14.08.2013 Views

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>BELGISCH</strong> <strong>STAATSBLAD</strong> — 28.07.2004 — <strong>MONITEUR</strong> <strong>BELGE</strong><br />

COUR D’ARBITRAGE<br />

[2004/202459]<br />

Avis prescrit par l’article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage<br />

Par jugement du 19 mai 2004 en cause du ministère public contre S. Dopagne, dont l’expédition est parvenue au<br />

greffe de la Cour d’arbitrage le 25 juin 2004, le Tribunal correctionnel de Dinant a posé la question préjudicielle<br />

suivante :<br />

« Les dispositions contenues dans les articles 261, 265, 281 à 283 et 311 de la loi générale sur les douanes et accises<br />

du 18 juillet 1977, qui confient au Ministère des Finances l’exercice de l’action publique quant aux infractions précitées,<br />

ne violent-elles pas les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu’elles font de la sanction pénale un accessoire de la<br />

sanction administrative et privent le justiciable dans ces matières de la garantie d’un ministère public chargé non de<br />

défendre les intérêts financiers de la puissance publique mais en tout premier lieu de veiller à l’application de la loi<br />

pénale en faisant respecter les exigences du droit au procès équitable définies par l’article 6 de la Convention<br />

européenne de Sauvegarde des Droits de l’Homme ? »<br />

Cette affaire est inscrite sous le numéro 3028 du rôle de la Cour.<br />

Le greffier,<br />

L. Potoms.<br />

ARBITRAGEHOF<br />

[2004/202459]<br />

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof<br />

Bij vonnis van 19 mei 2004 in zake het openbaar ministerie tegen S. Dopagne, waarvan de expeditie ter griffie van<br />

het Arbitragehof is ingekomen op 25 juni 2004, heeft de Correctionele Rechtbank te Dinant de volgende prejudiciële<br />

vraag gesteld :<br />

« Schenden de bepalingen van de artikelen 261, 265, 281 tot 283 en 311 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake<br />

douane en accijnzen, die aan het Ministerie van Financiën de uitoefening van de publieke vordering toevertrouwen,<br />

wat de voormelde inbreuken betreft, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij van de strafsanctie een<br />

accessorium van de administratieve sanctie maken en de rechtzoekende in die aangelegenheden de waarborg<br />

ontzeggen van het openbaar ministerie, dat niet ermee belast is de financiële belangen van de openbare macht te<br />

verdedigen, maar in de allereerste plaats te waken over de toepassing van de strafwet, door de vereisten te laten<br />

naleven van het recht op een eerlijk proces, verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de<br />

Mens ? »<br />

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3028 van de rol van het Hof.<br />

De griffier,<br />

L. Potoms.<br />

SCHIEDSHOF<br />

[2004/202459]<br />

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof<br />

In seinem Urteil vom 19. Mai 2004 in Sachen der Staatsanwaltschaft gegen S. Dopagne, dessen Ausfertigung am<br />

25. Juni 2004 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat das Strafgericht Dinant folgende präjudizielle Frage<br />

gestellt:<br />

«Verstoßen die Bestimmungen der Artikel 261, 265, 281 bis 283 und 311 des allgemeinen Zoll- und Akzisengesetzes<br />

vom 18. Juli 1977, die das Finanzministerium mit der öffentlichen Klage in bezug auf die betreffenden Zuwiderhandlungen<br />

betrauen, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie die Strafsanktion zum Akzessorium der<br />

Verwaltungssanktion machen und dem Rechtsuchenden in diesen Angelegenheiten die Garantie der Staatsanwaltschaft<br />

versagen, die nicht damit beauftragt ist, die finanziellen Interessen der öffentlichen Hand zu vertreten, sondern an<br />

erster Stelle über die Anwendung des Strafgesetzes zu wachen, indem die in Artikel 6 der Europäischen<br />

Menschenrechtskonvention festgelegten Erfordernisse des Rechtes auf ein faires Verfahren eingehalten werden?»<br />

Diese Rechtssache wurde unter der Nummer 3028 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragen.<br />

Der Kanzler,<br />

L. Potoms.<br />

*<br />

ARBITRAGEHOF<br />

[2004/202501]<br />

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof<br />

Bij vonnis van 16 februari 2004 in zake de b.v.b.a. Vervaet Transport tegen de n.v. Devox Vanhaute Keukendesign,<br />

waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 25 juni 2004, heeft de vrederechter van het<br />

tweede kanton Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld :<br />

« Schendt artikel 6 van de wet van 2 augustus 2002 [betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij<br />

handelstransacties] al dan niet het gelijkheidsbeginsel nu toch handelaren slechts voor het geval het om<br />

handelstransacties gaat, te weten met een andere handelaar, recht hebben op vergoeding van buitengerechtelijke kosten<br />

en kosten en erelonen van hun advocaat en niet in de andere gevallen (nl. bij een vordering tegen een niet-handelaar)<br />

terwijl anderzijds ook een niet-handelaar niet het recht krijgt om gemelde verdedigingskosten in te vorderen ? »<br />

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3029 van de rol van het Hof.<br />

De griffier,<br />

L. Potoms.<br />

57789

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!