Bekijk de PDF - VigotecAkatherm

TOEPASSINGEN EN ONTWERPRICHTLIJNEN - APPLICATIONS ET GENERALITES
30
Akavent type 110 mm 160 mm
Ontwerp diameter norm (DN) 100 mm 150 mm
Maximale gelijktijdige afvoer Akavent 7,6 l/s 19,6 l/s
Aantal basisafvoer eenheden (Q i )* 231 l/s 1537 l/s
Tabel 4.5 Akavent capaciteit
* De laatste rij in tabel 4.5 toont het toegestane aantal basisafvoereenheden op de
standleiding. Dit getal wordt berekend door de formule 4.1 te herschrijven en voor Q a de
maximalecapaciteit van de Akavent uit tabel 4.5 te nemen.
Voor een gebouw met woonfunctie (p = 0,5) met één Akavent 110 mm
standleiding mag totaal voor 231 l/s aan lozingstoestellen worden aangesloten,
zie formule 4.2 voor deze berekening.
n
∑Q 1 = ( Q a / p)² = (7,6 / 0,5)²
i = 1
Formule 4.2 Formule samengestelde afvoer, herschreven (l/s)
Dat komt neer op bijvoorbeeld 462 wastafels (basisafvoer eenheid Q i = 0,5 l/s)
231 badkuipen (basisafvoer eenheid Q i = 1,0 l/s).
Akavent capaciteitsrandvoorwaarden
In de NEN 3215 zijn enkele randvoorwaarden opgenomen m.b.t. de maximale
afvoerstromen van de verzamelleidingen die aangesloten mogen worden op de
Akavent standleiding. Tabel 4.6 beschrijft deze randvoorwaarden in detail.
Max. capaciteiten van één
standleiding
Totale afvoer van alle
verdiepingen
Closetafvoer van alle
verdiepingen
Totale afvoer van één
verdieping
Closetafvoer van één
verdieping
Tabel 4.6 Randvoorwaarden aansluitingen
Rekenvoorbeeld
110 mm 160 mm
(l/s) Q i Closets (l/s) Q i Closets
7,6 231 - 19,6 1537 -
4,7 85 42 11,8 562 281
4,5 81 - 11,6 537 -
2,0 16 8 5,2 106 53
Voorbeeld met een woongebouw met 100 verdiepingen met op iedere verdieping
4 appartementen. Ieder appartement heeft lozingstoestellen met de onderstaande
basisafvoer eenheden (Q i ).
Lozingstoestel Q i
Keuken 1,0
Badkamer 2,5
WC (6 l) 2,0
Totaal per appartement 5,5
Totaal per verdieping 22,0
Totaal gebouw 2200
n
In dit gebouw is de ∑Q 1 = 2200 l/s en de gelijktijdigheidscoëfficient 0,5.
i = 1
Type d’Akavent 110 mm 160 mm
Diamètre normé (DN) 100 mm 150 mm
Capacité maximale de l’Akavent 7,6 l/s 19,6 l/s
Débit unitaire instantané (Q i )* 231 l/s 1537 l/s
Tableau 4.5 Capacité Akavent
* La dernière ligne donne la somme des débits instantanés unitaires autorisée. Elle a été
calculée à partir de la formule 4.1 où Qa a été remplacé par la capacité maximale de
l’Akavent donnée dans le tableau 4.5.
Pour un bâtiment résidentiel (p = 0,5) avec une décharge verticale Akavent
de Ø110 mm, la somme des debits instantanés unitaires est de 231 l/s, voir
formule 4.2 pour le calcul.
n
∑Q 1 = ( Q a / p)² = (7,6 / 0,5)²
i = 1
Formule 4.2 Formule du débit instantané total, retravaillée (l/s)
Il y a donc possibilité de raccorder 462 lavabos (débit instantané unitaire Q i = 0,5
l/s) ou 231 baignoires (débit istantané unitaire Q i = 1 l/s).
Conditions annexes à la capacité de l’Akavent
La norme NEN 3215 reprend quelques conditions supplémentaires relatives au
débit maximum des conduites de branchement pouvant se raccorder à la décharge
verticale. Ces conditions sont reprises dans le tableau 4.6
Capacités max. d’une
décharge verticale
Débit total de tous les
étages
Débit des toilettes de tous
les étages
Débit total par
étage
Débit des toilettes par
étage
Tableau 4.6 Conditions annexes sur les branchements
Exemple de calcul
110 mm 160 mm
(l/s) Q i WC (l/s) Q i WC
7,6 231 - 19,6 1537 -
4,7 85 42 11,8 562 281
4,5 81 - 11,6 537 -
2,0 16 8 5,2 106 53
Prenons un immeuble résidentiel de 100 étages, de 4 appartements chacun.
Chaque appartement a des appareils sanitaires avec les débits unitaires suivants
(Q i ):
Appareil sanitaire Q i
Cuisine 1,0
Salle de bain 2,5
WC (6 l) 2,0
Total par appartement 5,5
Total par étage 22,0
Total bâtiment 2200
n
Dans cet immeuble, ∑Q 1 = 2200 l/s et le coefficient de simultanéité 0,5
i = 1