01.11.2015 Views

Structuren en eigenschappen antwoordmodel versie 04-09-2015 Inhoud

Stoffen en materialen antwoordmodel Inhoud - willdewolf.nl

Stoffen en materialen antwoordmodel Inhoud - willdewolf.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Structur<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>antwoordmodel</strong> <strong>versie</strong> <strong>04</strong>-<strong>09</strong>-<strong>2015</strong><br />

Je kunt bij e<strong>en</strong> onderwerp kom<strong>en</strong> door op de gew<strong>en</strong>ste rubriek in de inhoud te klikk<strong>en</strong>.<br />

Wil je vanuit e<strong>en</strong> rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek waar je b<strong>en</strong>t.<br />

Gewoon scroll<strong>en</strong> gaat natuurlijk ook.<br />

Antwoord<strong>en</strong> zijn onder de vrag<strong>en</strong> in blauw weergegev<strong>en</strong>.<br />

<strong>Inhoud</strong><br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (onderbouw) ................................................................................................................2<br />

Onltledingsreacties (onderbouw) ............................................................................................................. 11<br />

Molecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> atom<strong>en</strong> (onderbouw) ......................................................................................................... 14<br />

Reactievergelijking<strong>en</strong> inclusief aantoningsreacties (onderbouw) ....................................................... 18<br />

Atoombouw (inclusief atoommodel van Bohr) <strong>en</strong> periodieksysteem (bov<strong>en</strong>bouw) .......................... 24<br />

Bindingstyp<strong>en</strong> (bov<strong>en</strong>bouw) ..................................................................................................................... 30<br />

Ion- of elektroval<strong>en</strong>te binding <strong>en</strong> (polair) coval<strong>en</strong>te of (polaire) atoombinding ...................................... 30<br />

Lewisstructur<strong>en</strong> (incl. VSEPR-theorie <strong>en</strong> mesomerie) .............................................................................. 36<br />

(Polair-)coval<strong>en</strong>te binding <strong>en</strong> verband met oplosbaarheid ...................................................................... 43<br />

Zout<strong>en</strong> (bov<strong>en</strong>bouw) .................................................................................................................................. 45<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 1


Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (onderbouw)<br />

Verslag<br />

Verslag<br />

Opgave 1<br />

1 Lees het volg<strong>en</strong>de verslag goed door. Je ziet dat daarin stukjes fout zijn. Schrijf de verbetering van deze<br />

stukjes op.<br />

“Als je de brander aansteekt, doe je het volg<strong>en</strong>de:<br />

Op<strong>en</strong> de luchtregelring <strong>en</strong> de gastoevoer <strong>en</strong> steek daarna de vlam aan.<br />

Als de brander aan is <strong>en</strong> hij wordt ev<strong>en</strong> niet gebruikt, moet hij met e<strong>en</strong> gele vlam brand<strong>en</strong>.<br />

Bij verwarm<strong>en</strong> moet je altijd e<strong>en</strong> ruis<strong>en</strong>de (blauwe) vlam gebruik<strong>en</strong>.<br />

Bij verwarm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> reageerbuis met vloeistof mag de reageerbuis voor driekwart gevuld zijn.<br />

Je moet de buis bij het verwarm<strong>en</strong> in de vlam he<strong>en</strong> <strong>en</strong> weer schudd<strong>en</strong>.<br />

Als je de brander uitdoet moet je eerst de gastoevoer <strong>en</strong> de luchtregelring van de brander dichtdraai<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

daarna de gastoevoer op de practicumtafel”.<br />

Sluit de luchtregelring <strong>en</strong> op<strong>en</strong> de gastoevoer <strong>en</strong> steek daarna de vlam aan.<br />

Bij verwarm<strong>en</strong> moet je altijd e<strong>en</strong> niet-ruis<strong>en</strong>de (blauwe) vlam gebruik<strong>en</strong>.<br />

Bij verwarm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> reageerbuis met vloeistof mag de reageerbuis twee vingers hoog gevuld zijn.<br />

Als je de brander uitdoet moet je eerst de gastoevoer op de practicumtafel dichtdraai<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarna de<br />

gastoevoer <strong>en</strong> de luchtregelring van de brander”.<br />

Opgave 2<br />

2 Lees het volg<strong>en</strong>de verslag goed door. Schrijf daarna de stukjes die fout zijn over <strong>en</strong> schrijf de verbetering<br />

erachter.<br />

“Als je de brander aansteekt, doe je het volg<strong>en</strong>de:<br />

Op<strong>en</strong> de gastoevoer <strong>en</strong> de luchtregelring <strong>en</strong> steek daarna de vlam aan.<br />

Als de brander aan is <strong>en</strong> hij wordt ev<strong>en</strong> niet gebruikt, moet hij met e<strong>en</strong> ruis<strong>en</strong>de blauwe vlam brand<strong>en</strong>.<br />

Bij verwarm<strong>en</strong> moet je altijd e<strong>en</strong> niet-ruis<strong>en</strong>de blauwe vlam gebruik<strong>en</strong>.<br />

Bij verwarm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> reageerbuis met vloeistof mag de reageerbuis maar voor drie c<strong>en</strong>timeter gevuld<br />

zijn.<br />

Je moet de buis bij het verwarm<strong>en</strong> in de vlam stilhoud<strong>en</strong>.<br />

Als je de brander uitdoet moet je eerst de luchtregelring omhoog draai<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarna de gastoevoer op de<br />

practicumtafel dichtdraai<strong>en</strong>”.<br />

Sluit de luchtregelring. e<strong>en</strong> gele vlam brand<strong>en</strong>. Je moet de buis bij het verwarm<strong>en</strong> in de vlam zw<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />

eerst de gastoevoer op de practicumtafel dichtdraai<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarna de luchtregelring omhoog draai<strong>en</strong>”<br />

Opgave 3<br />

3 Leg uit of je het wel of niet e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>t met de volg<strong>en</strong>de uitsprak<strong>en</strong>.<br />

A E<strong>en</strong> stof die ge<strong>en</strong> kleur heeft, noem<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> witte stof.<br />

Nee, want de stof kan e<strong>en</strong> kleurloze vloeistof zijn.<br />

B De vorm van e<strong>en</strong> voorwerp is e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap die helpt om e<strong>en</strong> stof te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Nee, want voorwerp<strong>en</strong> gemaakt van /gevormd uit hetzelfde materiaal kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>.<br />

C E<strong>en</strong> susp<strong>en</strong>sie is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van twee vloeistoff<strong>en</strong> die niet goed in elkaar oploss<strong>en</strong>.<br />

Nee, e<strong>en</strong> susp<strong>en</strong>sie is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van e<strong>en</strong> vaste stof <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vloeistof die niet goed in elkaar<br />

oploss<strong>en</strong>.<br />

D De oplosbaarheid van e<strong>en</strong> stof in water neemt toe als je goed roert.<br />

Nee de oplosbaarheid van e<strong>en</strong> stof verandert niet door roer<strong>en</strong>; het gaat dan alle<strong>en</strong> sneller.<br />

E De kristalvorm is e<strong>en</strong> stofeig<strong>en</strong>schap.<br />

Ja iedere vaste stof heeft zijn eig<strong>en</strong> kristalvorm<br />

F Na het indamp<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> oplossing blijft altijd e<strong>en</strong> zuivere stof over.<br />

Nee, want er zou ook e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van opgeloste stoff<strong>en</strong> in de oplossing aanwezig kunn<strong>en</strong> zijn.<br />

G E<strong>en</strong> alliage is e<strong>en</strong> oplossing van jood in alcohol.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 2


Nee, e<strong>en</strong> alliage is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van gestolde metal<strong>en</strong>.<br />

H De dichtheid van e<strong>en</strong> stof is e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap die helpt om e<strong>en</strong> stof te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

Ja, iedere stof heeft zijn eig<strong>en</strong> dichtheid / de dichtheid van iedere stof is anders.<br />

Opgave 4<br />

4 Kies het juiste antwoord. E<strong>en</strong> emulsie kun je mak<strong>en</strong> door het m<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van<br />

A wasb<strong>en</strong>zine <strong>en</strong> water.<br />

B water <strong>en</strong> alcohol.<br />

C krijt <strong>en</strong> water<br />

D jood <strong>en</strong> alcohol.<br />

5 Geef de algem<strong>en</strong>e naam voor stoff<strong>en</strong> die voorkom<strong>en</strong> dat emulsies ontm<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Emulgator.<br />

Opgave 5<br />

(E<strong>en</strong> publicatie van Daaldrop, Koninklijke Metaalwar<strong>en</strong>fabriek e Tiel)<br />

1. Tin is e<strong>en</strong> zacht metaal <strong>en</strong> dit geldt wel speciaal voor tin met e<strong>en</strong> hoge zuiverheidsgraad.<br />

2. Dit nobele metaal heeft recht op e<strong>en</strong> zorgvuldige behandeling.<br />

3. Niet stot<strong>en</strong>, lat<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> of buig<strong>en</strong>.<br />

4. Tin ook niet gedur<strong>en</strong>de lange tijd aan vocht of e<strong>en</strong> temperatuur onder het vriespunt blootstell<strong>en</strong>.<br />

5. Tin heeft e<strong>en</strong> laag smeltpunt <strong>en</strong> het is daarom vanzelfsprek<strong>en</strong>d dat bijvoorbeeld e<strong>en</strong> theepot niet droog<br />

6. op e<strong>en</strong> theelichtje geplaatst mag word<strong>en</strong>.<br />

7. Geeft u tin wat het toekomt <strong>en</strong> als goede vri<strong>en</strong>d zal het u voor e<strong>en</strong> juiste behandeling dankbaar zijn <strong>en</strong><br />

7. blijv<strong>en</strong>.<br />

8. Royal Holland Pewter bevat ongeveer 95% zuiver tin <strong>en</strong> is loodvrij.<br />

6 Lees de voorgaande tekst. In regel 1 wordt gesprok<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> hoge zuiverheidsgraad. Wat is e<strong>en</strong><br />

zuivere stof?<br />

Eén stof.<br />

7 Uit welke twee regels blijkt dat tinn<strong>en</strong> voorwerp<strong>en</strong> niet van zuiver tin zijn gemaakt?<br />

1 <strong>en</strong> 8.<br />

8 In regel 2 wordt gesprok<strong>en</strong> over dit “nobele” metaal. De betek<strong>en</strong>is van “nobel” is volg<strong>en</strong>s Van Dale “edel”.<br />

Wat is e<strong>en</strong> edel metaal?<br />

E<strong>en</strong> metaal dat niet door chemicaliën wordt aangetast; dat mooi blijft aan de lucht.<br />

9 Uit welke regel blijkt dat tin ge<strong>en</strong> edel metaal is?<br />

4.<br />

10 Hoe heet het proces dat in het eerste deel van regel 4 wordt beschrev<strong>en</strong>?<br />

Corrosie / corroder<strong>en</strong>.<br />

Opgave 6<br />

J<strong>en</strong>s probeert e<strong>en</strong> kleurstof te mak<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> witte vaste stof <strong>en</strong> e<strong>en</strong> kleurloze vloeistof te m<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s<br />

het m<strong>en</strong>g<strong>en</strong> merkt hij dat de kolf waarin hij de stoff<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gt, heet wordt. Na e<strong>en</strong> tijdje roer<strong>en</strong> ziet hij<br />

dat de vloeistof troebel wordt. Na filtrer<strong>en</strong> houdt hij e<strong>en</strong> oranje vaste stof over. De vloeistof in het bekerglas<br />

is kleurloos. Als J<strong>en</strong>s de oranje vaste stof smelt, ziet hij e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de grafiek ontstaan:<br />

11 Hoe heet zo’n troebele vloeistof (regel 3)?<br />

A emulsie.<br />

B oplossing.<br />

C schuim.<br />

D susp<strong>en</strong>sie.<br />

smeltdiagram oranje stof<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 3<br />

temperatuur grad<strong>en</strong> C<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11<br />

tijd (min)


12 Haal uit bov<strong>en</strong>staande tekst minimaal 4 waarneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> schrijf deze op.<br />

1. (Hij merkt:) het m<strong>en</strong>gsel wordt warm<br />

2. (Hij ziet:) de vloeistof wordt troebel.<br />

3. (Hij ziet:) de vaste stof is oranje van kleur.<br />

4. (Hij ziet:) de vloeistof in het bekerglas is kleurloos<br />

13 Leg uit of er meer <strong>en</strong>ergie vrijkomt tijd<strong>en</strong>s de reactie dan dat er wordt ingestopt.<br />

Er komt <strong>en</strong>ergie vrij dan er ingestopt wordt, want de kolf wordt heet.<br />

Na het proefje trekt J<strong>en</strong>s de volg<strong>en</strong>de drie conclusies:<br />

a. De oranje stof is e<strong>en</strong> zuivere stof.<br />

b. De kleurloze vloeistof is e<strong>en</strong> zuivere stof<br />

c. De oranje stof lost niet op in water.<br />

14 Leg bij elke conclusie uit of je het ermee e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>t of niet.<br />

a. Ja, want de stof heeft e<strong>en</strong> smeltpunt van 50 0 C (zie grafiek)<br />

b. Nee, want het kan e<strong>en</strong> oplossing zijn.<br />

c. Nee, want je weet niet of de vloeistof water is.<br />

tekst<br />

Opgave 7<br />

Engelse onderzoekers hebb<strong>en</strong> eindelijk ontdekt waarom roestvrij staal soms toch roest. E<strong>en</strong> type roestvrij<br />

staal bevat behalve ijzer ook 18% chroom, 8% nikkel <strong>en</strong> 2% mangaan. Chroom is hierin belangrijk, omdat<br />

het met zuurstof e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>d oxidelaagje vormt. Roestvrij staal is lang niet zo roestbest<strong>en</strong>dig als de<br />

naam doet vermoed<strong>en</strong>. In het glimm<strong>en</strong>de metaaloppervlak ontstaan soms piepkleine putjes, die kunn<strong>en</strong><br />

uitgroei<strong>en</strong> tot grote scheur<strong>en</strong> of zelfs breuk<strong>en</strong>. Hoe die putjes ontstaan was tot nu toe e<strong>en</strong> groot raadsel,<br />

maar onderzoekers d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> de verklaring gevond<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. Het begin van zo’n putje ontstaat tijd<strong>en</strong>s<br />

het stoll<strong>en</strong> van gesmolt<strong>en</strong> staal. In het vloeibare metaalm<strong>en</strong>gsel zitt<strong>en</strong> hele kleine zwaveldeeltjes, afkomstig<br />

uit ijzererts. Het smeltpunt van zwavel is lager dan het smeltpunt van de rest van het staal. Daardoor<br />

blijv<strong>en</strong> de plekk<strong>en</strong> met veel zwavel het langst vloeibaar. In deze fase reageert dit zwavel met chroom.<br />

Rond de zwaveldeeltjes ontstaan dus chroomloze plekk<strong>en</strong>. Op die plaats<strong>en</strong> kan het ijzer gaan roest<strong>en</strong>.<br />

naar:Intermediair<br />

15 Hoe noemt m<strong>en</strong> het aantast<strong>en</strong> van metal<strong>en</strong> door stoff<strong>en</strong> uit de lucht?<br />

Oxider<strong>en</strong> / roest<strong>en</strong>.<br />

16 Leg aan de hand van gegev<strong>en</strong>s uit de tekst uit of roestvrij staal e<strong>en</strong> stolpunt of e<strong>en</strong> stoltraject heeft.<br />

Het heeft e<strong>en</strong> stoltraject, omdat het e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel is.<br />

E<strong>en</strong> voorwerp heeft e<strong>en</strong> massa van 650 gram. Het is gemaakt van roestvrij staal van het type dat is<br />

beschrev<strong>en</strong> in de eerste twee zinn<strong>en</strong><br />

17 Berek<strong>en</strong> hoeveel gram chroom aanwezig is in dit voorwerp.<br />

Massa chroom = 0,18 x 650 g = 117 g<br />

18 In welke fase is zwavel wanneer het reageert met chroom in staal?<br />

In de vloeibare fase.<br />

19 Geef de naam van e<strong>en</strong> stof die met ijzer reageert als het roest.<br />

Zuurstof.<br />

Opgave 8<br />

Jorrit wil bepal<strong>en</strong> of bij<strong>en</strong>was e<strong>en</strong> zuivere stof of e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel is. Hij doet e<strong>en</strong> brokje was sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

thermometer in e<strong>en</strong> bekerglas. Hij verwarmt het bekerglas <strong>en</strong> leest om de minuut de temperatuur af. Hij<br />

zet de resultat<strong>en</strong> uit in e<strong>en</strong> diagram. Dat ziet er als volgt uit.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 4


20 Welke conclusie volgt uit het diagram van Jorrit?<br />

Bij<strong>en</strong>was is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel, omdat het e<strong>en</strong> smelttraject heeft.<br />

21 a. Welke fase(n) heeft de bij<strong>en</strong>was tuss<strong>en</strong> 0 <strong>en</strong> 6 minut<strong>en</strong>? Vloeibare fase.<br />

b. Welke fase(n) heeft de bij<strong>en</strong>was tuss<strong>en</strong> de 6 <strong>en</strong> 11 minut<strong>en</strong>? Vloeibare <strong>en</strong> vaste fase.<br />

c. Welke fase (n) heeft de bij<strong>en</strong>was tuss<strong>en</strong> de 11 <strong>en</strong> 15 minut<strong>en</strong>? Vaste fase.<br />

Opgave 9<br />

Hieronder word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal buisjes met verschill<strong>en</strong>de inhoud beschrev<strong>en</strong>.<br />

Buisje 1 bevat e<strong>en</strong> heldere, kleurloze vloeistof.<br />

Buisje 2 bevat e<strong>en</strong> troebele, witte vloeistof.<br />

Buisje 3 bevat e<strong>en</strong> heldere, gele vloeistof<br />

Buisje 4 bevat e<strong>en</strong> troebele gele vloeistof.<br />

22 Vermeld bij ieder buisje of het e<strong>en</strong> onverzadigde, verzadigde oplossing of susp<strong>en</strong>sie kan bevatt<strong>en</strong>.<br />

Buisje 1 kan e<strong>en</strong> onverzadigde oplossing bevatt<strong>en</strong>.<br />

Buisje 2 kan e<strong>en</strong> verzadigde oplossing of e<strong>en</strong> susp<strong>en</strong>sie bevatt<strong>en</strong>.<br />

Buisje 3 kan e<strong>en</strong> onverzadigde oplossing bevatt<strong>en</strong>.<br />

Buisje 4 kan verzadigde oplossing of susp<strong>en</strong>sie bevatt<strong>en</strong>.<br />

23 Vermeld of de inhoud e<strong>en</strong> zuivere stof of e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel kan zijn of dat beide mogelijk zijn.<br />

Buisje 1 kan zowel e<strong>en</strong> zuivere stof als e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel bevatt<strong>en</strong>.<br />

Buisje 2 bevat e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel.<br />

Buisje 3 zowel e<strong>en</strong> zuivere stof als e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel bevatt<strong>en</strong>.<br />

Buisje 4 bevat e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel.<br />

Opgave 10<br />

Monique heeft in het keuk<strong>en</strong>kastje e<strong>en</strong> witte vaste stof staan. Ze wil onderzoek<strong>en</strong> welke stof dit is <strong>en</strong><br />

daartoe voert ze <strong>en</strong>kele proefjes uit.<br />

Ze br<strong>en</strong>gt e<strong>en</strong> theelepel van deze stof in e<strong>en</strong> glas water <strong>en</strong> roert goed. Er ontstaat daarbij e<strong>en</strong> troebele<br />

vloeistof <strong>en</strong> op de bodem van het glas ligt e<strong>en</strong> witte vaste stof.<br />

E<strong>en</strong> ander gedeelte van de stof gaat ze verhitt<strong>en</strong>. Als de stof smelt, verandert de temperatuur niet.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s br<strong>en</strong>gt ze e<strong>en</strong> beetje van de stof in wasb<strong>en</strong>zine. De stof lost niet op.<br />

24 Noem vier waarneming<strong>en</strong> die je in de tekst hierbov<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>komt.<br />

1. (Ze ziet:) de stof is vast <strong>en</strong> wit.<br />

2. (Ze ziet:) de vloeistof wordt troebel.<br />

3. (Ze ziet:) witte vaste stof op de bodem.<br />

4. (Ze ziet:) de stof smelt.<br />

5. (Ze ziet:) tijd<strong>en</strong>s het smelt<strong>en</strong> verandert de temperatuur niet.<br />

6. (Ze ziet:) de stof lost niet op in wasb<strong>en</strong>zine.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 5


25 Noem e<strong>en</strong> conclusie die Monique getrokk<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Verklaar je antwoord.<br />

De witte vaste stof is e<strong>en</strong> zuivere stof, want het heeft e<strong>en</strong> smeltpunt.<br />

26 Leg uit of de onbek<strong>en</strong>de stof e<strong>en</strong> zuivere stof of e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gel is.<br />

De witte vaste stof is e<strong>en</strong> zuivere stof, want het heeft e<strong>en</strong> smeltpunt. Als het ge<strong>en</strong> zuivere stof is, zou ze<br />

e<strong>en</strong> smelttraject hebb<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />

27 Noem vier stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de stof die Monique heeft onderzocht.<br />

1. Kleur.<br />

2. Oplosbaarheid in water.<br />

3. Smeltpunt.<br />

4. Oplosbaarheid in wasb<strong>en</strong>zine.<br />

28 Beschrijf e<strong>en</strong> proefje waarmee je zou kunn<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> of suiker e<strong>en</strong> klein beetje of goed oplosbaar is<br />

in alcohol.<br />

1. Br<strong>en</strong>g e<strong>en</strong> beetje suiker in alcohol <strong>en</strong> roer. Als de stof e<strong>en</strong> beetje oplosbaar is, zal het oploss<strong>en</strong>.<br />

2. Br<strong>en</strong>g steeds e<strong>en</strong> schepje suiker in alcohol. Roer na ieder schepje. Als er veel oplosbaar is, zal je veel<br />

schepjes suiker hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>.<br />

Opgave 11<br />

Drie stoff<strong>en</strong>: consumptie-ijs, zuiver ijs <strong>en</strong> koper word<strong>en</strong> langzaam verwarmd vanaf -5 0 C. Tijd<strong>en</strong>s de<br />

proev<strong>en</strong> wordt steeds de temperatuur gemet<strong>en</strong> <strong>en</strong> in diagramm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de tijd uitgezet. Van deze drie<br />

proev<strong>en</strong> <strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> andere proef word<strong>en</strong> de onderstaande diagramm<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>.<br />

Graf iek 2<br />

Graf iek 3<br />

Graf iek 4<br />

5<br />

5<br />

5<br />

0<br />

0<br />

0<br />

-5<br />

t ijd<br />

-5<br />

tijd<br />

-5<br />

tijd<br />

29 Leg kort uit welk diagram welke stof hoort.<br />

Grafiek 3 hoort bij zuiver ijs. Zuiver ijs heeft e<strong>en</strong> smeltpunt van 0 0 C.<br />

Grafiek 2 hoort bij koper, want er is ge<strong>en</strong> smeltpunt te zi<strong>en</strong>, omdat het smeltpunt van koper hoger is<br />

dan 5 o C.<br />

30 Hoe werd het overgeblev<strong>en</strong> diagram verkreg<strong>en</strong>?<br />

Grafiek 4 is verkreg<strong>en</strong> door water van 5 0 C af te koel<strong>en</strong> tot ‒5 0 C<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 6


Opgave 12<br />

Als we e<strong>en</strong> scheut ammonia in e<strong>en</strong> emmer do<strong>en</strong>, ontstaat e<strong>en</strong> oplossing die als schoon-maakmiddel<br />

gebruikt kan word<strong>en</strong>.<br />

31 Is ammonia e<strong>en</strong> zuivere stof? Verklaar je antwoord.<br />

Ammonia is ge<strong>en</strong> zuivere stof, want het etiket vermeldt dat het e<strong>en</strong> oplossing is van ongeveer 9,5% ammoniak<br />

(in water).<br />

32 Wat betek<strong>en</strong>t het pictogram op het etiket van ammonia?<br />

Dat de stof irriter<strong>en</strong>d is.<br />

33 Waarom zou je ammonia niet in combinatie met andere product<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong>?<br />

Dan zou er e<strong>en</strong> (chemische) reactie kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> / hitte kunn<strong>en</strong> ontstaan.<br />

34 Tek<strong>en</strong> het pictogram dat hoort bij e<strong>en</strong> corrosieve stof.<br />

Peter wil de pH van ammonia bepal<strong>en</strong>. Hij ontdekt dat de stof basisch is.<br />

35 Tuss<strong>en</strong> welke waard<strong>en</strong> ligt de pH van ammonia in?<br />

Tuss<strong>en</strong> de 7 <strong>en</strong> 14.<br />

36 Hoe zou Peter de pH bepaald hebb<strong>en</strong>?<br />

Met behulp van pH-indicatorpapier (pH-strookjes).<br />

37 Leg uit of de pH van de oplossing in de emmer verandert als Peter e<strong>en</strong> scheut water toevoegt.<br />

Door verdunning is er minder van de basische stof / ammonia per volume-e<strong>en</strong>heid aanwezig. De pH zal<br />

dus dal<strong>en</strong>.<br />

38 Leg uit tot hoeveel hoger of lager de pH kan gaan.<br />

Door verdunning zal de pH van e<strong>en</strong> zure oplossing op d<strong>en</strong> duur 7 word<strong>en</strong>. Dit geldt ook voor e<strong>en</strong> basische<br />

oplossing.<br />

Opgave 13<br />

In het onderstaande diagram staat de oplosbaarheid van stof A bij verschill<strong>en</strong>de temperatur<strong>en</strong>.<br />

Horizontaal is het aantal gram A dat oplost in 100 gram water uitgezet <strong>en</strong> verticaal de temperatuur.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 7


Oplosbaarheid van stof A in water<br />

120<br />

temp. in grad<strong>en</strong> C<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

0 50 100 150 200 250<br />

oplosbaarheid in g<br />

39 Leg uit waarom de lijn ophoudt bij 100 0 C.<br />

Dat is het kookpunt van water.<br />

40 Berek<strong>en</strong> hoeveel gram van stof A bij 50 0 C in 1 kg water kan oploss<strong>en</strong>.<br />

Uit de grafiek volgt dat bij 50 0 C 50 g van stof A oplost in 100 g water. In 1 kg water lost dus 1000 g : 100<br />

g x 50 g = 500 g stof A.<br />

41 Jero<strong>en</strong> wil 150 g van stof A volledig oploss<strong>en</strong> in 200 g water. Laat door berek<strong>en</strong>ing zi<strong>en</strong> vanaf welke<br />

temperatuur dit mogelijk zal zijn.<br />

150 g stof A per 200 g water = 75 g stof A per 100 g water. Dat is dus mogelijk vanaf (ongeveer) 65 0 C.<br />

Opgave 14<br />

In het onderstaande diagram wordt de oplosbaarheid van kaliumnitraat bij verschill<strong>en</strong>de temperatur<strong>en</strong><br />

weergegev<strong>en</strong> in gram kaliumnitraat per 100 gram water.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 8


Arno heeft 4,5 gram kaliumnitraat opgelost in 5,0 gram water van 80 0 C. Deze oplossing wordt<br />

weergegev<strong>en</strong> met het getek<strong>en</strong>de punt in het diagram.<br />

Hij koelt de oplossing af tot 20 0 C. E<strong>en</strong> deel van het kaliumnitraat kristalliseert uit.<br />

42 Berek<strong>en</strong> hoeveel gram kaliumnitraat uitkristalliseert.<br />

Hij heeft 4,5 g zout opgelost in 5 g water, dit is 4,5 x 20 g/100 g water = 90 g/100g water. Bij 20 0 C is de<br />

oplosbaarheid 32 g zout/100g water, dus kristalliseert er 90 – 32 g/100g water = 58 g/100 g water = 2,9 g<br />

zout/100 g water uit.<br />

Opgave 15<br />

Time Buster is e<strong>en</strong> product om waslag<strong>en</strong> van vloer<strong>en</strong> te verwijder<strong>en</strong>. Op de volg<strong>en</strong>de pagina is het etiket<br />

van dit product weergegev<strong>en</strong>.<br />

Time Buster<br />

Stripprocedure<br />

1. Gebruik e<strong>en</strong> oplossing van 1 : 3.<br />

2. Br<strong>en</strong>g de oplossing aan op de vloer. Laat 5 minut<strong>en</strong><br />

inwerk<strong>en</strong>. Zorg ervoor dat het product niet opdroogt.<br />

3. Verwijder de oplossing.<br />

Afbijtprocedure met schrobmachine<br />

1. Bij 1 of 2 waslag<strong>en</strong> gebruikt m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oplossing<br />

van 1 : 10. Bij 3 waslag<strong>en</strong> of meer gebruikt m<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> oplossing van 1 : 6.<br />

2. Br<strong>en</strong>g de oplossing aan op de vloer. Laat 5 minut<strong>en</strong><br />

of langer inwerk<strong>en</strong>. Bewerk dan de vloer met<br />

de speciale schijf.<br />

3. Neem de oplossing op.<br />

Test op asfalt, linoleum <strong>en</strong> tegels het product eerst uit<br />

op e<strong>en</strong> klein stukje van de vloer. Gebruik op linoleum<br />

e<strong>en</strong> oplossing van maximaal 1 : 10.<br />

Dit product is fosfaatvrij.<br />

pH: 11,1 – 12,1<br />

Schadelijk<br />

Schadelijk bij inademing,<br />

opname door de mond<br />

<strong>en</strong> aanraking met de huid.<br />

Irriter<strong>en</strong>d voor de<br />

ademhalingsweg<strong>en</strong>.<br />

Aanraking met de og<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de huid vermijd<strong>en</strong>.<br />

Bevat 2-Butoxyethanol<br />

43 Uit welk gegev<strong>en</strong> kun je afleid<strong>en</strong> dat Time Buster ge<strong>en</strong> zuivere stof is.<br />

De laatste zin op het etiket zegt dat het product 2-butoxyethanol bevat. Dan is er t<strong>en</strong>minste nog één andere<br />

stof aanwezig. Anders had er gestaan: de stof is 2-butoxyethanol.<br />

Bij de “stripprocedure”wordt e<strong>en</strong> oplossing gebruikt van 1 : 3. Dat betek<strong>en</strong>t dat aan één deel Time Buster<br />

drie del<strong>en</strong> water word<strong>en</strong> toegevoegd. Jos wil 12 liter van e<strong>en</strong> oplossing 1 : 3 mak<strong>en</strong>.<br />

44 Berek<strong>en</strong> hoeveel liter Time Buster Jos nodig heeft om 12 liter van e<strong>en</strong> dergelijke oplossing te mak<strong>en</strong>.<br />

Totaal 4 del<strong>en</strong>, dus 12 L bevat ¼ x 12 L = 3 L Time Buster.<br />

45 Is Time Buster e<strong>en</strong> zure of basische stof is. Uit welk gegev<strong>en</strong> blijkt dat?<br />

Time Buster is e<strong>en</strong> basische stof, want er staat dat de pH ligt tuss<strong>en</strong> de 11,1 <strong>en</strong> 12,1. Dit is hoger dan 7.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 9


Onder het kopje “Schadelijk” op het etiket staat de tekst die hoort bij e<strong>en</strong> pictogram dat is weggelat<strong>en</strong>.<br />

46 Schrijf de naam van het pictogram dat is weggelat<strong>en</strong> op <strong>en</strong> tek<strong>en</strong> dit.<br />

Schadelijk<br />

47 Hoe zou je de pH van e<strong>en</strong> oplossing bepal<strong>en</strong>?<br />

Met pH-indicatorpapier (pH-papier / strookjes).<br />

48 Leg uit hoe de pH verandert als van Time Buster e<strong>en</strong> oplossing van 1 : 10 wordt gemaakt.<br />

Opgave 16<br />

Uit het hieronder afgebeelde etiket blijkt dat bleekwater onverdund als schoonmaakmiddel voor wcpott<strong>en</strong>,<br />

gootst<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke gebruikt kan word<strong>en</strong>.<br />

49 Is bleekwater e<strong>en</strong> zuivere stof? Verklaar je antwoord.<br />

Nee, er wordt gesprok<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> oplossing.<br />

50 Waarom zou je bleekwater niet in combinatie met andere product<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong>?<br />

Er kan e<strong>en</strong> chemische reactie optred<strong>en</strong> / chloor vrijkom<strong>en</strong> / schadelijke gass<strong>en</strong> ontstaan / hitte onstaan.<br />

Gezi<strong>en</strong> de tekst op het etiket zou je nog e<strong>en</strong> ander pictogram op het etiket verwacht<strong>en</strong>.<br />

51 B<strong>en</strong>oem het pictogram dat wordt bedoeld <strong>en</strong> tek<strong>en</strong> dit.<br />

Irriter<strong>en</strong>d.<br />

Arno wil de pH van bleekwater bepal<strong>en</strong>. Hij ontdekt dat de stof basisch is.<br />

52 Tuss<strong>en</strong> welke waard<strong>en</strong> ligt de pH van bleekwater in?<br />

7 (of 8) <strong>en</strong> 14.<br />

53 Hoe zou Arno de pH bepaald hebb<strong>en</strong>?<br />

Met pH-indicatorpapier (pH-papier / strookjes).<br />

54 Leg uit of de pH verandert als Arno aan 1 L bleekwater 0,5 L water toevoegt.<br />

De conc<strong>en</strong>tratie van de werkzame stof wordt minder, dus minder basisch; pH daalt.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 10


Onltledingsreacties (onderbouw)<br />

Opgave 1<br />

1 Leg uit of er bij de volg<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> chemische reactie.<br />

a. Het stoll<strong>en</strong> van bloed. Ja, want bij gelijkblijv<strong>en</strong>de temperatuur verandert de fase. / het gestolde<br />

bloed wordt door temperatuursverandering niet meer vloeibaar.<br />

b. Het smelt<strong>en</strong> van kaarsvet. Nee, want na afkoel<strong>en</strong> is het kaarsvet weer e<strong>en</strong> vaste stof.<br />

c. Het stoll<strong>en</strong> van eiwit. Ja, want na afkoel<strong>en</strong> blijft het e<strong>en</strong> vaste stof / vast geheel.<br />

d. Het roest<strong>en</strong> van ijzer. Ja, want door temperatuursverandering verandert het niet meer in ijzer.<br />

e. Het verbrand<strong>en</strong> van hout. Ja, want de ontstane gass<strong>en</strong> <strong>en</strong> de as verander<strong>en</strong> door temperatuursverandering<br />

niet meer in hout.<br />

f. Het afkoel<strong>en</strong> van waterdamp. Nee, want door het ontstane water weer te verwarm<strong>en</strong>, onstaat weer<br />

waterdamp.<br />

g. De thermolyse van suiker. Ja, want er ontstaat onder meer e<strong>en</strong> zwarte stof die na afkoel<strong>en</strong> niet<br />

meer verandert.<br />

h. Het zett<strong>en</strong> van koffie. Nee, dit is e<strong>en</strong> extractie, dus e<strong>en</strong> scheiding van stoff<strong>en</strong>.<br />

i. Het verhitt<strong>en</strong> van aardgas met zuurstof. Ja, want het aardgas is niet terug te vorm<strong>en</strong> uit de ontstane<br />

verbrandingsgass<strong>en</strong>.<br />

M<strong>en</strong> verwarmt e<strong>en</strong> beetje van e<strong>en</strong> geel gekleurde stof in e<strong>en</strong> reageerbuis. Tijd<strong>en</strong>s het verwarm<strong>en</strong><br />

verandert deze stof in e<strong>en</strong> bruin gekleurde vloeistof.<br />

2 Hoe zou je kunn<strong>en</strong> nagaan of hier al dan niet e<strong>en</strong> chemische reactie is opgetred<strong>en</strong>?<br />

Door het smeltpunt te bepal<strong>en</strong>. Vind je e<strong>en</strong> ander smeltpunt of e<strong>en</strong> traject, dan is er e<strong>en</strong> chemische<br />

reactie opgetred<strong>en</strong>. Anders niet.<br />

Opgave 2<br />

3 Leg uit of de volg<strong>en</strong>de stelling<strong>en</strong> juist of onjuist zijn.<br />

a. Fotolyse is e<strong>en</strong> ontledingsreactie met behulp van elektriciteit.<br />

One<strong>en</strong>s, want fotolyse is e<strong>en</strong> ontleding is e<strong>en</strong> onleding door licht<br />

b. Als je e<strong>en</strong> reactie uitvoert, kan er e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel ontstaan.<br />

Ja, er kan meer dan één reactieproduct ontstaan<br />

c. Bij het destiller<strong>en</strong> van wijn vindt e<strong>en</strong> chemische reactie plaats.<br />

Nee, destiller<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> scheidingsmethode; e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel wordt gescheid<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong>de del<strong>en</strong>.<br />

d. Als tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> proces e<strong>en</strong> vloeistof in e<strong>en</strong> gas verandert, kan dit e<strong>en</strong> chemische reactie zijn.<br />

Nee, want er staat dat die vloeistof in e<strong>en</strong> gas verandert. Dan is het e<strong>en</strong> faseverandering. Het zou e<strong>en</strong><br />

chemische reactie kunn<strong>en</strong> zijn als er stond: tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> proces ontstaat uit e<strong>en</strong> vloeistof e<strong>en</strong> gas.<br />

e. E<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontleedbare stof hebb<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> smelttraject.<br />

Nee, e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel heeft per definitie e<strong>en</strong> smelttraject <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontleedbare stof is één stof heeft e<strong>en</strong><br />

smeltpunt.<br />

Opgave 3<br />

4 Kies in elk van de volg<strong>en</strong>de zes situaties het goede antwoord.<br />

A Bij het scheid<strong>en</strong> van stoff<strong>en</strong> is er sprake van e<strong>en</strong> reactie.<br />

Onjuist. Bij het scheid<strong>en</strong> van stoff<strong>en</strong> ontstaan ge<strong>en</strong> nieuwe stoff<strong>en</strong>; bij e<strong>en</strong> reactie wel.<br />

B E<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontleedbare stof hebb<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> smelttraject.<br />

Onjuist. E<strong>en</strong> ontleedbare stof is één (zuivere) stof <strong>en</strong> heeft zodo<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> smelt punt.<br />

C E<strong>en</strong> faseovergang is e<strong>en</strong> chemische reactie.<br />

Onjuist. Bij e<strong>en</strong> faseverandering tred<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de verandering<strong>en</strong> op.<br />

D Waterdamp is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van waterstof <strong>en</strong> zuurstof.<br />

Onjuist. Waterdamp is één (zuivere) stof <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 11


E<br />

Bij het ontled<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stof is er sprake van e<strong>en</strong> reactie.<br />

Juist. Bij het ontled<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stof ontstaan nieuwe stoff<strong>en</strong>. Dit is het k<strong>en</strong>merk van e<strong>en</strong> chemische<br />

reactie.<br />

Opgave 4<br />

Er word<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal proefjes achter elkaar uitgevoerd.<br />

Proef 1: E<strong>en</strong> stukje magnesiumlint wordt gem<strong>en</strong>gd met e<strong>en</strong> oplossing van zwavelzuur in water. Het<br />

magnesium verdwijnt <strong>en</strong> er ontstaat e<strong>en</strong> gas. Dit gas blijkt waterstof te zijn. Er ontstaat ook<br />

nog e<strong>en</strong> oplossing van magnesiumsulfaat.<br />

5 Leg uit dat er e<strong>en</strong> chemische reactie heeft plaatsgevond<strong>en</strong>.<br />

Er heeft e<strong>en</strong> chemische reactie plaatsgevond<strong>en</strong>, want het magnesium verdwijnt <strong>en</strong> er ontstaat e<strong>en</strong><br />

gas.<br />

Proef 2: Aan de oplossing die is ontstaan wordt kleurloze natronloog gedruppeld. Er ontstaat e<strong>en</strong><br />

witte susp<strong>en</strong>sie.<br />

6 Leg uit of er nu e<strong>en</strong> chemische reactie is opgetred<strong>en</strong>.<br />

Er heeft weer e<strong>en</strong> chemische reactie plaatsgevond<strong>en</strong>, want eerst was er e<strong>en</strong> oplossing <strong>en</strong> daarin heeft<br />

zich e<strong>en</strong> vaste stof gevormd.<br />

Proef 3: De susp<strong>en</strong>sie wordt gefiltreerd. Het residu is e<strong>en</strong> witte vaste stof: Magnesiumhydroxide.<br />

7 Leg uit of filtrer<strong>en</strong> e<strong>en</strong> chemische reactie is.<br />

Nee, dit is e<strong>en</strong> scheidingsmethode, want het m<strong>en</strong>gsel van vaste stof <strong>en</strong> vloeistof word<strong>en</strong> van elkaar<br />

gescheid<strong>en</strong>.<br />

Proef 4: het magnesiumhydroxide wordt verhit. Hierbij ontstaan waterdamp <strong>en</strong> vast magnesiumoxide.<br />

Proef 5: Het magnesiumoxide wordt verhit. Hierbij ontstaan magnesium <strong>en</strong> zuurstof.<br />

8 Wat is het verschil tuss<strong>en</strong> verhitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbrand<strong>en</strong>?<br />

Verbrand<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> chemische reactie met zuurstof. Bij verhitt<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> stof over gaan in e<strong>en</strong> andere<br />

fase of ontled<strong>en</strong> (thermolyse).<br />

9 Wat zijn de reactieproduct<strong>en</strong> van de bov<strong>en</strong>staande reactie?<br />

De product<strong>en</strong> die ontstaan (reactieproduct<strong>en</strong>) zijn magnesium <strong>en</strong> zuurstof.<br />

Opgave 4<br />

Bij plant<strong>en</strong> met bladgro<strong>en</strong>korrels word<strong>en</strong> in de blader<strong>en</strong> de stoff<strong>en</strong> koolstofdioxide <strong>en</strong> water omgezet in<br />

de vaste stof glucose <strong>en</strong> zuurstof. Dit proces heet fotosynthese. Fotosynthese komt alle<strong>en</strong> maar op<br />

gang onder invloed van licht.<br />

10 Leg uit of de bov<strong>en</strong>staande reactie e<strong>en</strong> fotolyse is.<br />

Dit is ge<strong>en</strong> fotolyse, want er wordt niets ontleed; er ontstaan juist ingewikkeldere stoff<strong>en</strong>, terwijl bij e<strong>en</strong><br />

ontleding uit één stof meer stoff<strong>en</strong> <strong>en</strong>, als je maar lang g<strong>en</strong>oeg doorgaat, niet-ontleedbare stoff<strong>en</strong><br />

(elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) ontstaan.<br />

11 Hoe kan je het gas zuurstof aanton<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat neem je waar?<br />

Door in gasstroom e<strong>en</strong> gloei<strong>en</strong>de houtspaander te houd<strong>en</strong>; deze gaat dan harder / feller gloei<strong>en</strong>.<br />

Opgave 5<br />

E<strong>en</strong> reag<strong>en</strong>s op water is, behalve custardpoeder, wit kopersulfaat. Met water kleurt dit blauw.<br />

12 Wit kopersulfaat is erg selectief. Wat betek<strong>en</strong>t dit?<br />

Dit betek<strong>en</strong>t dat het weinig stoff<strong>en</strong> e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de reactie vertoont.<br />

13 Welke kleur krijgt custardpoeder als het met water in contact komt?<br />

Geel.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 12


Kalkwater is ge<strong>en</strong> gevoelig reag<strong>en</strong>s.<br />

14 Beschrijf e<strong>en</strong> proef waaruit blijkt dat kalkwater ge<strong>en</strong> gevoelig reag<strong>en</strong>s is.<br />

Wanneer je lucht door kalkwater aanzuigt, ontstaat er ge<strong>en</strong> troebeling ondanks dat er in lucht<br />

koolstofdioxide aanwezig is.<br />

Opgave 6<br />

Mott<strong>en</strong>ball<strong>en</strong> bestaan uit e<strong>en</strong> witte vaste zuivere stof. Leerling<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de proef uit. Zij<br />

verhitt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mott<strong>en</strong>bal in e<strong>en</strong> reageerbuis. Er ontstaat e<strong>en</strong> kleurloze vloeistof <strong>en</strong> deze gaat borrel<strong>en</strong>. Na<br />

e<strong>en</strong> paar minut<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> zij de brander weg <strong>en</strong> koel<strong>en</strong> het geheel af. Er blijft e<strong>en</strong> witte vaste stof over.<br />

Bij het verslag dat de leerling<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>, wordt e<strong>en</strong> extra vraag gesteld, namelijk:<br />

“Hoe zou je kunn<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> chemische reactie heeft plaatsgevond<strong>en</strong>?”<br />

Hieronder zijn de antwoord<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal leerling<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>.<br />

Janneke: Bepaal de massa van de witte vaste stof vóór <strong>en</strong> ná de reactie. Als die hetzelfde is dan heb je<br />

ge<strong>en</strong> chemische reactie gehad, <strong>en</strong> als die anders is dan was er wel e<strong>en</strong> chemische reactie.<br />

Jos:<br />

Jolande:<br />

Johan:<br />

De stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> kleur <strong>en</strong> fase bij kamertemperatuur zijn hetzelfde geblev<strong>en</strong>. Daaruit<br />

kun je concluder<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> chemische reactie is opgetred<strong>en</strong>.<br />

Bepaal of de stof die na de reactie is overgeblev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> smeltpunt of e<strong>en</strong> smelttraject heeft.<br />

Als die stof e<strong>en</strong> smelttraject heeft, weet je zeker dat e<strong>en</strong> chemische reactie is opgetred<strong>en</strong>.<br />

Doe de proef nog e<strong>en</strong> keer <strong>en</strong> kijk dan of het nodig is dat je voortdur<strong>en</strong>d blijft verhitt<strong>en</strong>. Als<br />

dat nodig is dan is het e<strong>en</strong> <strong>en</strong>dotherm proces <strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> chemische reactie.<br />

15 Leg uit of je het e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>t met het antwoord van Janneke.<br />

Niet mee e<strong>en</strong>s. Er is ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> aan te nem<strong>en</strong> dat er bij e<strong>en</strong> chemische reactie e<strong>en</strong> verandering van<br />

de massa optreedt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> het borrel<strong>en</strong> van de vloeistof kan ook kok<strong>en</strong> zijn. Door de verdamping<br />

neemt de massa af terwijl er dan ge<strong>en</strong> chemische reactie optreedt.<br />

16 Leg uit of je het e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>t met het antwoord van Jos.<br />

Niet mee e<strong>en</strong>s. Er kan best e<strong>en</strong> nieuwe stof zijn ontstaan die bij kamertemperatuur ook vans <strong>en</strong> wit is.<br />

17 Leg uit of je het e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>t met het antwoord van Jolande.<br />

Mee e<strong>en</strong>s. Als er e<strong>en</strong> smelttraject wordt gevond<strong>en</strong>, is er e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel aanwezig. Dit is dan ontstaan<br />

door e<strong>en</strong> ontledingsreactie.<br />

18 Leg uit of je het e<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>t met het antwoord van Johan.<br />

Niet mee e<strong>en</strong>s. Smelt<strong>en</strong> is ook e<strong>en</strong> <strong>en</strong>dotherm proces.<br />

Opgave 7<br />

We verhitt<strong>en</strong> de zuivere witte stof kaliumchloraat. Hierbij ontstaan zuurstof <strong>en</strong> de witte vaste stof<br />

kaliumchloride.<br />

19 Leg uit dat deze reactie e<strong>en</strong> ontledingsreactie is.<br />

Het is e<strong>en</strong> ontledingsreactie, want uit één stof ontstaan meer stoff<strong>en</strong>.<br />

20 Hoe kun je nagaan dat het gas dat ontstaat zuurstof is? Beschrijf wat je moet do<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat je<br />

waarneemt.<br />

Door in gasstroom e<strong>en</strong> gloei<strong>en</strong>de houtspaander te houd<strong>en</strong>; deze gaat dan harder / feller gloei<strong>en</strong>.<br />

Als we de ontstane witte stof sterk verhitt<strong>en</strong> dan smelt deze. Tijd<strong>en</strong>s het smelt<strong>en</strong> blijft de temperatuur<br />

constant. De gesmolt<strong>en</strong> stof kan elektrische stroom geleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontleedt daarbij.<br />

21 Leg uit of de ontstane witte stof e<strong>en</strong> zuivere stof moet zijn.<br />

Het is e<strong>en</strong> zuivere stof, want er staat dat tijd<strong>en</strong>s het smelt<strong>en</strong> de temperatuur constant blijft; zou het e<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>gsel zijn, dan zou tijd<strong>en</strong>s het smelt<strong>en</strong> de temperatuur stijg<strong>en</strong> / niet constant blijv<strong>en</strong>.<br />

22 Hoe het<strong>en</strong> de beide soort<strong>en</strong> ontledingsreacties die hier beschrev<strong>en</strong> zijn?<br />

Thermolyse <strong>en</strong> elektrolyse<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 13


Opgave 8<br />

Joost onderzoekt de reactie van calcium met water. E<strong>en</strong> bekerglas met water staat op e<strong>en</strong> balans<br />

(“weegschaal”). Joost werpt er e<strong>en</strong> stukje calcium in. Er treedt e<strong>en</strong> reactie op waarbij e<strong>en</strong> gas ontstaat<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> witte susp<strong>en</strong>sie. Elke 10 second<strong>en</strong> leest Joost de massa van het bekerglas met inhoud af <strong>en</strong><br />

zet de resultat<strong>en</strong> uit in e<strong>en</strong> diagram.<br />

23 Leg uit of er sprake is van e<strong>en</strong> ontleding bij deze proef.<br />

Nee, want bij e<strong>en</strong> ontledingsreactie wordt uitgegaan van één stof waarbij er door de ontleding meer<br />

stoff<strong>en</strong> ontstaan.<br />

24 Schets het diagram. Zet de tijd op de x-as uit <strong>en</strong> de massa op de y-as.<br />

Molecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> atom<strong>en</strong> (onderbouw)<br />

Opgave 1<br />

540 mL zuivere broomdamp levert bij cond<strong>en</strong>satie 2 mL vloeibaar broom.<br />

1 Hoeveel mL lege ruimte bevat deze broomdamp minst<strong>en</strong>s?<br />

Minst<strong>en</strong>s 540 – 2 = 538 mL<br />

Broom heeft e<strong>en</strong> kookpunt van 58 0 C.<br />

2 Wat kun je zegg<strong>en</strong> over de kracht<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de broommolecul<strong>en</strong> in vergelijking met watermolecul<strong>en</strong>?<br />

Het kookpunt van water (100 0 C) is hoger dan dat van broom. Dit betek<strong>en</strong>t dat het meer <strong>en</strong>ergie kost om<br />

water te verdamp<strong>en</strong> dan broom.<br />

3 Wat gebeurt er volg<strong>en</strong>s het molecuulmodel met de molecul<strong>en</strong> als de broomdamp cond<strong>en</strong>seert?<br />

De molecul<strong>en</strong> rak<strong>en</strong> elkaar <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> nog vrij beweg<strong>en</strong>.<br />

4 Leg uit of bij sterke afkoeling van lucht zuurstof of stikstof het eerst vloeibaar wordt.<br />

Eerst cond<strong>en</strong>seert zuurstof. Het kookpunt van zuurstof (-183 0 C) is hoger dan dat van stikstof (-196 0 C).<br />

Opgave 2<br />

5 Tek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vat met e<strong>en</strong> vloeistof op de manier zoals we die ons voorstell<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het molecuulmodel.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 14


6 Maak molecuultek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van 2 molecul<strong>en</strong> water.<br />

H<br />

O<br />

H<br />

H<br />

O<br />

H<br />

7 Beschrijf wat er met de molecul<strong>en</strong> gebeurt bij de volg<strong>en</strong>de fase-overgang<strong>en</strong>:<br />

- het smelt<strong>en</strong> van ijzer<br />

De atom<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong> hun vaste plek <strong>en</strong> gaan beweg<strong>en</strong> waarbij ze elkaar nog wel rak<strong>en</strong>.<br />

- het kok<strong>en</strong> van water<br />

De molecul<strong>en</strong> rak<strong>en</strong> los van elkaar <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vrij beweg<strong>en</strong>;<br />

- het cond<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> van waterdamp<br />

De molecul<strong>en</strong> gaan naar elkaar toe <strong>en</strong> rak<strong>en</strong> elkaar waarbij ze nog wel als over elkaar he<strong>en</strong> roll<strong>en</strong>de<br />

knikkers beweg<strong>en</strong>.<br />

- het stoll<strong>en</strong> van kaarsvet.<br />

De molecul<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vaste plek t<strong>en</strong> opzichte van elkaar in. Ze trill<strong>en</strong> nog wel.<br />

Opgave 3<br />

8 Mott<strong>en</strong>ball<strong>en</strong> bestaan uit kamfer. Deze stof ruikt erg sterk. In welke fase nem<strong>en</strong> we kamfer dan waar?<br />

De gasfase.<br />

Hieronder vind je de massa van 1,0 dm 3 waterdamp <strong>en</strong> water.<br />

waterdamp 0,60 g (bij 100 0 C)<br />

water 1000 g (bij 4 0 C).<br />

9 Verklaar het verschil in massa met behulp van het molecuulmodel.<br />

Bij waterdamp heb je minder molecul<strong>en</strong> in 1 L dan bij water.<br />

10 Waarom mag je niet sprek<strong>en</strong> van gasvormige molecul<strong>en</strong>? Hoe is de juiste formulering?<br />

E<strong>en</strong> aantal molecul<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gas vorm<strong>en</strong>. De molecul<strong>en</strong> zelf verander<strong>en</strong> hierbij niet; ze bevind<strong>en</strong><br />

zich in de gasfase. Als je spreekt over e<strong>en</strong> gasvormig molecuul zou dat betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat het molecuul<br />

ook vast of vloeibaar kan zijn. Dat is onzin. E<strong>en</strong> aantal molecul<strong>en</strong> vormt e<strong>en</strong> gas, vloeistof of e<strong>en</strong> gas.<br />

11 Verklaar met behulp van het molecuulmodel dat e<strong>en</strong> verbranding sneller verloopt als de brandstof:<br />

- fijner verdeeld is;<br />

- in gasvorm aanwezig is.<br />

Als de brandstof fijner verdeeld is, kunn<strong>en</strong> de zuurstofmolecul<strong>en</strong> er gemakkelijker bij. In gasvorm kunn<strong>en</strong><br />

de zuurstofmolecul<strong>en</strong> met alle brandstofmolecul<strong>en</strong> in aanraking kom<strong>en</strong>.<br />

12 Welke soort kracht speelt er tuss<strong>en</strong> molecul<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stof?<br />

De vanderwaalskracht<br />

13 Hoe kun je de kracht die molecul<strong>en</strong> bij elkaar houdt opheff<strong>en</strong>? Leg uit.<br />

Door de stof te verwarm<strong>en</strong>.<br />

Opgave 4<br />

14 Bekijk de onderstaande vijf figur<strong>en</strong> van molecuulmodell<strong>en</strong>.<br />

Schrijf voor elk figuur op:<br />

A Het aantal molecul<strong>en</strong>, met molecuulformules.<br />

B De nam<strong>en</strong> van de stoff<strong>en</strong>.<br />

C Of het e<strong>en</strong> zuivere stof is of e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel.<br />

D Of er één of meer ontleedbare of niet-ontleedbare stoff<strong>en</strong> aanwezig zijn.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 15


Figuur 1 Figuur 2<br />

Cl<br />

S<br />

N<br />

Cl<br />

S<br />

N<br />

S<br />

S<br />

A 2 molecul<strong>en</strong> N2S3 + 2 molecul<strong>en</strong> Cl2<br />

B distikstoftrisulfide <strong>en</strong> chloor<br />

C het is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel<br />

D distikstoftrisulfide is e<strong>en</strong> ontleedbare stof<br />

chloor is niet-ontleedbare stof<br />

Figuur 3<br />

Br<br />

Br<br />

C<br />

Br<br />

Br<br />

Br<br />

Br<br />

C<br />

Br<br />

N<br />

Br<br />

S<br />

Cl<br />

N<br />

S<br />

Cl<br />

Br<br />

Br C Br<br />

Br<br />

F<br />

F<br />

N<br />

N<br />

F<br />

F<br />

A 2 molecul<strong>en</strong> N2F4 + 1 molecuul NH3<br />

B distikstoftetrafluoride <strong>en</strong> ammoniak<br />

C het is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel<br />

D beide stoff<strong>en</strong> zijn ontleedbaar<br />

Figuur 4<br />

S Si S<br />

H<br />

H<br />

C<br />

H<br />

H<br />

H<br />

F<br />

F<br />

N<br />

H<br />

N<br />

N<br />

H<br />

F<br />

F<br />

H<br />

H<br />

C<br />

H<br />

H<br />

S Si S<br />

A 3 molecul<strong>en</strong> CBr4<br />

B tetrabroommethaan / koolstoftetrabromide<br />

C zuivere stof (er is één soort molecul<strong>en</strong>)<br />

D het is e<strong>en</strong> ontleedbare stof (gevormd uit<br />

verschill<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> / niet-ontleedbare<br />

stoff<strong>en</strong>)<br />

Figuur 5<br />

A 2 molecul<strong>en</strong> CH4 + 2 molecul<strong>en</strong> SiS2<br />

B methaan <strong>en</strong> siliciumdisulfide<br />

C m<strong>en</strong>gsel (2 soort<strong>en</strong> molecul<strong>en</strong>)<br />

D beide zijn ontleedbare stoff<strong>en</strong><br />

Ar<br />

H<br />

H<br />

H<br />

H<br />

Ar<br />

Ar<br />

A 2 atom<strong>en</strong> Ar + 2 molecul<strong>en</strong> H2<br />

B Argon <strong>en</strong> waterstof<br />

C het is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel<br />

D beide zijn niet-ontleedbare stoff<strong>en</strong> / elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (waterstof is gevormd uit één atoomsoort)<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 16


15 Maak zelf tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, zoals bij de vorige vraag gegev<strong>en</strong> zijn, van:<br />

A E<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van 3 watermolecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> 2 broommolecul<strong>en</strong>.<br />

H<br />

O<br />

H<br />

H<br />

O<br />

H<br />

H<br />

O<br />

H<br />

B E<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van 2 difosortrisulfidemolecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> 2 koolstofmono-oxidemolecul<strong>en</strong>.<br />

S<br />

P<br />

S<br />

O<br />

S C<br />

P<br />

S<br />

P P<br />

S S<br />

O<br />

C<br />

C 2 molecul<strong>en</strong> van de zuivere stof propaan.<br />

H<br />

H<br />

H<br />

C<br />

H<br />

C<br />

H<br />

C<br />

H<br />

H<br />

H<br />

H<br />

H<br />

H<br />

C<br />

H<br />

C<br />

H<br />

C<br />

H<br />

H<br />

H<br />

D 4 molecul<strong>en</strong> van de niet-ontleedbare stof jood.<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

Opgave 5<br />

16 Geef de systematische nam<strong>en</strong> van de volg<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong>:<br />

HgO kwikoxide CH4 methaan<br />

SiF2 siliciumdifluoride AlBr3 aluminiumbromide<br />

K2O kaliumoxide CO2 koolstofdioxide<br />

P2S3 difosfortrisulfide C6H14 hexaan<br />

H2O2 waterstofperoxide / diwaterstofdioxide N2O4 distikstoftetra-oxide<br />

17 Schrijf de onderstaande in molecuulformules:<br />

a. E<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van 4 molecul<strong>en</strong> ammoniak <strong>en</strong> 5 atom<strong>en</strong> zink. 4 NH3 + 5 Zn<br />

b. Vier atom<strong>en</strong> waterstof. 4 H<br />

c. Het gas chloor. Cl2(g)<br />

d. Twee molecul<strong>en</strong> sacharose. 2 C12H22O11<br />

18 Geef e<strong>en</strong> duidelijk verband tuss<strong>en</strong> het atoommodel van Dalton <strong>en</strong> het begrip massabehoud. Volg<strong>en</strong>s<br />

het model van Dalton zijn molecul<strong>en</strong> opgebouwd uit onvernietigbare bolletjes. Omdat molecul<strong>en</strong> mas-<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 17


sa hebb<strong>en</strong>, moet die massa afkomstig zijn van de atom<strong>en</strong> waaruit e<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>d molecuul bestaat,<br />

want volg<strong>en</strong>s het model van Dalton zijn atom<strong>en</strong> onvernietigbare bolletjes.<br />

19 Zijn de vanderwaalskracht<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> stof met e<strong>en</strong> hoog kookpunt sterker of zwakker dan bij e<strong>en</strong> stof<br />

met e<strong>en</strong> laag kookpunt. Leg je antwoord uit.<br />

De vanderwaalskracht<strong>en</strong> zijn bij e<strong>en</strong> stof met e<strong>en</strong> hoog kookpunt groter dan bij e<strong>en</strong> stof met e<strong>en</strong> laag<br />

kookpunt. Bij e<strong>en</strong> stof met e<strong>en</strong> hoog kookpunt moet je meer warmte toevoer<strong>en</strong> om de vanderwaalskracht<strong>en</strong><br />

te verbrek<strong>en</strong>.<br />

Opgave 6<br />

20 Geef van de volg<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong> de molecuulformule met toestandsaanduiding.<br />

a. Distikstofoxide(g) N2O(g)<br />

b. 4 molecul<strong>en</strong> propaan(g) 4 C3H8(g)<br />

c. Triwaterstofmonofosfortetra-oxide(l) H3PO4(l)<br />

d. Stikstofdioxide(g) NO2(g)<br />

4. Argon(g) Ar(g)<br />

21 Noteer alle 7 niet-ontleedbare stoff<strong>en</strong> die in de natuur alle<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> als molecuul.<br />

H2(g), N2(g), O2(g), F2(g), Cl2(g), Br2(g) <strong>en</strong> I2(s)<br />

Opgave 7<br />

22 Wat betek<strong>en</strong>t:<br />

a. 7 N2 b. HCl(g) c. HCl?<br />

7 molecul<strong>en</strong> stikstof het gas waterstofchloride molecuulformule van waterstofchloride<br />

of 1 molecuul waterstofchloride<br />

23 Geef de nam<strong>en</strong> van stoff<strong>en</strong> die met de volg<strong>en</strong>de formules word<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>:<br />

a. PBr3(s) b. NO2(g) c. HBr(g) d. SiCl4.<br />

loodbromide stikstofdioxide waterstofbromide siliciumtetrachloride<br />

24 Leg uit wat het verschil <strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst is tuss<strong>en</strong> 4 Cl2 <strong>en</strong> 8 Cl.<br />

De overe<strong>en</strong>komst is dat het in beide gevall<strong>en</strong> over de chloor gaat. Het verschil is dat de eerste formule<br />

aangeeft dat het 4 molecul<strong>en</strong> chloor zijn; de tweede formule geeft aan dat het gaat om 8 losse atom<strong>en</strong><br />

chloor. Aangezi<strong>en</strong> 4 molecul<strong>en</strong> chloor zijn gevormd uit 8 atom<strong>en</strong>, zou je het aantal van 8 atom<strong>en</strong> ook<br />

als e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst kunn<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong>.<br />

Reactievergelijking<strong>en</strong> inclusief aantoningsreacties (onderbouw)<br />

Opgave 1<br />

1 Maak de volg<strong>en</strong>de reactievergelijking<strong>en</strong> klopp<strong>en</strong>d:<br />

a. 2 Al(s) + 3 Cl2(s) 2 AlCl3(s)<br />

b. Fe3O4(s) + 4 H2(g) 3 Fe(s) + 4 H2O(l)<br />

c. 4 KClO3(s) 3 KClO4(s) + KCl(s)<br />

d. 2 ZnS(s) + 3 O2(g) 2 ZnO(s) + 2 SO2(g)<br />

e. 2 C4H10(g) + 13 O2 8 CO2(g) + 10 H2O(l)<br />

f. Ag2O(s) + 2 HNO3(l) 2 AgNO3(aq) + H2O(l)<br />

g. Fe2S3(s) + 6 HCl(aq) 2 FeCl3(aq) + 3 H2S(g)<br />

h. C6H14(l) + 3 Br2(l) C6H11Br3(l) + 3 HBr(g)<br />

i. Al2O3(s) + 2 H3PO4(aq) 2 AlPO4(s) + 3 H2O(l)<br />

j. 2 SO2 (g) + 2 H2O (l) + O2 (g) 2 H2SO4(l)<br />

k. P2O5(s) + 3 H2O (l) 2 H3PO4 (s)<br />

l. 4 NH3 (g) + 5 O2 (g) 4 NO (g) + 6 H2O (l)<br />

m. 3 Cl2 (g) + 6 NaOH (s) 5 NaCl (s) + NaClO3 (s) + 3 H2O (l)<br />

Opgave 2<br />

Bij de reactie tuss<strong>en</strong> propaanamine (C3H9N) met aceton (C3H6O) ontstaat er water <strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere stof.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 18


2 Geef de molecuulformule van de ontstane stof.<br />

C3H9N + C3H6O → H2O + C6H13N<br />

3 Schrijf de naam van de stof op die op de puntjes moet staan.<br />

a. Koper + Chloor → koperchloride (vast)<br />

b. Zuurstof + Zink → zinkoxide (vast)<br />

c. IJzer + zuurstof → ijzeroxide (vast)<br />

d. Aluminiumsulfide → aluminium + zwavel<br />

Opgave 3<br />

Kunstmest wordt gemaakt door e<strong>en</strong> reeks van zes reacties achter elkaar uit te voer<strong>en</strong>.<br />

I In het eerste vat reageert water met aardgas. Hierbij ontstaan waterstof <strong>en</strong> koolstofmono-oxide.<br />

II Waterstof reageert met stikstof uit de lucht tot ammoniak.<br />

III Ammoniak reageert met zuurstof. Bij deze reactie ontstaan stikstofmonooxide <strong>en</strong> water.<br />

IV Stikstofmono-oxide reageert met zuurstof tot stikstofdioxide.<br />

V Stikstofdioxide reageert met water tot salpeterzuur, HNO3(l), <strong>en</strong> stikstofmonooxide.<br />

VI T<strong>en</strong> slotte reageert salpeterzuur met ammoniak tot het gew<strong>en</strong>ste eindproduct ammoniumnitraat,<br />

NH4NO3(s).<br />

stap I:<br />

stap II:<br />

stap III:<br />

stap IV:<br />

stap V:<br />

stap V :<br />

reactievergelijking:<br />

H2O(l) + CH4(g) → 3 H2(g) + CO(g)<br />

3 H2(g) + N2(g) → 2 NH3(g)<br />

4 NH3(g) + 5 O2(g) → 4 NO(g) + 6 H2O(g)<br />

2 NO(g) + O2(g) → 2 NO2(g)<br />

3 NO2(g) + H2O(g) → 2 HNO3(l) + NO(g)<br />

HNO3(l) + NH3(g)→ NH4NO3(s)<br />

4 Maak bov<strong>en</strong>staand schema af door voor alle zes de stapp<strong>en</strong> de reactievergelijking op te schrijv<strong>en</strong>.<br />

Opgave 4<br />

Maak de volg<strong>en</strong>de reactievergelijking<strong>en</strong> klopp<strong>en</strong>d:<br />

5 a. SiO2 (s) + 4 HF (l) SiF4 (s) + 2 H2O (l)<br />

b. P2O5 (s) + 3 H2O (l) 2 H3PO4 (l)<br />

c. 2 C6H4Cl2 (s) + 13 O2 (g) 12 CO2 (g) + 2 H2O (g) + 4 HCl (g)<br />

d. 2 C2H6SO4 (s) + 5 O2 (g) 4 CO2 (g) + 6 H2O (g) + 2 SO2 (g)<br />

Opgave 5<br />

Door vergisting van suiker(sacharose) kan alcohol (ethanol) word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>. Deze vergisting vindt<br />

in 2 stapp<strong>en</strong> plaats:<br />

1 e stap: sacharose(C12H22O11) reageert met water tot glucose.<br />

2 e stap: 1 molecuul glucose reageert tot 2 molecul<strong>en</strong> koolstofdioxide <strong>en</strong> 2 molecul<strong>en</strong> alcohol (ethanol)(l)<br />

6 Noteer de reactievergelijking van stap 1. D<strong>en</strong>k aan de toestandsaanduiding.<br />

C12H22O11(aq) + H2O(l) → 2 C6H12O6(aq)<br />

7 Noteer de reactievergelijking van stap 2. Noteer eerst de molecuulformules van de stoff<strong>en</strong> die je k<strong>en</strong>t<br />

<strong>en</strong> probeer zo te achterhal<strong>en</strong> wat de molecuulformule van alcohol is. Laat duidelijk zi<strong>en</strong> wat de molecuulformule<br />

van alcohol (ethanol) is.<br />

C6H12O6 → 2 CO2 + 2 C2H6O<br />

8 Hoeveel molecul<strong>en</strong> alcohol kunn<strong>en</strong> er nu door vergisting word<strong>en</strong> gevormd uit 1 molecuul sacharose?<br />

1 molecuul sacharose geeft 2 molecul<strong>en</strong> glucose waaruit per molecuul 2 molecul<strong>en</strong> alcohol word<strong>en</strong><br />

gevorm, dus 4 molecul<strong>en</strong> alcohol totaal.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 19


Opgave 6<br />

Bij de reactie tuss<strong>en</strong> propaanamine (C3H9N) met aceton (C3H6O) ontstaat er water <strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere stof.<br />

9 Geef de molecuulformule van de ontstane stof.<br />

C3H9N + C3H6O → H2O + C6H13N<br />

10 Geef de reactievergelijking van het ontstaan van ijzeroxide (Fe2O3 (s)) uit de niet ontleedbare stoff<strong>en</strong>.<br />

4 Fe(s) + 3 O2(g)→ 2 Fe2O3(s)<br />

11 Geef de reactievergelijking van de ontledingsreactie van HNO3 (l) waarbij de niet ontleedbare stoff<strong>en</strong><br />

ontstaan.<br />

H2(g) + N2(g) + 3 O2(g) → 2 HNO3(l)<br />

Koolstofdioxide <strong>en</strong> water reager<strong>en</strong> tot glucose(C6H12O6)(vast) <strong>en</strong> zuurstof.<br />

12 Geef de reactievergelijking <strong>en</strong> maak deze klopp<strong>en</strong>d.<br />

6 CO2(g) + 6 H2O(l) → C6H12O6(s) + 6 O2(g)<br />

Opgave 7<br />

13 Welke product<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> er ontstaan bij de onvolledige verbranding van aardgas (methaan)?<br />

Koolstof <strong>en</strong> koolstofmono-oxide.<br />

14 Geef e<strong>en</strong> reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van aardgas.<br />

2 CH4(g) + 3 O2(g) → 2 CO(g) + 4 H2O(g)<br />

15 Geef de reactievergelijking<strong>en</strong> voor de volledige verbranding van butagas (butaan) <strong>en</strong> kopersulfide.<br />

2 C4H10(g) + 13 O2(g) → 8 CO2(g) + 10 H2O(g)<br />

Bij e<strong>en</strong> verbrandingsreactie ontstaan water <strong>en</strong> zwaveldioxide.<br />

16 Leg uit uit welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> de brandstof in elk geval moet zijn gevormd.<br />

Zwavel omdat er zwaveldioxide wordt gevormd.<br />

Met e<strong>en</strong> lucifer e<strong>en</strong> gasbrander aanstek<strong>en</strong> is scheikundig gezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> proces dat uit vijf stapp<strong>en</strong><br />

bestaat.<br />

I Op het strijkvlak zit e<strong>en</strong> beetje rode fosfor dat met kaliumchloraat, KClO3(s), op de kop van de<br />

lucifer reageert. Daarbij ontstaan kaliumchloride, KCl(s) <strong>en</strong> difosforp<strong>en</strong>taoxide.<br />

II De warmte die vrijkomt bij stap I zorgt ervoor dat de zwavel die in de kop van de lucifer aanwezig<br />

is, verbrandt.<br />

III Hierdoor kan het hout, C6H10O5(s), ook gaan verbrand<strong>en</strong>.<br />

IV Ook de vloeibare paraffine, C16H26(l), waarin het hout gedr<strong>en</strong>kt is, verbrandt.<br />

V Dan pas kunn<strong>en</strong> we het aardgas (methaan) aanstek<strong>en</strong> (dus verbrand<strong>en</strong>).<br />

stap I:<br />

stap II:<br />

stap III:<br />

stap IV:<br />

stap V:<br />

reactievergelijking:<br />

6 P(s) + 5 KClO3(s) → 5 KCl(s) + 3 P2O5(s)<br />

S(s). + O2(g) → SO2<br />

a) C6H10O5(s) + 6 O2(g) → 6 CO2(g) + 5 H2O(g)<br />

b) ... C6H10O5(s) → ... ...... + ... ......<br />

a) 2 C16H26(l) + 45 O2(g) → 32 CO2(g) + 26 H2O(g)<br />

b) ... C16H26(I) → ... ...... + ... ......<br />

a) CH4(g) + 2 O2(g → CO2(g) + 2 H2O(g)<br />

b) ... ...... → ... ...... + ... ......<br />

17 Maak bov<strong>en</strong>staand schema af door voor alle vijf de stapp<strong>en</strong> de reactievergelijking op te schrijv<strong>en</strong>. Bij<br />

stap III tot <strong>en</strong> met V moet je kiez<strong>en</strong>: of je vult vergelijking a in of je vult vergelijking b in. Slechts één<br />

van beide is goed.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 20


Opgave 7<br />

Astrid <strong>en</strong> R<strong>en</strong>s will<strong>en</strong> door middel van e<strong>en</strong> proef uitzoek<strong>en</strong> welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in campinggas aanwezig<br />

zijn.<br />

18 Maak e<strong>en</strong> duidelijke tek<strong>en</strong>ing van de opstelling waarmee je deze proef kunt uitvoer<strong>en</strong>.<br />

Astrid wil in de gekoelde wasfles het ontstaan van water aanton<strong>en</strong>.<br />

19 Welk reag<strong>en</strong>s heeft zij nodig <strong>en</strong> wat zal ze waarnem<strong>en</strong> als er water is ontstaan?<br />

Wit kopersulfaat wordt blauw als het met water in aanraking komt.<br />

R<strong>en</strong>s wil met wasfles 1 het ontstaan van zwaveldioxide <strong>en</strong> met wasfles 2 het ontstaan van<br />

koolstofdioxide onderzoek<strong>en</strong>.<br />

20 Welke reag<strong>en</strong>tia heeft R<strong>en</strong>s nodig in wasfles 1 <strong>en</strong> 2<br />

E<strong>en</strong> reag<strong>en</strong>s op SO2 is joodwater (e<strong>en</strong> verzadigde oplossing van I2 in water) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> reag<strong>en</strong>s op CO2 is<br />

kalkwater (e<strong>en</strong> verzadigde oplossing van Ca(OH)2 in water).<br />

21 Wat zal R<strong>en</strong>s waarnem<strong>en</strong> als in wasfles 1 zwaveldioxide <strong>en</strong> in wasfles 2 koolstofdioxide met de<br />

betreff<strong>en</strong>de reag<strong>en</strong>tia reager<strong>en</strong>?<br />

De oplossing in wasfles 1 is bruin gekleurd; door reactie met SO2 ontkleurt de oplossing.<br />

De oplossing in wasfles 2 is kleurloos; door reactie met CO2 ontstaat er e<strong>en</strong> witte troebeling (witte<br />

susp<strong>en</strong>sie).<br />

Er blijkt water <strong>en</strong> koolstofdioxide, maar ge<strong>en</strong> zwaveldioxide te zijn ontstaan.<br />

22 Bered<strong>en</strong>eer welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> campinggas in ieder geval bevat.<br />

De oxides van waterstof <strong>en</strong> koolstof zijn ontstaan, dus moet campinggas t<strong>en</strong>minste uit de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

waterstof <strong>en</strong> koolstof zijn opgebouwd.<br />

R<strong>en</strong>s beweert dat de gekoelde wasfles in de opstelling ook achter de wasfless<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 2 had kunn<strong>en</strong><br />

staan.<br />

23 Leg uit waarom deze bewering niet juist is.<br />

Dat kan niet, want er zal waterdamp uit de wasfless<strong>en</strong>, die er dan voor staan, meegevoerd word<strong>en</strong><br />

waardoor, na cond<strong>en</strong>satie, het kopersulfaat in ieder geval blauw wordt.<br />

24 Leg uit wat we bedoel<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> reag<strong>en</strong>s moet selectief <strong>en</strong> gevoelig zijn.<br />

E<strong>en</strong> reag<strong>en</strong>s is selectief als het met zo min mogelijk stoff<strong>en</strong> e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de reactie geeft.<br />

E<strong>en</strong> reag<strong>en</strong>s is gevoelig als het met zo weinig mogelijk van de aan te ton<strong>en</strong> stof die k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de<br />

reactie geeft.<br />

25 Leg uit hoe je waterstof <strong>en</strong> zuurstof kunt aanton<strong>en</strong>.<br />

Waterstof toon je aan door de gasstroom op te vang<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> omgekeerde reageerbuis <strong>en</strong> deze<br />

vervolg<strong>en</strong>s in e<strong>en</strong> vlam te houd<strong>en</strong>. Je hoort dan e<strong>en</strong> plofje.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 21


Zuurstof toon je aan door e<strong>en</strong> gloei<strong>en</strong>de houtspaander in de gasstroom te houd<strong>en</strong>. De houtspaander<br />

gaat dan feller gloei<strong>en</strong>.<br />

26 Geef de reactievergelijking<strong>en</strong> van de volledige verbranding van octaan (het hoofdbestanddeel van<br />

b<strong>en</strong>zine: C8H18) <strong>en</strong> ethanol (het hoofdbestanddeel van spiritus: C2H6O).<br />

2 C8H18(l) + 25 O2(g) → 16 CO2(g) + 18 H2O(l)<br />

C2H6O(l) + 3 O2(g) → 2 CO2(g) + 3 H2O(l)<br />

Bij de verbranding van kaarsvet ontstaan CO2 <strong>en</strong> H2O.<br />

27 Leg uit uit welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kaarsvetmolecul<strong>en</strong> zeker zijn ontstaan.<br />

Het moet t<strong>en</strong>minste uit C <strong>en</strong> H zijn gevormd, want daarvan ontstaan de oxides.<br />

Bij de verbranding van spiritus <strong>en</strong> b<strong>en</strong>zine ontstaan water <strong>en</strong> koolstofdioxide.<br />

28 Ontstaan deze reactieproduct<strong>en</strong> bij alle verbranding<strong>en</strong>?<br />

Nee, bij e<strong>en</strong> verbranding ontstaan de oxides van de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waaruit de te verbrand<strong>en</strong> stof is<br />

gevormd.<br />

29 Leg aan de hand van e<strong>en</strong> reactie uit of dit wel of niet het geval is.|<br />

H2S(s) + O2(g) → SO2(g)+ H2O(g) Hier ontstaat ge<strong>en</strong> CO2 omdat koolstof niet e<strong>en</strong> van de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is<br />

waaruit de verbinding is gevormd.<br />

Opgave 8<br />

Joost gaat met onderstaande opstelling het zuurstofgehalte van lucht bepal<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> glaz<strong>en</strong> buis (inhoud 15,7 cm 3 ) doet Joost e<strong>en</strong> schep koperpoeder. Hij klemt de buis horizontaal<br />

in e<strong>en</strong> statief <strong>en</strong> sluit aan beide uiteind<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gasmeetspuit aan. Eén gasmeetspuit is gevuld met 100<br />

cm 3 lucht. In de andere gasmeetspuit zit ge<strong>en</strong> lucht. Hij verhit de glaz<strong>en</strong> buis waarbij het koperpoeder<br />

reageert met alle zuurstof die zich in de lucht bevindt. Langzaam duwt Joost het gas via de glaz<strong>en</strong><br />

buis in de andere gasmeetspuit. Direct na deze handeling leest hij het volume van de gasmeetspuit af:<br />

85,5 cm 3 . Als hij langer wacht, neemt het volume af. Na vijf minut<strong>en</strong> verandert het volume niet meer.<br />

Het volume in de gasmeetspuit is nu 75,1 cm 3 .<br />

30 Waarom neemt het volume af, als Joost na afloop van de proef nog ev<strong>en</strong> wacht?<br />

Direct na de reactie is het gas nog warm. Door het afkoel<strong>en</strong> neemt het volume iets af.<br />

Joost voert de proef vijf keer uit met verschill<strong>en</strong>de hoeveelhed<strong>en</strong> koper. Hij leest steeds het<br />

eindvolume na vijf minut<strong>en</strong> af.<br />

Proef<br />

Hoeveelheid<br />

koper<br />

Beginvolume<br />

gasmeetspuit<br />

Eindvolume<br />

gasmeetspuit<br />

1<br />

50 mg<br />

100 cm 3<br />

90,7 cm 3<br />

2<br />

100 mg<br />

100 cm 3<br />

81,4 cm 3<br />

3<br />

150 mg<br />

100 cm 3<br />

75,1 cm 3<br />

4<br />

200 mg<br />

100 cm 3<br />

75,1 cm 3<br />

5<br />

250 mg<br />

100 cm 3<br />

75,1 cm 3<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 22


31 Leg uit met behulp van welk resultaat of welke resultat<strong>en</strong> het zuurstofgehalte in de lucht kan word<strong>en</strong><br />

berek<strong>en</strong>d.<br />

Dit kan word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d met de resultat<strong>en</strong> van proef 3. Na proef 3 neemt het volume niet meer af,<br />

dus bij proef 3 heeft alle zuurstof uit de 100 cm 3 met Cu(s) gereageerd tot CuO(s). Bij de proev<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong><br />

2 heeft nog niet alle zuurstof gereageerd.<br />

32 Berek<strong>en</strong> het volumeperc<strong>en</strong>tage zuurstof.<br />

volume% O2 = (100 cm 3 – 75,1 cm 3 ) : 100 cm 3 x 100% = 24,9%.<br />

Gegev<strong>en</strong> is dat 1,0 cm 3 zuurstof e<strong>en</strong> massa heeft van 1,35 mg.<br />

33 Berek<strong>en</strong> in welke massaverhouding koper <strong>en</strong> zuurstof met elkaar reager<strong>en</strong>.<br />

massa O2 = 24,9 cm 3 x 1,35 mg/cm 3 = 33,62 mg<br />

massaverhouding Cu : O2 = 150 : 33,62 = 9 : 2<br />

34. Leg uit of je deze proev<strong>en</strong> ook met koolstofpoeder in plaats van koperpoeder had kunn<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong>.<br />

Nee dat kan niet, want het gevormde oxide, CO2 is e<strong>en</strong> gas. Dit komt ook in de gasmeetspuit terecht.<br />

Opgave 10<br />

Bij vuurwerk levert één van de stoff<strong>en</strong> in het m<strong>en</strong>gsel de zuurstof die nodig is. Daardoor kunn<strong>en</strong> de<br />

reacties ook in afgeslot<strong>en</strong> ruimt<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>. Omdat de zuurstof rechtstreeks voorhand<strong>en</strong> is, zijn de<br />

reacties vaak ook veel heftiger.<br />

Hieronder staan twee reactieschema’s die betrekking hebb<strong>en</strong> op de ontploffing van buskruit.<br />

35 Maak van deze schema’s klopp<strong>en</strong>de reactievergelijking<strong>en</strong>.<br />

I<br />

4 KNO3(s) + 7 C(s) + 3 S(s) K2SO4(s) + K2S2 + CO2(g) + 6 CO(g) + 2 N2(g)<br />

II 4 KNO3(s) + 4 C(s) + S(s) 2 K2CO3(s) + SO2 + 2 CO2(g) + 2 N2<br />

Het is mogelijk om bov<strong>en</strong>staande schema’s op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> klopp<strong>en</strong>d te mak<strong>en</strong>.<br />

36 Leg uit dat dit betek<strong>en</strong>t dat de sam<strong>en</strong>stelling van buskruit verschill<strong>en</strong>d kan zijn.<br />

Als je de reactie op e<strong>en</strong> andere manier klopp<strong>en</strong>d kunt mak<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t dit dat er dan andere hoeveelhed<strong>en</strong><br />

van de verschill<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong> met elkaar reager<strong>en</strong>, dus kan buskruit verschill<strong>en</strong>de sam<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>.<br />

37 Leg uit waar bij e<strong>en</strong> explosie de explosieve kracht vandaan komt.<br />

Bij de reactie ontstaat veel gas. Door de hoge temperatuur neemt het volume in één klap geweldig toe.<br />

Dit levert e<strong>en</strong> explosie op. Alles wordt letterlijk weggeblaz<strong>en</strong>.<br />

Opgave 11<br />

Klaas wil aanton<strong>en</strong> dat bij de reactie van e<strong>en</strong> oplossing van zwavelzuur met e<strong>en</strong> oplossing van<br />

natriumcarbonaat koolstofdioxide ontstaat. Hij wil het koolstofdioxide aanton<strong>en</strong>.<br />

38 Met welk reag<strong>en</strong>s kan hij koolstofdioxide aanton<strong>en</strong>?<br />

Kalkwater. Wanneer hier CO2 wordt doorgeleid, ontstaat er e<strong>en</strong> witte troebeling (susp<strong>en</strong>sie).<br />

Klaas maakt de volg<strong>en</strong>de opstelling:<br />

De getek<strong>en</strong>de opstelling is niet juist. Eén van de buiz<strong>en</strong> moet tot in de vloeistof doorlop<strong>en</strong>.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 23


39 Welke van de buiz<strong>en</strong> 1, 2 of 3 moet tot in de vloeistof doorlop<strong>en</strong>?<br />

Buis 2 moet tot in de vloeistof doorlop<strong>en</strong>, want hieruit borrelt het in vat A ontstane CO2 omhoog. Wil de<br />

reactie met het kalkwater plaatsvind<strong>en</strong>, dan moet het ontstane CO2 wel in contact kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> met<br />

het kalkwater.<br />

Klaas maakt zijn opstelling in orde door de juiste buis langer te mak<strong>en</strong>.<br />

Hij druppelt de oplossing van zwavelzuur bij de oplossing van natriumcarbonaat in vat A.<br />

Er treedt e<strong>en</strong> reactie op.<br />

40 Uit welke waarneming in vat A blijkt dat daar e<strong>en</strong> gas ontstaat?<br />

Hij zal twee waarneming<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Daar waar de zwavelzuuroplossing in de oplossing valt, zal hij zi<strong>en</strong><br />

dat er gasbelletjes in de vloeistof ontstaan (gaat bruis<strong>en</strong>) <strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> witte troebeling ontstaat.<br />

41 Uit welke waarneming in vat B blijkt dat het gas dat in vat A ontstaat, koolstofdioxide is?<br />

Er ontstaat e<strong>en</strong> witte troebeling in vat B.<br />

Bij e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d onderzoek ontstaat in vat A, behalve koolstofdioxide, ook zwaveldioxide. De opstelling<br />

wordt daartoe uitgebreid met nog e<strong>en</strong> vat C.<br />

42 Met welk reag<strong>en</strong>s kun je zwaveldioxide aanton<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat neem je waar?<br />

SO2 kun je aanton<strong>en</strong> met joodwater (oplossing van jood in water). Deze oplossing is bruin. Door reactie<br />

met SO2 ontkleurt de oplossing.<br />

43 In welk vat, A, B of C, moet zich nu het reag<strong>en</strong>s, om koolstofdioxide aan te ton<strong>en</strong>, bevind<strong>en</strong> om met<br />

zekerheid zowel koolstofdioxide als zwaveldioxide te kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong>?<br />

Vat B moet nu het joodwater bevatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> vat C het kalkwater. Omdat SO2 ook met kalkwater reageert,<br />

moet je ervoor zorg<strong>en</strong> dat alle SO2 in vat B met joodwater heeft gereageerd, zodat je zeker weet dat<br />

de troebeling in vat C, waarin het kalkwater aanwezig is, het gevolg is van de reactie van CO2 met<br />

kalkwater.<br />

Atoombouw (inclusief atoommodel van Bohr) <strong>en</strong> periodieksysteem (bov<strong>en</strong>bouw)<br />

Opgave 1<br />

M<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> atoom weergev<strong>en</strong> met behulp van symbol<strong>en</strong> , zoals bijvoorbeeld<br />

1 Geef op dezelfde manier e<strong>en</strong>:<br />

a. stikstofatoom weer dat 7 neutron<strong>en</strong> bevat;<br />

b. fosforatoom dat 16 neutron<strong>en</strong> bevat.<br />

31<br />

P 15<br />

14<br />

7 N<br />

23<br />

Na 11<br />

2 Geef het aantal proton<strong>en</strong>, elektron<strong>en</strong> <strong>en</strong> neutron<strong>en</strong> in de kern van de volg<strong>en</strong>de atom<strong>en</strong> ion<strong>en</strong>:<br />

a.<br />

a.<br />

128<br />

52 Te<br />

128<br />

52 Te<br />

Opgave 2<br />

b.<br />

: p = 52 b.<br />

40<br />

Ca 20<br />

20<br />

Ca 40<br />

c.<br />

: p = 20 c.<br />

32 2<br />

16 S <br />

32 2<br />

16 S <br />

d.<br />

:p = 16 d.<br />

65<br />

29 Cu<br />

65<br />

29 Cu<br />

e.<br />

: p = 29 e.<br />

.<br />

63 2<br />

29 Cu <br />

63 2<br />

29 Cu <br />

: p = 29<br />

e = 52 e = 20 e = 18 e = 28 e = 27<br />

n = 76 n = 20 n = 16 n = 36 n = 34<br />

Barium is e<strong>en</strong> metaal. In de natuurlijk barium kom<strong>en</strong> twee isotop<strong>en</strong> voor.<br />

1 Welke twee isotop<strong>en</strong> van barium kom<strong>en</strong> in de natuur voor? Voor het antwoord heb je e<strong>en</strong> tabel uit<br />

BINAS nodig.<br />

Ba-137 <strong>en</strong> Ba-138 (tabel 25).<br />

2 Leg uit wat het verschil <strong>en</strong> wat de overe<strong>en</strong>komst is in bouw van deze twee isotop<strong>en</strong>.<br />

Ba-137 <strong>en</strong> Ba-138 bevatt<strong>en</strong> hetzelfde aantal proton<strong>en</strong> (56), maar Ba-138 heeft één neutron meer dan<br />

Ba-137 dat er 81 heeft.<br />

3 Berek<strong>en</strong> de gemiddelde atoommassa van barium in twee decimal<strong>en</strong>.(De som is ge<strong>en</strong> 100%. Dat komt<br />

omdat m<strong>en</strong> in de tabel de (kleinere) perc<strong>en</strong>tages van Ba-134, Ba-135 <strong>en</strong> Ba-137 niet heeft opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Hier kun je dus ook ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing mee houd<strong>en</strong>.)<br />

De gemiddelde atoommassa van Ba = 0,113 137 0,717 138 137,86 u<br />

0,113 0,717<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 24


Opgave 3<br />

1 Geef de verdeling van de elektron<strong>en</strong> van de onderstaande elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> over de schill<strong>en</strong>.<br />

a atoomnummer 16, massagetal 32 S(2, 8, 6)<br />

b atoomnummer 6, massagetal 14 C(2, 4)<br />

c atoomnummer 8, massagetal 17 O(2, 6)<br />

d atoomnummer 19, massagetal 39 K(2, 8, 8, 1)<br />

e atoomnummer 12, massagetal 25 Mg(2, 8, 2)<br />

2 Tek<strong>en</strong> het model van e<strong>en</strong> waterstof- <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lithiumatoom.<br />

3 a Wat zal de edelgasconfiguratie voor het waterstofatoom zijn? Hoe kan het deze bereik<strong>en</strong>?<br />

De edelgasconfiguratie van waterstof is die van helium. Deze wordt bereikt door opname van e<strong>en</strong><br />

elektron<br />

b Dezelfde vrag<strong>en</strong>, maar dan voor het lithiumatoom.<br />

De edelgasconfiguratie van lithium is ook die van helium. Deze wordt bereikt door het afstaan van e<strong>en</strong><br />

elektron.<br />

c Welk van deze twee atom<strong>en</strong> zal het gemakkelijkst e<strong>en</strong> positief ion vorm<strong>en</strong>?<br />

Lithium zal het gemakkelijkst e<strong>en</strong> positief ion vorm<strong>en</strong>, omdat de afstand van het buit<strong>en</strong>ste elektron t<strong>en</strong><br />

opzichte van de kern veel groter is dan bij waterstof waardoor de aantrekkingskracht kleiner is. Het<br />

elektron van waterstof zit in de K-schil. Dat is veel dichter bij de kern dan het buit<strong>en</strong>ste elektron in Li<br />

dat in de L-schil zit.<br />

4 a Tek<strong>en</strong> de edelgasconfiguratie van e<strong>en</strong> magnesiumion. Wat is de lading van het ion?<br />

b Dezelfde vrag<strong>en</strong>, maar dan voor e<strong>en</strong> zwavelion (sulfide-ion). Zie bij vorige vraag<br />

5 Geef aan welke edelgasconfiguratie de volg<strong>en</strong>de ion<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>:<br />

Be 2+ , F ‒ , Na + , Al 3+ , S 2‒- , Cl ‒ , K + , Ca 2+ .<br />

Be 2+ edelgasconfiguratie van Helium<br />

F ‒ edelgasconfiguratie van Neon<br />

Na + edelgasconfiguratie van Neon<br />

Al 3+ edelgasconfiguratie van Neon<br />

S 2‒ edelgasconfiguratie van Argon<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 25


Cl ‒ edelgasconfiguratie van Argon<br />

K + edelgasconfiguratie van Argon<br />

Ca + edelgasconfiguratie van Argon.<br />

6 Welke van de volg<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> gemakkelijk positieve <strong>en</strong> welke negatieve ion<strong>en</strong>?<br />

H, Be, B, F, S, Na. N. K. Al.<br />

H, Be, B, Na, K. Al vorm<strong>en</strong> gemakkelijk positieve ion<strong>en</strong> (metal<strong>en</strong>). F, S, N vorm<strong>en</strong> gemakkelijk<br />

negatieve ion<strong>en</strong>.<br />

7 Geef verschil <strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst in bouw aan bij:<br />

a e<strong>en</strong> K+ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> K-atoom<br />

e<strong>en</strong> K + -ion heeft e<strong>en</strong> elektron minder dan e<strong>en</strong> K-atoom maar het zelfde aantal proton<strong>en</strong><br />

b e<strong>en</strong> K+ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Ar-atoom<br />

e<strong>en</strong> K + -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Ar-atoom hebb<strong>en</strong> hetzelfde aantal elektron<strong>en</strong>, maar Ar heeft e<strong>en</strong> proton<br />

minder<br />

c e<strong>en</strong> K + -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Cl ‒ -ion<br />

e<strong>en</strong> K + -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Cl ‒ -ion hebb<strong>en</strong> hetzelfde aantal elektron<strong>en</strong>, maar Cl - heeft 2 proton<strong>en</strong><br />

minder<br />

d e<strong>en</strong> Mg 2+ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Al 3+ -ion<br />

e<strong>en</strong> Mg 2+ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Al 3+ -ion hebb<strong>en</strong> hetzelfde aantal elektron<strong>en</strong>, maar Al 3+ heeft e<strong>en</strong> proton meer<br />

e e<strong>en</strong> S 2‒ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Ca 2+ -ion<br />

f e<strong>en</strong> Al 3+ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Ne-atoom.<br />

e<strong>en</strong> Al 3+ -ion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Ne-atoom hebb<strong>en</strong> hetzelfde aantal elektron<strong>en</strong>, maar Al 3+ heeft 3 proton<strong>en</strong> meer<br />

8 Waarom heeft het positieve ion e<strong>en</strong> kleinere diameter dan het atoom?<br />

Wat verwacht je van de diameter van S 2‒ vergelek<strong>en</strong> met S?<br />

Het positieve ion heeft e<strong>en</strong> kleinere diameter dan het overe<strong>en</strong>komstige atoom, omdat er bij e<strong>en</strong><br />

ion meer kernlading is die aan de rester<strong>en</strong>de elektron<strong>en</strong> trekt, met andere woord<strong>en</strong>: er trekt<br />

e<strong>en</strong> grotere kernlading aan de elektron<strong>en</strong> waardoor de elektron<strong>en</strong> sterker wo rd<strong>en</strong> aangetrokk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daardoor dichter bij de kern kom<strong>en</strong> met als gevolg dat de diameter kleiner wordt.<br />

De diameter van S 2‒ vergelek<strong>en</strong> met S zal groter zijn om dezelfde red<strong>en</strong> als hiervoor, maar nu minder<br />

kernlading waardoor minder aantrekking, dus e<strong>en</strong> grotere diameter bij het S 2‒<br />

9 Schrijf de elektron<strong>en</strong>configuraties van de eerste twintig elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in tabelvorm.<br />

Opgave 4<br />

1 Tek<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het model van Bohr e<strong>en</strong> natriumatoom <strong>en</strong> fluoratoom.<br />

1e<br />

8e<br />

2e<br />

7e<br />

2e<br />

11<br />

+<br />

9+<br />

Na-atoom<br />

Fluor-atoom<br />

2 Wat zal de edelgasconfiguratie voor het natriumatoom zijn? Hoe kan het deze bereik<strong>en</strong>?<br />

K-2; L-8 of Ne. Door e<strong>en</strong> elektron af te staan.<br />

3 Leg uit welk van deze twee atom<strong>en</strong> het gemakkelijkst e<strong>en</strong> positief ion vorm<strong>en</strong>.<br />

Het Na-atoom, omdat het maar 1 elektron hoeft af te staan. Dat kost minder <strong>en</strong>ergie dan het afstaan<br />

van 7 elektron<strong>en</strong> bij fluor om de edelgasconfiguratie te bereik<strong>en</strong>.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 26


Opgave 5<br />

1 Tek<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het model van Bohr e<strong>en</strong> berylliumatoom <strong>en</strong> zuurstofatoom.<br />

Be: 2,2 <strong>en</strong> O: 2,6<br />

2 Wat zal de edelgasconfiguratie voor het berylliumatoom zijn? Hoe kan het deze bereik<strong>en</strong>?<br />

He: 2. Door twee e− af te staan.<br />

3 Leg uit welk van deze twee atom<strong>en</strong> het gemakkelijkst e<strong>en</strong> positief ion vorm<strong>en</strong>.<br />

Be, omdat het maar twee e− hoeft af te staan om e<strong>en</strong> edelgasconfiguratie te bereik<strong>en</strong>, terwijl O er 6<br />

zou moet<strong>en</strong> afstaan <strong>en</strong> dat kost veel meer <strong>en</strong>ergie.<br />

Opgave 6<br />

Jood staat in het Periodiek Systeem op plaats 53. De meeste joodatom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> massagetal 127.<br />

1 Hoeveel <strong>en</strong> welke deeltjes kom<strong>en</strong> in de kern van het joodatoom voor? Licht je antwoord toe.<br />

Het atoomnummer staat voor het aantal proton<strong>en</strong>, dus 53 (1) Het massagetal is de som van het aantal<br />

proton<strong>en</strong> <strong>en</strong> neutron<strong>en</strong>, dus kom<strong>en</strong> er 127 – 53 = 74 neutron<strong>en</strong> voor.<br />

2 Wat zijn isotop<strong>en</strong>?<br />

Binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> atoomsoort (1) kom<strong>en</strong> atom<strong>en</strong> voor met verschill<strong>en</strong>d aantal neutron<strong>en</strong>.(1)<br />

3 Geeft de sam<strong>en</strong>stelling van de kern van e<strong>en</strong> isotoop van het hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde joodatoom.<br />

I-123, 125 of 131(1); p = 53 <strong>en</strong> n= 123 -53 = 70, 72 of 78(1)<br />

4 Hoeveel elektron<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> jodide-ion? Licht je antwoord toe.<br />

54.(1) Het heeft 1 e− meer dan het neutrale atoom (1) (<strong>en</strong> dat heeft 53 e−.)<br />

Opgave 7<br />

Achter de onderstaande stoff<strong>en</strong> staan de smeltpunt<strong>en</strong> (in grad<strong>en</strong> Celcius) vermeld.<br />

Verklaar waarom de <strong>en</strong>e stof bij e<strong>en</strong> hogere temperatuur smelt dan de andere.<br />

1 K (63,7) <strong>en</strong> Na (97,9)<br />

Bij Na bevindt het val<strong>en</strong>tie-elektron zich dichter bij de kern dan bij K, dus is de bind<strong>en</strong>de coulombkracht<br />

in het rooster van Na groter dan die bij K.<br />

2 Cl2 (-100,99) <strong>en</strong> Br2 (-7,2)<br />

Beide zijn apolaire verbinding<strong>en</strong> zodat het smeltpunt wordt bepaalt door de grootte van de vanderwaalskracht<strong>en</strong>.<br />

Deze zijn bij Br2 het grootst vanwege de grotere massa.<br />

3 Li (180,7) <strong>en</strong> Mg (650)<br />

Li <strong>en</strong> Mg hebb<strong>en</strong> praktisch dezelfde ionstraal, maar Mg-ion<strong>en</strong> zijn 2+ <strong>en</strong> Li-ion<strong>en</strong> 1+. De bind<strong>en</strong>de coulombkracht<strong>en</strong><br />

in het Mg-rooster zijn zodo<strong>en</strong>de groter dan in het Li-rooster waardoor het smeltpunt van<br />

Mg groter is dan van Li.<br />

Opgave 8<br />

Lees het onderstaande tekstfragm<strong>en</strong>t.<br />

(1) Laser zet radioactief afval om<br />

(2) Onderzoekers van het Rutherford 1 Appleton Laboratory (Engeland) zijn erin geslaagd om met e<strong>en</strong><br />

(3) grote laser ongeveer e<strong>en</strong> miljo<strong>en</strong> atom<strong>en</strong> van jood-129 om te zett<strong>en</strong> in jood-128. Jood-129 is e<strong>en</strong> van<br />

(4) de radioactieve atoomsoort<strong>en</strong> die ontstaan bij het verbrand<strong>en</strong> van uranium in e<strong>en</strong> kernreactor.<br />

(5) Het voordeel van de omzetting van jood-129 in jood-128 is de veel kortere halveringstijd van jood-128:<br />

(6) al na 25 minut<strong>en</strong> heeft de helft van de jood-128 atom<strong>en</strong> z’n radioactiviteit verlor<strong>en</strong>, terwijl dit bij jood-129<br />

(7) maar liefst 15,7 miljo<strong>en</strong> jaar duurt.<br />

naar: Technisch Weekblad<br />

1 Hoeveel proton<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoeveel elektron<strong>en</strong> bevat e<strong>en</strong> atoom jood-129?<br />

Noteer je antwoord als volgt:<br />

aantal proton<strong>en</strong>: 53<br />

aantal elektron<strong>en</strong>: 53<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 27


Artikel<br />

De onderzoekers zijn erin geslaagd om met e<strong>en</strong> laser één soort deeltjes uit jood-129 atom<strong>en</strong> te<br />

verwijder<strong>en</strong>.<br />

2 Leg uit welk soort deeltjes werd verwijderd.<br />

Het atoomnummer blijft gelijk / er ontstaan ge<strong>en</strong> atom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ander elem<strong>en</strong>t. Dus is er e<strong>en</strong> neutron<br />

verwijderd.<br />

Volg<strong>en</strong>s de regels (3) <strong>en</strong> (4) ontstaat jood-129 bij het „verbrand<strong>en</strong> van uranium”.<br />

3 Leg uit dat jood-129 ge<strong>en</strong> verbrandingsproduct van uranium kan zijn.<br />

Het verbrandingsproduct van uraan is uraanoxide (er ontstaan ge<strong>en</strong> nieuwe elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>).<br />

Opgave 9<br />

In 1999 meldd<strong>en</strong> onderzoekers uit Berkeley de ontdekking van de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 116 <strong>en</strong> 118. Hieronder is<br />

e<strong>en</strong> tekst uit e<strong>en</strong> krant over dit onderwerp opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Superzware elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 116 <strong>en</strong> 118 gemaakt in Berkeley<br />

In het Californische Lawr<strong>en</strong>ce Livermore National Laboratory in Berkeley zijn de superzware<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 116 <strong>en</strong> 118 ontdekt. Ze werd<strong>en</strong> gemaakt door e<strong>en</strong> plaat lood (Pb-208) te beschiet<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> bundel kryptonkern<strong>en</strong> (Kr-86). Het resultaat was dat na fusie van beide middelzware kern<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

het wegvlieg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> neutron, elem<strong>en</strong>t 118 ontstond. Binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> milliseconde viel het uite<strong>en</strong> in<br />

elem<strong>en</strong>t 116 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> alfa-deeltje (e<strong>en</strong> alfa-deeltje bestaat uit twee proton<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee neutron<strong>en</strong>).<br />

Naar: NRC Handelsblad<br />

1 Berek<strong>en</strong> het aantal neutron<strong>en</strong> in de kern van e<strong>en</strong> atoom Kr-86.<br />

86 – 36 = 50 neutron<strong>en</strong>.<br />

2 Berek<strong>en</strong> het massagetal van de ontstane kern van e<strong>en</strong> atoom van elem<strong>en</strong>t 118.<br />

massagetal = 208 + 86 -1 = 293<br />

3 Welke lading heeft e<strong>en</strong> alfa-deeltje?<br />

2+<br />

Elem<strong>en</strong>t 118 staat nog niet in het Periodiek Systeem van Binas-tabel 99. Toch is het mogelijk dit<br />

elem<strong>en</strong>t in deze tabel in te pass<strong>en</strong>.<br />

4 Geef het nummer van de groep in het Periodiek Systeem waartoe elem<strong>en</strong>t 118 behoort.<br />

Groep 18 of edelgass<strong>en</strong><br />

Opgave 10<br />

Om de bouw van e<strong>en</strong> atoom te beschrijv<strong>en</strong> zijn de begripp<strong>en</strong> atoomnummer <strong>en</strong> massagetal van groot<br />

belang.<br />

1 Geef twee gegev<strong>en</strong>s die je uit het atoomnummer kunt afleid<strong>en</strong>.<br />

Om welk elem<strong>en</strong>t het gaat <strong>en</strong> het aantal elektron<strong>en</strong> van dat elem<strong>en</strong>t.<br />

2 Neem de volg<strong>en</strong>de tabel over <strong>en</strong> vul hem volledig in:<br />

naam formule aantal proton<strong>en</strong> aantal elektron<strong>en</strong><br />

aluminiumion Al 3+ 13 10<br />

bromide-ion Br – 35 36<br />

ijzer(II)ion Fe 2+ 26 24<br />

E<strong>en</strong> kwikion kan e<strong>en</strong> lading van 1+ of van 2+ hebb<strong>en</strong>. Kwik(I)ion<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> voor als ‘dubbelion<strong>en</strong>’ met<br />

de formule Hg2 2+ . In zo’n ‘dubbelion’ zijn twee kwik(I)ion<strong>en</strong> aan elkaar gebond<strong>en</strong>.<br />

3 Hoeveel proton<strong>en</strong> <strong>en</strong> elektron<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> Hg2 2+ -ion?<br />

Noteer je antwoord als volgt:<br />

aantal proton<strong>en</strong> : 160.<br />

aantal elektron<strong>en</strong>: 158<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 28


Opgave 11<br />

Copernicium (Cn), is het 112e elem<strong>en</strong>t uit het periodiek systeem der elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> werd in 1996 voor<br />

het eerst gevormd in Darmstadt door het Duitse Gesellschaft für Schwerion<strong>en</strong>forschung (GSI). Het<br />

werd gecreëerd door e<strong>en</strong> Zn-kern versneld te lat<strong>en</strong> bots<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> Pb-kern in e<strong>en</strong> deeltjesversneller.<br />

Daarbij werd één <strong>en</strong>kel Copernicium atoom gevormd met atoommassa 277 u met als tuss<strong>en</strong>stap de<br />

vorming van Cn-278 dat mete<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>valt in Cn-277 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> neutron:<br />

208 70 278 277 1<br />

182 30 112 112 0<br />

Pb Zn Cn Cn n<br />

Ondertuss<strong>en</strong> heeft m<strong>en</strong> diverse isotop<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>. Het meest stabiele isotoop dat is ontdekt, is<br />

Cn-285. Dit isotoop heeft e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sduur van 29 second<strong>en</strong> <strong>en</strong> valt dan uite<strong>en</strong>. Eerst ontstaat e<strong>en</strong> isotoop<br />

van het elem<strong>en</strong>t Ds (Darmstadtium) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> alfadeeltje (e<strong>en</strong> cluster van twee proton<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee<br />

neutron<strong>en</strong>). Daarna volg<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> aantal vervalstapp<strong>en</strong>.<br />

1 Wat is e<strong>en</strong> isotoop?<br />

Atom<strong>en</strong> van één atoomsoort met e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d aantal neutron<strong>en</strong>.<br />

2 Van welk elem<strong>en</strong>t is e<strong>en</strong> alfadeeltje de kern?<br />

He.<br />

3 Geef de vorming van het isotoop van Ds uit Cn-285 in e<strong>en</strong> zelfde soort vergelijking weer zoals<br />

hierbov<strong>en</strong> voor de vorming van Cn-277 is gedaan. Gebruik voor het alfadeeltje het symbool α.<br />

Cn <br />

285 4 281<br />

112 2 110<br />

Opgave 12<br />

Ds<br />

In de 2010 blockbusterfilm “Avatar” van James Cameron wordt op de maan Pandora het uiterst<br />

zeldzame elem<strong>en</strong>t Unobtanium gedolv<strong>en</strong>. Stel, dit elem<strong>en</strong>t heeft atoomnummer 120 <strong>en</strong> wordt afgekort<br />

met Ut.<br />

1 Leg uit dat dit elem<strong>en</strong>t in groep 2 van het periodiek systeem zou moet<strong>en</strong> staan.<br />

Doortell<strong>en</strong> in het PS vanaf nr. 111 (Rg) laat zi<strong>en</strong> dat atoomnummer 120 in e<strong>en</strong> nieuwe periode groep 2<br />

terecht komt.<br />

2 Zal unobtanium bij kamertemperatuur e<strong>en</strong> elektrische stroom geleid<strong>en</strong>? Zo ja, leg dan uit waardoor<br />

deze geleiding wordt veroorzaakt.<br />

Het zal de elektrische stroom geleid<strong>en</strong>, omdat het e<strong>en</strong> metaal is.<br />

In e<strong>en</strong> metaalrooster zijn vrije elektron<strong>en</strong> aanwezig die zich van het <strong>en</strong>e naar het andere atoom verplaats<strong>en</strong>.<br />

Hierdoor ontstaan geleiding.<br />

3 Unobtanium kan e<strong>en</strong> verbinding vorm<strong>en</strong> met chloor, unobtaniumchloride.<br />

Geef de formule van unobtaniumchloride. Is dit e<strong>en</strong> molecuulformule of e<strong>en</strong> verhoudingsformule? Licht<br />

je antwoord toe.<br />

UtCl2 Het is e<strong>en</strong> verhoudingsformule want UtCl2 is e<strong>en</strong> zout (gevormd uit e<strong>en</strong> metaal <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nietmetaal)<br />

<strong>en</strong> dit soort verbinding<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> ionrooster waarin ion<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bepaalde verhouding voorkom<strong>en</strong>.<br />

4+ Lijkt het je waarschijnlijk dat unobtaniumchloride oplosbaar is in water? Licht je antwoord toe.<br />

Ja, want elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in dezelfde periode hebb<strong>en</strong> vergelijkbare chemische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Omdat magnesium-,<br />

calcium- <strong>en</strong> bariumchloride oplosbaar zijn, kan word<strong>en</strong> verondersteld dat unobtaniumchloride<br />

dat ook zal zijn (berylium- <strong>en</strong> radiumchloride zijn ook goed oplosbaar).<br />

Opgave 13<br />

In 1869 rangschikte M<strong>en</strong>delejev de to<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> schema. Hij vond daarbij dat<br />

vergelijkbare scheikundige eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> steeds terugker<strong>en</strong>. Hij zorgde ervoor dat elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met<br />

vergelijkbare eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> bij elkaar kwam<strong>en</strong> te staan. Sommige elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voorzag hij van e<strong>en</strong><br />

vraagtek<strong>en</strong>.<br />

1 Welk atoomnummer krijgt het nog te ontdekk<strong>en</strong> edelgas dat na radon komt?<br />

In tabel 99 doortell<strong>en</strong> vanaf nr. 1<strong>09</strong> tot onder Radon levert: 118<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 29


2 Leg uit wat de formule is van franciumsulfaat.<br />

- francium staat in dezelfde groep als natrium<br />

- natriumsulfaat heeft als formule Na2SO4<br />

- franciumsulfaat is dus Fr2SO4<br />

3 Atom<strong>en</strong> van de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> P <strong>en</strong> Q hebb<strong>en</strong> duidelijk verschill<strong>en</strong>de atoommassa, maar bezitt<strong>en</strong> toch<br />

(bijna) dezelfde chemische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Verklaar hoe dit mogelijk is.<br />

P <strong>en</strong> Q zijn elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die n dezelfde groep staan.<br />

4 Leg ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uit dat twee atoomsoort<strong>en</strong> R <strong>en</strong> S met dezelfde atoommassa toch geheel verschill<strong>en</strong>de<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

- R <strong>en</strong> S hebb<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de atoomnummers<br />

- dus verschill<strong>en</strong>de atoomsoort<strong>en</strong> (elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)..<br />

Bindingstyp<strong>en</strong> (bov<strong>en</strong>bouw)<br />

Ion- of elektroval<strong>en</strong>te binding <strong>en</strong> (polair) coval<strong>en</strong>te of (polaire) atoombinding<br />

Opgave 1<br />

Tantaaloxide heeft de verhoudingsformule Ta2O5 <strong>en</strong> is opgebouwd uit twee tantaal-ion<strong>en</strong> (Ta x+) <strong>en</strong> vijf<br />

oxide-ion<strong>en</strong> .<br />

1 Leg uit wat de lading van het tantaalion in Ta2O5 is.<br />

5 O 2‒ ion<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lading van 10 ‒ . 2 Ta x+ moet dan e<strong>en</strong> lading van 10 + hebb<strong>en</strong>. Hieruit<br />

volgt dat x+ = 10/2 = 5 + .<br />

Het mineraal diaboleiet heeft de verhoudingsformule Pb2CuCl2(OH)4 <strong>en</strong> is opgebouwd uit één<br />

koper(II)-ion, twee Pb + -ion<strong>en</strong> , twee chloor-ion<strong>en</strong> <strong>en</strong> 4 hydroxide-ion<strong>en</strong>.<br />

2 Leg uit wat de lading van het lood-ion is.<br />

1 Cu + + 2 Cl -‒ + 4 OH ‒ ion<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lading van 2 + + 2 ‒ + 4 ‒ = 4 ‒ . De lading van het Pb-ion<br />

is dus 4 + /2 = 2 + .<br />

Opgave 2<br />

Zout<strong>en</strong> die in de natuur voorkom<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> ook wel mineral<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Natuurlijke zout<strong>en</strong> zijn vaak<br />

ge<strong>en</strong> simpele combinaties van één soort positieve met één soort negatieve ion<strong>en</strong>. Zo is galedoniet e<strong>en</strong><br />

prachtig blauw gekleurd mineraal met de formule Cu2Pb5(SO4)3CO3(OH)6. Galedoniet is te beschouw<strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> zout dat uit koper-, lood-, sulfaat-, carbonaat-, <strong>en</strong> hydroxide-ion<strong>en</strong> bestaat.<br />

1 Van koper bestaan ion<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> 1+ <strong>en</strong> 2+ lading <strong>en</strong> van lood bestaan ion<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> 2+ <strong>en</strong> 4+<br />

lading. Leg uit wat de lading<strong>en</strong> van de koper- <strong>en</strong> loodion<strong>en</strong> in galedoniet zijn.<br />

De som van de negatieve lading<strong>en</strong> van 3 SO4 2‒ + 1 CO3 2‒ + 6 OH ‒ is 14͞ . De som van de Pb- <strong>en</strong> Cuion<strong>en</strong><br />

is dus 14 + . Alle<strong>en</strong> in het geval de ion<strong>en</strong> Pb 2+ <strong>en</strong> Cu 2+ voorkom<strong>en</strong>, kan hun gezam<strong>en</strong>lijke lading<br />

14 + zijn, immers de lading van: 2 Cu 2+ + 5 Pb 2+ is 14 + .<br />

Opgave 3<br />

Twee voorbeeld<strong>en</strong> van mineral<strong>en</strong> van magnesium zijn artinite Mg2CO3(OH)2 <strong>en</strong> hydromagnesite<br />

Mg4(CO3)3(OH)2. Beide stoff<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgevat als e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van twee magnesiumzout<strong>en</strong>.<br />

1 Geef de formules van de twee magnesiumzout<strong>en</strong> waaruit zowel artinite als hydromagnesite bestaan.<br />

MgCO3 <strong>en</strong> Mg(OH)2<br />

De verhouding waarin de twee magnesiumzout<strong>en</strong> in de twee mineral<strong>en</strong> voorkomt is niet hetzelfde.<br />

2 Leid uit de formules van de twee mineral<strong>en</strong> af in welke verhouding de twee magnesiumzout<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong><br />

in zowel artinite als hydromagnesite.<br />

MgCO3 : Mg(OH)2 = 1 : 1 in Mg2CO3(OH)2; MgCO3 : Mg(OH)2 = 3 : 1 in Mg4(CO3)3(OH)2<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 30


Opgave 4<br />

Bo onderzoekt of e<strong>en</strong> aantal stoff<strong>en</strong> de elektrische stroom geleid<strong>en</strong>. Allereerst onderzoekt hij e<strong>en</strong><br />

glasstaaf. Wanneer hij spanning over de staaf aanlegt, loopt er ge<strong>en</strong> stroom. Als hij het glas verhit tot<br />

het week wordt, geleidt het de stroom wel.<br />

1 Leid uit bov<strong>en</strong>staande af tot welke groep van stoff<strong>en</strong> glas behoort.<br />

Glas geleidt uitsluit<strong>en</strong>d in weke (gesmolt<strong>en</strong>) toestand <strong>en</strong> behoort dus tot de zout<strong>en</strong>.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s onderzoekt hij NH4 + Cl - (s). Hiervan doet hij e<strong>en</strong> klein schepje in e<strong>en</strong> hoeveelheid water,<br />

schudt net zolang tot de stof is opgelost <strong>en</strong> meet de geleiding van de oplossing. Vervolg<strong>en</strong>s voegt hij<br />

weer e<strong>en</strong> schepje toe aan de oplossing, schudt weer <strong>en</strong> meet weer de geleiding. Dit blijft hij e<strong>en</strong> groot<br />

aantal mal<strong>en</strong> herhal<strong>en</strong>.<br />

2 Schrijf de vergelijking op van het oploss<strong>en</strong> van het NH4 + Cl - (s).<br />

NH4 + Cl - (s) → NH4 + (aq) + Cl - (aq)<br />

3 Noteer de nam<strong>en</strong> van de twee deeltjes die de stroomgeleiding in deze oplossing verzorg<strong>en</strong>.<br />

Ammonium(ion) <strong>en</strong> chloride(ion).<br />

4 Neem de volg<strong>en</strong>de schematische tek<strong>en</strong>ing over. Geef hierin op de juiste plaats aan hoeveel proton<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> elektron<strong>en</strong> zich bevind<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> Cl ‒ -ion.<br />

17 proton<strong>en</strong> in de kern <strong>en</strong> 18 elektron<strong>en</strong> in de wolk.<br />

Bij zijn verslag maakt hij e<strong>en</strong> grafiek van zijn laatste experim<strong>en</strong>t, waarbij hij het verloop van de<br />

geleiding van de oplossing weergeeft. Deze grafiek staat hieronder weergegev<strong>en</strong>:<br />

mate van<br />

geleiding van<br />

elektrische stroom<br />

hoeveelheid ammoniumchloride<br />

5 Leg uit waardoor het geleid<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van de oplossing to<strong>en</strong>eemt.<br />

De grootte van het geleidingsvermog<strong>en</strong> hangt af van het aantal vrije ion<strong>en</strong>. Hoe meer zout er oplost,<br />

hoe beter de oplossing stroom geleidt.<br />

6 Verandert het verloop van de grafiek, als Bo bij het oploss<strong>en</strong> grotere schepjes ammoniumchloride zou<br />

hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>? Zo, ja hoe? Zo nee, waarom niet?<br />

Nee, de geleiding neemt in dezelfde mate toe.<br />

Opgave 5<br />

Yvonne heeft e<strong>en</strong> oplossing van kopersulfaat. Terwijl zij deze oplossing roert voegt zij druppelsgewijs<br />

natronloog eraan toe. Er treedt e<strong>en</strong> reactie op, waarbij e<strong>en</strong> neerslag ontstaat.<br />

1 Geef de vergelijking van deze reactie.<br />

Cu 2+ + 2 OH – Cu(OH)2.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 31


Tijd<strong>en</strong>s het toevoeg<strong>en</strong> van de natronloog verandert de mate waarin de oplossing elektrische stroom<br />

geleidt.<br />

In het onderstaande diagram geeft<br />

de ononder-<br />

brok<strong>en</strong> lijn het verband weer tuss<strong>en</strong><br />

de mate<br />

waarin de oplossing elektrische<br />

stroom geleidt<br />

<strong>en</strong> de hoeveelheid toegevoegd<br />

natronloog.<br />

2 Geef de formules van de ion<strong>en</strong> die voor de geleiding van de elektrische stroom door de oplossing<br />

zorg<strong>en</strong> als A ml natronloog is toegevoegd <strong>en</strong> verklaar je antwoord.<br />

SO4 2– , Na + <strong>en</strong> OH – . De Cu 2+ ion<strong>en</strong> zijn neergeslag<strong>en</strong> met OH – ion<strong>en</strong>. Juist voor het punt A neemt de<br />

geleiding sterker toe. Dit komt doordat er vanaf dat punt (de knik) e<strong>en</strong> overmaat OH – ion<strong>en</strong> aanwezig<br />

is.<br />

Opgave 6<br />

Loodbromide is bij kamertemperatuur e<strong>en</strong> vaste stof die de stroom niet geleidt. Als we loodbromide<br />

smelt<strong>en</strong>, geleidt het wel. Hierbij ontstaan e<strong>en</strong> grijze vaste stof <strong>en</strong> e<strong>en</strong> bruine vloeistof.<br />

1 Hoe heet dit proces?<br />

Elektrolyse<br />

2 Geef de nam<strong>en</strong> van de beide stoff<strong>en</strong> die ontstaan.<br />

Broom <strong>en</strong> lood<br />

3 Welke stof is aan de pluspool <strong>en</strong> welke aan de minpool ontstaan?<br />

(+): broom <strong>en</strong> (-): lood<br />

4 Hoe noem<strong>en</strong> we het (kristal)rooster van vast loodbromide?<br />

Ionrooster<br />

5 Leg uit waarom loodbromide bij kamertemperatuur e<strong>en</strong> vaste stof is.<br />

Zout<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ionbinding. De ionbinding is e<strong>en</strong> sterke binding. Er moet dus veel <strong>en</strong>ergie (warmte)<br />

wordt toevoerd om deze te verbrek<strong>en</strong>.<br />

Opgave 7<br />

Bij zeer lage temperatuur zijn de volg<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong> allemaal vaste stoff<strong>en</strong>: Natriumbromide, butaan,<br />

aluminium, methaan, bariumfluoride, zink <strong>en</strong> broom.<br />

1 Geef de formules van deze stoff<strong>en</strong>.<br />

NaBr, C4H10, Al, CH4, BaF2, Zn, Br2<br />

2 Noem het rooster waarin elk van deze stoff<strong>en</strong> is gekristalliseerd.<br />

Ionrooster, molecuulrooster, metaalrooster, molecuulrooster, metaalrooster,<br />

3 Welke van deze stoff<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in vaste toestand <strong>en</strong>/of vloeibare toestand stroom geleid<strong>en</strong>.<br />

NaBr, Al, BaF2, Zn<br />

4 Welk deeltje of welke deeltjes mak<strong>en</strong> de stroomgeleiding in de bij onderdeel 11 g<strong>en</strong>oemde stoff<strong>en</strong><br />

mogelijk.<br />

elektron<strong>en</strong> <strong>en</strong> ion<strong>en</strong>.<br />

5 Welke van de g<strong>en</strong>oemde stoff<strong>en</strong> zal het laagste kookpunt hebb<strong>en</strong>? Licht je antwoord toe.<br />

De stoff<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> molecuulrooster, omdat hier de zwakke vanderwaalskracht<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>. Het kost dus<br />

weinig <strong>en</strong>ergie deze te verbrek<strong>en</strong>, dus e<strong>en</strong> laag kpt. Dat zijn dus CH4 <strong>en</strong> Br2.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 32


Opgave 8<br />

Tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> practicum wordt e<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>de stof onderzocht. De resultat<strong>en</strong> zijn als volgt:<br />

I De stof heeft e<strong>en</strong> hoog smeltpunt.<br />

II In gesmolt<strong>en</strong> toestand geleidt de onbek<strong>en</strong>de stof de stroom.<br />

1 Leg uit dat je aan deze gevond<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> nog niet voldo<strong>en</strong>de hebt om vast te stell<strong>en</strong> of de<br />

onbek<strong>en</strong>de stof e<strong>en</strong> zout is.<br />

E<strong>en</strong> metaal geleidt in gesmolt<strong>en</strong> toestand de stroom ook.<br />

2 Welke proef zou je kunn<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong> om wel duidelijkheid te krijg<strong>en</strong>?<br />

Nagaan of de stof in vaste toestand geleidt. E<strong>en</strong> zout geleidt ge<strong>en</strong> stroom in vaste toestand, e<strong>en</strong> metaal<br />

wel.<br />

Opgave 9<br />

Neem de onderstaande tabel over.<br />

Stof Bindingstype(n) Hoogste<br />

kookpunt<br />

Verklaring<strong>en</strong><br />

Bij zeer lage temperatur<strong>en</strong> zijn de stoff<strong>en</strong> kaliumbromide, propaan, tin <strong>en</strong> methanol allemaal vast.<br />

1 Zet de formules van deze stoff<strong>en</strong> in de eerste kolom van de tabel.<br />

2 Schrijf voor iedere stof alle bindingstyp<strong>en</strong> die in de vaste stof aanwezig zijn op in kolom 2.<br />

3 Rangschik de g<strong>en</strong>oemde stoff<strong>en</strong> (voor zover mogelijk) naar opklimm<strong>en</strong>d kookpunt. Doe dit door in e<strong>en</strong><br />

derde kolom (“Hoogste kookpunt”) de stof met het hoogste kookpunt nummer 1 te gev<strong>en</strong>, de daarop<br />

volg<strong>en</strong>de stof nummer 2 <strong>en</strong>zovoort.<br />

4 Leg met behulp van de g<strong>en</strong>oemde bindingstyp<strong>en</strong> kort uit waarom jij tot de bij de vorige vraag gegev<strong>en</strong><br />

volgorde van kookpunt<strong>en</strong> b<strong>en</strong>t gekom<strong>en</strong>. Vermeld je antwoord in de kolom “Verklaring<strong>en</strong>”.<br />

Stof Bindingstype Hoogste<br />

kookpunt<br />

Opgave 10<br />

1 Beschrijf de binding die voorkomt in de stof koper.<br />

– op de vaste plaats<strong>en</strong> in het rooster zitt<strong>en</strong> positieve atoomrest<strong>en</strong><br />

– tuss<strong>en</strong> de positieve atoomrest<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> zich de negatieve vrije elektron<strong>en</strong><br />

– doordat alle positieve atoomrest<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong> aan de vrije elektron<strong>en</strong> blijft het rooster in tact<br />

2 Welke binding komt voor in de stof roest (Fe2O3)?<br />

Ionbinding<br />

Verklaring<strong>en</strong><br />

KBr ionbinding 1 / 2 ionbinding is sterke binding<br />

C3H8 atoombinding + molecuulbinding 4 vanderwaalsbinding is zwak<br />

Sn meataalbinding 1 / 2 metaalbinding is sterke binding<br />

CH3OH<br />

atoombinding (+ molecuulbinding)<br />

+ H-brugg<strong>en</strong><br />

3 Hoe het<strong>en</strong> de roosters van koper <strong>en</strong> roest? Noteer je antwoord als volgt:<br />

koper: metaalrooster<br />

roest: ionrooster<br />

3 Waterstofbrugg<strong>en</strong> zijn sterker dan alle<strong>en</strong><br />

vanderwaalsbinding<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 33


4 Welke deeltjes zijn verantwoordelijk voor de stroomgeleiding in koper?<br />

De vrije elektron<strong>en</strong><br />

5 Leg uit waarom roest dus stroom niet geleidt.<br />

Roest is e<strong>en</strong> zout <strong>en</strong> is opgebouwd uit ion<strong>en</strong><br />

De ion<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> vast in e<strong>en</strong> rooster <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dus niet voor geleiding zorg<strong>en</strong><br />

Opgave 11<br />

Wat zijn de verschill<strong>en</strong> (is het verschil tuss<strong>en</strong>):<br />

1 E<strong>en</strong> stof met e<strong>en</strong> ionrooster <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> atoomrooster.<br />

E<strong>en</strong> stof heeft e<strong>en</strong> atoomrooster als de atom<strong>en</strong> in de stof verbond<strong>en</strong> zijn door coval<strong>en</strong>te (of atoom-)<br />

binding<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> groot netwerk. E<strong>en</strong> coval<strong>en</strong>t netwerk heeft ge<strong>en</strong> aparte molecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> kristal van<br />

e<strong>en</strong> dergelijke stof kan beschouwd word<strong>en</strong> als één groot molecuul.<br />

Bij e<strong>en</strong> stof met e<strong>en</strong> ionrooster zijn ge<strong>en</strong> atoombinding<strong>en</strong>, maar ionbinding<strong>en</strong> aanwezig die ervoor<br />

zorg<strong>en</strong> dat alle ion<strong>en</strong> in het rooster elkaar op basis van elektrostatische kracht<strong>en</strong> aantrekk<strong>en</strong>.<br />

Opgave 12<br />

Bij de behandeling van het atoommodel van Bohr kwam naar vor<strong>en</strong> dat atom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> reactie de<br />

edelgasconfiguratie tracht<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. Deze edelgasconfiguratie wordt bereikt óf door elektron<strong>en</strong>overdracht<br />

óf door het vorm<strong>en</strong> van geme<strong>en</strong>schappelijke elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong> uit ongepaarde elektron<strong>en</strong><br />

van de reager<strong>en</strong>de atom<strong>en</strong>. Er kunn<strong>en</strong> dan twee typ<strong>en</strong> binding<strong>en</strong> ontstaan, namelijk de ionbinding of<br />

de coval<strong>en</strong>te binding. Deze twee bindingstyp<strong>en</strong> staan als uiterst<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over elkaar. Meestal ligt het<br />

karakter van de binding erg<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> beide gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> in. De binding bezit e<strong>en</strong> zekere polariteit. De<br />

binding in bijvoorbeeld NaCl is zo sterk polair dat het bind<strong>en</strong>de elektron<strong>en</strong>paar vrijwel voortdur<strong>en</strong>d in<br />

de elektron<strong>en</strong>schill<strong>en</strong> van het chlooratoom aanwezig is.<br />

De Amerikaans chemicus Linus Pauling (geb. 1901) heeft aan alle to<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> getal,<br />

de elektronegativiteit, toegek<strong>en</strong>d dat aangeeft in welke mate e<strong>en</strong> atoom dat e<strong>en</strong> binding aangaat met<br />

e<strong>en</strong> ander atoom, het bind<strong>en</strong>d elektron<strong>en</strong>paar aantrekt. Je vindt deze waard<strong>en</strong> in BINAS tabel 40A (5 e<br />

<strong>en</strong> 6 e druk).<br />

1 Berek<strong>en</strong> de grootte van de lading<strong>en</strong> op elk van de atom<strong>en</strong> in NaF aan de hand van de onderstaande<br />

tabel.<br />

Δ EN 0,1 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,1<br />

%ionkarakter 0,5 6 22 43 63 79 89 91<br />

Δ EN = 4,0 – 0,9 = 3,1<br />

Het % ionoge<strong>en</strong>karakter = + 91%<br />

δ+ Na = + 91% <strong>en</strong> δ‒ F = - 91%<br />

Opgave 13<br />

Zout<strong>en</strong> die in de natuur voorkom<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> ook wel mineral<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schap die daarbij<br />

hoort heet mineralogie. Natuurlijke zout<strong>en</strong> zijn vaak ge<strong>en</strong> simpele combinaties van één soort positieve<br />

met één soort negatieve ion<strong>en</strong>. Zo wordt wolfraam meestal gewonn<strong>en</strong> uit het mineraal pinaliet<br />

(Pb3(WO4)OCl2). Pinaliet is te beschouw<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> zout dat uit lood-, oxide-, chlorideion<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gesteld<br />

ion, wolframaat, bestaat.<br />

1 Als de loodion<strong>en</strong> in pinaliet de lading 2+ hebb<strong>en</strong>, leg dan uit wat de val<strong>en</strong>tie van het wolframaation is.<br />

3 x 2 + + 2 – + 2 x 1 – = 2 + , dus 2 –<br />

Kiddcreekiet is e<strong>en</strong> mineraal bestaande uit koper-, tin, wolfraam(II) <strong>en</strong> sulfideion<strong>en</strong>.<br />

2 Als we kiddcreekiet schrijv<strong>en</strong> als Cu6SnWSn, hoe groot is dan n. Leg uit.<br />

6 x 2 + + 2 + + 2 + + n x 2 – = 0 n = 8<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 34


Opgave 14<br />

Nikkelchloride lost goed op in water. De ion<strong>en</strong> van dit zout word<strong>en</strong> in water gehydrateerd.<br />

1 Geef met behulp van e<strong>en</strong> reactievergelijking weer hoe nikkelchloride oplost in water.<br />

NiCl2(s) Ni 2+ (aq) + 2 Cl¯(aq)<br />

2 Leg uit wat we bedoel<strong>en</strong> met hydratatie.<br />

Hydratatie betek<strong>en</strong>t dat de ion<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> waterig oplossing door watermolecul<strong>en</strong> omhuld word<strong>en</strong>.<br />

3 Tek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gehydrateerd nikkelion <strong>en</strong> e<strong>en</strong> gehydrateerd chloride-ion<br />

Ba 2+ -<br />

Cl<br />

Opgave 15<br />

Glauberzout is e<strong>en</strong> hydraat.<br />

1 Wat verstaan we onder e<strong>en</strong> hydraat?<br />

Zout<strong>en</strong> die kristalwater bevatt<strong>en</strong> het<strong>en</strong> hydrat<strong>en</strong><br />

2 Zoek in tabel 66A van BINAS op wat de systematische naam van glauberzout is.<br />

natriumsulfaatdecahydraat<br />

3 Geef de formule van glauberzout. (Zie ev<strong>en</strong>tueel ook tabel 66C van BINAS.)<br />

Na2SO4·10H2O<br />

4 Beschrijf wat je kunt waarnem<strong>en</strong> als je glauberzout voorzichtig verwarmt totdat er niets meer verandert.<br />

(E<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing is niet nodig.)<br />

Er ontstaat e<strong>en</strong> vloeibaar geheel./De stof wordt langzaam vloeibaar. De vloeistof verdampt. Na verloop<br />

van tijd blijft er vaste stof achter.<br />

5 Geef aan hoe je door middel van e<strong>en</strong> proef kunt bewijz<strong>en</strong> dat glauberzout e<strong>en</strong> hydraat is. Vermeld ook je<br />

waarn<strong>en</strong>ing(<strong>en</strong>).<br />

Het zout verhitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ontwijk<strong>en</strong>de damp over wit kopersulfaat leid<strong>en</strong>; dit wordt blauw.<br />

6 Tek<strong>en</strong> de opstelling die je bij de proef uit de vorige vraag kunt gebruik<strong>en</strong> <strong>en</strong> geef aan waarde stoff<strong>en</strong> zich<br />

bevind<strong>en</strong>.<br />

glauberzout<br />

wit kopersulfaat<br />

Als we glauberzout oploss<strong>en</strong> in water word<strong>en</strong> de ion<strong>en</strong> gehydrateerd.<br />

7 Tek<strong>en</strong> de twee soort<strong>en</strong> gehydrateerde ion<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong> oplossing van glauberzout voorkom<strong>en</strong>. Neem<br />

voor elk ion vier watermolecul<strong>en</strong>.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 35


8 Berek<strong>en</strong> het massaperc<strong>en</strong>tage water in glauberzout.<br />

%H2O = 10 x 18,02 g/mol : (180,2 + 142,0) x 100% = 55,93%<br />

Lewisstructur<strong>en</strong> (incl. VSEPR-theorie <strong>en</strong> mesomerie)<br />

Opgave 1<br />

Bij de eerste rakett<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> in de motor twee stoff<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd: waterstofperoxide, H2O2, <strong>en</strong><br />

hydrazine, N2H4. Hierbij treedt e<strong>en</strong> exotherme reactie op, waarbij stikstof <strong>en</strong> water ontstaan <strong>en</strong><br />

veel <strong>en</strong>ergie vrijkomt. In de molecul<strong>en</strong> van al deze stoff<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de atom<strong>en</strong> hun normale coval<strong>en</strong>tie.<br />

1 Leg uit wat wordt bedoeld met de coval<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> atoom? Maak in je antwoord ge<strong>en</strong> gebruik<br />

van het begrip atoombinding.<br />

De coval<strong>en</strong>tie is het aantal elektron<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> atoom beschikbaar heeft voor de vorming van<br />

bind<strong>en</strong>de elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong>.<br />

2 Neem de drie onderstaande zinnetjes over <strong>en</strong> vul de juiste getall<strong>en</strong> in:<br />

De coval<strong>en</strong>tie van zuurstof is: 2, de coval<strong>en</strong>tie van stikstof is: 3 de coval<strong>en</strong>tie van waterstof is: 1<br />

3 Tek<strong>en</strong> de structuurformules van waterstofperoxide, hydrazine, stikstof <strong>en</strong> water.<br />

4 Geef de vergelijking van de reactie die in de raketmotor verloopt. Je hoeft ge<strong>en</strong> toestandsaanduiding<strong>en</strong><br />

te vermeld<strong>en</strong>.<br />

N2H4(g) + 2 H2O2(g) N2(g) + 4 H2O(g)<br />

De stof disilaan heeft de formule Si2H6(l). In disilaan zijn de siliciumatom<strong>en</strong> aan elkaar gebond<strong>en</strong>.<br />

5 Schrijf de structuurformule op van disilaan <strong>en</strong> leid daaruit de coval<strong>en</strong>tie van silicium af.<br />

H H<br />

H<br />

Si Si H<br />

H<br />

H<br />

6 Schrijf de structuurformule op van koolstofdioxide, CO2.<br />

O=C=O<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 36


7 Schrijf de structuurformule op van tri, C2HCl3.<br />

Cl Cl<br />

C<br />

C<br />

Cl<br />

H<br />

Opgave 2<br />

De ontdekker van stikstoftrichloride. NCl3 verloor drie vingers <strong>en</strong> e<strong>en</strong> oog bij zijn onderzoek.<br />

Vrijwel alle verbinding<strong>en</strong> van stikstof <strong>en</strong> haloge<strong>en</strong> zijn agressieve chemicaliën.<br />

1 Geef de structuurformule van stikstoftrichloride.<br />

Cl<br />

N<br />

Cl<br />

Cl<br />

Stikstoftrichloride reageert vlot met water. Daarbij ontstaat ammoniak <strong>en</strong> hypochlorigzuur, dat gebruikt<br />

wordt als bleekmiddel. E<strong>en</strong> molecuul hypochlorigzuur is opgebouwd uit één zuurstofatoom, één waterstofatoom<br />

<strong>en</strong> één chlooratoom.<br />

2 Geef de structuurformules van ammoniak <strong>en</strong> hypochlorigzuur.<br />

H<br />

N<br />

H<br />

H O Cl<br />

H<br />

3 Geef in molecuulformules de vergelijking voor de reactie van stikstoftrichloride met water.<br />

NCl3 + 3 H2O → NH3 + 3 HClO<br />

4 Geef de coval<strong>en</strong>ties van stikstof, zuurstof <strong>en</strong> chloor.<br />

N: 3, O: 2, Cl: 1<br />

Er zijn diverse verbinding<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d van stikstof <strong>en</strong> fluor. Zo heeft met de stoff<strong>en</strong> N2F4 <strong>en</strong> N2F2<br />

gemaakt.<br />

5 Geef van beide stoff<strong>en</strong> de structuurformule.<br />

F<br />

F<br />

F<br />

N<br />

N<br />

N<br />

N<br />

F<br />

F<br />

F<br />

Opgave 3<br />

De Schotse arts Simpson heeft in 1847 chloroform als narcosemiddel geïntroduceerd. De molecuulformule<br />

van chloroform is CHCl3.<br />

Chloroform mag niet in de nabijheid van e<strong>en</strong> vlam word<strong>en</strong> gebruikt of bij e<strong>en</strong> gloei<strong>en</strong>d oppervlak. Bij<br />

verbranding van chloroform ontstaan alle<strong>en</strong> het zeer giftige gas fosge<strong>en</strong> (CCl2O) <strong>en</strong> waterstofchloride.<br />

1 Geef de vergelijking voor de verbranding van chloroform.<br />

2 CHCl3(l) + O2(g) 2 CCl2O(g) + 2 HCl(g)<br />

2 Geef de structuurformules van chloroform <strong>en</strong> fosge<strong>en</strong>.<br />

Cl<br />

H<br />

C<br />

Cl<br />

Cl<br />

Cl<br />

O<br />

C<br />

Cl<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 37


Opgave 4<br />

Waterstofars<strong>en</strong>ide is opgebouwd uit molecul<strong>en</strong> die gevormd zijn uit waterstof <strong>en</strong> arse<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> de<br />

atom<strong>en</strong> van arse<strong>en</strong> <strong>en</strong> waterstof komt atoombinding voor.<br />

1 Hoeveel elektron<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> arse<strong>en</strong> atoom? Licht je antwoord toe.<br />

Het atoomnummer is 33 <strong>en</strong> dit geeft het aantal proton<strong>en</strong> <strong>en</strong> elektron<strong>en</strong> aan<br />

2 Hoeveel elektron<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> arse<strong>en</strong> atoom beschikbaar voor de atoombinding(<strong>en</strong>)? Leg uit.<br />

Het heeft 3 elektron<strong>en</strong> beschikbaar. Door 3 bind<strong>en</strong>de elpar<strong>en</strong> te vorm<strong>en</strong>, wordt de edelgasconfiguratie<br />

van kripton bereikt.<br />

3 Tek<strong>en</strong> de structuurformule van waterstofars<strong>en</strong>ide.<br />

H<br />

As H<br />

H<br />

4 Leg uit hoeveel atoombinding<strong>en</strong> e<strong>en</strong> antimoonatoom kan vorm<strong>en</strong> met waterstofatom<strong>en</strong>.<br />

Sb staat in dezelfde groep als As. Omdat As drie atoombinding<strong>en</strong> vormt, doet Sb dat ook.<br />

Opgave 5<br />

Tek<strong>en</strong> elektron<strong>en</strong>formules (Lewistructuurformules) voor:<br />

1 HCN.<br />

voor omhulling nodig: 2 e ‒ + 2 x 8 e ‒ = 18 e ‒<br />

beschikbaar: H-atoom: 1 e ‒<br />

C-atoom: 4 e ‒<br />

N-atoom: 5 e ‒ 10 e ‒<br />

8 e ‒<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 8 e ‒ / 2 = 4 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

Leg uit of HCN e<strong>en</strong> dipool is.<br />

HCN is e<strong>en</strong> dipool omdat er polaire binding<strong>en</strong> aanwezig zijn waarvan de resultante niet nul zal zijn<br />

omdat je t<strong>en</strong> opzichte van het C-atoom te mak<strong>en</strong> hebt met twee verschill<strong>en</strong>de atom<strong>en</strong> (H <strong>en</strong> N) waarvan<br />

de elektronegativiteit<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

2 CN ‒<br />

voor omhulling nodig: 2 x 8 e ‒ = 16 e ‒<br />

beschikbaar: ionlading: 1 e ‒<br />

C-atoom: 4 e ‒<br />

N-atoom: 5 e ‒ 10 e ‒<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 6 e ‒ / 2 = 3 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

6 e ‒<br />

H<br />

N<br />

C<br />

C<br />

N<br />

3 HNO2<br />

voor omhulling nodig: 2 e ‒ + 3 x 8 e ‒ = 26 e ‒<br />

beschikbaar: H-atoom: 1 e ‒<br />

2 x O-atom<strong>en</strong>: 12 e ‒<br />

N-atoom: 5 e ‒ 18 e ‒<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 8 e ‒ / 2 = 4 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

8 e ‒<br />

H<br />

O<br />

N<br />

O<br />

4 NO2 ‒<br />

voor omhulling nodig: 3 x 8 e ‒ = 24 e ‒<br />

beschikbaar: ionlading : 1 e ‒<br />

2 x O-atom<strong>en</strong>: 12 e ‒<br />

N-atoom: 5 e ‒ 18 e ‒<br />

8 e ‒<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 8 e ‒ / 2 = 4 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

Alle experim<strong>en</strong>tele bewijz<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> aan dat de twee zuurstofatom<strong>en</strong> gelijkwaardig zijn. We moet<strong>en</strong> dus<br />

wel aannem<strong>en</strong> dat de structuur het midd<strong>en</strong> houdt tuss<strong>en</strong> deze twee “gr<strong>en</strong>sstructur<strong>en</strong>”. We noem<strong>en</strong> dit<br />

mesomerie. Het HNO2 molecuul is V-vormig <strong>en</strong> de beide afstand<strong>en</strong> van de O-atom<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van<br />

het N-atoom zijn gelijk.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 38<br />

O<br />

N<br />

O<br />

O<br />

N<br />

O


5 C2H5ONa<br />

Na +<br />

H<br />

H<br />

C<br />

H<br />

C O<br />

H<br />

H<br />

6 PO4 3‒<br />

voor omhulling nodig: 5 x 8 e ‒ = 40 e ‒<br />

beschikbaar: 4 x O-atom<strong>en</strong>: 24 e ‒<br />

P-atoom: 5 e ‒<br />

ionlading 3 e ‒ 32 e ‒<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 8 e ‒ / 2 = 4 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

8 e ‒<br />

7 H3PO4<br />

voor omhulling nodig: 3 x 2 e ‒ + 5 x 8 e ‒ = 46 e ‒<br />

beschikbaar: 3 x H-atom<strong>en</strong>: 3 e ‒<br />

4 x O-atom<strong>en</strong>: 24 e ‒<br />

P-atoom: 5 e ‒ 32 e ‒<br />

8 OF2<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 14 e ‒ / 2 = 7 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

H<br />

H<br />

O<br />

O<br />

P<br />

O<br />

+<br />

O<br />

H<br />

-<br />

H<br />

H<br />

O<br />

O<br />

P<br />

O<br />

O<br />

H<br />

14 e ‒<br />

E<strong>en</strong> coval<strong>en</strong>tie vijf van P is het meest waarschijnlijk, omdat<br />

er <strong>en</strong>ergie nodig is om de + <strong>en</strong> – lading<strong>en</strong> te scheid<strong>en</strong>;<br />

de structuur zonder formele lading<strong>en</strong> heeft waarschijnlijk<br />

e<strong>en</strong> kleinere <strong>en</strong>ergie-inhoud dan de structuur<br />

met formele lading<strong>en</strong>. Zo zie je maar weer; de octetregel<br />

is ook maar e<strong>en</strong> model van de werkelijkheid.<br />

-<br />

O<br />

O<br />

+<br />

P<br />

O<br />

-<br />

-<br />

O<br />

-<br />

F<br />

O<br />

F<br />

Leg uit dat OF2 e<strong>en</strong> dipool is<br />

Het molecuul is v-vormig waardoor de resultante van de beide gelijke polaire binding<strong>en</strong> niet nul is.<br />

9 CO3 2‒<br />

voor omhulling nodig: 4 x 8 e ‒ = 32 e ‒<br />

beschikbaar: ionlading: 2 e ‒<br />

3 x O-atom<strong>en</strong>: 18 e ‒<br />

C-atoom: 4 e ‒ 24 e ‒<br />

bij binding betrokk<strong>en</strong>: 8 e ‒ / 2 = 4 elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong><br />

8 e ‒<br />

O<br />

O<br />

C<br />

O<br />

O<br />

O<br />

C<br />

O<br />

O<br />

O<br />

C<br />

O<br />

Alle experim<strong>en</strong>tele bewijz<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> aan dat<br />

de drie zuurstofatom<strong>en</strong> gelijkwaardig zijn.<br />

We moet<strong>en</strong> dus wel aannem<strong>en</strong> dat de<br />

structuur het midd<strong>en</strong> houdt tuss<strong>en</strong> deze<br />

drie “gr<strong>en</strong>sstructur<strong>en</strong>”. We noem<strong>en</strong> dit mesomerie.<br />

Het ion ligt in het platte vlak <strong>en</strong><br />

vormt e<strong>en</strong> gelijkzijdige driehoek.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 39


1 O 3<br />

Opgave 6<br />

Leid op basis van de VSEPR-theorie de ruimtelijke bouw af voor de volg<strong>en</strong>de molecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> ion<strong>en</strong>.<br />

Opgemerkt wordt dat in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> de octetregel niet opgaat.<br />

In de antwoord<strong>en</strong> zijn de vrije elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong> niet weergegev<strong>en</strong>. Als je e<strong>en</strong> vorm niet kunt verklar<strong>en</strong>,<br />

is het aan te rad<strong>en</strong> de vrije elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong> te tek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

O<br />

Driehoek (ieder O-atoom voldoet aan de octetregel)<br />

Leg uit of O3 e<strong>en</strong> dipool is.<br />

Het molecuul vormt e<strong>en</strong> gelijkzijdige driehoek zodat de resultante van de polaire binding<strong>en</strong> nul is; het<br />

molecuul is zodo<strong>en</strong>de ge<strong>en</strong> dipool.<br />

2 H3O +<br />

H<br />

O<br />

O<br />

H<br />

O +<br />

H<br />

driehoekige piramide (door het gebruik van e<strong>en</strong> elektron<strong>en</strong>paar op het O-atoom<br />

voor het bind<strong>en</strong> van H + komt het O-atoom e<strong>en</strong> e ‒ tekort waardoor het, e<strong>en</strong> lading<br />

van +1 krijgt. Daarnaast is er nog e<strong>en</strong> vrij elektron<strong>en</strong>paar op het O-atoom aanwezig)<br />

3 XeF2<br />

F<br />

Xe<br />

F<br />

v-vorm (octetregel gaat niet op voor Xe. Ga na dat op het Xe-atoom nog drie vrije<br />

elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong> aanwezig zijn.)<br />

4 PF6 ‒<br />

F<br />

F<br />

P<br />

F<br />

F<br />

F<br />

F<br />

octaëder (octetregel gaat niet op voor P. Van de bind<strong>en</strong>de elektron<strong>en</strong> par<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> zes elektron<strong>en</strong> aan het P-atoom word<strong>en</strong> toegerek<strong>en</strong>d waardoor P e<strong>en</strong><br />

lading van -1 verkrijgt.)<br />

5 XeOF4<br />

F<br />

F<br />

piramide (octetregel gaat niet op voor Xe. Op het Xe-atoom is nog e<strong>en</strong> vrij<br />

elektron<strong>en</strong>paar aanwezig waardoor de binding<strong>en</strong> van de F-atom<strong>en</strong> min of meer in<br />

e<strong>en</strong> plaat vlak word<strong>en</strong> geduwd.)<br />

Leg uit of XeOF4 e<strong>en</strong> dipool is.<br />

De resultante van de vier polaire Xe-F binding<strong>en</strong> is nul. Blijft over de polaire binding tuss<strong>en</strong> Xe <strong>en</strong> O,<br />

dus is het e<strong>en</strong> dipool.<br />

6 AlH4 ‒<br />

O<br />

Xe<br />

F<br />

F<br />

H<br />

H<br />

H _<br />

Al<br />

H<br />

tetraëder (door de binding met e<strong>en</strong> vierde H-atoom moet één elektron van dit<br />

bind<strong>en</strong>de paar aan het Al-atoom word<strong>en</strong> toegerek<strong>en</strong>d waardoor het e<strong>en</strong> lading<br />

van -1 krijgt)<br />

7 BF4 ‒<br />

F<br />

F<br />

F<br />

B<br />

F<br />

tetraëder (analoge red<strong>en</strong>ering als bij opgave 6)<br />

8 SiCl4<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 40


Cl<br />

Cl<br />

Cl<br />

Si<br />

Cl<br />

tetraëder<br />

Leg uit of SiCl4 e<strong>en</strong> dipool is.<br />

SiCl4 is ge<strong>en</strong> dipool. De resultant<strong>en</strong> van de vier gelijke polaire binding<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> tetraëder is nul.<br />

9 ICl ‒ 4<br />

Cl<br />

Cl<br />

-<br />

I<br />

Cl<br />

Cl<br />

vierkant (octetregel gaat niet op het I-atoom. Op het I-atoom zijn nog twee vrij<br />

elektron<strong>en</strong>par<strong>en</strong> aanwezig waardoor het I-atoom e<strong>en</strong> lading van -1 krijgt.)<br />

10 AlCl3<br />

Cl<br />

Al<br />

Cl<br />

driehoek (octetomhulling gaat niet op voor Al; heeft maar 3 e ‒ beschikbaar)<br />

Cl<br />

Opgave 7<br />

Brechje wil van de stoff<strong>en</strong> aceton, petroleum <strong>en</strong> ethanol de intermoleculaire kracht<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>. Zij<br />

besluit om van deze stoff<strong>en</strong> de verdampingstijd<strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong>.<br />

1 Beschrijf de proef die Brechje moet uitvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong> licht je antwoord toe met e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing van de<br />

opstelling.<br />

Het water moet zachtjes kok<strong>en</strong><br />

Met behulp van e<strong>en</strong> injectiespuit br<strong>en</strong>gt ze van iedere te<br />

onderzoek<strong>en</strong> vloeistof 0,5 mL in het petrischaaltje. Ze noteert<br />

van iedere vloeistof de verdampingstijd.<br />

Bij uitvoering van de proef vindt Brechje de onderstaande verdampingstijd<strong>en</strong>.<br />

naam stof formule verdampingstijd<br />

petroleum C9H20 60 second<strong>en</strong><br />

aceton CH3-CO-CH3 100 second<strong>en</strong><br />

ethanol CH3CH2OH 160 second<strong>en</strong><br />

2 Verklaar de resultat<strong>en</strong> aan de hand van de formules van deze stoff<strong>en</strong>.<br />

Petroleum is apolair. Bij petroleum zijn de intermoleculaire kracht<strong>en</strong> het zwakst, omdat hier alle<strong>en</strong> de<br />

vanderwaalskracht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>.<br />

Aceton is polair. Hier spel<strong>en</strong>, naast de vanderwaalskracht<strong>en</strong>, ook diplool-dipoolkracht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. Voor<br />

het verdamp<strong>en</strong> van aceton is dus meer <strong>en</strong>ergie nodig dan voor petroleum. Het zal langer dur<strong>en</strong> voordat<br />

het aceton verdampt is.<br />

Bij ethanol zijn, behalve bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde kracht<strong>en</strong>, ook nog H-brugg<strong>en</strong> aanwezig waardoor het nog<br />

meer <strong>en</strong>ergie kost om deze stof te verdamp<strong>en</strong> in vergelijking met aceton <strong>en</strong> petroleum.<br />

Opgave 8<br />

Methylamines zijn basischemicaliën waarmee vele andere tuss<strong>en</strong>product<strong>en</strong> <strong>en</strong> eindproduct<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gevormd, o.a. wasmiddel<strong>en</strong>. Bij het verbrand<strong>en</strong> van monomethylamine , CH3NH2, ontstaat onder andere<br />

stikstof.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 41


1 Geef de vergelijking voor de volledige verbranding van monomethylamine.<br />

4 CH3NH2 + 9 O2 4 CO2 + 10 H2O + 2 N2<br />

Het kookpunt van monomethylamine (-6 0 C) is veel hoger dan dat van ethaan, C2H6(g) (-89 0 C) dat<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare molecuulmassa heeft.<br />

2 Tek<strong>en</strong> de structuurformules van monomethylamine <strong>en</strong> ethaan.<br />

3 Leg aan de hand van deze structuurformules uit dat het kookpunt van monomethylamine hoger is dan<br />

dat van ethaan.<br />

Methylamine heeft e<strong>en</strong> NH2 groep <strong>en</strong> is daardoor polair. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de molecul<strong>en</strong> onderling H-<br />

brugg<strong>en</strong>. Intermoleculaire kracht<strong>en</strong> zijn door de dipool-dipoolkracht<strong>en</strong> <strong>en</strong> de H-brugvorming veel groter<br />

dan bij het apolaire ethaan waar alle<strong>en</strong> maar de zwakke vanderwaalskracht<strong>en</strong> werkzaam zijn. Het kost<br />

dus meer <strong>en</strong>ergie om de methylamine molecul<strong>en</strong> in de gasfase te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dan ethaanmoledul<strong>en</strong>.<br />

Daarom is het kookpunt van methylamine veel hoger.<br />

4 Leg uit dat monomethylamine goed oplosbaar is in water. Licht je antwoord toe met e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing.<br />

Het H atom<strong>en</strong> van de OH <strong>en</strong> de NH2 groep<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> H-brugg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de apolaire staart van methylamine<br />

is klein, dus het polaire karakter heeft de overhand.<br />

Opgave 9<br />

We bekijk<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong>: butaan, p<strong>en</strong>taan, 1-propanol <strong>en</strong> 1-chloorpropaan.<br />

1 Geef van de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde stoff<strong>en</strong> de structuurformule.<br />

2 Rangschik de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde stoff<strong>en</strong> naar to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d kookpunt. Geef e<strong>en</strong> duidelijke toelichting.<br />

butaan, p<strong>en</strong>taan, 1-chloorpropaan <strong>en</strong> 1-propanol. Tuss<strong>en</strong> p<strong>en</strong>taan- <strong>en</strong> butaanmolecul<strong>en</strong> is alle<strong>en</strong> de<br />

zwakke vanderwaalsbinding aanwezig, maar p<strong>en</strong>taan is groter (zwaarder) dan butaan. Tuss<strong>en</strong><br />

1-chloorpropaan, behalve vanderwaalskracht<strong>en</strong>, ook dipool-dipoolkracht<strong>en</strong>, omdat deze stof polair is.<br />

Tuss<strong>en</strong> 1-propanolmolecul<strong>en</strong>, naast de vanderwaalsbinding <strong>en</strong> de dipoolkracht<strong>en</strong>, ook H-brugg<strong>en</strong><br />

aanwezig. Hoe zwakker de intermoleculaire kracht<strong>en</strong>, hoe lager het kookpunt <strong>en</strong> omgekeerd.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 42


(Polair-)coval<strong>en</strong>te binding <strong>en</strong> verband met oplosbaarheid<br />

Opgave 1<br />

1-butanol is e<strong>en</strong> stof met de formule CH3-CH2-CH2-CH2-OH. In e<strong>en</strong> molecuul 1-butanol komt e<strong>en</strong><br />

polaire atoombinding voor. De stof lost niet goed op in water.<br />

1 Leg uit waarom er polaire atoombinding<strong>en</strong> in dit molecuul voorkom<strong>en</strong>.<br />

De C-H, C-O <strong>en</strong> O-H binding<strong>en</strong> zijn polair, omdat het atoombinding<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ongelijksoortige atom<strong>en</strong><br />

zijn.<br />

2 Leg uit of er in dit molecuul ook zuivere atoombinding<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>.<br />

De C-C binding<strong>en</strong> zijn zuivere atoombinding<strong>en</strong>, omdat het binding<strong>en</strong> betreft tuss<strong>en</strong> gelijksoortige atom<strong>en</strong>;<br />

beide atom<strong>en</strong> “trekk<strong>en</strong>” ev<strong>en</strong>veel aan het bind<strong>en</strong>d paar.<br />

3 Leg uit of 1-butanol waterstofbrugg<strong>en</strong> kan vorm<strong>en</strong>.<br />

Tuss<strong>en</strong> 1-butanolmolecul<strong>en</strong> zijn in de vaste <strong>en</strong> vloeibare fase H-brugg<strong>en</strong> aanwezig, omdat de molecul<strong>en</strong><br />

OH groep<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong>. H-brugg<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> zich hier tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> H atoom van de <strong>en</strong>e OH groep met<br />

het O atoom van e<strong>en</strong> andere OH groep. Per O atoom kunn<strong>en</strong> twee H-brugg<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevormd.<br />

4 Leg uit waarom 1-butanol niet goed oplost in water.<br />

1- butanol heeft, behalve e<strong>en</strong> polaire (kop) OH groep, e<strong>en</strong> apolaire staart. K<strong>en</strong>nelijk is de apolaire<br />

staart te groot. Als dit tuss<strong>en</strong> de watermolecul<strong>en</strong> moet kom<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> hiervoor teveel H-brugg<strong>en</strong> verbrok<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zonder dat er weer nieuwe voor in de plaats kom<strong>en</strong>.<br />

5 Verwacht je dat 1-butanol zal m<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met 1-p<strong>en</strong>taanamine, C5H11NH2? Licht je antwoord toe.<br />

Opgave 2<br />

Ethanol lost zowel op in water als in heptaan (wasb<strong>en</strong>zine).<br />

1 Geef in e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing weer hoe de ethanol-molecul<strong>en</strong> <strong>en</strong> watermolecul<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> ethanol-oplossing zijn<br />

gem<strong>en</strong>gd. Tek<strong>en</strong> van beide soort<strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s vier molecul<strong>en</strong>.<br />

2 Geef in e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing weer hoe ethanol- <strong>en</strong> heptaanmolecul<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> oplossing zijn gem<strong>en</strong>gd. Tek<strong>en</strong><br />

van beide soort<strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s vier molecul<strong>en</strong>.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 43


C H 3<br />

HO<br />

C C C<br />

H2 H2<br />

C CH 3<br />

H 2<br />

H 2<br />

HO<br />

H 3<br />

C<br />

H 2<br />

C<br />

CH 3<br />

C H 3<br />

H 2<br />

C C<br />

C<br />

H2<br />

C<br />

H 2<br />

H CH 2<br />

2 H 3<br />

C<br />

C CH 3<br />

H2<br />

C C C<br />

H2 H2<br />

C CH 3<br />

H 2<br />

H 2<br />

CH 3<br />

C H 3<br />

OH<br />

C H 3<br />

H 3<br />

H 2<br />

C<br />

C<br />

H 2<br />

C<br />

C C C<br />

H2 H2<br />

C CH 3<br />

H 2<br />

H 2<br />

OH<br />

OH<br />

meer schematisch:<br />

= ethanol met polaire kop (OH)<br />

<strong>en</strong> apolaire staart(je)<br />

= hexaan<br />

3 Geef de structuurformule van 1-hexanol.<br />

4 Leg uit wat beter met water zal m<strong>en</strong>g<strong>en</strong>: ethanol of 1-hexanol<br />

Ethanol <strong>en</strong> 1-hexanol hebb<strong>en</strong> beide e<strong>en</strong> OH groep <strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> H-brugg<strong>en</strong> met watermolecul<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong>. Echter 1-hexanol heeft e<strong>en</strong> zodanig lange apolaire staart dat het apolaire karakter overheerst<br />

waardoor deze stof niet met water kan m<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Bij ethanol is de apolaire staart korter. Hier overheerst<br />

het polaire karakter, waardoor ethanol wel met water m<strong>en</strong>gbaar is onder vorming van H-brugg<strong>en</strong>.<br />

Opgave 3<br />

Op e<strong>en</strong> pak synthetisch wasmiddel staat onder andere het volg<strong>en</strong>de: “het wasmiddel bevat bestanddel<strong>en</strong><br />

die het vuil losmak<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit daarna zwev<strong>en</strong>d in het sop houd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bestanddel<strong>en</strong> die het neerslaan van<br />

kalkzout<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>gaan”.<br />

1 Beschrijf de “bestanddel<strong>en</strong> die het vuil losmak<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwev<strong>en</strong>d houd<strong>en</strong>”.<br />

Deze bestanddel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> polaire/hydrofiele kop <strong>en</strong> e<strong>en</strong> apolaire/hydrofobe staart.<br />

2 Leg uit dat de oppervlaktespanning van het water wordt verlaagd door het gebruik van e<strong>en</strong> wasmiddel.<br />

De apolaire staart<strong>en</strong> van de wasmiddeldeeltjes doorbrek<strong>en</strong> de waterstofbrugg<strong>en</strong> aan het wateroppervlak.<br />

3 Leg aan de hand van e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong>ing uit wat er gebeurt als tijd<strong>en</strong>s het wass<strong>en</strong> “het vuil wort losgemaakt <strong>en</strong><br />

zwev<strong>en</strong>d in het sop wordt gehoud<strong>en</strong>”.<br />

Er vorm<strong>en</strong> zich micell<strong>en</strong> waarbij de hydrofobe staart<strong>en</strong> naar elkaar toe gericht<br />

zijn.(1) Het vuil wordt dan in het hydrofobe gebiedje opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.(1)<br />

Als leidingwater calciumion<strong>en</strong> bevat, sprek<strong>en</strong> we van hard water. We kunn<strong>en</strong> hard water onthard<strong>en</strong><br />

door e<strong>en</strong> oplossing van natriumcarbonaat toe te voeg<strong>en</strong>.<br />

5 Geef de vergelijking van de reactie die daarbij plaatsvindt.<br />

Ca 2+ (aq) + CO3 2‒ (aq) → CaCO3<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 44


Zout<strong>en</strong> (bov<strong>en</strong>bouw)<br />

Opgave 1<br />

1 Geef de verhoudingsformules voor de volg<strong>en</strong>de zout<strong>en</strong>:<br />

a ammoniumsulfiet (NH4)2SO3 d ijzer(II)fosfaat Fe3(PO4)2<br />

b kaliumethanoaat CH3COOK e aluminiumoxide Al2O3<br />

c kopersulfide CuS f tin(IV)nitraat Sn(NO3)4<br />

2 Geef van de bov<strong>en</strong>staande zout<strong>en</strong> die goed oploss<strong>en</strong> in water de oplosvergelijking. (D<strong>en</strong>k aan de<br />

toestand<strong>en</strong>.)<br />

(NH4)2SO3(s) → 2 NH4 + (aq) + SO3 2– (aq)<br />

CH3COOK(s) → CH3COO – (aq) + K + (aq)<br />

Sn(NO3)4(s) → Sn 4+ (aq) + 4 NO3 — (aq)<br />

Opgave 2<br />

Ga na of er e<strong>en</strong> neerslag ontstaat als de volg<strong>en</strong>de zoutoplossing<strong>en</strong> met elkaar word<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd.<br />

Zo ja, noem dan eerst de ionsoort<strong>en</strong> die in de oplossing<strong>en</strong> aanwezig zijn <strong>en</strong> noteer daarna de reactievergelijking.<br />

(D<strong>en</strong>k aan de toestand<strong>en</strong>.)<br />

1 E<strong>en</strong> oplossing van magnesiumjodide <strong>en</strong> e<strong>en</strong> oplossing van loodnitraat.<br />

Mg 2+ , I –<br />

Pb 2+ + 2 I – PbI2<br />

Pb 2+ , NO3 –<br />

2 E<strong>en</strong> oplossing van kopersulfaat <strong>en</strong> natronloog.<br />

Cu 2+ , SO4 2– Cu 2+ + 2 OH – Cu(OH)2<br />

Na + , OH –<br />

3 E<strong>en</strong> oplossing van aluminiumbromide <strong>en</strong> barietwater.<br />

Al 3+ , Br – Al 3+ + 3 OH – Al(OH)3<br />

Ba 2+ , OH –<br />

Opgave 3<br />

E<strong>en</strong> leerling sch<strong>en</strong>kt in e<strong>en</strong> reageerbuis loodnitraatoplossing Hij voegt vervolg<strong>en</strong>s natriumsulfaatoplossing<br />

toe.<br />

1 Als er e<strong>en</strong> neerslag ontstaat, geef dan de vergelijking van de reactie die verloopt.<br />

Pb 2+ (aq) + SO4 2- (aq) PbSO4(s)<br />

De leerling filtreert de neerslag af. Vervolg<strong>en</strong>s onderzoekt hij het filtraat. Hiertoe verdeelt hij het filtraat<br />

over twee reageerbuiz<strong>en</strong> I <strong>en</strong> II. Aan de inhoud van reageerbuis I voegt hij bariumnitraatoplossing toe. Er<br />

ontstaat ge<strong>en</strong> neerslag. Aan de inhoud van buis II voegt hij natriumcarbonaatoplossing toe. Er ontstaat nu<br />

e<strong>en</strong> witte neerslag.<br />

2 Bered<strong>en</strong>eer welke ion<strong>en</strong> in het filtraat voorkwam<strong>en</strong>.<br />

Als aan het filtraat (buis I) Ba 2+ wordt toegevoegd: ge<strong>en</strong> neerslag, dus zijn er in het filtraat ge<strong>en</strong> SO4 2- -<br />

ion<strong>en</strong> meer aanwezig anders was er BaSO4 neergeslag<strong>en</strong>. Wordt er CO3 2‒ toegevoegd (buis II), dan wel<br />

e<strong>en</strong> neerslag. Dit moet afkomstig zijn van e<strong>en</strong> overmaat Pb 2+ dat met CO3 2‒ PbCO3 heeft gevormd. Dus in<br />

filtraat aanwezig: Pb 2+ -, NO3 - - <strong>en</strong> Na + -ion<strong>en</strong>.<br />

Opgave 4<br />

1 Beschrijf e<strong>en</strong> methode om bariumfosfaat te mak<strong>en</strong> met behulp van zoutoplossing<strong>en</strong>. Noem alle<br />

handeling<strong>en</strong> die je moet uitvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong> geef de vergelijking<strong>en</strong> van de reacties die hierbij verlop<strong>en</strong>.<br />

Voeg Ba(NO3)2-opl. sam<strong>en</strong> met Na3PO4-opl. Filtreer neerslag af<br />

3 Ba 2+ (aq) + 2 PO4 3− (aq) → Ba3(PO4)2 (s)<br />

2 Beschrijf e<strong>en</strong> methode om aluminiumnitraat te mak<strong>en</strong> met behulp van zoutoplossing<strong>en</strong>. Noem alle<br />

handeling<strong>en</strong> die je moet uitvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong> geef de vergelijking<strong>en</strong> van de reacties die hierbij verlop<strong>en</strong>.<br />

Voeg Al2(SO4)3–opl. sam<strong>en</strong> met Ba(NO)3–opl. Filtreer neerslag af. Damp filtraat in<br />

Ba 2+ (aq) + SO4 2− (aq) → BaSO4 (s) Al 3+ (aq)+ 3 NO3 – (aq) Al(NO3)3<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 45


Opgave 5<br />

In tabel 64A van Binas staan gegev<strong>en</strong>s over de sam<strong>en</strong>stelling van zeewater. Uit zeewater kan door<br />

indamp<strong>en</strong> zeezout word<strong>en</strong> gewonn<strong>en</strong>. Dit zeezout bestaat hoofdzakelijk uit natriumchloride, maar bevat<br />

ook e<strong>en</strong> kleine hoeveelheid natriumsulfaat.<br />

1 Geef de vergelijking voor het ontstaan van vast natriumsulfaat bij het indamp<strong>en</strong> van zeewater.<br />

2 Na + (aq) + SO4 2- (aq) Na2SO4(s)<br />

Martine wil onderzoek do<strong>en</strong> naar de sam<strong>en</strong>stelling van zeewater. Ze heeft drie reageerbuisjes met<br />

zeewater. Aan de eerste buis voegt ze natronloog toe.<br />

Aan de tweede buis voegt ze e<strong>en</strong> oplossing van loodnitraat toe.<br />

Aan de derde buis voegt ze e<strong>en</strong> oplossing van natriumfosfaat toe.<br />

2 Geef de vergelijking<strong>en</strong> voor de reacties die bij deze proev<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>. Je hoeft ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te<br />

houd<strong>en</strong> met de spor<strong>en</strong>, de kwik- <strong>en</strong> strontiumion<strong>en</strong> in tabel 64A van Binas.<br />

Buis 1: Bij toevoeg<strong>en</strong> van natronloog ontstaat magnesiumhydroxide.<br />

Mg 2+ (aq) + 2 OH-(aq) Mg(OH)2(s)<br />

Buis 2: Bij toevoeg<strong>en</strong> van loodnitraat ontstaat loodchloride <strong>en</strong> loodsulfaat.<br />

Pb 2+ (aq) + SO4 2‒ (aq) PbSO4(s)<br />

Pb 2+ (aq) + 2 Cl – (aq) PbCl2(s)<br />

Buis 3: bij toevoeg<strong>en</strong> van natriumfosfaat ontstaat calciumfosfaat <strong>en</strong> magnesiumfosfaat.<br />

3 Ca 2+ (aq) + 2 PO4 3‒ (aq) Ca3(PO4)2(s)<br />

3 Mg 2+ (aq) + 2 PO4 3‒ (aq) Mg3(PO4)2(s)<br />

Volg<strong>en</strong>s tabel 64A van Binas kom<strong>en</strong> er in zeewater calciumion<strong>en</strong> <strong>en</strong> fluoride-ion<strong>en</strong> voor. In tabel 45A<br />

staat echter dat calciumfluoride slecht oplosbaar is in water.<br />

3 Leg uit waarom er in zeewater ge<strong>en</strong> neerslag ontstaat van calciumfluoride.<br />

De calciumion<strong>en</strong> <strong>en</strong> fluoride-ion<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zo lage conc<strong>en</strong>tratie dat er ge<strong>en</strong> neerslagvorming optreedt.<br />

Er blijft dus calciumfluoride in oplossing.<br />

Martine heeft ook e<strong>en</strong> kleine hoeveelheid vast zeezout. Ze wil aanton<strong>en</strong> dat in zeezout sulfat<strong>en</strong><br />

voorkom<strong>en</strong>.<br />

4 Leg uit hoe Martine dat moet do<strong>en</strong>. Geef e<strong>en</strong> beschrijving van alle handeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> geef van alle<br />

reacties de vergelijking.<br />

Martine moet eerst het zeezout oploss<strong>en</strong> in water. Aan de heldere oplossing moet ze e<strong>en</strong> oplossing<br />

van e<strong>en</strong> zout toevoeg<strong>en</strong>, dat met sulfaat wel <strong>en</strong> met chloride ge<strong>en</strong> neerslag geeft.<br />

Goede antwoord<strong>en</strong>: oplossing van bariumchloride of bariumnitraat.<br />

Ba 2+ (aq) + SO4 2- (aq) BaSO4(s)<br />

Opgave 6<br />

Leg zo volledig mogelijk uit hoe m<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong> of:<br />

1 a natriumsulfaat verontreinigd is met natriumsulfiet;<br />

b kwik(I)chloride is verontreinigd met kwik(II)chloride;<br />

c koper(II)chloride is verontreinigd met bariumchloride.<br />

Vermeld welke stoff<strong>en</strong> of oplossing<strong>en</strong> je bij het onderzoek gebruikt, welke waarneming<strong>en</strong> je verwacht<br />

<strong>en</strong> welke conclusies je daaruit kunt trekk<strong>en</strong>.<br />

Licht, indi<strong>en</strong> mogelijk, je antwoord<strong>en</strong> toe met behulp van reactievergelijking<strong>en</strong>.<br />

In alle gevall<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de stoff<strong>en</strong> opgelost.<br />

a Voeg e<strong>en</strong> oplossing van bijvoorbeeld Fe(NO3)2, Zn(NO3)2, of Cu(NO3)2 toe.<br />

Indi<strong>en</strong> neerslag, dan verontreinigd met Na2SO3, omdat er FeSO3 neerslaat volg<strong>en</strong>s:<br />

Fe 2+ (aq) + SO3 2- (aq) → FeSO3(s)<br />

b<br />

c<br />

Water toevoeg<strong>en</strong> / geeft susp<strong>en</strong>sie Hg2Cl2 slecht oplosbaar. Dit affiltrer<strong>en</strong> Aan filtraat opl. van<br />

NaI, Na3PO4, of Na2CO3 toevoeg<strong>en</strong> Indi<strong>en</strong> neerslag, dan verontreinigd met Hg2Cl, volg<strong>en</strong>s:<br />

Hg 2+ (aq) + 2 I (aq) HgI2(s)<br />

Voeg e<strong>en</strong> oplossing van Na2SO4 toe. Indi<strong>en</strong> neerslag, dan verontreinigd met BaCl2, omdat er<br />

BaSO4 neerslaat volg<strong>en</strong>s: Ba 2+ (aq) + SO4 2— (aq) → BaSO4<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 46


Opgave 7<br />

Bij de zinkwinning gaat m<strong>en</strong> uit van zinkerts, voornamelijk zinksulfide. De bereiding van zink verloopt<br />

in e<strong>en</strong> aantal stapp<strong>en</strong>.<br />

Stap 1: Het zinksulfide wordt omgezet in zinkoxide.<br />

Stap 2: Het zinkoxide wordt opgelost in verdund zwavelzuur. Hierbij ontstaat e<strong>en</strong> oplossing van zinksulfaat.<br />

IJzer dat als verontreiniging in het zinkerts aanwezig is, gaat hierbij ook in oplossing, in de<br />

vorm van ijzer(II)sulfaat <strong>en</strong> ijzer(III)sulfaat.<br />

Stap 3: De ijzerion<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verwijderd uit de oplossing van zinksulfaat.<br />

Stap 4: Door elektrolyse van de oplossing van zinksulfaat ontstaat zink.<br />

Stap 3 is met e<strong>en</strong>voudige chemicaliën niet mogelijk.<br />

1 Leg uit waarom het niet e<strong>en</strong>voudig is om ijzer(II) <strong>en</strong> ijzer(III)ion<strong>en</strong> te verwijder<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> oplossing van<br />

zinksulfaat.<br />

In tabel 45 staan bij Fe 2+ , Fe 3+ <strong>en</strong> Zn 2+ de letters s op dezelfde plaats. Er is dus ge<strong>en</strong> oplossing die alle<strong>en</strong><br />

de ijzerion<strong>en</strong> neerslaat <strong>en</strong> de zinkion<strong>en</strong> niet<br />

Het ijzer wordt uit de oplossing verwijderd door het neer te slaan in de vorm van jarosiet,<br />

NH4Fe3(SO4)2(OH)6. Hiervoor wordt e<strong>en</strong> oplossing met ammoniumsulfaat <strong>en</strong> natriumhydroxide toegevoegd.<br />

2 Leg uit welke lading de ijzerion<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in jarosiet.<br />

De negatieve ion<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> lading 2 x 2- + 6- = 10-<br />

De positieve ion<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> lading 1 + 3x<br />

De lading<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gelijk zijn: 1 + 3x = 10, dus x = 3<br />

3 Geef de reactievergelijking voor de hiervoor beschrev<strong>en</strong> vorming van jarosiet.<br />

NH4 + (aq) + 3 Fe 3+ (aq) + 2 SO4 2- (aq) + 6 OH - (aq) NH4Fe3(SO4)2(OH)6(s)<br />

In rivierwater kunn<strong>en</strong> allerlei verontreiniging<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. Voordat het gebruikt kan word<strong>en</strong> als<br />

drinkwater moet er veel gebeur<strong>en</strong>. De meest voorkom<strong>en</strong>de negatieve ion<strong>en</strong> zijn nitraat, fosfaat <strong>en</strong><br />

chloride. Stor<strong>en</strong>de positieve ion<strong>en</strong> zijn vooral afkomstig van zware metal<strong>en</strong> zoals kwik.<br />

4 Geef drie andere voorbeeld<strong>en</strong> van zware metal<strong>en</strong>.<br />

Koper, cadmium, chroom, lood.<br />

In theorie zijn de meeste metaalion<strong>en</strong> te verwijder<strong>en</strong> door het water op grote schaal te behandel<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> stof X.<br />

5 Leg uit welke stof m<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> om in één keer de meeste metaalion<strong>en</strong> te verwijder<strong>en</strong>.<br />

Fosfaat of carbonaat. Natrium of kaliumzout, omdat het zout zelf moet oploss<strong>en</strong>.<br />

6 Geef de reactievergelijking die optreedt als m<strong>en</strong> stof X toevoegt aan e<strong>en</strong> oplossing van kwik(II)nitraat.<br />

3 Hg 2+ (aq) + 2 PO4 3- (aq) Hg3(PO4)2(s) of Hg 2+ (aq) + CO3 2- (aq) HgCO3(s)<br />

7 Geef twee eis<strong>en</strong> waaraan stof X moet voldo<strong>en</strong>.<br />

Niet giftig. <strong>en</strong> goedkoop.<br />

Het afval dat hierbij ontstaat, bevat grote hoeveelhed<strong>en</strong> zware metal<strong>en</strong> <strong>en</strong> is dus te beschouw<strong>en</strong> als<br />

chemisch afval. Zo zijn kwikverbinding<strong>en</strong> zeer giftig.<br />

8 Leg aan de hand van e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> uit Binas uit dat kwikverbinding<strong>en</strong> zeer giftig zijn.<br />

Tabel 97A opmerkelijkste gevaaraspect: zeer giftig.<br />

Van de negatieve ion<strong>en</strong> verwijdert m<strong>en</strong> doorgaans alle<strong>en</strong> fosfaat. Dit is mogelijk door het rivierwater te<br />

behandel<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> oplossing van calciumchloride.<br />

9 Geef de vergelijking voor de reactie die hierbij optreedt.<br />

3 Ca 2+ (aq) + 2 PO4 3- (aq) Ca3(PO4)2(s)<br />

De chloride-ion<strong>en</strong> <strong>en</strong> de nitraation<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet verwijderd. Dit is om zeer verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Tabel 45A geeft hierover informatie.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 47


10 Leg uit waarom de chloride-ion<strong>en</strong> niet verwijderd word<strong>en</strong>.<br />

Chloride-ion<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> met de zware metaalion<strong>en</strong> zilver <strong>en</strong> kwik verwijderd word<strong>en</strong>.<br />

Hierdoor krijg je nieuw chemisch afval met zware metal<strong>en</strong>.<br />

11 Leg uit waarom de nitraation<strong>en</strong> niet verwijderd word<strong>en</strong>.<br />

Nitraation<strong>en</strong> zijn altijd goed oplosbaar. Er is dus ge<strong>en</strong> oplossing te vind<strong>en</strong> waarmee je<br />

nitraat-ion<strong>en</strong> kunt verwijder<strong>en</strong>.<br />

Opgave 8<br />

De stopflesjes 1 tot <strong>en</strong> met 3 bevatt<strong>en</strong> koper(II)fluoride, koper(II)bromide, koper(II)nitraat of koperfosfaat.<br />

1 Beschrijf stap voor stap hoe je door middel van e<strong>en</strong>voudige reageerbuisproefjes kunt onderzoek<strong>en</strong><br />

welke stof in elk stopflesje zit.<br />

Vermeld welke stoff<strong>en</strong> of oplossing<strong>en</strong> je bij het onderzoek gebruikt, welke waarneming<strong>en</strong> je verwacht<br />

<strong>en</strong> welke conclusies je daaruit kunt trekk<strong>en</strong>.<br />

Licht je antwoord<strong>en</strong> toe met behulp van reactievergelijking<strong>en</strong>.<br />

Voeg aan e<strong>en</strong> beetje van de stoff<strong>en</strong> water toe. Indi<strong>en</strong> de stof niet oplost dan bevatte het flesje<br />

Cu3(PO4)2<br />

Voeg aan de overige oplossing<strong>en</strong> Ca(NO3)2 -oplossing toe. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> neerslag volg<strong>en</strong>s:<br />

Ca 2+ (aq) + 2 F — (aq) → CaF2(s), dan bevatte het flesje CuF2.<br />

Voeg aan oplossing<strong>en</strong> van beide andere zout<strong>en</strong> AgNO3-oplossing toe. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> neerslag volg<strong>en</strong>s:<br />

Ag + (aq) + Br — (aq) → AgBr(s), dan bevatte het flesje CuBr2.<br />

Het derde flesje bevatte dan Cu(NO3)2<br />

Opgave 9<br />

1 Je krijgt 6 buisjes met daarin vaste stoff<strong>en</strong>. Het zijn: natriumchloride, calciumcarbonaat, kaliumfosfaat,<br />

zilvernitraat, kopersulfaat <strong>en</strong> magnesiumsulfaat.<br />

Beschrijf stap voor stap wat je moet do<strong>en</strong> om uit te zoek<strong>en</strong> welke stof in welk buisje zit. Noem alle handeling<strong>en</strong><br />

die je moet uitvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong> geef de vergelijking<strong>en</strong> van alle reacties die hierbij verlop<strong>en</strong>.<br />

− kopersulfaat is blauw, de rest is wit.<br />

− los de overige stoff<strong>en</strong> op in water.<br />

− calciumcarbonaat lost niet op.<br />

Voeg vervolg<strong>en</strong>s reag<strong>en</strong>tia toe om steeds één neerslag te krijg<strong>en</strong>.<br />

− Voeg NaCl-opl. toe: Ag + + Cl - → AgCl (zilvernitraat aangetoond)<br />

− Voeg NaOH-opl. toe:. Mg 2+ + 2 OH - → Mg(OH)2 (magnesiumsulfaat aangetoond).<br />

− Voeg BaCl2-opl. toe: 3 Ba 2+ + 2 PO4 3- → Ba3(PO4)2<br />

− De opl. van natriumchloride blijft over.<br />

Stofeig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>-antw-VWO.docx 48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!