeidsongevallen en het Algemeen 

Reglement voor de arbeidsbescherming (ARAB) 

situeren zich enkele knelpunten. De regering kwam 

overeen om een aantal knelpunten te bekijken, alsook 

een aantal telewerkprojecten op te starten binnen de 

overheid. 

1. 

a) Werden er in de FOD(’s) en eventueel POD(’s) die 

onder uw bevoegdheid valt of vallen in de loop van 

2004 telewerkproefprojecten opgestart? 

b) Zo ja welke, wat is hun duurtijd en hoeveel werknemers 

waren hierbij telkens betrokken? 

c) Werden deze projecten reeds geëvalueerd? 


QRVA 51 077 12919 

09 - 05 - 2005 

d) Des enseignements peuvent-ils déjà être tirés de ces 

premières expériences? 

e) Une extension des projets pilotes est-elle envisagée? 

f) Dans la négative, pourquoi a-t-on décidé de ne pas 

mener de projet pilote? 

2. 

a) Des projets pilotes sont-ils en préparation pour 

cette année? 

b) Dans l’affirmative, lesquels et combien de travailleurs 

seront-ils concernés? 

3. Quelles fonctions entrent-elles en ligne de 

compte pour ces projets pilotes? 

4. Dans quelle mesure les travailleurs faisant partie 

du groupe cible visé sont-ils disposés à participer aux 

projets pilotes? 

5. De quelle manière et selon quels critères les 

personnes participant aux projets sont-elles sélectionnées? 

6. Pendant combien d’heures par semaine en 

moyenne les télétravailleurs travaillent-ils à domicile? 



question no 45 de Mme Maggie De Block du 31 janvier 

2005 (N.): 



membre. 

1. En 2004, le SPF Budget et Controle de la gestion 

n’a pas pris d’initiatives en matières de projets d’essai 

de télétravail. 

d) Kunnen er uit de eerste ervaringen al conclusies 

worden getrokken? 

e) Wordt een uitbreiding van de proefprojecten overwogen? 

f) Zo neen, waarom werd besloten geen proefproject 

op te zetten? 

2. 

a) Staan er in de loop van dit jaar dergelijke poefprojecten 

op stapel? 

b) Zo ja, welke en hoeveel werknemers zullen hierbij 

betrokken worden? 

3. Welke functies komen voor de proefprojecten in 

aanmerking? 

4. Bestaat er bij de werknemers die onder de 

beoogde doelgroep vallen een grote bereidheid om in 

dergelijke proefprojecten te stappen? 

5. Op welke manier en aan de hand van welke criteria 

worden de proefpersonen geselecteerd? 

6. Hoeveel uur per week presteren de telewerkers 

gemiddeld thuis? 



op de vraag nr. 45 van mevrouw Maggie De Block van 

31 januari 2005 (N.): 



1. In de FOD Budget en Beheerscontrole werden 

geen telewerkproefprojecten opgestart in de loop van 

2004. 

2. Non. 2. Neen. 

3 à 6. Pas d’application. 3 tot 6. Niet van toepassing. 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 

Question no 55 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 2005 

(N.) au vice-premier ministre et ministre du 


Non-transposition des directives européennes en droit 

interne. — Sanctions de l’UE. — Astreintes et autres 

incitants financiers. 

On apprend de temps à autre que des directives 

européennes n’ont pas encore été transposées en droit 

interne. 

Dans de nombreux cas, une telle transposition 

s’avère toutefois indispensable, l’effet direct de ces 

directives n’étant pas assuré. 




Niet-omzetting van EU-richtlijnen in intern recht. — 

EU-sancties. — Dwangsommen en andere financiële 

aansporingen. 

Af en toe verneemt men dat een EU-richtlijn nog 

niet werd gevolgd door een omzetting daarvan in het 

interne recht. 

In vele gevallen komt dit nochtans als noodzakelijk 

voor vermits directe werking van richtlijnen vaak niet 

voor de hand liggend is. 


12920 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Il va de soi que l’UE a assorti cette obligation de 

sanctions, sous la forme d’astreintes et autres incitants 

financiers. 

Le secrétaire d’État aux Affaires européennes a 

répondu dans ce sens et a indiqué que l’astreinte 

pouvait représenter un montant journalier de 3 100 à 

186 000 euros. 

Sa réponse n’indique toutefois pas clairement si la 

Commission européenne a condamné ou non notre 

pays au paiement de sommes forfaitaires ou 

d’astreintes. (Question no 16 de M. Guido De Padt du 

6 juillet 2004, Questions et Réponses, Chambre, 2003- 

2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 

Or, des sommes importantes pourraient être en jeu 

et ces sanctions peuvent entraîner une charge financière 

journalière non négligeable pour l’ensemble des 

pouvoirs publics fédéraux. 

1. Au paiement de quelles astreintes ou autres incitants 

financiers, par jour ou par autre unité de temps, 

notre pays a-t-il été condamné? 

Het spreekt vanzelf dat de EU hieraan sancties verbindt 

onder de vorm van dwangsommen of andere 

financiële aansporingen. 

Dit blijkt uit het antwoord van de staatssecretaris 

voor Europese Zaken waarin een dwangsomvork van 

3 100 tot 186 000 euro per dag wordt vooropgesteld. 

Uit het antwoord blijkt echter niet duidelijk of de 

Europese Commissie aan België nu al of niet de betaling 

van forfaitaire sommen of dwangsommen heeft 

opgelegd. (Vraag nr. 16 van de heer Guido De Padt 

van 6 juli 2004, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2003- 

2004, nr. 44 van 16 augustus 2004, blz. 6828). 

Het lijkt er nochtans op dat hiermee hoge bedragen 

gemoeid zouden kunnen zijn en voor de gehele federale 

overheid zou het gaan om een dagelijkse last die 

niet te verwaarlozen is. 

1. Welke dwangsommen of andere financiële aansporingen 

waren daarvoor lopende per dag of andere 

tijdeenheid? 

2. Qui a imposé ces sanctions? 2. Op wiens initiatief werden deze sancties opgelegd? 

3. Pour quels montants des sanctions ont-elles été 

imposées en 2004? 

4. Quels montants ont été payés en 2004 à la suite 

de ces sanctions? 



question no 55 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 2005 

(N.): 

En réponse aux questions posées, j’ai l’honneur de 

renvoyer l’honorable membre à la réponse qui sera 

fournie par M. Didier Donfut, secrétaire d’État aux 

Affaires européennes. (Question no 36 du 14 avril 

2005.) 

3. Voor welke bedragen werden er in het jaar 2004 

sancties opgelegd? 

4. Welke bedragen werden er in het jaar 2004 

betaald wegens opgelegde sancties? 



op de vraag nr. 55 van de heer Luk Van Biesen van 

14 april 2005 (N.): 


geachte lid te verwijzen naar het antwoord dat door de 

heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese 

Zaken verstrekt zal worden. (Vraag nr. 36 van 14 april 

2005.) 

Entreprises publiques Overheidsbedrijven 

DO 2003200431954 DO 2003200431954 

Question n o 269 de M me Muriel Gerkens du 27 juillet 



Vraag nr. 269 van mevrouw Muriel Gerkens van 

27 juli 2004 (Fr.) aan de vice-eerste minister en 


Ducroire. — Intervention pour non-paiement. Delcrederedienst. — Bijdrage bij niet-betaling. 

1. 

a) Le Ducroire doit-il intervenir plus ou moins pour 

non-paiement que les agences d’assurances de 

crédit dans les pays avoisinants? 

1. 

a) Wordt bij niet-betaling even vaak een beroep 

gedaan op de Delcrederedienst als dat bij de kredietverzekeringsinstellingen 

in onze buurlanden 

het geval is? 


QRVA 51 077 12921 

09 - 05 - 2005 

b) Comment expliquez-vous les différences éventuelles? 

2. Quelles mesures le Ducroire a-t-il prises pour 

limiter les montants d’interventions pour nonpaiement? 

3. Pourriez-vous communiquer pour les années 

2000 à 2003 les montants d’indemnités payées par le 

Ducroire, d’une part pour le compte du Ducroire et 

d’autre part pour le compte de l’État, ceci pour: 

a) le secteur de l’énergie, avec le montant d’intervention 

par pays; 

b) le secteur de l’armement, avec le montant d’intervention 

par pays; 

c) tous les autres secteurs, avec le montant d’intervention 

par pays? 



question n o 269 de M me Muriel Gerkens du 27 juillet 

2004 (Fr.): 

1. 

a) La comparaison entre les indemnités payées par le 

Ducroire et par les organismes des pays voisins ne 

peut s’effectuer que pour les indemnités payées 

pour les exportations à moyen/long terme. Par 

ailleurs, pour nos pays voisins, la comparaison est 

établie pour l’ensemble des indemnités payées, 

sans distinction entre risque de non-paiement ou 

risque de résiliation. De toute façon et à titre indicatif, 

les indemnités que le Ducroire a payées ces 

3 dernières années résultent uniquement de cas de 

non-paiement. Enfin, ces comparaisons ne tiennent 

pas compte des éventuelles récupérations obtenues 

par la suite. 

Le rapport indemnisations/montants assurés est 

nettement plus faible au Ducroire que dans les 

organismes des pays voisins. En effet, la moyenne 

des indemnités payées ces 3 dernières années par 

rapport aux montants assurés se limite à 4% environ. 

La moyenne des pays voisins se situe entre 8 et 

12%. 

b) La différence peut s’expliquer par différents 

facteurs dont la répartition de et la concertation 

sur les risques est le facteur-clé, que ce soit au 

niveau du portefeuille géographique, sectoriel ou 

clients. 

2. Le niveau d’indemnisation est historiquement 

faible par rapport aux années 1980. D’une part, le 

b) Hoe verklaart u de mogelijke verschillen? 

2. Welke maatregelen heeft de Delcrederedienst 

getroffen om de hoogte van de tegemoetkomingen bij 

niet-betaling te beperken? 

3. Kan u voor de periode van 2000 tot 2003 meedelen 

welke schadevergoedingen door de Delcrederedienst 

werden betaald, enerzijds voor eigen rekening 

en anderzijds voor rekening van de Staat voor: 

a) de energiesector met vermelding van het bedrag 

van de tegemoetkoming per land; 

b) de wapensector met vermelding van het bedrag per 

land; 

c) alle andere sectoren met vermelding van het 

bedrag per land? 



op de vraag nr. 269 van mevrouw Muriel Gerkens van 

27 juli 2004 (Fr.): 

1. 

a) De vergelijking tussen de vergoedingen die door 

Delcredere en de instellingen van de buurlanden 

uitbetaald werden mag slechts gemaakt worden 

voor de vergoedingen uitbetaald voor de export op 

middellange/lange termijn. Voor onze buurlanden 

wordt overigens de vergelijking gemaakt voor het 

geheel van de uitbetaalde vergoedingen, zonder 

onderscheid tussen risico van niet-betaling of risico 

van verbreking. Hoe dan ook, en dit ter informatie, 

zijn de vergoedingen die Delcredere de vorige 

3 jaar heeft uitbetaald uitsluitend het gevolg van 

gevallen van niet-betaling. Deze vergelijkingen 

houden geen rekening met eventuele recuperaties 

die nadien nog verkregen werden. 

De verhouding vergoedingen/verzekerde bedragen 

bij Delcredere ligt lager dan die bij de instellingen 

van de buurlanden. Het gemiddelde van de vergoedingen 

die de vorige 3 jaar uitbetaald werden 

beperkt zich namelijk tot ongeveer 4%, dit in verhouding 

tot de verzekerde bedragen. Het gemiddelde 

van onze buurlanden ligt tussen 8 en 12%. 

b) Dit verschil kan worden uitgelegd aan de hand van 

verschillende factoren, waarvan de verdeling van 

en overleg over de risico’s de sleutelfactor is, zowel 

op het vlak van de geografische, de sectoriële en de 

klantenportefeuille. 

2. Het vergoedingsniveau bevindt zich op een historisch 

laag peil vergeleken met de jaren’ 80. Enerzijds is 


12922 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

climat économique général s’est amélioré par rapport 

à la crise des années 80, et d’autre part, nos méthodes 

d’évaluation de risques se sont perfectionnées. Ainsi, 

un modèle économétrique pour le classement des pays 

en catégories de risque a été mis sur pied, modèle par 

ailleurs repris comme base pour la classification par 

tous les assureurs-crédit de l’OCDE. D’autre part, plus 

d’attention est portée sur le risque pour l’acheteur avec 

une analyse du bilan adaptée afin de prévenir 

l’apparition des risques. 

3. En ce qui concerne la répartition géographique et 

sectorielle, veuillez trouver deux tableaux. Le premier 

reprend les indemnités payées sur le compte OND et le 

second les indemnités payées sur le compte de l’État. 

Ces données sont présentées par pays et par année 

pour les années 2000 à 2003. Il est à noter qu’aucune 

indemnité n’a été payée pour des dossiers moyen/long 

terme relatifs au secteur de l’énergie ou de l’armement. 

Tableau 1: Ducroire — affaires spéciales/moyen et 

long terme — autres — indemnités payées 2000-2003 

Tri 

— 

Onderverdeling 

Autres. — 

Andere 

Indemnités payées 

— 

Vergoedingen uitbetaald 

Pays 

— 

Land 

het algemene economische klimaat verbeterd in vergelijking 

met de crisis van de jaren’ 80 en anderzijds zijn 

onze evaluatiemethodes sterk verbeterd. Zo werd een 

econometrisch model voor de klassering van landen in 

risico-categorieën opgezet, een model dat overigens 

werd overgenomen door alle kredietverzekeraars van 

de OESO als basis voor het indelen van landen. Anderzijds 

werd meer aandacht geschonken aan het risico op 

de koper met een aangepaste balansanalyse teneinde 

het optreden van risico’s te voorkomen. 

3. Hieronder vindt u twee tabellen aangaande de 

geografische en sectoriële verdeling. De eerste tabel 

geeft de vergoedingen weer die werden uitbetaald op 

de NDD-rekening, terwijl de tweede tabel de vergoedingen 

toont die werden uitbetaald op de Staatsrekening. 

Deze gegevens worden weergegeven per land en 

per jaar voor de jaren 2000 tot 2003. Er dient te 

worden opgemerkt dat er geen enkele vergoeding werd 

uitbetaald voor de middellange/langetermijndossiers 

die betrekking hebben op de energie- of de wapensector. 

Tabel 1: Delcredere — bijzondere zaken/middenlange 

termijn — andere — vergoedingen uitbetaald 

2000-2003 

Date 

— 

Datum 

2000 2001 2002 2003 

Grand total 

— 

Algemeen totaal 

Afrique du Sud. — Zuid- 

Afrika 231 956 281 974 253 769 767 699 

Algérie. — Algerije 3 509 4 674 19 679 27 862 

Allemagne. — Duitsland 1 080 000 1 080 000 

Angola 18 327 18 327 

Argentine. — Argentinië 122 902 59 660 52 180 52 142 286 884 

Australie. — Australië 3 168 3 168 

Bahrein 313 301 313 301 

Belgique. — België 1 618 397 1 618 397 

Brésil. — Brazilië 70 276 72 616 101 543 199 191 443 625 

Burkina Faso 3 628 3 628 

Chili 147 249 147 249 

Chine. — China 141 146 141 146 

Colombie. — Colombia 797 132 841 684 266 890 220 405 2 126 110 

Congo 124 072 124 072 

Côte d’Ivoire. — Ivoorkust 520 721 23 411 544 132 

Cuba 33 228 1 076 34 304 

Dominicaine (République). 

— Dominicaanse (Republiek) 

50 755 50 755 

EAU-Dubaï. — VEA-Dubaï 55 511 55 511 


QRVA 51 077 12923 

09 - 05 - 2005 

Tri 

— 



— 


Pays 

— 

Land 

Date 

— 

Datum 

2000 2001 2002 2003 

Grand total 

— 


EAU-Fujairah. — VEA- 

Fujayrah 328 962 157 682 438 593 4 591 929 828 

Égypte. — Egypte 21 482 7 037 006 9 123 063 16 181 550 

Estonie. — Estland 

États-Unies. — Verenigde 

47 471 439 863 487 334 

Staten 4 013 255 10 667 242 14 680 497 

France. — Frankrijk 193 675 193 675 

Gambie. — Gambia 2 703 2 703 

Géorgie. — Georgië 4 816 4 816 

Grèce. — Griekenland 41 688 41 688 

Grenade. — Grenada 5 041 673 5 041 673 

Inde. — Indië 98 866 145 623 244 489 

Indonésie. — Indonesië 36 607 725 20 946 779 21 956 271 23 160 005 102 670 780 

Israël 100 276 100 276 

Jordanie. — Jordanië 1 458 102 3 578 498 5 036 600 

Kenya. — Kenia 1 180 982 1 509 519 26 788 2 717 290 

Liban. — Libanon 142 142 

Mexique. — Mexico 708 203 856 453 1 238 620 1 203 430 4 006 706 

Myanmar 20 298 20 298 

Pakistan 3 932 362 2 835 366 772 125 219 489 7 759 342 

Pérou. — Peru 5 600 1 386 5 710 12 696 

Pologne. — Polen 651 526 63 432 3 142 718 100 

Roumanie. — Roemenië 

Royaume-Uni. — Verenigd 

9 222 15 679 24 900 

Koninkrijk 3 280 269 018 272 298 

Russie. — Rusland 

Serbie et Monténégro. — 

8 174 754 115 406 84 204 8 374 364 

Servië en Montenegro 1 681 901 6 267 54 784 17 651 1 760 603 

Seychelles. — Seychellen 140 109 274 748 268 592 683 449 

Slovaquie. — Slovakije 6 158 749 6 158 749 

Syrie. — Syrië 98 935 3 451 102 387 

Thaïlande. — Thailand 949 047 1 126 859 2 075 905 

Turquie. — Turkije 328 219 442 961 876 129 1 426 209 3 073 518 

Uruguay 789 458 63 021 852 479 

Vénézuela. — Venezuela 1 127 286 1 032 662 803 551 725 258 3 688 756 

Vietnam. — Viëtnam 2 030 655 2 030 655 

Yémen. — Jemen 7 383 7 383 

Zimbabwe 3 331 633 3 496 695 3 402 945 10 231 274 

Total. — Totaal 62 824 651 37 479 040 43 982 415 63 687 268 207 973 374 


12924 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Tableau 2: État — affaires spéciales/moyen et long 

terme — autres — Indemnités payées 2000-2003 

Tri 

— 



— 


Pays 

— 

Land 

Tabel 2: Staat — bijzondere zaken/midden- en lange 

termijn — andere — vergoedingen uitbetaald 2000- 

2003 

Date 

— 

Datum 

2000 2001 2002 2003 

Grand total 

— 


Autres. — 

Andere Angola 1 300 405 1 257 352 1 206 247 102 059 3 866 062 

Argentine. — Argentinië 59 660 2 973 62 633 

Brésil. — Brazilië 253 124 26 567 279 691 

Cameroun. — Kameroen 1 845 232 1 109 704 2 954 936 

Congo 1 060 547 1 060 547 

Éthiopie. — Ethiopië 1 499 156 1 403 543 2 902 699 

Ghana 535 558 615 289 402 558 1 553 405 

Indonésie. — Indonesië 1 027 454 1 030 529 1 276 922 1 379 853 4 714 758 

Kenya. — Kenia 1 031 017 3 148 248 4 179 264 

Mexique. — Mexico 542 679 542 679 

Pakistan 3 199 112 3 012 173 1 851 708 817 748 8 880 741 

Pérou. — Peru 1 671 766 5 423 1 677 189 

Tanzanie. — Tanzanië 545 366 545 366 

Turkménistan. — Turkmenistan 

197 493 197 493 

Total. — Totaal 13 085 304 11 562 189 4 979 706 3 790 263 33 417 462 

DO 2004200502526 DO 2004200502526 

Question n o 330 de M. Roel Deseyn du 26 octobre 



Vraag nr. 330 van de heer Roel Deseyn van 26 oktober 



La Poste. — Rémunération des dirigeants. De Post. — Verloning aan de top. 

Dans le cadre des révélations faites à propos des 

rémunérations excessives dont bénéficieraient certaines 

personnes, il serait judicieux d’examiner de plus 

près la rémunération des dirigeants de La Poste. 

1. Quelle rétribution pécuniaire l’administrateur 

délégué M. Johnny Thijs a-t-il perçue depuis son 

entrée en service à La Poste? Pourriez-vous détailler les 

différents éléments de ce montant? 

2. Quelle rétribution non pécuniaire l’administrateur 

délégué M. Johnny Thijs a-t-il (éventuellement) 

perçue depuis son entrée en service à La Poste? Pourriez-vous 

détailler les différents éléments de ce 

montant? 

Naar aanleiding van het aan het licht komen van de 

buitensporige vergoedingen van sommige personen, is 

het zinvol om de verloning van de top van De Post 

onder de loep te nemen. 

1. Welke geldelijke verloning heeft topman Johnny 

Thijs ontvangen sinds zijn aantreden bij De Post? 

Gelieve dit bedrag op te splitsen in de verschillende 

componenten. 

2. Welke niet-geldelijke verloning heeft topman 

Johnny Thijs (eventueel) ontvangen sinds zijn aantreden 

bij De Post? Gelieve dit bedrag op te splitsen in de 

verschillende componenten. 


QRVA 51 077 12925 

09 - 05 - 2005 

3. Pourriez-vous communiquer les mêmes informations 

(questions 1 et 2) pour M. Rombouts, le prédécesseur 

de M. Thijs? 

4. 

a) M. Thijs a-t-il été désigné par le conseil d’administration 

ou par vous-même? 

3. Kan u dezelfde gegevens (vragen 1 en 2) meedelen 

voor de voorganger van de heer Thijs, de heer 

Rombouts? 

4. 

a) Gebeurde de aanstelling van de heer Thijs door de 

raad van bestuur of door uzelf?Hoe gebeurde de 

aanstelling van de heer Rombouts? 

b) Quand cette désignation a-t-elle été opérée? b) Wanneer gebeurde dit? 

c) Dans quelles circonstances s’est déroulée la désignation 

de M. Rombouts? 

d) Quelle est la procédure prévue pour la désignation 

de l’administrateur? 

5. 

a) Quelle instance contrôle la rémunération des 

managers de La Poste? 

c) Hoe gebeurde de aanstelling van de heer 

Rombouts? 

d) Wat is de voorziene procedure bij de aanstelling 

van de bestuurder? 

5. 

a) Welke instantie controleert de verloning van de 

topmanagers bij De Post? 

b) Le cas échéant, quelle était-elle? b) Zo ja, welke waren deze? 



question no 330 de M. Roel Deseyn du 26 octobre 

2004 (N.): 



membre. 

1 et 2. La nomination de M. Thijs comme administrateur 

délégué de La Poste a eu lieu par arrêté royal 

du 8 janvier 2002. Le contrat a été signé par le président 

du conseil d’administration de La Poste, M. P. 

Klees, en concertation avec le ministre compétent et 

prévoit un salaire fixe, une rémunération variable 

selon les résultats obtenus (entre autres se rapportant 

aux prestations financières et à la qualité de livraison 

du courrier), une voiture de société et une intervention 

dans les frais exposés (GSM, ...) 

La rémunération des dirigeants de La Poste est 

réglée selon les règles actuelles de Corporate Governance. 

Ainsi, l’octroi d’une rémunération variable 

annuelle de l’administrateur délégué est fait par le 

conseil d’administration de La Poste sur recommandation 

du Comité de rémunération. 

3. En ce qui concerne M. Rombouts, une clause de 

confidentialité a été convenue, lors de son départ. 

Cette clause ne permet par de rendre publique des 

informations concernant sa rémunération. 

4. La nomination de l’administrateur délégué est 

faite par le Roi sur proposition du conseil d’administration, 

par arrêté délibéré en Conseil des ministres. 

5. Pour les autres membres du Comité de direction 

et les personnes qui leur rendent directement compte, 

l’administrateur délégué fait les recommandations 



op de vraag nr. 330 van de heer Roel Deseyn van 

26 oktober 2004 (N.): 



1 en 2. De benoeming van de heer Thijs als gedelegeerde 

bestuurder van De Post is gebeurd bij koninklijk 

besluit van 8 januari 2002. Het contract werd ondertekend 

in overleg met de bevoegde minister door de 

voorzitter van de raad van bestuur van De Post, de 

heer P. Klees, en voorziet in een vaste verloning, een 

variabele verloning in functie van de behaalde resultaten 

(onder meer met betrekking tot de financiële prestaties 

en de kwaliteit van de aflevering van de briefwisseling), 

een firmawagen en een tussenkomst in 

gemaakte kosten (GSM, ...). 

De verloning van de topmanagers van De Post 

wordt geregeld volgens de huidige regels van de 

Corporate Governance. Zo gebeurt de toekenning van 

de jaarlijkse variabele verloning van de gedelegeerde 

bestuurder door de raad van bestuur van De Post op 

aanbeveling van het Remuneratiecomité. 

3. Wat betreft de heer Rombouts, werd bij zijn vertrek 

een vertrouwelijkheidsclausule overeengekomen. 

Deze clausule laat niet toe informatie over zijn verloning 

openbaar te maken. 

4. De aanstelling van de gedelegeerd bestuurder 

gebeurt door de Koning op voorstel van de raad van 

bestuur door een in Ministerraad overlegd koninklijk 

besluit. 

5. Voor de andere leden van het Directiecomité en 

de personen die rechtstreeks aan hen rapporteren, 

maakt de gedelegeerd bestuurder de nodige aanbeve- 


12926 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

nécessaires au Comité de direction de La Poste. Les 

décisions sont prises par le conseil d’administration. 

Comme indiqué dans le rapport annuel 2003 de La 

Poste, le montant total payé à l’ensemble des membres 

du Comité de direction en 2003 s’élève à 4,4 millions 

d’euros. 

La rémunération des autres managers de La Poste 

est gérée par l’administrateur délégué en étroite collaboration 

avec les membres du Comité de direction et 

selon une politique salariale approuvée par le conseil 

d’administration. 

DO 2004200503056 DO 2004200503056 

Question n o 395 de M. Filip Anthuenis du 13 janvier 



SNCB. — Installation de commissariats de police dans 

des bâtiments de gares désaffectés. 

Début 2005, le gouvernement régional wallon a 

conclu un accord avec ses partenaires fédéraux pour 

maintenir ouverts des bâtiments de gares que la SNCB 

avait fermés parce que jugés insuffisamment rentables. 

Cet accord permet à la SNCB de louer les bâtiments 

aux autorités locales. La commune peut alors y installer 

une partie de ses services. Il peut s’agir des services 

communaux habituels mais aussi de la police. Cette 

dernière possibilité nous semble poser un problème. 

Les bâtiments de gare ne nous semblent pas adaptés 

pour accueillir un commissariat. L’infrastructure est 

souvent vieillie et doit donc être modernisée, ce qui 

génère évidemment des coûts importants. De plus, les 

agents communaux mais aussi les agents de police 

devraient pouvoir vendre des billets de train aux 

navetteurs occasionnels, ce qui est excessif. En effet, le 

ministre de l’Intérieur a fait de la présence accrue de 

policiers sur le terrain et de l’allégement des tâches non 

policières une priorité. 

1. Est-il prévu de transformer des bâtiments de gare 

désaffectés en commissariats de police? 

2. Les agents de police vont-ils devoir vendre des 

billets de train? 

3. L’accord avec le gouvernement wallon est-il définitif 

ou peut-il être amendé de manière à ne pas obliger 

les fonctionnaires de police à vendre des billets de 

train? 

lingen over aan het Remuneratiecomité van De Post. 

De beslissingen worden door de raad van bestuur 

genomen. 

Zoals aangegeven in het jaarrapport 2003 van De 

Post, bedraagt het totaalbedrag dat aan het geheel van 

de leden van het directiecomité werd betaald in 2003 

4,4 miljoen euro. 

De verloning van de andere managers van De Post 

wordt beheerd door de gedelegeerd bestuurder in 

nauwe samenwerking met de leden van het Directiecomité 

en volgens een verloningspolitiek die is goedgekeurd 

door de raad van bestuur. 

Vraag nr. 395 van de heer Filip Anthuenis van 13 januari 

2005 (N.) aan de vice-eerste minister en 


NMBS. — Installatie van politiecommissariaten in 

niet meer gebruikte stationsgebouwen. 

Begin 2005 sloot de Waalse gewestregering een 

akkoord met haar federale partners om stationsgebouwen 

die door de NMBS werden gesloten omdat ze niet 

rendabel genoeg bleken toch open te houden. Dit 

akkoord geeft de NMBS de mogelijkheid om de 

gebouwen te verhuren aan de lokale overheid. De 

gemeente kan er dan een deel van haar diensten in 

onder brengen. Het betreft de reguliere gemeentelijke 

diensten maar ook de politie. Dit laatste lijkt ons problematisch. 

Stationsgebouwen lijken ons niet geschikt 

om een politiecommissariaat in te voorzien. De infrastructuur 

is vaak verouderd en zal dus moeten worden 

gerenoveerd, wat uiteraard geld kost. Bovendien zou 

de gemeenteambtenaar maar ook de politieambtenaar 

treintickets kunnen verkopen aan de toevallige pendelaars. 

Dit is een brug te ver. De minister van Binnenlandse 

Zaken heeft er immers een prioriteit van 

gemaakt om meer blauw op straat te krijgen en de 

politie te ontlasten van niet-politionele taken. 

1. Is het in het vooruitzicht gesteld dat afgedankte 

stationsgebouwen kunnen worden ingericht als politiecommissariaten? 

2. Wordt het mogelijk dat politieambtenaren treinkaartjes 

verkopen? 

3. Is het akkoord dat met de Waalse regering werd 

gesloten reeds definitief of kan het nog worden bijgestuurd 

zodat bijvoorbeeld politieambtenaren geen 

treinkaartjes horen te verkopen? 


QRVA 51 077 12927 

09 - 05 - 2005 



question no 395 de M. Filip Anthuenis du 13 janvier 

2005 (N.): 



membre. 

1. La SNCB ne louera pas les bâtiments de gare 

exclusivement aux autorités locales. C’est une possibilité, 

mais l’exploitant peut être et sera aussi une partie 

externe telle que La Poste, un service touristique ou un 

diffuseur de presse. Dans ce cas, le bourgmestre se 

pose en intermédiaire entre la SNCB, l’exploitant 

potentiel et le gouvernement régional. 

2. La principale tâche incombant à l’exploitant est 

de garder la salle d’attente ouverte et d’assurer une 

présence, ce qui crée un contrôle social. En outre, fait 

souhaitable mais non obligatoire, un accord commercial 

peut être conclu entre l’exploitant et la SNCB en 

vue de la diffusion d’informations ferroviaires et de la 

vente de cartes train. Si l’exploitant devait exceptionnellement 

être un service de police, cela ne pose bien 

entendu aucun problème pour la fonction de présence, 

mais la SNCB recherchera très probablement d’autres 

vendeurs que la police, ce qui peut se faire aussi bien 

dans le bâtiment de gare qu’à l’extérieur de celui-ci. 

3. Dans le contrat à conclure, la vente de cartes 

train constitue une option et non une obligation. 

DO 2004200503350 DO 2004200503350 

Question n o 430 de M. Ludo Van Campenhout du 

14 février 2005 (N.) au vice-premier ministre et 

ministre du Budget et des Entreprises publiques: 



op de vraag nr. 395 van de heer Filip Anthuenis van 

13 januari 2005 (N.): 



1. De NMBS zal de stationsgebouwen niet alleen 

aan de lokale overheid verhuren. Dit is een mogelijkheid, 

maar de exploitant kan en zal ook een externe 

partij zijn zoals De Post, een toeristische dienst of een 

dagbladhandelaar. In dit geval heeft de burgemeester 

een bemiddelende rol tussen de NMBS, de mogelijke 

exploitant en de gewestregering. 

2. De hoofdtaak van de exploitant is het open 

houden van de wachtzaal en zorgen voor een aanwezigheid 

wat sociale controle geeft. Daarnaast, dit is 

wenselijk maar niet verplicht, kan een commercieel 

akkoord gesloten worden tussen de exploitant en de 

NMBS voor het verschaffen van specifieke treininfo en 

verkoop. Zo uitzonderlijk de exploitant een politiedienst 

zou zijn, is dit uiteraard geen probleem voor de 

aanwezigheidsfunctie maar zal de NMBS hoogstwaarschijnlijk 

zorgen voor andere alternatieve verkopers 

dan de politie, wat zowel binnen als buiten het 

stationsgebouw kan gebeuren. 

3. Het verkopen van treinkaartjes is een optie maar 

geen verplichting van het akkoord. 

Vraag nr. 430 van de heer Ludo Van Campenhout van 

14 februari 2005 (N.) aan de vice-eerste minister 

en minister van Begroting en Overheidsbedrijven: 

SNCB. — Travaux à la gare d’Anvers-Berchem. NMBS. — Werken aan het station Antwerpen- 

Berchem. 

La gare SNCB d’Anvers-Berchem a fait l’année 

dernière l’objet d’une rénovation en profondeur. La 

gare a notamment été dotée d’un parking souterrain 

qui devrait permettre aux voyageurs de trouver des 

places de stationnement en suffisance. Les travaux à la 

Burgemeester E. Ryckaertplein, travaux destinés à 

rafraîchir et à embellir les environs immédiats de la 

gare, devaient être entamés une fois la rénovation et 

l’aménagement du parking terminés. 

Or, ces travaux n’avancent guère. Le réaménagement 

de la Burgemeester E. Ryckaertplein se fait attendre, 

avec tous les désagréments qui en résultent pour 

les riverains et les commerçants du quartier. 

Les travaux en question ont été confiés à cinq entrepreneurs. 

En sa qualité de maître d’œuvre principal, la 

In het afgelopen jaar kreeg het NMBS-station 

Antwerpen-Berchem een grondige renovatiebeurt. 

Daarbij werd het station voorzien van een ondergrondse 

parking teneinde de reizigers voldoende 

parkeergelegenheid te bieden. Na de renovatie en de 

bouw van de parking zouden de werken aan het 

«Burgemeester E. Ryckaertplein» aanvatten. Deze 

werken moeten de omgeving een nieuw en aangenamer 

uitzicht geven. 

De werken slepen reeds jarenlang aan. De heraanleg 

van het Burgemeester E. Ryckaertplein laat op zich 

wachten, met de daarbij horende negatieve gevolgen 

voor de buurtbewoners en handelaars. 

De bedoelde werken worden uitgevoerd door vijf 

betrokken aannemers. De hoofdbouwheer is de Natio- 


12928 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Société nationale des chemins de fer belges pourrait 

envisager d’engager une procédure judiciaire ou 

d’intervenir d’office en raison des retards, mais force 

est de constater que la société ne prend aucune initiative 

à cet égard. 

1. Pour quelles raisons la SNCB n’a-t-elle jusqu’à 

présent pas jugé opportun d’ester en justice ou 

d’intervenir d’office afin de faire avancer les travaux à 

la Burgemeester E. Ryckaertplein? 

2. Peut-on s’attendre à une telle initiative dans un 

avenir proche? 

3. Quelles mesures la SNCB prendra-t-elle pour que 

les travaux de réaménagement de la Burgemeester E. 

Ryckaertplein puissent être achevés dans les meilleurs 

délais, de manière à rétablir une certaine qualité de vie 

dans le quartier? 



question n o 430 de M. Ludo Van Campenhout du 

14 février 2005 (N.): 



membre. 

Un seul entrepreneur est impliqué dans l’aménagement 

de la place de la gare à Berchem. Il s’agit de la 

firme Stadsbader-Flamand. Les maîtres de l’ouvrage 

sont la ville d’Anvers, De Lijn, la Région flamande et 

le Groupe SNCB qui intervient comme maître de 

l’ouvrage technique. Les travaux ont commencé le 

20 mars 2003 et le délai d’exécution avait été fixé à 

200 jours calendrier. 

1 et 2. L’entrepreneur a été mis en demeure en application 

de l’article 20, §§ 1 er et 2 de l’annexe à l’arrêté 

royal du 26 septembre 1996 (arrêté royal fixant les 

règles générales d’exécution des marchés publics). En 

conséquence, en vertu des articles 20, § 5 et 48, § 2 de 

cet arrêté royal, la firme en question s’est vue infliger 

une amende pour exécution tardive d’une valeur égale 

à 5% du montant de la soumission. 

3. Faute d’obtenir la reprise des travaux et un suivi 

rigoureux de leur exécution, le Groupe SNCB se 

concertera avec les autres partenaires associés à ce 

dossier sur la possibilité de prendre des mesures 

d’office. 

Resterait notamment la possibilité de résilier unilatéralement 

le contrat avec l’entrepreneur et de confier 

l’exécution du solde des travaux à un autre entrepreneur 

à charge de la firme Stadsbader-Flamand. Cette 

éventualité ne semble pas très indiquée pour l’instant, 

mais elle n’est pas à écarter si la situation sur le terrain 

n’évolue pas rapidement. 

nale Maatschappij der Belgische spoorwegen. Gezien 

haar positie, zou zij op basis van de vertragingen juridische 

stappen kunnen ondernemen of kunnen optreden 

van ambtswege. Dit doet zij echter niet. 

1. Wat zijn de redenen dat de NMBS tot nog toe 

geen juridische stappen zette noch ambtshalve optrad 

teneinde de werken aan het plein te bespoedigen? 

2. Valt zulk initiatief in de nabije toekomst te verwachten? 

3. Welke maatregelen zal de NMBS ondernemen 

met als doel de heraanleggingswerken van het Burgemeester 

E. Ryckaertplein zo snel mogelijk te beëindigen 

ten einde de leefbaarheid van de omgeving te verzekeren? 



op de vraag nr. 430 van de heer Ludo Van Campenhout 

van 14 februari 2005 (N.): 



Één enkele aannemer is betrokken bij de aanleg van 

het stationsplein te Berchem. Het gaat over de firma 

Stadsbader-Flamand. De bouwheren zijn de stad 

Antwerpen, De Lijn, het Vlaamse Gewest en de 

NMBS, die optreedt als technisch bouwheer. De 

werken werden gestart op 20 maart 2003 en de uitvoeringstermijn 

was gepland op 200 kalenderdagen. 

1 en 2. De aannemer is met toepassing van artikel 

20, §§ 1 en 2 van de bijlage aan het koninklijk 

besluit van 26 september 1996 (koninklijk besluit tot 

bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de 

overheidsopdrachten) in gebreke gesteld. Aansluitend 

werd, conform de artikelen 20, § 5 en 48, § 2 van dit 

koninklijk besluit, aan de betrokken firma een boete 

voor laattijdige uitvoering aangerekend, zijnde 5% 

van het aannemingsbedrag. 

3. Bij nalatigheid van werkhervatting en stipte opvolging 

van de uitvoering ervan, zal de NMBS-Groep 

zich onmiddellijk in samenspraak met de overige partners 

in dit dossier beraden over mogelijke verdere 

ambtshalve maatregelen. 

Een overblijvende mogelijkheid is het eenzijdig opzeggen 

van de overeenkomst met de aannemer en 

(delen van) het werk laten uitvoeren door een andere 

aannemer voor rekening van de firma Stadsbader. 

Momenteel lijkt dit niet zeer opportuun, maar indien 

in de toekomst de situatie op het terrein niet snel evolueert, 

kan dit niet a priori worden uitgesloten. 


QRVA 51 077 12929 

09 - 05 - 2005 

Cette mesure entraînerait également un grand retard 

au niveau de la réalisation finale des travaux. 

DO 2004200503631 DO 2004200503631 

Question n o 470 de M. Guido De Padt du 10 mars 



Deze maatregel levert bovendien een grote vertraging 

op om de uiteindelijke realisatie van de werken te 

verkrijgen. 




SNCB. — Nouveaux produits et services TIC. NMBS. — Nieuwe ICT-producten en -diensten. 

Fin 2004 démarrait aux Pays-Bas un projet permettant 

de transmettre aux voyageurs des informations 

actualisées par le biais de leur téléphone portable. Une 

septantaine de volontaires devaient tester les applications 

utilisables par le biais du GSM pendant trois 

mois. 

Le système fonctionne à l’aide des antennes de KPN 

(Koninklijke PTT Nederland). Celles-ci localisent la 

personne et grâce à la traduction de l’information par 

KPN en un code postal, une ou plusieurs gares 

néerlandaises y sont ensuite reliées. L’appelant peut 

alors demander quels sont les travaux et perturbations 

du trafic ferroviaire dans la région qui l’intéresse, par 

le biais du service approprié. Lorsque le voyageur se 

trouve dans l’une des grandes gares du pays, les horaires 

de départ actualisés de cette gare peuvent immédiatement 

être consultés, y compris les éventuels changements 

de voie et retards. 

1. Des tests similaires sont-ils menés en Belgique ou 

existe-t-il des projets concrets en ce sens? 

2. 

a) D’autres études sont-elles menées dans notre pays 

en vue de l’utilisation de nouveaux produits et 

services TIC dans le secteur ferroviaire? 

b) Dans l’affirmative, lesquelles et quels en sont les 

résultats (provisoires)? 



question n o 470 de M. Guido De Padt du 10 mars 

2005 (N.): 



membre. 

De nouveaux produits et services ICT offrant de 

nouvelles possibilités sont en effet utilisés pour la réalisation 

des besoins informatiques propres à la SNCB. 

In Nederland startte einde 2004 een proef met 

actuele reisinformatie via de GSM. Een 70-tal vrijwilligers 

testen de GSM-applicaties drie maanden lang. 

Het systeem werkt via de zendmasten van KPN 

(Koninklijke PTT Nederland). Deze detecteren waar 

iemand zich bevindt en door een KPN-vertaling naar 

de postcode wordt er vervolgens één of meerdere van 

de Nederlandse stations aan gekoppeld. De beller kan 

dan de actuele werkzaamheden en storingen in de 

treindienst voor zijn locatie via het «stationsbericht» 

opvragen. Als de reiziger zich in één van de grotere 

stations bevindt, dan zijn bovendien de actuele vertrektijden 

in dat station direct op te roepen, inclusief 

mogelijke spoorwijzigingen en vertragingen. 

1. Worden er in België gelijkaardige testen uitgevoerd 

of zijn er concrete plannen om zulke testen te 

doen? 

2. 

a) Worden er in ons land andere onderzoeken verricht 

naar mogelijkheden om nieuwe ICTproducten 

en diensten in te zetten in de spoorsector? 

b) Zo ja, welke en wat zijn daarvan de (voorlopige) 

resultaten? 



op de vraag nr. 470 van de heer Guido De Padt van 

10 maart 2005 (N.): 



Nieuwe ICT-producten en diensten die nieuwe 

mogelijkheden bieden, worden inderdaad gebruikt bij 

het realiseren van de interne informatiseringsbehoeften 

van de NMBS. 


12930 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Dans le cadre d’applications mobiles qui entrent en 

ligne de compte pour les clients en transport de voyageurs, 

les initiatives suivantes ont été prises: 

In het kader van mobiele toepassingen die in aanmerking 

komen voor de klanten van het personenvervoer 

werden volgende initiatieven ondernomen: 

— Information voyageurs via GSM — Reisinformatie via GSM 

Un service est développé sur l’indicateur électronique 

ARI des Chemins de fer belges, lequel 

va permettre aux opérateurs mobiles d’offrir 

des informations sur les horaires via leurs 

plates-formes mobiles (Vodafone Life, Mobistar 

World, Base I-mode, ...). Ce service sera 

bientôt disponible pour les opérateurs mobiles. 

— Consultation du solde du portefeuille électronique 

via SMS 

Er wordt een service ontwikkeld op de reisplanner 

ARI van de Belgische spoorwegen die toelaat aan 

de mobiele operatoren om dienstregelingsinformatie 

aan te bieden via hun mobiele platformen 

(Vodafone Life, Mobistar World, Base I-mode, ...). 

Deze service zal spoedig beschikbaar zijn voor de 

mobiele operatoren. 

— Opvragen van het saldo van de elektronische 

portefeuille via SMS 

(à retrouver sur le site web de la SNCB). (terug te vinden op de website van de NMBS). 

DO 2004200503673 DO 2004200503673 

Question no 477 de M. Jan Mortelmans du 16 mars 



SNCB. — Administration communale de Boechout. — 

Passage sous la voie ferrée pour les cyclistes et les 

piétons. 

L’administration communale de Boechout se dit 

favorable à l’aménagement, au niveau du passage à 

niveau situé Heuvelstraat, d’un passage sous la voie 

ferrée destiné aux cyclistes et aux piétons. 

Vraag nr. 477 van de heer Jan Mortelmans van 



NMBS. — Gemeentebestuur van Boechout. — Ondertunneling 

van de spooroverweg voor fietsers en voetgangers. 

Het gemeentebestuur van Boechout zegt voorstander 

te zijn van een ondertunneling voor fietsers en 

voetgangers van de spooroverweg in de Heuvelstraat. 

1. La SNCB est-elle au courant de ce souhait? 1. Is de NMBS hiervan op de hoogte? 

2. Y a-t-il déjà eu un échange de vues à ce sujet avec 

l’administration communale de Bœchout? 

2. Werden er hieromtrent reeds gesprekken gevoerd 

met het gemeentebestuur van Boechout? 

3. Quelle est la position de la SNCB? 3. Wat is het standpunt van de NMBS? 



question no 477 de M. Jan Mortelmans du 16 mars 

2005 (N.): 



membre. 

1. Fin du mois de mars 2005, la SNCB a reçu une 

lettre de la commune de Boechout concernait la sécurité 

des passages à niveau sur son territoire. 

2. Infrabel communiquera son point de vue par 

écrit à la commune et reste ouverte à toute discussion 

sur le sujet. 

3. Infrabel ne s’opposera pas en principe à la construction 

d’un passage sous voies pour les cyclistes et 

les piétons en vue de désencombrer le passage à 

niveau, mais cette initiative et son financement incom- 



op de vraag nr. 477 van de heer Jan Mortelmans van 

16 maart 2005 (N.): 



1. De NMBS werd eind maart 2005 aangeschreven 

door de gemeente Boechout in verband met de veiligheid 

van de spoorovergangen op haar grondgebied. 

2. Infrabel zal de gemeente schriftelijk haar standpunt 

meedelen en is steeds bereid hierover de nodige 

gesprekken te voeren. 

3. Infrabel zal zich in principe niet verzetten tegen 

de bouw van een onderdoorgang voor fietsers en voetgangers 

ter ontlasting van de overweg, maar het initiatief 

en de financiering hiervan vallen ten laste van de 


QRVA 51 077 12931 

09 - 05 - 2005 

bent au gestionnaire de la voirie. Dans un tel projet, 

Infrabel n’intervient financièrement que dans le cas 

d’une suppression totale du passage à niveau. 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 

Question n o 501 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 








interne. 






financiers. 




186 000 euros. 




d’astreintes. (Question n o 16 de M. Guido De Padt du 


2004, n o 44 du 16 août 2004, p. 6828). 








wegbeheerder. Alleen in het geval dat de overweg 

volledig zou kunnen afgeschaft worden, is Infrabel 

bereid ook financieel tussen te komen in een dergelijk 

project. 










































12932 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



question n o 501 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 

2005 (N.): 

En réponse aux questions posées, j’ai l’honneur de 

renvoyer l’honorable membre à la réponse qui sera 

fournie par M. Didier Donfut, secrétaire d’État aux 

Affaires européennes. (Question n o 36 du 14 avril 

2005.) 






op de vraag nr. 501 van de heer Luk Van Biesen van 

14 april 2005 (N.): 


geachte lid te verwijzen naar het antwoord dat door de 

heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese 

Zaken verstrekt zal worden. (Vraag nr. 36 van 14 april 

2005.) 




Économie Economie 

DO 2004200503336 DO 2004200503336 

Question n o 225 de M me Muriel Gerkens du 8 février 

2005 (Fr.) au ministre de l’Économie, de 



Administration. — Contrôles de la qualité des carburants 

des «pompes privées». 

L’administration contrôle depuis un certain temps 

la qualité des carburants des «pompes privées» (entreprises, 

administrations, etc.). Le rapport annuel 2003 

de l’administration donne des chiffres inquiétants: 

12,66% des résultats sont non-conformes. 

Vraag nr. 225 van mevrouw Muriel Gerkens van 

8 februari 2005 (Fr.) aan de minister van Economie, 


Administratie. — Toezicht op de brandstofkwaliteit 

van de private pompen. 

Sinds enige tijd houdt de administratie toezicht op 

de brandstofkwaliteit van private pompen (bedrijven, 

administraties, enzovoort). De cijfers in het jaarverslag 

2003 zijn alarmerend: 12,66% van de stalen zou nietconform 

zijn. 

1. Quelle est l’explication de ces mauvais résultats? 1. Hoe verklaart u die slechte resultaten? 

2. Quelles mesures ont été prises? 2. Welke maatregelen werden genomen? 

3. Combien de contrôles auront lieu en 2005? 3. Hoeveel controles zullen in 2005 worden uitgevoerd? 

Réponse du ministre de l’Économie, de l’Énergie, du 

Commerce extérieur et de la Politique scientifique du 

4 mai 2005, à la question n o 225 de M me Muriel 

Gerkens du 8 février 2005 (Fr.): 

1. En 2002, Fapetro a commencé à effectuer 

l’échantillonnage auprès des pompes privées. Les 

résultats sont meilleurs que ce qui avait été attendu 

(12,66% n’étaient pas conformes aux normes). Lorsque, 

le 3 janvier 1996, Fapetro a commencé à contrôler 

la qualité des carburants auprès des points de distribution 

publics, le nombre d’échantillons présentant des 

anomalies était de 13,05%. En ce qui concerne le 

Antwoord van de minister van Economie, Energie, 

Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid van 4 mei 

2005, op de vraag nr. 225 van mevrouw Muriel 

Gerkens van 8 februari 2005 (Fr.): 

1. Fapetro is in 2002 begonnen met staalnemingen 

bij de private pompen. De resultaten (12,66% stalen 

niet conform de norm) zijn beter dan verwacht. Toen 

Fapetro op 3 januari 1996 begon met de controle van 

de kwaliteit van de motorbrandstoffen bij de publieke 

verdeelpunten bedroeg het aantal slechte stalen 

13,05%. Voor de gasolie diesel waren 21,72% monsters 

niet conform de norm. Het percentage slechte 


QRVA 51 077 12933 

09 - 05 - 2005 

gasoil diesel, 21,72% des échantillons n’étaient pas 

conformes à la norme. Depuis lors, le pourcentage 

d’échantillons présentant des anomalies pour le gasoil 

diesel auprès des pompes publiques a diminué à 

3,52%. 

Les pompes à usage privé sont presque exclusivement 

des pompes à gasoil diesel. On avait craint que 

les produits présentant des anomalies que l’on retrouvait 

dans le passé auprès des pompes publiques, 

seraient fournis aux pompes à usage privé. Cela ne 

semble pas être le cas. En effet, il ne faut pas se focaliser 

sur les 12,66% d’échantillons présentant des 

anomalies. En effet, il s’agit très souvent d’infractions 

légères. Pour ce qui est du gasoil diesel, en 2003, 152 

des 171 infractions concernaient la teneur en soufre. 

La plupart des anomalies se situaient entre 50 et 

110 ppm. Cette faible teneur signifie qu’il s’agit d’une 

contamination lors de la fourniture. En ce qui 

concerne les essences, la plupart des infractions 

avaient trait à la tension de vapeur, ce qui résulte d’un 

mélange de la qualité «hiver» et la qualité «été» suite 

au faible débit de ces pompes. 

Il n’y a donc pas d’indications d’une fraude systématique 

auprès des pompes à usage privé. Cependant, en 

cas de graves infractions, le service des Douanes et 

Accises en est informé. 

2. Actuellement, les propriétaires des pompes à 

usage privé ayant fait l’objet d’une constatation 

d’infraction, sont informés de cette infraction et on 

leur recommande d’en informer également leur fournisseur. 

À ce jour, aucune sanction n’a été prise. 

Cependant, en cas d’infractions graves, le service 

des Douanes et Accises en est informé. 

Il ne faut pas ignorer que la banque de données 

reprenant les pompes privées est loin d’être complète. 

Actuellement, le registre reprend surtout les personnes 

qui se sont déclarées spontanément et de bonne foi. 

C’est pourquoi, il ne serait pas équitable d’imposer des 

amendes à ces personnes si leur produit fait l’objet 

d’une infraction tandis que les personnes ayant des 

objectifs frauduleux y échappent parce qu’elles ne sont 

pas encore connues de Fapetro. 

Lors du démarrage du contrôle de la qualité des 

carburants auprès des points de distribution publics, 

une période de transition de quelques années était 

prévue avant de récupérer les frais d’analyse des 

échantillons présentant des anomalies à charge des 

propriétaires des pompes publiques. 

Par ailleurs, il s’agit d’une situation différente. Dans 

le cas des pompes publiques, le produit est revendu 

tandis que dans celui des pompes à usage privé, le 

propriétaire est le consommateur final. 

stalen voor de gasolie diesel bij de publieke pompen is 

ondertussen in 2004 gedaald tot 3,52%. 

De pompen voor eigen gebruik zijn bijna uitsluitend 

pompen voor gasolie diesel. Er werd gevreesd dat de 

slechte producten, die vroeger gevonden werden bij de 

publieke pompen, nu geleverd werden bij de pompen 

voor eigen gebruik. Dit blijkt dus niet het geval. Men 

moet zich immers niet blind staren op die 12,66% 

slechte monsters. Het gaat hier immers meestal om 

lichte inbreuken. Bij de gasolie diesel hadden in 2003 

152 van de 171 overtredingen betrekking op het zwavelgehalte. 

De meeste inbreuken situeerden zich tussen 

50 en 110 ppm. Dit laag gehalte wijst erop dat het hier 

om contaminatie gaat bij de levering. Bij de benzines 

waren de meeste inbreuken overtredingen van de 

dampspanning voortkomende uit een mengeling van 

de zomer- en winterkwaliteit tengevolge het lage 

debiet van deze pompen. 

Er zijn dus geen aanwijzingen dat er systematisch 

gefraudeerd wordt bij de pompen voor eigen gebruik. 

Bij zware overtredingen wordt evenwel de dienst 

Accijnzen en Douane hiervan op de hoogte gebracht. 

2. Momenteel worden de eigenaars van pompen 

voor eigen gebruik waar een overtreding is vastgesteld, 

op de hoogte gebracht van de overtreding en wordt 

hen aangeraden om hun leverancier dit mee te delen. 

Verder worden er momenteel geen sancties ondernomen. 

Bij zware overtredingen wordt evenwel de dienst 

Accijnzen en Douane hiervan op de hoogte gebracht. 

Men mag niet uit het oog verliezen dat de databank 

betreffende de private pompen nog ver van volledig is. 

Het register bevat momenteel vooral de personen die 

zich ter goeder trouw vrijwillig aangemeld hebben. 

Het zou dan ook niet rechtvaardig zijn om deze personen 

te beboeten indien er een overtreding bij hen 

wordt vastgesteld, terwijl personen met frauduleuze 

bedoelingen, die door Fapetro nog niet gekend zijn 

omdat zij zich niet aangemeld hebben, de dans zouden 

kunnen ontspringen. 

Bij de aanvang van de controle van de kwaliteit van 

de motorbrandstoffen bij de publieke verdeelpunten 

was er eveneens een overgangsperiode van enkele jaren 

voorzien alvorens de analysekosten van de slechte 

stalen op de eigenaars van deze publieke pompen verhaald 

werden. 

Bovendien gaat het hier om een andere situatie. Bij 

de publieke pompen wordt het product doorverkocht, 

terwijl bij de private pompen de eigenaar van de pomp 

de eindverbruiker is. 


12934 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Le Comité de gestion de Fapetro se penchera sur 

cette problématique lors de ses prochaines réunions. 

3. En 2005, on effectue un prélèvement de 10 échantillons 

par jour sur les pompes à usage privé. 

DO 2004200503429 DO 2004200503429 

Question n o 237 de M. Willy Cortois du 22 février 

2005 (N.) au ministre de l’Économie, de 



Het Beheerscomité van Fapetro zal deze problematiek 

tijdens haar volgende vergaderingen bespreken. 

3. In 2005 worden er dagelijks 10 monsters genomen 

bij de pompen voor eigen gebruik. 

Évolution du prix du pain. Evolutie van de broodprijs. 

Le prix du pain a été libéralisé le 1 er juillet 2004. 

Cette décision a suscité un émoi certain début juillet 

2004, en raison des éventuelles conséquences de la libéralisation. 

Demandée par le secteur lui-même, cette 

libéralisation du prix du pain était cependant justifiée, 

la Belgique étant le seul pays européen où les pouvoirs 

publics fixaient le prix plafond du pain blanc coupé et 

emballé classique de 800 g. 

Des contrôles effectués par échantillonnage dans 

une centaine de points de vente (à l’initiative de votre 

prédécesseur, Mme Fientje Moerman) ont démontré 

que le prix de vente n’avait pas changé dans quelque 

80% des cas, alors qu’une hausse du prix de l’ordre de 

8 à 16% avait été constatée dans quelque 20% des cas. 

Toujours selon cette enquête, l’augmentation 

moyenne du prix était de 2% à peine. Votre prédécesseur 

avait annoncé de nouveaux contrôles par échantillonnage 

fin septembre 2004, afin de suivre 

l’évolution de la situation. 

1. Quels sont les résultats de ces nouveaux contrôles, 

et ces résultats concordent-ils, le cas échéant, avec 

les conclusions des contrôles précédents? 

2. De nouveaux contrôles ont-ils encore été effectués 

depuis septembre 2004, et quelles en sont, le cas 

échéant, les conclusions? 



3 mai 2005, à la question n o 237 de M. Willy Cortois 

du 22 février 2005 (N.): 

En ce qui concerne l’évolution du prix du pain, je 

peux communiquer à l’honorable membre ce qui suit. 

1. Dans la deuxième quinzaine de septembre 2004, 

la Direction «Controle et Médiation» a relevé le prix 

du pain chez 229 boulangeries (5% du total) et chez 

26 filiales de 12 chaînes de grands magasins. 

Il ressort que 63% des boulangers ont augmenté 

leurs prix de 4,53% en moyenne. 

Vraag nr. 237 van de heer Willy Cortois van 

22 februari 2005 (N.) aan de minister van Economie, 


Begin juli 2004 ontstond er nogal wat commotie 

omtrent de effecten van de liberalisering van de 

broodprijs die werd vrijgegeven op 1 juli 2004. 

Terechte liberalisering, door de sector gevraagd, vermits 

België het enige Europese land was waar de overheid 

een maximale broodprijs vaststelde voor een klassiek 

verpakt wit gesneden brood (800 gr). 

Uit controlesteekproeven in een honderdtal verkooppunten 

(op initiatief van uw voorgangster minister 

Fientje Moerman) bleek dat in circa 80% van de 

gevallen de verkoopprijs ongewijzigd bleef en in circa 

20% steeg tussen de 8% en de 16%. Dit onderzoek 

wees ook uit dat de gemiddelde verhoging amper 2% 

bedroeg. Uw voorgangster kondigde aan dat er eind 

september 2004 nieuwe steekproeven zouden worden 

verricht om na te gaan hoe de toestand evolueerde. 

1. Kan u de resultaten van deze nieuwe controle 

meedelen en leidden zij naar resultaten toe tot dezelfde 

bevindingen? 

2. Werden na september 2004 nog nieuwe controles 

uitgeoefend en tot welke vaststellingen hebben zij aanleiding 

gegeven? 



2005, op de vraag nr. 237 van de heer Willy Cortois 

van 22 februari 2005 (N.): 

Met betrekking tot de evolutie van de broodprijs 

kan ik het geachte lid het volgende meedelen. 

1. In de tweede helft van september 2004 heeft de 

algemene Directie «Controle en Bemiddeling» prijsnoteringen 

uitgevoerd bij 229 bakkerijen (5% van het 

totaal) en 26 filialen van 12 grote winkelketens. 

Hieruit bleek dat 63% van de bakkers hun prijzen 

hadden verhoogd met gemiddeld 4,53%. 


QRVA 51 077 12935 

09 - 05 - 2005 

L’augmentation globale du prix du pain au niveau 

national est restée limitée à 2,48% en raison d’une 

légère diminution du prix du pain dans les chaînes de 

grande distribution pendant la même période de référence. 

2. Une nouvelle enquête dans la première quinzaine 

de février chez 480 points de vente a révélé que depuis 

lors 83% des boulangers et un tiers des grandes surfaces 

ont augmenté le prix du pain. L’augmentation chez 

les boulangers est de 6,36% en moyenne, tandis que la 

grande distribution a appliqué une augmentation 

légère de 0,53%. 

Tenant compte des parts de marché respectives, 

l’augmentation moyenne du prix du pain au niveau 

national s’élève à 3,74% pour la période entre le 

1er juillet 2004 et février 2005. 

Le tableau détaillé relatif à la réponse à cette question 

a été transmis directement à l’honorable membre. 

Étant donné son caractère de pure documentation, il 

n’y a pas lieu de l’insérer au bulletin des Questions et 

Réponses, mais elle peut être consultée au greffe de la 

Chambre des représentants (service des Questions 

parlementaires). 

Door een lichte daling van de broodprijs bij de grote 

distributieketens in dezelfde referentieperiode, bleef de 

globale stijging van de broodprijs op nationaal vlak 

beperkt tot 2,48%. 

2. Een nieuwe enquête in de eerste helft van 

februari 2005 in 480 verkooppunten wees uit dat intussen 

83% van de bakkers en één derde van de grote 

ketens de prijs van het brood hadden verhoogd. De 

stijging bij de warme bakkers bedraagt gemiddeld 

6,36%, terwijl de grootdistritubie een lichte stijging 

met 0,53% liet optekenen. 

3. Rekening houdende met de respectievelijke 

marktaandelen bedraagt de gemiddelde stijging van de 

broodprijs op nationaal vlak tussen 1 juli 2004 en 

februari 2005 3,74%. 

De gedetailleerde tabel in verband met het 

antwoord op deze vraag is het geachte lid rechtstreeks 

toegestuurd. Gezien het louter documentaire karakter 

ervan wordt het niet in het bulletin van Vragen en 

Antwoorden opgenomen maar ligt ter inzage bij de 

griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers 

(dienst Parlementaire Vragen). 

Commerce extérieur Buitenlandse Handel 

DO 2004200503908 DO 2004200503908 


(N.) au ministre de l’Économie, de l’Énergie, du 

Commerce extérieur et de la Politique scientifique: 


2005 (N.) aan de minister van Economie, Energie, 

Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid: 



























1. Kan u mededelen welke initiatieven er door u 










12936 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



4 mai 2005, à la question no 48 de M. Guido De Padt 

du 14 avril 2005 (N.): 

Je tiens à référer l’honorable membre à la réponse à 

sa question no 206 du 14 avril 2005 qui sera communiquée 

par le ministre des Affaires étrangères à la Chambre. 





2005, op de vraag nr. 48 van de heer Guido De Padt 

van 14 april 2005 (N.): 

Ik wens het geachte lid te verwijzen naar het 

antwoord op zijn vraag nr. 206 van 14 april 2005 dat 

door de minister van Buitenlandse Zaken aan de 

Kamer zal worden meegedeeld. 



Affaires sociales Sociale Zaken 

DO 2004200503174 DO 2004200503174 

Question no 247 de M. Guido De Padt du 21 janvier 



Bénéficiaires d’indemnités radiés d’office des registres 

de la population. — Interruption du paiement des 

indemnités de sécurité sociale. 

Les communes se voient régulièrement contraintes 

de radier d’office des personnes dont il s’est avéré 

qu’elles ne résidaient pas réellement à l’adresse à 

laquelle elles étaient inscrites dans les registres de la 

population. 

La radiation s’accompagne également de l’interruption 

du paiement des indemnités de sécurité sociale 

jusqu’à ce que les personnes concernées disposent à 

nouveau d’un domicile légal. 

Pourriez-vous me fournir pour les années 2001, 

2002, 2003 et 2004 les informations suivantes (ventilées 

par région): 

1. Dans combien de cas le paiement d’indemnités 

de sécurité sociale a-t-il été interrompu vis-à-vis de 

bénéficiaires radiés d’office des registres de la population? 

Vraag nr. 247 van de heer Guido De Padt van 21 januari 

2005 (N.) aan de minister van Sociale 


Gerechtigden die van ambtswege worden afgeschreven 

in de bevolkingsregisters. — Stopzetting betaling 

van socialezekerheidsvergoedingen. 

De gemeenten zien zich regelmatig verplicht om 

personen van wie is gebleken dat zij niet effectief verblijven 

op het adres waarvoor zij in de bevolkingsregisters 

zijn ingeschreven, ambtshalve af te schrijven. 

Op dat ogenblik wordt ook de betaling van socialezekerheidsvergoediingen 

stopgezet tot wanneer de 

betrokkenen opnieuw over een wettelijk domicilie 

beschikken. 

Kan u voor de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 (en 

opgesplitst per gewest) meedelen: 

1. in hoeveel gevallen de betaling van socialezekerheidsvergoedingen 

werd stopgezet ten aanzien van 

gerechtigden die van ambtswege werden afgeschreven 

in de bevolkingsregisters; 

2. Quelle «économie» a-t-on ainsi pu réaliser? 2. welke «besparing» aldus werd verwezenlijkt? 

Réponse du ministre des Affaires sociales et de la 

Santé publique du 4 mai 2005, à la question no 247 de 

M. Guido de Padt du 21 janvier 2005 (N.): 

1. Je ne dispose pas de données concernant le 

nombre de cas de cessation des paiements à la suite 

d’une radiation d’office dans les registres de la population 

de l’attributaire. Une cessation ou une suspension 

Antwoord van de minister van Sociale Zaken en 

Volksgezondheid van 4 mei 2005, op de vraag nr. 247 

van de heer Guido de Padt van 21 januari 2005 (N.): 

1. Ik beschik niet over gegevens betreffende het aantal 

gevallen waarin de betaling van vergoedingen werd 

stopgezet omdat de gerechtigde van ambtswege werd 

afgeschreven in de bevolkingsregisters. Een stopzetting 


QRVA 51 077 12937 

09 - 05 - 2005 

des paiements peut être due à différentes causes. La 

raison précise de la cessation ou de la suspension ne 

fait l’objet d’aucun traitement statistique. 

En outre, la situation d’un assuré qui séjourne en 

Belgique sans y être inscrit temporairement dans les 

registres de la population, n’implique en principe 

aucune cessation de paiement dans l’assurance soins 

de santé et indemnités. 

Dans le cadre des soins de santé, cette situation ne 

pourrait exister que si l’assuré fait valoir ses droits sur 

la base de la qualité de «personne inscrite au Registre 

national». 

La réglementation de l’assurance obligatoire soins 

de santé prévoit toutefois que le droit aux interventions 

pour des soins de santé est prolongé chaque 

année civile si les conditions d’assurabilité sont réunies 

au cours d’une année de référence, à savoir la 

deuxième année qui précède l’année civile visée. Ces 

conditions d’assurabilité prévoient d’une part que 

l’obligation de cotisation pour cette année de référence 

doit être respectée et d’autre part que la qualité de titulaire 

(tout comme la qualité de «personne inscrite au 

Registre national») doit encore apparaître au cours du 

quatrième trimestre de cette année de référence. Ce 

mécanisme implique donc que le droit aux interventions 

pour des soins de santé ne disparaît pas immédiatement 

avec le retrait de l’inscription au Registre national, 

mais est au contraire maintenu pendant une 

période relativement longue. Ce mécanisme de maintien 

du droit signifiera en principe également qu’une 

interruption de l’inscription au Registre national 

n’occasionne aucun problème en matière d’assurabilité. 

En ce qui concerne le droit aux indemnités pour 

incapacité de travail ou maternité, ce droit restera 

également maintenu si l’intéressé qui séjourne en 

Belgique sans domicile fixe, satisfait aux conditions 

d’octroi des indemnités (entre autre documents de cotisation 

suffisants dans les trimestres de référence). 

Les conditions d’octroi impliquent notamment que 

la mutualité puisse s’assurer que le titulaire est 

toujours en vie et que ce dernier puisse être contacté en 

vue d’une éventuelle convocation à un examen de 

contrôle de l’état d’incapacité de travail. Il convient de 

rappeler également que le montant de l’indemnité est 

fixé en fonction de la situation de famille du titulaire 

(avec personne à charge, isolé ou cohabitant). Faute 

pour le titulaire d’établir au moyen de tout document 

suffisamment probant quelle est sa situation sur le 

plan familial, les indemnités seront payées au taux le 

moins élevé à savoir le taux «cohabitant». 

2. Vu ma réponse à la première question, je ne peux 

pas fournir des données pour la deuxième question 

of onderbreking van de betalingen kan diverse oorzaken 

hebben. De precieze reden van de stopzetting of 

van de onderbreking wordt niet statistisch verwerkt. 

Bovendien heeft het feit dat een verzekerde in België 

verblijft maar er tijdelijk niet ingeschreven is in de 

bevolkingsregisters, in de verzekering voor geneeskundige 

verzorging en uitkeringen normaal geen stopzetting 

van betaling tot gevolg. 

Inzake geneeskundige verzorging zou dit enkel het 

geval kunnen zijn voor de verzekerde die zijn recht laat 

gelden op basis van de hoedanigheid van «ingeschrevene 

in het Rijksregister». 

De reglementering van de verplichte verzekering 

voor geneeskundige verzorging bepaalt echter dat het 

recht op tegemoetkomingen voor geneeskundige verzorging 

elk kalenderjaar wordt verlengd op basis van 

de vervulling van verzekerbaarheidsvoorwaarden 

tijdens een refertejaar, dat het tweede daarvoor 

liggende jaar is. Deze verzekerbaarheidsvoorwaarden 

voorzien dat enerzijds de bijdrageplicht voor dat refertejaar 

moet worden nagekomen en anderzijds dat de 

hoedanigheid van gerechtigde (zoals de hoedanigheid 

van «ingeschrevene in het Rijksregister») nog moet 

voorkomen in de loop van het vierde kwartaal van dat 

refertejaar. Dit mechanisme brengt dus met zich mee 

dat het recht op tegemoetkomingen voor geneeskundige 

verzorging niet onmiddellijk wegvalt met het verdwijnen 

van de inschrijving in het Rijksregister, maar 

integendeel nog geruime tijd behouden blijft. Dit 

mechanisme van behoud van recht zal in principe ook 

met zich brengen dat een onderbreking van de inschrijving 

in het Rijksregister geen problemen op het vlak 

van de verzekerbaarheid met zich brengt. Inzake het 

recht op uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid of 

moederschap zal dit recht ook blijven bestaan indien 

de betrokkene die in België verblijft zonder vaste verblijfplaats, 

aan de voorwaarden voor toekenning van 

de uitkeringen (onder andere voldoende bijdragebescheiden 

in de refertekwartalen) voldoet. 

De voorwaarden voor toekenning houden met name 

in dat het ziekenfonds zich ervan kan vergewissen dat 

de gerechtigde nog steeds in leven is en dat die kan 

worden gecontacteerd om hem eventueel op te roepen 

voor een controleonderzoek van de staat van arbeidsongeschiktheid. 

Er moet ook aan herinnerd worden 

dat het uitkeringsbedrag wordt vastgesteld op basis 

van de gezinssituatie van de gerechtigde (met persoon 

ten laste, alleenstaand of samenwonend). Indien de 

gerechtigde op basis van ongeacht welk document met 

voldoende bewijskracht niet kan aantonen wat zijn 

gezinssituatie is, zullen de uitkeringen tegen het laagste 

tarief worden betaald, namelijk het tarief «samenwonende». 

2. Gelet op mijn antwoord op de eerste vraag kan 

ik voor de tweede vraag ook geen gegevens meedelen. 


12938 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

non plus. Je relève cependant que si le paiement 

retourne sur le compte du Fonds des maladies professionnelles, 

et l’intéressé ne peut pas être trouvé, les 

montants redevables seront bloqués sur un compte 

séparé, jusqu’à ce que quelqu’un les réclame. 

DO 2004200503383 DO 2004200503383 

Question n o 257 de M. Roel Deseyn du 16 février 2005 



Allocations familiales pour les enfants de travailleurs 

frontaliers. 

Les travailleurs frontaliers exerçant une activité 

professionnelle en France et ne bénéficiant pas d’un 

droit de priorité en Belgique du fait de l’emploi de leur 

conjoint, doivent demander les allocations familiales 

en France (arrêt «Pinna»). Les allocations attribuées 

dans ce pays sont toutefois inférieures à celles allouées 

en Belgique, aussi l’Office national d’allocations familiales 

pour travailleurs salariés a-t-il décidé de suppléer 

lui-même la différence, mais en tenant compte des 

montants de novembre 1989 (règlement des droits 

acquis). Cette mesure est mentionnée dans le règlement 

de l’Union européenne 1408/71. 

Une catégorie bien précise de travailleurs frontaliers 

était même totalement exclue du système. En effet, les 

ménages à enfant unique ou dont les enfants ont plus 

de 20 ans ne bénéficient pas du tout d’allocations familiales 

en France. L’arrêté royal du 13 mars 2001 attribue 

désormais à ces ménages les allocations familiales 

belges complètes. 

Cependant, l’arrêté royal du 13 mars 2001 est subordonné 

au règlement de l’UE. Certaines familles 

tombent donc toujours sous le coup de cette disposition 

et le plafonnement des montants à ceux de 1989 

leur est toujours applicable. Un effort s’impose dès 

lors pour ces ménages. Il s’agirait d’un très petit 

groupe de personnes (une centaine de familles) et 

d’une dépense supplémentaire de 100 000 euros environ. 

1. Combien de familles relèvent-elles toujours du 

règlement de l’UE? 

2. À combien s’élèverait la dépense supplémentaire 

qu’entraînerait l’octroi d’allocations familiales actualisées? 

3. Êtes-vous disposé à accorder à ces ménages des 

allocations familiales actualisées? 

Ik merk wel op dat indien een betaling terugkeert op 

de rekening van het Fonds voor beroepsziekten, en de 

begunstigde onbereikbaar blijft, de verschuldigde 

gelden op een aparte rekening geblokkeerd worden, 

tot iemand ze opeist. 

Vraag nr. 257 van de heer Roel Deseyn van 16 februari 



Kinderbijslag voor grensarbeiders. 

Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken en 

geen voorrangsrecht hebben in België uit hoofde van 

de tewerkstelling van hun partner, moeten kinderbijslag 

aanvragen in Frankrijk (arrest «Pinna»). De 

Franse uitkeringen zijn echter lager dan de Belgische 

en daarom besliste de Rijksdienst voor kinderbijslag 

van werknemers om het verschil zelf bij te passen. Dit 

werd echter beperkt tot de bedragen van in november 

1989 (regeling van verworven rechten). Deze regeling 

werd ingeschreven in de EU-verordening 1408/71. 

Een bepaalde categorie grensarbeiders viel zelfs 

volledig uit de boot. Gezinnen met slechts één kind of 

kinderen ouder dan 20 jaar krijgen helemaal geen 

kinderbijslag in Frankrijk. Door het koninklijk besluit 

van 13 maart 2001 krijgen deze gezinnen nu de volledige 

Belgische kinderbijslag. 

Het koninklijk besluit van 13 maart 2001 is echter 

ondergeschikt aan de EU-verordening. Hierdoor zijn 

er een aantal gezinnen die nog altijd onder de EUverordening 

vallen. Voor deze gezinnen geldt nog 

altijd de beperking van de bedragen tot het jaar 1989. 

Voor deze gezinnen dringt zich dan ook een inspanning 

op. Het zou gaan om een heel kleine groep van 

mensen (een honderdtal gezinnen) en een meeruitgave 

van ongeveer 100 000 euro. 

1. Hoeveel gezinnen vallen nog altijd onder de EUverordening? 

2. Hoe groot zal de meeruitgave zijn om hen een 

geactualiseerde kinderbijslag te verlenen? 

3. Bent u bereid deze gezinnen een geactualiseerde 

kinderbijslag te verlenen? 


QRVA 51 077 12939 

09 - 05 - 2005 



M. Roel Deseyn du 16 février 2005 (N.): 

La question concerne les travailleurs frontaliers qui, 

à la suite de la modification de l’article 73 du règlement 

1408/71 avec effets au 1er avril 1990, ont droit 

aux allocations familiales françaises et non plus 

comme auparavant aux allocations familiales belges, 

ces dernières étant en réalité payées à charge de la 

France. 

Sur la base de d’une réglementation transitoire 

inscrite dans l’article 94, § 9, du règlement pré-rappelé, 

les travailleurs frontaliers de Belgique visés ci-avant 

reçoivent la différence entre le montant belge auquel 

ils pouvaient prétendre le 15 novembre 1989 et les allocations 

familiales françaises éventuellement dues. 

Étant donné que les montants des allocations familiales 

françaises sont le plus souvent inférieurs aux 

montants des allocations familiales belges, la différence 

entre le montant des allocations familiales françaises 

qui est dû depuis le 1er avril 1990 et celui des 

allocations familiales belges qui était payé pour le 

mois de novembre 1989, est garantie. Ceci signifie que 

le montant maximum des allocations familiales belges 

qui peut être payé, est le montant qui était d’application 

en novembre 1989, montant qui en principe ne 

peut plus être adapté. 

Ainsi, la naissance d’un enfant après novembre 1989 

n’a aucune incidence sur le montant des allocations 

familiales belges, mais la différence à payer est réduite 

par l’existence d’un droit pour cet enfant en France. La 

différence devient alors à nouveau plus élevée par le 

fait que la France ne paie plus pour des enfants âgés de 

plus de 20 ans. 

Lorsque le montant des allocations familiales françaises 

est égal ou plus élevé que celui des belges (à 

cause de plusieurs enfants et des enfants devenant 

éventuellement plus âgés), le paiement des allocations 

familiales belges est suspendu. Il est repris lorsque le 

montant français devient à nouveau inférieur, par 

exemple, quand un enfant atteint l’âge de 20 ans. 

Une interruption de l’occupation en France met 

définitivement fin au paiement de la différence. Si 

l’intéressé travaille à nouveau comme travailleur frontalier 

en France, il ne peut plus réintégrer le système 

transitoire. 

Les travailleurs frontaliers visés ci-avant ne peuvent 

nullement invoquer le montant belge comme déterminé 

dans l’arrêté royal du 13 mars 2001 portant 

exécution de l’article 102, §1er , alinéa 1er , des lois 

coordonnées relatives aux allocations familiales pour 

travailleurs salariés. Cette réglementation est en effet 

d’application aux travailleurs frontaliers qui ne reçoivent 

pas d’allocations familiales, en ce qui concerne la 



van de heer Roel Deseyn van 16 februari 2005 (N.): 

De vraag betreft de grensarbeiders die naar aanleiding 

van de wijziging van artikel 73 van verordening 

1408/71 met ingang van 1 april 1990 gerechtigd zijn op 

de Franse kinderbijslag en niet meer zoals voordien op 

de Belgische kinderbijslag, deze laatste weliswaar 

betaald ten laste van Frankrijk. 

Op grond van een overgangsregeling ingeschreven 

in artikel 94, § 9 van de voormelde verordening ontvangen 

bedoelde grensarbeiders van België het verschil 

tussen het Belgisch bedrag waarop zij aanspraak 

konden maken op 15 november 1989 en de eventueel 

verschuldigde Franse kinderbijslag. 

Aangezien de bedragen van de Franse kinderbijslag 

doorgaans lager zijn dan de bedragen van de Belgische 

kinderbijslag, wordt het verschil tussen het bedrag van 

Franse kinderbijslag die vanaf 1 april 1990 verschuldigd 

is en dat van de Belgische kinderbijslag die voor 

de maand november 1989 werd uitbetaald, gewaarborgd. 

Dit betekent echter dat het maximale bedrag 

dat aan Belgische kinderbijslag kan worden betaald, 

het bedrag is dat van toepassing was in november 

1989, bedrag dat in principe niet meer wordt aangepast. 

Zo heeft de geboorte van een kind na november 

1989 geen invloed op het bedrag van de Belgische bijslag 

maar wordt door het bestaan van een recht voor 

dit kind in Frankrijk het te betalen verschil wel kleiner. 

Het verschil wordt dan weer groter door het feit 

dat Frankrijk niet meer betaalt voor kinderen ouder 

dan 20. 

Zodra het bedrag van de Franse bijslag gelijk is aan 

of hoger dan het Belgische (wegens verschillende en 

eventueel ouder wordende kinderen), wordt de betaling 

van de Belgische bijslag geschorst. Deze wordt 

hernomen wanneer het Franse bedrag weer lager 

wordt, bijvoorbeeld wanneer een kind 20 wordt. 

Een onderbreking van de tewerkstelling in Frankrijk 

maakt definitief een einde aan de betaling van het verschil. 

Werkt betrokkene opnieuw als grensarbeider in 

Frankrijk dan wordt hij niet meer opnieuw in het overgangssysteem 

opgenomen. 

De hiervoor genoemde grensarbeiders kunnen geen 

aanspraak maken op het Belgische bedrag zoals 

bepaald in het koninklijk besluit van 13 maart 2001 tot 

uitvoering van artikel 102, § 1, eerste lid, van de 

samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag 

voor loonarbeiders. Deze regeling is immers uitsluitend 

van toepassing op grensarbeiders die geen kinderbijslag 

ontvangen, wat Frankrijk betreft omdat 


12940 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

France, parce que, par exemple, leurs enfants ont plus 

de 20 ans, ils ont seulement un enfant de plus de 3 ans 

ou leurs revenus sont trop élevés. 

Ceci est la conséquence du fait que l’arrêté royal 

pré-rappelé du 13 mars 2001 permet le paiement des 

allocations familiales s’il n’existe pas le moindre droit 

aux allocations familiales dans ou hors du ménage du 

travailleur frontalier, ni sur la base de la réglementation 

belge, ni sur la base des règlements (ou de toutes 

autres dispositions légales ou réglementaires étrangères 

ou suivant les règles applicables au personnel des 

institutions de droit international public). 

La réglementation élaborée n’accorde pas de droits 

«par différence» avec — en l’espèce — la réglementation 

française. 

En résumé, il peut être affirmé que la réglementation 

prévue dans l’article 94, § 9 du règlement 1408/71 

contient des mesures transitoires appelées à disparaître 

qui garantissent les droits acquis pour ces travailleurs 

frontaliers qui ont droit aux allocations familiales 

françaises. Cette réglementation est en vigueur depuis 

le 1er avril 1990. La mesure prise dans le cadre de 

l’arrêté royal du 13 mars 2001 vise ces travailleurs 

frontaliers qui ne peuvent prétendre aux allocations 

familiales pour leurs enfants en France ou ailleurs. 

Diverses préoccupations sont donc clairement à 

l’origine de ces deux réglementations. Je pense dès lors 

qu’il n’est pas indiqué d’intervenir dans un régime 

transitoire appelé à disparaître. 

Au 31 décembre 2004, l’Office national d’allocations 

familiales pour travailleurs salariés payait encore 

pour 71 familles dans le cadre de l’article 94, § 9 du 

règlement 1408/71. Tenant compte des montants qui 

ont été effectivement payés pour ces familles au mois 

de décembre 2004 et de ceux qui auraient dû être payés 

si les barèmes de décembre 2004 avaient été appliqués, 

la dépense supplémentaire s’élèverait à environ 

63 000 euros sur une base annuelle. 

bijvoorbeeld hun kinderen meer dan 20 jaar zijn, zij 

slechts een enig kind hebben van meer dan drie jaar of 

hun inkomsten te hoog zijn. 

Dit is het gevolg van het feit dat het voormelde 

koninklijk besluit van 13 maart 2001 enkel betaling 

toelaat zo er in of buiten het gezin van de grensarbeider 

geen aanspraak bestaat op enig ander recht op 

kinderbijslag, noch op grond van de Belgische regeling, 

noch op grond van de verordeningen (of enige 

andere buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of 

krachtens regelen van toepassing op het personeel van 

volkenrechtelijke instellingen). 

De uitgewerkte regeling kent dus geen rechten toe 

«per verschil» met — in casu — de Franse regeling. 

Samenvattend kan gesteld worden dat de in artikel 

94, § 9 van verordening 1408/71 voorziene regeling 

een uitdovende overgangsregeling bevat die de verworven 

rechten garandeert voor die grensarbeiders die 

recht hebben op de Franse kinderbijslag. Deze regeling 

is in voege sedert 1 april 1990. De in het kader van het 

koninklijk besluit van 13 maart 2001 getroffen maatregel 

viseert die grensarbeiders die voor hun kinderen 

geen enkele aanspraak kunnen maken op kinderbijslag 

in Frankrijk of elders. 

Aan de oorsprong van de beide regelingen liggen 

dus duidelijk verschillende bedoelingen. Ik meen dan 

ook dat het niet aangewezen is in te grijpen in een uitdovende 

overgangsregeling. 

Op 31 december 2004 betaalde de Rijksdienst voor 

kinderbijslag voor werknemers nog voor 71 gezinnen 

in de regeling van artikel 94, § 9 van verordening 1408/ 

71. Rekening houdende met de bedragen die effectief 

voor deze gezinnen werden betaald in de maand 

december 2004 en deze die zouden moeten betaald 

worden indien de barema’s van december 2004 zouden 

toegepast worden, zou de meeruitgave ongeveer 

63 000 euro op jaarbasis bedragen. 

Santé publique Volksgezondheid 

DO 2004200503151 DO 2004200503151 

Question no 406 de M. Roel Deseyn du 21 février 2005 



Risque d’irradiation dû aux antennes GSM et aux 

lignes à haute tension. 

Des études montrent que les rayonnements émis par 

les antennes GSM sont généralement négligeables. 

Vraag nr. 406 van de heer Roel Deseyn van 21 februari 



Stralingsgevaar van antennes en hoogspanningslijnen. 

Uit studies blijkt dat de straling van GSM-antennes 

veelal verwaarloosbaar is. Toch krijgt het Belgisch In- 


QRVA 51 077 12941 

09 - 05 - 2005 

Pourtant, l’Institut belge des Services postaux et des 

Télécommunications (IBPT) reçoit régulièrement des 

réclamations fondées de personnes qui pensent être 

exposées à trop de radiations. Il s’avère que ce ne sont 

pas les antennes GSM qui sont la cause de leurs 

problèmes mais les petites antennes qui sont par exemple 

fixées à la façade. Les rayonnements émis par ces 

antennes sont beaucoup moins puissants mais le sont à 

proximité des gens. 

1. Combien de fois l’IBPT est-elle intervenue sur 

place pour mesurer les rayonnements émis par une 

antenne et en ordonner ensuite le déplacement ou la 

modification? 

2. Le nombre de ces interventions a-t-il eu tendance 

à croître ou à décroître au cours des dernières années? 

stituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) 

regelmatig enkele terechte meldingen binnen van 

mensen die denken dat ze bloot staan aan te veel straling. 

Het blijkt dat het niet de hoge antennes zijn die 

voor problemen zorgen, maar veelal de kleine antennes 

die bijvoorbeeld aan de gevel bevestigd zijn. Deze 

antennes zenden een veel minder krachtige straling uit, 

maar deze kan zich vlakbij de mensen bevinden. 

1. Hoeveel bedraagt het aantal keren dat het BIPT 

is uitgerukt om de straling van een antenne te meten, 

en vervolgens tot een verplaatsing of aanpassingen van 

een antenne heeft bevolen? 

2. Is dit aantal in stijgende of in dalende lijn over de 

jaren? 

3. Quelles catégories de problèmes distingue-t-on? 3. Welke categorieën van problemen zijn er te onderscheiden? 

4. 

a) Des études ont-elles été réalisées récemment pour 

quantifier les effets subis par les personnes qui 

vivent sous une ligne à haute tension? 

4. 

a) Bestaan er recente studies naar het effect van 

wonen onder hoogspanningslijnen? 

b) À quels résultats ont-elles abouti? b) Wat zijn de resultaten hiervan? 

c) Quel danger ces lignes à haute tension représentent-elles 

pour la santé publique? 


Santé publique du 4 mai 2005, à la question n o 406 de 

M. Roel Deseyn du 16 février 2005 (N.): 

J’ai l’honneur de donner la réponse suivante à la 

question de l’honorable membre. 

L’objet de la question susmentionnée est encore en 

cours d’étude au sein du Conseil supérieur d’Hygiène. 

Le Conseil supérieur d’Hygiène ne manquera pas de 

répondre valablement à cette question dès que le 

groupe de travail concerné aura terminé son étude. 

DO 2004200503690 DO 2004200503690 

Question n o 423 de M. Filip De Man du 16 mars 2005 



c) Welk gevaar bestaat er voor de volksgezondheid? 



van de heer Roel Deseyn van 16 februari 2005 (N.): 

Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden. 

Het onderwerp van de bovenvermelde vraag wordt 

op het ogenblik nog door de Hoge Gezondheidsraad 

bestudeerd. 

De Hoge Gezondheidsraad zal zodra de betrokken 

werkgroep zijn studie heeft afgesloten, naar behoren 

op deze vraag antwoord geven. 

Vraag nr. 423 van de heer Filip De Man van 16 maart 



Dons d’organes et convictions islamiques. Orgaandonaties en islamgeloof. 

Le comportement des musulmans à l’égard du don 

d’organes suscite un débat aux Pays-Bas. 

Le «Contactorgaan Moslims» (Conseil néerlandais 

du culte musulman) dénonce des propos tenus par 

M. Hoogervorst, ministre de la Santé publique, selon 

In Nederland is een debat ontstaan over de houding 

van moslims ten overstaan van orgaandonaties. 

Het zogeheten «Contactorgaan Moslims» klaagt 

uitspraken van minister Hoogervorst van Volksgezondheid 

aan waarin hij vaststelde dat moslims weige- 


12942 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

lesquels les musulmans refusent par conviction religieuse 

de faire don d’un organe alors qu’ils acceptent 

d’être transplantés ou greffés. 

ren op religieuze gronden orgaandonor te worden, 

terwijl ze wel een donororgaan willen ontvangen. 

1. Ce problème se pose-t-il chez nous également? 1. Doet dit probleem zich ook voor bij ons? 

2. Existe-t-il des études sur le sujet? 2. Bestaat daarover onderzoek? 

3. Avez-vous contacté votre homologue néerlan- 3. Heeft u contact opgenomen met uw Nederlandse 

dais? 

collega? 

4. Soutenez-vous le principe selon lequel toute 4. Gaat u akkoord met het principe dat degene die 

personne qui refuse expressément de faire un don uitdrukkelijk stellen geen orgaan te willen afstaan, niet 

d’organe, ne peut pas non plus en recevoir? 

in aanmerking komen om een orgaan te krijgen? 


Santé publique du 4 mai 2005, à la question no Antwoord van de minister van Sociale Zaken en 

423 de Volksgezondheid van 4 mei 2005, op de vraag nr. 423 

M. Filip De Man du 16 mars 2005 (N.): 

van de heer Filip De Man van 16 maart 2005 (N.): 

J’ai l’honneur de fournir la réponse suivante à la 



1 à 3. Je ne dispose pas de données établissant 1 tot 3. Ik beschik niet over gegevens waaruit dit 

l’existence de ce problème et je n’ai pas connaissance probleem blijkt noch heb ik weet van enig onderzoek 

d’une étude qui aurait été menée à cet égard en Belgi- dat hieromtrent in België werd gevoerd. Gezien dit 

que. Étant donné que ce problème ne se pose pas en probleem zich in België niet stelt zoals dat blijkbaar in 

Belgique comme c’est vraisemblablement le cas aux Nederland het geval is, achtte ik het niet noodzakelijk 

Pays-Bas, je n’ai pas estimé nécessaire de contacter hierover contact op te nemen met mijn Nederlandse 

mon collègue néerlandais à ce sujet. 

collega. 

4. Le système belge de don d’organes en cas de 4. Het Belgische systeem van orgaandonatie bij 

décès repose sur le consentement présumé («opt-out»). overlijden is een opting-out-systeem. Dit betekent dat 

Cela signifie que chacun est un donneur potentiel à eenieder een potentiële donor is tenzij men tijdens zijn 

moins d’avoir opposé un refus de son vivant. leven verzet aantekende. 

La législation offre à chacun cette possibilité de Deze mogelijkheid tot verzet (door betrokkene of 

marquer son opposition (par l’intéressé ou les nabestaanden), wordt door de wetgeving aan eenieder 

proches). L’intéressé ne doit pas fournir de justifica- geboden. Betrokkene moet daarvoor geen verantwoortion 

à cet égard. En outre, il va sans dire que les ding afleggen. Het spreekt bovendien voor zich dat de 

raisons du refus peuvent être de nature diverse redenen voor het verzet van allerlei aard kunnen zijn 

(émotionnelle, religieuse, ...). 

(emotioneel, religieus, ...). 

En dépit du fait qu’en exprimant son opposition, on Ondanks het feit dat door het uitgedrukte verzet er 

réduit effectivement le nombre d’organes disponibles inderdaad minder organen beschikbaar zijn en er 

et le nombre de personnes pouvant être aidées par une minder personen kunnen geholpen worden door een 

transplantation d’organe, j’estime toutefois qu’il ne orgaantransplantatie, meen ik echter dat niet kan en 

peut et ne doit pas être dérogé au principe d’égalité qui mag worden afgeweken van het gelijkheidsbeginsel dat 

constitue le fondement de la réglementation relative à 

la transplantation d’organes. 

aan de basis ligt van de orgaantransplantatieregeling. 

En effet, le droit aux soins médicaux implique pour Het recht op geneeskundige verzorging houdt 

les pouvoirs publics l’obligation de garantir aux immers in dat de overheid aan de personen die onder 

personnes relevant de leur juridiction un accès équita- haar rechtsmacht ressorteren op voet van gelijkheid 

ble aux soins de santé (en l’occurrence la réception een billijke toegang tot de gezondheidszorg (in casu 

d’organes) sur un pied d’égalité, en tenant compte des ontvangen van organen) moet verzekeren waarbij 

besoins en matière de santé et des moyens disponibles. rekening wordt gehouden met de gezondheidsbehoef- 

Une différence de traitement peut uniquement être ten en beschikbare middelen. Een verschil in behande- 

faite à condition de respecter les principes d’égalité et ling kan enkel mits eerbiediging van de beginselen van 

de non-discrimination; seules des considérations très gelijkheid en non-discriminatie; enkel zeer sterke en 

fortes et pertinentes peuvent justifier une différence de relevante overwegingen kunnen een verschil in behan- 

traitement. À mon estime, le fait d’exprimer deling verantwoorden. Ik meen dat het feit dat er ver- 

l’opposition à laquelle la législation en vigueur donne zet waarop men volgens de vigerende wetgeving recht 

droit ne peut pas être invoqué comme argument pour heeft, wordt uitgedrukt, niet kan aangehaald worden 


QRVA 51 077 12943 

09 - 05 - 2005 

empêcher ces personnes d’entrer en ligne de compte 

dans le cadre de la réception d’organe. 

Toutefois, en vue de promouvoir le don d’organes et 

d’augmenter le nombre d’organes disponibles, j’estime 

qu’il est nécessaire de mener une campagne de sensibilisation 

dans le cadre de laquelle on prêterait notamment 

attention aux raisons qui sous-tendent souvent 

l’expression d’un refus. Je prépare actuellement une 

campagne de ce type et je pense qu’elle pourra être 

menée en mai/juin 2005. Dans ce cadre, tant 

l’ensemble de la population que des groupes cibles 

spécifiques (les personnes de conceptions religieuses 

déterminées) seront visées. 

DO 2004200503745 DO 2004200503745 

Question no 426 de M. Bart Laeremans du 21 mars 



SMUR. — Région linguistique bilingue de Bruxelles- 

Capitale. 

Selon la jurisprudence de la Commission permanente 

de contrôle linguistique (CPCL), tout membre 

du personnel des hôpitaux de Bruxelles faisant partie 

d’un SMUR (service mobile d’urgence) qui opère dans 

la région linguistique de Bruxelles-Capitale ou dans la 

région de langue néerlandaise, doit connaître le 

néerlandais. Ce principe jurisprudentiel est aujourd’hui 

vieux de plusieurs années, mais il n’est toujours 

pas appliqué pour autant. 

Afin de connaître les hôpitaux qui sont toujours en 

défaut, pourriez-vous me préciser, pour chaque hôpital, 

le nombre de membres du personnel employés au 

service 100 pouvant justifier du bilinguisme légal ainsi 

que le nombre de membres du personnel ne connaissant 

pas le néerlandais? 



M. Bart Laeremans du 21 mars 2005 (N.): 

J’ai l’honneur de donner la réponse suivante à la 


Mon administration n’effectue aucun enregistrement 

du rôle linguistique des équipes effectuant des 

prestations SMUR. Ce type de contrôle n’entre pas 

dans nos missions définies par la loi du 8 juillet 1964, 

relative à l’aide médicale urgente. 

En outre le préposé du système d’appel unifié fait 

appel aux équipes SMUR selon les prescrits légaux qui 

ne prennent pas en compte des critères de connaissance 

linguistique de l’équipe de garde (dont il ne 

om deze personen niet in aanmerking te laten komen 

om een orgaan te krijgen. 

Teneinde echter de orgaandonatie te bevorderen en 

het aantal beschikbare organen te vermeerderen meen 

ik dat het nodig is een sensibliseringscampagene te 

voeren waarbij onder meer aandacht wordt besteed 

aan de redenen die vaak ten grondslag liggen van een 

uitgedrukt verzet. Ik bereid momenteel dergelijke 

campagne voor en verwacht dat deze kan worden uitgevoerd 

mei/juni 2005. Daarbij zullen zowel de volledige 

bevolking als specifieke doelgroepen (bij voorbeeld 

personen met een bepaalde religieuze overtuiging) 

worden benaderd. 

Vraag nr. 426 van de heer Bart Laeremans van 



MUG’s. — Tweetalig taalgebied Brussel-hoofdstad. 

Volgens de rechtspraak van de Vaste Commissie 

voor Taaltoezicht (VCT) moeten alle personeelsleden 

van de Brusselse ziekenhuizen, die deel uitmaken van 

de MUG-diensten (mobiele urgentiegroep), die tussenkomen 

in het taalgebied Brussel-hoofdstad of in het 

Nederlandse taalgebied, Nederlandskundig zijn. Die 

uitspraak is nu al jaren oud, maar wordt klaarblijkelijk 

nog steeds niet toegepast. 

Om na te gaan welke ziekenhuizen nog steeds in 

gebreke blijven, kan u meedelen per ziekenhuis het 

aantal personeelsleden dat ingeschakeld wordt in de 

Dienst 100 dat wettelijk tweetalig is en het aantal dat 

niet Nederlandskundig is? 



van de heer Bart Laeremans van 21 maart 2005 (N.): 


Mijn administratie registreert niet de taalrol van de 

teams die verantwoordelijk zijn voor de MUGdienstverlening. 

Dit soort van controle behoort niet tot 

onze taken zoals gedefinieerd in de wet van 8 juli 1964 

betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening. 

Bovendien doet de aangestelde van het eenvormig 

oproepstelsel een beroep op de MUG-teams volgens de 

wettelijke voorschriften waarbij geen rekening wordt 

gehouden met criteria inzake taalkennis van het 


12944 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

connaît pas les noms mais uniquement le point de 

départ), ce qui par ailleurs ne serait d’une part pas 

évaluable par le préposé ni prioritaire dans la prise 

d’une décision ou chaque instant compte. 

Enfin, le personnel SMUR faisant partie du personnel 

hospitalier, l’agrément dans cette matière et le 

contrôle de ce personnel est de la compétence de mes 

collègues les ministres communautaires de la Santé 

publique, vers lesquels je vous propose de vous tourner. 

DO 2004200503764 DO 2004200503764 

Question n o 427 de M. Hans Bonte du 22 mars 2005 



SPF. — Fonctionnement du département «Bon usage 

du Médicament». 

Depuis la création du SPF Santé publique, Sécurité 

de la chaîne alimentaire et Environnement (SPF 

SPSCAE), l’ancienne Inspection générale de la Pharmacie 

a été entièrement réformée pour devenir la 

«Direction générale Médicaments» qui vise à la sécurité 

la plus large possible du consommateur de médicaments. 

Au sein de cette direction générale, le département 

«Bon usage du Médicament» assure la diffusion 

d’une information pertinente et contrôle la publicité 

relative aux médicaments afin d’assurer une utilisation 

plus adéquate, plus rationnelle et plus sûre des médicaments 

et des dispositifs médicaux. 

Le contrôle du respect des dispositions visées dans 

l’arrêté royal du 7 avril 1995 relatif à l’information et à 

la publicité concernant les médicaments à usage 

humain ainsi que dans l’arrêté royal du 11 janvier 1993 

fixant les conditions dans lesquelles la remise de médicaments 

à usage humain sous forme d’échantillons 

peut être effectuée est particulièrement important dans 

ce cadre. 

1. Comment se compose l’effectif de personnel du 

département «Bon usage du Médicament», tant en ce 

qui concerne le cadre organique que son occupation 

effective? 

2. À combien s’élève le budget de fonctionnement 

de ce département pour 2005? 

3. 

a) Ce département réalise-t-il des contrôles et des 

inspections de manière autonome? 

wachtteam (waarvan hij cle namen niet kent, maar 

enkel het vertrekpunt), wat enerzijds door de aangestelde 

niet kan worden ingeschat en anderzijds niet van 

belang is voor het nemen van een beslissing waar elk 

moment telt. 

Aangezien het MUG-personeel deel uitmaakt van 

het ziekenhuispersoneel, vallen de erkening ter zake en 

de controle van dit personeel onder de bevoegdheid 

van de gemeenschapsministers van Volksgezondheid. 

Ik stel dan ook voor dat u zich tot hen wendt. 

Vraag nr. 427 van de heer Hans Bonte van 22 maart 



FOD. — Werking van de afdeling «Goed Gebruik van 

het Geneesmiddel«. 

Sinds de oprichting van de FOD Volksgezondheid, 

Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD 

VVVL) werd de vroegere Algemene Farmaceutische 

Inspectie grondig hervormd en omgebouwd tot het 

«Directoraat-Generaal geneesmiddelen» met als doel 

de grootst mogelijke bescherming van de gebruiker 

van geneesmiddelen. Binnen dit Directoraat-Generaal 

is de afdeling «Goed Gebruik van het Geneesmiddel» 

belast met de controle op de verspreiding van relevante 

informatie en op de reclame voor geneesmiddelen met 

als doel een adequater, rationeler en veiliger gebruik 

van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen te 

waarborgen. 

Vooral het toezien op de wetgeving vervat in het 

koninklijk besluit van 7 april 1995 betreffende de voorlichting 

en de reclame inzake geneesmiddelen voor 

menselijk gebruik en het koninklijk besluit van 11 januari 

1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder 

geneesmiddelen voor menselijk gebruik in de 

vorm van monsters overhandigd mogen worden, is 

hierbij belangrijk. 

1. Hoe ziet de personeelssamenstelling van de 

dienst «Goed Gebruik van het Geneesmiddel» er uit 

en dit zowel wat de personeelsformatie als wat de 

effectieve bezetting ervan betreft? 

2. Hoeveel bedraagt het werkingsbudget voor 2005 

van deze dienst? 

3. 

a) Doet deze dienst autonome controles en inspecties? 


QRVA 51 077 12945 

09 - 05 - 2005 

b) Dans l’affirmative, combien d’inspections par an 

ont-elles été réalisées, combien d’infractions par an 

ont-elles été constatées et combien de sanctions par 

an ont-elles été prononcées depuis la création de ce 

département? 

b) Zo ja, hoeveel inspecties werden er jaarlijks uitgevoerd, 

hoeveel inbreuken werden jaarlijks vastgesteld 

en hoeveel sancties werden er jaarlijks uitgesproken 

sinds het ontstaan van deze dienst? 

c) Quel type d’infractions a-t-on constaté? c) Welke type inbreuken werden vastgesteld? 

4. 

a) Les prestataires de soins peuvent-ils déposer 

plainte auprès de ce service? 

b) Dans l’affirmative, combien de plaintes de prestataires 

de soins ont-elles été enregistrées depuis la 

création de ce service? 

5. 

a) Les patients individuels peuvent-ils formuler des 

plaintes ou communiquer des infractions à ce 

service? 

b) Dans l’affirmative, combien de plaintes ont-elles 

été enregistrées au sein de ce service? 

6. Peut-on garantir l’anonymat des personnes qui 

signalent ces abus? 


Santé publique du 4 mai 2005, à la question n o 427 de 

M. Hans Bonte du 22 mars 2005 (N.): 

1. Jusqu’au 1 er avril 2005 le département «bon 

usage du médicament» occupait 3 pharmaciens pour 

des prestations totales correspondant à 2,8 équivalents 

temps plein (ETP). 

Actuellement, cet effectif a été porté à 5 pharmaciens 

pour des prestations totales correspondant à 

4,3 ETP. 

Le département occupe également un assistant 

administratif à 4/5 ETP. 

Les activités dans le domaine de la récolte et de la 

diffusion d’informations occupent 1,7 ETP pharmaciens 

et 0,7 ETP assistant administratif. Les activités 

dans le domaine du contrôle de la publicité faite 

auprès du public (octroi des visas et examen des notifications 

préalables) ou auprès des professionnels de la 

santé (contrôle et instruction des plaintes) occupent, 

depuis le 1 er avril 2005, 2,2 ETP pharmaciens et 

0,1 ETP assistant administratif. 

Le contrôle des demandes de thalidomide, la gestion 

du département et quelques autres activités diverses 

occupent 0,4 ETP pharmaciens. 

Le plan de personnel 2005 prévoit encore le recrutement 

de 3 nouveaux pharmaciens qui seraient essentiellement 

affectés aux inspections et aux contrôles en 

matière de publicité, notamment dans le cadre de la 

mise en application de la loi du 16 décembre 2004 

4. 

a) Kunnen zorgverleners klachten formuleren bij deze 

dienst? 

b) Zo ja, hoeveel klachten van zorgverleners werden 

er geregistreerd sinds de oprichting van de dienst? 

5. 

a) Kunnen individuele patiënten klachten formuleren 

of inbreuken melden bij deze dienst? 

b) Zo ja, hoeveel klachten werden er geregistreerd bij 

deze dienst? 

6. Kan men de anonimiteit verzekeren van mensen 

die misbruiken signaleren? 



van de heer Hans Bonte van 22 maart 2005 (N.): 

1. Tot 1 april 2005 had de afdeling «Goed gebruik 

van het geneesmiddel» 3 apothekers in dienst voor een 

totaal aantal werkuren van 2,8 voltijds equivalenten 

(VTE’s). 

Momenteel bedraagt dit aantal 5 apothekers voor 

een totaal aantal werkuren van 4,3 VTE’s. 

De afdeling heeft ook een administratief assistent 

voor een totaal aantal werkuren van 4/5 VTE in 

dienst. 

Voor de activiteiten op het vlak van de inzameling 

en verspreiding van informatie zijn 1,7 VTE’s apothekers 

en 0,7 VTE administratief assistent in dienst. 

Voor de activiteiten op het vlak van de controle op de 

reclame voor het publiek (toekennen van visa en onderzoek 

van voorafgaande bekendmakingen) of de 

gezondheidsbeoefenaars (controle en onderzoek van 

klachten) zijn sinds 1 april 2005 2,2 VTE’s apothekers 

en 0,1 VTE administratief assistent in dienst. 

Voor de controle op aanvragen inzake thalidomide, 

het beheer van de afdeling en nog enkele andere activiteiten 

zijn er 0,4 VTE apothekers in dienst. 

Het personeelsplan 2005 voorziet nog in de indienstneming 

van 3 nieuwe apothekers die voornamelijk 

bestemd zouden zijn voor de inspecties en controle op 

het vlak van reclame, namelijk in het kader van de 

toepassing van de wet van 16 december 2004 tot wijzi- 


12946 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

modifiant la réglementation relative à la lutte contre 

les excès de la promotion des médicaments. 

2. Actuellement, le crédit de fonctionnement de ce 

département fait partie de l’ensemble du crédit de 

fonctionnement de la Direction générale Médicaments. 

Les crédits du département bon usage du médicament 

sont donc alloués en fonction des crédits 

globaux disponibles et des priorités fixées par la Direction 

générale Médicaments. En ce qui concerne le 

personnel, la charge liée aux salaires des agents statutaires 

(quatre pharmaciens) est imputée au Trésor 

tandis que celle liée aux salaires des agents contractuels 

(un pharmacien et un assistant administratif) est 

imputée au Fonds des médicaments. 

3. 

a) Ce département effectue déjà des contrôles autonomes 

mais il a comme objectif d’instaurer, au cours 

de l’année 2005, une procédure d’inspections planifiables. 

b) En 2004, le département a constaté 45 infractions 

suite à des contrôles spontanés ou à des plaintes. 

Selon le cas, des mesures correctrices ont été imposées 

et/ou un procès-verbal a été rédigé. 

c) Les infractions portent en majeure partie sur le non 

respect des dispositions légales en matière: 

— de conformité aux données approuvées dans le 

cadre de l’autorisation de mise sur le marché 

du médicament, 

— d’apposition, de lisibilité ou d’occupation de 

surface des mentions légales, 

— d’hospitalité offerte lors de manifestations 

scientifiques ou promotionnelles, 

— d’apposition de publicité sur des objets de 

toute nature autres que les moyens de communication 

habituels, 

— de publicité auprès du public pour des médicaments 

sur prescription médicale. 

4. 

a) Les professionnels de la santé peuvent formuler des 

plaintes auprès du département bon usage du 

médicament. 

b) Entre le 1er janvier 2004 et le 31 mars 2005, 5 plaintes 

ont été introduites par des professionnels de la 

santé. 

5. 

a) Les patients peuvent aussi introduire des plaintes à 

titre individuel. 

ging van de regelgeving betreffende de bestrijding van 

de uitwassen van de promotie van geneesmiddelen. 

2. Momenteel maakt het werkingskrecliet van die 

afdeling deel uit van het globale werkingskrediet van 

het Directoraat-Generaal Geneesmiddelen. De kredieten 

voor de afdeling goed gebruik van het geneesmiddel 

worden dus toegekend op basis van de globale 

beschikbare middelen en prioriteiten die door het 

Directoraat-Generaal Geneesmiddelen worden vastgesteld. 

Wat het personeel betreft wordt het budget 

gelinkt aan de salarissen van de statutaire ambtenaren 

(vier apothekers) geboekt aan de Schatkist terwijl dit 

gelinkt aan de salarissen van de contractuele ambtenaren 

(één apotheker en een administratief assistent) 

geboekt wordt op het Geneesmiddelenfonds. 

3. 

a) Die afdeling verricht reeds autonome controles, 

maar heeft als doel in de loop van 2005 een procedure 

voor te plannen inspecties in te voeren. 

b) In 2004 heeft de afdeling 45 inbreuken naar aanleiding 

van spontane controles of klachten vastgesteld. 

Naar gelang van het geval werden correctiemaatregelen 

opgelegd en/of werd er een procesverbaal 

opgesteld. 

c) De inbreuken hebben grotendeels betrekking op 

het niet-naleven van de wettelijke bepalingen inzake: 

— de overeenstemming met de gegevens die in het 

kader van de vergunning voor het in de handel 

brengen van het geneesmiddel worden goedgekeurd, 

— het aanbrengen, de leesbaarheid of de ingenomen 

plaats van wettelijke vermeldingen, 

— de gastvrijheid tijdens wetenschappelijke of 

promotiemanifestaties, 

— het aanbrengen van reclame op allerhande 

andere middelen dan de gebruikelijke communicatiemiddelen, 

— de reclame voor het publiek voor geneesmiddelen 

op medisch voorschrift. 

4. 

a) De beroepsbeoefenaars kunnen klachten bij de afdeling 

goed gebruik van het geneesmiddel indienen. 

b) Tussen 1 januari 2004 en 31 maart 2005 werden 

5 klachten door beroepsbeoefenaars ingediend. 

5. 

a) De patiënten kunnen ook zelf klachten indienen. 


QRVA 51 077 12947 

09 - 05 - 2005 

b) Quelques patients ont signalé avoir reçu des spams 

publicitaires pour des médicaments. Ces spams 

provenaient de pays non Européens. 

6. La Direction générale Médicaments assure 

l’anonymat aux personnes qui signalent des infractions, 

notamment dans le cadre de la procédure 

d’amende administrative. Toutefois, si le dossier 

devait être traité en justice, toutes les pièces seraient 

alors accessibles à la partie défenderesse. 

Ministre des Classes moyennes 

et de l’Agriculture 

b) Enkele patiënten hebben erop gewezen dat ze 

reclamespam voor geneesmiddelen ontvangen 

hebben. Die spams waren afkomstig van landen 

buiten Europa. 

6. Het Directoraat-Generaal Geneesmiddelen 

garandeert anonimiteit aan personen die inbreuken 

melden, namelijk in het kader van de procedure met 

betrekking tot administratieve boetes, indien het 

dossier evenwel door de rechtbank zou moeten 

worden behandeld, zouden alle stukken voor de verwerende 

partij toegankelijk zijn. 

Minister van Middenstand 

en Landbouw 

Classes moyennes Middenstand 

DO 2004200503908 DO 2004200503908 


(N.) à la ministre des Classes moyennes et de 

l’Agriculture: 


2005 (N.) aan de minister van Middenstand en 

Landbouw: 



















Réponse de la ministre des Classes moyennes et de 

l’Agriculture du 4 mai 2005, à la question n o 69 de 

M. Guido De Padt du 14 avril 2005 (N.): 

Pour la réponse à la question susmentionnée, je me 

réfère à la réponse qui sera donnée par le ministre de 


















Antwoord van de minister van Middenstand en 

Landbouw van 4 mei 2005, op de vraag nr. 69 van de 

heer Guido De Padt van 14 april 2005 (N.): 

Voor het antwoord op de bovenvermelde vraag verwijs 

ik naar het antwoord dat door de minister van 


12948 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

l’Économie à la même question. (Question n o 257 du 

14 avril 2005.) 

Economie op dezelfde vraag gegeven zal worden. 

(Vraag nr. 257 van 14 april 2005.) 

Agriculture Landbouw 

DO 2004200503908 DO 2004200503908 


(N.) à la ministre des Classes moyennes et de 

l’Agriculture: 


2005 (N.) aan de minister van Middenstand en 

Landbouw: 



















Réponse de la ministre des Classes moyennes et de 

l’Agriculture du 4 mai 2005, à la question no 62 de 

M. Guido De Padt du 14 avril 2005 (N.): 

Pour la réponse à la question susmentionnée, je me 

réfère à la réponse qui sera donnée par le ministre de 

l’Économie à la même question. (Question no 257 du 

14 avril 2005.) 




















Antwoord van de minister van Middenstand en 

Landbouw van 4 mei 2005, op de vraag nr. 62 van de 


Voor het antwoord op de bovenvermelde vraag verwijs 

ik naar het antwoord dat door de minister van 

Economie op dezelfde vraag gegeven zal worden. 




Emploi Werk 

DO 2004200503757 DO 2004200503757 

Question no 265 de M. Guy D’haeseleer du 22 mars 



Vraag nr. 265 van de heer Guy D’haeseleer van 



Service de contrôle de l’ONEm. — Fonctionnement. Dienst controle van de RVA. — Werking. 

Le service de contrôle de l’ONEm est chargé de 

contrôler le respect de la réglementation du chômage. 

De dienst controle van de RVA is belast met het 

toezicht op de naleving van de werkloosheidsreglementering. 


QRVA 51 077 12949 

09 - 05 - 2005 

1. Combien d’inspecteurs sociaux et d’agents administratifs 

le service de contrôle compte-t-il actuellement, 

en équivalents temps plein et par bureau du 

chômage? 

2. Combien d’enquêtes, par bureau du chômage, 

ont été menées par les inspecteurs sociaux en 2004? 

Pourriez-vous ventiler ces chiffres selon la nature de 

l’enquête (contrôle du travail au noir, situation du 

ménage, évaluation de la faute en cas de licenciement, 

profession exercée à titre accessoire, etc.)? 

Réponse de la ministre de l’Emploi et de la Protection 

des consommateurs du 4 mai 2005, à la question 

no 265 de M. Guy D’haeseleer du 22 mars 2005 (N.): 

1. En tableau I, vous trouverez la répartition des 

contrôleurs sociaux et du personnel administratif 

(travaux administratifs, de gestion et de coordination) 

des services Contrôle dans les bureaux de chômage 

ainsi qu’à la Cellule fédérale anti-fraude (Unités 

Budgétaires — Chiffres 2004). 

2. En tableau II, vous trouverez un tableau reprenant 

le nombre d’enquêtes, par bureau de chômage 

(incluant les enquêtes de la Cellule fédérale antifraude), 

pour l’année 2004. Ces enquêtes sont réparties 

en 3 catégories, définies comme suit: 

— les enquêtes A permettent de débloquer des 

dossiers en vue de leur traitement par les services 

internes (par exemple: examen de la responsabilté 

éventuelle dans un licenciement, réclamer un C 4 

auprès d’un employeur); 

— les enquêtes B vérifient si les déclarations et les 

documents des employeurs, des travailleurs et des 

chômeurs correspondent à la réalité. On retrouve 

dans cette catégorie les enquêtes de contrôle de la 

situation familiale (article 110 de l’arrêté royal du 

25 novembre 1991 portant réglementation du 

chômage), dont vous trouverez en détail le relevé 

en tableau III; 

— les enquêtes C reprennent les actions de recherche 

de la fraude (travail en noir), lutte contre la fraude 

organisée). 

3. En annexe III, vous trouverez le nombre 

d’enquêtes relatives au contrôle de la situation familiale 

pour l’année 2004. 

BC 

— 

WC 

Contrôleurs 

Mission contrôle 

— 

Controleurs. 

Opdracht controle (in BE) 

1. Hoeveel sociale inspecteurs en administratieve 

personeelsleden bevolken momenteel de dienst controle, 

en dit opgesplitst per werkloosheidsbureau en in 

voltijdse equivalenten? 

2. Hoeveel onderzoeken werden er door de sociale 

inspecteurs, per werkloosheidsbureau, verricht in 2004 

en dit opgesplitst per soort opdracht (controle zwartwerk, 

gezinstoestand, schuld aan ontslag, bijberoep, 

enzovoort)? 

Antwoord van de minister van Werk en Consumentenzaken 

van 4 mei 2005, op de vraag nr. 265 van de 

heer Guy D’haeseleer van 22 maart 2005 (N.): 

1. In tabel I vindt u de verdeling van de sociaal 

controleurs en het administratief personeel (administratieve 

taken inzake beheer en coördinatie) van de 

controlediensten van de werkloosheidsbureaus evenals 

van de Federale Antifraude-Cel (Budgettaire eenheden 

— Cijfers 2004). 

2. In tabel II vindt u een tabel die het aantal onderzoeken 

weergeeft per werkloosheidsbureau (inclusief 

de onderzoeken van de Federale Antifraude-Cel) voor 

het jaar 2004. Deze onderzoeken zijn verdeeld in 3 categorieën, 

hierna weergegeven: 

— de A-onderzoeken, die toelaten dossiers te deblokkeren 

met het oog op de behandeling ervan door 

de interne diensten (bijvoorbeeld: onderzoek naar 

de eventuele verantwoordelijkheid bij ontslag, het 

opvragen van een C 4 bij een werkgever); 

— in de B-onderzoeken wordt nagekeken of de verklaringen 

en de documenten van de werkgevers, de 

werknemers en de werklozen overeenstemmen met 

de reële situatie. In deze categorie bevinden zich de 

controleonderzoeken inzake gezinstoestand (artikel 

110 van het koninklijk besluit van 25 november 

1991 houdende de werkloosheidsreglementering), 

waarvan u het resultaat terugvindt in tabel 

III; 

— de C-onderzoeken vertegenwoordigen de fraudeonderzoeken 

(zwartwerk, strijd tegen georganiseerde 

fraude). 

3. In bijlage III vindt u het aantal controleonderzoeken 

naar de gezinstoestand voor het jaar 2004. 

Personnel administratif 

Soutien administratif gestion 

et coordination 

— 

Administratief personeel 

Administratieve ondersteuning 

beheer en coördinatie (in BE) 

Total 

— 

Totaal 

Anvers. — Antwerpen .............. 19,07 6,33 25,40 

Malines. — Mechelen ............... 4,84 2,42 7,26 

Turnhout .................................. 12,50 2,02 14,51 


12950 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

BC 

— 

WC 

Contrôleurs 

Mission contrôle 

— 

Controleurs. 

Opdracht controle (in BE) 

Personnel administratif 

Soutien administratif gestion 

et coordination 

— 

Administratief personeel 

Administratieve ondersteuning 

beheer en coördinatie (in BE) 

Total 

— 

Totaal 

Boom 1,08 1,20 2,28 

Louvain. — Leuven .................. 8,44 2,50 10,94 

Vilvorde. — Vilvoorde ............. 6,61 2,87 9,48 

Bruges. — Brugge ..................... 7,54 2,72 10,26 

Ypres. — Ieper ......................... 2,47 1,08 3,54 

Courtrai. — Kortrijk ................ 7,02 2,29 9,32 

Ostende. — Oostende .............. 5,45 1,66 7,11 

Roelers. — Roeselare ............... 5,00 2,66 7,66 

Alost. — Aalst .......................... 6,66 1,54 8,20 

Termonde. — Dendermonde .... 5,01 1,17 6,18 

Gand. — Gent .......................... 11,98 4,16 16,14 

Audenarde. — Oudenaarde ...... 2,85 1,36 4,21 

Saint-Nicolas. — Sint-Niklaas .. 5,88 1,45 7,33 

Hasselt ..................................... 17,69 6,06 23,75 

Tongres. — Tongeren .............. 5,03 2,61 7,64 

Nivelles. — Nijvel .................... 5,50 1,53 7,03 

Charleroi .................................. 9,45 4,88 14,32 

Mons. — Bergen ...................... 7,90 2,37 10,27 

La Louvière .............................. 8,38 2,38 10,75 

Mouscron. — Moeskroen ......... 2,83 0,93 3,76 

Tournai. — Doornik ................ 4,19 4,29 8,48 

Huy. — Hoei ........................... 2,69 1,64 4,33 

Liège. — Luik .......................... 14,54 12,02 26,57 

Verviers .................................... 6,49 4,47 10,96 

Arlon. — Aarlen ...................... 3,88 1,79 5,67 

Namur. — Namen ................... 5,32 3,04 8,36 

Bruxelles. — Brussel ................. 20,77 6,69 27,46 

Cell. Féd. antifraude. — Fed. 

anti-fraudecel ............................ 3,00 1,20 4,20 

Total. — Totaal ....................... 230,04 93,32 323,36 

Bureaux du chômage 

— 

Werkloosheidsbureaus 

Année 2004 Jaar 2004 

Enquêtes en vue de 

débloquer des dossiers 

administratifs 

— 

Onderzoek met het oog 

op het deblokkeren van 

administratieve dossiers 

Enquêtes de vérification des 

déclarations employers, 

travailleurs, chômeurs 

(inclus situation familiale des 

chômeurs) 

— 

Onderzoek nazicht van de 

verklaringen werkgevers, 

werknemers, werklozen 

(gezinstoestand inbegrepen) 

Enquêtes de recherche 

de la fraude 

— 

Fraudeonderzoeken 

Total 

— 

Totaal 

Anvers. — Antwerpen .... 1 445 2 610 5 843 9 898 

Malines. — Mechelen ..... 328 982 1 614 2 924 


QRVA 51 077 12951 

09 - 05 - 2005 

Bureaux du chômage 

— 

Werkloosheidsbureaus 

Enquêtes en vue de 

débloquer des dossiers 

administratifs 

— 

Onderzoek met het oog 

op het deblokkeren van 

administratieve dossiers 

Enquêtes de vérification des 

déclarations employers, 

travailleurs, chômeurs 

(inclus situation familiale des 

chômeurs) 

— 

Onderzoek nazicht van de 

verklaringen werkgevers, 

werknemers, werklozen 

(gezinstoestand inbegrepen) 

Enquêtes de recherche 

de la fraude 

— 

Fraudeonderzoeken 

Total 

— 

Totaal 

Turnhout ........................ 379 3 021 4 873 8 273 

Boom .............................. 121 213 863 1 197 

Louvain. — Leuven ........ 437 1 275 3 944 5 656 

Vilvorde. — Vilvoorde ... 376 1 468 2 451 4 295 

Bruges. — Brugge ........... 406 1 545 1 770 3 721 

Ypres. — Ieper ............... 129 569 1 118 1 816 

Courtrai. — Kortrijk ...... 472 1 324 1 782 3 578 

Ostende. — Oostende ..... 598 1 079 813 2 490 

Roelers. — Roeselare ..... 190 968 2 263 3 421 

Alost. — Aalst ................ 365 1 569 2 753 4 687 

Termonde. — Dendermonde 

............................ 477 1 020 972 

2 469 

Gand. — Gent ................ 1 270 2 316 4 855 8 441 

Audenarde. — Oudenaarde 

............................ 174 476 889 

1 539 

Saint-Nicolas. — Sint- 

Niklaas ........................... 331 2 348 1 015 

3 694 

Hasselt ............................ 1 058 2 640 4 695 8 393 

Tongres. — Tongeren .... 225 731 1 857 2 813 

Nivelles. — Nijvel .......... 274 864 1 432 2 570 

Charleroi ........................ 772 754 1 782 3 308 

Mons. — Bergen ............ 241 1 213 786 2 240 

La Louvière .................... 188 1 221 471 1 880 

Mouscron. — Moeskroen 82 555 849 1 486 

Tournai. — Doornik ...... 288 983 2 192 3 463 

Huy. — Hoei .................. 139 509 851 1 499 

Liège. — Luik ................. 913 2 974 5 888 9 775 

Verviers .......................... 273 976 1 557 2 806 

Arlon. — Aarlen ............. 136 689 1 185 2 010 

Namur. — Namen ......... 373 645 981 1 999 

Bruxelles. — Brussel ....... 1 243 2 500 3 039 6 782 

Total. — Totaal ............. 13 703 40 037 65 383 119 123 

Article 110 (contrôle de la situation familiale) 

2004 

Artikel 110 (controle van de gezinstoestand) 

Anvers .................................................... 1 080 Antwerpen ............................................. 1 080 

Malines .................................................. 207 Mechelen ............................................... 207 

Turnhout ............................................... 617 Turnhout ............................................... 617 

Boom ..................................................... 76 Boom ..................................................... 76 

Louvain .................................................. 469 Leuven ................................................... 469 

Vilvorde ................................................. 338 Vilvoorde ............................................... 338 

CHAMBRE 3e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2004 2005 KAMER 3e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE 

2004

12952 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

Article 110 (contrôle de la situation familiale) 

2004 

Artikel 110 (controle van de gezinstoestand) 

Bruges .................................................... 344 Brugge .................................................... 344 

Ypres ..................................................... 93 Ieper ....................................................... 93 

Courtrai ................................................. 176 Kortrijk .................................................. 176 

Ostende .................................................. 308 Oostende ................................................ 308 

Roelers ................................................... 160 Roeselare ............................................... 160 

Alost ...................................................... 128 Aalst ...................................................... 128 

Termonde .............................................. 272 Dendermonde ......................................... 272 

Gand ...................................................... 711 Gent ....................................................... 711 

Audenarde .............................................. 93 Oudenaarde ........................................... 93 

Saint-Nicolas .......................................... 338 Sint-Niklaas ........................................... 338 

Hasselt ................................................... 515 Hasselt ................................................... 515 

Tongres .................................................. 290 Tongeren ............................................... 290 

Nivelles .................................................. 320 Nijvel ..................................................... 320 

Charleroi ................................................ 1 131 Charleroi ................................................ 1 131 

Mons ..................................................... 519 Bergen .................................................... 519 

La Louvière ............................................ 509 La Louvière ............................................ 509 

Mouscron ............................................... 100 Moeskroen ............................................. 100 

Tournai .................................................. 175 Doornik ................................................. 175 

Huy ........................................................ 183 Hoei ....................................................... 183 

Liège ...................................................... 450 Luik ....................................................... 450 

Verviers .................................................. 409 Verviers .................................................. 409 

Arlon ..................................................... 238 Aarlen .................................................... 238 

Namur ................................................... 586 Namen ................................................... 586 

Bruxelles ................................................ 1 515 Brussel ................................................... 1 515 

Pays ....................................................... 12 350 Land ...................................................... 12 350 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 

Question no 278 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 








interne. 






financiers. 




186 000 euros. 

2004 


2005 (N.) aan de minister van Werk en Consumentenzaken: 

















QRVA 51 077 12953 

09 - 05 - 2005 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 




























no 278 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 2005 (N.): 

Je me réfère à la réponse qui sera donnée par le 

secrétaire d’État aux Affaires européennes. (Question 

no 36 du 14 avril 2005.) 







heer Luk Van Biesen van 14 april 2005 (N.): 

Ik verwijs naar het antwoord dat door de staatssecretaris 

voor Europese Zaken gegeven zal worden. 


Protection des consommateurs Consumentenzaken 

DO 2004200503908 DO 2004200503908 


(N.) à la ministre de l’Emploi et de la Protection 

des consommateurs: 



































12954 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 





no 104 de M. Guido De Padt du 14 avril 2005 (N.): 

Je me réfère à la réponse qui sera donnée par le ministre 

de l’Économie. (Question no 257 du 14 avril 

2005.) 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 









interne. 






financiers. 




186 000 euros. 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 













Ik verwijs naar het antwoord dat door de minister 

van Economie gegeven zal worden. (Vraag nr. 257 van 

14 april 2005.) 









































QRVA 51 077 12955 

09 - 05 - 2005 




Je me réfère à la réponse qui sera donnée par le 

secrétaire d’État aux Affaires européennes. (Question 

no 36 du 14 avril 2005.) 

Ministre de la Fonction publique, 

de l’Intégration sociale, 






Ik verwijs naar het antwoord dat door de staatssecretaris 

voor Europese Zaken gegeven zal worden. 




Grootstedenbeleid 

en Gelijke Kansen 

Fonction publique Ambtenarenzaken 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 


2005 (N.) au ministre de la Fonction publique, de 

l’Intégration sociale, de la Politique des grandes 

villes et de l’Égalité des chances: 






interne. 






financiers. 




186 000 euros. 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 






2005 (N.) aan de minister van Ambtenarenzaken, 

Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid 

en Gelijke Kansen: 



























12956 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 












Réponse du ministre de la Fonction publique, de 

l’Intégration sociale, de la Politique des grandes villes 

et de l’Égalité des chances du 3 mai 2005, à la question 


Je puis communiquer à l’honorable membre que la 

réponse à sa question peut lui être fournie par 

M. Didier Donfut, secrétaire d’État aux Affaires européennes, 

qui a cette matière dans ses attributions. 

(Question no 36 du 14 avril 2005.) 





Antwoord van de minister van Ambtenarenzaken, 

Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en 

Gelijke Kansen van 3 mei 2005, op de vraag nr. 132 

van de heer Luk Van Biesen van 14 april 2005 (N.): 

Ik deel het geachte lid mee dat het antwoord op zijn 

vraag hem kan verstrekt worden door de heer Didier 

Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, die 

deze aangelegenheid onder zijn bevoegdheid heeft. 


Intégration sociale Maatschappelijke Integratie 

DO 2004200503756 DO 2004200503756 

Question no 107 de Mme Maggie De Block du 22 mars 




CPAS. — Administration de l’Aide sociale. — Audit 

de la Cour des comptes. 

L’audit de la Cour des comptes, réalisé de juin à 

octobre 2002, visait à apprécier la manière dont l’administration 

fédérale de l’Aide sociale s’assure que les 

CPAS octroient le minimum de moyens d’existence en 

respectant la loi, ses critères et ses objectifs et dont elle 

s’est organisée pour fonctionner efficacement. 

La Cour des comptes relève principalement des 

carences dans les inspections des CPAS par l’administration 

fédérale effectue. Il est constaté que les quelques 

priorités définies en matière de contrôle ne reposent 

pas sur une véritable analyse des risques et 

peuvent conduire à cet égard à des choix peu efficaces. 

Certaines dispositions de la loi ne font pas l’objet d’un 

contrôle. La fréquence des inspections dans les CPAS 

dépend de la taille de ceux-ci et de la date du dernier 

contrôle. Parmi les 15 CPAS les plus importants du 

pays, qui reçoivent à eux seuls plus de 50% de la 

subvention totale versée par l’État, un seul a été 

contrôlé en 2001. Certains n’avaient plus été contrôlés 

depuis 1995. L’administration n’a pas arrêté de métho- 


22 maart 2005 (N.) aan de minister van Ambtenarenzaken, 


Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen: 

OCMW’s. — Bestuur van het Maatschappelijk Welzijn. 

— Audit van het Rekenhof. 

De audit van het Rekenhof die liep van juli tot oktober 

2002 had tot doel te evalueren hoe het federaal 

bestuur van het Maatschappelijk Welzijn nagaat of de 

OCMW’s het bestaansminimum toekennen met 

inachtneming van de wet, haar criteria en doelstellingen 

en hoe dat bestuur is georganiseerd om doeltreffend 

op te treden. 

Het Rekenhof stelt vooral tekortkomingen vast in 

de manier waarop de federale administratie inspecties 

uitvoert bij de OCMW’s. Vastgesteld wordt dat de 

enkele controleprioriteiten die zijn vastgesteld, niet 

steunen op een echte risicoanalyse en dat ze tot weinig 

efficiënte controlekeuzen kunnen leiden. Sommige 

bepalingen van de wet worden niet gecontroleerd. De 

frequentie van de inspecties binnen de OCMW’s hangt 

af van de omvang van de OCMW’s en van de datum 

waarop de laatste controle heeft plaatsgehad. Van de 

15 grootste OCMW’s van het land, die samen meer 

dan 50% van de totale toelage van de Staat ontvangen, 

werd er slechts één gecontroleerd in 2001. Sommigen 

onder hen werden niet meer gecontroleerd sinds 1995. 


QRVA 51 077 12957 

09 - 05 - 2005 

dologie pour ses inspections. De plus, comme 

l’administration ne sélectionne pas les dossiers sur la 

base d’échantillons représentatifs et qu’elle ne procède 

pas à un examen systématique des dossiers sélectionnés, 

les résultats des contrôles ne peuvent être extrapolés 

à l’ensemble des dossiers. En 2001, 3% des dossiers 

sociaux avaient été contrôlés. 

Les conclusions de la Cour des comptes en ce qui 

concerne les inspections sont par conséquent accablantes. 

1. 

a) Avez-vous réagi aux conclusions de la Cour des 

comptes? 

Het bestuur heeft geen methodologie vastgesteld voor 

de inspecties. Omdat het bestuur geen dossiers selecteert 

op basis van representatieve steekproeven en het 

geen systematisch onderzoek uitvoert van de geselecteerde 

dossiers, is het bovendien onmogelijk de controleresultaten 

te extrapoleren naar alle dossiers. In 2001 

werd 3% van de sociale dossiers gecontroleerd. 

De conclusies van het Rekenhof met betrekking tot 

de inspecties zijn bijgevolg vernietigend. 

1. 

a) Heeft u gereageerd op de conclusies van het Rekenhof? 

b) Dans l’affirmative, quelle a été votre réponse? b) Zo ja, wat is uw antwoord geweest? 

2. 

a) Comment comptez-vous donner suite aux observations 

formulées par la Cour des comptes? 

2. 

a) Hoe wil u tegemoetkomen aan de opmerkingen 

van het Rekenhof? 

b) Avez-vous déjà pris des mesures à cet égard? b) Heeft u terzake al maatregelen genomen? 

c) Dans l’affirmative, lesquelles? c) Zo ja, welke? 

d) Dans la négative, quelles mesures envisagez-vous 

de prendre et dans quel délai? 




n o 107 de M me Maggie De Block du 22 mars 2005 

(N.): 



membre. 

1. 

a) et b) Les recommandations contenues dans le 

rapport de la Cour des comptes sont mises en 

œuvre sur une base régulière. Depuis 

l’entretien du 10 avril 2003 avec les représentants 

de la Cour, les mesures suivantes ont été 

prises: 

d) Zoniet, welke maatregelen overweegt u te nemen 

en binnen welk tijdsbestek? 




van mevrouw Maggie De Block van 22 maart 2005 

(N.): 

In antwoord op zijn vragen heb ik de eer het geachte 

lid het volgende mee te delen. 

1. 

a) en b) Sinds het rapport van het Rekenhof vond er 

op geregelde tijdstippen een opvolging plaats 

van de aanbevelingen. Vanaf de bespreking op 

10 april 2003 met de vertegenwoordigers van 

het Hof zijn volgende maatregelen genomen: 

1) Formuler de manière plus claire la mission 1) De opdracht duidelijker formuleren 

La mission, les objectifs et les valeurs du SPP 

ont été fixés au cours de la période de juinjuillet 

2003. Ceux du service Inspection ont été 

fixés consécutivement. 

2) Préciser les droits et les obligations des parties 

intervenantes 

Dans ce cadre, deux circulaires ont été rédigées 

au sujet de la gestion des dossiers au sein des 

CPAS (février 2004) et du registre électronique 

(janvier 2005). 

In de periode juni-juli 2003 werd de missie, 

doelstellingen en waarden van de POD 

bepaald. Aansluitend hierop werden deze van 

de Inspectiedienst bepaald. 

2) De rechten en verplichtingen van de tussenkomende 

partijen preciseren 

In dit kader zijn er twee omzendbrieven gerealiseerd: 

de omzendbrief betreffende het beheer 

van de dossiers in de OCMW’s (februari 2004) 

en deze van het elektronisch register (januari 

2005). 


12958 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

3) Introduire un système de contrôle interne 3) Intern controlesysteem invoeren 

Un certain nombre de mesures ont été prises en 

la matière, telles que: 

— Amélioration de l’information et de la 

communication. 

— Tous les services déterminent les procédures 

et les processus (manuels de procédure 

des services). 

— Un système de monitoring (BSC) sera 

opérationnel à partir de fin 2005. 

Op dit vlak zijn er talrijke maatregelen genomen 

zoals: 

— Informatie en communicatieverbetering. 

— Alle diensten zijn de procedures en processen 

aan het bepalen (diensthandleidingen). 

— Een monitoringssysteem (BSC)zal tegen 

eind 2005 operationeel zijn. 

4) Adaptation de la réglementation 4) Aanpassing van de reglementering 

La Cour des comptes recommande trois points 

à prendre en considération: 

— Contrôle des décisions de refus: une 

méthodologie en la matière est en test. 

— Obligation de demander la subvention 

dans l’année: ce problème sera résolu en 

janvier 2006 lorsque la demande de subvention 

se fera par le biais de la BCSS. 

— Notification des récupérations par le 

CPAS: les grands CPAS sont contrôlés 

annuellement de sorte que si les récupérations 

ne sont pas communiquées, ces CPAS 

reçoivent également le décompte annuel 

par le biais du rapport de contrôle; de plus, 

ce problème est également à l’étude. 

2. 

a), b) et c) En ce qui concerne le service Inspection 

même, les mesures suivantes ont été prises 

depuis le rapport de la Cour des comptes: 

Het Rekenhof beveelt drie zaken aan om in 

beschouwing te nemen. 

— Controle op de weigeringbeslissingen: een 

methodologie met betrekking hierop is in 

een testfase. 

— Verplichting binnen het jaar om de toelage 

aan te vragen: bij de aanvraag van de toelage 

via de KSZ tegen januari 2006 zal dit 

probleem in essentie opgelost zijn. 

— Kennisgeving van de terugvorderingen 

door het OCMW: de grote OCMW’s 

worden jaarlijks gecontroleerd zodat ingeval 

de terugvorderingen niet doorgegeven 

worden deze OCMW’s ook jaarlijks de afrekening 

via het controleverslag krijgen; 

overigens is dit probleem ook ter studie. 

2. 

a), b) en c) Voor de inspectiedienst in het bijzonder 

zijn sinds het rapport van het Rekenhof 

volgende maatregelen genomen: 

— Extension du service Inspection: — Uitbreiding van de inspectiedienst: 

• Six membres du personnel supplémentaires 

sont venus renforcer l’Inspection depuis 

l’audit de la Cour des comptes 

• 4 personnes pour le contrôle des frais médicaux 

• 1 personne supplémentaire pour le contrôle 

de la comptabilité 

• Sinds de audit van het Rekenhof hebben 

6 bijkomende personeelsleden de Inspectie 

versterkt. 

• 4 personen voor de controle van de medische 

kosten. 

• 1 persoon extra voor de boekhoudkundige 

controle. 

• 1 personne pour le contrôle des dossiers • 1 persoon voor de controle op de dossiers. 

À l’heure actuelle 13 personnes sont employées 

dans le service. 

Les contrôles qui sont actuellement effectués 

portent sur les domaines suivant: 

Momenteel zijn er op de dienst 13 personen 

tewerkgesteld. 

De controles die momenteel uitgevoerd worden 

betreffen volgende domeinen: 

• Droit à l’intégration sociale; • Recht op maatschappelijke integratie; 

• Loi 2 avril 1965; • Wet van 2 april 1965; 

• FSE; • ESF; 


QRVA 51 077 12959 

09 - 05 - 2005 

• Contrôle des frais médicaux dans le cadre 

de la loi du 2 avril 1965. 

— Rédaction d’un planning annuel compte tenu 

de l’analyse de risque: 

La rédaction d’un planning annuel (Droit à 

l’intégration sociale, loi du 2 avril 1965, FSE) a 

été décrite dans les différents manuels 

d’utilisateurs. Les manuels relatifs au contrôle 

de l’application de la loi du 2 avril 1965 et au 

FSE sont pratiquement achevés. Les autres 

manuels sont opérationnels. 

• Controle medische kosten in het kader van 

de wet van 2 april 1965. 

— Opstellen van een jaarplanning rekening houdend 

met een risicoanalyse: 

De opstelling van de jaarplanning (Recht op 

maatschappelijke integratie, wet van 2 april 

1965, ESF) werd beschreven in de diverse 

gebruikershandleidingen. Momenteel bevinden 

de handleidingen betreffende de controle van 

de wet van 2 april 1965 en deze van het ESF 

zich in een vergevorderd stadium. De andere 

handleidingen zijn afgerond. 

— Rédaction de manuels d’utilisateurs: — Opstellen van gebruikershandleidingen: 

Lors de l’élaboration de la méthodologie de 

contrôle, la possibilité d’extrapoler les données 

recueillies à l’ensemble de la population 

concernée a été prise en compte. Il a été fait 

appel à cet effet à la connaissance de l’INS. Les 

manuels d’utilisateurs relatifs au droit à 

l’intégration sociale sont opérationnels. Le 

manuel relatif au contrôle de la loi du 2 avril 

1965 et le manuel FSE seront finalisés en juin 

2005. 

— Le suivi des CPAS planifiés dans le courant de 

l’année. 

La BSC prévoit un indicateur pour le planning 

du service Inspection. Il sera opérationnel à 

partir de fin 2005. 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 










interne. 






financiers. 




186 000 euros. 

Bij het bepalen van de controlemethodologie 

werd steeds getracht om de gegevens te kunnen 

extrapoleren naar de gehele populatie. Hiervoor 

werd er beroep gedaan op de kennis van 

het NIS. Momenteel zijn de handleidingen met 

uitzondering recht op maatschappelijke integratie 

opérationnel. De handleiding met uitzondering 

van de controle van de wet van 

2 april 1965 en deze van het ESF moeten op het 

einde van juni 2005 beëindig zijn. 

Het opvolgen van de geplande OCMW’s in de 

loop van het jaar. 

In de BSC wordt een indicator voor de planning 

van de inspectiedienst voorzien. Dit zal 

operationeel zijn vanaf einde 2005. 





















12960 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 










































van de heer Luk Van Biesen van 14 april 2005 (N.): 






Politique des grandes villes Grootstedenbeleid 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 


(N.) au ministre de la Fonction publique, de 








interne. 






financiers. 


















QRVA 51 077 12961 

09 - 05 - 2005 




186 000 euros. 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 












































Gelijke Kansen van 3 mei 2005, op de vraag nr. 38 van 







Égalité des chances Gelijke Kansen 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 


(N.) au ministre de la Fonction publique, de 








interne. 


















12962 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 



financiers. 




186 000 euros. 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 















































Gelijke Kansen van 3 mei 2005, op de vraag nr. 54 van 







Ministre de la Mobilité Minister van Mobiliteit 

DO 2004200502392 DO 2004200502392 

Question n o 154 de M. Hagen Goyvaerts du 12 octobre 


SNCB. — Emploi des langues pour les indications 

relatives aux guichets d’information dans les gares. 

À la suite d’une plainte, la Commission permanente 

du contrôle linguistique (CPCL) a décidé que 

Vraag nr. 154 van de heer Hagen Goyvaerts van 

12 oktober 2004 (N.) aan de minister van Mobiliteit: 

NMBS. — Taalgebruik bij het aanduiden van informatieloketten 

in treinstations. 

De Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) heeft 

na een klacht beslist dat de Engelstalige aanduiding 


QRVA 51 077 12963 

09 - 05 - 2005 

l’indication en anglais «Travel Centre» pour le 

guichet d’information de la gare de Louvain (mais 

aussi d’autres grandes gares) doit être remplacée par 

une indication rédigée en néerlandais. 

Selon la CPCL, la SNCB doit utiliser un terme 

néerlandais ou bien les traductions néerlandaise, française, 

allemande et anglaise mais dans ce dernier cas le 

terme néerlandais doit figurer en tête. 

En tant qu’entreprise publique, la SNCB est tenue, 

dans la région de langue néerlandaise, de transmettre 

toutes ses informations et annonces au public exclusivement 

en néerlandais. Or, à en juger d’après sa 

première réaction, la SNCB ne semble nullement avoir 

l’intention de se conformer à la décision de la CPCL. 

Quelles initiatives le ministre compte-t-il prendre à 

court terme afin d’amener la SNCB à apposer aux 

guichets d’information des gares, une signalisation 

conforme à la législation linguistique? 

Réponse du ministre de la Mobilité du 3 mai 2005, à 

la question no 154 de M. Hagen Goyvaerts du 12 octobre 

2004 (N.): 

Je présume que l’honorable membre fait référence à 

l’avis de la Commission permanente de contrôle 

linguistique (CPCL), rendu le 26 juin 1998. 

La Commission permanente de contrôle linguistique 

(CPCL) a toutefois rendu un avis ultérieur, lors de sa 

réunion du 26 juin 2003. 

Cette décision concernant l’utilisation de la dénomination 

Travel Centre pour la salle des guichets en gare 

de Gand-Saint-Pierre était «que la plainte est recevable 

mais non fondée». 



«Travel Centre» voor de aanduiding van het informatieloket 

te Leuven (maar ook in andere grote stations) 

moet vervangen worden door een Nederlandstalige 

naam. 

Volgens het VCT moet de NMBS een Nederlandstalige 

term gebruiken ofwel de Nederlandse, Franse, 

Duitse en Engelse vertalingen en bij deze laatste optie 

moet de Nederlandse term opvallend bovenaan 

worden geplaatst. 

Niettegenstaande de NMBS als overheidsbedrijf 

haar berichten en mededelingen aan het publiek in het 

Nederlands taalgebied uitsluitend in het Nederlands 

dient te stellen, blijkt uit een eerste reactie dat de 

NMBS niet van plan is zich te schikken naar de beslissing 

van de VCT. 

Welke initiatieven overweegt u op korte termijn te 

ondernemen om de NMBS tot een beter inzicht te 

brengen om de aanduiding van de informatieloketten 

in de stations alsnog conform de taalwetgeving uit te 

voeren? 

Antwoord van de minister van Mobiliteit van 3 mei 

2005, op de vraag nr. 154 van de heer Hagen Goyvaerts 

van 12 oktober 2004 (N.): 

Ik neem aan dat het geachte lid verwijst naar het 

advies dat de Vaste Commissie voor Taaltoezicht 

(VCT) op 26 juni 1998 geleverd heeft. 

De Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) heeft 

echter een later advies gegeven tijdens haar zitting van 

26 juni 2003. 

Deze beslissing voor het gebruik van de benaming 

Travel Centre voor de lokettenzaal in het station Gent- 

Sint-Pieters was «dat de klacht ontvankelijk is doch 

niet gegrond». 



Environnement Leefmilieu 

DO 2004200502906 DO 2004200502906 

Question no 42 de M. Gerolf Annemans du 17 décembre 

2004 (N.) au ministre de l’Environnement et 

des Pensions: 

Cabinets. — Coûts de travaux de transformation et 

d’aménagement. 

Pouvez-vous me communiquer le coût exact des 

travaux de transformation, de rénovation, 

Vraag nr. 42 van de heer Gerolf Annemans van 

17 december 2004 (N.) aan de minister van Leefmilieu 

en Pensioenen: 

Kabinetten. — Kostprijs verbouwings- en inrichtingswerken. 

Kan u de exacte kostprijs meedelen van de uitvoering 

van de verbouwings-, renovatie-, verfraaiings- en 


12964 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

d’embellissement et d’aménagement qui ont été réalisés 

à votre cabinet depuis votre entrée en fonction au 

gouvernement fédéral Verhofstadt II (18 mai 2003)? 

Réponse du ministre de l’Environnement et des 

Pensions du 3 mai 2005, à la question n o 42 de 

M. Gerolf Annemans du 17 décembre 2004 (N.): 

Je vous renvoie à la réponse qui sera donnée à votre 

question n o 563 du 17 décembre 2004 adressée au ministre 

des Finances. 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 

Question n o 58 de M. Luk Van Biesen du 14 avril 2005 








interne. 






financiers. 




186 000 euros. 




d’astreintes. (Question n o 16 de M. Guido De Padt du 


2004, n o 44 du 16 août 2004, p. 6828). 








inrichtingswerken van uw kabinet sinds uw aantreden 

in de federale regering Verhofstadt II (18 mei 2003)? 

Antwoord van de minister van Leefmilieu en 

Pensioenen van 3 mei 2005, op de vraag nr. 42 van de 

heer Gerolf Annemans van 17 december 2004 (N.): 

Ik verwijs naar het antwoord dat u op uw vraag 

nr. 563 van 17 december 2004 gericht aan de minister 

van Financiën zult ontvangen. 






































QRVA 51 077 12965 

09 - 05 - 2005 




Pensions du 4 mai 2005, à la question no 58 de M. Luk 

Van Biesen du 14 avril 2005 (N.): 

J’ai l’honneur de renvoyer l’honorable membre à la 

réponse qui sera donnée par le secrétaire d’État aux 


2005.) 






Ik heb de eer het geachte lid te verwijzen naar het 

antwoord van de staatssecretaris voor Europese Zaken 

dat verstrekt zal worden. (Vraag nr. 36 van 14 april 

2005.) 

Pensions Pensioenen 

DO 2004200502906 DO 2004200502906 

Question no 69 de M. Gerolf Annemans du 17 décembre 

2004 (N.) au ministre de l’Environnement et 

des Pensions: 

Cabinets. — Coûts de travaux de transformation et 


Pouvez-vous me communiquer le coût exact des 

travaux de transformation, de rénovation, 

d’embellissement et d’aménagement qui ont été réalisés 

à votre cabinet depuis votre entrée en fonction au 

gouvernement fédéral Verhofstadt II (18 mai 2003)? 


Pensions du 3 mai 2005, à la question no 69 de 

M. Gerolf Annemans du 17 décembre 2004 (N.): 

Je vous renvoie à la réponse qui sera donnée à votre 

question no 563 du 17 décembre 2004 adressée au ministre 

des Finances. 

DO 2004200503938 DO 2004200503938 









interne. 






financiers. 

Vraag nr. 69 van de heer Gerolf Annemans van 

17 december 2004 (N.) aan de minister van Leefmilieu 

en Pensioenen: 

Kabinetten. — Kostprijs verbouwings- en inrichtingswerken. 

Kan u de exacte kostprijs meedelen van de uitvoering 

van de verbouwings-, renovatie-, verfraaiings- en 

inrichtingswerken van uw kabinet sinds uw aantreden 

in de federale regering Verhofstadt II (18 mei 2003)? 



heer Gerolf Annemans van 17 december 2004 (N.): 

Ik verwijs naar het antwoord dat u op uw vraag 

nr. 563 van 17 december 2004 gericht aan de minister 

van Financiën zult ontvangen. 

















12966 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 




186 000 euros. 






2004, no 44 du 16 août 2004, p. 6828). 






























Pensions du 4 mai 2005, à la question no 92 de M. Luk 

Van Biesen du 14 avril 2005 (N.): 

J’ai l’honneur de renvoyer l’honorable membre à la 

réponse qui sera donnée par le secrétaire d’État aux 


2005.) 


adjoint au ministre des Affaires étrangères 

DO 2004200503915 DO 2004200503915 

Question no 35 de M. Guido Tastenhoye du 14 avril 

2005 (N.) au secrétaire d’État aux Affaires européennes, 

adjoint au ministre des Affaires étrangères: 

Campagne européenne en faveur de la Constitution 

européenne. 

La Commission européenne a l’intention de mener 

une campagne en faveur de la nouvelle Constitution 

européenne dans les divers États membres européens, 








Ik heb de eer het geachte lid te verwijzen naar het 

antwoord van de staatssecretaris voor Europese Zaken 

dat verstrekt zal worden. (Vraag nr. 36 van 14 april 

2005.) 


toegevoegd aan de minister 

van Buitenlandse Zaken 

Vraag nr. 35 van de heer Guido Tastenhoye van 

14 april 2005 (N.) aan de staatssecretaris voor 

Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van 

Buitenlandse Zaken: 

Voeren van Europese propaganda voor de Europese 

Grondwet. 

De Europese Commissie heeft plannen om in de 

diverse EU-lidstaten propaganda te voeren voor de 

nieuwe Europese Grondwet, al dan niet in het kader 


QRVA 51 077 12967 

09 - 05 - 2005 

que ce soit ou non dans le cadre d’un référendum, et 

prévoit également les budgets nécessaires à cet effet. 

Nous avons appris récemment par la presse que le 

ministre britannique des Affaires étrangères, M. Jack 

Straw, a interdit à la Commission européenne ainsi 

qu’à d’autres organismes européens de mener une 

campagne en faveur de la Constitution européenne en 

Grande-Bretagne. La Commission européenne avait, 

semble-t-il, déjà affecté un budget de 700 000 euros à 

l’organisation d’une telle campagne en Grande- 

Bretagne, où un référendum est prévu en 2006. 

1. La Commission européenne ou d’autres institutions 

européennes ont-elles effectivement l’intention de 

mener une campagne en faveur de la Constitution 

européenne dans les 25 États membres de l’UE? 

2. Quels budgets y ont été affectés pour chaque État 

membre? 

3. La Belgique s’est-elle également vu octroyer des 

budgets européens pour l’organisation d’une telle 

campagne? 

4. Un soutien logistique, technique ou autre a-t-il 

été promis par les autorités européennes pour 

l’organisation de cette campagne en Belgique? 

5. Combien de moyens financiers propres les 

pouvoirs publics belges entendent-ils affecter à 

l’organisation de la campagne en faveur de la Constitution 

européenne et de quelle manière ces moyens 

seront-ils éventuellement utilisés? 

Réponse du secrétaire d’État aux Affaires européennes, 

adjoint au ministre des Affaires étrangères du 

2 mai 2005, à la question n o 35 de M. Guido Tastenhoye 

du 14 avril 2005 (N.): 

1. La Commission européenne et le Parlement européen 

ont dégagé des budgets afin de soutenir les 

25 États membres dans leurs efforts pour éclairer leurs 

citoyens sur les enjeux recouverts par l’adoption d’une 

Constitution européenne. 

La Commission européenne consacre, via le 

programme PRINCE (Programme d’information des 

citoyens européens mis en place en 1995 à l’initiative 

du Parlement européen), 9 millions d’euros à la 

campagne d’information, qui seront répartis en deux 

tranches, respectivement de 5 millions d’euros et 4 millions 

d’euros, entre les 25 États membres. La première 

tranche de 5 millions a déjà été répartie entre les États 

membres, la seconde le sera «en fonction des besoins» 

émis par les États membres. 

Le Parlement européen de son côté consacre 6,1 millions 

d’euros à la campagne d’information sur la ratification 

du traité constitutionnel. Les montants 

van een referendum dat wordt georganiseerd, en zij 

trekt daarvoor ook de nodige budgetten uit. 

Uit de pers kon men onlangs vernemen dat de Britse 

minister van Buitenlandse Zaken, Jack Straw, aan de 

Europese Commissie en andere Europese organen verbod 

heeft opgelegd om in Groot-Brittannië propaganda 

te maken voor de Europese Grondwet. Naar 

verluidt had de Europese Commissie reeds een bedrag 

van 700 000 euro uitgetrokken voor propaganda ten 

voordele van de Europese Grondwet in Groot- 

Brittannië, waar zoals men weet een referendum is 

gepland in 2006. 

1. Zijn er inderdaad plannen waarbij de Europese 

Commissie of andere Europese organen budgetten 

willen uittrekken voor het voeren van propaganda 

voor de Europese Grondwet in de 25 EU-lidstaten? 

2. Welke budgetten werden er voor elk land uitgetrokken? 

3. Heeft ook België Europese budgetten toegewezen 

gekregen voor het maken van propaganda voor de 

Europese Grondwet? 

4. Zijn er nog andere logistieke, technische of 

andere ondersteuningen toegezegd door Europa voor 

het maken van propaganda voor de Europese Grondwet 

in België? 

5. Hoeveel eigen middelen wil de Belgische overheid 

uittrekken voor het maken van propaganda voor 

de Europese Grondwet, en op welke wijze zullen die 

eventueel worden aangewend? 

Antwoord van de staatssecretaris voor Europese 

Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse 

Zaken van 2 mei 2005, op de vraag nr. 35 van de heer 

Guido Tastenhoye van 14 april 2005 (N.): 

1. De Europese Commissie en het Europees Parlement 

hebben budgetten vrijgemaakt om de 25 lidstaten 

te steunen bij hun acties om de burgers in te lichten 

over de inhoud van de Europese Grondwet en wat die 

voor hen betekent. 

Voor de 25 lidstaten besteedt de Europese Commissie 

9 miljoen euro aan de informatiecampagne via het 

PRINCE-programma (het Voorlichtingsprogramma 

voor de Europese burger gecreëerd in 1995 op initiatief 

van het Europees Parlement). Dit bedrag is opgesplitst 

in 2 schijven: een van 5 miljoen en een van 4 miljoen 

euro. De eerste schijf werd al verdeeld onder de lidstaten, 

de tweede zal aan de lidstaten worden uitgegeven 

naar behoefte. 

Het Europees Parlement wijdt van zijn kant 6,1 miljoen 

euro aan de informatiecampagne rond de ratificatie 

van het grondwettelijk verdrag. De voornoemde 


12968 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

mentionnés sont gérés par les institutions européennes 

concernées, après éventuellement consultation des 

autorités des États membres concernés. 

2. Les budgets de la Commission européenne sont 

ventilés en fonction de la population des États 

membres. De la première tranche de 5 millions 

d’euros, la Commission européenne en destinera 

113 800 euros à la Belgique (à titre d’exemple, les 

Pays-Bas ont reçu 175 000 euros et la France 

653 800 euros). 

Les budgets du Parlement européen sont ventilés en 

fonction de plusieurs critères (notamment population, 

coût de la vie et organisation ou pas d’un referendum 

sur la Constitution). Sur 6,1 millions d’euros, le Parlement 

en consacrera 148 000 euros à son action en 

Belgique. 

3. Pour la campagne d’information sur le traité 

constitutionnel européen, la Commission européenne 

finance l’impression et la diffusion dans tout le pays 

d’une brochure de 8 pages sur la Constitution (coût = 

113 800 euros comme mentionné dans le point 2). Le 

Parlement européen financera quant à lui le développement 

d’un kit pédagogique sur la Constitution européenne 

destiné à l’enseignement (60 500 euros du 

budget mentionné dans le point 2). 

4. Ce n’est pas le cas mais d’une façon générale, la 

Belgique peut également de façon ponctuelle compter 

sur un soutien logistique, technique ou financier des 

institutions européennes, sous forme de cofinancement 

de projets ou de mise à disposition de 

matériel didactique (brochures, livres, etc.). Cette 

volonté de collaboration pour fournir au citoyen une 

meilleure information sur l’Europe est établie dans le 

Memorandum of Understanding signé en 2005 par la 

Belgique, la Commission européenne et le Parlement 

européen. Ce mémorandum a pour objectif de coordonner 

les stratégies d’information et de communication 

sur l’UE de la Commission, du gouvernement 

belge et du Parlement européen dans le cadre d’un 

partenariat se développant à la fois autour de la diffusion 

d’une information d’ordre général sur l’UE et 

autour des grands thèmes d’information prioritaires 

décidés en commun dans le cadre du PRINCE. 

5. Conformément à la décision du Conseil des ministres 

du 18 mars 2005, 897 000 euros seront consacrés 

par le gouvernement fédéral à la campagne d’information 

sur le traité constitutionnel européen. Les 

actions prévues sont la réalisation d’un dossier d’information 

consultable sur les sites www.diplomatie.be et 

www.belgium.be, une campagne radio et dans la 

presse écrite (quotidiens et magazines). 

bedragen worden beheerd door de betrokken Europese 

instellingen, eventueel na consultatie bij de overheden 

van de betrokken lidstaten. 

2. De budgetten van de Europese Commissie 

worden verdeeld volgens het aantal bewoners van de 

Lidstaten. Zo heeft de Europese Commissie België 

113 800 euro toegekend van de eerste schijf van 5 miljoen 

euro (ter vergelijking: Nederland ontving 

175 000 euro en Frankrijk 653 800 euro). 

De budgetten van het Europees Parlement worden 

verdeeld volgens verschillende criteria (meer bepaald 

de bevolking, kosten van levensonderhoud en organisatie 

— of niet — van een referendum over de Grondwet). 

Van zijn budget van 6,1 miljoen euro zal het 

Europees Parlement 148 000 euro wijden aan zijn 

acties in België. 

3. Voor de informatiecampagne rond het Europees 

grondwettelijk verdrag financiert de Europese 

Commissie het drukwerk en de verspreiding over het 

hele land van een acht bladzijden tellende brochure 

over de Grondwet (kostprijs = 113 800 euro zoals aangemerkt 

in punt 2). Het Europees Parlement zal op zijn 

beurt een pedagogische kit over de Europese Grondwet 

financieren die bestemd is voor het onderwijs 

(kostprijs = 60 500 euro van het budget aangemerkt in 

punt 2). 

4. In het algemeen kan België ook te allen tijde 

rekenen op logistieke, technische of financiële steun 

van de Europese instellingen. Zo kan ons land rekenen 

op de medefinanciering van projecten of beschikken 

over didactisch materiaal (brochures, boeken, enzovoort). 

België heeft in 2005 samen met de Europese 

Commissie en het Europees Parlement het Memorandum 

van overeenstemming (MoU) ondertekend en 

hiermee zijn wil tot samenwerking bekrachtigd om de 

burger beter in te lichten over Europa. Met het Memorandum 

wordt gestreefd naar coördinatie van de voorlichtings- 

en communicatiestrategieën over de EU van 

de Commissie, de Belgische overheid en het Europees 

Parlement in het kader van een partnerschap dat zich 

enerzijds richt op het geven van algemene voorlichting 

over de EU en anderzijds op de belangrijke prioritaire 

voorlichtingsthema’s waartoe gemeenschappelijk is 

besloten in het kader van PRINCE. 

5. Overeenkomstig de beslissing van de Ministerraad 

van 18 maart 2005, wordt 897 000 euro door de 

federale overheid gewijd aan de informatiecampagne 

rond het Europees grondwettelijk verdrag. Tot de 

acties behoren de creatie van een informatiedossier die 

zal kunnen worden geconsulteerd op de websites 

www.diplomatie.be en www.belgium.be, een radiocampagne 

en een informatiecampagne in de geschreven 

pers (dagen weekbladen). 


QRVA 51 077 12969 

09 - 05 - 2005 

Secrétaire d’État aux Familles 

et aux Personnes handicapées, 



DO 2004200503822 DO 2004200503822 

Question n o 48 de M. André Frédéric du 31 mars 2005 

(Fr.) à la secrétaire d’État aux Familles et aux 

Personnes handicapées, adjointe au ministre des 

Affaires sociales et de la Santé publique: 

Staatssecretaris voor het Gezin 

en Personen met een handicap, 

toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken 


Vraag nr. 48 van de heer André Frédéric van 31 maart 

2005 (Fr.) aan de staatssecretaris voor het Gezin 

en Personen met een handicap, toegevoegd aan 

de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid: 

Chaises roulantes électriques. — Assurances. Elektrische rolstoelen. — Verzekering. 

Il apparaît que les chaises roulantes électriques qui 

circulent sur la voie publique, même si elles sont considérées 

comme des piétons au sens de l’article 42 du 

règlement général sur la police de la circulation 

routière, tombent sous l’application de la loi du 

21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de 

la responsabilité en matière de véhicules automoteurs. 

En l’état actuel, le ministre de l’Économie s’est 

prononcé sur l’obligation pour ces chaises roulantes 

d’être couvertes par une assurance en responsabilité 

civile. Néanmoins, le ministre se dit prêt à entamer une 

concertation avec les associations pour personnes 

handicapées, la CBFA (Commission bancaire, financière 

et des assurances) et le secteur des assurances 

pour envisager d’autres alternatives voire même une 

exclusion du champ d’application de la loi. 

S’il ne fait aucun doute que les personnes utilisant 

des chaises roulantes électroniques sur la voie publique 

doivent être correctement couvertes d’un point de 

vue assurantiel, il serait dommageable que cette 

couverture entraîne pour ces personnes une augmentation 

substantielle de primes demandées par les compagnies 

d’assurances pour l’aménagement éventuel de 

polices déjà existantes (familiales, etc.). 

Le ministre citait également comme option la 

conclusion de polices collectives qui seraient prises par 

les associations de personnes handicapées pour leurs 

membres. 

1. Quelle est votre position vis-à-vis de cette problématique? 

2. Vos services seront-ils invités à cette concertation? 

3. Ne pensez-vous pas qu’il y aurait lieu de faire 

une distinction sur la base des dispositions de l’article 

42.2.1.2o du Règlement général sur la police de la 

De wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte 

aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen 

is van toepassing op elektrische rolstoelen 

waarmee op de openbare weg wordt gereden, zelfs al 

worden zij krachtens artikel 42 van het algemeen reglement 

betreffende de politie over het wegverkeer als 

voetgangers beschouwd. 

De minister van Economie bevestigde dat voor dit 

soort rolstoelen een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid 

moet worden gesloten. Desalniettemin 

toonde hij zich bereid om overleg te starten met de verenigingen 

voor personen met een handicap, de CBFA 

(Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) 

en de verzekeringssector, teneinde andere oplossingen 

aan te reiken en te overwegen of die rolstoelen 

aan het toepassingsgebied van de wet kunnen 

worden onttrokken. 

Er bestaat geen twijfel over het feit dat personen die 

met elektrische rolstoelen op de openbare weg rijden, 

correct moeten zijn verzekerd. Toch ware het voor de 

betrokkenen nadelig indien de verzekeringsmaatschappijen 

aanzienlijk hogere premies zouden aanrekenen 

om eventueel de bestaande polissen (familiale verzekering, 

enzovoort) aan te passen. 

De minister vermeldde tevens de mogelijkheid dat 

de verenigingen voor personen met een handicap 

collectieve polissen voor hun leden zouden afsluiten. 

1. Wat is uw standpunt ten aanzien van dit probleem? 

2. Zullen uw diensten bij het overleg worden 

betrokken? 

3. Meent u niet dat een onderscheid moet worden 

gemaakt op grond van de bepalingen in artikel 

42.2.1.2o van het Algemeen Reglement betreffende 


12970 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

circulation routière afin de mettre un terme à cette 

contradiction et donc exclure de facto de la loi précitée 

du 21 novembre 1989 les utilisateurs de chaises roulantes 

électroniques équipées d’un moteur ne permettant 

pas de circuler à une vitesse supérieure à l’allure du 

pas? 

4. Disposez-vous de données quantitatives quant 

aux nombre de personnes handicapées concernées par 

cette problématique? 

Réponse de la secrétaire d’État aux Familles et aux 

Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires 

sociales et de la Santé publique du 29 avril 2005, à 

la question n o 48 de M. André Frédéric du 31 mars 

2005 (Fr.): 

La Commission bancaire et financière et des Assurances 

a rappelé aux entreprises d’assurances que les 

polices en responsabilité civile couvrant les utilisateurs 

de chaises roulantes électriques et électroniques 

devaient respecter les exigences de la loi du 21 novembre 

1989 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité 

en matière de véhicules automoteurs. 

S’il n’y a pas d’objection à couvrir les risques liés à 

l’usage de chaises roulantes électriques dans le cadre 

de police RC familiale, celles-ci doivent respecter les 

exigences de la loi du 21 novembre 1989. 

Comme avancé par M. Verwilghen, ministre de 

l’Économie, j’ai organisé avec lui une concertation 

avec les associations de personnes handicapées. 

Au cours de cette réunion, la Commission bancaire 

et financière et des Assurances a rappelé que la portée 

de la loi du 21 novembre 1989 était définie par une 

directive européenne du 24 avril 1972 concernant le 

rapprochement des législations d’États membres relatives 

à l’assurance en responsabilité civile résultant de la 

circulation des véhicules automoteurs et au contrôle de 

l’obligation d’assurer cette responsabilité. L’article 1 er , 

alinéa 1 er , précise ce qu’il faut entendre par véhicule: 

«tout véhicule automoteur destiné à circuler et qui 

peut être actionné par une force mécanique, sans être 

lié à une voie fermée». 

Il apparaît donc que cette définition comprend bien 

les chaises roulantes électriques ou électroniques. 

Au cours de cette réunion, tout le monde a confirmé 

que l’utilisateur d’une chaise roulante électrique avait 

intérêt à respecter cette exigence légale de s’assurer en 

de politie over het wegverkeer? Op die manier zou de 

bestaande tegenstrijdigheid kunnen worden weggewerkt 

en zouden de gebruikers van elektrische, door 

een motor aangedreven rolstoelen waarmee niet sneller 

dan stapvoets kan worden gereden, de facto uit 

voornoemde wet van 21 november 1989 worden gesloten. 

4. Weet u hoeveel personen met een handicap met 

dit probleem te kampen hebben? 

Antwoord van de staatssecretaris voor het Gezin en 

Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister 

van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 

29 april 2005, op de vraag nr. 48 van de heer André 

Frédéric van 31 maart 2005 (Fr.): 

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assuranciewezen 

herinnerde de verzekeringsmaatschappijen 

eraan dat de polissen voor burgerlijke aansprakelijkheid 

die de gebruikers van een elektrische of 

elektronische rolstoel dekken, moeten voldoen aan de 

vereisten van de wet van 21 november 1989 betreffende 

de verplichte aansprakelijkheidsverzekering 

inzake motorrijtuigen. 

Ook al is er geen bezwaar om de risico’s verbonden 

aan het gebruik van elektrische rolstoelen te dekken 

via een familiale BA-polis, toch moeten deze polissen 

voldoen aan de vereisten van de wet van 21 november 

1989. 

Zoals reeds aangegeven door de minister van Economie, 

de heer Verwilghen, heb ik samen met hem 

overleg gepleegd met de verenigingen voor personen 

met een handicap. 

Tijdens dit overleg herinnerde de Commissie voor 

het Bank-, Financie- en Assuranciewezen eraan dat de 

reikwijdte van de wet van 21 november 1989 bepaald 

is door een Europese richtlijn van 24 april 1975 inzake 

de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten 

betreffende de verzekering tegen de wettelijke 

aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer 

van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de 

controle op de verplichting van de verzekering tegen 

deze aansprakelijkheid. Artikel 1, lid 1 van deze richtlijn 

bepaalt dat moet worden verstaan onder rijtuigen: 

«alle rij- of rijtuigen die bestemd zijn om zich anders 

dan langs spoorstaven over de grond te bewegen en die 

door een mechanische kracht kunnen worden gedreven». 

Hieruit blijkt dus dat deze definitie wel degelijk 

betrekking heeft op elektronische of elektrische rolstoelen. 

Tijdens dit overleg bevestigde iedereen dat de 

gebruiker van een elektrische rolstoel er belang bij 

heeft deze wettelijke vereiste om een burgerlijke aan- 


QRVA 51 077 12971 

09 - 05 - 2005 

responsabilité civile selon la loi du 21 novembre 1989 

car celle-ci apporte des protections importantes et que 

les risques financiers étaient trop importants en cas de 

sinistre. 

Néanmoins, cet intérêt n’est reconnu qu’à plusieurs 

conditions. La première est de souscrire une police à 

un tarif supportable financièrement. Il apparaît que, 

selon la Commission bancaire et financière et des 

Assurances, les tarifs se situent dans une fourchette 

entre 18,75 et 29,91 euros, taxes comprises. Deuxièmement, 

il ne faut pas que, si on considère la chaise 

roulante électrique comme un véhicule automoteur, 

d’autres législations viennent limiter leur usage par les 

personnes handicapées. 

Aussi, ai-je fait le tour des autres législations qui 

s’appliquent aux utilisateurs de véhicules automoteurs 

avec mes collègues du gouvernement concernés. 

1 o En matière de permis de conduire, l’utilisateur 

d’une chaise roulante électrique n’est pas soumis à 

l’obtention d’un permis de conduire. Le ministre de la 

Mobilité, M. Landuyt, le précisera mieux dans la 

législation avant la fin de l’année. 

2 o En matière de TVA, la législation a fixé un taux 

spécifique pour l’achat de chaises roulantes électriques 

(6%). 

3 o En matière de taxe de circulation, la compétence 

émarge aux Régions. J’ai donc écrit au ministre des 

Finances pour qu’il se concerte avec les Gouvernements 

régionaux sur cette question, l’objectif étant 

qu’aucune taxe de circulation ne soit réclamée pour 

l’utilisation d’une chaise roulante électrique. 

Au vu de l’ensemble de ces éléments, il m’apparaît 

indispensable que les utilisateurs des chaises roulantes 

électriques respectent la législation et souscrivent une 

police RC qui respecte les prescrits de la loi du 

21 novembre 1989. 

Aucune organisation ne dispose de données chiffrées 

sur le nombre d’utilisateurs de chaises roulantes 

électriques; l’INAMI en subventionne entre 800 et 900 

nouvelles par an, de tous types. Mais il existe un 

marché de revente important et nous ne connaissons 

pas leur durée de fonctionnement moyen. Aussi ai-je 

demandé aux membres du Conseil supérieur national 

des personnes handicapées de faire une enquête à ce 

sujet. 

Dès que je disposerai de toutes les données et réponses 

voulues, je procéderai, avec le ministre Verwilghen, 

à une nouvelle concertation avec les associations 

de personnes handicapées afin de définir les actions à 

entreprendre pour s’assurer que la législation soit 

connue et adéquatement respectée par les utilisateurs 

de chaises roulantes électriques ou électroniques. 

sprakelijkheidsverzekering aan te gaan, na te leven 

volgens de wet van 21 november 1989, aangezien deze 

verzekering een aanzienlijke bescherming biedt en de 

financiële risico’s bij een schadegeval te groot zijn. 

Niettemin wordt dit belang slechts erkend op verschillende 

voorwaarden. De eerste voorwaarde is een 

financieel haalbaar polistarief. Volgens de Commissie 

voor het Bank-, Financie- en Assuranciewezen variëren 

de tarieven tussen 18,75 en 29,91 euro, inclusief 

taksen. Ten tweede, als de elektrische rolstoel wordt 

beschouwd als een motorrijtuig, mogen bijkomende 

wetten het gebruik van dergelijke rolstoelen door 

personen met een handicap niet beperken. 

Voorts heb ik samen met mijn betrokken collega’s 

in de regering nagegaan welke wetgeving betrekking 

heeft op de gebruikers van motorrijtuigen. 

1 o Met betrekking tot het rijbewijs: de gebruiker 

van een elektrische rolstoel moet geen rijbewijs halen. 

minister van Mobiliteit, de heer Landuyt, zal dit 

nauwkeuriger verduidelijken in de wetgeving vóór het 

einde van het jaar. 

2 o Met betrekking tot de BTW: de wetgeving legde 

een specifiek tarief vast voor de aankoop van een 

elektrische rolstoel (6%). 

3 o Met betrekking tot de verkeersbelasting: dit is 

een gewestbevoegdheid. Ik heb de minister van Financiën 

dan ook aangeschreven om hierover overleg te 

plegen met de gewestregeringen, opdat het gebruik van 

een elektrische rolstoel aan geen enkele verkeersbelasting 

onderworpen zou zijn. 

Gelet op al deze elementen lijkt het mij onontbeerlijk 

dat de gebruikers van een elektrische rolstoel de 

wetgeving naleven en een BA-polis aangaan die 

voldoet aan de bepalingen van de wet van 21 november 

1989. 

Geen enkele organisatie beschikt over cijfergegevens 

over het aantal gebruikers van een elektrische rolstoel. 

Het RIZIV subsidieert jaarlijks tussen 800 en 900 rolstoelen 

allerlei. Er bestaat wel een markt voor doorverkoop. 

Bovendien is de gemiddelde levensduur van 

een rolstoel ons niet bekend. Ik heb de leden van de 

Nationale Hoge Raad voor personen met een Handicap 

dan ook gevraagd hieromtrent een enquête te voeren. 

Zodra ik over alle nodige gegevens en antwoorden 

beschik, zal ik samen met minister Verwilghen opnieuw 

overleg plegen met de verenigingen voor personen 

met een handicap om te bepalen welke acties 

moeten worden ondernomen opdat de wetgeving door 

de gebruikers van een elektrische of elektronische rolstoel 

wordt erkend en naar behoren nageleefd. 


QRVA 51 077 12973 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

IV. Sommaire par ministre et mentionnant l’objet 

IV. Inhoudsopgave volgens minister met vermelding van het onderwerp 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 

Objet 

Voorwerp 

* Question sans réponse * Vraag zonder antwoord 

Premier ministre 

Eerste minister 

1 2004200503908 14- 4-2005 82 Guido De Padt Décentralisation des services publics. 

Decentraliseren van overheidsdiensten. 

1 2004200503776 23- 3-2005 609 Servais 

Verherstraeten 

Vice-première ministre et ministre de la Justice 

Vice-eerste minister en minister van Justitie 

Application de la directive concernant les dispositions 

légales et réglementaires en matière 

d’armements. 

Toepassing omzendbrief betreffende de wettelijke 

en reglementaire bepalingen inzake wapens. 

8 2004200503782 24- 3-2005 611 Guido De Padt * Téléphoner au volant avec un kit mains libres. — 

Infractions. 

Handenvrij bellen tijdens het autorijden. — Inbreuken. 

8 2004200503796 29- 3-2005 612 Servais 

Verherstraeten 

* Détention et utilisation d’armes. 

Bezit en gebruik van wapens. 

8 2004200503808 29- 3-2005 614 Alfons Borginon * SPF. — Service de la Législation. — Déséquilibre 

linguistique. 

FOD. — Dienst Wetgeving. — Taalonevenwicht. 

8 2004200503816 30- 3-2005 615 Alfons Borginon * Révision de la législation sur le bail à ferme. — 

Système des commissions des fermages. 

Herziening pachtwetgeving. — Systeem van pachtprijzencommissies. 

1 2004200503585 11- 4-2005 624 Mw. Trees Pieters Contrôles fiscaux et surveillance. — Prise de photos 

et d’images digitales ou traditionnelles. 

Fiscale controles en toezicht. — Nemen van foto’s 

en andere al dan niet digitaal beeldmateriaal. 

Vice-premier ministre et ministre des Finances 

Vice-eerste minister en minister van Financiën 

8 2004200503787 24- 3-2005 708 Jean-Marc Nollet * Répartition du patrimoine entre les familles belges 

en 2004. 

Verdeling van het vermogen over de Belgische gezinnen 

in 2004. 

@ 200420053797 29- 3-2005 709 Dirk Van der 

Maelen 

* Complicité des conseillers dans le cadre de la fraude 

fiscale. 

Medeplichtigheid van adviseurs aan fiscale fraude. 


Page 

Blz. 

12901 

12902 

12871 

12871 

12872 

12873 

12903 

12874 

12874

12974 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


8 2004200503809 29- 3-2005 710 Dirk Van der 


* TVA. — Lutte contre la fraude carrousel. 

BTW. — Strijd tegen carrouselfraude. 

8 2004200503810 29- 3-2005 711 Jean-Marc Nollet * Décision de non-versement en 2004 aux régions de 

montants compensatoires DLU. 

Beslissing om de EBA-compensatiebedragen in 2004 

niet aan de gewesten toe te kennen. 

8 2004200503813 30- 3-2005 712 Elio Di Rupo * Productions audiovisuelles. — «Tax shelter». 

Audiovisuele producties. — «Tax shelter». 

1 2004200503951 18- 4-2005 737 Dirk Van der 


1 2004200503952 18- 4-2005 738 Dirk Van der 


Emploi de constructions fiscales mettant un usufruit 

à profit. 


Recours à des constructions fiscales faisant intervenir 

un usufruit. 


1 2004200503953 18- 4-2005 739 Luk Van Biesen Fonctionnement de l’administration. 

Werking van de administratie. 

Vice-premier ministre et ministre du Budget et des Entreprises publiques 

Vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven 

Budget — Begroting 

1 2003200432170 17- 9-2004 28 M me Marie Nagy Représentation du gouvernement au sein des entreprises, 

parastataux et autres organismes. 

Vertegenwoordiging van de regering in bedrijven, 

parastatalen en andere organen. 

1 2004200502852 9-12-2004 37 M me Zoé Genot Plan de management des présidents des comités de 

direction des SPF. 

Managementplan van de voorzitters van de directiecomités 

van de federale overheidsdiensten. 

1 2004200502899 15-12-2004 39 Carl Devlies Administrations et institutions. — Paiement 

d’intérêts de retard. 

Administraties en instellingen. — Uitbetaling verwijlintresten. 

1 2004200503253 31- 1-2005 45 Mw. Maggie De 

Block 

SPF et SPP. — Projets pilotes de télétravail. 

FOD’s en POD’s. — Telewerkproefprojecten. 

1 2004200503938 14- 4-2005 55 Luk Van Biesen Non-transposition des directives européennes en 

droit interne. — Sanctions de l’UE. — Astreintes 

et autres incitants financiers. 

Niet-omzetting van EU-richtlijnen in intern recht. 

— EU-sancties. — Dwangsommen en andere 


Entreprises publiques — Overheidsbedrijven 

1 2003200431954 27- 7-2004 269 Mme Muriel Gerkens Ducroire. — Intervention pour non-paiement. 

Delcrederedienst. — Bijdrage bij niet-betaling. 

1 2004200502526 26-10-2004 330 Roel Deseyn La Poste. — Rémunération des dirigeants. 

De Post. — Verloning aan de top. 


Page 

Blz. 

12876 

12876 

12877 

12904 

12907 

12909 

12911 

12916 

12917 

12918 

12919 

12920 

12924

QRVA 51 077 12975 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


1 2004200503056 13- 1-2005 395 Filip Anthuenis SNCB. — Installation de commissariats de police 

dans des bâtiments de gares désaffectés. 

NMBS. — Installatie van politiecommissariaten in 

niet meer gebruikte stationsgebouwen. 

1 2004200503350 14- 2-2005 430 Ludo Van 

Campenhout 

SNCB. — Travaux à la gare d’Anvers-Berchem. 

NMBS. — Werken aan het station Antwerpen- 

Berchem. 

1 2004200503631 10- 3-2005 470 Guido De Padt SNCB. — Nouveaux produits et services TIC. 

NMBS. — Nieuwe ICT-producten en -diensten. 

1 2004200503673 16- 3-2005 477 Jan Mortelmans SNCB. — Administration communale de Boechout. 

— Passage sous la voie ferrée pour les cyclistes et 

les piétons. 

NMBS. — Gemeentebestuur van Boechout. — 

Ondertunneling van de spooroverweg voor fietsers 

en voetgangers. 

8 2004200503788 24- 3-2005 486 Guido De Padt * La Poste. — Administrations publiques. — Paiement 

de la TVA. 

De Post. — Overheidsbesturen. — Betaling van 

BTW. 

8 2004200503789 24- 3-2005 487 Jef Van den Bergh * SNCB. — Propositions relatives à l’amélioration du 

service sur la ligne 12. 

NMBS. — Voorstellen tot een betere dienstverlening 

voor Lijn 12. 

8 2004200503792 25- 3-2005 488 M me Camille Dieu * SNCB. — Transferts d’agents prévus pour la distribution 

des cartes d’identité électroniques. 

NMBS. — Reaffectatie van beambten voor de 

afgifte van de elektronische identiteitskaarten. 







8 2004200503790 24- 3-2005 562 M me Jacqueline 

Galant 

Vice-premier ministre et ministre de l’Intérieur 

Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken 

* Lecteurs de puces électroniques pour les cartes 

d’identité. 

Chiplezers voor identiteitskaarten. 

8 2004200503793 25- 3-2005 563 Roel Deseyn * Octroi de subsides pour les «festivités 175-25ans». 

Toewijzing van subsidies voor de «175-25jaarfestiviteiten». 

8 2004200503798 29- 3-2005 564 Elio Di Rupo * Organisation des élections communales et provinciales 

d’octobre 2006. 

Organisatie van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen 

van oktober 2006. 

8 2004200503439 29- 3-2005 565 Koen T’Sijen * Situation des illégaux non rapatriables. 

Toestand van niet-repatrieerbare illegalen. 


Page 

Blz. 

12926 

12927 

12929 

12930 

12878 

12879 

12879 

12931 

12880 

12881 

12882 

12883

12976 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


8 2004200503805 29- 3-2005 566 Guido De Padt * Police locale. — Traitements. — Remboursement 

du trop-perçu. 

Lokale politie. — Terugbetaling van teveel ontvangen 

loon. 

8 2004200503684 29- 3-2005 567 Dylan Casaer * Conseil d’État. — Procédures. — Référé. 

Raad van State. — Procedures. — Kort geding. 

Ministre de l’Économie, de l’Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique 

Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid 

Économie — Economie 

1 2004200503336 8- 2-2005 225 M me Muriel Gerkens Administration. — Contrôles de la qualité des 

carburants des «pompes privées». 

Administratie. — Toezicht op de brandstofkwaliteit 

van de private pompen. 

4 2004200503429 22- 2-2005 237 Willy Cortois Évolution du prix du pain. 

Evolutie van de broodprijs. 


Galant 

Commerce extérieur — Buitenlandse Handel 

* Assurances. — Titulaires d’abonnements de transport 

en commun. — Adaptation de la prime 

d’assurance auto. 






Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique 

Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid 

Affaires sociales — Sociale Zaken 

1 2004200503174 21- 1-2005 247 Guido De Padt Bénéficiaires d’indemnités radiés d’office des registres 

de la population. — Interruption du paiement 

des indemnités de sécurité sociale. 

Gerechtigden die van ambtswege worden afgeschreven 

in de bevolkingsregisters. — Stopzetting 

betaling van socialezekerheidsvergoedingen. 

1 2004200503383 16- 2-2005 257 Roel Deseyn Allocations familiales pour les enfants de travailleurs 

frontaliers. 

Kinderbijslag voor grensarbeiders. 

8 2004200503779 24- 3-2005 277 Mw. Annemie 

Turtelboom 

* Budget d’assistance personnelle. — Arrêté royal. 

Persoonsgebonden assistentiebudget. — Koninklijk 

besluit. 


Page 

Blz. 

12884 

12885 

12932 

12934 

12885 

12935 

12936 

12938 

12886

QRVA 51 077 12977 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


8 2004200503780 24- 3-2005 278 Mw. Maggie De 

Block 

8 2004200503783 24- 3-2005 279 Mw. Maggie De 

Block 

* Fourniture d’oxygène aux maisons de repos et de 

soins. 

Levering van zuurstof aan rust- en verzorgingstehuizen. 

* Conseil supérieur des volontaires. — Règlement 

d’ordre intérieur. — Moyens de fonctionnement. 

Hoge Raad voor vrijwilligers. — Huishoudelijk 

reglement. — Werkingsmiddelen. 

8 2004200503799 29- 3-2005 280 Daniel Bacquelaine * Remboursement de l’anti-douleur «Lyrica». 

Terugbetaling van de pijnstiller «Lyrica». 

8 2004200503817 30- 3-2005 281 David Geerts * Fonds spécial de solidarité. — Interventions. — 

Arrêt de la Cour de cassation. 

Bijzonder Solidariteitsfonds. — Bepaalde tegemoetkomingen. 

— Arrest Hof van Cassatie. 

8 2004200503818 30- 3-2005 282 Dirk Van der 


Santé publique — Volksgezondheid 

* INAMI. — Interventions forfaitaires. — Communication 

administrative erronée. 

RIZIV. — Forfaitaire tegemoetkomingen. — Onregelmatige 

administratieve berichtgeving. 

1 2004200503151 21- 2-2005 406 Roel Deseyn Risque d’irradiation dû aux antennes GSM et aux 

lignes à haute tension. 

Stralingsgevaar van antennes en hoogspanningslijnen. 

1 2004200503690 16- 3-2005 423 Filip De Man Dons d’organes et convictions islamiques. 

Orgaandonaties en islamgeloof. 

1 2004200503745 21- 3-2005 426 Bart Laeremans SMUR. — Région linguistique bilingue de Bruxelles-Capitale. 

MUG’s. — Tweetalig taalgebied Brussel-hoofdstad. 

1 2004200503764 22- 3-2005 427 Hans Bonte SPF. — Fonctionnement du département «Bon 

usage du Médicament». 

FOD. — Werking van de afdeling «Goed Gebruik 

van het Geneesmiddel«. 

8 2004200503791 24- 3-2005 429 Filip De Man * Fête musulmane du «Sacrifice». — Non-respect des 

directives. 

Islamitisch «Offerfeest». — Niet-naleving van 

richtlijnen. 

8 2004200503800 29- 3-2005 430 Elio Di Rupo * Utilisation des médicaments chez les enfants. 

Gebruik van geneesmiddelen bij kinderen. 

8 2004200503814 30- 3-2005 431 Mw. Yolande 

Avontroodt 

* Traitement au Fosamax de patients masculins souffrant 

d’ostéoporose. 

Behandeling met Fosamax van mannelijke patiënten 

die lijden aan osteoporose. 

Ministre des Classes moyennes et de l’Agriculture 

Minister van Middenstand en Landbouw 

Classes moyennes — Middenstand 




Page 

Blz. 

12887 

12888 

12889 

12889 

12890 

12940 

12941 

12943 

12944 

12891 

12892 

12893 

12947

12978 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


Agriculture — Landbouw 



Ministre de l’Emploi et de la Protection des consommateurs 

Minister van Werk en Consumentenzaken 

Emploi — Werk 

1 2004200503757 22- 3-2005 265 Guy D’haeseleer Service de contrôle de l’ONEm. — Fonctionnement. 

Dienst controle van de RVA. — Werking. 

8 2004200503794 25- 3-2005 268 Filip Anthuenis * Formules de cessation temporaire de l’activité 

professionnelle. 

Tijdelijke uitstapformules uit het arbeidsproces. 

8 2004200503815 30- 3-2005 270 Mw. Sabien 

Lahaye-Battheu 

8 2004200503819 30- 3-2005 271 Mw. Annemie 

Turtelboom 

* Nombre de titres-services par province. 

Aantal dienstencheques per provincie. 

* Approche sectorielle et propre aux entreprises en 

matière de politique de l’emploi en général. — 

Étude. 

Sector- en bedrijfsspecifieke aanpak van het werkgelegenheidsbeleid 

in het algemeen. — Studie. 







Protection des consommateurs — Consumentenzaken 

8 2004200503802 29- 3-2005 102 Elio Di Rupo *Étiquetage des produits de consommation en Belgique. 

Etikettering van consumptieartikelen in België. 









8 2004200503784 24- 3-2005 68 Dirk Van der 


Ministre de la Coopération au développement 

Minister van Ontwikkelingssamenwerking 

* Aides européennes aux pays en voie de développement. 

Europese hulpstromen naar verschillende ontwikkelingslanden. 


Page 

Blz. 

12948 

12948 

12893 

12894 

12895 

12952 

12896 

12953 

12954 

12896

QRVA 51 077 12979 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


Ministre de la Fonction publique, de l’Intégration sociale, 





Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen 

Fonction publique — Ambtenarenzaken 







1 2004200503756 22- 3-2005 107 Mw. Maggie De 

Block 

Intégration sociale — Maatschappelijke Integratie 

CPAS. — Administration de l’Aide sociale. — Audit 

de la Cour des comptes. 

OCMW’s. — Bestuur van het Maatschappelijk 

Welzijn. — Audit van het Rekenhof. 







Politique des grandes villes — Grootstedenbeleid 







Gelijke Kansen — Égalité des chances 








Page 

Blz. 

12955 

12956 

12959 

12960 

12961

12980 QRVA 51 077 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 


Ministre de la Mobilité 

Minister van Mobiliteit 

1 2004200502392 12-10-2004 154 Hagen Goyvaerts SNCB. — Emploi des langues pour les indications 

relatives aux guichets d’information dans les 

gares. 

NMBS. — Taalgebruik bij het aanduiden van informatieloketten 

in treinstations. 


Galant 

* Assurances. — Titulaires d’abonnements de transport 

en commun. — Adaptation de la prime 

d’assurance auto. 




8 2004200503785 24- 3-2005 240 Geert Lambert * SNCB. — Trains bondés. — Manque de place. — 

Comptage. 

NMBS. — Treinen. — Overbezetting. — Tellingen. 

8 2004200503801 29- 3-2005 241 Geert Lambert * SNCB. — Mesures des temps d’attente aux passages 

à niveau sur le réseau ferroviaire. 

NMBS. — Metingen van de wachttijden aan 

overwegen op het spoorwegennet. 





Environnement — Leefmilieu 

1 2004200502906 17-12-2004 42 Gerolf Annemans Cabinets. — Coûts de travaux de transformation et 


Kabinetten. — Kostprijs verbouwings- en 

inrichtingswerken. 







Pensions — Pensioenen 

1 2004200502906 17-12-2004 69 Gerolf Annemans Cabinets. — Coûts de travaux de transformation et 


Kabinetten. — Kostprijs verbouwings- en 

inrichtingswerken. 

8 2004200503320 24- 3-2005 89 Jo Vandeurzen * Calcul de la pension des juges de la jeunesse et des 

juges d’instruction. 

Berekening pensioen van jeugdrechters en onderzoeksrechters. 


Page 

Blz. 

12962 

12898 

12898 

12899 

12963 

12964 

12965 

12900

QRVA 51 077 12981 

09 - 05 - 2005 

CA DO 

Date 

Datum 

Question n o 

Vraag nr. 

Auteur 


Voorwerp 








Secrétaire d’État aux Affaires européennes, adjoint au ministre 

des Affaires étrangères 


toegevoegd aan de minister 

van Buitenlandse Zaken 

1 2004200503915 14- 4-2005 35 Guido Tastenhoye Campagne européenne en faveur de la Constitution 

européenne. 

Voeren van Europese propaganda voor de Europese 

Grondwet. 

Secrétaire d’État aux Familles et aux Personnes handicapées, 

adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique 

Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, 

toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid 

1 2004200503822 31- 3-2005 48 André Frédéric Chaises roulantes électriques. — Assurances. 

Elektrische rolstoelen. — Verzekering. 


Composition — Zetwerk: TMP S.A. Impression — Drukwerk: Chambre des représentants — Kamer van volksvertegenwoordigers1436 

Page 

Blz. 

12965 

12966 

12969

Questions et réponses écrites Schriftelijke vragen en antwoorden

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?