Bekijk de PDF - VigotecAkatherm

Aansluiting van standleiding op verzamelleiding of grondleiding
De standleidingvoet moet tot stand worden gebracht door twee bochtstukken
van 45º waar tussen een recht stuk van 250 mm is geplaatst. Hierdoor is de
afremming minder abrupt, kan de meegevoerde lucht beter wegstromen en
blijft de onderdruk beperkt. Een omloopleiding moet geplaatst worden indien de
standleiding na de liggende leiding weer doorgaat als standleiding en de hoogste
aansluiting op de standleiding meer dan 20 m boven de liggende leiding ligt. Elke
standleiding moet zijn aangesloten op een (gecombineerde)ontspanningsleiding
of vereveningsleiding. De vereveningsleiding tussen een versprongen standleiding
moeten volgens de NTR 3216 zijn uitgevoerd:
- geen aansluiting 1 m boven en onder de overgang van standleiding
naar liggende leiding en omgekeerd
- de vereveningsleiding moet onder een neerwaartse hoek van 45°
op de standleiding zijn aangesloten
- aansluitvrije zones l a en l b volgens de tabel in de NBN EN 12056
5.6 Ontspanningsleidingen
Een binnenrioleringssysteem moet altijd in verbinding staan met de buitenlucht
door een ontspanningsleiding. Ook dient elke standleiding op een (gecombineerde)
ontspanningsleiding te zijn aangesloten. Er mogen, binnen bepaalde voorwaarden,
maximaal 10 standleidingen aangesloten worden op een gecombineerde
ontspanningsleiding. De NBN EN 12056 is gebaseerd op het primaire
ontspanningsysteem dat gebaseerd is op water- en luchttransport in dezelfde
leiding zonder parallelle ontluchting. Daar waar het binnenrioleringontwerp
een primaire ontspanning niet toelaat, kan worden overgegaan op secundaire
ontspanning. Een secundaire ontspanningsleiding voorkomt de hydraulische
afsluiting en is benedenstrooms van het laatste lozingstoestel aangesloten op de
liggende leiding. De secundaire ontspanningsleiding wordt minimaal 1 m boven
de vloer aangesloten op de standleiding met een neerwaartse hoek van 45°.
De NBN EN 12056 beschrijft verdere eisen aan de uitmonding van de
ontspanningsleiding.
Raccordement d’une décharge verticale sur un collecteur (enterré ou non)
Le pied de décharge sera mis en place à l’aide de deux coudes à 45° séparés par
un tronçon droit de 250 mm. Le freinage de l’écoulement en sera moins brusque
et l’air pourra plus facilement circuler de sorte que la différence de pression sera
limitée. Une conduite de ventilation doit être utilisée si le tronçon vertical après la
conduite horizontale est lui-même une décharge verticale ou si le raccordement le
plus haut sur la décharge verticale se situe à plus de 20 m de haut par rapport à
la conduite horizontale. Chaque décharge verticale doit être pourvue de conduites
(combinées) de ventilation et d’équilibrage. La conduite d’équilibrage associée à
une baïonnette sera construite de sorte que :
- il n’y ait pas de branchement 1 m au-dessus et au-dessous de la
transition de la décharge verticale vers la conduite horizontale et inversément
- la conduite d’équilibrage se connecte sur la décharge verticale en
présentant un angle de 45° vers le bas
- les zones libres de branchement l a et l b suivent la NBN EN 12056
5.6 Conduites de ventilation
Un système d’évacuation en bâtiment doit toujours être relié à l’air extérieur via
une conduite de ventilation. Aussi, chaque décharge verticale doit être raccordée
à une conduite de ventilation (combinée). Il peut, sous certaines conditions, y
avoir maximum 10 décharges verticales raccordées à une conduite de ventilation
combinée. La NBN EN 12056 est basée sur une conduite de ventilation primaire,
c’est-à-dire que l’eau et l’air circulent dans la même conduite, sans ventilation
secondaire. Là où cette configuration n’est pas possible, il faut recourir à une
ventilation secondaire. Elles prévient les obstructions hydrauliques. Elle relie la
décharge verticale, en aval du dernier raccordement, à la conduite horizontale. La
connexion de la conduite de ventilation secondaire sur la décharge verticale se fait
à minimum 1 m au-dessus du sol en présentant un angle de 45° vers le bas.
La NBN EN 12056 décrit plus amplement les exigences relatives à la bouche de
sortie de la conduite de ventilation.
3
TOEPASSINGEN EN ONTWERPRICHTLIJNEN - APPLICATIONS ET GENERALITES