kompas 3 gids - Plantyn

* raad: Je vriend(in) heeft een probleem. Je wil hem/haar helpen. Je praat met hem/haar. Je geeft
raad.
* gewoon: Dat is een synoniem met “simpel”.
– En voici d’autres pour faire deviner d’après le contexte. Les élèves découvriront des stratégies
pour parvenir à deviner le sens de mots inconnus dans la rubrique Trefpunt à la page 55 du
Praktijkboek.
* kennis: par étymologie, on connaît le verbe “kennen”.
* vertrouwen: par le contexte, un(e) bon(ne) ami(e), on doit pouvoir lui …
* jezelf blijven: par le contexte, tu restes toi-…
* geheimen: par le contexte, à un(e) ami(e), tu racontes tes …
* steunt: par le contexte, que fait un(e) ami(e) ? Il / Elle t’aide ou te …
* verdriet: deviner si ce mot à un sens positif ou négatif, se demander ensuite quand un(e) ami(e)
peut nous venir en aide. Les élèves risquent de dire que c’est en cas de problèmes. Le fait de
déjà trouver cela permet de dire que le sens du mot est compris et n’entrave donc pas la
compréhension.
* raad: par le contexte, que peut donner un(e) ami(e) ? Donner des …
* gewoon: retrouver la nature du mot, le fait de retrouver qu’il s’agit d’un adverbe
Deuxième écoute du premier dialogue :
a) Poser les questions ci-dessous :
Wat denkt Kristel van Clara? _ Ze ziet er aardig uit.
Wat denkt Ina van Clara? _ Ze is niet echt vriendelijk.
Gaan ze akkoord met elkaar? Waarom? _ Nee, omdat Ina niet van Clara houdt.
Wat voor een meisje is Ina? Denk aan haar karakter… _ Ze is misschien jaloers.
b) Voir la vision que Kristel et Ina ont de l’amitié.
Les élèves ont déjà abordé la question en observant les bulles de la bande dessinée. Repartons de ces
bulles pour aller plus loin en regardant le contenu du dialogue.
Proposer aux élèves de retrouver les éléments dans le dialogue et essayer ensuite de reformuler en
faisant attention de bien tout mettre à la 3 e personne du singulier. Vous pouvez indiquer des mots clés au
tableau.
Si vous sentez que les élèves ont quelques difficultés à transformer leurs phrases à la 3 e personne du
singulier, vous pouvez les aider à trouver les déterminants et pronoms qui risquent de changer.
je→ zich je→ haar je→ ze
Wat is vriendschap voor Ina?
_ Het is iemand die ze kan vertrouwen,
met wie ze zich goed voelt,
met wie ze zichzelf kan blijven,
die goede raad kan geven.
Wat is vriendschap voor Kristel?
_ Het is iemand aan wie ze geheimen kan vertellen,
iemand die haar steunt als ze verdriet heeft.
iemand met wie ze naar de bioscoop kan gaan of een mooie fietstocht kan
organiseren.
Wat gaan de meisjes nu doen? _ Ze zullen naar het concert gaan.
c) Exploitation orale (utile pour faciliter l’usage des subordonnées ou pour commencer un
début de cours où on rappelle ce qui a été fait dans le dialogue au cours précédent) :
Waarom zegt Ina dat Clara en zij geen dikke vriendinnen zullen worden?
→ Ina zegt het omdat ze Clara niet zo vriendelijk vindt.
Wat denkt Ina over vriendschap?
→ Ina zegt dat je met een vriend jezelf kan blijven.
→ Ina zegt dat een vriend iemand is die je goed kan aanraden.
Wat denkt Kristel over vriendschap?
→ Kristel denkt dat een vriend iemand is aan wie je geheimen kan vertellen.
→ Kristel denkt dat je met je vrienden leuke activiteiten organiseert.
Kompas 3 - Gids - 78 - Log 1