14.08.2013 Views

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>BELGISCH</strong> <strong>STAATSBLAD</strong> — 28.07.2004 — <strong>MONITEUR</strong> <strong>BELGE</strong><br />

Afdeling 3. — Zelfstandige student<br />

Art. 6. § 1. Wordt beschouwd als zelfstandig student die een eigen leefeenheid vormt, de student die niet behoort<br />

tot de categorieèn omschreven in artikel 3 en artikel 5 en die gedurende twaalf maanden maandelijks financiële<br />

middelen heeft verworven waarvan het totaal overeenkomt met het leefloon dat op 31 december van het kalenderjaar<br />

voorafgaand aan het betrokken academiejaar overeenkomstig het artikel 14, § 1, 1°, en het artikel 15 van de wet van<br />

26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijk integratie jaarlijks wordt uitgekeerd aan de persoon die met één<br />

of meerdere personen samenwoont.<br />

Indien de student voor de eerste keer zijn statuut van zelfstandig student aantoont, dient de in het eerste lid<br />

bedoelde periode van twaalf maanden zich te situeren tijdens een periode van twee aaneensluitende kalenderjaren<br />

eindigend op 31 december van het kalenderjaar waarin het betrokken academiejaar start, van het academiejaar waarin<br />

de hervatting of aanvatting van de studies valt of de studiefinanciering wordt aangevraagd.<br />

§ 2. De in § 1 bedoelde financiële middelen kunnen bestaan uit :<br />

1° een beroepsinkomen, waarbij onder beroepsinkomen moet worden verstaan het samengestelde bedrag van de<br />

beroepsinkomsten na aftrek van de beroepsuitgaven en de beroepsverliezen;<br />

2° een bruto belastbare werkloosheidsuitkering;<br />

3° een bruto belastbare arbeidsongeschiktheidsuitkering of –vergoeding;<br />

4° een bruto belastbaar ander vervangingsinkomen verkregen uit eigen beroepsactiviteit;<br />

5° een inkomensvervangende tegemoetkoming, toegekend in het raam van de wet van 27 februari 1987 betreffende<br />

de tegemoetkomingen aan gehandicapten;<br />

6° een bruto belastbaar rust- of overlevingspensioen;<br />

7° het leefloon toegekend in het raam van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke<br />

integratie;<br />

8° het bestaansminimum toegekend in het raam van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een<br />

bestaansminimum;<br />

9° een niet belastbare beurs zoals opgesomd in artikel 53 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot<br />

uitvoering van artikel 90, 2°, tweede lid van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, voorzover onderworpen aan<br />

de sociale zekerheid.<br />

Afdeling 4. — Alleenstaande student<br />

Art. 7. Wordt beschouwd als alleenstaand student met eigen leefeenheid, de student die niet behoort tot de<br />

categorieën bepaald in artikel 3, artikel 5, artikel 6, artikel 8 en artikel 9, maar die behoort tot één van de volgende<br />

categorieën:<br />

1° de wees van wie beide ouders waarvan zijn afstamming vaststaat overleden zijn, de wees die hoofdverblijfplaats<br />

had bij een overleden ouder waarvan de afstamming vaststaat en waarvan de uit de echt gescheiden en overlevende<br />

ouder waarvan de afstamming vaststaat een andere hoofdverblijfplaats heeft dan de student, en de door de<br />

kinderbijslag erkende verlaten wees waarvan de overlevende ouder waarvan de afstamming vaststaat geen<br />

betrekkingen meer onderhoudt en niet geldelijk tussenkomt in de onderhoudskosten van de student;<br />

2° diegene van wie de langstlevende ouder of beide ouders ontzet is of zijn uit het ouderlijke gezag;<br />

3° diegene die in het verleden opgenomen werd in een erkende voorziening van categorie 1, 2 of 7, zoals bepaald<br />

in het artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994, inzake de erkenningsvoorwaarden en de<br />

subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en die :<br />

a) ingevolge hun meerderjarigheid ophield onder de bevoegdheid te vallen van een comité voor bijzondere<br />

jeugdzorg of een jeugdrechtbank, of<br />

b) in het verleden het voorwerp was van voortgezette hulpverlening na meerderjarigheid ingevolge van artikel 30<br />

van de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand; en<br />

diegene die zelfstandig woont en begeleid wordt door een erkende voorziening van categorie 1, 2 of 6, zoals<br />

bepaald in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de<br />

subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;<br />

4° diegene die beschouwd wordt als vluchteling in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang<br />

tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;<br />

5° de kandidaat-vluchteling van wie de asielaanvraag ontvankelijk is verklaard, en zijn kinderen;<br />

6° diegene die uiterlijk op 31 december van het betrokken academiejaar valt onder het project voor<br />

maatschappelijke integratie bedoeld in artikel 11, § 2, a), en leefloon ontvangt overeenkomstig artikel 14, § 1, 2°, 3° en<br />

4°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.<br />

57623

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!