LIBER AMICORUM - IBR

LIBER AMICORUM - IBR LIBER AMICORUM - IBR

12.07.2013 Views

40-JARIG BESTAAN I.B.R. mentanalyse sectie van het 1 O-K rapport 1, het persverslag en het publieke jaarverslag. Het algemene semantiek model van Korzybski (1972) werd als theoretisch kader gebruikt voor de analyse van een aantal lingu'istische tekstkenmerken zoals volledigheid, het gebruik van kwalificaties, het voorkomen van feiten versus veralgemeningen, feitelijke referenties versus evaluaties, het gebruik van signaaltermen en propagandistische woorden. Deze lingu'istische kenmerken zijn, volgens haar, terug te brengen tot de dimensie extentioneel versus intentioneel taalgebruik. Lebar omschrijft deze dimensie als volgt: «By extensional language, the general semanticists suggest language that tends toward full description, qualification, specificity, and objectivity. On the other hand, language that tends towards being unqualified, generalized, and evaluative is opposite to extensionallanguage and is called intensional}} (Lebar, 1982, blz.177). Dit theoretisch concept werd empirisch vertaald naar een aantal inhoudelijke kenmerken zoals het voorkomen van redenen, oorzaken of factoren die een belangrijke wijziging in de bezittingen, verplichtingen, eigen vermogen of operaties hebben be'invloed, specificaties op niveau van een divisie, bedrijfstak of segment, het voorkomen van kwalificerende elementen die een betere inschatting van de inhoud mogelijk maken, de aanwezigheid van specifieke verwijzingen naar plaats of tijd, naar procentuele wijzigingen of monetaire bedragen, het weergeven van toekomstprojecties, en de aanwezigheid van evaluatieve woorden en/of signaalwoorden. Er werd verondersteld dat extentioneel of intentioneel taalgebruik een belangrijke invloed kan hebben op de aard van de boodschap die gecommuniceerd wordt. Vergelijking van de drie rapporteringsinstrumenten toonde belangrijke kwalitatieve verschillen aan. Er is een grotere gelijkaardigheid tussen het 1 O-K rapport en het persverslag dan tussen deze twee verslagen en het jaarverslag. Het jaarverslag bevat verhoudingsgewijs veel meer onderwerpen die niet in het 10-K rapport voorkomen dan het persverslag. Het 10-K rapport scoorde het hoogst voor extentionaliteit, gevolgd door het persverslag. Het jaarverslag daarentegen werd eerder als intentioneel gescoord. De intentionaliteit van de jaarverslagen nam nog toe voor die onderwerpen die niet in het 1 O-K rapport voorkwamen. Jaarverslagen werden dus, in relatie tot de twee andere rapporteringsinstrumenten, gekenmerkt als bevattende onvolledige beschrijvingen, minder verklarende zinsneden, niet-genuanceerde uitspraken, veralgemeningen en waarderende woorden. Deze resultaten wijzen enerzijds op het belang van de aanvullende, kwalificerende beeldvorming die in het jaarverslag aan bod komt en anderzijds op een opportunistischere verslaggevingsstijl in de jaarverslagen ten opzichte van de meer formele 10-K rapporten en persverslagen. 1 Het 10-K rapport is het officiele financiele jaarrapport dat Amerikaanse ondernemingen ingevolge de Securities Exchange Act uit 1934 formeel dienen neer te leggen. Het rapport moet binnen de 90 dagen na het einde van het boekjaar geregistreerd worden bij de Securities and Exchange Commission (SEC). Op schriftelijk verzoek wordt het eveneens kosteloos ter beschikking gesteld van de aandeelhouders, hoewel het in principe niet voor algemene publikatie bestemd is. Het rapport bevat, naast de gecertificeerde jaarrekening, onder andere een sectie managementanalyse, waarin de belangrijkste wijzigingen in het beleid en de resultaten ten opzichte van het vorige jaar worden verklaard. 91

40· ANNIVERSAIRE I.R.E. Ryan et al.( 1987) stelden vast dat er bepaalde strategische aspecten te onderkennnen zijn in de jaarverslaggeving van de Fortune 500 ondernemingen. Strategische verslaggeving werd getoetst aan de aanwezigheid van' process' -informatie, in tegenstelling tot' outcome' -informatie in het jaarverslag. Procesinformatie heeft betrekking op commentaar die keuzes beschrijft en/of alternatieven voorstelt en bespreekt. Resultaatsinformatie heeft betrekking op informatie die eerder het impact van interne en externe invloeden op de onderneming als belangrijkste bekommernis in de jaarverslagen beschrijft. 28% van de Fortune 500 ondernemingen gebruiken overwegend een procesbenadering in hun verslaggeving. Hoe groter de onderneming, hoe groter het volume procesinformatie. Bowman (1976) vond in de jaarverslagen van ondernemingen met een lage winstgevendheid meer passages terug die betrekking had den op externe factoren, zoals het slechte weer of externe prijscontroles, dan bij ondernemingen met een hoge winstgevendheid. Aan de andere kant noteerde hij meer verwijzingen naar specifieke ondernemingsacties en -strategieen in de jaarverslagen van meer winstgevende ondernemingen. Hoewel Bowman niet specifiek geTnteresseerd was in tactisch verbaal gedrag, wees hij er wet op dat externe factoren meer werden besproken in verband met slechte prestaties en eigen acties meer in verband met goede resultaten. Ingram en Frazier (1983) onderzochten de relatie tussen de thematische inhoud van het verhalend deel van jaarverslagen en de economische ondernemingsprestaties. Zij onderzochten de invloed van verschillende factoren, zoals politieke beperkingen, agency-relaties, de regulerende omgeving en contractuele bepalingen. De inhoudsanalyse die ze toepasten, was gebaseerd op een geautomatiseerd systeem dat de behandelde tekst reduceerde tot een aantal factoren die belangrijke thema' s voorstelden. Zij stelden vast dat: «Less profitable firms tended to discuss the reasons for their performance in terms of external causes, whereas more profitable firms referred more directly to management performance» (Ingram & Frazier, 1983, blz.57) en «Some of the themes identified in this research may suggest attempts by firms to ' rationalize' their financial performances by reference to events which could not be anticipated or controlled» (Ingram & Frazier, 1983, blz.59). Drie latere studies toonden meer specifiek het egocentrisch patroon aan bij causale verklaringen in jaarverslagen. Bettman en Weitz (1983) stelden vast dat gunstige resultaten werden toegewezen aan interne oorzaken die een meer stabiel karakter had den en controleerbaar waren door het management, zoals de ondernemingsstrategie en R&D-inspanningen. Ongunstige resultaten werden eerder verklaard vanuit oorzaken die als extern, onstabiel en oncontroleerbaar te classificeren waren, zoals het weer en inflatie. Het aantal verklaringen was het grootst bij slecht presterende ondernemingen met een resultaat dat slechter was dan verwacht. Staw et al.( 1983) stelden vast dat positieve resultaten meer werden verklaard vanuit ondernemingsacties, terwijl negatieve resultaten meer in verband werden gebracht met sectorinvloeden of omgevingsomstandigheden. Het prestatieniveau van de onderneming had geen beduidende invloed op deze verklaringstendensen. De auteurs rapporteerden eveneens een consistente positieve relatie tussen enerzijds de mate waarin positieve 92

40· ANNIVERSAIRE I.R.E.<br />

Ryan et al.( 1987) stelden vast dat er bepaalde strategische aspecten te onderkennnen<br />

zijn in de jaarverslaggeving van de Fortune 500 ondernemingen. Strategische verslaggeving<br />

werd getoetst aan de aanwezigheid van' process' -informatie, in tegenstelling<br />

tot' outcome' -informatie in het jaarverslag.<br />

Procesinformatie heeft betrekking op commentaar die keuzes beschrijft en/of alternatieven<br />

voorstelt en bespreekt. Resultaatsinformatie heeft betrekking op informatie die<br />

eerder het impact van interne en externe invloeden op de onderneming als belangrijkste<br />

bekommernis in de jaarverslagen beschrijft. 28% van de Fortune 500 ondernemingen<br />

gebruiken overwegend een procesbenadering in hun verslaggeving. Hoe groter<br />

de onderneming, hoe groter het volume procesinformatie.<br />

Bowman (1976) vond in de jaarverslagen van ondernemingen met een lage winstgevendheid<br />

meer passages terug die betrekking had den op externe factoren, zoals het<br />

slechte weer of externe prijscontroles, dan bij ondernemingen met een hoge winstgevendheid.<br />

Aan de andere kant noteerde hij meer verwijzingen naar specifieke ondernemingsacties<br />

en -strategieen in de jaarverslagen van meer winstgevende ondernemingen.<br />

Hoewel Bowman niet specifiek geTnteresseerd was in tactisch verbaal<br />

gedrag, wees hij er wet op dat externe factoren meer werden besproken in verband<br />

met slechte prestaties en eigen acties meer in verband met goede resultaten.<br />

Ingram en Frazier (1983) onderzochten de relatie tussen de thematische inhoud van<br />

het verhalend deel van jaarverslagen en de economische ondernemingsprestaties. Zij<br />

onderzochten de invloed van verschillende factoren, zoals politieke beperkingen,<br />

agency-relaties, de regulerende omgeving en contractuele bepalingen. De inhoudsanalyse<br />

die ze toepasten, was gebaseerd op een geautomatiseerd systeem dat de<br />

behandelde tekst reduceerde tot een aantal factoren die belangrijke thema' s voorstelden.<br />

Zij stelden vast dat: «Less profitable firms tended to discuss the reasons for their<br />

performance in terms of external causes, whereas more profitable firms referred more<br />

directly to management performance» (Ingram & Frazier, 1983, blz.57) en «Some of<br />

the themes identified in this research may suggest attempts by firms to ' rationalize'<br />

their financial performances by reference to events which could not be anticipated or<br />

controlled» (Ingram & Frazier, 1983, blz.59).<br />

Drie latere studies toonden meer specifiek het egocentrisch patroon aan bij causale<br />

verklaringen in jaarverslagen. Bettman en Weitz (1983) stelden vast dat gunstige<br />

resultaten werden toegewezen aan interne oorzaken die een meer stabiel karakter<br />

had den en controleerbaar waren door het management, zoals de ondernemingsstrategie<br />

en R&D-inspanningen. Ongunstige resultaten werden eerder verklaard vanuit<br />

oorzaken die als extern, onstabiel en oncontroleerbaar te classificeren waren, zoals<br />

het weer en inflatie. Het aantal verklaringen was het grootst bij slecht presterende<br />

ondernemingen met een resultaat dat slechter was dan verwacht. Staw et al.( 1983)<br />

stelden vast dat positieve resultaten meer werden verklaard vanuit ondernemingsacties,<br />

terwijl negatieve resultaten meer in verband werden gebracht met sectorinvloeden<br />

of omgevingsomstandigheden. Het prestatieniveau van de onderneming had<br />

geen beduidende invloed op deze verklaringstendensen. De auteurs rapporteerden<br />

eveneens een consistente positieve relatie tussen enerzijds de mate waarin positieve<br />

92

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!