LIBER AMICORUM - IBR

LIBER AMICORUM - IBR LIBER AMICORUM - IBR

12.07.2013 Views

40-JARIG BESTAAN I.B.R. Firth, 1979). Dit soort onderzoek blijft nog altijd veel belangstelling opwekken (zie o.m. Smith & Taffler, 1992). In tweede instantie werden verschillende kwaliteitskenmerken en inhoudskenmerken van de verslaggeving gerelateerd aan situationele kenmerken, zoals ondernemingsgrootte, financiele prestatiekenmerken, financieel risico, publiek karakter (beursnotering), activiteitsgebied, e.a., teneinde de vastgestelde variatie te duiden. Zo werd aandacht besteed aan de verstaanbaarheid van de verslaggeving, aan kwalitatieve kenmerken zoals de volledigheid, accuraatheid en betrouwbaarheid van de verstrekte informatie en aan de samenstelling en de omvang van de rapportering. In het empirisch onderzoek werd opvallend veel aandacht besteed aan het voorkomen van sociale en maatschappelijke onderwerpen in de jaarverslaggeving. In een laatste groep studies werd de focus gericht op de aard van het verbaal gedrag en op de pragmatische aspecten van taalgebruik en verklaringsgedrag. In de volgende paragrafen zal aandacht besteed worden aan dit empirisch onderzoek in de mate dat de aard ervan en de resultaten van het onderzoek wijzen op tactisch verbaal gedrag. Dit overzicht heeft dus geenszins de bedoeling een exhaustieve inventaris te geven van het empirisch onderzoek rond de jaarverslaggeving van ondernemingen. Gezien 'the state of the art' is het overzicht noodzakelijkerwijs fragmentarisch. 2.2. Kwalitatieve inhoudskenmerken Morton (1974) legde een verband tussen de verstaanbaarheid en de inhoud van de rapportering. Via een bevraging van 128 beleggingsadviseurs, financiele analysten, accountants en managers stelde hij een statistisch significant verband vast tussen de waargenomen verstaanbaarheid van de gepubliceerde bijlagen bij de jaarrekening en de mate waarin de verstrekte informatie werd opgevat als hebbende een positieve (gunstige) of negatieve (ongunstige) invloed op de investerings- of kredietverstrekkingsbeslissing die werd verwacht. Morton stelde daarnaast vast dat naarmate het resultaat afnam, ook de verstaanbaarheid van de verslaggeving lager werd gescoord. Morton concludeerde dan ook dat de financiele berichtgeving over ongunstige situaties of evoluties inherent moeilijker te begrijpen is. Als mogelijke redenen gaf hij aan dat de verslaggever ongunstige berichten bewust op een moeilijk te begrijpen wijze weergeeft of omdat in een dergelijke context meningsverschillen over de verslaggeving tussen de ondernemingsleiding en de auditor de onderneming er kan toe brengen zich meer op de vlakte te houden of haar toevlucht te nemen tot holle retoriek. Conclusie: naarmate de boodschap ongunstiger wordt, wordt de verslaggeving vager en dubbelzinniger, waardoor specifieke verklaringen vermeden worden. Singhvi en Desai ( 1971 ) en Adelberg (1979) stelden eveneens een interpretatieve vertekening vast bij de niet-gestandaardiseerde tekstgedeelten in jaarverslagen. Singhvi en Desai relateerden een aantal kwalitatieve rapporteringskenmerken, zoals volledig- 87

40· ANNIVERSAIRE I.R.E. heid, accuraatheid en betrouwbaarheid, in de vorm van een kwaliteitsindex en een aantal financiele kenmerken, zoals de rentabiliteit op het totaal vermogen en de verkoopsmarge. Zij vonden een significant positief verband tussen de kwaliteit van de rapportering en de financiele kenmerken. Zij gaven volgende interpretatie aan hun resultaten: «When the rate of return is high in a corporation, the management may disclose detailed information in order to support the continuance of its positions and compensations. On the other hand, when the rate of return is low, the management may disclose less information in order to cover up the reasons for losses or declining profits .... The corporation may disclose more information when its earnings margin is above the average for the industry because it is not afraid of being squeezed out in the price competition, and also it wants to assure its stockholders about the corporation's strong position to survive» (Singhvi & Desai, 1971, blz.134-135). Deze interpretatie is evenwel vrij speculatief en wordt niet verder onderzocht. Er wordt ook geen inzicht gegeven in het relatieve effect op de verschillende kwaliteitsfactoren die in het onderzoek werden betrokken. Hoewel Singhvi en Desai zich niet hebben gericht op de kwalitatieve inhoud van de boodschap, maar eerder op de kwalitatieve vormgeving ervan, suggereren de auteurs dat bij een positieve resultaatomgeving het verstrekken van duidelijke en gedetailieerde bijkomende informatie de publieke beeldvorming positief kan ondersteunen. Anderzijds wordt ook hier verondersteld dat een defensieve positie vertaald wordt in een minder expliciete, vagere vorm van verslaggeving. Singhvi en Desai stelden ook vast dat de kwaliteit van de verslaggeving afnam, naarmate de omvang van de onderneming (gemeten aan de hand van het totaal van de activa of aan de hand van het aantal aandeelhouders) verminderde of wanneer de onderneming niet op de beurs werd genoteerd. Buzby (1975), die de omvang van de verslaggeving onderzocht naar aard, diversiteit en belangrijkheid van de behandelde onderwerpen, stelde wel een positief significant verband vast met de omvang van de onderneming (totaal van de activa), maar kon geen verband vaststellen met het feit of de onderneming al dan niet op de beurs genoteerd was. Adelberg (1979) stelde een significant positief verband vast tussen de verstaanbaarheid van de verhalende tekstgedeelten (nu gemeten via de ' Cloze Readability'procedure) en de verandering in de winst per aandeel. Hij sloot zich voor de verklaring van zijn resultaten aan bij de redenering van de vorige auteurs, maar liet wel de vraag open of het vastgestelde verband al dan niet een bewuste oorsprong had. 2.3. Sodate en maatschappelijke rapportering Een niet onaanzienlijk aantal empirische studies heeft betrekking op de relatie tussen sociaal-maatschappelijke aspecten van het ondernemingsgedrag, de economische prestaties van de onderneming en de sociaal-maatschappelijke verslaggeving in jaarverslagen. Een van de basisveronderstellingen die werden onderzocht, is de stelling 88

40-JARIG BESTAAN I.B.R.<br />

Firth, 1979). Dit soort onderzoek blijft nog altijd veel belangstelling opwekken (zie<br />

o.m. Smith & Taffler, 1992).<br />

In tweede instantie werden verschillende kwaliteitskenmerken en inhoudskenmerken<br />

van de verslaggeving gerelateerd aan situationele kenmerken, zoals ondernemingsgrootte,<br />

financiele prestatiekenmerken, financieel risico, publiek karakter (beursnotering),<br />

activiteitsgebied, e.a., teneinde de vastgestelde variatie te duiden. Zo werd aandacht<br />

besteed aan de verstaanbaarheid van de verslaggeving, aan kwalitatieve<br />

kenmerken zoals de volledigheid, accuraatheid en betrouwbaarheid van de verstrekte<br />

informatie en aan de samenstelling en de omvang van de rapportering.<br />

In het empirisch onderzoek werd opvallend veel aandacht besteed aan het voorkomen<br />

van sociale en maatschappelijke onderwerpen in de jaarverslaggeving.<br />

In een laatste groep studies werd de focus gericht op de aard van het verbaal gedrag<br />

en op de pragmatische aspecten van taalgebruik en verklaringsgedrag.<br />

In de volgende paragrafen zal aandacht besteed worden aan dit empirisch onderzoek<br />

in de mate dat de aard ervan en de resultaten van het onderzoek wijzen op tactisch<br />

verbaal gedrag. Dit overzicht heeft dus geenszins de bedoeling een exhaustieve inventaris<br />

te geven van het empirisch onderzoek rond de jaarverslaggeving van ondernemingen.<br />

Gezien 'the state of the art' is het overzicht noodzakelijkerwijs fragmentarisch.<br />

2.2. Kwalitatieve inhoudskenmerken<br />

Morton (1974) legde een verband tussen de verstaanbaarheid en de inhoud van de<br />

rapportering. Via een bevraging van 128 beleggingsadviseurs, financiele analysten,<br />

accountants en managers stelde hij een statistisch significant verband vast tussen de<br />

waargenomen verstaanbaarheid van de gepubliceerde bijlagen bij de jaarrekening en<br />

de mate waarin de verstrekte informatie werd opgevat als hebbende een positieve<br />

(gunstige) of negatieve (ongunstige) invloed op de investerings- of kredietverstrekkingsbeslissing<br />

die werd verwacht. Morton stelde daarnaast vast dat naarmate het<br />

resultaat afnam, ook de verstaanbaarheid van de verslaggeving lager werd gescoord.<br />

Morton concludeerde dan ook dat de financiele berichtgeving over ongunstige situaties<br />

of evoluties inherent moeilijker te begrijpen is. Als mogelijke redenen gaf hij aan<br />

dat de verslaggever ongunstige berichten bewust op een moeilijk te begrijpen wijze<br />

weergeeft of omdat in een dergelijke context meningsverschillen over de verslaggeving<br />

tussen de ondernemingsleiding en de auditor de onderneming er kan toe brengen<br />

zich meer op de vlakte te houden of haar toevlucht te nemen tot holle retoriek.<br />

Conclusie: naarmate de boodschap ongunstiger wordt, wordt de verslaggeving vager<br />

en dubbelzinniger, waardoor specifieke verklaringen vermeden worden.<br />

Singhvi en Desai ( 1971 ) en Adelberg (1979) stelden eveneens een interpretatieve vertekening<br />

vast bij de niet-gestandaardiseerde tekstgedeelten in jaarverslagen. Singhvi<br />

en Desai relateerden een aantal kwalitatieve rapporteringskenmerken, zoals volledig-<br />

87

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!