kompas 3 gids - Plantyn

Il peut aussi être intéressant de faire un lien avec le vécu des élèves en leur « renvoyant » les
questions ci-dessus :
En jij, Camille? Ben je ook naar een taalstage gegaan?
…
EVA
– Poser des questions plus fermées à propos de chaque élément donné (c’est une bonne occasion de
revoir les mots interrogatifs) :
* Waar is Eva naartoe gegaan? _ Ze is naar Schotland gegaan.
* Met wie is ze vertrokken? _ Ze is met haar familie vertrokken.
* Hoe zijn ze naar Schotland vertrokken? _ Ze zijn met het vliegtuig gegaan.
* Hoelang zijn ze in Schotland gebleven? _ Ze zijn twee weken gebleven.
* Wat heeft ze bezocht? _ Ze heeft Edinburgh [edInb(ә)rә] bezocht.
* Welk dier heeft ze gezien? _ Ze heeft een paard gezien.
* Welke taal heeft ze gesproken? _ Ze heeft Engels gesproken.
* Hoelang heeft het geregend? – Het heeft twee dagen geregend.
* Waar is ze in augustus naartoe gegaan? _ Ze is op sportkamp in Aalst gegaan.
* Hoe is ze daarnartoe gegaan? _ Ze is met de trein gegaan.
* Hoelang is ze daar gebleven? _ Z e is een week gebleven.
…
– Idem : renvoyer les questions aux élèves.
* En jij, Samuel, waar ben je naartoe gegaan? _ Ik ben naar Italië gegaan.
* Met wie ben je vertrokken? _ Ik ben met mijn gezin en mijn neef vertrokken.
* Hoe zijn jullie naar Italië vertrokken? _ We hebben met de auto gereden.
* Wie heeft de auto gereden? _ Mijn papa en mijn mama hebben beiden gereden.
* …
DILARA
– Maintenant, un(e) élève pose une question à propos de Dilara et il / elle choisit un(e) autre élève
pour y répondre.
* Zeg Dylan, waar is Dilara tijdens de vakantie naartoe gegaan? _ Ze is naar Turkije gegaan.
* Met wie is ze vertrokken? _ Ze is met haar familie vertrokken.
…
– Obliger les élèves à répondre par une phrase complète – pour s’entraîner à rejeter le participe passé
– et si nécessaire l’aider à formuler son idée puis faire répéter la phrase correcte.
Les élèves ne sont pas obligés de prendre les éléments dans l’ordre donné pour poser leur question.
Ainsi les autres élèves sont obligés de suivre pour ne pas poser 2 fois la même question ou répondre
à côté.
Dépassement (pour les élèves plus à l’aise) :
Après cette activité on peut aussi poser des questions par rapport aux activités de vacances de la page
11 pour revoir la structure « ZOU GRAAG ».
* Wat zou je graag tijdens de vakantie doen? Zou je graag in de tuin werken of zou je liever naar
Turkije gaan? _ Wel, ik zou liever in de tuin werken en bruinen!
Tâche pour le cours suivant : choisir un des 3 personnages et raconter ses vacances en une dizaine
de phrases avec ou sans support du livre.
2) Vergelijk de vakantie van Tim, Eva en Dilara. Page 12, Logboek
– S’assurer que les élèves comprennent les adjectifs donnés dans le cadre. Si ce n’est pas le cas, les
introduire par un exemple (phrase simple en néerlandais), un geste, un synonyme ou un antonyme.
– Vous pouvez donner une explication très brève en faisant découvrir tous les antonymes de cette liste
d’adjectifs.
lang – kort leuk – saai duur – goedkoop interessant – saai
– Ensuite, on peut rechercher ceux qui sont plus ou moins synonymes et qui ont une connotation
positive.
goed – leuk – interessant
– Lire les 5 exemples du cadre et s’assurer de leur compréhension.
Kompas 3 - Gids - 50 - Proloog