12.09.2015 Views

eindwerk - Wervel

eindwerk - Wervel

eindwerk - Wervel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VERGETEN LANDRASSEN EN OUDE TARWEVARIËTEITEN,<br />

EEN DUURZAME KANS VOOR DE CREATIEVE BOER<br />

Astrid Vanbiervliet<br />

Agro- en Biotechnologie, Landbouw<br />

Academiejaar 2006-2007<br />

<strong>Wervel</strong><br />

Vooruitgangstraat 333/9a<br />

1030 Brussel<br />

info@wervel.be<br />

tel. 0032-(0)2-203 60 29<br />

1


2


Woord vooraf<br />

Op een vredige lentedag (mei 2006), wandelend in het Franse zonnetje, kwam ik vorig<br />

jaar terecht op een biomarktje in Nîmes. Alternatieve projecten en de resultaten<br />

ervan werden er tentoongesteld, waaronder de verwerking van oude tarwevariëteiten<br />

tot brood. Henri Ferté, een Franse bio-ingenieur en bioboer, verkocht er zijn<br />

Tousellebrood. Het onderwerp prikkelde onmiddellijk mijn nieuwsgierigheid.<br />

Gedurende mijn stage bij <strong>Wervel</strong> (herfst 2006) kwam ik weer in contact met het<br />

onderwerp en stelde ik voor om hierover mijn <strong>eindwerk</strong> te schrijven.<br />

Alle medewerkers of coördinaten van <strong>Wervel</strong> wil ik bedanken voor hun geduld.<br />

Frederik Claerbout, mijn stagementor, wil ik ook bedanken voor de keuzevrijheid die<br />

ik kreeg omtrent het onderwerp van mijn project.<br />

Jeroen Watté en Patrick de Ceuster wil ik bedanken voor hun enthousiasme en<br />

vertrouwen omtrent het project. Ook de startinformatie en de vele dvd’s die ik van<br />

hen kreeg waren een welgekomen hulp.<br />

Katrien Van Oost wil ik bedanken voor het feit dat ze mij verschillende dagen het<br />

computerscherm bespaarde door mij mee te nemen naar verschillende activiteiten die<br />

zeer interessant waren.<br />

Luc Vankrunkelsven, een trouwe pendelaar Brazilië-België, mag ook gerust vermeld<br />

worden, ook al zijn het aantal stage-uren in zijn bijzijn zeer beperkt.<br />

In het kader van mijn project heb ik ook een vergadering gevolgd van de themagroep<br />

“eigen zaadteelt”.<br />

Hierbij wil ik Louis De Bruyn bedanken voor zijn uitnodiging en uitleg. Hervé De<br />

Clercq wil ik eveneens bedanken voor de korte, maar interessante uitleg én voor de<br />

lift vanuit Deinze.<br />

In Frankrijk liep ik een korte stage van vier dagen bij Henri Ferté, voorzitter van<br />

de “Syndicat de Promorion Touselle”. Hij liet mij het landras “Touselle” ontdekken,<br />

een variëteit die hij zelf teelt en waarvan hij zijn brood bakt (voor eigen<br />

consumptie). Dankzij Henri heb ik ook de kans gekregen om kennis te maken met de<br />

leden van de “Syndicat de Promotion Touselle”, Franse boer-bakkers die oude<br />

variëteiten telen en onderzoekers van het INRA-instituut. Daarnaast was Henri<br />

bereid om elke vraag te beantwoorden en vertelde met overtuiging over de landrassen<br />

die hij teelde. Zijn aparte visie op de landbouw, de teelttechnieken en de omgang<br />

met de natuur deed mij nogmaals stilstaan bij de huidige landbouwmentaliteit,<br />

waarvoor dank.<br />

Raphaël Baltassat, een Franse boer-bakker die onder andere het Vlaamse landras<br />

“Witte van Vlaanderen” teelt, wil ik bedanken voor zijn vriendelijkheid en zijn<br />

spontane hulp en uitleg over deze variëteit.<br />

Maria Irazoki ontmoette ik eveneens in Frankrijk. Ook zij teelt oude variëteiten om<br />

er brood van te bakken. Met veel plezier heb ik naar haar verhalen geluisterd over<br />

de verwerkingsmogelijkheden van verschillende variëteiten en de afzet van de<br />

verwerkte producten op de markt, aan huis en via afzetkanalen.<br />

3


Verder wil ik nog Nicolas Supiot, Jean-François Berthellot & Co bedanken voor de<br />

korte, maar aangename woordenuitwisseling.<br />

Ook Kahosl’ers wil ik bedanken.<br />

Willem Christiaens, verantwoordelijke van de bibliotheek op Kaho Sint-lieven, wil<br />

ik bedanken voor de hulp bij het uitlenen van het boek “Bread-making quality of<br />

wheat” aan de bibliotheek van Wageningen.<br />

Leonard Vandooren, docent en ook mijn (stage)projectbegeleider, was zeer geduldig,<br />

waarvoor dank.<br />

Ook mijn klasgenoten, Andries, Michiel en Fons wil ik bedanken, gewoon omwille van<br />

de aangename sfeer die er steeds heerste.<br />

Daarnaast apprecieer ik ten zeerste de interesse die de kleine groep boeren en<br />

particulieren toonden voor het project. En Pierre wil ik extra bedanken voor de<br />

interessante uitleg over oude variëteiten.<br />

Vele vrienden en kennissen waren een steun, hulp en stimulans bij het werken aan<br />

dit <strong>eindwerk</strong>.<br />

Jan Lambers wil ik bedanken voor de lift en het aangenaam gezelschap tot Expo<br />

Paris, een landbouwbeurs die ik in het kader van mijn project bezocht.<br />

Ook Aldith en Dominique, kennissen bij wie ik logeerde gedurende mijn “stage” in<br />

Frankrijk, wil ik bedanken voor hun gastvrijheid en goede zorg.<br />

Het eeuwig enthousiasme en de opkikkerende lach van Kim en Hilde, de rustige en<br />

steeds vredige kijk van Nik op elke situatie, de ontspannende, interessante en<br />

moedgevende gesprekken met Levi op kot, maar ook de onnozele momenten met Ludo<br />

erbij én de weekendjes in de Ardennen met Spevi maakten de onaangename momenten<br />

dragelijker.<br />

Uiteraard mag ik ook mijn zusjes en broertjes niet vergeten!<br />

Alice, Aline, Vava en Floflo wil ik bedanken omdat ze op een leuke manier mijn<br />

zinnen hebben verzet tijdens elke “fourd”-moment én natuurlijk ook bedankt voor de<br />

vele warme knuffels.<br />

Ook alle vriendelijke vreemden wil ik bedanken voor hun spontaniteit. Pitchoune, de<br />

buurvrouw van Aldith en Dominique, en alle Fransmannen of vrouwen die mij een lift<br />

aangeboden hebben tussen Nîmes-Franqueveaux.<br />

Ook de medereizigers waarmee ik een babbeltje heb geslagen gedurende de lange<br />

treinrit naar Frankrijk en terug, hebben voor een aangename tijd gezorgd.<br />

4


5


Inhoudstafel<br />

Woord vooraf ...................................................................... 3<br />

Inhoudstafel ...................................................................... 6<br />

Inleiding ......................................................................... 8<br />

Literatuurstudie ................................................................. 10<br />

1. HISTORISCHE ACHTERGROND ................................................... 10<br />

1.1. Brood in de geschiedenis .............................................. 10<br />

1.2. Het ontstaan van Triticum aestivum .................................... 11<br />

1.3. Verspreiding van tarwe in vroegere tijden ............................. 13<br />

1.4. Granen in Europa voor en gedurende de middeleeuwen .................... 14<br />

2. VEREDELING VAN TARWE IN BELGIE ............................................ 14<br />

2.1. Selectie, een boerenzaak .............................................. 15<br />

2.2. Veredeling van tarwe tot en met WOII .................................. 16<br />

2.3. Tarweteelt in België na WOII .......................................... 18<br />

2.4. Rassenonderzoek kwaliteitstarwe 2003 .................................. 20<br />

2.5. Conclusie ............................................................. 22<br />

3. KWALITEIT METEN ........................................................... 23<br />

3.1. De tarwekorrel ........................................................ 23<br />

3.2. De bakwaarde van tarwe ................................................ 23<br />

3.3. De eiwitten ........................................................... 24<br />

3.3.1. De verschillende eiwitten......................................... 24<br />

3.3.2. Het eiwitgehalte.................................................. 24<br />

3.3.3. De eiwitkwaliteit................................................. 25<br />

3.4. Zetmeel ............................................................... 25<br />

3.5. Korrelhardheid ........................................................ 26<br />

3.6. Schot ................................................................. 27<br />

3.7. Maalkwaliteit ......................................................... 27<br />

3.8. De verschillende kwaliteitstesten ..................................... 27<br />

3.8.1. De sedimentatie-index van zeleny.................................. 27<br />

3.8.2. Het Valgetal van Hagberg.......................................... 28<br />

3.8.3. De W-waarde van Chopin............................................ 28<br />

3.9. Conclusie ............................................................. 29<br />

4. DE VOEDINGSKWALITEIT VAN BROOD IN DE 21STE EEUW ........................... 29<br />

4.1. Kwaliteit van het graan ............................................... 30<br />

4.2. Kwaliteit van de bloem ................................................ 31<br />

4.3. Het bereidingsproces .................................................. 32<br />

4.4. Voor het welzijn van de consument ..................................... 33<br />

4.4.1. Voedselveiligheid................................................. 33<br />

4.4.2. Gezondheid........................................................ 33<br />

4.5. Conlusie .............................................................. 35<br />

5. HET BELANG VAN OUDE TARWEVARIËTEITEN ...................................... 35<br />

5.1. De ecologische meerwaarde van oude tarwevariëteiten ................... 37<br />

5.1.1. Wintertarwe, een duurzame teelt?.................................. 37<br />

5.1.2. Oude variëteiten, een plus voor het milieu........................ 39<br />

5.2. Innoveren met oude variëteiten ........................................ 40<br />

6


5.2.1. Inleiding......................................................... 40<br />

5.2.2. Bestaande projecten............................................... 41<br />

5.3. Conclusie ............................................................. 44<br />

6. WETGEVING ................................................................. 45<br />

6.1. De rassenlijst ........................................................ 46<br />

6.2. Intellectuele eigendomsrechten ........................................ 47<br />

6.2.1. Het kwekersrecht.................................................. 48<br />

6.2.2. Rechten in EUR te betalen......................................... 50<br />

6.3. Wetteksten ............................................................ 50<br />

6.3.1. Vlaamse wetteksten................................................ 50<br />

6.3.2. Europese wetteksten............................................... 51<br />

6.4. Conclusie ............................................................. 51<br />

Doelstellingen ................................................................... 53<br />

Materiaal en methoden ............................................................ 54<br />

1. DE TEELT EN VERWERKING MET EIGEN OGEN ZIEN ................................ 54<br />

2. DE INTERESSE TOETSEN IN BELGIË ............................................ 54<br />

3. BELGISCHE BOEREN IN HET BEZIT VAN OUDE VARIËTEITEN ........................ 55<br />

4. GEÏNTERESSEERDEN ONTMOETEN ELKAAR ......................................... 55<br />

5. ZAAIZAAD VOOR DE BELGISCHE BOEREN ......................................... 55<br />

Resultaten ....................................................................... 57<br />

1. DE TEELT EN DE VERWERKING MET EIGEN OGEN ZIEN ............................. 57<br />

1.1. Bijeenkomst rond de FSO-proefveldjes .................................. 57<br />

1.2. Touselle .............................................................. 58<br />

1.3. Verwerking & afzet .................................................... 59<br />

2. DE INTERESSE TOETSEN IN BELGIË ............................................ 60<br />

3. BELGISCHE BOEREN IN HET BEZIT VAN OUDE VARIËTEITEN ........................ 60<br />

4. GEÏNTERESSEERDEN ONTMOETEN ELKAAR ......................................... 61<br />

5. ZAAIZAAD VOOR DE BELGISCHE BOEREN ......................................... 61<br />

Discussie ........................................................................ 63<br />

1. LITERATUURSTUDIE .......................................................... 63<br />

2. DOELSTELLINGEN ............................................................ 64<br />

3. DUURZAME LANDBOUW ......................................................... 65<br />

4. SLOT ...................................................................... 67<br />

Besluit .......................................................................... 69<br />

Bibliografie ..................................................................... 70<br />

1. INTERNETBRONNEN ........................................................... 70<br />

2. BOEKEN .................................................................... 71<br />

3. UITGAVES/FOLDERS/KRANTJES ................................................. 72<br />

4. KRANTENARTIKELS ........................................................... 73<br />

5. BEELDMATERIAAL ............................................................ 74<br />

Lijst van tabellen en figuren .................................................... 76<br />

1. FIGUREN ................................................................... 76<br />

2. TABELLEN .................................................................. 76<br />

Bijlagen ......................................................................... 78<br />

7


Inleiding<br />

De literatuurstudie is als volgt opgebouwd. Eerst en vooral heb ik algemene<br />

achtergrondinformatie meegeven. Hier wordt het ontstaan van brood besproken, maar<br />

ook het ontstaan van Triticum aestivum L. (baktarwe) en de verspreiding van de<br />

graangewassen tot en met de middeleeuwen. Dankzij deze achtergrondinformatie is het<br />

gemakkelijker om de hedendaagse tarwe en zijn eigenschappen in de evolutie te<br />

plaatsen.<br />

In het tweede deel wordt de veredeling van tarwe in België besproken. Hiermee wil<br />

ik aantonen dat de huidige T. aestivum sterk geselecteerd is op glutengehalte en op<br />

de opbrengsten per ha.<br />

Als derde puntje heb ik de kwaliteitscriteria en kwaliteitstesten besproken die<br />

gebruikt worden voor het beoordelen van baktarwe in België. Dit is belangrijk omdat<br />

het aantoont waar de opgelegde normen vandaan komen en waaraan kwaliteit gemeten<br />

wordt. Enerzijds worden de kwaliteitsnormen duidelijker, anderzijds wordt het<br />

mogelijk om kritisch om te gaan met de notie “kwaliteit”.<br />

Hierna worden de nutritionele waarden van brood in de 21 ste eeuw in vraag gesteld.<br />

Het brood zou aan voedingskwaliteit hebben ingeboet omwille van een eenzijdige<br />

selectie op gluten en opbrengst, maar ook omwille van de hedendaagse maaltechniek,<br />

het bereidingsproces en de bakwijze.<br />

Het vijfde deel haalt twee aspecten aan van duurzame landbouw. Ten eerste de<br />

ecologische meerwaarde die oude variëteiten kunnen bieden. Hier wordt de teelt van<br />

moderne wintertarwevariëteiten op een ecologisch standpunt benaderd. Ten tweede,<br />

het economisch aspect. Hier wordt vooral gemikt op het innovatieconcept “verdieping<br />

of verticale verruiming”. Waarom innoveren? Wat zijn de mogelijkheden met graan?<br />

Hierbij worden verschillende, reeds lopende projecten als voorbeeld genomen.<br />

Tenslotte wordt de wetgeving en de knelpunten i.v.m. het telen van oude<br />

tarwevariëteiten van naderbij bekeken.<br />

Met deze literatuurstudie wou ik argumenten zoeken die pleiten voor het<br />

herintroduceren van vergeten tarwevariëteiten in het Vlaamse landschap. In grote<br />

lijnen zijn de argumenten: voedingskwaliteit en duurzame landbouw. Daarnaast wou ik<br />

nagaan of er reeds concreet, draaiende projecten liepen omtrent verwerking van oude<br />

graanvariëteiten. Ook de knelpunten op juridisch gebied leken mij interessant.<br />

Zoals in mijn voorwoord vermeld stond, kwam ik vorige lente in contact met het<br />

onderwerp. Dus wist ik ook wel dat er mensen bezig waren met het telen van oude<br />

tarwevariëteiten en het verwerken ervan. Het onderwerp sprak mij onmiddellijk aan.<br />

Vorig jaar al was het in mij opgekomen om mijn project hierover te schrijven, maar<br />

ik kon echter geen informatie terugvinden over de teelt van oude graanvariëteiten,<br />

en heb het gelaten voor wat het was … tot ik in de wervelkrant de foto van Nicolas<br />

Supiot herkende en de vermelding van een belangrijke informatiebron:<br />

www.semmencespaysannes.org. Onmiddellijk ging ik een kijkje nemen op de website en<br />

ik was verkocht.<br />

8


Mijn motivatie om dit project te schrijven is zeer simpel. Ten eerste hecht ik veel<br />

belang aan gezonde voeding, ook al moet ik toegeven dat ik ook wel regelmatig naar<br />

goedkope “bucht” grijp. Gezonde voeding ligt mede aan de basis voor een gezond<br />

lichaam. Ik heb dan ook heel wat gebladerd in boeken en tijdschriften die het<br />

onderwerp bespreken. “L’ alimentation, la troisième medecine” is een boek die wel<br />

de moeite is om eens in handen te nemen. Het is onvoorstelbaar hoeveel<br />

verschillende diëten er wel bestaan. De voedingsdriehoek is volgens mij dan ook<br />

niet de enige juiste voedingstheorie, en zelf heb ik ervaring met neveneffecten na<br />

het eten van bepaalde voedingselementen.<br />

Ten tweede ben ik helemaal geen voorstander van wit brood. Het smaakt niet, het<br />

vult niet en kauwen is niet nodig. Mijn lievelingsbrood is dan ook het<br />

ambachtelijke biologisch brood die mijn mama op een BD-boerderijtje koopt in<br />

Braine-l’alleud én die drie weken in de kast heeft gelegen. Lekker hard, met de<br />

lekkere aparte smaak van zuurdesem.<br />

Ten derde vind ik dat landbouw ecologisch moet zijn. Ik wou nagaan in welke mate<br />

oude tarwevariëteiten milieuvriendelijker zijn dan de moderne hybriden, en of deze<br />

beter passen in de biologische landbouw. Ik kan nog steeds niet begrijpen dat niet<br />

iedereen het ecologisch aspect vanzelfsprekend vindt. Dit project is dan ook niet<br />

los te koppelen van een bewuste milieuvriendelijke mentaliteit.<br />

Tenslotte moest ook het economisch aspect besproken worden. Oude variëteiten mogen<br />

nog zo milieuvriendelijk en gezond zijn, zonder economische voordelen is het niet<br />

interessant, zelfs onmogelijk voor de Belgische boeren om tijd en energie te<br />

investeren in een dergelijke teelt. In die zin zou mijn project enkel een<br />

idealistische pleidooi zijn, die in geen geval tot concrete resultaten zou leiden.<br />

Daarbij ben ik overtuigd van de economische en sociale meerwaarde die verdieping en<br />

verbreding op het bedrijf kan brengen. Ik wou graag de mogelijkheden van de oude<br />

tarwevariëteiten met betrekking tot deze innovatieconcepten van dichterbij<br />

bekijken.<br />

9


Literatuurstudie<br />

1. HISTORISCHE ACHTERGROND<br />

1.1. Brood in de geschiedenis<br />

Graangewassen worden reeds lange tijd verbouwd en hebben steeds een belangrijke rol<br />

gespeeld in de menselijke voeding.<br />

De oudste sporen van graangewassen brengen ons 12000 jaar terug in de tijd, in Irak<br />

of het oude Mesopothamië. Deze periode, Neolithisch genoemd, wordt gekenmerkt door<br />

het sedentair worden van de volkeren, waarbij de landbouw een belangrijke plaats<br />

inneemt.<br />

2000 jaar later worden gierst, gerst en rogge verbouwd aan de grenzen van Iran. Er<br />

is echter nog geen sprake van brood. De granen worden fijngestampt om tot pap<br />

verwerkt te worden. Andere bereidingsvormen zijn dan o.a. het bakken onder heet as<br />

en op gepolijste stenen. Deze bereidingtechnieken brengen enkel platte, compacte<br />

koeken voort.<br />

Brood vindt pas zijn ontstaan in de Egyptische samenleving. Reeds in deze<br />

civilisatie ontstaat het beroep bakker, waar gebruik gemaakt wordt van zuurdesem en<br />

biergist om het brood te doen rijzen. Toch zijn onze broden niet vergelijkbaar met<br />

de broden uit de Egyptische samenleving. Wij beschikken over zachte baktarwe (T.<br />

aestivum) die dankzij het hoge glutengehalte voor een zeer luchtig brood zorgt. De<br />

Egyptenaren bereidden hun broden op basis van gerst en bekomen compacte, stevige<br />

broden die geen luchtbellen vertonen.<br />

Beetje bij beetje neemt brood een belangrijke plaats in het dagdagelijkse leven van<br />

de Egyptenaar. Het is een vitaal voedingselement geworden die eveneens als<br />

vergoedingsmiddel (geld) wordt gebruikt.<br />

Ook bij de Grieken moet de platte gerstkoek plaats maken voor rijzende broden die<br />

door een specialist worden bereid, de bakker. Het ontstaan van grote ovens doet de<br />

traditionele bakwijze in elk Grieks gezin verdwijnen, deze taak wordt vanaf dan<br />

door de professionele bakker overgenomen.<br />

De Grieken introduceerden het brood bij de Galliërs en de Romeinen, waardoor het<br />

brood vandaag ook bij ons dagelijks kost is.<br />

Er schuilt een heel verhaal achter het ontstaan van de gewone baktarwe (T.<br />

aestivum), die ons de mogelijkheid verschaft om brood te bereiden zoals we het<br />

vandaag kennen. Sinds het ontstaan van de landbouw zijn er veel graangewassen en<br />

andere plantensoorten gedomesticeerd door de mens. 25000 tarwesoorten zijn<br />

eeuwenlang veredeld in verschillende continenten, door tal van lokale boeren. Ze<br />

evolueerden zo mee met het klimaat, met de lokale bodems, met de landbouwmethodes<br />

en de lokale smaak.<br />

10


1.2. Het ontstaan van Triticum aestivum<br />

De oorsprong van tarwe (Triticum) is teruggevonden in het Midden-Oosten en deels in<br />

Afrika, in de gebieden gelegen tussen Syrië tot Kasjmir, maar ook meer zuidelijk<br />

gelegen naar Ethiopië toe.<br />

Tarwe evolueerde zo vanuit een wilde plant naar een gedomesticeerde variant, zo’n<br />

10 000 jaar geleden.<br />

Tabel 1: Bron: M.J. Gooding and W.P. Davies, Wheat production and utilization. Sytems, quality<br />

and environment (Oxford, 1997)<br />

Ploïde niveau Wetenschappelijke naam Gewone naam<br />

Genoom<br />

formule<br />

Diploïde<br />

Tetraploïde<br />

T. uratu Tum. Wilde eenkoorn AA<br />

T. boeoticum Bioss. Wilde eenkoorn<br />

spp. aegilopoides<br />

AA<br />

spp. Thaoudar<br />

AA<br />

T. monococcum L. Eenkoorn AA<br />

T. sinskajae A. Filat & Kurk Eenkoorn AA<br />

T. dicoccoides (Kon) Schweinf. Wilde emmer AABB<br />

T. dicoccum (Schrank). Schulb. Emmer AABB<br />

T. paleocolchicum Men. AABB<br />

T. carthlicum Nevski Perzische tarwe AABB<br />

T. turgidum L. AABB<br />

T. polonicum L. Poolse tarwe AABB<br />

T. durum Defs. Durumtarwe AABB<br />

T. turanicum Jakobz. Khorasan tarwe AABB<br />

T. araraticum Jakobz Wilde emmer AAGG<br />

T. timopheevi Zhunk. AAGG<br />

Hexaploïde<br />

T. spelta L. Spelt of dinkel AABBDD<br />

T. vavilovi (Tum.) Jakobz AABBDD<br />

T. macha Dek en Men. AABBDD<br />

T. sphaerococcum Perc. Indiase dwergtarwe AABBDD<br />

T. compactum Host. Club tarwe AABBDD<br />

T. aestivum L. Broodtarwe AABBDD<br />

Er bestaan verschillende soorten Triticum, deze kunnen in drie basisgroepen<br />

onderverdeeld worden op basis van het chromosomenaantal, zoals in Tabel 1.<br />

Pollen en onbevruchte eicellen tellen 7, 12 of 21 chromosomen. Vegetatieve cellen<br />

tellen daarentegen steeds het dubbel aantal chromosomen. Diploïde, tetraploïde en<br />

hexaploïde tarwesoorten dragen respectievelijk (2 x 7) 14, (4 x 7) 28 en (6 x 7) 42<br />

chromosomen.<br />

Triticum monococcum of eenkoorn is waarschijnlijk de meest gekende voorouder van<br />

onze moderne tarwe. Het is een diploïde tarwe (2 x 7 chromosomen). Het genoom van<br />

eenkoorn wordt als het A-genoom aangeduid. Planten van deze soort worden dus<br />

aangeduid als AA-planten.<br />

11


Figuur 1: Triticum monococcum of eenkoorn (de groene aren); Nîmes, juni 2007<br />

Ongeveer 8 000 jaar V.C. kruiste eenkoorn met een wilde grassoort, die nog steeds<br />

ongekend is door de wetenschappers. Deze wilde grassoort telde zeven generatieve<br />

chromosomen die duidelijk verschilden van de eenkoorn-chromosomen (A-genoom) en<br />

werd aangeduid als het B-genoom. Deze twee verschillende genomen kunnen geen<br />

chromosomenparen vormen gedurende de meiose, zo ontstond een onvruchtbare hybride<br />

met 14 chromosomen. Dankzij een spontane verdubbeling van de chromosomen ontstond<br />

het vruchtbare AB-genoom met 28 chromosomen (14 chromosomen afkomstig van eenkoorn<br />

en 14 chromosomen afkomstig van een wilde grassoort). Een nieuwe vruchtbare<br />

pollyploïde soort was geboren. Deze planten worden als AABB-planten benoemd.<br />

Figuur 2: Khorasantarwe of Kamut (AABB-plant); Nîmes, juni 2007<br />

Triticum dicoccoides (wild), Triticum dicoccum (gedomesticeerd) en Triticum durum<br />

(gedomesticeerd) ontstonden op gelijkaardige wijze. De twee eerste tarwesoorten<br />

zijn ook gekend onder de naam emmertarwe.<br />

De moderne tarwe, Triticum aestivum, telt echter nog meer chromosomen dan de<br />

voorgaande besproken voorouders. Onze tarwesoorten tellen 42 chromosomen. Triticum<br />

aestivum is een allohexaploïde ontstaan uit een kruising tussen de tetraploïde T.<br />

dicoccoides en de diploïde Aegilops squarrosa of Triticum tauschii (een onkruid dat<br />

aan de randen van tarwevelden groeide in het Nabije Oosten). T. tauschii telt 14<br />

somatische chromosomen, die worden als het D-genoom aangeduid. Het genoom van T.<br />

aestivum wordt dus als ABD-genoom aangeduid en geeft ontstaan aan AABBDD-planten.<br />

T. aestivum ontstond op natuurlijke wijze in Iran en nabij gelegen gebieden, 6 000<br />

jaar V.C. ongeveer (Belderok et al., 2000).<br />

12


Opmerking: Diploïde en tetraploïde tarwesoorten voldoen niet aan de eisen voor het<br />

bereiden van brood. Het is pas na kruising met T. tauschii, die de set D-<br />

chromosomen toevoegde aan het genoom, dat tarwe als grondstof kon gebruikt worden<br />

voor brood zoals wij het vandaag kennen (of een gelijkaardige vorm van brood).<br />

1.3. Verspreiding van tarwe in vroegere tijden 1<br />

Archeologische ontdekkingen tonen aan dat eenkoorn 4000 jaren V.C. werd geteeld en<br />

dat deze wijd verspreid was over noord Afrika en west Europa. Emmer, waarvan sporen<br />

werden gevonden in de ruïnes van Troye, werd op grotere schaal geteeld dan eenkoorn<br />

en nam snel de leidende plaats onder de tarwesoorten. Dankzij vele migraties rond<br />

4000 V.C. breidde het emmerareaal uit van het Midden-Oosten tot Egypte, Etiopië én<br />

gebieden nabij de Middellandse zee. Emmer hield stand tot 300 V.C. en werd dan<br />

vervangen door de naaktzadige Triticum durum die meer aanpassingsvermogen bleek te<br />

hebben.<br />

De Romeinen importeerden granen vanuit hun kolonies. Veelal waren deze van het T.<br />

dicoccum en T. durum soort. Triticum dicoccum werd al snel weg geconcurreerd door<br />

T. durum.<br />

T. durum is vandaag de belangrijkste tarwesoort onder de tetraploïde types en wordt<br />

gebruikt als grondstof voor het maken van pasta.<br />

Over de hexaploïde graansoorten, broodgranen, kan ook het één en het ander verteld<br />

worden.<br />

T. aestivum (onze huidige baktarwe) kwam langs de middellandse regio’s naar west<br />

Europa, tijdens de eerste en tweede millennium voor Christus. Gelijktijdig werd T.<br />

dicoccum vervangen door T. spelta, dit gebeurde meer bepaald in de Alpen en in het<br />

noorden van Europa. Deze trend werd verder gezet in de Rijnvalleien, Groot-<br />

Brittannië en Scandinavië.<br />

Dankzij hun hoog aantal aan chromosomen (42) beschikten T. spelta en T. aestivum<br />

over een groot aanpassingsvermogen, met als gevolg dat in de Middeleeuwen deze twee<br />

tarwesoorten over heel Europa geteeld werden.<br />

Figuur 3: Triticum spelta; Nîmes, juni 2007<br />

1 Puntje 1.3. is een vertaling uit “Bread-making Quality of Wheat, A Century of Breeding in<br />

Europe”, geschreven door Belderok et al.<br />

13


1.4. Granen in Europa voor en gedurende de middeleeuwen 2<br />

Tarwe, gerst, haver en spelt waren de voornaamste graangewassen die geteeld werden<br />

tussen 1200 en 1700. In die periode was de bevolking afhankelijk van lokale<br />

productie.<br />

Hoewel brood gemaakt op basis van spelt aanzien werd als voedsel voor armen, was<br />

spelt het belangrijkste graangewas gedurende de middeleeuwen in centraal en oost<br />

Europa. Spelt werd verkozen boven de vele verschillende tarwevariëteiten uit die<br />

tijd.<br />

Bij geringe speltoogst werd speltbloem voor het bakken van brood, gemengd met<br />

andere bloemsoorten gemaakt op basis van haver, erwten, bonen en soms zelfs eikel.<br />

Rijke lui aten broden bereid uit een mengeling van tarwe- en speltbloem. Omtrent<br />

het midden van de achttiende eeuw won het tarwebrood aan populariteit. De vraag<br />

naar broden bereid uit tarwebloem steeg en zo werd spelt beetje bij beetje<br />

verdrongen door tarwe.<br />

2. VEREDELING VAN TARWE IN BELGIE<br />

Het basisprincipe van de veredeling is voor alle gewassen hetzelfde, namelijk het<br />

veranderen van de genetische samenstelling in de nakomelingschap door middel van<br />

kunstmatige kruising, het opwekken van mutaties en selectie. De laatste is er ook<br />

een optocht van genetische manipulatie door het inbrengen van vreemd DNA of het<br />

uitschakelen van ongewenste eigenschappen (gekoppeld aan welbepaalde genen).<br />

Hoewel de genoemde principes op alle plantensoorten van toepassing zijn, maakt het<br />

veel uit met welke soort wordt gewerkt. Wat betreft planten heeft dit te maken met<br />

de bloeiwijze van vermeerdering: vegetatieve vermeerdering, zelfbestuiving of<br />

kruisbestuiving. Verder is ook de interactie tussen plant en omgeving van belang,<br />

zoals vatbaarheid voor ziekten, weersinvloeden of bodemgesteldheid. Dit zijn de<br />

belangrijkste biologische elementen waarmee plantenveredelaars werken. Planten<br />

kunnen worden veredeld op vele aspecten. Wat betreft tarwe zijn de belangrijkste<br />

veredelingsdoelen de stevigheid van de stengel, aanpassing aan klimaat en<br />

grondsoort, resistentie tegen ziektes, winterhardheid, opbrengst en de kwaliteit<br />

van de korrel. Wanneer tarwe bedoeld is voor verdere verwerking tot brood, dan is<br />

de bakwaarde 3 en maalwaarde 4 van de tarwevariëteit van groot belang.<br />

In dit hoofdstuk wordt de veredeling in België besproken.<br />

2 Ook dit puntje is vertaald uit het boek “Bread-making Quality of Wheat, A Century of Breeding<br />

in Europe”, geschreven door Belderok et al.<br />

3 De bakwaarde is afhankelijk van de eiwitkwaliteit en –gehalte en bepaalt de mate waarin de<br />

tarwe geschikt is als grondstof voor het bereiden van brood. Verder in de literatuurstudie<br />

wordt hierover meer uitleg gegeven.<br />

4 Een goede maalwaarde betekent een hoge maalopbrengst. Het is de textuur van het endospectrum<br />

die bepalend is of de bloem gemakkelijk of moeilijk te scheiden is van de zemelen. Een harde<br />

textuur is gelijk aan een hoog rendement.<br />

14


2.1. Selectie, een boerenzaak<br />

Eerst en vooral vond de domesticatie plaats van de wilde T. aestivum. Daaruit<br />

ontstonden vele varianten door mutatie, natuurlijke kruisingen en natuurlijke<br />

selectie.<br />

De techniek achter de verbetering van tarwe in de negentiende eeuw was voornamelijk<br />

plant- en aarselectie. Boeren waren aangewezen op het blote oog, kennis uit<br />

ervaring en overlevering. Afhankelijk van de gestelde eisen werd zaaizaad<br />

geselecteerd van bepaalde planten. Aangezien tarweplanten in vele waarneembare<br />

kenmerken kunnen verschillen en bovendien de relatie gelegd moet worden met<br />

eigenschappen die pas duidelijk worden tijdens de verwerking tot meel en<br />

voedselproducten, was selectie geen eenvoudige taak.<br />

Selectie kan plaats vinden op het veld of na de oogst. In het eerste geval kan de<br />

volledige plant beoordeeld worden, in het tweede geval is de korrel doorslaggevend.<br />

De selectie en uitwisseling van zaaizaad had tot gevolg dat geleidelijk aan<br />

streekgebonden variëteiten (of mengsels van verschillende variëteiten) van<br />

broodtarwe werden verbouwd, de zogenaamde landrassen (Maat, 1998).<br />

Tot het einde van de negentiende eeuw, kleurden dergelijke landrassen de akkers van<br />

noord-west Europa.<br />

De landrassen waren goed aangepast aan de lokale eigenschappen die typisch waren<br />

voor die bepaalde omgeving. Zo waren meer noordelijke landrassen beter bestand<br />

tegen vorst dan meer zuidelijke landrassen.<br />

Doch moet opgemerkt worden dat de opbrengsten en de strosterkte minder waren als<br />

hetgeen we vandaag gewoon zijn.<br />

Figuur 4: Franse landras "Touselle"; de grote variatie aan planten binnen één variëteit is<br />

hier duidelijk te zien<br />

Landrassen waren populaties, niet zoals onze huidige hybridenvariëteiten die als<br />

het ware allemaal klonen van elkaar zijn. Dankzij de grote variatie onder<br />

individuele planten, m.a.w. dankzij de grote heterogeniteit van de landrassen, was<br />

15


selectie mogelijk. Zo werd geleidelijk aan variëteiten bekomen met hogere<br />

opbrengsten, betere strosterkte, resistenter tegen allerlei ziektes en andere<br />

kenmerken die van belang zijn in de graanteelt.<br />

Landrassen werden benoemd naar afkomst, m.a.w. de naam legt de link tussen de<br />

variëteit en het gebied waar het geteeld werd.<br />

De Zeeuwse landrassen, Ruwkaf Essex, Gelderse en Squarehead zijn de Nederlandse<br />

landrasgroepen.<br />

Sommige Vlaamse rassen zoals “Rouselaere” en “Witte van Vlaanderen” (zie Bijlage 1)<br />

behoren tot de Zeeuwse groep.<br />

Figuur 5: Proefveldje Zeeuwse Witte (Hollands landras); Nîmes, juni 2007<br />

2.2. Veredeling van tarwe tot en met WOII<br />

Charles Darwin (1809-1882) presenteerde in 1856 zijn evolutietheorie. De<br />

evolutietheorie opende de mogelijkheid om nieuwe soorten te maken en om op bepaalde<br />

kenmerken te selecteren. Cruciaal in die theorie was het ontstaan van variaties en<br />

de overdracht van erfelijke kenmerken (Segers et al., 2004).<br />

De evolutietheorie van Darwin en Lamarcq liggen, in de tweede helft van de<br />

negentiende eeuw, aan de basis van nieuwe streefdoelen. Landbouwers en instituten<br />

richten zich op de productie van tarwevariëteiten met specifieke kenmerken zoals:<br />

Ziekteresistentie, opbrengsten en bakwaarde (Belderok et al., 2000).<br />

De eerste veredelingsmaatschappij werd in Zweden opgericht om lijnselectie toe te<br />

passen. Hybridisatie van tarwe was nog niet aan de orde, althans niet voor<br />

commerciële doeleinden. Het handmatig kruisen van verschillende plantensoorten werd<br />

al gedaan vanaf het begin van de achttiende eeuw, maar in eerste instantie vooral<br />

met sierplanten. In de tweede helft van de negentiende eeuw experimenteerden<br />

verschillende kweekers in Europa met tarwekruisingen. Van de Schot Patrcik Shirreff<br />

en de Fransman Henry Lévêque de Vilmorin is bekend dat hun experimenten ook enkele<br />

16


goed presterende rassen opleverden (J. Sneep, “Some facts about plant breeding<br />

before the discovery of Mendelism”, In: Euphytica. International journal of plant<br />

breeding 15 (1966) 135-140).<br />

Na Darwin ondervond de Amsterdamse hoogleraar de vries dat variaties in een<br />

populaties zich sprongsgewijs voordeden, een fenomeen waaraan hij de naam mutatie<br />

gaf (Segers et al., 2004).<br />

Rond 1890 herontdekken de Vries, Correns en Von Tschermak de wetten van Mendel, die<br />

lange tijd in de schaduw hadden gestaan. Deze wetten vormen de basis van de moderne<br />

genetica en gaven toen een nieuwe impuls aan de plantenveredeling.<br />

Daarnaast streefde Europa naar zelfvoorziening in graan. Om dit doel te bereiken<br />

werden vele nieuwe variëteiten ontwikkeld in veredelingsstations. Bij het<br />

ontwikkelen van nieuwe variëteiten ging veel aandacht naar opbrengstverhoging<br />

(Belderok et al., 2000).<br />

In 1913 werd de instelling “Station pour l’amélioration des Plantes de Grandes<br />

Culture” in Gembloux opgericht.<br />

Na enkele jaren selectie op tarwepopulaties, werd een hybridisatieprogramma<br />

opgesteld (1924) met als hoofddoel opbrengstverhoging. Slechts een tiental jaren<br />

later werd ook aandacht besteed aan de kwaliteitsaspecten van de inlandse baktarwe<br />

(1935).<br />

De eerste variëteiten, ontwikkeld in Gembloux, kwamen in 1937 voor het eerst op de<br />

markt. De betreffende hybriden werden benoemd als Jubilé en Professeur Delos.<br />

Bekende variëteiten die van P. Delos afstammen zijn Blédor en Ministre.<br />

Figuur 6: Alba, een variëteit gekend omwille van goede bakeigenschappen, was een groot succes<br />

in België en Nederland. In 1950 was maar liefst 49% van het totale tarwe-areaal in Nederland<br />

ingezaaid met Alba.<br />

Het veredelingsstation in Heverlee werd in 1915 opgericht als afdeling van de<br />

Universiteit van Leuven. Alba (Trésor/Jacob Cats), Rufus (Teverson/Kroon) en Zanda<br />

(Trésor/Staal) zijn de belangrijkste wintervariëteiten die in Heverlee werden<br />

ontwikkeld tussen 1938 en 1939.<br />

De kwaliteit van baktarwe werd gemeten a.d.h.v. de Neumannscore, die de structuur<br />

van de broodkruim en het broodvolume beoordeelde.<br />

17


Het TTC 5 (Technische Tarwe Comitee) in Nederland pleitte voor tarwe met een hogere<br />

gluten 6 kwaliteit in variëteiten met lagere glutengehaltes.<br />

Het gebruik van chemische additieven werd het gemakkelijker om eveneens tarwebloem<br />

van mindere kwaliteit te gebruiken voor het bereiden van broden.<br />

Het was ondertussen duidelijk dat de zomervariëteiten beduidend hogere<br />

bakkwaliteiten haalden dan de wintervariëteiten.<br />

Maalderijen, bakkerijen en betrokken verwerkende industrie moesten een duidelijke<br />

en gedetailleerde beschrijving geven van de belangrijke kwaliteitscriteria. Hierop<br />

zou worden geselecteerd door de veredelingsstations.<br />

Tabel 2: bron: Broekhuizen & de Miranda (1951)<br />

Variëteit Land Jaar Broodvolume (ml) Eiwitgehalte W of Chopin BMQ<br />

Wintertarwe<br />

Alba België 1938 531 9,3 72 5<br />

Juliana Nederland 1921 496 10,5 53 5<br />

Staring NEderland 1941 499 9,6 44 5<br />

Carsten V Duitsland 1930 426 9,9 37 2<br />

Zomertarwe<br />

Koga Duitsland 1949 526 11 130 5<br />

Blanka Zweden 1933 512 10,3 64 5<br />

De Bovenstaande tabel toont aan dat het broodvolume van de Belgische<br />

wintervariëteit Alba zeer groot was. Koga haalde vergelijkbare resultaten met een<br />

hoger eiwitgehalte. Hieruit kon verondersteld worden dat de eiwitten van de<br />

Belgische varieteit Alba van beter kwaliteit waren, maar de W-waarde van Chopin 7<br />

bevestigd deze veronderstelling niet.<br />

Geen enkele variëteit beantwoorde aan de eisen van de verwerkende industrie. Dit<br />

kan worden afgeleid uit het BMQ (Bread-making score according to the Descriptive<br />

List of Varieties, ranging from 1 to 10 => poorest to best).<br />

Na de hongerwinter van 1941-1942 werd, in Heverlee, een programma opgericht om<br />

nieuwe hoogproductieve variëteiten te ontwikkelen, waarbij wintertarwevariëteiten<br />

gekruist werden met zomertarwevariëteiten. Zo ontstonden Phoebus (1954) en Fylby<br />

(1956), die de opbrengsten per ha met 10% deden stijgen.<br />

2.3. Tarweteelt in België na WOII<br />

Gedurende de eerste jaren na WOII was Europa vooral gericht op de economische<br />

heropbouw. De Zoektocht naar hogere opbrengsten in de akkerbouw ging gepaard met<br />

5 Het TTC stond in voor onderzoek in de landbouwsector en maalderijen, met als einddoel het<br />

bevorderen van de kwalitatieve aspecten van de Nederlandse baktarwe.<br />

6 Gluten zijn eiwitten in tarwe die in grote mate de bakwaarde bepalen. Dit wordt verder in de<br />

literatuurstudie besproken.<br />

7 Deze waarde is een maat voor het bepalen van de glutenkwaliteit. W-waarde staat voor<br />

vervormingsarbeid, het is een maat voor de rekbaarheid van het deeg. Hoe hoger de waarde, hoe<br />

rekbaarder het deeg is, hoe groter het broodvolume.<br />

18


een toenemend gebruik van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en een optimalisering van<br />

de teelttechniek.<br />

Het veredelen van planten is sindsdien het werk geworden van gespecialiseerde<br />

bedrijven en instellingen. De inbreng van de boer is op dat vlak ogenschijnlijk<br />

volledig weggevallen. Landbouwers kopen elk jaar de nieuwste zaden aan bij<br />

gespecialiseerde ondernemingen. De introductie van hybriden, die hun eigenschappen<br />

niet doorgeven aan nakomelingen na zelfbestuiving, maakt dat de boeren zich telkens<br />

moeten richten naar de agro-industrie (Segers et al., 2004).<br />

De voorbije decennia stegen de productie en productiviteit in de akkerbouw<br />

aanzienlijk, ook in de tarweteelt. Dit is te danken aan de genetische verbetering<br />

van de gewassen, aan de verbeterde teeltmethoden en bemesting en geperfectioneerde<br />

oogst- en zaaitechnieken. Veel aandacht ging naar het bevorderen van de<br />

mechanisering van het volledige teeltproces. Groeiregulatoren of halmverkorters<br />

voor tarwe zorgden niet alleen voor hogere opbrengsten, maar vereenvoudigden de<br />

oogst met combines en maaidorsers. De arbeidsproductiviteit kon zo aanzienlijk<br />

toenemen in de graanteelt (Segers et al., 2004).<br />

Professeur Marchal en Stella zijn de twee voornaamste wintervariëteiten (hybriden)<br />

die hebben bijgedragen aan de Belgische tarweproductie tussen 1950 en 1960. Ze<br />

waren op winterhardheid geselecteerd. Daarentegen voldeden ze niet aan de eisen die<br />

een goede baktarwe stelt (maal- en bakwaarde). Ook de opbrengsten en de strosterkte<br />

waren minpunten van deze hybriden.<br />

Professeur Marchal werd gebruikt als ouderplant in kruisingen met Engelse<br />

variëteiten. Norman, Mardler en Maris Huntsman zijn resultaten van deze kruisingen.<br />

Maar deze variëteiten werden afgeschreven, ze gaven steeds een kleverige deeg.<br />

De veredelingsprogramma’s in Gembloux, rond 1950, hadden als doel bovenstaande<br />

variëteiten (Norman, Mardler en Maris Huntsman) te verbeteren. Om een sterkere stro<br />

en betere bakeigenschappen te bekomen, werden deze Belgische variëteiten gekruist.<br />

Resultaten van deze kruisingen waren onder andere Cama, Mina en Marco, die in 1967<br />

op de markt werden gebracht.<br />

De teelteigenschappen en de bakeigenschappen van deze nieuwe variëteiten werden<br />

vergeleken met Professeur Marchal en de Franse variëteit Capelle (zie tabel).<br />

Tabel 3: bron: Noulard & Vandam (1967)<br />

Variëteit<br />

W van<br />

Chopin<br />

Graanopbrengst<br />

Strosterkte<br />

Strolengte<br />

Eiwitgehalte<br />

Asgehalte<br />

Broodvolume<br />

(ml)<br />

Cama 110 8,5 95 10,7 28 151 1347<br />

Mina 109 8,4 100 10,7 24 134 1316<br />

Marco 111 8,3 95 10,8 15 71 1351<br />

P. Marchal 109 6,1 109 10,6 19 90 1370<br />

Capelle 100 8,2 102 11,5 18 125 1454<br />

19


In bovenstaande tabel worden de graanopbrengsten gerelateerd tot Capelle 100% =<br />

4,97 ton/ha. De strosterkte worden geschat op een schaal van 0 à 10, waarbij 10 de<br />

maximale score is en geen legering voorkomt.<br />

Als we ons baseren op de indicatoren voor bakkwaliteit (eiwitgehalte, asgehalte 8 en<br />

Waarde van Chopin) dan kan er geconcludeerd worden dat Cama en Mina een verbetering<br />

is t.o.v. P. Marchal. Hoe tegenstrijdig dit ook mag zijn, deze verbetering werd<br />

niet waargenomen in het broodvolume.<br />

Twee andere veelbelovende wintervariëteiten, ontwikkeld in Heverlee, waren Leda en<br />

Norda.<br />

In 1970 was 43% van het totale tarwe-areaal ingezaaid met Cama en 23% was ingezaaid<br />

met de variëteit Norda. Het Cama-aandeel steeg tot 53% in 1975.<br />

Leda en Stella werden ook in Nederland geteeld.<br />

De technische waarde van variëteiten telden voor 15% van de totale punten in de<br />

Belgische rassenlijst. Deze werd berekend op bakwaarde, W van Chopin en<br />

duizendkorrelgewicht van de twee voorgaande jaren.<br />

Castille en Vandam (1981) maakten een rapport over de kwaliteitsveranderingen van<br />

verschillende variëteiten ontwikkeld in Gembloux en op de markt gebracht tussen<br />

1935 en 1977. Ze kwamen tot het besluit dat de gemiddelde kwaliteit van de<br />

variëteiten, op een paar uitzonderingen na, gestegen was op veertig jaar tijd.<br />

2.4. Rassenonderzoek kwaliteitstarwe 2003<br />

In 2003 werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen in het Vlaams Gewest 5<br />

rassenproeven kwaliteitstarwe aangelegd. De proefveldjes werden in Limburg, West-<br />

Vlaanderen en Oost-Vlaanderen aangelegd.<br />

De rassenvergelijking kwaliteitstarwe omvatte hoogwaardige baktarwerassen van het<br />

type 9 E (Dream, Harald en Monopol) en baktarwerassen van het type A (Asketis, Cubus,<br />

Legat, Meunier, Solstice, Tommi en Xi 19) en van het type B (Dekan, Kaltop en<br />

Raspail).<br />

Daarnaast werden twee klassieke rassen, Maverick en Ordeal, opgenomen om een<br />

vergelijking mogelijk te maken tussen het opbrengstpotentieel van klassieke en<br />

kwaliteitstarwe.<br />

Het onderzoek vond plaats op praktijkvelden, volgens de normale teelttechnische<br />

handelingen van de streek. Er werd een standaard zaaizaadbehandeling aangewend en<br />

8 Het asgehalte komt overeen met de sedimentatie-index of zeleny-index. Het is een<br />

kwaliteitstest die gebaseerd is op het eiwitgehalte en op het zwelvermogen van de eiwitten in<br />

een zuur milieu. De hoeveelheid bezinksel drukt de hoeveelheid of de kwaliteit van de eiwitten<br />

uit. Hoe meer bezinksel, hoe hoger de kwaliteit. De index kan schommelen tussen 0 en 73. vanaf<br />

25 is er een voldoende bakwaarde.<br />

9 Voor de indeling van de rassen per kwaliteitstype werd de classificatie van de mandatarissen<br />

gevolgd. Variëteiten worden in verschillende types ingedeeld op basis van de zeleny-index en<br />

het eiwitgehalte.<br />

20


een adequate stikstofbemesting voor kwaliteitstarwe toegepast. De ziektebestrijding<br />

werd uitgevoerd met twee fungicidebehandelingen (respectievelijk “voorlaatste blad”<br />

en “aar 100% uit”); op twee proefplaatsen werd er daarnaast één<br />

fungicidebehandeling (“begin aarschuiven”) aangelegd (Wittouck et al., 2004).<br />

Op de hoogwaardige baktarwe – type E en de baktarwe – type A werd de kwaliteit van<br />

het graan bepaald aan de hand van het eiwitgehalte, de zeleny-index 10 , de verhouding<br />

Zeleny/eiwit en het valgetal van Hagberg 11 (Wittouck et al., 2004).<br />

In de uitgave staan resultatentabellen met de gemiddelde resultaten per parameter<br />

voor ieder ras over de diverse proefplaatsen.<br />

Hier beperk ik mij tot het overnemen van de samenvattende tabel, die een goed beeld<br />

geeft van de verschillende resultaten.<br />

Tabel 4: bron: Landbouwcentrum Granen Vlaanderen - Granen Oogst 2003<br />

Ras<br />

Eiwitgehalte<br />

(% op DS)<br />

Zelenyindex<br />

(mm)<br />

Zeleny-index<br />

Eiwitgehalte<br />

Valgetal<br />

van<br />

Hagberg<br />

(sec)<br />

Hectolitergewicht<br />

(kg)<br />

Hoogwaardige baktarwe van het Type E<br />

Dream 12,64 58,00 4,58 303,00 79,80<br />

Harald 11,50 36,00 3,14 303,00 82,00<br />

Gemiddelde 12,07 47,00 3,86 303,00 80,90<br />

Baktarwe van het Type A<br />

Asketis 12,10 37,00 3,05 244,00 82,00<br />

Cubus 12,36 54,00 4,33 329,00 82,60<br />

Legat 12,64 48,00 3,77 300,00 81,10<br />

Meunier 12,70 42,00 3,33 345,00 78,60<br />

Solstice 11,42 30,00 2,58 283,00 79,70<br />

Tommi 12,40 47,00 3,75 325,00 79,80<br />

Xi 19 11,44 33,00 2,85 307,00 75,90<br />

Gemiddelde 12,15 42,00 3,38 305,00 79,90<br />

Wittouck et al kwamen tot de conclusie dat, voor de hoogwaardige baktarwe, enkel<br />

Dream en Harold voldeden aan de minimumnormen voor kwaliteit. In tegenstelling tot<br />

Harald, scoorde Dream hoog voor alle kwaliteitsparameters.<br />

Asketis, Cubus, Legat, Meunier en Tommi, de variëteiten die tot het type A behoren,<br />

haalden eveneens de minimumnormen voor kwaliteit. De baktarwerassen – Type A<br />

Solstice en Xi 19 voldeden niet aan de minimumnormen. Beiden scoorden te laag voor<br />

het eiwitgehalte en de verhouding Zeleny/eiwit.<br />

10 Zie as-gehalte<br />

11 Hiermee wordt de geschiktheid van bloem(deeg) om te gisten bepaald. Gisten kan enkel als er<br />

enkelvoudige suikers vrijkomen uit het zetmeel. Deze test meet dus de enzymatische activiteit.<br />

Een laag Valgetal geeft een hoge enzymenactiviteit (of schietneiging). Het Valgetal voor goede<br />

baktarwe ligt tussen 200 en 350 seconden.<br />

21


De aandacht dient erop gevestigd te worden dat het hier gaat om gemiddelde<br />

resultaten en dat de resultaten verschillen naargelang de proefveldjes, waardoor de<br />

norm soms niet gehaald wordt of juist wel gehaald wordt voor bepaalde rassen.<br />

De verschillende rassen werden niet enkel op kwaliteitsaspecten beproefd, maar ook<br />

op: duizendkorrelgewicht, hectolitergewicht, strolengte, legering, bladziektes en<br />

korrelopbrengst.<br />

Voor meer gedetailleerde info verwijs ik naar de uitgave van het Landbouwcentrum<br />

Granen: “Oogst Granen 2003”.<br />

2.5. Conclusie<br />

Tot het einde van de negentiende eeuw werd op het blote oog geselecteerd, door de<br />

boeren zelf. Elke boer hanteerde zijn eigen selectiecriteria naargelang de lokale<br />

omstandigheden, eigen voorkeuren en verdere verwerking van het graan. Zo ontstonden<br />

de landrassen die goed aan hun omgeving aangepast waren.<br />

Dankzij de mendelwetten kreeg de wetenschap meer inzicht in de overerving van<br />

eigenschappen. Dit wierp een nieuw licht op de veredeling van planten.<br />

Gespecialiseerde landbouwonderzoeksinstituten namen het veredelingswerk over van de<br />

boeren. In België werden twee instituten opgericht (Gembloux en Heverlee) die een<br />

belangrijke rol vervulden in de tarweveredeling.<br />

De opkomst van de hybriden zorgde voor hoogproductieve rassen. Er werd ook op<br />

strosterkte, ziekteresistentie, korrelhardheid en bakwaarde geselecteerd.<br />

Deze hybriden voldeden beter aan de eisen van de verwerkende industrie door hun<br />

eenvormigheid. Dit kwam ook de mechanische oogst ten goede, door de gelijkmatige<br />

afrijping van het gewas. Anderzijds is de boer afhankelijk geworden van de<br />

zaadbedrijven. Het zaad van hybriden verliest in grote mate zijn eigenschappen en<br />

is dus niet geschikt om weer in te zaaien. Hierdoor moet de landbouwer jaarlijks<br />

nieuwe zaden aankopen.<br />

Vanaf WOII werd de omgeving door middel van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen<br />

aan de planten aangepast. Hybriden kunnen als het ware onder alle omstandigheden<br />

geteeld worden, dankzij deze inputmiddelen. Landrassen hebben plaats gemaakt voor<br />

universele variëteiten.<br />

De kwaliteit van Belgische baktarwe voldeed niet om verder verwerkt te worden tot<br />

brood, waardoor steeds meer aandacht werd besteed aan de kwalitatieve aspecten<br />

ervan. Volgens het TTC moest op de kwaliteit van de gluten geselecteerd worden.<br />

Wanneer tabel 2, 3 en 4 met elkaar vergeleken worden, is het duidelijk dat het<br />

eiwitgehalte stijgt naarmate de selectie vordert. Met andere woorden werd er sterk<br />

op het glutengehalte geselecteerd. De precieze rol die gluten vervullen bij het<br />

bereiden van brood wordt duidelijk in het volgende deel.<br />

Ondanks de bovenstaande veranderingen, krijgen tarwevariëteiten uit Canada, de VS<br />

en Frankrijk nog steeds de voorkeur boven onze inlandse baktarwe. Dit komt<br />

22


voornamelijk door de klimatologische omstandigheden die het eiwitgehalte en de<br />

korrelhardheid gunstig beïnvloedt.<br />

3. KWALITEIT METEN<br />

Afhankelijk van de bestemming van het geoogste product worden er verschillende<br />

eisen gesteld aan de kwaliteit. De normen waaraan veevoedertarwe is onderworpen<br />

zijn minder streng dan die voor baktarwe. In het geval de oogst tot brood wordt<br />

verwerkt, moet er rekening gehouden worden met de bakwaarde en maalwaarde van de<br />

oogst. Deze aspecten werden reeds aangehaald in de veredeling van tarwe en worden<br />

hier uitgebreider besproken. Evenals de proeven en meettechnieken die hiermee<br />

gepaard gaan.<br />

Daarnaast is het ook interessant om de samenstelling van een tarwekorrel van<br />

dichterbij te bekijken.<br />

3.1. De tarwekorrel<br />

Tabel 5: Chemische samenstelling van de tarwekorrel; bron: Bread-making quality of wheat<br />

volledige korrel endosperm zemel kiem<br />

eiwitten 16 13 16 22<br />

vetten 2 1,5 5 7<br />

koolhydraten 68 82 16 40<br />

vezels 11 1,5 33 25<br />

mineralen (as) 1,8 0,5 7,2 4,5<br />

andere 1,2 1,5 2,8 1,5<br />

totaal 100 100 100 100<br />

In Tabel 5 wordt het aandeel van de verschillende voedingselementen weergegeven,<br />

zowel in de volledige korrel als in de ontleedde korrel. De bovenstaande gehaltes<br />

wijken af naargelang de variëteiten, teelttechnieken en klimatologische<br />

omstandigheden. Zo halen Belgische tarwevariëteiten nooit een eiwitgehalte van 16%<br />

t.o.v. de volledige tarwekorrel.<br />

De kwaliteit van de tarwekorrel wordt bepaald op basis van de eiwitten en het<br />

zetmeel (koolhydraten).<br />

3.2. De bakwaarde van tarwe<br />

Onder bakkwaliteit wordt de mate van geschiktheid van de tarwe bedoelt, om als<br />

grondstof te gebruiken voor de bereiding van brood. De bakwaarde of bakkwaliteit<br />

van een partij bloem is afhankelijk van de gasproductie en de gasretentie of<br />

gasvasthoudingsvermogen.<br />

23


Brood is in feite een sponsachtige structuur, waarvan zetmeel en eiwit de<br />

voornaamste bouwstenen vormen. De eiwitten vormen de kleefstof (gluten) die de<br />

spons zijn stevigheid geeft. De poriën in deze spons worden gevormd door<br />

koolzuurgas, dat ontstaat bij de afbraak van suikers door de gist in het deeg. Voor<br />

een “goed” brood moet het deeg rijzen.<br />

De luchtigheid van het brood wordt beïnvloed door het kneedproces, hier ontstaat<br />

een netwerk van eiwit en zetmeel die sterk genoeg moet zijn opdat het koolzuurgas<br />

niet kan ontsnappen. Als dit netwerk het koolzuurgas niet kan vasthouden, dan zakt<br />

het deeg weer in elkaar en bekomt men een klef brood.<br />

De gasproductie is afhankelijk van de hoeveelheid vergisbare suikers en de<br />

enzymatische activiteit. Gist zet vergisbare suikers om waarbij CO2 wordt gevormd.<br />

De gist gebruikt enkelvoudige suikers die vrijgesteld worden uit het zetmeel.<br />

De gasretentie is afhankelijk van de hoeveelheid eiwitten en de kwaliteit ervan.<br />

3.3. De eiwitten<br />

3.3.1. De verschillende eiwitten<br />

In tarwe worden vier verschillende eiwitfracties onderscheiden: de albuminen, de<br />

globulines, de gliadinen en de gluteninen.<br />

In functie van broodbereiding zijn voornamelijk de gliadinen en de gluteninen van<br />

belang. Het zijn reserveproteïnen die het toekomstig kiemplantje moeten voeden.<br />

Deze twee eiwitten maken 75% uit van het totaal eiwitbestand van de korrel. In<br />

tegenstelling tot de albumine en de globuline, komen de glutenine en de gliadine<br />

enkel in het endosperm voor. Ze zijn van groot belang bij het bakken van brood. Ze<br />

hebben geen enzymatische activiteit, zoals de albumine en de globuline, maar ze<br />

produceren gas en houden deze vast.<br />

Deze twee eiwitten zijn niet in water oplosbaar. Gedurende het mixen of het kneden<br />

van het deeg nemen gliadine en glutenine een zekere hoeveelheid water op. De<br />

gehydrateerde elementen vormen dan een coherente eiwittenmassa, de zogenaamde<br />

gluten. Zetmeel, gist en andere componenten worden in het glutenskelet opgenomen.<br />

De bakwaarde van het deeg wordt bepaald door twee factoren: het eiwitgehalte en de<br />

eiwitkwaliteit.<br />

3.3.2. Het eiwitgehalte<br />

Een hoger eiwitgehalte in de korrels en meel geeft een groter volume aan het brood<br />

en een betere “broodkwaliteit”.<br />

Goede baktarwe moet een eiwitgehalte hebben van ten minste 12%, hogere<br />

eiwitaandelen zijn gewenst. Variëteiten uit de VS en Canada halen hogere<br />

24


eiwitgehaltes dan de West-Europese variëteiten. Dit wordt grotendeels veroorzaakt<br />

door klimaatsverschillen.<br />

Het eiwitgehalte hangt gedeeltelijk af van de erfelijke eigenschappen van een ras,<br />

maar is ook beïnvloedbaar door cultuurmaatregelen. Zo kunnen hogere eiwitgehaltes<br />

gehaald worden door een intensievere stikstofbemesting. Uiteraard is dit<br />

tegenstrijdig aan duurzame landbouw. Daarnaast worden hoogproductieve rassen<br />

gekenmerkt met een lager eiwitgehalte en dus minder goede “bakkwaliteit”.<br />

Het eiwitgehalte kan bepaald worden a.d.h.v. de Kjedahl-methode 12 of a.d.h.v. de<br />

NIR-methode 13 .<br />

3.3.3. De eiwitkwaliteit<br />

De eiwitkwaliteit is een raseigenschap die niet door milieufactoren en<br />

teeltmaatregelen beïnvloedbaar is. Bij gelijke eiwitgehaltes kunnen verschillende<br />

variëteiten sterk uiteen lopende “bakkwaliteiten” halen.<br />

Tarwerassen met goede eiwitkwaliteit geven een groter broodvolume dan rassen met<br />

een minder goede eiwitkwaliteit. De samenstelling van de bloem speelt een grote<br />

rol. Wanneer bepaalde eiwitbestanddelen in te kleine mate voorkomen, kan het<br />

netwerk met de zetmeel niet sterk genoeg zijn om het koolzuurgas in het deeg te<br />

houden, waardoor het brood niet goed rijst. Daarnaast is de kans in een dergelijk<br />

geval ook groter, dat het deeg wordt stukgekneed en zijn elasticiteit verliest.<br />

Het deeg kan ook kleven. Dit is eveneens een gevolg van slechte kwaliteit eiwitten.<br />

We spreken van kleeftarwe, omdat het deeg aan alle onderdelen van de machine blijft<br />

kleven. Dit aspect wordt in de rassenlijst opgenomen als “verwerkbaarheid van het<br />

deeg”.<br />

Wanneer het brood echter ambachtelijk gemaakt wordt, kan de bakker zijn<br />

bereidingswijze aanpassen aan de kwaliteit van het brood. Op industrieelniveau<br />

wordt dit moeilijker.<br />

3.4. Zetmeel<br />

Granen slaan energie op onder de vorm van zetmeel. Het aandeel zetmeel op het<br />

totale DS van de korrel, varieert tussen 60 à 75%.<br />

Zetmeel komt voor onder de vorm van kleine zetmeelkorreltjes. Er worden twee<br />

soorten onderscheiden: de grote langgerekte korrels (25 à 40 !m) en de kleine<br />

bolvormige korrels(5 à 10 !m).<br />

Zetmeel speelt een belangrijke rol in broodbereidingsproces. Gedurende het malen<br />

wordt het zetmeel beschadigd. Dit is noodzakelijk omdat beschadigd zetmeel het<br />

12 Deze methode bepaalt het stiksotfpercentage. Na vermenigvuldigen met de factor 6,25 bekomt<br />

men het ruweiwitpercentage (RE%). RE% = N% x 6,25<br />

13 NIR staat voor Nabije InfraroodReflectospectroscopie. Niet enkel het eiwitgehalte kan<br />

hiermee bepaald worden, maar ook de zelenywaarde.<br />

25


water beter opneemt. En ten tweede omdat beschadigd zetmeel gemakkelijker<br />

afgebroken wordt door enzymen.<br />

Twee factoren bepalen de mate waarin het zetmeel wordt beschadigd gedurende het<br />

malen: de korrelhardheid en het maalprocedé.<br />

Wanneer beschadigd zetmeel 7% uitmaakt van de tarwebloem, wordt de beschadiging als<br />

optimaal aangeduid in functie van het bereidingsproces. Beschadigd zetmeel mag niet<br />

meer dan 9% uitmaken van het tarwemeel, anders bekomt men kleverig deeg.<br />

3.5. Korrelhardheid<br />

Naargelang de variëteit, verschilt de korrelhardheid sterk. Er worden twee groepen<br />

onderscheiden: een groep met een harde korrel en een groep met een zachtere korrel.<br />

De korrelhardheid is van belang voor de maal- en verwerkingsindustrie.<br />

De maalderijen geven de voorkeur aan de hardere tarwe’s omdat deze beter te<br />

vermalen zijn tot bloem. Bij verwerking hebben harde korrels bovendien het voordeel<br />

dat ze minder verstoppingen veroorzaken van zeven en transportbuizen. Bij het malen<br />

van een harde korrel wordt het zetmeel meer gekneusd dan bij een zachte korrel.<br />

Tijdens het bakken en rijzen van het deeg wordt het gekneusde zetmeel afgebroken<br />

tot suikers en dextrinen. Deze dextrinen zorgen er voor dat het brood langer vers<br />

blijft. Brood bereid van een harde korrel is dus langer houdbaar dan brood gemaakt<br />

van een zachte korrel.<br />

Korrelhardheid is een raseigenschap die op een of slechts enkele genetische<br />

factoren berust. Het eiwitgehalte en de vorm waaronder de eiwitbestanddelen<br />

aanwezig zijn bepaald de hardheid van de tarwekorrel.<br />

Hieronder staan de afbeeldingen van het endosperm van drie tarwevariëteiten, elk<br />

met een verschillende korrelhardheid. De grote zwarte korrels zijn de<br />

zetmeelkorrels. De lichte partikels stellen de eiwitten voor.<br />

Figuur 7: bron: Bread-making Quality of Wheat<br />

! Prentje 1: De eiwitten vormen kleine partikels of korreltjes die vrij voorkomen<br />

tussen de zetmeelkorrels. (Europese zachte tarwe)<br />

26


! Prentje 2: De eiwitten komen hier voor onder de vorm van kleine korrels én onder<br />

de vorm van eiwitplaten. Deze platen of lagen vormen een verbinding, enerzijds<br />

tussen de eiwitten zelf, anderzijds vormen deze lagen een verbinding tussen eiwit<br />

en zetmeel. (middelmatige korrelhardheid; zomertarwe uit de VS)<br />

! Prentje 3: Hier is er geen sprake meer van eiwitkorrels. De eiwitten vormen als<br />

het ware een web rond de zetmeelkorrels. (harde tarwevariëteit uit Australië)<br />

3.6. Schot<br />

Als de kieming begint worden onder invloed van enzymen het zetmeel en de eiwitten<br />

afgebroken. Ze moeten in opgeloste toestand door het kiemplantje kunnen worden<br />

gebruikt. Ook als er uitwendig nog niets van schot is te bespeuren vinden deze<br />

chemische reactie reeds plaats.<br />

Bloem van schottige tarwe geeft een klef brood met een gering volume. Daarom is<br />

schottige tarwe voor de broodbereiding ongeschikt.<br />

Als maateenheid voor de mate van schot wordt het Hagberg-valgetal gebruikt. Dit<br />

getal is een maat voor de enzymenactiviteit.<br />

3.7. Maalkwaliteit<br />

Een goede maalwaarde betekent een hoge meelopbrengst. De maalwaarde wordt<br />

onrechtstreeks bepaald door het hectolitergewicht. Binnen eenzelfde ras heeft een<br />

partij met een hoger hectolitergewicht een hogere meelopbrengst. De exacte waarde<br />

van het maalrendement is enkel te bepalen via een maalproef.<br />

Het is de textuur van het endosperm die bepalend is of de bloem gemakkelijk of niet<br />

gemakkelijk te scheiden is van de zemelen. Een hardere textuur staat garant voor<br />

een hoger maalrendement.<br />

3.8. De verschillende kwaliteitstesten<br />

3.8.1. De sedimentatie-index van zeleny<br />

De bepaling van de zeleny-index is gebaseerd op het eiwitgehalte en op het<br />

zwelvermogen van de eiwitten in een zuur milieu.<br />

Methode: 3?2 gram bloem dispergeren in melkzuur, dan een bepaald aantal keer<br />

schudden binnen een gesteld termijn, laten bezinken, na 13 minuten wordt de<br />

hoeveelheid bezinksel afgelezen.<br />

27


De hoeveelheid bezinksel drukt de hoeveelheid of de eiwitkwaliteit uit. Hoe<br />

geringer, hoe lager de eiwitkwaliteit of het eiwitpercentage. De index kan<br />

schommelen tussen 0 en 73. Vanaf een zeleny-index van 25 is er voldoende bakwaarde.<br />

3.8.2. Het Valgetal van Hagberg<br />

Deze moet de geschiktheid van de bloem(deeg) om te gisten bepalen. Voor het kunnen<br />

gisten moeten er enkelvoudige suikers aanwezig zijn. Deze worden door enzymen uit<br />

het zetmeel vrijgesteld.<br />

Indien deze enzymatische activiteit in de graankorrel te hoog is, vb. bij schot,<br />

verkrijgt men vochtig en kleverig brood. Deze test meet dus de enzymatische<br />

activiteit.<br />

Methode:<br />

! een suspensie van bloem en water in een gegradueerde buis<br />

! 1 minuut in kokend water plaatsen, omroeren met een welbepaalde zuiger<br />

! na deze minuut zuiger omhoog halen<br />

! dan laten zakken in de verwarmde suspensie tot aan de geijkte merkstreep. De<br />

opgemeten tijd in seconden noemt men het valgetal van Hagberg.<br />

Deze tijd is rechtstreeks gecorreleerd met de viscositeit van de suspensie en<br />

omgekeerd evenredig met de enzymatische activiteit.<br />

Een hoog valgetal geeft een lage enzymactiviteit en een laag valgetal geeft een<br />

hoge enzymactiviteit.<br />

Een valgetal onder de 180 sec. is nadelig voor de bakkwaliteit. Een valgetal boven<br />

de 350 sec. duidt op een te lage enzymatische activiteit. De minimumnorm voor<br />

baktarwe is 240 sec., deze wordt in normale jaren praktisch steeds gehaald.<br />

3.8.3. De W-waarde van Chopin<br />

De W-waarde van Chopin is een maat voor de kwaliteit van de gluten.<br />

Methode:<br />

! Een speciaal bereid deegpakje wordt door middel van lucht opgeblazen<br />

! De druk die onder het opgeblazen vlies ontstaat wordt gemeten en geregistreerd<br />

in een diagram (Alveogram genaamd)<br />

! P = een maat voor de rekweerstand; L = een maat voor de rekbaarheid<br />

! Uit de oppervlakte van het diagram kan men de vervormingsarbeid (W) van één gram<br />

deeg berekenen. Deze arbeid (W), uitgedrukt in 10-4 joules, is een maat voor de<br />

glutenkwaliteit (en bakkwaliteit).<br />

Hoe groter de W-waarde van Chopin, hoe beter de kwaliteit van de eiwitten.<br />

28


3.9. Conclusie<br />

Het is duidelijk dat de bakkwaliteit niet de inhoud of de nutritionele<br />

samenstelling van de graankorrel en het brood beoordeeld en deze dus niet<br />

garandeert.<br />

Kwaliteit staat als het ware gelijk aan gluten en dus broodvolume. De<br />

voedingskwaliteit van brood staat hierdoor in de schaduw. Er wordt enkel rekening<br />

gehouden met de verwerkbaarheid van de tarwekorrel (maalkwaliteit) en de<br />

verwerkbaarheid van het meel (bakwaarde). De kwaliteit is afgestemd op de<br />

industriële verwerking, waar uniformiteit en mechanische verwerking op de eerste<br />

plaats komen.<br />

4. DE VOEDINGSKWALITEIT VAN BROOD IN DE 21STE EEUW<br />

Figuur 8: brood op basis van oude tarwevariëteiten; Nîmes, juni 2007<br />

Kwaliteit is in zekere mate een zeer subjectief woord. Elke individu kan<br />

persoonlijke eisen stellen aan brood, naargelang zijn smaak. Er mag algemeen<br />

gesteld worden dat de consumenten een wit en luchtig brood willen met een krokante<br />

korst. Dit gaat niet noodzakelijk gepaard met maximale kwaliteit op nutritioneel<br />

gebied.<br />

Het huidige aanbod aan verwerkte producten wordt door de wetenschap als “lege<br />

calorieën” bestempeld. Vele verwerkte producten leveren veel calorieën, maar geen<br />

vezels en micronutriënten die wel terug te vinden zijn in natuurlijke, niet<br />

verwerkte voedingsbronnen. Natuurlijke voedingsbronnen hebben een complexe<br />

samenstelling uit macronutriënten (koolhydraten, proteïnen, vetten) en<br />

micronutriënten (aminozuren, vitaminen, mineralen en sporenelementen) die gunstig<br />

zijn voor ons organisme.<br />

Evenwichtig eten begint bij een hoger verbruik van fruit, groenten en meervoudige<br />

koolhydraten die men onder ander in brood terug vindt. Brood in het dagelijks<br />

voedingspakket is gunstig voor de opname van meervoudige koolhydraten.<br />

29


Het probleem vandaag is dat, ten eerste, de consumenten een fout eetgedrag<br />

vertonen. Kinderen geven voorkeur aan ontbijtgranen en wit brood. Ten tweede is de<br />

voedingskwaliteit van brood strek achteruit gegaan door o.a. het gebruik van<br />

geraffineerde bloemsoorten en door de selectie van de tarwevariëteiten op gluten.<br />

En tenslotte wordt de consument te weinig geïnformeerd en zien velen onder hen<br />

brood als vijand van de lijn.<br />

Met dit hoofdstuk wil ik graag het belang van oude granen aantonen en de<br />

(meer)waarde die ze aan brood kunnen (terug)geven.<br />

4.1. Kwaliteit van het graan<br />

De eerste voorwaarde om een kwalitatief goed brood te bekomen, is een graan van<br />

goede kwaliteit gebruiken. Op korte tijd is door selectie het glutengehalte<br />

(bakwaarde) in baktarwe enorm gestegen. Gluten of kleefstoffen vergemakkelijken het<br />

bereidingsproces, wat niet wil zeggen dat het brood betere voedingskwaliteiten<br />

haalt en smakelijker wordt.<br />

Gluten zorgen voor een elastisch en luchtig deeg, dit brengt in geen geval<br />

meerwaarde mee op het vlak van voedingsaspecten.<br />

Oorspronkelijk is graan een bron van allerlei elementen, maar de hoge producties<br />

hebben zich vertaald in een afname van Mg, SE, P, Fe, … en andere micronutriënten<br />

(mineralen, vitaminen, aminozuren en sporenelementen).<br />

Ook het carotenoïdengehalte in granen is aanzienlijk gedaald. Bètacaroteen is<br />

belangrijk voor het aanmaken van vitamine A. Daarnaast geeft carotenoïden een mooie<br />

kleur aan het brood, maar dit opzicht is puur esthetisch en van minder belang, maar<br />

het duidt wel op de aanwezigheid ervan.<br />

Graanvariëteiten met goede voedingskwaliteiten, interessant aroma’s én toch ook<br />

goede bakkwaliteiten moeten ontwikkeld worden. Het is ook de gelegenheid om terug<br />

te grijpen naar oude tarwevariëteiten die interessanter zijn in het kader van<br />

voedingskwaliteit. Maar volgen Christian Rémésy staan verschillende oorzaken in de<br />

weg.<br />

Ten eerste mogen enkel rassen ingeschreven worden die voldoen aan de reeds<br />

opgestelde eisen voor baktarwe (o.a. een hoog glutengehalte) en er moeten hoge<br />

rendementen gehaald worden, wat vaak niet gepaard gaat met eigenschappen die het<br />

brood meerwaarde geven, zoals smaak en voedingskwaliteit. En ten tweede zijn de<br />

landbouwers niet geneigd om rassen te verbouwen die minder renderen, omdat dit niet<br />

noodzakelijk gecompenseerd wordt met een betere prijs (plus moet er<br />

afzetmogelijkheden zijn).<br />

30


4.2. Kwaliteit van de bloem<br />

Bloem wordt gemaakt door de tarwekorrel te vermalen a.d.h.v. molenstenen of<br />

cilinders. De maaltechniek die wordt toegepast bepaald in grote mate de kwaliteit<br />

van de bloem.<br />

Volgens Christian Remesy moet men voorkeur geven aan de traditionele molenstenen.<br />

Deze techniek zou een bloem van hogere kwaliteit geven dan tarwe gemalen op<br />

cilinders. Wanneer de graankorrels op stenen worden gemalen wordt het graan geplet<br />

door druk en wrijving. Wordt er a.d.h.v. cilinders gemaald, dan worden de<br />

bestanddelen van de korrel uit elkaar gehaald en versnipperd.<br />

De bloem afkomstig van molenstenen is rijk aan zemelen en bevat een groot aandeel<br />

van de kiemen, dit geldt niet voor bloem bekomen door cilinders. Bloem afkomstig<br />

van molenstenen is van het type 80, bloem afkomstig van cilinders is van het type<br />

55.<br />

Er bestaan verschillende bloemtypes. Het type bloem is in direct verband te brengen met de<br />

voedingswaarde en het vezelgehalte van het brood. Het type wordt a.d.h.v. het asgehalte of<br />

mineralengehalte bepaalt.<br />

Men onderscheid volgende bloemtypes:<br />

! Witte bloem: Van het type 45 => wordt in de keuken en voor de bereiding van gebak<br />

gebruikt; Van het type 55 => dient als hoofdingrediënt voor wit brood<br />

! Bloem voor speciale broden: type 65 en 80<br />

! Grijze bloem: type 110; voor het bereiden van grijs brood<br />

! Volkoren bloem: type 150; voor het bakken van volkoren brood (volkoren bloem ontstaat door<br />

bij witte bloem zemelen toe te voegen)<br />

Drievierde van de micronutriënten gaat verloren bij het malen a.d.h.v. cilinders,<br />

daarom bekomt men brood van hogere kwaliteit met bloem van het type 80, m.a.w.<br />

bloem bekomen door graan te malen op molenstenen. Het beste meel is het resultaat<br />

van een langzame en geleidelijke maling op kamertemperatuur, dit belet oxidatie van<br />

het meel en verlies van voedingswaarde.<br />

Het aanbod van bloem van het type 80 is kleiner en duurder dan de meer voorkomende<br />

geraffineerde witte bloem. Als alternatief op het type 80 bestaat er ook de grijze<br />

bloemsoort die bekomen wordt uit een mengeling van witte bloem (type 55) met<br />

volkoren bloem (type 150).<br />

Bloem van het type 55 blijft het meest populaire, omdat de consument wit brood<br />

eist, maar ook omdat de bereiding van brood uit deze bloem eenvoudiger is voor de<br />

bakker.<br />

Samen met de kiem en zemelen worden echter belangrijke voedingscomponenten<br />

verwijderd, waardoor het niet zijn optimale voedingswaarde behoudt.<br />

Er bestaat een direct verband tussen het type bloem en het mineralen-, vitaminenen<br />

vezelgehalte van het brood. Daarom vult bloem van het type 80 en meer, beter<br />

onze nutritionele behoeftes in.<br />

31


4.3. Het bereidingsproces<br />

Het bereidingsproces bepaalt mede de kwaliteit van het eindproduct. Zoals elke<br />

productiegerichte activiteit vandaag, moet ook het bereiden van brood steeds<br />

sneller gaan. Hiervoor werd steeds gespecialiseerde apparatuur voor ontwikkeld, die<br />

het mogelijk maakt om grote hoeveelheden deeg gelijktijdig te bereiden.<br />

Bij de ambachtelijke bakker, die op relatief kleine schaal bloem verwerkt, kan het<br />

deeg worden aangepast aan de eigenschappen en kwaliteit van de bloem door langer of<br />

korter te kneden en door de verhoudingen van de verschillende ingrediënten aan te<br />

passen. Voor een broodfabriek is het echter bezwaarlijk om de machines steeds<br />

opnieuw in te stellen naargelang de partij bloem die gebruikt wordt. De<br />

ambachtelijke bereidingswijze heeft in het algemeen dan ook meer mogelijkheden om,<br />

uitgaande van matig, moeilijker hanteerbaar (bijvoorbeeld oude tarwevariëteiten) of<br />

delicater uitgangsmateriaal, een goed eindproduct voort te brengen dan de<br />

fabrieksmatige.<br />

Het bereidingsproces is sterk ingekort ten opzichte van vroeger, doch is het van<br />

belang om tijd te geven aan de gisting.<br />

Bijkomende ingrediënten halen de kwaliteit van het brood naar omlaag. Denk maar aan<br />

soja- en bonenbloem die de carotenoïden afbreken en de vetoplosbare vitaminegehalte<br />

naar beneden trekken in het brood.<br />

Zuurdesem gebruiken i.p.v. gewone bakkersgist brengt meerdere voordelen met zich<br />

mee. Zuurdesem zorgt voor een grotere dichtheid van de kruim, m.a.w. een compacter<br />

brood. Dit wordt niet door alle consumenten gewaardeerd, velen blijven opteren voor<br />

een zeer luchtig brood. Daarnaast is het gehalte organische zuren hoger, wat de<br />

gezondheid ten goede komt.<br />

Een tweede voordeel van zuurdesem is de langere houdbaarheid van brood.<br />

Ten derde heeft zuurdesem ook een gunstige invloed op de glutentolerantie doordat<br />

de afbraak van de gluten reeds in gang worden gebracht door het zuurdesem.<br />

Tenslotte zorgt zuurdesem ervoor dat mineralen gemakkelijker verteerd worden door<br />

de lagere pH van het brood.<br />

Volkoren bloemsoorten zijn moeilijker te verwerken, hier bestaan echter<br />

alternatieven voor. Er zijn verschillende technische oplossingen om grijze<br />

bloemsoorten te bekomen van het type 80, die de gulden middenweg vormen tussen<br />

volkoren bloemsoorten en de geraffineerde witte bloem.<br />

De technische aanpassingen en alternatieve bereidingswijzen worden hier niet<br />

besproken.<br />

32


4.4. Voor het welzijn van de consument<br />

4.4.1. Voedselveiligheid<br />

Naast smaak en andere kwaliteitsaspecten van het brood, is veiligheid minstens even<br />

belangrijk.<br />

Het risico op pesticidenresiduen, contaminatie door zware metalen, mycotoxines,<br />

ggo’s en aanwezigheid van allergenen in graan komen onder het item<br />

voedselveiligheid te staan.<br />

Deze factoren beïnvloeden de kwaliteit van het brood en kunnen gevolgen hebben voor<br />

de gezondheid van de consument.<br />

De rol die oude tarwevariëteiten hier kunnen invullen is eenvoudig.<br />

Oude tarwevariëteiten zijn robuustere planten die onafhankelijk van pesticiden en<br />

kunstmeststoffen voldoende opbrengst kunnen geven en passen beter dan de moderne<br />

hybriden in de biologische teelt.<br />

De kans op pesticidenresiduen in bloem afkomstig van de gangbare landbouw is groter<br />

dan in de biologische landbouw. Toch is het risico op residuen in bloem uit de<br />

gangbare landbouw klein, althans als het om witte bloem gaat. De geraffineerde<br />

witte bloem is vrij van zemelen (het onderdeel van de tarwekorrel die het meest<br />

blootgesteld is aan de pesticiden), waardoor de kans op residuen minimaal is.<br />

Wanneer volkoren bloem afkomstig uit de gangbare landbouw wordt gebruikt voor het<br />

bakken van bloem, is de kans op pesticidenrestjes groter omdat hier de zemelen niet<br />

werden verwijderd.<br />

4.4.2. Gezondheid<br />

Overgewicht, glutenallergie, slechte tanden, onevenwichtige voeding, suikerziekte,<br />

cholesterol, hart- en vaatziektes … zijn typische mankementen die voorkomen in onze<br />

maatschappij. Vele van deze aandoeningen kunnen positief beïnvloed worden door een<br />

aangepaste voeding.<br />

Brood neemt een belangrijke plaats in, in ons westers voedingspakket, daarom is het<br />

belangrijk om aandacht te schenken aan de eigenschappen van brood die invloed<br />

hebben op de gezondheid van de consument.<br />

33


Figuur 9: Nicolas Supiot geeft uitleg over oude graanvariëteiten; Nîmes, juni 2007<br />

Allergische reacties op voedingseiwitten, o.a. gluten die in het brood aanwezig<br />

zijn, kunnen beperkt worden door aanpassing van het bereidingsproces. Hier wordt<br />

echter nog onderzoek naar verricht. Er worden ook selectieprojecten opgestart om<br />

granen te selecteren die vrij zijn van deze allergenen en toch hun bakkwaliteit<br />

behouden.<br />

Om ook glutenallergische consumenten brood te kunnen aanbieden moeten broden<br />

gemaakt worden op basis van glutenvrij graan of graan met zeer lage glutengehalte.<br />

In principe moeten oude tarwevariëteiten hieraan voldoen. Hierbij wil ik het<br />

voorbeeld aanhalen van Nicolas Supiot, een Franse boer-bakker die oude<br />

tarwevariëteiten teelt en er zijn brood van maakt. Glutenallergische patiënten eten<br />

van zijn brood zonder neveneffecten te ondervinden.<br />

Wanneer het glutengehalte in de oude tarwevariëteiten niet voldoende laag is kan<br />

nog steeds overgeschakeld worden op volledig glutenvrij graan. Enkele voorbeelden<br />

zijn teff, gierst, sorghum, maïs, … Weliswaar is de textuur en de smaak van<br />

dergelijk brood anders dan brood gemaakt op basis van tarwe.<br />

Overgewicht is vandaag ook een steeds meer voorkomend probleem, zowel bij jongeren<br />

als bij oudere mensen. Dit is niet enkel te wijten aan slechte eetgewoontes, maar<br />

gezonde voeding kan dit fenomeen sterk reduceren.<br />

Brood zal het overgewicht niet uit de wereld helpen, maar door broden te bakken met<br />

een hoger vezelgehalte wordt een snellere verzadiging bekomen, waardoor minder<br />

grote hoeveelheden worden opgenomen. Het verzadigd gevoel blijft ook langer,<br />

waardoor tussendoor minder wordt gesnoept.<br />

Door gebruik te maken van hoogwaardige graanvariëteiten, rekening houdend met het<br />

type bloem (minstens type 80), worden zowel de micro- en macronutriënten behouden<br />

in het brood.<br />

Daarnaast hebben vezels ook een positief effect op verschillende hedendaagse<br />

kwaaltjes zoals: hart- en vaatziektes, suikerziekte en cholesterol.<br />

Andere onderzoeken duiden ook op de beschermende functie van vezels tegen kanker.<br />

Een laatste gezondheidsaspectje is het gebit. Onze huidige consument eet graag<br />

luchtig brood, waar weinig op gekauwd moet worden. Daarnaast worden vele<br />

voedingsmiddelen gebakken, gekookt, gestoomd. Het kauwen neemt steeds minder tijd<br />

in beslag, nochtans is dit belangrijk voor een gezond tandvlees. Kauwen zorgt ook<br />

34


voor de ontwikkeling van een breder gebit, wat voordelen met zich meebrengt ter<br />

hoogte van de ademhaling. Een compacter, harder brood zou ons tandvlees geen kwaad<br />

doen. Ook voor kinderen, zowel bij het vormen van de tandjes als later is het van<br />

belang om genoeg te kauwen op hardere voedingselement.<br />

4.5. Conlusie<br />

De kwaliteit van het brood is aanzienlijk achteruit gegaan op 100 jaren tijd.<br />

Ten eerste is de kwaliteit van de grondstof, het graan, achteruit gegaan. Tarwe<br />

werd de laatste 100 jaar sterk geselecteerd op opbrengst en bakkwaliteit. Dit heeft<br />

ervoor gezorgd dat het glutengehalte, ten koste van belangrijke micronutriënten, is<br />

gestegen.<br />

Ten tweede heeft ook bloem ingeboet op het vlak van kwaliteit. Dit komt door de<br />

uitmaling van de zemelen, waarbij " van de micronutriënten verloren gaan. Ook zijn<br />

de maaltechnieken geëvolueerd met alle gevolgen van dien.<br />

Tenslotte is het bakken van brood een industriële activiteit geworden. Alles moet<br />

snel en gemakkelijk verlopen. Zuurdesem werd vervangen door bakkersgist, het<br />

bereiden van het deeg gebeurd mechanisch en er worden allerlei “verbeteraars”<br />

toegevoegd aan het deeg.<br />

Volgens Christian Rémesy kunnen oude tarwevariëteiten de waarde die brood toekomt<br />

teruggeven. Maar het glutengehalte in oude variëteiten ligt aanzienlijk lager dan<br />

in de moderne hybriden, maar dit zegt niets over de kwaliteit ervan.<br />

Uit studies van de glutenkwaliteit van gewone cultuurvariëteiten blijkt dat een<br />

hoog moleculair gewicht van glutenine deeleenheden, gecontroleerd door specifieke<br />

genen, voor een goede bakkwaliteit zorgt (MacRitchie et al., 1990). In de jaren ’90<br />

werd er echter onderzoek verricht naar de glutenkwaliteit van bedekte granen,<br />

waaronder eenkoorn, emmertarwe en spelt. Glutenine deeleenheden met een hoog<br />

moleculair gewicht worden aangetroffen in emmertarwe (Pena et al. 1993) en spelt<br />

(Rodriquez-Quijano et al., 1990).<br />

Dankzij deze kenmerken kan er, zonder eenzijdig te selecteren op glutengehalte en<br />

kwaliteit, misschien een compromis gesloten worden tussen voedingskwaliteit en<br />

bakkwaliteit?<br />

5. HET BELANG VAN OUDE TARWEVARIËTEITEN<br />

Zeldzame variëteiten hebben verschillende functies en waarden. De nadruk ligt<br />

vooral op de economische, agrarische waarde. Het behouden van zeldzame variëteiten<br />

is echter in toenemende mate afhankelijk van andere waarden. De volgende functies<br />

of waarden worden onderscheiden:<br />

35


" Economische waarde: Hieronder wordt het economisch rendement verstaan<br />

van de betreffende variëteiten in de agrarische sector. Ze kunnen<br />

kwalitatief hoge producten voort brengen met label.<br />

" Genetische waarde: De genetische variatie binnen één variëteit is van<br />

groot belang wanneer de markt- of klimaatomstandigheden wijzigen of<br />

wanneer specifieke genen worden ontdekt die van groot (economisch) belang<br />

zijn. De oudere variëteiten bezitten nog eigenschappen die de moderne<br />

hybriden verloren zijn. Verlies aan biodiversiteit is onherroepelijk.<br />

" Ecologische waarde: Zeldzame, oude variëteiten kunnen ten opzichte van<br />

de hoogproductieve hybriden veelal beter overleven in meer natuurlijke of<br />

minder gecontroleerde omstandigheden.<br />

" Cultuurhistorische waarde: Oude variëteiten of landrassen zijn het<br />

resultaat van het menselijk ingrijpen zonder noemenswaardige selectie.<br />

Landrassen werden ter plaatse in stand gehouden en hebben zich door de<br />

jaren heen aangepast aan de groei- of leefomgeving. Ze hebben een aparte<br />

cultuurhistorische waarde. Zij vormen een bron van biologische<br />

verscheidenheid en vertonen een rijke variatie aan vormen en kleuren. Ze<br />

zijn daardoor bij uitstek geschikt om in te zetten in landschappen,<br />

parken, recreatiegebieden en dergelijk meer.<br />

" Educatieve waarde: In combinatie met archeologische vondsten en<br />

objecten van cultuurhistorische waarde, kunnen zeldzame variëteiten<br />

inzicht geven in landbouwmethoden uit vroegere tijden. Ze hebben vaak<br />

bijzondere kenmerken die biologisch van belang zijn en die verband houden<br />

met de gebruiken en ambachten uit het recent verleden.<br />

" Recreatieve waarde: Het hobbymatig houden van zeldzame variëteiten<br />

heeft een belangrijke recreatieve waarde voor de houders zelf. Bovendien<br />

hebben deze variëteiten in het landschap een belangrijke recreatieve<br />

waarde voor de (geïnteresseerde) burger.<br />

Figuur 10: recreatieve waarde, een streling voor het oog; Nîmes, juni 2007<br />

36


5.1. De ecologische meerwaarde van oude tarwevariëteiten<br />

Ecologisch duurzame landbouw wil het ecosysteem waarin landbouw werkt gezond houden<br />

(Reheul et al., 2001).<br />

Dit houd in dat de milieuschade aangebracht door de landbouw zoveel mogelijk<br />

beperkt moet worden. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het gebruik van<br />

gewasbeschermingsmiddelen en kunstmeststoffen, die de oorzaak zijn van residuen in<br />

het milieu. Verder moet er zorg gedragen worden voor biodiversiteit. Dit geldt<br />

zowel voor de planten en dieren die ingeschakeld worden voor de landbouwproductie,<br />

als voor de wilde fauna en flora op de akkers en in aangrenzende ecosystemen.<br />

5.1.1. Wintertarwe, een duurzame teelt?<br />

5.1.1.1. Landbouwchemicaliën<br />

De Vlaamse landbouw behoort tot de koplopers in de wereld wat betreft het gebruik<br />

van externe inputs die belastend zijn voor het milieu, zoals het gebruik van<br />

bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen (Reheul et al., 2001).<br />

Tussen 1980 en 1990 steeg het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen enorm. Dit om<br />

te beantwoorden aan de vraag van de consument, maar ook om de opbrengsten per ha te<br />

verhogen. Vooral de stijging in het verbruik van fungiciden en overige middelen<br />

(addidieven, groeiregulatoren, ontsmettingsmiddelen, …)was spectaculair. De<br />

insecticiden en de herbiciden kenden een minder indrukkwekende groei. Dit geldt<br />

uiteraard ook voor de teelt van wintertarwe en zomertarwe.<br />

Tussen 1998 en 2000 is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen per ha (op<br />

bedrijfsniveau) in wintertarwe gedaald, blijkt uit een onderzoek gevoerd door het<br />

CLE. De trend blijft zich tot nu toe verder zetten. De uitgave “Landbouw & visserij<br />

en het milieu” geeft hiervoor twee mogelijke verklaringen:<br />

# Ten eerste is de geleide bestrijding op basis van waarneming- en<br />

waarschuwingsystemen 14 , zoals Epipre voor de teelt van wintertarwe, een<br />

eerste mogelijke verklaring.<br />

# En ten tweede zou de afname van de hoeveelheid N die per ha gebruikt wordt,<br />

een verklaring zijn voor het afnemend gebruik van overige middelen zoals<br />

plantengroeiregulatoren in granen.<br />

14 Dit zijn systemen waarbij een verminderd en meer verantwoord gebruik van<br />

gewasbeschermingsmiddelen afgewogen wordt ten opzichte van een doelmatige bestrijding van de<br />

aantasting. Deze systemen zijn een antwoord op het milieuvrieu-onvriendelijke kalenderspuiten<br />

(Landbouw & Visserij en milieu, 2004).<br />

37


5.1.1.2. Biodiversiteit<br />

De genetische diversiteit van landbouwgewassen wordt bepaald door de diversiteit<br />

aan gewassen (teff, tarwe, rogge, gerst, …) én de diversiteit aan rassen binnen een<br />

soort. Dit onderdeel van het <strong>eindwerk</strong> beperkt zich tot de diversiteit aan rassen<br />

binnen de tarweteelt.<br />

Sinds het begin van de 20 ste eeuw is de genetische erosie in de landbouw sterk<br />

toegenomen, voornamelijk als gevolg van de georganiseerde plantenveredeling<br />

(Vellvé, 1993; Clunies-Ross, 1995).<br />

De afgelopen eeuw werd baktarwe sterk geselecteerd op gluten en opbrengst, naast<br />

andere teelttechnische aspecten die van belang zijn voor de boer. Dit om aan de<br />

vraag van de consumenten en de verwerkende industrie te voldoen.<br />

De georganiseerde plantenveredeling leverde uniforme rassen, waarvoor uniforme<br />

productiemethoden werden ontwikkeld, om zo gestandaardiseerde uniforme producten te<br />

kunnen maken. Volgens Gliessman (2000) was in 1993 50% van de tarweproductie<br />

afkomstig van 9 variëteiten (Reheul et al., 2003). Dit heeft geleid tot een afname<br />

van genetische diversiteit binnen de tarweteelt.<br />

Anderzijds werd er een toename van de genetische diversiteit in wintertarwe<br />

vastgesteld tussen 1980 en 2002.<br />

In de Stedula-uitgave “Genetische diversiteit van landbouwgewassen in Vlaanderen”<br />

wordt op basis van verschillende indicatoren deze toename aangetoond (Meul et al.,<br />

2004).<br />

De conclusie voor wintertarwe luidt als volgt: “Voor wintertarwe tonen alle<br />

indicatoren duidelijk dat er een toename is van de genetische diversiteit tussen<br />

1980 en 2002.”.<br />

5.1.1.3. Biologische teelt van wintertarwe<br />

De huidige tarwerassen zijn niet aangepast aan de biologische landbouw omdat ze in<br />

kunstmatige omstandigheden worden geselecteerd.<br />

Door kunstmest te gebruiken is de voeding voor de plant beschikbaar in de<br />

oppervlakkige bodemlagen, waardoor de ontwikkeling van het wortelstelsel niet<br />

gestimuleerd wordt. Hybridenplanten zijn als het ware allemaal klonen van elkaar,<br />

m.a.w. is de genetische diversiteit binnen één variëteit beperkt en dus is de<br />

ziekteresistentie dat ook. Daarbij worden er gewasbeschermingsmiddelen ingeschakeld<br />

waardoor de weerstand van hybriden t.o.v. ziekten en plagen degenereert én waardoor<br />

concurrentiekracht ten opzichte van onkruid minder noodzakelijk wordt, omdat deze<br />

toch worden weggespoten (plus worden insecten en onkruiden resistent).<br />

Bovendien zijn hybriden niet duurzaam, omdat de boer verplicht elk jaar opnieuw<br />

gecertificeerde zaden moet aankopen. De variëteiten kunnen zich niet aanpassen,<br />

door de plantengeneraties heen, aan de lokale omstandigheden doordat boerenselectie<br />

onmogelijk wordt.<br />

38


5.1.2. Oude variëteiten, een plus voor het milieu<br />

Één van de meest karakteristieke eigenschappen van oude tarwesoorten is dat ze<br />

grotendeels gespaard zijn gebleven van moderne veredelingsprogramma’s. Dit komt,<br />

naast de voedingskwaliteit, ook het milieu ten goede. Dankzij hun<br />

concurrentiekracht t.o.v. onkruid, hun goed ontwikkeld wortelstelsel en hun grote<br />

heterogeniteit kunnen oude variëteiten onafhankelijk van landbouwchemicaliën<br />

groeien en wordt de biodiversiteit bevorderd.<br />

Denk maar aan eenkoren (einkorn) in de Haute Provence, spelt in Zwitserland en de<br />

Belgische Ardennen, emerkoren (emmertarwe) en spelt in Toscane en Kamut (Khorasan)<br />

in Montana, Alberta en Saskatchewan.<br />

5.1.2.1. Landbouwchemicaliën & biologische landbouw<br />

De “juiste” zaden voor biologische tarweteelt ontbreken op de rassenlijst. Oude<br />

tarwevariëteiten beantwoorden beter aan de eisen van de biologische teelt. Het zijn<br />

robuuste variëteiten die op een zelfstandige manier, dus onafhankelijk van<br />

landbouwchemicaliën, kunnen groeien.<br />

Spelt kan zeer concurrentieel zijn in koude en vochtige regio’s en Khorasan en<br />

eenkoren zijn dan weer zeer goed aangepast aan een droog klimaat en extensieve<br />

teelt (www.kamut.com).<br />

Het zijn de volgende morfologische en genetische eigenschappen die oude variëteiten<br />

de mogelijkheid geven om, zonder ingrijpen van de mens, probleemloos te groeien:<br />

# De moderne hybriden hebben een slecht ontwikkeld wortelstelsel, die slechts<br />

30% uitmaakt van de totale biomassa van de volledige plant. De 70 andere<br />

percenten worden bepaald door de bovengrondse plantendelen. Om uit zichzelf<br />

goede opbrengsten te halen is een goed ontwikkeld wortelstelsel noodzakelijk.<br />

De wortelbiomassa van de oude variëteiten is zes maal groter dan de<br />

bovengrondse biomassa. Door natuurlijke selectie, in natuurlijke<br />

omstandigheden, hebben deze variëteiten een sterk ontwikkeld wortelstel.<br />

Afwezigheid van kunstmest is als het ware een impuls tot de ontwikkeling<br />

ervan.<br />

# De traditionele variëteiten zijn genetisch zeer divers, waardoor ze beter<br />

bestand zijn tegen plagen, ziektes en wisselende omstandigheden.<br />

# Dan is er ook de concurrentiekracht tegenover onkruid, die bij oude<br />

variëteiten aanzienlijk beter is dan bij de moderne hybriden.<br />

# Volgens Nicolas Supiot benutten oude variëteiten het zonlicht op een<br />

efficiëntere manier dan de moderne hybriden. Dit verklaart hij vanuit de<br />

heterogeniteit en de lage zaaidichtheid. De individuele planten worden verder<br />

uit elkaar gezaaid en worden niet allemaal even groot. Op die manier worden<br />

meerdere etages gevormd, waardoor het zonlicht beter benut wordt. Dit is<br />

belangrijk naar legering toe, omdat zonlicht de planten sterker maakt.<br />

39


Figuur 11: de verschillende etages zijn hier duidelijk te zien; Nîmes, juni 2007<br />

5.1.2.2. Biodiversiteit<br />

Biodiversiteit heeft baat bij de teelt van oude tarwevariëteiten. Ten eerste omdat<br />

het aantal variëteiten binnen de landrasgroepen groot is. Tot het einde van de<br />

negentiende eeuw teelde elke regio eigen lokale variëteiten of varianten van<br />

bepaalde variëteiten, de zogenaamde landrassen. Deze landrassen verschilden<br />

onderling van elkaar door lokaalgebonden eigenschappen die ervoor zorgden dat ze op<br />

zelfstandige wijze in de lokale omstandigheden konden groeien. Ten tweede<br />

verschillen de planten binnen één variëteit sterk van elkaar, waardoor de<br />

genetische diversiteit binnen één variëteit veel groter is dan bij de moderne<br />

hybriden. Er werd dan ook niet éénzijdig geselecteerd op “belangrijke” criteria. En<br />

tenslotte worden de wilde fauna en flora in de akker en in aangrenzende systemen<br />

niet zomaar verwijderd door landbouwchemicaliën, waardoor de biodiversiteit in<br />

stand wordt gehouden.<br />

Opmerking: Helaas is het niet enkel maneschijn en rozengeur met oude<br />

tarwevariëteiten. Ze staan bekend omwille van hun lage opbrengsten en<br />

legergevoeligheid.<br />

5.2. Innoveren met oude variëteiten<br />

5.2.1. Inleiding<br />

De landbouwsector behoort tot de primaire sector en is gekoppeld aan andere<br />

sectoren. Doorsnee landbouwbedrijven produceren als het ware grondstoffen voor<br />

verder verwerkende industrie. Naast de verwerkende industrie zijn er de<br />

leveranciers (vb. meststoffen) en de bedrijven die zorgen voor de handel en<br />

transport van zowel de afgewerkte producten, als de producten die nodig zijn bij de<br />

ontwikkeling van een grondstof op een landbouwbedrijf. Al deze sectoren samen<br />

vormen het agro-complex.<br />

40


Landbouw is slechts een tussenschakel die grondstoffen levert aan de verwerkende<br />

industrie. Door deze te verwerken wordt veel meerwaarde gecreëerd, die enkel de<br />

verwerkende industrie en de distributieketen toekomt.<br />

Boeren hebben geen inspraak op de prijzen die ze ontvangen voor hun producten. Om<br />

te voldoen aan de eisen van de consument, goedkoop en veilig, moeten ze daarnaast<br />

ook nog aan vele strenge normen voldoen.<br />

Meer inspraak op de inkomsten is mogelijk door een economische meerwaarde te<br />

creëren op het bedrijf. De kosten moeten naar beneden getrokken worden en de<br />

opbrengsten moeten stijgen. In ieder geval is er een verruiming van de<br />

bedrijfsactiviteiten vereist en dit kan in elk van de vier dimensies van een<br />

bedrijf plaatsvinden: horizontale verruiming 15 , verticale verruiming 16 , laterale 17<br />

verruiming en verruiming in de tijd 18 .<br />

Wat kunnen oude tarwevariëteiten hier aanbieden?<br />

Deze vraag tracht ik te beantwoorden aan de hand van een paar voorbeelden.<br />

5.2.2. Bestaande projecten<br />

5.2.2.1. Réseau Semences Paysannes (Frankrijk)<br />

Réseau Semences Paysannes is een netwerk die opkomt voor eigen zaadteelt of<br />

boerenzaad en dus ook voor biodiversiteit, kwaliteit en lokale variëteiten. Het<br />

netwerk eist een aangepaste wetgeving en hoopt op een wetenschappelijke en<br />

technische erkenning van boerenzaad.<br />

Een afdeling van Réseau Semences Paysannes is specifiek gericht op de teelt en<br />

verwerking van oude graangewassen, namelijk “Céréales anciennes et boulangerie<br />

paysanne”. De leden van deze afdeling geloven in de meerwaarde die oude<br />

graangewassen kunnen (terug)geven aan brood. Het zijn niet enkel bakkers maar ook<br />

landbouwers, de zogenaamde boer-bakkers. Ze telen hun granen zonder gebruik van<br />

kunstmeststoffen en pesticiden. Naargelang hun overtuiging boeren ze gewoon<br />

biologisch of volgens andere principes. Ze passen het concept van innovatie toe<br />

door verwerking van hun graan tot boerenbrood, maar ook door de eigen zaadteelt. De<br />

eindproducten zetten ze af op lokale markten, via thuisverkoop of via andere<br />

verkooppunten.<br />

Deze graanafdeling wordt verder onderverdeeld in:<br />

15 Schaalvergroting; hierdoor kunnen schaalvoordelen benut worden en kan een product aan een<br />

lagere kostprijs voortgebracht worden.<br />

16 specialisatie door terug activiteiten stroomopwaarts of stroomafwaarts van de kernactiviteit<br />

zelf uit te voeren. Op deze wijze kunnen ketenvoordelen benut worden en kan een groter deel<br />

van de eindwaarde van het product worden gecapteerd.<br />

17 Functieverbreding; Hier worden activiteiten uitgevoerd die zich buiten de sfeer van de<br />

landbouwproductie bevinden.<br />

18 Versnelde innovatie; als eerste een nieuw product of dienst op de markt brengen, het is de<br />

bedoeling om steeds weer te innoveren om de concurrentie voor te blijven. Op<br />

41


! Bretagne: ASPAARI (Association de Soutien aux Projets et Activités Agricoles et<br />

Rureaux Innovants) en TRIPTOLEME<br />

! Poitou-Charentes : Maison de l’agriculture Biologique de Charentes (MAB 16)<br />

! Grand Sud Ouest : Le Centre d’Etudes et de Terre d’Accueil des Blés (CETAB)<br />

! Zone Mediterrannee : Le Syndicat de Promotion TOUSELLE<br />

! Sud-Est : ARDEAR Rhône Alpes<br />

! Sud-Est : Le Parc Naturel Régional du QUEYRAS<br />

Figuur 12: boer-bakkers, al dan niet aangesloten bij het netwerk voor boerenzaad, bewonderen<br />

de proefveldjes van oude tarwevariëteiten; Nîmes, juni 2007<br />

Een concreet voorbeeld: boer-bakker en lid van het netwerk, Nicolas Supiot<br />

Uit alle boer-bakkers die ik in Frankrijk heb mogen ontmoeten, heb ik Nicolas<br />

Supiot als voorbeeld gekozen, een boer-bakker uit Bretagne die Franse landrassen<br />

teelt. Nicolas staat ook zelf in voor het zaaizaad, m.a.w. werkt hij nog a.d.h.v.<br />

eigen zaadteelt of boerenzaad.<br />

Hij is een aanhanger van de landbouwmethodes volgens Fukuoka 19 , één no-till methode.<br />

Tweemaal per week bakt hij een serie broden, eenmaal op dinsdag en eenmaal op<br />

vrijdag. In totaal bakt hij ongeveer 160kg brood per week. Coeliakiepatiënten eten<br />

van zijn tarwebrood zonder neveneffecten te ondervinden.<br />

In principe komt hij met 12ha goede landbouwgrond toe om zich te voorzien in graan.<br />

Hij wordt niet erkend als landbouwer en hij beschikt enkel over de percelen waarop<br />

niemand wilt verbouwen. Toch blijft hij succesvol boeren en bakken.<br />

Figuur 13: Nicolas (in het geel) in discussie met de secretaris van "Syndicat de Promotion<br />

Touselle"; Nîmes, juni 2007<br />

19 Een methode ontwikkeld door Masanobu Fukuoka, een Japanse pionier in de no-till methode of<br />

“natuurlijke landbouw”. Het is gebaseerd op vier principes: geen pesticiden, geen meststoffen,<br />

geen landbewerkingen en geen onkruidbestrijding. De natuurlijke omstandigheden moeten zo sterk<br />

mogelijk benaderd worden.<br />

42


Voor meer gedetailleerde informatie verwijs ik naar de volgende bronnen:<br />

! www.semencespaysannes.org => de principes, activiteiten, doelen, agenda, … van<br />

het netwerk boerenzaad worden hier duidelijk uitgelegd<br />

! DVD: ‘Les blés d’ôr’ => documentaire over boer-bakkers met Nicolas Supiot en<br />

Jean-François Berthellot.<br />

! http://www.wervel.be/downloads/2a%20verslag%20Nicolas%20Supiot%20meets%20Konrad<br />

%20Schreiber.pdf => verslag van een ontmoeting tussen Nicolas Supiot en Konrad<br />

Schreiber; hier wordt Nicolas zijn mening over de landbouw duidelijk<br />

5.2.2.2. De Zeeuwse Vlegel (Nederland)<br />

Figuur 14:<br />

www.zeeuwsevlegel.org<br />

De Zeeuwse Vlegel is een initiatief van jonge Zeeuwse<br />

landbouwers, rond 1980 opgestart, die een<br />

milieuvriendelijke teelt van tarwe stimuleert in<br />

Zeeland. Het gebruik van kunstmest en<br />

gewasbeschermingsmiddelen is strikt verboden. De<br />

akkers worden enkel met dierlijk mest bemest afkomstig<br />

van varkens of runderen. Voor meer gedetailleerde info<br />

hierover verwijs ik naar een studie, waarbij de teelt<br />

van Zeeuwse Vlegel werd vergeleken met de teelt van<br />

tarwe op een gangbare wijze: Tarwe en Milieu: hoe boert de Zeeuwse Vlegel? Een<br />

levenscyclusanalyse van de milieueffecten van tarweteelt bij verschillende wijzen<br />

van bemesting en gewasbescherming (A. Wegener Sleeswijk, R.M. Lankreijer, E. van<br />

der Voet; 1992)<br />

Met een bord “Hier groeit uw Zeeuwse Vlegel” worden alle betreffende akkers<br />

aangeduid (Zie foto hierboven).<br />

De tarwevariëteiten die worden ingezaaid worden zo zorgvuldig mogelijk uitgekozen.<br />

Dit is mogelijk dankzij de uitgevoerde onderzoeken naar de geschiktheid van<br />

baktarwerassen voor milieuvriendelijke teeltwijzen. Controle op de teelt wordt<br />

uitgevoerd door de onafhankelijke keuringsdienst NAK-AGRO.<br />

Na de oogst wordt de tarwe, van de 20 leden van de coöperatie, op windmolens in<br />

Zeeland gemalen en verkocht. Dit zijn taken die de stichting Zeeuwse Vlegel op zich<br />

neemt.<br />

In 1992 werd in samenwerking met molenaars, bakkers, de Zeeuwse Milieu Federatie,<br />

consumeten- en landbouworganisaties het Zeeuwse volkorenbrood<br />

op de markt gebracht.<br />

De stichting Zeeuwse Vlegel zet zich als licentiehouder van het<br />

keurmerk “erkend streekproduct” in voor de ontwikkeling en<br />

erkenning van een breed assortiment Zeeuwse streekproducten.<br />

43


5.2.2.3. Kamut merkgraan (internationaal)<br />

Kamut of Khorasantarwe, een durumtarwe, wordt gebruikt als grondstof voor allerlei<br />

producten die verhandeld worden onder het KamutR handelsmerk. Vandaag wordt<br />

wereldwijd een kleine 1500 producten aangeboden op basis van KamutR graan,<br />

waaronder brood.<br />

Kamutbrood biedt verschillende voordelen:<br />

! Hoge voedingswaarde: Brood op basis van Kamut bevat meer eiwitten van hoge<br />

kwaliteit (minder gluten), meer onverzadigde vetzuren, mineralen en<br />

spoorelementen dan moderne tarwe. Daarnaast is het Se-gehalte uitzonderlijk hoog.<br />

! Energie en uithoudingsvermogen: Het graan is gemakkelijk verteerbaar, maar voed<br />

langdurig.<br />

! Kenmerkende smaak en versheid: Kamutbrood heeft een zachte kruim, blijft lang<br />

vers en wordt gekenmerkt door een milde, zoete notensmaak.<br />

! Tolerantie: Onderzoek van de International Food Allergy Association (IFAA) kwam<br />

tot de volgende conclusie: “voor de meeste tarwegevoelige mensen, is Kamutgraan<br />

een uitstekend vervangmiddel”.<br />

KamutR is een geregistreerd handelsmerk van KamutR Entreprises of Europe bvba. Elk<br />

bedrijf dat het handelsmerk gebruikt ondertekent een gratis licentiecontract. De<br />

praktische voorschriften rond het handelsmerk en de regels naar<br />

productsamenstelling en benaming staan op www.kamut.com.<br />

Figuur 15: Kamutbrood; bron: www.kamut.com<br />

5.3. Conclusie<br />

Oude tarwevariëteiten kunnen op een milieuvriendelijkere wijze geteeld worden dan<br />

de moderne hybriden. Dit kan besloten worden op basis van eigenschappen als<br />

concurrentiekracht, genetische diversiteit en de ontwikkeling van het<br />

wortelstelsel. Hierdoor zou de input in de tarweteelt verder moeten dalen, vooral<br />

op het vlak van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmeststoffen. Ondanks de toename<br />

44


aan genetische diversiteit binnen wintertarwe (Meul et al., 2004), is de genetische<br />

diversiteit van de hybriden beperkt t.o.v. de landrassen. In die zin wordt het ook<br />

interessant om oude variëteiten weer in cultuur te brengen.<br />

Deze variëteiten passen, naast de biologische wijze, ook perfect in andere zoals:<br />

de methode volgens Fukuoka, permacultuur 20 , BD-landbouw 21 , nature-farming 22 en<br />

agroforestry 23 .<br />

Legering bij oude variëteiten kan niet genegeerd worden, maar dit kan opgelost<br />

worden door mengteelten toe te passen, waarbij de tweede teelt een steun vormt voor<br />

de tarweplanten. Mogelijke gewassen om samen met tarwe in te zaaien zijn huttentut<br />

en erwten.<br />

De opbrengsten kunnen eveneens verbetert worden door rasmengsels in te zaaien,<br />

i.p.v. enkel één variëteit een mengsel maken van verschillende variëteiten dus.<br />

De oude variëteiten passen perfect in het innovatieconcept “verdieping op het<br />

bedrijf”. Zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts kan hier ondernomen worden. Ten<br />

eerste gaat het telen van dergelijke variëteiten gepaard met eigen zaadteelt, omdat<br />

het zaad van deze variëteiten niet verkrijgbaar is op de markt. Ten tweede wordt de<br />

oogst verwerkt tot een volwaardig boerenproduct dat (lokaal) afgezet kan worden<br />

tegen een eerlijke prijs, zowel voor boer als consument. Hierbij recupereert de<br />

boer een groot deel van de toegevoegde waarde.<br />

De Franse boerbakkers, Kamut merkgraan en de zeeuwse Vlegel zijn voorbeelden van<br />

lopende projecten die op de een of andere manier dankzij oude tarwevariëteiten<br />

innoveren.<br />

6. WETGEVING<br />

Op het gebied van de ontwikkeling en exploitatie van plantenrassen zijn het<br />

kwekersrecht, het octrooirecht en het merkenrecht van belang.<br />

Verder is het verhandelen van tarwerassen pas mogelijke wanneer de variëteiten zijn<br />

opgenomen in de officiële (nationale of Europese) rassenlijst.<br />

Hier worden de voorwaarden besproken, waaraan de variëteiten moeten voldoen om<br />

toegelaten te worden op de officiële rassenlijst. Ook wordt het kwekersrecht<br />

20 Permacultuur komt van permanente (agri)cultuur. Het is een landbouwsysteem die steunt op een<br />

holistische visie die alle levensaspecten omvat (zorg, voedsel, wonen, werken, water,<br />

economie,…). Het is een arbeidsarm systeem dat wordt gekenmerkt door zijn universeel karakter,<br />

productiviteit en door de samenwerkingsverbanden die tussen de verschillende elementen<br />

heersen.<br />

21 Biologisch-dynamsiche landbouw, een landbouwsysteem ontworpen door Rudolph Steiner. Het<br />

bedrijf wordt als een organisme opgevat, waar bedrijfsvreemde elementen zoveel mogelijk worden<br />

vermeden. BD-landbouw werkt met bodemleven, biodiversiteit en ecosystemen. Het Demeter-label<br />

certificeerd de producten afkomstig van deze productiewijze.<br />

22 De non-fertilizer farming, ontworpen door Mokichi Okoda.<br />

23 Akkerbouwteelten gecombineerd met boomteelt in breed plantverband<br />

45


esproken en in mindere mate komen ook het merkenrecht, de intellectuele<br />

eigendomsrechten en het octrooirecht aan bod.<br />

6.1. De rassenlijst<br />

Om de landbouwer zekerheid te bieden over de raszuiverheid van de verhandelde<br />

rassen, werd de officiële rassenlijst opgesteld.<br />

Veredelde variëteiten worden ingeschreven in een officieel rassenlijst. Door al de<br />

verschillende rassen bij te houden wordt vermeden dat twee zelfde rassen onder een<br />

verschillende naam worden verkocht. Maar ook omgekeerd, dat twee verschillende<br />

rassen onder eenzelfde naam worden gecommercialiseerd.<br />

Elke variëteit kan pas legaal verhandeld worden, wanneer het opgenomen is in de<br />

officiële nationale rassenlijst. Een variëteit komt pas in aanmerking, na aanvraag<br />

bij het Vlaams Gewest én na goedkeuring. Dit laatste valt onder de<br />

verantwoordelijkheid van de afdeling Productkwaliteitsbeheer.<br />

De variëteiten moeten voldoen aan de OHB-test (Onderscheiding, Homogeniteit en<br />

Bestendigheid) en aan de CGW-eisen (Cultuur- en GebruiksWaarde). Verder moeten ze<br />

een geldige naam toegewezen krijgen.<br />

Zie Bijlage 2.<br />

Volgens de OHB-test moet een ras zich kunnen onderscheiden van elk ander ras<br />

waarvan het bestaan op het tijdstip van de indiening van de aanvraag algemeen<br />

bekend is, het criterium “onderscheiding” dus. Vervolgens moet het ras<br />

eenvormigheid vertonen voor de eigenschappen die van belang zijn voor de soort, het<br />

zogenaamde homogeniteitscriterium. En tenslotte moet het ras bestendig of stabiel<br />

zijn, m.a.w. moeten de eigenschappen van het ras blijven gelden na<br />

achtereenvolgende vermeerdering.<br />

De cultuur- en gebruikswaarde wordt a.d.h.v. proeven beoordeeld die, in opdracht<br />

van Administratie Beheer en Kwaliteit Landbouwproducten (ABKL – NCPP 24 - Vlaams<br />

Gewest), als Rassenonderzoek door het ILVO uitgevoerd en gerapporteerd worden. De<br />

protocol voor uitvoering van het CGW-onderzoek wordt opgesteld door de Technische<br />

Interregionale Werkgroep (TIW).<br />

Het doel van het onderzoek is het kiezen van betere standaardrassen op basis van<br />

duurzaamheidscriteria (kwaliteit, ziekteresistentie en oogstzekerheid) om enkel de<br />

beste rassen op de rassenlijst toe te laten.<br />

Zie Bijlage 3.<br />

De variëteit moet tenslotte onder een geldige naam ingeschreven worden bij de DIE<br />

(Dienst voor Intellectuele Eigendom, België).<br />

24 Normering en Controle Plantaardige Productie<br />

46


De voorgestelde benaming wordt door de aanvrager als fabrieks- of handelsmerk voor<br />

gelijke of gelijksoortige producten volgens het merkenrecht ingeschreven. Dit kan<br />

in België bij de DIE, in een UPOV lidstaat of bij het OMPI (Internationaal Bureau<br />

van de Wereldorganisatie van het Intellectueel Eigendom ) gebeuren.<br />

Zie Bijlage 4.<br />

In België wordt het merkenrecht door het BMW (Benelux Merkenwet) geregeld. Een merk (een teken<br />

waarmee een product zich onderscheidt van andere producten) kan door de rechter nietig<br />

verklaard worden in geval het: vijf jaar lang niet gebruikt wordt, niet voldoende<br />

onderscheidingskracht bezit, het publiek misleidt en indien het merk een gebruikelijke<br />

benaming (soortnaam) is geworden.<br />

Het BBEI (Belgisch Bureau voor Intellectuele Eigendomsrechten) staat in voor de registratie<br />

van merken. Eenmaal ingeschreven is het toepassen van dat bepaald merk een recht voor<br />

exclusief gebruik voor de betreffende producten in de Benelux, voor een periode van 10 jaar.<br />

Het is ook mogelijk om een merkenrecht te laten gelden op internationaal niveau. De aanvraag<br />

gebeurt op nationaal niveau, maar wordt getransfereerd naar WIPO (Wereld Organisatie voor de<br />

Intellectuele Eigendom) in Genève, die de aanvraag voor het recht verder verwerkt. Een laatste<br />

mogelijkheid is de registratie voor de EU, het zogenaamde Gemeenschapsrecht). Dit gebeurt op<br />

het Europees Merkenbureau.<br />

Een kwekersrechtelijke beschermde naam wordt als een soortnaam beschouwd. Het spreekt voor<br />

zich dat een rasnaam niet als merknaam kan ingeschreven worden.<br />

De rassen die voldoen aan al deze eisen worden in de officiële rassenlijst<br />

opgenomen en kunnen legaal verhandeld worden in de EG.<br />

6.2. Intellectuele eigendomsrechten<br />

Het intellectueel eigendom is een zekerheid voor de kwekers. Door de exclusiviteit<br />

te bezitten over de verhandeling van hun variëteit, kunnen ze inkomsten halen uit<br />

hun product en op die manier de gedane investeringen terug verdienen en opnieuw<br />

investeren in verdere veredeling.<br />

TRIPs is een akkoord opgesteld door de WTO (Wereld Handelsorganisatie) om intellectuele<br />

eigendomsrechten toe te passen op wereldschaal. De WTO bestaat uit 144 lidstaten, en werd<br />

opgericht in 1995 om de vrije wereldhandel te bevorderen, maar ook om op te treden als<br />

scheidsrechter bij handelsconflicten tussen verschillende landen.<br />

De term TRIPs is de afkorting van “Trade Intellectual Property Rights”, m.a.w. intellectuele<br />

eigendomsrechten die verband houden met internationale handel.<br />

De Octrooiwet van 1910, was voor velen een aanleiding om zich af te vragen in<br />

hoeverre een dergelijke regeling ook voor plantmateriaal en kwekersarbeid gemaakt<br />

zou kunnen worden. Men was het erover eens dat de kwekersarbeid in feite dezelfde<br />

47


escherming verdiende als vastgelegd in de Octrooiwet, Merkenwet en Auteurswet,<br />

maar geen van die wetten werd voor het kweekwerk geschikt geacht. Het grootste<br />

struikelblok hiervoor was nog altijd de moeilijkheid om te bepalen wanneer een ras<br />

nu echt nieuw was.<br />

Het kwekersrecht is gestoeld op dezelfde principes als de Octrooiwet, namelijk het<br />

stimuleren van vernieuwing middels een beloning voor de uitvinder/kweker en de<br />

mogelijkheid voor anderen om van de vinding gebruik te maken middels openbaarmaking<br />

van de vinding. Aan het kwekersrecht konden echter veel minder rechten worden<br />

ontleend dan aan een octrooi. Naast stimulerend was de wettelijke regeling van de<br />

kwekersrechten ook sterk regulerend (Maat, 1998).<br />

Een octrooirecht, ook onder de benaming patent gekend, is een wettelijke bescherming van<br />

technische vindingen, zoals nieuwe of verbeterde producten, werkwijzen of apparaten. Het is<br />

een door de overheid verstrekte monopolie die 6 of 20 jaar geldig blijft.<br />

De octrooihouder kan elk ander individu verbieden om de uitvinding na te maken, te verkopen,<br />

toe te passen of in te voeren. Hij kan wel licenties verlenen die deze handelingen wel legaal<br />

toelaten. Een octrooi geeft de octrooihouder niet het recht om de uitvinding toe te passen.<br />

Hier komen nog meer wettelijke bepalingen bij kijken zoals milieuwetgeving en warenwet.<br />

Een octrooi bestaat uit een document die de uitvinding beschrijft. Het kan, net als het<br />

kwekersrecht, op twee manieren verkregen worden. De eerste mogelijkheid is een aanvraag doen<br />

bij de BBIE. En de tweede optie is een octrooiaanvraag indienen bij het Europees Octrooibureau<br />

(indien aangesloten bij PCT-verdrag).<br />

Niet elke creatie komt in aanmerking voor een patentering. De uitvinding moet voldoen aan<br />

verschillende voorwaarden. De uitvinding moet octrooieerbaar 25 , nieuw 26 , inventief 27 en<br />

industrieel toepasbaar 28 zijn.<br />

6.2.1. Het kwekersrecht<br />

De landen die kwekersrecht verlenen zijn aangesloten bij de UPOV 29 (l’Union<br />

international pour la Protection des Obtentions Végétales) en hebben het UPOVverdrag<br />

ondertekend. Momenteel telt de UPOV 62 leden.<br />

De aanvraag van het kwekersrecht gebeurt in het betreffende land zelf. Een nieuwe<br />

variëteit kan in België op twee manieren beschermd worden. Ofwel door het Belgisch<br />

kwekerscertificaat of door een communautair kwekerscertificaat. In het eerste geval<br />

wordt bescherming van de nieuwe variëteit enkel op Belgisch grondgebied<br />

25 Mensen, planten en diersoorten kunnen niet worden geoctrooieerd. Microbiologische processen<br />

en producten daarentegen weer wel, dus gentechnologie is wel octrooieerbaar en medicijnen ook.<br />

Uitvindingen die gevaar opleveren en onzedelijk zijn, zijn niet octrooieerbaar.<br />

26 De uitvinding is nieuw als hij nog niet publiek gemaakt is en als het niet op een reeds<br />

bestaande iets gebaseerd is.<br />

27 De uitvinding mag geen afleiding/variant zijn van/op een reeds bestaande techniek, werkwijze<br />

of product.<br />

28 De uitvinding moet werkelijk kunnen gebouwd en toegepast worden.<br />

29 Dit is een intergouvernementele organisatie die de wereldwijde bescherming van nieuwe<br />

plantenrassen via het intellectuele eigendomsrecht regelt.<br />

48


gewaarborgd, in het tweede geval geldt de bescherming over de vijfentwintig<br />

lidstaten van de Europese Gemeenschap.<br />

Het certificaat kan slechts verleend worden als de nieuwe variëteit voldoet aan de<br />

volgende vijf voorwaarden: onderscheiding, homogeniteit, stabiliteit, nieuwigheid 30<br />

en geldige benaming.<br />

Eenmaal het certificaat binnen is, heeft de houder van het kwekersrecht het<br />

alleenrecht voor verhandeling van zaad en vermeerderingsmateriaal. Dit blijft 25<br />

jaar geldig. Concreet omvat het exclusief recht van de kwekersrechthouder de<br />

volgende rechten:<br />

$ Het voortbrengen van het ras<br />

$ Het vermeerderen van het ras<br />

$ Het ten behoeve van de vermeerdering behandelen van het ras<br />

$ Het in handel brengen van het ras<br />

$ Het uitvoeren van het ras<br />

$ Het invoeren van het ras<br />

$ Het voor één van deze doeleinden in voorraad hebben van het ras<br />

$ Het laten verrichten van één van de hierboven staande handelingen<br />

De houder van het kwekersrecht kan wel een licentie verlenen aan derden die de<br />

variëteit willen verhandelen en vermeerderen. De licentieaanvrager betaalt hiervoor<br />

een vergoeding aan de kweker én moet zich aan de afspraken houden die in<br />

verstandhouding met de kweker werden opgesteld.<br />

De beschermde variëteit mag voor verdere veredeling, voor experimenten, voor<br />

hobbymatige vermeerdering en voor boerenzaad gebruikt worden, zonder dat hiervoor<br />

een licentie wordt aangevraagd. Dit geldt enkel wanneer er geen commerciële<br />

doeleinden worden beoogt!<br />

Voor meer uitleg over wie in aanmerking komt voor een Belgisch of communautair<br />

kwekersrecht en hoe het kwekersrecht aangevraagd kan worden verwijs ik naar de<br />

volgende website:<br />

http://mineco.fgov.be/intellectual_property/patents/depot6_nl.htm. Op deze site kan<br />

eveneens worden nagegaan welke variëteiten of rassen beschermd worden in België. Op<br />

de website (www.cpvo.eu.int) van het Communautair Bureau voor Plantenrasssen<br />

(CPOV), kan worden nagegaan welke rassen over alle lidstaten van de EG beschermd<br />

worden.<br />

Opmerking 1: De communautaire kwekersrecht wordt supranationaal geregeld en werkt<br />

dus onafhankelijk van het nationaal systeem. Dit wilt zeggen dat de aanvraag, voor<br />

het bekomen van een communautair kwekersrechtcertificaat, ingediend wordt bij het<br />

Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPOV).<br />

Opmerking 2: Niet alle variëteiten die op de rassenlijst staan, zijn automatisch<br />

beschermd. Sommige onder hen zijn gemeenschappelijk goed en voldoen enkel aan de<br />

30 Dit betekent dat het nog niet verhandeld mag zijn in België en dat het nog niet verhandeld<br />

mag zijn in het buitenland sinds meer dan vier jaar.<br />

49


voorwaarden: homogeniteit, stabiliteit en onderscheiding. M.a.w. ze zijn niet<br />

noodzakelijk nieuw en dus niet noodzakelijk (meer) beschermd.<br />

6.2.2. Rechten in EUR te betalen<br />

Om het bedrag van de rechten te bepalen worden de plantensoorten in drie klassen<br />

ingedeeld: klasse A, B en C.<br />

Voor tarwe, die deel uitmaakt van klasse A, komt dit uit op # 2755 per in te<br />

schrijven variëteit.<br />

Dit bedrag moet beschouwd worden als een minimum bedrag. Bij onderzoek naar de OHBwaarde<br />

van de variëteit kan beroep gedaan worden op een buitenlandse dienst.<br />

Wanneer dit het geval is wordt de rekening, reeds uitbetaald door de regionale<br />

dienst, doorverrekend naar de kweker.<br />

Zie Bijlage 5.<br />

6.3. Wetteksten<br />

http://www.juridat.be/cgi_loi/wetgeving.pl<br />

6.3.1. Vlaamse wetteksten<br />

! Koninklijk Besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor<br />

landbouwgewassen en groentegewassen, B.S. 5 oktober 2001.<br />

! Besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2007 betreffende de kenmerken<br />

waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen zich<br />

ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek, B.S. 25 juni<br />

2007.<br />

! Besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende vaststelling van de<br />

retributies voor de inschrijving van de rassen in de nationale rassencatalogi,<br />

voor de uitoefening van bepaalde beroepen in de sector van het plantaardige<br />

teeltmateriaal en voor de keuring van dat materiaal, B.S. 23 februari 2007.<br />

Basiswetten:<br />

! Wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de<br />

landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, B.S. 17 juli 1969.<br />

! Wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en<br />

zeevisserijproducten, B.S. 25 april 1975.<br />

50


6.3.2. Europese wetteksten<br />

! Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de<br />

gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen.<br />

! Richtlijn 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter<br />

uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot<br />

de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van de landbouwgewassen<br />

zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek.<br />

! Beschikking 2004/84/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van<br />

uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in<br />

de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de<br />

nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd.<br />

6.4. Conclusie<br />

Landrassen zijn populaties die bestaan uit planten die onderling zeer sterk<br />

verschillen van elkaar en beantwoorden dus niet aan het homogeniteitcriterium.<br />

Ik denk dat ze ook niet voldoen aan het onderscheidingscriterium, omdat landrassen<br />

geen hogere rendementen halen dan de huidige hybriden en zich dus niet<br />

“onderscheiden”. Ook de “kwaliteit” van de landrassen evenaart de “kwaliteit” van<br />

de moderne variëteiten niet zoals: bakwaarde, herbicidentolerantie, veel N<br />

tolereren zonder legerrisico, …. Met als gevolg dat ze slecht scoren volgens de<br />

normen van de cultuur- en gebruikswaarde.<br />

Hierdoor kunnen landrassen of oude tarwevariëteiten niet ingeschreven worden en is<br />

elke vorm van verhandeling ervan illegaal.<br />

Daarentegen staat het telen van niet-ingeschreven variëteiten niets in de weg.<br />

Degene die het zaad zelf teelt en vermeerderd mag het ook terug inzaaien, maar<br />

uitdelen en verkopen is strikt verboden. Het komt erop neer dat enkel diegenen die<br />

het boerenzaad van generatie op generatie hebben geërfd, legaal zulke oude<br />

variëteiten mogen telen en vermeerderen.<br />

Een ander aspect dat ik graag zou aanhalen is het inschrijvingsbedrag. Om<br />

tarwevariëteiten in te schrijven kost het ongeveer 2755 EUR. Hierdoor wordt<br />

boerenzaad benadeeld.<br />

Ten eerste omdat het aantal “variëteiten” boerenzaad, enkel in tarwe al, hoog<br />

oploopt. En ten tweede komt dit boerenzaad in relatief kleine hoeveelheden voor.<br />

Boerenzaad inschrijven (indien dit mogelijk zou worden door aangepaste<br />

beoordelingsnormen) is financieel niet haalbaar, maar indien dit niet gedaan wordt,<br />

is elke vorm van ruilhandel onder boeren onderling een illegale activiteit.<br />

Voor boeren is het produceren van boerenzaad niet meer interessant, omdat hier<br />

financieel niets mee te verdienen valt. Het verkopen van de oogst afkomstig van<br />

51


oude variëteiten is bij wet verboden. Daarentegen is het wel toegelaten om de oogst<br />

te verwerken tot eindproducten met een hoge toegevoegde waarde, bijvoorbeeld brood<br />

uit oude tarwevariëteiten. Deze verwerkte producten kunnen zonder probleem legaal<br />

verkocht worden.<br />

Voor zaadbedrijven ook, is het vermarkten van boerenzaad financieel niet<br />

interessant. Hierdoor wordt de biodiversiteit ex. Situ, in genenbanken bewaard.<br />

52


Doelstellingen<br />

Aan de hand van de literatuurstudie wou ik voornamelijk achtergrond kennis opdoen,<br />

het project kunnen kaderen en argumenten vinden voor het waarom van deze teelten.<br />

Maar het project op zich is meer dan een theoretische benadering, het is de<br />

bedoeling dat er ook iets concreets verwezenlijkt wordt.<br />

Ten eerste wou ik de teelt en de verwerking van de oude tarwevariëteiten of<br />

landrassen met eigen ogen zien en diegenen ontmoeten die zich hiermee bezighouden.<br />

Enerzijds is dit belangrijk omdat het didactisch materiaal oplevert (niet voor de<br />

verdediging van het project op Kahosl, maar vooral naar de geïnteresseerden boeren<br />

toe). Door de teelten met eigen ogen te zien, kan de theoretische basis getoetst<br />

worden én wordt dit project ook relevanter, omdat het niet louter gebaseerd is op<br />

een literatuurstudie. Anderzijds is het van belang om open te staan voor de goede<br />

raad en de kennis van de ervaren boer-bakkers. Waardoor, ten eerste, dergelijke<br />

projecten vlotter opgestart kunnen worden in België. En ten tweede goede contacten<br />

ontstaan, waardoor het netwerk van gemeenschappelijke belangen verder uitgebreid<br />

kan worden.<br />

Verder wou ik nagaan in welke mate er interesse is voor de teelt van oude<br />

variëteiten in België en of er reeds Belgische boeren zijn die oude variëteiten<br />

telen. Het is dan ook de bedoeling om deze Belgen in contact te brengen met elkaar,<br />

opdat er samenwerkingsverbanden gecreëerd worden. Een goede informatie-uitwisseling<br />

kan de uitwerking van het project enkel ten goede komen. Meningen worden<br />

uitgewisseld, tips worden uitgedeeld, goede raad wordt gegeven, waarschuwingen voor<br />

mogelijke fouten … iedereen die in het project geïnteresseerd is heeft baat bij een<br />

maximale onderlinge communicatie.<br />

En tenslotte is het de bedoeling om het zaaizaad van deze vergeten variëteiten<br />

beschikbaar te stellen voor diegenen die er graag mee willen experimenteren, die<br />

het willen vermeerderen, telen en verwerken in België. De voorkeur gaat uiteraard<br />

naar lokale variëteiten, Vlaamse landrassen dus. Maar het is eventueel ook<br />

interessant om na te gaan hoe niet-Vlaamse landrassen het doen in onze streken.<br />

Momenteel vormt de wetgeving nog steeds een struikelblok, maar hier is de<br />

themagroep “Eigen zaadteelt” actief.<br />

53


Materiaal en methoden<br />

1. DE TEELT EN VERWERKING MET EIGEN OGEN ZIEN<br />

Om de teelt van landrassen met eigen ogen te zien, ben ik naar Frankrijk getrokken<br />

voor een kleine “stage” van vier dagen.<br />

De stage ging door in Nîmes (zuiden van Frankrijk) bij Henri Ferté.<br />

$ 22/06/2007:<br />

# Kennismaking met Henri Ferté<br />

# Bedrijfsbezoek<br />

# Kennismaking van het landras Touselle<br />

$ 23/06/2007:<br />

# Vergadering bijwonen van “Syndicat de Promotion Touselle”<br />

# Eerste ontmoeting met boer-bakkers en biologische bakker<br />

$ 25/06/2007:<br />

# Bijeenkomst INRA, boer-bakkers, boeren, bakkers en andere<br />

geïnteressseerden<br />

# Bezoek van de FSO-proefveldjes:<br />

# Tweede ontmoeting met boer-bakkers<br />

$ 26/06/2007:<br />

# Verzamelen van didactisch materiaal (zaad en aren)<br />

2. DE INTERESSE TOETSEN IN BELGIË<br />

Figuur 16: Bron: <strong>Wervel</strong>krant<br />

54


Er werd een oproep geplaatst op de website van <strong>Wervel</strong> en in de <strong>Wervel</strong>krant. Al wie<br />

geïnteresseerd was/is in een experimentje met oude tarwevariëteiten kon/kan hierop<br />

reageren. Jeroen Watté, medewerker van <strong>Wervel</strong>, is hiervoor de contactpersoon. Al de<br />

reacties met de nodige gegevens werden mij doorgestuurd. De bedoeling is om<br />

concreet af te spreken met de geïnteresseerde boeren/particulieren en uitleg te<br />

geven over het boer-bakker concept.<br />

3. BELGISCHE BOEREN IN HET BEZIT VAN OUDE VARIËTEITEN<br />

Dit was voornamelijk van horen zeggen of door persoonlijke contacten. Het geeft dan<br />

ook geen relevant beeld van het aantal Belgische boeren die in het bezit zijn van<br />

oude variëteiten.<br />

Maar de contacten op zich zijn van groot belang, omdat ze de basis van het uit te<br />

bouwen netwerk vormen. Dit is noodzakelijk voor een optimale informatie- en<br />

zaaduitwisseling, zoals in het onderstaande puntje vermeld wordt.<br />

4. GEÏNTERESSEERDEN ONTMOETEN ELKAAR<br />

De geïnteresseerden moeten elkaar ontmoeten in het kader van het project, opdat er<br />

een netwerk kan ontstaan die de informatie-uitwisseling bevordert. Een optie is het<br />

organiseren van een vergadering, waarbij de aanwezigen beter kennis maken met het<br />

onderwerp en het concept van het project. De voorbeelden van de Franse boer-bakkers<br />

zou hier dan aangehaald moeten worden, maar ook voorbeelden van Belgische boerbakkers.<br />

Verder zou ook de dvd “Les blés d’or” afgespeeld worden, om meer<br />

achtergrond informatie mee te geven aan de mensen voor wie het onderwerp nog<br />

relatief nieuw is. Het ideale zou zijn om eveneens een bedrijfsbezoek te<br />

organiseren op een bedrijf die het boer-bakker principe toepast. Dit hoeft niet in<br />

Frankrijk door te gaan, het kan ook in België. Deze ervaren boer-bakkers zijn beter<br />

geplaatst om teelttechnische vragen te beantworden, integenstelling tot mij.<br />

5. ZAAIZAAD VOOR DE BELGISCHE BOEREN<br />

Het is de bedoeling dat er zaaizaad beschikbaar komt, anders kunnen de experimenten<br />

niet doorgaan. Zaaizaad van oude graanvariëteiten kan op verschillende manieren<br />

verkregen worden.<br />

Ten eerste via INRA (Institut National pour la Recherche Agronomique) door het<br />

indienen van experimentele projecten, waarbij duidelijk vermeldt wordt welk zaad<br />

gewenst is. In de uitgebreide genenbank van INRA worden namelijk 10 Vlaamse<br />

tarwevariëteiten bewaard, waaronder twee van vóór WOII. Deze zijn slechts<br />

verkrijgbaar voor onderzoek, in staaltjes van 10 gram wat ongeveer overeenkomt met<br />

55


50 zaden. De eerste jaren houd de boer zich dan bezig met vermeerdering ervan,<br />

later kan een deel van de oogst opzij gezet worden voor verwerking.<br />

Een tweede mogelijkheid is onderlinge ruil van boerenzaad, of het uitdelen van<br />

boerenzaad. Zaad van oude tarwevariëteiten worden her en der geteeld. Door een<br />

netwerk van boerenzaad uit te bouwen kan zaad probleemloos uitgewisseld worden. De<br />

hoeveelheid zaad die uitgewisseld wordt blijft echter kleinschalig, doch in<br />

vergelijking met de INRA-staaltjes kan een dergelijke uitwisseling veel<br />

vermeerderingsmoeite besparen.<br />

Verder moet nagegaan worden wat Gembloux en Heverlee nog in stock hebben en wat de<br />

mogelijkheden zijn.<br />

56


Resultaten<br />

1. DE TEELT EN DE VERWERKING MET EIGEN OGEN ZIEN<br />

De resultaten van deze korte “stage” kunnen in een paar alinea’s samengevat worden.<br />

Het is dan ook niet de bedoeling om elke informatie die ik verkregen heb tot in het<br />

detail uit te schrijven, omdat anders niet alles binnen de doelstellingen blijft<br />

van het project. Daarbij was deze stage voornamelijk een kennismaking met het<br />

onderwerp, waardoor ik nog niet op zoek was naar concrete informatie. Het is vooral<br />

de bedoeling om een korte schets te geven van wat er gaande is in Frankrijk,<br />

omtrent het onderwerp van mijn project. Daarom bespreek ik hier enkel de ontmoeting<br />

met de boer-bakker, biologische bakkers en de wetenschappers. Verder wil ik ook het<br />

een en het ander vertellen over de proefveldjes en het landras dat Henri Ferté<br />

sinds verschillende jaren teelt, gedetailleerde teelttechnische aspecten laat ik<br />

hier terzijde omdat dit een <strong>eindwerk</strong> op zich is.<br />

1.1. Bijeenkomst rond de FSO-proefveldjes<br />

In Nîmes werden proefveldjes aangelegd, op een akker van Henri Ferté, in opdracht<br />

van het INRA-instituut (Institut National pour la Recherche Agronomique). De<br />

proefveldjes werden aangelegd in het kader van een project, FSO (Farm Seeds<br />

Opportunity), die loopt over drie jaar. Hierbij worden verschillende landrassen<br />

getest uit zes verschillende landen, waaronder Italië, Holland en Frankrijk. De<br />

verschillende rassen zijn:<br />

# Zeeuwse Witte<br />

# Salina d’Abruzzo<br />

# Touselle de Mayan<br />

# Mélange paysan Hollandais<br />

# Aubusson<br />

# Diave<br />

# Haute-Loire (F-merlier)<br />

# Touselle Blanche<br />

# Rouge de Bordeaux<br />

# Salina d’Abrozzo<br />

# Blé de Redon<br />

# blé de Renan.<br />

Deze rassen worden allemaal, in het kader van het FSO-project, in de drie landen<br />

van afkomst in proefveldjes gezaaid. Dit gebeurd door professionelen, ingeschakeld<br />

door het INRA-instituut. De proefveldjes worden onder biologische omstandigheden<br />

aangelegd en onderhouden. Hierbij is de boer verantwoordelijk voor de oogst en de<br />

selectie van het zaad dat opnieuw zal ingezaaid worden het jaar nadien.<br />

Het doel van deze proefveldjes is de aanpassingen van de verschillende variëteiten<br />

bekijken, na drie jaar boerenselectie, per regio/land.<br />

57


Aangezien het project pas in 2007 is gestart zijn er nog geen gegevens of<br />

resultaten voor handen van concrete metingen. Ik heb echter beeldmateriaal en aren<br />

verzameld van de verschillende proefveldjes in Nîmes. Er mag algemeen gesteld<br />

worden dat de legeringgraad relatief hoog was, de opbrengsten relatief laag en de<br />

gezondheidstoestand van de planten goed.<br />

Figuur 17: links Zeeuwse witte; rechts Renan; twee goede resultaten onder de proefveldjes<br />

Nîmes, juni 2007<br />

Figuur 18: links Haute-Loire; rechts Salina d'Arbuzzo; twee telleurstellende resultaten onder<br />

Nîmes, juni 2007<br />

1.2. Touselle<br />

De resultaten van “Touselle” en “Florence” waren succesvoller dan de resultaten van<br />

de proefveldjes. Dit zijn de landrassen dat Henri jaarlijks inzaait. De graad van<br />

legering was in vergelijking met andere jaren vrij hoog, volgens Henri. Dit<br />

verklaarde hij vanuit de ongewone weersomstandigheden voor de streek.<br />

58


Figuur 19: Touselle; Nîmes, juni 2007<br />

De opbrengst per ha mag geschat worden op 2,5 ton, volgens Henri. Er wordt 50 kg<br />

zaad per ha ingezaaid. Er is geen sprake van bemesting (soms wel een beetje<br />

compost, maar dit is geen algemene regel) en het inschakelen van<br />

gewasbeschermingsmiddelen blijft eveneens achterwege. Er wordt als het ware enkel<br />

gezaaid en geoogst.<br />

Tussen de tarweplanten staan ook allerlei andere plantjes (onkruiden), wat de<br />

biodiversiteit ten goede komt. Verder krijgt elke vorm van leven een kans door de<br />

biologische teeltomstandigheden.<br />

1.3. Verwerking & afzet<br />

Figuur 20: verwerking van de oogst tot een volwaardig eindproduct; Nîmes, juni 2007<br />

De meeste boer(in)-bakkers verwerkten het graan tot brood. Sommige boeren waren pas<br />

begonnen met de teelt van oude variëteiten waardoor nog niet voldoende oogst<br />

beschikbaar was voor verdere verwerking, de oogst diende in dat geval als zaaizaad<br />

voor verdere vermeerdering.<br />

59


De boeren die het verwerkten pasten dus het verdiepingsconcept toe, zowel<br />

stroomopwaarts als stroomafwaarts. Enerzijds selecteerden en vermeerderden ze zelf<br />

hun zaaizaad op basis van persoonlijke selectiecriteria. Anderzijds verwerkten ze<br />

de oogst tot een volwaardig eindproduct en creëerden op die producten met een hoge<br />

toegevoegde waarde.<br />

De afzet werd grotendeels lokaal verkocht op markten en een hoevewinkel (als er<br />

sprake is van een hoevewinkel). Voor zekere afzet opteerden sommigen onder hen voor<br />

het AMAP 31 -systeem, dit laatste is vergelijkbaar met voedselteams in België.<br />

Het verwerkingsproces op zich gebeurd niet noodzakelijk op ambachtelijke wijze, dit<br />

verschilt naargelang de activiteiten, mogelijkheden en overtuigingen van de boerbakkers.<br />

Al diegene die ik ontmoette waren voorstanders van de biologische landbouw en<br />

natuurlijke landbouw en pasten deze ook werkelijk toe.<br />

2. DE INTERESSE TOETSEN IN BELGIË<br />

In totaal verzamelde ik 14 contacten.<br />

# 2 reacties op de oproep in de <strong>Wervel</strong>krant<br />

# 2 boeren waarvan ik de coördinaten via Vredeseilanden heb verkregen<br />

# 2 persoonlijke kennissen van mij<br />

# 3 contacten verkreeg ik via Jeroen (persoonlijke kennissen)<br />

# 1 biobakker verkreeg ik van Maria<br />

# 4 contacten kreeg ik door Patrick toegestuurd<br />

Door tijdsgebrek was het niet mogelijk om deze binnen het aantal projecturen te<br />

bezoeken in levende lijve, daarom verliepen de contacten tot nu toe via telefoon en<br />

internet.<br />

Door het klein aantal geïnteresseerden is het moeilijk om een profiel op te stellen<br />

van de groep (ouderdom, type bedrijf, bedrijfsgrootte, …). Maar er mag algemeen<br />

gesteld worden dat dit voorstanders zijn van milieuvriendelijke teeltmethodes,<br />

veelal bio en meer.<br />

3. BELGISCHE BOEREN IN HET BEZIT VAN OUDE VARIËTEITEN<br />

Momenteel zijn er slechts vijf adressen verzameld van boeren in bezit van oude<br />

tarwevariëteiten, allemaal dankzij persoonlijke contacten.<br />

In het tijdperk van de 340 projecturen kon ik slechts één bedrijfsboek doen. Maar<br />

dit ene bezoek was als het ware meer waard, op inhoudelijk vlak, dan elk ander<br />

activiteit waaraan ik heb deelgenomen. In het kader van mijn project althans.<br />

31 Association pour le Maintien d’une Agriculture Paysanne. Dit is een afzetsysteem gebaseerd<br />

op lokale productie en lokale afzet.<br />

60


Figuur 21: in gesrek met een BD-landbouwer; Braine-l'Alleud augustus 2007<br />

Het verslag van deze ontmoeting is opgenomen in bijlage (Bijlage 6)<br />

Pierre heeft, naast oude tarwevariëteiten, ook nog graanvariëteiten staan zoals<br />

spelt en winterhaver. De tarwevariëteiten die op de boerderij geteeld werden of<br />

worden zijn: Emmertarwe, Gold Bloom, Probus en Lignée 24.<br />

Figuur 22: Pierre geeft uitleg over de oude tarwevariëteiten die hij teelt; Braine-l’Alleud<br />

augustus 2007<br />

Dankzij deze ontmoeting heb ik belangrijke informatie (waaronder verschillende<br />

interessante contactpersonen) in handen gekregen die het verdere verloop van het<br />

project, buiten de projecturen, in grote mate zal bepalen.<br />

4. GEÏNTERESSEERDEN ONTMOETEN ELKAAR<br />

Dit onderdeel is nog niet verwezenlijkt omwille van de beperkte projecturen, maar<br />

is zeker interessant naar de toekomst toe!<br />

5. ZAAIZAAD VOOR DE BELGISCHE BOEREN<br />

Ik heb slechts zaad van twee variëteiten kunnen verzamelen, allebei verkregen van<br />

bioboeren.<br />

# 3 kg van het landras “Touselle”<br />

61


# 500 g van de “Witte van Vlaanderen”<br />

De bestemming van deze zaden, die momenteel nog in mijn bezit zijn, is reeds voor<br />

een deel bepaald. Heel waarschijnlijk komen er in de toekomst nog meer zaden ter<br />

beschikking, dankzij de verdere uitbreiding van het netwerk én de onlangs verworven<br />

contactgegevens.<br />

62


Discussie<br />

1. LITERATUURSTUDIE<br />

Als men de stellingen uit de literatuur mag geloven, zijn oude tarwevariëteiten<br />

milieuvriendelijk en kwalitatief interessant. Dit project is in eerste instantie<br />

een literatuurstudie, waarbij de praktische kennismaking met het onderwerp<br />

geenszins concrete bewijzen levert ter bevestiging van deze stellingen, dit was dan<br />

ook niet de bedoeling.<br />

Daarentegen kan er wel verondersteld worden dat de biodiversiteit baat heeft bij<br />

het telen van oude tarwevariëteiten. Ten eerste omdat er geen landbouwchemicaliën<br />

gebruikt worden. Elke levensvorm krijgt hierdoor meer kans: insecten, planten,<br />

schimmels, bacteriën, regenwormen, … Op zich is dit niet dankzij de eigenschappen<br />

van de oude tarwevariëteiten zelf, maar door de gekozen landbouwmethode.<br />

Onrechtstreeks is dit uiteraard wel verbonden aan de eigenschappen van de rassen.<br />

Ten tweede kan er uit het beeldmateriaal werkelijk vastgesteld worden dat de<br />

planten binnen één variëteit enorm verschillen, zeer heterogeen zijn dus. Dit is<br />

eveneens een vorm van diversiteit die wel afhankelijk is van de raseigenschappen.<br />

En tenslotte is er een grote variatie aan landrassen, dankzij de persoonlijke<br />

selectiecriteria die door de boeren, op bedrijfsniveau, worden bepaald.<br />

Gedurende mijn project werden ook geen metingen gedaan omtrent de ontwikkeling van<br />

de wortels, de genetische diversiteit binnen één variëteit en de concurrentiekracht<br />

t.o.v. onkruid. Deze stellingen kunnen dan ook niet bewezen worden.<br />

Maar ook hier is het mogelijk om de concurrentiekracht t.o.v. onkruid af te leiden<br />

uit de toestand van het veld, rekening houdend met de toegepaste landbouwmethode.<br />

Aangezien hier niets ondernomen wordt tegen onkruid, kan er verondersteld worden<br />

dat oude variëteiten daadwerkelijk voldoende concurrentiekracht bezitten. Tussen de<br />

Touselleplanten groeide er een rijkdom aan plantjes, voor sommigen onkruiden voor<br />

anderen bodemverbeteraars. Dit duidt erop dat de tarweplanten effectief voldoende<br />

kunnen groeien en opbrengen, (on)danks(zij) de aanwezigheid van deze nevenplantjes.<br />

Verder duidt de grote heterogeniteit van de planten binnen één variëteit op een<br />

bredere genetische basis van het ras, waardoor een betere weerstand tegen ziekten<br />

en plagen wordt bereikt.<br />

Tenslotte is het wortelbiomassa niet concreet vastgelegd. Maar persoonlijk vindt ik<br />

de redenering perfect logisch dat de planten hun wortelstelsel sterker ontwikkelen<br />

wanneer ze zelf instaan voor hun voeding.<br />

Voor de theorieën omtrent de voedingskwaliteit van de moderne hybriden versus de<br />

oude variëteiten, vertrouw ik volledig op mijn bronnen. Deze werden zorgvuldig<br />

uitgekozen en nagekeken, net als de bronnen die gediend hebben voor de stellingen<br />

omtrent de milieuvriendelijkheid van oude variëteiten. Ik kan enkel mijn mening<br />

geven over het brood die ik in Frankrijk proefde. HEERLIJK! Het is steviger,<br />

63


compacter en smakelijker dan het dagdagelijks witte brood. Maar dit is natuurlijk<br />

mijn eigen mening wat dus niet noodzakelijke een algemene waarheid is.<br />

2. DOELSTELLINGEN<br />

De eerste belangrijke doelstelling was in gesprek komen met Franse boer-bakkers die<br />

reeds verschillende jaren zulke oude variëteiten telen en verwerken tot brood. Hun<br />

bestaan is voor mij de overtuiging dat er ook in België zulke kleinschalige<br />

projecten kunnen opgestart worden, gewoonweg omdat het boer-bakkerprincipe<br />

bijdraagt tot duurzame landbouw.<br />

Dankzij deze ontmoetingen is er wat beeldmateriaal verzameld, waaronder filmpjes<br />

waar Nicolas Supiot meer teelttechnische aspecten bespreekt.<br />

De tweede doelstelling was de interesse in België “toetsen”. Dit onderdeel is niet<br />

relevant omdat enkel gebruik werd gemaakt van de <strong>Wervel</strong>krant en de website. Dit<br />

beperkt zich tot een kleine doelgroep die reeds in contact gekomen was met het<br />

onderwerp, waardoor er geen sprake kan zijn van “interesse toetsen”.<br />

Wil men een relevant beeld van het aantal geïnteresseerde boeren, dan moet er een<br />

groter publiek bereikt worden. Volgens persoonlijke bronnen, zou er vooral in de<br />

biodynamische beweging interesse zijn voor zulke teelten. Dit komt door de<br />

holistische visie die ze hanteren omtrent bedrijfsvoering, waarbij rendement en<br />

economie niet op de eerste plaats komen.<br />

Maar het was ook niet de bedoeling om werkelijk de interesse grondig na te gaan en<br />

een profiel van de geïnteresseerden op te stellen. Het hoofddoel was boeren en<br />

particulieren vinden die bereid zijn om het zaad dat gedurende het project<br />

verzameld werd, in te zaaien om te experimenteren, en dit is werkelijk bereikt.<br />

Verder werd er ook getracht om boeren te bereiken die reeds oude variëteiten telen.<br />

Ook dit is geen relevant beeld, omdat het aantal boeren allemaal persoonlijke<br />

contacten zijn van mij of van <strong>Wervel</strong>. In werkelijkheid zal het aantal boeren die<br />

nog oude variëteiten hebben staan veel groter zijn. Maar dit is moeilijk na te<br />

gaan, omdat ten eerste niet iedereen mee te koop staat en ten tweede is het<br />

moeilijk om werkelijk al deze boeren te bereiken. Ook hier maken we het meeste kans<br />

om via de biodynamische beweging na te gaan.<br />

Het werkelijk doel hierbij is dat er een uitwisseling en distributie van zaaizaad<br />

plaatsvindt. Dus op zich is het niet erg dat er slechts vijf adressen verzameld<br />

zijn. Naarmate het project vordert en de resultaten van de experimenten in de<br />

toekomst bekend raken, zullen de onderlinge contacten intensiever worden en zal het<br />

aantal boeren, dat in bezit van zaaizaad is, stijgen of bekend worden … als de<br />

resultaten van de experimentjes interessant blijken te zijn.<br />

De ontmoeting van de geïnteresseerden kon helaas nog niet doorgaan. Op zich is dit<br />

geen ramp, omdat het project pas opgestart is. Daarbij wordt het verdere verloop<br />

van het project heel waarschijnlijk door de themagroep “eigen zaadteelt”<br />

64


overgenomen, waardoor zulke ontmoetingen de komende jaren zeker zullen<br />

plaatsvinden. Wat ook noodzakelijk is voor de optimale informatie-uitwisseling.<br />

Tenslotte moet het zaaizaad dat verzameld werd ook nog ingezaaid worden. Ik ben al<br />

benieuwd naar de resultaten!<br />

3. DUURZAME LANDBOUW<br />

Duurzame landbouw wordt samengevat in drie woorden: sociaal, economisch en<br />

ecologisch. Mijn Vraag is: In welke mate draagt een dergelijk initiatief bij tot<br />

duurzame landbouw?<br />

Kort uitgelegd komt het boer-bakkerprincipe hierop neer: Boer bakkers staan zelf in<br />

voor hun zaaizaad. Ze verwerken oude tarwevariëteiten tot een volwaardig<br />

eindproduct, dat lokaal afgezet wordt. Het is een kleinschalig project die gepaard<br />

gaat met biologische landbouwmethodes of andere milieuvriendelijke teeltwijzen.<br />

Om te beginnen wil ik het ecologisch aspect kort bespreken. Eenvoudig gezegd<br />

impliceert een ecologisch duurzame landbouw, een verminderd gebruik van<br />

landbouwchemicaliën én wordt er aandacht geschonken aan de instandhouding van<br />

biodiversiteit. Om volledig te zijn moet er ook rekening gehouden worden met<br />

energiegebruik, watergebruik, ruimtegebruik, vermesting, verzuring, druk op het<br />

waterleven, fotochemische luchtverontreiniging, klimaatveranderingen, bodemerosie,<br />

afval, verdroging, verspreiding van zware metalen en fijne stof, lichthinder,<br />

stank, lawaai …<br />

Op ecologisch vlak kan het volgende besloten worden:<br />

# Oude tarwevariëteiten beteken meer biodiversiteit. Ze zijn genetisch zeer<br />

divers en zijn een belangrijke bron naar de toekomst toe. Ze kunnen antwoord<br />

geven op wijzigende omstandigheden, omdat deze nog in vele richtingen<br />

geselecteerd kunnen worden en dus nog evolutiepotentiaal hebben.<br />

# De oude tarwevariëteiten zijn aangepast aan de lokale groei-omstandigheden,<br />

waardoor ze onafhankelijk van landbouwchemicaliën kunnen groeien. Dit beteken<br />

meer leven op de akkers en in aangrenzende systemen (biodiversiteit), maar<br />

ook minder milieudruk door de lage inputs (rekening houdend met de energie<br />

die nodig is voor de aanmaak van landbouwchemicaliën en landbouwtractoren).<br />

# De biologische teeltwijze en de landbouwmethode volgens Fukuoka respecteren<br />

in veel grotere mate de natuurlijke omgeving in vergelijking met de gangbare<br />

landbouwtechnieken, niet enkel door de lage input maar ook dankzij de<br />

mentaliteit die hiermee gepaard gaat.<br />

# Door de lokale afzet komt er weinig of geen transport aan te pas,<br />

ecologischer dus. Daarbij wordt het brood gemaakt op basis van lokaal<br />

geproduceerde granen i.p.v. Noord-Amerikaanse baktarwe. Dit betekent nogmaals<br />

minder CO2-uitstoot door het wegvallen van transport.<br />

65


# Door boerenzaad te gebruiken kunnen de tarwevariëteiten zich, door de<br />

generaties heen, aanpassen aan de lokale omstandigheden en evolueren<br />

naargelang de omstandigheden.<br />

Het is vanzelfsprekend dat onze landbouwers recht hebben op een beter sociaal<br />

leven. Er moet niet aan getwijfeld worden dat dit tot nog toe nog minder evident<br />

is. Landbouwers worden wel eens door de maatschappij nagewezen omwille van de vele<br />

crisissen, consumenten zijn soms wantrouwig, onwetend en tonen veelal weinig begrip<br />

voor de landbouwers en hun vak. De landbouwer leeft sociaal geïsoleerd en heeft<br />

weinig vrije tijd over door, o.a. de administratieve verplichtingen en de vele<br />

werkuren. Maar uiteindelijk moet dit op bedrijfsniveau bekeken worden, omdat dit<br />

volgens mij geen algemene regel is.<br />

Het boer-bakkerprincipe creëert een sociale meerwaarde, lijkt mij, zowel voor boer<br />

als voor consument.<br />

# De kloof tussen de consument en de boer verkleint. De consument krijgt weer<br />

inzicht en begrip voor de landbouw, waardoor het imago verbetert.<br />

# Er is sprake van wederzijds respect. De boer bied de consumenten een brood<br />

met goede voedingskwaliteiten aan, in tegenstelling tot de industriële<br />

verwerking die als het ware “lege caloriën” op de markt brengt. Anderzijds<br />

toont de consument zijn waardering voor het product, wat de boer stimuleert<br />

om zijn praktijken vol te houden.<br />

# De boer kan de tevredenheid van de consumenten zelf nagaan door de feedback<br />

die deze laatste geven. Hierdoor hij kan inspelen op de voorkeuren van zijn<br />

klanten.<br />

# De boer wordt sociaal minder geïsoleerd. Dit komt door de mindere intensieve<br />

bedrijfsvoering, waardoor meer vrije tijd overblijft. (De methode volgens<br />

Fukuoka vraagt zeer weinig tijd op de akker, er wordt als het ware slechts<br />

gezaaid en geoogst.)<br />

# Verder heeft de boer weer de kans om sociale contacten op te bouwen, dankzij<br />

de lokale afzet, die veelal op de markt, in de hoevewinkel of aan huis<br />

gebeurd. Waardoor hij met meer mensen in contact komt.<br />

# Door het aanbieden van een kwalitatief product, zowel qua voedingswaarde als<br />

veiligheid, en door transparante en zeer ecologische teeltmethodes, krijgt de<br />

consument weer/nog meer vertrouwen.<br />

En tenslotte de economische duurzaamheid, die ervoor moet zorgen dat er op<br />

wereldschaal voldoende voedsel geproduceerd wordt en dat diegene die er zorg voor<br />

dragen ervan kunnen leven. Economisch gezien is het project duurzaam omwille van<br />

volgende stellingen:<br />

# Door de oogst tot een volwaardig eindproduct te verwerken wordt er meerwaarde<br />

gecreëerd, die de boer toekomt. Hierdoor wordt zijn economische situatie<br />

leefbaar en wordt hij ook minder afhankelijk van de verwerkende industrie.<br />

# Het is een project die veelal op biologische wijze wordt uitgevoerd. De<br />

eindproducten kunnen dus ook op een nichemarkt afgezet worden. Dit betekent<br />

nog eens een meerwaarde.<br />

66


# Brood is een basiselement in onze voedingsgewoontes, waardoor er altijd vraag<br />

zal zijn. Hierdoor is ook de economische situatie van de boer op langer<br />

termijn, in zekere zin gewaarborgd.<br />

# Door het kleinschalig karakter en door de verwerking zelf in handen te<br />

hebben, zal het mogelijk zijn om in veranderende economische situaties toch<br />

nog op eigen houtje stand te houden. Ook omdat het om een primair product<br />

gaat.<br />

# De lokale afzet verstoort geen buitenlandse lokale markten, waardoor ook in<br />

andere gebieden/landen kleine markten gebaseerd op lokale en zekere afzet<br />

kunnen ontwikkeld worden. De teelten van oude tarwevariëteiten zijn dan ook<br />

niet gefoccused op maximale productie, maar op kwaliteitsbehoud van het graan<br />

en brood.<br />

# Verder is de boer niet meer afhankelijk van veredelingsbedrijven,<br />

zaadbedrijven, kunstmestleveranciers en andere toeleverende bedrijven. De<br />

economische kringloop van de boerderij is gesloten en rust op zeker afzet en<br />

zelfstandigheid. Dit is de in mijn ogen ook de enige zekerheid die er bestaat<br />

op economisch vlak, waardoor het ook mogelijk wordt om van de verwerking van<br />

oude tarwevariëteiten te leven, zelfs met de kleine opbrengsten per ha.<br />

# Maar ik weet niet in hoeverre de lage opbrengsten per ha de wereldbevolking,<br />

steeds weer op lokaal niveau geproduceerd, in voedsel kan voorzien.<br />

4. SLOT<br />

Niemand hoeft verstandig te zijn om te begrijpen dat de huidige situatie zowel<br />

ecologisch als sociaal mank loopt. In welke mate weegt economie hiertegen op? Voor<br />

mij is deze vraag overbodig, want zonder de sociale en ecologische aspecten is er<br />

ook geen toekomst. Het zijn twee factoren waar zowel landbouwer, als consument en<br />

industrie rekening mee moeten houden, wil men niet een decadente weg inslaan (als<br />

dit nog niet het geval is tenminste). Helaas wordt de vraag veelal omgekeerd<br />

gesteld: hoe sterk wegen de ecologische en sociale feiten op tegen het economisch<br />

welzijn?<br />

Mijn liefde voor landbouw heeft grenzen en ik durf ook zonder schaamte te zeggen:<br />

“Dit is niet de landbouw waar ik in geloof en ooit van droomde”. En ik weet zeker<br />

dat, als het mogelijk was, vele boeren een andere landbouwmethode zouden toepassen.<br />

Waarom geldt, “If you can dream it, you can do it!”, hier dan niet? … Uiteraard is<br />

het, spijtig genoeg, niet zo eenvoudig.<br />

Voor mij is landbouw dan ook de basis van het leven, toch in een sedentair bestaan.<br />

Maar dit hoeft echt niet gepaard te gaan met mentale, financiële en ecologische<br />

leed. Helaas kan de situatie moeilijk in één klap veranderd worden. Blijft de<br />

landbouw dan, als een wilde roos in een vaas, zoeken naar iets wat het daar niet<br />

zal vinden om geleidelijk aan volledig te verwelken?<br />

Ik ben ook zo goed als overtuigd dat we de weg van zelfvernietiging zijn<br />

ingeslagen, toch als de mentaliteit en de inspanningen van elke individu<br />

afzonderlijk niet drastisch veranderen (in eerste instantie de consumenten!!!). Wat<br />

67


niet wil zeggen dat ik alle hoop heb opgegeven om later steeds weer opnieuw “had ik<br />

maar …” tegen mezelf te herhalen.<br />

Wie weet leren in de toekomst nieuwe civilisaties, vol onbegrip en medelijden, hoe<br />

wij blindelings ons eigen graf hebben gegraven. Maar tot zover wil ik graag elk<br />

initiatief een kans geven, die een evenwicht zoekt tussen productie, natuur en<br />

medemens.<br />

Daarom dus het belang van dit <strong>eindwerk</strong>, voor mij althans.<br />

68


Besluit<br />

De wetenschappelijke inzicht en het streven naar hoogproductieve variëteiten met<br />

goede bakkwaliteit hebben als gevolg een mindere voedingskwaliteit van de moderne<br />

tarwevariëteiten. De landbouw is zich gaan toespitsen op enkele universele<br />

variëteiten, die a.d.h.v. landbouwchemicaliën in kunstmatige omgevingen worden<br />

geteeld. Dit betekent een afname van biodiversiteit én een hoge milieudruk.<br />

Landrassen en oude tarwevariëteiten daarentegen, kunnen de biodiversiteit in het<br />

veld en in aangrenzende systemen doen toenemen, dankzij de verlaagde milieudruk én<br />

dankzij de brede genetische basis van de landrassen.<br />

De oude tarwevariëteiten passen in het concept van duurzame landbouw: ze zijn<br />

sociaal, ecologisch en kunnen een economische meerwaarde betekenen mits verwerking<br />

tot brood of andere eindproducten.<br />

De opbrengsten per ha zijn zeer laag, waardoor ze heel waarschijnlijk niet in trek<br />

zullen zijn bij de gangbare boer. Daarentegen wordt er veel belang gehecht aan<br />

dergelijke vergeten variëteiten, vanuit de BD-landbouw. Dit wordt verklaard vanuit<br />

de holistische visie die ze hanteren bij hun bedrijfsvoering, wat niet steeds<br />

gepaard gaat met een goed financieel rendement!<br />

De teelt van oude variëteiten op zich is geen enkel probleem, op juridisch vlak.<br />

Maar de verhandeling ervan, onder welke vorm dan ook, is tot nog toe niet legitiem.<br />

Dit is echter in overleg met bevoegde personen.<br />

Daarenboven kunnen ze niet voldoen aan de OHB-testen, die een voorwaarde zijn voor<br />

de opname op de officiële rassenlijst.<br />

Maar het voorbeeld van de Franse pioniers die het concept , boeren en bakken,<br />

toepassen zijn het bewijs, voor mij, dat het kleinschalig mogelijk is dit <strong>eindwerk</strong><br />

daadwerkelijk toe te passen en er toch van te leven, op een duurzame manier.<br />

69


Bibliografie<br />

1. INTERNETBRONNEN<br />

http://europa.eu.int/eurlex/lex/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=Celex:32004D0842:NL:HTML<br />

www.juridat.be/cgi_loi/wetgeving.pl<br />

www2.vlaanderen.be<br />

http://mineco.fgov.be/intellectual_property/patents/depot6_nl.htm<br />

http://www.upov.org/en/about/mission.html<br />

http://www.cpvo.europa.eu/default.php?res=1&w=800&h=510&lang=nl&page=accueil.php<br />

http://www.ilvo.vlaanderen.be/Plant_nl/DC_CGW.htm<br />

http://mineco.fgov.be/intellectual_property/patents/legislation_nl.htm#Octrooien<br />

http://www.boip.int/nl/merken/what.html<br />

http://mineco.fgov.be/intellectual_property/patents/pdf/Mand.pdf<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Octrooi<br />

http://www.plantenrassen.nl/<br />

http://bioforum.combell.net/biotheekbe_www/artikel.aspx?artikelID=168<br />

http://fukuokafarmingol.info/faemilianl.html<br />

http://fukuokafarmingol.info/fover.html#ov5<br />

http://www.s1366661.fmns.rug.nl/<br />

http://www.plattelandscentrumkempen.be/img/HBHgeschiedenis.pdf<br />

http://www.ethesis.net/leuven/leuven_hfst_5.htm<br />

http://www.innovatiesteunpunt.be/<br />

70


http://www.boerenbond.be/Hosting/Boerenbond/bb_portal.nsf<br />

www.wervel.be<br />

www.neha.nl/publications/1998/1998_06maat.pdf<br />

http://www.fao.org/agris/search/display.do;jsessionid=F10FE0F8E61754265342424AEB8CC<br />

CED?f=./2003/v2912/NL2003672314.xml;NL2003672314<br />

http://www.ddh.nl/duurzaamlijst/archief/msg00152.html<br />

http://www.kamut.com/dutch/professionals/profintro.htm#63<br />

www.gzp.nl<br />

www.brood.net<br />

www.topsfoods.com<br />

www.bioiledefrance.fr/pain<br />

www.semencesmag.fr<br />

www.uipp.net<br />

www.passioncereales.fr<br />

www.altera.wur.nl/webdocs/PDFFiles/Alterrarapport/Alterrarapport+466.pdf<br />

www.vilt.be<br />

alliancepec.free.fr/Webamap<br />

www.voedselteams.be<br />

2. BOEKEN<br />

BELDEROK B. , MESDAG J. & DONNER A., Bread-Making quality of Wheat: A Century of<br />

Breeding in Europe, Kluwer Academic Publishers, 2000, 417 pagina’s<br />

WUSTENBERGHS H., LAUWERS L. & OVERLOOP S., Landbouw & visserij en het milieu 2004,<br />

Eco Copy, 2005, 174 pagina’s<br />

71


SEGERS Y. & VAN MOLLE L., Leven van het land: Boeren in België 1750-2000,<br />

Davidsfonds, 2004, 190 pagina’s<br />

LANDBOUWCENTRUM GRANEN VLAANDEREN, Granen Oogst 2003, 2004, 183 pagina’s<br />

WEGENER SLEESWIJK A., LANKREIJER R.M., VAN DER VOET E., Tarwe en milieu: hoe boert<br />

de Zeeuwse Vlegel? Een levenscyclusanalyse van de milieueffecten van tarweteelt bij<br />

verschillende wijzen van bemesting en gawasbescherming, Wetenschapswinkel, 1992, 79<br />

pagina’s<br />

BONTHUIS H. & DONNER D., 77ste Rassenlijst : Field Crops 2002, Plantijn Casparie<br />

Hilverseum, 2003<br />

DE JONG J.A., De teelt van granen, 1999<br />

BOER M., SMEDING F., KLOEN H. & GULDEMOND J.A., Ondernemen met biodiversiteit:<br />

Werkboek voor ondernemers in de landbouw, 2003, 80 pagina’s (uitgave van Louis Bolk<br />

instituut, CLM onderzoek en advies BV, DLV Groen & Riumte, Utrecht, Driebergen en<br />

Wageningen)<br />

MASSON E. & LEPRAT G., Le pain, Aubanel, 2006, 119 pagina’s<br />

DE SOMER P. & GOEDSTEELS V., Van akker naar markt, een halve eeuw productie &<br />

commercialisatie in de Belgische landbouw, 1988<br />

DIJKSTRA H. & GRIFFIOEN A.J., Landschapselementen in de proeftuinen GBDA: een<br />

analyse op basis van het digitaal topografisch bestand 1:10.000, 2002, (Alterrarapport)<br />

MEUL M., NEVENS F. & REHEUL D., Genetische diversiteit van landbouwgewassen, 2004,<br />

(STEDULA-publicatie)<br />

3. UITGAVES/FOLDERS/KRANTJES<br />

TIJSKENS G., Edelzaad, bedelzaad, Druk in de Weer, 2002, 31 pagina’s (uitgave van<br />

Velt in samenwerking met <strong>Wervel</strong> en Blivo)<br />

VANREUSEL J., Voedsel, speelbal op de wereldmarkt, 2002, 8 pagina’s (massafolder<br />

van wervel)<br />

WERVEL, Graan en Brood Wereldwijd, een toetssteen voor de biologische landbouw,<br />

Druk in de Weer, 2003, 20 pagina’s (<strong>Wervel</strong>krant 52)<br />

72


WERVEL, Denk globaal, eet lokaal, Druk in de Weer, 2006, 16 pagina’s (<strong>Wervel</strong>krant<br />

65)<br />

WERVEL, Boeren Toeren, Druk in de Weer, 2006, 20 pagina’s (<strong>Wervel</strong>krant 66)<br />

WERVEL, Met duurzame landbouw boert iedereen goed, Druk in de Weer, 2006, 24<br />

pagina’s (<strong>Wervel</strong>krant 67)<br />

WERVEL, <strong>Wervel</strong> wil smaakrevolutie!, Druk in de Weer, 2006, 24 pagina’s (<strong>Wervel</strong>krant<br />

68)<br />

Fiche de dossier de presse de l’INRA, 27/02/2007: Les filières céréales: goût,<br />

santé et sécurité – Les recherches de l’INRA<br />

Fiche de dossier de presse de l’INRA, 27/02/2007 : améliorer la qualité<br />

nutritonnelle du pain en préservant ses qualités sensorielles<br />

4. KRANTENARTIKELS<br />

GUIHARD M.D., « Les moulins de l’Andelle : Un pain courant peu ordinaire », Valerus<br />

boulangères (juin, juillet, aout) : Meunerie/ Au Four et au Moulin, 2005<br />

« Nutrition : entre contraintes et innovation… », Ahnoria, n° 16 – Septembre 2005<br />

« Transformer la baguette quotidienne en produit d’appel », Atouts santé &<br />

environnement<br />

REMESY C., « Meunerie : Comment valoriser les qualités nutritionelles du pain ? »,<br />

La Dêpêche : le petit meunier, Augustus 2005<br />

REMESY C. & LEENHARDT F., “Le développement d’une nouvelle gamme de pains de haute<br />

valeur nutritionnelle”, Industries des céréales n° 143, 2005<br />

« Le pain 9, une nouvelle génération de baguette », L’éclaireur Brayon : Gourney en<br />

Bray, Mei 2005<br />

DARTOIS M.G., « Le Pain aux neuf atouts nutritionels », Argeuil : Consommation, Mei<br />

2005<br />

« Creatieve bakker verjaagt McDonald’s », De Morgen, Januari 2006<br />

“OESO: nog milieu-inspanningen nodig in de landbouw”, De Morgen, maart 2007<br />

73


“The potential for selecting wheat varieties strongly competitive against weeds”,<br />

Blackwell Synergy<br />

“The genetic diversity of old and modern Siberian varieties of common spring wheat<br />

as determined by microsatellite markers”, Blackwell Synergy<br />

“Growth, development and ligth interception of old and modern wheat cultivars in a<br />

Mediterranean-type environment”, Australian Journal of Agricultural Research<br />

“Le Pain Quotidien zet de wereldwijde groei verder”, Het Laatste Nieuws<br />

“Le pain Quotidien mikt op razendsnelle expansie”, De Tijd<br />

« 283 hoevproducten geregistreerd op fermweb.be », Vilt<br />

“Voedingswaarde hoger door actiever gen”, Agrarisch Dagblad<br />

“Automaat met hoeveproducten op boerderij in Nijlen”, Het Laatste Nieuws<br />

“Vier nieuwe Vlaamse streekproducten krijgen label”, Vilt<br />

“Mapping of gluten T-cell epitopes in the bread wheat ancestors: implications for<br />

celiac disease”, PubMed<br />

“On promising niches and constraining sociotechnical regimes: the case of Dutch<br />

wheat and bread”, Environment and planning<br />

“Pour une orthodonthie différente”, Bioinfo n° 68, April 2007-08-12<br />

SOUCCAR T., « Les céréales du matin ; Elaborer des céréales qui se digèrent moins<br />

vite », Sciences et avenir, April 2007-08-12<br />

« Des besoins nutritionnels », Science & vie, Maart 2007-08-12<br />

« Opwarming aarde leidt tot giftige frieten », Gazet van Antwerpen, April 2007<br />

5. BEELDMATERIAAL<br />

« Les blés d’or : un film sur les rencontres des paysan-boulangers », Honorine<br />

Périno, Addocs, 2005<br />

« La fin des Haricots ? », Anne Butcher, France 3 Ouest : Lilith Production, 2005<br />

74


« <strong>Wervel</strong>reis, prospectie Bretagne: Nicolas Supiot ontmoet Konrad Schreiber »,<br />

Jeroen Watté, 2006<br />

75


Lijst van tabellen en figuren<br />

1. FIGUREN<br />

Figuur 1: Triticum monococcum of eenkoorn (de groene aren); Nîmes, juni 2007.............. 12<br />

Figuur 2: Khorasantarwe of Kamut (AABB-plant); Nîmes, juni 2007.............................................. 12<br />

Figuur 3: Triticum spelta; Nîmes, juni 2007............................................................................................... 13<br />

Figuur 4: Franse landras "Touselle"; de grote variatie aan planten binnen één<br />

variëteit is hier duidelijk te zien........................................................................................................ 15<br />

Figuur 5: Proefveldje Zeeuwse Witte (Hollands landras); Nîmes, juni 2007........................ 16<br />

Figuur 6: Alba, een variëteit gekend omwille van goede bakeigenschappen, was een<br />

groot succes in België en Nederland. In 1950 was maar liefst 49% van het totale<br />

tarwe-areaal in Nederland ingezaaid met Alba. ............................................................................... 17<br />

Figuur 7: bron: Bread-making Quality of Wheat.......................................................................................... 26<br />

Figuur 8: brood op basis van oude tarwevariëteiten; Nîmes, juni 2007 ............................... 29<br />

Figuur 9: Nicolas Supiot geeft uitleg over oude graanvariëteiten; Nîmes, juni 2007<br />

.............................................................................................................................................................................................. 34<br />

Figuur 10: recreatieve waarde, een streling voor het oog; Nîmes, juni 2007................... 36<br />

Figuur 11: de verschillende etages zijn hier duidelijk te zien; Nîmes, juni 2007.. 40<br />

Figuur 12: boer-bakkers, al dan niet aangesloten bij het netwerk voor boerenzaad,<br />

bewonderen de proefveldjes van oude tarwevariëteiten; Nîmes, juni 2007.................. 42<br />

Figuur 13: Nicolas (in het geel) in discussie met de secretaris van "Syndicat de<br />

Promotion Touselle"; Nîmes, juni 2007................................................................................................... 42<br />

Figuur 15: Kamutbrood; bron: www.kamut.com ................................................................................................. 44<br />

Figuur 16: Bron: <strong>Wervel</strong>krant.................................................................................................................................... 54<br />

Figuur 17: links Zeeuwse witte; rechts Renan; twee goede resultaten onder de<br />

proefveldjes ................................................................................................................................................................ 58<br />

Figuur 18: links Haute-Loire; rechts Salina d'Arbuzzo; twee telleurstellende<br />

resultaten onder ...................................................................................................................................................... 58<br />

Figuur 19: Touselle; Nîmes, juni 2007.............................................................................................................. 59<br />

Figuur 20: verwerking van de oogst tot een volwaardig eindproduct; Nîmes, juni 2007<br />

.............................................................................................................................................................................................. 59<br />

Figuur 21: in gesrek met een BD-landbouwer; Braine-l'Alleud augustus 2007 ..................... 61<br />

Figuur 22: Pierre geeft uitleg over de oude tarwevariëteiten die hij teelt; Brainel’Alleud<br />

augustus 2007........................................................................................................................................ 61<br />

2. TABELLEN<br />

Tabel 1: Bron: M.J. Gooding and W.P. Davies, Wheat production and utilization.<br />

Sytems, quality and environment (Oxford, 1997)............................................................................. 11<br />

Tabel 2: bron: Broekhuizen & de Miranda (1951)........................................................................................ 18<br />

Tabel 3: bron: Noulard & Vandam (1967) ........................................................................................................... 19<br />

76


Tabel 4: bron: Landbouwcentrum Granen Vlaanderen - Granen Oogst 2003 ............................... 21<br />

Tabel 5: Chemische samenstelling van de tarwekorrel; bron: Bread-making quality of<br />

wheat ................................................................................................................................................................................. 23<br />

77


Bijlagen<br />

BIJLAGE 1<br />

Blé blanc de Flandres<br />

Syn. : Blé de Bergues; blé blanc-zée; blanc blé (Nord); blé suisse (Oise).<br />

D'hiver.<br />

Paille blanche, droite, forte, assez haute.<br />

Épi presque carré, c'est-à-dire de largeur sensiblement égale, soit qu'on le regarde par la<br />

face ou par le profil, demi-compact à la base et plus effilé vers le sommet.<br />

Grain long, plein et gros, mais sensiblement aminci aux deux extrémités; très blanc.<br />

Le blé blanc de Flandres peut être regardé comme un des exemples du blé tendre amené à son<br />

plus haut degré de perfectionnement: c'est une magnifique race extrêmement productive, donnant<br />

un grain superbe et de qualité supérieure et une paille très belle et très abondante. Cette<br />

race est depuis fort longtemps cultivée dans les Flandres, c'est le résultat combiné de<br />

l'action d'une sélection prolongée et de conditions de culture exceptionnellement favorables.<br />

C'est un des blés avec lesquels s'obtiennent les plus forts rendements: 40 et même 50<br />

hectolitres à l'hectare dans certaines cultures, mais il faut pour cela que le semis ne soit<br />

pas trop dru, le blé de Flandre ne résistant pas toujours à la verse malgré la force de sa<br />

paille. Il ne faut pas qu'il soit semé trop tard à l'automne. Au point de vue de la maturité<br />

on doit le classer parmi les blés tardifs ou demi-tardifs, ce qui a peu d'inconvénients dans<br />

le climat très tempéré de son pays d'origine, ainsi que dans l'ouest de la France. Il n'en est<br />

pas de même dans les portions plus centrales du pays où les étés plus secs empêchent son grain<br />

d'acquérir tout son volume et toute sa qualité. C'est donc par excellence un blé convenant aux<br />

bonnes terres des pays à climat tempéré et maritime. Plusieurs variétés anglaises se<br />

rapprochent beaucoup du blé blanc de Flandre; une des meilleures est celle qu'on appelle<br />

Taunton Dean wheat.<br />

Bron/<br />

http://museum.agropolis.fr/pages/documents/bles_vilmorin/fiche.ph<br />

p?page_actuelle=28&no_ouvrage=1<br />

78


AANVRAAG OM INSCHRIJVING VAN EEN RAS OP<br />

DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR<br />

LANDBOUWGEWASSEN - Formulier A<br />

Vlaamse overheid<br />

Agentschap voor Landbouw en Visserij, Productkwaliteitsbeheer<br />

WTC III, lokaal 1242, Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel, België<br />

Tel: 02/208 48 57; Fax: 02/208 41 84;<br />

e-mail: mia.defrancq@lv.vlaanderen.be;<br />

http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/plant/rassen.html<br />

In te vullen door de<br />

behandelende afdeling:<br />

Officiële datum:<br />

Dossiernummer :<br />

VG/ / /<br />

Alle gegevens in blokletters en conform de voorschriften a.u.b.<br />

1. Aanvrager(s): 3. Briefwisselingsadres:<br />

Naam:<br />

Naam:<br />

Adres:<br />

Adres:<br />

E-mail:<br />

Tel:<br />

Fax:<br />

Nationaliteit(en):<br />

E-mail:<br />

Tel:<br />

Fax:<br />

heeft geen volmacht verleend Dit is het adres opgegeven door de : aanvrager<br />

heeft (hebben) volmacht (in bijlage) verleend aan de<br />

aanvraaggemachtigde<br />

volgende aanvraaggemachtigde<br />

2. Aanvraaggemachtigde [eventueel] 4. Facturatieadres<br />

Naam:<br />

Adres:<br />

Naam:<br />

Adres:<br />

E-mail:<br />

Tel:<br />

Fax:<br />

5. Soort:<br />

E-mail:<br />

Tel:<br />

Fax :<br />

Rekeningnummer:<br />

Dit is het adres opgegeven door de:<br />

aanvrager<br />

aanvraaggemachtigde<br />

6. Ras<br />

Kwekersreferentie:<br />

[juiste aanduiding van spaties, punten, a.u.b.]<br />

Voorgestelde<br />

benaming:<br />

Type naam: Code Fantasie<br />

Het ras valt onder de reglementering van de genetisch gemodificeerde organismen (GGO) Ja neen<br />

79


7. De kweker(s)<br />

Naam:<br />

Adres:<br />

Tel: Fax: E-mail:<br />

Geen ander persoon was bij het kweken betrokken.<br />

Het ras werd gekweekt in het volgende land:<br />

Indien de aanvrager(s) verschillend is (zijn) van de kweker(s) werd het ras overgedragen (bewijs in bijlage) door de kweker<br />

aan de aanvrager(s), ondertekenaar(s)<br />

door: contract successie andere:<br />

ordelijke(n) voor de instandhouding voor België<br />

Naam (Namen):<br />

Adres(sen):<br />

Tel: Fax: E-mail:<br />

e van instandhouding en beschrijving van het ras zijn vermeld in de technische fiche<br />

ecifiek per soort , ter beschikking op aanvraag)<br />

vragen voor inschrijving (aanmeldingen) Kwekersrecht en Officiële rassenlijst inclusief België<br />

ard:<br />

Kwekersrecht<br />

Officiële rassenlijst<br />

Aanvraag nummer<br />

Aanvraag<br />

datum<br />

Aanvraag<br />

status<br />

Kwekers<br />

referentie<br />

Benaming<br />

rzoek (exclusief voor de suikerbieten)<br />

ook betreffende COMPONENTEN vermelden<br />

B onderzoek reeds afgerond? Ja Neen<br />

waar, in welke EU-Lidstaat of EU-Instelling?<br />

en, is het OHB onderzoek opgestart (bezig) of wordt het opgestart in het kader van een andere<br />

g (Catalogus of Kwekersrecht) in een andere EU-Lidstaat of EU-Instelling?<br />

ndien ja, in welk(e) EU-lidstaten of EU-instelling?<br />

Ja<br />

machtigt(machtigen) de Dienst om met de bevoegde overheden van elk ander land, alle nuttige inlichtingen en materiaal betreffende het ras<br />

ud van het vrijwaren van de rechten van de kweker. De proefresultaten van alle rassen betrokken in Belgische proefnemingen worden samen<br />

ding van de kwekersreferentie, de aanvrager(s) en in voorkomend geval, de aanvraaggemachtigde. Dit rapport wordt ter beschikking gesteld<br />

evoegde formulieren en documenten:<br />

ning<br />

(n) vraagt(vragen) de inschrijving van zijn (hun) ras op de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen.<br />

(n) verklaart(verklaren) dat bij zijn (hun) weten de inlichtingen nodig voor het onderzoek van de aanvraag, gegeven in dit formulier en in de<br />

zijn.<br />

Plaats:<br />

80


(en) van de aanvrager(s) :<br />

VAK VOORBEHOUDEN AAN DE ADMINISTRATIE<br />

Ontvangst van het verzoek Referentie indicateur:<br />

Datum van aanwezigheid van het ‘volledig’ dossier (1)<br />

Datum van ontvangst van de betaling van de betrokken vergoeding (2)<br />

Officiële datum van het dossier [= de laatste datum van (1) en (2)]<br />

Datum<br />

Opmerkingen:<br />

Stempel van de dienst:<br />

0.1 Alle gegevens in blokletters a.u.b.<br />

Voorschriften voor het invullen van het formulier A<br />

Algemene voorschriften<br />

0.2 De data als volgt aanduiden: dag - maand - jaar.<br />

0.3 De landen dienen aangeduid te worden met de code die op hen toepasselijk is voor de inschrijving<br />

van de voertuigen (uitgezonderd het Verenigd Koninkrijk = UK).<br />

0.4 Gelieve “nihil” te vermelden in de leeg gelaten rubrieken.<br />

Rubrieken<br />

Rubriek 1<br />

1.1 Volledige gegevens van de aanvrager(s) (natuurlijk of rechtspersoon), met inbegrip van het land<br />

vermelden; enkel de nationaliteit aanduiden in geval van natuurlijke personen;<br />

Indien er meer dan één aanvrager is de volledige gegevens van ieder van hen vermelden;<br />

Indien de ruimte van rubriek 1 niet toelaat alle nodige inlichtingen te vermelden alleen de namen<br />

vermelden en de adressen in bijlage toevoegen.<br />

Rubriek 2<br />

2.1 De aanvrager kan een aanvraaggemachtigde aanduiden m.b.t. de inschrijvingsaanvraag. Indien de<br />

aanvrager(s) geen onderdaan is(zijn) van een lidstaat van de EU en/of indien er meer dan<br />

één aanvrager is moet(en) de aanvrager(s) een aanvraaggemachtigde aanduiden. Daartoe dient een<br />

volmacht, ingevuld en ondertekend door de aanvrager(s), bijgevoegd te worden. Deze rubriek mag<br />

maximum één adres bevatten.<br />

Rubriek 3 en 4<br />

Deze rubrieken mogen maximum één adres bevatten. Het briefwisselingsadres is het adres bij<br />

uitstek voor alle berichtgeving betreffende een bepaald dossier. De briefgeadresseerde dient<br />

eventuele andere betrokkenen op de hoogte te houden.<br />

81


Rubriek 5<br />

5.1 De naam van de soort, geslacht of ondersoort, dient dezelfde te zijn als deze die voorkomt in de<br />

Belgische wetgeving (Latijnse en Nederlandse namen).<br />

Rubriek 6<br />

6.1 De voorgestelde rasbenaming en de kwekersreferentie moeten dezelfde zijn in de verschillende<br />

landen.<br />

6.2 De aanvrager moet aangeven of de voorgestelde rasbenaming een fantasienaam of een code is.<br />

Wanneer de aanvrager niets meedeelt over het type van de voorgestelde benaming, wordt deze als<br />

fantasienaam aangemerkt.<br />

Indien de aanvrager geen benaming voorstelt in dit formulier, dient hij naderhand tijdens het<br />

onderzoek van zijn ras een rasbenaming voor te stellen aan de hand van het specifieke formulier. Er<br />

kan slecht één rasbenaming met tekeer worden voorgesteld. Een ras kan niet op de nationale<br />

rassen catalogus worden opgenomen indien de benaming niet, in België, volgens de geëigende<br />

procedure is vastgesteld.<br />

6.3 De aanvrager moet aangeven of het ras een GGO (Genetisch Gemodificeerd Organisme) is en de<br />

nodige autorisaties voor proefneming en in de handel brengen dienen bijgevoegd te worden.<br />

Rubriek 7<br />

7.1 Volledige gegevens van de kweker(s) (natuurlijk of rechtspersoon), met inbegrip van het land<br />

vermelden; enkel de nationaliteit aanduiden in geval van natuurlijke personen;<br />

Indien er meer dan één kweker is volledige gegevens van ieder van hen vermelden;<br />

Indien de ruimte van rubriek 7 niet toelaat alle nodige inlichtingen te vermelden alleen de namen<br />

vermelden en de adressen in bijlage toevoegen.<br />

Rubriek 8<br />

8.1 Het ras moet systematisch in stand worden gehouden. Deze instandhouding moet plaats vinden<br />

ofwel in België ofwel in een andere EG-lidstaat, waar het ras op de nationale rassencatalogus<br />

ingeschreven is of in procedure van inschrijving is. Een verantwoordelijke voor de instandhouding<br />

voor België moet vermeld worden.<br />

8.2 De inlichtingen vermelden op het technische formulier ‘ rasbeschrijving’. De<br />

instandhoudingsmethode dient te worden vermeld.<br />

Voor de hybriderassen, aanduiden of de genealogische componenten vertrouwelijk moeten blijven.<br />

Voor de GGO rassen, de referentie van de toestemming voor de proeven aanduiden.<br />

Rubriek 9<br />

9.1 “Kwekersrecht” in het kader van de Verordening (EG) NR. 2100/94 van de Raad van 27/07/1994<br />

inzake het communautaire kwekersrecht en van de Wet tot bescherming van kweekproducten van<br />

20/05/1975.<br />

9.2 “Officiële rassenlijst” betekent iedere lijst van rassen waarvan het verhandelen toegestaan is door de<br />

terzake bevoegde overheden in opvolging van de Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van<br />

13/06/2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen en Richtlijn<br />

2002/55/EG van de Raad van 13/06/2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad<br />

en het KB betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouw en groentegewasssen van<br />

8/07/2001.<br />

9.3 Alle overige aanvragen dienen, zonder uitzondering en in chronologische volgorde, te worden<br />

vermeld, met inbegrip van deze neergelegd bij een andere Belgische instelling of bij landen, al dan<br />

82


niet lid van de Europese gemeenschappen en/of de Internationale Unie tot bescherming van<br />

kweekproducten (UPOV).<br />

9.4 De volgende afkortingen gebruiken :<br />

In de kolom “Aanvraag status”:<br />

A = aanvraag aanhangig<br />

B = aanvraag afgewezen<br />

C = aanvraag ingetrokken<br />

D = verleende kwekersrechten of ras ingeschreven op de officiële<br />

rassenlijst<br />

In de kolom “Benaming status”<br />

A = rasbenaming aanhangig<br />

B = afgewezen rasbenaming (negatief)<br />

C = ingetrokken rasbenaming (gestopt)<br />

D = aangenomen rasbenaming (positief)<br />

9.5 De aanvrager is verplicht, zo gauw hij ze verneemt, alle bijkomende of nieuwe inlichtingen over de<br />

toestand van het ras in België of in andere landen mede te delen.<br />

Rubriek 13<br />

13.1 Terug te sturen in 3 exemplaren :<br />

- de technische vragenlijst (Formulier B)<br />

- de volmacht indien er een aanvraaggemachtigde m.b.t. de<br />

inschrijving wordt aangeduid<br />

- in geval van GGO: de nodige toestemmingen<br />

- de overdracht door de kweker aan de aanvrager door contract,<br />

successie of andere.<br />

Naar volgend adres:<br />

Vlaamse overheid<br />

Agentschap voor Landbouw en Visserij, Productkwaliteitsbeheer<br />

WTC III, lokaal 1242, Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel, België<br />

Tel: 02/208 48 57; Fax: 02/208 41 84;<br />

e-mail: mia.defrancq@lv.vlaanderen.be;<br />

13.2 Aanvraagformulieren en andere nodige formulieren zijn op hierboven vermeld adres te verkrijgen<br />

of te vinden, in voorkomend geval op de website Website :<br />

http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/plant/rassen.html<br />

83


BIJLAGE 3<br />

TARWE FORMULIER B – BESCHRIJVING<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />

Administratie Beheer en Kwaliteit Landbouwproductie (ABKL)<br />

Afdeling Kwaliteit (KWA)<br />

Normering en Controle Plantaardige Productie (NCPP)<br />

TECHNISCHE VRAGENLIJST<br />

opgemaakt op basis van de richtlijnen van de TG/03 van de UPOV (1981 herzien in 1994)<br />

Beschrijvend formulier in drievoud te verschaffen<br />

bij de aanvraag voor inschrijving van een nieuw ras<br />

in de Belgische rassencatalogus voor Landbouwgewassen<br />

of bij de aanvraag voor een kwekersrecht<br />

Nota: gelieve “Nihil” te vermelden in de leeg gelaten rubrieken.<br />

1. Soort: Triticum aestivum L. emend Fiori et Paol.<br />

2. Naam en volledig adres van de kweker :<br />

...<br />

...<br />

...<br />

...<br />

3. Voorgestelde benaming: ...<br />

Referentie van de kweker: ...<br />

4. Inlichtingen betreffende de oorsprong (kruising en datum), de instandhouding en de<br />

vermeerdering van het ras:<br />

...<br />

...<br />

...<br />

5. Fysiologische kenmerken en teeltkenmerken:<br />

Weerstand tegen:<br />

Koude:<br />

Legeren:<br />

Schot:<br />

Korreluitval:<br />

Noodrijpheid:<br />

Uitstoelingsgraad:<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

Technologische waarde:<br />

- Hectolitergewicht: zwak, middelmatig, goed<br />

- W. Chopin: zwak, middelmatig, goed<br />

- Eiwitgehalte: zwak, middelmatig, goed<br />

84


- Zélény: zwak, middelmatig, goed<br />

- Eventuele specifieke gebruiken: ...<br />

Opbrengstvermogen:<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

6. Te vermelden raskenmerken (het cijfer tussen haakjes komt overeen met de kenmerken<br />

overeenstemmend met de richtlijnen van het onderzoek ; het sterretje wijst erop dat de beschrijving<br />

van deze kenmerken verplicht is ; de $ wijst erop dat deze kenmerken een onderdeel zijn van de<br />

richtlijnen van 1981):<br />

Kenmerken Stade Voorbeelden Not<br />

e<br />

(1) Coleoptiel:<br />

Anthocyaankleuring<br />

09-11<br />

VS<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Herzog ; Delos<br />

Niklas ; Baldus<br />

Andros ; Planet<br />

Obelisk ; Briscard<br />

Albatros ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(2)* Plant:<br />

houding bij de uitstoeling<br />

25-29<br />

VG<br />

opgericht<br />

half opgericht<br />

half opgericht tot half<br />

kruipend<br />

half kruipend<br />

kruipend<br />

Castan ; -<br />

Frandoc ; Remus<br />

Obelisk ; Troll<br />

Boss ; -<br />

Beaver ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

$ Laatste blad:<br />

houding<br />

47-51<br />

VG<br />

recht<br />

licht overhangend<br />

half overhangend<br />

sterk overhangend<br />

zeer sterk overhangend<br />

Hedgehog<br />

Clement<br />

Caribo<br />

Maris Huntsman<br />

Capitole<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(3) Laatste blad:<br />

anthocyaankleuring van<br />

de oortjes<br />

49-51<br />

VG<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Soissons ; Prinqual<br />

Niklas ; Troll<br />

Cargidoc ; -<br />

Cargo ; Sunnan<br />

Recital ; Dollar<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(4) Plant: frequentie van de<br />

planten met het laatste<br />

blad terugvallend<br />

47-51<br />

VG<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Apollo<br />

Recital ; Axona<br />

Obelisk ; Filou<br />

Frandoc ; Prinqual<br />

Capitole ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(5)* Tijdstip van aarvorming<br />

(eerste aartje zichtbaar<br />

bij 50 % van de aren)<br />

50-52<br />

VG<br />

zeer vroeg<br />

vroeg<br />

middelmatig<br />

laat<br />

zeer laat<br />

Britta ; Florence<br />

Aurore<br />

Recital ; Remus<br />

Astron ; Paros<br />

Moulin ; Vitus<br />

Beaver ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(6)* Laatste blad:<br />

berijptheid van de<br />

schede<br />

60-65<br />

VG<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Cargo ; Adonis<br />

Heiduck ; Ventura<br />

Agent ; Hanno<br />

Orestis ; Prinqual<br />

Haven ; Wim<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

85


$ Laatse blad:<br />

berijptheid van de<br />

bladschijf (onderzijde)<br />

55-69<br />

VG<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Etoile de Choisy<br />

Talent<br />

Maris Huntsman<br />

Clement<br />

Kranich<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(7)* Aar:<br />

berijptheid<br />

60-69<br />

VG<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Soissons ; Adonis<br />

Garant ; Ventura<br />

Contra ; Paros<br />

Niklas ; Combi<br />

Boxer ; Wim<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(8) Stengel:<br />

berijptheid van het<br />

bovenste internodium<br />

60-69<br />

VG<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Goelent ; Adonis<br />

Soissons ; Ventura<br />

Haven ; Attis<br />

Herzog ; Nandu<br />

Quotador ; Wim<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

$ Stengel:<br />

beharing van de<br />

bovenste knoop<br />

55-75<br />

VS<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Heurtebise<br />

Saturn<br />

Jubilar<br />

Champlein<br />

Frühgold<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

$ Helmknoppen:<br />

anthocyaankleuring<br />

65<br />

VG<br />

afwezig<br />

aanwezig<br />

Maris Huntsman<br />

Eloi<br />

1<br />

9<br />

(9)* Plant:<br />

lengte (stengel, aar,<br />

baarden en naalden)<br />

75-92<br />

VM<br />

zeer kort<br />

kort<br />

middelmatig<br />

lang<br />

zeer lang<br />

Courtot ; Briscard<br />

Konsul ; Remus<br />

Sideral ; Ventura<br />

Boxer ; Adonis<br />

Aladin ; Vitus<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(10)* Stro:<br />

merg in dwars snijvlak<br />

(ter hoogte van de helft<br />

van het bovenste<br />

internodium)<br />

80-92<br />

VS<br />

weinig gevuld<br />

middelmatig gevuld<br />

gevuld<br />

Orestis ; Remus<br />

Herzog ; Nandu<br />

Forby ; Furio<br />

3<br />

5<br />

7<br />

(11)* Aar:<br />

vorm van opzij gezien<br />

92<br />

VS<br />

piramide vormig<br />

lijnvormig<br />

half-knotsvormig<br />

knotsvormig<br />

spilvormig<br />

Slejpner ; Filou<br />

- ; -<br />

Pane 247 ; -<br />

Beauchamp ;<br />

Prinqual<br />

Declic ; Nandu<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

(12)* Aar:<br />

Dichtheid<br />

80-92<br />

VS of<br />

M<br />

zeer los<br />

los<br />

half los tot dicht<br />

dicht<br />

zeer dicht<br />

Demar 4 ; -<br />

Castan ; Ventura<br />

Soissons ; Hanno<br />

Forby ; Combi<br />

- ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(13) Aar:<br />

lengte (met uitzondering<br />

van baarden en naalden)<br />

80-92<br />

M<br />

zeer kort<br />

kort<br />

middelmatig<br />

lang<br />

zeer lang<br />

- ; -<br />

Carat ; -<br />

Ritmo ; Arkas<br />

Forby ; Prinqual<br />

Amifort ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

86


(14)* Baarden of naalden:<br />

aanwezigheid<br />

80-92<br />

VG<br />

beiden afwezig<br />

naalden aanwezig<br />

baarden aanwezig<br />

Futur ; Axona<br />

Festival ; Furio<br />

Soissons ; Ventura<br />

1<br />

2<br />

3<br />

$ Baarden of naalden:<br />

verdeling<br />

70-92<br />

VG<br />

slechts aan het uiteinde<br />

1/4 boven<br />

1/2 boven<br />

3/4 boven<br />

de hele aar<br />

Kleiber<br />

Diplomat<br />

Ankra<br />

Courtot<br />

Highbury<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

(15)* Baarden of naalden aan<br />

de top van de aar: lengte<br />

80-92<br />

VG<br />

zeer kort<br />

kort<br />

middelmatig<br />

lang<br />

zeer lang<br />

Herzog ; -<br />

Andros ; Combi<br />

Pagode ; Hanno<br />

Fidel ; -<br />

Gaucho ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(16)* Aar: kleur 90-92<br />

VG<br />

wit<br />

gekleurd<br />

Herzog ; Furio<br />

Gallo ; Prinqual<br />

1<br />

2<br />

(17) Bovenste aarsspillid:<br />

beharing van de<br />

buitenzijde<br />

80-92<br />

VS<br />

afwezig of zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

zeer sterk<br />

Soissons ; -<br />

Slejpner ; Furio<br />

Beaver ; Rock<br />

Apollo ; Axona<br />

Carat ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(18) Onderste kelkkafje:<br />

breedte van de schouder<br />

(aartje van het<br />

middenderde van de aar)<br />

80-92<br />

VS<br />

afwezig tot zeer smal<br />

smal<br />

middelmatig<br />

breed<br />

zeer breed<br />

Courtot ; -<br />

Soissons ; Wim<br />

Sideral ; Furio<br />

Castan ; Filou<br />

Abo<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(19) Onderste kelkkafje:<br />

vorm van de schouder<br />

(zoals voor 18)<br />

80-92<br />

VS<br />

schuin<br />

lichtjes schuin<br />

recht<br />

naar binnen hellend<br />

naar binnen hellend met<br />

aanwezigheid van een<br />

2 de bek<br />

Courtot ;<br />

Forby ; Ventura<br />

Herzog ; Prinqual<br />

Beaver ; Adonis<br />

Farnese ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(20) Onderste kelkkafje:<br />

lengte van de bek<br />

(zoals voor 18)<br />

80-92<br />

VS<br />

zeer kort<br />

kort<br />

middelmatig<br />

lang<br />

zeer lang<br />

Aladin ; Sunnan<br />

Sideral ; Axona<br />

Recital ; Furio<br />

Soissons ; Tejo<br />

Courtot ; Prinqual<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(21) Onderste kelkkafje:<br />

vorm van de bek<br />

(zoals voor 18)<br />

80-92<br />

VS<br />

recht<br />

licht gebogen<br />

half gebogen<br />

sterk gebogen<br />

knievormig<br />

Festival ; Lobo<br />

Slejpner ; Furio<br />

Courtot ; Rock<br />

Arum ; -<br />

- . -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(22) Onderste kelkkafje:<br />

uitgestrektheid van de<br />

beharing aan de<br />

binnenzijde (zoals voor<br />

18)<br />

80-92<br />

VS<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

sterk<br />

Slejpner ; Prinqual<br />

Sideral ; Furio<br />

Declic ; Tejo<br />

3<br />

5<br />

7<br />

87


$ Onderste kelkkafje:<br />

inwendige indruk<br />

80-92<br />

VS<br />

geen of zeer gering<br />

gering<br />

middelmatig<br />

uitgebreid<br />

zeer uitgebreid<br />

Goya<br />

Hobbit<br />

Maris Huntsman<br />

Etoile de Choisy<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(23) Onderste kroonkafje:<br />

vorm van de bek<br />

(zoals voor 18)<br />

80-92<br />

VS<br />

recht<br />

licht gebogen<br />

half gebogen<br />

sterk gebogen<br />

knievormig<br />

Soissons ; Prinqual<br />

Slejpner ; Biscard<br />

Sideral ; Wim<br />

Parade ; Axona<br />

Tara ; -<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

$ Korrel:<br />

vorm<br />

92<br />

VS<br />

afgerond<br />

ovaal<br />

langwerpig<br />

Corin<br />

Clement<br />

Maris Freeman<br />

1<br />

2<br />

3<br />

(24)* Korrel:<br />

kleur<br />

92<br />

VG<br />

wit<br />

rood<br />

Recital ; Florence ;<br />

Aurore<br />

Soissons ; Ventura<br />

1<br />

2<br />

$ Korrel:<br />

lengte van de haren van<br />

de borstel (rugzijde)<br />

92<br />

VS<br />

kort<br />

middelmatig<br />

lang<br />

Timmo<br />

Maris Huntsman<br />

Hobbit<br />

3<br />

5<br />

7<br />

(25) Korrel:<br />

phenolverkleuring<br />

92<br />

VS<br />

geen tot zeer zwak<br />

zwak<br />

middelmatig<br />

donker<br />

zeer donker<br />

- ; -<br />

Soissons ; -<br />

Orestis ; Prinqual<br />

Slejpner ; Rock<br />

Sideral ; Ventura<br />

1<br />

3<br />

5<br />

7<br />

9<br />

(26)* Ontwikkelingstype -<br />

VG<br />

winter type<br />

alternatief type<br />

zomer type<br />

Slejpner ; -<br />

Fidel ; -<br />

- ; Nandu<br />

1<br />

2<br />

3<br />

7. Verwante rassen en verschillen i.v.m. deze rassen:<br />

Benaming van het<br />

verwante ras<br />

Kenmerk waardoor het<br />

verwante ras<br />

verschillend is °)<br />

Uitdrukkingsniveau voor<br />

het verwante ras<br />

Uitdrukkingsniveau voor<br />

het kandidaat ras<br />

°) Als de uitdrukkingsniveaus van twee rassen identiek zijn, gelieve de omvang van het verschil aan te<br />

wijzen.<br />

8. Bijkomende inlichtingen die de bepaling van de kenmerken van het ras kunnen<br />

vergemakkelijken.:<br />

8.1. Weerstand tegen parasieten en ziekten:<br />

Gele roest:<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

Bruine roest:<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

88


Zwarte roest:<br />

Stuifbrand:<br />

Oogvlekkenziekte:<br />

Meeldauw:<br />

Septoria:<br />

Fusarium:<br />

Tarwehalmdoder:<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

zwak, middelmatig, goed<br />

8.2. Specifieke voorwaarden i.v.m. het onderzoek van het ras:<br />

8.3. Andere inlichtingen:<br />

9. Toestemming van verspreiding:<br />

a) Moet het ras een voorafgaande toestemming voor de verspreiding krijgen krachtens de<br />

wetgeving i.v.m. de bioveiligheid?<br />

% Ja<br />

% Nee<br />

b) Zo ja, werd zo'n toestemming afgegeven?<br />

% Ja<br />

% Nee<br />

Zo ja, gelieve een copie van de toestemming in te sluiten.<br />

Wij verklaren dat bovenstaande beschrijving naar waarheid is opgemaakt.<br />

................................, de ..................................<br />

Handtekening van de kweker(s)<br />

89


BIJLAGE 4<br />

Vlaamse overheid<br />

Agentschap voor Landbouw en Visserij, Productkwaliteitsbeheer<br />

WTC III, lokaal 1242, Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel, België<br />

Tel: 02/208 48 57; Fax: 02/208 41 84;<br />

e-mail: mia.defrancq@lv.vlaanderen.be;<br />

http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/plant/rassen.html<br />

AANVRAAG OM EEN RASBENAMING<br />

1. Deze aanvraag heeft betrekking op het ras neergelegd onder het nummer<br />

VG/……………………….<br />

Kwekersreferentie [juiste aanduiding van blokletters, spaties, punten, a.u.b.]<br />

Oorspronkelijk of eerder voorgestelde benaming ……………….………<br />

2. Aanvrager voor inschrijving of aanvraaggemachtigde<br />

………………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………<br />

3. Soort …………………………………………………………………………………………….…..<br />

4. Voorgestelde benaming [in blokletters a.u.b.]<br />

5. Type van de voorgestelde benaming (het onnodige doorhalen) : - fantasie naam<br />

- code<br />

6. Benamingen ingediend of ingeschreven bij de DIE (Dienst voor de Intellectuele Eigendom, België)<br />

of in andere UPOV Lidstaten<br />

Land Aard: Kwekersrecht<br />

Officiële rassenlijst<br />

Kwekers<br />

referentie<br />

Benaming Benaming<br />

status<br />

7. De voorgestelde benaming werd neergelegd door de aanvrager(s) of op zijn (hun) naam<br />

ingeschreven als fabrieks- of handelsmerk voor gelijke of gelijksoortige producten volgens het<br />

merkenrecht in België, in een UPOV Lidstaat of bij het Internationaal Bureau van de<br />

Wereldorganisatie van het Intellectueel Eigendom (OMPI).<br />

Staat en/of OMPI Datum van aanmelding Datum van inschrijving Nummer van inschrijving<br />

8. Verzaking aan het merk: de aanvrager(s) verza(akt)(ken) vanaf de datum van inschrijving van de<br />

benaming, aan het recht, in gelijk welke Lidstaat van de UPOV op het fabrieks- of handelsmerk<br />

voor gelijke of gelijksoortige producten wanneer deze benaming dezelfde is als of verwarring kan<br />

stichten met dat merk.<br />

90


Te<br />

, op<br />

Handtekening(en)<br />

Voorschriften voor het invullen van het formulier<br />

• Algemene voorschriften<br />

De data als volgt aanduiden : jaar – maand - dag.<br />

De landen dienen aangeduid met de code die op hen toepasselijk is voor de inschrijving van de auto's<br />

(uitgezonderd het Verenigd Koninkrijk = UK).<br />

• Rubrieken<br />

Rubr. 3 De naam van de soort (of geslacht, of ondersoort...) moet dezelfde zijn als deze die<br />

voorkomt in de Belgische wetgeving.<br />

Rubr. 4 Wat de voorwaarden betreft waaraan de voorgestelde rasbenaming moet voldoen wordt<br />

verwezen naar de Verordening (EG) Nr. 930/2000 van de Commissie van 4 mei 2000 tot<br />

vaststelling van nader bepalingen betreffende de geschiktheid van rasbenamingen voor<br />

landbouw- en groengewassen. (zie ook http://www.cpvo.eu.int onder de rubriek<br />

Rechtsgeldige wetgeving _ Rasbenamingen.)<br />

Rubr. 6 Alle vorige benamingen dienen zonder uitzondering en in chronologische volgorde<br />

aangeduid te worden.<br />

De volgende afkortingen gebruiken in de kolom "status":<br />

A = rasbenaming aanhangig<br />

B = afgewezen rasbenaming<br />

C = ingetrokken rasbenaming<br />

D = aangenomen rasbenaming.<br />

2 exemplaren te sturen naar :<br />

Vlaamse overheid<br />

Agentschap voor Landbouw en Visserij, Productkwaliteitsbeheer<br />

WTC III, lokaal 1242, Simon Bolivarlaan 30, 1000 Brussel, België<br />

t.a.v. Defrancq Mia<br />

Tel: 02/208 48 57; Fax: 02/208 41 84;<br />

e-mail: mia.defrancq@lv.vlaanderen.be;<br />

91


BIJLAGE 5<br />

RECHTEN IN EURO TE BETALEN<br />

Om het bedrag van de rechten te bepalen worden de plantensoorten in drie klassen ingedeeld.<br />

Klas A: tarwe, gerst, haver, aardappel, suikerbiet;<br />

Klas B: rogge, spelt, maïs, grassen, voedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen,<br />

sla, tomaat, witloof, erwt, boon, wortel, schorseneer, bloemkool, ajuin, prei, selder;<br />

Klas C: landbouwgewassen, uitgezonderd die vermeld onder klassen A en B, tuinbouwgewassen<br />

uitgezonderd die vermeld onder klas B, fruitbomen, fruitheesters, aardbei, bosbomen.<br />

92


BIJLAGE 6<br />

Verslag gesprek met Pierre Putman, BD-boer (18/08/2007)<br />

Pierre heeft nog oude tarwe staan :<br />

$ Ammidonier of emmertarwe of T. dicoccum<br />

$ T. spelta of spelt; zonder inkruising van tarwe: “Rode Korn” en rustieke variëteiten<br />

die in de Ardennen nog werden geteeld<br />

$ Gold Bloom geselecteerd door Karl Joseph Müller (Hamburg)<br />

$ Probus (wel op de rassenlijst in Zwitserland?)<br />

$ Lignée 24; vroeger, nu alle zaad weggegeven van deze oude tarwevariëteit<br />

$ Winterhaver (in de toekomst samen met emmertarwe inzaaien)<br />

$ pierreputman@hotmail.com<br />

Interessante contacten; selectie op basis van oude variëteiten, MAAR het resultaat voldoet aan<br />

de OHB-testen<br />

$ Peter Kunz in Zwitserland; bedrijf = Sativa<br />

$ Karl Josef Müller in Hamburg (Duitsland)<br />

o Eenkoorn<br />

o Naakte rogge<br />

o Selecteert tarwe op zandbodems!!! => interessant naar Vlaanderen toe<br />

o Selectiecriteria verschilt van de moderne veredelingsschema’s<br />

Interessante contacten voor collectie tarwe in Gembloux of lijst met Belgische landrassen<br />

$ Pierre Barré (081/63 32 10) in Saint-Martin-Ballâtre<br />

o Teelt zelf niet, maar kent veel mensen<br />

Interessante contacten in bezit van oude variëteiten<br />

$ David Jaqcuemart (071/71 11 12)<br />

o Teelt Lignée 24<br />

o Oude roggevariëteit van twee meter hoog<br />

$ Joële Dont<br />

$ André Dumé<br />

Interessante bron<br />

$ Mouvement BD à Collemart<br />

93

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!