05.11.2015 Views

Sociale innovaties bekeken vanuit armoedebestrijding Sociale restaurants

3xNr22AcS

3xNr22AcS

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Sociale</strong> <strong>innovaties</strong> <strong>bekeken</strong> <strong>vanuit</strong> <strong>armoedebestrijding</strong>:<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong><br />

Tuur Ghys en Stijn Oosterlynck<br />

19 oktober 2015<br />

VLAS-Studies 22<br />

1


Het Vlaams Armoedesteunpunt is een samenwerkingsverband van UA, KU Leuven, KdG-Hogeschool en<br />

UGent.<br />

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:<br />

Ghys, T., Oosterlynck, S. (2015), <strong>Sociale</strong> <strong>innovaties</strong> <strong>bekeken</strong> <strong>vanuit</strong> <strong>armoedebestrijding</strong>: <strong>Sociale</strong><br />

<strong>restaurants</strong>, VLAS-Studies 22, Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt.<br />

Voor meer informatie over deze publicatie: tuur.ghys@uantwerpen.be of<br />

stijn.oosterlynck@uantwerpen.be<br />

Deze studie werd uitgevoerd in het kader van het Vlaamse armoedesteunpunt en werd gefinancierd<br />

door de Vlaams Minister bevoegd voor Armoedebestrijding, Liesbeth Homans.<br />

De conclusies van deze publicatie vertolken niet noodzakelijk de visie van de opdrachtgever.<br />

Het VLAS bestaat uit onderzoekers die <strong>vanuit</strong> verschillende disciplines en perspectieven samen<br />

werken. De inhoud en de conclusies van deze publicatie vertolken enkel de visie van de auteurs.<br />

© 2015 Vlaams Armoedesteunpunt<br />

p.a. Vlaams Armoedesteunpunt<br />

Centrum OASeS<br />

Sint Jacobstraat 2 (M232)<br />

2000 Antwerpen<br />

Deze publicatie is ook beschikbaar via www.vlaamsarmoedesteunpunt.be


Inhoud<br />

Inhoud .................................................................................................................................... 3<br />

Inleiding ................................................................................................................................. 4<br />

1. Omschrijving van het onderzoek ................................................................................... 5<br />

1.1. Methodologie ............................................................................................................................................. 5<br />

1.2. Afbakening van de case <strong>Sociale</strong> Restaurants ............................................................................... 7<br />

1.3. Analysekader <strong>armoedebestrijding</strong>. .................................................................................................. 9<br />

2. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> ontleed, perspectieven voor <strong>armoedebestrijding</strong> ....................... 11<br />

2.1. Waar komen sociale <strong>restaurants</strong> vandaan? ............................................................................... 11<br />

2.2. De relatie tot de subjectieve condities van <strong>armoedebestrijding</strong>. ..................................... 12<br />

2.3. De relatie tot de maatschappelijke mechanismen die armoede produceren ............. 15<br />

2.3.1. Het sociaal <strong>restaurants</strong> als plaats voor sociale tewerkstelling ......................................... 17<br />

2.3.2. <strong>Sociale</strong> Restaurants als duurzame werkplek? .......................................................................... 19<br />

Conclusie ................................................................................................................................................................................. 22<br />

2.4. Relatie tot de positie van mensen in armoede ......................................................................... 22<br />

2.4.1. Het sociaal restaurant als goedkope maar kwalitatieve eetgelegenheid en<br />

ontmoetingsplek. ................................................................................................................................................................. 23<br />

2.4.2. Het sociaal restaurant als werkplaats .......................................................................................... 26<br />

2.4.3. Samenstelling en positie van het doelpubliek .......................................................................... 28<br />

Conclusie ................................................................................................................................................................................. 32<br />

2.5. Verspreiding en opschaling van de sociale <strong>restaurants</strong> ...................................................... 33<br />

2.6. De relatie tot de overheid .................................................................................................................. 38<br />

3. Discussie en conclusies ................................................................................................ 43<br />

Literatuur ............................................................................................................................. 46<br />

Appendix A: Lijst interviews ................................................................................................ 49<br />

Appendix B: Focusgroep ...................................................................................................... 50<br />

Appendix C: Schema analysekader ...................................................................................... 51<br />

Appendix D: Voorbeeldformulier schriftelijke bevraging .................................................... 52<br />

Appendix E: Itemlijsten interviews. ..................................................................................... 55<br />

Appendix F: Samenvatting armoedetheorie ....................................................................... 57<br />

3


Inleiding<br />

Sinds hun ontstaan in de jaren 1970 hebben sociale <strong>restaurants</strong> vooral na de eeuwwisseling<br />

aan belang gewonnen binnen het veld van <strong>armoedebestrijding</strong> en voedsel. Deze initiatieven<br />

hebben zowel wortels in liefdadigheidsinstellingen als in sociale economie organisaties,<br />

maar hebben zich onlangs groeiende bekendheid nooit echt als sector georganiseerd. Er is<br />

veel variatie binnen dit concept, maar recente evoluties richting sociale <strong>restaurants</strong> die<br />

zowel inzetten op dienstverlening naar doelgroepen zoals mensen in armoede of ouderen,<br />

als sociale tewerkstelling maakt sociale <strong>restaurants</strong> interessant als sociale innovatie.<br />

Onder sociale innovatie (vanaf hier ook SI) verstaan we initiatieven die <strong>vanuit</strong> de<br />

burgersamenleving reageren op sociale noden die door centrale overheden of de markt niet<br />

(voldoende) gelenigd wordt, en die vorm krijgen door de transformatie van sociale relaties<br />

(Ghys, Oosterlynck, 2013a). <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> ontstaan vaak uit lokale vzw’s of<br />

gemeentelijke welzijnsvoorzieningen en hebben meestal een dubbele werking. Naar<br />

mensen in armoede toe bieden ze de mogelijkheid om relatief goedkoop buitenhuis te eten,<br />

waarbij de prijssetting niet die van de markt volgt. Tegelijkertijd zijn sociale <strong>restaurants</strong> er<br />

niet enkel voor mensen in armoede, maar staan ze open voor het brede publiek. <strong>Sociale</strong><br />

<strong>restaurants</strong> pogen ook een ontmoetingsplek te zijn voor buurtbewoners. Tegelijk geven<br />

sociale <strong>restaurants</strong> kansen op tewerkstelling en opleiding binnen de sociale economie aan<br />

mensen die ver van de arbeidsmarkt staan, of is er een mix van tewerkstelling en<br />

vrijwilligerswerk. Het is net de combinatie tussen dienstverlening naar doelgroepen (maar<br />

niet uitsluitend doelgroepen!) en tegelijk tewerkstelling van doelgroepen die sociale<br />

<strong>restaurants</strong> sociaal innovatief en uniek maken.<br />

Dit rapport is geen meting van de impact van sociale <strong>restaurants</strong> op mensen in armoede.<br />

Het beoogt wel een analyse van het potentieel van deze SI om bij te dragen aan structurele<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>. Niet iedere innovatie in <strong>armoedebestrijding</strong> draagt immers bij tot een<br />

structurele aanpak van armoede. Wij bekijken armoede hier niet alleen als een<br />

problematiek van een gebrek aan inkomen, maar plaatsen die inkomensproblematiek<br />

binnen de context van de bredere maatschappelijke structuren en verhoudingen die<br />

armoede produceren en reproduceren (Dierckx, Ghys, 2013). Armoede is dus een<br />

inkomensproblematiek die ge(re)produceerd wordt via bepaalde maatschappelijke<br />

verhoudingen, waaruit volgt dat een inkomensherverdeling een transformatie van die<br />

maatschappelijke verhoudingen veronderstelt. Gezien de focus van sociale innovatie op de<br />

verandering van sociale relaties is onze benadering van structurele <strong>armoedebestrijding</strong> hier<br />

niet kwantitatief van aard, maar zoomt ze in op de bijdrage van initiatieven tot de<br />

transformatie van de maatschappelijke verhoudingen waarbinnen armoede kan gedijen<br />

(Ghys, 2014) (zie 1.3 en annex C voor de verdere uitwerking van dit analysekader). De<br />

vraag is dus hoe sociale <strong>restaurants</strong> het armoede probleem benaderen, en of ze de<br />

maatschappelijke verhoudingen op zo’n manier vernieuwen dat er van structurele<br />

<strong>armoedebestrijding</strong> sprake kan zijn.<br />

In dit rapport zullen we onderzoeken hoe sociale <strong>restaurants</strong> het armoede probleem<br />

benaderen, en in welke mate deze SI kan bijdragen tot structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. Dit<br />

doen we door deze SI te analyseren <strong>vanuit</strong> verschillende factoren die relevant zijn voor<br />

structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. Na deze korte introductie volgt in het eerste onderdeel een<br />

uiteenzetting van het onderzoek, waarin we de casestudie situeren en afbakenen, alsook de


gebruikte methodologie en een beknopte samenvatting van het analysekader 1 voor<br />

structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. In het tweede onderdeel komen we tot de eigenlijke analyse<br />

voor <strong>armoedebestrijding</strong> aan de hand van het analysekader, waarbij in dit rapport onder<br />

meer gefocust zal worden op de relatie tot maatschappelijke structuren zoals de<br />

arbeidsmarkt. In het derde deel brengen we ten slotte de inzichten uit het analysekader<br />

terug samen om conclusies te trekken over de benadering en de bijdrage van sociale<br />

<strong>restaurants</strong> als sociale innovatie aan structurele <strong>armoedebestrijding</strong>.<br />

1. Omschrijving van het onderzoek<br />

1.1. Methodologie<br />

Dit onderzoek combineert desktop research van beschikbare cijfers en beleids- en andere<br />

documenten en een scan van krantenberichten over sociale <strong>restaurants</strong> met semigestructureerde<br />

interviews en een focusgroep met een diversiteit aan betrokken actoren.<br />

Daarnaast werd ook een schriftelijke bevraging rondgestuurd. Bovenstaandelevert een<br />

combinatie van objectieve en interpretatieve data op. Er zijn drie redenen voor het werken<br />

met interpretatieve data. De eerste reden om interpretatieve data te gebruiken is dat het in<br />

deze fase van SI onderzoek interessant is om te kijken naar de assumpties over de<br />

problemen die men wil aanpakken en hoe de interventie hierop inwerkt (Sinclair, Baglioni,<br />

2014 ). De tweede reden is dat dit verkennend onderzoek is, en de <strong>restaurants</strong> ondanks hun<br />

relatieve bekendheid nog niet uitgebreid gedocumenteerd zijn. Daarom vallen we terug op<br />

interviews met betrokkenen. Een derde reden heeft te maken met een transdisciplinaire<br />

methodologische oriëntatie. Daarbij vertrekken we van de gedachte dat zowel academische<br />

als niet-academische kennis en expertise relevant is voor onderzoek naar sociale innovatie.<br />

De betrokken bouwen door te innoveren zelf relevante kennis op over de processen die<br />

zich afspelen in en rond het initiatief. Door die kennis te bevragen <strong>vanuit</strong> een analysekader<br />

rond structurele <strong>armoedebestrijding</strong> en met de objectieve data in het achterhoofd gebeurt er<br />

enerzijds een proces van wetenschappelijke toetsing, maar is er anderzijds ruimte voor<br />

kennisopbouw tussen wetenschappers en de directe betrokkenen (Konstantatos, Siatitsa,<br />

Vaiou, 2013). De focusgroep stimuleert dit leerproces, zowel onderling onder de<br />

verschillende aanwezige betrokkenen, als tussen betrokkenen en wetenschappers.<br />

Voor het verwerken van de verzamelde data werd geen apart codeerprogramma gebruikt.<br />

In plaats daarvan werd de data gegroepeerd en georganiseerd in het volledig vertakte<br />

analysekader (zie 2.3), dat hier de vorm aanneemt van een tekstdocument met categorieën,<br />

waarin kleurcodes het type bron aangeven. Dit heeft eenzelfde effect als coderen (ordenen<br />

van data per aandachtspunt) maar heeft bij een beperkt en dus beheersbaar aantal<br />

interviews en bronnen als voordeel dat het de tekst reeds structureert, aangezien de<br />

rapporten ruwweg de structuur van het analysekader volgen.<br />

De meest gebruikte methode was: kwalitatieve semi-gestructureerde interviews (Rubin &<br />

Rubin, 2005). De interviews werden afgenomen aan de hand van een item-lijst (Appendix<br />

E) die opgesteld is in functie van het analysekader (zie volgend onderdeel), wat toeliet om<br />

de gestelde vragen aan te passen aan de positie en vorm van betrokkenheid van de<br />

1<br />

Het analysekader is hetzelfde voor elke case study. Dit deel wordt dus (net zoals een deel van<br />

de inleiding) herhaald in ieder rapport. De lezer kan dit deel – indien eerder gelezen – dus<br />

overslaan.


espondent in sociale <strong>restaurants</strong>. Gezien het om verkennend onderzoek naar innovatieve<br />

praktijken gaat bieden semi-gestructureerde interviews bovendien het voordeel dat het<br />

mogelijk is om door te vragen op bepaalde aspecten of spanningsvelden die tijdens het<br />

interview opduiken. De inzichten die daarui voortvloeien kunnen dan eventueel worden<br />

meegenomen in volgende interviews. Bij dit soort onderzoek is het belangrijk het<br />

perspectief en de kennis van verschillende actoren mee te nemen. Er werden in totaal<br />

zestien individuele interview afgenomen, waarvan vier met mensen in een coördinerende<br />

functie, vier met chefkoks/begeleiders, twee met beleidsactoren en zes met (al dan niet<br />

voormalige) werknemers van sociale <strong>restaurants</strong> 2 . Ter aanvulling vonden er nog drie<br />

informele gesprekken met werknemers plaats 3 . Zie Appendix A voor de lijst van<br />

geïnterviewde personen.<br />

Voor dit onderzoek werd een schriftelijke bevraging rondgestuurd. Dit werd nodig geacht<br />

omdat er bij gebrek aan koepel geen algemene informatie over deze sector beschikbaar is<br />

en om te kunnen inschatten in welke mate de onderzochte sociale <strong>restaurants</strong> representatief<br />

zijn voor de ganse sector. Met betrekking tot dit laatste kunnen we melden dat er een bias<br />

in de caseselectie zit in zoverre de onderzochte cases zowel meer (sociaal tewerkgesteld)<br />

personeel als klanten hadden dan gemiddeld. Het gaat dus om sterker uitgebouwde sociale<br />

<strong>restaurants</strong>. De geschreven bevraging bestaat uit zeventien vragen (Zie Appendix D), waar<br />

zeven vrij in te vullen vragen bij zaten die bijkomend interpretatief materiaal op leverde,<br />

de rest werd verwerkt met SPSS. Het exacte aantal sociale <strong>restaurants</strong> in Vlaanderen is<br />

onbekend. Vandevoort (2013) schat het aantal op 150, maar dit cijfer is niet op een telling<br />

maar op een schatting gebaseerd 4 . Voor deze bevraging zochten we in de database van De<br />

<strong>Sociale</strong> Kaart 5 op ‘sociaal restaurant’, wat 183 resultaten opleverde. Dit aantal werd na het<br />

doorzoeken van de websites/navraag bij betrokken instanties teruggebracht tot 90 door het<br />

weghalen van:<br />

- dubbele registraties (bv. zowel door initiatief als lokale overheid).<br />

- Initiatieven die niet meer of nog niet bestonden.<br />

- Initiatieven die in de eerste plaats daklozenopvang waren (valt buiten afbakening, dit sluit<br />

sommige maar zeker niet alle filialen van Poverello uit).<br />

- Initiatieven die minder als twee maal per week open waren, en dus geen constante dienst<br />

aanboden (inclusief alle ‘dorps<strong>restaurants</strong>’, wat als aparte SI buiten onze afbakening valt).<br />

Deze 90 initiatieven werden afhankelijk van de beschikbare contact gegevens per email<br />

of/en per post aangeschreven; en één maal herinnerd. De uiteindelijke populatie bedraagt<br />

echter 80 omdat er nog 10 initiatieven waren die ofwel melden zichzelf niet als sociaal<br />

restaurant te beschouwen (bv. enkel aan huis leveren maaltijden door OCMW), ofwel bij<br />

verdere (telefonische) navraag niet meer/nog niet bestonden. Van deze 80 ontvingen we 39<br />

volledig ingevulde formulieren. Deze kwamen uit alle Vlaamse provincies en Brussel, ook<br />

2 Er werden tijdens dit onderzoek geen interviews afgenomen met klanten van de sociale<br />

<strong>restaurants</strong> omdat: (a) gezien de focus van deze case we vooral geïnteresseerd waren in mensen<br />

in armoede in hun rol als werknemers, (b) het moeilijk was om hier van de <strong>restaurants</strong><br />

toestemming rond te bekomen, of om op het zicht in de schatten welke klanten arm waren. Er werd<br />

wel gebruik gemaakt van een bestaande bevraging van klanten door Deloitte voor Sense.<br />

3 Deze interviews werden afgenomen tijdens de werkuren bij het bezoek van het sociaal<br />

restaurant. Er was geen mogelijkheid om apart een interview af te nemen.<br />

4<br />

Dit blijkt uit navraag bij L. Vandervoort zelf, die als consultant een publicatie over<br />

voedseloverschotten schreef voor de Vlaamse overheid.<br />

5 Dit is een database waar alle sociale initiatieven en overheidsinstanties bekend bij de regionale<br />

en provinciale overheden in de Vlaamse provincies en Brussel in staan: www.desocialekaart.be


al was de verdeling niet gelijk gespreid 6 . De reële populatie schatten we tussen onze 90 en<br />

de 150 van Vandevoort (2013).<br />

De scan van geschreven media vond plaats op 25 September 2014, en betrof het zoeken op<br />

de letterlijke termen ‘Sociaal Restaurant’ en ‘<strong>Sociale</strong> Restaurants’ in de acht belangrijkste<br />

Vlaamse kranten 7 . De 367 Artikels die de laatste zoekterm opleverde werden geanalyseerd,<br />

waarbij de 2007 hits voor ‘sociaal restaurant’ enkel werden doorgenomen <strong>vanuit</strong> de<br />

specifieke vraag naar het ontstaan van de eerste sociale <strong>restaurants</strong>. Deze scan diende ter<br />

oriëntatie alsook op de SI te kunnen plaatsen binnen het maatschappelijke debat rond<br />

armoede (zie eerste factor analysekader).<br />

Ten slotte vond er een focusgroep plaats op 4 november 2014, waarop vier aanwezigen<br />

waren van vier verschillende organisaties (zie appendix B). De bedoeling van de<br />

focusgroep was om enkele bevindingen en uitdagingen die uit de andere methodes naar<br />

voren kwamen af te toetsen bij verschillende actoren in het veld, die in tegenstelling tot bij<br />

interviews de kans hadden met elkaar in discussie te gaan. Hierdoor konden enkele<br />

vaststellingen en inzichten uit de interviews besproken worden. Als opstap werden enkele<br />

resultaten uit de schriftelijke bevraging gepresenteerd en werd er gewerkt met stellingen.<br />

1.2. Afbakening van de case <strong>Sociale</strong> Restaurants<br />

In de reeks rapporten over sociale innovatie (vanaf hier ook ‘SI’) en <strong>armoedebestrijding</strong><br />

van het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS) is dit de tweede van meerdere casestudies<br />

binnen het domein van voedsel. Dit heeft als doel tot diepere inzichten in de rol van SI<br />

binnen een bepaald domein van de armoedeproblematiek te komen. Voedsel en<br />

voedselverspilling is een veld waarin de laatste jaren veel sociale <strong>innovaties</strong> zijn<br />

opgekomen die linken met <strong>armoedebestrijding</strong> hebben, en als cluster van SI <strong>vanuit</strong> de<br />

Vlaamse overheid aandacht kreeg (Vandevoort, 2013). <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zijn samen met<br />

voedselbanken één van de meer archetypische (voedsel bedelen en voedsel bereiden)<br />

sociale <strong>innovaties</strong> in dit veld en ontwikkelden zich in vergelijking met andere <strong>innovaties</strong><br />

relatief vroeg. In tegenstelling tot voedselbanken is de sector van <strong>restaurants</strong> echter niet<br />

gecentraliseerd.<br />

Onder sociale <strong>restaurants</strong> verstaan we permanente eetgelegenheden waar mensen tegen<br />

betaling een warme maaltijd kunnen krijgen, waarbij er in de prijssetting rekening wordt<br />

gehouden met de beperkte koopkracht van klanten. De focus ligt hier op het restaurant<br />

gebeuren. Er bestaan verschillende varianten op het model van sociale <strong>restaurants</strong> (soms<br />

ook ‘buurt<strong>restaurants</strong>’ genoemd), aangezien er geen standaard of centrale organisatie<br />

bestaat moeten we deze SI zelf afbakenen door het onderscheid te maken met andere<br />

gelijkaardige SI. Een eerste onderscheid is dat het in een sociaal restaurant om een<br />

betalende, volwaardige (vaste, warme) maaltijden gaat, waardoor dit zich onderscheid van<br />

gratis bedelingen of soepkeukens. Initiatieven die in de eerste plaats daklozen opvangen<br />

(inclusief slaapplaatsen) en daar een kantine aan koppelen beschouwen we als een apart<br />

concept gericht op een specifieke groep. Een andere SI die buiten onze afbakening valt zijn<br />

de Limburgse ‘dorps<strong>restaurants</strong>’, een recente variant op de sociale <strong>restaurants</strong> die zich in<br />

de laatste jaren snel verspreid hebben. Het belangrijkste verschil is dat deze<br />

6 Bijvoorbeeld meer uit West-Vlaanderen dan uit Limburg; maar aangezien de reële spreiding van<br />

de volledige populatie niet gekend is kunnen we niet zeggen of dit al dan niet proportioneel is.<br />

7 De Morgen, De Standaard, de Tijd, Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg, Het Laatste<br />

nieuws, Het Nieuwsblad, en Metro.


‘dorps<strong>restaurants</strong>’ eigenlijk geen <strong>restaurants</strong> zijn maar periodieke evenementen (bv.<br />

tweewekelijks op dinsdag). Onder een sociaal restaurant verstaan wij een etablissement dat<br />

een min of meer constante dienst aanbied; de ‘dorps<strong>restaurants</strong>’ zijn een op zichzelf staand<br />

fenomeen gericht op sociale cohesie in dorpskernen die aparte aandacht verdienen.<br />

Daarmee vallen ook allerhande aan buurtfeesten of aan oogstseisoenen gekoppelde<br />

volkskeukens buiten onze afbakening, evenals samen kookprojecten waar mensen in<br />

armoede koken maar er geen echt restaurant is. Restaurants waar er door een ploeg<br />

vrijwilligers word gekookt vallen wel nog binnen onze afbakening zolang er participatie<br />

van de doelgroep mogelijk is, ook al ligt de focus op <strong>restaurants</strong> met een<br />

tewerkstellingscomponent.<br />

Binnen deze casestudie was het om de verschillende aspecten en betrokken actoren binnen<br />

één project aan het werk te kunnen zien nodig om tijdens het veldwerk in te zoomen op een<br />

enkele concrete sociale <strong>restaurants</strong>, die ‘cases binnen de case’ vormen. Er werd gekozen<br />

om voornamelijk in te zoomen op vier 8 buurt<strong>restaurants</strong> van sociaal economiebedrijf Sense<br />

(vroeger CAS vzw) in Antwerpen. Deze bevinden zich aan de meer geprofessionaliseerde<br />

kant (meer gericht op productie en tewerkstelling) van het spectrum en duwen de laatste<br />

jaren het verhaal van sociale <strong>restaurants</strong> 9 . Dit omdat hier de link met de arbeidsmarkt<br />

duidelijk aanwezig was en het de mogelijkheid bood om meerdere vergelijkbare<br />

<strong>restaurants</strong> te bestuderen binnen dezelfde organisatorische context waarin ook de rol van<br />

het lokale beleid constant was. Er werd wel een tegencase gezocht om de resultaten mee af<br />

te toetsen aan de andere kant van het spectrum, namelijk Klavertje Vier in Hasselt die<br />

voornamelijk met vrijwilligers werkt en maar enkele mensen in sociale economie<br />

tewerkstelt. Ten slotte werd er ook interviewmateriaal gebruikt van het sociaal restaurant<br />

‘De Drukkerij’ van Leren Ondernemen in Leuven, dat tussen beide in ligt qua<br />

professionalisering. Dit brengt het totaal aantal onderzochte <strong>restaurants</strong> op zes 10 :<br />

- Restaurant ‘De Zeven Schaken’ in Antwerpen Noord, deel van de Sense groep. Dit is één<br />

van de eerste sociale <strong>restaurants</strong> in Antwerpen en is het meest op mensen in armoede als<br />

klanten gericht.<br />

- Restaurant ‘Foyer De Stroming’ in Antwerpen, deel van de Sense groep. De Foyer is als<br />

enige technisch gezien een sociale werkplaats, en hangt vast aan gebouwen van<br />

Beweging.net, waardoor het meer functies vervult dan sociaal restaurant (ook<br />

bedrijfsrestaurant en café).<br />

- Restaurant ‘Bakboord’ op linkeroever in Antwerpen, deel van de Sense groep. Is uniek<br />

door zijn enigszins geïsoleerde ligging tussen woonblokken in deze arme buurt. Ondanks<br />

dat het één van de kleinere <strong>restaurants</strong> is heeft het nog een groot cliënteel (160<br />

klanten/dag).<br />

- Restaurant ‘Kom.Eet’ in Deurne, deel van de Sense groep. Dit is het nieuwste restaurant<br />

en werd door Sense naar voren geschoven als modelvoorbeeld voor het moderne sociale<br />

restaurant.<br />

- Restaurant Klavertje Vier in Hasselt, deel van vzw Vriendschap. Dit sociaal restaurant<br />

draait voornamelijk op vrijwilligers bijgestaan door vijf artikel 60 medewerkers. De<br />

8 Sense heeft vijf <strong>restaurants</strong> in Antwerpen, maar de vijfde (De Pollepel) is deel van een<br />

woonzorgcentrum en hangt organisatorisch vast aan buurtrestaurant De Zeven Schaken, waardoor<br />

deze niet apart geselecteerd werd.<br />

9 Ze organiseerde bijvoorbeeld op 11 Juni 2013 een studiedag rond buurt<strong>restaurants</strong>.<br />

10 Klavertjevier en Kom.Eet vulden geen schriftelijke bevraging in. Ook al kregen we gelijkaardige<br />

informatie uit interviews, de data uit interviews overlapt dus niet volledig met de kwantitatieve data<br />

uit de survey.


coördinator van dit project werd geïnterviewd om de bevindingen uit Antwerpen af te<br />

toetsen.<br />

- Sociaal restaurant ‘De Drukkerij’ van Leren Ondernemen in Leuven bevind zich in het<br />

midden van het spectrum en dient als verdere aftoetsing. De data voor dit project werd<br />

verzameld tijdens eerder veldwerk voor het rapport rond <strong>Sociale</strong> Kruideniers.<br />

Er bestaat geen koepel van sociale <strong>restaurants</strong> die we kunnen bevragen over het perspectief<br />

van de ganse sector.<br />

1.3. Analysekader <strong>armoedebestrijding</strong>.<br />

Dit onderzoek vertrekt <strong>vanuit</strong> de nood aan structurele <strong>armoedebestrijding</strong> (Dierckx, Ghys,<br />

2013). Wat volgt is een beknopte uitleg van het analysekader , of de ‘bril’ waardoor de<br />

onderzoeker kijkt, ter ondersteuning van het begrip van de case. Voor de uitvoerige<br />

onderbouwing van de gebruikte theorie in het werkpakket rond sociale innovatie,<br />

verwijzen we de lezer naar de verdere referenties in de voetnoot 11 . In appendix F wordt een<br />

beknopte schets gemaakt van de theoretische achtergrond van waaruit het analysekader<br />

ontstond.<br />

Het doel van dit analysekader is om op basis van kwalitatieve gegevens een inschatting te<br />

kunnen maken van hoe een sociale innovatie zich verhoudt tot verschillende aspecten<br />

van)structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. Binnen deze case wordt het gebruikt als handvat voor<br />

de dataverzameling. Het analysekader bestaat uit vijf factoren, waarbij telkens een reeks<br />

aandachtpunten wordt aangegeven die tijdens het veldwerk in gedachte gehouden worden<br />

en richting geven aan de dataverzameling. Bij deze factoren worden telkens ook reeds<br />

deelfactoren over de relatie met <strong>armoedebestrijding</strong> gegeven ter oriëntatie (hier niet in<br />

detail besproken, voor een schematisch overzicht zie appendix C). Niet alle onderdelen van<br />

het analysekader krijgen bij elke case evenveel aandacht, bij dit onderzoek lag de<br />

aanvankelijke focus iets meer bij de tweede factor over de relatie tot maatschappelijke<br />

structuren die bepalend zijn voor de (re)productie van armoede. Dit omdat het de enige<br />

case binnen de reeks rapporten is waar sociale economie en de link met de arbeidsmarkt<br />

(een extern mechanisme) een belangrijke component is. In tegenstelling tot veel andere<br />

initiatieven in dit veld (kookprojecten, sociale kruideniers, samen tuinen) zijn er<br />

aanzienlijke tewerkstellingsmogelijkheden. Ter vergelijking, wanneer ze niet volledig op<br />

vrijwilligers draaien hebben sociale <strong>restaurants</strong> gemiddeld zes en een half personen in<br />

sociale economie dienst 12 , waar dat er bij sociale kruideniers één is 13 . Sommige sociale<br />

<strong>restaurants</strong>, zoals de Zeven Schaken in Antwerpen, stellen momenteel meer mensen (34)<br />

sociaal te werk dan de sociale kruideniers als sector.<br />

Aangezien het dubbele concept van sociale <strong>restaurants</strong> zich zowel richt op armen als<br />

personeel en als doelpubliek, blijkt ook de derde factor van de relatie tot de positie van<br />

mensen in armoede van belangrijk te zijn.<br />

De eerste factor bestaat uit de subjectieve condities voor structurele <strong>armoedebestrijding</strong>.<br />

Draagt de case bij tot de creatie van solidariteit en van draagvlak voor systemische<br />

11 Voor een introductie tot sociale innovatie, zie Ghys, Oosterlynck, 2013a; voor een verdere<br />

introductie tot dit analysekader, zie Ghys, Oosterlynck, 2014a; voor een introductie tot de<br />

onderliggende armoedetheorie, zie Ghys, 2014.<br />

12 Schriftelijke bevraging voor dit onderzoek, n34.<br />

13 Presentatie op 6 Oktober 2014 op het Lerend Netwerk <strong>Sociale</strong> Kruideniers van interne bevraging<br />

door <strong>Sociale</strong> Kruideniers Vlaanderen van 18 sociale kruideniers.


verandering? Het gaat daarbij niet over de ‘objectieve’ materiële condities (is<br />

<strong>armoedebestrijding</strong> technisch mogelijk?), maar wel over de ‘subjectieve’ condities (het<br />

draagvlak, de wil en het politieke klimaat om het te doen). Dit kan van doorslaggevend<br />

belang zijn omdat het lot van de armen grotendeels afhangt van de politieke wil tot<br />

verandering in de structuren die armoede produceren. Andersom kan SI die bijdraagt tot de<br />

‘undeservingness’ (Gans, 1995) en stigmatisering van de armen hun positie onderaan de<br />

samenleving consolideren. De activiteiten die kunnen bijdragen aan een draagvlak voor<br />

structurele veranderingen doelen onder meer op de politisering van noden (signaalfunctie,<br />

actievoering, netwerken), sensibilisering (bewustmakingsacties, media, kennis van<br />

armoede), het verhinderen van stigmatisering (vooroordelen, stigma), en het mobiliseren<br />

van mensen in armoede rond hun sociale noden (reflectie op noden, collectieve aanpak).<br />

De tweede factor gaat over de mate waarin de case gericht is op het veranderen van<br />

structuren van uitsluiting, die bepalend zijn voor de (re)productie van armoede (Ghys,<br />

2014). Dan gaat het om zaken zoals structurele werkloosheid en ondertewerkstelling,<br />

commodificatie, individualisering van noden, sociale uitsluiting op basis van etniciteit,<br />

gender of klasse, etc. Bepleit de case hier andere principes van de organisatie van de<br />

verdeling van materiële middelen of oppert het nieuwe instituties of collectieve diensten<br />

die de productie van armoede op maatschappelijk niveau kunnen voorkomen?<br />

De derde factor bestaat uit de relatie tot de positie van individuele mensen in armoede. Kan<br />

of wil het project de positie van mensen in armoede duurzaam verbeteren? Neemt het<br />

project bepaalde uitsluitingen en/of ongelijke machtsverhoudingen weg, die als obstakels<br />

optreden in het traject dat mensen in armoede afleggen, of consolideert ze die? Idealiter<br />

kan een SI sociale noden op zo’n manier lenigen dat de structurele positie van een arm<br />

individu binnen de verdeling van hulpmiddelen en denkkaders verbetert, en dus een<br />

bepaalde uitsluiting verdwijnt. Hierbij is er o.a. aandacht voor machtsverhoudingen, de<br />

relatie van mensen in armoede tot sociale uitsluiting (aanpak van noden, begeleiding rond<br />

obstakels, kansen op sociale mobiliteit) en de mate waarin een SI mensen controle geeft<br />

over hun eigen noden (doelstellingen, overdracht hefbomen). Aangezien het ook<br />

belangrijk is te kijken op welke posities de SI ingrijpt, is er aandacht voor de<br />

samenstelling van het doelpubliek en het bestaan van drempels tot deelname (financiële<br />

drempels, toegang voor etnische groepen, etc.)<br />

De vierde factor is de schaal en de verspreiding (mogelijkheden) van de SI. Om<br />

systemische verandering te bekomen, is het voor SI doorgaans een conditie om een bepaald<br />

gewicht te hebben dat op de structuren kan wegen zodat het geen losstaand experiment<br />

blijft (Ghys, Oosterlynck, 2013b). De grootte van een SI is echter evenzeer bepalend voor<br />

zowel de positieve als de negatieve gevolgen voor <strong>armoedebestrijding</strong>, aangezien het<br />

mogelijke problemen ook uitvergroot. Hierbij is er o.a. aandacht voor de verspreiding die<br />

relevant is voor territoriale gelijke toegang, en de schaal waarop de SI georganiseerd is.<br />

Daarnaast moet er ook oog zijn voor de continuïteit en groeimogelijkheden om iets<br />

structureel te verankeren, rekening houdend met het politieke draagvlak en met het<br />

samengaan met andere tendensen.<br />

Ten vijfde is er de complexe relatie met de overheid en de brede institutionele context<br />

waarbinnen het project zich afspeelt. We bekijken de mate waarin het project in contact<br />

staat met bestaande diensten en actoren binnen de welvaartstaat, en of institutionele<br />

leerprocessen in gang worden gezet die bestaande diensten doelmatiger maken in het<br />

bestrijden van armoede. Daarnaast is er ook aandacht voor processen zoals het afschuiven


1975<br />

1982<br />

1984<br />

1985<br />

1988<br />

1989<br />

1994<br />

1995<br />

1997<br />

1998<br />

1999<br />

2001<br />

2002<br />

2003<br />

2004<br />

2005<br />

2006<br />

2008<br />

2009<br />

2010<br />

2011<br />

2012<br />

van verantwoordelijkheid <strong>vanuit</strong> de overheid, en voor wat deze laatste van het project<br />

verwacht.<br />

2. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> ontleed, perspectieven voor<br />

<strong>armoedebestrijding</strong><br />

Dit onderdeel omvat de eigenlijke analyse van de benadering van sociale <strong>restaurants</strong> en de<br />

potentiële bijdrage tot structurele <strong>armoedebestrijding</strong>, waarin we dezelfde case telkens<br />

opnieuw zullen bekijken door de vijf perspectieven uit het analysekader. Daarbij krijgt de<br />

derde factor over de relatie tot de sociaaleconomische mechanismes die armoede<br />

produceren prioritaire aandacht. Alvorens met de eerste factor te beginnen, zullen we<br />

beknopt het ontstaan van sociale <strong>restaurants</strong> bespreken.<br />

2.1. Waar komen sociale <strong>restaurants</strong> vandaan?<br />

Van de 37 <strong>restaurants</strong> die hun jaar van ontstaan in de bevraging invulden was de vroegste<br />

(De Harmonie in Brussel) ontstaan in 1975. Het doorzoeken van krantenartikels geeft<br />

eenzelfde resultaat, waarin het vroegst ontstane sociale restaurant waarover bericht wordt<br />

restaurant Solarium is dat in 1976<br />

ontstond 14 . Wanneer we kijken naar<br />

de frequentie (zie figuur 1) van<br />

opstartjaren in de bevraging zien we<br />

dat de meeste <strong>restaurants</strong> zijn<br />

opgestart tussen de jaren rond de<br />

eeuwwisseling en 2010. Hoewel het<br />

concept al ouder is gaat het dus om<br />

een SI die in het laatste decennium<br />

aanzienlijk gegroeid is.<br />

4,5<br />

4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Uit het doornemen van de<br />

krantenartikelen doorheen de jaren Figuur 1. Ontstaan sociale <strong>restaurants</strong> per jaar<br />

1990 blijkt dat sociale <strong>restaurants</strong><br />

dubbele wortels hebben, die wel beide verband houden met armoede. Een eerste context<br />

waarin ze vaak ter sprake komen is die van caritatieve hulp, in de zin van zeer goedkope<br />

maaltijden voor daklozen en de allerarmsten, waarin de <strong>restaurants</strong> van Poverello het meest<br />

typische voorbeeld zijn. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> worden in die context vaak in één adem<br />

genoemd met voedselbedeling, waarbij ze ook soms afnemer van de voedselbanken zijn<br />

(Steunpunt mensen zonder papieren, 2003). Een tweede context waarin sociale <strong>restaurants</strong><br />

reeds vroeg genoemd worden is die van sociale tewerkstelling. Doorheen de tijd zijn<br />

sociale <strong>restaurants</strong> vaak aangehaald als standaardvoorbeeld voor sociale economie, en<br />

werden ze regelmatig vernoemd als potentiële werkplek door schepenen en ministers van<br />

werkgelegenheid of sociale economie 15 . Hoewel deze SI langzaam lijkt weg te evolueren<br />

van een context van noodhulp naar meer volwaardige buurt<strong>restaurants</strong>, zullen we in de<br />

14 Gazet van Antwerpen, 29 Augustus 1996.<br />

15 Bv. door staatsecretaris voor maatschappelijke integratie Peeters in 1999 (Nieuwsblad, 27<br />

Februari 1999); door Vlaams minister van werk Landuyt in 2001 (De Morgen, 22 September 2011);<br />

door federaal minister voor sociale economie Anciaux in 2003 (De Morgen, 11 Oktober 2003); en<br />

door Vlaams Minister voor sociale economie van den Bossche in 2010 (De Morgen, 3 Maart 2010).


komende delen zien dat de associatie met liefdadigheid en daklozen de <strong>restaurants</strong> blijft<br />

achtervolgen.<br />

Wanneer we kijken naar de individuele ontstaansgeschiedenis van de bezochte projecten,<br />

dan zien we dat de <strong>restaurants</strong> van Sense 16 in Antwerpen voortkomen uit o.a. de Buurt<br />

Ontwikkelings Maatschappij (voor geschiedenis BOM zie Christiaens, Moulaert, Bosmans,<br />

2007), met de Zeven Schaken als eerste project. Zo vertelt de afgevaardigde bestuurder van<br />

Sense: “15 jaar geleden hebben drie partijen de armen in mekaar geslagen, dat waren de<br />

Broeders van Liefde, die hadden een vestiging in Sint Job, het OCMW van Antwerpen met<br />

toen als voorzitter Bob Cools, en de Buurt Ontwikkelings Maatschappij” (Interview<br />

bestuurder Sense). Vaak is er ergens in het ontstaan een link met de kerk of de christelijke<br />

zuil. Soms zijn het rechtstreeks christelijke organisaties zoals Poverello en verscheidene<br />

gelijkaardig geïnspireerde initiatieven in het Brusselse 17 , maar ook bij onafhankelijke<br />

tewerkstellingsprojecten zoals Sense zit Beweging.net nog altijd de raad van bestuur. Ook<br />

Klavertje Vier in Hasselt krijgt steun van de kerk, ook al is men daar onafhankelijk van:<br />

“In principe zijn we onpartijdig, maar we krijgen wel geregeld steun <strong>vanuit</strong> die hoek. (…).<br />

De kerk steunt ons, maar wij zijn er niet afhankelijk van” (Interview coördinator).<br />

In de schriftelijke bevraging werd ook gepeild naar het samengaan met andere initiatieven.<br />

De voorgegeven aan te vinken opties waren (n39): voedselbedeling (4) , sociale<br />

kruideniers (4), daklozenopvang (0) 18 en Verenigingen waar armen het woord namen (2).<br />

Zoals we zien is er geen sterk verband in het samengaan met één bepaalde andere SI<br />

activiteit. Er was ook een vrij in te vullen optie, waaruit bleek dat tegenwoordig (dit is niet<br />

af te leiden uit de ontstaansgeschiedenis) veel sociale <strong>restaurants</strong> (33%) wel samenhangen<br />

met Lokale Diensten Centra. We komen later terug op deze vaststelling.<br />

2.2. De relatie tot de subjectieve condities van <strong>armoedebestrijding</strong>.<br />

De eerste belangrijke factor voor <strong>armoedebestrijding</strong> waarmee we rekening zullen houden<br />

is de relatie tot de subjectieve condities, of de potentiele invloed op- of samenhang met het<br />

draagvlak voor structurele <strong>armoedebestrijding</strong>.<br />

Een eerste vraag is of de benadering van sociale <strong>restaurants</strong> erop gericht is de noden van<br />

mensen in armoede waarin ze werken politiseren, of via actievoering (structurele)<br />

oplossingen voor het armoedeprobleem te eisen. Uit de interviews met betrokkenen blijkt<br />

dit niet zo te zijn:<br />

“Dat [politiek maken van noden] doen we niet. Wij zijn ondernemers, wij zijn geen<br />

opbouwwerk. Wij willen ons daar heel duidelijk van onderscheiden, niet distantiëren<br />

hé, onderscheiden. Wij hebben een drive, een economische drive” (Interview<br />

afgevaardigd bestuurder Sense).<br />

16 Sense is een groepsnaam en merk. Juridisch valt het uiteen in vzw CAS (sociale werkplaatsen)<br />

en vzw ZU (lokale diensteneconomie) die samen alle <strong>restaurants</strong> beheren maar dezelfde<br />

organisatie vormen. Voorheen viel die enkel onder CAS vzw. Om verwarring te vermijden verwijzen<br />

we naar deze entiteit als ‘Sense’.<br />

17 Zie bijvoorbeeld de sociale <strong>restaurants</strong> in de rondvraag over voedselhulp in Brussel door het<br />

Steunpunt Mensen Zonder Papieren, 2003.<br />

18 Initiatieven die zich volledig op daklozen richten vielen echter reeds buiten de afbakening van de<br />

sample.


“actievoeren zelf doen wij niet. Wij proberen ons te profileren als groep van, wij zijn<br />

dat, wij bieden dat aan, u bent welkom, maar wij zullen ons niet vermengen met het<br />

een of andere vlag of partij, wij zijn volledig partij ongebonden, volledig<br />

onafhankelijk (…) Wij moeten zo neutraal mogelijk blijven want wij mogen nooit<br />

aan een bepaalde kleur gekoppeld worden he, dat kan niet (…) want dan verbrand je<br />

u, dan zet je u eigen vast” (Interview chef-begeleider Kom.Eet).<br />

“Zo direct doen wij dat niet, maar wij maken ons bekend. Wij zijn er, wij zitten bij<br />

welzijnszorg, daar zitten wij mee in. Tja. (…) Niet direct dat wij aan politiek gaan<br />

doen” (Interview coördinator Klavertje Vier).<br />

Tijdens de interviews kwam er geen specifiek standpunt rond armoede of<br />

<strong>armoedebestrijding</strong> naar boven waarmee de sociale <strong>restaurants</strong> naar buiten zouden kunnen<br />

komen. Soms zijn sociale <strong>restaurants</strong> verbonden aan een netwerk dat een politiserende<br />

functie kan hebben (zoals Beweging.net), maar deze worden daar doorgaans niet voor<br />

gebruikt gezien er geen interesse is in politisering. Er lijkt een gevoel te overheersen dat<br />

men zich bij hun leest moet houden.<br />

Hoewel <strong>restaurants</strong> een plek zijn waar mensen samen gebracht kunnen worden, zetten de<br />

bevraagde sociale <strong>restaurants</strong> ook niet in op het mobiliseren van mensen in draagvlak rond<br />

het opeisen van sociale rechten of de creatie van draagvlak voor structurele<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>. Zoals we zagen hangen sociale <strong>restaurants</strong> in zeldzame gevallen (één<br />

van de twee gevallen binnen de sample van 39 was restaurant de Drukkerij van Leren<br />

Ondernemen, die we in dit rapport ook nader onderzoeken) samen met verenigingen waar<br />

armen het woord nemen. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> mengen zich in de geschreven media<br />

doorgaans ook niet in het debat rond armoede, een zeldzaam geval waarin een sociaal<br />

restaurant zich uitspreekt tegen liefdadigheid (Het Nieuwsblad, 22 Dec. 2000, p. 15) daar<br />

gelaten. Wel waren ze onderwerp van een korte rel in de aanloop naar de Antwerpse<br />

gemeente raadsverkiezingen van 2012: tussen 12 Oktober en 31 December 2012 zou deze<br />

40 krantenartikels overspannen. Deze begon voor de verkiezingen met dat de Antwerpse<br />

NVA-fractie zich liet ontvallen dat sociale <strong>restaurants</strong> marktverstorend konden werken en<br />

daardoor weg moesten. Dit werd door toenmalig uittredend burgemeester Patrick Jansens<br />

opgepikt als discussiepunt in het verkiezingsdebat. Nadien werd de toekomst van de<br />

sociale <strong>restaurants</strong> verder onderwerp van discussie in de formatie, waar het op een bepaald<br />

moment zelfs als breekpunt voor CD&V genoemd werd (Gazet van Antwerpen, 3 Dec.<br />

2012, p. 15). Zoals later bij politiek draagvlak en de relatie tot de overheid zullen<br />

bespreken koos het nieuwe gemeentebestuur er uiteindelijk toch voor om de <strong>restaurants</strong> te<br />

blijven ondersteunen. Opvallend is dat de sociale <strong>restaurants</strong> zelf totaal afwezig waren in<br />

dit debat, en dat de discussie eerder over begroting ging dan over de invulling van de<br />

sociale noden waarop deze SI reageert.<br />

De bezochte sociale <strong>restaurants</strong> hebben geen specifieke boodschap over armoede waarrond<br />

ze willen sensibiliseren en er zijn in de media geen expliciete sensibilisatiecampagnes te<br />

vinden. Wat wel in verband met draagvlak opgemerkt moet worden is dat de actoren van<br />

de sociale <strong>restaurants</strong> zelf soms last blijken te hebben van een negatieve reputatie van hun<br />

initiatief. Volgens sommigen doet het woord sociaal restaurant denken aan soepkeukens en<br />

daklozen opvang:<br />

“ik hou niet van het woordje sociaal restaurant, als je spreekt over sociaal restaurant<br />

dan heeft iedereen het idee van een grote hangar met TL lampen en iedereen op een


ij en dan uit de pot. Wij proberen hier de mensen zo veel mogelijk een restaurant<br />

gevoel te geven. Omdat het hier ook zo ingedeeld is, dat het gezellig is, open keuken<br />

dat ze kunnen zien. Hier hebben we het over een buurtrestaurant” (Interview chefbegeleider<br />

Kom.Eet).<br />

“Wij merken dat er bij sommige mensen een drempel is, en daar proberen wij aan te<br />

werken ook door heel regelmatig groepen (…) uit te nodigen voor een rondleiding<br />

(…). Dat als ze het restaurant hebben gezien, van ‘ah het is toch niet zo’. (…) Als je<br />

de reclame in de winter ziet van Douwe Egberts (…) dan zie je daar twee daklozen,<br />

met erboven sociaal restaurant. Voor heel veel mensen is dat het beeld” (Interview<br />

coördinator Klavertje Vier).<br />

Dit beeld kan stigmatiserend werken voor mensen in armoede zelf en eventueel andere<br />

groepen afschrikken of het restaurant beschouwen als een exclusieve dienst ‘voor’ mensen<br />

in armoede (schaamte als drempel <strong>vanuit</strong> de positie van mensen in armoede bespreken we<br />

in de derde factor). Hoewel dit zeker deel van de ontstaansgeschiedenis is, loopt dit beeld<br />

achter op de evolutie van sociale <strong>restaurants</strong> van caritatieve noodhulp (die nog steeds<br />

bestaan) naar voor het bredere publiek openstaande eetgelegenheden 19 . Bijna 90% van de<br />

sociale <strong>restaurants</strong> staan open voor het algemene publiek (schriftelijke bevraging, n38) en<br />

verschillenden onder hen streven er naar een sociale mix van mensen in armoede en<br />

middenklasse te bereiken. Naast de bijkomende inkomsten kan de strategie om niet enkel<br />

voor mensen in armoede open te staan helpen om de (lokale) steun voor deze SI te<br />

vergroten. In een krantenartikel legt een coördinator van een sociaal restaurant in Gent uit<br />

hoe ze afstand hebben proberen te doen van het caritatieve karakter: “Het is een echt<br />

restaurant. Iedereen betaalt, dus wordt niemand<br />

gestigmatiseerd. De mensen worden bediend. Het marginale is eraf omdat<br />

allerlei soorten mensen komen eten” (Het Nieuwsblad, 22 Dec. 2000, p. 15). In de<br />

focusgroep was er twijfel over of het slim is om in dit licht de term ‘sociaal restaurant’ te<br />

blijven gebruiken, of meer nadruk te leggen op de ‘buurt’ in de naam.<br />

We kunnen voor deze eerste factor concluderen dat de benadering van sociale <strong>restaurants</strong><br />

er niet op gericht is draagvlak voor structurele <strong>armoedebestrijding</strong> te creëren. <strong>Sociale</strong><br />

<strong>restaurants</strong> komen niet met een bepaald standpunt of expertise rond armoede naar buiten,<br />

en mengen zich doorgaans niet in het publieke debat, en proberen hun cliënteel/personeel<br />

niet te organiseren rond het eisen van sociale rechten. Tijdens interviews was wel een groot<br />

begrip voor de armoedesituatie van hun klanten/werknemers te merken, maar hier word<br />

niets mee gedaan. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zijn soms zijdelings betrokken (als onderwerp) bij<br />

enkele publieke discussies of draagvlakkwesties, maar zover ze aan sensibilisering willen<br />

doen is dat vooral rond hun project zelf.<br />

19 Wij gebruiken hier het openstaan naar het algemene publiek om een indicatie op basis van de<br />

schriftelijke bevraging te geven, maar dit geeft geen volledig beeld. Zo staan verschillende<br />

<strong>restaurants</strong> van Poverello (die de liefdadigheid variant duidelijk belichamen) in theorie open voor<br />

het bredere publiek, ook al rekent men maar één euro aan en is er geen alcohol te verkrijgen. Een<br />

andere maatstaf zou kunnen zijn te kijken naar het aantal restaurant dat enkel met vrijwilligers<br />

werkt; wat er 12,8% zijn.


2.3. De relatie tot de maatschappelijke mechanismen die armoede<br />

produceren<br />

Hoe verhoudt de SI zich tot de materiële of sociaaleconomische structurele oorzaken van<br />

armoede zoals werkloosheid, te lage lonen of vervangingsinkomens, individualisering van<br />

noden en de middelen om deze te bevredigen, de ongelijke verdeling van middelen. Het<br />

verschil met de volgende factor is dat het hier gaat om structurele maatschappelijke<br />

mechanismes die extern zijn aan het leven van individuen in armoede maar wel de kans om<br />

in armoede te belanden bepalen. Binnen het gelaagde model van <strong>armoedebestrijding</strong> van<br />

Dierckx & Ghys (2013) gaat het hier om de derde ‘systemische’ laag van<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>, waarbij de lat hoger ligt dan het versterken van individuen die reeds in<br />

armoede zijn vis-à-vis deze structuren (derde factor).<br />

In wat volgt zullen we eerst kijken naar de benadering van sociale <strong>restaurants</strong> en hoe ze<br />

zelf invulling geven aan het begrip ‘structureel’ en aankijken tegen hun plaats tegenover de<br />

‘structurele’ productie van armoede. Daarna nemen we de relatie met de arbeidsmarkt en<br />

inkomenszekerheid onder de loep. Tenslotte stellen we de vraag naar het potentieel om tot<br />

alternatieve collectieve diensten te komen.<br />

Om de benadering van een SI binnen deze factor te begrijpen is het van belang te kijken<br />

naar of en hoe ze zich oriënteren tegenover materiële structurele mechanismes die armoede<br />

reproduceren. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zijn niet als sector verenigd en hebben geen officieel<br />

standpunt of analyse van het armoedeprobleem en hun rol daarin (in tegenstelling tot<br />

bijvoorbeeld sociale kruideniers, zie Ghys, Oosterlynck, 2015). In de schriftelijke<br />

bevraging werd wel de vraag ‘Dragen sociale <strong>restaurants</strong> volgens u bij aan het structureel<br />

oplossen voor armoede, en zo ja, op welke manier?’ opgenomen, die we als vertrekpunt<br />

voor de analyse zullen gebruiken. Gezien dit een open vraag is zijn de antwoorden<br />

uiteenlopend. Een aanzienlijk aantal respondenten heeft de uitgesproken mening dat<br />

sociale <strong>restaurants</strong> niet structureel ingrijpen op de oorzaken van armoede, enkele<br />

voorbeelden:<br />

“Ze dragen niet bij aan een structurele oplossing gezien er altijd mensen zullen zijn<br />

die behoefte hebben, maar eten en kledij geven is niet voldoende. De grote zorg is<br />

huisvesting!”<br />

“Geen structurele oplossing voor armoede, wel versterking van het sociaal weefsel<br />

en invloed op volksgezondheid (een gezonde maaltijd versus fast food ed. )”<br />

“Neen, een sociaal restaurant gaat zeker de armoede niet oplossen. Het geeft de<br />

mogelijkheid om een gezonde maaltijd te nuttigen en sociaal contact te hebben met<br />

leeftijdsgenoten. Deze twee zaken kunnen een bijdrage leveren om een menswaardig<br />

leven te leiden”<br />

“Niet echt structureel, mensen gaan er geen beter inkomen of positie in de<br />

maatschappij door verwerven. Ze gaan wel goed eten, etenskosten besparen in hun<br />

beperkt budget, andere mensen ontmoeten en vriendschappen sluiten en doordat de<br />

informatie uit hun levens aan bod komt tijdens beleidsoverleg is er onrechtstreeks (en<br />

waarschijnlijk in beperkte mate) invloed op beleid mbt <strong>armoedebestrijding</strong>. Het gaat<br />

vooral om het menselijke aspect: voelen dat ze ergens toch nog meetellen en niet<br />

enkel een ‘onderwerp’ zijn”


Een aantal respondenten antwoord rechtstreeks positief:<br />

“Ja door middel van de maaltijden zelf (goedkoop en gezond) en vooral het sociaal<br />

contact”<br />

“Zeker. Isolementsproblematiek wordt aangepakt. Gezonde, goedkope maaltijd is<br />

een noodzaak voor mensen in armoede”<br />

“Ja: als in een van de eerste levensbehoeften (eten) wordt voldaan, kan je ook<br />

gemakkelijker met andere zaken aan de slag. Je leert in het restaurant “lotgenoten”<br />

kennen; elkaar helpen, tips geven, plannen maken, niet geïsoleerd raken,<br />

hulpverlenende instanties leren kennen etc.”<br />

Uit deze antwoorden is echter niet af te leiden hoe sociale <strong>restaurants</strong> op de productie van<br />

armoede ingrijpen door de structuur van de samenleving te veranderen, enkel hoe ze<br />

mensen die reeds arm zijn ondersteunen (gezonde voeding, ontmoeting, budgetbeheer). Dit<br />

is een invulling van het begrip structureel die het onderwerp van de volgende factor vormt.<br />

Opvallend is dat slechts een minderheid (4) van de bevraagden verwijzen naar sociale<br />

tewerkstelling als bijdrage tot <strong>armoedebestrijding</strong>:<br />

“Tewerkgestelden bouwen succeservaringen op en geven die door aan volgende<br />

generaties. Klantenmix vergroot het onderling respect en begrip en verlaagt<br />

uitsluiting<br />

Gezonde voeding zorgt voor betere gezondheid, geeft positieve energie en verlaagt<br />

generatie-ongezondheid”<br />

“<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> dragen bij aan structureel oplossen van armoede bij de<br />

medewerkers: verschillende personeelsleden komen uit een situatie van armoede en<br />

krijgen tijdens de tewerkstelling binnen ons project niet alleen de kans om gedurende<br />

enkele jaren een hoger inkomen en een stabiele job te verkrijgen, maar ook om zich<br />

bij te scholen en nadien meer kans te maken op een degelijke job in het regulier<br />

circuit. Het effect op armoede bij onze klanten is in onze werking minder zichtbaar,<br />

aangezien we ons niet nadrukkelijk profileren als een organisatie die rond armoede<br />

werkt. Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat we mensen met een laag inkomen<br />

helpen om betaalbaar en gezond te eten en een sociaal netwerk te onderhouden en uit<br />

te bouwen, maar anderzijds blijft het idee van een sociaal restaurant natuurlijk altijd<br />

een niet-structurele oplossing: in principe zou iedereen een voldoende hoog inkomen<br />

moeten kunnen verwerven om niet aangewezen te zijn op een sociaal tarief.”<br />

Het feit dat de meeste sociale <strong>restaurants</strong> (ook wie veel mensen tewerkstelt) enkel aan het<br />

helpen van hun klanten denken bij <strong>armoedebestrijding</strong> is interessant. Ook tijdens de<br />

interviews bij medewerkers van Sense viel dit op, des te meer omdat ze zichzelf sterk als<br />

tewerkstellingsinitiatief profileren maar de link met armoede voornamelijk zoeken bij de<br />

klanten. Uit onze data komt echter voldoende materiaal naar voren om de relatie tot de<br />

arbeidsmarkt en crisissen in inkomen als structurele oorzaak van armoede op<br />

maatschappelijk niveau 20 verder te analyseren, ook al situeren sociale <strong>restaurants</strong> hun<br />

potentieel voor <strong>armoedebestrijding</strong> vooral in hun relatie tot de klanten.<br />

20 Op de bredere mogelijkheden tot participatie (zowel via vrijwillig- als betaald werk) en de<br />

positie/ervaring van de werknemers binnen deze SI als individuen komen we terug in het volgende<br />

onderdeel.


2.3.1. Het sociaal <strong>restaurants</strong> als plaats voor sociale<br />

tewerkstelling<br />

Er zijn geen cijfers beschikbaar over de totale tewerkstelling in de sector van sociale<br />

<strong>restaurants</strong> (die trouwens als populatie niet exact gekend is), maar de schriftelijke<br />

bevraging geeft enig inzicht in de situatie. Niet alle sociale <strong>restaurants</strong> werken met betaald<br />

personeel, een kleine minderheid (12,8%, of 5 op 39) werkt uitsluitend met vrijwilligers.<br />

Hieruit kunnen we concluderen dat deze SI tegenwoordig meer in een context van sociale<br />

economie in plaats van traditionele liefdadigheid zit, ook vinden we daar haar wortels. De<br />

overige 87,2 % (n34) werkt met een mix van statuten. Onze bevraging peilde naar het<br />

aantal vrijwilligers, mensen in arbeidszorg 21 , mensen in alle sociale economie statuten<br />

(LDE, Gesco, Sine, …) met als expliciete subcategorie Artikel 60 tewerkstelling, en ten<br />

slotte reguliere arbeidsplaatsen in het restaurant.<br />

Gemiddeld zijn er in een sociaal restaurant dat niet zuiver op vrijwilligers werkt (maar niet<br />

noodzakelijk in die combinatie): 4,7 vrijwilligers, 1,1 personen in arbeidszorg, 6,7<br />

personen in sociale tewerkstelling, waarvan 3,3 met een tijdelijk artikel 60 contract.<br />

Daarnaast zijn er ook 2,2 reguliere personeelsleden. In absolute aantallen 22 gaat dit in de 34<br />

‘moderne’ sociale <strong>restaurants</strong> (de 5 zonder tewerkstelling niet meegeteld) om 160<br />

vrijwilligers; 40 mensen in arbeidszorg; 229 in sociale tewerkstelling waarvan 113 art. 60<br />

en 78 reguliere tewerkstelling. Hieruit kunnen we afleiden dat een sociaal restaurant<br />

(doorgaans een kleinschalige onderneming) binnen zijn werking in een aanzienlijk aantal<br />

sociale werkplekken kan voorzien, waarvan nu de helft door mensen met een artikel 60<br />

contract ingevuld worden. Ook tijdens de focusgroep kwam naar voren dat er zeker<br />

potentieel is voor sociale tewerkstelling in deze sector.<br />

Het veldwerk bij de sociale <strong>restaurants</strong> van Sense staat ons toe deze relatie tot de<br />

arbeidsmarkt verder te bestuderen, aangezien deze <strong>restaurants</strong> sterk op tewerkstelling<br />

inzetten. Zo vormen de <strong>restaurants</strong> van Sense die aan de schriftelijke bevraging deelnamen<br />

allemaal uitschieters (ver boven gemiddelde) qua aantal sociaal tewerkgestelden. De<br />

sociale arbeidsplaatsen in deze <strong>restaurants</strong> vallen ruwweg uiteen in drie types: “we hebben<br />

erkenning als sociale werkplaats, wij hebben erkenning als lokale diensten economie, en<br />

wij hebben een partnerschap met het OCMW waar ik net naar verwees, inschakelen artikel<br />

60” (Interview gedelegeerd bestuurder). Het restaurant Foyer de Stroming is als enige<br />

buurtrestaurant van Sense een sociale werkplaats, waardoor er mensen die laag opgeleid en<br />

langdurige (vijf jaar) werkloos een contract kunnen krijgen. De overige <strong>restaurants</strong> zijn<br />

erkend als lokale diensteneconomie, waardoor mensen die lager opgeleid zijn en één jaar<br />

werkloos zijn aangeworven kunnen worden. Beide gaan in theorie om contracten van<br />

onbepaalde duur, ook al is doorstroming het expliciete doel. De derde mogelijkheid is<br />

tewerkstelling via het activeringstraject artikel 60.7 van de OCMW wet 23 . Binnen dit<br />

traject kunnen OCMW klanten (zoals mensen die een leefloon krijgen) die ver van de<br />

arbeidsmarkt staan tijdelijk tewerkgesteld worden binnen sociale economie. De duur van<br />

het contract varieert naar gelang de leeftijd van 1 tot 2 jaar. Tijdens deze periode is het<br />

OCMW de officiële werkgever die de werkplek subsidieert, waarbij het de bedoeling is dat<br />

21 De combinatie enkel vrijwilligers en arbeidszorg kwam niet voor, arbeidszorg is dus steeds in<br />

combinatie met andere vormen van volledig betaalde tewerkstelling<br />

22 Naar onder afgerond indien enkel voltijds equivalenten ingevuld werden zonder vermelding om<br />

hoeveel personen dit ging indien.<br />

23 http://www.mi-is.be/be-nl/ocmw/artikel-60-7


de werknemer op de werkvloer een opleidingstraject doorloopt met oog op een betere<br />

positie op de arbeidsmarkt nadien. Naast mensen die door de jaren uit de werkloosheid (of<br />

andere statuten) in het leefloon zijn gevallen, word artikel 60 vaak gebruikt als eerste<br />

opstap naar de Belgische arbeidsmarkt voor buitenlandse nieuwkomers die via het leefloon<br />

in het systeem binnenkomen. Een andere functie van artikel 60 is dat de tewerkstelling zo<br />

is uitgemeten dat er genoeg sociale bijdragen worden betaald om terug in het<br />

werkloosheidsnet te komen, zodat de persoon niet meer ten laste is van het lokale OCMW<br />

maar van de nationale sociale zekerheid. In alle drie tewerkstellingsvormen is er een luik<br />

opleiding voorzien, waarbij men horeca vaardigheden maar ook bijvoorbeeld Nederlands<br />

kan leren: “Onze filosofie daarrond is, dat de verlaagde loonkost voor de werkgever ons in<br />

de mogelijkheid stellen, verplichten, om te investeren in de opleiding van ons personeel”<br />

(Interview gedelegeerd bestuurder Sense).<br />

In de Antwerpse buurt<strong>restaurants</strong> loopt relatief veel personeel rond waardoor ze de indruk<br />

geven over bemand te zijn:<br />

“Dit is wel horeca, maar er is geen restaurant waar er zoveel personeel is. We<br />

hebben er 21. [Interviewer: Jullie zijn bedoeld over bemand?] Ja, omdat ik zo de<br />

kans kan geven aan mensen die geen stevig profiel hebben, dat die toch de kans<br />

krijgen om te komen werken. Ik heb er hier een staan die de keuken helemaal kan<br />

doen, geen probleem” (Interview Chef-begeleider Kom.Eet).<br />

“Ons uitgangspunt is je moet uw inzet van uw personeel verdubbelen om dezelfde<br />

output te kunnen krijgen als het werk in de privé. Vanwege profielen, het tempo, taal,<br />

en alles van opleidingskansen die moeten worden voorzien om aan die hiaten te<br />

werken” (Interview HR medewerker Sense).<br />

Dit is elementair voor de relatie tot de reproductie van armoede. Wat sociale <strong>restaurants</strong><br />

zoals die van Sense interessant maakt is dat ze bewust naar maximale tewerkstelling<br />

streven en dus zoveel mogelijk mensen binnen wat financieel mogelijk is aannemen. Dit is<br />

het tegengestelde van de normale marktlogica (zo weinig mogelijk mensen binnen<br />

winstmarge) en het is hier dat de principes van deze SI alternatief zijn aan de mechanismes<br />

die via de arbeidsmarkt armoede produceren. Omdat het doel tewerkstelling en opleiding<br />

(binnen een commerciële omgeving) is in plaats van winstmaximalisatie, neemt op dit punt<br />

het volume aan kansen op voltijds formeel inkomen voor laaggeschoolden meer toe dan<br />

binnen het reguliere circuit. Daarnaast gaat deze benadering uit van de nood aan werk in<br />

plaats van de productiecapaciteit van de werknemer, waardoor het niet alleen meer maar<br />

ook andere kansen schept.<br />

Het feit dat dit aspect van structurele <strong>armoedebestrijding</strong> tegen de reguliere marktwerking<br />

ingaat is ook merkbaar in het verzet van de private sector. Door de overheidssteun die<br />

sociale <strong>restaurants</strong> doorgaans ontvangen om hun doelstelling om werkgelegenheid te<br />

creëren waar te maken, krijgen sociale <strong>restaurants</strong> soms wel met verwijten of ongerustheid<br />

te maken <strong>vanuit</strong> de lokale privé sector (interviews HR medewerker en gedelegeerd<br />

bestuurder Sense). Buiten het kunnen aanwerven van meer personeel (wat als oneerlijke<br />

concurrentie gezien wordt), proberen sociale <strong>restaurants</strong> door hun doelstellingen m.b.t.<br />

goedkope maaltijden een zo laag mogelijke prijs te hanteren. Hiertegen brengen de net<br />

vernoemde verantwoordelijken van Sense o.a. in dat sociale <strong>restaurants</strong> een grotendeels<br />

sociaaleconomisch zwakker publiek aanspreken dat anders niet op restaurant zou gaan en<br />

ze dus hun eigen niche hebben. Bovendien zouden ze mensen tewerkstellen die anders van


een uitkering moeten leven, waardoor dit de overheid niet bijzonder veel meer kost. Ten<br />

slotte werft men bewust zwakkere profielen aan (wat de eigen concurrentie positie<br />

verzwakt), en steken sociale <strong>restaurants</strong> tijd in het opleiden van horeca personeel met als<br />

expliciet doel de arbeidsmarkt voor de reguliere horeca te bedienen. Tijdens een discussie<br />

over dit onderwerp in een lerend netwerk sociale <strong>restaurants</strong> 24 werd daar door een sociaal<br />

restauranthouder aan toegevoegd dat net omdat de overheid vaak tussenkomt in<br />

tewerkstelling, ze zich niet van informele arbeidskrachten (zwart werk) kunnen bedienen.<br />

Bij deze discussie is het belangrijk op te merken dat de horeca als sector (bij monde van<br />

Horeca Vlaanderen) formeel niet tegen sociale <strong>restaurants</strong> is, die hun plaats zouden hebben<br />

binnen het horecalandschap 25 . Men geeft wel de voorkeur aan sociale <strong>restaurants</strong> die<br />

werken met aparte tarieven voor doelgroepen, waardoor ‘normale’ klanten die wel elders<br />

zouden consumeren geen te lage prijs zouden betalen.<br />

2.3.2. <strong>Sociale</strong> Restaurants als duurzame werkplek?<br />

<strong>Sociale</strong> tewerkstelling in de genoemde statuten kan voorkomen dat mensen in (financiële)<br />

armoede belanden door de creatie van kwalitatieve en ondersteunende jobs voor<br />

laaggeschoolden, iets waar de reguliere arbeidsmarkt niet voldoende in slaagt. Mensen in<br />

artikel 60 komen van een leefloon dat in België onder de armoedegrens valt. Bovendien<br />

zijn het vaak buitenlandse nieuwkomers die een hoog risico lopen in de armoede te<br />

belanden. Voor de andere statuten worden langdurige werklozen gerekruteerd, wiens<br />

inkomens sinds de invoering van de degressiviteit op de werkloosheidsuitkeringen ook<br />

onder de armoedegrens komt te liggen. Afhankelijk van de gezinssamenstelling en<br />

bijkomende maatregelen kunnen deze arbeidsplaatsen een inkomen opleveren dat armoede<br />

voorkomt:<br />

“Het loon is precies genoeg voor dertig dagen, niet zo veel, maar we doen het ermee.<br />

1400, soms 1500. Dan nog 420 voor kinderbijslag. Maar wat is het probleem, de<br />

kinderbijslag is niet genoeg” (Interview werknemer).<br />

“Het betaalde goed genoeg voor mij. 1400, met maaltijdchecks 1500 is genoeg voor<br />

mij en voor het gezin. Nu met RVA is niet meer genoeg, dat is spijtig” (Interview exwerknemer).<br />

“Tja echt genoeg is het niet altijd voor mijn gezin, maar het is wel beter dan OCMW.<br />

Maar ik wil ook geen OCMW steun, ik wil werk” (Interview ex-werknemer).<br />

Specifiek aan de <strong>restaurants</strong> is eigen dat het om werk gaat met een relatief lage<br />

instapdrempel maar wel een voltijdse werkomgeving kan aanbieden waar mensen<br />

vaardigheden bijleren. Een minimum kennis van Nederlandse is vereist (omgang klanten,<br />

communicatie in keuken), maar tegelijk ligt de drempel laag en geeft het een relatief<br />

veilige omgeving om dit Nederlands te oefenen. Hoewel de tewerkstelling voltijds is heeft<br />

een keuken een bepaald ritme waardoor er ‘dode’ momenten zijn die voor bijscholing<br />

kunnen dienen. Op de werktevredenheid en opleiding van de doelgroep komen we in het<br />

volgende onderdeel terug.<br />

24 Opgezet door Komosie op 2 April 2015. De discussie stond in het thema van prijssetting, na<br />

toelichting van enkele resultaten van dit onderzoek door één van de auteurs.<br />

25 Toelichting standpunt over sociale <strong>restaurants</strong> Horeca Vlaanderen door Eve Diels op lerend<br />

netwerk sociale <strong>restaurants</strong>, 2 April 2015.


De vraag is echter of dit zich ook vertaald in duurzame tewerkstelling en een stabiel<br />

inkomen. Er is jobcreatie voor laaggeschoolden maar het gaat vaak om korttijdige statuten,<br />

wat het structurele effect kan ondergraven. Dit is verschillend per statuut. Mensen met een<br />

artikel 60 contract zijn per definitie tijdelijk (max 2 jaar) tewerkgesteld en hebben geen<br />

zekerheid over een stabiel inkomen, wat de regel soms ook de bijnaam ‘vakantie uit de<br />

armoede’ oplevert. Technisch gezien komt men na artikel 60 bij de RVA terecht, waar de<br />

uitkering voor beperkte tijd nog boven de armoedegrens ligt, maar daarna is het mogelijk<br />

dat mensen terug bij het OCMW belanden. Men moet verplicht vertrekken, en aangezien<br />

veel andere posities ook sociale economie statuten zijn, moet men eerst jaren werkloos zijn<br />

om terug in dienst te kunnen komen. Bij Sense is het beleid mensen geen hoop te geven om<br />

verder te kunnen werken in hun huidige plek, ook al neemt men soms mensen aan in<br />

andere <strong>restaurants</strong>. Tijdens de interviews met ex-werknemers 26 viel op dat dit moeilijk te<br />

begrijpen is voor de doelgroep die uit een veilige werkplek word geduwd los van hun<br />

verdienste:<br />

“Ik had er ook graag blijven werken, maar ja het is na één jaar gestopt. Ik heb nog<br />

aan chef gevraagd maar hij zei neen, kan niet (…) Artikel 60 is geen goed systeem<br />

omdat het te kort is. Het is goed werk, maar ik had liever vast contract. Ik snap het<br />

ook niet, ik werk sneller dan anderen, maar sommige krijgen wel vast contract”<br />

(Interview ex-werknemer).<br />

“Het was hele goede job, goede baas, goede collega’s. Ik wou dat ik kon blijven,<br />

want ze zeiden dat ik goed werkte en goed kon omgaan met mensen. Ik heb ze nog<br />

mail gestuurd maar ze zeiden neen, je moet eerst een tijd werkloos zijn en dan heel<br />

misschien kan je terugkomen. Tja, misschien ooit. Maar dat is raar, ik wil niet<br />

werkloos zijn” (interview ex-werknemer).<br />

“Ik had graag willen blijven, ik was altijd blij daar. Ik zei tegen chef, als je mij vast<br />

contract geeft teken ik onmiddellijk. Maar chef zei neen is nu niet nodig. Spijtig”<br />

(interview ex-werknemer).<br />

“Ik heb ook een keer bij Sense mijn CV gegeven om te blijven werken, maar nu is<br />

het twee maanden en heb ik nog niets gehoord. Het is moeilijk. Ik ben nu ook bij<br />

VDAB, maar dat helpt niet echt. Ik probeer voor veel interims en <strong>restaurants</strong>, maar<br />

het is moeilijk hé (…) Voor mij is het sociaal restaurant beter. Ik ben gewend aan het<br />

systeem. Ik heb geprobeerd 2 dagen om te werken in een ander restaurant in het<br />

centrum, maar dat is anders. Daar is heel veel stress, en schreeuwen op mensen”<br />

(interview ex-werknemer).<br />

Buiten het feit dat het OCMW zou moeten doorbetalen argumenteren de coördinatoren dat<br />

wanneer ze mensen zouden aanhouden het aantal arbeidsplaatsen dicht stropt: “Niemand is<br />

hier eigenlijk voor de rest van zijn leven. Behalve ik hoop ik. Dat houden we echt tegen<br />

want je moet die plaats kunnen vrijmaken, anders stopt het hé. Als je iedereen vast<br />

definitief aanneemt, dan moet je honderden <strong>restaurants</strong> gaan opendoen” (interview Chefbegeleider<br />

Kom.Eet). Mensen in artikel 60 statuut zullen uiteindelijk dus terug blootgesteld<br />

worden aan eventuele crisissen in hun inkomen tenzij ze vast werk vinden in de reguliere<br />

arbeidsmarkt.<br />

26 Deze mensen waren in de loop van het laatste half jaar uitgevloeid bij de sociale <strong>restaurants</strong>. Het<br />

betreft allemaal mensen van buitenlandse origine, wat een correcte weerspiegeling is van het<br />

personeel.


Dit ligt anders voor mensen die in andere sociale economie statuten tewerkgesteld zijn, en<br />

door een vast contract hebben: “met artikel 60 ben je niet zeker, maar met vast contract ben<br />

je zeker” (Interview werknemer in LDE statuut). Maar ook hier ligt er druk op mensen om<br />

door te stromen, aangezien deze jobs ook technisch gezien gericht zijn op opleiding en<br />

toeleiding naar de arbeidsmarkt:<br />

“De druk op de mensen zelf, is de laatste jaren enorm verzwaard. Er word op<br />

gepushed, niet zozeer door ons persoonlijk, maar door mensen die bij ons daarmee<br />

bezig zijn (…) Dat is een druk die op de mensen meer ligt dan vroeger. Zo het gevoel<br />

van ik werk hier eigenlijk niet in een vast systeem, dat is nu bij iedereen aanwezig.<br />

Dat werkt niet altijd even rustig dan vroeger bijvoorbeeld. Vroeger was dat een meer<br />

veilige situatie voor de mensen, dat is niet meer zo” (Interview chef-begeleider<br />

Foyer).<br />

Er bestaat ook een zekere spanning tussen de doorstroom als officiële doelstelling en de<br />

vaste contracten in de sociale economie. De doorstroom bij vaste contracten zou relatief<br />

laag liggen (rond de 3% per volgens HR medewerker), in vergelijking met artikel 60: “We<br />

hebben een doorstroompercentrage gehad van vijftig procent, dan heb ik het over 4-5 jaar<br />

geleden. Nu hoor ik cijfers van rond de 15 a 20%” (Interview gedelegeerd bestuurder). Op<br />

spanning tussen de beleidsdoeleinden en de realiteit van doorstroom in sociale economie<br />

komen we terug bij de vijfde factor over de relatie tot de overheid. Tijdens de focusgroep<br />

wordt ten slotte ook geopperd dat doorstroom niet enkel als een verantwoordelijkheid mag<br />

gezien worden van de sociale initiatieven maar ook van de reguliere markt die er<br />

ontvankelijk voor moet zijn.<br />

Binnen deze factor is het wel relevant aan te stippen dat hoewel deze trajecten niet direct<br />

leiden naar duurzame reguliere tewerkstelling, de soort jobs en opleidingen weldegelijk<br />

relevant zijn voor de bestaande arbeidsmarkt. Volgens de respondenten (voor art.60) meer<br />

zo dan bij andere initiatieven:<br />

“Ik denk dat we met het project waar wij mee werken veel meer succes kunnen<br />

boeken, omdat wij een afgetekend patroon hebben. De collega’s hiernaast dat is<br />

parkzorg en monumentenzorg, als dat traject uit is, er zijn geen bedrijven waar dat<br />

je… zie je? In de horeca kan je veel makkelijker met u mensen weg als je die<br />

opleiding en begeleiding geeft” (interview chef begeleider Kom.Eet).<br />

“Er is zeker vraag naar [op de arbeidsmarkt]. Bij Manus Werkhaven, de bekende<br />

sociale economie partner voor groenzorg, dat is een belangrijke job maar er zijn<br />

weinig privé bedrijven die hetzelfde doen als hen” (interview HR medewerker<br />

Sense).<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> hebben qua doorstroom als voordeel dat ze qua doelpubliek een eigen<br />

niche hebben (kwetsbare doelgroepen) maar dat het werk zelf binnen de bestaande horeca<br />

sector valt. Dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot bijvoorbeeld een SI zoals de kringwinkels,<br />

die binnen de sociale economie veel groter zijn maar eigenlijk een sector op zich vormen<br />

(Cools, Oosterlynck, 2014).<br />

Een subfactor die we nog niet eerder besproken is of deze SI zijn alternatieve benadering<br />

ook kan verankeren in collectieve diensten. Volgens Vranken (2014) kan men armoede<br />

enkel structureel en dus preventief duurzaam oplossen, waardoor collectieve diensten


(Vranken, 1977) belangrijk zijn die 1) de individualisering van noden tegengaan, 2)<br />

mensen dienen die nog niet arm zijn. Bovendien zorgt het openstaan voor iedereen ervoor<br />

dat de tewerkstelling van mensen in armoede niet zuiver conditioneel is op het bestaan van<br />

andere arme klanten. Hoewel deze SI zich meestal richt op bepaalde doelgroepen, zien we<br />

in de bevraging dat 90% van de sociale <strong>restaurants</strong> claimt open te staan voor het algemene<br />

publiek. We bespreken in het volgende onderdeel de samenstelling van het doelpubliek in<br />

meer detail, hier onthouden we enkel dat ook niet armen meestal van het restaurant gebruik<br />

kunnen maken en zo potentieel de tewerkstelling ondersteunen. Bovendien zijn<br />

verschillende sociale <strong>restaurants</strong> erkend als lokale diensteneconomie, waar het realiseren<br />

van een collectieve meerwaarde een voorwaarde voor is. De benadering van sociale<br />

<strong>restaurants</strong> kan dus als alternatieve institutie verankerd worden in een dienst die in principe<br />

openstaat voor iedereen; een buurtrestaurant met sociale tewerkstelling. Deze is potentieel<br />

collectief op vlak van toegang, maar werkt (tenzij er een lage prijs is voor iedereen) op<br />

financieel vlak niet preventief beschermend voor mensen die niet in armoede leven. Voor<br />

hen is het gewoon een eetgelegenheid tussen anderen in het goedkopere marktsegment. Dit<br />

versterkt dus eerder het eerder besproken structurele potentieel op vlak van tewerkstelling,<br />

dan collectief een bepaalde (materiele) nood te decommodificeren 27 .<br />

Conclusie<br />

We zagen dat sociale <strong>restaurants</strong> zichzelf over het algemeen niet zien als een praktijk die<br />

gericht is op het veranderen van maatschappelijke structuren die samenhangen met de<br />

productie van armoede. Diegene die wel denken een structureel verschil te maken zien hun<br />

bijdragen vooral in het versterken van de positie van individuen in armoede, wat we in de<br />

derde factor zullen bespreken. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> staan meestal open voor het algemene<br />

publiek en vervullen zo een collectieve dienst, maar deze is doorgaans niet gericht op het<br />

voorkomen van de productie van armoede op het niveau van de gehele samenleving via de<br />

decommodificatie van voedsel.<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> maken echter potentieel wel een structureel verschil met betrekking tot<br />

de arbeidsmarkt door te streven naar maximale tewerkstelling van kwetsbare groepen<br />

binnen wat economisch mogelijk is. Deze benadering verschilt hierin beslissend van de<br />

normale marktlogica. Het voorkomen van de productie van armoede via werkcreatie voor<br />

groepen die anders statistisch gezien met vrij grote zekerheid in armoede zouden verkeren<br />

is een wezenlijk onderdeel van veel sociale <strong>restaurants</strong>. De sector leent zich goed tot<br />

sociale tewerkstelling in verschillende statuten. Afhankelijk van het statuut en de kansen<br />

op doorstroming naar de reguliere markt resulteert dit in een stabiel inkomen of slechts het<br />

tijdelijk voorkomen van armoede.<br />

2.4. Relatie tot de positie van mensen in armoede<br />

We zagen dat de meeste sociale <strong>restaurants</strong> hun relevantie voor <strong>armoedebestrijding</strong> vooral<br />

in individuele termen zien, namelijk het helpen en versterken van individuen in armoede.<br />

In de interviews komt naar voren dat de betrokken actoren hun relevantie voor mensen in<br />

27 Dit zou dan eerder neigen naar de staats<strong>restaurants</strong> uit het voormalige Oostblok waar iedereen<br />

tegen een zeer lage prijs een vast menu kan eten, wat een andere benadering is voor ruwweg<br />

dezelfde infrastructuur.


armoede zien in het aanbieden van goedkope voeding, het koken voor mensen die dit niet<br />

zelf kunnen en het stimuleren van sociaal contact. Bij de bespreking van deze factor gaan<br />

we dieper in op hoe de SI de individuele positie van mensen in armoede benaderd. Eerst<br />

kijken we op welke noden of processen van uitsluiting de werking van de <strong>restaurants</strong> zich<br />

richt en in welke volgorde van belangrijkheid. Daarna kijken we naar <strong>vanuit</strong> welke posities<br />

de SI toegankelijk is en hoe de machtsverhoudingen binnen het initiatief zijn.<br />

2.4.1. Het sociaal restaurant als goedkope maar kwalitatieve<br />

eetgelegenheid en ontmoetingsplek.<br />

In de presentatie ‘Meervoudige maatschappelijke meerwaarde’ op een studiedag (11 Juni<br />

2013) claimt Sense dat sociale <strong>restaurants</strong> ingrijpen op armoede door 1) het aanbieden van<br />

maaltijden aan gereduceerd tarief en 2) de activering van doelgroep medewerkers. <strong>Sociale</strong><br />

cohesie en ontmoeting word als apart punt aangehaald. We zullen eerst de werking van het<br />

restaurant naar de klanten toe behandelen alvorens naar het personeel te kijken.<br />

Betreffende die klanten werd in de bevraging een vraag opgenomen naar de motivatie van<br />

klanten om het restaurant te bezoeken. Er was de keuze tussen geldgebrek, sociaal contact<br />

en onvermogen om zelf te koken (weinig-veel op schaal 1-5). Hieruit bleek dat alle opties<br />

belangrijk bleken en restauranthouders dachten dat sociaal contact de belangrijkste<br />

motivatie was, gevolgd door onvermogen zelf te koken en geldgebrek (n39). Dit wijkt<br />

enigszins af van de klantenbevrachting die Sense door Deloite liet uitvoeren, waarin de<br />

klanten sociaal contact pas na betaalbare prijs zetten in wat ze belangrijk vinden. We<br />

zullen eerst het goedkope eten bespreken en vervolgens de ontmoetingsfunctie.<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> hebben meestal 28 als opdracht het aanbieden van goedkope en gezonde<br />

maaltijden voor mensen in kwetsbare posities:<br />

“Ik denk op gebied van <strong>armoedebestrijding</strong>, dat wij de mensen de mogelijkheid<br />

geven om hier vers eten te hebben. Je kunt hier aan drie euro eigenlijk uw volledige<br />

maaltijd hebben met drinken bij hé, want water is hier gratis. Dus op die manier<br />

kunnen die mensen met 18 euro, want wij zijn 6 dagen open, een hele week eten”<br />

(Interview Chef-begeleider Kom.Eet).<br />

Een vaak voorkomende opstelling is dat sociaal <strong>restaurants</strong> één dagelijkse hoofdschotel<br />

hebben, aangevuld met een wekelijkse tweede optie (al dan niet vegetarisch) en soms met<br />

voorgerechten of desserts om uit te kiezen. Ongeveer één derde van de sociale <strong>restaurants</strong><br />

in de bevraging werkt met een vast tarief, de overige <strong>restaurants</strong> gebruiken meerdere<br />

tarieven afhankelijk van de positie van de klant (op basis van leeftijd, inkomen,<br />

woonplaats, etc.). De gemiddelde laagste prijs voor een hoofdschotel 29 voor mensen is<br />

armoede (inclusief als er maar één tarief is) bedraagt 3,1 euro. Binnen onze sample<br />

varieert de laagste prijs tussen 1 en 7.5 euro. Bij de bezochte restaurant troffen we de<br />

volgende tarifering aan:<br />

“1 euro soep, 1 euro dessert, 3.75 euro voor hoofdschotel [voor iedereen]”<br />

(Interview coördinator Klavertje Vier).<br />

28 Er bestaan ook etablissementen die de naam sociaal restaurant gebruiken maar een gewone<br />

menukaart hebben en enkel sociaal economie tewerkstelling bieden, maar dit valt buiten onze<br />

afbakening.<br />

29 Bij sommige <strong>restaurants</strong> zit hier soep inbegrepen, maar dat is geen voorwaarde voor berekening.


“Twee euro voor een maaltijd voor mensen in armoede, en gewonen mensen,<br />

iedereen kan komen eten hé, die betalen vijf” (projectmedewerker Leren<br />

Ondernemen).<br />

Bij Sense hebben alle buurt<strong>restaurants</strong> hetzelfde tarief: Een normaal tarief zonder korting<br />

van 8 euro, Senioren betalen 6.2 euro, OCMW klanten betalen 3 euro, en kinderen van<br />

OCMW klanten betalen 1 euro voor een kindermenu. Deze kortingen worden<br />

voorgeschoten door het lokale OCMW. Daarnaast zijn er ook sommige klanten die een<br />

ticket van het OCMW krijgen om gratis te eten:“En er zijn ook klanten die gratis eten hé.<br />

Wij hebben ook kaartjes die de sociale centra aan sommige mensen uitdelen. Dat zijn<br />

kaartjes die op dag zijn, die door het OCMW worden uitgedeeld aan bepaalde mensen die<br />

helemaal niets meer hebben door omstandigheden” (Interview Chef-begeleider Kom.Eet).<br />

Dit systeem bestaat ook bij de andere bezochte <strong>restaurants</strong> in Hasselt en Leuven, al moet<br />

erbij gezegd worden dat dit eerder om uitzonderingen gaat, en de overgrote meerderheid<br />

zelf betaald. Hierdoor kunnen we de benadering van sociale <strong>restaurants</strong> niet echt tot<br />

noodhulp rekenen, ook al kunnen ze daar tijdelijk voor worden ingezet.<br />

Met de gemiddelde prijs van 3.1 euro in het achterhoofd is het belangrijk stil te staan bij<br />

het gebruik van deze SI. Zijn sociale <strong>restaurants</strong> bedoeld voor frequent gebruik waarbij het<br />

gaat om het voorzien in de dagelijkse voeding, of dienen ze om ‘eens uit te gaan eten’? In<br />

het eerste geval is het niet zo dat sociale <strong>restaurants</strong> de nood aan voeding<br />

decommodificeren, aangezien de gemiddelde prijs niet per definitie per persoon lager ligt<br />

dan de kost om zelf te koken. Als vergelijking kunnen we hier de referentiebudgetten 30<br />

gebruiken die binnen het VLAS ontwikkeld werden (Storms, Penne, Vandelannoote, Van<br />

Thielen, 2015). Hierin ligt het gemiddelde dagbudget voor voedsel per persoon op 5 euro,<br />

waardoor we 2.5 euro 31 als gemiddelde kunnen nemen voor de warme maaltijd. Vele<br />

betrokkenen beseffen dat hun prijssetting een drempel vormt voor de meest arme<br />

doelgroep:<br />

“Als we het echt over armoede hebben, echt arme mensen, kunnen nauwelijks bij<br />

ons komen eten. Als je weet dat een middagmaal nog altijd drie euro kost, als je de<br />

simpele rekening maakt van een koppel dat in relatieve armoede leeft, en samen gaan<br />

die dus twee keer per week, wat dat is zo toch een minimum is om een beetje gezond<br />

en goed te eten, dan geven die 48 euro uit. Terwijl dat die voor 48 euro relatief veel<br />

zouden kunnen kopen” (Interview gedelegeerd bestuurder Sense).<br />

“Klavertjevier zie ik niet direct als <strong>armoedebestrijding</strong>, omdat voor iemand die echt<br />

arm is, is 3.75 iedere dag nog teveel (…) voor iemand die echt arm is. Die eet brood.<br />

Maar we weten wel dat mensen met een klein pensioen, die daarom niet arm zijn, dit<br />

wel kunnen doen” (Interview Coördinator Klavertje Vier).<br />

30<br />

Referentiebudgetten voor maatschappelijke participatie (Storms, Van den Bosch, 2009)<br />

verwijzen naar een budgetstandaard die tot stand komt door middel van focusgroepen waarin<br />

deelnemers inschatten en bespreken wat minimaal nodig is voor verschillende gezinstypes om<br />

voldoende aan de maatschappij te kunnen participeren. Het gaat met andere woorden over het<br />

budget van iemand die net niet arm is.<br />

31 Inschatting van de VLAS onderzoekster die rond referentie-budgetten werkt (persoonlijke<br />

communicatie).


Dit soort dagelijks gebruik is vooral interessant voor mensen die liefst een vast budgettair<br />

ritme aanhouden of niet (meer) in staat zijn zelf gezond te koken. Dit is een groep die<br />

andere SI in dit veld (voedselbanken en sociale kruideniers) dan weer minder goed kunnen<br />

bedienen, aangezien vele mensen in armoede beperkte kookfaciliteiten/vaardigheden<br />

hebben (Geerts, Ghys, Dierckx, 2013). Dit spreekt vooral ouderen aan:<br />

“Je hebt hier heel veel mannen die hun vrouw verloren zijn, van een generatie die<br />

niet heeft leren koken. En dan komen die hier eigenlijk (…). Doordat wij hier zijn<br />

zorgen wij dat die wel verse producten hebben zoals groenten, fruit, dat die gezonde<br />

voeding krijgen. Die mensen aten dan pizza’s of brood” (Interview Chef-begeleider<br />

Kom.Eet).<br />

“Maar het is… 90% komt hier ook ‘ik kook niet voor mijn eigen’, zelfs oudere<br />

koppels die zeggen voor 3.75 ga ik toch niet mijn patatten schillen een vlees halen,<br />

daar kan ik het zelf niet voor helpen als ik er mijn afval en stroom bij reken”<br />

(Interview Coördinator Klavertje Vier).<br />

Een totaal ander gebruik is wanneer we het sociaal restaurant als een effectief restaurant<br />

zien in plaats van een kantine. In dat geval creëert het opties voor mensen om ‘eens te gaan<br />

uit eten’, wat normaal gezien wel aanzienlijk duurder is en mensen in armoede dichter bij<br />

de algemene levenspatronen brengt. Zo voorzien de nieuwste referentiebudgetten 32 7.6<br />

euro per maand voor een alleenstaande (Storms, Penne, Vandelannoote, Van Thielen,<br />

2015) voor een maaltijd buitenhuis, wat vaak te weinig is voor een normaal restaurant<br />

maar wel binnen het bereik van een sociaal restaurant. De vraag is dan of het sociaal<br />

restaurant deze algemene patronen kan evenaren, wat zal afhangen van de kwaliteit en de<br />

inrichting. Bij de bezochte projecten lag er veel nadruk op kwaliteit en service, mede<br />

omdat dit bij de opleiding van het personeel hoort. Wel beperkt het ontbreken van een<br />

echte menukaart in de meeste sociale <strong>restaurants</strong> de keuze die men in een echte restaurant<br />

heeft. Volgende de bevraagde respondenten worden hun <strong>restaurants</strong> vooral voor het eerste<br />

gebruikt en hebben ze een vaste groep dagelijkse klanten.<br />

De uitbaters van sociale <strong>restaurants</strong> duiden er graag op dat hun benadering breder is dan<br />

enkel het vervullen van materiële noden, maar dat er ook een ‘sociaal’ aspect aan zit:<br />

“Een sociaal restaurant, dat is niet alleen eten geven hé. Dat is mensen in een<br />

bepaalde maatschappelijke context houden, krijgen, terugbrengen, zondanig dat ze<br />

terug mensen ontmoeten” (Interview gedelegeerd bestuurder Sense).<br />

“Het bij elkaar brengen van mensen. We hebben mensen die elkaar vroeger niet<br />

kenden, die zijn hier komen eten, hebben elkaar in gesprek gevonden, en ene zit met<br />

zijn voet thuis, en die andere man is voor hem een maaltijd komen halen en brengt<br />

die nu thuis. Ze kenden elkaar vijf jaar geleden niet, dat is voor ons weten dat we<br />

goed bezig zijn, dat is onze doelstelling” (Interview coördinator Klavertje Vier).<br />

Op vlak van sociaal contact organiseren sociale <strong>restaurants</strong> geen speciale activiteiten of<br />

zaken die mensen met elkaar in contact brengen. De verwachting is dat dit spontaan<br />

gebeurd tijdens het eten. Dit kan eventueel gefaciliteerd worden door het creëren van de<br />

32 In 2008 (Storms, Van den Bosch, 2009) was dit 3.3 euro (om dan tweemaandelijks 7.6 uit te<br />

geven), wat nog steeds overeenkomt met de gemiddelde prijs van een sociaal restaurant. In de<br />

nieuwste versie werd dit echter als onvoldoende gezien.


juiste sfeer: “We streven naar het huiskamermodel: gezelligheid, aangenaam, bediend aan<br />

tafel, open keuken, kort bij wat voor hen bereid word, verwennen” (Interview gedelegeerd<br />

bestuurder Sense). Alle bevraagde chefs denken dat de SI het onderlinge sociale contact<br />

bevordert en zien dat mensen veel samen eten in hun restaurant, maar er werden geen<br />

klanten bevraagd. Uit de klantenbevraging van Sense (n477) komt wel naar voor dat 40%<br />

van de officieel alleenstaande klanten met 2 of meer naar het buurtrestaurant komt, waaruit<br />

af te leiden valt dat samen eten zeker voorkomt. We komen later terug op de samenstelling<br />

van het doelpubliek.<br />

2.4.2. Het sociaal restaurant als werkplaats<br />

In de vorige factor bespraken we reeds de interactie van deze SI met de arbeidsmarkt op<br />

maatschappelijk niveau. Dit onderdeel zal het werken in sociale <strong>restaurants</strong> belichten<br />

<strong>vanuit</strong> de positie van individuen in armoede als kans op sociale mobiliteit. Uit de<br />

bevraging kwam naar voren dat sociale <strong>restaurants</strong> zowel plaatsen zijn voor<br />

vrijwilligerswerk of arbeidszorg, als sociale of reguliere tewerkstelling, of een combinatie<br />

van beiden.<br />

In geval van sociale tewerkstelling is de sociale mobiliteit ofwel van werkloosheid naar<br />

een vast contract, ofwel via artikel zestig naar tewerkstelling en daarna potentiële<br />

doorstroom naar regulier werk of naar re-integratie in de sociale zekerheid. In alle gevallen<br />

word er een opleidingstraject aan gekoppeld. Bij Sense ligt de nadruk sterk op opleiding en<br />

begeleiding:<br />

“Het omkaderingsverhaal waarbij wij de filosofie hanteren van op de werkvloer is<br />

de directe begeleider onze chef, die zijn in hun functieprofiel benoemd als chefbegeleider.<br />

Dus (…) de kritische factor is dat de werker weet op een goede manier<br />

met het personeel om te gaan. En niet op een klassieke horeca manier, maar <strong>vanuit</strong><br />

een begeleiding en opleidingsperspectief, en die mensen worden ondersteund <strong>vanuit</strong><br />

de HR afdeling. (…) En daarnaast <strong>vanuit</strong> artikel zestig OCMW moeten we ook<br />

zeggen dat de begeleiding van het OCMW daar ook wekelijks is, of zou moeten zijn”<br />

(Interview gedelegeerd bestuurder Sense).<br />

Deze opleiding draait in de eerste plaats rond keukenvaardigheden en arbeidsattituden,<br />

maar bij Sense is dit vrij breed: “Ze organiseren bij ons binnen het bedrijf opleidingen aller<br />

hande, dat gaat van opleidingen rugsparend werken tot EHBO en fietscursus” (Interview<br />

Chef-begeleider Foyer). De werkmogelijkheden zijn niet beperkt tot koken. Er zijn<br />

meerdere profielen: zaalmedewerker, keukenmedewerkers, was en strijk, chauffeur en een<br />

technische ploeg. De nadruk op Nederlands is sterk aanwezig, dit zowel met het oog op<br />

doorstroming als uit noodzaak in de zaal en voor de communicatie in de keuken. Een<br />

getuigenis van een ex-medewerker: “We waren met zeven Afghanen, we spreken enkel<br />

buiten tijdens de pauze onze taal, maar tijdens het werk is Nederlands verplicht. En dat is<br />

ook heel goed. Want we krijgen Nederlandse les, maar door het op het werk te spreken leer<br />

je beter dan in je eigen taal” (interview).<br />

Ook bij andere sociale <strong>restaurants</strong> waar de focus anders ligt is opleiding steeds een deel<br />

van het artikel 60 traject: “Bij mensen gaat het ook voornamelijk om arbeidsattitude, ik<br />

moet op tijd komen, etc. (…). Dan is dat eigenlijk een jaar om dat te leren, en ook<br />

keukenvaardigheden. Maar niemand zou dat willen doen als ze die daarvoor fulltime<br />

moesten betalen” (Interview coördinator Klavertje Vier). Dit is meestal opleiding op de


werkvloer zelf, omdat personeel ook meteen productief moet zijn. Niet voor alle<br />

medewerkers is het leren van keukenvaardigheden op zich belangrijk, maar telt vooral de<br />

kans om deze vaardigheden te valideren in Belgische werkervaring of een attest: “Ik heb<br />

tien jaar ervaring in horeca in mijn land, daarna kom ik naar hier, nu bijna twee jaar en een<br />

half. (…) hier in België heb je niet alleen ervaring nodig, je moet ook een opleidingsattest<br />

hebben” (interview medewerker buurtrestaurant).<br />

Bij de bevraagde (ex)werknemers viel op dat ze de context van een sociaal restaurant een<br />

aangename werkplek vonden, wat belangrijk is bij activeringstrajecten:<br />

“het was goed. Ook met collega’s daar, ook de chef was goed. Ik was altijd blij om<br />

daar te gaan werken” (Interview ex-medewerker).<br />

“ik vond het leuk. Iedereen was ook altijd blij met mijn werk, collega’s zeggen is<br />

goed, chef zegt is goed” (Interview ex-medewerker).<br />

“Ik had er een goede naam. Veel goede ervaring van allemaal, van klanten van chef<br />

en van collega’s, altijd lachen en altijd vriendelijk” (interview ex-medewerker).<br />

De gedelegeerde bestuurder van Sense wijst op het lage ziekteverzuim bij zijn personeel:<br />

“dat was voor de eerste vijf maand van dit jaar op alle profielen drie procent. Dat is<br />

nog beter dan de jaren die voorbij zijn, waar we rond 5% zaten. (…) Als je die cijfers<br />

vergelijkt met het normaal economisch circuit, is dat beter, en als ik het vergelijk met<br />

de sociale economie, is dat heel heel veel beter. Ik denk dat dat in de buurt van de<br />

9% in sociale economie is, en rond de 4-5% in het gewone werk” (interview).<br />

Volgens hem ligt dit deels aan de aard van het werk zelf, waar veel feedback is om mensen<br />

te motiveren:<br />

“De klant die directe feedback geeft op het product, en omgekeerd, als ik vandaag<br />

niet naar het werk ga, dan is een operationeel een probleem. Dat is helemaal anders<br />

in een productiehal waar je iets moet produceren, maar waar dat je niet weet dat dat<br />

product, waar en bij wie dat dat terecht komt en dat het geapprecieerd word”<br />

(interview).<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> bieden dus weinig vervreemdend werk aan, zeker wanneer er geroteerd<br />

kan worden tussen verschillende functies, wat in het laaggeschoolde segment van de<br />

arbeidsmarkt een belangrijke meerwaarde is.<br />

Daarnaast werken nog steeds heel wat sociale <strong>restaurants</strong> met vrijwilligers, of een mix van<br />

vrijwilligers, arbeidszorg, sociale tewerkstelling en reguliere krachten. Bijvoorbeeld<br />

Klavertje Vier in Hasselt:<br />

“Wij zijn een vrijwilligersorganisatie, dus 80% word gedragen door vrijwilligers. De<br />

persoon aan de kassa (…), de persoon die de deur opendoet is een vrijwilligers.<br />

Bediening is door vrijwilligers. 80% is met vrijwilligers, en de overige 20% zijn<br />

betaald, en dan krijgen we in samenwerking met het OCMW artikel 60’ers. (…) zo<br />

hebben we er 5 die ons hier helpen” (Interview coördinator Klavertje Vier).


De vraag voor nieuwe <strong>restaurants</strong> is hier of er gestreefd moet worden naar zoveel mogelijk<br />

sociale tewerkstelling, of dat vrijwilligerswerk als vorm van activering en participatie ook<br />

haar bestaansrecht heeft. We zagen in de schriftelijke bevraging de 12,8% van de<br />

initiatieven enkel met vrijwilligers werkt, van de overige <strong>restaurants</strong> heeft nog eens bijna<br />

53% (n34) ook vrijwilligers naast betaalde werkkrachten. De coördinator van Klavertje<br />

Vier verdedigt de inzet van vrijwilligers:<br />

“bij ons is die verhouding als organisatie ook gegroeid omdat er veel vrijwilligers<br />

zijn om hun sociaal leven uit te bouwen. Ik heb heel vaak de vraag van mensen die<br />

net gepensioneerd zijn, van het dak komt op me af, ik word zot want ik heb niets te<br />

doen (…) Niet elke vrijwilliger is hier elke dag actief. (…) Die komt maandag<br />

afwassen, die komt op vrijdag voor ons naar het containerpark, (…). Ik geloof niet<br />

dat je dat met volledige tewerkstelling van artikel 60, dat we aan deze prijzen konden<br />

blijven werken. Want hoe meer mensen dat je uit sociale werkplaats hebt, hoe meer<br />

begeleiding dat je ook moet voorzien” (interview).<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> op de ‘oude’ manier runnen met vrijwilligers heeft zijn eigen<br />

voordelen:1) het bieden van (meer) kansen tot participatie, 2) het drukt de kosten (ook voor<br />

overheid), 3) het is haalbaarder voor minder professionele organisaties. Hier is dus een<br />

afweging tussen tewerkstelling en verschillende vormen van participatie, al kunnen deze<br />

zoals we zagen ook samen voorkomen (bv. keuken is sociale economie, zaal met<br />

vrijwilligers). Daarbij moeten we wel in gedachte houden dat het niet altijd om participatie<br />

van mensen in armoede gaat, bij meer caritatief ingestelde <strong>restaurants</strong> is het mogelijk dat<br />

de vrijwilligers enkel voor maar niet met mensen in armoede koken 33 . Zo schrijf een<br />

verantwoordelijke van een restaurant dat volledig op vrijwilligers draait bij de toelichting<br />

in de schriftelijke bevraging: “Bij de vrijwilligers zijn er ook personen die een bepaalde<br />

problematiek dragen. Toch proberen we de doelgroep en de vrijwilligersgroep gescheiden<br />

te houden”. De gedelegeerd bestuurder van Sense werpt in het interview dan weer op dat<br />

professionalisering specialisatie (in voedselveiligheid, transport) en een zekere efficiëntie<br />

toelaat die ook kostenbesparend kan zijn.<br />

2.4.3. Samenstelling en positie van het doelpubliek<br />

Bij deze subfactor is de vraag welke groepen bereikt worden en of er <strong>vanuit</strong> bepaalde<br />

posities minder toegang is tot de SI waardoor er minder structureel gewerkt kan worden.<br />

Wanneer we kijken naar formele toegangscriteria varieert dit per project. Over het<br />

algemeen blijkt uit onze bevraging dat 89.5% van de <strong>restaurants</strong> open staat voor het<br />

algemene publiek. Sommige <strong>restaurants</strong> zijn vrij toegankelijk en werken al dan niet met<br />

doorverwijzing <strong>vanuit</strong> het OCMW of andere sociale diensten zoals bij de <strong>restaurants</strong> van<br />

Sense, andere richten zich specifiek op ene doelgroep of werken met een systeem van<br />

lidmaatschap, zoals Klavertje Vier: “Je komt hier eten, en je zegt ik ben er voor de eerste<br />

keer, en dan maakt de persoon aan de kassa een kaartje dat je moet invullen, en dat is<br />

geldig voor drie jaar. En wij vragen een vrijwillige bijdrage” (Interview coördinator). Bij<br />

Sense hecht men veel belang aan de doorverwijzing via het OCMW, omdat ze zelf niet<br />

willen instaan voor de inschaling van klanten: “Wij zullen ons ook nooit op het terrein<br />

33 Hierbij moeten we in gedachten houden dat initiatieven waar men periodiek met een groep<br />

mensen in armoede ‘samen kookt’ buiten onze afbakening vallen (2+ dagen/week open). Men<br />

heeft dus een relatief grote ploeg vrijwilligers nodig om zonder vaste krachten een sociaal<br />

restaurant permanent open te houden, waarbij het niet evident is om dit enkel via de klanten te<br />

laten verlopen.


willen begeven om te beoordelen of iemand in aanmerking komt voor een pasje. Dat<br />

maken we overduidelijk aan het OCMW, dat willen wij nooit doen” (Interview<br />

gedelegeerd bestuurder).<br />

Voor we verder gaan naar de samenstelling van het doelpubliek enkele observaties over de<br />

positie van de klant. Er bestaat veel variatie in de werking, maar klanten hebben meestal<br />

geen rechtstreekse inspraak in de organisatie van deze SI, al kunnen ze als consument<br />

onrechtstreeks wel wegen op de kwaliteit van het eten: “Klanten zijn ook veeleisendere<br />

geworden. Ze vragen meer. Je kunt niet meer zomaar gelijk wat voorschotelen, ze zijn best<br />

kieskeurig” (Interview chef-begeleider Bakboord). Een voorwaarde hiervoor is dat de<br />

organisatie een economisch belang heeft bij de klant. Er bestaan ook nog steeds sociale<br />

<strong>restaurants</strong> zoals die van Poverello die christelijk geïnspireerd zijn en typisch met<br />

vrijwilligers werken en goedkope maaltijden aanbieden. Deze zijn voor overheden<br />

moeilijker te ondersteunen: “Poverello die is heel Christelijk geïnspireerd. Ja mensen<br />

moeten daar bij wijze van spreken een kruisteken maken voor ze aan tafel kunnen gaan<br />

zitten. Dat zijn dingen waar je als overheid toch wel echt heel behoedzaam voor moet zijn”<br />

(Interview directeur sociale dienst OCMW Leuven).<br />

In de eerste factor bespraken we hoe sommige leidinggevenden van sociale <strong>restaurants</strong><br />

ervoeren dat er een stigma vasthing aan de caritatieve wortels. In de schriftelijke bevraging<br />

vroegen we restauranthouders (in de vorm van een open vraag) of men dacht dat schaamte<br />

een drempel vormde voor mensen in armoede. De meningen lopen uiteen, maar een kleine<br />

meerderheid denkt dat dit wel nog zo is. We hebben in dit onderzoek zelf geen bevraging<br />

gedaan hierover bij klanten van sociale <strong>restaurants</strong> en in bestaande bevragingen werd deze<br />

vraag niet meegenomen. Wel kunnen we vaststellen dat de benadering van (moderne)<br />

sociale <strong>restaurants</strong> er op aantal punten op gericht is het restaurantbezoek aangenaam en zo<br />

‘normaal’ mogelijk te maken. Ten eerste staat de overgrote meerderheid van de <strong>restaurants</strong><br />

open voor het algemene publiek. In een restaurant zoals de Drukkerij in Leuven zorgt dit<br />

voor een mix van klanten, waardoor het geen plek is waar enkel mensen in armoede<br />

komen. Dit in tegenstelling tot bv. sociale kruideniers of voedselbanken. Ten tweede is het<br />

betalend en krijgen (alle) de klanten (dezelfde) service. Zo is er bij de <strong>restaurants</strong> van<br />

Sense bediening aan tafel. Hoewel sociale <strong>restaurants</strong> doorgaans werken met een<br />

voorbepaald menu, is er vaak enige keuze mogelijk (tussen de hoofdschotel en een<br />

weekschotel bijvoorbeeld, of soep, salade, etc.). In de schriftelijke bevraging gaven enkele<br />

<strong>restaurants</strong> aan i.v.m. stigma speciale aandacht te besteden aan een mooi en modern<br />

interieur, alsook het aanbieden van bv. verschillende desserts om geen armzalige indruk te<br />

geven.<br />

Wat we hieruit kunnen afleiden is dat sociale <strong>restaurants</strong> verschillende inspanningen<br />

kunnen doen om potentieel minder of niet stigmatiserend te zijn, maar we kunnen op basis<br />

hiervan niet aannemen dat over het algemeen schaamte geen rol speelt als drempel. Ten<br />

slotte moeten we ook bemerken dat schaamte niet altijd te maken moet hebben met stigma<br />

gerelateerd aan de SI zelf, maar ook kan gaan over alleen gaan eten: “Maar ik zie wel<br />

groepen in het restaurant. Een grote groep 60 plussers uit de buurt, die zitten samen, die<br />

maken samen plezier, die komen babbelen. En iemand die alleen komt eten, zit dan wat<br />

verloren. Dat kan een drempel zijn” (Interview chef-begeleider Foyer).<br />

Door het bestaan van veel verschillende en moeilijk vergelijkbare tariefsystemen was het<br />

niet mogelijk om uit de geschreven bevraging een betrouwbaar antwoord te bekomen op<br />

hoe groot het aandeel arme en niet-arme klanten gemiddeld is. In grote lijnen kunnen we


zeggen dat de meeste sociale <strong>restaurants</strong> telkens wel de arme doelgroep bereiken (ook al is<br />

het niet per definitie de meerderheid), en meestal ook een weliswaar kleine groep van<br />

mensen die het volledige tarief betalen. De bezochte projecten geven hier meer inzicht.<br />

In een interview legt de gedelegeerd bestuurder van Sense uit dat er drie tarieven zijn (en<br />

recent een kindertarief): het normale tarief aan 8 euro (5%), de sinjoren korting aan 6.2<br />

euro (45%), en de OCMW korting aan 3 euro, waar ook veel senioren bijzitten (50%). Het<br />

OCMW is hier volgens hem wel sterk sturend in aangezien ze mensen doorsturen. De<br />

samenstelling kan verschillen per restaurant afhankelijk van de buurt. Zo zijn er in Deurne<br />

veel senioren, en heeft De Zeven Schaken in Antwerpen-Noord tot 65% arme klanten.<br />

Uit de schriftelijke bevraging komt naar voren dat ouderen in alle sociale <strong>restaurants</strong> een<br />

grote groep van het cliënteel zijn: 60% zijn 65+ (met uitschieters tot 100% in lokale<br />

dienstencentra), 36% tussen 18 en 65 en maar 4% is jonger dan achttien. De interviews<br />

bevestigen dit:<br />

“Maar vooral 75, 80 plus, dus echt wel oudere mensen. Jeugd komt hier niet, of bitter<br />

weinig, af en toe met de pasjes van het OCMW” (chef-begeleider Bakboord).<br />

“80% is gepensioneerd, en van die 80% zal er nog eens 95% dagelijks komen”<br />

(coördinator Klavertje Vier).<br />

De ouderen die naar het restaurant komen zijn volgens de respondenten zeker niet allemaal<br />

arm, waardoor ze bijdragen aan de sociale mix op vlak van inkomen.<br />

Er zijn enkele factoren die bijdragen aan deze samenstelling. Ten eerste zijn de<br />

openingsuren bepalend voor het doelpubliek: “wij hebben onze openingsuren op de<br />

middag, en dan zijn hopelijk de meeste kinderen op school. Wat er wel gebeurt is dat<br />

sommige ouders eten komen uithalen” (Interview Chef-begeleider Bakboord). Uit de<br />

bevraging blijkt dat 86% van de <strong>restaurants</strong> enkel s ’middags open is (n36), en slechts 18%<br />

in het weekend (n39). Deze gemiddelde openingsmomenten sluiten zowel kinderen (en dus<br />

gezinnen) als werkenden uit, de werkenden die toch komen werken meestal in de buurt. In<br />

Antwerpen heeft het OCMW wel een gunsttarief van 1 euro ingevoerd voor de<br />

(klein)kinderen van haar klanten om zo de financiële drempel te verlagen. We bespreken<br />

dit verder in de volgende twee factoren.<br />

Een andere groep die deze SI slecht bereikt zijn mensen van buitenlandse afkomst. Uit<br />

onze bevraging blijkt dat een sociaal restaurant gemiddeld 10% mensen van allochtone<br />

afkomst 34 heeft, en 90% autochtoon, waarbij het gemiddeld door één outlier van 40% naar<br />

boven getrokken wordt. In de <strong>restaurants</strong> van Sense is dit ook duidelijk merkbaar:<br />

“We moeten vaststellen dat wij vooral een autochtoon publiek hebben. Omdat elke<br />

poging die tot nu toe gedaan is om klanten te bereiken van autochtone origine, altijd<br />

een beetje een sisser geweest is” (Interview gedelegeerd bestuurder Sense)<br />

“Er zijn groepen die wij niet zien ja, dat zijn allochtonen” (Interview chef-begeleider<br />

Foyer).<br />

“[het zijn] Autochtone, echte Belgen. Wij hebben de mensen die gratis komen eten,<br />

(…) die zijn wel eens Marokkaans getint, wij hebben hier twee kinderen en die zijn<br />

34 In de bevraging gedefinieerd als tot de tweede generatie nieuwkomers van buitenlandse origine.


van Indische afkomst, maar we hebben bitter weinig andere culturen” (interview<br />

chef-begeleider Bakboord).<br />

Interessant is dat aan de kant van tewerkstelling de verhouding omgekeerd lijkt te zijn, zo<br />

is volgens de HR medewerker van Sense 85% van het personeel van allochtone afkomst,<br />

waar dit bij het cliënteel andersom is. Ook bij de vijf artikel 60 medewerkers van Klavertje<br />

vier is dit zo: “Er zit geen Belg tussen. Ik heb een Rus, een Tsjetsjeen, mensen van<br />

Algerije, een Marokkaan” (Interview coördinator). Binnen de werking van de <strong>restaurants</strong><br />

komt soms een spanning naar voren tussen het overwegend oude, blanke cliënteel die<br />

dikwijls vooroordelen hebben tegenover het overwegend allochtone personeel. <strong>Sociale</strong><br />

<strong>restaurants</strong> zien zich gedwongen om daarmee om te gaan:<br />

“De klanten moeten daar ook in opgevoed worden. (…) Ik zeg altijd dat het Vlaams<br />

Blok is uitgevonden tussen onze klanten. Ze zijn onbeleefd soms. (…) Maar ze<br />

hebben ook al veel bijgeleerd. want ik laat dat gewoon, ik zeg van ‘ja jongens, ze<br />

werken wel, ze zitten niet stil’, dan bereid ik dat uit ‘ze profiteren niet van ons<br />

systeem’. En dan is het stil, want ze zijn zelf allemaal wel afhankelijk van de<br />

mutualiteit of het OCMW” (Chef-Begeleider Bakboord).<br />

“We hebben mensen die er soms commentaar over hebben. Maar als ze dan iets<br />

tegen mij zeggen, dan.. ten eerste, als er geen duidelijk punt is (…) dan babbel ik<br />

daar heel duidelijk en eerlijk over, van doet die hier iets, doet die iets mis? Neen die<br />

doet goed zijn werk. Het wat overtrekken, het bespreekbaar maken” (Coordinator<br />

Klavertje Vier).<br />

Sommige denken dat het samenzijn mensen rond racisme kan sensibiliseren of op zijn<br />

minst doen wennen aan elkaar: “Het rare is, dat is heel raar, ze kunnen over allochtonen of<br />

vreemdelingen spreken, maar die van hun zijn goed omdat ze deze kennen” (Chef-<br />

Begeleider Kom.Eet).<br />

Het wegblijven van het allochtone publiek lijkt eigen te zijn aan deze SI. Bij Leren<br />

Ondernemen in Leuven liggen het restaurant de Drukkerij en de sociale kruidenier Leo-M<br />

vlak naast elkaar, en is er een groot verschil met de kruidenier waar vooral mensen van<br />

buitenlandse afkomst komen: “Dat verschilt met het sociale restaurant in die zin dat: in het<br />

sociale restaurant komen vooral mensen van hier. Dat heeft ook te maken met de voeding<br />

die geserveerd word hé. Dat is nogal volkse kost. Het is ook niet halal” (Interview<br />

projectmedewerker Leren Ondernemen).<br />

Voorgaande citaat duidt er al op dat het menu deels uitsluitend werkt, aangezien het vaak is<br />

afgestemd op een autochtoon publiek: “Traditionele keuken. (…). Koteletten, konijn met<br />

pruimen, tong in Madeira saus, de dagelijkse keuken die ieder gezin kookt” (Interview<br />

coördinator Klavertje Vier). Dit probleem word ook erkend door het afdelingshoofd<br />

maatschappelijke ontplooiing van het OCMW van Antwerpen, die de sociale <strong>restaurants</strong><br />

opvolgt: “Dat is heel veel nog Belgische keuken, dat probeer ik te zeggen rond die<br />

maaltijden, kunnen we de menu op zich niet diverser maken” (interview). Ook in de<br />

focusgroep werd dit probleem bevestigd. Volgens de gedelegeerde bestuurder van Sense is<br />

dit niet zo makkelijk omdat het menu afgestemd is op het oudere autochtone<br />

klantenbestand:


“U klant een chaotisch product aanleveren is een heel slechte zaak. Hij moet zich<br />

herkennen en weten dat het bij hem past. Wij hebben dikwijls al moeite, dat een<br />

spaghetti ook een volwaardige maaltijd kan zijn, bij onze klanten krijgen we dat<br />

soms niet verkocht, dat zijn slechte dagen. Want ze kiezen ook op onze menu. Dan<br />

spreek ik nog niet van een couscous of varianten” (interview).<br />

Sommige <strong>restaurants</strong> (waaronder die van Sense) hebben een vegetarisch alternatief of een<br />

saladebar voor het hoofdmenu, dat dan ook meteen dienst moet doen als alternatief voor<br />

Moslims: “Ze kunnen ook kiezen voor spaghetti, vegetarische spaghetti of spaghetti tonijn,<br />

die met tonijn is er voor de moslims, als die komen eten en er staat braadworst op, dan kan<br />

die dat nog altijd nemen” (Interview coördinator Klavertje Vier).<br />

Het kunnen omgaan met de heterogeniteit van mensen in armoede (jong, oud, blank,<br />

gekleurd) in combinatie met het openhouden van een dienst naar het bredere publiek lijkt<br />

een belangrijke uitdaging te zijn voor deze SI. We zagen dat bepaalde groepen de<br />

<strong>restaurants</strong> lijken te claimen en ook de menu bepalen. Door het vaste cliënteel kan het<br />

moeilijk zijn voor nieuwe mensen om binnen te komen: “Maar ik zie wel groepen in het<br />

restaurant. Een grote groep 60 plussers uit de buurt, die zitten samen, die maken samen<br />

plezier, die komen babbelen. En iemand die alleen komt eten, zit dan wat verloren. Dat kan<br />

een drempel zijn” (Interview Chef-begeleider Foyer).<br />

De samenstelling van het doelpubliek van sociale <strong>restaurants</strong> werd in 2013 met de<br />

aankondiging van het plan voor één euromaaltijden in Antwerpen geproblematiseerd door<br />

toenmalig Antwerps OCMW voorzitter Liesbeth Homans. Volgens Homans waren sociale<br />

<strong>restaurants</strong> te zeer een ontmoetingsplek voor ouderen geworden, wat de doelgroep van<br />

allerarmste gezinnen uitsluit waarvoor ze bedoeld waren 35 . In deze discussie is het<br />

belangrijk voor ogen te houden dat het een (universeel) toegankelijke institutie is met een<br />

zo laag mogelijke drempel, waarin klanten uit de middenklasse de kosten helpen drukken.<br />

De gedelegeerde bestuurder van Sense gelooft niet dat deze uitdaging makkelijk op te<br />

lossen is: “Een horeca zaak zal nooit voor iedereen zijn, dus ook een sociaal<br />

buurtrestaurant niet. (…) Je moet u profiel kiezen, je moet u klanten kiezen. (…) zeker als<br />

het <strong>vanuit</strong> een maatschappelijke drive is en de financiering zo is, moet je zorgen dat je de<br />

juiste mensen in u horeca zaak hebt. (…) dus je gaat nooit een te heterogene [buurt] in één<br />

restaurant bij elkaar krijgen” (interview). In de focusgroep werd door de medewerker van<br />

Komosie vooropgesteld dat een meer gemixte samenstelling wenselijk is, ook al bleek uit<br />

de verdere discussie dat er twijfels zijn in hoeverre dit realistisch is, in het bijzonder naar<br />

nieuwkomers met sterk andere eetgewoonten. Hierbij vertrekken we wel steeds van<br />

bestaande <strong>restaurants</strong>, zoals de bestuurder van Sense in de focusgroep aangaf is er minder<br />

risico met nieuwe concepten. Wel zou het schadelijk zijn voor het imago van deze SI als<br />

sociale <strong>restaurants</strong> (verder) komen bekend te staan als enkel voor oudere blanke mensen.<br />

Conclusie<br />

De benadering van sociale <strong>restaurants</strong> richt zich op een aantal manieren op het verbeteren<br />

van de situatie van mensen in armoede. Bij klanten is deze benadering vooral gericht op<br />

het beantwoorden van noden. Materieel is het systeem van (moderne) sociale <strong>restaurants</strong><br />

35 De Morgen, 14 Mei 2013, p. 10


een respectvolle en voor haar deelnemers relatief zekere 36 manier om in de nood aan<br />

gezond voeding te voorzien. Hier proberen sociale <strong>restaurants</strong> ook een ontmoetingsfunctie<br />

aan te koppelen, voornamelijk passief door in de ontmoetingsplek zelf te voorzien. Bij<br />

dagelijks gebruik is het niet per definitie de goedkoopste manier om in deze nood te<br />

voorzien, maar als gelegenheid om uit te gaan eten is het een manier om algemene<br />

levenspatronen dichterbij te brengen. Een voorwaarde hiervoor is dat men ook de kwaliteit<br />

en werking (bediening, een zekere keuze, aangename sfeer, etc.) van een echt restaurant<br />

kan realiseren en stigmatisering kan vermijden. Zoals voor andere SI binnen het veld van<br />

voedsel is dit een specifiek antwoord op de nood aan voeding die een specifiek publiek kan<br />

bedienen (koken is geen vereiste, enige koopkracht wel), al blijkt uit onze analyse dat dat<br />

publiek beperkter is dan het potentieel kan zijn. Zo kunnen openingstijden, de menukeuze<br />

en soms ook de prijs drempels vormen voor bepaalde groepen, in het bijzonder allochtone<br />

gezinnen, wat een uitdaging vormt voor de sector om over na te denken. Deze SI richt zich<br />

er vaak wel toe kansen op sociale mobiliteit aan haar (wel grotendeel allochtone)<br />

medewerkers te geven via opleiding en sociale tewerkstelling. Breder biedt het sociale<br />

restaurant ook een omgeving waar aan vrijwilligerswerk of arbeidszorg kan gedaan<br />

worden.<br />

Door de combinatie van het voorzien in betaalbare, gezonde maaltijden en – voor bepaalde<br />

groepen – een toegankelijke ontmoetingsplek, en kansen op participatie en activering voor<br />

werknemers kan deze SI een zekere bijdrage leveren tot dit facet van <strong>armoedebestrijding</strong>.<br />

2.5. Verspreiding en opschaling van de sociale <strong>restaurants</strong><br />

De volgende factor kijkt naar de schaal en de (potentieel tot) verspreiding van de SI. Dit<br />

onderzoek gaat naast de huidige verspreiding van de SI na hoe de betrokkenen zelf denken<br />

over de meest geschikte schaal van het sociaal innovatie initiatief en welke strategieën ze<br />

(eventueel) zien voor het opschalen van sociale <strong>innovaties</strong>.<br />

Zoals eerder aangegeven is de totale verspreiding van sociale <strong>restaurants</strong> onbekend. Lief<br />

Vandevoort (2013) schat dit op 150, maar een telling bestaat er niet. Het aantal hangt ook<br />

af van de definitie, bijvoorbeeld of de ‘dorps<strong>restaurants</strong>’ meegeteld worden of niet. Wij<br />

gaan uit van een aantal tussen de 90 (aangeschreven in bevraging) en 150. Uit onze<br />

beperkte sample kunnen we zien dat er meerdere sociale <strong>restaurants</strong> aanwezig zijn in de<br />

grotere steden (Brussel, Gent, Antwerpen, Brugge), maar dat ook verschillende kleinere<br />

steden een sociaal restaurant hebben, ook al is deze SI niet overal verspreid.<br />

<strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zijn niet verenigd als sector, en er bestaat momenteel geen<br />

koepelorganisatie van sociale <strong>restaurants</strong>. De hoogste organisatorische schaal vinden we<br />

bij sociale <strong>restaurants</strong> die deel zijn een groter sociaal tewerkstellingsbedrijf met meerdere<br />

projecten zoals Ateljee in Gent en Sense in Antwerpen. Hiernaast vallen ook de <strong>restaurants</strong><br />

van Poverello onder één organisatie. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zijn soms ingebed in- of opgestart<br />

door takken van sociale middenveldorganisaties zoals beweging.net of de CAW’s, maar<br />

deze hebben geen eigen netwerk of merk van sociale <strong>restaurants</strong>.<br />

Vervolgens is er de schaalgrote van het individuele <strong>restaurants</strong>. Uit onze schriftelijke<br />

bevraging (n39) leren we dat er gemiddeld 14.419 (hoofd)maaltijden per jaar worden<br />

gepresteerd, en dagelijks gemiddeld 65 worden opgediend. De mediaancijfers liggen echter<br />

36 Bij het uitdelen of verbouwen van gezonde voeding is het nog altijd niet zeker dat kwetsbare<br />

groepen de middelen hebben om deze (tijdig) te verwerken.


anders. Dan gaat het om 9.379 maaltijden per jaar, en 57 per dag. Het gemiddelde wordt<br />

dus naar boven gestuwd door een aantal merkelijk grotere sociale <strong>restaurants</strong>, onder meer<br />

de <strong>restaurants</strong> van Sense. Er is veel verschil tussen het volume van individuele <strong>restaurants</strong>,<br />

varieert van 4 tot 160 maaltijden per dag. Hieruit leren we dat er voor sociale <strong>restaurants</strong><br />

zowel nog ruimte is om verder geografisch te verspreiden, als op de schaal van het<br />

individuele restaurant te groeien naar meer volume.<br />

Bovendien zagen we in het vorige hoofdstuk dat er nog ruimte is om nieuwe doelgroepen<br />

aan te spreken die tot nu toe slecht bereikt worden. Specifiek naar kinderen/gezinnen toe<br />

heeft OCMW van Antwerpen een gunsttarief van 1 euro ingevoerd voor (klein)kinderen<br />

van haar klanten en probeert het samen met Sense de <strong>restaurants</strong> qua inrichting (speelhoek)<br />

kindvriendelijk te maken. We komen bij de vijfde factor over de relatie met de overheid<br />

terug op de druk <strong>vanuit</strong> dit OCMW om de doelgroep te verbreden. Volgens de gedelegeerd<br />

bestuurder van Sense was dit een gerichte maatregel aangezien de prijs een obstakel<br />

vormde:<br />

“Wij hebben ooit het idee gehad, twee drie jaar geleden, wij gaan kinderen bewust<br />

ook aanspreken om bij ons te komen eten. Hoeveel zijn er komen eten? Geen. Omdat<br />

er geen speciale prijssetting was voor kinderen, ja hoe dom kun je zijn van te denken<br />

dat kinderen uit relatief zwakke gezinnen aan vijf euro, de speciale kinderprijs, gaan<br />

komen eten. Nu dat dat één euro is, is de drempel net voldoende laag. Want gezinnen<br />

met kinderen, waarvan de ouders drie euro betaald en twee kleine mannen, die<br />

betalen nu vijf euro om te komen eten, dat is net voldoende laag” (Interview).<br />

In de focusgroep werd bevestigd dat naast prijs ook de aangepastheid van de infrastructuur<br />

een rol speelt. Volgens sommige chefs is het wel niet evident om kinderen in het restaurant<br />

te brengen: “Maar je ziet nu al als je kinderen binnenbrengt in een restaurant waar<br />

hoofdzakelijk 60 plussers zitten dat dat allerlei problemen geeft, dat wringt al op sommige<br />

punten” (Interview chef-begeleider Foyer). De chefs van de Zeven Schaken en Bakboord<br />

betwijfelen dan weer of dit voor de overheid de meest structurele aanpak van specifieke<br />

noden is:<br />

“Dat is een goede aanzet, maar ik denk dat je nog op andere manieren kunt werken<br />

voor warme maaltijden. Ik denk dat je ook efficiënt bent als je het op de school geeft,<br />

kinderen zijn de hele dag op school, en als je hun een warmen maaltijd aanbied aan<br />

een schone prijs, lijkt dat volgens mij veel efficiënter” (interview chef-begeleider<br />

Bakboord).<br />

We komen later in de vijfde factor hierop terug. Op het moment van schrijven zijn er<br />

plannen van minister Homans om deze regeling uit te bereiden naar andere Vlaamse steden<br />

(De Standaard, 08 Mei 2015, p.1).<br />

In de schriftelijke bevraging vroegen we de restauranthouders of ze groeimogelijkheden of<br />

gevaren in de toekomst zagen. De grote meerderheid denkt groeipotentieel te zien voor hun<br />

eigen initiatief. Deels omdat ze denken dat de nood verder zal toenemen, deels omdat ze<br />

denken nog potentieel een bredere groep te kunnen bereiken:<br />

“We denken gezien de vele maatregelen die door de toekomstige regering [de<br />

regering Michel I] moeten genomen worden dat ons cliënteel zal aangroeien”.


“Veel groeimogelijkheden, omdat het gaat om initiatief die tegemoetkomt aan sociaal<br />

isolement in de grootstad (ernstig probleem in onze samenleving), aan vooral<br />

bejaarden (eveneens ernstig probleem) en aanbod van heel laagdrempelige sociale<br />

hulpverlening in het restaurant”.<br />

“Er zijn zeker nog groeimogelijkheden zowel naar doelgroep de diversificatie van de<br />

doelgroepen toe alsook binnen de huidige groep van gebruikers”.<br />

Uit de vraag naar evoluties in het cliënteel kon echter geen grote lijn getrokken worden die<br />

duidde op een algemene aangroei van klanten, het gaat vooral om potentieel.<br />

Uit de interviews kwam naar voren dat er bij de <strong>restaurants</strong> van Sense ook de ambitie is om<br />

het verhaal van sociale <strong>restaurants</strong> te laten groeien. Dit zien ze voor zichzelf vooral in<br />

termen van meer <strong>restaurants</strong>, aangezien de huidige reeds een groot aantal klanten bedienen:<br />

“We hebben 120 stoelen, dat is gespreid van kwart na 11 tot 2 uur, in die tijdspanne komen<br />

die 160 mensen. Soms gebeurt het dat we op zaterdag 220 mensen hebben, op een andere<br />

dag 120” (Interview Chef-begeleider Bakboord). Ze hopen hun op tewerkstelling gefocust<br />

model verder te verspreiden:<br />

“Er zijn twee sporen. Wij willen een aantal dingen buiten Antwerpen opstarten, wij<br />

hebben dat plan nog maar twee jaar geleden opgevat. Wij zullen nog een sociaal<br />

buurtrestaurant opendoen in Mortsel binnenkort. En wij zullen een horeca zaak<br />

opendoen, sociale economie, in Leuven. (…) Het tweede spoor is dat wij met tal van<br />

organisaties buiten Antwerpen in contact zijn rond de opstart van een horeca<br />

omgeving met sociale economie.” (Interview gedelegeerd bestuurder).<br />

Het groeien zou ook volgens de HR medewerker verdere schaalvoordelen opleveren,<br />

waardoor er kosten efficiënter gewerkt kan worden, en het mogelijk maakt om mensen vrij<br />

te stellen op specifieke taken (hygiëne, human resources, etc.). De bestuurder van Sense zit<br />

ook te wachten op de groei van de sector als geheel: “wij stellen vast dat in Vlaanderen<br />

hierrond nog gigantisch veel werk kan gedaan worden” (Interview).<br />

Er zijn een aantal problemen de verdere verspreiding en opschaling van deze SI. De eerste<br />

daarvan is intern aan de sector en heeft te maken met het feit dat deze sector weinig<br />

verenigd of gecoördineerd is. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> ontstaan vaak uit specifieke initiatieven<br />

of diensten, gaande van noodhulp tot lokale dienstencentra tot tewerkstellingsinitiatieven,<br />

en vertrekken daardoor vaak <strong>vanuit</strong> een eigen insteek in een specifieke niche. Veel<br />

initiatieven zijn vooral gefocust op de eigen werking, en eens die goed draait hebben ze<br />

zoals bij Klavertje Vier geen nood om te groeien (interview coördinator). Dit maakt<br />

volgens de gedelegeerd bestuurder dat ze soms sterk op zichzelf gericht zijn en niet willen<br />

veranderen om te groeien, zelfs wanneer er veel <strong>restaurants</strong> binnen dezelfde stad zijn:<br />

“Als je dat op Brusselse schaal bekijkt, dan kun je heel veel werk doen. Ik ken daar<br />

verschillende <strong>restaurants</strong>, de meeste van die <strong>restaurants</strong> zijn eigenlijk relatief weinig<br />

naar buiten georganiseerd. Dikwijls binnen de eigen organisatie en met wat externe<br />

klanten. (…) daar zie ik het grote volume in Brussel niet. Daar is nog gigantisch veel<br />

te doen en dan spreek ik nog niet over de middelgrote en kleine steden” (Interview).


Tijdens de focusgroep word duidelijk dat er maar beperkt enthousiasme is om de sector op<br />

een hogere schaal te organiseren, bijvoorbeeld in een koepel. Een mogelijk probleem<br />

hierbij is dat er geen volledige eensgezindheid is over de invulling van het concept sociale<br />

<strong>restaurants</strong>, en men geen zin heeft in een definitiestrijd. Er bestaan inderdaad grote<br />

verschillen tussen de caritatieve aanpak van bijvoorbeeld Poverello en een<br />

tewerkstellingsinitiatief als Alteljee in Gent. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zijn soms ook een<br />

onderdeel van grotere organisaties met een eigen netwerk zoals een vereniging waar armen<br />

het woord nemen, een OCMW, een lokaal dienstencentrum, waarbij de vraag is of het<br />

restaurant dan bij een aparte koepel moet zijn. Verder zijn er nog andere mogelijke<br />

concepten die buiten onze afbakening vallen zoals de Limburgse dorps<strong>restaurants</strong>, of de<br />

coöperatieve variant daarop voorgesteld door CERA (Mathijssen, 2014). Volgens de<br />

gedelegeerde bestuurder van Sense die aanwezig was in de focusgroep mag dit echter niet<br />

per definitie een rem vormen om met de <strong>restaurants</strong> die wel een grotere schaal aan kunnen<br />

of willen verdere stappen te zetten: “Ik denk dat we niet altijd moeten vertrekken van de<br />

verschillen die er nu al zijn. Ik zou enthousiast worden als er ambitie zou zijn om, als daar<br />

maatschappelijke meerwaarde aan is, om te zeggen ‘kom we gaan voor volume. Wie doet<br />

er mee?’” (Citaat focusgroep).<br />

Op vlak van opschaling is er momenteel wel een poging van Komosie, de koepel van<br />

milieu ondernemers in de sociale economie die o.a. ook de kringwinkels<br />

vertegenwoordigen, om een netwerk rond sociale <strong>restaurants</strong> te coördineren. Dit komt<br />

voort uit een opdracht van de vorige minister voor <strong>armoedebestrijding</strong> Lieten om binnen<br />

het kader van voedseloverschotten een (lerend) netwerk op te starten met geïnteresseerde<br />

<strong>restaurants</strong>. Dit kan gezien worden als een eerste stap tot meer coördinatie.<br />

Een tweede probleem is dat tegenover het potentieel tot uitbereiding ook een aantal<br />

bedreigingen van financiële aard zijn die ervoor kunnen zorgen dat de verderzetting van<br />

deze SI in gevaar komt, zo blijkt uit de bevraging. Om te beginnen vrezen vele<br />

restauranthouders uit de schriftelijke bevraging voor het wegvallen of uitblijven van<br />

subsidies <strong>vanuit</strong> de gemeente of <strong>vanuit</strong> Vlaanderen voor sociale economie:<br />

“Vraag is hoe het financieel zal verder gaan: zullen er nog middelen worden vrij<br />

gemaakt voor dit soort initiatieven of zullen ze ook vooral onder de noemer van<br />

‘verantwoordelijkheid van de civiele maatschappij’ (de zogenaamde ‘warme’<br />

maatschappij) geschoven worden”.<br />

“Dreigingen: als initiatief lokale diensteneconomie is het onduidelijk welke<br />

beslissingen de nieuwe regeringen zullen nemen omtrent sociale economie, SINEmaatregel,<br />

nieuw decreet lokale diensteneconomie”.<br />

“Op termijn financieel onhaalbaar. Geen structurele subsidies voor werkingskosten.<br />

Middelen komen uit andere afdelingen van de VZW die winst maken”.<br />

“Voornamelijk een dreiging van economische aard: financieel niet in balans te<br />

houden zonder middelen van derden”.<br />

In de focusgroep kwam naar boven dat de groeimogelijkheden van deze sector ook<br />

samenhangen met meer algemene beleidskeuzes rond het al dan niet investeren van<br />

middelen in sociale tewerkstelling. We komen in het volgende onderdeel terug op de<br />

verantwoordelijkheid van de overheid. We zien uit de sample van de bevraging dat sociale


estaurants voorkomen en opgestart worden in gemeenten met besturen van alle politieke<br />

kleuren, en is er geen grote politieke gevoeligheid voor deze SI. Enkel Unizo is soms<br />

tegen, zoals in Antwerpen 37 . Uiteraard verschilt de interesse van het politieke bestuur per<br />

gemeente. Bij de onderzochte projecten was men enkel in Leuven minder enthousiast over<br />

het concept, omdat het OCMW daar werkt aan een eigen sociale innovatie 38 rond koken<br />

(interview directeur sociale dienst OCMW). Desalniettemin is er ook hier ondersteuning.<br />

Naast schaarste aan fondsen menen de restauranthouders ook dat stijgende voedselprijzen<br />

de groei in gevaar brengen, aangezien hierdoor de goedkope prijs voor de doelgroep onder<br />

druk komt te staan:<br />

“Een bedreiging is zeker en vast de stijgende voedselprijzen. Hierdoor staat onze<br />

prijs al een tijdje onder druk”.<br />

“Onze prijs is hoog in vergelijking met andere sociale <strong>restaurants</strong> , (…), hierdoor<br />

zien wij vaste klanten minder regelmatig en kunnen we onze preventieve rol als<br />

dienstencentrum minder spelen. De foodkost steeg vorig jaar met 13%”.<br />

Volgens de afgevaardigd bestuurder (interview) van Sense kan opschaling net helpen om<br />

deze kost te drukken, doordat men op vlak van aankopen meer gedaan krijgt. In deze<br />

discussie over kosten en schaal is de economische werking van het concrete restaurant een<br />

belangrijke factor. De <strong>restaurants</strong> van Sense zijn winstgevend per bord, onder meer omdat<br />

het OCMW in de kortingen voor de klanten bijspringt, waardoor meer klanten meer<br />

inkomsten betekenen. Voor <strong>restaurants</strong> zoals Klavertje Vier ligt dit anders, en stijgen de<br />

kosten per klant: “we zijn niet winstgevend per bord, voor 3.75, zeker met personeelskost,<br />

water, elektriciteit (…). Wij zijn winstgevend door de giften die we krijgen, het peter en<br />

meterschap” (Interview coördinator). Daarnaast geven sommige <strong>restaurants</strong> in de<br />

bevraging ook aan dat wanneer het klantenaantal toeneemt ook de infrastructuur moet<br />

kunnen volgen, soms met een verhuis als gevolg. Volledig subsidieonafhankelijk werken is<br />

moeilijk omdat sociale <strong>restaurants</strong> onder de marktprijs koken en qua personeel inefficiënt<br />

moeten werken om ruimte te laten voor opleiding, tenzij men terugvalt op giften van<br />

particulieren.<br />

Bij deze factor rond verspreiding en opschaling is het ook altijd interessant te kijken of<br />

sociale <strong>innovaties</strong> samenvallen met bepaalde trends of andere bewegingen. In survey<br />

kwam bij de vraag naar toekomstperspectieven vaak de hoop terug dat de financiële<br />

uitdagingen konden worden opgevangen door aansluiting te zoeken bij trends rond het<br />

beperken van voedselverlies:<br />

“werken rond duurzaamheid en voedselverlies begint meer en meer ingeburgerd te<br />

geraken. Dit is een uitdaging en een kans voor sociale <strong>restaurants</strong>”.<br />

“wij zijn de mogelijkheid van een zero foodwaste-project aan het bestuderen, om de<br />

prijs laag te kunnen houden”<br />

37 Omdat het oneerlijke concurrentie zou zijn. Gazet van Antwerpen, 06 November 2012, p. 5.<br />

38 Het betreft hier het project ‘tien voor koken’, dat opleiding loskoppelt van tewerkstelling en<br />

migranten binnen het leefloon tracht op te leiden tot keukenhulp zonder taalvaardigheid centraal te<br />

stellen. Zie ook Cools & Oosterlynck, 2015.


“Maatschappelijke tendensen rond het verminderen van voedselverspilling of het zelf<br />

aanbouwen creëren zeker opportuniteiten maar maken vormen geen structurele<br />

oplossing”<br />

Men kijkt uit naar samenwerking met bv. winkelketens of tuinprojecten om zo aan de<br />

ingrediënten voor de maaltijden te komen. Het thema van voedselverlies en SI in dat veld<br />

hebben de laatste jaren aan belang gewonnen, en het thema werd ook door de Vlaamse<br />

overheid opgepikt die o.a. een werkgroep en studiedag rond ‘sociaal aan de slag met<br />

voedseloverschotten’ (14 April 2013) organiseerde. Volgens de medewerker van Komosie<br />

(focusgroep) zou inzetten op (de verwerking van) voedseloverschotten ook potentieel extra<br />

tewerkstellingsmogelijkheden kunnen creëren. Net zoals bij <strong>Sociale</strong> Kruideniers (Ghys,<br />

Oosterlynck, 2015) is er veel mogelijkheid tot samenwerking, maar ontbreekt de<br />

verbindende logistiek soms:<br />

“Wij werken ook nog samen met een sociaal economie project die zelf bio groenten<br />

verbouwen, soms hebben die groenten niet de juiste maat om op de veilig te<br />

verkopen, wij krijgen die dan gratis (…) Eigenlijk zou dat een heel grote hulp voor<br />

sociale <strong>restaurants</strong> zijn moest dat meer kunnen, maar ja dan moeten we er ook<br />

iemand met een wagen op uit sturen (…) moest zo iemand <strong>vanuit</strong> de stad of<br />

provincie vrijgemaakt kunnen worden, zou dat een enorme hulp zijn” (Interview<br />

coördinator Klavertje Vier).<br />

Zoals tijdens de focusgroep werd besproken, helpt hierop inzetten niet als de logistieke<br />

kost hoger of gelijk is aan de winst. Volgens de gedelegeerde bestuurder van Sense zou dit<br />

het geval zijn in een samenwerking met Delhaize waar men zelf het eten uit de rekken<br />

moet gaan halen naar model 39 van de voedselbanken. Komosie presenteerde in opdracht<br />

van In-C op 28 November 2014 twee mogelijke modellen om via sociale economie aan de<br />

slag te gaan met voedseloverschotten, waarin dit laatste model onder ideale<br />

omstandigheden wel haalbaar zou zijn.<br />

We kunnen concluderen dat de benadering van deze SI ten opzichte van verspreiding en<br />

schaalvergroting niet eenduidig is. Er zijn verschilleen in zowel de grootte van het<br />

individuele restaurant als de organisatorische schaal, alsook in de ambitie om uit te<br />

bereiden en te verspreiden. Dit ligt deels aan het feit dat sociale <strong>restaurants</strong> tot nu toe een<br />

versnipperd veld vormen zonder coördinatie of duidelijke afbakening. Er blijkt echter wel<br />

potentieel tot verdere verspreiding te zijn, zowel in de zin van meer <strong>restaurants</strong> en dus<br />

meer sociale tewerkstelling en territoriale spreiding, als in het beantwoorden van de noden<br />

van een groter en meer divers publiek per restaurant. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> hebben doorgaans<br />

vertrouwen dat er nood is aan hun project, maar zien vooral op financieel vlak<br />

belemmeringen voor de groei en soms zelfs continuering van deze SI. Gepaste financiering<br />

en coördinatie lijkt nodig, wat ons bij de volgende factor brengt, namelijk de rol van de<br />

overheid.<br />

2.6. De relatie tot de overheid<br />

39 In dit model dat ontstond uit de samenwerking tussen Sint-Vincentius en Delhaize in Limburg<br />

(Zie Ghys, 2012), haalt de sociale organisatie elke dag s’avonds de bijna vervallen producten uit de<br />

rekken. Dit bespaart de supermarkt de moeite (en het loon) om dit zelf te doen, maar het is zeer<br />

arbeidsintensief voor de sociale organisatie en brengt extra logistieke kosten met zich mee, alsook<br />

problemen in de verdeling van het voedsel.


Zo komen we bij de discussie over de rol van de overheid in het ondersteunen van een<br />

initiatief als het sociaal restaurant. We zullen hierbij eerst kijken naar op welke manieren<br />

de SI in contact staat met de overheid en breder de instituties van de welvaartstaat, en<br />

welke mogelijkheden de overheid heeft om een rol te spelen binnen de benadering van<br />

deze SI. Daarna zullen we enkele spanningsvelden rond mogelijke druk en inmenging<br />

<strong>vanuit</strong> de overheid bespreken, om ten slotte in te gaan op de vraag naar de<br />

verantwoordelijkheid van de overheid in de inspanning rond <strong>armoedebestrijding</strong> van de<br />

sociale <strong>restaurants</strong>.<br />

Een eerste verbinding met de overheid is wanneer sociale <strong>restaurants</strong> worden uitgebaat<br />

binnen het kader van een overheidsaanbod, zoals het geval is bij uitbating rechtstreeks door<br />

het OCMW of in de context van een lokaal dienstencentrum. Dit laatste komt vrij vaak<br />

voor, zo blijken één derde (of 13 op de 39) van de <strong>restaurants</strong> in de schriftelijke bevraging<br />

samen te vallen met een lokaal dienstencentrum. Een voorwaarde is natuurlijk dat het om<br />

een effectief restaurant gaat (met een keuken en eetzaal), en niet om maaltijdbedeling aan<br />

huis. Tijdens de focusgroep was er discussie over hoe zeer deze inbedding binnen de<br />

afbakening valt, wat uiteindelijke afhangt van vraag in welke mate deze initiatieven<br />

openstaan naar het algemene publiek. In de bevraging claimde een grote meerderheid van<br />

de initiatieven dit wel te doen.<br />

Een andere verbinden met de overheid kan bestaan in de toeleiding van klanten door de<br />

sociale diensten. Zo zorgt bijvoorbeeld het OCMW van Antwerpen voor toeleiding naar de<br />

buurt<strong>restaurants</strong> van Sense via haar sociale werkers. Het afdelingshoofd maatschappelijke<br />

ontplooiing vertelt: “Mijn specifieke taak buiten contracten maken, is ook rond toeleiding<br />

werken, zorgen dat maatschappelijk werkers aan dat thema denken en effectief mensen<br />

gaan doorverwijzen naar de <strong>restaurants</strong>” (interview). Ook bij De drukkerij in Leuven en<br />

Klavertje Vier in Hasselt is dit het geval, al gaat het hier vooral om gevallen waar het<br />

OCMW iemand (bijvoorbeeld thuislozen) doorstuurt die ze in nood achten en de maaltijd<br />

volledig voorschieten. Het doorverwijzen voor een gefactureerde maaltijd geeft OCMW’s<br />

de mogelijkheid geeft om bepaalde groepen (schuldbemiddeling, daklozen, mensen zonder<br />

papieren) te ondersteunen die ze met ‘cash’ administratief moeilijk kunnen/mogen helpen.<br />

Zo vertelt de directeur sociale dienst van OCMW Leuven:<br />

“We hebben de mensen die we om welke reden dan ook, omdat we ze financieel niet<br />

mogen steunen, bijvoorbeeld mensen die illegaal op ons grondgebied verblijven of<br />

omdat daar problemen zijn van budgetbeheer (…). [voor hen] hebben wij ook een<br />

systeem waar dat we maaltijdtickets uitschrijven (…) op naam van een ontvanger die<br />

daarmee kan gaan eten in het sociaal restaurant bij Leren Ondernemen, en Leren<br />

Ondernemen stuurt ons de factuur” (interview).<br />

Een andere functie is dat bij systematische doorverwijzing de lokale overheid de<br />

mogelijkheid krijgt het doelpubliek te sturen. Zo getuigt de gedelegeerd bestuurder van<br />

Sense: “Sense is hier niet aan het stuur (…) Wij vinden die klanten niet uit hé, het OCMW<br />

vindt die” (interview). We komen hier later op terug.<br />

Financiering vormt ten slotte een belangrijke verbinding tussen sociale <strong>restaurants</strong> en de<br />

overheid. Materiele ondersteuning van sociale <strong>restaurants</strong> kan op ruwweg drie elkaar niet<br />

uitsluitende manieren gebeuren: via rechtstreekse steun aan het initiatief zelf, via<br />

subsidiering van sociale arbeidsplaatsen en via subsidiering van maaltijden voor bepaalde<br />

klanten. In het eerste geval kan dit gaan over (lokale) financiering van de werking zelf,


zoals bv. bij restaurant de Pepermolen in Ronse dat destijds opgestart is <strong>vanuit</strong> het Sociaal<br />

Impulsfonds. Dit is natuurlijk ook het geval wanneer de overheid (bv. via OCMW) het<br />

restaurant zelf beheert. In dit geval is er soms nog ruimte voor leerprocessen, aangezien het<br />

overheidsaanbod zich vaak (nog) eenzijdig(er) richt op ouderen (focusgroep). Uit de<br />

bevraging en interviews blijkt dat er vaak geen structurele financiering is, maar komen<br />

overheden (gemeente, provincie, Vlaams, etc.) soms op projectmatige basis tussen voor<br />

een specifieke kost, wat bijvoorbeeld het geval is voor Klavertje Vier in Hasselt.<br />

Een andere, voor structurele <strong>armoedebestrijding</strong> belangrijke, vorm van financiering is de<br />

subsidiering van arbeidsplaatsing in een sociale economie context. In de antwoorden uit de<br />

bevraging en sommige interviews viel op dat verantwoordelijken van sociale <strong>restaurants</strong><br />

dit soms niet als subsidiering meetellen, ook al leert de bevraging van de personeelsinzet<br />

ons dat dit in 33 van de 39 gevallen voorkomt. Dit stelt sociale <strong>restaurants</strong> echter in staat<br />

zowel professioneler te werken als hun loonkosten te drukken indien ze niet volledig met<br />

vrijwilligers werken, alsook hun bijdrage aan <strong>armoedebestrijding</strong> te vergroten. In geval van<br />

artikel 60 tewerkstelling is dit voor de lokale overheden ook een manier om mensen in het<br />

(federale) werkloosheidsstelsel te krijgen.<br />

Een laatste vorm van financiering is wanneer het OCMW tussenkomt in de maaltijden van<br />

klanten met een behoeftig profiel. Het verschil met de eerste vorm van financiering is dat<br />

men hier selectief (het verbruik van) de klant en niet de kost van de maaltijd subsidieert.<br />

Zo maakt het OCMW van Antwerpen een tarief van 3 euro voor OCMW klanten mogelijk<br />

door het verschil met de normale prijs (8 euro) bij te passen in de <strong>restaurants</strong> van Sense 40 .<br />

Dit maakt dat het restaurant per bord niet verlieslatend is, waardoor het een werkend<br />

economisch model kan opbouwen zonder de prijs voor armste doelgroep te verhogen.<br />

Volgens de HR medewerker van Sense is de combinatie van deze maatregel met middelen<br />

voor sociale tewerkstelling cruciaal om het concept waar te maken, ook al maakt het hen<br />

afhankelijk:<br />

“Natuurlijk blijft het afhankelijk van een partner die het gegeven van een<br />

buurt<strong>restaurants</strong> faciliteert, en bij ons is dat heel duidelijk het OCMW van<br />

Antwerpen. Onze mensen worden in grote getale goedkoper, en er zijn mensen die<br />

via het OCMW het recht hebben gekregen om in een buurtrestaurant aan een<br />

bepaalde gunsttarief te eten” (Interview).<br />

Hoewel de antwoorden op de vraag ‘Werkt u voor deze tarieven met een tussenkomst van<br />

het OCMW?’ niet altijd duidelijk waren, komt uit de schriftelijke bevraging naar voren dat<br />

dergelijke subsidiering van de klant slechts in een minderheid van de gevallen voorkomt.<br />

Dit gaat dan om systemen van subsidiëring, niet het vaker voorkomende eenmalig<br />

doorsturen van noodlijdende klanten op factuur dat we eerder bespraken. <strong>Sociale</strong><br />

<strong>restaurants</strong> die geen enkele vorm van structurele subsidie ontvangen moeten rondkomen<br />

met vrijwilligers en/of van giften of eventueel andere winstgevende activiteiten binnen de<br />

moederorganisatie, wat zoals we eerder zagen tot onzekerheid over de toekomst leidt.<br />

Vooraleer we tot de vraag van de verantwoordelijkheid van de overheid komen, is het goed<br />

eerst te kijken naar de manieren waarop de overheid in onze casestudies een zekere druk<br />

40 Maar niet in andere <strong>restaurants</strong>, hier was in 2013 een kleine controverse rond in de kanten toen<br />

‘buurthuis Stroboertje’ ook een sociaal restaurant met vrijwilligers opende in Merksem, Antwerpen.<br />

Ze ontvangen geen subsidies voor de maaltijden, aangezien de OCMW voorzitter voorkeur geeft<br />

aan samenwerking met Sense. Bron: Het Nieuwsblad/Antwerpen, 14 mei 2013, p. 22.


legt op deze SI. Belangrijk is dat <strong>vanuit</strong> perspectief van <strong>armoedebestrijding</strong> deze druk niet<br />

per definitie negatief hoeft te zijn. In een eerste geval viel het de gedelegeerd bestuurder<br />

van Sense op dat het OCMW van Antwerpen onder het nieuwe beleid zich directer uitsprak<br />

over de samenstelling van het doelpubliek, dat meer op armen en vooral kinderen gericht<br />

moest zijn. We bespraken in de derde factor reeds dat Liesbeth Homans als OCMW<br />

voorzitter de samenstelling van het doelpubliek in de media problematiseerde. Dit past<br />

binnen de nieuwe beleidsambitie van het OCMW:<br />

“Omdat we merkten dat de mensen die nu naar de buurt<strong>restaurants</strong> kwamen, dat zijn<br />

eigenlijk vooral alleenstaanden, daklozen, oudere mensen, vooral senioren eigenlijk.<br />

Terwijl wij langs de andere kant wel rond kinderarmoede werken, en we merken dan<br />

dat mensen zelfs geen maaltijd in school hebben (…). Van daaruit het idee van<br />

kunnen we niet beter gezinnen toeleiden naar dat buurtrestaurant” (Interview<br />

afdelingshoofd maatschappelijke ontplooiing).<br />

Met middelen <strong>vanuit</strong> het stedenfonds werden hiermee de eerder besproken ‘1 euro<br />

kindermaaltijden’ in het leven geroepen. Hoewel deze toeleiding van kinderen door Sense<br />

gezien word als een interessante uitdaging, was er aanvankelijk ook de vrees of het<br />

aantrekken van gezinnen combineerbaar zouden zijn met het oudere doelpubliek waarop<br />

men rekende (interview gedelegeerd bestuurder).<br />

Een ander punt heeft te maken met de nadruk op doorstroming in de sociale tewerkstelling.<br />

De sociale economie wordt steeds meer gekaderd word binnen de doelstelling van<br />

doorstroming. Zo was er volgens Frans, Seynaeve, en Vranken in 2002 reeds sprake van<br />

“disciplinering richting reguliere arbeidsmarkt” (p. 68). Volgens de HR medewerker van<br />

Sense zijn de <strong>restaurants</strong> op papier een doorstroomproject voor iedereen, maar is volledige<br />

doorstroom simpelweg onrealistisch: “één op één jobs zou heel fijn zijn, maar dan zijn<br />

laaggeschoolde jobs niet de realiteit waar de arbeidsmarkt op zit te wachten” (Interview).<br />

De vrees bestaat bij sommigen, zoals de chef-begeleider van restaurant De Zeven Schaken,<br />

dat het komende maatwerkdecreet (waarvan de inhoud nog niet vaststaat) middelen<br />

rechtstreekser aan doorstroming zal koppelen, waardoor het gevaar op afroming ontstaat.<br />

In dat geval is het interessanter voor initiatieven om enkel sterkere profielen aan te nemen<br />

aangezien de slaagkans daar hoger is, een vrees die ook in de focusgroep werd geuit.<br />

Volgens de geïnterviewde HR medewerker van Sense moet er naast doorstroom ook ruimte<br />

zijn voor sociale tewerkstelling op zich:<br />

“Wij denken dat sociale economie niet enkel op doorstroom gericht zou moeten zijn.<br />

Momenteel is dat wel zo, dat is het beleidsprincipe en wij willen daar 100% in<br />

meegaan, omdat wij er ook in geloven, maar niet in zo’n hoeveelheid. Ik denk dat<br />

gewoon een stabiele sector sociale economie die tewerkstelling garandeert voor een<br />

aantal mensen die in de samenleving anders worden uitgesloten van tewerkstelling<br />

goed is. Zo kunnen ook zij een bijdrage leveren” (interview).<br />

Uit interviews en de focusgroep kwam ook naar voren dat deze SI niet volledig<br />

verantwoordelijk gehouden worden door de overheid voor de doorstroming aangezien de<br />

slaagkans hiervan ook bepaald word door de ontvankelijkheid van de reguliere markt.<br />

Ten slotte komen we bij de vraag naar de verantwoordelijkheid van de overheid voor de<br />

toegang tot voedsel. Waar voedselbedeling vaak een systematische aanvulling op de<br />

tekorten op het leefloon vormt (Geerts, Ghys, Dierckx, 2013), is er bij sociale <strong>restaurants</strong>


minder duidelijk het risico op het afschuiven van verantwoordelijkheid door de overheid.<br />

Ten eerste omdat sociale <strong>restaurants</strong> op een aantal uitzonderingen na meestal niet als<br />

noodhulp dienen, maar om op een specifiek gebied de algemene levenspatronen dichterbij<br />

te brengen. Tijdens de interviews waren er wel vragen rond de verantwoordelijkheid van<br />

de overheid in zake goedkope kindermaaltijden. Indien we dit moeten verstaan als een<br />

reactie op honger bij kinderen, dan wordt geopperd dat het veel effectiever is dat de<br />

overheid in (goedkope) maaltijden op school voorziet waar kinderen overdag zijn in plaats<br />

van in een restaurant. Ten tweede omdat overheden in vele gevallen een zekere<br />

verantwoordelijkheid nemen in het ondersteunen van sociale <strong>restaurants</strong>, via subsidies naar<br />

de werking of door sociale tewerkstelling mogelijk te maken. Wanneer een overheid de<br />

maaltijden van OCMW klanten zelf subsidieert word de omweg rond rechtstreekse<br />

herverdeling kleiner, en helpt dit bij de toeleiding van de arme doelgroep. Volgens Van<br />

den Broeck (2007, p. 39) verhogen afspraken met het OCMW rond tarifering de financiële<br />

leefbaarheid van het initiatief. Ook in de focusgroep was er veel bijval te vinden voor dit<br />

systeem. Hierbij stelt zich wel de vraag naar betaalbaarheid op termijn. In Antwerpen gaat<br />

het OCMW impliciet uit van ondergebruik:<br />

“Het is niet gebudgetteerd dat alle kinderen van het OCMW daar gaan eten. (…).<br />

Want bijvoorbeeld, wij hadden als idee, nu moeten mensen nog altijd naar het sociaal<br />

centrum voor een kaartje, en we hadden zoiets van kunnen we dat niet op het A-<br />

kaart 41 laten zetten, dus dat als je het profiel van verhoogde tegemoetkoming hebt,<br />

dat je dan automatisch dat sociaal tarief hebt. Dan hebben we naar het budget<br />

gekeken en dat kunnen wij niet betalen” (Interview medewerker OCMW<br />

Antwerpen).<br />

Dit kan problematisch zijn voor een inbedding van de kindermaaltijden in een context van<br />

rechten, aangezien niet alle rechthebbenden hun rechten mogen gebruiken zonder het<br />

systeem te ondermijnen. De kostprijs van zulk een beleid hangt uiteraard samen met hoe<br />

we het gebruik van het sociaal restaurant zien zowel qua context als frequentie: als<br />

dagelijkse voeding of als periodiek verzetje. Dit kan mogelijk verschillen per doelgroep,<br />

bv. voor ouderen die niet zelf kunnen kopen en voor een gezin in armoede dat op<br />

woensdagmiddag met de kinderen weg moet kunnen.<br />

Concluderend kunnen we stellen dat de benadering van sociale <strong>restaurants</strong> verschillende<br />

mogelijke rollen voorziet voor de overheid. <strong>Sociale</strong> <strong>restaurants</strong> zonder rechtstreekse<br />

relaties met de overheid bestaan, maar dan vaak in het oude caritatieve model waarbij het<br />

moet rekenen op steun uit religieuze hoek. Het model word structureler wanneer de<br />

overheid een rol opneemt, in de eerste plaats door het mogelijk maken van sociale<br />

tewerkstelling, eventueel in combinatie met subsidies voor de opstart/werking of via<br />

tussenkomst in de tarifering voor de zwakste groepen. Een sociale restaurant heeft het<br />

voordeel dat het een overheid drie samenvallende maar vooral duidelijk functies<br />

presenteert die kunnen passen in beleidsdoelen, namelijk: (a) een plek voor activering die<br />

(b) een eetgelegenheid toegankelijk maakt voor doelgroepen. Dit alles kan eventueel (c)<br />

gekaderd worden in een verhaal van sociale cohesie. Het betrekken van de overheid bij het<br />

verhaal van de sociale <strong>restaurants</strong> houdt echter ook wel in dat die overheid bepaalde eisen<br />

kan opleggen aan deze SI, gaande van bepaalde standaarden in kwaliteit en efficiëntie tot<br />

targets die de interne werking onder druk zetten. Hier leert de casestudie ons dat het<br />

41 Een kaart die inwoners van Antwerpen krijgen en allerhande voordelen verschaft.


elangrijk is samen met de sector te bespreken wat haalbaar en nodig is, zeker gezien er<br />

een grote diversiteit aan initiatieven is.<br />

3. Discussie en conclusies<br />

In deze conclusie zullen we terugkoppelen naar de onderzoeksvragen. We hernemen eerst<br />

de armoedebenadering van sociale <strong>restaurants</strong> om vervolgens te reflecteren over hun<br />

potentiële bijdrage tot structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. Dit is niet eenvoudig voor een SI die<br />

geen uniforme gedaante aanneemt, waarbij we moeten vermelden dat dit onderzoek vooral<br />

focust op - maar niet beperkt is tot - ‘moderne’ sociale <strong>restaurants</strong> die ook een vorm van<br />

sociale tewerkstelling koppelen aan betaalbare maaltijden.<br />

Binnen het analysekader hebben we deze benadering opgesplitst in vijf factoren, waarvan<br />

de eerste de relatie tot de subjectieve condities of het draagvlak voor structurele<br />

<strong>armoedebestrijding</strong> is. Hier zien we dat algemeen genomen de benadering van deze SI niet<br />

focust op de creatie van draagvlak voor structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. De SI heeft het<br />

potentieel om een signaalfunctie te vervullen, maar op enkele uitzonderingen na gebeurt dit<br />

weinig. Hoewel de noden waarop sociale <strong>restaurants</strong> reageren gepolitiseerd kunnen<br />

worden, en dat soms ook door anderen gebeurd, nemen de <strong>restaurants</strong> hier geen rol in op.<br />

Dit om verschillende redenen. Om te beginnen zien veel sociale <strong>restaurants</strong> zichzelf (in<br />

tegenstelling tot bijvoorbeeld sociale kruideniers) niet als armoedeorganisaties en hebben<br />

ze hier ook geen specifieke kennis of standpunt rond. Hiermee verbonden is ook de vrees<br />

voor het stigma van een sociaal restaurant als soepkeuken voor de armen. Tenslotte willen<br />

de bevraagde sociale <strong>restaurants</strong> zo neutraal 42 blijven naar doelpubliek en ondersteunende<br />

overheden toe.<br />

Wanneer we kijken naar de relatie tot mechanismes die armoede (re)produceren op<br />

maatschappelijk niveau (tweede factor) was de benadering van deze SI op het eerste zicht<br />

niet gericht op het veranderen van sociaaleconomische mechanismes en zo het voorkomen<br />

van armoede. Omtrent de armoedebenadering in het algemeen viel op dat initiatiefnemers<br />

van <strong>restaurants</strong> de relatie met armoede vooral in de dienst naar klanten toe zagen. Wanneer<br />

sociale <strong>restaurants</strong> echter ingezet worden als tewerkstellingsinitiatief, kan deze SI een<br />

(preventief) alternatief vormen voor de normale uitsluiting en onzekerheid op de<br />

arbeidsmarkt voor zwakkere profielen. Deze SI is hier niet uniek in maar sluit aan bij de<br />

veel oudere innovatie van de sociale economie: “In de strijd tegen de structurele langdurige<br />

werkloosheid van voornamelijk laaggeschoolden vormen deze bedrijven uit de sociale<br />

economie het middel bij uitstek” (Frans, Seynaeve, Vranken, 2002, p. 15). Maar een<br />

sociaal restaurant is wel een context waar dit principe zeer vruchtbaar is, en er zoals ook<br />

Van den Broeck (2007) aangeeft potentieel is dit verder te ontwikkelen. Dit komt onder<br />

andere door het arbeidsintensieve karakter, de combinatie van laagdrempeligheid (ook naar<br />

nieuwkomers) met het verwerven van verschillende vaardigheden en de reële<br />

aansluitmogelijkheden bij de bestaande horeca sector. Verder is het voor dat segment van<br />

de arbeidsmarkt weinig vervreemdende werk. We zien echter dat niet alle initiatieven hier<br />

evenzeer op gericht zijn.<br />

42 Uitgezonderd enkele duidelijk religieus geïnspireerde initiatieven.


Vervolgens is er de relatie tot de positie van mensen in armoede. Zoals we eerder<br />

bespraken geeft een sociaal restaurant naar haar personeel toe kansen op sociale mobiliteit,<br />

variërend van vrijwilligerswerk tot sociale of soms reguliere tewerkstelling. De benadering<br />

van sociale <strong>restaurants</strong> is er niet op gericht klanten rechtstreeks uit de armoede te halen,<br />

maar wel hun <strong>vanuit</strong> hun bestaande (arme) positie te versterken. Op materieel vlak gebeurt<br />

dit door het aanbieden van gezonde voeding tegen een bepaalbare prijs, al is deze<br />

gemiddeld niet speciaal voordelig of kostenbesparend als het gaat op het vervullen van<br />

dagelijkse behoeften. Wat het wel doet is een zeer specifieke uitsluiting (die van uit te gaan<br />

eten) wegnemen en zo de algemeen aanvaarde levenspatronen dichterbij brengen. Dit in<br />

combinatie met een passieve sociale verbindingsfunctie, waar het restaurant een<br />

ontmoetingsplek is zonder echter zelf interactie te organiseren. Het concept van sociale<br />

<strong>restaurants</strong> in zijn huidige vorm staat niet evenveel open voor alle groepen uit de armere<br />

bevolkingslaag. Het is een sterkte van het concept dat het zich niet uitsluitend richt op<br />

mensen in armoede maar potentieel een collectieve voorziening kan zijn, maar deze studie<br />

toont dat het doelpubliek vooral oud en blank is. Zowel het menu als de openingsuren van<br />

sociale <strong>restaurants</strong> kunnen uitsluitend werken naar allochtone groepen en gezinnen toe.<br />

Hoewel sociale <strong>restaurants</strong> niet het nieuwste concept zijn en in de laatste decennia nog<br />

sterk zijn gegroeid, is de totale verspreiding onduidelijk en heeft er zich geen echte<br />

georganiseerde sector gevormd. Met uitzondering van <strong>restaurants</strong> die onder een grotere<br />

(tewerkstellings)organisatie zitten, zijn sociale <strong>restaurants</strong> vaak individuele projecten<br />

ingebed in een specifieke context, en is de benadering niet op volume gericht. Er lijkt wel<br />

potentieel te zijn tot uitbereiding, zowel binnen individuele projecten, als in de zin van<br />

verdere territoriale verspreiding van de SI. Hoewel de projecten als buurt<strong>restaurants</strong> lokaal<br />

ingebed zijn, is het principe herhaalbaar buiten die context. Maar de gefragmenteerde<br />

context waarin deze SI zich afspeelt maakt opschaling niet evident, samen met financiële<br />

zorgen die vele coördinatoren van sociale <strong>restaurants</strong> aangeven.<br />

De laatste factor betrof de relatie tot de overheid. De benadering van sociale <strong>restaurants</strong><br />

laat ruimte voor verschillende rollen voor de overheid (gaande van afwezig tot uitbater) en<br />

vereist ondersteuning uit deze hoek om tot een meer structurele werking te komen waaraan<br />

ook tewerkstelling gekoppeld is. De koppeling van activeringsmogelijkheden met het<br />

aanbieden van een lokale collectieve dienst maken dat verschillende sociale <strong>restaurants</strong> in<br />

staat zijn een zekere vorm van ondersteuning <strong>vanuit</strong> de overheid krijgen, ook al is er ook<br />

een groep zonder structurele middelen. Zowel op vlak van het inzetten op activering als het<br />

toeleiden van doelgroepen zit de overheid deels aan het stuur bij deze SI, wat ook een<br />

zekere kwetsbaarheid met zich meebrengt indien de politieke steun voor deze SI zou<br />

verminderen.<br />

Samenvattend is de benadering van ‘moderne’ sociale <strong>restaurants</strong> het verschaffen van<br />

gezonde en betaalbare voeding (zonder kostenbesparend te zijn) en mogelijkheden tot<br />

ontmoeting, in combinatie met mogelijkheden tot sociale mobiliteit via werk. Deze<br />

benadering richt zich vaak op de schaal van het individuele project als lokale aanvulling<br />

van het aanbod rond bepaalde noden, niet op de uitbouw van een sector (zoals de<br />

kringwinkels). Deze SI is voor verdere groei vaak afhankelijk van de bereidheid van<br />

overheden om op deze manier aan <strong>armoedebestrijding</strong> te doen, maar neemt geen initiatief<br />

om draagvlak voor <strong>armoedebestrijding</strong> te creëren.<br />

Wat is nu de potentiële rol van deze SI binnen structurele <strong>armoedebestrijding</strong>? Dit varieert<br />

uiteraard sterk afhankelijk van het individueel initiatief en ook afhankelijk van waarvoor


een sociaal restaurant moet dienen. Moet een sociaal restaurant enkel dienen als noodhulp?<br />

Zoals we zagen zijn de caritatieve varianten (zeer lage prijzen, geen keuze, enkel<br />

vrijwilligerswerk) een minderheid en is dit model op zijn terugweg. Maar het ‘moderne’<br />

sociale restaurant is vrij duur om als antwoord op dagelijkse noden te dienen, en biedt<br />

zoals de meeste noodhulp geen structureel antwoord op deze noden. Verder kan het voor<br />

andere groepen dan ouderen en daklozen weinig praktisch zijn om hier dagelijks te gaan<br />

eten. ‘Noodhulp’ betekend in België immers vaak het antwoord op een dagelijks<br />

systematisch tekort aan middelen, en niet de hulp in uitzonderlijke situaties. Bovendien zou<br />

deze invulling van het sociale restaurant het potentiële universeel toegankelijke karakter<br />

van deze SI schaden (sociale <strong>restaurants</strong> zijn er doorgaans voor iedereen en kunnen dus<br />

ook in verschillende contexten voorkomen), wat net een sterkte van deze SI kan zijn.<br />

Daartegenover staat wel dat vergeleken met andere vormen van noodhulp (uitdelen of<br />

goedkoop verkopen overschotten) naar gezonde voeding en effectief gebruik toe dit de<br />

meest zekere 43 en potentieel minder stigmatiserende praktijken is. Het lijkt dus best om<br />

sociale <strong>restaurants</strong> niet op noodhulp te richten, ook al zijn ze wel goed combineerbaar met<br />

noodhulp in de letterlijke zin van een uitzonderlijke noodsituatie waarin een OCMW<br />

mensen kan doorsturen voor een maaltijd.<br />

Moet een sociaal restaurant dienen als buurtgerichte en betaalbare eetgelegenheid, en voor<br />

een bepaalde groep het sociaal contact kan stimuleren? Wanneer dit het doel is zijn sociale<br />

<strong>restaurants</strong> effectief in het verminderen van een (zeer specifieke) uitsluiting voor mensen<br />

in armoede, mits er gepaste tarifering is voor deze doelgroep. Daarnaast moet het sociaal<br />

restaurant dan ook inspanningen doen om werkelijk als restaurant over te komen. Opnieuw<br />

is hier de vraag of deze SI een initiatief is voor een bepaalde doelgroep, zijnde autochtone<br />

senioren uit de buurt 44 , of het moet en kan openstaan naar een breder publiek. Volgens<br />

Stevens (2011, p. 8) is ervoor zorgen dat mensen van verschillende achtergronden zich<br />

kunnen thuis voelen een uitdaging voor buurt<strong>restaurants</strong>.<br />

We komen dichter bij structurele <strong>armoedebestrijding</strong> wanneer we sociale <strong>restaurants</strong> zien<br />

als tewerkstellingsinitiatief. De volgende vraag is dan hoe zowel initiatiefnemers als de<br />

overheid deze tewerkstelling invullen: gaat het op kortstondige activering volledig gericht<br />

op doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt die in deze context onrealistisch blijkt, of<br />

is er in het sociaal restaurant plaats voor duurzame tewerkstelling? De laatste vraag die we<br />

moeten stellen om het spectrum van potentieel voor structurele <strong>armoedebestrijding</strong> te<br />

schetsen is of sociale <strong>restaurants</strong> vooral een gegeven van lokale projecten blijven, of zich<br />

kunnen ontwikkelen als een sector zoals de kringwinkels dat deden. Opschalen brengt<br />

bepaalde risico’s met zich mee, maar gegeven een SI een positieve impact op armoede zou<br />

hebben is het zuiver <strong>vanuit</strong> de noden geredeneerd structureler wanneer deze aan volume en<br />

gewicht wint. Zo kan er meer op de arbeidsmarkt gewogen worden, alsook maakt het meer<br />

uniforme afspraken met de overheid rond dienstverlening (kwaliteit, efficiëntie, etc.),<br />

logistiek en tarifering mogelijk.<br />

43 Er is immers geen twijfel over het menu en of het eten goed terecht komt en bereid kan worden.<br />

44 Dit kan op zichzelf zeker bepaalde maatschappelijke meerwaarde hebben op vlak van welzijn en<br />

sociale cohesie die wij niet willen miskennen, maar dit onderzoek focust zich eenzijdig op<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>.


Literatuur<br />

De Morgen. (2001, 22 September). Bijkomende sociale arbeidsplaatsen. p. 7.<br />

De Morgen. (2003, 11 Oktober). Anciaux: 'Twaalfduizend nieuwe sociale banen in vier<br />

jaar'. p. 5.<br />

De Morgen. (2010, 3 Maart). Van den Bossche wil 440 jobs in sociale economie. p 7.<br />

De Morgen. (2013, 14 Mei). Homans wil opnieuw kansarmen in Antwerpse sociale<br />

<strong>restaurants</strong>. p. 10<br />

De Standaard. (2015, 8 Mei). 1-euromaaltijden in alle Vlaamse Steden. p 1.<br />

Delloite (2013). Klantenbevraging <strong>Sociale</strong> Buurt<strong>restaurants</strong> Cas VZW.<br />

Dierckx, D., Ghys, T. (2013). Solidariteit en herverdeling in structurele<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>. In: Dierckx, D., Coene, J., Van Haarlem, A., Raeymaeckers, P. (Eds.)<br />

Armoede en sociale uitsluiting: Jaarboek 2013. Leuven/Den Haag: Acco.<br />

Christiaens, E., Moulaert, F., Bosmans, B. (2007). The end of social innovation in urban<br />

development strategies? The case of Antwerp and the neighborhood development<br />

association ‘BOM’. European Urban and Regional Studies,14(3): 238–251.<br />

Cools, P., Oosterlynck, S. (2014). De Kringwinkel: A symbiosis between jobs for the long<br />

term unemployed and waste reduction? ImPRovE Working Paper.<br />

Cools, P., Oosterlynck, S. (2014). ‘Ten for Cooking: Learning trajectories to work in the<br />

catering sector for people on minimum subsistence income’, ImPRovE Working Paper<br />

11/2014.<br />

Frans, M., Seynaeve, K., Vranken, J. (2002). Balanceren op een slappe koord:<br />

Spanningsvelden in de sociale economie. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.<br />

Gans, H. (1995). The war against the poor. New York: BasicBooks.<br />

Gazet van Antwerpen (1996, 29 Augustus). Sociaal restaurant Solarium 20 jaar jong.<br />

Gazet van Antwerpen (2012, 6 November). Meer min- dan pluspunten. p. 5.<br />

Gazet van Antwerpen (2012, 3 December). Behoud sociale <strong>restaurants</strong> is breekpunt. p. 15<br />

Geerts, A., Ghys, T. & Dierckx, D. (2013). Een verkennend onderzoek naar het gebruik<br />

van voedselbedeling. VLAS-Studies 10. Antwerpen, Vlaams Armoedesteunpunt


Ghys, T. (2012). De ambigue rol van voedselbanken. In Dierckx, D., Oosterlynck, S.,<br />

Coene, J., Van Haarlem, A. (Red.). Armoede en sociale uitsluiting: Jaarboek 2012.<br />

Leuven/Den Haag: Acco.<br />

Ghys, T. (2014). Naar een structurele theorie van armoede. In: Verschraegen, G; de Olde,<br />

C; Oosterlynck, S; Vandermoere, F; Dierckx, D. (2014) Over gevestigden en<br />

buitenstaanders: Armoede, diversiteit en stedelijkheid. Leuven: ACCO.<br />

Ghys, T., Oosterlynck, S. (2013a). <strong>Sociale</strong> innovatie ontleed: perspectieven voor<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>. VLAS-Studies 3, Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt.<br />

Ghys, T., Oosterlynck, S. (2013b). Governance uitdagingen voor sociale innovatie en<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>. VLAS-Studies 8, Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt.<br />

Ghys, T., Oosterlynck, S. (2014). Assessing the potential of social innovation for structural<br />

poverty reduction: a conceptual exploration. Conference Texts, 4 th CRISIS International<br />

conference, pp. 347-359, online:<br />

http://crises.uqam.ca/upload/files/Colloque_international_2014/Textes_de_conf%C3%A9r<br />

ence_Colloque_international_2014_CRISES_v.1.pdf<br />

Ghys, T., Oosterlynck, S. (2015). <strong>Sociale</strong> <strong>innovaties</strong> <strong>bekeken</strong> <strong>vanuit</strong> <strong>armoedebestrijding</strong>:<br />

<strong>Sociale</strong> kruideniers. VLAS.<br />

Het Nieuwsblad. (1999, 27 Februari). Minder Belgen in bijstand. p.3.<br />

Het Nieuwsblad. (2000, 22 December). Iedere dag op restaurant. p. 15.<br />

Holman, R. (1978). Poverty. Explanations of Social Deprivation. London: Martin<br />

Robertson.<br />

Konstantatos, H., Siatitsa, D., Vaiou, D. (2013). Qualitative approaches for the study of<br />

socially innovative initiatives. In: Moulaert, F., MacCallum, D., Mehmood, A., Hamdouch,<br />

A. (Eds.). The international Handbook on Social Innovation. Edward Elgar.<br />

Het Nieuwsblad (2000, 22 December). Iedere dag op restaurant. p. 15.<br />

Het Nieuwsblad/Antwerpen (2013, 14 mei). Buurthuis wil OCMW niet meer helpen. p. 22<br />

Mathijssen, C. / CERA (2014). ‘Samen eten werkt’ Een blauwdruk voor coöperatieve<br />

dorps<strong>restaurants</strong> als hefboom in de strijd tegen sociale uitsluiting op het platteland.<br />

CERA.<br />

Rubin, H.J. & Rubin, I.S. (2005). Qualitative interviewing. The art of hearing data (2nd<br />

ed.). Thousand Oaks, CA: Sage Publications Inc.<br />

Sense vzw. (2013). Meervoudige maatschappelijke meerwaarde. Presentatie op studiedag<br />

11 Juni 2013.<br />

Sinclair, S., Baglioni, S. (2014). Social Innovation and Social Policy. Promises and Risks.<br />

Social Policy & Society,13(3), 469–476.


<strong>Sociale</strong> Kruideniers Vlaanderen (2014). Analyse bevraging Lerend Netwerk. Presentatie op<br />

6 Oktober 2014.<br />

Steunpunt Mensen Zonder Papieren (2003). Voedselzekerheid voor mensen zonder wettig<br />

verblijf in het Brussels Hoofdstedelijk gewest:alles kan beter!?. Steunpunt Mensen zonder<br />

Papieren.<br />

Stevens, N. (2011). Wijk<strong>restaurants</strong>: drempels en uitdagingen. In: Van de Wetering, W.<br />

(red.). Succesvol ondernemen in wijk<strong>restaurants</strong>. Amsterdam: Attema & Van de Wetering.<br />

Storms, B. and K. Van den Bosch (2009). Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een<br />

budgetstandaard voor Vlaanderen. Antwerpen, UA/Centrum voor Sociaal Beleid Herman<br />

Deleeck.<br />

Storms, B., Penne, T., Vandelannoote, D., Van Thielen, L. (2015). Is de<br />

minimuminkomensbescherming in ons land doeltreffender geworden sinds 2008? Wat<br />

leren we uit de geüpdatete referentiebudgetten?. VLAS studie 21, Antwerpen: Vlaams<br />

Armoedesteunpunt.<br />

Vandevoort, L. (2013). Sociaal aan de slag met voedseloverschotten. Vlaamse Overheid.<br />

Vranken, J. (2014). Thatcher aan de Schelde. Epo.<br />

Vranken, J. (1977). Armoede in de welvaartsstaat: een poging tot historische en structurele<br />

plaatsing (2 delen). Antwerpen: Universiteit Instelling Antwerpen.


Appendix A: Lijst interviews<br />

° Interview Projectmedewerker <strong>Sociale</strong> Kruidenier bij Leren Ondernemen. 6 Maart 2014,<br />

Leuven.<br />

° Interview directeur sociale dienst OCMW Leuven. 23 April 2014, Leuven.<br />

° Interview afdelingshoofd maatschappelijke ontplooiing OCMW Antwerpen. 27 Mei<br />

2014, Antwerpen.<br />

° Interview afgevaardigd bestuurder Sense, 16 Juni 2014, Antwerpen.<br />

° Interview chef-begeleider buurtrestaurant Kom.Eet. 23 Juni 2014, Antwerpen, Deurne.<br />

° Interview medewerker sociaal restaurant. 23 Juni 2014, Antwerpen, Deurne.<br />

° Interview medewerkster sociaal restaurant. 23 Juni 2014, Antwerpen, Deurne.<br />

° Interview chef-begeleider Foyer de Stroming. 25 Juni 2014, Antwerpen.<br />

° Interview chef-begeleider buurtrestaurant Bakboord. 4 Juli 2014, Antwerpen.<br />

° Interview coördinator sociaal restaurant Klavertjevier. 9 Juli 2014, Hasselt.<br />

° Interview chef-begeleider buurtrestaurant De Zeven Schaken. 15 Juli 2014, Antwerpen.<br />

° Interview HR medewerker Sense. 4 Augustus 2014, Antwerpen.<br />

° Interview ex-medewerker sociaal restaurant. 13 Augustus 2014, Antwerpen.<br />

° Interview ex-medewerker sociaal restaurant. 13 Augustus 2014, Antwerpen.<br />

° Interview ex-medewerker sociaal restaurant. 14 Augustus 2014, Antwerpen.<br />

° Interview ex-medewerker sociaal restaurant. 21 Augustus 2014, Antwerpen.


Appendix B: Focusgroep<br />

De focusgroep kwam samen op 4 November 2014. Aan de focusgroep ging een presentatie<br />

van de resultaten van de schriftelijke bevraging vooraf. Deelnemers:<br />

° Gedelegeerd bestuurder Sense<br />

° Medewerker Komosie<br />

° Coordinator sociaal restaurant T’Lampeke<br />

° Onderzoeker CERA


Appendix C: Schema analysekader


Appendix D: Voorbeeldformulier schriftelijke bevraging<br />

Uw naam:<br />

Uw organisatie:<br />

………………………………..<br />

……………………………….<br />

Naam van het sociale restaurant: ……………………………….<br />

1. In welk jaar is het restaurant ontstaan? ……….<br />

2. Hangt het sociale restaurant samen met andere activiteiten of projecten (aanvinken)?<br />

<strong>Sociale</strong> kruidenier<br />

Voedselbedeling<br />

Noodopvang thuislozen<br />

Vereniging waar armen het woord nemen<br />

Andere: ……………………………………………………………………………….<br />

3. Wat zijn de openingsuren van het restaurant? (van – tot)<br />

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag<br />

4. Kan u een schatting maken van het aantal verschafte maaltijden per jaar?<br />

………………<br />

5. Kan u een schatting maken van het aantal klanten op een gemiddelde dag?<br />

………………<br />

6. Staat het restaurant open voor het algemene publiek?<br />

Ja<br />

Neen<br />

7. Werken jullie met verschillende tarieven voor de hoofdmaaltijd?<br />

Type tarief<br />

Prijs<br />

1. ………………………………………………………. ……………….<br />

2. ………………………………………………………. ……………….<br />

3. ………………………………………………………. ………………..<br />

Normaal tarief<br />

………………..


8. Werkt u voor deze tarieven met een tussenkomst van het OCMW? (of andere<br />

geldschieter, zoja, welke geldschieter)<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

….<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

….<br />

9. Werkt u op andere manieren samen met de lokale overheid? (ook vermelden indien het<br />

restaurant van het OCMW zelf is)<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

…………<br />

10. Kan u een inschatting maken van het publiek dat jullie ontvangen?<br />

a) Leeftijd: …….. % jonger dan 18 ……. % tussen 18 en 65 …… % 65+<br />

b) Etniciteit: …… % van autochtone afkomst …….. % van buitenlandse<br />

afkomst<br />

(2 de generatie, ouders in buitenland geboren)<br />

c) Tarief (a.u.b. zelfde volgorde categorieën gebruiken als op vorige pagina):<br />

Tarief 1 …………. Tarief 2 ……….. Tarief 3 ………… Normaal tarief<br />

…. % …. % …. % …. %<br />

11. Zijn er verder speciale groepen die in het oog springen of waar jullie zich op richten?<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

…..............................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................<br />

.................<br />

12. Is er de laatste jaren een evolutie in het aantal of de samenstelling van u doelpubliek?<br />

………………………………………………………………………………………………..<br />

.………………………………………………………………………………………………<br />

…...……………………………………………………………………………………….......<br />

................<br />

13. Wat zijn volgens u de motieven voor kwetsbare groepen om naar het sociaal restaurant<br />

te komen (buiten dat jullie lekker eten maken)? Duidt aan in welke mate de verschillende<br />

motieven volgens u voorkomen:<br />

zeer weinig weinig soms veel zeer veel<br />

Geldgebrek<br />

sociaal contact/isolement<br />

onvermogen zelf te koken<br />

andere: …………


14. Heeft u de indruk dat schaamte een drempel is om het sociale restaurant binnen te<br />

stappen?<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

……<br />

15. Voorziet het restaurant in een vorm van (sociale) tewerkstelling? (ook indien de keuken niet<br />

in hetzelfde gebouw is)<br />

a) Neen, wij werken enkel met vrijwilligers<br />

b) Ja (liefst uitdrukken in exacte aantallen personeel):<br />

Type: vrijwilligers arbeidszorg sociale tewerkstelling in reguliere tewerkstelling<br />

loondienst<br />

Aantal:<br />

……… ………. ……….. ………<br />

waarvan Art. 60: …….<br />

c) Toelichting indien nog andere formule (bv. klanten koken zelf):<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………<br />

16. Dragen sociale <strong>restaurants</strong> volgens u bij aan het structureel oplossen voor armoede, en<br />

zo ja, op welke manier?<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

…………<br />

17. Hoe ziet u de toekomst van u initiatief? Ziet u bv. dreigingen of groeimogelijkheden?<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………………………………………………………………………………………………<br />

………


Appendix E: Itemlijsten interviews.<br />

Het gaat om kwalitatieve semi-gestructureerde interviews, gedaan binnen organisatorisch<br />

zeer verschillende contexten. Dit gaat om een ideaaltype itemlijst, die aangepast wordt<br />

naargelang:<br />

- de nadruk van de betreffende casestudy op bepaalde factoren van structurele<br />

<strong>armoedebestrijding</strong>;<br />

- de positie van waaruit de persoon betrokken was bij het sociale innovatieve project;<br />

- de tijd die de respondent beschikbaar maakt voor het interview;<br />

- de mate van openheid en medewerking die de respondent betoont tijdens interview.<br />

Voor meer informatie rond de exacte vraagstelling kan op aanvraag inzage worden<br />

gegeven in de transcripties van de interviews, voor zover dit niet raakt aan de afspraken die<br />

gemaakt worden rond de privacy van respondenten.<br />

We organiseren de itemlijst voor de interviews hieronder per factor in het analysekader<br />

rond structurele <strong>armoedebestrijding</strong>. Aangezien voor dit onderzoek geen klanten<br />

geïnterviewd werden slaan we die itemlijst over.<br />

Voor actoren die direct of indirect betrokken zijn bij de organisatie/werking van de<br />

SI hebben vragen betrekking op de volgende items. Bij beleidsactoren of<br />

partnerorganisaties is het een beperktere lijst, die meer ingaat op de samenwerking:<br />

Context: Positionering geïnterviewde:<br />

o functie en betrokkenheid geïnterviewde persoon binnen de SI<br />

o (indien relevant) carrière van geïnterviewde persoon voor betrokkenheid bij<br />

<br />

Factor 1: Relatie tot subjectieve condities <strong>armoedebestrijding</strong>:<br />

o koppeling met politisering van noden.<br />

> actievoering rond noden? waarom wel/niet?<br />

> beleidssignalering? waarom wel/niet?<br />

> mobilisering mensen in armoede rond noden? waarom wel/niet?<br />

<br />

Factor 2: Relatie tot sociaaleconomische mechanismen die armoede produceren:<br />

o Algemene werking en deelaspecten van het project<br />

> relatie met arbeidsmarkt en inkomensverwerving (mate van<br />

decommodificatie)<br />

> collectieve diensten, etc.<br />

<br />

Factor 3: Relatie tot positie mensen in armoede:<br />

o Algemene werking en deelaspecten van het project (sterk verschillend per<br />

case)<br />

> Reactie op welke noden? Hoe werden deze noden geïdentificeerd?<br />

> Wat is de positie van mensen in armoede binnen dit project?<br />

> Stellen er zich problemen in de werking of omgang met doelgroep?<br />

o het doelpubliek.


Wie wil men bereiken (en wie niet)<br />

> Wie bereikt de SI effectief? Worden er toegangscriteria gehanteerd? Door<br />

wie en welke criteria?<br />

> Evoluties in omvang en samenstelling doelpubliek<br />

> Drempels (incl. schaamte)<br />

<br />

Factor 4: Schaal en verspreiding:<br />

o verspreiding / schaal<br />

> wenselijkheid en mogelijkheid van verspreiding<br />

> organisatie op bovenlokale schaal<br />

o Toekomstperspectieven<br />

> evolutie noden<br />

> is project vol te houden?<br />

> verwacht men steun uit bepaalde hoek<br />

<br />

Factor 5: Relatie tot overheid:<br />

o Samenwerking met andere organisaties/actoren, in het bijzonder de relaties<br />

tussen SI en de overheid:<br />

> Is er samenwerking?<br />

> Hoe kwam deze tot stand en rond welke aspecten van de SI?<br />

> Hoe wordt deze samenwerking ervaren?<br />

> Past deze samenwerking binnen een bepaald beleid? Indien ja, welk beleid<br />

en hoe? (enkel voor beleidsactoren)


Appendix F: Samenvatting armoedetheorie<br />

Wat volgt is een korte en noodzakelijk gestileerde samenvatting van de manier waarom wij<br />

armoede theoretische en conceptueel benaderen.<br />

We definiëren armoede als de situatie waarin iemand zulk een tekort heeft aan<br />

economische middelen in verhouding tot de algemene levenstandaard dat deze sociaal<br />

uitgesloten raakt op meerdere domeinen. Deze definitie combineert een focus op materiele<br />

middelen met aandacht voor het relationele aspect en de meerdere domeinen waarop<br />

armoede zich kan manifesteren. Wij benaderen armoede als een structureel probleem, dat<br />

gerelateerd is aan relatief duurzame eigenschappen volgens dewelke een kapitalistische<br />

samenleving ingericht is. We maken hierin een onderscheid tussen het structurele probleem<br />

op maatschappelijk-systemisch niveau en op individueel niveau. In het eerste geval gaat<br />

het over hoe structuren als de ideaaltypische bepalende eigenschappen van een sociaal<br />

systeem noodzakelijk tot de (re)productie van armoede binnen de samenleving leiden. In<br />

het tweede geval gaat structuur over hoe bepaalde hindernissen (bv. drempels) zich <strong>vanuit</strong><br />

positie van mensen in armoede stellen die ze niet makkelijk zelf kunnen overwinnen.<br />

Binnen de structureel-systemische productie van armoede vertrekken we <strong>vanuit</strong> de context<br />

van een ongelijke en private productie en verdeling van welvaart binnen het kapitalisme.<br />

Hierin moeten personen standaard zelf in hun noden voorzien via deelname aan de<br />

arbeidsmarkt, waardoor personen die dit op een bepaald moment in hun leven niet of niet<br />

voldoende kunnen, kwetsbaar zijn en een risico op armoede lopen. Dit gaat samen met een<br />

automatische generatie van crisissituaties in het inkomen binnen een economisch model<br />

waarin werkloosheid en onregelmatige (onder)tewerkstelling structureel voorkomen voor<br />

een deel van de bevolking. Dit o.a. als gevolg van creatieve destructie, globalisering en<br />

verandering in de gevraagde competenties (naast de individuele risico’s die samenhangen<br />

met leeftijd en gezondheid). Een ander element zijn de mechanismes van sociale<br />

uitsluiting, waarbij we onderscheid tussen actieve en passieve sociale uitsluiting. Actieve<br />

sociale uitsluiting vertrek <strong>vanuit</strong> ongelijkheid en gaat over bewuste uitsluiting van groepen<br />

volgens bepaalde breuklijnen zoals etniciteit, klasse of gender gemotiveerd door belangen<br />

in sociale hiërarchieën. Passieve, of automatische uitsluiting is doorgaans geen intentioneel<br />

proces, maar vind zijn oorsprong in monetarisering/commodificatie, of het feit dat in steeds<br />

delen van de economie en samenleving geld gebruikt word om sociale interactie (zoals<br />

ruil) te organiseren. Dit zorgt er structureel voor dat mensen met weinig economische<br />

middelen uitgesloten raken op andere domeinen (zoals wonen, educatie, gezondheid),<br />

waardoor ook tijdelijke geldtekorten hun positie veranderen. Andersom kunnen ook<br />

tekorten in andere domeinen tekorten in inkomen veroorzaken. Het samenspel van<br />

kwetsbaarheid, crisissen in inkomen en sociale uitsluiting veroorzaakt armoede doordat er<br />

een afstand ontstaat tussen algemeen aanvaarde leefpatronen en de middelen die iemand<br />

heeft om deze te bereiken. Dit risico wordt deels gemedieerd door sociale<br />

zekerheidsvoorzieningen, maar er bestaat structureel voor bepaalde groepen een kloof<br />

tussen de compensatie die ze geven voor dit tekort en de leefpatronen, wat armoede<br />

mogelijk maakt. Als deze zaken worden echter ook gemedieerd door kapitaal als buffer,<br />

waardoor deze risico’s niet iedereen even sterk raken, wat op zijn beurt de aanvaarding van<br />

armoede mogelijk maakt.<br />

Bij de analyse van sociale innovatie gaan we eraan uit dat minstens vijf factoren relevant<br />

zijn om in te schatten hoe sociale <strong>innovaties</strong> het armoedeprobleem benaderen, en welk<br />

potentieel ze hebben om er structureel iets aan te doen. Daarbij kijken we naar: 1) de


elatie tot het draagvlak voor <strong>armoedebestrijding</strong> (subjectieve condities); 2) de relatie tot de<br />

sociaaleconomische mechanismes die armoede op maatschappelijk niveau produceren; 3)<br />

de relatie tot de uitgesloten positie van mensen in armoede; 4) het gewicht, de verspreiding<br />

en de schaal van een sociale innovatie; en tenslotte 5) de relatie tot de overheid en<br />

bestaande programma’s voor <strong>armoedebestrijding</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!