29.01.2020 Views

Asega 2 online versie pdf

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

A S E G A<br />

jaargang 38, nummer 2 Februari 2020<br />

CRIME CULTURE<br />

ȧ<br />

ȧ<br />

ȧ<br />

ȧ<br />

De Nederlandse strafcultuur<br />

Het onbeperkte spreekrecht<br />

De rookwolken van het terrorisme<br />

Strafrecht, religie en cultuur<br />

ȧ<br />

ȧ<br />

Het vervolgingsbeleid van het<br />

Openbaar Ministerie<br />

Religieuze uitingen versus<br />

strafrechtelijke bepalingen<br />

Simon van der Aa<br />

Vereniging voor Strafrecht en Criminologie<br />

www.simonvanderaa.nl


De Haan<br />

strafrechtadvocaten:<br />

Want iedereen heeft recht<br />

op een goede verdediging.<br />

Turfsingel 33<br />

9712 KJ Groningen<br />

050 31 81 344<br />

turfsingel@dehaanlaw.nl<br />

www.dehaanstrafrecht.nl


inhoudsopgave<br />

vereniging<br />

Namens de redactie 4<br />

Namens het bestuur 5<br />

Verslag bezoek Centrum Internationale Kinderontvoering 6<br />

Agenda 53<br />

Artikelen<br />

Het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie 33<br />

Nikki Evertse<br />

Het onbeperkte spreekrecht 7<br />

Eske Schuring<br />

Religieuze uitingingen versus strafrechtelijke bepalingen 19<br />

Miranda van Tuinen<br />

Strafrecht, religie en cultuur<br />

Prof. mr. H.D. Wolswijk 40<br />

Vaste rubrieken & interview<br />

Actualiteitenrubriek: de liquidatie van Derk Wiersum 26<br />

Miranda van Tuinen<br />

Aanwezig of niet? 16<br />

Hertoghs Advocaten<br />

De Rechter 31<br />

Jesse van Muylwijck<br />

<strong>Asega</strong>-aanraders 51<br />

Romy ter Horst<br />

Zittingszaal 14 45<br />

Rob Zijlstra<br />

columns<br />

Cold case: Piet Baams 29<br />

Mark de Boer<br />

De rookwolken van het terrorisme 47<br />

Mark de Boer<br />

De Nederlandse strafcultuur 12<br />

Romy ter Horst<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 3


COLOFON<br />

-<br />

Jaargang 38, nummer 2<br />

Februari 2020<br />

De <strong>Asega</strong> is het drie keer<br />

per jaar verschijnende<br />

tijdschrift van de vereniging<br />

voor strafrecht en<br />

criminologie ‘Simon van<br />

der Aa’ van de Faculteit der<br />

Rechtsgeleerdheid aan de<br />

Rijksuniversiteit Groningen.<br />

Redactie<br />

Romy ter Horst<br />

Mark de Boer<br />

Nikki Evertse<br />

Miranda van Tuinen<br />

Eske Schuring<br />

Eileen van Dussen<br />

Lay-out<br />

Eileen van Dussen<br />

Oplage<br />

50<br />

Druk<br />

Copy Copy<br />

ISSN<br />

0920-2919<br />

Copyright<br />

Niets uit deze uitgave mag<br />

worden verveelvoudigd en/<br />

of openbaar gemaakt zonder<br />

voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van de uitgever.<br />

Met speciale dank aan<br />

Prof. mr. H.D. Wolswijk<br />

R. Zijlstra<br />

J. van Muylwijck<br />

E-mail<br />

asega@simonvanderaa.nl<br />

Volgende editie<br />

Mei 2020<br />

Namens de redactie<br />

Beste lezer,<br />

Voor u ligt alweer de tweede editie van de <strong>Asega</strong> van dit verenigingsjaar,<br />

en tevens de eerste van het kalenderjaar 2020. Wij willen u<br />

allemaal een fijn nieuw jaar wensen en hopen dat u heeft genoten<br />

van de vorige <strong>Asega</strong>.<br />

Tussen a lle feestdrukte door zijn wij hard bezig geweest om ook<br />

dit nummer weer te vullen met interessante artikelen en columns.<br />

Deze editie is getiteld ‘Crime Culture’ en gaat over strafrechtelijke<br />

cultuur en religie in de breedste zin van het woord. Om een zo gevarieerd<br />

mogelijke <strong>Asega</strong> te bieden, hebben wij ervoor gekozen om<br />

het woord ‘cultuur’ ruim op te vatten. Zo behandelen we onderwerpen<br />

als godsdienstvrijheid en terrorisme, maar gaan we ook in<br />

op de Nederlandse strafrechtcultuur en dat wat het Nederlandse<br />

strafrechtsysteem typeert.<br />

Eske schreef bijvoorbeeld een artikel over het slachtofferrecht, nu<br />

de positie van slachtoffers in het Nederlandse strafprocesrecht<br />

steeds sterker wordt. Ik schreef een column over de oriëntatiepunten<br />

van de rechtspraak en de wijze waarop de rechters in Nederland<br />

tot een straf komen. Naast de zittende magistratuur is er<br />

ook aandacht besteed aan de werkwijze van het Openbaar Ministerie,<br />

Nikki nam namelijk het vervolgingsbeleid onder de loep. De<br />

grenzen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst<br />

komen aan bod in het artikel van Miranda, dat ingaat op de<br />

Nashville-verklaring en het boerkaverbod. Daarnaast schreef Mark<br />

een kritische column over de manier waarop terrorisme bestreden<br />

wordt in het Nederlandse straf(proces)recht.<br />

Ook deze <strong>Asega</strong> bevat weer een strip van Jesse van Muylwijck, een<br />

Zittingszaal 14 van Rob Zijlstra en een Vaklunch van Hertoghs Advocaten.<br />

De cold case is dit keer geschreven door Mark en betreft<br />

de zaak van Piet Braams. Miranda besteedde voor de actualiteitenrubriek<br />

aandacht aan de moord op advocaat Derk Wiersum. Deze<br />

editie is daarnaast ook weer voorzien van de <strong>Asega</strong> Aanraders. Ditmaal<br />

zocht ik voor u naar de interessantste series, boeken en podcasts.<br />

Een ware toevoeging aan deze editie is het artikel geschreven<br />

door prof. mr. H.D. Wolswijk, docent strafrecht aan onze universiteit.<br />

Hij schreef over een aantal topics als groepsbelediging en het<br />

culturele verweer.<br />

Dan rest mij niets anders dan u, namens de <strong>Asega</strong>commissie 2019-<br />

2020, veel leesplezier te wensen!<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Namens de <strong>Asega</strong>commissie 2019-2020,<br />

Romy ter Horst<br />

Voorzitter 2019-2020<br />

Kopij voor de <strong>Asega</strong> dient in<br />

overleg te geschieden en tijdig<br />

kenbaar gemaakt te worden.<br />

4 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


namens het bestuur<br />

Beste lezer,<br />

De tijd vliegt en voor u ligt dan ook al weer de tweede <strong>Asega</strong> van het<br />

verenigingsjaar. In november vond de halfjaarlijkse Algemene Ledenvergadering<br />

plaats en toen kwam voor ons als bestuur het besef dat de<br />

helft van het jaar er alweer op zit. Ondanks dat de tijd snel gaat, staat<br />

er nog genoeg leuks op de planning de komende periode. Daarnaast<br />

zou ik van deze gelegenheid gebruik willen maken om kort terug te<br />

blikken op de hoogtepunten uit de afgelopen periode.<br />

Op woensdag 13 november heeft Simon een bezoek gebracht aan het<br />

Politie Opleidings- en Trainingscentrum. Het was een zeer geslaagde<br />

ochtend waar de deelnemers onder andere een rondleiding kregen en<br />

zelf mochten schieten op de schietbaan. Daarnaast mochten zij zelf<br />

ook scenario’s naspelen en ervoeren zij hoe het is om pepperspray in<br />

te ademen. Op maandag 18 november vond het eerste kroegcollege<br />

van het verenigingsjaar plaats. Dit keer stond het in het teken van<br />

drugsgebruik op festivals. De belangstelling was groot en de zaal zat<br />

afgeladen vol. Het was een zeer interessante avond waarop het publiek<br />

ook hun eigen mening konden delen aan de hand van stellingen<br />

die werden voorgelegd. Op 3 december vond de pleittraining bij de<br />

Haan Advocaten & Notarissen plaats. Het was een leerzame training<br />

waar de deelnemers in duo´s leerden pleiten. 16 december stond<br />

in het teken van kerst en hebben wij heerlijk met zijn allen gegeten.<br />

Tevens heeft prof. Knigge het onderwerp van het congres bekend gemaakt.<br />

Het congres zal in het teken staan van euthanasie. Het beloofd<br />

een zeer interessante dag te worden. Op 18 december heeft er een<br />

kantoorbezoek bij Bakx & Snorn strafrechtadvocaten plaatsgevonden.<br />

Het was een erg interessante middag die werd afgesloten met<br />

een heerlijke borrel.<br />

Tot slot nog één laatste mededeling. Wij zien tot onze grote spijt alweer<br />

het einde van ons bestuursjaar naderen en zijn daarom voor het<br />

nieuwe jaar weer opzoek naar nieuwe bestuurders en commissieleden<br />

die Simon van der Aa volgend jaar draaiende houden. Op woensdag<br />

4 maart houden wij daarom een informatieborrel. Hou voor meer informatie<br />

onze website en socials in de gaten.<br />

Er rest mij dan ook verder niets anders dan u veel leesplezier te<br />

wensen met deze <strong>Asega</strong>.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Namens het 39 ste bestuur,<br />

Puck van Roosmalen<br />

Voorzitter 2019-2020<br />

Adres<br />

Oude Kijk in ’t Jatstraat 26<br />

9712 EK Groningen<br />

Internet<br />

www.simonvanderaa.nl<br />

E-mail<br />

bestuur@simonvanderaa.nl<br />

Bestuur<br />

Puck van Roosmalen<br />

Voorzitter<br />

voorzitter@simonvanderaa.nl<br />

Tel.: 06-25546920<br />

Ilse Ekkel<br />

Secretaris<br />

secretaris@simonvanderaa.nl<br />

Tel.: 06-50716459<br />

Melissa Allison van Suijllekom<br />

Penningmeester<br />

penningmeester@<br />

simonvanderaa.nl<br />

Tel.: 06-52888651<br />

José Horsten<br />

Commissaris intern<br />

intern@simonvanderaa.nl<br />

Tel.: 06-15686494<br />

Matthijs de Bruin<br />

Commissaris extern<br />

extern@simonvanderaa.nl<br />

Tel.: 06-53884370<br />

De contributie van Simon van<br />

der Aa bedraagt €12,50. De<br />

betaling hiervan geschiedt<br />

door middel van automatische<br />

incasso (rekeningnummer:<br />

NL28RABO0157637549).<br />

Leden ontvangen hiervoor<br />

de <strong>Asega</strong> en kunnen gratis<br />

of tegen gereduceerd tarief<br />

deelnemen aan activiteiten<br />

die door Simon van der<br />

Aa worden georganiseerd.<br />

Een lidmaatschap wordt<br />

automatisch verlengd, behalve<br />

wanneer het lidmaatschap<br />

tijdig wordt opgezegd. Dit<br />

dient schriftelijk te gebeuren<br />

bij de secretaris van de<br />

vereniging en wel voor 15<br />

september van elk collegejaar.<br />

Adreswijzigingen via de<br />

website of t.a.v. de secretaris<br />

van Simon van der Aa, p.a.<br />

Oude Kijk in ’t Jatstraat 26,<br />

9712 EK Groningen. Zo ook<br />

klachten over de bezorging.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 5


vereniging<br />

Bezoek Centrum Internationale Kinderontvoering<br />

verslag activiteitencommissie<br />

Op woensdag 27 november 2019 is de activiteitencommissie van Simon van der Aa met negen<br />

studenten afgereisd naar Hilversum om het Centrum Internationale Kinderontvoering (hierna:<br />

Centrum IKO) te bezoeken. Om 8.00 uur ’s ochtends verzamelde de groep zich op station Groningen<br />

om vervolgens een treinreis richting Hilversum tegemoet te gaan. Om 10.00 uur kwamen<br />

we aan in Hilversum en na een kwartiertje lopen kwamen we aan bij het Centrum IKO. De groep<br />

werd vrolijk onthaald door twee medewerksters. Iedereen kon eerst genieten van een kopje thee<br />

en pepernoten, waarna we deze interessante dag aanvingen met een quiz over internationale<br />

kinderontvoering. Met deze quiz was ook een prijs te winnen; een kinderboek over internationale<br />

kinderontvoering dat speciaal voor het Centrum IKO was geschreven. Na deze quiz gaven<br />

de twee medewerksters ons een presentatie over wat internationale kinderontvoering precies<br />

inhoudt en wat de getroffen ouders hiertegen kunnen ondernemen. Zowel de civielrechtelijke als<br />

de strafrechtelijke opties kwamen aan bod. Hierna was het tijd voor een lunch op het kantoor.<br />

We konden genieten van verse broodjes die eenieder zelf kon beleggen. Tijdens de lunch kwam<br />

de directeur van het Centrum IKO ons nog wat extra informatie vertellen over de organisatie.<br />

Op een informele sfeer werd kennis gemaakt met het werk dat het Centrum IKO verricht. Na de<br />

lunch werd de groep opgesplitst in twee kleinere groepen waarin verschillende casussen werden<br />

besproken. Op de casussen werden de eerder uitgelegde civielrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen<br />

toegepast. Rond 15.00 uur kwam de dag tot een einde. Het was een zeer interessante dag<br />

waarbij de groep veel nieuwe dingen heeft geleerd. De sfeer was informeel en iedereen was erg<br />

enthousiast. Al met al hebben we een leuke dag gehad die zeker voor herhaling vatbaar is!<br />

6 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


het onbeperkte spreekrecht<br />

Eske schuring<br />

De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor de rechtspositie van slachtoffers<br />

van misdrijven. Sinds 2011 heeft het slachtoffer een eigen titel in het Wetboek<br />

van Strafvordering (hierna: Sv), Titel IIIa, en daarmee een eigen positie in het<br />

strafproces. 1 In 2012 en 2016 vonden er belangrijke wetswijzigingen plaats over de<br />

spreekgerechtigden en het onbeperkt spreekrecht. Het slachtoffer heeft door deze<br />

wijzigingen een meer erkende rol in het strafproces gekregen. 2 In dit essay wordt<br />

eerst uiteengezet hoe het spreekrecht zich sinds 2005 geleidelijk heeft uitgebreid.<br />

Daarna zullen de relevante wetsartikelen voor de uitoefening van het onbeperkte<br />

spreekrecht worden besproken. Als laatste zullen twee (mogelijke) gevolgen van<br />

het onbeperkte spreekrecht worden besproken. Ten eerste het risico op secundaire<br />

victimisatie en ten tweede een potentiële botsing met de onschuldpresumptie jegens<br />

de verdachte. Er zijn in de praktijk meer gevolgen aan te wijzen betreffende<br />

de invoering van het onbeperkt spreekrecht in het strafproces. Hierbij kan bijvoorbeeld<br />

gedacht worden aan de invloed van social media, nu er hier ook meer aandacht<br />

is voor de rol van het slachtoffer. 3<br />

essay<br />

Het onbeperkte spreekrecht<br />

Een aantal jaren geleden hadden slachtoffers<br />

van misdrijven maar een beperkte positie in het<br />

Nederlandse strafprocesrecht. Slechts wanneer<br />

zij schade hadden geleden, konden zij zich als<br />

benadeelde partij voegen in het strafproces. 4<br />

Op 1 januari 2005 werd het spreekrecht, door<br />

een initiatiefwet van kamerlid Dittrich (D66),<br />

ingevoerd in Nederland voor een beperkt aantal<br />

strafbare feiten. 5 Na de invoering van deze<br />

wet mocht het slachtoffer zich uitlaten over de<br />

gevolgen die het strafbare feit voor hem had<br />

veroorzaakt. Dit spreekrecht was nog strikt afgebakend<br />

en slechts slachtoffers van ernstige<br />

misdrijven konden hier een beroep op doen. 6<br />

Op 1 september 2012 vond er opnieuw een<br />

wijziging van het spreekrecht plaats. Uit een<br />

evaluatierapport van Pemberton, Lens en<br />

Groenhuijsen volgde dat slachtoffers de strikte<br />

toepassing van het spreekrecht in de praktijk<br />

als beperkend ervaarden. 7 Daarom werd onder<br />

andere de kring spreekgerechtigden uitgebreid.<br />

Wanneer iemand vanwege zijn minderjarige<br />

leeftijd of feitelijke toestand niet in staat was<br />

om zelf gebruik te maken van zijn spreekrecht,<br />

kon dit sinds de wetswijziging van 2012 worden<br />

uitgeoefend door een familielid of een vertegenwoordiger.<br />

Daarnaast werd het spreekrecht<br />

ten opzichte van de nabestaanden uitgebreid. 8<br />

De wetswijziging van 2012 ging enkel over de<br />

uitbreiding van de spreekgerechtigden en gaf<br />

geen uitbreiding over wat zij mochten zeggen.<br />

De spreekgerechtigden mochten na deze<br />

wetswijziging nog steeds alleen een verklaring<br />

afleggen over de gevolgen die het strafbare feit<br />

op hen heeft gehad. Het spreekrecht was dus<br />

nog relatief beperkt.<br />

In 2012 zorgde een Amsterdamse zedenzaak<br />

voor een publiek en politiek debat omtrent<br />

het spreekrecht. 9 Deze zaak ging over seksueel<br />

misbruik dat plaatsvond op meerdere kinderdagverblijven.<br />

Hier was het spreekrecht van<br />

de ouders van de misbruikslachtoffers een belangrijk<br />

discussiepunt, aangezien de slachtoffers<br />

zelf nog te jong waren om het spreekrecht<br />

uit te oefenen. Uiteindelijk heeft de rechter het<br />

spreekrecht toegekend aan de ouders van de<br />

misbruikslachtoffers. De grote (media-)aandacht<br />

die deze zaak kreeg was één van de aanleidingen<br />

om het spreekrecht nogmaals uit te<br />

breiden. Dit gebeurde door middel van de wet<br />

van 14 april 2016, die in werking trad op 1 juli<br />

2016. 10<br />

Sinds deze wet hebben we in Nederland het<br />

onbeperkte spreekrecht. De staatssecretaris<br />

van Justitie en Veiligheid omschreef het begrip<br />

‘onbeperkt’ als volgt: ‘‘Het onderhavige wetsvoorstel<br />

strekt ertoe de bestaande belemmering<br />

dat alleen mag worden gesproken over de<br />

gevolgen die het slachtoffer of de nabestaande<br />

zelf heeft ondervonden op te heffen. Onbelemmerd<br />

spreekrecht heeft tot gevolg dat aan het<br />

slachtoffer geen beperkingen worden opgelegd<br />

over hetgeen hij in het kader van de strafzaak<br />

aan de orde wil stellen’’. 11 Hieruit blijkt dat het<br />

slachtoffer tijdens een strafzaak alles aan de<br />

orde mag stellen. Onlangs heeft er opnieuw<br />

een wijziging plaatsgevonden op het gebied<br />

van het onbeperkte spreekrecht door middel<br />

van de wetswijziging van 1 april 2017 en de<br />

Wet implementatie richtlijn minimumnormen<br />

slachtoffers. 12 Hierbij is de definitie van ‘slachtoffer’<br />

gewijzigd waardoor ook nabestaanden,<br />

wanneer zij afhankelijk zijn van het slachtoffer,<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 7


ESKE SCHURING |<br />

HET ONBEPERKTE SPREEKRECHT<br />

onder deze definitie vallen.<br />

De uitoefening van het spreekrecht<br />

Titel IIIA van het Wetboek van Strafvordering<br />

bevat de bepalingen die betrekking hebben op<br />

het slachtoffer in het strafproces. Uit deze titel<br />

volgen dus ook de relevante bepalingen betreffende<br />

de uitoefening van het spreekrecht. In de<br />

eerste plaats geeft het aan wie er gebruik mag<br />

maken van het spreekrecht. Artikel 51e Sv geeft<br />

de doelgroep van het onbeperkte spreekrecht<br />

aan. Hieruit volgt dat het spreekrecht slechts<br />

van toepassing is bij misdrijven waarop naar<br />

de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf<br />

van acht jaar of meer is gesteld, of bij één van<br />

de genoemde delicten in dit artikel. Spreekgerechtigd<br />

is in de eerste plaats het slachtoffer<br />

(art. 51e lid 2 Sv) en de vader en/of moeder<br />

van een minderjarig slachtoffer (art. 51e lid 3<br />

Sv). Ook spreekgerechtigd is een minderjarige<br />

die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en<br />

in staat wordt geacht om te spreken bij de zitting<br />

(art. 51e lid 5 Sv) en een wettelijk vertegenwoordiger<br />

wanneer een minderjarige de<br />

leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt<br />

of niet in staat wordt geacht om te spreken op<br />

de zitting (art. 51e lid 6 Sv). Doordat de nabestaanden<br />

van slachtoffers ook onder de term<br />

‘slachtoffer’ vallen, zijn ook spreekgerechtigd:<br />

de echtgenoot, de geregisteerde partner, een<br />

andere levensgezel, een bloedverwant in rechte<br />

lijn, een persoon in de zijlijn tot en met de vierde<br />

graad en een persoon die afhankelijk is<br />

van het slachtoffer (art. 51a lid 1b Sv jo. 51e lid 7<br />

Sv). Wat betreft het spreekrecht van bloedverwanten<br />

volgt uit art. 51e lid 4 Sv dat dit beperkt<br />

is tot drie spreekgerechtigden.<br />

Op grond van artikel 51b lid 1 Sv heeft een<br />

slachtoffer of nabestaande het recht om kennis<br />

te nemen van de processtukken die van belang<br />

zijn voor het slachtoffer. Uit artikel 149a<br />

lid 2 Sv volgt de definitie van processtukken:<br />

‘alle stukken die voor de ter terechtzitting door<br />

de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs<br />

van belang kunnen zijn, behoudens het<br />

bepaalde in artikel 149b.’ Relevant is dus of de<br />

processtukken wel of niet van belang zijn voor<br />

het slachtoffer. Een mogelijk probleem hierbij<br />

is het feit dat het slachtoffer zich mag uitlaten<br />

over het gehele strafproces. Daar vallen ook het<br />

bewijs en de persoon van de verdachte onder.<br />

Hierdoor is het niet duidelijk welke processtukken<br />

het slachtoffer niet zou kunnen verkrijgen.<br />

13 Uit artikel 51b lid 2 Sv volgt daarnaast<br />

dat het slachtoffer de officier van justitie kan<br />

verzoeken om stukken die hij relevant acht<br />

voor de beoordeling van de zaak aan het dossier<br />

toe te voegen.<br />

Uit de Aanwijzing slachtofferrechten volgt dat<br />

het in de eerste plaats aan het openbaar ministerie<br />

is om als vertegenwoordiger van de<br />

maatschappij de belangen van het slachtoffer<br />

op zich te nemen. 14 Het is de taak van de officier<br />

van justitie om het slachtoffer en de nabestaanden<br />

over het spreekrecht in te lichten. 15 Van belang<br />

is dat het spreekrecht een recht is en geen<br />

plicht. Slechts wanneer het slachtoffer of de<br />

nabestaande wenst om zich uit te laten over de<br />

zaak, zal het spreekrecht worden uitgeoefend.<br />

Tijdens de zitting is de spreekgerechtigde geen<br />

procespartij, maar een procesdeelnemer. 16 De<br />

spreekgerechtigde mag eenmalig tijdens de zitting<br />

het woord voeren. Op dit moment is nog<br />

8 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


ESKE SCHURING | HET ONBEPERKTE SPREEKRECHT<br />

niet wettelijk vastgelegd wanneer dit plaatsvindt<br />

tijdens de procedure. Er is echter een wetsontwerp<br />

aanhangig waarin onder andere is<br />

bepaald op welk moment de spreekgerechtigde<br />

gebruik mag maken van zijn spreekrecht. 17 Afgelopen<br />

november is dit wetsvoorstel ingediend<br />

bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel<br />

uitbreiding slachtofferrechten is ook een verschijningsplicht<br />

voor verdachten van ernstige<br />

zeden- of geweldsdelicten opgenomen. Door<br />

deze toevoeging wordt zeker gesteld dat het<br />

slachtoffer zijn spreekrecht kan uitoefenen in<br />

het bijzijn van de verdachte. Met dit conceptwetsvoorstel<br />

over de uitbreiding van de slachtofferrechten<br />

wil de minister voor Rechtsbescherming<br />

de positie van het slachtoffer in het<br />

strafproces verder versterken. 18<br />

Secundaire victimisatie<br />

Tot nu toe zijn de totstandkoming van het onbeperkte<br />

spreekrecht en de relevante bepalingen<br />

betreffende de uitvoering van dit onbeperkte<br />

spreekrecht besproken. Sinds 1 juli<br />

2017 hebben we in het Nederlandse strafproces<br />

het onbeperkte spreekrecht. Wat voor gevolgen<br />

heeft dit gehad voor ons strafproces? Aangezien<br />

het onbeperkte spreekrecht nog maar relatief<br />

kort van toepassing is, zijn er (nog) geen concrete<br />

gevolgen aan te wijzen. Wel zijn er vele<br />

critici die spreken over de mogelijke effecten<br />

die het onbeperkte spreekrecht zal gaan hebben.<br />

Voor de rechter is er geen wettelijke plicht om<br />

te motiveren op welke manier hij wel of juist<br />

geen rekening heeft gehouden met de verklaring<br />

van het slachtoffer of de nabestaande. Men<br />

zou zich dus kunnen afvragen of de uitbreiding<br />

van het spreekrecht wel een merkbaar effect<br />

heeft op het strafproces en/of de positie van<br />

de verdachte. Een van de grootste bezwaren<br />

die is genoemd tegen de invoering van het onbeperkte<br />

spreekrecht, is het risico op secundaire<br />

victimisatie. 19 Hiermee wordt bedoeld<br />

dat een slachtoffer extra beschadigd kan raken<br />

doordat de behandeling tijdens het strafproces<br />

als onbevredigend wordt ervaren, waardoor<br />

het slachtoffer als het ware opnieuw slachtoffer<br />

wordt. 20 Volgens critici zou secundaire victimisatie<br />

op twee wijzen kunnen ontstaan. In<br />

de eerste plaats zou secundaire victimisaite<br />

kunnen ontstaan door onderwerping aan het<br />

ondervragingsrecht en daarnaast doordat de<br />

verwachtingen van de spreekgerechtigden niet<br />

waargemaakt zouden worden. 21<br />

In beginsel mag de rechter de verklaring van<br />

de spreekgerechtigde niet gebruiken ter onderbouwing<br />

van het bewijs. 22 De Raad voor de<br />

Rechtspraak heeft echter opgemerkt dat er<br />

gezien de vrije spreekruimte vaker discussies<br />

over het bewijs zullen ontstaan op de zitting. 23<br />

Om de verklaring van de spreekgerechtigde<br />

mee te nemen in de bewijsoverweging, zal de<br />

spreekgerechtigde als getuige beëdigd en gehoord<br />

moeten worden. Van belang is wel dat<br />

het slachtoffer pas beëdigd wordt indien hij<br />

tijdens het uitoefenen van zijn spreekrecht<br />

zaken te melden heeft die voor het bewijs relevant<br />

kunnen zijn. 24 Wanneer een slachtoffer<br />

beëdigd is als getuige, komt aan de verdediging<br />

het ondervragingsrecht toe. Bij het ondervragingsrecht<br />

mag de verdediging vragen stellen<br />

aan een getuige. De reden hiervoor is dat een<br />

getuigenverklaring door de rechter gebruikt<br />

kan worden als bewijsmiddel en de verdediging<br />

de kans moet krijgen om de getuige te bevragen.<br />

25 Wanneer de verdediging gebruik maakt<br />

van het ondervragingsrecht, is het mogelijk dat<br />

(de advocaat van) de verdachte de nadruk legt<br />

op de geloofwaardigheid en de integriteit van<br />

het slachtoffer. 26 Uit onderzoek is gebleken dat<br />

de ondervraging van het slachtoffer tijdens het<br />

verhoor door (de advocaat van) de verdachte<br />

op zitting tot secundaire victimisatie kan<br />

leiden. 27 Of dit risico op secundaire victimisatie<br />

inderdaad een bezwaar is tegen het onbeperkte<br />

spreekrecht, is afhankelijk van de vraag of het<br />

onbeperkte spreekrecht zal leiden tot het vaker<br />

horen van spreekgerechtigden ter terechtzitting<br />

als getuige. De toekomst zal dit moeten<br />

uitwijzen.<br />

Naast de net besproken vorm van secundaire<br />

victimisatie, zou secundaire victimisatie ook<br />

kunnen ontstaan omdat de verwachtingen van<br />

de spreekgerechtigden (mogelijk) niet worden<br />

waargemaakt. Zoals eerder genoemd, hoeven<br />

de rechter en andere procespartijen niets met<br />

de verklaringen van de spreekgerechtigden<br />

te doen. Aangezien er geen motiveringsplicht<br />

is opgenomen in de wet met het oog op de<br />

verklaring van een spreekgerechtigde, mogen<br />

alle procespartijen in het geheel voorbijgaan<br />

aan hetgeen de spreekgerechtigde heeft verklaard.<br />

28 Doordat spreekgerechtigden vaak de<br />

verwachting hebben dat hun verklaring relevant<br />

is in het strafproces, zou dit in de praktijk<br />

kunnen leiden tot secundaire victimisatie. 29<br />

Aan het begin van deze paragraaf werd al geconstateerd<br />

dat er nog geen duidelijke effecten<br />

van het onbeperkte spreekrecht op het strafproces<br />

aangewezen kunnen worden. Of het<br />

onbeperkte spreekrecht dus daadwerkelijk een<br />

verhoogd risico op secundaire victimisatie met<br />

zich meebrengt is voor alsnog onduidelijk. Hier<br />

zal waarschijnlijk pas over enkele jaren meer<br />

duidelijkheid over zijn. 30 Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 9


eSKe SchUring |<br />

het onBePerKte SPreeKrecht<br />

De onschuldpresumptie<br />

Naast het risico op secundaire victimisatie,<br />

zijn er nog andere mogelijke gevolgen van<br />

het onbeperkte spreekrecht op het strafproces.<br />

Verschillende critici zijn van mening dat<br />

het onbeperkte spreekrecht een botsing kan<br />

veroorzaken met de onschuldpresumptie.<br />

Zoals eerder genoemd mag de spreekgerechtigde<br />

zich onbeperkt uitlaten op de zitting,<br />

dus ook over het bewijs, de schuldvraag,<br />

de op te leggen straf en de strafmaat. Hierbij<br />

hoeft de spreekgerechtigde geen rekening te<br />

houden met de onschuldpresumptie. 31 Het<br />

slachtoffer wordt daarnaast niet onderworpen<br />

aan tegenspraak of verhoor vanuit (de advocaat<br />

van) de verdachte of de rechter. Dit verhoor<br />

mag slechts plaatsvinden wanneer het<br />

slachtoffer wordt beëdigd als getuige, maar<br />

vanaf dat moment spreekt het slachtoffer dus<br />

ook als getuige. Zijn woorden dienen dan niet<br />

meer een therapeutisch doel, maar mogen worden<br />

betwist ten behoeve van de waarheidsvinding.<br />

32 Als we kijken naar de onschuldpresumptie,<br />

een belangrijk beginsel voor de procedurele<br />

rechtvaardigheid, kan de dubbelzinnige positie<br />

van het slachtoffer bij het uitoefenen van het<br />

spreekrecht hiermee op gespannen voet staan.<br />

Wanneer een slachtoffer tijdens de zitting de<br />

verdachte als de dader behandelt, kan dat botsen<br />

met de onschuldpresumptie. 33<br />

Aan de andere kant kan ook gezegd worden dat<br />

de erkenning als slachtoffer ten opzichte van de<br />

verdachte te vroeg komt. Wanneer het daderschap<br />

van de verdachte nog niet vaststaat in<br />

juridische zin, kan immers ook het slachtofferschap<br />

van het slachtoffer nog niet vaststaan ten<br />

opzichte van deze verdachte. 34 Wanneer een<br />

slachtoffer in de rechtszaal zijn spreekrecht<br />

uitoefent, wordt dit spreekrecht ontleend aan<br />

het vermoeden dat het gaat om een slachtoffer.<br />

Totdat het tegendeel is bewezen, gaat het dus<br />

om een vermoedelijk slachtoffer. 35 Sommigen<br />

zien dit als onrechtvaardig, aangezien dit voor<br />

het slachtoffer onvoordelig of zelfs schadelijk<br />

voor zijn rechten en waardigheid kan zijn, terwijl<br />

het onschuldvermoeden bij de verdachte in<br />

zijn voordeel werkt. 36 Nu ook een vermoedelijk<br />

slachtoffer in de rechtszaal behandeld dient te<br />

worden als vrij en gelijk persoon en volledig gerespecteerd<br />

dient te worden in zijn menselijke<br />

waardigheid, is de term vermoedelijk slachtoffer<br />

niet misplaatst. 37<br />

Strafadvocaat Peter Plasman heeft op 23 juni<br />

2017 een voordracht gehouden tijdens het Nationaal<br />

Strafrecht Congres, waarin hij betoogt<br />

dat de onschuldpresumptie wordt aangetast<br />

door de uitbreiding van de slachtofferrechten.<br />

38 Hij vindt dat het slachtoffer geen deel<br />

mag uitmaken van de rechtszitting, zolang de<br />

schuld van de verdachte nog niet vaststaat. In<br />

een reactie op het pleidooi van Plasman, betogen<br />

letselschadeadvocaten Edwin Bosch en<br />

Maarten de Klerk dat niet de slachtofferrechten,<br />

maar juist de onschuldpresumptie te ver is<br />

doorgeschoten. 39 De meningen over dit onderwerp<br />

zijn dus verdeeld. In de praktijk zal het<br />

de taak van de rechterlijke macht zijn om, indien<br />

nodig, een nuancering aan te brengen bij<br />

uitspraken van de spreekgerechtigde. Voor de<br />

verdachte dient het voldoende duidelijk te zijn<br />

dat de uitspraken van het slachtoffer de visie<br />

van het slachtoffer is en daarmee niet automatisch<br />

ook de visie van de rechter. 40<br />

Conclusie<br />

Uitbreiding van het spreekrecht heeft gezorgd<br />

voor een meer erkende rol van het slachtoffer<br />

in het strafproces. In dit essay zijn twee van de<br />

(mogelijke) gevolgen van het onbeperkte spreekrecht<br />

op het strafproces besproken. Een conclusie<br />

die nu kan worden getrokken, is dat er in<br />

het Wetboek van Strafvordering een normatief<br />

kader omtrent het spreekrecht ontbreekt. Er is<br />

nergens opgenomen of, en zo ja, op welke wijze<br />

de rechter in de overwegingen van het vonnis<br />

de slachtofferverklaring moet meenemen.<br />

De rechter mag zelf bepalen of de slachtofferverklaring<br />

een rol speelt bij de strafmaat. Hij<br />

mag (onderdelen van) de slachtofferverklaring<br />

opnemen in het vonnis of het arrest, maar is<br />

daartoe niet verplicht. 41 Hierbij kan een wat al<br />

te begripvolle houding van de rechter voor de<br />

positie van het slachtoffer op gespannen voet<br />

komen te staan met de onschuldpresumptie jegens<br />

de verdachte. Ook het feit dat de verdachte<br />

strafvorderlijk geen mogelijkheid krijgt om de<br />

slachtofferverklaring ter discussie te stellen,<br />

doet afbreuk aan de positie van de verdachte. 42<br />

10 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


ESKE SCHURING | HET ONBEPERKTE SPREEKRECHT<br />

Wat de uiteindelijke effecten van het onbeperkte<br />

spreekrecht op het strafproces zullen<br />

zijn, kan nog niet duidelijk worden vastgesteld.<br />

Wel is er bijvoorbeeld in de Anne Faber zaak<br />

al gebruik gemaakt van het spreekrecht door<br />

de nabestaanden. 43 Toekomstige zaken waarin<br />

gebruik wordt gemaakt van het onbeperkte<br />

spreekrecht, zullen moeten uitwijzen hoe<br />

dit onbeperkte spreekrecht in de praktijk zal<br />

plaatsvinden en wat de concrete gevolgen zullen<br />

zijn voor het slachtoffer, de dader en het<br />

strafproces in het algemeen.<br />

Eindnoten<br />

1 Titel IIIA, art. 51a e.v. Sv; Wet van 17 december 2009 tot<br />

wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek<br />

van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven<br />

ter versterking van de positie van het slachtoffer<br />

in het strafproces, Stb. 2010, 1.<br />

2 Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van het Wetboek van<br />

Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van<br />

slachtoffers en nabestaanden in het strafproces, Stb.<br />

2012, 345.<br />

3 J.H.B. Bemelmans, ‘Totdat het tegendeel is bewezen.<br />

De onschuldpresumptie in rechtshistorisch, theoretisch,<br />

internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk<br />

perspectief ‘ Deventer: Wolters Kluwer, 2018.<br />

4 R.Kool, M. Moerings, ‘The victim has the floor.’ European<br />

Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice,<br />

12(1), 46-60.<br />

5 Stb. 2004, 382.<br />

6 Verdonk, M.C.F. (2004). Wet van 21 juli 2004 tot wijziging<br />

van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering<br />

(invoering van spreekrecht voor slachtoffers en<br />

nabestaanden)<br />

7 K. Lens, A. Pemberton, M. Groenhuijsen, ‘Het spreekrecht<br />

in Nederland een bijdrage aan het emotioneel herstel<br />

van slachtoffers?’, Intervict 2010, (<strong>online</strong> via www.<br />

wodc.nl), p.58, 86.<br />

8 Kamerstukken II 2011/12, 33 176, 3, p. 3-6.<br />

9 Rb. Amsterdam 21 mei 2012,<br />

ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6148<br />

10 Stb. 2016, 160.<br />

11 Kamerstukken II 2014/15, 34082.<br />

12 Stb. 2017, 90<br />

13 N.A. Elbers, ‘Slachtofferadvocatuur. De rol van de advocatuur<br />

in de bijstand van slachtoffers van ernstige gewelds-<br />

en zedenmisdrijven’, WODC, 2018.<br />

14 Aanwijzing slachtofferrechten, par. 2.2, wetten.overheid.nl.<br />

15 Aanwijzing slachtofferrechten, par. 1.1 en 4.1, wetten.<br />

overheid.nl<br />

16 ‘Onbeperkt spreekrecht voor slachtoffers met ingang<br />

van 1 juli 2016’, 7 januari 2018, Rijksoverheid.nl.<br />

17 ‘Wetvoorstel uitbereiding slachtofferrechten’, 28 juni<br />

2018, Rijksoverheid.nl.<br />

18 ‘Waarschuwingen tegen uitbreiding slachtofferrechten’,<br />

NJB, 2018/1691.<br />

19 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />

spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />

20 A.K. de Graauw, ‘Spreekrecht ter zitting’, Trema 2004,<br />

afl. 8, p. 351.<br />

21 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />

spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />

22 HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR1149, r.o.<br />

3.8.2.<br />

23 Advies Raad voor de Rechtspraak aan de Staatssecretaris<br />

van Veiligheid en Justitie, ‘Advies Conceptwetsvoorstel<br />

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter<br />

aanvulling van het<br />

spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces<br />

en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven<br />

ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering<br />

aan nabestaanden’, 19 december 2013, p. 7.<br />

24 Kamerstukken II 2001/02, 27 632, nr. 8, p. 5 en nr.<br />

12, p. 2.<br />

25 Artikel 339 lid 1 sub 3 Wetboek van Strafvordering<br />

26 Kamerstukken I 2015/16, 34082, G, p. 3 (NV).<br />

27 M. de Boer, M. Weijers, ‘Een keer is genoeg. Verkennend<br />

onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers<br />

als getuigen in het strafproces’, WODC, 2010, p.<br />

143.<br />

28 B.F. Keulen, ‘Het slachtoffer, de modernisering van<br />

het Wetboek van Strafvordering en de rechter’, Strafblad<br />

2015/3, p. 249 en M.J. Borgers, ‘Op het bord van de rechter’,<br />

DD 2015/64, afl. 9, p. 680.<br />

29 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />

spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />

30 Kamerstukken II 2015/06, 34082 nr. 6.<br />

31 Kamerstukken I 2007/08, 30143 D, 1.<br />

32 Kamerstukken I 2015/16, 34082 E, 2-3.<br />

33 V.Geeraets, W. Veraart, ‘Over verplichte excuses en<br />

spreekrecht’ Netherlands Journal of Legal Philosophy<br />

2017 (46) 2.<br />

34 V.Geeraets, W. Veraart, ‘Over verplichte excuses en<br />

spreekrecht’ Netherlands Journal of Legal Philosophy<br />

2017 (46) 2.<br />

35 P. van den Eshof, N.M. Nierop, ‘Beschuldigingen in zedenzaken:<br />

onschuldpresumptie en slachtofferpresumptie,’<br />

Delikt en Delinkwent 58(8) (2015): 616.<br />

36 M. Groenhuijsen en R. Letschert, ‘Over spreekrecht<br />

plus en een twee fasen proces.’, Liber amicorum, 2012.<br />

37 V.Geeraets, W. Veraart, ‘Over verplichte excuses en<br />

spreekrecht’ Netherlands Journal of Legal Philosophy<br />

2017 (46) 2.<br />

38 P. Plasman, ‘Plasman bepleit inperking spreekrecht<br />

voor slachtoffers’, Advocatenblad, 23 juni 2017.<br />

39 E. Bosch, M. De Klerk, ‘Niet het spreekrecht, maar de<br />

onschuldpresumptie is doorgeschoten’ Advocatenblad,<br />

10 oktober 2017.<br />

40 E. van Sliedregt, ‘Tien tegen één. Een hedendaagse<br />

bezinning op de onschuldpresumptie’, Den Haag: Boom<br />

Juridische uitgevers, 2009.<br />

41 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />

spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />

42 Jansen & De Lange, NJB 30 augustus 2018, afl. 28 p.<br />

2053 – 2059.<br />

43 Rb. Midden Nederland 17 juli 2018,<br />

ECLI:NL:RBMNE:2018:3330.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 11


column<br />

de nederlandse strafcultuur<br />

romy ter horst<br />

‘Er wordt in Nederland veel te laag gestraft’. Dit is een stelling die iedereen vast wel<br />

eens voorbij heeft horen komen. 1 Maar hoe zit het eigenlijk met onze strafcultuur?<br />

Hoe komt een rechter tot zijn straf en hoe zit het straftoemetingssysteem in Nederland<br />

in elkaar? Als je veroordeeld wordt voor een strafbaar feit en je krijgt hiervoor<br />

een straf, dan mag je ervan uitgaan dat de rechter aan de hand van objectieve criteria<br />

tot een straf komt en dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden. Maar hoe<br />

vanzelfsprekend is dit in Nederland en hoe wordt dit bewerkstelligd? Deze vragen<br />

zullen centraal staan in deze column waarin een blik wordt geworpen op de Nederlandse<br />

strafcultuur. Zo zal worden gekeken of er een zekere mate van uniformiteit<br />

is als het gaat om de straftoemeting. Het aantal factoren die een invloed hebben op<br />

de straftoemeting zijn immers talrijk, dus het is de moeite waard om te zien of en<br />

hoe die uniformiteit wordt gewaarborgd.<br />

Deze column zal zich vooral toespitsen op<br />

de ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en<br />

LOVS-afspraken’ (hierna: oriëntatiepunten). 2<br />

Deze zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg<br />

Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) en<br />

vormen een vertrekpunt voor de rechter bij de<br />

op te leggen straf. Zo bieden ze de rechter handvatten<br />

en een mogelijkheid om bij de strafoplegging<br />

te verwijzen naar de landelijke praktijk.<br />

De oriëntatiepunten binden de rechter echter<br />

niet, de rechter blijft verantwoordelijk om per<br />

geval een passende straf op te leggen. Ze zijn<br />

ontwikkeld met het doel om de rechtseenheid<br />

met betrekking tot de strafmaat te bevorderen. 3<br />

Het is vanuit een maatschappelijk oogpunt niet<br />

gek om een bepaalde voorspelbaarheid van de<br />

straftoemeting te verwachten. Uiteenlopende<br />

straffen voor dezelfde gevallen zijn immers niet<br />

makkelijk te rechtvaardigen. 4 In deze column<br />

wordt gekeken naar de totstandkoming en de<br />

inhoud van de oriëntatiepunten, welke nadelen<br />

er aan de oriëntatiepunten zitten en of het echt<br />

tot meer gelijkheid leidt. Daarnaast wordt aandacht<br />

besteed aan de rechterlijke vrijheid bij de<br />

straftoemeting en hoe de Hoge Raad hieraan<br />

toetst.<br />

Oriëntatiepunten – hoe zit het in elkaar?<br />

De oriëntatiepunten worden op voorstel van<br />

de Commissie Rechtseenheid door het LOVS<br />

vastgesteld. De Commissie inventariseert de<br />

praktijk en gaat ten rade bij de gerechten. De<br />

oriëntatiepunten komen dan tot stand als een<br />

gemiddelde van de interne oriëntatiepunten<br />

van rechtbanken en gerechtshoven voor een<br />

bepaald delict. Mochten deze er niet zijn, dan<br />

wordt rechtspraak.nl geraadpleegd. De oriëntatiepunten<br />

vormen dus een weerspiegeling<br />

van de al geldende rechtspraktijk van de<br />

straftoemeting. 5<br />

De oriëntatiepunten kennen een deel dat<br />

bestaat uit oriëntatiepunten voor straftoemeting<br />

voor meerderjarigen en een deel voor<br />

minderjarigen. Beide delen bevatten daarnaast<br />

de LOVS-afspraken. Dit zijn algemene afspraken<br />

omtrent bijvoorbeeld de omzetting van een<br />

voorwaardelijke vrijheidsstraf naar een taakstraf<br />

en hoe de opbrengst van hennepteelt<br />

moet worden berekend. Per delict wordt omschreven<br />

welke straf voor welke vorm van het<br />

delict kan worden opgelegd. Zo is bij verkrachting<br />

24 maanden gevangenisstraf het uitgangspunt<br />

en bij belediging een boete van €150,-.<br />

Sommige delicten bevatten daarnaast een toelichting<br />

met strafverzwarende en/of strafverminderende<br />

factoren. Deze zijn specifiek omschreven<br />

voor dat delict. Zo zijn bij artikel<br />

240b Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (kinderpornografie)<br />

het aantal afbeeldingen, de<br />

leeftijd van de slachtoffers en het type afbeeld-<br />

12 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


ROMY TER HORST | DE NEDERLANDSE STRAFCULTUUR<br />

ing factoren die invloed kunnen hebben op de<br />

strafmaat. 6 De toelichting van artikel 300/302<br />

Sr ((zware) mishandeling) vermeldt dat bij<br />

huiselijk geweld in principe geen geldboete opgelegd<br />

wordt en dat wanneer het feit begaan is<br />

tegen een hulpverlener de straf met 33-100%<br />

verhoogd kan worden. 7 Niet alle delicten bevatten<br />

echter zo’n toelichting.<br />

De oriëntatiepunten geven dus richting aan de<br />

strafmaat voor de ‘standaardgevallen’, maar<br />

wanneer er sprake is van een standaardgeval<br />

is niet duidelijk. Deze worden namelijk niet<br />

omschreven. Een standaardgeval op papier<br />

zetten is natuurlijk niet gemakkelijk en te veel<br />

detail zou de toepassing van een oriëntatiepunt<br />

bemoeilijken. Een heel globaal geformuleerd<br />

oriëntatiepunt dreigt daarentegen zijn betekenis<br />

te verliezen. 8 Het ofwel heel uitgebreid<br />

formuleren van een oriëntatiepunt ofwel het<br />

formuleren van een prototype delict is dus een<br />

lastig dilemma waarin een middenweg gezocht<br />

moet worden.<br />

De vrijheid van de strafrechter<br />

Het belang van het formuleren van algemene<br />

afspraken met betrekking tot de strafmaat<br />

volgt uit het feit dat de strafrechter een behoorlijk<br />

grote vrijheid heeft op het gebied van de<br />

straftoemeting. De wetgever heeft de rechter<br />

een brede marge gelaten bij het bepalen van<br />

zowel de strafsoort als de hoogte van de straf. 9<br />

We kennen in Nederland immers geen minimale<br />

straffen en de straf komt tot stand door<br />

maatwerk van de strafrechter. De uitleg van<br />

de oriëntatiepunten is daarbij voorbehouden<br />

aan de feitenrechter. In deze vrijheid ligt de<br />

mogelijkheid van willekeur op de loer, wat een<br />

gevaar vormt voor de gelijkheid van straffen. 10<br />

Juist daarom is het belangrijk om een mate van<br />

eenheid van straffen te bevorderen. Dit is dan<br />

ook het doel van de oriëntatiepunten.<br />

De strafrechter kan dus voor de oplegging van<br />

de straf de oriëntatiepunten raadplegen, maar<br />

is hiertoe niet verplicht. In 2002 oordeelde de<br />

Hoge Raad dat de oriëntatiepunten geen recht<br />

in de zin van artikel 79 Wet op de rechterlijke<br />

organisatie vormen. 11 Hieruit volgt dat de Hoge<br />

Raad terughoudend toetst bij de beoordeling<br />

van de straftoemeting en er niet geklaagd kan<br />

worden over een onjuiste toepassing van de<br />

oriëntatiepunten. Hij toetst alleen of de uitleg<br />

die de rechter aan de oriëntatiepunten heeft<br />

gegeven begrijpelijk is. 12 Ook standaardmotiveringen<br />

worden hierbij geaccepteerd, waardoor<br />

het moeilijk is om aanknopingspunten te<br />

vinden voor de ontwikkeling van het straftoemetingsrecht<br />

in de strafmotivering. 13 Zonder<br />

uitgebreide motivering is immers niet duidelijk<br />

hoe de rechter tot zijn straf is gekomen en welke<br />

factoren daarbij zijn meegewogen.<br />

Dit beperkte karakter van de toetsing zorgt er<br />

mede voor dat niet alle rechters zich gebonden<br />

voelen aan de oriëntatiepunten en zich vooral<br />

focussen op wat er in de wet staat. 14 Zolang niet<br />

alle rechters acht slaan op de geformuleerde<br />

uitgangspunten zal het moeilijk worden om het<br />

beoogde doel van rechtseenheid te bewerkstelligen.<br />

De opgelegde straffen zullen dan sneller<br />

uiteenlopen. Een manier om ervoor te zorgen<br />

dat de rechter zich toch uitlaat over de oriëntatiepunten,<br />

is door een uitdrukkelijk onderbouwd<br />

standpunt (artikel 359 lid 2, tweede volzin,<br />

Sv) naar voren te brengen. De rechter is dan<br />

verplicht om daar in zijn motivering omtrent<br />

de straf op in te gaan. 15<br />

Ruimte voor verbetering?<br />

Naast het feit dat niet alle rechters evenveel<br />

waarde hechten aan de oriëntatiepunten, zitten<br />

er nog een aantal haken en ogen aan. Zoals al<br />

eerder benoemd zijn de oriëntatiepunten retrospectief<br />

samengesteld. Ze vormen een weerspiegeling<br />

van de reeds gedane uitspraken. Dit<br />

kan met name een probleem vormen wanneer<br />

nieuwe delictsomschrijvingen ontstaan. Er is<br />

dan behoefte aan richtlijnen over de hoogte<br />

van de op te leggen straf, maar er is nog geen<br />

rechtspraak waarop de rechter zijn straftoemeting<br />

kan baseren. Juist dan zou het waardevol<br />

zijn om terug te kunnen vallen op de oriëntatiepunten.<br />

Een voorkomend argument is dan ook<br />

dat er ruimte is voor verbetering met betrekking<br />

tot de manier waarop de oriëntatiepunten<br />

worden vastgesteld. 16<br />

De oriëntatiepunten kennen geen algemeen<br />

deel met geformuleerde doelstellingen en beginselen.<br />

Lensing gaat in zijn bijdrage in het<br />

Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />

op zoek naar de mogelijke voordelen van zo’n<br />

algemeen deel voor de oriëntatiepunten. Hij<br />

benoemt dat vanzelfsprekende beginselen als<br />

het proportionaliteits- en evenredigheidsbeginsel<br />

niet expliciet zijn neergelegd. Dit terwijl<br />

het in de rechtsorde van de Europese Unie wel<br />

uitdrukkelijk erkend is. 17 Een van de belangrijkste<br />

overwegingen bij de straftoemeting is<br />

de mate van verwijtbaarheid. Dit zou een rol<br />

kunnen innemen bij de formulering van het<br />

evenredigheidsbeginsel. 18<br />

Ook het gelijkheidsbeginsel, dat inhoudt dat<br />

rechters gelijke gevallen gelijk en ongelijke<br />

gevallen ongelijk moeten behandelen, zou opgenomen<br />

kunnen worden. Dit beginsel is van<br />

essentieel belang omdat verschillen in uitkomsten<br />

verklaarbaar en gerechtvaardigd moeten<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 13


ROMY TER HORST | DE NEDERLANDSE STRAFCULTUUR<br />

zijn. Daarnaast moeten rechters bij de straftoemeting<br />

dezelfde maatstaven hanteren en<br />

dezelfde procedure volgen. Het is echter moeilijk<br />

om te beoordelen wanneer er sprake is van<br />

een gelijk geval. Dit hangt namelijk af van alle<br />

omstandigheden van het geval en welk gewicht<br />

aan verschillende factoren wordt toegekend.<br />

Het zou makkelijker zijn voor rechters als zij<br />

bepaalde factoren niet mee hoeven te wegen of<br />

als aan bepaalde factoren standaard meer gewicht<br />

toekomt. 19<br />

Een andere mogelijke toevoeging aan de oriëntatiepunten<br />

is het vastleggen van maatstaven<br />

voor de inhoudelijke beoordeling van een zaak.<br />

Hiermee wordt vooral voor de samenleving de<br />

toegang tot de strafrechtspraak en het begrip<br />

voor uitspraken vergroot. Het formuleren van<br />

een algemeen deel waarin deze beginselen in<br />

de oriëntatiepunten worden vastgelegd, zou<br />

kunnen leiden tot meer consistentie in de<br />

rechtspraak. Daarmee zal de rechtszekerheid<br />

tot op zekere hoogte bevorderd kunnen worden.<br />

Juist deze beginselen en het feit dat ze niet<br />

zijn vastgelegd in de Nederlandse rechtsorde,<br />

pleiten voor de ontwikkeling van richtlijnen<br />

en oriëntatiepunten. 20 Het toevoegen van een<br />

algemeen deel aan de oriëntatiepunten is mogelijk<br />

een goede optie om de rechtszekerheid<br />

te vergroten. Daarnaast zijn nog lang niet voor<br />

alle delicten oriëntatiepunten ontwikkeld. Ook<br />

hier ligt dus nog ruimte voor uitbreiding.<br />

Gelijke gevallen, gelijke straffen?<br />

Zoals eerder is benoemd, trachten de oriëntatiepunten<br />

de rechtseenheid te bevorderen door<br />

in gelijke gevallen gelijk te straffen. In hoeverre<br />

kunnen we in de praktijk zien dat dit is gelukt?<br />

Den Hartog betoogt dat de oriëntatiepunten<br />

in fraudezaken niet leiden tot meer gelijkheid.<br />

Doordat het niet duidelijk is welk gewicht aan<br />

welke factor moet worden toegekend, zullen<br />

verschillende rechters niet hetzelfde gewicht<br />

toekennen aan verschillende factoren. Dit kan<br />

leiden tot afwijkende straffen en ongelijkheid. 21<br />

Hij illustreert dit aan de hand van aan de praktijk<br />

ontleende zaken en hoe verschillende interpretaties<br />

van de oriëntatiepunten tot uiteenlopende<br />

straffen kunnen leiden. Volgens Den<br />

Hartog moet er meer consensus ontstaan over<br />

welke factoren een rol moeten spelen en over<br />

het gewicht dat aan die factoren moet worden<br />

toegekend. De belangrijkste vraag die daarvoor<br />

beantwoord moet worden, is de vraag hoe je tot<br />

een juiste straftoemeting komt. 22 Als we het antwoord<br />

op die vraag vast zouden leggen in de<br />

oriëntatiepunten, biedt dat rechters meer houvast.<br />

Ook Berghuis bepleit dat de oriëntatiepunten<br />

beter vormgegeven kunnen worden nu er geen<br />

systematisch overzicht is van welke factoren<br />

een rol moeten spelen en welk gewicht daaraan<br />

moet worden toegekend. Hij stelt voor om<br />

die honderd verschillende factoren te vervangen<br />

door vier categorieën: de ernst van het<br />

delict, de stelselmatigheid waarmee delicten<br />

zijn gepleegd, de kenmerken van slachtoffers<br />

en de kenmerken van de delinquent. Hiermee<br />

zouden de oriëntatiepunten kunnen worden<br />

vereenvoudigd omdat duidelijker wordt hoe de<br />

rechter tot zijn afweging kan komen. 23<br />

Conclusie<br />

De oriëntatiepunten zijn geformuleerd met het<br />

doel om meer rechtseenheid te creëren. Hoewel<br />

het aan de feitenrechter blijft om maatwerk te<br />

leveren bij de straftoemeting, mag enige voorspelbaarheid<br />

met betrekking tot de strafmaat<br />

verwacht worden, zodat gelijke gevallen gelijk<br />

gestraft worden. Het bestaan van oriëntatiepunten<br />

waaraan rechters ziczh bij de straftoemeting<br />

kunnen refereren lijkt een goede<br />

manier om de rechtsgelijkheid te bevorderen.<br />

De manier waarop de oriëntatiepunten nu in<br />

elkaar zitten leidt echter nog tot mogelijkheid<br />

voor verbetering. Er zijn te veel verschillende<br />

factoren die meegewogen kunnen worden en te<br />

weinig duidelijkheid over hoeveel gewicht aan<br />

die factoren moet worden toegekend. Daarnaast<br />

is het nog geen gewoonte voor alle rechters<br />

om de oriëntatiepunten te hanteren en wordt<br />

de toepassing ervan niet altijd uitgebreid gemotiveerd.<br />

Dit leidt tot het feit dat rechters nog<br />

te vaak tot uiteenlopende straffen kunnen komen.<br />

De oriëntatiepunten zijn een goede stap<br />

in de richting van meer rechtseenheid, maar er<br />

blijft ruimte voor verbetering.<br />

Eindnoten<br />

1 SCP, Burgerperspectieven 2018/4, Den Haag: SCP<br />

2018, p. 12.<br />

2 www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Orientatiepunten-en-afspraken-LOVS.<strong>pdf</strong>.<br />

3 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspra-<br />

14 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


ROMY TER HORST | DE NEDERLANDSE STRAFCULTUUR<br />

ken’, p. 1.<br />

4 W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat in perspectief’,<br />

Strafblad 2017, p. 72.<br />

5 H. Abbink, ‘Oriëntatiepunten straftoemeting, een verkenning’,<br />

Trema Straftoemetingsbulletin 2010, nr. 1, p. 3.<br />

6 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’,<br />

p. 6.<br />

7 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’,<br />

p. 8.<br />

8 H. Abbink, ‘Oriëntatiepunten straftoemeting, een verkenning’,<br />

Trema Straftoemetingsbulletin 2010, nr. 1, p.5.<br />

9 W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat in perspectief’,<br />

Strafblad 2017, p. 72.<br />

10 R.G.A. Beaujean, ‘Straffen is maatwerk, maar meten<br />

we wel met dezelfde maten?’, Trema Straftoemetingsbulletin<br />

2008, nr. 1, p. 20.<br />

11 HR 3 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8838,<br />

r.o. 3.2.4.<br />

12 HR 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:114, r.o. 3.4.1<br />

en de conclusie van F.W. Bleichrodt, punt 20.<br />

13 J.W. Fokkens, ‘Oriëntatiepunten en verbetering van de<br />

straftoemeting’, Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />

2018, nr. 2, p. 7.<br />

14 W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat in perspectief’,<br />

Strafblad 2017, p. 73.<br />

15 M.J. Borgers, annotatie bij HR 29 maart 2011,<br />

ECLI:NL:HR:2011:BO6702, punt 4 en F. Velling-Schootstra,<br />

annotatie bij HR 31 januari 2017,<br />

ECLI:NL:HR:2017:114, punt. 7.<br />

16 Zie bijvoorbeeld W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat<br />

in perspectief’, Strafblad 2017.<br />

17 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />

Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />

2018, nr. 2, p. 20-21.<br />

18 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />

Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />

2018, nr. 2, p. 22.<br />

19 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />

Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />

2018, nr. 2, p. 21-22.<br />

20 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />

Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />

2018, nr. 2, p. 22 & 27.<br />

21 J.D. den Hartog, ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting<br />

in fraudezaken leiden niet tot meer gelijkheid, wel<br />

tot onevenwichtigheid’, Trema Straftoemetingsbulletin<br />

2012, nr. 2, p. 42.<br />

22 J.D. den Hartog, ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting<br />

in fraudezaken leiden niet tot meer gelijkheid, wel<br />

tot onevenwichtigheid’, Trema Straftoemetingsbulletin<br />

2012, nr. 2, p. 45.<br />

23 B. Berghuis, ‘Eenduidige straftoemeting?’, Tijdschrift<br />

voor rechtspraak en straftoemeting 2018, nr. 2, p. 32-33.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 15


vaklunch<br />

#351: aanwezig of niet?<br />

Het aanwezigheidsrecht van een verdachte<br />

bij zijn eigen zaak is een groot goed.<br />

Dat concludeerden we ook in Vaklunch<br />

#218 en Vaklunch #332. Maar wat gebeurt<br />

er als de verdachte niet bij de zitting aanwezig<br />

is? Wanneer moet een zitting worden<br />

geschorst en hoe vaak kan de rechter de zitting<br />

schorsen in verband met het effectueren<br />

aanwezigheidsrecht? Dat hangt helemaal af<br />

van de opstelling van de verdachte. In twee<br />

recente arresten zien we dat de redenen voor<br />

de afwezigheid van een verdachte kunnen<br />

verschillen, en dat dit leidt tot een totaal verschillende<br />

uitkomst van de zaak.<br />

In het eerste geval gaat het om een zaak waarbij<br />

de verdachte vlak voor aanvang van de inhoudelijke<br />

behandeling van zijn zaak is uitgezet<br />

naar Libanon. De rechtbank behandelt<br />

de zaak wel en veroordeelt de verdachte tot<br />

een straf van 3 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf.<br />

De verdachte gaat in hoger beroep.<br />

Voor de zitting in hoger beroep vraagt de verdachte<br />

een visum aan zodat hij bij de zitting<br />

aanwezig kan zijn. Verder koopt de verdachte<br />

een vliegticket en boekt een hotel, maar zijn<br />

visum wordt uiteindelijk afgewezen. Om die<br />

reden kan de verdachte niet naar Nederland<br />

komen en aanwezig zijn bij zijn strafzaak. Het<br />

Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt<br />

dat de zaak kan worden afgedaan buiten<br />

de aanwezigheid van de verdachte. Maar daar<br />

is het gerechtshof Amsterdam het gelukkig<br />

niet mee eens.<br />

Het Hof overweegt dat het aanwezigheidsrecht<br />

een zwaarwegend recht is van de verdachte<br />

en dat het laten voeren van de verdediging<br />

door de raadsvrouw onvoldoende is om het<br />

gebrek aan aanwezigheid van de verdachte<br />

te compenseren. Belangrijk is daarbij dat<br />

de verdachte ook niet bij de zitting in eerste<br />

aanleg kon zijn. Daarnaast zijn de belangen<br />

groot nu hij tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf<br />

is veroordeeld. Het hof is ook van<br />

oordeel dat deze inbreuk op het verdedigingsrecht<br />

onherstelbaar is. De verdachte heeft<br />

er immers alles aan gedaan om bij de zitting<br />

aanwezig te zijn terwijl de Nederlandse overheid<br />

geen enkele inspanning heeft geleverd<br />

om het aanwezigheidsrecht van deze verdachte<br />

te effectueren. Mede in het licht van de<br />

vele schorsingen die reeds hebben plaatsgevonden<br />

komt het hof tot de conclusie dat sprake is<br />

van onherstelbare inbreuk op de verdedigingsrechten<br />

en verklaart het Openbaar Ministerie<br />

niet-ontvankelijk in de vervolging.<br />

Hoe anders kan het lopen als een verdachte simpelweg<br />

niet bij zijn zitting komt opdagen. Uit<br />

een arrest van de Hoge Raad van 26 november<br />

2019 volgt dat als een verdachte zonder reden<br />

niet komt opdagen en de raadsman genoodzaakt<br />

is een aanhoudingsverzoek te doen, een dergelijk<br />

aanhoudingsverzoek flink onder de loep wordt<br />

genomen. De Hoge Raad herhaalt nogmaals<br />

de overwegingen uit het overzichtsarrest van<br />

6 oktober 2018. In dit arrest heeft de Hoge<br />

Raad onder meer vooropgesteld dat, nadat in<br />

voorkomende gevallen gelegenheid is geboden<br />

voor een nadere toelichting of het overleggen<br />

van bewijsstukken, de rechter het verzoek om<br />

aanhouding van de zitting in verband met het<br />

effectueren van het recht op aanwezigheid reeds<br />

kan afwijzen op de grond dat de aan het verzoek<br />

ten grondslag gelegde omstandigheid niet<br />

aannemelijk is. Het enkel uiten van een vermoeden<br />

waarom de verdachte niet aanwezig was,<br />

was in deze zaak niet voldoende. Het Hof mocht<br />

de zaak daarom buiten de aanwezigheid van de<br />

verdachte voortzetten.<br />

Hoewel het aanwezigheidsrecht van een verdachte<br />

dus een groot goed is en geen recht is<br />

dat door de aanwezigheid van een advocaat kan<br />

worden gecompenseerd, moet niet te gemakkelijk<br />

met dit recht worden omgesprongen. De<br />

verdachte moet kunnen aantonen dat hij bij de<br />

zitting aanwezig wil zijn en waarom dat niet kan.<br />

Ook zijn er omstandigheden denkbaar waarbij<br />

het Openbaar Ministerie zwaar wordt aangerekend<br />

als geen inspanningen worden geleverd om<br />

de verdachte bij de zitting aanwezig te laten zijn.<br />

Het ‘zomaar’ niet komen opdagen bij je eigen<br />

zitting doet echter afbreuk aan dit belangrijke<br />

aanwezigheidsrecht, maar de voorgaande jurisprudentie<br />

toont ook aan dat er niet zomaar vanuit<br />

moet worden gegaan dat een verdachte geen<br />

goede reden zou hebben om afwezig te zijn. Een<br />

aanhoudingsverzoek moet dus zorgvuldig worden<br />

beoordeeld en niet te gemakkelijk worden<br />

afgewezen.<br />

16 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


HERTOGHS ADVOCATEN | #351: AANWEZIG OF NIET?<br />

Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover<br />

van gedachten wisselen? Neem dan contact<br />

op met boezelman@hertoghsadvocaten.<br />

nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard<br />

is het ook mogelijk om over dit onderwerp te<br />

praten in een Vaklunch on demand bij jou op<br />

kantoor.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 17


eligieuze uitingen versus strafrechtelijke bepalingen<br />

miranda van tuinen<br />

‘Wij ONTKENNEN dat God het huwelijk heeft bedoeld als een homoseksuele, polygame<br />

of polyamoreuze relatie’. 1 Dit staat in het eerste artikel van de Nashvilleverklaring.<br />

Dat is een verklaring over het christelijk geloof die zich uitspreekt<br />

tegen homo- en transseksuele relaties. Het is een omstreden verklaring die de<br />

vraag oproept wat de verhouding is tussen de vrijheid van meningsuiting in het<br />

licht van religie en strafrechtelijke bepalingen. Het zogenoemde boerkaverbod is<br />

gericht op een vergelijkbare verhouding, namelijk de verhouding tussen de godsdienstvrijheid<br />

en strafrechtelijke bepalingen. Vrouwen die in overeenstemming<br />

met hun geloof gezichtsbedekkende kleding dragen, mogen bepaalde openbare<br />

plaatsen niet meer betreden. Beide onderwerpen zijn actueel en daarom zal ik me<br />

in dit essay richten op de beperking van deze grondrechten in het licht van enkele<br />

strafrechtelijke bepalingen. De volgende vragen zullen hierbij centraal staan. Mogen<br />

vrouwen die in overeenstemming met hun geloof een nikab dragen om die reden<br />

een bus worden uitgezet? En mag men in het licht van een religie een verklaring<br />

opstellen die zich keert tegen homo- en transseksuele relaties?<br />

essay<br />

Beperking van godsdienstvrijheid<br />

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging<br />

(kort gezegd: de godsdienstvrijheid) is<br />

neergelegd in artikel 6 van de Grondwet (hierna:<br />

Gw) en in artikel 9 van het Europees<br />

Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna:<br />

EVRM). Naast de vrijheid (g)een godsdienst<br />

aan te hangen, valt hier ook onder de vrijheid<br />

van de verandering van godsdienst, het belijden,<br />

het verkondigen en het zich gedragen<br />

overeenkomstig de voorschriften hiervan. Het<br />

is van belang dat het echt gaat om een godsdienst<br />

of levensovertuiging, maar dat is niet<br />

altijd meteen duidelijk. Het is wel duidelijk<br />

dat de grote religies, zoals het christendom en<br />

de islam, in ieder geval onder godsdienst vallen.<br />

Deze stromingen hebben namelijk ‘een<br />

zeker niveau van overtuigingskracht, ernst,<br />

samenhang en belang’ bereikt. 2 Bij een levensbeschouwing<br />

gaat het erom dat het de gehele<br />

levensopvatting betreft en het samenhangt met<br />

het geweten. 3 Het belijden betreft daarnaast<br />

het daadwerkelijk gedragen naar een godsdienst<br />

of levensovertuiging. 4<br />

Een beperking van deze rechten is onder omstandigheden<br />

mogelijk. Artikel 6 lid 1 Gw<br />

heeft het over de vrijheid van godsdienst en<br />

levensovertuiging ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid<br />

volgens de wet’. Hieruit volgt<br />

dat de wet in formele zin de vrijheid kan<br />

beperken. Wanneer het gaat om belijden buiten<br />

gebouwen en besloten plaatsen, volgt uit artikel<br />

6 lid 2 Gw dat ook andere regelgevers deze<br />

vrijheid kunnen beperken indien deze bevoegdheid<br />

is gedelegeerd. 5 Uit artikel 9 lid 2 EVRM<br />

blijkt daarnaast dat de godsdienstvrijheid bij<br />

wet kan worden beperkt indien het noodzakelijk<br />

is in een democratische samenleving en in<br />

het belang van de openbare veiligheid, de bescherming<br />

van de openbare orde, goede zeden<br />

of gezondheid of de bescherming van de rechten<br />

en vrijheden van anderen. In situaties waarin<br />

de overheid de godsdienstvrijheid beperkt,<br />

is mogelijk ook de vrijheid van meningsuiting<br />

uit artikel 10 EVRM in het geding. Een meningsuiting<br />

kan namelijk in het licht van een godsdienst<br />

zijn gedaan. Uit het artikel blijkt dat voor<br />

beperking van dit recht dezelfde regels gelden<br />

als bij beperking van de godsdienstvrijheid. Bij<br />

de beoordeling van een beperking maakt het<br />

dus niet uit op welk specifieke grondrecht de<br />

klacht is gebaseerd.<br />

Wanneer er een situatie is waarin de wet de<br />

godsdienstvrijheid beperkt, moet aan de hand<br />

van de genoemde criteria uit artikel 9 EVRM<br />

worden nagegaan of deze beperking is toegestaan.<br />

Het eerstgenoemde criterium is dat de<br />

beperking bij wet moet zijn voorzien. ‘Bij wet’<br />

omvat in deze regeling zowel formele wetten<br />

als lagere regelingen en ongeschreven recht.<br />

Van belang is dat deze wet toegankelijk en<br />

voorzienbaar is voor het individu. Hier is bijna<br />

altijd aan voldaan. Meestal is ook voldaan aan<br />

het derde genoemde criterium, namelijk dat de<br />

beperking in het belang moet zijn van een doel<br />

zoals in de wet omschreven. 6 Het gaat dus in<br />

de praktijk vaak om het tweede genoemde criterium:<br />

noodzakelijkheid in een democratische<br />

samenleving. Een onderdeel hiervan is de<br />

noodzakelijkheid, waarbij het van belang is dat<br />

er een ‘dringende maatschappelijke behoefte’<br />

is voor de beperking. 7 Een ander onderdeel van<br />

het criterium is de ‘democratische samenleving’.<br />

Hiervoor is geen definitie gegeven door<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 19


MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />

het Europees Hof voor de Rechten van de Mens<br />

(hierna: EHRM), maar zonder pluralisme, tolerantie<br />

en ruimdenkendheid is het volgens het<br />

EHRM moeilijk voor te stellen dat een samenleving<br />

democratisch is. 8 Het laatste onderdeel<br />

van het criterium is dat de beperking ‘evenredig<br />

is aan het door de lidstaat aangevoerde legitieme<br />

doel’. Hierbij spelen proportionaliteit en<br />

subsidiariteit een rol. 9<br />

Gezichtsbedekkende kleding<br />

Het zogenoemde boerkaverbod is een voorbeeld<br />

van een botsing tussen een grondrecht en<br />

het strafrecht. Het gaat om de godsdienstvrijheid<br />

uit artikel 9 EVRM en de strafrechtelijk<br />

gehandhaafde Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende<br />

kleding. Deze wet, die sinds een<br />

paar maanden in werking is getreden, verbiedt<br />

kleding die iemand onherkenbaar maakt of die<br />

het gezicht volledig bedekt, zoals een boerka<br />

en een nikab. Dit geldt alleen voor de in de wet<br />

genoemde openbare plaatsen en behoudens de<br />

in het tweede lid genoemde uitzonderingen. Al<br />

voor de totstandkoming vroeg onder andere<br />

de Raad van State zich echter af of deze wet in<br />

strijd zou zijn met de godsdienstvrijheid. 10 Het<br />

dragen van een boerka en een nikab is namelijk<br />

direct verbonden met het islamitische geloof.<br />

Door deze wet worden islamitische vrouwen<br />

dus beperkt bij het uitoefenen van hun geloof.<br />

De wet beperkt een grondrecht en is daarom alleen<br />

toegestaan wanneer de beperking noodzakelijk<br />

is in de democratische samenleving.<br />

In enkele andere Europese landen is al eerder<br />

een soortgelijke wet in werking getreden.<br />

Aangezien deze wetten langer bestaan dan<br />

de Nederlandse wet, heeft onder andere het<br />

EHRM zich hier al over uitgelaten. Zo heeft het<br />

EHRM het Franse boerkaverbod beoordeeld<br />

als een toelaatbare beperking op de godsdienstvrijheid<br />

uit artikel 9 EVRM. 11 Zoals eerder is<br />

besproken, is voor een beperking op een grondrecht<br />

vereist dat het bij wet is beperkt en een<br />

doel heeft zoals omschreven in de wet. Het is<br />

duidelijk dat er is voldaan aan het vereiste ‘bij<br />

de wet’, want het gaat om een wet in formele<br />

zin. Wat betreft het doel van de wet voerde<br />

Frankrijk in dit geval aan dat de openbare<br />

veiligheid en de ‘rechten van anderen’ met het<br />

boerkaverbod gediend zouden zijn. Aangezien<br />

deze twee doelen zijn genoemd in artikel 9 lid<br />

2 EVRM, zijn dit toegestane doelen. Het kunnen<br />

identificeren van mensen hangt volgens<br />

Frankrijk samen met het voorkomen van algemeen<br />

gevaar voor personen en goederen, en<br />

met het bestrijden van identiteitsfraude. Het<br />

EHRM achtte dit aannemelijk. Wat betreft<br />

de ‘rechten van anderen’ zou het gaan om het<br />

recht van sociale interactie met de persoon die<br />

een boerka draagt. Ook dit achtte het EHRM<br />

aanvaardbaar als doel van het boerkaverbod. 12<br />

De beperking moet echter ook noodzakelijk<br />

zijn in een democratische samenleving. Een<br />

onderdeel hiervan is dat de beperking evenredig<br />

moet zijn aan het door de lidstaat aangevoerde<br />

wettige doel. Het boerkaverbod is volgens<br />

het EHRM niet evenredig aan het doel<br />

van de openbare veiligheid. Het identificeren<br />

van personen kan namelijk ook worden bereikt<br />

door het gebruik van minder vergaande middelen.<br />

Zo zou het boerkaverbod bijvoorbeeld<br />

kunnen gelden op enkel specifieke locaties of<br />

alleen onder bepaalde omstandigheden. Een<br />

algemeen boerkaverbod, zoals hier het geval is,<br />

zal pas proportioneel kunnen zijn wanneer er<br />

is aangetoond dat er een algemene bedreiging<br />

is van deze openbare veiligheid. Dat is hier niet<br />

het geval, dus op grond van dit doel zou het<br />

boerkaverbod niet mogelijk zijn. Wat betreft<br />

het doel van het beschermen van het recht van<br />

sociale interactie heeft het EHRM daarentegen<br />

alleen marginaal getoetst. Er is veel ruimte gelaten,<br />

omdat hier een belangenafweging is vereist<br />

en de lidstaat hiervoor het meest geschikt.<br />

Het EHRM ziet dit recht daarnaast als belangrijk<br />

kenmerk van de Franse democratische<br />

samenleving. Daarom is het Franse boerkaverbod<br />

in stand gelaten, ook al is hier wel kritiek<br />

op. 13<br />

Het Belgisch Grondwettelijke Hof heeft daarnaast<br />

het Belgische boerkaverbod als grondwettig<br />

beoordeeld. Volgens dit hof zou namelijk<br />

aan alle vereisten van het EVRM zijn voldaan<br />

om een grondrecht te mogen beperken. Zo is<br />

het doel van de wet ook hier het beschermen<br />

van de openbare orde en ‘rechten van anderen’.<br />

Met gezichtsbedekkende kleding is het namelijk<br />

lastiger om mensen te identificeren en te<br />

herkennen. Het boerkaverbod is als grondwettig<br />

beoordeeld ondanks dat er al een wet is die<br />

identiteitscontroles door de politie mogelijk<br />

maakt door bijvoorbeeld het oplichten van een<br />

sluier. Het continu herkennen van mensen lijkt<br />

niet nodig te zijn. Het zou wel nodig kunnen<br />

worden geacht wanneer de beperking alleen<br />

zou zijn gericht op plaatsen met een verhoogd<br />

veiligheidsrisico. 14 Nu dat niet het geval is, is<br />

het niet helemaal duidelijk waarom het verbod<br />

noodzakelijk is in een democratische samenleving.<br />

Daarnaast kan een beperking van een<br />

grondrecht niet enkel worden gebaseerd op<br />

het feit dat mensen gezichtsbedekkende kleding<br />

aanstootgevend vinden en het boerkaverbod<br />

kan worden gezien als vrouwonvriendelijk.<br />

15 Volgens het Belgische hof is er echter wel<br />

voldaan aan de eisen voor beperking van een<br />

grondrecht en is de wet ook evenredig, omdat<br />

20 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />

er geen zware straffen staan op overtreding van<br />

het boerkaverbod.<br />

Dit lijkt echter niet in overeenstemming met<br />

rechtspraak van het EHRM over de beperking<br />

van grondrechten. Volgens het EHRM zou<br />

strafrechtelijke sanctionering zoveel mogelijk<br />

moeten worden voorkomen. 16 Een opvatting<br />

is dat het Belgische hof zich teveel heeft gericht<br />

op de wil van de meerderheid, terwijl in<br />

een democratie juist ook minderheden moeten<br />

worden beschermd. 17 Toch heeft het EHRM<br />

geoordeeld dat ook het Belgische boerkaverbod<br />

in stand kan worden gelaten. De overwegingen<br />

lijken op die van de zaak over het Franse<br />

boerkaverbod. Het EHRM beoordeelt het<br />

genoemde doel op dezelfde manier legitiem.<br />

Daarnaast constateert het EHRM ook in deze<br />

zaak dat voor de vraag of het boerkaverbod<br />

noodzakelijk is in een democratische samenleving,<br />

marginaal moet worden getoetst. Een<br />

reden van de marginale toetsing, is dat er in<br />

Europa geen overeenstemming bestaat over de<br />

vraag wat een gerechtvaardigde beperking van<br />

de godsdienstvrijheid is. Het EHRM zag wel in<br />

dat er risico’s waren. Zo is de sanctie op overtreding<br />

van het verbod onder omstandigheden<br />

een gevangenisstraf en dus niet een straf van<br />

de lichtste vorm. 18 Toch is ook in deze zaak<br />

geen zwaardere toets toegepast.<br />

Nu duidelijk is geworden hoe het EHRM heeft<br />

geoordeeld over het boerkaverbod in andere<br />

Europese landen, is het tijd om naar Nederland<br />

te kijken. Het Nederlandse boerkaverbod lijkt<br />

op de eerder genoemde boerkaverboden, daarom<br />

is het aannemelijk dat ook deze in overeenstemming<br />

is met het EVRM. Ten eerste is<br />

het Nederlandse boerkaverbod, zoals duidelijk<br />

is geworden, bij wet voorzien. Daarnaast is<br />

het doel van de wet ook hier het beschermen<br />

van de rechten en vrijheden van anderen. En<br />

ook hier is de nadruk gelegd op het belang van<br />

onderlinge communicatie. Een verschil is dat<br />

het Nederlandse boerkaverbod is beperkt tot<br />

bepaalde plaatsen, namelijk tot het onderwijs,<br />

de zorg, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen.<br />

Op deze plaatsen is openlijke communicatie<br />

namelijk noodzakelijk voor kwalitatieve<br />

dienstverlening en een veilige omgeving.<br />

Mensen zijn daar aangewezen op contact met<br />

elkaar. 19<br />

Uit de eerdergenoemde uitspraken van het<br />

EHRM blijkt dat bij de beoordeling van de<br />

noodzakelijkheid van het boerkaverbod in een<br />

democratische samenleving het van belang is<br />

dat het gaat om alle gezichtsbedekkende kleding<br />

en niet enkel om religieuze. Ook is het van<br />

belang dat er een lage strafbedreiging van toepassing<br />

is, namelijk een boete van de eerste<br />

categorie zoals omschreven in artikel 23 lid 4<br />

van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).<br />

Deze zal pas worden opgelegd nadat een verzoek<br />

om de kleding te verwijderen en/of de<br />

plaats te verlaten is geweigerd. 20 Vergeleken<br />

met de Franse en Belgische situatie lijkt hier<br />

beter te zijn voldaan aan de evenredigheid van<br />

de beperking in verhouding tot het legitieme<br />

doel. Zeker ook gelet op het feit dat Nederland<br />

een pluriforme samenleving is, waarin onderling<br />

communiceren ervoor zorgt dat iedereen<br />

kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.<br />

21 Vermoedelijk zou het EHRM daarom<br />

ook dit boerkaverbod marginaal toetsen en in<br />

stand laten.<br />

Nashville-verklaring<br />

De Nashville-verklaring is een ander voorbeeld<br />

van een botsing tussen grondrechten en een<br />

strafrechtelijke bepaling. Deze verklaring bevat<br />

enkele normen en waarden van het christendom<br />

zoals genoemd in de inleiding. De normen<br />

en waarden zijn mogelijk in strijd zijn met de<br />

artikelen 137c en 137d Sr over groepsbelediging<br />

en het aanzetten tot haat of discriminatie.<br />

Het doel van de verklaring is een eenduidig<br />

conservatief christelijke opvatting onder de<br />

aandacht te brengen over thema’s zoals genderneutraliteit,<br />

homo- en transseksualiteit.<br />

Dit houdt vooral het tegenspreken van relaties<br />

binnen deze vormen van seksualiteit in, omdat<br />

God dit niet zo zou hebben bedoeld. 22 Het gaat<br />

bij de beoordeling van de Nashville-verklaring<br />

dan ook om de vrijheid van godsdienst, want<br />

het christendom is, zoals eerder vermeld, een<br />

godsdienst zoals bedoeld in het EVRM. Ook<br />

betreft het de vrijheid van meningsuiting, want<br />

het gaat om de mening van een groep christenen.<br />

De vraag is of deze uiting van een mening<br />

en een godsdienst in strijd is met de genoemde<br />

strafrechtelijke artikelen en of op grond daarvan<br />

de verklaring verboden mag worden.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 21


MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />

Uit jurisprudentie over artikel 137c Sr volgt een<br />

toetsingskader dat ook van toepassing is op artikel<br />

137d Sr. Een uitlating is beledigend, wanneer<br />

deze tot doel heeft een groep mensen of<br />

haar kenmerk aan te tasten in zijn goede naam<br />

en eer en wanneer deze groep hierbij in een<br />

kwaad daglicht wordt gesteld. 23 De volgende<br />

drie vragen zijn van belang bij de beoordeling<br />

van de uitlating: 24<br />

- Is de gedane uitlating beledigend wanneer<br />

deze op zichzelf wordt beschouwd?<br />

- Neemt de context waarin de uitlating is<br />

gedaan het beledigende karakter weg?<br />

- Kan de uitlating worden aangemerkt als<br />

‘onnodig grievend’?<br />

Artikel 137c en 137d Sr kunnen een grondrecht<br />

dus beperken als aan deze voorwaarden is<br />

voldaan, want dan kan een uitlating worden<br />

verboden. Een beperking van een grondrecht<br />

op grond van deze wetten voldoet mogelijk aan<br />

de genoemde eisen uit het EVRM. De beperking<br />

is dan namelijk voorzien bij wet, het dient<br />

een doel zoals in de wet omschreven en kan<br />

noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.<br />

De rechter zal echter eerst aan de hand<br />

van het toetsingskader moeten beoordelen of<br />

een uitlating in strijd is met de strafrechtelijke<br />

bepalingen. Als dat niet het geval is, kan de uitlating<br />

niet worden verboden en is er ook geen<br />

grondrecht beperkt. Wel houdt de rechter bij<br />

beoordeling van de strafbaarheid van een uitlating<br />

al rekening met de eisen van het EVRM,<br />

aangezien de rechter in overeenstemming met<br />

het EVRM moet rechtspreken. Dit volgt uit artikel<br />

94 van de Grondwet.<br />

Als naar het toetsingskader van de genoemde<br />

strafrechtelijke artikelen wordt gekeken in samenhang<br />

met religie, is de context erg belangrijk.<br />

Wanneer de beledigende uitlating namelijk<br />

is gedaan in een rechtstreeks verband met de<br />

geloofsopvatting van iemand, kan dat het beledigende<br />

karakter weghalen. 25 Het feit dat de<br />

uitlating is gedaan in verband met een geloofsopvatting,<br />

neemt echter het beledigende karakter<br />

niet weg wanneer de uitlating alsnog onnodig<br />

grievend is. Daar is sprake van indien er<br />

een wanverhouding bestaat tussen het beledigende<br />

karakter en het nut van de uitlating. 26 Dit<br />

was het geval in een zaak waarin flyers werden<br />

verspreid waarin homoseksuelen zonder grond<br />

in verband werden gebracht met kindermisbruik.<br />

27 Daarnaast waren in een andere zaak de<br />

uitlatingen van een politicus onnodig grievend,<br />

omdat hij de minderwaardigheid van homoseksuelen<br />

benadrukte ten opzichte van heteroseksuelen<br />

en aanzette tot discriminatie. 28 In zulke<br />

gevallen kunnen grondrechten dus wel degelijk<br />

worden beperkt en is er volgens de rechter<br />

sprake van de nodige noodzakelijkheid in een<br />

democratische samenleving. De beperking lijkt<br />

te voldoen aan de vereiste evenredigheid, omdat<br />

de rechter pas een grondrecht beperkt als<br />

het ‘onnodig grievend’ is.<br />

De Hoge Raad heeft zich al eerder uitgelaten<br />

over de belediging van homoseksualiteit. In<br />

een zaak heeft de verdachte de vergelijking tussen<br />

homo- en heteroseksualiteit gelijkgesteld<br />

met de vergelijking tussen diefstal en het<br />

schenkingsrecht of mishandeling met verpleging.<br />

Het hof in Den Haag heeft deze verdachte<br />

vrijgesproken, omdat de uitlating is gedaan in<br />

het publieke debat over de vraag of het homohuwelijk<br />

een wettelijke basis moet krijgen en<br />

de uitlating enkel was bedoeld om een vergelijking<br />

tussen goed en kwaad te maken. Het was<br />

niet de bedoeling een homoseksueel te vergelijken<br />

met een misdadiger. Het Hof heeft daarom<br />

geoordeeld dat dit enkel het belijden van<br />

een mening is die voortkomt uit christelijke<br />

opvattingen en daarom niet in strijd is met de<br />

wet. De Hoge Raad was het met het oordeel van<br />

het hof eens. 29 Ook hieruit blijkt dat de rechter<br />

niet zomaar een beperking op het grondrecht<br />

aanvaardt, dat is in overeenstemming met de<br />

eisen van het EVRM dat een grondrecht niet<br />

zomaar beperkt mag worden. Deze terughoudendheid<br />

is daarom ook terug te vinden bij de<br />

beoordeling van de Nashville-verklaring die nu<br />

zal volgen. Een rechter heeft zich daar echter<br />

nog niet over uitgesproken.<br />

Om artikelen uit de Nashville-verklaring<br />

als strijdig met artikelen 137c of 137d aan te<br />

merken, is meer nodig dan het enkel negatief<br />

uitlaten over verschillende vormen van seksualiteit.<br />

De verklaring spreekt onder andere over<br />

‘homoseksuele onreinheid’ en het feit dat het<br />

zondig is om dit goed te keuren, maar dit is niet<br />

per se het miskennen van de waardigheid van<br />

deze groep. In de verklaring staat namelijk wel<br />

dat (onder ander) homoseksuelen niet minder<br />

zijn in menselijke waarde. 30 De artikelen in de<br />

verklaring zijn daarom niet vergelijkbaar met<br />

de eerdergenoemde zaken. Er worden namelijk<br />

ook geen groepen in verband gebracht met een<br />

misdrijf. Het is niet helemaal duidelijk of de<br />

verklaring als beledigend discriminerend kan<br />

worden gezien. Men zou het kunnen zien als het<br />

enkel verkondigen van het geloof en daarmee<br />

als niet-aansporend tot het uitsluiten van een<br />

groep mensen. In de verklaring staat namelijk<br />

geen opruiend taalgebruik wat op aansporen<br />

zou kunnen wijzen. 31 Het is wel duidelijk dat de<br />

verklaring in verband staat met de christelijke<br />

geloofsopvatting en met een maatschappelijk<br />

22 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />

debat over verschillende vormen van seksualiteit.<br />

Dit haalt mogelijk het beledigende en<br />

discriminerende karakter weg, indien dat er<br />

is. De verklaring bevat geen ernstige beschuldigingen<br />

en minachting zoals bijvoorbeeld wel<br />

in de genoemde jurisprudentie. Er zal daarom<br />

waarschijnlijk ook niet worden gesproken van<br />

‘onnodig grievende’ uitlatingen en dus niet van<br />

strijdigheid met strafrechtelijke artikelen. 32<br />

Conclusie<br />

Om een antwoord te geven op de gestelde vragen<br />

in de inleiding: ja, vrouwen die in overeenstemming<br />

met hun geloof een nikab dragen,<br />

mogen om die reden een bus worden uitgezet.<br />

En ja, in het licht van een religie mag men een<br />

verklaring opstellen die zich keert tegen homoen<br />

transseksuele relaties. Dit heeft te maken<br />

met de mogelijkheid om grondrechten, zoals<br />

de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van<br />

meningsuiting, te beperken. Zo’n beperking dient<br />

in overeenstemming te zijn met het EVRM<br />

en moet daarmee zijn voorzien bij de wet, een<br />

wettig doel dienen en noodzakelijk zijn in een<br />

democratische samenleving. In die zin is het<br />

nog maar de vraag of de Nashville-verklaring<br />

op grond van artikel 137c en 137d Sr verboden<br />

mag worden, aangezien deze verklaring een<br />

uitdrukking is van het christelijk geloof. Deze<br />

context haalt mogelijk het beledigende discriminerende<br />

karakter van de verklaring weg<br />

als deze zo zou worden beoordeeld. Het zich<br />

enkel negatief uitlaten over verschillende vormen<br />

van seksualiteit, is in ieder geval niet<br />

voldoende om de vrijheid van meningsuiting<br />

en godsdienst te beperken. Wat betreft het<br />

boerkaverbod ligt het iets anders. Gelet op de<br />

beoordeling van de Franse en het Belgische<br />

boerkaverbod is het aannemelijk dat het Nederlandse<br />

boerkaverbod in overeenstemming is<br />

met het EVRM. Daardoor wordt vermoed dat<br />

het Nederlandse boerkaverbod de vrijheid van<br />

godsdienst enigszins mag beperken. Dit heeft<br />

te maken met het feit dat het boerkaverbod<br />

geldt op een beperkt aantal plaatsen, het een<br />

legitiem doel van openbare communicatie dient<br />

en proportioneel is gelet op de hoogte van<br />

de strafbedreiging. Al met al is het duidelijk geworden<br />

dat een grondrecht in de context van<br />

religie niet zomaar beperkt kan worden door<br />

een strafrechtelijke bepaling, maar dat het wel<br />

mogelijk is.<br />

Eindnoten<br />

1 Te vinden op: https://nashvilleverklaring.nl/de-nashville-verklaring/.<br />

2 D.E. Bunschoten, in: Tekst & Commentaar Grondwet<br />

en Statuut, Deventer: Wolters Kluwer, art. 6 Gw, aant. 2<br />

(<strong>online</strong>, bijgewerkt 1 juli 2018); EHRM 15 januari 2013,<br />

ECLI:NL:XX:2013:BZ1190, r.o. 81, NJ 2016/320, m.nt.<br />

E. Verhulp (Eweida e.a./ Verenigd Koninkrijk).<br />

3 D.E. Bunschoten, in: Tekst & Commentaar Grondwet en<br />

Statuut, art. 6 Gw, aant. 2 (<strong>online</strong>, bijgewerkt 1 juli 2018).<br />

4 Kamerstukken II 1975/76, 13872, 3, p. 29 (MvT).<br />

5 D.E. Bunschoten, in: Tekst & Commentaar Grondwet en<br />

Statuut, art. 6 Gw, aant. 4 (<strong>online</strong>, bijgewerkt 1 juli 2018).<br />

6 J. Bos, ‘Geeft Nederland juiste toepassing aan de beste<br />

beschermingsclausule bij het waarborgen van de vrijheid<br />

van godsdienst?, AA 2017/10, p. 733.<br />

7 O.M.B.J. Volgenant, ‘VII.1.9 Noodzakelijk in een democratische<br />

samenleving’, in: C.J.J.M. Stolker (red.), Groene<br />

Serie Onrechtmatige daad (losbladig en <strong>online</strong>).<br />

8 EHRM 7 december 1976, ECLI:NL:XX:1976:AC0070,<br />

NJ 1978/236, m.nt. E.A. Alkema (Handyside).<br />

9 EHRM 29 juni 2004, ECLI:NL:XX:2004:AQ6532 (Leyla<br />

Sahin/Turkije).<br />

10 Kamerstukken II 2015/16, 34349, 4.<br />

11 EHRM 1 juli 2014, ECLI:NL:XX:2014:475, NJ<br />

2014/1841 (S.A.S. t. Frankrijk).<br />

12 J.W. Ouwerkerk, ‘Het EHRM over het Franse boerkaverbod:<br />

Gepast terughoudend of krampachtig vermijdend?,<br />

DD 2015/7, par. 4.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 23


MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />

13 J.W. Ouwerkerk, ‘Het EHRM over het Franse boerkaverbod:<br />

Gepast terughoudend of krampachtig vermijdend?,<br />

DD 2015/7, par. 5.<br />

14 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />

NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 4.1.<br />

15 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />

NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 4.2.<br />

16 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />

NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 4.4.<br />

17 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />

NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 5.<br />

18 EHRM 11 juli 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0711J<br />

UD003779813, NJB 2017/2143 (Belcacemi en Oussar/<br />

België).<br />

19 Kamerstukken II 2015/16, 34349, 3, p.4 (MvT).<br />

20 Te vinden op: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gezichtsbedekkende-kleding-in-de-media-boerkaverbod/gezichtsbedekkende-kleding-gedeeltelijk-verbieden<br />

21 Kamerstukken II 2015/16, 34349, 3, p.8 (MvT).<br />

22 Te vinden op: https://nashvilleverklaring.nl/de-nashville-verklaring/.<br />

23 HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:511.<br />

24 HR 16 december 2014, r.o. 4.4.3, NJ 2015/108. Rb.<br />

Amsterdam 4 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:13.<br />

25 HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:511, r.o. 2.3.<br />

26 L.A. van Noorloos, ‘De Hoge Raad over de vrijheid<br />

van meningsuiting van politici’, Tijdschrift Praktijkwijzer<br />

Strafrecht, 2015, par. 2.<br />

27 Rb. Amsterdam 4 januari 2019,<br />

ECLI:NL:RBAMS:2019:13.<br />

28 Hof Amsterdam 1 februari 2016,<br />

ECLI:NL:GHAMS:2016:296.<br />

29 HR 9 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9367, NJ<br />

2001/204, m.nt. J. de Hullu.<br />

30 Te vinden op: https://nashvilleverklaring.nl/de-nashville-verklaring/.<br />

31 T. Herrenberg, ‘Van Nashville tot Staphorst. Over homoseksualiteit,<br />

genderidentiteit, en de uitingsvrijheid<br />

van orthodoxe gelovigen’, NJB 2019/1431, par. 4.3.<br />

32 T. Herrenberg, ‘Van Nashville tot Staphorst. Over homoseksualiteit,<br />

genderidentiteit, en de uitingsvrijheid<br />

van orthodoxe gelovigen’, NJB 2019/1431, par. 5.<br />

24 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


De Ugly Duck is al sinds 1985 een gezellig “bruin” eetcafé in het centrum<br />

van Groningen en biedt plaats aan ca. 80 gasten.<br />

U kunt bij ons terecht voor een lekkere lunch, een gezellig en gevarieerd diner<br />

of om een of meer van onze speciale bieren te proeven.<br />

Prijsklasse:<br />

Dagschotels vanaf 11,00<br />

(Vis, vlees, vegetarisch en een biergerecht)<br />

Menukaart vanaf 11,90<br />

Specialiteiten:<br />

Spare Ribs, “Duck stoofpotje”, saté, biergerecht,<br />

kaasfondue en een uitgebreide glutenvrije menu<br />

en lunch kaart.<br />

Speciaal bieren:<br />

6 speciaal bieren op de tap en daarnaast<br />

ca. 70 bieren op fles.<br />

Wilt u iemand een origineel verrassen, denk dan eens aan een Ugly Duck cadeaubon.<br />

Meer informatie over openingstijden, reserveren, menukaarten e.d. kunt u vinden op:<br />

www.uglyduck.nl<br />

Of e-mail ons: info@uglyduck.nl<br />

Zwanestraat 28<br />

9712 CN Groningen<br />

Telefoon 050-3123192


ubriek<br />

Actualiteitenrubriek: de liquidatie van Derk Wiersum<br />

miranda van tuinen<br />

“Wie gaat kroongetuigen in de toekomst bijstaan?” Deze vraag werd gesteld na de<br />

liquidatie van strafrechtadvocaat Derk Wiersum in september dit jaar. 1 Hij was de<br />

advocaat van kroongetuige Nabil B. in de zaak Marengo. De liquidatie wordt gezien<br />

als een aanslag op de rechtsstaat en een inbreuk op de democratische rechtsorde.<br />

Iedereen heeft het recht om te worden bijgestaan in een strafproces en dit recht<br />

zou niet moeten worden aangetast. De liquidatie is ook niet zonder gevolgen gebleven.<br />

Zo is er opnieuw veel aandacht voor de bescherming van advocaten en andere<br />

deelnemers van het strafproces. Daar zal in deze rubriek daarom aandacht<br />

aan worden besteed. Eerst zal echter gekeken worden naar de aanleiding van de<br />

liquidatie.<br />

Zaak Marengo<br />

De zaak Marengo is één van de grootste liquidatiezaken<br />

die zich in Nederland heeft voorgedaan<br />

en is in 2019 van start gegaan. Het gaat vooral<br />

om liquidaties in het criminele circuit, maar<br />

ook om de liquidatie van een misdaadverslaggever<br />

en zogenoemde ‘vergismoorden’ waarbij<br />

verkeerde en daardoor onschuldige personen<br />

zijn geliquideerd. 2 Nabil B. is als kroongetuige<br />

cruciaal voor het leveren van bewijs voor de<br />

veroordeling van de verdachten in deze zaak.<br />

Er staan nu zestien verdachten terecht, terwijl<br />

er tot voor kort nog twee voortvluchtig waren.<br />

Het ging om Ridouan T. en Saïd R., de hoofdverdachte<br />

en zijn rechterhand. Inmiddels is<br />

Ridouan T. aangehouden in Dubai en overgebracht<br />

naar Nederland. 3 Het Openbaar Ministerie<br />

(hierna: OM) verdenkt ze van het geven<br />

van opdrachten voor de liquidaties en van het<br />

leidinggeven aan een criminele organisatie die<br />

zich bezighoudt met drugshandel. 4 Nabil B. is<br />

een getuige die zelf verdachte is. Om die reden<br />

heeft hij veel informatie over de zaak. Hij heeft<br />

inmiddels verklaard over meerdere liquidaties<br />

in ruil voor een behoorlijke strafvermindering.<br />

Hij is daarom een bedreiging voor de andere<br />

verdachten. Men vermoedt dat dit de reden is<br />

dat vorig jaar de onschuldige broer van Nabil<br />

B. is geliquideerd en onlangs zijn advocaat. Het<br />

grote verschil is alleen dat de liquidatie van zijn<br />

broer kan worden gezien als een wraakactie,<br />

maar de liquidatie van zijn advocaat als een actie<br />

tegen de gehele advocatuur en de rechtsstaat.<br />

De liquidatie<br />

Op 18 december 2019 werd Nederland opgeschrikt<br />

door de liquidatie van Derk Wiersum.<br />

Het zou de eerste keer zijn dat een advocaat<br />

zou zijn geliquideerd, omdat hij een kroongetuige<br />

bijstond. Wel komen bedreigingen vaker<br />

voor, omdat bijvoorbeeld een cliënt niet tevreden<br />

is. 5 De politie doet dan ook uitgebreid<br />

onderzoek naar de liquidatie. 6 Het onderzoek<br />

krijgt veel media-aandacht. Zo heeft het televisieprogramma<br />

‘Opsporing Verzocht’ aandacht<br />

besteed aan de liquidatiezaak. Door de<br />

vele tips die naar aanleiding hiervan binnen<br />

zijn gekomen, is meer duidelijk geworden over<br />

de zaak. Er zijn dan ook verdachten aangehouden<br />

voor betrokkenheid bij de liquidatie<br />

op grond van verdenking van heling van de<br />

gebruikte voertuigen. 7 Deze voertuigen zijn<br />

onder andere gebruikt om het huis van de advocaat<br />

in de gaten te houden. Het is duidelijk<br />

geworden dat dit al weken voor de liquidatie<br />

gebeurde. 8 Toch waren er naar aanleiding van<br />

enkele dreigingsinschattingen geen concrete<br />

aanwijzingen dat zou worden geprobeerd een<br />

aanslag te plegen op Derk Wiersum. Daarom<br />

genoot hij de bescherming die gebruikelijk<br />

was in zulke situaties en waren er geen verdergaande<br />

veiligheidsmaatregelen getroffen. Zelf<br />

wilde Derk Wiersum ook niet steeds beveiligd<br />

worden. Er zal nog worden onderzocht of de<br />

overheid is tekortgeschoten in deze situatie. 9<br />

Gesloten deuren en geen advocaat<br />

Een gevolg van de liquidatie van de advocaat<br />

is dat een paar dagen later de deuren bij een<br />

zitting van de zaak Marengo gesloten bleven.<br />

Dit betekent dat alleen de procespartijen aanwezig<br />

mochten zijn. De journalistenvakbond<br />

uitte kritiek hierop en benadrukte het belang<br />

van een openbare rechtspraak. Daarnaast is de<br />

vakbond van mening dat juist in zo’n situatie<br />

partijen niet moeten toegeven aan de dreiging<br />

en het geweld. 10 De zitting van de zaak Marengo<br />

op 12 december was wel weer openbaar,<br />

ook al golden er nog steeds extra veiligheidsmaatregelen.<br />

Zo mocht er niet worden gefilmd<br />

in de rechtszaal en werd de rechtbank waar<br />

de zaak plaatsvond extra goed beveiligd. Wel<br />

was het toegestaan om bijvoorbeeld tekeningen<br />

en audio-opnamen te maken. Het is voor<br />

de rechtbank lastig een goede balans te vinden<br />

26 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


MIRANDA VAN TUINEN | ACTUALITEITENRUBRIEK: DE LIQUIDATIE VAN DERK WIERSUM<br />

tussen de veiligheid en de openbaarheid van<br />

de rechtspraak. 11 Dat blijkt wel uit het feit dat<br />

niet altijd alles gaat zoals het hoort te gaan. Zo<br />

had de rechter tijdens de zitting via een videoverbinding<br />

contact met Nabil B. die zich vanwege<br />

zijn veiligheid op een geheime locatie<br />

bevond. Ondanks dat hij zoveel mogelijk afgeschermd<br />

zou moeten worden, was hij tijdens de<br />

zitting op beeld te zien in de perskamer. Eerder<br />

in het proces was er al een foto van de kroongetuige<br />

in het dossier terechtgekomen door een<br />

fout van het OM. Dit dossier was bestemd voor<br />

de betrokken verdachten en advocaten. 12<br />

Een ander gevolg is dat Nabil B. mogelijk niet<br />

meer op de zitting wil getuigen vanwege zijn eigen<br />

veiligheid en die van zijn naasten. Zijn broer<br />

en advocaat zijn immers al geliquideerd. Nabil<br />

B. heeft, zoals eerder vermeld, al wel verklaringen<br />

afgelegd. Deze kunnen voor bewijs worden<br />

gebruikt, maar verklaren op de zitting is alsnog<br />

van groot belang. Op de zitting krijgt de verdediging<br />

namelijk de mogelijkheid de kroongetuige<br />

te ondervragen. Zo kan de verdediging de<br />

betrouwbaarheid controleren. De verklaringen<br />

op de zitting zijn daarom erg belangrijk voor<br />

de bewijsvergaring. 13 Wat hierbij niet helpt is<br />

dat Nabil B. nog steeds geen nieuwe advocaat<br />

heeft. De andere advocaat van Nabil B., heeft<br />

na de liquidatie van zijn collega afstand gedaan<br />

van de zaak. Ondanks dat zal het verhoren van<br />

Nabil B. doorgaan. 14 Het is niet nieuw dat het<br />

lastig is een advocaat voor een kroongetuige<br />

te vinden. Uit het onderzoek van ‘het Advocatenblad’<br />

blijkt dat minder dan een vijfde van<br />

de strafrechtadvocaten nog een kroongetuige<br />

zou willen verdedigen. Bij een deel van deze<br />

advocaten is de reden dat een kroongetuige<br />

vaak een zware crimineel is zonder principes.<br />

Daarom bestaat onder deze advocaten geen behoefte<br />

dit type mensen te helpen. Door de liquidatie<br />

van Derk Wiersum is de kans aanwezig<br />

dat advocaten nog minder snel bereid zijn om<br />

een kroongetuige bij te staan. 15<br />

Betere bescherming van advocaten<br />

Wanneer advocaten zich onveilig voelen, kunnen<br />

ze daarvan altijd een melding maken.<br />

Vervolgens is er een protocol waarnaar wordt<br />

gehandeld. Dit protocol is echter achterhaald,<br />

aangezien er nu meer bedreigingen zijn. Daarom<br />

is het ook niet verwonderlijk dat er nieuwe<br />

maatregelen nodig zijn. 16 Het blijkt ook niet een<br />

uitzondering te zijn dat een strafrechtadvocaat<br />

zich onveilig voelt. Uit een onderzoek van ‘het<br />

Advocatenblad’ bleek namelijk dat driekwart<br />

van de strafrechtadvocaten tijdens het werk<br />

weleens een onveilig gevoel heeft. Door de liquidatie<br />

van Derk Wiersum is dat gevoel van<br />

onveiligheid bij meer dan de helft toegenomen.<br />

Deze groep zegt nu meer na te denken over de<br />

risico’s die bij het werk komen kijken. Ook is er<br />

een groep die nu meer veiligheidsmaatregelen<br />

gaat nemen. Zoals eerder gezegd, komen bedreigingen<br />

vaker voor in de advocatuur. In het<br />

bijzonder onder strafrechtadvocaten. De bedreigingen<br />

gaan vaak over lichamelijk geweld of<br />

de dood, het blijft dus niet bij alleen schelden. 17<br />

De liquidatie van Derk Wiersum heeft waarschijnlijk<br />

ook geleid tot een betere bescherming<br />

van advocaten en andere deelnemers van het<br />

strafproces. Het OM zal zich naast het beschermen<br />

van kroongetuigen en diens familie, nu<br />

ook meer moeten richten op het beschermen<br />

van advocaten. Dit maakt het aanpakken van<br />

georganiseerde criminaliteit nog lastiger. 18 De<br />

minister van Justitie en Veiligheid heeft inmiddels<br />

toegezegd meer en betere bescherming en<br />

beveiliging aan zowel advocaten, officieren van<br />

justitie en rechters te verzekeren. Een verandering<br />

is dat dit centraal geregeld zal worden,<br />

terwijl dat eerst lokaal gebeurde. De Nationaal<br />

Coördinator Terrorisme en Veiligheid zal<br />

hierbij een belangrijke rol vervullen. Ook is er<br />

een noodnummer in het leven geroepen voor<br />

advocaten en rechters die zich bedreigd voelen.<br />

Verder laat Minister van Justitie en Veiligheid<br />

Grapperhaus niet veel los over details van de<br />

nieuwe aanpak, omdat dat vertrouwelijk is. 19<br />

Wel is bekend dat er een speciaal team is samengesteld<br />

die gaat onderzoeken of personen<br />

die betrokken zijn bij de zaak Marengo extra<br />

bescherming behoeven. Eerder heeft het OM<br />

journalisten al gevraagd om het noemen van<br />

namen van officieren van justitie te vermijden.<br />

20<br />

Aanpak georganiseerde criminaliteit<br />

Door de liquidatie van Derk Wiersum is<br />

duidelijk geworden dat Nederland beter zal<br />

moeten optreden tegen de ondermijnende georganiseerde<br />

criminaliteit. Daarom is als andere<br />

maatregel een werkgroep ingesteld die<br />

onderzoek doet naar de aanpak van beroepsgroepen<br />

bij bedreiging vanuit de ondermijnende<br />

georganiseerde criminaliteit. Bij het<br />

ministerie van Justitie en Veiligheid realiseert<br />

men zich nu dat deze ondermijnende criminaliteit<br />

een landelijk probleem is dat zo ernstig en<br />

diep geworteld is, dat het niet zomaar valt op te<br />

lossen en vraagt om een intensievere aanpak. 21<br />

Het kabinet heeft besloten de aanpak van de<br />

criminele (drugs)industrie te versterken en<br />

zich meer te richten op het weerbaarder maken<br />

van de samenleving tegen criminaliteit die ondermijning<br />

veroorzaakt, zoals bedreigingen en<br />

liquidaties. Bij het aantreden van het kabinet<br />

is hier al in geïnvesteerd, maar nu worden er<br />

extra investeringen gedaan. Het ministerie van<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 27


MIRANDA VAN TUINEN | ACTUALITEITENRUBRIEK: DE LIQUIDATIE VAN DERK WIERSUM<br />

Justitie en Veiligheid heeft een plan gemaakt,<br />

waarbij de focus ligt op het oprollen, afpakken<br />

en voorkomen van deze vorm van criminaliteit.<br />

22<br />

Al met al is het duidelijk geworden dat de Nederlandse<br />

rechtsstaat wakker is geschud door<br />

de liquidatie van Derk Wiersum en er maatregelen<br />

zijn getroffen om zoiets in de toekomst<br />

te voorkomen. Wat dit precies zal betekenen<br />

en wat de verder ontwikkelingen zijn in de<br />

toekomst, zal moeten worden afgewacht.<br />

Derk Wiersum nog een kroongetuige verdedigen?, de<br />

Volkskrant 18 september 2019, volkskrant.nl.<br />

21 F. Grapperhaus 14 oktober 2019, ‘Stand van zaken naar<br />

aanleiding van verzoek tijdens Regeling van Werkzaamheden<br />

van 18 september 2019’ [Kamerbrief], rijksoverheid.nl.<br />

22 F. Grapperhaus 18 oktober 2019, ‘Contouren breed offensief<br />

tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit’<br />

[Kamerbrief], rijksoverheid.nl.<br />

Eindnoten<br />

1 M. Haenen & F. Schravesande, ‘Moord op advocaat legt<br />

risico’s bloot die strafpleiters lopen’, NRC Handelsblad<br />

18 september 2019, nrc.nl.<br />

2 ‘Kroongetuige krijgt na moord op Wiersum per direct<br />

advocaat die anoniem blijft’, RTL Nieuws 6 december<br />

2019, rtlnieuws.nl.<br />

3 ‘Crimineel Ridouan Taghi aangehouden in Dubai na ‘intensieve<br />

samenwerking’, NOS Nieuws 16 december 2019,<br />

nos.nl.<br />

4 P. Vissers, ‘Waar gaat het Marengo-onderzoek om?’,<br />

Trouw 18 september 2019, www.trouw.nl.<br />

5 M. Haenen & F. Schravesande, ‘Moord op advocaat legt<br />

risico’s bloot die strafpleiters lopen’, NRC Handelsblad<br />

18 september 2019, nrc.nl.<br />

6 ‘Moord op advocaat Derk Wiersum’, 18 september 2019,<br />

politie.nl (bijgewerkt op 12 november 2019).<br />

7 ‘Nog eens twee aanhoudingen in moordzaak advocaat<br />

Derk Wiersum’, De Volkskrant 19 november 2019, volkskrant.nl.<br />

8 ‘Advocaat Derk Wiersum werd weken voor zijn dood geobserveerd<br />

door criminelen’, Trouw 12 november 2019,<br />

trouw.nl.<br />

9 R. Meijer, Grapperhaus zegt betere bescherming toe<br />

aan advocaten, rechters en officieren van justitie: ‘Hoe we<br />

het doen, is vertrouwelijk’, De Volkskrant 19 september<br />

2019, volkskrant.nl.<br />

10 ‘Geen advocaat en geen publiek bij proces Nabil B.: dit<br />

zijn de gevolgen’, RTL Nieuws 24 september 2019, rtlnieuws.nl.<br />

11 ‘Kroongetuige in proces tegen Taghi heeft nog geen<br />

nieuwe advocaat’, NOS Nieuws 12 december 2019, nos.nl.<br />

12 ‘Fout rechtbank: kroongetuige Nabil B. bijna minuut in<br />

beeld, RTL Nieuws 12 december 2019, rtlnieuws.nl.<br />

13 ‘Geen advocaat en geen publiek bij proces Nabil B.: dit<br />

zijn de gevolgen’, RTL Nieuws 24 september 2019, rtlnieuws.nl.<br />

14 J. Peters, ‘Kroongetuige in zaak tegen Ridouan Taghi<br />

heeft nog geen nieuwe advocaat, De Volkskrant 12 december<br />

2019, volkskrant.nl.<br />

15 ‘Gevoel van onveiligheid groeit’, Het Advocatenblad 31<br />

oktober 2019, advocatenblad.nl.<br />

16 W. Thijssen, ‘Wie wil na de liquidatie van advocaat<br />

Derk Wiersum nog een kroongetuige verdedigen?, de<br />

Volkskrant 18 september 2019, volkskrant.nl.<br />

17 ‘Gevoel van onveiligheid groeit’, Het Advocatenblad 31<br />

oktober 2019, advocatenblad.nl.<br />

18 M. Haenen & F. Schravesande, ‘Moord op advocaat legt<br />

risico’s bloot die strafpleiters lopen’, NRC Handelsblad<br />

18 september 2019, nrc.nl.<br />

19 R. Meijer, Grapperhaus zegt betere bescherming toe<br />

aan advocaten, rechters en officieren van justitie: ‘Hoe we<br />

het doen, is vertrouwelijk’, De Volkskrant 19 september<br />

2019, volkskrant.nl.<br />

20 W. Thijssen, ‘Wie wil na de liquidatie van advocaat<br />

28 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


cold case: piet baams<br />

mark de boer<br />

Het is kerstochtend 1996 als de dochter van opa Baams hem op komt zoeken in het<br />

verzorgingshuis waar hij woont. Wanneer zij hem niet aantreft in zijn kamer slaat<br />

ze alarm bij het personeel. Zij vertellen haar dat hij sinds 22 december niet meer is<br />

gesignaleerd, maar dat ze zich geen zorgen hoeft te maken omdat hij wel vaker een<br />

nachtje weg was. Ze is met stomheid geslagen. Waar is haar vader?<br />

column<br />

De medewerkers van het verzorgingshuis<br />

Nieuw Malderborgh vertellen de familie dat<br />

ze hun opa afgelopen zondag voor het laatst<br />

hebben gezien. De beelden van de beveiligingscamera’s<br />

die in de buurt hangen, bevestigen<br />

het verhaal van de medewerkers. Naast<br />

de blinkende verlichting van een kerstboom is<br />

op het scherm van de beveiligingscamera’s te<br />

zien dat Piet rond zeven uur s ’avonds het verzorgingshuis<br />

verlaat. Met zijn karakteristieke<br />

bril op zijn neus en vergezeld met een aktetas<br />

en een koker stapt hij het winterse weer in.<br />

Een hoogst opmerkelijke situatie, zo stelt zijn<br />

kleinzoon Gert-Jan Baams. “Maar hij droeg<br />

zijn regenjas, niet zijn winterjas, terwijl het<br />

min 12 was”, zegt kleinzoon Baams. “Het gekke<br />

is ook: hij had zijn bingoavond afgebeld, omdat<br />

hij ziek zou zijn. Maar toch ging hij eropuit.” 1<br />

Drie dagen lang heeft het personeel zijn maaltijd<br />

keurig afgeleverd op zijn kamer om het vervolgens<br />

iedere keer onaangeroerd weer af te<br />

ruimen. De portemonnee van opa lag ook nog<br />

eens open en bloot op tafel, zo verklaart de<br />

familie. 2 . Eric Meijers, schoonzoon van dhr.<br />

Baams, kan zich wel voorstellen dat men sommige<br />

teruggetrokken bewoners soms uit het<br />

oog verliest in een verzorgingshuis, maar opa<br />

Piet die móet zijn gemist, zo stelt hij tegenover<br />

De Gelderlander: “dat heeft ons altijd verbaasd.<br />

Misschien dat een teruggetrokken bewoner<br />

minder snel wordt gemist. Maar opa Piet? Dat<br />

móet opgevallen zijn. De directie zei destijds<br />

dat opa wel vaker zomaar een nachtje wegbleef.<br />

Maar dat kunnen wij absoluut niet plaatsen.”<br />

Gert-Jan acht het eveneens onwaarschijnlijk<br />

dat niemand de oude Piet heeft gemist. Volgens<br />

hem werd hij graag gezien binnen Nieuw Malderborgh.<br />

Hij stond voor iedereen klaar en hij<br />

was dan ook niet te benauwd om de handen uit<br />

de mouwen te steken om andere bewoners te<br />

helpen. 3 Het wekt dan ook geen verbazing dat<br />

argwaan vanaf het eerst moment overheerst bij<br />

de familie.<br />

De familie brengt de jaarwisseling in onzekerheid<br />

en verwarring door. Twee maanden na het<br />

optrekken van de vuurwerkdampen worden ze<br />

Slachtoffer: Piet baams<br />

Datum vermissing: 22 december 1996<br />

lichaam gevonden:3 februari 1997<br />

bevrijd uit hun onzekerheid. Het lichaam van<br />

Piet Braams is gevonden in de Boven Merwede,<br />

het verlengde van de Waal, bij Gorinchem. Na<br />

uitgebreid onderzoek door de politie blijkt dat<br />

Piet Baams een onnatuurlijke dood is gestorven.<br />

Om de hals van het slachtoffer wordt een<br />

ceintuur van een damesjurk aangetroffen. Piet<br />

Baams blijkt door verwurging met deze riem om<br />

het leven te zijn gebracht. Na de vondst van het<br />

lichaam van de oude Baams komt het onderzoek<br />

van de politie korte tijd in een stroomversnelling<br />

terecht. Er worden ontzettend veel<br />

mensen worden gehoord en er wordt intensief<br />

forensische onderzoek verricht door de recherche.<br />

Al het werk blijkt tevergeefs. Na een lange<br />

tijd hard werken blijft de oplossing van de zaak<br />

in nevelen gehuld: alle aanknopingspunten<br />

lopen stuk voor stuk op niets uit.<br />

Ondanks het feit dat het onderzoek vanaf het<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 29


MARK DE BOER | COLD CASE: PIET BAAMS<br />

begin onder leiding stond van een ervaren en<br />

zeer kundige rechercheur verliep het onderzoek<br />

allesbehalve soepel. Dit werd grotendeels<br />

veroorzaakt door de lange poos die zich bevond<br />

tussen de verdwijning van Piet en het ter<br />

ore komen van deze verdwijning bij de politie.<br />

De politie stond gelijk 1-0 achter. Toenmalig<br />

onderzoeksleider René den Boer wist de<br />

achterstand niet meer in te halen. Volgens hem<br />

zijn juist de eerste ogenblikken na een incident<br />

van levensbelang voor de opsporing. “De<br />

tijd vaagt sporen weg en maakt getuigenissen<br />

minder betrouwbaar. Niet alleen werden we<br />

laat geïnformeerd, ook waren veel mensen in<br />

de kamer van Piet Baams geweest voordat wij<br />

daar sporenonderzoek konden doen. Als politie<br />

begonnen wij dit onderzoek met een achterstand<br />

die bijna niet meer in te halen was.” 4<br />

Nieuw elan<br />

Na 22 jaar is het verdriet Piet Baams nog niet<br />

vergeten. Een zichtbaar geëmotioneerde Gert-<br />

Jan Baams vertelt in een interview met Omroep<br />

Gelderland dat de dood van zijn opa nog<br />

steeds zijn invloed heeft op de familie. Vorig<br />

jaar werd de zaak echter onverwacht nieuw leven<br />

ingeblazen. Een oud-medewerker van het<br />

verzorgingshuis Nieuw Malderborgh zoekt na<br />

22 jaar contact met de familie. Het is de broer<br />

van Eric Meijers, schoonzoon van Piet, die in<br />

zijn winkel wordt aangesproken door de oudmedewerker.<br />

Hij belt gelijk zijn broer. Meijers<br />

doet zijn verhaal tegen de Gelderlander. Of de<br />

inmiddels gepensioneerde vrouw bewust op de<br />

winkel van Meijers’ broer afstapte, of dat het<br />

gevoel van gewetenswroeging haar overviel tijdens<br />

het gesprek in de winkel, weet Meijers<br />

niet. “Wat ik weet is dit: mijn broer belde me.<br />

Hij zei: ‘Er is iemand bij me geweest die zegt<br />

dat ze weet wie opa Piet heeft vermoord. Ze<br />

kon het na 22 jaar niet meer voor zich houden,<br />

ze moest het kwijt’. We hebben dit verhaal<br />

natuurlijk onmiddellijk doorgespeeld aan het<br />

coldcaseteam van de politie.” Met deze nieuwe<br />

aanwijzing heeft de familie hoop gekregen dat<br />

de dood van Piet Baams alsnog opgelost zal<br />

worden. Zouden de medewerkers van het verzorgingshuis<br />

dan toch een rol hebben gespeeld<br />

in de dood van Piet zoals de familieleden vanaf<br />

het begin hadden vermoed? Uit het onderzoek<br />

van de politie is destijds niet gebleken van<br />

enige betrokkenheid van medewerkers van<br />

het verzorgingshuis, maar de familieleden van<br />

Piet hebben altijd gedacht dat de medewerkers<br />

van het verzorgingshuis iets met de moord te<br />

maken hebben. Volgens hen was er onder andere<br />

met de personeelsroosters geknoeid. Van<br />

de politie mogen ze voorlopig niks zeggen over<br />

de mededeling van de ex-medewerker zodat<br />

het onderzoek niet wordt gehinderd.<br />

De zaak Braams is een van de cold cases die nog<br />

dikwijls verschijnt in lijstjes over onopgeloste,<br />

Nederlandse strafzaken. 5 Met name gezien de<br />

leeftijd van Piet Baams is het voor velen onbegrijpelijk<br />

dat iemand hem naar het leven stond.<br />

Eric Meijers is getrouwd met de kleindochter<br />

van Piet en hij kwam geregeld langs in Nieuw<br />

Malderborgh. Ook voor hem is het moeilijk<br />

te bevatten dat Baams op zo’n manier om het<br />

leven is gekomen. “Het was een aimabele man.<br />

Hij hield van gezelligheid, van positiviteit. Het<br />

is van de gekke dat iemand zo’n oude man iets<br />

wilde aandoen. We snappen het nog steeds<br />

niet.” 6 Ook rechercheur Herbert Klein was zich<br />

bewust van de impact die de zaak 22 jaar na<br />

dato nog heeft op de nabestaanden. Hij droeg<br />

de zaak Baams, ook gelet op de nieuwe aanwijzingen,<br />

aan voor de Nederlandse cold casekalender.<br />

7 Met behulp van deze kalender en een<br />

beloning van 15.000 euro hoopt de politie alsnog<br />

op een doorbraak. 8<br />

Eindnoten<br />

1 S. Friedrichs, ‘Familie vermoorde opa Piet (85) verwacht<br />

ontknoping: ‘Er moeten méér mensen zijn met gewetensnood’,<br />

de Gelderlander februari 2019, Gelderlander.nl.<br />

2 J. Wiegerinck, ‘Familie vermoorde opa Piet (85) verwacht<br />

ontknoping: ‘Er moeten méér mensen zijn met gewetensnood’<br />

de Stentor februari 2019, Destentor.nl.<br />

3 M. Lange, ‘Familie vermoorde Nijmegenaar blij met<br />

nieuwe aandacht voor 22 jaar oude moordzaak’, Omroep<br />

Gelderland oktober 2018, Omroepgelderland.nl<br />

4 J. Wiegerinck, ‘Familie vermoorde opa Piet (85) verwacht<br />

ontknoping: ‘Er moeten méér mensen zijn met gewetensnood’<br />

de Stentor februari 2019, destentor.nl.<br />

5 Zie bijvoorbeeld: C. Moenen, ‘Vijf onopgeloste cold cases’,<br />

Mr. Studenten juni 2019, Mr-studenten.nl.<br />

6 M. Lange, ‘Familie vermoorde Nijmegenaar blij met<br />

nieuwe aandacht voor 22 jaar oude moordzaak’, Omroep<br />

Gelderland oktober 2018, Omroepgelderland.nl.<br />

7 Uit een interview met Omroep Gelderland: M. Lange,<br />

‘Familie vermoorde Nijmegenaar blij met nieuwe aandacht<br />

voor 22 jaar oude moordzaak’, Omroep Gelderland<br />

oktober 2018, Omroepgelderland.nl.<br />

8 ‘Moord op Piet Baams’ Cold Case Kalender, Coldcasekalender.nl.<br />

30 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 31


32 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie<br />

nikki evertse<br />

Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft in 2017 de verdere vervolging van<br />

een verdachte inzake een bedreigingszaak gestaakt. De verdachte, Jan B., werd<br />

vervolgd voor bedreiging van een burgemeester, een gemeenteambtenaar en een<br />

politieagent. Jan B. had een verzoek ingediend om de bedreigingszaak te beëindigen.<br />

De officier van justitie was het met Jan B. eens en besloot van verdere vervolging<br />

af te zien. De rechter weigerde echter om de zaak te sluiten. De rechter<br />

oordeelde dat de handelswijze van het OM zorgde voor een ernstige schending van<br />

de belangen van de slachtoffers. Daarnaast oordeelde de rechter dat de aanpak van<br />

geweld tegen werknemers met een publieke taak en functionarissen in het openbaar<br />

bestuur prioriteit heeft. Het standpunt van het OM was naar oordeel van de<br />

rechtbank derhalve onbegrijpelijk. Daarnaast gaf de toenmalige minister van Justitie<br />

en Veiligheid Stef Blok aan dat hij het standpunt van het OM fout vond. Het<br />

OM moest van de rechter Jan B. alsnog vervolgen voor bedreiging. 1 Brain de Pree,<br />

advocaat van Jan B, noemde het voorgaande een “omslachtige poppenkast”. Hij<br />

stelde dat het vervolgingsmonopolie bij het OM ligt en niet bij de rechter en dat het<br />

OM door de rechter in bescherming werd genomen. 2<br />

Lid 1: Indien naar aanleiding van het ingestelde<br />

opsporingsonderzoek het openbaar minisessay<br />

Het OM is exclusief belast met de vervolging<br />

van strafbare feiten op grond van art. 124 Wet<br />

op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet<br />

RO). 3 De vervolgingsbeslissing is genormeerd<br />

in art. 167 Wetboek van Strafvordering (hierna:<br />

Sv) en art. 242 Sv. Op grond van deze artikelen<br />

is het OM bevoegd om van (verdere) vervolging<br />

af te zien op gronden aan het algemeen belang<br />

ontleend. Dit wordt het opportuniteitsbeginsel<br />

genoemd. 4 In de bovenstaande zaak heeft het<br />

OM besloten van een (verdere) vervolging af<br />

te zien. De rechter floot het OM echter terug.<br />

Dientengevolge is het OM toch tot verdere vervolging<br />

overgegaan. 5 Wanneer kan een rechter<br />

het OM opdragen om toch tot (verdere) vervolging<br />

over te gaan als het OM in eerste instantie<br />

besluit niet te vervolgen? Wat is de rol<br />

van de minister van Justitie en Veiligheid? In<br />

hoeverre is een officier van justitie vrij in zijn<br />

keuze om niet te vervolgen? In dit wetenschappelijk<br />

essay zal onder meer antwoord worden<br />

gegeven op deze vragen. Het essay zal ingaan<br />

op de inhoud van het opportuniteitsbeginsel,<br />

het vervolgingsbeleid van het OM en de controle<br />

op de vervolgingsbeslissing van het OM.<br />

De vervolgingsbeslissing<br />

Zoals eerder genoemd is het OM exclusief belast<br />

met de vervolging van strafbare feiten op<br />

grond van art. 124 Wet RO. 6 Het OM is echter<br />

niet verplicht om élk strafbaar feit te vervolgen<br />

dat bewezen zou kunnen worden. Op grond van<br />

het opportuniteitsbeginsel, dat is neergelegd in<br />

art. 167 en art. 242 Sv, kan het OM afzien van<br />

vervolging op gronden aan het algemeen belang<br />

ontleend. 7<br />

Art. 167 Sv:<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 33


NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />

terie van oordeel is dat vervolging plaats moet<br />

hebben, door het uitvaardigen van een strafbeschikking<br />

of anderszins, gaat het daartoe zoo<br />

spoedig mogelijk over.<br />

Lid 2: Van vervolging kan worden afgezien op<br />

gronden aan het algemeen belang ontleend.<br />

Het openbaar ministerie kan, onder het stellen<br />

van bepaalde voorwaarden, de beslissing of<br />

vervolging plaats moet hebben voor een daarbij<br />

te bepalen termijn uitstellen.<br />

Art. 242 Sv:<br />

Lid 1: Indien naar aanleiding van het ingestelde<br />

voorbereidende onderzoek het openbaar ministerie<br />

van oordeel is dat verdere vervolging<br />

moet plaats hebben, door het uitvaardigen van<br />

een strafbeschikking of anderszins, gaat het<br />

daartoe zoo spoedig mogelijk over.<br />

Lid 2: Zoolang het onderzoek op de terechtzitting<br />

nog niet is aangevangen, kan van verdere<br />

vervolging worden afgezien, ook op gronden<br />

aan het algemeen belang ontleend. Het openbaar<br />

ministerie kan, onder het stellen van<br />

bepaalde voorwaarden, de beslissing of verdere<br />

vervolging plaats moet hebben voor een daarbij<br />

te bepalen termijn uitstellen.<br />

N.B. Voor dit wetenschappelijk essay zijn alleen<br />

lid 1 en lid 2 van art. 242 Sv relevant. Er<br />

is ook een derde lid opgenomen in art. 242 Sv.<br />

Art. 167 lid 1 Sv lijkt zich op het eerste gezicht<br />

slechts tot het OM te richten. 8 Op grond van art.<br />

167 lid 1 Sv dient het OM zo spoedig mogelijk<br />

tot vervolging over te gaan indien het naar aanleiding<br />

van het ingestelde opsporingsonderzoek<br />

van oordeel is dat vervolging plaats moet<br />

hebben. Dit kan onder meer door te vorderen<br />

dat de rechter-commissaris onderzoekshandelingen<br />

verricht of een bevel tot bewaring verleent.<br />

Daarnaast kan dit door het dagvaarden<br />

van de verdachte. Als het OM vordert dat de<br />

rechter-commissaris onderzoekshandelingen<br />

verricht of een bevel tot bewaring verleent en<br />

het voorbereidend onderzoek vervolgens doorloopt,<br />

geeft art. 242 lid 1 Sv de zogenoemde<br />

beslisregel. Als het OM van oordeel is dat, naar<br />

aanleiding van het ingestelde voorbereidend<br />

onderzoek, verdere vervolging moet plaatshebben<br />

gaat het daartoe zo spoedig mogelijk over.<br />

Uit art. 167 lid 2 Sv en art. 242 lid 2 Sv volgt dat<br />

het OM de bevoegdheid heeft om van (verdere)<br />

vervolging af te zien. Dit op gronden aan het<br />

algemeen belang ontleend. 9 De bevoegdheid<br />

om van (verdere) vervolging af te zien, ook wel<br />

seponeren genoemd, kan op twee manieren<br />

worden geïnterpreteerd. 10 In Nederland kan<br />

namelijk onderscheid worden gemaakt tussen<br />

de positieve en negatieve interpretatie van het<br />

opportuniteitsbeginsel. 11 Bij de positieve interpretatie<br />

van het opportuniteitsbeginsel gaat<br />

men ervan uit dat het OM alleen tot vervolging<br />

behoort over te gaan als aan het algemeen<br />

belang ontleende gronden het noodzakelijk<br />

maken. De negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel<br />

brengt met zich mee dat<br />

het OM in beginsel de plicht heeft om ieder<br />

strafbaar en bewijsbaar feit te vervolgen, tenzij<br />

het algemeen belang een sterke contra-indicatie<br />

oplevert. 12 De bevoegdheid om af te zien<br />

van (verdere) vervolging, op gronden aan het<br />

algemeen belang ontleend, vormt derhalve een<br />

uitzondering op deze algemene regel. 13<br />

De formulering van art. 167 lid 2 en art. 242 lid<br />

2 Sv duidt in eerste instantie op een negatieve<br />

interpretatie van het opportuniteitsbeginsel. 14<br />

Het hangt in de praktijk echter van de ernst<br />

van het delict af langs welke lijnen de opportuniteitsafweging<br />

wordt gemaakt. Bij ernstige<br />

misdrijven, zoals moord, zal vaak een negatieve<br />

interpretatie worden gehanteerd. Derhalve zal<br />

in de regel worden vervolgd. Slechts bij contraindicaties<br />

zal van de vervolging worden afgezien.<br />

Bij lichte overtredingen zal in beginsel<br />

een positieve interpretatie worden gehanteerd.<br />

Er zal in beginsel dus pas tot vervolging worden<br />

overgegaan wanneer dit noodzakelijk is in<br />

het kader van het algemeen belang. Opmerking<br />

verdient dat de vraag of het opportuniteitsbeginsel<br />

positief of negatief geïnterpreteerd dient<br />

te worden haar belang deels heeft verloren. Er<br />

is onvoldoende mankracht, waardoor vervolging<br />

(en opsporing) regelmatig noodgedwongen<br />

niet plaatsvindt. Dit terwijl het strafrechtelijk<br />

optreden wél gewenst is. 15<br />

De weg naar vervolgingsbeslissing<br />

Eén van de belangrijkste beslissingen binnen<br />

het strafproces is die omtrent het al dan niet<br />

vervolgen van een verdachte. Deze beslissing<br />

is voorbehouden aan het OM. 16 Uit art. 167 en<br />

art. 242 Sv kan worden afgeleid dat het OM<br />

een ruime discretionaire bevoegdheid heeft<br />

ten aanzien van de vervolging. 17 Deze beslissing<br />

om al dan niet te vervolgen berust mede<br />

op beleidsmatige keuzes van het OM. De vervolgingsbeslissing<br />

van het OM wordt namelijk<br />

enerzijds bepaald door te kijken naar de haalbaarheid<br />

van de vervolging en anderzijds door<br />

te kijken naar de opportuniteit van de vervolging.<br />

Dit laatste is onderdeel van het vervolgingsbeleid<br />

van het OM. 18 Bij de beoordeling<br />

van de haalbaarheid zal worden nagegaan of<br />

naar redelijke verwachtingen een veroordeling<br />

zal kunnen volgen. Als het recht tot vervolging<br />

bijvoorbeeld verjaard is, zal een officier van jus-<br />

34 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />

titie de zaak in beginsel niet voor de strafrechter<br />

brengen. 19 Bij de beoordeling van de opportuniteit<br />

zal onder andere gekeken kunnen<br />

worden naar de aard of de ernst van het feit.<br />

Er kan echter ook gekeken worden naar de persoonlijke<br />

omstandigheden van een verdachte. 20<br />

Bij de beoordeling van de opportuniteit is een<br />

officier van justitie niet geheel vrij in de keuze<br />

van afdoen. 21 De ruime discretionaire bevoegdheid<br />

van het OM kent namelijk een risico van<br />

rechtsongelijkheid. Het is denkbaar dat de bevoegdheden<br />

in het ene arrondissement op een<br />

andere manier worden uitgeoefend dan in een<br />

ander arrondissement. 22 Om enige uniformiteit<br />

in de uitoefening van de bevoegdheden te verkrijgen<br />

is het OM – in toenemende mate – gebonden<br />

aan interne regelgeving. 23 Deze interne<br />

regelgeving wordt aangeduid als aanwijzingen<br />

(voorheen: richtlijnen). De aanwijzingen bevatten<br />

onder meer algemene indicatoren die<br />

bepalen of een concrete zaak in beginsel wel<br />

of niet voor vervolging in aanmerking komt. 24<br />

Deze aanwijzingen zijn afkomstig van het College<br />

van procureurs-generaal. Dit college heeft<br />

de landelijke leiding van het OM. 25<br />

Volgens de Hoge Raad zijn aanwijzingen die<br />

behoorlijk bekend zijn gemaakt aan te merken<br />

als geschreven recht in de zin van art. 79 Wet<br />

RO. De cassatierechter mag zich derhalve inlaten<br />

met de uitleg van de regels die in de aanwijzingen<br />

zijn opgenomen. De aanwijzingen<br />

kunnen niet gelden als algemeen verbindende<br />

voorschriften, maar op grond van de beginselen<br />

van een goede procesorde binden zij het<br />

OM. 26 Een burger kan zich derhalve wel op een<br />

dergelijke aanwijzing beroepen tegenover de<br />

rechter. De slagingskans van verweren die wijzen<br />

op handelen in strijd met een aanwijzing<br />

zijn echter beperkt. Dit wegens het feit dat in<br />

vrijwel elke aanwijzing is opgenomen dat het<br />

OM binnen de door de wet gestelde grenzen<br />

zowel ten voordele als ten nadele van de verdachte<br />

van de richtlijn mag afwijken als de omstandigheden<br />

daartoe oproepen. Relevant om<br />

te vermelden is dat het OM bij afwijking van<br />

een aanwijzing dient te motiveren waarom die<br />

afwijking noodzakelijk was. Opmerking verdient<br />

dat een rechter niet verplicht is om ambtshalve<br />

een aanwijzing toe te passen. 27 Wanneer<br />

een officier van justitie afwijkt van een aanwijzing<br />

kunnen daar gevolgen aan worden verbonden.<br />

Dit kan in extreme gevallen zelfs leiden tot<br />

een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in<br />

de (verdere) vervolging. 28<br />

Verschillende wijzen van afdoen<br />

Naast vervolgen en niet-vervolgen kan het OM<br />

kiezen voor buitenrechtelijke afdoening. 29 De<br />

verschillende wijzen van afdoen door het OM<br />

zijn:<br />

(1) Dagvaarden, waaronder ook begrepen<br />

voeging ter berechting bij een andere zaak en<br />

dagvaarden na een geheel of gedeeltelijk mislukte<br />

executie van de bij een strafbeschikking<br />

opgelegde straf of maatregel;<br />

(2) Uitvaardigen van een strafbeschikking;<br />

(3) Aanbieden van een transactie;<br />

(4) Ad informandum voegen;<br />

(5) Overdragen aan een andere instantie of buitenlandse<br />

justitie;<br />

(6) Seponeren, ofwel: niet (verder) vervolgen. 30<br />

Relevant om te vermelden is dat het OM niet alleen<br />

bepaalt of zal worden vervolgd, maar ook<br />

terzake waarvan zal worden vervolgd (indien<br />

het OM beslist over te gaan tot vervolging). Dit<br />

maakt het OM tot dominus litis, ofwel ‘heer<br />

over het geding’. 31<br />

Controle van de vervolgingsbeslissing<br />

Het exclusieve vervolgingsrecht van het<br />

OM vereist controle. 32 Het Wetboek van<br />

Strafvordering bevat enkele controlemechanismen<br />

voor de wijze waarop het OM toepassing<br />

geeft aan het opportuniteitsbeginsel. 33 Er wordt<br />

derhalve toezicht uitgeoefend op het hanteren<br />

van het opportuniteitsbeginsel. 34 Een vorm van<br />

toezicht wordt gewaarborgd door de hiërarchische<br />

opbouw van het OM. De controle zal<br />

derhalve in eerste instantie plaatsvinden door<br />

een hiërarchieke meerdere. 35 De landelijke<br />

leiding van het OM berust bij het College van<br />

procureurs-generaal. 36 Dit college is verantwoording<br />

schuldig aan de minister van Justitie<br />

en Veiligheid. 37 De minister is vervolgens<br />

politiek verantwoordelijk voor het vervolgingsbeleid<br />

en concrete vervolgingsbeslissingen van<br />

het OM en wordt derhalve gecontroleerd door<br />

het parlement. 38 Dit correctiemiddel kan volgens<br />

Wolswijk en Knigge echter alleen werken<br />

in zaken die de aandacht van de politiek trekken.<br />

39 Op grond van art. 127 Wet RO heeft de<br />

minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid<br />

om aanwijzingen te geven betreffende de<br />

uitoefening van de taken en bevoegdheden van<br />

het OM. Via deze aanwijzingsbevoegdheid kan<br />

de minister van Justitie en Veiligheid controle<br />

uitoefenen op de vervolgingsbevoegdheid van<br />

het OM. 40<br />

Het controlemechanisme ten aanzien van nietvervolgen<br />

is in beginsel sterker dan in het geval<br />

het OM wel vervolgd. Als het OM besluit niet<br />

tot vervolging over te gaan, besluit dat de ver-<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 35


NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />

volging niet wordt voortgezet of de vervolging<br />

plaatsvindt door het uitvaardigen van een strafbeschikking,<br />

bestaat er een beklagprocedure<br />

waarbij slachtoffers en andere rechtstreeks<br />

belanghebbenden een schriftelijk beklag kunnen<br />

doen bij het gerechtshof. Deze beklagprocedure<br />

is terug te vinden in art. 12 e.v. Sv. 41 Bij<br />

de beoordeling van het beklag toetst het gerechtshof<br />

de beslissing van het OM in volle omvang.<br />

42 De beslissing wordt derhalve niet marginaal<br />

getoetst. Uit art. 12i lid 1 Sv kan worden<br />

afgeleid dat het gerechtshof een eigen oordeel<br />

vormt ten aanzien van het al dan niet vervolgen<br />

van een verdachte. De beslissing die voortvloeit<br />

uit het oordeel van het gerechtshof komt vervolgens<br />

in de plaats van de beslissing van het<br />

OM. Relevant om te vermelden is dat het gerechtshof<br />

de normering die voor het OM geldt<br />

niet kan negeren. Het gerechtshof moet opportuniteitsafwegingen<br />

in zijn oordeel betrekken.<br />

Daarnaast dient het gerechtshof de aanwijzingen<br />

die de door het OM te nemen vervolgingsbeslissingen<br />

normeren ook in acht te nemen.<br />

Het gerechtshof is echter niet aan deze aanwijzingen<br />

gebonden. Het gerechtshof is bevoegd<br />

om zijn oordeel mede te baseren op het algemeen<br />

belang op grond van art. 12i lid 2 Sv. 43<br />

Kortom, art. 12 e.v. Sv geeft een mogelijkheid<br />

tot rechterlijke controle op de uitoefening van<br />

de seponeringsbevoegdheid van het OM. 44<br />

Ten aanzien van de beslissing van het OM<br />

om wel te vervolgen geldt het bovenstaande<br />

niet. Een verdachte waartegen vervolging is<br />

ingesteld door het OM, kan bezwaar maken<br />

tegen die beslissing. Op grond van art. 262<br />

lid 1 Sv kan een verdachte binnen acht dagen<br />

na de betekening van de dagvaarding een<br />

bezwaarschrift indien tegen die dagvaarding<br />

bij de rechtbank. 45 Als de verdachte een bezwaarschrift<br />

tegen de dagvaarding heeft ingediend,<br />

kan de rechter de haalbaarheid van de<br />

vervolging én de opportuniteit van de door het<br />

OM aangevangen gevolgen toetsen. Dit laatste<br />

via de toetsing aan de beginselen van een<br />

goede procesorde. 46 Frielink stelt dat de bezwaarschriftprocedure<br />

in art. 262 lid 1 Sv hoogstens<br />

bescherming biedt tegen evident lichtvaardige<br />

vervolgingsbeslissingen. Daarnaast<br />

is volgens hem de uiteindelijke zittingsrechter<br />

nauwelijks bereid zich te wagen aan het geven<br />

van een oordeel over de opportuniteit van een<br />

vervolging. Dit ligt volgens hem alleen anders<br />

als de beginselen van behoorlijke procesorde in<br />

het geding zijn. 47<br />

Relevant om te vermelden is dat naast de bezwaarschriftrechter,<br />

de zittingsrechter de vervolgingsbeslissing<br />

ook kan toetsen via de beginselen<br />

van een goede procesorde. 48 De Hoge<br />

Raad heeft echter in een arrest geoordeeld dat<br />

de beslissing tot (verdere) vervolging zich maar<br />

in beperkte mate leent voor inhoudelijke rechterlijke<br />

toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen<br />

zal het OM niet-ontvankelijk kunnen worden<br />

verklaard wegens het feit dat het instellen<br />

of voortzetten van de vervolging onverenigbaar<br />

is met de beginselen van een goede procesorde.<br />

Bijvoorbeeld dat vervolging in strijd is met het<br />

verbod van willekeur. Geen redelijk handelend<br />

lid van het OM kan dan oordelen dat met (verdere)<br />

vervolging enig door strafrechtelijke<br />

handhaving beschermd belang gediend kan<br />

zijn. Als een rechter oordeelt dat er sprake is<br />

van zo’n uitzonderingsgeval, waarin het OM<br />

dus niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens<br />

schending van een van de beginselen van een<br />

goede procesorde, gelden voor die beslissing<br />

zware motiveringseisen. 49<br />

Dagvaardingsmonopolie?<br />

In dit essay wordt gesproken over het exclusieve<br />

vervolgingsrecht van het OM. Dit verdient<br />

enige nuancering. Art. 167 en art. 242<br />

Sv richten zich tot het OM. Voorheen konden<br />

slechts ambtenaren van het OM een beslissing<br />

tot (verdere) vervolging nemen. Men kon<br />

spreken van het vervolgingsmonopolie van<br />

het OM. Alleen het OM had de bevoegdheid<br />

om strafzaken bij de strafrechter aan te brengen.<br />

De Wet OM-afdoening heeft dit echter veranderd.<br />

Op grond van art. 257b lid 1 Sv kan<br />

bij algemene maatregel van bestuur aan opsporingsambtenaren<br />

in daarbij aangewezen<br />

zaken betreffende overtredingen de bevoegdheid<br />

worden verleend een strafbeschikking<br />

uit te vaardigen waarin een geldboete wordt<br />

opgelegd. Uit lid 2 van hetzelfde artikel volgt<br />

dat dit ook geldt ten aanzien van enkele lichte<br />

misdrijven. Daarnaast geeft art. 257ba Sv de<br />

mogelijkheid om bij algemene maatregel van<br />

36 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />

bestuur de bevoegdheid om strafbeschikkingen<br />

uit te vaardigen te verlenen aan bestuursorganen.<br />

Knigge en Wolswijk stellen dat het<br />

vervolgingsmonopolie van het OM doorbroken<br />

is. Het OM mag nog wel steeds strafzaken bij<br />

de strafrechter brengen. Knigge en Wolswijk<br />

stellen ook wel dat het vervolgingsmonopolie<br />

van het OM in het strafrecht is ingeruild voor<br />

een dagvaardingsmonopolie. 50<br />

Conclusie<br />

Het OM heeft op grond van art. 124 Wet RO de<br />

exclusieve bevoegdheid om strafbare feiten te<br />

vervolgen. Op grond van het opportuniteitsbeginsel,<br />

dat is neergelegd in art. 167 en art. 242<br />

Sv, kan het OM echter afzien van vervolging<br />

op gronden aan het algemeen belang ontleend.<br />

Er bestaat derhalve geen verplichting voor het<br />

OM om élk strafbaar feit te vervolgen dat bewezen<br />

zou kunnen worden. 51 De vervolgingsbevoegdheid<br />

van het OM kan op twee manieren<br />

worden geïnterpreteerd in Nederland. 52 Men<br />

kent de negatieve interpretatie en positieve<br />

interpretatie van het opportuniteitsbeginsel.<br />

Bij de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel<br />

is vervolging de regel. Het OM<br />

kan bij uitzondering niet (verder) vervolgen op<br />

gronden aan het algemeen belang ontleend. 53<br />

Bij de positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel<br />

behoort het OM slechts tot<br />

vervolging voer te gaan als aan het algemeen<br />

belang ontleende gronden het noodzakelijk<br />

maken. 54 De tekst van art. 167 en art. 242 Sv<br />

duiden op een negatieve interpretatie van het<br />

opportuniteitsbeginsel. 55 In de praktijk hangt<br />

het echter van de ernst van het delict af welke<br />

wijze van interpretatie wordt gehanteerd. 56<br />

De vervolgingsbevoegdheid van het OM is een<br />

ruime discretionaire bevoegdheid. Dit is terug<br />

te zien in art. 167 en art. 242 Sv. 57 De vervolgingsbeslissing<br />

wordt bepaald door te kijken<br />

naar de haalbaarheid en de opportuniteit van<br />

de vervolging. Dit laatste is onderdeel van het<br />

vervolgingsbeleid van het OM. 58 Een officier<br />

van justitie is niet geheel vrij in de keuze van<br />

afdoen bij de beoordeling van de opportuniteit.<br />

Het OM is namelijk gebonden aan aanwijzingen.<br />

59 Een rechter kan de aanwijzingen toetsen<br />

middels de beginselen van een goede procesorde.<br />

60 Het OM wordt vaak gezien als een vervolgingsmonopolist.<br />

Knigge en Wolswijk stellen<br />

echter dat ten aanzien van het OM sprake is<br />

van een dagvaardingsmonopolie, gelet op hetgeen<br />

is bepaald in art. 257b lid 1 en art. 257ba. 61<br />

De exclusieve vervolgingsbevoegdheid van het<br />

OM wordt op diverse wijze gecontroleerd. 62 De<br />

controle wordt enerzijds gewaarborgd door de<br />

hiërarchische opbouw van het OM. 63 Ten aanzien<br />

van de beslissing om niet (verder) te ver-<br />

volgen en ten aanzien van de beslissing om een<br />

strafbeschikking uit te vaardigen kan een slachtoffer<br />

of een andere rechtstreeks belanghebbende<br />

gebruik maken van de beklagprocedure<br />

in art. 12 e.v. Sv. 64 Ten aanzien van de beslissing<br />

om wel te vervolgen heeft een verdachte<br />

de mogelijkheid om gebruik te maken van de<br />

bezwaarschriftprocedure. Deze is neergelegd<br />

in art. 262 lid 1 Sv. 65<br />

Eindnoten<br />

1 Nu.nl, ‘Jan B. toch vervolgd na bedreigen burgemeester<br />

Gilze-Rijen’, 4 april 2017, te vinden op: nu.nl (laatst geraadpleegd,<br />

16 december 2019).<br />

2 EenVandaag, ‘OM moet crimineel Jan B. toch vervolgen<br />

voor bedreiging’, 4 april 2017, te vinden op: eenvandaag.<br />

avrotros.nl (laatst geraadpleegd, 16 december 2019).<br />

3 Aanwijzing gebruik sepotgronden 2014 (Stcrt. 2014,<br />

23614).<br />

4 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 43 + 165.<br />

5 Trouw, ‘Zware crimineel Jan B. komt niet weg met bedreiging’,<br />

18 juli 2017, te vinden op: trouw.nl (laatst geraadpleegd,<br />

16 december 2019).<br />

6 Aanwijzing gebruik sepotgronden 2014 (Stcrt. 2014,<br />

23614).<br />

7 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 43.<br />

8 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />

A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />

maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 10.<br />

9 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 165.<br />

10 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>).<br />

11 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />

12 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />

A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />

maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>); B.F. Keulen & G. Knigge,<br />

Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />

13 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>)<br />

14 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

15 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 168.<br />

16 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>).<br />

17 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />

A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />

maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); W.E.C.A. Valkenburg, commentaar<br />

op art. 167 Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering,<br />

aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt op 1 juli 2019), aant. 5.<br />

18 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 57.<br />

19 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />

20 M.J.A. Duker, ‘De toetsingsruimte van het hof in beklagzaken<br />

ex artikel 12 Sv’, DD 2009/21, p. 1.<br />

21 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>) ; om.nl<br />

22 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 37


NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

23 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019); J.M. Reijntjes, commentaar op<br />

artikel 167 Sv, in: WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen<br />

e.a., Kluwer Navigator 1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />

24 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

25 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); om.nl<br />

26 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv,<br />

in: Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>,<br />

bijgewerkt op 1 juli 2019); HR 19 juni 1990,<br />

ECLI:NL:HR:1990:ZC8556, NJ 1991/119, rechtsoverweging<br />

5.1.<br />

27 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

28 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />

29 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />

30 Aanwijzing gebruik sepotgronden 2014 (Stcrt. 2014,<br />

23614).<br />

31 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />

32 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

33 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />

AA 2010, p. 1.<br />

34 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />

35 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />

36 Om.nl<br />

37 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />

38 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />

A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />

maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); B.F. Keulen & G. Knigge,<br />

Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 169.<br />

39 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 169.<br />

40 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

41 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />

AA 2010, p. 1 + 2; B.F. Keulen & G. Knigge,<br />

Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p.<br />

169.<br />

42 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />

AA 2010, p. 2.<br />

43 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 169.<br />

44 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />

45 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 176.<br />

46 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bij-<br />

gewerkt op 1 juli 2019).<br />

47 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />

AA 2010, p. 2.<br />

48 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

49 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv,<br />

in: Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>,<br />

bijgewerkt op 1 juli 2019); HR 6 november 2012,<br />

ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109, rechtsoverweging<br />

2.4.<br />

50 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 165.<br />

51 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 43.<br />

52 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>).<br />

53 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 167 + 168.<br />

54 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />

A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />

maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>); B.F. Keulen & G. Knigge,<br />

Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />

55 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />

Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />

op 1 juli 2019).<br />

56 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 168.<br />

57 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />

A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />

maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); W.E.C.A. Valkenburg, commentaar<br />

op art. 167 Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering,<br />

aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt op 1 juli 2019), aant. 5.<br />

58 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 57.<br />

59 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); om.nl<br />

60 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167<br />

Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5<br />

(<strong>online</strong>, bijgewerkt op 1 juli 2019); HR 19 juni 1990,<br />

ECLI:NL:HR:1990:ZC8556, NJ 1991/119, rechtsoverweging<br />

5.1.<br />

61 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 165.<br />

62 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />

AA 2010, p. 1.<br />

63 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />

WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />

1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />

64 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />

AA 2010, p. 1 + 2; B.F. Keulen &<br />

G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer<br />

2016, p. 169.<br />

65 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />

Wolters Kluwer 2016, p. 176.<br />

38 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


ETEN, DRINKEN, DANSEN & MEER<br />

WWW.HETPAKHUISGRONINGEN.NL<br />

PEPERSTRAAT 8-2 - GRONINGEN - 050-3110219


gastschrijver<br />

strafrecht, religie en cultuur<br />

prof. mr. H.D. Wolswijk<br />

1 Inleiding<br />

De redactie heeft mij gevraagd een artikel te schrijven over het interessante thema<br />

strafrecht, religie en cultuur. Onmiskenbaar bestaat er een feitelijke relatie tussen<br />

recht en anderzijds religie en cultuur (wat onder die beide fenomenen, met name<br />

cultuur, ook precies moet worden verstaan). Het recht, en zeker het strafrecht, is<br />

immers tot op zekere hoogte een neerslag van bepaalde religieuze en culturele opvattingen<br />

en tradities. Op zichzelf maakt die relatie het thema, juridisch gezien,<br />

nog niet zo boeiend. Voor zover een rechtsnorm uitdrukking is van een religieuze<br />

of culturele norm, is er vanuit juridisch oogpunt weinig bijzonders aan de hand: de<br />

aanhanger van die religie of cultuur zal geen moeite met de rechtsnorm hebben en<br />

– voor zover tot hem gericht - juist conform die norm willen handelen. Maar de verhouding<br />

tussen recht, religie en cultuur kan ook problematischer liggen of worden<br />

geproblematiseerd. Zo kan de vraag worden gesteld in hoeverre (aspecten van) religie<br />

strafrechtelijke bescherming verdient. Religieuze en culturele opvattingen en<br />

gewoonten kunnen ook ‘schuren’ met strafrechtelijke normen, iets wat zich in een<br />

samenleving die in religieus en cultureel opzicht steeds heterogener wordt, gemakkelijk<br />

voor kan doen. Soms voorkomt de wetgever zelf die spanning door expliciet<br />

ruimte te bieden aan bepaalde gebruiken, zoals bijzondere wijzen van lijkbezorging<br />

en ritueel slachten van dieren. Maar als de wetgever dat niet heeft gedaan, rijst de<br />

vraag hoe de strafrechter spanningen met ‘afwijkende’ religieuze en culturele normen<br />

‘oplost’.<br />

Over het thema valt dus veel te zeggen, maar ik<br />

zal mij in deze bijdrage beperken tot het uitlichten<br />

van enkele op zichzelf staande topics die in<br />

de rechtspraktijk hebben gespeeld. Het eerste<br />

betreft de vraag in hoeverre religie, althans<br />

aspecten daarvan, door strafbepalingen wordt<br />

beschermd. Ik richt me vooral op art. 137c Sr,<br />

waarin het zich beledigend uitlaten over een<br />

groep mensen wegens (onder meer) hun godsdienst<br />

strafbaar is gesteld. Het tweede onderwerp<br />

ziet op dezelfde strafbepaling, maar gaat<br />

in op de vraag of iemand zich met een beroep<br />

op zijn geloofsopvatting kan vrijwaren van<br />

aansprakelijkheid wege ns groepsbelediging.<br />

Ten slotte wordt ingegaan op het zogenaamde<br />

culturele verweer.<br />

2 Anti-godsdienst-delicten 1<br />

Art. 147 Sr<br />

Alvorens naar art. 137c Sr te kijken, sta ik kort<br />

stil bij een inmiddels vervallen bepaling, de<br />

smalende godslastering. 2 Art. 147 lid 1 onder 1°<br />

Sr stelde strafbaar ‘hij die zich in het openbaar,<br />

mondeling of bij geschrift of afbeelding, door<br />

smalende godslasteringen op voor godsdienstige<br />

gevoelens krenkende wijze uitlaat’. Deze<br />

strafbaarstelling, die een beperking stelt aan<br />

de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM),<br />

was opgenomen in titel V van het Tweede Boek,<br />

de misdrijven tegen de openbare orde. Door<br />

het krenken van godsdienstige gevoelens kan<br />

de openbare orde in het gedrang komen. En<br />

mensen wier godsdienstige gevoelens worden<br />

gekwetst kunnen zelfs overgaan tot het plegen<br />

van ernstige strafbare feiten. Het meeste in het<br />

oog springende Nederlandse voorbeeld is de<br />

religieus geïnspireerde moord in 2004 op Theo<br />

van Gogh, een filmmaker en columnist, die zich<br />

nogal eens provocerend uitliet over de islam<br />

(maar ook over het christendom). Bekend zijn<br />

natuurlijk ook de doodsbedreigingen aan het<br />

adres van de politicus Wilders. 3<br />

Art. 147 Sr beschermde godsdienstige gevoelens<br />

indirect. Het krenken van godsdienstige<br />

gevoelens was enkel strafbaar indien<br />

dat gebeurde door smalende godslastering,<br />

dat wil zeggen door het zich op verachtelijke<br />

en vernederende wijze uitlaten over god, het<br />

‘hoogste opperwezen’ binnen een godsdienst.<br />

Het maken van smalende opmerkingen over<br />

een godsdienst of over de aanhangers van een<br />

godsdienst was dus niet strafbaar op grond van<br />

art. 147 Sr.<br />

Als gezegd, de bepaling is inmiddels vervallen. 4<br />

Het werd onwenselijk geacht dat het strafrecht<br />

aparte bescherming biedt aan religies en dan<br />

ook nog alleen aan religies die een hoogste opperwezen<br />

kennen. Ook zou er, vanuit de gedachte<br />

dat de vrijheid van meningsuiting zo<br />

40 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />

min mogelijk beperkt moet worden, geen behoefte<br />

aan een aparte bepaling bestaan gelet op<br />

onder andere de art. 137c-e Sr, die voldoende<br />

mogelijkheden bieden voor het vervolgen van<br />

beledigende en haat zaaiende uitingen; deze<br />

bepalingen maken bovendien geen onderscheid<br />

tussen godsdiensten, en ook niet tussen<br />

godsdienst, levensbeschouwing en andere discriminatiegronden<br />

zoals seksuele geaardheid. 5<br />

Art. 137c Sr<br />

Art. 137c Sr stelt groepsbelediging strafbaar:<br />

‘Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij<br />

geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend<br />

uitlaat over een groep mensen wegens hun ras,<br />

hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero-<br />

of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke,<br />

psychische of verstandelijke handicap,<br />

(…)’ Deze anti-discriminatiebepaling beoogt<br />

de eer en waardigheid van bepaalde groepen<br />

mensen te beschermen tegen krenking op<br />

bepaalde gronden, waaronder dus godsdienst.<br />

In het verlengde daarvan wordt, zoals dat ook<br />

bij godslastering het geval was, de openbare<br />

orde beschermd.<br />

Voor het bereik van de bepaling is van belang<br />

dat de wet spreekt van zich beledigend<br />

uitlaten ‘over een groep mensen wegens hun<br />

godsdienst’. De betekenis van deze bestanddelen<br />

stond centraal in HR 10 maart 2009,<br />

NJ 2010/19 m.nt. Mevis. De verdachte had<br />

een poster opgehangen met de tekst: ‘Stop het<br />

gezwel dat Islam heet’. Het hof kwam tot een<br />

veroordeling en overwoog daartoe onder meer<br />

dat de verdachte zich beledigend had uitgelaten<br />

over de islam, ‘en gezien de verbondenheid<br />

tussen de Islam en haar gelovigen, ook ten aanzien<br />

van die groep mensen die de Islam belijden.’<br />

De Hoge Raad wijst dit standpunt echter<br />

af: art. 137c Sr vereist ‘dat de uitlating onmiskenbaar<br />

betrekking heeft op een bepaalde<br />

groep mensen die door hun godsdienst wordt<br />

gekenmerkt en zich daardoor onderscheidt van<br />

anderen. De enkele omstandigheid dat grievende<br />

uitlatingen over een godsdienst ook de<br />

aanhangers van die godsdienst krenken, is niet<br />

voldoende om die uitlatingen te kunnen gelijkstellen<br />

met uitlatingen over die aanhangers,<br />

dus over een groep mensen wegens hun godsdienst<br />

in de zin van art. 137c Sr’ [mijn cursivering].<br />

Het beledigen van de islam (of de god<br />

van de islam) kan weliswaar aanhangers van<br />

de islam in hun godsdienstige gevoelens krenken,<br />

maar daarmee is het nog geen beledigende<br />

uitlating over een groep mensen wegens hun<br />

godsdienst. Het is precies vanwege dit beperkte<br />

bereik van art. 137c Sr dat Wilders in 2011 werd<br />

vrijgesproken van groepsbelediging. 6 Wilders<br />

had onder meer de uitspraak gedaan: ‘Een gematigde<br />

islam bestaat niet. (…) Er is islam, en<br />

daar houdt het mee op. En islam is de Koran,<br />

en niets dan de Koran. En de Koran is het Mein<br />

Kampf van een religie die beoogt anderen te<br />

elimineren’. De rechtbank oordeelde dat dit<br />

een (beledigende) uitlating over een godsdienst<br />

is, maar niet een uitlating over een groep<br />

mensen wegens hun godsdienst. 7 Het door de<br />

Hoge Raad gemaakte onderscheid spreekt aan,<br />

maar zorgt wel voor een nieuw probleem. Want<br />

het onderscheid mag in theorie helder zijn, de<br />

toepassing ervan in het concrete geval kan nog<br />

wel eens lastig zijn. 8<br />

Ik kom nog even terug op de afschaffing van art.<br />

147 Sr. Bijzonder is namelijk de aanloop daar<br />

naartoe. In de moord op Van Gogh zag toenmalig<br />

minister van justitie Donner (mede) aanleiding<br />

om art. 147 Sr vaker in te zetten tegen<br />

zeer vernederende uitlatingen over iemands<br />

religie. 9 Daarentegen werd in de Tweede Kamer<br />

juist het bestaansrecht van art. 147 Sr ter<br />

discussie gesteld. 10 Enkele jaren later kondigde<br />

minister van justitie Hirsch Ballin aan het verbod<br />

op godslastering te willen schrappen, maar<br />

dan wel onder gelijktijdige verruiming van art.<br />

137c Sr. 11 Art. 137c Sr zou ook bescherming<br />

moeten bieden tegen beledigende uitlatingen<br />

waarvan niet gezegd kan worden zij expliciet<br />

een bepaalde groep betreffen, maar waardoor<br />

die groep zich toch ook hevig gekwetst kon<br />

voelen. In feite wilde aldus de minister de indirecte<br />

belediging strafbaar stellen, waarvan<br />

zoals we zagen art. 147 Sr een variant is. Toen<br />

vervolgens de Hoge Raad in het zojuist besproken<br />

arrest zo duidelijk afstand nam van de<br />

strafbaarheid van deze indirecte belediging op<br />

basis van art. 137c Sr, besloot de minister art.<br />

137c Sr ongemoeid te laten – maar óók om het<br />

voornemen art. 147 Sr te schrappen in te trekken.<br />

12 In reactie daarop kwamen enkele Kamerleden<br />

zelf met een (initiatief)wetsvoorstel<br />

dat tot het vervallen van art. 147 Sr heeft geleid.<br />

3 Beroep op godsdienstvrijheid bij<br />

art. 137c<br />

In het kader van art. 137c Sr zou iemands godsdienst<br />

ook anderszins een beschermende werking<br />

kunnen hebben. Art. 9 lid 1 EVRM erkent<br />

immers de vrijheid van godsdienst, 13 die wel<br />

aan wettelijke beperkingen kan worden onderworpen<br />

(lid 2), zoals strafbepalingen. Kan deze<br />

godsdienstvrijheid bevrijdend werken bij een<br />

vervolging wegens groepsbelediging omdat<br />

een veroordeling een ongerechtvaardigde inbreuk<br />

op de godsdienstvrijheid zou opleveren?<br />

Die vraag heeft vooral aan het begin van deze<br />

eeuw in enkele zaken gespeeld, waarbij het<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 41


PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />

steeds ging om – kort gezegd - religieus geïnspireerde<br />

grievende uitspraken over homoseksuelen.<br />

Actueel is deze kwestie met betrekking<br />

tot de Nashville-verklaring, het conservatiefchristelijke<br />

pamflet dat zich uitspreekt tegen<br />

homoseksualiteit en transgenders. 14<br />

Aanvankelijk leek die vraag zonder meer bevestigend<br />

te moeten worden beantwoord. Zo<br />

werd een Marokkaanse imam die had gezegd<br />

dat ‘als de ziekte van de homoseksualiteit zich<br />

verspreidt, iedereen besmet kan raken’, vrijgesproken<br />

vanwege de context waarin deze<br />

uitspraak was gedaan, ook al was de uitlating<br />

op zichzelf beschouwd beledigend voor<br />

homoseksuelen. 15 De uitspraak was aan te<br />

merken ‘als een weergave van een in de islamitische<br />

godsdienst verankerde geloofsopvatting<br />

van verdachte’ en gezien de ‘vrijheid van godsdienst<br />

stond het verdachte vrij zijn op zijn geloofsovertuiging<br />

stoelende opvattingen omtrent<br />

homoseksualiteit uit te dragen.’ Dat de vrijheid<br />

van godsdienst aan een uitlating haar beledigende<br />

karakter kan ontnemen, lijkt echter in<br />

latere rechtspraak te worden gerelativeerd.<br />

In een zaak over een dominee die homofilie<br />

had bestempeld als ‘een vieze en vuile zonde’,<br />

sprak het hof de verdachte vrij op grond van<br />

de redenering die de rechter in de zaak tegen<br />

de imam had gevolgd. 16 De Hoge Raad liet de<br />

vrijspraak wel in stand, maar gaf aan ’s hofs redenering<br />

toch een wat andere draai: ‘Het Hof<br />

heeft de tenlastegelegde uitlatingen (…) op zich<br />

zelf voor homoseksuelen grievend geacht. Het<br />

heeft vervolgens geoordeeld dat die uitlating,<br />

beschouwd in haar context, kenbaar in direct<br />

verband stond met de geloofsovertuiging van<br />

de verdachte en dat diens bedoeling de mensheid<br />

te waarschuwen duidelijk was, in welke<br />

laatste vaststelling ligt besloten dat die uitlating<br />

voor de verdachte van betekenis is voor<br />

een maatschappelijk debat’ [mijn cursivering].<br />

Waar het hof dus de vrijspraak baseerde op de<br />

vrijheid van godsdienst, voegt de Hoge Raad<br />

het belang van het maatschappelijk debat in. En<br />

dit belang is terug te voeren op een ander verdragsrecht:<br />

de vrijheid van meningsuiting (art.<br />

10 EVRM). Een vervolging wegens art. 137c Sr<br />

kan (ook) op deze vrijheid een ongerechtvaardigde<br />

inbreuk maken. De invoeging van het<br />

belang van het maatschappelijk debat door de<br />

Hoge Raad lijkt erop te duiden dat het niet de<br />

godsdienstvrijheid is die als zelfstandige grond<br />

voor strafuitsluiting fungeert, maar de vrijheid<br />

van meningsuiting. Wel kan het één natuurlijk<br />

samengaan met het ander: een uitlating die uitdrukking<br />

is van iemands geloofsopvatting kan<br />

tevens voor deze persoon van betekenis zijn<br />

voor het maatschappelijk debat. De Nashville-<br />

verklaring is daar waarschijnlijk een voorbeeld<br />

van. Voor het standpunt dat de vrijheid van<br />

godsdienst als zodanig niet bevrijdend werkt,<br />

zou pleiten dat iemands geloofsovertuiging<br />

geen grotere vrijheid om grievende uitlatingen<br />

te doen mag opleveren. 17 Godsdienst zou dus<br />

geen bijzondere bescherming mogen genieten<br />

(zoals we zagen was dat ook een van de argumenten<br />

om de strafbaarstelling van godslastering<br />

af te schaffen). Maar of de Hoge Raad in<br />

het kader van art. 137c Sr aan de godsdienstvrijheid<br />

helemaal geen zelfstandige disculperende<br />

betekenis toekent, is nog niet duidelijk. 18<br />

4 Beroep op cultuur<br />

Als de verdachte zich erop beroept dat een<br />

strafbaar gestelde gedraging toelaatbaar is<br />

volgens de sociaal-culturele normen van een<br />

groep waartoe hij behoort, spreekt men wel<br />

van een cultureel verweer. 19 In Nederland gaat<br />

het vooral om groepen die (oorspronkelijk) afkomstig<br />

zijn uit Turkije en uit Afrikaanse, Latijns-Amerikaanse<br />

en Aziatische landen. Bekende<br />

voorbeelden zijn gevallen van eerwraak<br />

(levensberovingen of geweldgebruik voortvloeiend<br />

uit gekrenkte persoonlijke of familie-eer)<br />

en meisjesbesnijdenis. Een dergelijk<br />

cultureel verweer is echter geen zelfstandig<br />

erkende strafuitsluitingsgrond. En een met de<br />

godsdienstvrijheid vergelijkbare ‘vrijheid van<br />

cultuur’ is rechtens niet erkend. 20 Voorstellen<br />

voor een Additioneel Protocol bij het EVRM<br />

inzake Rechten op Cultureel Terrein hebben<br />

het niet gehaald, onder meer omdat een ‘recht<br />

op culturele identiteit’ zou kunnen worden uitgelegd<br />

als een ondersteuning van bedenkelijke<br />

culturele activiteiten. 21 Het culturele verweer<br />

moet dus binnen het bestaande stelsel van strafuitsluitingsgronden<br />

worden ‘verwerkt’. 22 In de<br />

praktijk gaat het vooral om de psychische overmacht.<br />

23 Dat laat zich eenvoudig verklaren als<br />

men ervan uitgaat dat iemands cultuur of culturele<br />

achtergrond zijn vrijheid van handelen<br />

meer of minder kan beïnvloeden. 24<br />

Juist dit verweer is tot dusver in de rechtspraak<br />

echter consequent afgewezen. 25 Ook<br />

als wordt erkend dat de verdachte onder een<br />

zekere druk heeft gestaan – van familie en/of<br />

culturele achtergrond -, wordt uiteindelijk toch<br />

onaannemelijk geacht dat hij in redelijkheid<br />

niet in staat is geweest zich van de strafbare<br />

gedraging te onthouden. Dan betreft het wel<br />

steeds levens- of geweldsdelicten, waarbij de<br />

– cultureel bepaalde - eigen of familie-eer in<br />

het geding is. Zo voerde de verdediging in een<br />

recente zaak over een verdachte die zijn tante<br />

had vermoord aan dat de verdachte was ‘geconfronteerd<br />

met een keuze tussen twee kwaden,<br />

42 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />

te weten ofwel het geen gehoor geven aan het<br />

verzoek van zijn oom - de medeverdachte - hetgeen<br />

in zijn cultuur door de familie als respectloos<br />

zou worden gezien ofwel het doden van<br />

zijn tante.’ Naar het oordeel van de rechtbank<br />

was er echter ‘geen grond om een door de verdachte<br />

gevoelde, uit de cultuur voortvloeiende<br />

beperking in zijn wils- of handelingsvrijheid<br />

aan te merken als een vorm van psychische<br />

overmacht. Van de verdachte kon en mocht<br />

derhalve wel degelijk weerstand worden gevergd<br />

tegen de op hem liggende druk vanuit zijn<br />

oom om zijn tante te doden, dit geldt temeer<br />

omdat het meest absolute recht in onze rechtsorde<br />

in het geding was, namelijk het recht op<br />

leven.’ 26 Het is dus vooral de normatieve toetsing<br />

die aan een geslaagd beroep op psychische<br />

overmacht in de weg staat. Zeker bij ernstige<br />

delicten wil de rechter er niet aan dat de invloed<br />

van de culturele omgeving op de wilsvrijheid<br />

zodanig kan zijn, dat het nalaten van de<br />

gedraging redelijkerwijs niet van de verdachte<br />

gevergd kon worden. Daarbij speelt vermoedelijk<br />

ook een rechtspolitiek argument mee: de<br />

ruimte voor aanvaarding van psychische overmacht<br />

hangt mede af van hetgeen de samenleving<br />

zich in dit opzicht kan veroorloven. Honorering<br />

van het beroep op de dwang die van<br />

de eigen cultuur uitgaat, zou betekenen, aldus<br />

Knigge, ‘dat de (potentiële) slachtoffers van<br />

de gruweldaden waartoe die cultuur aanzet,<br />

geen adequate strafrechtelijke bescherming<br />

kan worden geboden. Aan de culturele dwang<br />

dient het strafrecht juist tegenwicht te bieden<br />

door een ernstig te nemen strafbedreiging.’ 27<br />

Dat verklaart ook waarom soms enige huiver<br />

bestaat om de culturele achtergrond zelfs maar<br />

als grond voor strafvermindering aan te voeren.<br />

De rechter kan immers uit oogpunt van<br />

preventie juist een extra zware straf opleggen. 28<br />

Met het voorgaande is niet gezegd dat een<br />

(ogenschijnlijk) ‘cultureel gekleurd’ beroep<br />

op psychische overmacht (of strafvermindering)<br />

bij ernstige feiten nooit kans van slagen<br />

heeft. Dat hangt af - uiteraard - van de omstandigheden<br />

van het geval. Zo kan de (jeugdige)<br />

leeftijd van de dader van belang zijn, evenals<br />

het feit dat de druk uit de culturele omgeving<br />

de vorm van ernstige dreigementen richting de<br />

toekomstige dader heeft aangenomen. Maar<br />

dan gaat het niet meer om culturele factoren<br />

die de druk vormen en de wilsvrijheid mogelijk<br />

aantasten. 29 Dergelijke factoren kunnen<br />

immers in het algemeen een rol spelen bij een<br />

beroep op psychische overmacht.<br />

5 Besluit<br />

In deze bijdrage zijn enkele topics rond het<br />

thema recht, religie en cultuur besproken. In<br />

zekere zin gaat het daarbij om momentopnamen.<br />

Religieuze en culturele opvattingen zijn<br />

aan veranderingen onderhevig en dat geldt<br />

dus eveneens voor het recht voor zover het een<br />

uitdrukking is van die opvattingen. Maar ook<br />

wanneer hun onderlinge verhouding problematischer<br />

ligt, is de wijze waarop het recht met<br />

daaruit voortvloeiende spanningen omgaat,<br />

niet onveranderlijk. Het thema recht, religie en<br />

cultuur zal daarom voer voor discussie blijven.<br />

Eindnoten<br />

1 Ik ontleen de term aan H.C. Wiersinga, Strafrecht en<br />

religie, AA 2003, p. 545.<br />

2 Vervallen per 1 maart 2014 (wet van 23 januari 2014,<br />

Stb. 39).<br />

3 Een bekend buitenlands voorbeeld is de terroristische<br />

aanslag op 7 januari 2015 in Parijs op het hoofdkantoor<br />

van het satirische weekblad Charlie Hebdo.<br />

4 Vervolging wegens smalende godslastering vond in de<br />

praktijk zeer zelden plaats. Een van de redenen daarvoor<br />

was dat het bestanddeel ‘smalend’ zeer restrictief werd<br />

uitgelegd als daadwerkelijk de bedoeling hebben om het<br />

godsbeeld te beledigen. Die bedoeling laat zich moeilijk<br />

bewijzen. Het bekendste voorbeeld van vervolging wegens<br />

dit delict is het Ezelsproces tegen de schrijver Van<br />

het Reve (HR 2 april 1968, NJ 1968/373).<br />

5 Kamerstukken II 2009/10, 32203, 3, p. 6 e.v.<br />

6 Rechtbank Amsterdam 23 juni 2011,<br />

ECLI:NL:RBAMS:2011: BQ9001.<br />

7 Een beledigende uitlating over een groep mensen wegens<br />

hun godsdienst is bijvoorbeeld wel: ‘<br />

8 Zie bijvoorbeeld de conclusie van AG Harteveld voor<br />

HR 5 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1702.<br />

9 Kamerstukken II 2004/05, 29854, 3.<br />

10 Kamerstukken II 2004/05, 29800 VI, 52.<br />

11 Kamerstukken II 2008/09, 31700 VI, 33.<br />

12 Kamerstukken II 2008/09, 31700 VI, 128.<br />

13 Zie ook art. 6 Grondwet. Ik zal geen onderscheid maken<br />

tussen godsdienst en religie. Doorgaans wordt religie<br />

als het algemenere begrip beschouwd: een godsdienst is<br />

een religie waarin slechts één godheid aanbeden wordt.<br />

Dat geldt voor onder meer het Christendom en de islam.<br />

14 Zie hierover T. Herrenberg, Van Nashville tot Staphorst,<br />

NJB 2019/1431.<br />

15 Hof ’s-Gravenhage 18 november 2002,<br />

ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0667. Bij belediging hanteert<br />

de rechtspraak een ‘drie stappen model’: eerst moet vastgesteld<br />

worden of een uitlating op zichzelf voor een ander<br />

beledigend is, hetgeen het geval is indien zij de strekking<br />

heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te<br />

stellen en hem aan te randen in zijn eer of goede naam<br />

(eerste stap); de context waarin de uitlating is gedaan kan<br />

echter maken dat de uitlating toch niet als beledigend<br />

moet worden aangemerkt (tweede stap); als de uitlating<br />

echter ‘onnodig grievend’ is, is uiteindelijk, ondanks de<br />

context, toch weer wel sprake van een belediging in de zin<br />

van art. 137c Sr. Hier is vooral de tweede stap interessant;<br />

zie de hoofdtekst.<br />

16 HR 14 januari 2003, NJ 2003/261.<br />

17 Mevis in zijn noot onder HR 14 januari 2003, NJ<br />

2003/261; A.J. Nieuwenhuis, Godsdienstvrijheid en bijdragen<br />

aan het maatschappelijk debat, NJCM-Bulletin<br />

2004, p. 154 e.v.<br />

18 In veel arresten (zie bijv. recentelijk nog HR 5 november<br />

2019, ECLI:NL:HR:2019:1702) wordt weliswaar alleen<br />

gewezen op het belang van de uitlating als bijdrage<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 43


PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />

aan het publiek debat (of als uiting van ‘artistieke expressie’),<br />

maar in die zaken gaat het niet om religieus geïnspireerde<br />

uitlatingen en kán de godsdienstvrijheid dus geen<br />

rol spelen.<br />

19 Een greep uit de literatuur over dit onderwerp: M. Bovens,<br />

Cultuur als verweer, in: Frank Bovenkerk e.a. (red.)<br />

Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag<br />

2003, p. 137 e.v.; J.M. ten Voorde, Cultuur als verweer,<br />

Nijmegen 2007; H.D. Wolswijk, Multiculturaliteit en Nederlands<br />

strafrecht, Den Haag 2008, p. 189 e.v.; W.M.<br />

Limborgh, Culturele vrijheid en het strafrecht, Nijmegen<br />

2011.<br />

20 Indirect kan de vrijheid van godsdienst natuurlijk wel<br />

van belang zijn voor de juridische beoordeling van culturele<br />

gedragingen indien iemands gedraging niet alleen<br />

cultuurbepaald is maar ook voortvloeit uit diens godsdienst.<br />

21 Zie hierover Y.M. Donders, Towards a Right to Cultural<br />

Identity, Antwerpen 2002, p. 262 e.v.<br />

22 De invloed van cultuur kan zich overigens ook doen<br />

gelden op bestanddeel-niveau. Zie hierover Wolswijk,<br />

a.w., p. 200 e.v.<br />

23 Soms neemt het culturele verweer de vorm aan van<br />

een beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling; zie bijv.<br />

HR 25 maart 2008, NJ 2008/195.<br />

24 Over die invloed wordt in de literatuur zeer verschillend<br />

gedacht; zie bijv. S. Tempelman, Duiken in het duister:<br />

een gematigd constructivistische benadering van culturele<br />

identiteit, Migrantenstudies 1999, p. 70 e.v.<br />

25 Zie hierover Wolswijk, a.w., p. 212 e.v. Voorbeelden<br />

zijn HR 20 november 1979, NJ 1980/129; Hof Leeuwarden<br />

19 juni 2000, ECLI:NL:GHLEE:2000:AD8362;<br />

Rechtbank ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001,<br />

ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954; Hof Leeuwarden 5 november<br />

2003, ECLI:NL:GHLEE:2003:AN7321; HR 6 december<br />

2011, NJ 2013/12 m.nt. Mevis.<br />

26 HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1061.<br />

27 Noot onder HR 14 oktober 2003, NJ 2005, 183, met<br />

verwijzing naar de noot van Van Veen onder HR 17 september<br />

1992, NJ 1993, 267.<br />

28 Zie bijv. Hof Arnhem 12 juni 2002,<br />

ECLI:NL:GHARN:2002:AE4029. De rechtbank Alkmaar<br />

4 maart 2008, ECLI:NL:RBALK:2008:BC5712 overwoog<br />

in een zaak waarin de verdachte had gepoogd een jongen<br />

te doden omdat hij de omgang van zijn dochter met<br />

deze jongen onaanvaardbaar achtte vanuit zijn cultuur:<br />

‘Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte nog<br />

immer niet blijkt in te zien dat dat zijn handelen verkeerd<br />

is geweest, gelet op zijn verklaring ter terechtzitting dat<br />

de kans op recidive niet aanwezig is omdat zijn dochter<br />

heeft ingezien dat het verkeerd is wat zij heeft gedaan’<br />

[mijn cursivering].<br />

29 Vgl. C.W. Maris van Sandelingenambacht, Wie is de<br />

vader, wie is de dader?, NJB 2001, p. 1708 e.v.<br />

44 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


zittingszaal 14<br />

Rob Zijlstra is rechtbankverslaggever bij het Dagblad van het Noorden.<br />

www.zittingszaal14.nl<br />

KROMKROMMERKROMST<br />

Vlak achter Sjaak zit de man – een paar jaren<br />

jonger – die niet valt te benijden. Hij kijkt zelfverzekerd,<br />

oogt ontspannen, dat wel, maar ik<br />

vind niet de woorden om zijn gemoed te duiden.<br />

Hij zit in een rolstoel omdat alles wat in<br />

een lichaam van een mens kapot kan gaan, zo<br />

ongeveer kapot was gegaan. Na de helse pijn is<br />

er nu de permanente verlamming. Vrienden en<br />

familie hadden al afscheid genomen.<br />

rubriek<br />

Wie in de rechtszaal recht wil praten<br />

wat krom is moet met een goed verhaal<br />

komen. Veel verdachten proberen het,<br />

maar een goed verhaal is maar weinigen<br />

gegeven. Er is een beroerd alternatief:<br />

wie krom niet recht kan krijgen, brengt<br />

z’n geheugen in stelling. Dan zeg je gewoon<br />

dat je het niet meer weet.<br />

Er zijn nogal wat mannen veroordeeld voor<br />

misdaden waarvan ze vergeten zijn dat ze die<br />

hebben gepleegd. Dus dan moet je drie jaar<br />

naar de gevangenis en dan kun je aan nieuwsgierige<br />

medegedetineerden niet uitleggen wat<br />

je hebt uitgevreten. ,,Ik? Pff. Iets met een overval<br />

of fraude of zo, ik weet het niet meer. Nee,<br />

nee, het was geen ontucht, dat weet ik dan weer<br />

wel zeker…”<br />

In de rechtszaal kijk ik naar Sjaak (35). Hij<br />

woont in Utrecht. Ooit diende hij bij de luchtmobiele<br />

brigade, nu doet hij iets in outsourcing,<br />

zij het dat hij momenteel in de ziektewet<br />

zit. Vanwege alles.<br />

De rechtszaal zit voller dan vol. Sjaak zit met het<br />

hoofd gebogen in de verdachtenbank. Het liefst,<br />

kan ik mij voorstellen, zou hij door de grond<br />

zakken. Sjaak beleeft waarschijnlijk de moeilijkste<br />

uren van zijn leven. Zijn handpalmen<br />

doen deze middag dienst als tranenwegvegers.<br />

De volle zaal kent geen medelijden.<br />

IK HOOP DAT JE EEN JAAR GEVAN-<br />

GENISSTRAF KRIJGT<br />

Hij leest voor wat hij heeft opgeschreven: ,,Ik<br />

heb gehoord dat je een empathische jongen<br />

bent. Maar ik heb 436 dagen niks van je gehoord,<br />

niks van je gezien. Geen excuses. Je liet<br />

me voor dood achter. Ik hoop dat je een jaar<br />

gevangenisstraf krijgt, dat je een jaar lang iedere<br />

dag opstaat en dan steeds weer beseft wat<br />

je hebt gedaan, wat je mij hebt ontnomen. En<br />

je bent een recidivist. Je rijbewijs was ongeldig<br />

verklaard. Ik zal daarom alle kosten op je verhalen.’’<br />

Sjaak rijdt op 9 september vorig jaar, 436 dagen<br />

geleden, met de Volvo van zijn moeder<br />

over de Bornholmstraat in Groningen. Hij was<br />

bij de Burger King geweest.<br />

Het is drukker dan anders. In Roodehaan is<br />

het Nazomeren Festival net ten einde. In een<br />

lange sliert fietsen festivalbezoekers terug naar<br />

Groningen. Halverwege kruist het fietspad de<br />

Bornholmstraat.<br />

Hoe hard Sjaak reed, dat weet hij dus niet meer.<br />

Veel mensen zijn getuige van het ongeluk. Zij<br />

zeggen dat de grijze Volvo zeker 70 reed, 110,<br />

iemand heeft het over ‘wel 160’. En met het geluid<br />

van een Formule-1-wagen.<br />

Duizenden keren per dag gaat zoiets goed, op<br />

9 september 2018, om 23.30 uur ging het zo<br />

vreselijk fout.<br />

SJAAK ZEGT DAT HIJ HET ZICH NIET<br />

KAN HERINNEREN<br />

Een jongeman (dan 28) en een jonge vrouw<br />

(23) worden op de oversteekplaats aangereden,<br />

anderen net niet. De jonge vrouw raakt ernstig<br />

gewond aan het hoofd. De jongeman wordt met<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 45


ROB ZIJLSTRA | KROMKROMMERKROMST<br />

zijn fiets zo’n veertig meter meegesleurd. De<br />

auto stopt niet. Getuigen hebben geen remlichten<br />

gezien, op het wegdek zijn geen remsporen<br />

aangetroffen. Sjaak zegt dat hij het zich niet<br />

kan herinneren.<br />

Dat is het kromme.<br />

Niet alleen is het dak van de Volvo zwaar beschadigd,<br />

ook de ruit is zo stuk dat je er nauwelijks<br />

doorheen kunt kijken. Toch weet Sjaak<br />

niks, maar wel het huis van zijn moeder te bereiken,<br />

de auto zet hij in de garage.<br />

Voor het ongeluk, voor 23.30 uur, heeft hij<br />

WhatsApp-berichten naar zijn vriendin gestuurd,<br />

het zijn niks-aan-de-hand-berichten.<br />

Kort na het ongeluk, om 23.53 uur, stuurt hij<br />

een gezichtje, een smiley met een traan – een<br />

emoji. Weet hij ook niet meer.<br />

De volgende ochtend spookt het in zijn hoofd.<br />

Zegt hij. Vage herinneringen, er klopt iets niet.<br />

Hij maakt zijn moeder wakker. Zij zegt, zegt hij,<br />

dat hij de auto naar de garage moet brengen.<br />

DE STRESS STROOMT BINNEN, DAAR-<br />

NA DE PANIEK<br />

Vriendin belt, ze vraagt wat er aan de hand is.<br />

Op het nieuws heeft ze gehoord dat er wordt<br />

gezocht naar een grijze Volvo die een ernstig<br />

ongeluk heeft veroorzaakt in Groningen en<br />

waarvan de bestuurder is doorgereden.<br />

De stress stroomt binnen, daarna de paniek.<br />

Het rationele denken stopt. Zegt Sjaak. Hij<br />

brengt de auto met de kapotte voorruit naar<br />

de garage. ,,Daarna wilde ik naar het politiebureau<br />

lopen.’’<br />

Zover komt het niet. Iemand die het nieuws<br />

ook heeft gehoord, ziet de Volvo bij de garage<br />

staan en belt de politie. Als de politie komt is<br />

daar ook Sjaak. De rechters zeggen dat het wel<br />

lijkt alsof hij iets wilde verdoezelen, dat zij , de<br />

rechters, het allemaal maar gek vinden. Snapt<br />

Sjaak.<br />

Nog krommer.<br />

Op het bureau vragen agenten of hij alcohol<br />

had genuttigd of drugs gebruikt. Sjaak wil op<br />

die vragen ‘geen commentaar’ geven. In de<br />

rechtszaal vertelt hij dat hij die middag op een<br />

feestje was, waar hij drie wijntjes had gedronken.<br />

Geen drugs.<br />

Waarom mocht de politie zijn telefoon niet onderzoeken?<br />

Sjaak mompelt iets over zijn vriendin,<br />

over tegelijkertijd een andere vriendin en<br />

pikante foto’s.<br />

Dan is er nog de papieren zak van Burger King.<br />

Die heeft hij weggegooid, dat is gezien. In de<br />

zak zaten schoonmaakdoekjes. Er zijn getuigen<br />

die hebben verklaard dat er meer mensen<br />

in de Volvo zaten. Heeft Sjaak sporen gewist,<br />

wellicht om anderen te beschermen? Nee, dat<br />

weet hij nog wel, dat is niet zo.<br />

EEN TYPISCH GEVAL IS VAN ‘AAN-<br />

MERKELIJKE ONVOORZICHTIGHEID’<br />

De officier van justitie en de advocaat zeggen<br />

dat het verschrikkelijk is, dat roekeloosheid juridisch<br />

te hoog is gegrepen, dat dit een typisch<br />

geval is van ‘aanmerkelijke onvoorzichtigheid’,<br />

dat verdachte probeerde de waarheid te verhullen.<br />

Nee, nee. Begrijpelijk dat dat wordt gezegd,<br />

maar ’t is te speculatief, verdachte is niet<br />

heel handig geweest, maar logisch vanwege de<br />

paniek. Misschien is er wel een medische oorzaak<br />

die een black-out kan verklaren.<br />

De officier van justitie: ,,Ik eis een jaar gevangenisstraf.’’<br />

De advocaat: ,,Veel te veel.’’<br />

Sjaak mag wat zeggen, tot slot. Hij zegt dat hij<br />

ontzettend meeleeft met de slachtoffers. ,,Ook<br />

al komt dat niet zo over.’’ Hij hoopt dat hij ooit<br />

iets voor hen kan betekenen. Jawel, hij had een<br />

brief geschreven. Echt. Verstuurd ook naar de<br />

slachtoffers. Maar die brief blijkt niet bij de<br />

juiste mensen te zijn aangekomen. ,,Ik vind dat<br />

heel erg.’’<br />

Kromst.<br />

46 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


de rookwolken van het terrorisme<br />

mark de boer<br />

Over de subjectiviteit binnen het Nederlandse strafrecht en strafvorderingsrecht met betrekking<br />

tot de bestrijding van terrorisme<br />

Op 26 oktober 2001 wordt de fundering gelegd voor een overweldigende verandering<br />

in het Amerikaanse strafvorderingsrecht. Het Huis van Afgevaardigden neemt<br />

de Patriot Act aan met een grote meerderheid van stemmen. Met het aannemen<br />

van de wet komt ook een stortvloed aan kritiek op gang. De wet biedt volgens velen<br />

de mogelijkheid om grote inbreuken te maken op het privéleven van Amerikaanse<br />

burgers. Een Amerikaanse moslim illustreert in 2011 het effect van de wet in een<br />

artikel van CNN. ‘Today, the FBI can show up at your work, unannounced, to interrogate<br />

you about an article on political events you post on Facebook, or seize information<br />

about your phone calls, e-mails, internet activity and medical and banking<br />

records -- all without a shred of evidence that you’ve engaged in criminal activity.<br />

“Do you pray?” “What mosque do you attend?” or “Why did you convert?” Donating<br />

$100 to a charity to help the needy can lead to questions simply because it is a<br />

Muslim-run charity.’ 1<br />

column<br />

Hoewel de Patriot Act in de VS een extreem<br />

voorbeeld is van de botsing tussen de bestrijding<br />

van terrorisme en mensenrechten, biedt<br />

onze eigen wetgeving ook de nodige ruimte als<br />

het gaat om de bestrijding van terrorisme. Het<br />

is belangrijk voldoende kritisch te blijven kijken<br />

naar de criteria voor strafrechtelijk optreden<br />

en deze criteria zoveel mogelijk te toetsen aan<br />

bijvoorbeeld de mensenrechten van het EVRM.<br />

In deze bijdrage poog ik de aandacht te leggen<br />

op de ruimtes die de Nederlandse strafrechtelijke<br />

wetgeving biedt als het gaat om de bestrijding<br />

van terrorisme en besteed ik aandacht aan<br />

de kritische kanttekeningen die men bij de wetgeving<br />

kan plaatsen.<br />

Checks and balances<br />

De bestrijding van terrorisme bevindt zich<br />

vanwege het politieke karakter van terrorisme<br />

in een lastig parket. Enerzijds is er taak voor<br />

de politie en het Openbaar Ministerie om zich<br />

bezig te houden met de opsporing van de strafbare<br />

feiten die verband houden met terrorisme.<br />

Anderzijds is er, grotendeels vanwege het<br />

grensoverschrijdende karakter van terrorisme,<br />

de taak voor de regering om te beslissen waar<br />

en wanneer er militair optreden is vereist. Aan<br />

de staat komt immers het recht toe om oorlog<br />

te voeren. 2 Rutte stelde in 2015 nota bene nog<br />

dat Nederland in oorlog is met de terroristische<br />

organisatie IS. 3 De Duitse filosoof Jürgen<br />

Habermas acht de politieke dimensie van terrorisme<br />

onontkoombaar. Zonder dit politieke<br />

karakter is terrorisme volgens hem niks anders<br />

dan reguliere geweldpleging. 4<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 47


MARK DE BOER | DE ROOKWOLKEN VAN HET TERRORISME<br />

Ook H.G. van der Wilt onderkent dat het lastig<br />

is om het fenomeen terrorisme juridisch te<br />

categoriseren en dat men bij meerdere rechtsgebieden<br />

in aanraking kan komen met terrorisme.<br />

5 Het is dan ook de vraag met behulp van<br />

welk rechtsgebied terrorisme moet worden<br />

aangepakt.<br />

Het deelnemen aan een terroristische organisatie<br />

is strafbaar gesteld in art. 14oa van het<br />

Wetboek van Strafrecht. De Wet Terroristische<br />

Misdrijven heeft een aantal aanvullingen in het<br />

Wetboek van Strafrecht doen opnemen. Deze<br />

aanvullingen bestaan onder andere uit de toevoeging<br />

van een strafverzwarende omstandigheid<br />

bij enkele delicten uit het Wetboek van<br />

Strafrecht. Een voorbeeld is art. 288a Wetboek<br />

van Strafrecht (hierna: Sr). In dit artikel is<br />

doodslag met een terroristisch oogmerk strafbaar<br />

gesteld. De strafbedreiging van dit delict<br />

is twee keer zo groot als bij reguliere doodslag<br />

(art. 287 Sr). Het bestanddeel ‘terroristisch<br />

oogmerk’ is op deze wijze verantwoordelijk<br />

voor een verdubbeling van de strafbedreiging.<br />

Dit terwijl het bestanddeel moeilijk op een objectieve<br />

wijze is in te vullen. De betekenis van<br />

het bestanddeel wordt in art. 83a Sr nader uitgewerkt:<br />

‘onder terroristisch oogmerk wordt<br />

verstaan het oogmerk om de bevolking of een<br />

deel der bevolking van een land ernstige vrees<br />

aan te jagen, dan wel een overheid of internationale<br />

organisatie wederrechtelijk te dwingen<br />

iets te doen, niet te doen of te dulden, dan<br />

wel de fundamentele politieke, constitutionele,<br />

economische of sociale structuren van een<br />

land of een internationale organisatie ernstig<br />

te ontwrichten of te vernietigen.’ De problematiek<br />

zit hem met name in ‘het oogmerk’ dat<br />

iemand moet hebben. Het is immers lastig om<br />

vast te stellen wat voor oogmerk iemand heeft<br />

bij het plegen van strafbare feiten. Met name<br />

bij het opsporen van terroristische misdrijven<br />

zorgt dit bestanddeel voor onwenselijke situaties,<br />

zo vindt ook Van der Wilt. “Wij kunnen<br />

immers niet in de hoofden van mensen kijken<br />

en het leidt tot een dubieuze subjectivering van<br />

het strafrecht”, zo stelt hij. 6 Ook S. Stolwijk,<br />

professor Strafrechtwetenschappen, uit stevige<br />

kritiek op het bestanddeel terroristisch oogmerk.<br />

In een artikel over dit onderwerp in Delikt<br />

en Delinkwent noemt hij het bestanddeel<br />

‘gevaarlijke onzin’. 7<br />

Vanwege de vaak ernstige gevolgen van terrorisme<br />

vindt de opsporing van potentiële verdachten<br />

op een zeer proactieve wijze plaats.<br />

Veel verdachten worden dan ook gepakt voordat<br />

ze een voltooid delict kunnen plegen. Een<br />

veroordeling volgt dan vaak op grond van voorbereiding<br />

(art. 96 Sr). Een voorbeeld vormt de<br />

veroordeling van een Syriëganger. 8 In deze<br />

zaak, waarbij uiteindelijk tot de Hoge Raad is<br />

geprocedeerd, acht de Hoge Raad het terroristisch<br />

oogmerk redelijk eenvoudig te bewijzen.<br />

“Voor voorbereiding/bevordering cfm. art. 96<br />

lid 2 Sr van de in art. 289a Sr omschreven misdrijven<br />

is voldoende dat verdachte’s oogmerk<br />

op het voorbereiden/bevorderen van die misdrijven<br />

is gericht, zonder dat concretisering<br />

daarvan naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering<br />

is vereist”, aldus de Hoge Raad. 9 Deze<br />

uitspraak illustreert de toepassing van het bestanddeel<br />

in kwestie. Het toont het gemak aan<br />

van de wijze waarop het bestanddeel bewezen<br />

kan worden. Een concretisering naar tijdstip,<br />

plaats of wijze van uitvoering is immers niet<br />

vereist. Wanneer er aanwijzingen zijn dat er<br />

enig terroristisch oogmerk in het spel is, kan er<br />

al strafrechtelijk worden opgetreden.<br />

AIVD berichten<br />

De rechter kan dus relatief gemakkelijk over<br />

het bestanddeel ‘terroristisch oogmerk’ heen<br />

stappen. De vraag is of dit terecht is. Dit hangt<br />

in sterke mate af van hoe de verdenking van<br />

een terroristisch oogmerk is gerezen. Vaak vindt<br />

opsporing en veroordeling van terroristische<br />

daders plaats op basis van ambtsberichten van<br />

de AIVD. De bevoegdheden van de AIVD staan<br />

in artikel 17 tot en met 33 van de Wet op<br />

de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze<br />

onderzoeksbevoegdheden worden ingezet en<br />

het resultaat van een onderzoek kan op eigen<br />

initiatief worden gedeeld met het OM. Binnen<br />

de AIVD bestaan interne controlemechanismen<br />

om de betrouwbaarheid van het bericht te<br />

toetsen. 10 Daarnaast toetst de landelijk officier<br />

het bericht ook op betrouwbaarheid. 11 Ondanks<br />

deze toetsingsmechanismen bestaat er een<br />

sterk risico dat onschuldige burgers worden<br />

geconfronteerd met strafvorderlijk ingrijpen.<br />

S. Brinkhoff, universitair docent Strafrecht,<br />

stelt hierover dat wanneer de informatie in de<br />

berichten op jihadisme ziet er van de politie en<br />

officier van justitie kan worden verwacht dat<br />

ze snel tot strafrechtelijk ingrijpen overgaan.<br />

Dergelijk ingrijpen geschiedt dan vaak zonder<br />

veel nader onderzoek, waardoor de privacy of<br />

de vrijheid van een onschuldige burger wordt<br />

aangetast. 12 Een voorbeeld van een geval waarin<br />

de informatie van de AIVD uiteindelijk<br />

onjuist bleek, is te vinden in een arrest van de<br />

Hoge Raad van maart 2008. 13 Volgens Brinkhoff<br />

moeten de controlemechanismen dan<br />

ook een verandering ondergaan: “Met dit in<br />

het achterhoofd verdient het aanbeveling dat<br />

strafvorderlijke actoren zoals de politie, de<br />

officier van justitie en de strafrechter een kritische<br />

houding aannemen ten aanzien van de<br />

48 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


MARK DE BOER | DE ROOKWOLKEN VAN HET TERRORISME<br />

inhoud van het ambtsbericht. Een kritische<br />

houding die in de eerste plaats concreet vorm<br />

krijgt door ten minste een aantoonbare inspanning<br />

te leveren om door middel van het<br />

verrichten van aanvullend politieel onderzoek<br />

de in het ambtsbericht vervatte informatie<br />

te verifiëren alvorens op basis hiervan een<br />

dwangmiddel toe te passen.” 14 Een kritische<br />

houding tegenover dergelijke berichten is dus<br />

essentieel. Juist omdat ze een zeer belangrijke<br />

schakel zijn voor het strafrechtelijk optreden is<br />

het belangrijk dat de informatie juist is. Wanneer<br />

er te lichtvaardig wordt omgegaan met<br />

dergelijke berichten bestaat er een risico dat<br />

onschuldige burgers geconfronteerd worden<br />

met ingrijpende dwangmiddelen.<br />

Schending van Europese beginselen<br />

De vraag is of de mogelijkheid om bij een<br />

verdenking van terroristische misdrijven snel<br />

in te kunnen grijpen een schending van rechtsbeginselen<br />

met zich mee brengt. In dit kader<br />

kan men met name denken aan de mogelijke<br />

schending van mensenrechten. De vergaande<br />

mogelijkheden die de politie heeft als het gaat<br />

om de bestrijding van terrorisme worden vaak<br />

tegen het licht van het EVRM gehouden. Het<br />

EVRM is niet alleen van invloed op de verhouding<br />

tussen de verdachte en de overheid, maar<br />

ook in de relatie tussen burgers en overheid.<br />

Preventieve vrijheidsbeneming<br />

In de relatie tussen een verdachte in een strafproces<br />

en de overheid die de opsporing verzorgt,<br />

speelt onder andere art. 5 EVRM een grote rol.<br />

Het vijfde artikel van het EVRM beschermt<br />

het recht op vrijheid en veiligheid van burgers.<br />

Het derde en het vierde lid zien op de situatie<br />

waarin iemand gedetineerd is. In het derde lid<br />

wordt verwezen naar lid 1c van art. 5 EVRM.<br />

Hier wordt gesteld dat het recht op vrijheid<br />

beperkt kan worden ‘indien hij op rechtmatige<br />

wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde<br />

voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden<br />

geleid, wanneer er een redelijke verdenking<br />

bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan<br />

of indien het redelijkerwijs noodzakelijk<br />

is hem te beletten een strafbaar feit te begaan<br />

of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan.’<br />

In het Nederlandse strafrecht wordt deze bepaling<br />

nader ingevuld in de regelingen over de<br />

voorlopige hechtenis. Zo wordt het begrip ‘redelijke<br />

verdenking’ onder meer ingevuld door<br />

het Nederlandse begrip ‘ernstige bezwaren’ uit<br />

art. 67 Wetboek van Strafvordering. Een verdachte<br />

kan binnen het Nederlandse strafrechtelijke<br />

systeem in beginsel slechts in voorlopige<br />

hechtenis worden gehouden wanneer er sprake<br />

is van ernstige bezwaren. Met dit begrip duidt<br />

de wetgever op het aanwezig zijn van enige<br />

vorm van verdenking van het plegen van een<br />

strafbaar feit. Met betrekking tot de voorlopige<br />

hechtenis van personen die worden verdacht<br />

van het plegen/voorbereiden van terroristische<br />

misdrijven wordt deze verdenking echter versoepeld.<br />

Ernstige bezwaren zijn in zo’n geval<br />

niet vereist.<br />

Hier bevindt zich naar mijn mening, maar ook<br />

naar de mening van onder andere K. Veegens,<br />

een spanningsveld. “De voorgestelde verruimde<br />

mogelijkheid tot toepassing van voorlopige<br />

hechtenis voor van terrorisme verdachte<br />

personen lijken in elk geval op het eerste gezicht<br />

niet goed verenigbaar met de criteria onder het<br />

eerste lid sub c van artikel 5 EVRM”, zo stelt<br />

Veegens, expert op het gebied van internationaal<br />

strafrecht. 15 Juist op het punt waar het<br />

EVRM een redelijke verdenking eist, versoepelt<br />

de Nederlandse wetgever haar wetgeving door<br />

haar criterium voor vrijheidsbeneming niet<br />

van toepassing te achten bij terroristische misdrijven.<br />

Het EVRM gaat dan in verscheidene<br />

zaken in andere landen dan ook niet akkoord<br />

met een versoepeling van het verdenkingcriterium.<br />

16 Het Nederlandse criterium lijkt maar<br />

moeilijk verenigbaar met de Europese rechtspraak.<br />

Veegens haar conclusie is op deze plek<br />

treffend: “Veiligheid van het collectief dient<br />

niet ten koste van alles te gaan boven vrijheid<br />

van het (van terrorisme verdachte) individu.<br />

Het feit dat het OM steeds meer op z’n Amerikaans<br />

in de crime-fighters hoek geduwd wordt<br />

– en zich laat duwen – is een betreurenswaardig<br />

aspect dat deze trend versterkt.” 17<br />

Inbreuk op de privacy van burgers<br />

De Nederlandse wetgeving maakt op het gebied<br />

van de strafrechtelijke bestrijding van<br />

terrorisme niet alleen inbreuk op de rechten<br />

van een verdachte. Ook de rechten van burgers<br />

kunnen bij strafvorderlijk optreden worden<br />

geschonden. Niet voor niks bekritiseren<br />

verscheidene organisaties het feit dat door<br />

toepassing van dwangmiddelen onschuldige<br />

burgers object van onderzoek kunnen worden.<br />

In de evaluatie van de Wet opsporing terroristische<br />

misdrijven wordt dit ook als kritiekpunt<br />

genoemd: ‘onvoldoende rechtswaarborgen/<br />

niet gerechtvaardigde inbreuk op privacy in<br />

relatie tot artikel 8 EVRM. Hier wordt met<br />

name gedoeld op niet-verdachte personen die<br />

door de nieuwe wet object van onderzoek kunnen<br />

worden, op het dwangmiddel bewaring<br />

dat door de nieuwe wet al mogelijk wordt bij<br />

een lichte verdenking en op de rechter die door<br />

de nieuwe wet op basis van onvolledig stukken<br />

moeten beslissen of hechtenis kan voortduren.<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 49


MARK DE BOER | DE ROOKWOLKEN VAN HET TERRORISME<br />

Verder wordt gewezen op het feit dat voor individuele<br />

personen bij wie het dwangmiddel<br />

‘fouilleren’ wordt toegepast, geen verdenking<br />

en zelfs geen aanwijzing hoeft te bestaan.<br />

De NOvA spreekt in dit verband over ‘verregaande<br />

gevolgen voor onschuldige burgers’.<br />

18 Art. 67 Sv begrenst niet alleen de gevallen<br />

waarin voorlopige hechtenis kan worden<br />

toegepast, maar het vormt tegelijkertijd een<br />

soort gateway naar veel dwangmiddelen. De<br />

politie kan bijvoorbeeld slechts vertrouwelijke<br />

gegevens opnemen in gevallen als omschreven<br />

in artikel 67 Sv. 19 De opsporing van terroristische<br />

misdrijven vindt echter voornamelijk<br />

plaats op grond van de eerdergenoemde Wet<br />

op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.<br />

Deze wet, ook wel Sleepwet genoemd, kreeg in<br />

de afgelopen jaren al veel kritiek te verduren.<br />

Met name bevoegdheden als het stelselmatige<br />

vergaren van gegevens werd als zeer ingrijpend<br />

beschouwd. 20 Dergelijke bevoegdheden maken<br />

zeker een inbreuk op het privéleven van burgers.<br />

Het is maar zeer de vraag of dit een gerechtvaardigde<br />

inbreuk op art. 8 EVRM is.<br />

Conclusie<br />

Het politieke karakter van terrorisme maakt<br />

het moeilijk om het fenomeen onder één<br />

bepaald rechtsgebied te scharen. Er is zowel<br />

politiek als strafrechtelijk optreden vereist.<br />

De strafrechtelijke bestrijding van terrorisme<br />

gaat gepaard met sterk subjectieve beoordelingen.<br />

Met name het bestanddeel ‘terroristisch<br />

oogmerk’ geeft veel problemen. Het is immers<br />

ontzettend lastig om van tevoren in te schatten<br />

wat de beweegredenen in het hoofd van een<br />

verdachte zijn. De Hoge Raad stapt naar mijn<br />

mening te gemakkelijk over dit probleem heen<br />

door weinig concrete aanwijzingen te verlangen<br />

bij dit oogmerk.<br />

Ook de basis van een eventuele verdenking is<br />

soms onvoldoende betrouwbaar, omdat de informatie<br />

vaak wordt geleverd door ambtsberichten<br />

van de AIVD. De controlemechanismen<br />

die de inhoud van de berichten op betrouwbaarheid<br />

moeten toetsen, laten nog te wensen<br />

over. Dit is kwalijk, omdat onschuldige burgers<br />

op deze manier geconfronteerd kunnen worden<br />

met strafvorderlijk optreden. Daarnaast vormt<br />

de lage verdenkingsgraad in de Nederlandse<br />

wetgeving soms een inbreuk op het EVRM.<br />

Juist op het punt waar het EVRM een redelijke<br />

verdenking eist, versoepelt de Nederlandse<br />

wetgever haar wetgeving door het criterium<br />

voor vrijheidsbeneming niet van toepassing te<br />

achten bij terroristische misdrijven. Deze praktijk<br />

valt dan ook niet goed te rijmen met art.<br />

5 EVRM. Ook derden kunnen nadelen ondervinden<br />

van de lage verdenkingsgraad. Nietverdachte<br />

personen kunnen eenvoudig object<br />

van onderzoek worden door dwangmiddelen<br />

die al mogelijk zijn bij een lichte verdenking.<br />

Kortom, de Nederlandse wetgeving biedt als<br />

het gaat om de bestrijding van terrorisme veel<br />

ruimte en de mate van subjectiviteit lijkt hier<br />

sterk aan bij te dragen. Het is weliswaar niet<br />

zo extreem als The Patriot Act in de Verenigde<br />

Staten, maar het is goed je bewust te zijn van<br />

de subjectiviteit die speelt bij de strafrechtelijke<br />

bestrijding van terrorisme.<br />

Eindnoten<br />

1 F. Khera, ‘Reform the un-American Patriot Act’, CNN 26<br />

oktober 2011, Edition.cnn.com.<br />

2 C. Schmitt, Het begrip politiek, vertaald door Bert Kerkhof<br />

& George Kwaad; met een inleiding van Theo W.A. de<br />

Wit, Amsterdam: BJu 2001, p. 78.<br />

3 ‘Rutte: wij zijn in oorlog met IS’, NOS Nieuws 14 november<br />

2015, nos.nl.<br />

4 J. Habermas & J. Derrida, Filosofie in dialoog - Filosofie<br />

in een tijd van terreur gesprekken met Giovanna Borradori,<br />

Utrecht: Klement 2006.<br />

5 H. van der Wilt, Terrorisme: tussen strafrecht en oorlogsrecht,<br />

DD 2016, afl. 5.<br />

6 H. van der Wilt, Terrorisme: tussen strafrecht en oorlogsrecht,<br />

DD 2016, afl. 5.<br />

7 S.A.M. Stolwijk, ‘Over revolutionairen, terroristen en<br />

strafrecht’, 33 Delikt en Delinkwent (2003), p. 5.<br />

8 HR 11 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:907, NJB<br />

2019/1442.<br />

9 HR 11 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:907, NJB<br />

2019/1442.<br />

10 Art. 12 lid 4 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten<br />

11 Art. 38 lid 3 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten<br />

12 S. Brinkhoff, ‘Ambtsberichten van de AIVD’, NJ 2014,<br />

afl. 37.<br />

13 HR 11 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7662,<br />

NJ 2008/329.<br />

14 S. Brinkhoff, ‘Ambtsberichten van de AIVD’, NJ 2014,<br />

afl. 37.<br />

15 K. Veegens, ‘Het Straatsburgse recht op vrijheid en veiligheid<br />

en Nederlandse verdenkingscriteria voor terrorismeverdachte’,<br />

NJCM-Bulletin 2006, afl. 2.<br />

16 EHRM 30 augustus 1990, ECLI:CE:ECHR:1990:083<br />

0JUD001224486 (FOX, CAMPBELL AND HARTLEY v.<br />

THE UNITED KINGDOM).<br />

17 K. Veegens, ‘Het Straatsburgse recht op vrijheid en veiligheid<br />

en Nederlandse verdenkingscriteria voor terrorismeverdachte’,<br />

NJCM-Bulletin 2006, afl. 2.<br />

18 B. Gestel & C.J. de Poot, Evaluatie Wet opsporing terroristische<br />

misdrijven, Den Haag: WODC 2014.<br />

19 Art. 126l Wetboek van Strafvordering.<br />

20 Art. 38 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.<br />

50 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


asega-aanraders<br />

romy ter horst<br />

Boek<br />

Moord, macht en angst - het proces-Holleeder<br />

Hoe sta je een zedendelinquent, moordenaar<br />

of verkrachter bij terwijl je weet dat hij het gedaan<br />

heeft? Dit is de vraag die vrijwel elke strafrechtadvocaat<br />

regelmatig voorgeworpen krijgt<br />

en centraal staat in Misdaad Advocaten. Misrubriek<br />

Journalisten Peter Elberse en Eric Panhuis<br />

woonden alle 61 zittingsdagen van het strafproces<br />

van Willem Holleeder bij en legden<br />

deze vast in dit boek. De getuigenissen van<br />

de zussen Holleeder en Peter R. de Vries komen<br />

uitgebreid aan bod, evenals de rollen die<br />

de procespartijen speelden in het proces. Het<br />

boek weet een goed overzicht te schetsen van<br />

dit ingewikkelde proces en is dan ook een aanrader<br />

voor iedereen die interesse heeft in de<br />

zaak Holleeder.<br />

Tv en series<br />

Bureau Burgwallen – RTL 4<br />

In deze reportageserie volgt Ewout Genemans<br />

de agenten van het Amsterdamse politiebureau<br />

Burgwallen op de voet. Van sprintjes naar de<br />

politieauto als er een noodmelding binnenkomt<br />

tot de administratie die nog moet worden<br />

gedaan, alle facetten van het politieambt<br />

komen voorbij. Zo is te zien hoe een team<br />

zakkenrollers en drugsdealers opspoort tijdens<br />

de uitgaansnachten, maar ook wanneer<br />

waarschuwingsschoten gelost moeten worden<br />

wanneer een verdachte weigert mee te werken<br />

bij zijn aanhouding. Daarnaast worden de personen<br />

achter de agenten in beeld gebracht en<br />

vertellen zij over zaken die veel indruk op ze<br />

hebben achtergelaten. De serie geeft een goede<br />

weergave van het altijd hectische en ook spannende<br />

beroep van politieagent en zet je op het<br />

puntje van je stoel. Bureau Burgwallen is elke<br />

maandagavond te zien op RTL 4 en kan worden<br />

teruggekeken met Videoland.<br />

Misdaad Advocaten – Net 5<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 51


ROMY TER HORST | ASEGA-AANRADERS<br />

daad Advocaten volgt zes jonge, vrouwelijke<br />

strafrechtadvocaten in zowel hun werkzaamheden<br />

als advocaat als in hun dagelijks leven.<br />

Hoe én waarom staan zij mensen bij die van<br />

vreselijke misdrijven verdacht worden? Hoe<br />

combineren de vrouwen hun drukke baan met<br />

hun privéleven en hoe bereiden zij hun zaken<br />

voor? Ze worden gevolgd als ze in de rechtbank<br />

aan het pleiten zijn, op kantoor voorbereidingen<br />

treffen en als ze naar het politiebureau of<br />

de gevangenis moeten. Deze zesdelige documentaire<br />

kunt terugkijken op net5.nl.<br />

De zaak van je leven – WNL<br />

De zaak van je leven is terug met een nieuw seizoen<br />

waarin rechercheurs terugblikken op de<br />

belangrijkste, meest impactvolle zaak van hun<br />

carrière. Middels een reconstructie en de verhalen<br />

van de rechercheurs en de agenten wordt<br />

in beeld gebracht wat er zich op die bewuste<br />

dag heeft afgespeeld. Ook wordt duidelijk hoeveel<br />

impact de betreffende zaak heeft gehad,<br />

op zowel de samenleving als de rechercheurs.<br />

Van moordzaken tot een kunstroof, allerlei verschillende<br />

zaken komen aan bod. De zaak van<br />

je leven is terug te kijken via npostart.nl<br />

Podcast<br />

Eindbazen met Nico Meijering<br />

In de podcast van het YouTube-kanaal ‘Eindbazen’<br />

is strafrechtadvocaat Nico Meijering van<br />

Ficq & Partners advocaten te gast. In deze bijna<br />

twee uur durende aflevering komen allerlei onderwerpen<br />

van het strafrecht en de advocatuur<br />

aan bod. Wat is de rol van een kroongetuige in<br />

het strafproces en was het invoeren van deze<br />

figuur een goed idee? Wat voor personen krijgt<br />

Meijering tegenover zich tijdens cliëntgesprekken,<br />

en hoe belangrijk is de manier waarop je<br />

een pleidooi houdt in het strafproces? Deze en<br />

vele andere onderwerpen worden in de podcast<br />

besproken en kan worden bekeken op YouTube.<br />

52 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020


agenda - activiteiten<br />

bezoek hoge raad (5 februari)<br />

Heb jij ooit al een kijkje willen nemen bij de Hoge Raad? Dan is dit jouw kans!<br />

Op woensdag 5 februari brengt Simon van der Aa een bezoek aan de Hoge Raad der Nederlanden<br />

in Den Haag! Het belooft een zeer interessante middag te worden. Het bezoek zal aanvangen met<br />

een algemene presentatie verzorgd door de heer Storm, griffier van de Hoge Raad. Aansluitend<br />

gaan we samen met de vice-president en tevens voorzitter van de strafkamer, de heer Schendel,<br />

een arrest bespreken waarbij iedereen uitvoerig vragen kan stellen!<br />

Lijkt jou dit leuk? Meld je dan aan op www.simonvanderaa.nl<br />

maandelijkse borrel (5 februari)<br />

Buitenlandse reis (9-13 februari)<br />

Het duurde even, maar voor het eerst dit Simonjaar laat de Buitenlandse Reiscommissie van zich<br />

horen. Van 9 t/m 13 februari 2020 staat onze eerste en tevens grootste activiteit gepland. Met een<br />

groep van 26 lieve reizigers reizen wij af naar het prachtige Nice. De precieze indeling blijft nog<br />

geheim, maar vanzelfsprekend staan de terugkerende activiteiten als het Simondiner, de escaperoom<br />

en de kroegentocht op de agenda. Daarnaast zullen wij een dagtrip maken naar Monaco.<br />

Wij hebben er superveel zin in!<br />

Congres (27 februari)<br />

Op donderdag 27 februari 2020 organiseert de Congrescommissie het jaarlijks terugkerende<br />

congres. Dit jaar zal deze in het teken staan van euthanasie, onder de titel: ‘Wanneer heb je<br />

het recht om te sterven?’. Zoals ieder jaar zal prof. dr. mr. G. Knigge de taak van dagvoorzitter<br />

op zich nemen. Verder zullen er een aantal interessante sprekers en workshops zijn. De eerste<br />

spreker is procureur-generaal bij de Hoge Raad prof. dr. mr. M. Otte. De heer Otte pleit voor<br />

meer duidelijkheid omtrent de huidige euthanasiewet, deze zal de Hoge Raad moeten geven. De<br />

tweede spreker van de dag zal prof. dr. A.A.E. Verhagen zijn. Hij is kinderarts en grondlegger<br />

van het Gronings Protocol omtrent euthanasie bij pasgeborenen. Hij zal zich toespitsen op deze<br />

grensgevallen en daarbij vertellen over euthanasie bij kinderen. De zijde van de arts die vervolgd<br />

wordt, zal advocate mr. M. de Die bespreken. Mevrouw de Die is advocaat op het gebied van het<br />

gezondheidsrecht, zij is in 2017 uitgeroepen tot beste van het land. Benieuwd naar de rest van de<br />

sprekers? Check hiervoor de komende maanden de social media van Simon van der Aa!<br />

De indeling van de dag is als volgt. Er zal aangevangen worden met twee workshops, vervolgens is<br />

er een lunch. Na de lunch start het plenaire gedeelte. Er zijn een beperkt aantal plekken beschikbaar,<br />

dus schrijf je snel in via www.simonvanderaa.nl. De prijzen voor leden zijn als volgt: €3,50<br />

voor de workshops, €3,50 voor het plenaire gedeelte + borrel en €8,- voor workshops, lunch,<br />

plenair + borrel. Daarnaast de prijzen voor niet-leden: €5,50 voor de workshops, €5,50 voor<br />

het plenaire gedeelte + borrel en €10,- voor workshops, lunch, plenair + borrel. Houd vooral<br />

Facebook in de gaten om op de hoogte te blijven van alle recente ontwikkelingen omtrent het<br />

congres. Tot donderdag 27 februari!<br />

Kijk voor meer details en een actueel overzicht op www.simonvanderaa.nl<br />

Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 53


Eindnoten<br />

1 M. Siesling, Eerwraak en het Nederlandse Strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2004.<br />

2 C. van Eck, Door bloed gezuiverd. Eerwraak bij Turken in Nederland. Amsterdam: Bert Bakker, 2001.<br />

3 C. van Eck, Door bloed gezuiverd. Eerwraak bij Turken in Nederland. Amsterdam: Bert Bakker, 2001.<br />

4 H. Bakker, Eerwraak in Nederland: een quickscan van de stand van zaken, Transact 2003.<br />

5 H. Ferwerda & I. Van Leiden, Eerwraak of eergerelateerd geweld? Naar een werkdefinitie, Den Haag: WODC 2005.<br />

6 Kvinnoforum, A Resource Book for Working Against Honour Related Violence. Based on the project ‘Honour<br />

Related Vio- lence in Europe – mapping of occurrence, support and preventive measures’, Stockholm: Kvinnoforum,<br />

2003, p. 26.<br />

7 F. Strijbosch, ‘Culturele delicten in de Molukse gemeenschap’, NJB 1991, p. 666.<br />

8 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />

het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />

9 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />

het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />

10 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.<br />

11 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.<br />

12 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />

het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />

13 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />

het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />

14 S. Bloemink, Cultureel verweer, in: G. Anders e.a. (red.), De onvermijdelijkheid van rechtspluralisme, Nijmegen:<br />

Ars Aequi Libri 1998, p. 55, 56.<br />

15 Rb. Amsterdam 7 juli 2004, ECLI:NL:RBAMS:2004:AP8622, LJN AP8622.<br />

16 P. Meurs, Cluckers G. (1998) Acculturatieproblemen. In: Hb. Kind.&Adoles. - Boekblok. Bohn Stafleu van<br />

Loghum, Houten, p. 922.<br />

17 M.L. Haimé, Culturele diversiteit en rechterlijke macht, in: E. Bauw e.a. (red.), Mijnheer de voorzitter. Liber<br />

amicorum A.H. van Delden, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007, p. 137.<br />

18 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />

het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />

19 J. ten Voorde, Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie, Proces 2004, p. 124 e.v.<br />

20 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.<br />

21 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />

het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />

22 Hof Leeuwarden 19 juni 2000, ECLI:NL:GHLEE:2000:AD8362, LJN AD8362.<br />

23 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />

Boom Juridische uitgevers 2004.<br />

24 J. Janssen & J. Voorde, ‘De strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld nader beschouwd’, Proces 2011/2,<br />

Den Haag: Boom Juridische uitgevers.<br />

25 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />

Boom Juridische uitgevers 2004.<br />

26 Hof Arnhem 12 juni 2002, ECLI:NL:GHARN:2002:AE4029, LJN AE4029.<br />

27 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />

Boom Juridische uitgevers 2004.<br />

28 EHRM 25 maart 2010, 37193/07 (Paraskeva Todorova/Bulgarije).<br />

29 J. Janssen & J. Voorde, ‘De strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld nader beschouwd’, Proces 2011/2,<br />

Den Haag: Boom Juridische uitgevers.<br />

30 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />

Boom Juridische uitgevers 2004.<br />

31 Rechtbank ’ s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!