Thresoor
Aflevering / Issue 1 - Caert-Thresoor
Aflevering / Issue 1 - Caert-Thresoor
- No tags were found...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
CAERT-THRESOOR<br />
broek, de breedgerande bruine bamboe hoed op het<br />
hoofd en mijn trouwe Mauser buks aan de schouder<br />
zou ik er wel wat shabby uitgezien hebben<br />
Althans een heer in smetteloos wit tropenkostuum op de<br />
voorgalerij van het logeerhuis en blijkbaar op het punt<br />
van vertrekken in de gereedstaande auto, riep mij in pêtjo<br />
of ook wel krom Hollands toe iets in de trant van 'Wah<br />
zèn, njo, jij schieten vette tjèleng, Ik krijge straks dèndèng,<br />
jan!!' Mij blijkbaar voor een of andere indo beroepsjager<br />
aanziend, bedoelde hij zeker wat grappigs te zeggen. Ik<br />
wuifde slechts terug en verdween achterom rechtstreeks<br />
naar de badkamer in de bijgebouwen.<br />
Toen ik ontdaan van mijn vuile en door kampvuren berookte<br />
plunje, schoongespoeld en opgefrist in pyama<br />
de passanggrahan betrad, waar de mandoer-beheerder<br />
intussen voor een wat geciviliseerde nasimaaltijd en een<br />
fles koud bier had gezorgd, was de heer in het wit verdwenen.<br />
Overigens dacht ik niet meer aan hem.<br />
Hoewel vele indo's het door Hollanders meestal overdreven<br />
nagebootste kromme taaltje minder waardeerden<br />
omdat zij zich dan belachelijk gemaakt voelden,<br />
deerde het mij weinig. Ik was er in de loop van de jaren<br />
aan gewend geraakt, bovendien spraken vele<br />
Hollanders hun eigen taal ook niet onberispelijk.<br />
Ruim een week later weer op mijn kantoor te Padang<br />
werd een bezoeker aangediend, volgens het afgegeven<br />
visitekaartje een ingenieur bij de RT.T. Het was gebruikelijk<br />
dat nieuw in deze gewesten aangekomen ambtenaren<br />
en officieren voor het eerste kontact een bezoek<br />
brachten aan plaatselijke autoriteiten en zelfstandige<br />
diensthoofden. Ik herkende onmiddellijk de heer in het<br />
wit uit Sidjoengdjoeng, doch hij scheen mij nu gekleed<br />
in onberispelijk wit kapiteinsuniform niet te herkennen.<br />
Waar ik daartoe ook geen reden voor had en ter voorkoming<br />
van misverstanden liet ik dit zo. Tijdens de gewone<br />
gewisselde beleefdheidsfrasen begon hij mij toch<br />
enigszins nadenkend aan te staren alsof hij in zijn herinnering<br />
zocht waar hij mij eerder gezien kon hebben.<br />
Om die mogelijke vraag te voorkomen bedankte ik hem<br />
voor het bezoek en begeleidde hem naar de deur.<br />
Voordat hij nu weer op zijn fiets stapte keek hij nog<br />
even om en toen ik hem zag kleuren wist ik dat hem<br />
iets te binnen was geschoten. Maar intussen was ik wat<br />
geamuseerd in mijn kantoor verdwenen. Kleding kan<br />
soms zo'n verschil maken!<br />
Kudden olifanten<br />
Enkele ontmoetingen met en bijzonderheden over wilde<br />
dieren mogen misschien in het volgende wel vermeld<br />
worden. Ze zijn niet als jachtverhalen bedoeld.<br />
Reeds eerder is gezegd dat we wel eens nut hadden van<br />
kudden olifanten, als ze voor onze landmeters brede<br />
* Uit Memoires Wilhelm Linnemann Deel 1; p. 20: Ladangs zijn open gekapte<br />
en daarna in brand gestoken plaatsen in het bos. Tussen de gedeeltelijk verkoolde<br />
omgevallen boomstammen en stronken werd in de humusbodem, nu<br />
vermengd met as van de brand, gezaaid en geplant. Dit leverde dan hoogstens<br />
een enkele schamele rijstoogst op, wat djagoeng (maïs), ketela en oebi (cassaves),<br />
têboe (suikerriet), meloenen, wat groenten e.d. Een van stammetjes, takken<br />
en palmbladeren halfopen pondok (veldhut), manshoog boven de grond<br />
tegen de wilde dieren, diende als verblijf voor het hele gezin.<br />
banen door de wildernis getrapt hadden. Deze kolossen<br />
waren in het algemeen meer lastig dan gevaarlijk. Als ze<br />
op hun zwerftochten door het oerwoud de aanplantingen<br />
en tuinen der bevolking passeerden en zich niet<br />
door de omheiningen van bamboe lieten weerhouden,<br />
konden ze behoorlijke schade toebrengen. Door geschreeuw<br />
en het slaan op tong-tongs, trommels en lege<br />
blikken lieten ze zich meestal wel verjagen. De lobbesen<br />
haalden dikwijls ook zeer speelse streken uit. De<br />
potjes en bakjes onder aan de rubberbomen, andere gebruiksvoorwerpen<br />
en gereedschap kon men na hun bezoek<br />
dikwijls alleen in de hoogste takken en bladeren<br />
terugvinden. De ijzeren telefoonpalen vooral waren<br />
zeer geschikt om in alle bochten tot op de grond kromgebogen<br />
te worden, zodat men er toe overging ze door<br />
dikke houten stammen te vervangen, die ze dan slechts<br />
als schuurpalen gebruikten. Onze oorspronkelijk tot instrumenthoogte<br />
van ca. 1,60 m van steen gemetselde<br />
triangulatiepaaltjes werden evenmin met rust gelaten.<br />
Ondanks een vrij stevige kraagfundering werkten ze die<br />
schijnbaar gemakkelijk uit de bodem om ze dan dikwijls<br />
een eindje verderop in een naburig ravijn(tje) te deponeren,<br />
waarna de pret er vermoedelijk wel van af was.<br />
Voor zover de ontstane kuil tussen het opkomende bos<br />
terug kon worden gevonden, werd het punt tijdelijk<br />
voorzien van een korte houten merkpaal om later vervangen<br />
te worden door een stenen pilaar, die slechts<br />
enkele decimeters boven de grond uitkwam. Behalve<br />
dat ze nu moeilijker terug te vinden waren wisten de<br />
deugnieten ze er soms niet toch nog uit te krijgen.<br />
In het algemeen moest het bestuur en de inheemse bevolkingshoofden<br />
zorgdragen voor deze merktekens,<br />
doch in afgelegen, weinig bezochte gebieden kwam<br />
daar niet zo veel van. Ook de militaire patrouilles hadden<br />
opdracht om voor het behoud van de dikwijls zo<br />
moeizaam getrianguleerde punten deze zo enigszins<br />
mogelijk in hun route op te nemen, een opdracht waar<br />
men bijster weinig op gesteld was, omdat deze 'rotpunten'<br />
of kankerpilaren zich dikwijls op de hoogste toppen<br />
en andere moeilijk toegankelijke plaatsen in de<br />
rimboe bevonden. Gevaarlijker dan de kudde dikhuiden<br />
werd een daar uitgestoten olifant, meestal een oude<br />
leider, die zijn plaats aan een jongere en sterkere rivaal<br />
had moeten afstaan en niet meer in de kudde geduld<br />
werd. Ontstemd en uit zijn humeur volgde hij deze dan<br />
wel op enige afstand en vierde zich uit op alles wat in<br />
de weg kwam. Voor zo'n solitair of 'noengal' waren de<br />
ladangs', oemboelans en menselijke nederzettingen dan<br />
niet veilig meer en moest hij zo spoedig mogelijk onschadelijk<br />
worden gemaakt.<br />
Overigens gelukkig waren van overheidswege de laatste<br />
jaren beperkende bepalingen voor de jacht op olifanten<br />
en ander wild ingesteld. Het aantal ivoordragers<br />
was toen al behoorlijk uitgedund. Een mijner topografen<br />
was eens zo fortuinlijk midden in de hoetan op een<br />
kadaver te stuiten, blijkbaar van een aangeschoten dier,<br />
dat diep het woud was ingetrokken om daar te sterven.<br />
Hij kwam daardoor in het bezit van een paar mooie,<br />
gave forse slagtanden. Benauwde ogenblikken maakten<br />
wij eens mede met een kudde van deze dikhuiden, nadat<br />
ik kort tevoren ook een levensgevaarlijke prauwtocht<br />
door de kloof van Boven Rökan achter de rug<br />
had. De auto had mij eerst tot Raoe gebracht en na een<br />
tocht te voet over de eerste bergketen werd het berg-<br />
30 24STE JAARGANG 2005 NR. 1