02.09.2015 Views

Onafhankelijk Verbindend Verbreden

Onafhankelijk Verbindend Verbreden - School voor Openbaar Bestuur

Onafhankelijk Verbindend Verbreden - School voor Openbaar Bestuur

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

<strong>Verbindend</strong><br />

<strong>Verbreden</strong><br />

Expeditie naar een nieuwe strategische positi0nering<br />

Onderzoeksraad Voor Veiligheid<br />

Marly Coenders<br />

Aart Garssen<br />

Clive ter Heege<br />

Rob Janssen<br />

Tanja Koekebakker<br />

Master of Public Administration (MPA)


Eindrapport toepassingsfase MPA<br />

Een adviesopdracht voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

in het kader van de opleiding tot Master of Public Administration<br />

aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

Opdrachtgevers vanuit de Onderzoeksraad:<br />

mr. Tj. Joustra, voorzitter<br />

prof. dr. ing. F.J.H. Mertens, raadslid<br />

Begeleider: prof. dr. P. ’t Hart<br />

Auteurs:<br />

Marly Coenders<br />

Aart Garssen<br />

Clive ter Heege<br />

Rob Janssen<br />

Tanja Koekebakker<br />

Mei 2012


<strong>Onafhankelijk</strong><br />

<strong>Verbindend</strong><br />

<strong>Verbreden</strong><br />

Expeditie naar een nieuwe strategische positionering<br />

Onderzoeksraad Voor Veiligheid<br />

Marly Coenders<br />

Aart Garssen<br />

Clive ter Heege<br />

Rob Janssen<br />

Tanja Koekebakker


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord 4<br />

Managementsamenvatting 6<br />

1 Zeegezichten 11<br />

1.1 Veiligheid als motief 11<br />

1.2 De Onderzoeksraad voor Veiligheid 12<br />

1.3 Aanleiding adviesopdracht 13<br />

1.4 Onderzoeksvragen en aanpak 13<br />

1.5 Leeswijzer 15<br />

2 Sextant 17<br />

2.1 Strategische heroriëntatie 17<br />

2.2 The Strategic Triangle 18<br />

2.3 SWOT-analyse en confrontatiematrix 21<br />

2.4 Bepalen strategische opties en keuzen 22<br />

3 Navigeren 25<br />

3.1 Historische context 25<br />

3.2 Verbreding werkterreinen in perspectief 27<br />

3.3 Breedte en diepte in traditionele en toekomstige terreinen 28<br />

3.4 Zes typen actoren 29<br />

3.5 Een empirische analyse en confrontatie 30<br />

3.6 Strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden 32<br />

3.7 Elkaar in positie brengen en houden 33<br />

4 Bestemmingshavens 35<br />

4.1 Inleiding 35<br />

4.2 Aanwezige selectiecriteria 36<br />

4.3 Kansen en bedreigingen, handelingsperspectieven 40<br />

4.4 Conclusies en aanbevelingen 44<br />

2 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


5 Konvooi, samen optrekken 47<br />

5.1 Inleiding 47<br />

5.2 Samenwerking en onafhankelijkheid, een ingewikkelde relatie 48<br />

5.3 Samenwerkingsmogelijkheden 51<br />

5.4 Conclusies en aanbevelingen 55<br />

6 Passagieren 57<br />

6.1 Inleiding 57<br />

6.2 Elementen van beïnvloeding 58<br />

6.3 Spanningen en dilemma’s 67<br />

6.4 Conclusies en aanbevelingen 68<br />

7 Scheepsjournaal 71<br />

7.1 Inleiding 71<br />

7.2 Conclusies 71<br />

7.3 Adviezen 74<br />

8 Plunjebaal 77<br />

Bijlagen: 80<br />

i. Visie, missie en strategie Onderzoeksraad 80<br />

ii. Opdracht toepassingsfase MPA 2010-2012 82<br />

iii. Lijst van geïnterviewden 84<br />

iv. Basis vragenlijst 86<br />

v. Voorbeeld uitwerking interviews 89<br />

Literatuur 92<br />

Inhoudsopgave<br />

3


Voorwoord<br />

Het artikel hiernaast uit het Parool 1 van 27 februari 2009 is relatief kort, maar op<br />

tal van terreinen uitermate veelzeggend. Op het eerste gezicht gaat het over de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, die bij zijn onderzoek naar het ongeval met het<br />

vliegtuig van Turkish Airlines vlakbij Schiphol de zwarte dozen heeft meegenomen<br />

en die, om bepaalde redenen, niet aan het Openbaar Ministerie wil verstrekken.<br />

Er staat echter zoveel meer. Een kleine rondleiding door de tekst: niet de Onderzoeksraad,<br />

maar “Van Vollenhoven” wil de zwarte dozen niet afgeven. De voorzitter<br />

van de Raad wordt duidelijk beschouwd als het boegbeeld ervan en mogelijk zelfs<br />

ermee vereenzelvigd. Justitie is “verbijsterd”. Het doorgaans zo machtige Openbaar<br />

Ministerie lijkt te zijn afgetroefd door een relatief nieuwe organisatie met eveneens<br />

vergaande wettelijke bevoegdheden op voor een deel dezelfde terreinen. Er is<br />

duidelijk sprake van frictie en van een discussie over principes. Het gaat over de<br />

’onafhankelijke positie’ van de Onderzoeksraad, die in de beleving van de voorzitter<br />

ondermijnd kan worden door mee te werken aan een strafrechtelijk onderzoek.<br />

Het gaat over macht en onmacht, over samenwerken met andere organisaties en<br />

over rollen, taken, verantwoordelijkheden en onderlinge relaties.<br />

Dit is de turbulente, soms controversiële, maar vooral uitermate boeiende wereld<br />

van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een wereld die de afgelopen maanden ook<br />

een beetje onze wereld is geworden. Wij mochten in die wereld onderzoek doen<br />

naar de strategische positionering van de Onderzoeksraad in het licht van zijn ambitie<br />

om het aantal werkterreinen waarop de Raad actief is verder uit te breiden.<br />

De uitkomsten van ons onderzoek verwoorden wij in dit rapport. Wat ons betreft<br />

is hier geen sprake van een eindresultaat. Wel als het gaat over onze opdracht,<br />

niet wat betreft het proces bij de Raad zelf. In een aantal gevallen laten wij beslissingen<br />

en keuzes over aan de Raad en ook de feitelijke implementatie van de gekozen<br />

positionering zal door de Raad zelf ter hand moeten worden genomen. Dit<br />

laat onverlet dat wat ons betreft een aantal concrete adviezen direct zijn te implementeren.<br />

Wij zien dan ook uit naar de presentatie van ons rapport op 8 juni aanstaande<br />

bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. De volgende stap in de<br />

expeditie is een presentatie op een heidag bij de Onderzoeksraad.<br />

Wij willen iedereen die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van ons rapport<br />

graag bedanken voor hun inzet en constructieve bijdrage. Het verrichten van de<br />

lite ratuurstudie maar vooral het interviewen van een groot aantal inspirerende<br />

1<br />

http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/187861/2009/02/27/Van-Vollenhovenwil-zwarte-dozen-niet-afgeven.dhtml<br />

4<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


sleutel figuren in het strategische krachtenveld rondom de Onderzoeksraad, inclusief<br />

de pionier van de Raad, Professor Pieter van Vollenhoven, was voor ons een<br />

onvergetelijke ervaring.<br />

Uiteraard zijn wij ook veel dank verschuldigd aan onze opdrachtgever, onze<br />

begeleider Professor Paul ’t Hart en aan onze werkgevers die ons in de gelegenheid<br />

hebben gesteld de opleiding te volgen. Maar vooral ook aan onze families, die<br />

ons veel steun hebben gegeven en die wij de afgelopen tijd schromelijk te weinig<br />

aandacht hebben kunnen geven.<br />

Marly Coenders • Aart Garssen • Clive ter Heege • Rob Janssen • Tanja Koekebakker<br />

Van Vollenhoven wil zwarte dozen niet<br />

afgeven<br />

27-02-09 12:21 uur<br />

Volgens de Raad van mr. Pieter van Vollenhoven mag justitie de zwarte doos alleen uitlezen<br />

als zij hem eerder te pakken heeft gekregen. Foto ANP Marcel Antonisse<br />

AMSTERDAM - mr. Pieter van Volenhoven weigert de zwarte dozen van het<br />

gecrashte vliegtuig aan justitie voor te leggen. De onderzoeksraad vindt dat<br />

meewerken aan een strafrechtelijk onderzoek de onafhankelijke positie van<br />

de raad ondermijnt.<br />

De zwarte dozen worden op dit moment in Parijs onderzocht bij een<br />

zusterorganisatie van de onderzoeksraad. Van Vollenhoven hoopt de resultaten<br />

begin volgende week te krijgen.<br />

Justitie reageert verbijsterd. “Om een goed beeld te krijgen, hebben wij zo veel<br />

mogelijk gegevens nodig,” zegt officier van justitie M. Vos.<br />

Volgens de Raad mag justitie de zwarte doos echter alleen uitlezen als zij hem<br />

eerder te pakken heeft gekregen. “En zelfs dan mag zij die informatie niet<br />

gebruiken voor haar onderzoek.” (HET PAROOL)<br />

Voorwoord<br />

5


Managementsamenvatting<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>. De titel van ons onderzoeksrapport geeft uitdrukking<br />

aan de nieuwe fase van ontwikkeling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

De heer Van Vollenhoven heeft na een epische strijd van tweeëntwintig jaar<br />

de Raad zelf neergezet. “Een prestatie van formaat!”, is wat vele stakeholders in de<br />

wereld van de Onderzoeksraad als eerste melden. De Onderzoeksraad staat! Waarom<br />

dan een opdracht aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, om een<br />

nader onderzoek te verrichten naar de strategische positie van de Raad in het geheel<br />

van organisaties en instellingen dat verantwoordelijkheid draagt in het veiligheidsdomein?<br />

De Raad heeft de pioniersfase inmiddels achter zich gelaten en recent<br />

een voorzitterswissel ondergaan. Steeds meer kwesties worden maatschappelijk<br />

onder het begrip ‘veiligheid’ geschaard en de Raad wil zelf een verdere uitbreiding<br />

van de terreinen waarop hij actief is. Kortom ingrediënten te over om te<br />

onderzoeken wat dit betekent voor de strategische positie van de Onderzoeksraad.<br />

Dit rapport beschrijft de vele ingrediënten die een rol spelen in de expeditie van<br />

de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar een nieuwe strategische positionering.<br />

Om de Onderzoeksraad in het zich verbredende krachtenveld in beeld te brengen<br />

is gebruik gemaakt van het model van de Strategic Triangle van Mark Moore. Moore<br />

heeft in zijn studie “Creating Public Value. Strategic Management in Government” de<br />

inmiddels wereldwijd gebruikte strategische driehoek ontwikkeld. Kenmerkend<br />

voor dit model is de wederzijdse beïnvloeding van de delen (‘bollen’) van deze<br />

driehoek: operating capacity, authorizing environment en public value. We hebben het<br />

model gebruikt om de ontwikkeling van de Onderzoeksraad uitgaande van het<br />

verbreden en verdiepen van werkterreinen in beeld te brengen. De Onderzoeksraad<br />

is dus door ons beschouwd vanuit zijn operating capacity, authorizing environment<br />

en public value. Op verzoek van de opdrachtgever, de heer Joustra, hebben<br />

wij met een blik van buiten naar binnen naar de Onderzoeksraad gekeken.<br />

Naast een literatuurstudie zijn in interviews vele stakeholders bevraagd naar de<br />

sterke en minder sterke kanten van de Onderzoeksraad en naar de kansen en bedreigingen<br />

die het pad van de Onderzoeksraad naar hun mening hebben gekruist<br />

of nog zullen kruisen. <strong>Onafhankelijk</strong>heid, kwaliteit, transparantie, doorlooptijden,<br />

verantwoorden of leren, kosten en baten zijn voorbeelden van de boeiende ingrediënten<br />

die wij tijdens onze expeditie tegen kwamen. Op sommige thema’s onderkenden<br />

wij een hoge mate van consensus tussen eerdere onderzoeken en de meningen<br />

van de geïnterviewden. Op andere thema’s waren juist grote verschillen<br />

van opvatting merkbaar.<br />

6<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


De nieuwe strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid kenmerkt<br />

zich volgens ons door drie strategische thema’s, die alle belangrijke ingrediënten<br />

lijken te verbinden. Binnen, tussen en rondom de drie ‘bollen’ van Moore<br />

herkennen wij strategisch selecteren, strategisch samenwerken en strategisch beïnvloeden<br />

als de rode lijn voor een nieuwe positionering die eraan kan bijdragen<br />

dat de Onderzoeksraad met een uitbreiding van het werkterrein, ook in het verbredende<br />

krachtenveld blijft staan!<br />

Uitbreiding van werkterreinen vraagt om een strategische verkenning en daaraan<br />

verbonden een transparante selectie van zaken. Waar besteedt de Raad wel of<br />

geen aandacht aan? Een Onderzoeksraad die niet alleen zaken goed doet, maar<br />

vooral ook de goede zaken doet. Het bredere werkterrein, dat gelijk op gaat met<br />

een verdieping die zoveel specialistische kennis vraagt dat een te krampachtig<br />

streven naar onafhankelijkheid, wat structurele strategische samenwerking met<br />

anderen in de weg staat, niet langer functioneel is. Zaken goed doen vraagt om<br />

strategische samenwerking, waarbij de Onderzoeksraad zijn onafhankelijkheid<br />

behoudt door onder andere de regie te blijven houden en transparant te zijn.<br />

De kwaliteit van de onderzoeken van de Raad kan op deze wijze in stand blijven,<br />

ook na verdere verbreding van de werkterreinen. Kwaliteit die tot uitdrukking<br />

komt in gedegen rapporten met prima aanbevelingen, die uitgaan van redelijke<br />

scenario’s en die niet de indruk wekken dat 100% veiligheid een mogelijkheid is.<br />

Aanbevelingen die ook actiever door de Onderzoeksraad ‘aan de man’ worden gebracht,<br />

waar draagvlak voor is en waarvan de implementatie door de Raad wordt<br />

gemonitord, gestimuleerd en gecommuniceerd. Het te waarderen streven van de<br />

heer Joustra om uiteindelijk te gaan voor een situatie waarin een Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid niet langer nodig is, lijkt nog ver weg. Ten aanzien van de beïnvloeding<br />

van allen die een rol spelen in het veiligheidscomplex kan de Raad verdere<br />

stappen zetten, die leiden tot een wijze van beïnvloeding die meer aansluit<br />

bij de diversiteit aan actoren die in dit complex een rol vervullen. Bovendien past<br />

het de Onderzoeksraad om hierbij gepast gebruik te maken van middelen die de<br />

nieuwe media brengen.<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid krijgt van ons een aantal adviezen. Deels zijn<br />

die direct te implementeren, deels vergen deze nadere besluitvorming en/of onderzoek.<br />

Dit allerlaatste deel van de expeditie zal de Raad zelf moeten oppakken.<br />

Managementsamenvatting<br />

7


De aanbevelingen moeten bijdragen aan een Onderzoeksraad die onafhankelijk,<br />

verbindend en verbredend in staat is de goede zaken goed te doen. <strong>Onafhankelijk</strong>,<br />

niet krampachtig, maar in verbinding met de vele relevante actoren, zoals een<br />

echte netwerksamenleving dat vraagt. Verkennend en daardoor de goede zaken<br />

selecterend in een wereld waarin alles veiligheid lijkt te zijn. Selecterend en daardoor<br />

actief met zaken die ertoe doen en waar de Onderzoeksraad meerwaarde<br />

heeft. <strong>Verbindend</strong> vanuit een strategische visie waarin het uiteindelijk gaat om<br />

veiligheid, met een spannende balans tussen verbinding en onafhankelijkheid en<br />

tussen verantwoorden en leren. De adviezen aan het eind van het rapport laten de<br />

kernthema’s zien die de Raad onderweg ten dienste staan: strategisch selecteren,<br />

strategisch samenwerken en strategisch beïnvloeden.<br />

Strategisch selecteren:<br />

• Formuleer een transparant en voorspelbaar nieuw profiel voor de<br />

Onderzoeksraad.<br />

• Voer een heroriëntatie uit op de huidige beschikbare selectiecriteria.<br />

• Probeer een vermindering te bereiken van wettelijk verplichte onderzoeken.<br />

• Pas het ambitieniveau van ‘Stand van het land’ aan tot een veiligheidsscan per<br />

sector.<br />

• Bezie de mogelijkheden van selectie door:<br />

• de keuze voor bepaalde types onderzoek;<br />

• keuze voor een bepaalde rol van de Raad;<br />

• de aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />

• afbakening van het type voorvallen binnen sectoren.<br />

Strategisch samenwerken:<br />

• Onderzoek de mogelijkheden om de uitvoering van klassieke taken internationaal<br />

te poolen.<br />

• Maak meer gebruik van commissies bij het uitvoeren van wettelijk verplichte<br />

onderzoeken waarvan naar verwachting niet zal worden geleerd.<br />

• Onderzoek de samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstituten, sectoren en<br />

inspecties.<br />

• Verken de mogelijkheden om stageplaatsen in te richten, te komen tot uitwisselingsprogramma’s<br />

en het vormen van een pool van ‘reservisten’.<br />

8<br />

<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Strategisch beïnvloeden:<br />

• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst<br />

op verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen<br />

vormen de mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer<br />

uit te bouwen.<br />

• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />

van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />

• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in<br />

de communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />

• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />

wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut<br />

vormt.<br />

• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />

en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen,<br />

op een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />

• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een<br />

100% veilige samenleving niet bestaat.<br />

• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en<br />

anderzijds eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in<br />

de rapportage en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />

Managementsamenvatting<br />

9


1 Zeegezichten<br />

“Verbaasd dat in een geordend land als Nederland toch zoveel zaken misgaan”, verwijzend<br />

naar ChemiePack en “er vallen meer doden door medische fouten dan in het verkeer”. Hij 2<br />

wil daar meer mee doen, daarbij gesteund door een recent onderzoek gehouden onder<br />

burgers. Hij is Tjibbe Joustra van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en is nu precies<br />

een jaar voorzitter van de Raad.<br />

1.1 veiligheid als motief<br />

In de Nederlandse samenleving wordt zeer veel waarde gehecht aan ‘veiligheid’. Veiligheid<br />

is één van de hoofdthema’s van de politiek geworden. Boutellier 3 stelt dat dit<br />

“allesdoordringende motief van veiligheid” op gespannen voet staat met “een drang naar<br />

vitaliteit en een uitbundig vieren van liberale vrijheid”.<br />

In een adviesaanvraag 4 aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR),<br />

stelt het kabinet: “Veiligheid is een onderwerp dat nadrukkelijk in de maatschappelijke belangstelling<br />

staat en naar verwachting zal blijven staan”. Gevraagd om specifiek aandacht<br />

te besteden aan fysieke veiligheid en in het bijzonder hoe de eigen verantwoordelijkheid<br />

van de samenleving kan worden versterkt, concludeert de WRR dat de huidige<br />

omgang met risico’s en de verdeling van verantwoordelijkheden op het gebied van<br />

fysieke veiligheid onvoldoende toekomstbestendig is. De WRR 5 pleit voor een nieuw<br />

paradigma als het gaat om risicobenadering. Niet de omgang met bekende risico’s,<br />

maar de omgang met onzekerheden komt centraal te staan. Het leidende normatieve<br />

beginsel voor dit paradigma van de nieuwe risicobenadering is het ‘voorzorgbeginsel’.<br />

Dit is de aanduiding voor het besef dat onzekerheden serieus genomen dienen te worden<br />

en dat de omgang met onzekerheden dus expliciet moet worden georganiseerd.<br />

Men zou ook kunnen zeggen dat onveiligheid niet wordt getolereerd. Van Eeten 6 stelt:<br />

“Nergens is de tolerantie voor onmacht zo gering als op het gebied van veiligheid. De burger zou<br />

eisen dat hij tegen alle vormen van ellende wordt beschermd. Ongelukken leiden dan ook vaak<br />

tot luide kritiek op de overheid”.<br />

Gevolg van het belang van veiligheid is dat velen zich bezig houden met de vraag hoe<br />

we kunnen omgaan met de risico’s die onze samenleving voortbrengt. Boutellier stelt<br />

dat “De veiligheidsbehoefte opkomt ter bezwering van de ervaren risico’s”. 7 De risicomaat-<br />

2<br />

NRC-Handelsblad (8 februari 2012), “Na ChemiePack de gezondheidszorg”.<br />

3<br />

Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en<br />

maatregelen, Muller, E. (red.), pag. 125-131.<br />

4<br />

Adviesaanvraag 16 december 2004.<br />

5<br />

WRR (2008), Onzekere veiligheid; verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid.<br />

6<br />

Eeten, van, Michel (2010), Techniek van de onmacht, pag. 13.<br />

7<br />

Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en<br />

maatregelen, Muller, E. (red.), pag. 125-131.<br />

Zeegezichten<br />

11


schappij is in de woorden van Boutellier een “catastrofale maatschappij”, waarvan de<br />

politiek wordt gebaseerd op de mogelijkheid van een ramp. Naarmate de bedreiging<br />

groeit, zal een interventionistisch optreden toenemen.<br />

1.2 de onderzoeksraad voor veiligheid<br />

Risico’s van de hedendaagse samenleving kunnen ontaarden in incidenten en ongevallen.<br />

In het verleden werden die veelal onderzocht door ad hoc ingestelde commissies<br />

en later door meer permanente (deel)raden. Met de oprichting van één geïntegreerde<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid is uitvoering gegeven aan de wens om het<br />

versnipperde ongevallenonderzoek in Nederland te bundelen in één raad.<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is bij Wet 8 ingesteld in 2004 en onder voorzitterschap<br />

van de heer Van Vollenhoven geïnstalleerd op 7 februari 2005. De Raad heeft<br />

inmiddels zijn plek verworven in de Nederlandse samenleving. De rapporten worden<br />

in veel geledingen van de samenleving gewaardeerd om hun kwaliteit en onafhankelijkheid.<br />

Het rapport over de Schipholbrand is wat dat betreft één van de rapporten die<br />

de Onderzoeksraad bij ‘vriend en vijand’ op de kaart heeft gezet.<br />

De Raad is een zelfstandig bestuursorgaan en is niet hiërarchisch ondergeschikt aan<br />

de Minister. 9 In artikel 3 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid staat helder<br />

omschreven wat de taak van de Raad is.<br />

“De raad heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen of de gevolgen<br />

daarvan te beperken, tot taak te onderzoeken en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke<br />

oorzaken van individuele of categorieën voorvallen en van de omvang van hun gevolgen<br />

zijn en daaraan zo nodig aanbevelingen te verbinden.”<br />

De Onderzoeksraad stelt ter afronding van zijn onderzoek een rapport op. 10 Het rapport<br />

bevat in ieder geval, voor zover het onderzoek zich daartoe uitstrekt, een analyse<br />

van de toedracht van het voorval en het omgaan met de gevolgen alsmede de gegevens<br />

waarop deze analyse berust, de vaststelling van de oorzaken of de vermoedelijke<br />

oorzaken van het voorval en de omvang van zijn gevolgen en indien daartoe aanleiding<br />

bestaat, de constatering van structurele veiligheidstekorten en daaraan verbonden<br />

aanbevelingen.<br />

De in artikel 3 genoemde taakstelling van de Onderzoeksraad wordt nog meer expliciet<br />

gemaakt in artikel 61, waarin staat omschreven dat een conclusie of aanbeveling<br />

niet behelst het vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een voorval.<br />

De Onderzoeksraad is inmiddels een veel besproken en zelfs niet meer weg te denken<br />

actor in het Nederlandse veiligheidscomplex. 11 In 2008 heeft een eerste evaluatie<br />

8<br />

Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid van 2 december 2004, Staatsblad 2004, 677.<br />

9<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 28634 (R1727), nr. 3, pag. 8.<br />

10<br />

Art. 55 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

11<br />

Terpstra, J.B. (2010), Het veiligheidscomplex: ontwikkelingen, strategieën en verantwoordelijkheden in de<br />

veiligheidszorg.<br />

12 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


plaatsgevonden door een Commissie onder leiding van mevrouw Sint. In het jaar 2011<br />

heeft de Onderzoeksraad een voorzitterswissel ondergaan en dat moment markeerde<br />

de overgang van een pioniersfase naar een ‘andere fase’. Tegelijkertijd ondergaat de<br />

Raad een uitbreiding van werkterreinen. Waar de Raad ooit zijn oorsprong had in de<br />

transportsector wordt nu ook onderzoek gedaan in een veelheid van andere sectoren.<br />

Ook de medische en digitale wereld kunnen niet meer aan de aandacht van de Raad<br />

ontsnappen. Kortom, het onderzoeken waard.<br />

1.3 aanleiding adviesopdracht<br />

Problemen met de digitale beveiliging tussen overheid en burgers onderzoeken, met<br />

als trefwoord DigiNotar, is zo’n voorbeeld van een recente uitbreiding van werkterreinen.<br />

Volgens onze opdrachtgever ondergaat de Raad een verdere uitbreiding (openbare<br />

orde) en de indruk bestaat dat wanneer een netelige kwestie onder het begrip ‘veiligheid’<br />

te plaatsen is de Raad expliciet gevraagd wordt onderzoek te doen. De waarde<br />

die wordt gehecht aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid en zijn werkzaamheden<br />

wordt mede bepaald door de waarde die wordt toegedicht aan ‘veiligheid’. De Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid heeft immers de opdracht om te zoeken naar structurele<br />

veiligheidstekorten.<br />

Dat het onderzoeksterrein van de Onderzoeksraad hiermee wel erg groot is geworden<br />

is een belangrijke achtergrond van de opdracht door de heer Joustra (voorzitter) en de<br />

heer Mertens ( lid) van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze ontwikkeling roept de<br />

vraag op hoe de Onderzoeksraad zich verhoudt tot andere organisaties in het veiligheidscomplex,<br />

zoals bijvoorbeeld toezichthouders, opsporingsinstanties en adviesraden.<br />

De veronderstelling is dat de Raad door deze taakverbreding meer en meer te<br />

maken zal krijgen met incidentgerichtheid aan de kant van politiek en media. De Raad<br />

heeft aangegeven behoefte te hebben aan een nadere analyse van zijn strategische<br />

positie in het geheel van (overheids)instanties die verantwoordelijkheden dragen in<br />

het veiligheidsdomein.<br />

Daarom heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan de Nederlandse School voor<br />

Openbaar Bestuur gevraagd hiernaar onderzoek te doen.<br />

1.4 onderzoeksvragen en aanpak<br />

Door de opdrachtgever is op basis van de gewenste strategische analyse de volgende<br />

centrale onderzoeksvraag geformuleerd: 12<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de onderwerpen – en daarmee de verbreding van het krachtenveld<br />

– voor de strategische positie van de OVV, nu en in de toekomst en hoe moet deze strategische<br />

positie tot uitdrukking komen in de selectie van de onderwerpen, de methoden van<br />

onderzoek en de aard van de aanbevelingen?”<br />

12<br />

Zie voor de volledige adviesopdracht bijlage ii.<br />

Zeegezichten<br />

13


De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft deze vervolgens uitgewerkt in een aantal<br />

aspecten die mogelijk de aandacht vragen. Daarbij stond het ons vrij een eigen richting<br />

te kiezen. Naar aanleiding van diverse oriënterende gesprekken en bestudering<br />

van relevante literatuur, hebben wij in samenspraak met de opdrachtgever de volgende<br />

onderzoeksvraag en deelvragen geformuleerd;<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de werkterreinen - en daarmee de verbreding van het<br />

krachtenveld - voor de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?”<br />

Deze centrale onderzoeksvraag is door ons vertaald in de volgende deelvragen:<br />

1. Wat behelst de ‘strategische positionering’ van een organisatie als de Onderzoeksraad?<br />

2. Welke kansen en bedreigingen en welke relevante interne en externe ontwikkelingen tekenen<br />

zich af?<br />

3. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de maatschappelijke meerwaarde van de Onderzoeksraad?<br />

4. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de interne organisatie van de Onderzoeksraad in<br />

relatie tot derden?<br />

5. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de Onderzoeksraad in relatie tot het krachtenveld?<br />

6. Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden getrokken voor de strategische positionering?<br />

Het advies in dit rapport is gebaseerd op literatuurstudie en interviews met belangrijke<br />

actoren uit de omgeving van de Onderzoeksraad. We hebben literatuur bestudeerd ter<br />

voorbereiding op ons onderzoek, om ons onderzoek aan te scherpen en om contextuele<br />

informatie te vergaren. Verder zijn er meer dan veertig personen geïnterviewd (zie<br />

bijlage iii voor de lijst met geïnterviewden). Deze bestonden initieel uit oriënterende<br />

interviews om onze focus aan te scherpen en vervolgens uit verdiepende interviews<br />

met diverse stakeholders. De interviewvragen waren semigestructureerd en bevatten<br />

naast open vragen ook enkele stellingen (zie bijlage iv). De selectie van stakeholders<br />

is tot stand gekomen met gebruikmaking van het model van de strategic triangle van<br />

Mark Moore (zie hoofdstuk 2) en een NSOB-module van Jaap Boonstra en Mark van<br />

Twist. 13 Zowel de resultaten van de interviews als van de literatuurstudie zijn interpretatief<br />

geanalyseerd. De uitkomsten van ons onderzoek zullen wij presenteren tijdens<br />

een heidag van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

13<br />

Boonstra, Jaap en Mark van Twist (10 februari 2012), Reflectiemodule Ondernemen, innoveren,<br />

vernieuwen, presentatie NSOB.<br />

14 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


1.5 leeswijzer<br />

In ons onderzoek en de schriftelijke weergave daarvan in dit rapport besteden wij achtereenvolgens<br />

aandacht aan de volgende zaken. Wij zijn gestart met een verkenning in<br />

de literatuur en de beschikbare documentatie van de Onderzoeksraad. Een weerslag<br />

hiervan vindt u in hoofdstuk 2, een instrument voor positionering. Naast de literatuurverkenning<br />

is in overleg met de opdrachtgever gefocust op een blik van “buiten naar<br />

binnen” en is veel tijd besteed aan oriënterende en verdiepende interviews in het<br />

krachtenveld rond de Raad. De historische context en de ontwikkeling rond de verbreding<br />

en verdieping van werkterreinen wordt beschreven in hoofdstuk 3. De tijdens de<br />

literatuurstudie en interviews opgedane ervaringen zijn in meerdere gesprekken gedeeld<br />

met de opdrachtgevers, wat heeft geleid tot een rubricering van de onderzoeksresultaten<br />

rond drie dominante thema’s. Deze drie thema’s, strategisch selecteren,<br />

samenwerken en beïnvloeden, komen achtereenvolgens ruim aan bod in de hoofdstukken<br />

4, 5 en 6. In hoofdstuk 7 verbinden we de resultaten van deze drie thema’s<br />

in een aantal conclusies en adviezen. We sluiten af met een reflectie in hoofdstuk 8.<br />

Zeegezichten<br />

15


16 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


2 Sextant<br />

De onderzoeksvraag naar de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid heeft veel weg van een wicked problem. Volgens Roel in ’t Veld 14 typeert dit<br />

begrip een vraagstuk waarbij een tweedimensionale dissensus bestaat: zowel over de<br />

te honoreren waarden als over de te gebruiken kennis. Gelet op de overgang van een<br />

pioniersfase naar een ‘andere’ fase gaat het bij de positionering van de Onderzoeksraad<br />

over een wenselijke verandering, terwijl de richting nog moeilijk onder woorden<br />

is te brengen.<br />

Bij een wicked problem is het niet goed mogelijk onderzoek en vormgeving gescheiden<br />

te houden. Anders gezegd, een nieuwe positionering is niet volledig analyseerbaar en<br />

oplosbaar, omdat na iedere stap die je zet het weer andere kanten van zichzelf laat<br />

zien. Volgens De Wit en Meyer 15 is een eersteklas strateeg geen treinmachinist, maar<br />

een reiziger die voortdurend op ontdekkingstocht is. Bekende theorieën en recepten<br />

geven houvast, maar de kans is groot dat het proces anders verloopt dan gepland. De<br />

ontdekkingsreiziger heeft meer behoefte aan een hulpmiddel waarmee hij zijn stappen<br />

kan beoordelen en de richting kan bepalen. In dit hoofdstuk worden daarom een<br />

aantal begrippen nader toegelicht, om uiteindelijk af te sluiten met een pragmatisch<br />

instrument om te helpen navigeren.<br />

2.1 strategische heroriëntatie<br />

Volgens Keuning en Eppink 16 is kenmerkend voor een pioniersorganisatie dat die<br />

wordt geleid door de oprichter. De organisatie is als het ware de verpersoonlijking van<br />

de pionier. Planning op de langere termijn ontbreekt meestal, problemen worden door<br />

improvisatie opgelost en de pionier speelt daarbij zelf een belangrijke rol. Ook in het<br />

benaderen van de omgeving vormt het persoonlijke contact van de pionier een belangrijk<br />

element. Natuurlijk gaat de vergelijking met een pioniersorganisatie slechts<br />

ten dele op. Elementen die herkenbaar zijn bij de Onderzoeksraad, hebben vooral te<br />

maken met de sterke betrokkenheid van de grondlegger bij de organisatie en het ontbreken<br />

van een expliciet geformuleerde toekomststrategie.<br />

Gezien het gezag en de positie die de Onderzoeksraad de afgelopen jaren heeft verworven,<br />

was de taxatie van de commissie Sint dat de pioniersfase zijn einde zou<br />

moeten naderen. Op de oude voet doorgaan zal betekenen dat binnen afzienbare tijd<br />

sprake is van een “overrijpe pioniersorganisatie”, aldus de commissie Sint. Maar als<br />

sprake is van aanpassingsvermogen en zelfbewustzijn, zal de organisatie anticiperend<br />

de bakens gaan verzetten. Duidelijk en kernachtig een oproep tot een strategische<br />

14<br />

in ’t Veld, prof. Dr. R.J. (2010), Kennis democratie; opkomend stormtij, blz. 69.<br />

15<br />

De Wit, Bob en Ron Meyer (2010), Strategy synthesis: Resolving strategy paradoxes to create competitive<br />

advantage.<br />

16<br />

Keuning, dr. D. en dr. D.J. Eppink (2012), Management & Organisatie Theorieboek.<br />

Sextant<br />

17


heroriëntatie voor de Onderzoeksraad. De commissie Sint benoemt beleidsformulering,<br />

criteria voor onderzoeken, prioriteitstelling, structureren van de relaties met derden<br />

en afstemming en taakverdeling met anderen als onderwerpen om ook de volgende<br />

levensfase met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. 17 Onderwerpen die niet geheel<br />

toevallig onderdeel zijn van onze onderzoeksopdracht.<br />

2.2 the strategic triangle<br />

Deze aspecten van heroriëntatie en vooral de samenhang hier tussen kunnen inzichtelijk<br />

gemaakt worden met “The Strategic Triangle” van Mark Moore. Hij heeft in zijn<br />

studie “Creating Public Value. Strategic Management in Government” de inmiddels wereldwijd<br />

gebruikte strategische driehoek ontwikkeld. Moore betoogt dat managers in de<br />

publieke sector moeten handelen op basis van een theorie van public value oftewel<br />

publieke waarde. Hij heeft, uitgaande van het concept van corporate strategy uit de private<br />

sector, een praktische methode ontwikkeld hoe deze publieke waarde in specifieke<br />

omstandigheden onderscheiden kan worden. 18 De kracht van de strategic triangle<br />

is dat hierdoor inhoud, politiek en bestuur en management met elkaar worden verbonden<br />

en elkaar beïnvloeden.<br />

Anders gezegd gaat het erom het doel van de organisatie te waarderen: wat is de public<br />

value van de organisatie? Wij vertalen dit in: wat zijn missie en visie? Wat is het publiek<br />

doel? Deze maatschappelijke meerwaarde legitimeert het bestaansrecht van een<br />

organisatie. Om de vergelijking te maken met het bedrijfsleven: een bedrijf overleeft<br />

omdat het een toegevoegde waarde heeft. Deze waarde wordt uitgedrukt in de winst<br />

en de waarde voor de aandeelhouders. Als een bedrijf geen winst oplevert, geen waarde<br />

voor de aandeelhouders, gaat het uiteindelijk failliet. Hetzelfde geldt voor publieke<br />

organisaties. Als er getwijfeld wordt aan of onvrede is over de opbrengst van een overheidsorganisatie<br />

kan dit uiteindelijk leiden tot het opheffen ervan.<br />

Ten tweede, en dit valt onder het politieke domein, gaat het om het verwerven van<br />

legitimiteit, mandaat en steun voor de organisatie. Dit is breder dan wat vaak onder<br />

politiek verstaan wordt, namelijk de politieke arena in Nederland, waarin politieke<br />

partijen zich bewegen. Het gaat namelijk ook om belangrijke stakeholders zoals financiers.<br />

Stakeholders variëren per organisatie, per ontwikkelingsfase van de organisatie<br />

én in de tijd. Moore onderscheidt onder andere de volgende actoren: politieke superieuren,<br />

wetgevers, toezichthouders en de media. 19 Samengevat noemt hij dit de authorizing<br />

environment. Wij zullen in dit onderzoek deze Engelse term gebruiken, omdat<br />

deze in het wetenschappelijk spraakgebruik ingeburgerd is. Waarom is deze omgeving<br />

zo belangrijk? Moore onderscheidt vier redenen:<br />

17<br />

Begeleidingscommissie Sint (14 augustus 2008), brief over aanbevelingen naar aanleiding van de<br />

Evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

18<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 22-23.<br />

19<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 118-126.<br />

18 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Routinematige verantwoording. De meest voorkomende vorm van verantwoording,<br />

die nodig is om te zorgen dat er een continue stroom van geld en autoriteit naar de<br />

organisatie blijft gaan.<br />

• Autoriseren van verandering en innovatie. Om de publieke waarde van de organisatie<br />

te veranderen of te zorgen voor andere majeure veranderingen is toestemming<br />

of goedkeuring nodig, al dan niet expliciet.<br />

• Zorgen voor coördinatie tussen verschillende organisaties. Soms zijn andere organisaties<br />

of partijen nodig om de doelen, de publieke waarde(n), van de organisatie<br />

te verwezenlijken. Een stakeholder is een belangrijke stakeholder in de authorizing<br />

environment, wanneer hij bij kan dragen aan het zorgen voor of vergroten van het<br />

draagvlak.<br />

• Zorgen voor gedecentraliseerde coproductie. Deze doet zich voor als een bijdrage<br />

nodig is van organisaties en private personen die zijn versnipperd op een decentraal<br />

niveau. Moore geeft het voorbeeld van de directeur van een gezondheidsinstituut<br />

die een nationaal vaccinatieprogramma wil oprichten ter voorkoming van<br />

een epidemie. De epidemie is er nog niet, en komt er hopelijk ook niet – als het<br />

vaccinatieprogramma doorgaat! De directeur moet er wel miljoenen Amerikanen<br />

van overtuigen zich te laten inenten – met alle risico’s van dien – tegen een epidemie<br />

die er nog niet is! 20<br />

Tenslotte, het derde domein heeft betrekking op de capaciteiten die een organisatie in<br />

huis heeft om zijn doel te bereiken. De operating capacity, dat wil zeggen, menskracht,<br />

financiële en andere middelen. 21 De wijze waarop de resources van de organisatie worden<br />

ingezet voor de gewenste resultaten en effecten. Een organisatie kan zich niet<br />

onttrekken aan de verantwoordelijkheid om maatschappelijke meerwaarde te creëren.<br />

In plaats van gevangen te zitten tussen middelen en opdracht (operating capacity &<br />

authorizing environment) kun je ook kijken naar wat de samenleving nodig heeft. Vanuit<br />

maatschappelijke meerwaarde kijken van buiten naar binnen, nodigt uit tot een ondernemende<br />

grondhouding.<br />

Als één van de domeinen verandert heeft dit consequenties voor de andere twee domeinen<br />

en vice versa. Als bijvoorbeeld het doel, de missie en visie van de organisatie<br />

veranderen zal dit gevolgen hebben voor het type medewerkers dat de organisatie<br />

nodig heeft. En voor de huidige stakeholders die de organisatie steunen en legitimeren.<br />

Wellicht dienen er zelfs nieuwe stakeholders gevonden te worden en gaan oude<br />

verloren. Niet alleen de samenhang tussen de domeinen, maar ook de ontwikkelingen<br />

in de tijd spelen een rol.<br />

20<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 115-117.<br />

21<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 22-23.<br />

Sextant<br />

19


Schematisch weergegeven ziet het er als volgt uit. Moore noemt dit de strategische<br />

driehoek.<br />

Strategisch<br />

positioneren<br />

Authorizing<br />

environment<br />

Ontwikkeling in de tijd<br />

Operating<br />

capacity<br />

Public<br />

value<br />

Authorizing<br />

environment<br />

Operating<br />

capacity<br />

Public<br />

value<br />

The Strategic Triangle<br />

Mark Moore, Harvard<br />

20 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Zoals hiervoor aangegeven gebruiken we de Strategic Triangle van Moore om gegeven<br />

de verbreding van de Onderzoeksraad de positionering in de tijd te plaatsen. Als één<br />

van de drie variabelen verandert zal dat (moeten) doorwerken naar de andere twee.<br />

Zo zal een verandering in de missie en de koers van de organisatie (de verbreding van<br />

terreinen) leiden tot nieuwe eisen ten aanzien van de organisatie en de werknemers.<br />

En andersom zal de aanwezige operating capacity heel bepalend zijn voor wat er op<br />

strategisch niveau op een bepaald moment nodig dan wel mogelijk is. Als het beleid,<br />

het maatschappelijk klimaat of de economische omstandigheden veranderen, zal dat<br />

ook gevolgen hebben voor het (strategisch) sturen en managen van maatschappelijke<br />

prestaties (het public value management). Het model van Moore maakt heel duidelijk dat<br />

alleen het veranderen van de strategische koers niet voldoende is om ‘mee te bewegen’<br />

met veranderende omstandigheden, maar dat het noodzakelijk is om tegelijkertijd<br />

op zoek te gaan naar passende nieuwe vormen van legitimering en bronnen van<br />

steun, en een aanpassing van de operating capacity. Het model van Moore laat ook zien<br />

dat sturingsvragen, legitimiteitsvragen en organisatievragen sterk met elkaar samenhangen<br />

en ook in onderling verband moeten worden bezien bij het managen van<br />

maatschappelijke ondernemingen.<br />

De informatie die wij met gebruikmaking van Moore en aansluitend met de interviews<br />

in kaart hebben gebracht verwerken we tot een vorm van SWOT-analyse. Deze analyse<br />

geeft antwoord op vragen als ‘Waar is de Onderzoeksraad goed en minder goed in?’ en<br />

‘Wat zijn eventuele kansen en bedreigingen in de omgeving van de Raad?’ Dit overzicht<br />

levert de input voor inzichten in de (nieuwe) strategische positionering.<br />

2.3 swot-analyse en confrontatiematrix<br />

De SWOT-analyse 22 is een breed toegepaste manier om kansen en bedreigingen voor<br />

en sterkten en zwakten (minder sterke kanten) van een organisatie in beeld te brengen.<br />

Vaak blijft het bij het benoemen van deze vier elementen en houdt men het bij<br />

vier lijstjes (zie onderstaande figuur). Dit is echter nog geen SWOT-analyse, maar<br />

slechts het verzamelen van data. Een SWOT-analyse wordt uitgevoerd door de sterke<br />

en minder sterke kanten (Strengths en Weaknesses) in een confrontatiematrix samen<br />

te brengen met de kansen en bedreigingen (Opportunities en Threats).<br />

SWOT analyse<br />

Belangrijkste sterke<br />

Belangrijkste minder<br />

Belangrijkste<br />

Belangrijkste<br />

kanten<br />

sterke kanten<br />

kansen<br />

bedreigingen<br />

1 1 1 1<br />

2 2 2 2<br />

3 3 3 3<br />

22<br />

Westerkamp, Kees (2003), Een marketingplan in twaalf stappen, in: Specifiek, pag. 8-9 en op<br />

www.managamentmodellensite.nl.<br />

Sextant<br />

21


Kansen en bedreigingen komen van buiten. Het zijn positieve en negatieve ontwikkelingen<br />

voor een organisatie. Onder bepaalde condities wellicht beïnvloedbaar, maar<br />

nooit beheersbaar. Uit een interne analyse kunnen de sterke en minder sterke kanten<br />

worden afgeleid. In de confrontatiematrix worden deze twee in verband gebracht met<br />

de kansen en bedreigingen. Een kans kan worden geneutraliseerd door een bedreiging<br />

of een bedreiging nog eens versterkt door een zwakte. En vice versa kan een sterkte<br />

gebruikt worden om op een kans of bedreiging in te spelen en een minder sterke kant<br />

zodanig te versterken om op een kans in te spelen of een bedreiging het hoofd te bieden.<br />

Deze stap heeft als doel het in kaart brengen van de interne en externe omgeving van<br />

de organisatie. Er wordt zowel gekeken naar positieve als negatieve ontwikkelingen.<br />

Om tot aanbevelingen te komen concretiseren we deze analyse door het vervaardigen<br />

van een confrontatiematrix. Hierin worden de sterke kanten en de minder sterke kanten<br />

én de kansen en bedreigingen uit de SWOT-analyse met elkaar in relatie gebracht.<br />

Er wordt vooral van buiten naar binnen gekeken. Met andere woorden: wat is het effect<br />

van de kansen en bedreigingen op datgene waarin de Onderzoeksraad goed en<br />

minder goed is. Deze confrontatie geeft duidelijkheid over de volgende vragen:<br />

• Hoe kan een sterkte gebruikt worden om op een kans in te spelen?<br />

• Hoe kan een sterkte gebruikt worden om een bedreiging af te wenden?<br />

• Hoe kan een zwakte zodanig versterkt worden om op een kans in te spelen?<br />

• Hoe kan een zwakte zodanig versterkt worden om een bedreiging het hoofd te<br />

bieden?<br />

2.4 bepalen strategische opties en keuzen<br />

De confrontatiematrix geeft ons inzicht in hoe de Onderzoeksraad zich zou kunnen<br />

positioneren nu en naar de toekomst. Er volgen een aantal wat ons betreft belangrijke<br />

thema’s, die focus verdienen. Belangrijk blijft dat de thema’s voor positionering – met<br />

een blik van buiten naar binnen – een uitkomst zijn van onze waarnemingen, gedachten<br />

en gevoelens op basis van literatuuronderzoek en interviews met allerlei stakeholders.<br />

Aan de door de Raad te kiezen positionering liggen uiteindelijk nog tal van<br />

bestuurlijke en managementkeuzes ten grondslag. Hoe in die positionering te navigeren<br />

en te focussen werken we nader uit in hoofdstuk 3.<br />

22 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Sextant<br />

23


24 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


3 Navigeren<br />

Het vorige hoofdstuk schetst dat een excellente strateeg geen machinist is, maar veel<br />

meer een ontdekkingsreiziger die onderweg blijft ondernemen, experimenteren en<br />

daarin reflexief is. Het door ons gekozen model toepassen helpt de strategische ontdekkingsreiziger<br />

om richting te geven aan het strategieproces en tevens te focussen.<br />

Wij doen dit met aandacht voor de historische context van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid en de verbreding en verdieping van werkterreinen. Hierbij is een beperkte<br />

internationale verkenning gedaan naar de wijze waarop elders onafhankelijk onderzoek<br />

wordt verricht naar ongevallen. Aansluitend hebben we zes typen actoren, kijkend<br />

van buiten naar binnen, bevraagd op de werking van de Raad. De uitwerking<br />

hiervan levert een empirische analyse en confrontatie op. Met gebruikmaking van<br />

onze eigen kennis, inzichten en ervaringen hebben we dit vertaald naar een focus voor<br />

de strategische positionering. Creativiteit en intuïtie spelen hierbij een rol, maar de<br />

drie thema’s zijn eerst en vooral een uitwerking naar navigeren en focussen.<br />

3.1 historische context<br />

Oktober 1909 werd op basis van de Schepenwet de Raad voor de Scheepvaart geïnstalleerd.<br />

Deze verrichtte onderzoeken naar ongelukken met scheepvaart en had tevens<br />

een tuchtrechtelijke functie. In 1931 volgde de Commissie Binnenvaart, in 1935 de<br />

Raad voor de Luchtvaart en in 1956 de Spoorwegongevallenraad. In de werkwijze is<br />

opvallend dat een voorlopig onderzoek doorgaans werd verricht door aan de ministeries<br />

verbonden inspecties en dat de gegevens voor een second opinion naar deze Raden<br />

gingen. Die beslisten dan of aanvullend onderzoek nodig was.<br />

Wat betreft luchtvaartongevallen werd deze werkwijze begin jaren negentig verlaten.<br />

Er werd in de Luchtvaartongevallenwet vastgelegd dat het gehele onderzoek naar de<br />

oorzaken van ongevallen en incidenten onder de verantwoordelijkheid van de Raad<br />

voor de Luchtvaart diende te geschieden. De Raad voor de Luchtvaart is van groot belang<br />

geweest voor de toekomst van de latere Raad voor de Transportveiligheid en de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, vooral voor de filosofie om te leren.<br />

In 1999 kwam er een einde aan het sectorgewijze onderzoeken van ongevallen. De<br />

Raad voor de Transportveiligheid werd opgericht en kreeg tot taak voor alle sectoren<br />

van het transport onderzoek te doen naar de oorzaken van ongevallen. Bij die oprichting<br />

werden de Commissie Binnenvaart, de Raad voor de Luchtvaart en de Spoorwegongevallenraad<br />

opgeheven. Hiermee werd de genoemde ontwikkeling in de Luchtvaartongevallenwet<br />

doorgezet. Het volledige onderzoek werd onder verantwoordelijkheid<br />

van de Raad geplaatst. Een integraal onafhankelijk onderzoek en rapportage van begin<br />

tot eind.<br />

Navigeren<br />

25


Ook op andere terreinen werd al geruime tijd onderzoek naar de oorzaak van ongevallen<br />

verricht. Afgezien van ad hoc ingestelde onafhankelijke commissies zoals de Commissie<br />

Oosting voor de vuurwerkramp te Enschede en de Commissie Alders voor de<br />

cafébrand te Volendam, gebeurde dit tot dusver slechts door onder ministerieel gezag<br />

staande inspecties. Voorbeelden zijn de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding<br />

en de Inspectie voor de Politie. Beide hebben tot taak daarvoor in aanmerking<br />

komende voorvallen te onderzoeken om daaruit lering te trekken.<br />

Ook voor deze sectoren groeide in de jaren negentig het inzicht dat een onafhankelijke<br />

instantie een nuttige functie zou vervullen. Na advies van het College Bevordering<br />

Veiligheidseffectstudies onder voorzitterschap van de heer Van Vollenhoven heeft de<br />

toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een studie in<br />

gang gezet naar de relevante aspecten van onafhankelijk onderzoek, die buiten de<br />

terreinen van de Raad voor de Transportveiligheid en de beoogde Ongevallenraad Defensie<br />

vallen. Waar KPMG nog adviseerde het onderzoek naar transportongevallen,<br />

ongevallen bij defensie en overige ongevallen te laten onderzoeken door drie verschillende<br />

organen, adviseerde eerdergenoemd College dat één raad te prefereren zou zijn<br />

boven drie afzonderlijke organen.<br />

De Tweede Kamer deelde dit voorstel en koos daarmee een andere lijn dan het toenmalige<br />

kabinet. De Tweede Kamer 23 was van mening dat één Onderzoeksraad efficiënter<br />

zou zijn. Het kabinet wilde de motie van de Kamer aanvankelijk niet uitvoeren.<br />

Tenslotte bestond de Raad voor de Transportveiligheid al en stond de Ongevallenraad<br />

Defensie klaar om van start te gaan. De cafébrand in Volendam bracht daar verandering<br />

in. Geadviseerd werd om toch één raad voor onafhankelijk ongevallenonderzoek<br />

in te stellen. Het kabinet heeft de motie vervolgens onverkort overgenomen. De Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid is een feit!<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt bevoegd een breed terrein te bestrijken en<br />

voorvallen te onderzoeken in alle denkbare sectoren, zoals:<br />

• voorvallen in de industrie, waaronder bedrijfs- en winningsindustrie (inclusief<br />

off-shore) en kernongevallen;<br />

• natuurrampen, waaronder wateroverlast, extreme weersomstandigheden en aardbevingen;<br />

• voorvallen betreffende milieu en gezondheid, waaronder verontreinigingen van de<br />

voedselketen, ongevallen in de privésfeer, epidemieën en verontreiniging van het<br />

natuurlijk milieu;<br />

• explosies, grote branden en instortingen.<br />

23<br />

Kamerstukken II 2001-2002, 27 400 VII, nrs 33 en 34.<br />

26 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


3.2 verbreding werkterreinen in perspectief<br />

Deze historie geeft ons inzicht in de achtergronden van de Raad en geeft context aan<br />

de voorgestane verbreding van werkterreinen en de mogelijke effecten voor haar positionering.<br />

Hoe is dat elders?<br />

In veel landen is het bij het sectorgewijs onderzoeken van ongevallen gebleven. Binnen<br />

de Europese Unie zijn er ook verschillende agentschappen actief die zich richten<br />

op specifieke sectoren. 24 Het betreft onder andere de European Aviation Safety Agency<br />

(EASA), de European Railway Agency (ERA) en de European Maritime Safety Agency<br />

(EMSA). Verder vervult in Europees verband de European Transport Safety Council<br />

(ETSC) een rol in het bevorderen van de veiligheid op vervoersgebied. In internationaal<br />

perspectief vervult de International Transportation Safety Association (ITSA) een vergelijkbare<br />

rol. Deze organisatie is in 1994 opgericht door Nederland, Zweden, Canada<br />

en de Verenigde Staten. Later zijn landen als Nieuw-Zeeland, Australië, Zuid-Korea,<br />

Japan, Taiwan, Russische Federatie, Engeland, Noorwegen, Finland en India toegetreden<br />

tot de ITSA.<br />

De onderzoeksraden in andere landen hebben een beperkter takenpakket, zijn specifiek<br />

gericht op transportveiligheid en kennen weinig tot geen andere onderzoeksvelden.<br />

Zweden, Finland en Nederland zijn de enige drie landen ter wereld die een<br />

onafhankelijke onderzoeksraad hebben die actief is in alle sectoren van ongevallen.<br />

De site van de Finse Onderzoeksraad beschrijft het heel duidelijk: “In Finland the Safety<br />

Investigation Authority investigates all major accidents regardless of their nature as well as all<br />

aviation, maritime and rail accidents and their incidents.” 25<br />

In Nederland is de ontwikkeling de laatste jaren nog verder gegaan. De Onderzoeksraad<br />

verricht inmiddels ook onderzoeken naar hartchirurgie en digitale veiligheid.<br />

Momenteel wordt gesproken over het uitbreiden naar openbare orde en daarmee uiteindelijk<br />

een alles overkoepelende Onderzoeksraad voor Veiligheid. Alles benoemen<br />

als veiligheid is een ontwikkeling die niet te stoppen lijkt.<br />

24<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010 Onderzoeksraad voor Veiligheid, pag. 36.<br />

25<br />

http://www.turvallisuustutkinta.fi/<br />

Navigeren<br />

27


3.3 breedte en diepte in traditionele en toekomstige<br />

terreinen<br />

In ons rapport beschouwen wij de breedte van sectoren als het geheel van verschillende<br />

sectoren (en/of terreinen) waarbinnen de Raad onderzoek doet. Volgens de site<br />

van de Raad onderscheiden zij op dit moment de volgende sectoren: Binnenvaart, Zeescheepvaart,<br />

Water, Wegverkeer, Railverkeer, Luchtvaart, Industrie, Buisleidingen en<br />

netwerken, Bouw en dienstverlening, Crisisbeheersing en hulpverlening, Defensie en<br />

Gezondheid 26 . De breedte van de werkterreinen bepaalt dus in belangrijke mate de<br />

diversiteit. Binnen de diverse terreinen is ook een toegenomen diepte te constateren.<br />

Hiermede bedoelen wij dat binnen de verschillende sectoren de complexiteit en de<br />

aanwezige specialismen steeds groter worden. Onderstaande figuur visualiseert dat.<br />

Breedte van de sectoren<br />

Water<br />

Lucht Rail Gezondheid<br />

Digitale<br />

Veiligheid<br />

regie regie regie regie regie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

methodologie<br />

Diepte<br />

systeem systeem systeem systeem systeem<br />

specialist specialist specialist specialist specialist<br />

diepte<br />

diepte<br />

diepte<br />

diepte<br />

diepte<br />

specialist<br />

specialist<br />

specialist<br />

specialist<br />

specialist<br />

Deze figuur laat niet alleen de verschillende diepten zien van de verschillende terreinen,<br />

maar toont ook de verschillende onderzoekskwaliteiten die nodig zijn voor kwalitatief<br />

goed onderzoek. Het verrichten van complexe onderzoeken vraagt doorgaans inzet<br />

van verschillende specialismen en kwaliteiten. De Onderzoeksraad zet regelmatig<br />

externe deskundigen in bij onderzoeken. Dat vraagt om regie. Het verrichten van<br />

onderzoek in algemene zin vraagt daarnaast altijd methodologische kwaliteiten.<br />

Deze kwaliteiten zijn integraal noodzakelijk voor alle onderzoeken. De volgende verdiepingsstap<br />

vraagt specifieke kennis van die terreinen of sectoren. De complexiteit<br />

van de terreinen vraagt dus algemene kennis van het onderhavige systeem, maar<br />

zeker ook van de daarbinnen werkende specialismen en in toenemende mate vormen<br />

van dieptespecialismen.<br />

26<br />

http://www.onderzoeksraad.nl/index.php/sectoren/<br />

28 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Echt eenvoudige incidenten bestaan eigenlijk niet meer. Bij het analyseren van incidenten<br />

word je al snel geconfronteerd met de behoefte aan (zeer) specialistische kennis<br />

die noodzakelijk is voor de analyse van de oorzaken. Dat is zichtbaar binnen eigenlijk<br />

zowel alle bestaande als ook de nieuwe sectoren. De voorgestane verbreding gaat<br />

dus gelijk op met een in algemene zin toenemende verdieping. De verbreding kan niet<br />

zonder eveneens te verdiepen.<br />

We kunnen vaststellen dat er nadrukkelijk sprake is van een uitbreiding van sectoren.<br />

In ons onderzoek beschouwen we deze als een gegeven. De verdieping zit hier dus<br />

onlosmakelijk aan verbonden. De gevolgen die het op velerlei gebied heeft trachten<br />

wij te duiden in dit rapport.<br />

3.4 zes typen actoren<br />

Met als uitgangspunt om van buiten naar binnen te kijken en met gebruikmaking van<br />

het model van Moore hebben we zes typen actoren ofwel de meest relevante stakeholders<br />

geïdentificeerd. Onderstaande figuur geeft aan welke dat zijn.<br />

Politiek<br />

Openbaar<br />

bestuur<br />

Concullega's<br />

OvV<br />

Media<br />

Wetenschappers<br />

Benchmark<br />

organisaties<br />

Passend bij een type actor hebben we een selectie vanuit onze basis vragenlijst voorgelegd.<br />

Algemene vragen over eerste beelden, rollen, imago van de raad, sterke kanten<br />

en minder sterke kanten, kansen en bedreigingen, belangrijke stakeholders en grenzen<br />

aan werkterreinen en ook enkele stellingen zijn aan een ieder voorgelegd. In het<br />

totaal zijn meer dan veertig interviews afgenomen.<br />

Op deze wijze hebben we per type actor een beeld van buiten naar binnen gekregen<br />

over de positieve en minder positieve kijk van deze actoren op de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid. Dat geeft als in essentie het volgende beeld.<br />

Navigeren<br />

29


Naam Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging<br />

(extern)<br />

Politiek<br />

- kwaliteit<br />

- onafhankelijk<br />

- gezaghebbend<br />

- old boys netwerk - OVV disciplineert<br />

- onderzoek op<br />

metaniveau<br />

- koester wat je hebt<br />

(consolidatie)<br />

- van rampen kan<br />

je leren, vorige<br />

voorkomen,…. maar<br />

nieuwe niet!<br />

- regelreflex is niet de<br />

oplossing<br />

Benchmarkorganisaties<br />

- degelijk en<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

onderzoek<br />

- specialisme op<br />

transport<br />

- persoonlijke<br />

Identificatie met<br />

Vollenhoven<br />

- doorlooptijd<br />

- niet overal<br />

specialist in zijn<br />

- OVV op metaniveau<br />

- nabijheid is nodig<br />

om dingen voor<br />

elkaar te krijgen<br />

- OVV ” instantie van<br />

last resort “<br />

- persoonlijke<br />

identificatie<br />

met Pieter van<br />

Vollenhoven<br />

- realiteitsbesef bij<br />

adviezen<br />

- wettelijke<br />

verplichting<br />

onderzoeken<br />

nuanceren?<br />

Wetenschap<br />

- de OVV is een begrip<br />

- je ontleent gezag<br />

aan methodologisch<br />

en inhoudelijk juiste<br />

rapportages<br />

- onmogelijk overal<br />

verstand van<br />

te hebben en te<br />

(onder) houden<br />

- realiteitszin<br />

- meer verbinding<br />

met wetenschap<br />

- er is inter-toezicht<br />

nodig, kans voor de<br />

OVV<br />

- afrekencultuur<br />

- leren en<br />

verantwoorden<br />

vragen ander<br />

onderzoek (gaan<br />

niet samen)<br />

- ‘nuchter’ is<br />

verdwenen<br />

Media<br />

- kwaliteit rapporten<br />

- relatie met media<br />

goed, afhankelijk,<br />

betrouwbaar en<br />

gedegen onderzoek<br />

- onzichtbaar buiten<br />

de rapporteur om<br />

- doorlooptijd<br />

onderzoeken<br />

- gebruik (nieuwe)<br />

media voor, tijdens<br />

en na onderzoek<br />

- media rol in<br />

monitoren<br />

- verlies<br />

onafhankelijkheid<br />

- kwaliteit goed,<br />

rendement te laag<br />

- teveel onderzoeken,<br />

gevaar voor<br />

kwaliteit<br />

Concullega’s<br />

- goed in feiten boven<br />

water<br />

- super deskundig bij<br />

tramsport veiligheid<br />

- internationaal<br />

voorop<br />

- gevaar van<br />

uitbreiding is<br />

gebrek/twijfel aan<br />

deskundigheid<br />

- doorlooptijden<br />

dramatisch<br />

- OVV als netwerk<br />

- relaxed met<br />

onafhankelijkheid<br />

- redelijkheid<br />

- goede zaken goed,<br />

dan houd je gezag<br />

- meer veiligheid kan<br />

niet oneindig<br />

- onvoldoende<br />

kwaliteit bij nieuwe<br />

terreinen<br />

- naming en shaming,<br />

hindert leren<br />

Openbaar<br />

bestuur<br />

- kwaliteit rapporten<br />

- technische<br />

rapporten van de<br />

OVV zijn de beste<br />

blijf bij je kwaliteit<br />

- dilemma: alle<br />

kennis in huis vs<br />

klein en compact<br />

blijven<br />

- aanbevelingen<br />

moeten realistisch<br />

zijn (scenario,<br />

kosten/baten)<br />

- doorlooptijden<br />

onvoldoende<br />

- opvolging<br />

aanbevelingen<br />

- samenwerking<br />

bevordert kennisuitwisseling<br />

en dus<br />

deskundigheid<br />

- schoenmaker hou je<br />

bij je leest<br />

- 100% veiligheid<br />

bestaat niet<br />

- blijf acteren vanuit<br />

kennis, anders niet<br />

- nuchterheid is<br />

gewenst<br />

- verkramping door<br />

schuldvraag<br />

- risicoregelreflex<br />

In de bijlage is voor twee actoren de volledige uitwerking opgenomen. De uitwerking<br />

van de overige actoren wordt gelet op de omvang separaat aan de Raad ter beschikking<br />

gesteld.<br />

3.5 een empirische analyse en confrontatie<br />

De interviews en de literatuurstudie hebben tal van kwalitatieve gegevens opgeleverd.<br />

Bij elkaar geeft dit een beeld over alle typen actoren heen over de sterke en minder<br />

sterke kanten van de Onderzoeksraad en ook de kansen en bedreigingen voor de Raad.<br />

Samengevat en niet limitatief is dat als volgt in beeld te brengen.<br />

30 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Binnen<br />

Positief<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

Imago<br />

Kwaliteit<br />

Verbreding<br />

Veiligheid leeft<br />

Technische<br />

innovatie &<br />

kennisdeling<br />

s<br />

o OvV w<br />

t<br />

Krampachtige<br />

onafhankelijkheid<br />

Capaciteit bureau<br />

Doorlooptijden<br />

Naming &<br />

shaming<br />

Alles is veiligheid<br />

Complexiteit<br />

ongevallen<br />

Negatief<br />

Buiten<br />

Het tegenover elkaar zetten van de sterke en minder sterke aspecten en de kansen en<br />

bedreigingen uit de analyse is een volgende stap. Uitgangspunt is ook hier vooral van<br />

buiten naar binnen te kijken. Met andere woorden, wat is het effect van kansen en<br />

bedreigingen nu en in de toekomst op datgene waar de Onderzoeksraad goed en minder<br />

goed in is. Je zou kunnen zeggen hoe is een sterkte te gebruiken om op een kans of<br />

bedreiging in te spelen en hoe is een minder sterke kant zodanig te versterken om op<br />

een kans in te spelen of een bedreiging het hoofd te bieden.<br />

• Sterk versus<br />

Kansen<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

Imago<br />

Kwaliteit<br />

Krampachtige<br />

onafhankelijkheid<br />

Capaciteit bureau<br />

Doorlooptijden<br />

• Minder<br />

Sterk versus<br />

Kansen<br />

Verbreding<br />

Veiligheid leeft<br />

Technische<br />

innovatie &<br />

kennisdeling<br />

<strong>Verbreden</strong><br />

en verdiepen<br />

Strategisch<br />

samenwerken<br />

Verbreding<br />

Veiligheid leeft<br />

Technische<br />

innovatie &<br />

kennisdeling<br />

<strong>Onafhankelijk</strong><br />

Imago<br />

Kwaliteit<br />

Strategisch<br />

selecteren<br />

Strategisch<br />

beïnvloeden<br />

Krampachtige<br />

onafhankelijkheid<br />

Capaciteit bureau<br />

Doorlooptijden<br />

• Sterk versus<br />

Bedreigingen<br />

Naming &<br />

shaming<br />

Alles is veiligheid<br />

Complexiteit<br />

ongevallen<br />

Naming &<br />

shaming<br />

Alles is veiligheid<br />

Complexiteit<br />

ongevallen<br />

• Minder<br />

Sterk versus<br />

Bedreigingen<br />

Navigeren<br />

31


De hiervoor visueel weergegeven confrontatie (zoals beschreven in hoofdstuk 2) geeft<br />

ons inzicht in hoe de Onderzoeksraad zich zou kunnen positioneren nu en naar de<br />

toekomst. Het tegen over elkaar zetten maakt duidelijk dat de strategische positionering<br />

van de Onderzoeksraad verbonden is met de vraag naar een uitbreiding van de<br />

onderwerpen. Vanuit de sterke kanten als onafhankelijk, imago en kwaliteit van de<br />

Onderzoeksraad en de vraag naar verbreding, meer veiligheid en innovatie en kennisdeling,<br />

ligt het voor de hand dat de Raad instapt op deze uitbreiding van werkterreinen.<br />

“Op een item als DigiNotar kun je ook geen nee zeggen, als het je wordt gevraagd”. 27<br />

Dit hoort bij het vertrouwen dat de Raad heeft, maar is daarmee ook onlosmakelijk<br />

verbonden met meer diepgang. Zeker gelet op de steeds verder gaande (technische)<br />

specialisering binnen de diverse werkterreinen, zijn de ‘basis op orde’ houden en<br />

kwaliteit leveren een conditio sine qua non om gezaghebbend te blijven. De gewenste<br />

verbreding en verdieping is daarmee een gegeven, waarbij het denkbaar is per domein<br />

(klassiek of nieuw) daar gedifferentieerd op te acteren. Blijft dat deze thema’s voor<br />

positionering - met een blik van buiten naar binnen - een uitkomst zijn van onze<br />

waarnemingen, gedachten en eigen intuïtie.<br />

3.6 strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden<br />

De gulzigheid om te onderzoeken is groot en elke demarcatie om in die gewenste verbreding<br />

en verdieping te kunnen navigeren en focussen is goed. Keerzijde van de<br />

kracht van de Raad in combinatie met de toenemende veiligheidsvraag, complexiteit<br />

van ongevallen en de vraag de vinger op de zere plek te leggen, is jezelf overeten en<br />

niet meer toekomen aan die andere categorie onderzoeken die de Raad als taak heeft,<br />

namelijk antwoord geven op wat we van gebeurtenissen kunnen leren. Door selectiviteit<br />

en domeinafbakening kun je met je sterkte de bedreigingen neutraliseren, ofwel<br />

strategisch selecteren is wat ons betreft het sleutelwoord. In hoofdstuk 4 werken we<br />

dit nader uit.<br />

Anderzijds is inspelen op deze verbreding een risico voor de doorlooptijden van de<br />

onderzoeken en bestaat het gevaar om als antwoord hierop vooral ‘uit het jasje’ te<br />

willen groeien. Het antwoord hierop is wat ons betreft strategische samenwerking<br />

en allianties aangaan. Hiermee zijn de minder sterke kanten op te heffen om van de<br />

kansen te profiteren. Welke mogelijkheden we daartoe zien en wat dit betekent voor<br />

de onafhankelijkheid van de Raad en of hier minder krampachtig mee omgegaan kan<br />

worden werken we verder uit in hoofdstuk 5.<br />

Blijft over de inzet vanuit de Onderzoeksraad aanwenden en versterken om een tegenhanger<br />

te zijn tegen dat institutioneel uitdijende landschap en die zich versterkende<br />

vraag naar naming and shaming zonder te willen leren van de voorvallen. Zeker met de<br />

toenemende complexiteit van ongevallen en de managementaandacht voor doorlooptijden.<br />

Het sleutelwoord is wat ons betreft strategisch beïnvloeden, vooral naar de omgeving<br />

en het krachtenveld. In hoofdstuk 6 werken we nader uit waarop de Onderzoeksraad<br />

kan versterken om deze bedreigingen het hoofd te bieden.<br />

27<br />

Interview met een respondent uit de categorie openbaar bestuur.<br />

32 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


34 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


4 Bestemmingshavens<br />

4.1 inleiding<br />

Strategisch<br />

Selecteren<br />

Strategisch selecteren komt vanuit ons onderzoek als dominant<br />

thema naar voren, zo beschreven wij al in hoofdstuk 3.<br />

Strategische selectie en met name de uitkomsten hiervan zijn bepalend<br />

voor de maatschappelijke meerwaarde die de Onderzoeksraad kan leveren op<br />

het gebied van veiligheid in onze samenleving. De onderzoeken die de Onderzoeksraad<br />

verricht bepalen immers ‘het gezicht’ van de Raad. Om met Moore te spreken:<br />

de keuzes die de Raad maakt in de onderzoeken die zij doen, de wijze waarop men<br />

aan strategische selectie doet, is bepalend voor de aard en omvang van de public value<br />

van de Onderzoeksraad. Naar de theorie van Moore zal de wijziging van strategische<br />

selectie, welke van invloed is op de public value, tevens van invloed zijn op de operating<br />

capacity, en op de authorizing environment. Beide komen aan bod in respectievelijk<br />

hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6.<br />

In hoofdstuk 1 constateerden wij dat de legitimiteit van de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

mede bepaald wordt door de waarde die wordt toegedicht aan ‘veiligheid’. Uit de<br />

literatuur, die in hoofdstuk 1 wordt aangehaald, blijkt dat in de Nederlandse samenleving<br />

zeer veel waarde wordt gehecht aan veiligheid. Veiligheid is één van de hoofdthema’s<br />

van de politiek. Ook diverse geïnterviewden herkennen dit beeld. Aangegeven<br />

wordt dat de Nederlandse samenleving erg individualistisch is geworden. Burgers<br />

tolereren veel minder de bemoeienis van de overheid. Aan de andere kant zijn de verwachtingen<br />

op het gebied van veiligheid van diezelfde burger jegens de overheid zeer<br />

groot. Aan de overheid wordt een grote verantwoordelijkheid toegedicht als het gaat<br />

om de zorg voor veiligheid. Onveiligheid wordt niet getolereerd. De overheid probeert<br />

om de eigen verantwoordelijkheid van burgers een grotere plaats te geven. Toch stellen<br />

wij, mede op basis van wat wij hebben kunnen afleiden uit het empirisch onderzoek,<br />

dat het thema veiligheid zo dominant is dat de werkzaamheden alsmede de<br />

uitbreiding van werkterreinen van de Raad op een groot draagvlak in de Nederlandse<br />

samenleving kunnen rekenen. Dit komt ook naar voren uit een zeer recent naamsbekendheidonderzoek<br />

van de Onderzoeksraad, verder beschreven in hoofdstuk 6. 28<br />

Uitbreiding van werkterreinen maakt het maken van keuzes nog belangrijker. Criteria<br />

die de basis vormen voor deze keuzes zijn cruciaal, omdat deze een kader bieden voor<br />

de noodzakelijke inzet van de kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit. Zij zijn een<br />

instrument waarmee de Raad kan navigeren. Tevens geven deze criteria weer wie en<br />

wat de Raad wil zijn. Zij leveren zo een bijdrage aan de legitimiteit alsmede de public<br />

value van de Onderzoeksraad.<br />

Chantal de Bruijne / Shutterstock.com<br />

28<br />

Intomart GfK bv (2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

Bestemmingshavens<br />

35


Een belangrijk thema voor de positionering van de Onderzoeksraad is op welke wijze<br />

de selectie van onderzoeken plaats vindt. Op basis waarvan wordt de ene gebeurtenis<br />

wel onderzocht en de andere gebeurtenis niet? Om dit te duiden gaan wij achtereenvolgens<br />

in op de aanwezige selectiecriteria en kansen en bedreigingen ten aanzien<br />

van deze wijze van selecteren. Tot slot trekken wij enkele conclusies en doen wij verschillende<br />

aanbevelingen.<br />

4.2 aanwezige selectiecriteria<br />

Wettelijke kaders<br />

Een deel van de selectie van te onderzoeken gebeurtenissen wordt door de wettelijke<br />

kaders bepaald. Zo stelt de Rijkswet dat bij algemene maatregel van (rijks)bestuur<br />

wordt bepaald ten aanzien van welke voorvallen de Raad verplicht is een onderzoek in<br />

te stellen. Het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor Veiligheid 29 werkt dit nader uit en<br />

onderkent een aantal werkterreinen waarop onafhankelijk onderzoek door de Raad op<br />

grond van internationale verplichtingen altijd dient te worden uitgevoerd. Dat geldt<br />

vooral voor de luchtvaart, maar ook op het gebied van scheepvaart, railverkeer en ongevallen<br />

waarbij gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen. Bij Wet wordt, kort gezegd, het<br />

onderzoeken van incidenten op het gebied van openbare ordeverstoring, politieoptreden<br />

en krijgshandelingen echter uitgesloten. 30 Voor het overige laat de Wet de Raad in<br />

hoge mate vrij zelf te bepalen of hij tot onderzoek overgaat. De vrijheid van de Raad<br />

om geheel zelfstandig te kunnen bepalen of een gebeurtenis wel of niet wordt onderzocht,<br />

wordt in de Memorie van Toelichting bij de Rijkswet benoemd als één van de<br />

waarborgen voor de onafhankelijke positie van de Onderzoeksraad.<br />

Eigen criteria van de Raad<br />

Bovenstaande wettelijk gearrangeerde onafhankelijkheid staat een eigen raamwerk<br />

voor de selectie van te onderzoeken gebeurtenissen niet in de weg. Een gedegen visie<br />

op selectie in relatie tot de doelstellingen (missie, visie op public value) van de Onderzoeksraad<br />

is van belang voor een doeltreffende en doelmatige taakuitvoering en daarmee<br />

voor het draagvlak voor de Raad.<br />

Die gedegen visie op selectie start met een visie op wie de Onderzoeksraad wil zijn en<br />

een hieruit voortvloeiende missie. In de visie en missie van de Onderzoeksraad zijn de<br />

volgende aanknopingspunten terug te vinden: 31<br />

• Het is van essentieel belang dat uit het gebeurde lering kan worden getrokken.<br />

• Achterliggende oorzaken van het voorval moeten worden achterhaald.<br />

• Het onderzoek naar deze achterliggende oorzaken is minder op zijn plaats bij strafrechtelijke<br />

of civiele procedures. Diepgaand en afzonderlijk veiligheidsonderzoek is<br />

daarom noodzakelijk en belegd bij de Onderzoekraad voor Veiligheid.<br />

• Voorvallen die hebben geleid, of hadden kunnen leiden, tot ernstige schade, letsel<br />

of dodelijke slachtoffers, dan wel van de omvang van de gevolgen van dergelijke<br />

voorvallen onderzoeken met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen<br />

of te beperken.<br />

29<br />

Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid, 10 december 2004.<br />

30<br />

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, artikel 2.<br />

31<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010.<br />

36 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• De Onderzoeksraad wil met zijn onderzoek de samenleving het vertrouwen geven<br />

dat de onderste steen boven is gekomen. Aldus draagt het onderzoek ook bij aan<br />

het wegnemen van de maatschappelijke onrust als gevolg van het voorval.<br />

Het wettelijk kader en de visie en missie van de Raad maken het werkterrein van de<br />

Raad in de basis zo breed dat keuzes noodzakelijk zijn. De Raad beseft dit ook: ”het<br />

bepalen van de onderzoeksagenda vindt in eerste instantie plaats op basis van een inhoudelijk<br />

afwegingskader.” 32<br />

Dit inhoudelijk afwegingskader bevat op dit moment diverse criteria: 33<br />

• Er dient sprake te zijn van een (recent) zeer ernstig voorval. 34<br />

• Aanwezige maatschappelijke verontrusting en verontrusting bij de Raad zelf. Binnen<br />

dit criterium gaat het om situaties waarin een derde partij de controle over en<br />

de beheersing van voor individuelen geldende veiligheidsrisico’s in handen heeft.<br />

• Voorval gebonden, interessante en speciale maatschappelijke vraagstukken; die<br />

onderwerpen die de veiligheid in Nederland bepalen.<br />

• Nieuwe aandachtsgebieden of fenomenen; onderwerpen waar aandacht voor zou<br />

moeten zijn. Een instrument dat wordt ingezet om hier zicht op te krijgen is bijvoorbeeld<br />

het dit jaar gehouden imago-onderzoek. 35 Eén van de doelen van dit onderzoek<br />

was om te weten te komen welk beeld burgers bij de Onderzoeksraad hebben<br />

en welke verwachtingen er leven. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de<br />

drie belangrijkste thema’s waar de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich volgens de<br />

onderzochten vooral op zou moeten richten zijn: ‘Gezondheid van mens en dier’,<br />

‘Luchtvaart’ en ‘Wegverkeer’.<br />

• Het helpen beslechten of afronden van een ingewikkelde problematiek (met speciale<br />

aandacht voor slachtoffers en nabestaanden).<br />

• De specifieke bevoegdheden van de Onderzoeksraad zijn van duidelijke toegevoegde<br />

waarde. De Raad neemt geen werk over van anderen.<br />

De Commissie Sint in haar evaluatie: “er valt geen duidelijke lijn te ontdekken in de algehele<br />

prioriteitstelling van de OvV. Het gaat daarbij vooral om de keuze door de OvV voor het al<br />

dan niet doen van onderzoek en de verhouding tot andere organisaties die onderzoek voor<br />

hun rekening kunnen nemen (vaak de inspecties maar ook ad hoc onderzoekscommissies).<br />

Wij beschouwen dit als een risico voor de OvV omdat hiermee discussie kan ontstaan over de<br />

toegevoegde waarde van de OvV. … Het uitblijven van duidelijkheid in de onderlinge relaties<br />

leidt al snel tot dubbel werk en onderlinge ‘concurrentie’ ”.<br />

• De kennis en expertise (inhoudelijk, methodologisch) zijn beschikbaar om dit onderzoek<br />

uit te voeren.<br />

32<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Visie op de komende 5 jaar.<br />

33<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010; Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011),<br />

Visie op de komende 5 jaar; Cornelisse, Louis (27 april 2012), “We gaan niet over de schuldvraag”, in:<br />

Binnenlands Bestuur, pag. 20-23.<br />

34<br />

Een voorval wordt in de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (art 1 lid f) gedefinieerd als<br />

gebeurtenis die de dood of letsel van een persoon dan wel schade aan een zaak of het milieu<br />

veroorzaakt, alsmede een gebeurtenis die gevaar voor een dergelijk gevolg in het leven heeft<br />

geroepen. In art 2 worden openbare orde en krijgshandelingen uitgezonderd.<br />

35<br />

Intomart GfK bv (2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

Bestemmingshavens<br />

37


• Het moet gaan om structurele veiligheidstekorten. Dit houdt in dat er wordt vermoed<br />

dat het onderzoek een bredere werking heeft dan alleen dat ene voorval. Dit<br />

is echter lastig om vooraf in te kunnen schatten, meestal is eerst een verkennend<br />

onderzoek nodig.<br />

• Intuïtie: de heer Joustra 36 is gecharmeerd van de wijze waarop de Supreme Court<br />

in de Verenigde Staten selecteert. Onderzoeken worden op basis van voorkeur en<br />

interesse van de Raad geselecteerd.<br />

Funties van onderzoekscommissie<br />

Zoals gezegd zouden, om strategisch te kunnen selecteren, selectiecriteria moeten<br />

voortvloeien uit een visie op wie de Raad wil zijn en welke maatschappelijke meerwaarde<br />

hij zou willen hebben in de Nederlandse samenleving. Een onderzoekscommissie<br />

kan verschillende functies hebben:<br />

• Waarheidsvinding.<br />

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen wetenschappelijke waarheidsvinding<br />

en politieke waarheidsvinding. Waarheidsvinding houdt zich bezig met reconstructie<br />

van feiten. “De waarheid en de feiten zijn vanuit wetenschappelijk oogpunt lastige<br />

begrippen.” 37 Politieke waarheidsvinding gaat over normen.<br />

• Verantwoording afleggen.<br />

“Verantwoording afleggen is een essentieel onderdeel van een democratisch gelegitimeerd<br />

bestuur. ... Macht vereist tegenmacht en dient in de sceptische traditie van gerede twijfel<br />

aan autoriteiten met een gezagsclaim kritisch gevolgd te worden, ook buiten het parlement.”<br />

Rosanvallon onderscheidt daartoe 3 vormen van democratische controle buiten het<br />

parlement: door waakzaamheid, denunciatie en evaluatie. “De werkzaamheden van<br />

onderzoekscommissies kunnen worden gezien als evaluatie.” Dit is “een meer geïnstitutionaliseerde<br />

vorm van controle die niet alleen iets aankaart maar ook oproept tot verbeteren:<br />

fouten moeten aan het licht komen om ervan te leren.” 38<br />

• Leren.<br />

Een onderzoek dat gericht is op leren staat in het teken staat van het lessen trekken<br />

voor toekomstig handelen. 39 Het onderzoek wil een diagnose stellen en aanbevelingen<br />

doen. Doel is de samenleving te laten leren van het incident. Dit betekent<br />

dat wordt verwacht dat aanbevelingen worden overgenomen en opvolging krijgen.<br />

• Symbolische functie.<br />

Publieke verantwoording naar de slachtoffers, reinigende en legitimerende werking<br />

door het in de openbaarheid bespreken van problemen en verbetermogelijkheden. 40<br />

Uit de criteria die de Onderzoeksraad hanteert maken wij op dat de Raad met name de<br />

lerende en symbolische functie nastreeft. Dit komt ons inziens goed terug in de visie<br />

en missie die de Raad heeft geformuleerd.<br />

36<br />

Gesprek met dhr. Joustra en mevr. Visser op 2 mei 2012.<br />

37<br />

Bollen, M. (2010), Tunnelvisie als bedrijfsrisico, pag. 44.<br />

38<br />

WRR (2010), Het gezicht van de publieke Zaak: Openbaar bestuur onder Ogen, redactie: Huub van Dijstelbloem,<br />

Paul den Hoed, Jan Willem Holtslag, Steven Schouten, Amsterdam: Amsterdam University<br />

Press, pag. 32.<br />

39<br />

Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, pag. 320.<br />

40<br />

Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, pag. 321.<br />

38 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Het gebruik van meta-beeldanalyses<br />

De Commissie Sint doet in haar meermaals aangehaalde rapport een aanbeveling welke<br />

betrekking heeft op het gebruik van meta-beeldanalyses bij het selecteren van onderzoeksonderwerpen.<br />

41<br />

“Niettemin plaatst de commissie kritische kanttekeningen bij de manier waarop de keuzes<br />

van de Raad voor te onderzoeken onderwerpen tot stand komt en bij het ontbreken van een<br />

referentiekader (van risicobeleidanalyses tot selectie van onderwerpen en structurele veiligheidstekorten)<br />

voor het selecteren van die onderzoeken. De commissie heeft een vergelijking<br />

getrokken tussen de brede taakstelling van de Raad en de ruime taak van een organisatie als<br />

het Openbaar Ministerie. Deze laatste organisatie is er zelf toe overgegaan om criteria te ontwikkelen<br />

teneinde binnen die ruime taakstelling te kunnen prioriteren en wel aan de hand<br />

van meta beeldanalyses (dreiging- en criminaliteit). Met deze normering kan het OM uitleggen<br />

welke terreinen wel en welke niet worden aangepakt. De commissie adviseert om de Raad op<br />

een vergelijkbare manier meta beeldanalyses op hun taakvelden (structurele veiligheidstekorten)<br />

te laten maken op grond waarvan in een meerjaren plan keuzes worden gemaakt over<br />

de terreinen die wel of geen aandacht krijgen. Zo wordt ook duidelijk wat de toegevoegde<br />

waarde is van het onderzoek door de OvV. ”<br />

De Raad zegt hier recent over: “Jaarlijks wil de Raad op basis van alle interne kennis en in<br />

gesprek met de samenleving komen tot een beeld van de veiligheid in Nederland (“Stand<br />

van het land”). Op basis van dit beeld stelt de Raad de aandachtsgebieden voor de komende<br />

periode vast.”<br />

Een dergelijke meta-beeldanalyse heeft nog niet plaatsgevonden.<br />

Meerjarenvisie<br />

De werkzaamheden van de Raad komen voor een belangrijk deel voort uit incidenten<br />

welke de Raad volgens de wet verplicht is te onderzoeken. Dit neemt circa 40% van<br />

de capaciteit in beslag. 42 Kenmerk hiervan is dat deze niet te plannen zijn. Om de<br />

(strategische) doelstellingen, zeker met betrekking tot uitbreiding van werkterreinen,<br />

te behalen is het noodzakelijk een deel van de beschikbare capaciteit beschikbaar te<br />

houden voor onderzoeken waaraan de Raad zelf prioriteit wil geven. Een meerjarenvisie,<br />

uitgewerkt in een meerjarenplanning, is daarbij noodzakelijk. De Commissie Sint<br />

nam dit op in een aanbeveling, die door de Raad van harte werd overgenomen: “de<br />

ontwikkeling van de meerjarenvisie van de Raad staat momenteel hoog op de agenda van de<br />

Raad, zodat aan dit advies uitvoering zal worden gegeven.” 43 Een meerjarenplanning voor<br />

de Raad is desondanks nog niet aanwezig.<br />

41<br />

Brief van de begeleidingscommissie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />

d.d. 14 augustus 2008.<br />

42<br />

Gesprek met dhr. Joustra en mevr. Visser op 2 mei 2012.<br />

43<br />

Brief van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan de Minister van Binnenlandse Zaken en<br />

Koninkrijksrelaties, d.d. 6 november 2008.<br />

Bestemmingshavens<br />

39


Andere mogelijkheden voor selectie<br />

In de eerder genoemde evaluatie door de Commissie Sint worden nog meer keuzemogelijkheden<br />

gegeven, welke een perspectief zouden kunnen bieden op het nader definiëren<br />

van de selectiecriteria:<br />

• Keuze voor bepaald type onderzoek, bijvoorbeeld alleen grootschalige onderzoeken<br />

naar nieuwe problemen met een grote maatschappelijke impact (en vooralsnog<br />

uiteraard verplichte onderzoeken).<br />

• Keuze voor een bepaalde rol van de Raad. In aansluiting op de rol en verantwoordelijkheden<br />

van andere onderzoeksorganisaties, zoals de inspecties. Dit zou een<br />

nadere invulling kunnen zijn van het door de Raad zelf geformuleerde criterium<br />

‘meerwaarde’.<br />

• Aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek. Er zijn sectoren waar<br />

het lerend vermogen nog niet zo ver is ontwikkeld als in andere sectoren. Volgens<br />

één van onze geïnterviewden is de Gezondheidszorg hier een voorbeeld van, aangezien<br />

onder andere de meldingsbereid er laag is en er weinig collegiale feedback<br />

plaatsvindt. De effectiviteit van de Raad zal in dergelijke sectoren lastiger tot stand<br />

zijn te brengen en vraagt meer tijd of een andere aanpak.<br />

• Afbakenen van het type voorvallen binnen sectoren. Opnieuw een voorbeeld uit de<br />

gezondheidszorg. Volgens één van onze geïnterviewden is op het gebied van technische<br />

veiligheid in de zorg nog een wereld te winnen. De Raad heeft bewezen dat<br />

onderzoeken naar technische veiligheid tot haar kerncompetenties behoren. Het<br />

zou dan niet uit hoeven te maken in welke sector dit plaats vindt. De Raad zou dus<br />

het type onderzoek op kunnen pakken waar hij goed in is en zich terughoudender<br />

op kunnen stellen ten aanzien van andere type voorvallen, bijvoorbeeld medisch<br />

inhoudelijke veiligheid.<br />

4.3. kansen en bedreigingen, handelingsperspectieven<br />

In deze paragraaf werken wij twee verschillende manieren uit die de Raad zouden<br />

kunnen helpen bij het formuleren van selectiecriteria teneinde tot een helder profiel<br />

of een brand te komen. De eerste manier gaat uit van het in beeld brengen van kansen<br />

en bedreigingen ten aanzien van het gebruik van de huidige selectiecriteria. De tweede<br />

manier gaat uit van competing values, welke zouden kunnen worden gebruikt om<br />

handelingsperspectieven te formuleren.<br />

In de vorige paragraaf beschreven we welke selectiecriteria de Onderzoeksraad voorhanden<br />

heeft om tot keuzes voor onderzoeken te komen. Ons empirische onderzoek<br />

levert ons een aantal in het oog springende kansen en bedreigingen op. Door deze in<br />

beeld te brengen proberen wij de Raad handvatten mee te geven voor het aanscherpen<br />

van de selectiecriteria.<br />

Breed scala aan criteria<br />

Kans: Het hanteren van een breed scala aan criteria laat de Raad veel vrijheid in haar<br />

keuzes. Daarnaast zou kunnen worden opgemerkt dat dit de onafhankelijkheid van de<br />

Raad nog eens benadrukt.<br />

Bedreiging: de criteria zijn zo breed dat de Raad op basis van deze beschikbare criteria<br />

eigenlijk alles kan onderzoeken. Ook in het meermaals aangehaalde rapport van de<br />

40 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Commissie Sint komt dit aan de orde: “Er wordt een spanning gesignaleerd tussen selectie<br />

van onderzoeken op basis van veiligheidsrisico enerzijds of terreindekkendheid van de OvV<br />

anderzijds. Daarbij wordt met terreindekkendheid gedoeld op de wens om op alle terreinen<br />

waar de OvV onderzoek mag doen, dat ook in de beginfase van de organisatie echt te willen te<br />

doen.” 44 De gehanteerde criteria zouden onvoldoende houvast kunnen bieden om op<br />

een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de capaciteit om te kunnen gaan<br />

gezien de uitbreiding van werkterrein. Daarnaast zou de Raad beter kunnen laten zien<br />

waar zij van ‘zijn’ (brand). Dit wordt nog belangrijker bij uitbreiding van het werkterrein.<br />

Kwaliteit<br />

Kans: de Raad wordt geroemd om zijn kwalitatief goede rapporten. Uitbreiding van het<br />

werkterrein biedt de Raad de kans om deze kwaliteit voort te zetten c.q. uit te bouwen<br />

en zo een meerwaarde te kunnen leveren in die nieuwe werkterreinen.<br />

Bedreiging: de Raad wordt geroemd om zijn kwalitatief goede rapporten.<br />

Uitbreiding van werkterrein kan een risico met zich meebrengen, omdat<br />

“wie alles doet,<br />

deze nieuwe werkterreinen ook nieuwe kennis vragen.<br />

Dit leidt tot een hoog afbreukrisico, omdat de<br />

doet niets ”<br />

(concullega)<br />

kwaliteit van de rapporten onder druk kan komen te<br />

“uitbreiding prima,<br />

staan. De kwaliteit van de rapporten is één van de belangrijkste<br />

pijlers onder het werk van de Raad. De Onder-<br />

maar alleen als er<br />

voldoende kennis is”<br />

zoeksraad moet bewuste keuzes maken, nee kunnen en durven<br />

(politiek)<br />

zeggen en ook voldoende rust kunnen nemen. Voorbeelden die<br />

genoemd worden door geïnterviewden zijn het terrein gezondheidszorg<br />

en het onderzoek DigiNotar.<br />

Meerwaarde<br />

Kans: Door verschillende geïnterviewden wordt aangegeven dat er zeker ruimte is<br />

voor de Raad in het hele systeem van checks and balances, doch slechts als de Raad een<br />

aanvulling zou kunnen zijn op de bestaande actoren. De Raad zou zijn profiel kunnen<br />

aanscherpen, waardoor zijn meerwaarde nog meer tot uiting zou komen. Een aanbeveling<br />

van de commissie Sint zou daarbij gebruikt kunnen worden: “Het geven van een<br />

impuls door de OvV aan bijvoorbeeld het denken over de eigen verantwoordelijkheid van de burger<br />

door middel van een bijdrage aan het publiek debat wordt daarom positief gewaardeerd.” 45<br />

Bedreiging: de Raad moet opletten zijn meerwaarde te behouden in relatie tot de andere<br />

actoren in het veiligheidsdomein. Een unique selling point is van wezenlijk belang.<br />

Intuïtie<br />

Kans: Het criterium intuïtie geeft de Raad speelruimte en vrijheid met betrekking tot<br />

de selectie van onderzoeken. Het geeft ruimte aan professional<br />

judgement binnen de Onderzoeksraad. Ook benadrukt het de<br />

“omgevingsgevoeligheid<br />

onafhankelijkheid van de Raad.<br />

is heel belangrijk, zaken<br />

Bedreiging: dit criterium maakt het werk van de Onderzoeksraad<br />

komen boven drijven”<br />

weinig voorspelbaar. Voorspelbaarheid zou kunnen bijdragen aan<br />

(benchmarkorganisatie) het goede imago van de Raad en de relatie met de stakeholders.<br />

44<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 39.<br />

45<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 51.<br />

Bestemmingshavens<br />

41


Handelingsperspectieven<br />

Uit de aanwezige selectiecriteria van de Onderzoeksraad kunnen een aantal handelingsperspectieven<br />

worden gedestilleerd, die de Raad handvatten zouden kunnen bieden<br />

bij de selectie van onderzoeken. Deze competing values zijn wij tegengekomen in<br />

deskresearch en interviews. We realiseren ons dat er meerdere denkbaar zijn, maar we<br />

beperken ons tot deze, omdat we deze in de praktijk tegen zijn gekomen.<br />

Het zijn manieren om tegen te selecteren onderzoeken aan te kijken. Zij geven een<br />

basis voor de keuze om een onderzoek te starten. Deze handelingsperspectieven geven<br />

ook een beeld van wat de Raad wil zijn en welke public value hij nastreeft. Met andere<br />

woorden, het kan de Raad tevens helpen meer voorspelbaar te worden. Deze handelingsperspectieven<br />

worden hieronder uitgewerkt.<br />

Incidenteel veiligheidstekort<br />

i<br />

ii<br />

Evidence-based<br />

De vakman<br />

spreekt<br />

iii<br />

De burger<br />

spreekt<br />

iv<br />

Intuïtief<br />

Metabeeldanalyses<br />

Topjes<br />

van de<br />

ijsberg<br />

Structureel veiligheidstekort<br />

In bovenstaande figuur zijn competing values aangegeven. Deze criteria of waarden spelen<br />

een rol bij de selectie door de Raad. Bij het gebruik van deze selectiecriteria is geen<br />

sprake van ‘goed’ of ‘fout’. 46 De keuze voor het één heeft per definitie voordelen en<br />

nadelen. De relevante vraag is daarom hoe in de praktijk invulling wordt gegeven aan<br />

de selectie, welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen en hoe die afweging in de<br />

praktijk uitpakt. De keuze bepaalt wie de Raad wil zijn en welke public value op dat<br />

moment wordt nagestreefd, afhankelijk van de omstandigheden en positie in het<br />

veiligheidsdomein.<br />

• Incidenteel veiligheidstekort versus Structureel veiligheidstekort. Deze competing<br />

values hebben te maken met in hoeverre er geleerd kan worden van een onderzoek<br />

en in hoeverre dit de selectie bepaalt. Het ‘leren’ zit dan meer aan de onderkant<br />

van de figuur. Aan de bovenkant van de figuur bevindt zich een andere functie van<br />

onderzoek, namelijk de maatschappelijke functie van rust brengen of verwerking.<br />

46<br />

Twist, van, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling, pag. 16.<br />

42 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Evidence-based versus Intuïtief. Hoe ‘hard’ of ‘smart’ zijn de gronden voor onderzoek?<br />

Moet elke basis voor onderzoek geïnstitutionaliseerd zijn, onderbouwd met afgevinkte<br />

checklists? Bij meer evidence-based mis je de professionaliteit van de vakman<br />

en zijn intuïtie en vice versa.<br />

Hoe kan de Onderzoeksraad nu handig maar zeker ook strategisch met deze dilemma’s<br />

of keuzes omgaan? Hoe kan de Raad hierbij als een evenwichtskunstenaar in balans<br />

blijven? De volgende handelingsperspectieven zou de Raad hiervoor kunnen gebruiken:<br />

• De vakman spreekt<br />

In dit handelingsperspectief worden incidenten onderzocht die maatschappelijke<br />

onrust veroorzaken, ondersteund met evidence-based materiaal vanuit de sectoren.<br />

Er is geen aanleiding om ervan uit te gaan dat hier sprake is van een structureel<br />

veiligheidstekort.<br />

• De burger spreekt<br />

In dit handelingsperspectief worden incidenten onderzocht welke grote maatschappelijke<br />

onrust veroorzaken, blijkend uit signalen vanuit de samenleving (media, slachtoffers,<br />

meldingen e.d.), maar waarvan niet duidelijk is dat deze een structureel veiligheidstekort<br />

behelzen. Intuïtie, of zoals wij het liever noemen, professional judgement<br />

(een term die ook gebruikelijk is in de accountantswereld), speelt een grote rol.<br />

• Meta-beeldanalyse<br />

Zoals we in paragraaf 4.2 al beschreven maakt de Onderzoeksraad, ondanks vermelding<br />

in zijn visie op de komende 5 jaar, op dit moment nog geen gebruik van<br />

meta-beeldanalyses. De Raad heeft de ambitie om te gaan werken met een ‘Stand<br />

van het land’. Wij vragen ons af of de Raad dit zou moeten willen. Wij hebben de<br />

indruk dat het niet voor niets is dat de Raad dit na de aanbeveling in het rapport<br />

van de Commissie Sint uit 2008 nog niet heeft opgepakt. Deze wijze van onderzoek<br />

past wellicht iets minder natuurlijk bij de werkwijze en de kwaliteiten van de Raad.<br />

De Raad is immers zeer sterk in het onderzoeken van gebeurtenissen / voorvallen.<br />

Van deze sterke kant zou de Raad, ons inziens, gebruik kunnen blijven maken. Het<br />

maken van meta-beeldanalyses zoals de Raad op dit moment zou willen met de<br />

‘Stand van het land’ levert rapporten op die vanuit de basis van dit soort onderzoeken<br />

voor discussie vatbaar zullen zijn, omdat deze een voorspellend karakter hebben.<br />

De grote waarde van de Onderzoeksraad is nu juist de hoge kwaliteit en de<br />

feitelijkheid van de rapporten. Deze zijn minder voor discussie vatbaar. Het gaan<br />

verrichten van meta-beeldanalyses brengt naar onze mening afbreukrisico’s met<br />

zich mee en zou het gezag van de Raad aan kunnen tasten. Een goed alternatief<br />

voor de meta-beeldanalyse is naar onze mening de veiligheidsscan: op basis van<br />

enerzijds een eigen intuïtieve benadering van de structurele veiligheidstekorten<br />

(‘topjes van de ijsberg’) en anderzijds een door de sector zelf en/of de wetenschap<br />

te verrichten meer evidence-based benadering (op onderdelen) daarvan.<br />

• Topjes van de ijsberg<br />

In dit handelingsperspectief gaat de Raad op zoek naar structurele veiligheidstekorten<br />

op basis van de eigen intuïtie (of professional judgement) door het onderzoeken<br />

van incidenten die later de ‘topjes van ijsberg’ blijken te zijn.<br />

Bestemmingshavens<br />

43


De Raad kan deze handelingsperspectieven als volgt inzetten: 47<br />

• Kiezen: een keuze voor één van de vier kwadranten van de dilemma’s, waarbij de<br />

andere kwadranten meer of minder bewust veronachtzaamd worden.<br />

• Mengen/combineren: een poging om de vier kwadranten van de dilemma’s gelijktijdig<br />

en in min of meer gelijke mate recht te doen. Dus besteed zowel aandacht<br />

aan het ‘leren’ als aan de maatschappelijke functie van rust brengen / verwerken.<br />

Beide functies van onderzoek komen dan aan de orde.<br />

• Volgtijdelijk maken: eerst krijgt de ene kant (één van de kwadranten) van de dilemma’s<br />

aandacht en daarna de andere, waardoor in de tijd bezien beide kanten<br />

aan bod komen.<br />

• Scheiden: de vier kwadranten krijgen parallel aan elkaar aandacht, maar in gescheiden<br />

sporen (per domein / sector), zodat ze niet vermengen.<br />

• Ondergeschikt maken: het ene deel van de dilemma’s wordt ondergeschikt gemaakt<br />

aan het andere. Het ene deel staat in het perspectief van het andere.<br />

• Ontkennen: de dilemma’s worden ontkend, waardoor er schijnbaar ook geen keuze<br />

hoeft te worden gemaakt. Daarmee gaan uiteraard de gevolgen van de dilemma’s<br />

niet vanzelf weg.<br />

• Backstage benutten: op de voorgrond een expliciete keuze voor één van de vier<br />

kwadranten van de dilemma’s, maar op de achtergrond, in het ‘achterhoofd’ en/of<br />

impliciet, ook aandacht voor de andere kwadranten.<br />

4.4 conclusies en aanbevelingen<br />

De Raad heeft geconstateerd dat jaarlijks gemiddeld 40 % van de capaciteit opgaat aan<br />

de onderzoeken welke de Raad volgens de wet verplicht is te onderzoeken. Dit betekent<br />

dat gemiddeld 60 % van de capaciteit flexibel beschikbaar zou kunnen zijn voor<br />

keuze-onderzoeken. De Raad heeft criteria opgesteld op grond waarvan die keuzes<br />

gemaakt kunnen worden. Onze conclusie is dat de Raad op basis van deze criteria<br />

eigenlijk alles kan onderzoeken. Wij hebben de indruk dat deze criteria aan gepast<br />

zouden kunnen worden. In de eerste plaats zou meer houvast geboden kunnen<br />

worden om op een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de beschikbare<br />

capaciteit om te kunnen gaan. In de tweede plaats kan het de Raad helpen een meer<br />

helder profiel te formuleren, wat op zijn beurt kan bijdragen aan de voorspelbaarheid<br />

en de relatie met de stakeholders.<br />

Visie-missie<br />

Om de uitbreiding van werkterrein, als organisatie, aan te kunnen moeten keuzes gemaakt<br />

worden welke onderzoeken opgepakt worden en welke niet. Een heroriëntatie<br />

op de criteria vraagt in de eerste plaats om een heroriëntatie op de visie over wie de<br />

Raad wil zijn (public value). Op deze herijkte visie dient de interne organisatie te worden<br />

afgestemd. Beschikbare capaciteit kan immers maar één maal worden ingezet en de<br />

doorlooptijd van onderzoeken moet binnen een redelijke termijn blijven.<br />

Daarnaast is het nodig om een nadere oriëntatie te doen op de vraag welke onderzoe-<br />

47<br />

Twist, van, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling, pag. 17.<br />

44 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


ken de Onderzoeksraad oppakt in het kader van de (herijkte) missie en visie. Hierbij<br />

kan de Raad gebruik maken van de analyse die wij hebben gedaan in paragraaf 4.3,<br />

waarin wij zijn in gegaan op enkele kansen en bedreigingen en waarin wij verschillende<br />

handelingsperspectieven hebben geformuleerd. Hieruit volgt dat dient te worden<br />

bezien welke kwaliteiten binnen de Onderzoeksraad nodig zijn om deze activiteiten<br />

uit te kunnen voeren.<br />

Verminderen van wettelijk verplichte onderzoeken<br />

In gesprekken die wij met de Onderzoeksraad hebben gehad werd duidelijk dat deze<br />

zich wil zich beraden op vermindering van de wettelijke verplichtingen. Dit vinden wij<br />

een zeer interessante gedachte in relatie tot aanscherping van de criteria. De diverse<br />

inspecties zouden hier hun rol beter op kunnen pakken.<br />

Veiligheidsscan<br />

De Raad zou, met gebruik van zijn al aanwezige kwaliteiten, zijn energie kunnen inzetten<br />

op het ‘scannen’ van sectoren waarvan de Raad signalen (gebeurtenissen, meldingen,<br />

mediaberichten) heeft, dat hier structurele veiligheidstekorten aan de orde<br />

zijn. Een (veiligheids)scan op basis van enerzijds een eigen intuïtieve benadering van<br />

de structurele veiligheidstekorten (‘topjes van de ijsberg’) en anderzijds een door de<br />

sector zelf en/of de wetenschap te verrichten meer evidence-based benadering (op onderdelen)<br />

daarvan. Hiertoe kan per sector een analyse worden opgesteld. Belangrijk<br />

hierbij is om informatie op te halen uit de sector zelf. Dit kan door een aantal expertmeetings<br />

te organiseren. Randvoorwaarde is dat er een veilige omgeving gecreëerd<br />

wordt, waarin de deskundigen als het ware verleid worden open en vrij te praten over<br />

wat zij signaleren in hun sector.<br />

Op basis van de resultaten van dergelijke analyses kan een meerjarenprogramma worden<br />

samengesteld. De kwantitatieve en kwalitatieve capaciteitsbehoefte kan hierop<br />

worden afgestemd.<br />

Andere wijze van selecteren<br />

Een aantal van de in paragraaf 4.2 genoemde keuzemogelijkheden uit de evaluatie<br />

door de Commissie Sint kunnen naar onze mening een perspectief bieden op het nader<br />

definiëren van de selectiecriteria. Ze zijn, voor zover wij hebben kunnen zien, nog<br />

niet opgepakt door de Raad:<br />

• keuze voor bepaald type onderzoek;<br />

• keuze voor een bepaalde rol van de Onderzoeksraad;<br />

• aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />

• afbakenen van het type voorvallen binnen sectoren.<br />

Voorspelbaarheid en transparantie<br />

De samenleving zou een scherper beeld kunnen krijgen van wie de Raad is en wat de<br />

Raad wil betekenen in de samenleving. Transparantie over wie de Raad wil zijn (profiel)<br />

en over de wijze waarop de Onderzoeksraad zijn onderzoeken selecteert en welke<br />

keuzes hij daarbij maakt, kunnen hier een bijdrage aan leveren. De voorspelbaarheid<br />

die hiermee ontstaat, kan een positief effect hebben op de legitimiteit van de Raad<br />

nu en naar de toekomst. Als kanttekening moet hierbij worden opgemerkt dat meer<br />

transparantie niet altijd als vanzelfsprekend gepaard gaat met positieve effecten.<br />

Bestemmingshavens<br />

45


46 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


5 Konvooi, samen optrekken<br />

5.1 inleiding<br />

Strategisch<br />

Samenwerken<br />

Het verbreden van het werkterrein van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid leidt zoals we hebben gezien zowel kwalitatief<br />

als kwantitatief tot capaciteitsvraagstukken. In kwantitatief opzicht<br />

zal – ceteris paribus – het totaal aantal onderzoeken dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

verricht niet kunnen toenemen. De capaciteit die wordt ingezet voor het uitvoeren<br />

van onderzoeken op nieuwe werkterreinen kan daardoor niet beschikbaar zijn<br />

voor onderzoeken op de klassieke werkterreinen. Dit kan echter spanningen veroorzaken,<br />

aangezien een deel van de ongevallen in de klassieke werkterreinen wettelijk<br />

verplicht onderzocht dienen te worden. 48 In kwalitatief opzicht zal, zeker in het begin,<br />

voor de nieuwe sectoren sprake zijn van een learning curve, wat additionele capaciteit<br />

kost. Naarmate het aantal sectoren waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid actief is<br />

toeneemt, neemt het aantal deskundige onderzoekers per sector af. Dit maakt de Raad<br />

zonder additionele middelen kwetsbaar, bijvoorbeeld in geval van meerdere gelijktijdige<br />

incidenten in dezelfde sector en in geval van uitval van deskundigen. Bovendien<br />

wordt het hierdoor in toenemende mate uitdagend om te kunnen (blijven) voldoen<br />

aan de vraag naar eigen (diepte)specialisatie bij de Raad. Evenzo zal het streven van de<br />

Raad de doorlooptijden van de onderzoeken te reduceren onder druk kunnen komen<br />

te staan. Zoals we in hoofdstuk 3 hebben gezien, raakt dit capaciteitsvraagstuk primair<br />

aan de operating capacity van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, zoals Mark Moore die<br />

in zijn strategic triangle heeft benoemd. De risico’s die eraan zijn verbonden reiken echter<br />

veel verder. Het blijven verrichten van betekenisvol onderzoek zal immers bij de<br />

toename van het aantal werkterreinen zonder aanvullende maatregelen een steeds<br />

grotere uitdaging vormen voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

Aan het geschetste kwalitatieve en kwantitatieve capaciteitsvraagstuk kan worden<br />

tegemoet gekomen door additionele middelen vrij te maken ten behoeve van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid. Een beperkt aantal van de geïnterviewden nam hierover<br />

een principieel standpunt in: “als de Raad voor zijn werkzaamheden meer middelen nodig<br />

heeft, dan moet de minister daarvoor zorgen.” Deze opvatting lijkt in de huidige economische<br />

situatie, maar ook gezien de omvang van soortgelijke instanties in het buitenland,<br />

minder goed verdedigbaar. 49 Een andere wijze om kwantitatief en kwalitatief te<br />

kunnen beschikken over toereikende onderzoekscapaciteit is het aangaan van strategische<br />

samenwerkingsverbanden met derden. In dit hoofdstuk beschouwen we de<br />

mogelijkheden daarvoor. Daarbij gaan wij eerst in op het spanningsveld tussen samenwerking<br />

en onafhankelijkheid om vervolgens verschillende mogelijke samenwerkingsvormen<br />

te behandelen. We sluiten af met enkele conclusies en aanbevelingen.<br />

48<br />

De Rijkswet onderkent een aantal werkterreinen waarop de Raad op grond van internationale<br />

verplichtingen altijd onderzoek dient uit te voeren. Dat geldt vooral voor de luchtvaart, maar<br />

ook op het gebied van railverkeer en ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen vrij zijn gekomen.<br />

(http://www.onderzoeksraad.nl/index.php/werkwijze/)<br />

49<br />

Strottman, Olav (2005) , Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een studie naar de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid, pag. 35. De Zweedse onderzoeksraad bestaat uit 17 functies en de Finse uit 12 tegenover<br />

de huidige ca. 70 functies bij de Onderzoeksraad.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

47


5.2 samenwerking en onafhankelijkheid,<br />

een ingewikkelde relatie<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid laat zich al vanaf zijn oprichting op individuele<br />

basis bijstaan door diverse buitengewone raadsleden en externe deskundigen. Het<br />

aantal buitengewone raadsleden is de afgelopen jaren gereduceerd en op dit moment<br />

beschikt de Raad niet meer over buitengewone raadsleden. Het voornemen bestaat om<br />

weer (maximaal tien) buitengewone raadsleden aan te stellen. 50 Ook is de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid actief in verschillende internationale fora op het gebied van<br />

veiligheid(sonderzoek). 51 Tevens maken de leden van de Raad incidenteel en veelal<br />

informeel gebruik van hun individuele netwerken.<br />

Wanneer tijdens een onderzoek (zeer) specialistische kennis is vereist die de Raad zelf<br />

niet in huis heeft, schakelt de Onderzoeksraad voor Veiligheid bovendien op incidentele<br />

basis gespecialiseerde onderzoeks- en adviesorganisaties in, zowel uit Nederland<br />

52 53<br />

als uit het buitenland.<br />

Voorbeelden van inhuur van deskundigheid bij het onderzoek naar de brand in het<br />

cellencomplex op Schiphol in 2005 zijn:<br />

• alle brandproeven vonden plaats onder leiding van de Universiteit van Gent en<br />

deze werden uitgevoerd door Warrington Fire te Gent. Biesboer Expertise B.V. gaf<br />

aanvullend advies;<br />

• het inschakelen van TNO (zowel Defensie en Veiligheid als Bouw en Ondergrond)<br />

en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding bij verschillende<br />

deelonderzoeken;<br />

• het vragen van advies aan Impact (landelijk kennis & adviescentrum psychosociale<br />

zorg na rampen) bij het deelonderzoek naar opvang en nazorg.<br />

Meer recente voorbeelden van het inschakelen van derden bij het onderzoek naar de<br />

brand bij Chemiepack in Moerdijk in 2011 zijn:<br />

• het onderzoek naar ‘de conditie van onderdelen van een Wilden perslucht membraanpomp’<br />

door het bedrijf Schielab B.V., een bedrijf dat is gespecialiseerd in<br />

advies, research en testen van metaal en ander constructiemateriaal;<br />

• het onderzoek naar ‘ontbrandingsgedrag van een plas xyleen bij gebruik van een<br />

gasbrander en bij lage omgevingstemperatuur’ door het bedrijf Efectis Nederland<br />

B.V., een bedrijf met experts op het gebied van brandveiligheid;<br />

• het onderzoek naar ‘het brandgedrag van een harsachtig product’ door de Sectie<br />

Organische Chemie van de Vrije Universiteit Amsterdam.<br />

50<br />

Interview dhr. Joustra en mevr. Visser d.d. 2 mei 2012.<br />

51<br />

Zoals de European Aviation Safety Agency (EASA), de European Railway Agency (ERA), de European<br />

Maritime Safety Agency (EMSA) en de International Transport Safety Association (ITSA).<br />

52<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (21 september 2006), Eindrapport van het onderzoek naar de brand in het<br />

detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005, bijlage 1, pag. 195-196.<br />

53<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (5 januari 2011), Rapport Brand bij ChemiePack te Moerdijk, pag. 140.<br />

48 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Structurele inhoudelijke verbindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid met<br />

derde partijen komen echter slechts sporadisch voor. In vergelijking met de tijdelijke<br />

ad-hoc allianties, hebben meer structurele samenwerkingvormen diverse voordelen.<br />

Zo hoeft er minder capaciteit geïnvesteerd te worden in activiteiten als het zoeken<br />

naar een andere partij, het sluiten van contracten, het communiceren over elkaars<br />

werkwijze en over de wederzijdse verwachtingen etc.. Bovendien kan eenvoudiger<br />

structurele uitwisseling plaatsvinden van kennis en ervaringen. Dit kan het over en<br />

weer leren stimuleren en kan tot een opwaartse spiraal leiden. Tijdens een van onze<br />

eerste gesprekken met de Onderzoeksraad voor Veiligheid 54 hebben wij gesproken<br />

over de mate waarin de Raad structurele verbindingen zoekt met andere partijen.<br />

Daarbij kwam naar voren dat hierover (nog) geen eenduidig standpunt is ingenomen<br />

door de Raad, maar dat met name werd gevreesd dat een structurele samenwerking<br />

een risico zou kunnen vormen voor de onafhankelijkheid.<br />

Uit de gesprekken die wij hebben gevoerd blijkt dat de onafhankelijkheid<br />

van de Raad door de geïnterviewden vrijwel unaniem als bijzon-<br />

“wees onafhankelijk,<br />

wees eigenwijs” der waardevol wordt beschouwd. Een aantal van hen beschouwt de<br />

onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid als wezenlijk<br />

onderdeel van zijn betrouwbaarheid en geloofwaardigheid of als<br />

(media)<br />

‘het grootste goed’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat ten<br />

koste van alles moet worden beschermd. Volgens een van de geïnterviewden<br />

is het zelfs de raison d’être van de Raad. 55 Volstrekte onafhankelijkheid van<br />

de Onderzoeksraad voor Veiligheid van een onderzochte gebeurtenis is ook het uitgangspunt<br />

geweest bij het opstellen van de Rijkswet. 56 In een zeer recent naamsbekendheidonderzoek<br />

57 naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt het positieve<br />

beeld dat de mensen over de werkzaamheden van de Onderzoeksraad hebben onder<br />

andere toegeschreven aan het belang dat men hecht aan de onafhankelijkheid van de<br />

Raad. Dat (het imago van) onafhankelijkheid voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

van prominent belang is, onderschrijven wij.<br />

Het spanningsveld dat de Raad ervaart tussen (structurele) samenwerking<br />

en de eigen onafhankelijkheid is dan ook ontegenzeggelijk in onafhankelijkheid”<br />

“de Raad is krampachtig<br />

aanwezig en de prudentie die door de Raad aan de dag wordt gelegd<br />

(openbaar bestuur)<br />

ten aanzien van dit thema is tot op zekere hoogte gerechtvaardigd.<br />

Een positieve eigenschap kan echter ook ‘doorschieten’ en daarmee<br />

niet meer bijdragen aan de effectiviteit of zelfs afbreuk doen daaraan.<br />

Bij de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door de Commissie Sint is<br />

een aantal keren gewezen op het te krampachtig vast te willen houden aan de onaf-<br />

54<br />

Gesprek dhr. Mertens en mevr. Visser, 14 februari 2012.<br />

55<br />

Interview met betrokkene uit het openbaar bestuur.<br />

56<br />

In de Memorie van Toelichting bij de Instellingswet staat hierover o.a.: “Voor het vormen van een zuiver<br />

beeld van de feiten van een voorval en het trekken van objectieve conclusies daaruit is het vereist dat een<br />

onderzoeksinstantie zich volstrekt onafhankelijk ten opzichte van het voorval kan opstellen. Zij mag op geen<br />

enkele wijze betrokken zijn bij belangen die bij een voorval in het geding zijn. Het kan daarbij enerzijds gaan<br />

om belangen van de overheid die regelgeving tot stand heeft gebracht die bij het voorval in het geding is, of die<br />

uitvoerende taken vervult die een relatie hebben met het voorval. Het kan daarbij anderzijds gaan om partijen<br />

in de samenleving die enige persoonlijke of zakelijke betrokkenheid bij een voorval hebben. Aan de raad wordt<br />

de vereiste onafhankelijke positie gegeven.”<br />

57<br />

Intomart GfK bv (2012), Naamsbekendheidsonderzoek naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid .<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

49


hankelijkheid door de Raad. 58 In een aantal gesprekken die wij hebben gevoerd in het<br />

kader van dit onderzoek is dit onderwerp eveneens benoemd.<br />

Dit brengt ons tot de vraag of het mogelijk is structureel samen te werken en gelijktijdig<br />

onafhankelijk te blijven. In een artikel over de betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid<br />

schrijft Barendrecht 59 dat onafhankelijkheid moeilijk te realiseren is, onder<br />

andere omdat, om effectief te zijn, relaties dienen te worden aangegaan. Bovendien<br />

heeft onafhankelijkheid een hoge prijs. Hij betoogt in het artikel dat de behoefte aan<br />

maatregelen die grotere onafhankelijkheid van andere belangen creëren kleiner wordt<br />

als beter wordt geëxpliciteerd hoe de eigenlijke taak moet worden verricht. Het komt<br />

erop neer dat onafhankelijkheid ook kan worden gewaarborgd door bewuste transparantie.<br />

De werkmethoden moeten transparant gemaakt worden. In het vorige hoofdstuk<br />

over strategisch selecteren zijn wij ook al ingegaan op de wenselijkheid van<br />

transparantie en ook in het hoofdstuk over strategisch beïnvloeden (hoofdstuk 6) gaan<br />

wij nader in op het onderwerp. Hier volstaan wij met de constatering dat onafhankelijkheid<br />

en structurele samenwerking elkaar niet in weg hoeven te staan als in ieder<br />

geval voldoende openheid wordt betracht ten aanzien van zowel de onderzoeksmethode<br />

en procesgang, alsook ten aanzien van de eisen waaraan samenwerkingspartners<br />

dienen te voldoen, de wijze waarop en de frequentie waarmee dat wordt getoetst<br />

en de selectiecriteria die daarbij gelden. Echte onafhankelijkheid wordt tenslotte bepaald<br />

door de eigen oordeelsvorming door de Raad en dat moet zo blijven.<br />

Transparantie kan als noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde worden beschouwd<br />

om de onafhankelijkheid van samenwerkingspartners te waarborgen. Het<br />

kan worden aangevuld met andere rule-based of principle-based maatregelen. Volgens<br />

enkele geïnterviewden kan de onafhankelijkheid bij samenwerking bijvoorbeeld worden<br />

gewaarborgd door het maken van goede, bindende afspraken met de samenwerkingspartners.<br />

Daarbij kan worden gedacht aan jaarlijkse schriftelijke onafhankelijkheidsverklaringen<br />

en/of onafhankelijkheidsverklaringen per opdracht. De onderzoekers<br />

die door de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden ingeschakeld moeten volgens<br />

een andere geïnterviewde uiteraard neutraal kunnen kijken. Het maakt dan niet veel<br />

uit of het gaat om mensen in eigen dienst of om externe inhuur. Volgens een van<br />

de geïnterviewden 60 geeft de “echte” specialist een waarborg voor neutraliteit. Veel<br />

(onderzoeks)organisaties hanteren bovendien gedragsregels en certificeringen die<br />

de onafhankelijkheid mede moeten aantonen en waarborgen.<br />

58<br />

Op pag. 5 van haar rapport stel de Commissie Sint: “Daarom is het wenselijk dat de OvV minder<br />

krampachtig opereert in de verhouding tot de buitenwereld en meer aandacht besteedt aan het leggen van<br />

een basis voor de succesvolle uitvoering van zijn aanbevelingen.” Op pag. 50 wordt in het kader van het<br />

onderzoek naar de brand in het cellencomplex op Schiphol geschreven: “De indruk van het OM was<br />

dat de Ovv minder krampachtig zou kunnen zijn in het benadrukken van de onafhankelijkheid.”<br />

Bron: Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

59<br />

Barendrecht, J.M. (2003), De betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid, in: Nederlands Juristenblad<br />

1541.<br />

60<br />

Interview met een wetenschapper.<br />

50 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


5.3 samenwerkingsmogelijkheden<br />

In de voorgaande paragrafen hebben wij beredeneerd dat het steeds verder uitbreiden<br />

van het aantal werkterreinen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid leidt tot kwantitatieve<br />

en kwalitatieve capaciteitsvraagstukken, die mogelijk door strategisch met andere<br />

organisaties samen te werken kunnen worden gemitigeerd. Deze samenwerking<br />

hoeft bovendien niet op gespannen voet te staan met de noodzakelijke onafhankelijke<br />

positie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid indien wordt voldaan aan een aantal<br />

eisen ten aanzien van transparantie en andere waarborgen.<br />

In deze paragraaf beschrijven wij een aantal samenwerkingsmogelijkheden voor de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, die wij kansrijk achten om structureel bij te dragen<br />

aan de realisatie van additionele kennis en capaciteit voor de gewenste verbreding van<br />

de werkterreinen.<br />

Samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen<br />

Slechts een zeer beperkt aantal landen in de wereld kent een brede onafhankelijke<br />

onderzoeksraad zoals die in Nederland voor komt. De meeste landen kennen daarentegen,<br />

op grond van Europese en andere internationale regelgeving, onderzoeksinstellingen<br />

voor ongevallen in de meer ‘klassieke’ transportsectoren luchtvaart en spoorwegen.<br />

Afhankelijk van de geografische omstandigheden is ook de scheepvaartsector<br />

veelal vertegenwoordigd.<br />

Voor het onderzoek op basis van de meer klassieke taken is specifieke deskundigheid<br />

nodig waarvan het risico bestaat dat die – als er langere tijd geen ongevallen plaats<br />

vinden in de betreffende sector – onbenut blijft. Ook de opbouw van ervaring ten aanzien<br />

van de specifieke deskundigheid kan hierdoor niet in alle gevallen optimaal<br />

plaatsvinden. De Onderzoeksraad voor Veiligheid speelt hierop deels in door de onderzoekers<br />

zo flexibel en breed mogelijk in te zetten, ook op onderzoeken in andere sectoren.<br />

Bovendien worden periodes met relatief weinig gebeurtenissen benut voor opleidingen<br />

en trainingen.<br />

Wij zien in internationale samenwerking op één of meer klassieke sectoren een mogelijkheid<br />

om de relatief versnipperde deskundigheid (virtueel) te poolen. Hierbij kunnen<br />

afspraken gemaakt worden over inzet van elkaars personeel bij een ongeval in<br />

één van de deelnemende landen. Gezien de nabijheid en de korte reactietijden die<br />

worden gevraagd, lijkt samenwerking met België (of in BENELUX verband) en/of Duitsland<br />

het meest voor de hand te liggen, maar ook andere landen zoals Denemarken of<br />

het Verenigd Koninkrijk zijn opties. Op deze wijze kan naar verwachting niet alleen de<br />

bestaande capaciteit beter worden ingezet, maar kunnen ook synergievoordelen ontstaan,<br />

omdat niet elk land een eigen ‘kritische massa’ aan onderzoekscapaciteit achter<br />

de hand hoeft te houden. Bovendien kan nog meer dan nu het geval is van elkaars<br />

aanpak worden geleerd door gezamenlijk onderzoeken uit te voeren en kennis uit te<br />

wisselen. De (beeldvorming over de) onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid lijkt met een dergelijke samenwerking geenszins onder druk komen te<br />

staan, aangezien de buitenlandse deskundigen meedoen in de werkwijze van de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid en bovendien doorgaans doordat ze uit het buitenland<br />

komen niets met de Nederlandse gebeurtenis van doen zullen hebben.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

51


Samenwerken door het gebruik van commissies<br />

In de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt de Raad de mogelijkheid geboden<br />

commissies in te stellen en deze de bevoegdheid te geven namens de Raad beslissingen<br />

te nemen. 61 Tijdens onze gesprekken met de Onderzoeksraad werd duidelijk dat deze<br />

momenteel geen gebruik maakt van de mogelijkheden die de Wet op dit vlak biedt. 62<br />

De wetgever speelt hiermee in 63 op de mogelijkheid dat er gebeurtenissen zijn die de Raad<br />

verplicht dient te onderzoeken, maar waarbij naar verwachting geen structurele veiligheidstekorten<br />

een rol hebben gespeeld. In die gevallen zullen dan ook geen lessen geleerd<br />

kunnen worden die herhaling van de gebeurtenis in de toekomst zullen voorkomen.<br />

De achtergrond van deze mogelijkheid wordt in de Memorie van Toelichting als volgt<br />

omschreven:<br />

“Het is niet efficiënt en evenmin zinvol dat de raad in alle gevallen de werkzaamheden die in<br />

beginsel aan de raad toekomen, zelf verricht. Het wetsvoorstel opent met het oog hierop de<br />

mogelijkheid dat de raad een commissie instelt en deze de bevoegdheid verleent namens hem<br />

beslissingen te nemen (artikel 10). Voor een terrein als de burgerluchtvaart waarop jaarlijks<br />

ingevolge internationale verplichtingen die krachtens het onderhavige wetsvoorstel worden<br />

geïmplementeerd, talrijke onderzoeken moeten plaatsvinden die ook niet in alle gevallen tot<br />

vernieuwende inzichten leiden, is het denkbaar dat een commissie wordt ingesteld. De instelling<br />

van commissies zal de slagvaardigheid van de raad vergroten.”<br />

De wetgever onderkent in de Memorie van Toelichting (MvT) dat door het instellen van<br />

commissies de slagvaardigheid van de Raad kan worden vergroot. Dat is dus ook een<br />

methode om, gegeven de huidige bezetting en budget van de Onderzoeksraad voor<br />

Veiligheid, toch tot een verantwoorde uitbreiding van het aantal onderzoeksterreinen<br />

te komen. Bijkomend voordeel is dat de Raad door gebruik te maken van dergelijke<br />

commissies additionele kennis en netwerken aan zich bindt. Om de regie bij dergelijke<br />

onderzoeken bij de Raad te behouden, schrijft de Wet voor dat een lid van de Raad een<br />

ingestelde commissie voorzit.<br />

Samenwerken met kennisinstituten<br />

Kennis is een kritieke succesfactor voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Op verschillende<br />

momenten in en onderdelen van het onderzoeksproces is kennis van<br />

doorslaggevende betekenis. Het gaat om aspecten als:<br />

• algemene kennis van de nationale en internationale maatschappelijke ontwikkelingen;<br />

• kennis van de state of the art onderzoeksmethodologie;<br />

• kennis van ontwikkelingen in het denken over veiligheid in het algemeen;<br />

• kennis van technische ontwikkelingen in de verschillende sectoren waarop de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid zich richt of in de toekomst gaat richten;<br />

61<br />

Rijkswet voor Onderzoeksraad voor Veiligheid, artikel 10.<br />

62<br />

Interview dhr. Joustra en mevr. Visser d.d. 2 mei 2012.<br />

63<br />

Rijkswet voor Onderzoeksraad voor Veiligheid (2 december 2004), Staatsblad 2004, 677.<br />

52 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• kennis van trends in de ontwikkeling van veiligheid(s)denken in deze sectoren;<br />

• kennis van gedane aanbevelingen en toezeggingen over de opvolging daarvan etc..<br />

Een deel van deze kennis moet binnen de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden ontwikkeld<br />

en beheerd. Andere kennis kan incidenteel worden ingehuurd als dat in het<br />

kader van een specifiek onderzoek noodzakelijk blijkt. Daarnaast is verzamelen en<br />

beheren van kennis nodig op een meer structurele basis die wel relevant is voor het<br />

volgen van belangrijke ontwikkelingen, maar die te complex en/of te omvangrijk is om<br />

binnen de Onderzoeksraad voor Veiligheid te realiseren. In deze laatste gevallen is een<br />

structurele samenwerking met kennisinstituten denkbaar. Hierbij denken wij aan universiteiten,<br />

maar ook aan TNO, RIVM etc.. Kennisdeling op structurele basis met derden<br />

stimuleert bovendien een versterking van het kennisbeheer en leren bij de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid zelf.<br />

Samenwerken met de sectoren/inspecties<br />

Een bijzondere groep van potentiële samenwerkingpartners wordt gevormd door de<br />

sectoren waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich richt en door de inspecties<br />

die daarop toezicht houden. Zowel voor het verkrijgen van relevante informatie, als<br />

voor het stimuleren van de implementatie van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid zou meer dan nu het geval is het pad van de nabijheid kunnen<br />

worden betreden en kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid de verschillende afstemmingsprotocollen<br />

op operationeel niveau uitbreiden tot samenwerkingsovereenkomsten<br />

op meer strategisch niveau.<br />

Hier komt de onafhankelijkheidskwestie evident dichterbij dan in de hiervoor genoemde<br />

samenwerkingsvormen. In een complexe netwerksamenleving is echter nauwelijks<br />

te ontkomen aan samenwerking. Het rapport van de Commissie Sint wijst hier<br />

reeds op. 64 Standpunten uit de pioniersfase dat de Raad “boven de partijen staat” 65 of<br />

dat geen overleg met betrokken partijen plaats moet vinden over de aanbevelingen<br />

van de Raad omdat het naar de samenleving het beeld zou kunnen oproepen “van<br />

een Raad die onderhandelt met betrokken partijen om alleen die aanbevelingen te doen die de<br />

partijen zelf haalbaar achten” 66 zijn in een netwerksamenleving mogelijk niet de meest<br />

effectieve wijze om bij te dragen aan meer veiligheid.<br />

Wij zijn van mening dat in de fase waarin de Raad zich thans bevindt het er vooral om<br />

zou moeten gaan hoe samen de veiligheid kan worden verbeterd. De onafhankelijkheid<br />

van de Raad kan daarbij onaangetast blijven, doordat deze ultiem zelf bepaalt wat<br />

hij zal onderzoeken en hoe dat gebeurt. De Raad dient over deze thema’s het primaat<br />

te houden, maar hoeft het zeker niet in splendid isolation uit te voeren. Bovendien achten<br />

wij het wenselijk om in dat verband onderscheid te maken in de bevindingen en<br />

64 “<br />

De manier waarop de OvV deze eigen verantwoordelijkheid invult is sterk technisch-rationeel van aard,<br />

terwijl de praktijk in de moderne netwerksamenleving een meer complex karakter kent” Lysias Consulting<br />

Group (2008), Rapport evaluatie Onderzoeksraad voor Veiligheid, pag. 48.<br />

65<br />

Reactie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid op het Rapport Sint , brief gedateerd 6 november<br />

2008, pag. 4.<br />

66<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2009), Jaarverslag Onderzoeksraad voor Veiligheid 2008, pag. 5.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

53


conclusies van de onderzoeken die – na de inzageprocedure<br />

– door de Raad worden vastgesteld en de aanbevelingen, waarover<br />

best overleg plaats mag vinden. Hierbij heeft de Raad<br />

uiteraard het laatste woord. De in paragraaf 5.2 genoemde<br />

transparantie kan bijdragen om de onafhankelijkheid van<br />

de Onderzoeksraad voor Veiligheid te waarborgen.<br />

“nabijheid is nodig om<br />

dingen voor elkaar te krijgen”<br />

(benchmark-organisatie)<br />

In de afgelopen periode heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid een aantal eerste<br />

stappen gezet om de samenwerking en afstemming met inspecties te versterken. Zo<br />

vindt bijvoorbeeld periodiek overleg plaats tussen het managementteam van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid en die van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J). Tevens<br />

is een medewerker van de Raad tijdelijk bij de IV&J tewerk gesteld en omgekeerd.<br />

Deze maatregelen hebben al geleid tot verschillende werk- en procesafspraken, alsmede<br />

tot meer wederzijds begrip. 67 Deze succesvolle aanpak kan naar onze mening<br />

worden verbreed naar de andere inspecties, maar ook naar de sectoren, inclusief de<br />

departementen. Uiteraard zal per betrokken organisatie moeten worden bezien wat de<br />

best passende frequentie en agenda van het overleg kan zijn, ook gezien de beperkte<br />

capaciteit van het managementteam van de Raad.<br />

Samenwerken door stageplaatsen, uitwisselingen en ‘reservisten’<br />

Parallel aan de organisatie(type) gerichte samenwerkingsmogelijkheden die wij hiervoor<br />

hebben geschetst, kan ook door de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden gewerkt<br />

aan enkele andersoortige samenwerkingsvormen. Onze gedachten gaan daarbij<br />

primair uit naar het openstellen van stageplaatsen en het uitwisselen van personeel<br />

met kennisinstituten, inspecties, bedrijfsleven en dergelijke. Daarbij zou de mogelijkheid<br />

kunnen worden onderzocht om wettelijk of op basis van individuele afspraken<br />

betrokkenen na vertrek bij de Raad op vrijwillige basis een vorm van reservistenstatus<br />

te geven. Daarmee kan een ‘pool’ van deskundigen worden gecreëerd, waarop de Raad<br />

bij pieken in de vraag naar onderzoekscapaciteit een beroep kan doen. Uiteraard verdient<br />

het praktisch de voorkeur een dergelijke samenwerking te zoeken met medewerkers<br />

die in organisaties gaan werken waar actuele relevante inhoudelijke en / of<br />

methodologische kennis aanwezig dient te zijn. Volgens van Twist 68 kunnen met stages<br />

over en weer onverwachte ontmoetingen worden gecreëerd die zo belangrijk zijn<br />

voor innovatie.<br />

Terug naar de onafhankelijkheid<br />

In het begin van dit hoofdstuk is aangegeven dat samenwerking onder een aantal<br />

voorwaarden geen bedreiging hoeft te vormen voor de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid. De hiervoor beschreven organisatorische samenwerkingsmogelijkheden<br />

kennen elk een eigen (gepercipieerde) hoeveelheid risico voor de<br />

onafhankelijkheid en zullen elk ook andere maatregelen vereisen om de onafhankelijkheid<br />

te borgen. In onderstaand schema is een ‘impressionistische’ weergave van de<br />

risico’s van de verschillende samenwerkingsmogelijkheden tot uitdrukking gebracht.<br />

67<br />

Interview met een ‘concullega’.<br />

68<br />

Matthijsen, Suzan en Ankie Erwich (juli 2010), Als je innoveert, doe dan het onverwachte, in: Reken<br />

maar.<br />

54 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Risico voor (perceptie)<br />

onafhankelijkheid<br />

Internationaal poolen<br />

Commissies<br />

Kennisinstituten<br />

Sectoren/Inspecties<br />

Een hoog risico hoeft daarbij zeker niet te betekenen dat de mogelijkheid terzijde<br />

moet worden geschoven. De samenwerkingsmogelijkheden met het hoogste risico<br />

bieden immers wellicht de grootste mogelijkheden tot synergie. Er zullen echter meer<br />

maatregelen nodig zijn om de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

te waarborgen.<br />

5.4. conclusies en aanbevelingen<br />

De door de Onderzoeksraad voor Veiligheid ingezette verbreding van de werkterreinen<br />

brengt met zich mee dat, bij gelijkblijvende middelen, zonder aanvullende maatregelen<br />

de kwaliteit en doorlooptijd van de producten van de Raad onder druk kunnen<br />

komen te staan.<br />

Het aangaan van strategische structurele samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan<br />

het oplossen van deze kwantitatieve en kwalitatieve uitdagingen. De Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid heeft hierover nog geen eenduidig standpunt ingenomen.<br />

De Raad is vooral terughoudend wegens de mogelijke aantasting van (het beeld van)<br />

de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door structurele samenwerking.<br />

De onafhankelijkheid kan echter worden geborgd door zoveel mogelijk transparant<br />

handelen door de Raad alsmede door het implementeren van een aantal aanvullende<br />

rule-based en / of principle-based maatregelen.<br />

Wij onderkennen de volgende kansrijke samenwerkingsmogelijkheden:<br />

• samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen;<br />

• samenwerken door het gebruik van commissies;<br />

• samenwerken met kennisinstituten;<br />

• samenwerken met de sectoren/inspecties;<br />

• samenwerken door stageplaatsen, uitwisselen en ‘reservisten’.<br />

Wij bevelen de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan om tijdens hun strategische ontdekkingsreis<br />

deze samenwerkingsmogelijkheden in de route op te nemen en deze<br />

nader te verkennen. Wij gaan ervan uit dat tijdens deze verkenningen zal blijken dat<br />

meerdere mogelijkheden voldoende fundament bieden om daarop voort te bouwen.<br />

Konvooi, samen optrekken<br />

55


56 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


6 Passagieren<br />

“Authorizing environment ……is the ability to say YES or NO<br />

or to influence those that can say YES or NO” 69<br />

Strategisch<br />

Beïnvloeden<br />

6.1 inleiding<br />

Beïnvloeden is één van de drie thema’s die in ons onderzoek naar voren kwam als<br />

terrein waaraan de Raad nadrukkelijk aandacht dient te besteden bij uitbreiding van<br />

zijn werkterrein. De Onderzoeksraad heeft al in 2007 vastgesteld dat relatiemanagement<br />

één van zijn leidende organisatieprincipes dient te zijn. 70 Het doel is het actief<br />

opbouwen en onderhouden van contacten met een scala van externe relaties.<br />

De Onderzoeksraad acteert, net als elke andere organisatie, in een bepaalde omgeving,<br />

met voor haar relevante stakeholders. Zoals Moore dit noemt de authorizing environment,<br />

de omgeving waarbinnen de Raad zijn legitimatie, zijn mandaat en zijn steun haalt. De<br />

politieke component is hierin cruciaal, zowel om te achterhalen wat de verwachtingen<br />

van burgers zijn bij monde van hun volksvertegenwoordigers, als vanwege eerdere<br />

politieke afspraken zoals deze gestold zijn in wet- en regelgeving die de Raad direct<br />

of indirect raken. 71 Een voorbeeld van dit laatste vormt de wettelijke uitsluiting van<br />

onderzoeken op het terrein van openbare orde. Volgens een aantal geïnterviewden is<br />

dit te verklaren doordat openbare orde indertijd tot het werkterrein behoorde van hetzelfde<br />

ministerie als dat waaronder de Onderzoeksraad viel. De toenmalige minister<br />

had geen behoefte aan pottenkijkers binnen zijn eigen verantwoordelijkheidsgebied. 72<br />

Tot de authorizing environment behoren niet alleen het politieke domein maar ook, zoals<br />

wij ze in dit onderzoek hanteren, stakeholders zoals concullega’s, wetenschappers,<br />

benchmarkorganisaties, media en openbaar bestuur. Gezamenlijk zijn deze stakeholders<br />

van belang voor het bestaan én voortbestaan van de Onderzoeksraad. Dit vraagt<br />

een vorm van omgang met deze diverse soorten partijen en een vorm van beïnvloeding.<br />

Wij kiezen voor het woord ‘beïnvloeden’, omdat dit volgens ons het beste uitdrukt<br />

dat de Raad, om effectief te zijn en het leren te bevorderen, invloed zal moeten<br />

uitoefenen op zijn omgeving. Deze beïnvloeding “is the ability to say YES or NO or to<br />

influence those that can say YES or NO”. 73<br />

De raad zal zich telkens moeten bezinnen op hoe hij zich tot specifieke groepen stakeholders<br />

wil verhouden om haar gezag en legitimiteit op peil te houden. Zowel uitbreiding<br />

als verdieping van onderzoeksterreinen brengt de Raad per definitie in nieuwe<br />

krachtenvelden met andere spelers, een andere dynamiek en wellicht ook andere<br />

spelregels. Meer spelers betekent meer stakeholders om te beïnvloeden in een door<br />

de Raad gewenste richting.<br />

69<br />

University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie.<br />

70<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 27.<br />

71<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government, pag. 106.<br />

72<br />

Interview met betrokkene uit categorie openbaar bestuur.<br />

73<br />

University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie.<br />

Passagieren<br />

57


Dit hoofdstuk staat allereerst stil bij onze bevindingen, de resultaten van het empirisch<br />

onderzoek. Hierin wordt achtereenvolgens ingegaan op beeldvorming, te beïnvloeden<br />

stakeholders, wat met beïnvloeden wordt beoogd en welke middelen de Raad<br />

tot zijn beschikking heeft om te beïnvloeden. Hierna brengen wij een aantal spanningen<br />

in beeld ten aanzien van het thema beïnvloeden. Afgerond wordt met conclusies<br />

en aanbevelingen.<br />

6.2 elementen van beïnvloeding<br />

Beïnvloeding van waaruit: beeldvorming Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

De beeldvorming over een organisatie is cruciaal voor haar mogelijkheden invloed uit<br />

te oefenen. Het draagt bij aan haar draagvlak onder relevante stakeholders. Het maakt<br />

het gemakkelijker ‘dingen gedaan te krijgen’. Dit geldt eens te meer wanneer een organisatie<br />

haar terreinen wil uitbreiden: positieve beeldvorming geeft (extra) legitimatie<br />

voor uitbreiding.<br />

Uit de evaluatie opgesteld door de commissie Sint in 2008 komt naar voren dat de Onderzoeksraad<br />

door vrijwel alle gesprekspartners wordt gezien als een gezaghebbend<br />

instituut dat zijn positie in de bevordering van het leren over veiligheid in de afgelopen<br />

jaren heeft verworven. Factoren die daaraan een positieve bijdrage hebben geleverd,<br />

zijn de kwaliteit van de rapporten, haar onafhankelijkheid, de samenstelling van<br />

de Raad en het feit dat hij niet intervenieert in het (politieke) besluitvormingsproces<br />

over rapporten.<br />

In januari 2012 heeft Intomarkt GfK bv een onderzoek verricht met als primair doel<br />

inzicht te krijgen in de (naams)bekendheid van de Onderzoeksraad. Daarnaast wilde<br />

de Onderzoeksraad weten welk beeld burgers bij de Onderzoeksraad hadden en welke<br />

verwachtingen er leefden. Uit dit onderzoek is gebleken dat 54 % van de Nederlanders<br />

de Raad kent, met name door berichtgeving in het nieuws en dan in het bijzonder van<br />

onderzoeken naar vliegrampen. De conclusies en aanbevelingen die de Onderzoeksraad<br />

doet naar aanleiding van zijn onderzoeken zijn veel minder bekend. Het beeld<br />

van de Raad is in het algemeen positief, waarbij aspecten als onafhankelijk, betrouwbaar,<br />

grondig en objectief naar voren komen, gekoppeld aan een relatief groot vertrouwen<br />

dat de Raad de onderste steen bovenhaalt. 74 Waarheidsvinding, onafhankelijkheid<br />

en preventieve werking blijken alle drie belangrijke aspecten, waarbij geconcludeerd<br />

wordt dat vervolgonderzoek nodig is om te bepalen of hiertussen nog gedifferentieerd<br />

kan worden.<br />

Vanuit de door ons gehouden interviews blijkt dat de beeldvorming over de Onderzoeksraad<br />

voor een deel gelijkluidend is maar ook opvallende verschillen laat zien<br />

tussen en binnen verschillende typen actoren. Kwaliteit is een voorbeeld waar diversiteit<br />

aan de orde is. Bij de meeste actoren is men zeer lovend over de kwaliteit van de<br />

rapporten. Met name het boven water krijgen van de feiten wordt ruim gewaardeerd.<br />

De wetenschap en concullega’s uiten op onderdelen ook kritiek op de kwaliteit van het<br />

74<br />

Intomart Gfk bv (23 januari 2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />

58 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


werk van de Raad. Waar het gaat om de wijze van communiceren geven veel geïnterviewden<br />

aan dat de Raad nog redelijk traditioneel is in het gebruik van verschillende<br />

kanalen om een boodschap te brengen. Veel geïnterviewden geven bovendien aan<br />

dat de Raad een belangrijke rol dient te vervullen in het brengen van redelijkheid en<br />

nuance. De Raad is als geen ander in staat om helder te maken dat een wereld zonder<br />

incidenten een utopie is. Bovendien geven veel actoren, met uitzondering van de media,<br />

aan dat de Raad streeft naar volledige veiligheid. Samengevat wordt het imago van de<br />

Raad bepaald door gewaardeerde kwaliteit en onafhankelijkheid en een wijze van<br />

communiceren die nog redelijk traditioneel is.<br />

Voor elke organisatie, zowel profit als non-profit, is de hoogste leidinggevende cruciaal.<br />

Eén van zijn rollen is die van boegbeeld. 75 De (invulling van de) rol van boegbeeld is<br />

essentieel voor de beïnvloedingsmogelijkheden die een organisatie heeft – of juist het<br />

gebrek eraan. Gevraagd naar waar de geïnterviewden als eerste aan denken bij de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid, viel in het merendeel van de gevallen de naam van de<br />

vorige voorzitter, de heer Pieter van Vollenhoven. Een geïnterviewde uit het openbaar<br />

bestuur noemde dit: “de Pieter-factor!”. 76<br />

De reacties op zo’n duidelijke boegbeeld-functie waren gemengd: een geïnterviewde<br />

uit de politiek gaf aan dat het goed is dat de voorzitter een nadrukkelijke boegbeeldfunctie<br />

vervult. Een geïnterviewde uit de wetenschappelijke hoek gaf aan het te betreuren<br />

dat alleen het boegbeeld, d.w.z. de voorzitter, naar buiten toe communiceert.<br />

Het zou aan kracht en derhalve aan invloed winnen wanneer anderen, i.c. onderzoeksmanagers,<br />

meer naar buiten zouden treden.<br />

Voor een organisatie levert het zowel een sterkte als een zwakte op wanneer zij vereenzelvigd<br />

wordt met de voorzitter. Positief is onder andere dat het gemakkelijk beklijft in<br />

de publieke beeldvorming, zeker wanneer het een spraakmakende voorzitter is. Als<br />

betrokkene vervolgens investeert in de relatie met de media levert het - op termijn<br />

- een gemakkelijker toegang tot het publiek op. Nadeel is diezelfde vereenzelviging:<br />

het beeld dat van die ene persoon gecreëerd is wordt vereenzelvigd met de gehele organisatie,<br />

haar werkwijze etcetera. In het evaluatieonderzoek van de Commissie Sint<br />

kwam dit punt ook al naar voren. Gesprekspartners gaven aan de communicatie van<br />

de Raad over onderzoeken en rapporten in het algemeen passend te vinden. Echter,<br />

voor betrokkenen was het niet altijd duidelijk of de uitingen van de heer Van Vollenhoven<br />

particuliere opvattingen waren of de mening van de Raad vertegenwoordigden. 77<br />

Een ander nadeel is dat het staat of valt met de beschikbaarheid van die ene persoon.<br />

Bij ziekte levert het een probleem op. Voor een opvolger is het een hele opgave om zijn<br />

eigen stempel op de organisatie te drukken. In de pioniersfase dient de voorzitter een<br />

ondernemer te zijn, die met passie ‘zijn zaak’ op de kaart zet. Die missie is zonder<br />

meer geslaagd te noemen. Diverse respondenten merkten op dat er zonder de heer<br />

Van Vollenhoven geen Raad geweest zou zijn!<br />

75<br />

Mintzberg onderscheidt de taak van de manager in diverse rollen, waarvan het boegbeeld (het beeld<br />

van de organisatie naar buiten toe) er één is. Deze laatste is voor ons onderzoek van belang (Bron:<br />

Mintzberg, Henry (2003), Mintzberg over management. De wereld van onze organisaties, pag. 25).<br />

76<br />

Interview met betrokkene uit categorie openbaar bestuur.<br />

77<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 49.<br />

Passagieren<br />

59


Het versterkt de positie van de Raad als hij zich verbreedt van een organisatie die in<br />

de beeldvorming vooral gekenmerkt wordt door één boegbeeld naar een organisatie<br />

die ook een instituut vormt. Zoals een respondent uit de politiek zei: “het is nu tijd om<br />

van boegbeeld instituut te worden”.<br />

De te beïnvloeden actoren: de stakeholders<br />

De Raad kent in haar authorizing environment uiteenlopende groepen stakeholders.<br />

Idealiter houdt de Raad daar in zijn beïnvloedingsstijl rekening mee en differentieert<br />

hij per doelgroep, per thema en per fase in het proces. Het maakt verschil of hij communiceert<br />

richting breed publiek over een zojuist gestart onderzoek naar een recent<br />

voltrokken ramp, een terugkoppeling geeft aan de Minister of een presentatie verzorgt<br />

voor wetenschappelijk specialisten over een onderzoek op hun vakgebied.<br />

Door verbreding van de werkterreinen wordt het aantal stakeholders groter, het terrein<br />

dus complexer en de kans op interferentie tussen verschillende domeinen groter.<br />

Bij beïnvloeding van de omgeving dient telkenmale opnieuw stil gestaan te worden<br />

welke doelgroep adressant is en wat de mogelijke impact is op andere (belangrijke)<br />

stakeholders.<br />

Wij onderscheiden in dit onderzoek zes groepen actoren. Vier hiervan bleken het<br />

meest direct van invloed te zijn op het bestaansrecht van de Raad. Het zijn de media,<br />

de politiek, het openbaar bestuur en de concullega’s. Deze komen achtereenvolgens<br />

aan bod.<br />

• Media<br />

Van belang is of iets gecommuniceerd moet worden (of niet, natuurlijk) voorafgaand aan<br />

een in te stellen onderzoek door de Raad, tijdens en/of erna. Het vraagt differentiatie<br />

in de te communiceren onderwerpen en wellicht een andere toonzetting en diepgang.<br />

Verder is het van belang dat continu wordt beseft dat wat voor de ene doelgroep positief<br />

uitpakt wellicht een andere negatief beïnvloedt. Een voorbeeld. De manier waarop<br />

na de cellenbrand op Schiphol naar buiten is getreden, en zeker het daaropvolgende<br />

aftreden van 2 ministers, heeft bij het publiek het beeld geschapen c.q. bevestigd van<br />

een daadkrachtig optredende Raad, die durft te zeggen waar het op staat.<br />

Het heeft echter bij bestuurders en professionals geleid tot een zekere terughoudendheid,<br />

omdat men bang is afgerekend te worden en aan de publieke schandpaal te worden<br />

genageld. Dit verhoudt zich slecht tot de lerende functie die de Raad vooropstelt.<br />

Zoals een geïnterviewde uit de wetenschapswereld aangaf: “het is geen keuze, maar een<br />

dilemma, de functie van het oordelen belemmert het leren”. 78<br />

Bij een uitbreiding van terreinen zullen de mediamomenten en andere publieke optredens<br />

toenemen. De voorzitter dient volgens ons het boegbeeld te blijven dat de mediamomenten<br />

voor zijn rekening neemt. Bij gelegenheden als wetenschappelijke symposia<br />

zouden dan, meer dan dit nu al gebeurt, de onderzoeksmanagers en andere leden van<br />

de Raad naar buiten kunnen treden, op grond van hun specifieke expertise.<br />

78<br />

Interview met betrokkene uit categorie wetenschap.<br />

60 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Politiek<br />

Binnen de groep te beïnvloeden actoren neemt de politieke arena een bijzondere plek<br />

in. Op de eerste plaats, omdat daar (mede) bepaald wordt wat de maatschappelijke<br />

meerwaarde, de toegevoegde waarde van een institutie is of behoort te zijn. De politieke<br />

arena geeft daarvoor het mandaat. Op de tweede plaats zorgt de politieke arena<br />

voor de middelen, financieel en anderszins. Op de derde plaats vindt verantwoording<br />

plaats aan en in het politieke domein: 79 de Raad is onafhankelijk, maar brengt zijn<br />

jaarverslag uit aan de minister van Veiligheid en Justitie (de Raad staat daar op de<br />

begroting) en de Raad rapporteert welke aanbevelingen hij uitgebracht heeft en wat<br />

de stand van de opvolging is.<br />

Uit de interviews blijkt er weinig sprake van actieve betrokkenheid van de Tweede<br />

Kamer bij de Raad: de geïnterviewde Tweede Kamerleden geven aan niet bekend te<br />

zijn met verzoeken vanuit de Tweede kamer aan de Raad om onderzoek te doen. Verder<br />

vervult de Tweede Kamer geen actieve rol bij het monitoren van het opvolgen van<br />

aanbevelingen. Zonder de activiteiten van de Raad te willen politiseren, komt het ons<br />

voor dat een actievere verhouding van de Onderzoeksraad met de Tweede Kamer de<br />

toegevoegde waarde en dus de invloed van de Raad op een aantal punten kan versterken.<br />

Hierbij kan worden gedacht aan het bespreken van het jaarverslag van de Raad<br />

inclusief de voortgang van implementatie van aanbevelingen van de Raad. Hiermee kan<br />

meer transparantie, begrip en betrokkenheid van de Tweede Kamer worden gecreëerd.<br />

Nog een bestaand middel kan hiervoor worden ingezet: een commissievergadering<br />

waarbij ‘technisch’ informatie gegeven wordt. Dit zou wellicht goed aansluiten bij de<br />

doelgroep, die een voorkeur heeft voor mondelinge informatieverwerving. 80<br />

Bij meerdere respondenten kwam naar voren dat de Raad zijn invloed zou moeten<br />

aanwenden om de volgende boodschap nadrukkelijker voor het voetlicht te brengen:<br />

het doorbreken van de veiligheidsutopie, de gedachte dat bij voldoende inspanning<br />

een 100 % veilige samenleving mogelijk is. Dit is een utopie, 100 % veiligheid is niet<br />

bereikbaar ook omdat er altijd een kosten/baten afweging onderdeel is van besluitvorming<br />

in relatie tot beperkte budgetten. Zoals een respondent uit de politiek aangaf:<br />

“als je 50 politie-agenten extra wilt inzetten voor de controle op wapenvergunningen, kun je<br />

deze niet ergens anders inzetten.” Meerdere respondenten merken op dat juist de Raad<br />

meer de boodschap zou moeten uitdragen dat een volledig<br />

veilige samenleving niet mogelijk is. Hij kan zijn invloed<br />

aanwenden om te zorgen dat er meer nuchterheid en redelijkheid<br />

komt in het denken over veiligheid. Ook dit past<br />

“vreselijke dubbelheid:<br />

volgens ons bij uitstek bij de lerende functie die de Raad<br />

Het is een vreselijk incident….<br />

richting samenleving heeft. In deze boodschap zou ook de<br />

maar het is en blijft een incident”<br />

eigen verantwoordelijkheid van de burger in het domein<br />

(wetenschap)<br />

veiligheid een belangrijke plaats moeten krijgen.<br />

79<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government, pag. 106.<br />

80<br />

Van Enthoven, Guido (2011), “Hoe vertellen we het de Kamer?”, pag.35.<br />

Passagieren<br />

61


• Openbaar bestuur<br />

Het openbaar bestuur bevat een brede categorie van bestuurders en ambtenaren die<br />

door de Raad beïnvloed dienen te worden of die zelf, met meer of minder distantie,<br />

invloed uitoefenen op het bestaansrecht en het functioneren van de Raad.<br />

Een aanbeveling die door meerderen uit deze categorie gedaan wordt aan de Raad is<br />

om een kosten-baten-analyse toe te voegen aan de door hem voorgestelde maatregelen,<br />

zodat de beleidsbepalers weloverwogen kunnen bepalen welke aanbevelingen zij wel<br />

en welke zij niet wensen over te nemen.<br />

• Concullega’s<br />

De concullega’s zijn van belang wanneer het gaat om (wederzijdse) beïnvloeding. Men<br />

zorgt met elkaar voor de normstelling en men heeft ook een disciplinerende invloed op<br />

elkaar, enkel en alleen al door het simpele bestaan. De heer Joustra geeft aan dat de<br />

inspecties door de aanwezigheid van de Onderzoeksraad inmiddels de manier van denken<br />

over hebben genomen om naar achterliggende oorzaken te kijken. Je zou kunnen<br />

zeggen dat de Raad disciplinerend of wellicht inspirerend werkt naar de inspecties. 81<br />

Beïnvloeding waartoe<br />

Hieronder gaan wij in op wat de Raad met beïnvloeding wil bereiken, namelijk dat de<br />

samenleving leert van incidenten ter voorkoming van nieuwe incidenten in de toekomst.<br />

• Leren<br />

Onderzoeken kunnen meerdere doelen dienen. Een onderzoek naar een ramp, crisis of<br />

near mis kan de functie van ter verantwoording roepen vervullen (‘barbertje moet hangen’)<br />

of de functie van leren. Het onderzoeksdoel is daarmee onderdeel van de public<br />

value die een organisatie heeft. De Onderzoeksraad is gericht op de lerende functie en<br />

nadrukkelijk niet op de schuldvraag. Dit staat expliciet vermeld in de instellingswet<br />

en wordt ook door de Raad telkenmale benadrukt. De heer Joustra gaf onlangs in<br />

Binnenlands Bestuur aan dat veel gemeentebesturen denken dat de Raad gaat over<br />

de schuldvraag, terwijl dat juist het Openbaar Ministerie is. “Tussen ons onderzoek en<br />

dat van het OM bestaat een strikte afbakening. Zo kunnen verklaringen die bij ons zijn gedaan,<br />

niet gebruikt worden door het OM. Wij onderzoeken met het oogpunt dat er lering uit getrokken<br />

kan worden.” 82<br />

De Onderzoeksraad richt zich dus expliciet niet op de schuldvraag. In de publieke opinie<br />

komt dit echter niet altijd voor het voetlicht. Een voorbeeld dat door meerdere geïnterviewden<br />

genoemd werd is het onderzoek naar de Schiphol-brand. Verschillende<br />

inhoudelijk deskundige respondenten noemen dit een genuanceerd onderzoek. In de<br />

ogen van het publiek is het een spraakmakend onderzoek, dat schuldigen aanwijst.<br />

Dit beeld is ontstaan en wordt bestendigd, doordat naar aanleiding van dit onderzoek<br />

maar liefst twee ministers zijn afgetreden. De Raad mag dan geen oogmerk hebben<br />

gehad om personen of organen ter verantwoording te roepen, de facto heeft het wel<br />

zo uitgepakt.<br />

81<br />

Interview met de heer Joustra, d.d. 2 mei 2012.<br />

82<br />

Cornelisse, Louis (2012), “We gaan niet over de schuldvraag”, in: Binnenlands Bestuur, pag. 20 -23.<br />

62 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


“blaming en shaming is een<br />

veranderstrategie, ik weet niet of<br />

het een verstandige strategie is”<br />

(wetenschap)<br />

“er is een continue<br />

spanningsveld tussen<br />

verantwoorden en leren”<br />

(openbaar bestuur)<br />

Respondenten uit diverse categorieën wijzen op het belang van het (blijven) benadrukken<br />

van het leereffect van de onderzoeken in tegenstelling tot de schuldvraag.<br />

Tevens wijzen zij erop dat het een illusie is om te denken dat er geen sprake zou zijn<br />

van strategisch gedrag bij onderzochten bij het getuigenis afleggen, enkel omdat een<br />

getuigenis ingebracht bij de Raad alleen bedoeld is voor waarheidsvinding en niet gebruikt<br />

mag worden in een rechterlijke procedure. Het is een noodzakelijke randvoorwaarde,<br />

maar niet een voldoende. Zoals een respondent uit de categorie concullega’s<br />

aangaf: “Er zit natuurlijk wel een extra waarborg in, omdat in het rapport niet geciteerd wordt.<br />

Aan de andere kant zijn sommige passages wel herleidbaar tot personen….. Bovendien mogen<br />

de resultaten wel ingebracht worden in een rechtszaak in de Verenigde Staten.” 83<br />

Respondenten uit alle geledingen zien het als een nadrukkelijke kans voor de Raad<br />

om zich exclusief te blijven focussen op de leer-vraag, juist omdat hij de enige organisatie<br />

is die dat op deze wijze kan. Hiermee verstevigt hij zijn positie van exclusiviteit<br />

en daarmee zijn legitimiteit en zijn public value. Hij zou dit uit moeten blijven dragen<br />

richting zijn stakeholders en nadrukkelijk wegblijven van de schuldvraag. Geïnterviewden<br />

uit de wetenschap en concullega’s benadrukken bovendien dat onderzoek<br />

dat gaat om leren anders van opzet is dan onderzoek dat gaat om verantwoorden.<br />

• Aanbevelingen: bruikbaar of wegwerpartikel?<br />

De bestaansreden van de Raad is het lering trekken uit (bijna)incidenten. De formulering<br />

van aanbevelingen is daartoe een, zo niet, hét instrument. De kwaliteit van de<br />

aanbevelingen, in de vorm van de opvolging ervan door de geadresseerde of de sector,<br />

is een graadmeter voor de effectiviteit van de Raad. Negatief geformuleerd: formulering<br />

van aanbevelingen die consequent niet opgevolgd worden is op de lange termijn<br />

dodelijk voor het bestaansrecht van een organisatie.<br />

Zoals bijvoorbeeld blijkt uit een promotieonderzoek naar de Nationale Ombudsman<br />

moet deze zich pro-actiever gaan opstellen, omdat zijn uitspraken bij de politie vaak<br />

ongelezen blijven liggen, waardoor de politie als geheel te weinig leert van de door de<br />

Nationale Ombudsman gesignaleerde fouten. 84<br />

In de evaluatie van de Onderzoeksraad door de commissie Sint in 2008 wordt melding<br />

gemaakt van de Kennisbank van de Onderzoeksraad. De Kennisbank is onder andere<br />

bedoeld om de opvolging van de aanbevelingen te volgen, zowel om de opvolging te<br />

monitoren als voor de rapportages aan de minister. 85 Uit ons onderzoek bleek dat op-<br />

83<br />

Interview met betrokkene uit categorie concullega.<br />

84<br />

Binnenlands Bestuur (27 mei 2011), Politie trekt zich weinig aan van Nationale Ombudsman<br />

(ongenummerd).<br />

85<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 30 – 31.<br />

Passagieren<br />

63


volging van aanbevelingen nu nog vooral beperkt blijft tot de input voor de rapportages<br />

aan de minister.<br />

Een aantal respondenten (uit diverse categorieën) merkten op dat de aanbevelingen<br />

te algemeen zijn en dus onduidelijk is wat de geadresseerden ermee moeten doen.<br />

Overheidsorganisaties dienen binnen een half jaar te reageren op de aanbevelingen<br />

van de Raad en bedrijven binnen een jaar. Dit wordt algemeen door de geïnterviewden<br />

als (te) lang ervaren. Dit komt ook al naar voren uit het evaluatieonderzoek van de<br />

Commissie Sint. 86 Een dergelijk lange doorlooptijd betekent automatisch dat het lang<br />

duurt voordat duidelijk is of en zo ja welke aanbevelingen overgenomen worden. Of<br />

juist welke niet, hetgeen van belang kan zijn voor de wetgever of de branche om andere<br />

maatregelen in een sector te nemen. Bovendien bestaat het risico dat het incident weggezakt<br />

is bij het publiek, hetgeen niet bijdraagt aan een positieve beeldvorming over de<br />

effectiviteit van de Raad. Zoals meerdere respondenten aangaven is het zo “mosterd na<br />

de maaltijd”. Diverse geïnterviewden gaven aan dat het op zijn minst opmerkelijk was<br />

dat bij verplichte onderzoeken vaak helemaal geen aanbevelingen worden geformuleerd.<br />

Zij vonden dat daarmee het leereffect van deze onderzoeken gering was.<br />

Verder lijkt er meermalen sprake te zijn van sociaal wenselijke antwoorden, aldus de<br />

Commissie Sint: “Het fenomeen dat zich blijkens de gesprekken voordoet is dat geadresseerden<br />

zich vooral lijken te richten op het uitvoeren van aanbevelingen met als doel om de OVV<br />

tevreden te stellen en niet ‘teveel gedoe’ te krijgen. Dat leidt er volgens betrokkenen toe dat<br />

geadresseerde departementen zich wellicht minder richten op het wegnemen van structurele<br />

veiligheidstekorten en niet echt leren van voorvallen.” 87<br />

De Raad controleert niet ter plekke bij geadresseerden of aanbevelingen daadwerkelijk<br />

opgevolgd zijn in de zin van geïmplementeerd. Volstaan wordt met een “papieren controle”,<br />

die inhoudt dat aan geadresseerden gevraagd wordt of de aanbevelingen opgevolgd<br />

worden. Blijkens de huidige voorzitter is de opvolging van de aanbevelingen<br />

enerzijds aan de minister en anderzijds aan de betrokken democratisch gekozen<br />

volksvertegenwoordigers. Geïnterviewden vanuit de media geven aan hier ook een rol<br />

voor zichzelf te zien.<br />

Diverse door ons geïnterviewden, waaronder met name ook politieke vertegenwoordigers,<br />

zien echter juist een actievere rol weggelegd voor de Onderzoeksraad zelf bij de<br />

opvolging van aanbevelingen. Deze actievere rol is zeer wel denkbaar, juist vanwege<br />

zijn onafhankelijke positie en ter vervolmaking van zijn lerende functie. De opvolging<br />

zou vervolgens voor het publiek toegankelijker gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld<br />

door deze op de website van de raad te plaatsen met een volgsysteem. Het hier weergegeven<br />

Finse volgsysteem zou hier als voorbeeld voor kunnen dienen. 88<br />

86<br />

Om een beeld te schetsen van de opvolging volgen hierbij de cijfers over 2010. In dit jaar hebben de<br />

geadresseerden 18 van de 26 aanbevelingen opgevolgd of aangegeven dat zij voornemens zijn deze<br />

op te volgen. Van de 7 in 2012 uitgevoerde onderzoeken werden in 3 onderzoeken de aanbevelingen<br />

volledig opgevolgd. Echter, in 4 van de 7 onderzoeken werden wel veiligheidsmaatregelen genomen,<br />

maar werden niet alle aanbevelingen uitgevoerd of bleef onduidelijk of ze uitgevoerd waren.<br />

(Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010, pag. 29.)<br />

87<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 51.<br />

88<br />

Accident Investigation Board of Finland (2010), Annual Report 2009.<br />

64 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Identifier Issued Recommendation Status Updated<br />

A2/2004Y/S10.4 31.5.2005 4) in order to fully utilize the nation's health care and evacuation capacities, relevant principles are clarified and the necessary<br />

arrangements are implemented,<br />

T 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S10.5 31.5.2005 5) the need for airborne evacuation as such as well as evacuation equipment in domestic and foreign accidents is determined<br />

in cooperation with the Ministry of Transport and Communications,<br />

A2/2004Y/S10.6 31.5.2005 6) the preconditions for psychosocial support needed by the victims and their families as well as the essential means of<br />

livelihood and services are guaranteed at a qualitatively and quantitatively sufficient level. For this purpose national directives<br />

need to be renewed and regularly updated and compliance to them has to be seen to. As regulations are reviewed, it must<br />

especially be seen to that a) structures and methods for providing services ranging from immediate emotional and material<br />

support to care of demanding crisis situations and traumas are developed in order to guarantee proper support and care and<br />

essential economic support, b) long term service and care guidelines are established to support children and the young, c)<br />

issues related to protection of privacy and information transfer are clarified so as to safeguard the continuation of services,<br />

income and medical care, d) current legislation is revised taking into account the responsibilities and tasks of ministries,<br />

provinces, medical districts and municipalities as well as other actors in order to guarantee psychosocial support and services<br />

to the population in a major accident or disaster, e) the tasks and roles of crisis groups in the organizations of municipalities<br />

are reviewed and the preconditions of their activities and their professional skills are safeguarded.<br />

T 18.12.2009<br />

K 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S11.1 31.5.2005 The Ministry of Trade and Industry should, in cooperation with the Ministry for Foreign Affairs, take steps to: 1) develop the<br />

tourist industry's security and risk analysis together with travel agencies,<br />

K 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S11.2 31.5.2005 2) obligate the tourist industry to communicate to their customers on risks, including natural disaster risks. This communication<br />

must clearly point out the individual's own responsibility for security, the need for insurance and the very principle of<br />

international law that while travelling abroad, the primary responsibility for people's safety lies on the authorities of the country<br />

in question.<br />

A2/2004Y/S12.1 31.5.2005 The Ministry of Transport and Communications should see to it that: 1) the Finnish Broadcasting Company initiates measures<br />

to develop Radio Finland in such way that it can also satisfy the information requirements of those Finns temporarily abroad<br />

especially in crisis situations,<br />

T 18.12.2009<br />

E 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S12.2 31.5.2005 2) mobile phone networks could effectively be used for official public information in crisis situations, K 18.12.2009<br />

A2/2004Y/S12.3 31.5.2005 3) a continuously operating natural disaster warning system, which monitors their genesis and effects, be established in<br />

Finland.<br />

K 18.12.2009<br />

B2/2007Y/S1 20.3.2009 -<br />

Status: T = Implemented, K = Not yet Implemented, E = Not to be implemented, - = Unknown<br />

Page 3/6<br />

In de evaluatie van de Onderzoeksraad door de commissie Sint worden ten aanzien<br />

van dit onderwerp diverse aanbevelingen gedaan welke volgens ons nog steeds relevant<br />

zijn:<br />

• vergroot de bruikbaarheid van de aanbevelingen;<br />

• besteed meer aandacht aan de communicatie en wisselwerking, zowel bij de oude<br />

sectoren als met spelers op nieuwe werkterreinen;<br />

• laat de geadresseerden voor publicatie op de aanbevelingen reageren, om zo het<br />

draagvlak voor aanbevelingen positief te vergroten. 89<br />

Onder dit laatste verstaan wij het voorleggen van de concept-aanbevelingen aan de<br />

geadresseerden om te zien of deze hout snijden en niet de plank mis slaan. Het betekent<br />

geenszins dat afbreuk gedaan wordt aan de positie van de Raad: hij blijft volledig<br />

verantwoordelijk voor zijn eigen oordeelsvorming én behoudt het laatste woord over<br />

de aanbevelingen. Integendeel, het kan juist bijdragen aan het versterken van de positie<br />

van de Raad en zijn invloed, omdat de aanbevelingen beter zullen aansluiten bij de<br />

dagelijkse praktijk van de geadresseerden.<br />

“check op naleving<br />

aanbevelingen is een<br />

taak van de OvV”<br />

(politiek)<br />

“aanbevelingen zijn soms zo<br />

algemeen geformuleerd dat niemand<br />

weet wat ermee te doen”<br />

(openbaar bestuur)<br />

89<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 52.<br />

Passagieren<br />

65


Beïnvloeding: de middelen<br />

Tot slot gaan we in deze paragraaf in op een tweetal additionele middelen die de Raad<br />

verder nog ter beschikking heeft om invloed uit te oefenen: de nieuwe media en transparantie.<br />

Deze middelen kwamen tijdens de interviews ook naar voren.<br />

• Nieuwe media<br />

Wij staan hier stil bij de nieuwe media als beïnvloedingsinstrument. Enerzijds omdat<br />

de Raad in zijn adviesopdracht daar aandacht voor heeft gevraagd en anderzijds omdat<br />

een groot aantal geïnterviewden het belang benadrukt van het inzetten van nieuwe<br />

media bij een verbreding van de werkterreinen. Sociale media zoals bijvoorbeeld Youtube,<br />

Twitter en Facebook, maar ook het reguliere internet kunnen op verschillende<br />

manieren ingezet worden om diverse doelgroepen te bereiken en te beïnvloeden. In<br />

tegenstelling tot de klassieke media die een eenzijdige relatie tussen medium en ontvanger<br />

kennen bieden sociale media de mogelijkheid van een wederzijds informerende<br />

relatie. 90 Een ander voordeel is dat met relatief weinig inspanning en tegen relatief<br />

lage kosten snel een groot publiek bereikt kan worden. En niet alleen dat, de doelgroep<br />

kan er op elk door haar gewenst moment kennis van nemen. Bovendien kan worden<br />

vastgesteld dat het medium in de huidige samenleving niet meer weg te denken is.<br />

De Raad gebruikt al filmpjes op zijn website. Als laatste naar aanleiding van zijn onderzoek<br />

naar de brand in Rivierduinen. Het filmpje bevat onder andere een animatie<br />

van de wijze waarop de brand ontstaan, vergroot en bestreden was.<br />

Een respondent uit de categorie openbaar bestuur gaf aan dat voor de professionals<br />

in haar branche de filmpjes van de website van de Raad belangrijk en leerzaam zijn.<br />

Nagenoeg alle professionals bekijken die om ervan te leren. Overigens worden de laagdrempelige<br />

folders door deze professionals ook als een handig hulpmiddel gezien. De<br />

dikke rapporten daarentegen zijn volgens haar hooguit interessant voor een beperkte<br />

doelgroep.<br />

Ondanks dat de Raad ook al twittert zou het gebruik van nieuwe media uitgebreid<br />

kunnen worden, en niet alleen door te zenden maar ook door te ontvangen. Bijvoorbeeld<br />

door een app of door het publiek op te roepen foto’s in te sturen van onveilige<br />

situaties. Een andere manier is door het inschakelen van de ‘wisdom of the crowd’ door<br />

informatie te halen van deskundigen in een virtuele ‘cloud’. 91<br />

De verschillen zijn groot hoe respondenten de inzet van nieuwe media door de Raad<br />

waarderen en beleven. De vorige voorzitter vindt het geen goed idee dat de Raad twittert.<br />

De huidige voorzitter wil juist graag meer nieuwe media benutten, maar dan<br />

vooral om te zenden en niet zozeer om te ontvangen. De geïnterviewden uit de categorie<br />

‘media’ geven echter zonder uitzondering aan dat het goed zou zijn als de Raad de<br />

nieuwe media meer benut, bijvoorbeeld door meer filmpjes te uploaden en door meer<br />

de mogelijkheid te bieden zaken te downloaden van de website van de Raad.<br />

90<br />

Van Duin, Menno, Pieter Tops, Vina Wijkhuis, Otto Adang, Nicolien Kop, Lessen in crisisbeheersing.<br />

Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, pag. 142.<br />

91<br />

Surowiecki, J. (2005), The wisdom of crowds.<br />

66 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Er kleven voor- en nadelen aan de inzet van nieuwe media, zowel om te zenden als<br />

om te ontvangen. Als bijvoorbeeld een app ontwikkeld wordt waarmee burgers foto’s<br />

van gevaarlijke situaties in kunnen zenden naar de Raad, zal er een goede backoffice<br />

moeten zijn die in ieder geval communiceert naar alle inzendende burgers of en<br />

zo ja, wat er gebeurt met de inzending. Twitteren kan een nieuwe<br />

doelgroep bereiken, maar vraagt ook een extra<br />

alertheid op wat, wanneer door wie getwitterd<br />

“ga niet twitteren of zo<br />

wordt. Door de snelheid van het medium is een foutje<br />

(gezag en kwaliteit passen niet<br />

snel gemaakt. Het is verder de vraag of twitteren past<br />

bij dit medium)”<br />

bij de statuur van de Onderzoeksraad. De inzet van<br />

nieuwe media zou nader onderzocht kunnen worden,<br />

(openbaar bestuur)<br />

en in ieder geval onderdeel moeten zijn van een strategie.<br />

• Transparantie<br />

Transparantie van een organisatie draagt bij aan haar geloofwaardigheid. Transparantie<br />

in de betekenis van wat zij onderzoekt, waarom, met wie en hoe zij dit doet. Transparantie<br />

draagt op haar beurt bij aan de beïnvloedingsmogelijkheden die een organisatie<br />

heeft op relevante partijen. Het is een onderdeel van haar accountability, haar wijze van<br />

verantwoording afleggen. Het is ook een noodzakelijke voorwaarde voor het ook op de<br />

lange termijn waarborgen van onafhankelijkheid.<br />

De website van de Onderzoeksraad is een prima plaats waar de Raad deze informatie<br />

beter benaderbaar kan maken voor een breed publiek. Up to date houden is hier bij<br />

wel een noodzakelijke voorwaarde.<br />

Uit gesprekken met verschillende leden van de Onderzoeksraad blijkt dat er geen ‘harde’<br />

criteria zijn op grond waarvan bepaald wordt of een bepaald incident onderzocht<br />

wordt of niet. Maatschappelijke onrust is een belangrijk criterium dat kan leiden tot<br />

de start van een onderzoek. Ook indien die onrust ontbreekt, maar er volgens de Raad<br />

sprake is van een structureel veiligheidstekort, kan een onderzoek gestart worden.<br />

Zoals ook in hoofdstuk 4 reeds aangegeven kan transparantie in selectiecriteria bijdragen<br />

aan legitimiteit.<br />

Ook van de monitoring van de aanbevelingen werd door diverse respondenten aangegeven<br />

dat deze transparanter diende te gebeuren. De eerder weergegeven Finse site is<br />

dus ook voor de transparantie een waardevolle mogelijkheid.<br />

6.3 spanningen en dilemma’s<br />

In deze paragraaf worden een aantal spanningen beschreven die zich naar onze mening<br />

voordoen binnen het gebied van beïnvloeding. Deze spanningen vormen soms<br />

zelfs dilemma's, die niet rationeel oplosbaar zijn. Deze spanningen doen zich o.a. voor<br />

in de relatie tot degenen die beïnvloed worden (stakeholders) en met welk doel er getracht<br />

wordt invloed uit te oefenen.<br />

Wij benoemen hier een aantal belangrijke spanningen en dilemma’s, gerelateerd aan<br />

beïnvloeding(smogelijkheden) van de Onderzoeksraad.<br />

Passagieren<br />

67


Het laveren en balanceren tussen deze spanningen is een voor de Raad continue proces:<br />

• Naming and shaming versus leren. Dit hangt samen met de wijze waarop de Raad<br />

heeft gecommuniceerd over het onderzoek naar de cellenbrand op Schiphol door<br />

middel van een - in de ogen van een aantal geïnterviewden - suggestieve film.<br />

• Samenspel tussen angst voor en gezag van de Raad. Het aftreden van ministers<br />

naar aanleiding van de Schiphol-brand heeft tot meer gezag geleid, zeker in de<br />

ogen van het publiek. Een dergelijke consequentie kan zich echter op termijn tegen<br />

de Raad keren. Gezagsdragers en bestuurders worden immers bang voor de Raad<br />

en zullen minder open praten, hetgeen op zijn beurt het leren niet bevordert.<br />

• Afstand nemen en aansluiten. Strategisch positioneren op de lerende functie gaat<br />

om afstand nemen van het heden. Om echter van invloed te zijn op de agenda’s<br />

van vandaag moet er aansluiting zijn op het heden. Anders kan gemakkelijk het<br />

verwijt volgen van “luchtfietserij”. Kritische reflectie vanuit de kracht van de Onderzoeksraad<br />

is alleen functioneel als deze gehoord en vervolgens ook als ter zake<br />

dienend geaccepteerd wordt. 92<br />

• Korte en lange termijn. Strategisch positioneren gaat meestal over de lange termijn<br />

en wat er in de toekomst aan de orde kan en zal zijn (vooruitblik). De Raad heeft de<br />

focus op ongevallen en dus vooral op de korte termijn en vanuit een terugblik. De<br />

kunst is dan de lange en korte termijn in eigen waarde te bezien, deze met elkaar<br />

te verbinden en vanuit deze visie de omgeving te beïnvloeden.<br />

• Draagvlak verwerven én urgentie opwekken. Het beïnvloeden van de omgeving c.q.<br />

het netwerk helpt om te wijzen op toekomstige uitdagingen of op toekomstige effecten<br />

van de huidige aanpak. Dat betekent een confrontatie ook met zaken die nu<br />

nog niet zichtbaar zijn. Oftewel het agenderen van nieuwe onderwerpen. De kunst<br />

is dan zowel het bereiken van benodigde urgentie voor verandering als het verbinden<br />

van partijen aan een ander perspectief. Per definitie betekent dit het beïnvloeden<br />

van het politieke domein. 93<br />

• Nuance en urgentie als uitersten op een continuüm. Enerzijds heeft de Raad een<br />

belangrijke signalerende functie om mensen bewust te maken van risico’s. Anderzijds<br />

wordt de veiligheid er niet mee gediend door voortdurend over onveiligheid te<br />

spreken. Aandacht voor redelijkheid en nuance kunnen hierbij helpen.<br />

6.4 conclusies en aanbevelingen<br />

De ingezette verbreding van werkterreinen door de Raad heeft impact op zijn beïnvloeding<br />

van belangrijke stakeholders. Het vraagt een kritische blik op wie de invloed<br />

aanwendt op welke groep actoren en vervolgens hoe dit gebeurt. Dit mede om het huidige<br />

breed gedragen positieve beeld over de Raad in de persoon van de voorzitter, de<br />

kwaliteit van de aanbevelingen en haar leerfunctie te behouden.<br />

92<br />

Van Twist, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling. Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS 2020, pag. 16.<br />

93<br />

Van Twist, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling. Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS 2020, pag. 14.<br />

68 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Wij bevelen de Raad daartoe het volgende aan:<br />

• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst op<br />

verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen vormen de<br />

mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer uit te bouwen.<br />

• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />

van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />

• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in de<br />

communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />

• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />

wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut vormt.<br />

• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />

en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen, op<br />

een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />

• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een 100%<br />

veilige samenleving niet bestaat.<br />

• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en anderzijds<br />

eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in de rapportage<br />

en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />

Passagieren<br />

69


70 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


7 Scheepsjournaal<br />

7.1 inleiding<br />

Inmiddels hebben wij bijna alle etappes van deze expeditie achter ons gelaten. Wij<br />

slaan ons laatste kamp op en halen de herinneringen op aan de belevenissen die achter<br />

ons liggen. Het doel waarmee wij vertrokken was om antwoord te kunnen geven<br />

op de vraag wat een uitbreiding van de werkterreinen, en daarmee de verbreding van<br />

het krachtenveld, voor de strategische positie van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid<br />

betekent.<br />

Van ‘buiten’ naar ‘binnen’ kijkend hebben wij, onder andere door het interviewen van<br />

meer dan veertig relevante stakeholders in zes verschillende categorieën rondom de<br />

Onderzoeksraad, onderzocht hoe de beeldvorming is ten aanzien van de Raad en waar<br />

kansen en bedreigingen liggen ten aanzien van de verbreding van het werkterrein. De<br />

stakeholders maken deel uit van de authorizing environment van de Onderzoeksraad.<br />

Met het model van de strategic triangle van Mark Moore als instrument hebben wij ons<br />

door een literatuurstudie en interviews genavigeerd. Vervolgens hebben we op basis<br />

van de verkregen inzichten een SWOT-analyse uitgevoerd die heeft geleid tot drie dominante<br />

thema’s voor de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />

Het betreft strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden. In dit hoofdstuk<br />

worden de belangrijkste conclusies die we hebben getrokken tijdens ons verblijf<br />

bij de verschillende thema’s in samenhang bekeken. Op basis van deze conclusies<br />

voorzien wij vervolgens de opdrachtgever van adviezen. In een aantal gevallen zijn de<br />

adviezen direct toepasbaar, in andere gevallen leggen we de Raad een keuzemogelijkheid<br />

voor of bevelen we ze aan nader onderzoek te verrichten over hoe de Raad zich<br />

vanuit het laatste kamp naar zijn nieuwe strategische positie kan begeven.<br />

7.2 conclusies<br />

De centrale onderzoeksvraag waarmee wij van start zijn gegaan luidde:<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de werkterreinen - en daarmee de verbreding van het<br />

krachtenveld- voor de strategische positie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?”<br />

De algehele conclusie is dat de verbreding van het werkterrein door de Onderzoeksraad<br />

consequenties heeft voor de public value, authorizing environment en de operating<br />

capacity van de Raad. Deze consequenties laten zich nader uitwerken in de thema’s<br />

strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden.<br />

De consequenties voor public value maakten wij met name inzichtelijk in hoofdstuk 4,<br />

waarin wij concludeerden dat de Raad op basis van de hem op dit moment ter beschikking<br />

staande selectiecriteria eigenlijk vrijwel alles kan onderzoeken. Strategisch<br />

selecteren, dat wil zeggen het aanpassen van de selectiecriteria in samenhang met<br />

Scheepsjournaal<br />

71


een heroriëntatie op de missie en visie van de Raad, zou bij kunnen dragen aan een<br />

scherper profiel of ‘brand’ van de Onderzoeksraad. Dat kan bijdragen aan de voorspelbaarheid<br />

van de Raad en aan de relatie met de stakeholders. Daarnaast kan het leiden<br />

tot meer houvast om op een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de beschikbare<br />

kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit om te kunnen gaan. Hiervoor hebben<br />

wij een viertal handelingsperspectieven voor de Raad beschreven te weten:<br />

• de vakman spreekt;<br />

• de burger spreekt;<br />

• de meta-beeldanalyse;<br />

• topjes van de ijsberg.<br />

Ten aanzien van de meta-beeldanalyse hebben wij onze twijfels geuit of deze, de positie<br />

van de Raad in beschouwing nemende, door de Onderzoeksraad zelf plaats zou<br />

moeten vinden. Naar onze mening ligt het meer voor de hand dat de Raad de sectoren<br />

stimuleert zelf tot een dergelijke analyse te komen, voor zover dat nog niet het geval<br />

is. De Raad zou dan kunnen volstaan met een (veiligheids)scan op basis van enerzijds<br />

een eigen intuïtieve benadering van de structurele veiligheidstekorten (topjes van de<br />

ijsberg) en anderzijds een door de sector zelf en/of de wetenschap te verrichten meer<br />

evidence-based benadering (op onderdelen) daarvan. De kracht zit dan vooral in de<br />

combinatie van beide.<br />

Wij concludeerden dat de Raad deze handelingsperspectieven op diverse manieren<br />

situationeel kan inzetten. Kiezen, combineren, volgtijdelijk maken, scheiden, ondergeschikt<br />

maken, ontkennen en backstage benutten zijn de opties die we daarbij presenteerden.<br />

In hoofdstuk 5, zijn wij met name in gegaan op de consequenties van de verbreding<br />

van het werkterrein van de Onderzoeksraad voor Veiligheid voor de operating capacity.<br />

Wij beredeneerden dat de voortschrijdende verbreding met zich mee brengt dat, bij<br />

gelijkblijvende middelen, zonder aanvullende maatregelen de kwaliteit en doorlooptijd<br />

van de producten van de Raad onder druk kunnen komen te staan. Het aangaan<br />

van structurele strategische samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan het oplossen<br />

van deze kwantitatieve en kwalitatieve uitdagingen. Wij onderkennen dat dit in een<br />

aantal gevallen risico’s met zich mee kan brengen voor de onafhankelijkheid van de<br />

Raad. Deze kunnen echter naar ons oordeel worden beheerst door zoveel mogelijk<br />

transparant handelen door de Raad, alsmede door het implementeren van een aantal<br />

aanvullende rule-based en/of principle-based maatregelen.<br />

Wij onderkennen een vijftal mogelijke structurele strategische samenwerkingsmogelijkheden<br />

voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het betreft:<br />

• samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen;<br />

• samenwerken door het gebruik van commissies;<br />

• samenwerken met kennisinstituten;<br />

• samenwerken met de sectoren/inspecties;<br />

• samenwerking stageplaatsen, uitwisselen en ‘reservisten’.<br />

72 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


In hoofdstuk 6 gingen we in op de consequenties van de verbreding van de werkterreinen<br />

van de Raad voor de authorizing environment en concentreerden wij ons op het thema<br />

strategisch beïnvloeden. We zien daarbij dat door het verbreden van de werkterreinen<br />

het aantal actoren waarmee de Onderzoeksraad te maken krijgt en de diversiteit<br />

daarvan toeneemt. Er zijn twee redenen waarom het voor de Raad van essentieel belang<br />

is actoren uit de omgeving te beïnvloeden. In de eerste plaats is dat om de public<br />

value van de Raad optimaal te realiseren. De bij een gebeurtenis betrokken partijen<br />

moeten worden beïnvloed om de door de Raad gedane aanbevelingen op te volgen en<br />

om te leren van de gebeurtenis. In de tweede plaats moeten de partijen die steun, legitimiteit<br />

en mandaat verlenen aan de Raad worden beïnvloed om die steun te blijven<br />

continueren.<br />

Over de public value (opvolgen van aanbevelingen en leren) en de wijze waarop de Onderzoeksraad<br />

die tracht te beïnvloeden hebben wij vastgesteld dat verschillende respondenten<br />

aangaven dat de Raad onvoldoende rekening houdt met de kosten en baten<br />

van de gedane aanbevelingen, weinig maatwerk toepast en te passief is ten aanzien<br />

van het monitoren van de implementatie van de gedane aanbevelingen. De Raad<br />

spreekt bovendien niet vooraf met de sector over de (realiseerbaarheid van de) aanbevelingen.<br />

Voor het krijgen en behouden van steun voor het voortbestaan van de Raad is vooral<br />

het beeld dat de verschillende stakeholders hebben van de Raad relevant. Uit zowel<br />

ons onderzoek als eerder onderzoek blijkt dat het beeld van de kwaliteit van de onderzoeken<br />

en rapporten van de Raad bij de meeste respondenten positief is. De onafhankelijkheid<br />

en gedegenheid van de Raad worden eveneens breed gewaardeerd en het<br />

vertrouwen dat de Raad de feiten ‘boven water’ krijgt is groot. Een onderwerp dat geregeld<br />

ter sprake is gekomen zijn de lange doorlooptijden van de onderzoeken. Enkele<br />

respondenten vonden dat langere doorlooptijden bij een gedegen onderzoek horen,<br />

maar de meeste anderen waren daar niet positief over. De wijze van communiceren<br />

door de Raad wordt door sommigen als (te) traditioneel bestempeld. Het beeld van de<br />

voorzitter van de Onderzoeksraad als boegbeeld van de organisatie blijkt meer ambivalent.<br />

In de pioniersfase is een prominent boegbeeld een vereiste voor het voortbestaan<br />

geweest. Diverse respondenten gaven te kennen dat thans meer ‘het instituut’<br />

en minder de voorzitter de aandacht zou moeten krijgen. Anderen vinden juist een<br />

‘gezicht’ van belang. Formele contacten van de Raad met de Tweede Kamer zijn beperkt.<br />

Ook troffen wij aan dat de in de Wet verankerde leerfunctie van de Raad, onder<br />

nadrukkelijke uitsluiting van onderzoek naar de schuldvraag, niet altijd in de beeldvorming<br />

rondom de Raad tot uitdrukking komt.<br />

Scheepsjournaal<br />

73


7.3 adviezen<br />

In ons voorwoord gaven wij al aan dat wat ons betreft hier geen sprake is van een<br />

eindresultaat. De Raad is in ontwikkeling en is op reis naar een volgende fase. Hij<br />

is hierbij op zoek naar de bestemming, de juiste bagage en het hierbij passende reisgezelschap.<br />

Op grond van onze bevindingen hebben we een aantal adviezen voor de<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, die hun strategische positionering bij uitbreiding<br />

van de werkterreinen zouden kunnen versterken. Sommige daarvan zijn direct te<br />

implementeren, terwijl andere nadere besluitvorming en/of onderzoek vergen. Dit<br />

allerlaatste deel van de expeditie zal de Raad zelf moeten volbrengen.<br />

Wij gaan ervan uit dat onderstaande adviezen, gebaseerd op de door ons geformuleerde<br />

conclusies, hierbij behulpzaam kunnen zijn. Aangezien ze volgens de theorie van Moore<br />

onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dus ook wederzijds van invloed zijn op<br />

elkaar doet de Raad er goed aan deze integraal te verkennen.<br />

Strategisch selecteren:<br />

• Formuleer een transparant en voorspelbaar nieuw profiel voor de Onderzoeksraad.<br />

• Voer een heroriëntatie uit op de huidige beschikbare selectiecriteria.<br />

• Probeer een vermindering te bereiken van wettelijk verplichte onderzoeken.<br />

• Pas het ambitieniveau van ‘Stand van het land’ aan tot een veiligheidsscan per<br />

sector.<br />

• Bezie de mogelijkheden van selectie door:<br />

• de keuze voor bepaalde types onderzoek;<br />

• keuze voor een bepaalde rol van de Raad;<br />

• de aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />

• afbakening van het type voorvallen binnen sectoren.<br />

Strategisch samenwerken:<br />

• Onderzoek de mogelijkheden om de uitvoering van klassieke taken internationaal<br />

te poolen.<br />

• Maak meer gebruik van commissies bij het uitvoeren van wettelijk verplichte onderzoeken<br />

waarvan naar verwachting niet zal worden geleerd.<br />

• Onderzoek de samenwerking met kennisinstituten, sectoren en inspecties.<br />

• Verken de mogelijkheden om stageplaatsen in te richten, te komen tot uitwisselingsprogramma’s<br />

en het vormen van een pool van ‘reservisten’.<br />

74 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Strategisch beïnvloeden:<br />

• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst op<br />

verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen vormen de<br />

mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer uit te bouwen.<br />

• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />

van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />

• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in de<br />

communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />

• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />

wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut vormt.<br />

• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />

en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen, op<br />

een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />

• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />

• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een 100%<br />

veilige samenleving niet bestaat.<br />

• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en anderzijds<br />

eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in de rapportage<br />

en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />

Scheepsjournaal<br />

75


76 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


8 Plunjebaal<br />

Deze expeditie nadert voor ons zijn einde. Maar (nieuwe) expedities gaan verder. Voor<br />

ons, voor de NSOB en voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Onze expeditie begon 2<br />

jaar geleden in september aan de Lange Voorhout in Den Haag. Met 16 fellows onderweg<br />

naar Graduation Day. De expeditie van de NSOB begon met een plunjebaal vol<br />

praktijkervaringen van de verschillende fellows die gedurende de reis ruim werd aangevuld.<br />

Vele theoretische inzichten kwamen in de verschillende etappes van de expeditie<br />

voorbij. De plunjebaal werd zwaarder en zwaarder. Het toegenomen inzicht heeft<br />

ons ook geholpen sommige ballast letterlijk en figuurlijk over boord te gooien. Naast<br />

de ruime theoretische inzichten die werden aangeboden en toegevoegd aan onze<br />

plunjebaal was daar ook de kans om al deze ervaringen te gebruiken in volgende etappes.<br />

De verschillende atelieropdrachten alleen of samen binnen het boeiende landschap<br />

van de overheid gaven ruim de gelegenheid kennis en ervaring bij elkaar te<br />

brengen. Een belangrijke reflexieve periode in de expeditie was de buitenlandse etappe.<br />

Acht tot tien weken echt op jezelf teruggeworpen worden in een vreemde omgeving,<br />

met een vreemde cultuur en een vreemde taal. Het maken van verbinding met<br />

de lokale bevolking was iets wat tijdens een expeditie niet kan en mag ontbreken.<br />

Kijken met een andere bril, vanuit een ander perspectief. Met het voortgaan van de<br />

NSOB expeditie moest een volgende etappe worden afgelegd. Een nieuw team werd<br />

samengesteld. Na de nodige hobbels bij de teamsamenstelling werd een geweldig<br />

team geformeerd met sterk verschillende personen met nog sterker verschillende ervaringen<br />

en competenties. Na een eerste verkenning van de nieuwe etappe wederom<br />

op weg. Tijdens het laatste gedeelte van deze Master of Public Administration was<br />

onze opdrachtgever Tjibbe Joustra. Paul ‘t Hart was vanuit het basiskamp coachend<br />

beschikbaar. Zoals goede opdrachtgevers en coaches betaamt gaven ze richting maar<br />

lieten de route aan ons. Net als de in het eerste gedeelte van dit rapport genoemde<br />

verstandige strateeg, die onderweg steeds op basis van nieuwe indrukken en inzichten<br />

zijn route aanpast.<br />

Voor deze NSOB expeditie voorlopig de laatste etappe. En wat voor één. We stapten<br />

een andere wereld binnen. De wereld van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Veiligheid<br />

is nog steeds een groeiend thema in de samenleving. Dat hebben we overal op<br />

onze reis kunnen zien en ervaren. Vele boeken zijn volgeschreven en het laatste woord<br />

is er beslist nog niet over gesproken. Zolang de mensheid bestaat zal er sprake zijn<br />

van gevoelens van onveiligheid. Waar enerzijds velen geen enkele inmenging van de<br />

overheid accepteren is de verwachting anderzijds dat diezelfde overheid veel moet<br />

doen om de veiligheid van mensen te borgen. Een prachtig dilemma, dat op vele terreinen<br />

speelt waar het gaat om overheidsbemoeienis.<br />

Plunjebaal<br />

77


In dat interessante speelveld acteert ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Wij<br />

mochten met dank aan de heer Joustra, door het werken aan de toepassingsopdracht<br />

van de NSOB, binnen treden in dit boeiende terrein. Net als in elke expeditie een terrein<br />

met prachtige vergezichten, maar ook met valkuilen, doodlopende routes en te<br />

omzeilen obstakels. Soms met bossen zo dicht dat wij de bomen niet meer konden<br />

zien. Dankzij de plunjebaal vol kennis en reflexiviteit vonden wij toch onze weg. De<br />

inkijk in het afwisselende landschap op hoog niveau rondom de Onderzoeksraad was<br />

zeer inspirerend, maar gaf ons ook een enorme tijdsdruk. De deadline voor de eindstreep<br />

kwam zienderogen naderbij.<br />

De afronding van een MPA expeditie in teamverband en niet individueel maakt dat net<br />

als in ons reguliere werk het een proces is wat je samen doormaakt. Met elkaar hebben<br />

we meerdere deadlines laten verstrijken omdat we groot belang hebben toegekend<br />

aan zeer interessante verkenningen en vergezichten. Prachtige bewoners van het<br />

Veiligheidslandschap hebben we mogen ontmoeten. Elke keer werden wij weer positief<br />

verrast door een waardevolle inbreng van de verschillende respondenten.<br />

In de literatuurstudie, de talrijke interviews en uiteindelijk de verwerking van al die<br />

informatie tot een rapport, werd duidelijk dat onze plunjebaal de afgelopen jaren behoorlijk<br />

gevuld is. De combinatie met een drukke baan en onze families die ook aandacht<br />

behoefden, maakte dat we ook op dit thema net als in een echte expeditie veelvuldig<br />

met onszelf werden geconfronteerd.<br />

Ook de confrontaties met meerdere coaches en de begeleidende docenten was betekenisvol.<br />

Toch hebben we regelmatig verzucht: “Hebben we het onszelf niet te moeilijk<br />

gemaakt?”. Waarop na enige tijd wel weer volgde “maar we hebben wel de leukste<br />

opdracht”, en bovendien een prachtige expeditie. De tip van less is more was zeer op<br />

zijn plaats. Dat is bijna gelukt. De rest is vooral betrokkenheid en enthousiasme.<br />

De theorie van Mark Moore heeft ons geïnspireerd. Het idee van public value spreekt<br />

ons aan. Het is natuurlijk een theoretisch model. Onze expeditie heeft ons nog beter<br />

geleerd dat de praktijk niet in een model te vangen is. Het heeft ons denken wel gescherpt.<br />

Het aantal brillen dat we kunnen opzetten is fors uitgebreid. In de huidige<br />

wereld van verantwoorden en dashboards mag de bril van public value hoger op de<br />

agenda. Net als bij de Onderzoeksraad gaat het niet om mooie rapporten, maar om het<br />

daadwerkelijke effect in de samenleving. Wordt het er echt veiliger van?<br />

Wat hebben wij geleerd van deze expeditie? Ten eerste weten we dat hij persoonlijk<br />

verder gaat. Leerzaam was het in elk geval, zowel voor ons als voor de door ons geïnterviewden.<br />

Sommigen gebruikten het interview om dingen kwijt te kunnen over de overheid<br />

die ze altijd al kwijt hadden gewild. Anderen gebruikten het als slijpsteen om hun<br />

eigen mening te toetsen. Het hield ons scherp, maar betekende ook dat de reis er bijna<br />

op zit.<br />

78 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Het werken in onze groep heeft nog meer helder gemaakt waar ieders sterke en te<br />

ontwikkelen kanten liggen. De retraiteweek in een vakantiehuisje in Voorthuizen, met<br />

onverwacht koninklijk bezoek, was voor ons een onvergetelijke ervaring in een mooie<br />

expeditie.<br />

Het voorrecht dat we in de MPA opleiding en ter afronding in deze toepassingsopdracht<br />

vooral ‘van buiten naar binnen’ hebben mogen kijken in de wereld van het<br />

openbaar bestuur heeft bijgedragen aan een verruiming van onze blik op de overheid<br />

in het algemeen en het veiligheidsdomein in het bijzonder.<br />

Een prachtige expeditie, die in september 2010 begon en op 16 juni 2012 zal worden<br />

afgerond.<br />

Een expeditie om nooit te vergeten.<br />

Plunjebaal<br />

79


Bijlage i:<br />

Visie, missie en strategie Onderzoeksraad<br />

Visie<br />

Ingeval van een ongeval of ramp is het van essentieel belang dat uit het gebeurde<br />

lering wordt getrokken. Alleen zo wordt herhaling zo veel als mogelijk voorkomen.<br />

Voor het bereiken van dat leereffect is het nodig de achterliggende oorzaken van het<br />

voorval te achterhalen. In die achterliggende oorzaken zijn immers de (systematische)<br />

bedreigingen voor de veiligheid te vinden. Kennis over bedoelde achterliggende oorzaken<br />

kan dus de veiligheid in de toekomst vergroten. Strafrechtelijke onderzoeken of<br />

civielrechtelijke procedures zijn naar hun aard minder geschikt voor het achterhalen<br />

van de achterliggende oorzaken van een voorval. Om het genoemde leereffect te bereiken<br />

is het daarom noodzakelijk dat een diepgaand en afzonderlijk veiligheidsonderzoek<br />

plaatsvindt. Dit onderzoek is in Nederland opgedragen aan de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid.<br />

Missie<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen<br />

te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken, tot de taak te onderzoeken<br />

en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke oorzaken zijn van voorvallen die<br />

hebben geleid, of hadden kunnen leiden, tot ernstige schade, letsel of dodelijke slachtoffers,<br />

dan wel van de omvang van de gevolgen van dergelijke voorvallen.<br />

De raad wil met zijn onderzoek de samenleving het vertrouwen geven dat de onderste<br />

steen boven is gekomen. Aldus draagt het onderzoek ook bij aan het wegnemen van<br />

maatschappelijke verontrusting als gevolg van het voorval.<br />

Het onderzoek van de Onderzoeksraad is gericht op het onderkennen van de in de<br />

achterliggende oorzaken van het voorval besloten liggende systematische bedreigingen<br />

voor de veiligheid. De Onderzoeksraad signaleert en identificeert dergelijke structurele<br />

veiligheidstekorten, en formuleert aanbevelingen.<br />

De Onderzoeksraad verricht zijn onderzoek in een strikt onafhankelijke positie ten<br />

opzichte van de bij het voorval betrokken partijen. Een strikte scheiding van eventueel<br />

strafrechtelijk onderzoek en/of civielrechtelijke procedures waarborgt dat het onderzoek<br />

onbelemmerd zijn loop kan hebben.<br />

Strategie<br />

De Onderzoeksraad verricht zijn werkzaamheden op basis van een brede bevoegdheid<br />

tot onderzoek, die alleen de terreinen van openbare-ordeverstoring, politieoptreden en<br />

krijgshandelingen uitsluit. De Raad voert daarnaast een deel van zijn taak uit op basis<br />

van wettelijke onderzoeksverplichtingen, die hun oorsprong vinden in internationale<br />

regelgeving.<br />

80 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Bij het invullen van zijn vrije bevoegdheid tot onderzoek moet de Raad keuzes maken.<br />

Ingeval van een zeer ernstig voorval zal de Raad, conform de maatschappelijke verwachtingen,<br />

steeds onderzoek verrichten. Bij het voor het overige invullen van zijn<br />

vrije onderzoeksruimte ziet de Raad in aanwezige maatschappelijke verontrusting als<br />

gevolg van een voorval een belangrijke legitimatie voor onderzoek. Ook verontrusting<br />

bij de Raad zelf, vanuit zijn specifieke kennis en ervaring, kan een legitimatie voor<br />

onderzoek vormen. Binnen de legitimatie, ingegeven door maatschappelijke verontrusting<br />

of verontrusting bij de Raad zelf, richt de Raad zich met name op situaties<br />

waarin een derde partij de controle over en de beheersing van voor individuen geldende<br />

veiligheidsrisico’s in handen heeft.<br />

De Raad richt zijn onderzoek zodanig in dat hij met betrekking tot het aspect ‘lering<br />

trekken uit het voorval’ een regierol vervult ten opzichte van zijn omgeving. De Raad<br />

streeft daarbij naar optimale afstemming met de rijksinspecties en wil het er waar<br />

nodig en mogelijk toe leiden dat de expertise van (medewerkers van) betrokken inspecties<br />

ten nutte is van zijn onderzoek. De Raad beschouwt het verder als onderdeel<br />

van zijn regierol om, wanneer de veiligheid dat vereist, gedurende zijn onderzoek tussentijds<br />

te waarschuwen door middel van een tussentijdse aanbeveling of een tussentijdse<br />

rapportage.<br />

Bijlage i: Visie, missie en strategie Onderzoeksraad<br />

81


Bijlage ii: Opdracht toepassingsfase MPA 2010-2012<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid in een nieuwe fase van ontwikkeling<br />

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is bij Wet ingesteld in 2004 en kwam in werking in<br />

het begin van 2005. De Raad heeft inmiddels een plek verworven in de Nederlandse<br />

samenleving. De rapporten worden gewaardeerd om hun kwaliteit en onafhankelijkheid.<br />

De Raad is een eigenstandige organisatie en is inmiddels te zien als onderdeel<br />

van het veiligheidscomplex (Terpstra, 2010). In 2008 heeft een eerste evaluatie plaatsgevonden<br />

door een Commissie onder leiding van M. Sint.<br />

In het jaar 2011 heeft de Raad een voorzitterswissel ondergaan en dat moment markeerde<br />

de overgang van een pioniersfase naar een ‘andere’ fase. Welke fase dat zal zijn<br />

is moeilijk in een woord samen te vatten maar zou onderdeel van studie kunnen zijn.<br />

De Raad ondergaat in elk geval een uitbreiding van het werkterrein (openbare orde) en<br />

de indruk bestaat dat wanneer een netelige publieke kwestie onder het begrip ‘veiligheid’<br />

te plaatsen is, de Raad gevraagd wordt onderzoek te doen. Recent bijvoorbeeld<br />

naar de problemen met de beveiliging van de digitale communicatie tussen overheid<br />

en burgers met als trefwoord DigiNotar. Deze voor de Raad op het eerste gezicht positieve<br />

ontwikkeling roept de vraag op hoe de Raad zich verhoudt tot andere organisaties<br />

en instellingen in het veiligheidscomplex, zoals bijvoorbeeld toezichthouders,<br />

opsporingsinstanties, adviesraden. Bovendien zal de Raad door deze taakverbreding<br />

wellicht meer en meer te maken krijgen met incidentgerichtheid aan de kant van de<br />

politiek en de media.<br />

De Raad heeft behoefte aan een nadere analyse van zijn strategische positie in het<br />

geheel van (overheids-) instanties die verantwoordelijkheden dragen in het veiligheidsdomein.<br />

Daarom vraagt de Raad aan de NSOB een dergelijke strategische analyse te maken.<br />

De centrale onderzoeksvraag luidt:<br />

“Wat betekent een uitbreiding van de onderwerpen – en daarmee de verbreding van het<br />

krachtenveld – voor de strategische positie van de OW, nu en in de toekomst en hoe moet deze<br />

strategische positie tot uitdrukking komen in de selectie van de onderwerpen, de methoden van<br />

onderzoek en de aard van de aanbevelingen?”<br />

82 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Hierbij zou in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken aan:<br />

• De plaats van de Raad in het veld van actoren dat verantwoordelijkheden draagt in<br />

het veiligheidsdomein.<br />

• De gevolgen van de taakverbreding van de Raad voor de positionering en het imago<br />

van de Raad.<br />

• De ontwikkeling die het taakgebied van de Raad zal doormaken in termen van<br />

trends, veranderingen en kansen en risico’s.<br />

• De consequenties van de taakverdeling voor werkwijze en onderzoeksmethode.<br />

• De risico’s die fenomenen als ‘incidentgerichtheid’ meebrengen voor de Raad.<br />

• De ontwikkeling van en verandering in de verhouding van de Raad met de media,<br />

mede ook door de ontwikkeling van nieuwe media.<br />

De Raad acht het zinvol om in deze analyse ook gebruik te maken van een internationale<br />

vergelijking.<br />

De Raad vraagt de fellows van de NSOB die zaken te adresseren waarvan zij vinden<br />

dat ze voor de Raad van belang zijn. Voor de verdere uitwerking en nadere afspraken<br />

stelt de OVV een gesprek met de opdrachtnemers, alvorens de werkzaamheden te beginnen,<br />

op prijs.<br />

Opdrachtgevers vanuit de OVV:<br />

Contactpersoon :<br />

Begeleider:<br />

mr. Tj. Joustra, voorzitter<br />

prof.dr.ing. F.J.H. Mertens, raadslid<br />

mr. I. Visser, algemeen secretaris van de Raad,<br />

m.visser@onderzoeksraad.nl<br />

prof.dr. P. ‘t Hart<br />

hart@nsob.nl<br />

Bijlage ii: Opdracht toepassingsfase MPA10-12<br />

83


Bijlage iii: Lijst van geïnterviewden<br />

• Dr. O. M.J. Adang, Lector Openbare orde & Gevaarbeheersing Politieacademie<br />

• Prof. Mr. M. Barendrecht, Hoogleraar privaatrecht Universiteit van Tilburg<br />

• A.H. Berg, Zelfstandig adviseur<br />

• Mr. M.J. Bloos, Hoofdofficier van Justitie, Functioneel Parket OM<br />

• Mr. J. A. van den Bos, Inspecteur-Generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

• L. Branderhorst, MSc, Rijkstrainee, Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

• Prof. dr. A.F.M. Brenninkmeijer, Nationale Ombudsman<br />

• Mr. H.N. Brouwer, Oud-voorzitter College van procureurs-generaal<br />

• Ir. S. Coorens, Afdelingshoofd Kenniscentrum Brandweer Hollands-Midden<br />

• Mr. J. Demmink, Secretaris-Generaal Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

• Dr. M. van Duin, Lector crisisbeheersing NIFV en Politieacademie<br />

• A. Elissen, Lid Tweede Kamer PVV<br />

• Mr. J.G.A. Fetter, Plv. hoofd Inspectie/MT-lid politie, brandweer, GHOR<br />

• Drs. H.G. Geveke, Algemeen directeur integrale veiligheid TNO<br />

• Mr. Th. C. de Graaf, Lid Eerste Kamer D66<br />

• Prof. Dr. I. Helsloot, Hoogleraar Besturen van Veiligheid Radboud Universiteit<br />

Nijmegen<br />

• A. Jorritsma, Burgemeester Almere<br />

• Mr. Tj. Joustra, Voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• S. Kuypers, Nieuwsmanager ANP<br />

• Drs. G.H.O. van Maanen, Secretaris-generaal Ministerie van VWS<br />

• A. Marcouch, Lid Tweede Kamer PvdA<br />

• Prof. Dr. Ing. F.J. H. Mertens, Lid Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• Prof. Dr. Mr. E. R. Muller, Lid Onderzoeksraad voor Veiligheid, hoogleraar Veiligheid<br />

en Recht Universiteit van Leiden<br />

• Drs. G. van Oosten, Chef verslaggeving GPD<br />

• Dr. mr. M. Oosting, Oud Nationaal Ombudsman, staatsraad Raad van State<br />

• Dr. ir. J.G. Post, Manager Onderzoek Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid<br />

• Dr. A.A.G.M. Raak, Lid Tweede Kamer SP<br />

• Mr. R. de Rijck, Officier van Justitie, Functioneel Parket OM<br />

• Ing. I.M. van Rossum, Medewerker Kenniscentrum Brandweer Hollands-Midden<br />

• Dr. A. Scholtens, Hoofd Onderzoek Crisislab<br />

• Drs. C.J.A.M. Smitshuysen, Programmamanager nationale veiligheid regionaal op<br />

orde, Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

• Mr. B. Steensma MPA, Hoofd Officier van Justitie<br />

• Drs. H. Stijntjes, Coördinerend senior beleidsmedewerker, Ministerie van Veiligheid<br />

en Justitie<br />

• Prof. Dr. Ir. J.B. Terpstra, Hoogleraar Criminologie Radboud Universiteit Nijmegen<br />

• Mr. J. Thunnissen, Inspecteur- generaal Inspectie Leefomgeving en Transport<br />

• Prof. Dr. P. Tops, Lid College van Bestuur Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde<br />

Universiteit van Tilburg<br />

• Prof. Dr. M.J.W. van Twist, Hoogleraar Bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

84 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


• Mr. I. Visser, Algemeen Secretaris Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• Ir. J. van der Vlist, Topadviseur Algemene Bestuursdienst van het Rijk<br />

• Prof. Mr. P. van Vollenhoven, Oud-voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

• Drs. H.W.M. Wesseling, associé Berenschot, Algemeen directeur Nicis Institute<br />

• Drs. J.K. van Wijngaarden MPH, Hoofd Inspecteur Publieke en geestelijke gezondheidszorg<br />

• Prof.mr.dr. S. Zouridis, Hoogleraar Bestuurskunde Universiteit van Tilburg<br />

Bijlage iii: Lijst van geïnterviewden<br />

85


Bijlage iv: Basis vragenlijst<br />

Facultatief /per actor een selectie van de vragen<br />

Interviewvragen<br />

Algemeen/Imago/SWOT<br />

1. Wat is het eerste waar u aan denkt als u “Onderzoeksraad voor de Veiligheid”<br />

hoort?<br />

2. Heeft u ooit zelf te maken gehad met de OVV (in welk kader en hoe was dat)?<br />

3. Wat vindt u de sterke kanten van de OVV?<br />

4. Wat vindt u de minder goede kanten van de OVV?<br />

5. Wie zijn volgens u de belangrijkste stakeholders van de OVV?<br />

6. Wat ziet u als de grootste kansen voor de OVV?<br />

7. Wat ziet u als de grootste bedreigingen voor de OVV?<br />

8. Wat is volgens u de belangrijkste rol die de OVV vervult?<br />

9. Hoe zou u de relatie tussen uw organisatie en de OVV betitelen?<br />

Verbreding werkterrein OVV<br />

10. Wat zijn volgens u de grenzen van het werkterrein van de OVV? Wat vindt u van<br />

die grenzen?<br />

11. Verwacht u dat de huidige tendens in de samenleving om steeds meer onderwerpen<br />

te verbinden met veiligheid zich de komende 5 tot 10 jaar zal voortzetten<br />

of verwacht u juist een kentering hierin? Waarom?<br />

12. Weet u of er uitgesproken voorstanders zijn van de taakverbreding van de OVV?<br />

Wie?<br />

13. Weet u of er uitgesproken tegenstanders zijn van de taakverbreding van de OVV?<br />

Wie<br />

14. Wat zijn volgens u de gevolgen van deze uitbreiding voor de OVV?<br />

15. Wat zijn volgens u de aan de verbreding van werkterreinen verbonden kansen<br />

en bedreigingen? Intern? Extern?<br />

16. Wat vindt u van het onderzoek van de OVV naar digitale veiligheid (DigiNotar)<br />

17. Wat vindt u van mogelijke uitbreiding van taken van de OVV naar openbare orde?<br />

18. In een interview geeft dhr. Joustra aan dat hij meer tijd aan de zorg wil besteden?<br />

Wat vindt u hiervan?<br />

19. Wat betekent de taakuitbreiding van de OVV voor de relatie met uw organisatie?<br />

20. Welke kansen en bedreigingen voor de OVV ziet u in deze uitbreiding(en)?<br />

21. Wat is uw mening over de volgende scenario’s voor het werkterrein: (ongewijzigd<br />

beleid, back to the roots, verbreding, verdieping, meer aandacht voor bijnaincidenten,<br />

verbreding én verdieping of juist ‘ontdieping’ (op hoger abstractieniveau<br />

dwarsverbanden signaleren etc.)<br />

22. Als de OVV al selecteert en prioriteert bij het verrichten van onderzoeken, op<br />

welke basis zou dat dan moeten?<br />

86 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Effectiviteit / meerwaarde OVV<br />

23. Voor wie werkt de OVV naar uw mening vooral?<br />

24. Wat vindt u van de kwaliteit van de rapporten die de OVV schrijft?<br />

25. Wat vindt u van de kwaliteit van de aanbevelingen die de OVV doet (relevant,<br />

duidelijk, uitvoerbaar, betaalbaar, proportioneel etc.)?<br />

26. Heeft de OVV ten aanzien van de overige actoren in het veiligheidsdomein een<br />

meerwaarde? Indien ja, welke is dat?<br />

27. Hoe hebben andere relatief autonome publieke onderzoeksinstellingen zich<br />

gepositioneerd (ARK, WRR en Nationale Ombudsman)?<br />

28. Volgt u de implementatie van aanbevelingen?<br />

29. Stimuleert u actief de implementatie van aanbevelingen?<br />

30. Is er (politieke) druk om bevindingen of aanbevelingen aan te passen? Indien ja,<br />

hoe gaat u daar mee om?<br />

31. Is er sprake van inkapseling door het systeem?<br />

32. Op welke wijze communiceert uw organisatie met uw belangrijkste doelgroepen?<br />

33. Hanteert uw organisatie een mediastrategie en zo ja welke?<br />

34. Hoe gaat u om met media? Actief, passief, reactief…<br />

35. Maakt u ook gebruik van de ‘nieuwe media’?<br />

36. Hoe krijgt u de aandacht van de media?<br />

37. Bent u ook ‘achter de schermen’ actief?<br />

38. Welk advies zou u dhr. Joustra willen geven om de effectiviteit of het rendement<br />

van de OVV te verhogen?<br />

39. Hoe kan volgens u het beste geborgd worden dat de effectiviteit van de OVV op<br />

de langere termijn wordt geborgd en dat er wat met de adviezen gebeurt?<br />

40. Wie zou naar uw mening de implementatie van de aanbevelingen moeten volgen?<br />

41. Vindt u dat de OVV een rol moet vervullen in het monitoren van haar eigen aanbevelingen?<br />

Zijn daar risico’s aan verbonden? (inkapseling van de OVV)<br />

42. Moet de OVV alleen feitelijke bevindingen en conclusies presenteren of ook aanbevelingen<br />

doen? Waarom vindt u dat?<br />

Interne organisatie<br />

43. Welke kwaliteiten heeft de OVV nodig om de toekomst met een gerust hart tegemoet<br />

te treden?<br />

44. Bent u bekend met de interne organisatie van de OVV? Hoe staat het met opbouw<br />

kennis, deskundigheid en competenties, verloop etc.?<br />

45. Welk vakmanschap is nodig om conclusies te trekken en welk vakmanschap is<br />

nodig voor het doen van aanbevelingen?<br />

46. Wat vindt U van het model huisarts-specialist? Hoe schat u het specialistische<br />

vakmanschap in van de OVV tov andere organisaties in de onderzoekswereld?<br />

Universiteiten, inspecties, private onderzoeksbureaus?<br />

Bijlage iv: Basis vragenlijst<br />

87


Samenwerking externe partners<br />

47. Hoe ziet u uw de relatie met de OVV? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

48. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de ministeries? Hoe zou deze moeten<br />

zijn?<br />

49. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de Tweede Kamer? Hoe zou deze moeten<br />

zijn?<br />

50. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de media? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

51. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en inspecties? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

52. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de universiteiten? Hoe zou deze moeten<br />

zijn?<br />

53. Tussen de OVV en COT en IPIT? Hoe zou deze moeten zijn?<br />

54. Ziet u kansen in samenwerking tussen OVV en universiteiten?<br />

55. Heeft uw organisatie structurele samenwerkingsverbanden met externe partners<br />

(welke en hoe wordt de onafhankelijkheid daarbij geborgd?)<br />

56. Wat betekent de uitbreiding van werkterreinen voor de relaties van de OVV met<br />

de belangrijkste partijen in het speelveld?<br />

Afronding<br />

Dank voor uw medewerking. Afsluitend zouden we u nog graag enkele stellingen<br />

willen voorleggen<br />

57. De OVV moet streven naar verbreding van werkterreinen<br />

58. De OVV moet focussen op transportveiligheid<br />

59. Goed dat de Onderzoeksraad DigiNotar heeft onderzocht<br />

60. Goed dat de Onderzoeksraad Hartchirurgie (Radboud) heeft onderzocht<br />

61. De OVV moet zich beperken tot fysieke veiligheid<br />

62. Openbare orde vraagstukken moeten onderdeel worden van het werkterrein van<br />

de OVV<br />

63. De aanbevelingen die de OVV doet zijn realistisch en haalbaar<br />

64. De OVV moet zich beperken tot conclusies (de feiten op tafel) en geen aanbevelingen<br />

doen<br />

65. De OVV heeft voldoende specialistische kennis om aanbevelingen te kunnen<br />

geven<br />

66. Het geven van aanbevelingen door de OVV is strijdig met de gewenste onafhankelijke<br />

positie<br />

67. Een organisatie leert het best als deze publiekelijk ter verantwoording wordt<br />

geroepen<br />

68. De OVV slaagt er goed in dat de samenleving leert van incidenten<br />

88 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />

Er is een groot aantal interviews gehouden met respondenten uit de zes verschillende<br />

groepen actoren: Politiek, Media, Wetenschap, Concullega’s, Benchmarkorganisaties en<br />

Openbaar bestuur. De interviews zijn schriftelijk uitgewerkt en ter accordering aan de<br />

verschillende geïnterviewden voorgelegd. De schat aan informatie uit de meer dan 40<br />

interviews is vervolgens geclusterd per groep actoren. Alle clusters in dit rapport presenteren<br />

voert volgens ons te ver. De gegevens per cluster zullen wel separaat aan de<br />

Raad ter beschikking worden gesteld. De clusters kunnen waardevolle informatie geven<br />

waar de Raad zijn voordeel mee kan doen. Als voorbeeld zijn de clusters van een<br />

tweetal actoren integraal in deze bijlage opgenomen. Het betreft de actoren Openbaar<br />

bestuur en Wetenschap. Het heeft de vorm van een schema met de sterkten, zwakten,<br />

kansen en bedreigingen, gevolgd door een schema met de onderwerpen selecteren,<br />

samenwerken, beïnvloeden en imago.<br />

Actor Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging (extern)<br />

Openbaar bestuur<br />

1 kwaliteit rapporten<br />

1 aanbevelingen<br />

1 zeg wat beter moet maar<br />

1 blijf acteren vanuit kennis,<br />

(nationaal, lokaal,<br />

overwegend positief<br />

moeten realistisch<br />

blijf weg bij de oplossing<br />

anders niet<br />

ministeries,<br />

2 kwaliteit onderzoek en<br />

zijn, reflectie bij<br />

2 de OVV mag sensitiever<br />

2 nuchterheid is gewenst<br />

burgemeesters)<br />

onafhankelijkheid is goed<br />

Raad intern van<br />

zijn op de bestuurlijke<br />

(redelijkheid)<br />

3 goede taakafbakening met<br />

belang<br />

verantwoordelijk- heid<br />

3 blijf bescheiden<br />

het OM<br />

2 doorlooptijden<br />

3 samenwerking bevordert<br />

4 begrip veiligheid is vorm van<br />

4 beste rapporten van de OVV<br />

is zwaar<br />

kennisuitwisseling en dus<br />

schuivende panelen<br />

zijn technisch georiënteerd,<br />

aandachtspunt<br />

deskundigheid<br />

5 OVV is duur instrument, zet<br />

blijf bij je kwaliteit<br />

3 werk niet vanuit<br />

4 schoenmaker hou je bij<br />

het alleen in als het echt<br />

5 koester wat je hebt<br />

ivoren toren<br />

je leest<br />

nodig is<br />

6 OVV moet het nu doen<br />

4 onvoldoende<br />

5 benut expertise<br />

6 eerst consolidatie dan pas<br />

zonder de Pieter-factor<br />

opvolging<br />

buitengewone raadsleden<br />

uitbreiden<br />

7 Joustra heeft andere stijl en<br />

aanbevelingen<br />

6 kijk meer naar de context<br />

7 verkramping door<br />

gaat eerst in overleg<br />

7 100% veiligheid bestaat<br />

schuldvraag<br />

8 dilemma: alle kennis in huis<br />

niet en straal dat ook uit<br />

8 onafhankelijk is prima maar<br />

willen hebben versus klein<br />

8 OVV werkt disciplinerend<br />

wees niet naïef, schuldvraag<br />

en compact blijven<br />

9 stimuleer peer review en<br />

speelt altijd!<br />

tegenspraak vooraf<br />

9 OVV heeft meegewerkt<br />

10 laat kosten en baten<br />

aan dat alles tegenwoordig<br />

onderdeel advies worden<br />

“veiligheid” is<br />

10 OVV moet het nu doen als<br />

instituut, zonder de Pieter<br />

factor<br />

11 risicoregelreflex<br />

Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />

89


Actor Selecteren Samenwerken Beïnvloeden Imago<br />

Openbaar bestuur<br />

1 kies waar je van kan leren<br />

1 samenwerking bevordert<br />

1 zeg wat beter moet maar<br />

1 Nederland is kampioen<br />

(nationaal, lokaal,<br />

2. kies onderzoeken met<br />

kennisuitwisseling en<br />

blijf weg bij de oplossing<br />

terugkijken aan het<br />

ministeries,<br />

meerwaarde<br />

dus deskundigheid<br />

2 internationaal kennis<br />

worden<br />

burgemeesters)<br />

3 alleen de grote en ernstige<br />

2 blijf hulptroepen<br />

delen en uitwisselen<br />

2 in die Beschränkung zeigt<br />

incidenten<br />

inschakelen,<br />

3 ontmoeten is uitwisselen<br />

sich der Meister<br />

4 gevaarlijk op een terrein<br />

onafhankelijkheid zit in<br />

4 raad zorgt voor closure<br />

3 Pieter heeft OVV op de<br />

te bewegen waar je geen /<br />

het oordeel<br />

5 hoor en wederhoor op<br />

kaart gezet<br />

minder kennis van hebt.<br />

3 werk niet vanuit ivoren<br />

feiten en conclusies….<br />

4 de raison d’être van de<br />

5 de stand van het land, ter<br />

toren<br />

niet op aanbevelingen!<br />

OVV is onafhankelijkheid<br />

ondersteuning selectie, aan<br />

4 voorkom kramp<br />

6 benut expertise<br />

5 zonder Pieter was de OVV<br />

de wetenschap laten<br />

5 werk samen en stem af,<br />

buitengewone<br />

er niet geweest<br />

6 sterke verschillen in<br />

er is nog veel te doen in<br />

raadsleden<br />

6 als je over alles gaat word<br />

meningen over uitbreiden<br />

de zorg (gesloten cultuur<br />

7 ga niet twitteren of<br />

je een karikatuur<br />

terreinen (gezondheid,<br />

zonder meldingsbereid-<br />

zo (gezag en kwaliteit<br />

7 Pieter was ambtelijk<br />

openbare orde, digitaal)<br />

heid)<br />

passen niet bij dit<br />

lastig, maar vanuit<br />

7 beperken tot fysieke<br />

6 begin in nieuwe<br />

medium)<br />

burgerperspectief goed<br />

veiligheid<br />

terreinen niet met<br />

8 raad / inspecties zorgen<br />

8 de kracht van Van<br />

8 hulp van panel van<br />

moeilijkste klussen<br />

samen voor checks and<br />

Vollenhoven was dat deze<br />

deskundigen bij selectie is<br />

7 OVV hoeft niet alles zelf<br />

balances<br />

er met gestrekt been in<br />

een optie<br />

in huis te hebben<br />

9 boegbeeldrol van de OVV<br />

kon gaan en ook oprecht<br />

9 criteria zijn onbekend<br />

8 kernexpertise in eigen<br />

is heel belangrijk<br />

boos kon worden vanuit<br />

die gebruikt worden voor<br />

huis en de rest inhuren<br />

10 acceptatie bij<br />

zijn betrokkenheid bij<br />

selectie<br />

9 inhuren kan, maar je<br />

ambtenaren versus<br />

veiligheid<br />

10 blijf weg bij strafrecht<br />

moet als OVV wel je<br />

acceptatie bij burgers<br />

9 Moerdijk is dood<br />

eigen objectieve oordeel<br />

11 laat kosten en baten<br />

geëvalueerd<br />

hebben en kunnen<br />

meewegen<br />

10 shaming helpt niet voor<br />

beargumenteren<br />

leren<br />

90 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Naam Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging (extern)<br />

Wetenschap<br />

1 de OVV is een begrip<br />

1 onmogelijk om<br />

1 om te leren moet je<br />

1 afrekencultuur en rol media<br />

(hoogleraren<br />

2 gedegen rapporten<br />

van alle terreinen<br />

juist wegkomen van<br />

2 leren en verantwoorden<br />

universiteiten,<br />

3 goed feitenrelaas<br />

deskundigheid in<br />

incidenten, meer trend-<br />

vragen ander onderzoek<br />

Politieacademie)<br />

4 kwaliteit meestal voldoende<br />

huis te hebben en<br />

onderzoek doen<br />

3 leren vraagt veilige<br />

5 je ontleent je gezag<br />

te (onder)houden<br />

2 meer verbinding met<br />

omgeving<br />

aan methodologisch<br />

2 kosten / baten<br />

wetenschap<br />

4 openbare verhoren niet<br />

en inhoudelijk juiste<br />

analyse meer<br />

3 waarborg hoor, wederhoor<br />

geschikt voor leren<br />

rapportages<br />

ruimte geven in<br />

en procedures<br />

5 pluriformisering<br />

aanbevelingen<br />

4 er is inter-toezicht nodig,<br />

Veiligheidszorg<br />

(realiteitszin)<br />

kans voor de OVV<br />

6 inspecties en OVV … samen<br />

teveel van het goede<br />

7 het woord ‘nuchter’ is<br />

verdwenen<br />

Naam Selecteren Samenwerken Beïnvloeden Imago<br />

Wetenschap<br />

1 geen openbare orde, beperk<br />

1 samenwerking en<br />

1 gevaar van de regelreflex<br />

1 goed dat er een OVV is<br />

(hoogleraren<br />

je tot fysieke veiligheid<br />

onafhankelijkheid<br />

2 benoem dingen die mis<br />

2 ad hoc imago<br />

universiteiten,<br />

2 veilig onderzoek is kans<br />

hoeven niet strijdig<br />

gaan maar blijf redelijk<br />

3 naming en shaming als<br />

Politieacademie)<br />

voor de OVV<br />

te zijn, mits trans-<br />

3 conclusies en<br />

veranderstrategie, mogelijk<br />

3 we plakken de term<br />

parant<br />

aanbevelingen<br />

geen verstandige strategie<br />

veiligheid op ongelofelijk<br />

2 samenwerken /<br />

communicatief goed<br />

4 Pieter heeft de OVV<br />

veel zaken: semantisch<br />

inhuren moet,<br />

scheiden<br />

neergezet<br />

sleepnet<br />

onmogelijk alle<br />

4 kosten/baten meer ruimte<br />

5 geen “barbertje moet<br />

4 afbakening wat OVV doet<br />

kennis zelf te<br />

geven in aanbevelingen<br />

hangen“ instituut worden<br />

erg belangrijk<br />

hebben en te<br />

(realiteitszin)<br />

6 commissie Sint vond niets<br />

(onder) houden<br />

5 voorkom dat het alleen<br />

om de OVV de nek om te<br />

3 dé specialist<br />

nog over naming gaat<br />

draaien, ze waren goed<br />

is waarborg<br />

7 OVV is Pieter<br />

neutraliteit<br />

8 het moloch-syndroom: beter<br />

4 samenwerking en<br />

is groot te worden door klein<br />

allianties prima<br />

te blijven<br />

Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />

91


Literatuur<br />

Accident Investigation Board of Finland (2010), Annual Report 2009, Helsingfors: Accident<br />

Investigation Board of Finland<br />

Barendrecht, J.M. (2003), De betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid, in: Nederlands<br />

Juristenblad, 1541<br />

Binnenlands Bestuur (2011), “Politie trekt zich weinig aan van Nationale Ombudsman”,<br />

27 mei 2011<br />

Bollen, Maarten, (2010), Tunnelvisie als bedrijfsrisico, 1.e druk, Alphen aan den Rijn:<br />

Kluwer<br />

Boonstra, J. en Mark van Twist (10 februari 2012), Reflectiemodule Ondernemen, innoveren,<br />

vernieuwen, presentatie voor NSOB<br />

Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie<br />

en maatregelen, Erwin Muller (red.), Alphen aan den Rijn: Kluwer<br />

Cornelisse, Louis (2012), “We gaan niet over schuldvraag”, in: Binnenlands Bestuur, 27<br />

april 2012, pag. 20 – 23<br />

De Wit, Bob en Ron Meyer (2010), Strategy synthesis: Resolving strategy paradoxes to create<br />

competitive advantage, 3.e druk, Cengage learning<br />

Duin, van, M.J (1992), Van rampen leren: Een vergelijkend onderzoek naar de lessen uit spoorwegongevallen,<br />

hotelbranden en industriële ongelukken, Den Haag: Haagse Drukkerij en<br />

Uitgeversmaatschappij<br />

Duin, van, Menno, Pieter Tops, Vina Wijkhuis, Otto Adang, Nicolien Kop (2012), Lessen in<br />

crisisbeheersing. Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, Den Haag: Boom<br />

Lemma Uitgevers<br />

Eeten, van, Michel (2010), Techniek van de onmacht; Fatalisme in politiek en technologie,<br />

Den Haag: Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, Delft: Eburon<br />

Het Parool (27 februari 2009), Van Vollenhoven wil zwarte dozen niet afgeven, Amsterdam:<br />

het Parool<br />

Intomart GfK bv (23 januari 2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor<br />

veiligheid, Hilversum: Intomart Gfk bv<br />

92 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>


Keuning, D., dr. en dr. D.J. Eppink (2012), Management & Organisatie Theorieboek,<br />

10.e druk, Noordhoff Uitgevers B.V.<br />

Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid,<br />

31 juli 2008, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />

redactie: M. Benard, H. van der Meer, C. Sengers, W. van Seggelen, M. Sturm<br />

Matthijsen, Suzan en Ankie Erwich (juli 2010), Als je innoveert, doe dan het onverwachte,<br />

in: Reken maar. Personeelsblad Algemene Rekenkamer, nr. 57, Den Haag<br />

Mintzberg, Henry (2003), Mintzberg over management. De wereld van onze organisaties,<br />

12.e druk, Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact<br />

Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government,<br />

Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press<br />

Muller, E.R. (red.) (2004), Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en maatregelen,<br />

Alphen aan den Rijn: Kluwer<br />

NRC-Handelsblad (8 februari 2012), “Na ChemiePack de gezondheidszorg”, in: NRC-<br />

Handelsblad<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (21 september 2006), Eindrapport van het onderzoek naar<br />

de brand in het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005,<br />

Den Haag: Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (5 januari 2011), Rapport Brand bij ChemiePack te Moerdijk,<br />

Den Haag: Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Visie op de komende 5 jaar, Den Haag: Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2009), Jaarverslag 2008, Den Haag: Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010, Den Haag: Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid<br />

Strottman, Olav (2005), Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een studie naar de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid, Rotterdam: Erasmus Universiteit<br />

Surowiecki, J. (2005), The wisdom of crowds, Little: Brown Book Group<br />

Terpstra, J.B. (2010), Het veiligheidscomplex: ontwikkelingen, strategieën en verantwoordelijkheden<br />

in de veiligheidszorg, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers<br />

Literatuur<br />

93


Twist, van, Mark en Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />

Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling: Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS<br />

2020, Den Haag: Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />

University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie (ongedateerd)<br />

Veld, in ‘t, Roel (2010), Kennisdemocratie: opkomend stormtij, Den Haag: Sdu Uitgevers bv<br />

Westerkamp, Kees (december 2003), Een marketingplan in twaalf stappen, in: Specifiek,<br />

bijlage (ongenummerd)<br />

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2008), Onzekere veiligheid: verantwoordelijkheden<br />

rond fysieke veiligheid, Amsterdam: Amsterdam University Press<br />

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (22 juni 2010), Het gezicht van de publieke<br />

Zaak: Openbaar bestuur onder Ogen, Amsterdam: Amsterdam University Press, redactie<br />

Huub Dijstelbloem, Paul den Hoed, Jan Willem Holtslag, Steven Schouten<br />

Openbare stukken<br />

Begeleidingscommissie Sint (14 augustus 2008), brief over aanbevelingen naar aanleiding<br />

van de Evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid, kenmerk 2008-0000317454<br />

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (30 juni 2009), brief aan de<br />

Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, brief over evaluatie Onderzoeksraad<br />

voor veiligheid en reactie daarop van de raad, kenmerk 2009-0000316082<br />

Onderzoeksraad voor Veiligheid, brief met reactie op Evaluatie van de Onderzoeksraad<br />

voor Veiligheid, 6 november 2008<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 27400 VII, nrs. 33 en 34, Kamerstukken II 2011-2002<br />

Tweede Kamer der Staten-Generaal, 28634 (R1727), nr.3, MvT TK 2002-2003<br />

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, 2 december 2004, Staatsblad 2004, 677<br />

Rijksbesluit Onderzoeksraad voor Veiligheid, 10 december 2004, geldend op 31 januari<br />

2012<br />

Internet<br />

www.binnenlandsbestuur.nl<br />

www.managementmodellensite.nl<br />

www.onderzoeksraad.nl<br />

www.parool.nl<br />

www.turvallisuustutkinta.fi<br />

94 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!