Bekijk de PDF - VigotecAkatherm

TOEPASSINGEN EN ONTWERPRICHTLIJNEN - APPLICATIONS ET GENERALITES
Aansluitleidingen
Een aansluitleiding verbindt een lozingstoestel met de verzamel-, stand- of
grondleiding. Op een aansluitleiding is slechts één lozingstoestel aangesloten. In
de binnenriolering kan een aansluitleiding zowel liggend als verticaal voorkomen
en mag, in tegenstelling tot verzamelleidingen, volledig gevuld raken. Om te
voorkomen dat de stankafsluiters worden leeggezogen, worden in de norm de
aansluitleidingen aan grenzen gesteld. Dit zijn grenzen met betrekking tot:
-
-
-
de minimale leidingdiameter
de maximale leidinglengte
het maximale hoogteverschil
Verzamelleidingen
Een verzamelleiding is een liggende leiding die aansluitleidingen verbindt met een
standleiding of grondleiding.
Standleidingen
Een standleiding is een afvoerleiding die geen grotere afwijking heeft dan
45° ten opzichte van de verticale richting. Een standleiding sluit aan op een
verzamelleiding of grondleiding en is voorzien van een ontspanningsleiding.In een
vuilwaterafvoersysteem moet het ontwerp gericht zijn op het tegengaan van grote
drukverschillen in een standleiding. Drukverschillen in een standleiding kunnen
worden verkleind door het toepassen van aansluitvrije zones, aansluitwijze
van de aansluitleidingen en het juist dimensioneren van de standleiding.
Onderdruk in een standleiding ontstaat doordat een aansluitleiding vuilwater
loost op de standleiding. Het afvoerwater zal zich geleidelijk, afhankelijk van de
volumestroom, over de gehele leidingwand verdelen. Door de zwaartekracht en
de wrijvingsweerstand van de buis zal het afvoerwater een maximale snelheid
bereiken en wordt de lucht in de kern van de leiding door het water meegenomen.
Hierdoor ontstaat een drukverschil die zich voortzet tot boven het invoerpunt van
de afvoerstroom.
Overdruk ontstaat aan de voet van de standleiding waar de afvoerstroom sterk
wordt afgeremd tijdens de overgang naar de liggende verzamel- of grondleiding.
De lucht in de liggende leiding kan slechts beperkt wegstromen waardoor de
lucht in de voet van de standleiding wordt samengeperst en er een overdruk
ontstaat. De overgang naar een verzamel- of grondleiding moet daarom met 2
maal een 45° bocht geschieden zodat de lucht in de liggende leiding voldoende
kan wegstromen.
Figuur 5.2
34
Raccordement
Une conduite de raccordement connecte un seul appareil sanitaire à un collecteur
de branchement, une décharge verticale ou une conduite enterrée. Une conduite
de raccordement peut être installée verticalement ou horizontalement et peut
également, contrairement à un collecteur, être complètement remplie. On prendra
en compte certaines limites afin de ne pas vider les coupe-odeur :
-
-
-
le diamètre minimal de la conduite
la longueur maximale de la conduite
la différence de hauteur maximale entre l’appareil et le point de
raccordement
Collecteur de branchement
Il s’agit d’une conduite horizontale qui reprend plusieurs raccordements et les
connecte à une décharge verticale ou à la conduite enterrée.
Décharge verticale
Il s’agit d’une conduite dont l’axe présente un angle inférieur à 45° par rapport à
la verticale, raccordée à un collecteur (enterré ou aérien). Elle est pourvue d’une
conduite d’aération. Il faut en effet éviter l’apparition de différences de pression
dans un système d’évacuation. Celles-ci sont contenues grâce à la réservation
de zones sans branchement, la manière avec laquelle seront effectués les
raccordements, et le bon dimensionnement de la décharge verticale. L’apparition
d’une dépression dans la décharge verticale est due au déversement qui y est
fait en provenance d’un raccordement. En fonction du débit, l’eau usée se
répartira graduellement tout le long de la paroi. De la gravitation et des forces de
frottement contre le tuyau résultera la vitesse maximale que l’eau en écoulement
atteindra, emportant l’air au centre de la conduite avec elle. Tout ceci engendrera
une différence de pression qui se transmettra au-delà du point d’entrée des eaux
usées.
Une surpression apparaît au pied de la décharge verticale, là où les eaux usées
sont fortement freinées avant d’entrer dans le collecteur horizontal. L’air contenu
dans celui-ci ne peut s’échapper que de manière limitée, ce qui engendre
une compression de l’air dans le pied de décharge, et donc une surpression.
C’est pourquoi la transition vers un collecteur horizontal (enterré ou non) doit
s’effectuer en 2 fois, à l’aide de coudes à 45°, ceci permettant une meilleure
évacuation de l’air dans le collecteur.
Figure 5.2