Onafhankelijk Verbindend Verbreden
Onafhankelijk Verbindend Verbreden - School voor Openbaar Bestuur
Onafhankelijk Verbindend Verbreden - School voor Openbaar Bestuur
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Onafhankelijk</strong><br />
<strong>Verbindend</strong><br />
<strong>Verbreden</strong><br />
Expeditie naar een nieuwe strategische positi0nering<br />
Onderzoeksraad Voor Veiligheid<br />
Marly Coenders<br />
Aart Garssen<br />
Clive ter Heege<br />
Rob Janssen<br />
Tanja Koekebakker<br />
Master of Public Administration (MPA)
Eindrapport toepassingsfase MPA<br />
Een adviesopdracht voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
in het kader van de opleiding tot Master of Public Administration<br />
aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />
Opdrachtgevers vanuit de Onderzoeksraad:<br />
mr. Tj. Joustra, voorzitter<br />
prof. dr. ing. F.J.H. Mertens, raadslid<br />
Begeleider: prof. dr. P. ’t Hart<br />
Auteurs:<br />
Marly Coenders<br />
Aart Garssen<br />
Clive ter Heege<br />
Rob Janssen<br />
Tanja Koekebakker<br />
Mei 2012
<strong>Onafhankelijk</strong><br />
<strong>Verbindend</strong><br />
<strong>Verbreden</strong><br />
Expeditie naar een nieuwe strategische positionering<br />
Onderzoeksraad Voor Veiligheid<br />
Marly Coenders<br />
Aart Garssen<br />
Clive ter Heege<br />
Rob Janssen<br />
Tanja Koekebakker
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 4<br />
Managementsamenvatting 6<br />
1 Zeegezichten 11<br />
1.1 Veiligheid als motief 11<br />
1.2 De Onderzoeksraad voor Veiligheid 12<br />
1.3 Aanleiding adviesopdracht 13<br />
1.4 Onderzoeksvragen en aanpak 13<br />
1.5 Leeswijzer 15<br />
2 Sextant 17<br />
2.1 Strategische heroriëntatie 17<br />
2.2 The Strategic Triangle 18<br />
2.3 SWOT-analyse en confrontatiematrix 21<br />
2.4 Bepalen strategische opties en keuzen 22<br />
3 Navigeren 25<br />
3.1 Historische context 25<br />
3.2 Verbreding werkterreinen in perspectief 27<br />
3.3 Breedte en diepte in traditionele en toekomstige terreinen 28<br />
3.4 Zes typen actoren 29<br />
3.5 Een empirische analyse en confrontatie 30<br />
3.6 Strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden 32<br />
3.7 Elkaar in positie brengen en houden 33<br />
4 Bestemmingshavens 35<br />
4.1 Inleiding 35<br />
4.2 Aanwezige selectiecriteria 36<br />
4.3 Kansen en bedreigingen, handelingsperspectieven 40<br />
4.4 Conclusies en aanbevelingen 44<br />
2 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
5 Konvooi, samen optrekken 47<br />
5.1 Inleiding 47<br />
5.2 Samenwerking en onafhankelijkheid, een ingewikkelde relatie 48<br />
5.3 Samenwerkingsmogelijkheden 51<br />
5.4 Conclusies en aanbevelingen 55<br />
6 Passagieren 57<br />
6.1 Inleiding 57<br />
6.2 Elementen van beïnvloeding 58<br />
6.3 Spanningen en dilemma’s 67<br />
6.4 Conclusies en aanbevelingen 68<br />
7 Scheepsjournaal 71<br />
7.1 Inleiding 71<br />
7.2 Conclusies 71<br />
7.3 Adviezen 74<br />
8 Plunjebaal 77<br />
Bijlagen: 80<br />
i. Visie, missie en strategie Onderzoeksraad 80<br />
ii. Opdracht toepassingsfase MPA 2010-2012 82<br />
iii. Lijst van geïnterviewden 84<br />
iv. Basis vragenlijst 86<br />
v. Voorbeeld uitwerking interviews 89<br />
Literatuur 92<br />
Inhoudsopgave<br />
3
Voorwoord<br />
Het artikel hiernaast uit het Parool 1 van 27 februari 2009 is relatief kort, maar op<br />
tal van terreinen uitermate veelzeggend. Op het eerste gezicht gaat het over de<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid, die bij zijn onderzoek naar het ongeval met het<br />
vliegtuig van Turkish Airlines vlakbij Schiphol de zwarte dozen heeft meegenomen<br />
en die, om bepaalde redenen, niet aan het Openbaar Ministerie wil verstrekken.<br />
Er staat echter zoveel meer. Een kleine rondleiding door de tekst: niet de Onderzoeksraad,<br />
maar “Van Vollenhoven” wil de zwarte dozen niet afgeven. De voorzitter<br />
van de Raad wordt duidelijk beschouwd als het boegbeeld ervan en mogelijk zelfs<br />
ermee vereenzelvigd. Justitie is “verbijsterd”. Het doorgaans zo machtige Openbaar<br />
Ministerie lijkt te zijn afgetroefd door een relatief nieuwe organisatie met eveneens<br />
vergaande wettelijke bevoegdheden op voor een deel dezelfde terreinen. Er is<br />
duidelijk sprake van frictie en van een discussie over principes. Het gaat over de<br />
’onafhankelijke positie’ van de Onderzoeksraad, die in de beleving van de voorzitter<br />
ondermijnd kan worden door mee te werken aan een strafrechtelijk onderzoek.<br />
Het gaat over macht en onmacht, over samenwerken met andere organisaties en<br />
over rollen, taken, verantwoordelijkheden en onderlinge relaties.<br />
Dit is de turbulente, soms controversiële, maar vooral uitermate boeiende wereld<br />
van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een wereld die de afgelopen maanden ook<br />
een beetje onze wereld is geworden. Wij mochten in die wereld onderzoek doen<br />
naar de strategische positionering van de Onderzoeksraad in het licht van zijn ambitie<br />
om het aantal werkterreinen waarop de Raad actief is verder uit te breiden.<br />
De uitkomsten van ons onderzoek verwoorden wij in dit rapport. Wat ons betreft<br />
is hier geen sprake van een eindresultaat. Wel als het gaat over onze opdracht,<br />
niet wat betreft het proces bij de Raad zelf. In een aantal gevallen laten wij beslissingen<br />
en keuzes over aan de Raad en ook de feitelijke implementatie van de gekozen<br />
positionering zal door de Raad zelf ter hand moeten worden genomen. Dit<br />
laat onverlet dat wat ons betreft een aantal concrete adviezen direct zijn te implementeren.<br />
Wij zien dan ook uit naar de presentatie van ons rapport op 8 juni aanstaande<br />
bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. De volgende stap in de<br />
expeditie is een presentatie op een heidag bij de Onderzoeksraad.<br />
Wij willen iedereen die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van ons rapport<br />
graag bedanken voor hun inzet en constructieve bijdrage. Het verrichten van de<br />
lite ratuurstudie maar vooral het interviewen van een groot aantal inspirerende<br />
1<br />
http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/187861/2009/02/27/Van-Vollenhovenwil-zwarte-dozen-niet-afgeven.dhtml<br />
4<br />
<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
sleutel figuren in het strategische krachtenveld rondom de Onderzoeksraad, inclusief<br />
de pionier van de Raad, Professor Pieter van Vollenhoven, was voor ons een<br />
onvergetelijke ervaring.<br />
Uiteraard zijn wij ook veel dank verschuldigd aan onze opdrachtgever, onze<br />
begeleider Professor Paul ’t Hart en aan onze werkgevers die ons in de gelegenheid<br />
hebben gesteld de opleiding te volgen. Maar vooral ook aan onze families, die<br />
ons veel steun hebben gegeven en die wij de afgelopen tijd schromelijk te weinig<br />
aandacht hebben kunnen geven.<br />
Marly Coenders • Aart Garssen • Clive ter Heege • Rob Janssen • Tanja Koekebakker<br />
Van Vollenhoven wil zwarte dozen niet<br />
afgeven<br />
27-02-09 12:21 uur<br />
Volgens de Raad van mr. Pieter van Vollenhoven mag justitie de zwarte doos alleen uitlezen<br />
als zij hem eerder te pakken heeft gekregen. Foto ANP Marcel Antonisse<br />
AMSTERDAM - mr. Pieter van Volenhoven weigert de zwarte dozen van het<br />
gecrashte vliegtuig aan justitie voor te leggen. De onderzoeksraad vindt dat<br />
meewerken aan een strafrechtelijk onderzoek de onafhankelijke positie van<br />
de raad ondermijnt.<br />
De zwarte dozen worden op dit moment in Parijs onderzocht bij een<br />
zusterorganisatie van de onderzoeksraad. Van Vollenhoven hoopt de resultaten<br />
begin volgende week te krijgen.<br />
Justitie reageert verbijsterd. “Om een goed beeld te krijgen, hebben wij zo veel<br />
mogelijk gegevens nodig,” zegt officier van justitie M. Vos.<br />
Volgens de Raad mag justitie de zwarte doos echter alleen uitlezen als zij hem<br />
eerder te pakken heeft gekregen. “En zelfs dan mag zij die informatie niet<br />
gebruiken voor haar onderzoek.” (HET PAROOL)<br />
Voorwoord<br />
5
Managementsamenvatting<br />
<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>. De titel van ons onderzoeksrapport geeft uitdrukking<br />
aan de nieuwe fase van ontwikkeling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />
De heer Van Vollenhoven heeft na een epische strijd van tweeëntwintig jaar<br />
de Raad zelf neergezet. “Een prestatie van formaat!”, is wat vele stakeholders in de<br />
wereld van de Onderzoeksraad als eerste melden. De Onderzoeksraad staat! Waarom<br />
dan een opdracht aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, om een<br />
nader onderzoek te verrichten naar de strategische positie van de Raad in het geheel<br />
van organisaties en instellingen dat verantwoordelijkheid draagt in het veiligheidsdomein?<br />
De Raad heeft de pioniersfase inmiddels achter zich gelaten en recent<br />
een voorzitterswissel ondergaan. Steeds meer kwesties worden maatschappelijk<br />
onder het begrip ‘veiligheid’ geschaard en de Raad wil zelf een verdere uitbreiding<br />
van de terreinen waarop hij actief is. Kortom ingrediënten te over om te<br />
onderzoeken wat dit betekent voor de strategische positie van de Onderzoeksraad.<br />
Dit rapport beschrijft de vele ingrediënten die een rol spelen in de expeditie van<br />
de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar een nieuwe strategische positionering.<br />
Om de Onderzoeksraad in het zich verbredende krachtenveld in beeld te brengen<br />
is gebruik gemaakt van het model van de Strategic Triangle van Mark Moore. Moore<br />
heeft in zijn studie “Creating Public Value. Strategic Management in Government” de<br />
inmiddels wereldwijd gebruikte strategische driehoek ontwikkeld. Kenmerkend<br />
voor dit model is de wederzijdse beïnvloeding van de delen (‘bollen’) van deze<br />
driehoek: operating capacity, authorizing environment en public value. We hebben het<br />
model gebruikt om de ontwikkeling van de Onderzoeksraad uitgaande van het<br />
verbreden en verdiepen van werkterreinen in beeld te brengen. De Onderzoeksraad<br />
is dus door ons beschouwd vanuit zijn operating capacity, authorizing environment<br />
en public value. Op verzoek van de opdrachtgever, de heer Joustra, hebben<br />
wij met een blik van buiten naar binnen naar de Onderzoeksraad gekeken.<br />
Naast een literatuurstudie zijn in interviews vele stakeholders bevraagd naar de<br />
sterke en minder sterke kanten van de Onderzoeksraad en naar de kansen en bedreigingen<br />
die het pad van de Onderzoeksraad naar hun mening hebben gekruist<br />
of nog zullen kruisen. <strong>Onafhankelijk</strong>heid, kwaliteit, transparantie, doorlooptijden,<br />
verantwoorden of leren, kosten en baten zijn voorbeelden van de boeiende ingrediënten<br />
die wij tijdens onze expeditie tegen kwamen. Op sommige thema’s onderkenden<br />
wij een hoge mate van consensus tussen eerdere onderzoeken en de meningen<br />
van de geïnterviewden. Op andere thema’s waren juist grote verschillen<br />
van opvatting merkbaar.<br />
6<br />
<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
De nieuwe strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid kenmerkt<br />
zich volgens ons door drie strategische thema’s, die alle belangrijke ingrediënten<br />
lijken te verbinden. Binnen, tussen en rondom de drie ‘bollen’ van Moore<br />
herkennen wij strategisch selecteren, strategisch samenwerken en strategisch beïnvloeden<br />
als de rode lijn voor een nieuwe positionering die eraan kan bijdragen<br />
dat de Onderzoeksraad met een uitbreiding van het werkterrein, ook in het verbredende<br />
krachtenveld blijft staan!<br />
Uitbreiding van werkterreinen vraagt om een strategische verkenning en daaraan<br />
verbonden een transparante selectie van zaken. Waar besteedt de Raad wel of<br />
geen aandacht aan? Een Onderzoeksraad die niet alleen zaken goed doet, maar<br />
vooral ook de goede zaken doet. Het bredere werkterrein, dat gelijk op gaat met<br />
een verdieping die zoveel specialistische kennis vraagt dat een te krampachtig<br />
streven naar onafhankelijkheid, wat structurele strategische samenwerking met<br />
anderen in de weg staat, niet langer functioneel is. Zaken goed doen vraagt om<br />
strategische samenwerking, waarbij de Onderzoeksraad zijn onafhankelijkheid<br />
behoudt door onder andere de regie te blijven houden en transparant te zijn.<br />
De kwaliteit van de onderzoeken van de Raad kan op deze wijze in stand blijven,<br />
ook na verdere verbreding van de werkterreinen. Kwaliteit die tot uitdrukking<br />
komt in gedegen rapporten met prima aanbevelingen, die uitgaan van redelijke<br />
scenario’s en die niet de indruk wekken dat 100% veiligheid een mogelijkheid is.<br />
Aanbevelingen die ook actiever door de Onderzoeksraad ‘aan de man’ worden gebracht,<br />
waar draagvlak voor is en waarvan de implementatie door de Raad wordt<br />
gemonitord, gestimuleerd en gecommuniceerd. Het te waarderen streven van de<br />
heer Joustra om uiteindelijk te gaan voor een situatie waarin een Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid niet langer nodig is, lijkt nog ver weg. Ten aanzien van de beïnvloeding<br />
van allen die een rol spelen in het veiligheidscomplex kan de Raad verdere<br />
stappen zetten, die leiden tot een wijze van beïnvloeding die meer aansluit<br />
bij de diversiteit aan actoren die in dit complex een rol vervullen. Bovendien past<br />
het de Onderzoeksraad om hierbij gepast gebruik te maken van middelen die de<br />
nieuwe media brengen.<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid krijgt van ons een aantal adviezen. Deels zijn<br />
die direct te implementeren, deels vergen deze nadere besluitvorming en/of onderzoek.<br />
Dit allerlaatste deel van de expeditie zal de Raad zelf moeten oppakken.<br />
Managementsamenvatting<br />
7
De aanbevelingen moeten bijdragen aan een Onderzoeksraad die onafhankelijk,<br />
verbindend en verbredend in staat is de goede zaken goed te doen. <strong>Onafhankelijk</strong>,<br />
niet krampachtig, maar in verbinding met de vele relevante actoren, zoals een<br />
echte netwerksamenleving dat vraagt. Verkennend en daardoor de goede zaken<br />
selecterend in een wereld waarin alles veiligheid lijkt te zijn. Selecterend en daardoor<br />
actief met zaken die ertoe doen en waar de Onderzoeksraad meerwaarde<br />
heeft. <strong>Verbindend</strong> vanuit een strategische visie waarin het uiteindelijk gaat om<br />
veiligheid, met een spannende balans tussen verbinding en onafhankelijkheid en<br />
tussen verantwoorden en leren. De adviezen aan het eind van het rapport laten de<br />
kernthema’s zien die de Raad onderweg ten dienste staan: strategisch selecteren,<br />
strategisch samenwerken en strategisch beïnvloeden.<br />
Strategisch selecteren:<br />
• Formuleer een transparant en voorspelbaar nieuw profiel voor de<br />
Onderzoeksraad.<br />
• Voer een heroriëntatie uit op de huidige beschikbare selectiecriteria.<br />
• Probeer een vermindering te bereiken van wettelijk verplichte onderzoeken.<br />
• Pas het ambitieniveau van ‘Stand van het land’ aan tot een veiligheidsscan per<br />
sector.<br />
• Bezie de mogelijkheden van selectie door:<br />
• de keuze voor bepaalde types onderzoek;<br />
• keuze voor een bepaalde rol van de Raad;<br />
• de aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />
• afbakening van het type voorvallen binnen sectoren.<br />
Strategisch samenwerken:<br />
• Onderzoek de mogelijkheden om de uitvoering van klassieke taken internationaal<br />
te poolen.<br />
• Maak meer gebruik van commissies bij het uitvoeren van wettelijk verplichte<br />
onderzoeken waarvan naar verwachting niet zal worden geleerd.<br />
• Onderzoek de samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstituten, sectoren en<br />
inspecties.<br />
• Verken de mogelijkheden om stageplaatsen in te richten, te komen tot uitwisselingsprogramma’s<br />
en het vormen van een pool van ‘reservisten’.<br />
8<br />
<strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Strategisch beïnvloeden:<br />
• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst<br />
op verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen<br />
vormen de mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer<br />
uit te bouwen.<br />
• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />
van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />
• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in<br />
de communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />
• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />
wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut<br />
vormt.<br />
• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />
en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />
• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen,<br />
op een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />
• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />
• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een<br />
100% veilige samenleving niet bestaat.<br />
• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en<br />
anderzijds eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in<br />
de rapportage en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />
Managementsamenvatting<br />
9
1 Zeegezichten<br />
“Verbaasd dat in een geordend land als Nederland toch zoveel zaken misgaan”, verwijzend<br />
naar ChemiePack en “er vallen meer doden door medische fouten dan in het verkeer”. Hij 2<br />
wil daar meer mee doen, daarbij gesteund door een recent onderzoek gehouden onder<br />
burgers. Hij is Tjibbe Joustra van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en is nu precies<br />
een jaar voorzitter van de Raad.<br />
1.1 veiligheid als motief<br />
In de Nederlandse samenleving wordt zeer veel waarde gehecht aan ‘veiligheid’. Veiligheid<br />
is één van de hoofdthema’s van de politiek geworden. Boutellier 3 stelt dat dit<br />
“allesdoordringende motief van veiligheid” op gespannen voet staat met “een drang naar<br />
vitaliteit en een uitbundig vieren van liberale vrijheid”.<br />
In een adviesaanvraag 4 aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR),<br />
stelt het kabinet: “Veiligheid is een onderwerp dat nadrukkelijk in de maatschappelijke belangstelling<br />
staat en naar verwachting zal blijven staan”. Gevraagd om specifiek aandacht<br />
te besteden aan fysieke veiligheid en in het bijzonder hoe de eigen verantwoordelijkheid<br />
van de samenleving kan worden versterkt, concludeert de WRR dat de huidige<br />
omgang met risico’s en de verdeling van verantwoordelijkheden op het gebied van<br />
fysieke veiligheid onvoldoende toekomstbestendig is. De WRR 5 pleit voor een nieuw<br />
paradigma als het gaat om risicobenadering. Niet de omgang met bekende risico’s,<br />
maar de omgang met onzekerheden komt centraal te staan. Het leidende normatieve<br />
beginsel voor dit paradigma van de nieuwe risicobenadering is het ‘voorzorgbeginsel’.<br />
Dit is de aanduiding voor het besef dat onzekerheden serieus genomen dienen te worden<br />
en dat de omgang met onzekerheden dus expliciet moet worden georganiseerd.<br />
Men zou ook kunnen zeggen dat onveiligheid niet wordt getolereerd. Van Eeten 6 stelt:<br />
“Nergens is de tolerantie voor onmacht zo gering als op het gebied van veiligheid. De burger zou<br />
eisen dat hij tegen alle vormen van ellende wordt beschermd. Ongelukken leiden dan ook vaak<br />
tot luide kritiek op de overheid”.<br />
Gevolg van het belang van veiligheid is dat velen zich bezig houden met de vraag hoe<br />
we kunnen omgaan met de risico’s die onze samenleving voortbrengt. Boutellier stelt<br />
dat “De veiligheidsbehoefte opkomt ter bezwering van de ervaren risico’s”. 7 De risicomaat-<br />
2<br />
NRC-Handelsblad (8 februari 2012), “Na ChemiePack de gezondheidszorg”.<br />
3<br />
Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en<br />
maatregelen, Muller, E. (red.), pag. 125-131.<br />
4<br />
Adviesaanvraag 16 december 2004.<br />
5<br />
WRR (2008), Onzekere veiligheid; verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid.<br />
6<br />
Eeten, van, Michel (2010), Techniek van de onmacht, pag. 13.<br />
7<br />
Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en<br />
maatregelen, Muller, E. (red.), pag. 125-131.<br />
Zeegezichten<br />
11
schappij is in de woorden van Boutellier een “catastrofale maatschappij”, waarvan de<br />
politiek wordt gebaseerd op de mogelijkheid van een ramp. Naarmate de bedreiging<br />
groeit, zal een interventionistisch optreden toenemen.<br />
1.2 de onderzoeksraad voor veiligheid<br />
Risico’s van de hedendaagse samenleving kunnen ontaarden in incidenten en ongevallen.<br />
In het verleden werden die veelal onderzocht door ad hoc ingestelde commissies<br />
en later door meer permanente (deel)raden. Met de oprichting van één geïntegreerde<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid is uitvoering gegeven aan de wens om het<br />
versnipperde ongevallenonderzoek in Nederland te bundelen in één raad.<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid is bij Wet 8 ingesteld in 2004 en onder voorzitterschap<br />
van de heer Van Vollenhoven geïnstalleerd op 7 februari 2005. De Raad heeft<br />
inmiddels zijn plek verworven in de Nederlandse samenleving. De rapporten worden<br />
in veel geledingen van de samenleving gewaardeerd om hun kwaliteit en onafhankelijkheid.<br />
Het rapport over de Schipholbrand is wat dat betreft één van de rapporten die<br />
de Onderzoeksraad bij ‘vriend en vijand’ op de kaart heeft gezet.<br />
De Raad is een zelfstandig bestuursorgaan en is niet hiërarchisch ondergeschikt aan<br />
de Minister. 9 In artikel 3 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid staat helder<br />
omschreven wat de taak van de Raad is.<br />
“De raad heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen of de gevolgen<br />
daarvan te beperken, tot taak te onderzoeken en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke<br />
oorzaken van individuele of categorieën voorvallen en van de omvang van hun gevolgen<br />
zijn en daaraan zo nodig aanbevelingen te verbinden.”<br />
De Onderzoeksraad stelt ter afronding van zijn onderzoek een rapport op. 10 Het rapport<br />
bevat in ieder geval, voor zover het onderzoek zich daartoe uitstrekt, een analyse<br />
van de toedracht van het voorval en het omgaan met de gevolgen alsmede de gegevens<br />
waarop deze analyse berust, de vaststelling van de oorzaken of de vermoedelijke<br />
oorzaken van het voorval en de omvang van zijn gevolgen en indien daartoe aanleiding<br />
bestaat, de constatering van structurele veiligheidstekorten en daaraan verbonden<br />
aanbevelingen.<br />
De in artikel 3 genoemde taakstelling van de Onderzoeksraad wordt nog meer expliciet<br />
gemaakt in artikel 61, waarin staat omschreven dat een conclusie of aanbeveling<br />
niet behelst het vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een voorval.<br />
De Onderzoeksraad is inmiddels een veel besproken en zelfs niet meer weg te denken<br />
actor in het Nederlandse veiligheidscomplex. 11 In 2008 heeft een eerste evaluatie<br />
8<br />
Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid van 2 december 2004, Staatsblad 2004, 677.<br />
9<br />
Tweede Kamer der Staten-Generaal, 28634 (R1727), nr. 3, pag. 8.<br />
10<br />
Art. 55 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />
11<br />
Terpstra, J.B. (2010), Het veiligheidscomplex: ontwikkelingen, strategieën en verantwoordelijkheden in de<br />
veiligheidszorg.<br />
12 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
plaatsgevonden door een Commissie onder leiding van mevrouw Sint. In het jaar 2011<br />
heeft de Onderzoeksraad een voorzitterswissel ondergaan en dat moment markeerde<br />
de overgang van een pioniersfase naar een ‘andere fase’. Tegelijkertijd ondergaat de<br />
Raad een uitbreiding van werkterreinen. Waar de Raad ooit zijn oorsprong had in de<br />
transportsector wordt nu ook onderzoek gedaan in een veelheid van andere sectoren.<br />
Ook de medische en digitale wereld kunnen niet meer aan de aandacht van de Raad<br />
ontsnappen. Kortom, het onderzoeken waard.<br />
1.3 aanleiding adviesopdracht<br />
Problemen met de digitale beveiliging tussen overheid en burgers onderzoeken, met<br />
als trefwoord DigiNotar, is zo’n voorbeeld van een recente uitbreiding van werkterreinen.<br />
Volgens onze opdrachtgever ondergaat de Raad een verdere uitbreiding (openbare<br />
orde) en de indruk bestaat dat wanneer een netelige kwestie onder het begrip ‘veiligheid’<br />
te plaatsen is de Raad expliciet gevraagd wordt onderzoek te doen. De waarde<br />
die wordt gehecht aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid en zijn werkzaamheden<br />
wordt mede bepaald door de waarde die wordt toegedicht aan ‘veiligheid’. De Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid heeft immers de opdracht om te zoeken naar structurele<br />
veiligheidstekorten.<br />
Dat het onderzoeksterrein van de Onderzoeksraad hiermee wel erg groot is geworden<br />
is een belangrijke achtergrond van de opdracht door de heer Joustra (voorzitter) en de<br />
heer Mertens ( lid) van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze ontwikkeling roept de<br />
vraag op hoe de Onderzoeksraad zich verhoudt tot andere organisaties in het veiligheidscomplex,<br />
zoals bijvoorbeeld toezichthouders, opsporingsinstanties en adviesraden.<br />
De veronderstelling is dat de Raad door deze taakverbreding meer en meer te<br />
maken zal krijgen met incidentgerichtheid aan de kant van politiek en media. De Raad<br />
heeft aangegeven behoefte te hebben aan een nadere analyse van zijn strategische<br />
positie in het geheel van (overheids)instanties die verantwoordelijkheden dragen in<br />
het veiligheidsdomein.<br />
Daarom heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan de Nederlandse School voor<br />
Openbaar Bestuur gevraagd hiernaar onderzoek te doen.<br />
1.4 onderzoeksvragen en aanpak<br />
Door de opdrachtgever is op basis van de gewenste strategische analyse de volgende<br />
centrale onderzoeksvraag geformuleerd: 12<br />
“Wat betekent een uitbreiding van de onderwerpen – en daarmee de verbreding van het krachtenveld<br />
– voor de strategische positie van de OVV, nu en in de toekomst en hoe moet deze strategische<br />
positie tot uitdrukking komen in de selectie van de onderwerpen, de methoden van<br />
onderzoek en de aard van de aanbevelingen?”<br />
12<br />
Zie voor de volledige adviesopdracht bijlage ii.<br />
Zeegezichten<br />
13
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft deze vervolgens uitgewerkt in een aantal<br />
aspecten die mogelijk de aandacht vragen. Daarbij stond het ons vrij een eigen richting<br />
te kiezen. Naar aanleiding van diverse oriënterende gesprekken en bestudering<br />
van relevante literatuur, hebben wij in samenspraak met de opdrachtgever de volgende<br />
onderzoeksvraag en deelvragen geformuleerd;<br />
“Wat betekent een uitbreiding van de werkterreinen - en daarmee de verbreding van het<br />
krachtenveld - voor de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?”<br />
Deze centrale onderzoeksvraag is door ons vertaald in de volgende deelvragen:<br />
1. Wat behelst de ‘strategische positionering’ van een organisatie als de Onderzoeksraad?<br />
2. Welke kansen en bedreigingen en welke relevante interne en externe ontwikkelingen tekenen<br />
zich af?<br />
3. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de maatschappelijke meerwaarde van de Onderzoeksraad?<br />
4. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de interne organisatie van de Onderzoeksraad in<br />
relatie tot derden?<br />
5. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de Onderzoeksraad in relatie tot het krachtenveld?<br />
6. Welke conclusies en aanbevelingen kunnen worden getrokken voor de strategische positionering?<br />
Het advies in dit rapport is gebaseerd op literatuurstudie en interviews met belangrijke<br />
actoren uit de omgeving van de Onderzoeksraad. We hebben literatuur bestudeerd ter<br />
voorbereiding op ons onderzoek, om ons onderzoek aan te scherpen en om contextuele<br />
informatie te vergaren. Verder zijn er meer dan veertig personen geïnterviewd (zie<br />
bijlage iii voor de lijst met geïnterviewden). Deze bestonden initieel uit oriënterende<br />
interviews om onze focus aan te scherpen en vervolgens uit verdiepende interviews<br />
met diverse stakeholders. De interviewvragen waren semigestructureerd en bevatten<br />
naast open vragen ook enkele stellingen (zie bijlage iv). De selectie van stakeholders<br />
is tot stand gekomen met gebruikmaking van het model van de strategic triangle van<br />
Mark Moore (zie hoofdstuk 2) en een NSOB-module van Jaap Boonstra en Mark van<br />
Twist. 13 Zowel de resultaten van de interviews als van de literatuurstudie zijn interpretatief<br />
geanalyseerd. De uitkomsten van ons onderzoek zullen wij presenteren tijdens<br />
een heidag van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />
13<br />
Boonstra, Jaap en Mark van Twist (10 februari 2012), Reflectiemodule Ondernemen, innoveren,<br />
vernieuwen, presentatie NSOB.<br />
14 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
1.5 leeswijzer<br />
In ons onderzoek en de schriftelijke weergave daarvan in dit rapport besteden wij achtereenvolgens<br />
aandacht aan de volgende zaken. Wij zijn gestart met een verkenning in<br />
de literatuur en de beschikbare documentatie van de Onderzoeksraad. Een weerslag<br />
hiervan vindt u in hoofdstuk 2, een instrument voor positionering. Naast de literatuurverkenning<br />
is in overleg met de opdrachtgever gefocust op een blik van “buiten naar<br />
binnen” en is veel tijd besteed aan oriënterende en verdiepende interviews in het<br />
krachtenveld rond de Raad. De historische context en de ontwikkeling rond de verbreding<br />
en verdieping van werkterreinen wordt beschreven in hoofdstuk 3. De tijdens de<br />
literatuurstudie en interviews opgedane ervaringen zijn in meerdere gesprekken gedeeld<br />
met de opdrachtgevers, wat heeft geleid tot een rubricering van de onderzoeksresultaten<br />
rond drie dominante thema’s. Deze drie thema’s, strategisch selecteren,<br />
samenwerken en beïnvloeden, komen achtereenvolgens ruim aan bod in de hoofdstukken<br />
4, 5 en 6. In hoofdstuk 7 verbinden we de resultaten van deze drie thema’s<br />
in een aantal conclusies en adviezen. We sluiten af met een reflectie in hoofdstuk 8.<br />
Zeegezichten<br />
15
16 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
2 Sextant<br />
De onderzoeksvraag naar de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor<br />
Veiligheid heeft veel weg van een wicked problem. Volgens Roel in ’t Veld 14 typeert dit<br />
begrip een vraagstuk waarbij een tweedimensionale dissensus bestaat: zowel over de<br />
te honoreren waarden als over de te gebruiken kennis. Gelet op de overgang van een<br />
pioniersfase naar een ‘andere’ fase gaat het bij de positionering van de Onderzoeksraad<br />
over een wenselijke verandering, terwijl de richting nog moeilijk onder woorden<br />
is te brengen.<br />
Bij een wicked problem is het niet goed mogelijk onderzoek en vormgeving gescheiden<br />
te houden. Anders gezegd, een nieuwe positionering is niet volledig analyseerbaar en<br />
oplosbaar, omdat na iedere stap die je zet het weer andere kanten van zichzelf laat<br />
zien. Volgens De Wit en Meyer 15 is een eersteklas strateeg geen treinmachinist, maar<br />
een reiziger die voortdurend op ontdekkingstocht is. Bekende theorieën en recepten<br />
geven houvast, maar de kans is groot dat het proces anders verloopt dan gepland. De<br />
ontdekkingsreiziger heeft meer behoefte aan een hulpmiddel waarmee hij zijn stappen<br />
kan beoordelen en de richting kan bepalen. In dit hoofdstuk worden daarom een<br />
aantal begrippen nader toegelicht, om uiteindelijk af te sluiten met een pragmatisch<br />
instrument om te helpen navigeren.<br />
2.1 strategische heroriëntatie<br />
Volgens Keuning en Eppink 16 is kenmerkend voor een pioniersorganisatie dat die<br />
wordt geleid door de oprichter. De organisatie is als het ware de verpersoonlijking van<br />
de pionier. Planning op de langere termijn ontbreekt meestal, problemen worden door<br />
improvisatie opgelost en de pionier speelt daarbij zelf een belangrijke rol. Ook in het<br />
benaderen van de omgeving vormt het persoonlijke contact van de pionier een belangrijk<br />
element. Natuurlijk gaat de vergelijking met een pioniersorganisatie slechts<br />
ten dele op. Elementen die herkenbaar zijn bij de Onderzoeksraad, hebben vooral te<br />
maken met de sterke betrokkenheid van de grondlegger bij de organisatie en het ontbreken<br />
van een expliciet geformuleerde toekomststrategie.<br />
Gezien het gezag en de positie die de Onderzoeksraad de afgelopen jaren heeft verworven,<br />
was de taxatie van de commissie Sint dat de pioniersfase zijn einde zou<br />
moeten naderen. Op de oude voet doorgaan zal betekenen dat binnen afzienbare tijd<br />
sprake is van een “overrijpe pioniersorganisatie”, aldus de commissie Sint. Maar als<br />
sprake is van aanpassingsvermogen en zelfbewustzijn, zal de organisatie anticiperend<br />
de bakens gaan verzetten. Duidelijk en kernachtig een oproep tot een strategische<br />
14<br />
in ’t Veld, prof. Dr. R.J. (2010), Kennis democratie; opkomend stormtij, blz. 69.<br />
15<br />
De Wit, Bob en Ron Meyer (2010), Strategy synthesis: Resolving strategy paradoxes to create competitive<br />
advantage.<br />
16<br />
Keuning, dr. D. en dr. D.J. Eppink (2012), Management & Organisatie Theorieboek.<br />
Sextant<br />
17
heroriëntatie voor de Onderzoeksraad. De commissie Sint benoemt beleidsformulering,<br />
criteria voor onderzoeken, prioriteitstelling, structureren van de relaties met derden<br />
en afstemming en taakverdeling met anderen als onderwerpen om ook de volgende<br />
levensfase met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. 17 Onderwerpen die niet geheel<br />
toevallig onderdeel zijn van onze onderzoeksopdracht.<br />
2.2 the strategic triangle<br />
Deze aspecten van heroriëntatie en vooral de samenhang hier tussen kunnen inzichtelijk<br />
gemaakt worden met “The Strategic Triangle” van Mark Moore. Hij heeft in zijn<br />
studie “Creating Public Value. Strategic Management in Government” de inmiddels wereldwijd<br />
gebruikte strategische driehoek ontwikkeld. Moore betoogt dat managers in de<br />
publieke sector moeten handelen op basis van een theorie van public value oftewel<br />
publieke waarde. Hij heeft, uitgaande van het concept van corporate strategy uit de private<br />
sector, een praktische methode ontwikkeld hoe deze publieke waarde in specifieke<br />
omstandigheden onderscheiden kan worden. 18 De kracht van de strategic triangle<br />
is dat hierdoor inhoud, politiek en bestuur en management met elkaar worden verbonden<br />
en elkaar beïnvloeden.<br />
Anders gezegd gaat het erom het doel van de organisatie te waarderen: wat is de public<br />
value van de organisatie? Wij vertalen dit in: wat zijn missie en visie? Wat is het publiek<br />
doel? Deze maatschappelijke meerwaarde legitimeert het bestaansrecht van een<br />
organisatie. Om de vergelijking te maken met het bedrijfsleven: een bedrijf overleeft<br />
omdat het een toegevoegde waarde heeft. Deze waarde wordt uitgedrukt in de winst<br />
en de waarde voor de aandeelhouders. Als een bedrijf geen winst oplevert, geen waarde<br />
voor de aandeelhouders, gaat het uiteindelijk failliet. Hetzelfde geldt voor publieke<br />
organisaties. Als er getwijfeld wordt aan of onvrede is over de opbrengst van een overheidsorganisatie<br />
kan dit uiteindelijk leiden tot het opheffen ervan.<br />
Ten tweede, en dit valt onder het politieke domein, gaat het om het verwerven van<br />
legitimiteit, mandaat en steun voor de organisatie. Dit is breder dan wat vaak onder<br />
politiek verstaan wordt, namelijk de politieke arena in Nederland, waarin politieke<br />
partijen zich bewegen. Het gaat namelijk ook om belangrijke stakeholders zoals financiers.<br />
Stakeholders variëren per organisatie, per ontwikkelingsfase van de organisatie<br />
én in de tijd. Moore onderscheidt onder andere de volgende actoren: politieke superieuren,<br />
wetgevers, toezichthouders en de media. 19 Samengevat noemt hij dit de authorizing<br />
environment. Wij zullen in dit onderzoek deze Engelse term gebruiken, omdat<br />
deze in het wetenschappelijk spraakgebruik ingeburgerd is. Waarom is deze omgeving<br />
zo belangrijk? Moore onderscheidt vier redenen:<br />
17<br />
Begeleidingscommissie Sint (14 augustus 2008), brief over aanbevelingen naar aanleiding van de<br />
Evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />
18<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 22-23.<br />
19<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 118-126.<br />
18 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
• Routinematige verantwoording. De meest voorkomende vorm van verantwoording,<br />
die nodig is om te zorgen dat er een continue stroom van geld en autoriteit naar de<br />
organisatie blijft gaan.<br />
• Autoriseren van verandering en innovatie. Om de publieke waarde van de organisatie<br />
te veranderen of te zorgen voor andere majeure veranderingen is toestemming<br />
of goedkeuring nodig, al dan niet expliciet.<br />
• Zorgen voor coördinatie tussen verschillende organisaties. Soms zijn andere organisaties<br />
of partijen nodig om de doelen, de publieke waarde(n), van de organisatie<br />
te verwezenlijken. Een stakeholder is een belangrijke stakeholder in de authorizing<br />
environment, wanneer hij bij kan dragen aan het zorgen voor of vergroten van het<br />
draagvlak.<br />
• Zorgen voor gedecentraliseerde coproductie. Deze doet zich voor als een bijdrage<br />
nodig is van organisaties en private personen die zijn versnipperd op een decentraal<br />
niveau. Moore geeft het voorbeeld van de directeur van een gezondheidsinstituut<br />
die een nationaal vaccinatieprogramma wil oprichten ter voorkoming van<br />
een epidemie. De epidemie is er nog niet, en komt er hopelijk ook niet – als het<br />
vaccinatieprogramma doorgaat! De directeur moet er wel miljoenen Amerikanen<br />
van overtuigen zich te laten inenten – met alle risico’s van dien – tegen een epidemie<br />
die er nog niet is! 20<br />
Tenslotte, het derde domein heeft betrekking op de capaciteiten die een organisatie in<br />
huis heeft om zijn doel te bereiken. De operating capacity, dat wil zeggen, menskracht,<br />
financiële en andere middelen. 21 De wijze waarop de resources van de organisatie worden<br />
ingezet voor de gewenste resultaten en effecten. Een organisatie kan zich niet<br />
onttrekken aan de verantwoordelijkheid om maatschappelijke meerwaarde te creëren.<br />
In plaats van gevangen te zitten tussen middelen en opdracht (operating capacity &<br />
authorizing environment) kun je ook kijken naar wat de samenleving nodig heeft. Vanuit<br />
maatschappelijke meerwaarde kijken van buiten naar binnen, nodigt uit tot een ondernemende<br />
grondhouding.<br />
Als één van de domeinen verandert heeft dit consequenties voor de andere twee domeinen<br />
en vice versa. Als bijvoorbeeld het doel, de missie en visie van de organisatie<br />
veranderen zal dit gevolgen hebben voor het type medewerkers dat de organisatie<br />
nodig heeft. En voor de huidige stakeholders die de organisatie steunen en legitimeren.<br />
Wellicht dienen er zelfs nieuwe stakeholders gevonden te worden en gaan oude<br />
verloren. Niet alleen de samenhang tussen de domeinen, maar ook de ontwikkelingen<br />
in de tijd spelen een rol.<br />
20<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 115-117.<br />
21<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic Management in Government, pag. 22-23.<br />
Sextant<br />
19
Schematisch weergegeven ziet het er als volgt uit. Moore noemt dit de strategische<br />
driehoek.<br />
Strategisch<br />
positioneren<br />
Authorizing<br />
environment<br />
Ontwikkeling in de tijd<br />
Operating<br />
capacity<br />
Public<br />
value<br />
Authorizing<br />
environment<br />
Operating<br />
capacity<br />
Public<br />
value<br />
The Strategic Triangle<br />
Mark Moore, Harvard<br />
20 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Zoals hiervoor aangegeven gebruiken we de Strategic Triangle van Moore om gegeven<br />
de verbreding van de Onderzoeksraad de positionering in de tijd te plaatsen. Als één<br />
van de drie variabelen verandert zal dat (moeten) doorwerken naar de andere twee.<br />
Zo zal een verandering in de missie en de koers van de organisatie (de verbreding van<br />
terreinen) leiden tot nieuwe eisen ten aanzien van de organisatie en de werknemers.<br />
En andersom zal de aanwezige operating capacity heel bepalend zijn voor wat er op<br />
strategisch niveau op een bepaald moment nodig dan wel mogelijk is. Als het beleid,<br />
het maatschappelijk klimaat of de economische omstandigheden veranderen, zal dat<br />
ook gevolgen hebben voor het (strategisch) sturen en managen van maatschappelijke<br />
prestaties (het public value management). Het model van Moore maakt heel duidelijk dat<br />
alleen het veranderen van de strategische koers niet voldoende is om ‘mee te bewegen’<br />
met veranderende omstandigheden, maar dat het noodzakelijk is om tegelijkertijd<br />
op zoek te gaan naar passende nieuwe vormen van legitimering en bronnen van<br />
steun, en een aanpassing van de operating capacity. Het model van Moore laat ook zien<br />
dat sturingsvragen, legitimiteitsvragen en organisatievragen sterk met elkaar samenhangen<br />
en ook in onderling verband moeten worden bezien bij het managen van<br />
maatschappelijke ondernemingen.<br />
De informatie die wij met gebruikmaking van Moore en aansluitend met de interviews<br />
in kaart hebben gebracht verwerken we tot een vorm van SWOT-analyse. Deze analyse<br />
geeft antwoord op vragen als ‘Waar is de Onderzoeksraad goed en minder goed in?’ en<br />
‘Wat zijn eventuele kansen en bedreigingen in de omgeving van de Raad?’ Dit overzicht<br />
levert de input voor inzichten in de (nieuwe) strategische positionering.<br />
2.3 swot-analyse en confrontatiematrix<br />
De SWOT-analyse 22 is een breed toegepaste manier om kansen en bedreigingen voor<br />
en sterkten en zwakten (minder sterke kanten) van een organisatie in beeld te brengen.<br />
Vaak blijft het bij het benoemen van deze vier elementen en houdt men het bij<br />
vier lijstjes (zie onderstaande figuur). Dit is echter nog geen SWOT-analyse, maar<br />
slechts het verzamelen van data. Een SWOT-analyse wordt uitgevoerd door de sterke<br />
en minder sterke kanten (Strengths en Weaknesses) in een confrontatiematrix samen<br />
te brengen met de kansen en bedreigingen (Opportunities en Threats).<br />
SWOT analyse<br />
Belangrijkste sterke<br />
Belangrijkste minder<br />
Belangrijkste<br />
Belangrijkste<br />
kanten<br />
sterke kanten<br />
kansen<br />
bedreigingen<br />
1 1 1 1<br />
2 2 2 2<br />
3 3 3 3<br />
22<br />
Westerkamp, Kees (2003), Een marketingplan in twaalf stappen, in: Specifiek, pag. 8-9 en op<br />
www.managamentmodellensite.nl.<br />
Sextant<br />
21
Kansen en bedreigingen komen van buiten. Het zijn positieve en negatieve ontwikkelingen<br />
voor een organisatie. Onder bepaalde condities wellicht beïnvloedbaar, maar<br />
nooit beheersbaar. Uit een interne analyse kunnen de sterke en minder sterke kanten<br />
worden afgeleid. In de confrontatiematrix worden deze twee in verband gebracht met<br />
de kansen en bedreigingen. Een kans kan worden geneutraliseerd door een bedreiging<br />
of een bedreiging nog eens versterkt door een zwakte. En vice versa kan een sterkte<br />
gebruikt worden om op een kans of bedreiging in te spelen en een minder sterke kant<br />
zodanig te versterken om op een kans in te spelen of een bedreiging het hoofd te bieden.<br />
Deze stap heeft als doel het in kaart brengen van de interne en externe omgeving van<br />
de organisatie. Er wordt zowel gekeken naar positieve als negatieve ontwikkelingen.<br />
Om tot aanbevelingen te komen concretiseren we deze analyse door het vervaardigen<br />
van een confrontatiematrix. Hierin worden de sterke kanten en de minder sterke kanten<br />
én de kansen en bedreigingen uit de SWOT-analyse met elkaar in relatie gebracht.<br />
Er wordt vooral van buiten naar binnen gekeken. Met andere woorden: wat is het effect<br />
van de kansen en bedreigingen op datgene waarin de Onderzoeksraad goed en<br />
minder goed is. Deze confrontatie geeft duidelijkheid over de volgende vragen:<br />
• Hoe kan een sterkte gebruikt worden om op een kans in te spelen?<br />
• Hoe kan een sterkte gebruikt worden om een bedreiging af te wenden?<br />
• Hoe kan een zwakte zodanig versterkt worden om op een kans in te spelen?<br />
• Hoe kan een zwakte zodanig versterkt worden om een bedreiging het hoofd te<br />
bieden?<br />
2.4 bepalen strategische opties en keuzen<br />
De confrontatiematrix geeft ons inzicht in hoe de Onderzoeksraad zich zou kunnen<br />
positioneren nu en naar de toekomst. Er volgen een aantal wat ons betreft belangrijke<br />
thema’s, die focus verdienen. Belangrijk blijft dat de thema’s voor positionering – met<br />
een blik van buiten naar binnen – een uitkomst zijn van onze waarnemingen, gedachten<br />
en gevoelens op basis van literatuuronderzoek en interviews met allerlei stakeholders.<br />
Aan de door de Raad te kiezen positionering liggen uiteindelijk nog tal van<br />
bestuurlijke en managementkeuzes ten grondslag. Hoe in die positionering te navigeren<br />
en te focussen werken we nader uit in hoofdstuk 3.<br />
22 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Sextant<br />
23
24 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
3 Navigeren<br />
Het vorige hoofdstuk schetst dat een excellente strateeg geen machinist is, maar veel<br />
meer een ontdekkingsreiziger die onderweg blijft ondernemen, experimenteren en<br />
daarin reflexief is. Het door ons gekozen model toepassen helpt de strategische ontdekkingsreiziger<br />
om richting te geven aan het strategieproces en tevens te focussen.<br />
Wij doen dit met aandacht voor de historische context van de Onderzoeksraad voor<br />
Veiligheid en de verbreding en verdieping van werkterreinen. Hierbij is een beperkte<br />
internationale verkenning gedaan naar de wijze waarop elders onafhankelijk onderzoek<br />
wordt verricht naar ongevallen. Aansluitend hebben we zes typen actoren, kijkend<br />
van buiten naar binnen, bevraagd op de werking van de Raad. De uitwerking<br />
hiervan levert een empirische analyse en confrontatie op. Met gebruikmaking van<br />
onze eigen kennis, inzichten en ervaringen hebben we dit vertaald naar een focus voor<br />
de strategische positionering. Creativiteit en intuïtie spelen hierbij een rol, maar de<br />
drie thema’s zijn eerst en vooral een uitwerking naar navigeren en focussen.<br />
3.1 historische context<br />
Oktober 1909 werd op basis van de Schepenwet de Raad voor de Scheepvaart geïnstalleerd.<br />
Deze verrichtte onderzoeken naar ongelukken met scheepvaart en had tevens<br />
een tuchtrechtelijke functie. In 1931 volgde de Commissie Binnenvaart, in 1935 de<br />
Raad voor de Luchtvaart en in 1956 de Spoorwegongevallenraad. In de werkwijze is<br />
opvallend dat een voorlopig onderzoek doorgaans werd verricht door aan de ministeries<br />
verbonden inspecties en dat de gegevens voor een second opinion naar deze Raden<br />
gingen. Die beslisten dan of aanvullend onderzoek nodig was.<br />
Wat betreft luchtvaartongevallen werd deze werkwijze begin jaren negentig verlaten.<br />
Er werd in de Luchtvaartongevallenwet vastgelegd dat het gehele onderzoek naar de<br />
oorzaken van ongevallen en incidenten onder de verantwoordelijkheid van de Raad<br />
voor de Luchtvaart diende te geschieden. De Raad voor de Luchtvaart is van groot belang<br />
geweest voor de toekomst van de latere Raad voor de Transportveiligheid en de<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid, vooral voor de filosofie om te leren.<br />
In 1999 kwam er een einde aan het sectorgewijze onderzoeken van ongevallen. De<br />
Raad voor de Transportveiligheid werd opgericht en kreeg tot taak voor alle sectoren<br />
van het transport onderzoek te doen naar de oorzaken van ongevallen. Bij die oprichting<br />
werden de Commissie Binnenvaart, de Raad voor de Luchtvaart en de Spoorwegongevallenraad<br />
opgeheven. Hiermee werd de genoemde ontwikkeling in de Luchtvaartongevallenwet<br />
doorgezet. Het volledige onderzoek werd onder verantwoordelijkheid<br />
van de Raad geplaatst. Een integraal onafhankelijk onderzoek en rapportage van begin<br />
tot eind.<br />
Navigeren<br />
25
Ook op andere terreinen werd al geruime tijd onderzoek naar de oorzaak van ongevallen<br />
verricht. Afgezien van ad hoc ingestelde onafhankelijke commissies zoals de Commissie<br />
Oosting voor de vuurwerkramp te Enschede en de Commissie Alders voor de<br />
cafébrand te Volendam, gebeurde dit tot dusver slechts door onder ministerieel gezag<br />
staande inspecties. Voorbeelden zijn de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding<br />
en de Inspectie voor de Politie. Beide hebben tot taak daarvoor in aanmerking<br />
komende voorvallen te onderzoeken om daaruit lering te trekken.<br />
Ook voor deze sectoren groeide in de jaren negentig het inzicht dat een onafhankelijke<br />
instantie een nuttige functie zou vervullen. Na advies van het College Bevordering<br />
Veiligheidseffectstudies onder voorzitterschap van de heer Van Vollenhoven heeft de<br />
toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een studie in<br />
gang gezet naar de relevante aspecten van onafhankelijk onderzoek, die buiten de<br />
terreinen van de Raad voor de Transportveiligheid en de beoogde Ongevallenraad Defensie<br />
vallen. Waar KPMG nog adviseerde het onderzoek naar transportongevallen,<br />
ongevallen bij defensie en overige ongevallen te laten onderzoeken door drie verschillende<br />
organen, adviseerde eerdergenoemd College dat één raad te prefereren zou zijn<br />
boven drie afzonderlijke organen.<br />
De Tweede Kamer deelde dit voorstel en koos daarmee een andere lijn dan het toenmalige<br />
kabinet. De Tweede Kamer 23 was van mening dat één Onderzoeksraad efficiënter<br />
zou zijn. Het kabinet wilde de motie van de Kamer aanvankelijk niet uitvoeren.<br />
Tenslotte bestond de Raad voor de Transportveiligheid al en stond de Ongevallenraad<br />
Defensie klaar om van start te gaan. De cafébrand in Volendam bracht daar verandering<br />
in. Geadviseerd werd om toch één raad voor onafhankelijk ongevallenonderzoek<br />
in te stellen. Het kabinet heeft de motie vervolgens onverkort overgenomen. De Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid is een feit!<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt bevoegd een breed terrein te bestrijken en<br />
voorvallen te onderzoeken in alle denkbare sectoren, zoals:<br />
• voorvallen in de industrie, waaronder bedrijfs- en winningsindustrie (inclusief<br />
off-shore) en kernongevallen;<br />
• natuurrampen, waaronder wateroverlast, extreme weersomstandigheden en aardbevingen;<br />
• voorvallen betreffende milieu en gezondheid, waaronder verontreinigingen van de<br />
voedselketen, ongevallen in de privésfeer, epidemieën en verontreiniging van het<br />
natuurlijk milieu;<br />
• explosies, grote branden en instortingen.<br />
23<br />
Kamerstukken II 2001-2002, 27 400 VII, nrs 33 en 34.<br />
26 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
3.2 verbreding werkterreinen in perspectief<br />
Deze historie geeft ons inzicht in de achtergronden van de Raad en geeft context aan<br />
de voorgestane verbreding van werkterreinen en de mogelijke effecten voor haar positionering.<br />
Hoe is dat elders?<br />
In veel landen is het bij het sectorgewijs onderzoeken van ongevallen gebleven. Binnen<br />
de Europese Unie zijn er ook verschillende agentschappen actief die zich richten<br />
op specifieke sectoren. 24 Het betreft onder andere de European Aviation Safety Agency<br />
(EASA), de European Railway Agency (ERA) en de European Maritime Safety Agency<br />
(EMSA). Verder vervult in Europees verband de European Transport Safety Council<br />
(ETSC) een rol in het bevorderen van de veiligheid op vervoersgebied. In internationaal<br />
perspectief vervult de International Transportation Safety Association (ITSA) een vergelijkbare<br />
rol. Deze organisatie is in 1994 opgericht door Nederland, Zweden, Canada<br />
en de Verenigde Staten. Later zijn landen als Nieuw-Zeeland, Australië, Zuid-Korea,<br />
Japan, Taiwan, Russische Federatie, Engeland, Noorwegen, Finland en India toegetreden<br />
tot de ITSA.<br />
De onderzoeksraden in andere landen hebben een beperkter takenpakket, zijn specifiek<br />
gericht op transportveiligheid en kennen weinig tot geen andere onderzoeksvelden.<br />
Zweden, Finland en Nederland zijn de enige drie landen ter wereld die een<br />
onafhankelijke onderzoeksraad hebben die actief is in alle sectoren van ongevallen.<br />
De site van de Finse Onderzoeksraad beschrijft het heel duidelijk: “In Finland the Safety<br />
Investigation Authority investigates all major accidents regardless of their nature as well as all<br />
aviation, maritime and rail accidents and their incidents.” 25<br />
In Nederland is de ontwikkeling de laatste jaren nog verder gegaan. De Onderzoeksraad<br />
verricht inmiddels ook onderzoeken naar hartchirurgie en digitale veiligheid.<br />
Momenteel wordt gesproken over het uitbreiden naar openbare orde en daarmee uiteindelijk<br />
een alles overkoepelende Onderzoeksraad voor Veiligheid. Alles benoemen<br />
als veiligheid is een ontwikkeling die niet te stoppen lijkt.<br />
24<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010 Onderzoeksraad voor Veiligheid, pag. 36.<br />
25<br />
http://www.turvallisuustutkinta.fi/<br />
Navigeren<br />
27
3.3 breedte en diepte in traditionele en toekomstige<br />
terreinen<br />
In ons rapport beschouwen wij de breedte van sectoren als het geheel van verschillende<br />
sectoren (en/of terreinen) waarbinnen de Raad onderzoek doet. Volgens de site<br />
van de Raad onderscheiden zij op dit moment de volgende sectoren: Binnenvaart, Zeescheepvaart,<br />
Water, Wegverkeer, Railverkeer, Luchtvaart, Industrie, Buisleidingen en<br />
netwerken, Bouw en dienstverlening, Crisisbeheersing en hulpverlening, Defensie en<br />
Gezondheid 26 . De breedte van de werkterreinen bepaalt dus in belangrijke mate de<br />
diversiteit. Binnen de diverse terreinen is ook een toegenomen diepte te constateren.<br />
Hiermede bedoelen wij dat binnen de verschillende sectoren de complexiteit en de<br />
aanwezige specialismen steeds groter worden. Onderstaande figuur visualiseert dat.<br />
Breedte van de sectoren<br />
Water<br />
Lucht Rail Gezondheid<br />
Digitale<br />
Veiligheid<br />
regie regie regie regie regie<br />
methodologie<br />
methodologie<br />
methodologie<br />
methodologie<br />
methodologie<br />
Diepte<br />
systeem systeem systeem systeem systeem<br />
specialist specialist specialist specialist specialist<br />
diepte<br />
diepte<br />
diepte<br />
diepte<br />
diepte<br />
specialist<br />
specialist<br />
specialist<br />
specialist<br />
specialist<br />
Deze figuur laat niet alleen de verschillende diepten zien van de verschillende terreinen,<br />
maar toont ook de verschillende onderzoekskwaliteiten die nodig zijn voor kwalitatief<br />
goed onderzoek. Het verrichten van complexe onderzoeken vraagt doorgaans inzet<br />
van verschillende specialismen en kwaliteiten. De Onderzoeksraad zet regelmatig<br />
externe deskundigen in bij onderzoeken. Dat vraagt om regie. Het verrichten van<br />
onderzoek in algemene zin vraagt daarnaast altijd methodologische kwaliteiten.<br />
Deze kwaliteiten zijn integraal noodzakelijk voor alle onderzoeken. De volgende verdiepingsstap<br />
vraagt specifieke kennis van die terreinen of sectoren. De complexiteit<br />
van de terreinen vraagt dus algemene kennis van het onderhavige systeem, maar<br />
zeker ook van de daarbinnen werkende specialismen en in toenemende mate vormen<br />
van dieptespecialismen.<br />
26<br />
http://www.onderzoeksraad.nl/index.php/sectoren/<br />
28 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Echt eenvoudige incidenten bestaan eigenlijk niet meer. Bij het analyseren van incidenten<br />
word je al snel geconfronteerd met de behoefte aan (zeer) specialistische kennis<br />
die noodzakelijk is voor de analyse van de oorzaken. Dat is zichtbaar binnen eigenlijk<br />
zowel alle bestaande als ook de nieuwe sectoren. De voorgestane verbreding gaat<br />
dus gelijk op met een in algemene zin toenemende verdieping. De verbreding kan niet<br />
zonder eveneens te verdiepen.<br />
We kunnen vaststellen dat er nadrukkelijk sprake is van een uitbreiding van sectoren.<br />
In ons onderzoek beschouwen we deze als een gegeven. De verdieping zit hier dus<br />
onlosmakelijk aan verbonden. De gevolgen die het op velerlei gebied heeft trachten<br />
wij te duiden in dit rapport.<br />
3.4 zes typen actoren<br />
Met als uitgangspunt om van buiten naar binnen te kijken en met gebruikmaking van<br />
het model van Moore hebben we zes typen actoren ofwel de meest relevante stakeholders<br />
geïdentificeerd. Onderstaande figuur geeft aan welke dat zijn.<br />
Politiek<br />
Openbaar<br />
bestuur<br />
Concullega's<br />
OvV<br />
Media<br />
Wetenschappers<br />
Benchmark<br />
organisaties<br />
Passend bij een type actor hebben we een selectie vanuit onze basis vragenlijst voorgelegd.<br />
Algemene vragen over eerste beelden, rollen, imago van de raad, sterke kanten<br />
en minder sterke kanten, kansen en bedreigingen, belangrijke stakeholders en grenzen<br />
aan werkterreinen en ook enkele stellingen zijn aan een ieder voorgelegd. In het<br />
totaal zijn meer dan veertig interviews afgenomen.<br />
Op deze wijze hebben we per type actor een beeld van buiten naar binnen gekregen<br />
over de positieve en minder positieve kijk van deze actoren op de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid. Dat geeft als in essentie het volgende beeld.<br />
Navigeren<br />
29
Naam Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging<br />
(extern)<br />
Politiek<br />
- kwaliteit<br />
- onafhankelijk<br />
- gezaghebbend<br />
- old boys netwerk - OVV disciplineert<br />
- onderzoek op<br />
metaniveau<br />
- koester wat je hebt<br />
(consolidatie)<br />
- van rampen kan<br />
je leren, vorige<br />
voorkomen,…. maar<br />
nieuwe niet!<br />
- regelreflex is niet de<br />
oplossing<br />
Benchmarkorganisaties<br />
- degelijk en<br />
<strong>Onafhankelijk</strong><br />
onderzoek<br />
- specialisme op<br />
transport<br />
- persoonlijke<br />
Identificatie met<br />
Vollenhoven<br />
- doorlooptijd<br />
- niet overal<br />
specialist in zijn<br />
- OVV op metaniveau<br />
- nabijheid is nodig<br />
om dingen voor<br />
elkaar te krijgen<br />
- OVV ” instantie van<br />
last resort “<br />
- persoonlijke<br />
identificatie<br />
met Pieter van<br />
Vollenhoven<br />
- realiteitsbesef bij<br />
adviezen<br />
- wettelijke<br />
verplichting<br />
onderzoeken<br />
nuanceren?<br />
Wetenschap<br />
- de OVV is een begrip<br />
- je ontleent gezag<br />
aan methodologisch<br />
en inhoudelijk juiste<br />
rapportages<br />
- onmogelijk overal<br />
verstand van<br />
te hebben en te<br />
(onder) houden<br />
- realiteitszin<br />
- meer verbinding<br />
met wetenschap<br />
- er is inter-toezicht<br />
nodig, kans voor de<br />
OVV<br />
- afrekencultuur<br />
- leren en<br />
verantwoorden<br />
vragen ander<br />
onderzoek (gaan<br />
niet samen)<br />
- ‘nuchter’ is<br />
verdwenen<br />
Media<br />
- kwaliteit rapporten<br />
- relatie met media<br />
goed, afhankelijk,<br />
betrouwbaar en<br />
gedegen onderzoek<br />
- onzichtbaar buiten<br />
de rapporteur om<br />
- doorlooptijd<br />
onderzoeken<br />
- gebruik (nieuwe)<br />
media voor, tijdens<br />
en na onderzoek<br />
- media rol in<br />
monitoren<br />
- verlies<br />
onafhankelijkheid<br />
- kwaliteit goed,<br />
rendement te laag<br />
- teveel onderzoeken,<br />
gevaar voor<br />
kwaliteit<br />
Concullega’s<br />
- goed in feiten boven<br />
water<br />
- super deskundig bij<br />
tramsport veiligheid<br />
- internationaal<br />
voorop<br />
- gevaar van<br />
uitbreiding is<br />
gebrek/twijfel aan<br />
deskundigheid<br />
- doorlooptijden<br />
dramatisch<br />
- OVV als netwerk<br />
- relaxed met<br />
onafhankelijkheid<br />
- redelijkheid<br />
- goede zaken goed,<br />
dan houd je gezag<br />
- meer veiligheid kan<br />
niet oneindig<br />
- onvoldoende<br />
kwaliteit bij nieuwe<br />
terreinen<br />
- naming en shaming,<br />
hindert leren<br />
Openbaar<br />
bestuur<br />
- kwaliteit rapporten<br />
- technische<br />
rapporten van de<br />
OVV zijn de beste<br />
blijf bij je kwaliteit<br />
- dilemma: alle<br />
kennis in huis vs<br />
klein en compact<br />
blijven<br />
- aanbevelingen<br />
moeten realistisch<br />
zijn (scenario,<br />
kosten/baten)<br />
- doorlooptijden<br />
onvoldoende<br />
- opvolging<br />
aanbevelingen<br />
- samenwerking<br />
bevordert kennisuitwisseling<br />
en dus<br />
deskundigheid<br />
- schoenmaker hou je<br />
bij je leest<br />
- 100% veiligheid<br />
bestaat niet<br />
- blijf acteren vanuit<br />
kennis, anders niet<br />
- nuchterheid is<br />
gewenst<br />
- verkramping door<br />
schuldvraag<br />
- risicoregelreflex<br />
In de bijlage is voor twee actoren de volledige uitwerking opgenomen. De uitwerking<br />
van de overige actoren wordt gelet op de omvang separaat aan de Raad ter beschikking<br />
gesteld.<br />
3.5 een empirische analyse en confrontatie<br />
De interviews en de literatuurstudie hebben tal van kwalitatieve gegevens opgeleverd.<br />
Bij elkaar geeft dit een beeld over alle typen actoren heen over de sterke en minder<br />
sterke kanten van de Onderzoeksraad en ook de kansen en bedreigingen voor de Raad.<br />
Samengevat en niet limitatief is dat als volgt in beeld te brengen.<br />
30 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Binnen<br />
Positief<br />
<strong>Onafhankelijk</strong><br />
Imago<br />
Kwaliteit<br />
Verbreding<br />
Veiligheid leeft<br />
Technische<br />
innovatie &<br />
kennisdeling<br />
s<br />
o OvV w<br />
t<br />
Krampachtige<br />
onafhankelijkheid<br />
Capaciteit bureau<br />
Doorlooptijden<br />
Naming &<br />
shaming<br />
Alles is veiligheid<br />
Complexiteit<br />
ongevallen<br />
Negatief<br />
Buiten<br />
Het tegenover elkaar zetten van de sterke en minder sterke aspecten en de kansen en<br />
bedreigingen uit de analyse is een volgende stap. Uitgangspunt is ook hier vooral van<br />
buiten naar binnen te kijken. Met andere woorden, wat is het effect van kansen en<br />
bedreigingen nu en in de toekomst op datgene waar de Onderzoeksraad goed en minder<br />
goed in is. Je zou kunnen zeggen hoe is een sterkte te gebruiken om op een kans of<br />
bedreiging in te spelen en hoe is een minder sterke kant zodanig te versterken om op<br />
een kans in te spelen of een bedreiging het hoofd te bieden.<br />
• Sterk versus<br />
Kansen<br />
<strong>Onafhankelijk</strong><br />
Imago<br />
Kwaliteit<br />
Krampachtige<br />
onafhankelijkheid<br />
Capaciteit bureau<br />
Doorlooptijden<br />
• Minder<br />
Sterk versus<br />
Kansen<br />
Verbreding<br />
Veiligheid leeft<br />
Technische<br />
innovatie &<br />
kennisdeling<br />
<strong>Verbreden</strong><br />
en verdiepen<br />
Strategisch<br />
samenwerken<br />
Verbreding<br />
Veiligheid leeft<br />
Technische<br />
innovatie &<br />
kennisdeling<br />
<strong>Onafhankelijk</strong><br />
Imago<br />
Kwaliteit<br />
Strategisch<br />
selecteren<br />
Strategisch<br />
beïnvloeden<br />
Krampachtige<br />
onafhankelijkheid<br />
Capaciteit bureau<br />
Doorlooptijden<br />
• Sterk versus<br />
Bedreigingen<br />
Naming &<br />
shaming<br />
Alles is veiligheid<br />
Complexiteit<br />
ongevallen<br />
Naming &<br />
shaming<br />
Alles is veiligheid<br />
Complexiteit<br />
ongevallen<br />
• Minder<br />
Sterk versus<br />
Bedreigingen<br />
Navigeren<br />
31
De hiervoor visueel weergegeven confrontatie (zoals beschreven in hoofdstuk 2) geeft<br />
ons inzicht in hoe de Onderzoeksraad zich zou kunnen positioneren nu en naar de<br />
toekomst. Het tegen over elkaar zetten maakt duidelijk dat de strategische positionering<br />
van de Onderzoeksraad verbonden is met de vraag naar een uitbreiding van de<br />
onderwerpen. Vanuit de sterke kanten als onafhankelijk, imago en kwaliteit van de<br />
Onderzoeksraad en de vraag naar verbreding, meer veiligheid en innovatie en kennisdeling,<br />
ligt het voor de hand dat de Raad instapt op deze uitbreiding van werkterreinen.<br />
“Op een item als DigiNotar kun je ook geen nee zeggen, als het je wordt gevraagd”. 27<br />
Dit hoort bij het vertrouwen dat de Raad heeft, maar is daarmee ook onlosmakelijk<br />
verbonden met meer diepgang. Zeker gelet op de steeds verder gaande (technische)<br />
specialisering binnen de diverse werkterreinen, zijn de ‘basis op orde’ houden en<br />
kwaliteit leveren een conditio sine qua non om gezaghebbend te blijven. De gewenste<br />
verbreding en verdieping is daarmee een gegeven, waarbij het denkbaar is per domein<br />
(klassiek of nieuw) daar gedifferentieerd op te acteren. Blijft dat deze thema’s voor<br />
positionering - met een blik van buiten naar binnen - een uitkomst zijn van onze<br />
waarnemingen, gedachten en eigen intuïtie.<br />
3.6 strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden<br />
De gulzigheid om te onderzoeken is groot en elke demarcatie om in die gewenste verbreding<br />
en verdieping te kunnen navigeren en focussen is goed. Keerzijde van de<br />
kracht van de Raad in combinatie met de toenemende veiligheidsvraag, complexiteit<br />
van ongevallen en de vraag de vinger op de zere plek te leggen, is jezelf overeten en<br />
niet meer toekomen aan die andere categorie onderzoeken die de Raad als taak heeft,<br />
namelijk antwoord geven op wat we van gebeurtenissen kunnen leren. Door selectiviteit<br />
en domeinafbakening kun je met je sterkte de bedreigingen neutraliseren, ofwel<br />
strategisch selecteren is wat ons betreft het sleutelwoord. In hoofdstuk 4 werken we<br />
dit nader uit.<br />
Anderzijds is inspelen op deze verbreding een risico voor de doorlooptijden van de<br />
onderzoeken en bestaat het gevaar om als antwoord hierop vooral ‘uit het jasje’ te<br />
willen groeien. Het antwoord hierop is wat ons betreft strategische samenwerking<br />
en allianties aangaan. Hiermee zijn de minder sterke kanten op te heffen om van de<br />
kansen te profiteren. Welke mogelijkheden we daartoe zien en wat dit betekent voor<br />
de onafhankelijkheid van de Raad en of hier minder krampachtig mee omgegaan kan<br />
worden werken we verder uit in hoofdstuk 5.<br />
Blijft over de inzet vanuit de Onderzoeksraad aanwenden en versterken om een tegenhanger<br />
te zijn tegen dat institutioneel uitdijende landschap en die zich versterkende<br />
vraag naar naming and shaming zonder te willen leren van de voorvallen. Zeker met de<br />
toenemende complexiteit van ongevallen en de managementaandacht voor doorlooptijden.<br />
Het sleutelwoord is wat ons betreft strategisch beïnvloeden, vooral naar de omgeving<br />
en het krachtenveld. In hoofdstuk 6 werken we nader uit waarop de Onderzoeksraad<br />
kan versterken om deze bedreigingen het hoofd te bieden.<br />
27<br />
Interview met een respondent uit de categorie openbaar bestuur.<br />
32 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
34 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
4 Bestemmingshavens<br />
4.1 inleiding<br />
Strategisch<br />
Selecteren<br />
Strategisch selecteren komt vanuit ons onderzoek als dominant<br />
thema naar voren, zo beschreven wij al in hoofdstuk 3.<br />
Strategische selectie en met name de uitkomsten hiervan zijn bepalend<br />
voor de maatschappelijke meerwaarde die de Onderzoeksraad kan leveren op<br />
het gebied van veiligheid in onze samenleving. De onderzoeken die de Onderzoeksraad<br />
verricht bepalen immers ‘het gezicht’ van de Raad. Om met Moore te spreken:<br />
de keuzes die de Raad maakt in de onderzoeken die zij doen, de wijze waarop men<br />
aan strategische selectie doet, is bepalend voor de aard en omvang van de public value<br />
van de Onderzoeksraad. Naar de theorie van Moore zal de wijziging van strategische<br />
selectie, welke van invloed is op de public value, tevens van invloed zijn op de operating<br />
capacity, en op de authorizing environment. Beide komen aan bod in respectievelijk<br />
hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6.<br />
In hoofdstuk 1 constateerden wij dat de legitimiteit van de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
mede bepaald wordt door de waarde die wordt toegedicht aan ‘veiligheid’. Uit de<br />
literatuur, die in hoofdstuk 1 wordt aangehaald, blijkt dat in de Nederlandse samenleving<br />
zeer veel waarde wordt gehecht aan veiligheid. Veiligheid is één van de hoofdthema’s<br />
van de politiek. Ook diverse geïnterviewden herkennen dit beeld. Aangegeven<br />
wordt dat de Nederlandse samenleving erg individualistisch is geworden. Burgers<br />
tolereren veel minder de bemoeienis van de overheid. Aan de andere kant zijn de verwachtingen<br />
op het gebied van veiligheid van diezelfde burger jegens de overheid zeer<br />
groot. Aan de overheid wordt een grote verantwoordelijkheid toegedicht als het gaat<br />
om de zorg voor veiligheid. Onveiligheid wordt niet getolereerd. De overheid probeert<br />
om de eigen verantwoordelijkheid van burgers een grotere plaats te geven. Toch stellen<br />
wij, mede op basis van wat wij hebben kunnen afleiden uit het empirisch onderzoek,<br />
dat het thema veiligheid zo dominant is dat de werkzaamheden alsmede de<br />
uitbreiding van werkterreinen van de Raad op een groot draagvlak in de Nederlandse<br />
samenleving kunnen rekenen. Dit komt ook naar voren uit een zeer recent naamsbekendheidonderzoek<br />
van de Onderzoeksraad, verder beschreven in hoofdstuk 6. 28<br />
Uitbreiding van werkterreinen maakt het maken van keuzes nog belangrijker. Criteria<br />
die de basis vormen voor deze keuzes zijn cruciaal, omdat deze een kader bieden voor<br />
de noodzakelijke inzet van de kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit. Zij zijn een<br />
instrument waarmee de Raad kan navigeren. Tevens geven deze criteria weer wie en<br />
wat de Raad wil zijn. Zij leveren zo een bijdrage aan de legitimiteit alsmede de public<br />
value van de Onderzoeksraad.<br />
Chantal de Bruijne / Shutterstock.com<br />
28<br />
Intomart GfK bv (2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />
Bestemmingshavens<br />
35
Een belangrijk thema voor de positionering van de Onderzoeksraad is op welke wijze<br />
de selectie van onderzoeken plaats vindt. Op basis waarvan wordt de ene gebeurtenis<br />
wel onderzocht en de andere gebeurtenis niet? Om dit te duiden gaan wij achtereenvolgens<br />
in op de aanwezige selectiecriteria en kansen en bedreigingen ten aanzien<br />
van deze wijze van selecteren. Tot slot trekken wij enkele conclusies en doen wij verschillende<br />
aanbevelingen.<br />
4.2 aanwezige selectiecriteria<br />
Wettelijke kaders<br />
Een deel van de selectie van te onderzoeken gebeurtenissen wordt door de wettelijke<br />
kaders bepaald. Zo stelt de Rijkswet dat bij algemene maatregel van (rijks)bestuur<br />
wordt bepaald ten aanzien van welke voorvallen de Raad verplicht is een onderzoek in<br />
te stellen. Het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor Veiligheid 29 werkt dit nader uit en<br />
onderkent een aantal werkterreinen waarop onafhankelijk onderzoek door de Raad op<br />
grond van internationale verplichtingen altijd dient te worden uitgevoerd. Dat geldt<br />
vooral voor de luchtvaart, maar ook op het gebied van scheepvaart, railverkeer en ongevallen<br />
waarbij gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen. Bij Wet wordt, kort gezegd, het<br />
onderzoeken van incidenten op het gebied van openbare ordeverstoring, politieoptreden<br />
en krijgshandelingen echter uitgesloten. 30 Voor het overige laat de Wet de Raad in<br />
hoge mate vrij zelf te bepalen of hij tot onderzoek overgaat. De vrijheid van de Raad<br />
om geheel zelfstandig te kunnen bepalen of een gebeurtenis wel of niet wordt onderzocht,<br />
wordt in de Memorie van Toelichting bij de Rijkswet benoemd als één van de<br />
waarborgen voor de onafhankelijke positie van de Onderzoeksraad.<br />
Eigen criteria van de Raad<br />
Bovenstaande wettelijk gearrangeerde onafhankelijkheid staat een eigen raamwerk<br />
voor de selectie van te onderzoeken gebeurtenissen niet in de weg. Een gedegen visie<br />
op selectie in relatie tot de doelstellingen (missie, visie op public value) van de Onderzoeksraad<br />
is van belang voor een doeltreffende en doelmatige taakuitvoering en daarmee<br />
voor het draagvlak voor de Raad.<br />
Die gedegen visie op selectie start met een visie op wie de Onderzoeksraad wil zijn en<br />
een hieruit voortvloeiende missie. In de visie en missie van de Onderzoeksraad zijn de<br />
volgende aanknopingspunten terug te vinden: 31<br />
• Het is van essentieel belang dat uit het gebeurde lering kan worden getrokken.<br />
• Achterliggende oorzaken van het voorval moeten worden achterhaald.<br />
• Het onderzoek naar deze achterliggende oorzaken is minder op zijn plaats bij strafrechtelijke<br />
of civiele procedures. Diepgaand en afzonderlijk veiligheidsonderzoek is<br />
daarom noodzakelijk en belegd bij de Onderzoekraad voor Veiligheid.<br />
• Voorvallen die hebben geleid, of hadden kunnen leiden, tot ernstige schade, letsel<br />
of dodelijke slachtoffers, dan wel van de omvang van de gevolgen van dergelijke<br />
voorvallen onderzoeken met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen<br />
of te beperken.<br />
29<br />
Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid, 10 december 2004.<br />
30<br />
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, artikel 2.<br />
31<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010.<br />
36 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
• De Onderzoeksraad wil met zijn onderzoek de samenleving het vertrouwen geven<br />
dat de onderste steen boven is gekomen. Aldus draagt het onderzoek ook bij aan<br />
het wegnemen van de maatschappelijke onrust als gevolg van het voorval.<br />
Het wettelijk kader en de visie en missie van de Raad maken het werkterrein van de<br />
Raad in de basis zo breed dat keuzes noodzakelijk zijn. De Raad beseft dit ook: ”het<br />
bepalen van de onderzoeksagenda vindt in eerste instantie plaats op basis van een inhoudelijk<br />
afwegingskader.” 32<br />
Dit inhoudelijk afwegingskader bevat op dit moment diverse criteria: 33<br />
• Er dient sprake te zijn van een (recent) zeer ernstig voorval. 34<br />
• Aanwezige maatschappelijke verontrusting en verontrusting bij de Raad zelf. Binnen<br />
dit criterium gaat het om situaties waarin een derde partij de controle over en<br />
de beheersing van voor individuelen geldende veiligheidsrisico’s in handen heeft.<br />
• Voorval gebonden, interessante en speciale maatschappelijke vraagstukken; die<br />
onderwerpen die de veiligheid in Nederland bepalen.<br />
• Nieuwe aandachtsgebieden of fenomenen; onderwerpen waar aandacht voor zou<br />
moeten zijn. Een instrument dat wordt ingezet om hier zicht op te krijgen is bijvoorbeeld<br />
het dit jaar gehouden imago-onderzoek. 35 Eén van de doelen van dit onderzoek<br />
was om te weten te komen welk beeld burgers bij de Onderzoeksraad hebben<br />
en welke verwachtingen er leven. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de<br />
drie belangrijkste thema’s waar de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich volgens de<br />
onderzochten vooral op zou moeten richten zijn: ‘Gezondheid van mens en dier’,<br />
‘Luchtvaart’ en ‘Wegverkeer’.<br />
• Het helpen beslechten of afronden van een ingewikkelde problematiek (met speciale<br />
aandacht voor slachtoffers en nabestaanden).<br />
• De specifieke bevoegdheden van de Onderzoeksraad zijn van duidelijke toegevoegde<br />
waarde. De Raad neemt geen werk over van anderen.<br />
De Commissie Sint in haar evaluatie: “er valt geen duidelijke lijn te ontdekken in de algehele<br />
prioriteitstelling van de OvV. Het gaat daarbij vooral om de keuze door de OvV voor het al<br />
dan niet doen van onderzoek en de verhouding tot andere organisaties die onderzoek voor<br />
hun rekening kunnen nemen (vaak de inspecties maar ook ad hoc onderzoekscommissies).<br />
Wij beschouwen dit als een risico voor de OvV omdat hiermee discussie kan ontstaan over de<br />
toegevoegde waarde van de OvV. … Het uitblijven van duidelijkheid in de onderlinge relaties<br />
leidt al snel tot dubbel werk en onderlinge ‘concurrentie’ ”.<br />
• De kennis en expertise (inhoudelijk, methodologisch) zijn beschikbaar om dit onderzoek<br />
uit te voeren.<br />
32<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Visie op de komende 5 jaar.<br />
33<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010; Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011),<br />
Visie op de komende 5 jaar; Cornelisse, Louis (27 april 2012), “We gaan niet over de schuldvraag”, in:<br />
Binnenlands Bestuur, pag. 20-23.<br />
34<br />
Een voorval wordt in de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (art 1 lid f) gedefinieerd als<br />
gebeurtenis die de dood of letsel van een persoon dan wel schade aan een zaak of het milieu<br />
veroorzaakt, alsmede een gebeurtenis die gevaar voor een dergelijk gevolg in het leven heeft<br />
geroepen. In art 2 worden openbare orde en krijgshandelingen uitgezonderd.<br />
35<br />
Intomart GfK bv (2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />
Bestemmingshavens<br />
37
• Het moet gaan om structurele veiligheidstekorten. Dit houdt in dat er wordt vermoed<br />
dat het onderzoek een bredere werking heeft dan alleen dat ene voorval. Dit<br />
is echter lastig om vooraf in te kunnen schatten, meestal is eerst een verkennend<br />
onderzoek nodig.<br />
• Intuïtie: de heer Joustra 36 is gecharmeerd van de wijze waarop de Supreme Court<br />
in de Verenigde Staten selecteert. Onderzoeken worden op basis van voorkeur en<br />
interesse van de Raad geselecteerd.<br />
Funties van onderzoekscommissie<br />
Zoals gezegd zouden, om strategisch te kunnen selecteren, selectiecriteria moeten<br />
voortvloeien uit een visie op wie de Raad wil zijn en welke maatschappelijke meerwaarde<br />
hij zou willen hebben in de Nederlandse samenleving. Een onderzoekscommissie<br />
kan verschillende functies hebben:<br />
• Waarheidsvinding.<br />
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen wetenschappelijke waarheidsvinding<br />
en politieke waarheidsvinding. Waarheidsvinding houdt zich bezig met reconstructie<br />
van feiten. “De waarheid en de feiten zijn vanuit wetenschappelijk oogpunt lastige<br />
begrippen.” 37 Politieke waarheidsvinding gaat over normen.<br />
• Verantwoording afleggen.<br />
“Verantwoording afleggen is een essentieel onderdeel van een democratisch gelegitimeerd<br />
bestuur. ... Macht vereist tegenmacht en dient in de sceptische traditie van gerede twijfel<br />
aan autoriteiten met een gezagsclaim kritisch gevolgd te worden, ook buiten het parlement.”<br />
Rosanvallon onderscheidt daartoe 3 vormen van democratische controle buiten het<br />
parlement: door waakzaamheid, denunciatie en evaluatie. “De werkzaamheden van<br />
onderzoekscommissies kunnen worden gezien als evaluatie.” Dit is “een meer geïnstitutionaliseerde<br />
vorm van controle die niet alleen iets aankaart maar ook oproept tot verbeteren:<br />
fouten moeten aan het licht komen om ervan te leren.” 38<br />
• Leren.<br />
Een onderzoek dat gericht is op leren staat in het teken staat van het lessen trekken<br />
voor toekomstig handelen. 39 Het onderzoek wil een diagnose stellen en aanbevelingen<br />
doen. Doel is de samenleving te laten leren van het incident. Dit betekent<br />
dat wordt verwacht dat aanbevelingen worden overgenomen en opvolging krijgen.<br />
• Symbolische functie.<br />
Publieke verantwoording naar de slachtoffers, reinigende en legitimerende werking<br />
door het in de openbaarheid bespreken van problemen en verbetermogelijkheden. 40<br />
Uit de criteria die de Onderzoeksraad hanteert maken wij op dat de Raad met name de<br />
lerende en symbolische functie nastreeft. Dit komt ons inziens goed terug in de visie<br />
en missie die de Raad heeft geformuleerd.<br />
36<br />
Gesprek met dhr. Joustra en mevr. Visser op 2 mei 2012.<br />
37<br />
Bollen, M. (2010), Tunnelvisie als bedrijfsrisico, pag. 44.<br />
38<br />
WRR (2010), Het gezicht van de publieke Zaak: Openbaar bestuur onder Ogen, redactie: Huub van Dijstelbloem,<br />
Paul den Hoed, Jan Willem Holtslag, Steven Schouten, Amsterdam: Amsterdam University<br />
Press, pag. 32.<br />
39<br />
Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, pag. 320.<br />
40<br />
Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, pag. 321.<br />
38 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Het gebruik van meta-beeldanalyses<br />
De Commissie Sint doet in haar meermaals aangehaalde rapport een aanbeveling welke<br />
betrekking heeft op het gebruik van meta-beeldanalyses bij het selecteren van onderzoeksonderwerpen.<br />
41<br />
“Niettemin plaatst de commissie kritische kanttekeningen bij de manier waarop de keuzes<br />
van de Raad voor te onderzoeken onderwerpen tot stand komt en bij het ontbreken van een<br />
referentiekader (van risicobeleidanalyses tot selectie van onderwerpen en structurele veiligheidstekorten)<br />
voor het selecteren van die onderzoeken. De commissie heeft een vergelijking<br />
getrokken tussen de brede taakstelling van de Raad en de ruime taak van een organisatie als<br />
het Openbaar Ministerie. Deze laatste organisatie is er zelf toe overgegaan om criteria te ontwikkelen<br />
teneinde binnen die ruime taakstelling te kunnen prioriteren en wel aan de hand<br />
van meta beeldanalyses (dreiging- en criminaliteit). Met deze normering kan het OM uitleggen<br />
welke terreinen wel en welke niet worden aangepakt. De commissie adviseert om de Raad op<br />
een vergelijkbare manier meta beeldanalyses op hun taakvelden (structurele veiligheidstekorten)<br />
te laten maken op grond waarvan in een meerjaren plan keuzes worden gemaakt over<br />
de terreinen die wel of geen aandacht krijgen. Zo wordt ook duidelijk wat de toegevoegde<br />
waarde is van het onderzoek door de OvV. ”<br />
De Raad zegt hier recent over: “Jaarlijks wil de Raad op basis van alle interne kennis en in<br />
gesprek met de samenleving komen tot een beeld van de veiligheid in Nederland (“Stand<br />
van het land”). Op basis van dit beeld stelt de Raad de aandachtsgebieden voor de komende<br />
periode vast.”<br />
Een dergelijke meta-beeldanalyse heeft nog niet plaatsgevonden.<br />
Meerjarenvisie<br />
De werkzaamheden van de Raad komen voor een belangrijk deel voort uit incidenten<br />
welke de Raad volgens de wet verplicht is te onderzoeken. Dit neemt circa 40% van<br />
de capaciteit in beslag. 42 Kenmerk hiervan is dat deze niet te plannen zijn. Om de<br />
(strategische) doelstellingen, zeker met betrekking tot uitbreiding van werkterreinen,<br />
te behalen is het noodzakelijk een deel van de beschikbare capaciteit beschikbaar te<br />
houden voor onderzoeken waaraan de Raad zelf prioriteit wil geven. Een meerjarenvisie,<br />
uitgewerkt in een meerjarenplanning, is daarbij noodzakelijk. De Commissie Sint<br />
nam dit op in een aanbeveling, die door de Raad van harte werd overgenomen: “de<br />
ontwikkeling van de meerjarenvisie van de Raad staat momenteel hoog op de agenda van de<br />
Raad, zodat aan dit advies uitvoering zal worden gegeven.” 43 Een meerjarenplanning voor<br />
de Raad is desondanks nog niet aanwezig.<br />
41<br />
Brief van de begeleidingscommissie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />
d.d. 14 augustus 2008.<br />
42<br />
Gesprek met dhr. Joustra en mevr. Visser op 2 mei 2012.<br />
43<br />
Brief van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan de Minister van Binnenlandse Zaken en<br />
Koninkrijksrelaties, d.d. 6 november 2008.<br />
Bestemmingshavens<br />
39
Andere mogelijkheden voor selectie<br />
In de eerder genoemde evaluatie door de Commissie Sint worden nog meer keuzemogelijkheden<br />
gegeven, welke een perspectief zouden kunnen bieden op het nader definiëren<br />
van de selectiecriteria:<br />
• Keuze voor bepaald type onderzoek, bijvoorbeeld alleen grootschalige onderzoeken<br />
naar nieuwe problemen met een grote maatschappelijke impact (en vooralsnog<br />
uiteraard verplichte onderzoeken).<br />
• Keuze voor een bepaalde rol van de Raad. In aansluiting op de rol en verantwoordelijkheden<br />
van andere onderzoeksorganisaties, zoals de inspecties. Dit zou een<br />
nadere invulling kunnen zijn van het door de Raad zelf geformuleerde criterium<br />
‘meerwaarde’.<br />
• Aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek. Er zijn sectoren waar<br />
het lerend vermogen nog niet zo ver is ontwikkeld als in andere sectoren. Volgens<br />
één van onze geïnterviewden is de Gezondheidszorg hier een voorbeeld van, aangezien<br />
onder andere de meldingsbereid er laag is en er weinig collegiale feedback<br />
plaatsvindt. De effectiviteit van de Raad zal in dergelijke sectoren lastiger tot stand<br />
zijn te brengen en vraagt meer tijd of een andere aanpak.<br />
• Afbakenen van het type voorvallen binnen sectoren. Opnieuw een voorbeeld uit de<br />
gezondheidszorg. Volgens één van onze geïnterviewden is op het gebied van technische<br />
veiligheid in de zorg nog een wereld te winnen. De Raad heeft bewezen dat<br />
onderzoeken naar technische veiligheid tot haar kerncompetenties behoren. Het<br />
zou dan niet uit hoeven te maken in welke sector dit plaats vindt. De Raad zou dus<br />
het type onderzoek op kunnen pakken waar hij goed in is en zich terughoudender<br />
op kunnen stellen ten aanzien van andere type voorvallen, bijvoorbeeld medisch<br />
inhoudelijke veiligheid.<br />
4.3. kansen en bedreigingen, handelingsperspectieven<br />
In deze paragraaf werken wij twee verschillende manieren uit die de Raad zouden<br />
kunnen helpen bij het formuleren van selectiecriteria teneinde tot een helder profiel<br />
of een brand te komen. De eerste manier gaat uit van het in beeld brengen van kansen<br />
en bedreigingen ten aanzien van het gebruik van de huidige selectiecriteria. De tweede<br />
manier gaat uit van competing values, welke zouden kunnen worden gebruikt om<br />
handelingsperspectieven te formuleren.<br />
In de vorige paragraaf beschreven we welke selectiecriteria de Onderzoeksraad voorhanden<br />
heeft om tot keuzes voor onderzoeken te komen. Ons empirische onderzoek<br />
levert ons een aantal in het oog springende kansen en bedreigingen op. Door deze in<br />
beeld te brengen proberen wij de Raad handvatten mee te geven voor het aanscherpen<br />
van de selectiecriteria.<br />
Breed scala aan criteria<br />
Kans: Het hanteren van een breed scala aan criteria laat de Raad veel vrijheid in haar<br />
keuzes. Daarnaast zou kunnen worden opgemerkt dat dit de onafhankelijkheid van de<br />
Raad nog eens benadrukt.<br />
Bedreiging: de criteria zijn zo breed dat de Raad op basis van deze beschikbare criteria<br />
eigenlijk alles kan onderzoeken. Ook in het meermaals aangehaalde rapport van de<br />
40 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Commissie Sint komt dit aan de orde: “Er wordt een spanning gesignaleerd tussen selectie<br />
van onderzoeken op basis van veiligheidsrisico enerzijds of terreindekkendheid van de OvV<br />
anderzijds. Daarbij wordt met terreindekkendheid gedoeld op de wens om op alle terreinen<br />
waar de OvV onderzoek mag doen, dat ook in de beginfase van de organisatie echt te willen te<br />
doen.” 44 De gehanteerde criteria zouden onvoldoende houvast kunnen bieden om op<br />
een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de capaciteit om te kunnen gaan<br />
gezien de uitbreiding van werkterrein. Daarnaast zou de Raad beter kunnen laten zien<br />
waar zij van ‘zijn’ (brand). Dit wordt nog belangrijker bij uitbreiding van het werkterrein.<br />
Kwaliteit<br />
Kans: de Raad wordt geroemd om zijn kwalitatief goede rapporten. Uitbreiding van het<br />
werkterrein biedt de Raad de kans om deze kwaliteit voort te zetten c.q. uit te bouwen<br />
en zo een meerwaarde te kunnen leveren in die nieuwe werkterreinen.<br />
Bedreiging: de Raad wordt geroemd om zijn kwalitatief goede rapporten.<br />
Uitbreiding van werkterrein kan een risico met zich meebrengen, omdat<br />
“wie alles doet,<br />
deze nieuwe werkterreinen ook nieuwe kennis vragen.<br />
Dit leidt tot een hoog afbreukrisico, omdat de<br />
doet niets ”<br />
(concullega)<br />
kwaliteit van de rapporten onder druk kan komen te<br />
“uitbreiding prima,<br />
staan. De kwaliteit van de rapporten is één van de belangrijkste<br />
pijlers onder het werk van de Raad. De Onder-<br />
maar alleen als er<br />
voldoende kennis is”<br />
zoeksraad moet bewuste keuzes maken, nee kunnen en durven<br />
(politiek)<br />
zeggen en ook voldoende rust kunnen nemen. Voorbeelden die<br />
genoemd worden door geïnterviewden zijn het terrein gezondheidszorg<br />
en het onderzoek DigiNotar.<br />
Meerwaarde<br />
Kans: Door verschillende geïnterviewden wordt aangegeven dat er zeker ruimte is<br />
voor de Raad in het hele systeem van checks and balances, doch slechts als de Raad een<br />
aanvulling zou kunnen zijn op de bestaande actoren. De Raad zou zijn profiel kunnen<br />
aanscherpen, waardoor zijn meerwaarde nog meer tot uiting zou komen. Een aanbeveling<br />
van de commissie Sint zou daarbij gebruikt kunnen worden: “Het geven van een<br />
impuls door de OvV aan bijvoorbeeld het denken over de eigen verantwoordelijkheid van de burger<br />
door middel van een bijdrage aan het publiek debat wordt daarom positief gewaardeerd.” 45<br />
Bedreiging: de Raad moet opletten zijn meerwaarde te behouden in relatie tot de andere<br />
actoren in het veiligheidsdomein. Een unique selling point is van wezenlijk belang.<br />
Intuïtie<br />
Kans: Het criterium intuïtie geeft de Raad speelruimte en vrijheid met betrekking tot<br />
de selectie van onderzoeken. Het geeft ruimte aan professional<br />
judgement binnen de Onderzoeksraad. Ook benadrukt het de<br />
“omgevingsgevoeligheid<br />
onafhankelijkheid van de Raad.<br />
is heel belangrijk, zaken<br />
Bedreiging: dit criterium maakt het werk van de Onderzoeksraad<br />
komen boven drijven”<br />
weinig voorspelbaar. Voorspelbaarheid zou kunnen bijdragen aan<br />
(benchmarkorganisatie) het goede imago van de Raad en de relatie met de stakeholders.<br />
44<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 39.<br />
45<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 51.<br />
Bestemmingshavens<br />
41
Handelingsperspectieven<br />
Uit de aanwezige selectiecriteria van de Onderzoeksraad kunnen een aantal handelingsperspectieven<br />
worden gedestilleerd, die de Raad handvatten zouden kunnen bieden<br />
bij de selectie van onderzoeken. Deze competing values zijn wij tegengekomen in<br />
deskresearch en interviews. We realiseren ons dat er meerdere denkbaar zijn, maar we<br />
beperken ons tot deze, omdat we deze in de praktijk tegen zijn gekomen.<br />
Het zijn manieren om tegen te selecteren onderzoeken aan te kijken. Zij geven een<br />
basis voor de keuze om een onderzoek te starten. Deze handelingsperspectieven geven<br />
ook een beeld van wat de Raad wil zijn en welke public value hij nastreeft. Met andere<br />
woorden, het kan de Raad tevens helpen meer voorspelbaar te worden. Deze handelingsperspectieven<br />
worden hieronder uitgewerkt.<br />
Incidenteel veiligheidstekort<br />
i<br />
ii<br />
Evidence-based<br />
De vakman<br />
spreekt<br />
iii<br />
De burger<br />
spreekt<br />
iv<br />
Intuïtief<br />
Metabeeldanalyses<br />
Topjes<br />
van de<br />
ijsberg<br />
Structureel veiligheidstekort<br />
In bovenstaande figuur zijn competing values aangegeven. Deze criteria of waarden spelen<br />
een rol bij de selectie door de Raad. Bij het gebruik van deze selectiecriteria is geen<br />
sprake van ‘goed’ of ‘fout’. 46 De keuze voor het één heeft per definitie voordelen en<br />
nadelen. De relevante vraag is daarom hoe in de praktijk invulling wordt gegeven aan<br />
de selectie, welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen en hoe die afweging in de<br />
praktijk uitpakt. De keuze bepaalt wie de Raad wil zijn en welke public value op dat<br />
moment wordt nagestreefd, afhankelijk van de omstandigheden en positie in het<br />
veiligheidsdomein.<br />
• Incidenteel veiligheidstekort versus Structureel veiligheidstekort. Deze competing<br />
values hebben te maken met in hoeverre er geleerd kan worden van een onderzoek<br />
en in hoeverre dit de selectie bepaalt. Het ‘leren’ zit dan meer aan de onderkant<br />
van de figuur. Aan de bovenkant van de figuur bevindt zich een andere functie van<br />
onderzoek, namelijk de maatschappelijke functie van rust brengen of verwerking.<br />
46<br />
Twist, van, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />
Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling, pag. 16.<br />
42 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
• Evidence-based versus Intuïtief. Hoe ‘hard’ of ‘smart’ zijn de gronden voor onderzoek?<br />
Moet elke basis voor onderzoek geïnstitutionaliseerd zijn, onderbouwd met afgevinkte<br />
checklists? Bij meer evidence-based mis je de professionaliteit van de vakman<br />
en zijn intuïtie en vice versa.<br />
Hoe kan de Onderzoeksraad nu handig maar zeker ook strategisch met deze dilemma’s<br />
of keuzes omgaan? Hoe kan de Raad hierbij als een evenwichtskunstenaar in balans<br />
blijven? De volgende handelingsperspectieven zou de Raad hiervoor kunnen gebruiken:<br />
• De vakman spreekt<br />
In dit handelingsperspectief worden incidenten onderzocht die maatschappelijke<br />
onrust veroorzaken, ondersteund met evidence-based materiaal vanuit de sectoren.<br />
Er is geen aanleiding om ervan uit te gaan dat hier sprake is van een structureel<br />
veiligheidstekort.<br />
• De burger spreekt<br />
In dit handelingsperspectief worden incidenten onderzocht welke grote maatschappelijke<br />
onrust veroorzaken, blijkend uit signalen vanuit de samenleving (media, slachtoffers,<br />
meldingen e.d.), maar waarvan niet duidelijk is dat deze een structureel veiligheidstekort<br />
behelzen. Intuïtie, of zoals wij het liever noemen, professional judgement<br />
(een term die ook gebruikelijk is in de accountantswereld), speelt een grote rol.<br />
• Meta-beeldanalyse<br />
Zoals we in paragraaf 4.2 al beschreven maakt de Onderzoeksraad, ondanks vermelding<br />
in zijn visie op de komende 5 jaar, op dit moment nog geen gebruik van<br />
meta-beeldanalyses. De Raad heeft de ambitie om te gaan werken met een ‘Stand<br />
van het land’. Wij vragen ons af of de Raad dit zou moeten willen. Wij hebben de<br />
indruk dat het niet voor niets is dat de Raad dit na de aanbeveling in het rapport<br />
van de Commissie Sint uit 2008 nog niet heeft opgepakt. Deze wijze van onderzoek<br />
past wellicht iets minder natuurlijk bij de werkwijze en de kwaliteiten van de Raad.<br />
De Raad is immers zeer sterk in het onderzoeken van gebeurtenissen / voorvallen.<br />
Van deze sterke kant zou de Raad, ons inziens, gebruik kunnen blijven maken. Het<br />
maken van meta-beeldanalyses zoals de Raad op dit moment zou willen met de<br />
‘Stand van het land’ levert rapporten op die vanuit de basis van dit soort onderzoeken<br />
voor discussie vatbaar zullen zijn, omdat deze een voorspellend karakter hebben.<br />
De grote waarde van de Onderzoeksraad is nu juist de hoge kwaliteit en de<br />
feitelijkheid van de rapporten. Deze zijn minder voor discussie vatbaar. Het gaan<br />
verrichten van meta-beeldanalyses brengt naar onze mening afbreukrisico’s met<br />
zich mee en zou het gezag van de Raad aan kunnen tasten. Een goed alternatief<br />
voor de meta-beeldanalyse is naar onze mening de veiligheidsscan: op basis van<br />
enerzijds een eigen intuïtieve benadering van de structurele veiligheidstekorten<br />
(‘topjes van de ijsberg’) en anderzijds een door de sector zelf en/of de wetenschap<br />
te verrichten meer evidence-based benadering (op onderdelen) daarvan.<br />
• Topjes van de ijsberg<br />
In dit handelingsperspectief gaat de Raad op zoek naar structurele veiligheidstekorten<br />
op basis van de eigen intuïtie (of professional judgement) door het onderzoeken<br />
van incidenten die later de ‘topjes van ijsberg’ blijken te zijn.<br />
Bestemmingshavens<br />
43
De Raad kan deze handelingsperspectieven als volgt inzetten: 47<br />
• Kiezen: een keuze voor één van de vier kwadranten van de dilemma’s, waarbij de<br />
andere kwadranten meer of minder bewust veronachtzaamd worden.<br />
• Mengen/combineren: een poging om de vier kwadranten van de dilemma’s gelijktijdig<br />
en in min of meer gelijke mate recht te doen. Dus besteed zowel aandacht<br />
aan het ‘leren’ als aan de maatschappelijke functie van rust brengen / verwerken.<br />
Beide functies van onderzoek komen dan aan de orde.<br />
• Volgtijdelijk maken: eerst krijgt de ene kant (één van de kwadranten) van de dilemma’s<br />
aandacht en daarna de andere, waardoor in de tijd bezien beide kanten<br />
aan bod komen.<br />
• Scheiden: de vier kwadranten krijgen parallel aan elkaar aandacht, maar in gescheiden<br />
sporen (per domein / sector), zodat ze niet vermengen.<br />
• Ondergeschikt maken: het ene deel van de dilemma’s wordt ondergeschikt gemaakt<br />
aan het andere. Het ene deel staat in het perspectief van het andere.<br />
• Ontkennen: de dilemma’s worden ontkend, waardoor er schijnbaar ook geen keuze<br />
hoeft te worden gemaakt. Daarmee gaan uiteraard de gevolgen van de dilemma’s<br />
niet vanzelf weg.<br />
• Backstage benutten: op de voorgrond een expliciete keuze voor één van de vier<br />
kwadranten van de dilemma’s, maar op de achtergrond, in het ‘achterhoofd’ en/of<br />
impliciet, ook aandacht voor de andere kwadranten.<br />
4.4 conclusies en aanbevelingen<br />
De Raad heeft geconstateerd dat jaarlijks gemiddeld 40 % van de capaciteit opgaat aan<br />
de onderzoeken welke de Raad volgens de wet verplicht is te onderzoeken. Dit betekent<br />
dat gemiddeld 60 % van de capaciteit flexibel beschikbaar zou kunnen zijn voor<br />
keuze-onderzoeken. De Raad heeft criteria opgesteld op grond waarvan die keuzes<br />
gemaakt kunnen worden. Onze conclusie is dat de Raad op basis van deze criteria<br />
eigenlijk alles kan onderzoeken. Wij hebben de indruk dat deze criteria aan gepast<br />
zouden kunnen worden. In de eerste plaats zou meer houvast geboden kunnen<br />
worden om op een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de beschikbare<br />
capaciteit om te kunnen gaan. In de tweede plaats kan het de Raad helpen een meer<br />
helder profiel te formuleren, wat op zijn beurt kan bijdragen aan de voorspelbaarheid<br />
en de relatie met de stakeholders.<br />
Visie-missie<br />
Om de uitbreiding van werkterrein, als organisatie, aan te kunnen moeten keuzes gemaakt<br />
worden welke onderzoeken opgepakt worden en welke niet. Een heroriëntatie<br />
op de criteria vraagt in de eerste plaats om een heroriëntatie op de visie over wie de<br />
Raad wil zijn (public value). Op deze herijkte visie dient de interne organisatie te worden<br />
afgestemd. Beschikbare capaciteit kan immers maar één maal worden ingezet en de<br />
doorlooptijd van onderzoeken moet binnen een redelijke termijn blijven.<br />
Daarnaast is het nodig om een nadere oriëntatie te doen op de vraag welke onderzoe-<br />
47<br />
Twist, van, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />
Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling, pag. 17.<br />
44 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
ken de Onderzoeksraad oppakt in het kader van de (herijkte) missie en visie. Hierbij<br />
kan de Raad gebruik maken van de analyse die wij hebben gedaan in paragraaf 4.3,<br />
waarin wij zijn in gegaan op enkele kansen en bedreigingen en waarin wij verschillende<br />
handelingsperspectieven hebben geformuleerd. Hieruit volgt dat dient te worden<br />
bezien welke kwaliteiten binnen de Onderzoeksraad nodig zijn om deze activiteiten<br />
uit te kunnen voeren.<br />
Verminderen van wettelijk verplichte onderzoeken<br />
In gesprekken die wij met de Onderzoeksraad hebben gehad werd duidelijk dat deze<br />
zich wil zich beraden op vermindering van de wettelijke verplichtingen. Dit vinden wij<br />
een zeer interessante gedachte in relatie tot aanscherping van de criteria. De diverse<br />
inspecties zouden hier hun rol beter op kunnen pakken.<br />
Veiligheidsscan<br />
De Raad zou, met gebruik van zijn al aanwezige kwaliteiten, zijn energie kunnen inzetten<br />
op het ‘scannen’ van sectoren waarvan de Raad signalen (gebeurtenissen, meldingen,<br />
mediaberichten) heeft, dat hier structurele veiligheidstekorten aan de orde<br />
zijn. Een (veiligheids)scan op basis van enerzijds een eigen intuïtieve benadering van<br />
de structurele veiligheidstekorten (‘topjes van de ijsberg’) en anderzijds een door de<br />
sector zelf en/of de wetenschap te verrichten meer evidence-based benadering (op onderdelen)<br />
daarvan. Hiertoe kan per sector een analyse worden opgesteld. Belangrijk<br />
hierbij is om informatie op te halen uit de sector zelf. Dit kan door een aantal expertmeetings<br />
te organiseren. Randvoorwaarde is dat er een veilige omgeving gecreëerd<br />
wordt, waarin de deskundigen als het ware verleid worden open en vrij te praten over<br />
wat zij signaleren in hun sector.<br />
Op basis van de resultaten van dergelijke analyses kan een meerjarenprogramma worden<br />
samengesteld. De kwantitatieve en kwalitatieve capaciteitsbehoefte kan hierop<br />
worden afgestemd.<br />
Andere wijze van selecteren<br />
Een aantal van de in paragraaf 4.2 genoemde keuzemogelijkheden uit de evaluatie<br />
door de Commissie Sint kunnen naar onze mening een perspectief bieden op het nader<br />
definiëren van de selectiecriteria. Ze zijn, voor zover wij hebben kunnen zien, nog<br />
niet opgepakt door de Raad:<br />
• keuze voor bepaald type onderzoek;<br />
• keuze voor een bepaalde rol van de Onderzoeksraad;<br />
• aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />
• afbakenen van het type voorvallen binnen sectoren.<br />
Voorspelbaarheid en transparantie<br />
De samenleving zou een scherper beeld kunnen krijgen van wie de Raad is en wat de<br />
Raad wil betekenen in de samenleving. Transparantie over wie de Raad wil zijn (profiel)<br />
en over de wijze waarop de Onderzoeksraad zijn onderzoeken selecteert en welke<br />
keuzes hij daarbij maakt, kunnen hier een bijdrage aan leveren. De voorspelbaarheid<br />
die hiermee ontstaat, kan een positief effect hebben op de legitimiteit van de Raad<br />
nu en naar de toekomst. Als kanttekening moet hierbij worden opgemerkt dat meer<br />
transparantie niet altijd als vanzelfsprekend gepaard gaat met positieve effecten.<br />
Bestemmingshavens<br />
45
46 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
5 Konvooi, samen optrekken<br />
5.1 inleiding<br />
Strategisch<br />
Samenwerken<br />
Het verbreden van het werkterrein van de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid leidt zoals we hebben gezien zowel kwalitatief<br />
als kwantitatief tot capaciteitsvraagstukken. In kwantitatief opzicht<br />
zal – ceteris paribus – het totaal aantal onderzoeken dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
verricht niet kunnen toenemen. De capaciteit die wordt ingezet voor het uitvoeren<br />
van onderzoeken op nieuwe werkterreinen kan daardoor niet beschikbaar zijn<br />
voor onderzoeken op de klassieke werkterreinen. Dit kan echter spanningen veroorzaken,<br />
aangezien een deel van de ongevallen in de klassieke werkterreinen wettelijk<br />
verplicht onderzocht dienen te worden. 48 In kwalitatief opzicht zal, zeker in het begin,<br />
voor de nieuwe sectoren sprake zijn van een learning curve, wat additionele capaciteit<br />
kost. Naarmate het aantal sectoren waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid actief is<br />
toeneemt, neemt het aantal deskundige onderzoekers per sector af. Dit maakt de Raad<br />
zonder additionele middelen kwetsbaar, bijvoorbeeld in geval van meerdere gelijktijdige<br />
incidenten in dezelfde sector en in geval van uitval van deskundigen. Bovendien<br />
wordt het hierdoor in toenemende mate uitdagend om te kunnen (blijven) voldoen<br />
aan de vraag naar eigen (diepte)specialisatie bij de Raad. Evenzo zal het streven van de<br />
Raad de doorlooptijden van de onderzoeken te reduceren onder druk kunnen komen<br />
te staan. Zoals we in hoofdstuk 3 hebben gezien, raakt dit capaciteitsvraagstuk primair<br />
aan de operating capacity van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, zoals Mark Moore die<br />
in zijn strategic triangle heeft benoemd. De risico’s die eraan zijn verbonden reiken echter<br />
veel verder. Het blijven verrichten van betekenisvol onderzoek zal immers bij de<br />
toename van het aantal werkterreinen zonder aanvullende maatregelen een steeds<br />
grotere uitdaging vormen voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />
Aan het geschetste kwalitatieve en kwantitatieve capaciteitsvraagstuk kan worden<br />
tegemoet gekomen door additionele middelen vrij te maken ten behoeve van de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid. Een beperkt aantal van de geïnterviewden nam hierover<br />
een principieel standpunt in: “als de Raad voor zijn werkzaamheden meer middelen nodig<br />
heeft, dan moet de minister daarvoor zorgen.” Deze opvatting lijkt in de huidige economische<br />
situatie, maar ook gezien de omvang van soortgelijke instanties in het buitenland,<br />
minder goed verdedigbaar. 49 Een andere wijze om kwantitatief en kwalitatief te<br />
kunnen beschikken over toereikende onderzoekscapaciteit is het aangaan van strategische<br />
samenwerkingsverbanden met derden. In dit hoofdstuk beschouwen we de<br />
mogelijkheden daarvoor. Daarbij gaan wij eerst in op het spanningsveld tussen samenwerking<br />
en onafhankelijkheid om vervolgens verschillende mogelijke samenwerkingsvormen<br />
te behandelen. We sluiten af met enkele conclusies en aanbevelingen.<br />
48<br />
De Rijkswet onderkent een aantal werkterreinen waarop de Raad op grond van internationale<br />
verplichtingen altijd onderzoek dient uit te voeren. Dat geldt vooral voor de luchtvaart, maar<br />
ook op het gebied van railverkeer en ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen vrij zijn gekomen.<br />
(http://www.onderzoeksraad.nl/index.php/werkwijze/)<br />
49<br />
Strottman, Olav (2005) , Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een studie naar de Onderzoeksraad voor<br />
Veiligheid, pag. 35. De Zweedse onderzoeksraad bestaat uit 17 functies en de Finse uit 12 tegenover<br />
de huidige ca. 70 functies bij de Onderzoeksraad.<br />
Konvooi, samen optrekken<br />
47
5.2 samenwerking en onafhankelijkheid,<br />
een ingewikkelde relatie<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid laat zich al vanaf zijn oprichting op individuele<br />
basis bijstaan door diverse buitengewone raadsleden en externe deskundigen. Het<br />
aantal buitengewone raadsleden is de afgelopen jaren gereduceerd en op dit moment<br />
beschikt de Raad niet meer over buitengewone raadsleden. Het voornemen bestaat om<br />
weer (maximaal tien) buitengewone raadsleden aan te stellen. 50 Ook is de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid actief in verschillende internationale fora op het gebied van<br />
veiligheid(sonderzoek). 51 Tevens maken de leden van de Raad incidenteel en veelal<br />
informeel gebruik van hun individuele netwerken.<br />
Wanneer tijdens een onderzoek (zeer) specialistische kennis is vereist die de Raad zelf<br />
niet in huis heeft, schakelt de Onderzoeksraad voor Veiligheid bovendien op incidentele<br />
basis gespecialiseerde onderzoeks- en adviesorganisaties in, zowel uit Nederland<br />
52 53<br />
als uit het buitenland.<br />
Voorbeelden van inhuur van deskundigheid bij het onderzoek naar de brand in het<br />
cellencomplex op Schiphol in 2005 zijn:<br />
• alle brandproeven vonden plaats onder leiding van de Universiteit van Gent en<br />
deze werden uitgevoerd door Warrington Fire te Gent. Biesboer Expertise B.V. gaf<br />
aanvullend advies;<br />
• het inschakelen van TNO (zowel Defensie en Veiligheid als Bouw en Ondergrond)<br />
en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding bij verschillende<br />
deelonderzoeken;<br />
• het vragen van advies aan Impact (landelijk kennis & adviescentrum psychosociale<br />
zorg na rampen) bij het deelonderzoek naar opvang en nazorg.<br />
Meer recente voorbeelden van het inschakelen van derden bij het onderzoek naar de<br />
brand bij Chemiepack in Moerdijk in 2011 zijn:<br />
• het onderzoek naar ‘de conditie van onderdelen van een Wilden perslucht membraanpomp’<br />
door het bedrijf Schielab B.V., een bedrijf dat is gespecialiseerd in<br />
advies, research en testen van metaal en ander constructiemateriaal;<br />
• het onderzoek naar ‘ontbrandingsgedrag van een plas xyleen bij gebruik van een<br />
gasbrander en bij lage omgevingstemperatuur’ door het bedrijf Efectis Nederland<br />
B.V., een bedrijf met experts op het gebied van brandveiligheid;<br />
• het onderzoek naar ‘het brandgedrag van een harsachtig product’ door de Sectie<br />
Organische Chemie van de Vrije Universiteit Amsterdam.<br />
50<br />
Interview dhr. Joustra en mevr. Visser d.d. 2 mei 2012.<br />
51<br />
Zoals de European Aviation Safety Agency (EASA), de European Railway Agency (ERA), de European<br />
Maritime Safety Agency (EMSA) en de International Transport Safety Association (ITSA).<br />
52<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (21 september 2006), Eindrapport van het onderzoek naar de brand in het<br />
detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005, bijlage 1, pag. 195-196.<br />
53<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (5 januari 2011), Rapport Brand bij ChemiePack te Moerdijk, pag. 140.<br />
48 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Structurele inhoudelijke verbindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid met<br />
derde partijen komen echter slechts sporadisch voor. In vergelijking met de tijdelijke<br />
ad-hoc allianties, hebben meer structurele samenwerkingvormen diverse voordelen.<br />
Zo hoeft er minder capaciteit geïnvesteerd te worden in activiteiten als het zoeken<br />
naar een andere partij, het sluiten van contracten, het communiceren over elkaars<br />
werkwijze en over de wederzijdse verwachtingen etc.. Bovendien kan eenvoudiger<br />
structurele uitwisseling plaatsvinden van kennis en ervaringen. Dit kan het over en<br />
weer leren stimuleren en kan tot een opwaartse spiraal leiden. Tijdens een van onze<br />
eerste gesprekken met de Onderzoeksraad voor Veiligheid 54 hebben wij gesproken<br />
over de mate waarin de Raad structurele verbindingen zoekt met andere partijen.<br />
Daarbij kwam naar voren dat hierover (nog) geen eenduidig standpunt is ingenomen<br />
door de Raad, maar dat met name werd gevreesd dat een structurele samenwerking<br />
een risico zou kunnen vormen voor de onafhankelijkheid.<br />
Uit de gesprekken die wij hebben gevoerd blijkt dat de onafhankelijkheid<br />
van de Raad door de geïnterviewden vrijwel unaniem als bijzon-<br />
“wees onafhankelijk,<br />
wees eigenwijs” der waardevol wordt beschouwd. Een aantal van hen beschouwt de<br />
onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid als wezenlijk<br />
onderdeel van zijn betrouwbaarheid en geloofwaardigheid of als<br />
(media)<br />
‘het grootste goed’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat ten<br />
koste van alles moet worden beschermd. Volgens een van de geïnterviewden<br />
is het zelfs de raison d’être van de Raad. 55 Volstrekte onafhankelijkheid van<br />
de Onderzoeksraad voor Veiligheid van een onderzochte gebeurtenis is ook het uitgangspunt<br />
geweest bij het opstellen van de Rijkswet. 56 In een zeer recent naamsbekendheidonderzoek<br />
57 naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt het positieve<br />
beeld dat de mensen over de werkzaamheden van de Onderzoeksraad hebben onder<br />
andere toegeschreven aan het belang dat men hecht aan de onafhankelijkheid van de<br />
Raad. Dat (het imago van) onafhankelijkheid voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
van prominent belang is, onderschrijven wij.<br />
Het spanningsveld dat de Raad ervaart tussen (structurele) samenwerking<br />
en de eigen onafhankelijkheid is dan ook ontegenzeggelijk in onafhankelijkheid”<br />
“de Raad is krampachtig<br />
aanwezig en de prudentie die door de Raad aan de dag wordt gelegd<br />
(openbaar bestuur)<br />
ten aanzien van dit thema is tot op zekere hoogte gerechtvaardigd.<br />
Een positieve eigenschap kan echter ook ‘doorschieten’ en daarmee<br />
niet meer bijdragen aan de effectiviteit of zelfs afbreuk doen daaraan.<br />
Bij de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door de Commissie Sint is<br />
een aantal keren gewezen op het te krampachtig vast te willen houden aan de onaf-<br />
54<br />
Gesprek dhr. Mertens en mevr. Visser, 14 februari 2012.<br />
55<br />
Interview met betrokkene uit het openbaar bestuur.<br />
56<br />
In de Memorie van Toelichting bij de Instellingswet staat hierover o.a.: “Voor het vormen van een zuiver<br />
beeld van de feiten van een voorval en het trekken van objectieve conclusies daaruit is het vereist dat een<br />
onderzoeksinstantie zich volstrekt onafhankelijk ten opzichte van het voorval kan opstellen. Zij mag op geen<br />
enkele wijze betrokken zijn bij belangen die bij een voorval in het geding zijn. Het kan daarbij enerzijds gaan<br />
om belangen van de overheid die regelgeving tot stand heeft gebracht die bij het voorval in het geding is, of die<br />
uitvoerende taken vervult die een relatie hebben met het voorval. Het kan daarbij anderzijds gaan om partijen<br />
in de samenleving die enige persoonlijke of zakelijke betrokkenheid bij een voorval hebben. Aan de raad wordt<br />
de vereiste onafhankelijke positie gegeven.”<br />
57<br />
Intomart GfK bv (2012), Naamsbekendheidsonderzoek naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid .<br />
Konvooi, samen optrekken<br />
49
hankelijkheid door de Raad. 58 In een aantal gesprekken die wij hebben gevoerd in het<br />
kader van dit onderzoek is dit onderwerp eveneens benoemd.<br />
Dit brengt ons tot de vraag of het mogelijk is structureel samen te werken en gelijktijdig<br />
onafhankelijk te blijven. In een artikel over de betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid<br />
schrijft Barendrecht 59 dat onafhankelijkheid moeilijk te realiseren is, onder<br />
andere omdat, om effectief te zijn, relaties dienen te worden aangegaan. Bovendien<br />
heeft onafhankelijkheid een hoge prijs. Hij betoogt in het artikel dat de behoefte aan<br />
maatregelen die grotere onafhankelijkheid van andere belangen creëren kleiner wordt<br />
als beter wordt geëxpliciteerd hoe de eigenlijke taak moet worden verricht. Het komt<br />
erop neer dat onafhankelijkheid ook kan worden gewaarborgd door bewuste transparantie.<br />
De werkmethoden moeten transparant gemaakt worden. In het vorige hoofdstuk<br />
over strategisch selecteren zijn wij ook al ingegaan op de wenselijkheid van<br />
transparantie en ook in het hoofdstuk over strategisch beïnvloeden (hoofdstuk 6) gaan<br />
wij nader in op het onderwerp. Hier volstaan wij met de constatering dat onafhankelijkheid<br />
en structurele samenwerking elkaar niet in weg hoeven te staan als in ieder<br />
geval voldoende openheid wordt betracht ten aanzien van zowel de onderzoeksmethode<br />
en procesgang, alsook ten aanzien van de eisen waaraan samenwerkingspartners<br />
dienen te voldoen, de wijze waarop en de frequentie waarmee dat wordt getoetst<br />
en de selectiecriteria die daarbij gelden. Echte onafhankelijkheid wordt tenslotte bepaald<br />
door de eigen oordeelsvorming door de Raad en dat moet zo blijven.<br />
Transparantie kan als noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde worden beschouwd<br />
om de onafhankelijkheid van samenwerkingspartners te waarborgen. Het<br />
kan worden aangevuld met andere rule-based of principle-based maatregelen. Volgens<br />
enkele geïnterviewden kan de onafhankelijkheid bij samenwerking bijvoorbeeld worden<br />
gewaarborgd door het maken van goede, bindende afspraken met de samenwerkingspartners.<br />
Daarbij kan worden gedacht aan jaarlijkse schriftelijke onafhankelijkheidsverklaringen<br />
en/of onafhankelijkheidsverklaringen per opdracht. De onderzoekers<br />
die door de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden ingeschakeld moeten volgens<br />
een andere geïnterviewde uiteraard neutraal kunnen kijken. Het maakt dan niet veel<br />
uit of het gaat om mensen in eigen dienst of om externe inhuur. Volgens een van<br />
de geïnterviewden 60 geeft de “echte” specialist een waarborg voor neutraliteit. Veel<br />
(onderzoeks)organisaties hanteren bovendien gedragsregels en certificeringen die<br />
de onafhankelijkheid mede moeten aantonen en waarborgen.<br />
58<br />
Op pag. 5 van haar rapport stel de Commissie Sint: “Daarom is het wenselijk dat de OvV minder<br />
krampachtig opereert in de verhouding tot de buitenwereld en meer aandacht besteedt aan het leggen van<br />
een basis voor de succesvolle uitvoering van zijn aanbevelingen.” Op pag. 50 wordt in het kader van het<br />
onderzoek naar de brand in het cellencomplex op Schiphol geschreven: “De indruk van het OM was<br />
dat de Ovv minder krampachtig zou kunnen zijn in het benadrukken van de onafhankelijkheid.”<br />
Bron: Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />
59<br />
Barendrecht, J.M. (2003), De betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid, in: Nederlands Juristenblad<br />
1541.<br />
60<br />
Interview met een wetenschapper.<br />
50 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
5.3 samenwerkingsmogelijkheden<br />
In de voorgaande paragrafen hebben wij beredeneerd dat het steeds verder uitbreiden<br />
van het aantal werkterreinen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid leidt tot kwantitatieve<br />
en kwalitatieve capaciteitsvraagstukken, die mogelijk door strategisch met andere<br />
organisaties samen te werken kunnen worden gemitigeerd. Deze samenwerking<br />
hoeft bovendien niet op gespannen voet te staan met de noodzakelijke onafhankelijke<br />
positie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid indien wordt voldaan aan een aantal<br />
eisen ten aanzien van transparantie en andere waarborgen.<br />
In deze paragraaf beschrijven wij een aantal samenwerkingsmogelijkheden voor de<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid, die wij kansrijk achten om structureel bij te dragen<br />
aan de realisatie van additionele kennis en capaciteit voor de gewenste verbreding van<br />
de werkterreinen.<br />
Samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen<br />
Slechts een zeer beperkt aantal landen in de wereld kent een brede onafhankelijke<br />
onderzoeksraad zoals die in Nederland voor komt. De meeste landen kennen daarentegen,<br />
op grond van Europese en andere internationale regelgeving, onderzoeksinstellingen<br />
voor ongevallen in de meer ‘klassieke’ transportsectoren luchtvaart en spoorwegen.<br />
Afhankelijk van de geografische omstandigheden is ook de scheepvaartsector<br />
veelal vertegenwoordigd.<br />
Voor het onderzoek op basis van de meer klassieke taken is specifieke deskundigheid<br />
nodig waarvan het risico bestaat dat die – als er langere tijd geen ongevallen plaats<br />
vinden in de betreffende sector – onbenut blijft. Ook de opbouw van ervaring ten aanzien<br />
van de specifieke deskundigheid kan hierdoor niet in alle gevallen optimaal<br />
plaatsvinden. De Onderzoeksraad voor Veiligheid speelt hierop deels in door de onderzoekers<br />
zo flexibel en breed mogelijk in te zetten, ook op onderzoeken in andere sectoren.<br />
Bovendien worden periodes met relatief weinig gebeurtenissen benut voor opleidingen<br />
en trainingen.<br />
Wij zien in internationale samenwerking op één of meer klassieke sectoren een mogelijkheid<br />
om de relatief versnipperde deskundigheid (virtueel) te poolen. Hierbij kunnen<br />
afspraken gemaakt worden over inzet van elkaars personeel bij een ongeval in<br />
één van de deelnemende landen. Gezien de nabijheid en de korte reactietijden die<br />
worden gevraagd, lijkt samenwerking met België (of in BENELUX verband) en/of Duitsland<br />
het meest voor de hand te liggen, maar ook andere landen zoals Denemarken of<br />
het Verenigd Koninkrijk zijn opties. Op deze wijze kan naar verwachting niet alleen de<br />
bestaande capaciteit beter worden ingezet, maar kunnen ook synergievoordelen ontstaan,<br />
omdat niet elk land een eigen ‘kritische massa’ aan onderzoekscapaciteit achter<br />
de hand hoeft te houden. Bovendien kan nog meer dan nu het geval is van elkaars<br />
aanpak worden geleerd door gezamenlijk onderzoeken uit te voeren en kennis uit te<br />
wisselen. De (beeldvorming over de) onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor<br />
Veiligheid lijkt met een dergelijke samenwerking geenszins onder druk komen te<br />
staan, aangezien de buitenlandse deskundigen meedoen in de werkwijze van de<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid en bovendien doorgaans doordat ze uit het buitenland<br />
komen niets met de Nederlandse gebeurtenis van doen zullen hebben.<br />
Konvooi, samen optrekken<br />
51
Samenwerken door het gebruik van commissies<br />
In de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt de Raad de mogelijkheid geboden<br />
commissies in te stellen en deze de bevoegdheid te geven namens de Raad beslissingen<br />
te nemen. 61 Tijdens onze gesprekken met de Onderzoeksraad werd duidelijk dat deze<br />
momenteel geen gebruik maakt van de mogelijkheden die de Wet op dit vlak biedt. 62<br />
De wetgever speelt hiermee in 63 op de mogelijkheid dat er gebeurtenissen zijn die de Raad<br />
verplicht dient te onderzoeken, maar waarbij naar verwachting geen structurele veiligheidstekorten<br />
een rol hebben gespeeld. In die gevallen zullen dan ook geen lessen geleerd<br />
kunnen worden die herhaling van de gebeurtenis in de toekomst zullen voorkomen.<br />
De achtergrond van deze mogelijkheid wordt in de Memorie van Toelichting als volgt<br />
omschreven:<br />
“Het is niet efficiënt en evenmin zinvol dat de raad in alle gevallen de werkzaamheden die in<br />
beginsel aan de raad toekomen, zelf verricht. Het wetsvoorstel opent met het oog hierop de<br />
mogelijkheid dat de raad een commissie instelt en deze de bevoegdheid verleent namens hem<br />
beslissingen te nemen (artikel 10). Voor een terrein als de burgerluchtvaart waarop jaarlijks<br />
ingevolge internationale verplichtingen die krachtens het onderhavige wetsvoorstel worden<br />
geïmplementeerd, talrijke onderzoeken moeten plaatsvinden die ook niet in alle gevallen tot<br />
vernieuwende inzichten leiden, is het denkbaar dat een commissie wordt ingesteld. De instelling<br />
van commissies zal de slagvaardigheid van de raad vergroten.”<br />
De wetgever onderkent in de Memorie van Toelichting (MvT) dat door het instellen van<br />
commissies de slagvaardigheid van de Raad kan worden vergroot. Dat is dus ook een<br />
methode om, gegeven de huidige bezetting en budget van de Onderzoeksraad voor<br />
Veiligheid, toch tot een verantwoorde uitbreiding van het aantal onderzoeksterreinen<br />
te komen. Bijkomend voordeel is dat de Raad door gebruik te maken van dergelijke<br />
commissies additionele kennis en netwerken aan zich bindt. Om de regie bij dergelijke<br />
onderzoeken bij de Raad te behouden, schrijft de Wet voor dat een lid van de Raad een<br />
ingestelde commissie voorzit.<br />
Samenwerken met kennisinstituten<br />
Kennis is een kritieke succesfactor voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Op verschillende<br />
momenten in en onderdelen van het onderzoeksproces is kennis van<br />
doorslaggevende betekenis. Het gaat om aspecten als:<br />
• algemene kennis van de nationale en internationale maatschappelijke ontwikkelingen;<br />
• kennis van de state of the art onderzoeksmethodologie;<br />
• kennis van ontwikkelingen in het denken over veiligheid in het algemeen;<br />
• kennis van technische ontwikkelingen in de verschillende sectoren waarop de<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid zich richt of in de toekomst gaat richten;<br />
61<br />
Rijkswet voor Onderzoeksraad voor Veiligheid, artikel 10.<br />
62<br />
Interview dhr. Joustra en mevr. Visser d.d. 2 mei 2012.<br />
63<br />
Rijkswet voor Onderzoeksraad voor Veiligheid (2 december 2004), Staatsblad 2004, 677.<br />
52 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
• kennis van trends in de ontwikkeling van veiligheid(s)denken in deze sectoren;<br />
• kennis van gedane aanbevelingen en toezeggingen over de opvolging daarvan etc..<br />
Een deel van deze kennis moet binnen de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden ontwikkeld<br />
en beheerd. Andere kennis kan incidenteel worden ingehuurd als dat in het<br />
kader van een specifiek onderzoek noodzakelijk blijkt. Daarnaast is verzamelen en<br />
beheren van kennis nodig op een meer structurele basis die wel relevant is voor het<br />
volgen van belangrijke ontwikkelingen, maar die te complex en/of te omvangrijk is om<br />
binnen de Onderzoeksraad voor Veiligheid te realiseren. In deze laatste gevallen is een<br />
structurele samenwerking met kennisinstituten denkbaar. Hierbij denken wij aan universiteiten,<br />
maar ook aan TNO, RIVM etc.. Kennisdeling op structurele basis met derden<br />
stimuleert bovendien een versterking van het kennisbeheer en leren bij de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid zelf.<br />
Samenwerken met de sectoren/inspecties<br />
Een bijzondere groep van potentiële samenwerkingpartners wordt gevormd door de<br />
sectoren waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich richt en door de inspecties<br />
die daarop toezicht houden. Zowel voor het verkrijgen van relevante informatie, als<br />
voor het stimuleren van de implementatie van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid zou meer dan nu het geval is het pad van de nabijheid kunnen<br />
worden betreden en kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid de verschillende afstemmingsprotocollen<br />
op operationeel niveau uitbreiden tot samenwerkingsovereenkomsten<br />
op meer strategisch niveau.<br />
Hier komt de onafhankelijkheidskwestie evident dichterbij dan in de hiervoor genoemde<br />
samenwerkingsvormen. In een complexe netwerksamenleving is echter nauwelijks<br />
te ontkomen aan samenwerking. Het rapport van de Commissie Sint wijst hier<br />
reeds op. 64 Standpunten uit de pioniersfase dat de Raad “boven de partijen staat” 65 of<br />
dat geen overleg met betrokken partijen plaats moet vinden over de aanbevelingen<br />
van de Raad omdat het naar de samenleving het beeld zou kunnen oproepen “van<br />
een Raad die onderhandelt met betrokken partijen om alleen die aanbevelingen te doen die de<br />
partijen zelf haalbaar achten” 66 zijn in een netwerksamenleving mogelijk niet de meest<br />
effectieve wijze om bij te dragen aan meer veiligheid.<br />
Wij zijn van mening dat in de fase waarin de Raad zich thans bevindt het er vooral om<br />
zou moeten gaan hoe samen de veiligheid kan worden verbeterd. De onafhankelijkheid<br />
van de Raad kan daarbij onaangetast blijven, doordat deze ultiem zelf bepaalt wat<br />
hij zal onderzoeken en hoe dat gebeurt. De Raad dient over deze thema’s het primaat<br />
te houden, maar hoeft het zeker niet in splendid isolation uit te voeren. Bovendien achten<br />
wij het wenselijk om in dat verband onderscheid te maken in de bevindingen en<br />
64 “<br />
De manier waarop de OvV deze eigen verantwoordelijkheid invult is sterk technisch-rationeel van aard,<br />
terwijl de praktijk in de moderne netwerksamenleving een meer complex karakter kent” Lysias Consulting<br />
Group (2008), Rapport evaluatie Onderzoeksraad voor Veiligheid, pag. 48.<br />
65<br />
Reactie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid op het Rapport Sint , brief gedateerd 6 november<br />
2008, pag. 4.<br />
66<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2009), Jaarverslag Onderzoeksraad voor Veiligheid 2008, pag. 5.<br />
Konvooi, samen optrekken<br />
53
conclusies van de onderzoeken die – na de inzageprocedure<br />
– door de Raad worden vastgesteld en de aanbevelingen, waarover<br />
best overleg plaats mag vinden. Hierbij heeft de Raad<br />
uiteraard het laatste woord. De in paragraaf 5.2 genoemde<br />
transparantie kan bijdragen om de onafhankelijkheid van<br />
de Onderzoeksraad voor Veiligheid te waarborgen.<br />
“nabijheid is nodig om<br />
dingen voor elkaar te krijgen”<br />
(benchmark-organisatie)<br />
In de afgelopen periode heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid een aantal eerste<br />
stappen gezet om de samenwerking en afstemming met inspecties te versterken. Zo<br />
vindt bijvoorbeeld periodiek overleg plaats tussen het managementteam van de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid en die van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J). Tevens<br />
is een medewerker van de Raad tijdelijk bij de IV&J tewerk gesteld en omgekeerd.<br />
Deze maatregelen hebben al geleid tot verschillende werk- en procesafspraken, alsmede<br />
tot meer wederzijds begrip. 67 Deze succesvolle aanpak kan naar onze mening<br />
worden verbreed naar de andere inspecties, maar ook naar de sectoren, inclusief de<br />
departementen. Uiteraard zal per betrokken organisatie moeten worden bezien wat de<br />
best passende frequentie en agenda van het overleg kan zijn, ook gezien de beperkte<br />
capaciteit van het managementteam van de Raad.<br />
Samenwerken door stageplaatsen, uitwisselingen en ‘reservisten’<br />
Parallel aan de organisatie(type) gerichte samenwerkingsmogelijkheden die wij hiervoor<br />
hebben geschetst, kan ook door de Onderzoeksraad voor Veiligheid worden gewerkt<br />
aan enkele andersoortige samenwerkingsvormen. Onze gedachten gaan daarbij<br />
primair uit naar het openstellen van stageplaatsen en het uitwisselen van personeel<br />
met kennisinstituten, inspecties, bedrijfsleven en dergelijke. Daarbij zou de mogelijkheid<br />
kunnen worden onderzocht om wettelijk of op basis van individuele afspraken<br />
betrokkenen na vertrek bij de Raad op vrijwillige basis een vorm van reservistenstatus<br />
te geven. Daarmee kan een ‘pool’ van deskundigen worden gecreëerd, waarop de Raad<br />
bij pieken in de vraag naar onderzoekscapaciteit een beroep kan doen. Uiteraard verdient<br />
het praktisch de voorkeur een dergelijke samenwerking te zoeken met medewerkers<br />
die in organisaties gaan werken waar actuele relevante inhoudelijke en / of<br />
methodologische kennis aanwezig dient te zijn. Volgens van Twist 68 kunnen met stages<br />
over en weer onverwachte ontmoetingen worden gecreëerd die zo belangrijk zijn<br />
voor innovatie.<br />
Terug naar de onafhankelijkheid<br />
In het begin van dit hoofdstuk is aangegeven dat samenwerking onder een aantal<br />
voorwaarden geen bedreiging hoeft te vormen voor de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid. De hiervoor beschreven organisatorische samenwerkingsmogelijkheden<br />
kennen elk een eigen (gepercipieerde) hoeveelheid risico voor de<br />
onafhankelijkheid en zullen elk ook andere maatregelen vereisen om de onafhankelijkheid<br />
te borgen. In onderstaand schema is een ‘impressionistische’ weergave van de<br />
risico’s van de verschillende samenwerkingsmogelijkheden tot uitdrukking gebracht.<br />
67<br />
Interview met een ‘concullega’.<br />
68<br />
Matthijsen, Suzan en Ankie Erwich (juli 2010), Als je innoveert, doe dan het onverwachte, in: Reken<br />
maar.<br />
54 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Risico voor (perceptie)<br />
onafhankelijkheid<br />
Internationaal poolen<br />
Commissies<br />
Kennisinstituten<br />
Sectoren/Inspecties<br />
Een hoog risico hoeft daarbij zeker niet te betekenen dat de mogelijkheid terzijde<br />
moet worden geschoven. De samenwerkingsmogelijkheden met het hoogste risico<br />
bieden immers wellicht de grootste mogelijkheden tot synergie. Er zullen echter meer<br />
maatregelen nodig zijn om de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
te waarborgen.<br />
5.4. conclusies en aanbevelingen<br />
De door de Onderzoeksraad voor Veiligheid ingezette verbreding van de werkterreinen<br />
brengt met zich mee dat, bij gelijkblijvende middelen, zonder aanvullende maatregelen<br />
de kwaliteit en doorlooptijd van de producten van de Raad onder druk kunnen<br />
komen te staan.<br />
Het aangaan van strategische structurele samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan<br />
het oplossen van deze kwantitatieve en kwalitatieve uitdagingen. De Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid heeft hierover nog geen eenduidig standpunt ingenomen.<br />
De Raad is vooral terughoudend wegens de mogelijke aantasting van (het beeld van)<br />
de onafhankelijkheid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door structurele samenwerking.<br />
De onafhankelijkheid kan echter worden geborgd door zoveel mogelijk transparant<br />
handelen door de Raad alsmede door het implementeren van een aantal aanvullende<br />
rule-based en / of principle-based maatregelen.<br />
Wij onderkennen de volgende kansrijke samenwerkingsmogelijkheden:<br />
• samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen;<br />
• samenwerken door het gebruik van commissies;<br />
• samenwerken met kennisinstituten;<br />
• samenwerken met de sectoren/inspecties;<br />
• samenwerken door stageplaatsen, uitwisselen en ‘reservisten’.<br />
Wij bevelen de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan om tijdens hun strategische ontdekkingsreis<br />
deze samenwerkingsmogelijkheden in de route op te nemen en deze<br />
nader te verkennen. Wij gaan ervan uit dat tijdens deze verkenningen zal blijken dat<br />
meerdere mogelijkheden voldoende fundament bieden om daarop voort te bouwen.<br />
Konvooi, samen optrekken<br />
55
56 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
6 Passagieren<br />
“Authorizing environment ……is the ability to say YES or NO<br />
or to influence those that can say YES or NO” 69<br />
Strategisch<br />
Beïnvloeden<br />
6.1 inleiding<br />
Beïnvloeden is één van de drie thema’s die in ons onderzoek naar voren kwam als<br />
terrein waaraan de Raad nadrukkelijk aandacht dient te besteden bij uitbreiding van<br />
zijn werkterrein. De Onderzoeksraad heeft al in 2007 vastgesteld dat relatiemanagement<br />
één van zijn leidende organisatieprincipes dient te zijn. 70 Het doel is het actief<br />
opbouwen en onderhouden van contacten met een scala van externe relaties.<br />
De Onderzoeksraad acteert, net als elke andere organisatie, in een bepaalde omgeving,<br />
met voor haar relevante stakeholders. Zoals Moore dit noemt de authorizing environment,<br />
de omgeving waarbinnen de Raad zijn legitimatie, zijn mandaat en zijn steun haalt. De<br />
politieke component is hierin cruciaal, zowel om te achterhalen wat de verwachtingen<br />
van burgers zijn bij monde van hun volksvertegenwoordigers, als vanwege eerdere<br />
politieke afspraken zoals deze gestold zijn in wet- en regelgeving die de Raad direct<br />
of indirect raken. 71 Een voorbeeld van dit laatste vormt de wettelijke uitsluiting van<br />
onderzoeken op het terrein van openbare orde. Volgens een aantal geïnterviewden is<br />
dit te verklaren doordat openbare orde indertijd tot het werkterrein behoorde van hetzelfde<br />
ministerie als dat waaronder de Onderzoeksraad viel. De toenmalige minister<br />
had geen behoefte aan pottenkijkers binnen zijn eigen verantwoordelijkheidsgebied. 72<br />
Tot de authorizing environment behoren niet alleen het politieke domein maar ook, zoals<br />
wij ze in dit onderzoek hanteren, stakeholders zoals concullega’s, wetenschappers,<br />
benchmarkorganisaties, media en openbaar bestuur. Gezamenlijk zijn deze stakeholders<br />
van belang voor het bestaan én voortbestaan van de Onderzoeksraad. Dit vraagt<br />
een vorm van omgang met deze diverse soorten partijen en een vorm van beïnvloeding.<br />
Wij kiezen voor het woord ‘beïnvloeden’, omdat dit volgens ons het beste uitdrukt<br />
dat de Raad, om effectief te zijn en het leren te bevorderen, invloed zal moeten<br />
uitoefenen op zijn omgeving. Deze beïnvloeding “is the ability to say YES or NO or to<br />
influence those that can say YES or NO”. 73<br />
De raad zal zich telkens moeten bezinnen op hoe hij zich tot specifieke groepen stakeholders<br />
wil verhouden om haar gezag en legitimiteit op peil te houden. Zowel uitbreiding<br />
als verdieping van onderzoeksterreinen brengt de Raad per definitie in nieuwe<br />
krachtenvelden met andere spelers, een andere dynamiek en wellicht ook andere<br />
spelregels. Meer spelers betekent meer stakeholders om te beïnvloeden in een door<br />
de Raad gewenste richting.<br />
69<br />
University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie.<br />
70<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 27.<br />
71<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government, pag. 106.<br />
72<br />
Interview met betrokkene uit categorie openbaar bestuur.<br />
73<br />
University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie.<br />
Passagieren<br />
57
Dit hoofdstuk staat allereerst stil bij onze bevindingen, de resultaten van het empirisch<br />
onderzoek. Hierin wordt achtereenvolgens ingegaan op beeldvorming, te beïnvloeden<br />
stakeholders, wat met beïnvloeden wordt beoogd en welke middelen de Raad<br />
tot zijn beschikking heeft om te beïnvloeden. Hierna brengen wij een aantal spanningen<br />
in beeld ten aanzien van het thema beïnvloeden. Afgerond wordt met conclusies<br />
en aanbevelingen.<br />
6.2 elementen van beïnvloeding<br />
Beïnvloeding van waaruit: beeldvorming Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
De beeldvorming over een organisatie is cruciaal voor haar mogelijkheden invloed uit<br />
te oefenen. Het draagt bij aan haar draagvlak onder relevante stakeholders. Het maakt<br />
het gemakkelijker ‘dingen gedaan te krijgen’. Dit geldt eens te meer wanneer een organisatie<br />
haar terreinen wil uitbreiden: positieve beeldvorming geeft (extra) legitimatie<br />
voor uitbreiding.<br />
Uit de evaluatie opgesteld door de commissie Sint in 2008 komt naar voren dat de Onderzoeksraad<br />
door vrijwel alle gesprekspartners wordt gezien als een gezaghebbend<br />
instituut dat zijn positie in de bevordering van het leren over veiligheid in de afgelopen<br />
jaren heeft verworven. Factoren die daaraan een positieve bijdrage hebben geleverd,<br />
zijn de kwaliteit van de rapporten, haar onafhankelijkheid, de samenstelling van<br />
de Raad en het feit dat hij niet intervenieert in het (politieke) besluitvormingsproces<br />
over rapporten.<br />
In januari 2012 heeft Intomarkt GfK bv een onderzoek verricht met als primair doel<br />
inzicht te krijgen in de (naams)bekendheid van de Onderzoeksraad. Daarnaast wilde<br />
de Onderzoeksraad weten welk beeld burgers bij de Onderzoeksraad hadden en welke<br />
verwachtingen er leefden. Uit dit onderzoek is gebleken dat 54 % van de Nederlanders<br />
de Raad kent, met name door berichtgeving in het nieuws en dan in het bijzonder van<br />
onderzoeken naar vliegrampen. De conclusies en aanbevelingen die de Onderzoeksraad<br />
doet naar aanleiding van zijn onderzoeken zijn veel minder bekend. Het beeld<br />
van de Raad is in het algemeen positief, waarbij aspecten als onafhankelijk, betrouwbaar,<br />
grondig en objectief naar voren komen, gekoppeld aan een relatief groot vertrouwen<br />
dat de Raad de onderste steen bovenhaalt. 74 Waarheidsvinding, onafhankelijkheid<br />
en preventieve werking blijken alle drie belangrijke aspecten, waarbij geconcludeerd<br />
wordt dat vervolgonderzoek nodig is om te bepalen of hiertussen nog gedifferentieerd<br />
kan worden.<br />
Vanuit de door ons gehouden interviews blijkt dat de beeldvorming over de Onderzoeksraad<br />
voor een deel gelijkluidend is maar ook opvallende verschillen laat zien<br />
tussen en binnen verschillende typen actoren. Kwaliteit is een voorbeeld waar diversiteit<br />
aan de orde is. Bij de meeste actoren is men zeer lovend over de kwaliteit van de<br />
rapporten. Met name het boven water krijgen van de feiten wordt ruim gewaardeerd.<br />
De wetenschap en concullega’s uiten op onderdelen ook kritiek op de kwaliteit van het<br />
74<br />
Intomart Gfk bv (23 januari 2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor veiligheid.<br />
58 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
werk van de Raad. Waar het gaat om de wijze van communiceren geven veel geïnterviewden<br />
aan dat de Raad nog redelijk traditioneel is in het gebruik van verschillende<br />
kanalen om een boodschap te brengen. Veel geïnterviewden geven bovendien aan<br />
dat de Raad een belangrijke rol dient te vervullen in het brengen van redelijkheid en<br />
nuance. De Raad is als geen ander in staat om helder te maken dat een wereld zonder<br />
incidenten een utopie is. Bovendien geven veel actoren, met uitzondering van de media,<br />
aan dat de Raad streeft naar volledige veiligheid. Samengevat wordt het imago van de<br />
Raad bepaald door gewaardeerde kwaliteit en onafhankelijkheid en een wijze van<br />
communiceren die nog redelijk traditioneel is.<br />
Voor elke organisatie, zowel profit als non-profit, is de hoogste leidinggevende cruciaal.<br />
Eén van zijn rollen is die van boegbeeld. 75 De (invulling van de) rol van boegbeeld is<br />
essentieel voor de beïnvloedingsmogelijkheden die een organisatie heeft – of juist het<br />
gebrek eraan. Gevraagd naar waar de geïnterviewden als eerste aan denken bij de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid, viel in het merendeel van de gevallen de naam van de<br />
vorige voorzitter, de heer Pieter van Vollenhoven. Een geïnterviewde uit het openbaar<br />
bestuur noemde dit: “de Pieter-factor!”. 76<br />
De reacties op zo’n duidelijke boegbeeld-functie waren gemengd: een geïnterviewde<br />
uit de politiek gaf aan dat het goed is dat de voorzitter een nadrukkelijke boegbeeldfunctie<br />
vervult. Een geïnterviewde uit de wetenschappelijke hoek gaf aan het te betreuren<br />
dat alleen het boegbeeld, d.w.z. de voorzitter, naar buiten toe communiceert.<br />
Het zou aan kracht en derhalve aan invloed winnen wanneer anderen, i.c. onderzoeksmanagers,<br />
meer naar buiten zouden treden.<br />
Voor een organisatie levert het zowel een sterkte als een zwakte op wanneer zij vereenzelvigd<br />
wordt met de voorzitter. Positief is onder andere dat het gemakkelijk beklijft in<br />
de publieke beeldvorming, zeker wanneer het een spraakmakende voorzitter is. Als<br />
betrokkene vervolgens investeert in de relatie met de media levert het - op termijn<br />
- een gemakkelijker toegang tot het publiek op. Nadeel is diezelfde vereenzelviging:<br />
het beeld dat van die ene persoon gecreëerd is wordt vereenzelvigd met de gehele organisatie,<br />
haar werkwijze etcetera. In het evaluatieonderzoek van de Commissie Sint<br />
kwam dit punt ook al naar voren. Gesprekspartners gaven aan de communicatie van<br />
de Raad over onderzoeken en rapporten in het algemeen passend te vinden. Echter,<br />
voor betrokkenen was het niet altijd duidelijk of de uitingen van de heer Van Vollenhoven<br />
particuliere opvattingen waren of de mening van de Raad vertegenwoordigden. 77<br />
Een ander nadeel is dat het staat of valt met de beschikbaarheid van die ene persoon.<br />
Bij ziekte levert het een probleem op. Voor een opvolger is het een hele opgave om zijn<br />
eigen stempel op de organisatie te drukken. In de pioniersfase dient de voorzitter een<br />
ondernemer te zijn, die met passie ‘zijn zaak’ op de kaart zet. Die missie is zonder<br />
meer geslaagd te noemen. Diverse respondenten merkten op dat er zonder de heer<br />
Van Vollenhoven geen Raad geweest zou zijn!<br />
75<br />
Mintzberg onderscheidt de taak van de manager in diverse rollen, waarvan het boegbeeld (het beeld<br />
van de organisatie naar buiten toe) er één is. Deze laatste is voor ons onderzoek van belang (Bron:<br />
Mintzberg, Henry (2003), Mintzberg over management. De wereld van onze organisaties, pag. 25).<br />
76<br />
Interview met betrokkene uit categorie openbaar bestuur.<br />
77<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 49.<br />
Passagieren<br />
59
Het versterkt de positie van de Raad als hij zich verbreedt van een organisatie die in<br />
de beeldvorming vooral gekenmerkt wordt door één boegbeeld naar een organisatie<br />
die ook een instituut vormt. Zoals een respondent uit de politiek zei: “het is nu tijd om<br />
van boegbeeld instituut te worden”.<br />
De te beïnvloeden actoren: de stakeholders<br />
De Raad kent in haar authorizing environment uiteenlopende groepen stakeholders.<br />
Idealiter houdt de Raad daar in zijn beïnvloedingsstijl rekening mee en differentieert<br />
hij per doelgroep, per thema en per fase in het proces. Het maakt verschil of hij communiceert<br />
richting breed publiek over een zojuist gestart onderzoek naar een recent<br />
voltrokken ramp, een terugkoppeling geeft aan de Minister of een presentatie verzorgt<br />
voor wetenschappelijk specialisten over een onderzoek op hun vakgebied.<br />
Door verbreding van de werkterreinen wordt het aantal stakeholders groter, het terrein<br />
dus complexer en de kans op interferentie tussen verschillende domeinen groter.<br />
Bij beïnvloeding van de omgeving dient telkenmale opnieuw stil gestaan te worden<br />
welke doelgroep adressant is en wat de mogelijke impact is op andere (belangrijke)<br />
stakeholders.<br />
Wij onderscheiden in dit onderzoek zes groepen actoren. Vier hiervan bleken het<br />
meest direct van invloed te zijn op het bestaansrecht van de Raad. Het zijn de media,<br />
de politiek, het openbaar bestuur en de concullega’s. Deze komen achtereenvolgens<br />
aan bod.<br />
• Media<br />
Van belang is of iets gecommuniceerd moet worden (of niet, natuurlijk) voorafgaand aan<br />
een in te stellen onderzoek door de Raad, tijdens en/of erna. Het vraagt differentiatie<br />
in de te communiceren onderwerpen en wellicht een andere toonzetting en diepgang.<br />
Verder is het van belang dat continu wordt beseft dat wat voor de ene doelgroep positief<br />
uitpakt wellicht een andere negatief beïnvloedt. Een voorbeeld. De manier waarop<br />
na de cellenbrand op Schiphol naar buiten is getreden, en zeker het daaropvolgende<br />
aftreden van 2 ministers, heeft bij het publiek het beeld geschapen c.q. bevestigd van<br />
een daadkrachtig optredende Raad, die durft te zeggen waar het op staat.<br />
Het heeft echter bij bestuurders en professionals geleid tot een zekere terughoudendheid,<br />
omdat men bang is afgerekend te worden en aan de publieke schandpaal te worden<br />
genageld. Dit verhoudt zich slecht tot de lerende functie die de Raad vooropstelt.<br />
Zoals een geïnterviewde uit de wetenschapswereld aangaf: “het is geen keuze, maar een<br />
dilemma, de functie van het oordelen belemmert het leren”. 78<br />
Bij een uitbreiding van terreinen zullen de mediamomenten en andere publieke optredens<br />
toenemen. De voorzitter dient volgens ons het boegbeeld te blijven dat de mediamomenten<br />
voor zijn rekening neemt. Bij gelegenheden als wetenschappelijke symposia<br />
zouden dan, meer dan dit nu al gebeurt, de onderzoeksmanagers en andere leden van<br />
de Raad naar buiten kunnen treden, op grond van hun specifieke expertise.<br />
78<br />
Interview met betrokkene uit categorie wetenschap.<br />
60 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
• Politiek<br />
Binnen de groep te beïnvloeden actoren neemt de politieke arena een bijzondere plek<br />
in. Op de eerste plaats, omdat daar (mede) bepaald wordt wat de maatschappelijke<br />
meerwaarde, de toegevoegde waarde van een institutie is of behoort te zijn. De politieke<br />
arena geeft daarvoor het mandaat. Op de tweede plaats zorgt de politieke arena<br />
voor de middelen, financieel en anderszins. Op de derde plaats vindt verantwoording<br />
plaats aan en in het politieke domein: 79 de Raad is onafhankelijk, maar brengt zijn<br />
jaarverslag uit aan de minister van Veiligheid en Justitie (de Raad staat daar op de<br />
begroting) en de Raad rapporteert welke aanbevelingen hij uitgebracht heeft en wat<br />
de stand van de opvolging is.<br />
Uit de interviews blijkt er weinig sprake van actieve betrokkenheid van de Tweede<br />
Kamer bij de Raad: de geïnterviewde Tweede Kamerleden geven aan niet bekend te<br />
zijn met verzoeken vanuit de Tweede kamer aan de Raad om onderzoek te doen. Verder<br />
vervult de Tweede Kamer geen actieve rol bij het monitoren van het opvolgen van<br />
aanbevelingen. Zonder de activiteiten van de Raad te willen politiseren, komt het ons<br />
voor dat een actievere verhouding van de Onderzoeksraad met de Tweede Kamer de<br />
toegevoegde waarde en dus de invloed van de Raad op een aantal punten kan versterken.<br />
Hierbij kan worden gedacht aan het bespreken van het jaarverslag van de Raad<br />
inclusief de voortgang van implementatie van aanbevelingen van de Raad. Hiermee kan<br />
meer transparantie, begrip en betrokkenheid van de Tweede Kamer worden gecreëerd.<br />
Nog een bestaand middel kan hiervoor worden ingezet: een commissievergadering<br />
waarbij ‘technisch’ informatie gegeven wordt. Dit zou wellicht goed aansluiten bij de<br />
doelgroep, die een voorkeur heeft voor mondelinge informatieverwerving. 80<br />
Bij meerdere respondenten kwam naar voren dat de Raad zijn invloed zou moeten<br />
aanwenden om de volgende boodschap nadrukkelijker voor het voetlicht te brengen:<br />
het doorbreken van de veiligheidsutopie, de gedachte dat bij voldoende inspanning<br />
een 100 % veilige samenleving mogelijk is. Dit is een utopie, 100 % veiligheid is niet<br />
bereikbaar ook omdat er altijd een kosten/baten afweging onderdeel is van besluitvorming<br />
in relatie tot beperkte budgetten. Zoals een respondent uit de politiek aangaf:<br />
“als je 50 politie-agenten extra wilt inzetten voor de controle op wapenvergunningen, kun je<br />
deze niet ergens anders inzetten.” Meerdere respondenten merken op dat juist de Raad<br />
meer de boodschap zou moeten uitdragen dat een volledig<br />
veilige samenleving niet mogelijk is. Hij kan zijn invloed<br />
aanwenden om te zorgen dat er meer nuchterheid en redelijkheid<br />
komt in het denken over veiligheid. Ook dit past<br />
“vreselijke dubbelheid:<br />
volgens ons bij uitstek bij de lerende functie die de Raad<br />
Het is een vreselijk incident….<br />
richting samenleving heeft. In deze boodschap zou ook de<br />
maar het is en blijft een incident”<br />
eigen verantwoordelijkheid van de burger in het domein<br />
(wetenschap)<br />
veiligheid een belangrijke plaats moeten krijgen.<br />
79<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government, pag. 106.<br />
80<br />
Van Enthoven, Guido (2011), “Hoe vertellen we het de Kamer?”, pag.35.<br />
Passagieren<br />
61
• Openbaar bestuur<br />
Het openbaar bestuur bevat een brede categorie van bestuurders en ambtenaren die<br />
door de Raad beïnvloed dienen te worden of die zelf, met meer of minder distantie,<br />
invloed uitoefenen op het bestaansrecht en het functioneren van de Raad.<br />
Een aanbeveling die door meerderen uit deze categorie gedaan wordt aan de Raad is<br />
om een kosten-baten-analyse toe te voegen aan de door hem voorgestelde maatregelen,<br />
zodat de beleidsbepalers weloverwogen kunnen bepalen welke aanbevelingen zij wel<br />
en welke zij niet wensen over te nemen.<br />
• Concullega’s<br />
De concullega’s zijn van belang wanneer het gaat om (wederzijdse) beïnvloeding. Men<br />
zorgt met elkaar voor de normstelling en men heeft ook een disciplinerende invloed op<br />
elkaar, enkel en alleen al door het simpele bestaan. De heer Joustra geeft aan dat de<br />
inspecties door de aanwezigheid van de Onderzoeksraad inmiddels de manier van denken<br />
over hebben genomen om naar achterliggende oorzaken te kijken. Je zou kunnen<br />
zeggen dat de Raad disciplinerend of wellicht inspirerend werkt naar de inspecties. 81<br />
Beïnvloeding waartoe<br />
Hieronder gaan wij in op wat de Raad met beïnvloeding wil bereiken, namelijk dat de<br />
samenleving leert van incidenten ter voorkoming van nieuwe incidenten in de toekomst.<br />
• Leren<br />
Onderzoeken kunnen meerdere doelen dienen. Een onderzoek naar een ramp, crisis of<br />
near mis kan de functie van ter verantwoording roepen vervullen (‘barbertje moet hangen’)<br />
of de functie van leren. Het onderzoeksdoel is daarmee onderdeel van de public<br />
value die een organisatie heeft. De Onderzoeksraad is gericht op de lerende functie en<br />
nadrukkelijk niet op de schuldvraag. Dit staat expliciet vermeld in de instellingswet<br />
en wordt ook door de Raad telkenmale benadrukt. De heer Joustra gaf onlangs in<br />
Binnenlands Bestuur aan dat veel gemeentebesturen denken dat de Raad gaat over<br />
de schuldvraag, terwijl dat juist het Openbaar Ministerie is. “Tussen ons onderzoek en<br />
dat van het OM bestaat een strikte afbakening. Zo kunnen verklaringen die bij ons zijn gedaan,<br />
niet gebruikt worden door het OM. Wij onderzoeken met het oogpunt dat er lering uit getrokken<br />
kan worden.” 82<br />
De Onderzoeksraad richt zich dus expliciet niet op de schuldvraag. In de publieke opinie<br />
komt dit echter niet altijd voor het voetlicht. Een voorbeeld dat door meerdere geïnterviewden<br />
genoemd werd is het onderzoek naar de Schiphol-brand. Verschillende<br />
inhoudelijk deskundige respondenten noemen dit een genuanceerd onderzoek. In de<br />
ogen van het publiek is het een spraakmakend onderzoek, dat schuldigen aanwijst.<br />
Dit beeld is ontstaan en wordt bestendigd, doordat naar aanleiding van dit onderzoek<br />
maar liefst twee ministers zijn afgetreden. De Raad mag dan geen oogmerk hebben<br />
gehad om personen of organen ter verantwoording te roepen, de facto heeft het wel<br />
zo uitgepakt.<br />
81<br />
Interview met de heer Joustra, d.d. 2 mei 2012.<br />
82<br />
Cornelisse, Louis (2012), “We gaan niet over de schuldvraag”, in: Binnenlands Bestuur, pag. 20 -23.<br />
62 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
“blaming en shaming is een<br />
veranderstrategie, ik weet niet of<br />
het een verstandige strategie is”<br />
(wetenschap)<br />
“er is een continue<br />
spanningsveld tussen<br />
verantwoorden en leren”<br />
(openbaar bestuur)<br />
Respondenten uit diverse categorieën wijzen op het belang van het (blijven) benadrukken<br />
van het leereffect van de onderzoeken in tegenstelling tot de schuldvraag.<br />
Tevens wijzen zij erop dat het een illusie is om te denken dat er geen sprake zou zijn<br />
van strategisch gedrag bij onderzochten bij het getuigenis afleggen, enkel omdat een<br />
getuigenis ingebracht bij de Raad alleen bedoeld is voor waarheidsvinding en niet gebruikt<br />
mag worden in een rechterlijke procedure. Het is een noodzakelijke randvoorwaarde,<br />
maar niet een voldoende. Zoals een respondent uit de categorie concullega’s<br />
aangaf: “Er zit natuurlijk wel een extra waarborg in, omdat in het rapport niet geciteerd wordt.<br />
Aan de andere kant zijn sommige passages wel herleidbaar tot personen….. Bovendien mogen<br />
de resultaten wel ingebracht worden in een rechtszaak in de Verenigde Staten.” 83<br />
Respondenten uit alle geledingen zien het als een nadrukkelijke kans voor de Raad<br />
om zich exclusief te blijven focussen op de leer-vraag, juist omdat hij de enige organisatie<br />
is die dat op deze wijze kan. Hiermee verstevigt hij zijn positie van exclusiviteit<br />
en daarmee zijn legitimiteit en zijn public value. Hij zou dit uit moeten blijven dragen<br />
richting zijn stakeholders en nadrukkelijk wegblijven van de schuldvraag. Geïnterviewden<br />
uit de wetenschap en concullega’s benadrukken bovendien dat onderzoek<br />
dat gaat om leren anders van opzet is dan onderzoek dat gaat om verantwoorden.<br />
• Aanbevelingen: bruikbaar of wegwerpartikel?<br />
De bestaansreden van de Raad is het lering trekken uit (bijna)incidenten. De formulering<br />
van aanbevelingen is daartoe een, zo niet, hét instrument. De kwaliteit van de<br />
aanbevelingen, in de vorm van de opvolging ervan door de geadresseerde of de sector,<br />
is een graadmeter voor de effectiviteit van de Raad. Negatief geformuleerd: formulering<br />
van aanbevelingen die consequent niet opgevolgd worden is op de lange termijn<br />
dodelijk voor het bestaansrecht van een organisatie.<br />
Zoals bijvoorbeeld blijkt uit een promotieonderzoek naar de Nationale Ombudsman<br />
moet deze zich pro-actiever gaan opstellen, omdat zijn uitspraken bij de politie vaak<br />
ongelezen blijven liggen, waardoor de politie als geheel te weinig leert van de door de<br />
Nationale Ombudsman gesignaleerde fouten. 84<br />
In de evaluatie van de Onderzoeksraad door de commissie Sint in 2008 wordt melding<br />
gemaakt van de Kennisbank van de Onderzoeksraad. De Kennisbank is onder andere<br />
bedoeld om de opvolging van de aanbevelingen te volgen, zowel om de opvolging te<br />
monitoren als voor de rapportages aan de minister. 85 Uit ons onderzoek bleek dat op-<br />
83<br />
Interview met betrokkene uit categorie concullega.<br />
84<br />
Binnenlands Bestuur (27 mei 2011), Politie trekt zich weinig aan van Nationale Ombudsman<br />
(ongenummerd).<br />
85<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 30 – 31.<br />
Passagieren<br />
63
volging van aanbevelingen nu nog vooral beperkt blijft tot de input voor de rapportages<br />
aan de minister.<br />
Een aantal respondenten (uit diverse categorieën) merkten op dat de aanbevelingen<br />
te algemeen zijn en dus onduidelijk is wat de geadresseerden ermee moeten doen.<br />
Overheidsorganisaties dienen binnen een half jaar te reageren op de aanbevelingen<br />
van de Raad en bedrijven binnen een jaar. Dit wordt algemeen door de geïnterviewden<br />
als (te) lang ervaren. Dit komt ook al naar voren uit het evaluatieonderzoek van de<br />
Commissie Sint. 86 Een dergelijk lange doorlooptijd betekent automatisch dat het lang<br />
duurt voordat duidelijk is of en zo ja welke aanbevelingen overgenomen worden. Of<br />
juist welke niet, hetgeen van belang kan zijn voor de wetgever of de branche om andere<br />
maatregelen in een sector te nemen. Bovendien bestaat het risico dat het incident weggezakt<br />
is bij het publiek, hetgeen niet bijdraagt aan een positieve beeldvorming over de<br />
effectiviteit van de Raad. Zoals meerdere respondenten aangaven is het zo “mosterd na<br />
de maaltijd”. Diverse geïnterviewden gaven aan dat het op zijn minst opmerkelijk was<br />
dat bij verplichte onderzoeken vaak helemaal geen aanbevelingen worden geformuleerd.<br />
Zij vonden dat daarmee het leereffect van deze onderzoeken gering was.<br />
Verder lijkt er meermalen sprake te zijn van sociaal wenselijke antwoorden, aldus de<br />
Commissie Sint: “Het fenomeen dat zich blijkens de gesprekken voordoet is dat geadresseerden<br />
zich vooral lijken te richten op het uitvoeren van aanbevelingen met als doel om de OVV<br />
tevreden te stellen en niet ‘teveel gedoe’ te krijgen. Dat leidt er volgens betrokkenen toe dat<br />
geadresseerde departementen zich wellicht minder richten op het wegnemen van structurele<br />
veiligheidstekorten en niet echt leren van voorvallen.” 87<br />
De Raad controleert niet ter plekke bij geadresseerden of aanbevelingen daadwerkelijk<br />
opgevolgd zijn in de zin van geïmplementeerd. Volstaan wordt met een “papieren controle”,<br />
die inhoudt dat aan geadresseerden gevraagd wordt of de aanbevelingen opgevolgd<br />
worden. Blijkens de huidige voorzitter is de opvolging van de aanbevelingen<br />
enerzijds aan de minister en anderzijds aan de betrokken democratisch gekozen<br />
volksvertegenwoordigers. Geïnterviewden vanuit de media geven aan hier ook een rol<br />
voor zichzelf te zien.<br />
Diverse door ons geïnterviewden, waaronder met name ook politieke vertegenwoordigers,<br />
zien echter juist een actievere rol weggelegd voor de Onderzoeksraad zelf bij de<br />
opvolging van aanbevelingen. Deze actievere rol is zeer wel denkbaar, juist vanwege<br />
zijn onafhankelijke positie en ter vervolmaking van zijn lerende functie. De opvolging<br />
zou vervolgens voor het publiek toegankelijker gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld<br />
door deze op de website van de raad te plaatsen met een volgsysteem. Het hier weergegeven<br />
Finse volgsysteem zou hier als voorbeeld voor kunnen dienen. 88<br />
86<br />
Om een beeld te schetsen van de opvolging volgen hierbij de cijfers over 2010. In dit jaar hebben de<br />
geadresseerden 18 van de 26 aanbevelingen opgevolgd of aangegeven dat zij voornemens zijn deze<br />
op te volgen. Van de 7 in 2012 uitgevoerde onderzoeken werden in 3 onderzoeken de aanbevelingen<br />
volledig opgevolgd. Echter, in 4 van de 7 onderzoeken werden wel veiligheidsmaatregelen genomen,<br />
maar werden niet alle aanbevelingen uitgevoerd of bleef onduidelijk of ze uitgevoerd waren.<br />
(Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010, pag. 29.)<br />
87<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 51.<br />
88<br />
Accident Investigation Board of Finland (2010), Annual Report 2009.<br />
64 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Identifier Issued Recommendation Status Updated<br />
A2/2004Y/S10.4 31.5.2005 4) in order to fully utilize the nation's health care and evacuation capacities, relevant principles are clarified and the necessary<br />
arrangements are implemented,<br />
T 18.12.2009<br />
A2/2004Y/S10.5 31.5.2005 5) the need for airborne evacuation as such as well as evacuation equipment in domestic and foreign accidents is determined<br />
in cooperation with the Ministry of Transport and Communications,<br />
A2/2004Y/S10.6 31.5.2005 6) the preconditions for psychosocial support needed by the victims and their families as well as the essential means of<br />
livelihood and services are guaranteed at a qualitatively and quantitatively sufficient level. For this purpose national directives<br />
need to be renewed and regularly updated and compliance to them has to be seen to. As regulations are reviewed, it must<br />
especially be seen to that a) structures and methods for providing services ranging from immediate emotional and material<br />
support to care of demanding crisis situations and traumas are developed in order to guarantee proper support and care and<br />
essential economic support, b) long term service and care guidelines are established to support children and the young, c)<br />
issues related to protection of privacy and information transfer are clarified so as to safeguard the continuation of services,<br />
income and medical care, d) current legislation is revised taking into account the responsibilities and tasks of ministries,<br />
provinces, medical districts and municipalities as well as other actors in order to guarantee psychosocial support and services<br />
to the population in a major accident or disaster, e) the tasks and roles of crisis groups in the organizations of municipalities<br />
are reviewed and the preconditions of their activities and their professional skills are safeguarded.<br />
T 18.12.2009<br />
K 18.12.2009<br />
A2/2004Y/S11.1 31.5.2005 The Ministry of Trade and Industry should, in cooperation with the Ministry for Foreign Affairs, take steps to: 1) develop the<br />
tourist industry's security and risk analysis together with travel agencies,<br />
K 18.12.2009<br />
A2/2004Y/S11.2 31.5.2005 2) obligate the tourist industry to communicate to their customers on risks, including natural disaster risks. This communication<br />
must clearly point out the individual's own responsibility for security, the need for insurance and the very principle of<br />
international law that while travelling abroad, the primary responsibility for people's safety lies on the authorities of the country<br />
in question.<br />
A2/2004Y/S12.1 31.5.2005 The Ministry of Transport and Communications should see to it that: 1) the Finnish Broadcasting Company initiates measures<br />
to develop Radio Finland in such way that it can also satisfy the information requirements of those Finns temporarily abroad<br />
especially in crisis situations,<br />
T 18.12.2009<br />
E 18.12.2009<br />
A2/2004Y/S12.2 31.5.2005 2) mobile phone networks could effectively be used for official public information in crisis situations, K 18.12.2009<br />
A2/2004Y/S12.3 31.5.2005 3) a continuously operating natural disaster warning system, which monitors their genesis and effects, be established in<br />
Finland.<br />
K 18.12.2009<br />
B2/2007Y/S1 20.3.2009 -<br />
Status: T = Implemented, K = Not yet Implemented, E = Not to be implemented, - = Unknown<br />
Page 3/6<br />
In de evaluatie van de Onderzoeksraad door de commissie Sint worden ten aanzien<br />
van dit onderwerp diverse aanbevelingen gedaan welke volgens ons nog steeds relevant<br />
zijn:<br />
• vergroot de bruikbaarheid van de aanbevelingen;<br />
• besteed meer aandacht aan de communicatie en wisselwerking, zowel bij de oude<br />
sectoren als met spelers op nieuwe werkterreinen;<br />
• laat de geadresseerden voor publicatie op de aanbevelingen reageren, om zo het<br />
draagvlak voor aanbevelingen positief te vergroten. 89<br />
Onder dit laatste verstaan wij het voorleggen van de concept-aanbevelingen aan de<br />
geadresseerden om te zien of deze hout snijden en niet de plank mis slaan. Het betekent<br />
geenszins dat afbreuk gedaan wordt aan de positie van de Raad: hij blijft volledig<br />
verantwoordelijk voor zijn eigen oordeelsvorming én behoudt het laatste woord over<br />
de aanbevelingen. Integendeel, het kan juist bijdragen aan het versterken van de positie<br />
van de Raad en zijn invloed, omdat de aanbevelingen beter zullen aansluiten bij de<br />
dagelijkse praktijk van de geadresseerden.<br />
“check op naleving<br />
aanbevelingen is een<br />
taak van de OvV”<br />
(politiek)<br />
“aanbevelingen zijn soms zo<br />
algemeen geformuleerd dat niemand<br />
weet wat ermee te doen”<br />
(openbaar bestuur)<br />
89<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid, pag. 52.<br />
Passagieren<br />
65
Beïnvloeding: de middelen<br />
Tot slot gaan we in deze paragraaf in op een tweetal additionele middelen die de Raad<br />
verder nog ter beschikking heeft om invloed uit te oefenen: de nieuwe media en transparantie.<br />
Deze middelen kwamen tijdens de interviews ook naar voren.<br />
• Nieuwe media<br />
Wij staan hier stil bij de nieuwe media als beïnvloedingsinstrument. Enerzijds omdat<br />
de Raad in zijn adviesopdracht daar aandacht voor heeft gevraagd en anderzijds omdat<br />
een groot aantal geïnterviewden het belang benadrukt van het inzetten van nieuwe<br />
media bij een verbreding van de werkterreinen. Sociale media zoals bijvoorbeeld Youtube,<br />
Twitter en Facebook, maar ook het reguliere internet kunnen op verschillende<br />
manieren ingezet worden om diverse doelgroepen te bereiken en te beïnvloeden. In<br />
tegenstelling tot de klassieke media die een eenzijdige relatie tussen medium en ontvanger<br />
kennen bieden sociale media de mogelijkheid van een wederzijds informerende<br />
relatie. 90 Een ander voordeel is dat met relatief weinig inspanning en tegen relatief<br />
lage kosten snel een groot publiek bereikt kan worden. En niet alleen dat, de doelgroep<br />
kan er op elk door haar gewenst moment kennis van nemen. Bovendien kan worden<br />
vastgesteld dat het medium in de huidige samenleving niet meer weg te denken is.<br />
De Raad gebruikt al filmpjes op zijn website. Als laatste naar aanleiding van zijn onderzoek<br />
naar de brand in Rivierduinen. Het filmpje bevat onder andere een animatie<br />
van de wijze waarop de brand ontstaan, vergroot en bestreden was.<br />
Een respondent uit de categorie openbaar bestuur gaf aan dat voor de professionals<br />
in haar branche de filmpjes van de website van de Raad belangrijk en leerzaam zijn.<br />
Nagenoeg alle professionals bekijken die om ervan te leren. Overigens worden de laagdrempelige<br />
folders door deze professionals ook als een handig hulpmiddel gezien. De<br />
dikke rapporten daarentegen zijn volgens haar hooguit interessant voor een beperkte<br />
doelgroep.<br />
Ondanks dat de Raad ook al twittert zou het gebruik van nieuwe media uitgebreid<br />
kunnen worden, en niet alleen door te zenden maar ook door te ontvangen. Bijvoorbeeld<br />
door een app of door het publiek op te roepen foto’s in te sturen van onveilige<br />
situaties. Een andere manier is door het inschakelen van de ‘wisdom of the crowd’ door<br />
informatie te halen van deskundigen in een virtuele ‘cloud’. 91<br />
De verschillen zijn groot hoe respondenten de inzet van nieuwe media door de Raad<br />
waarderen en beleven. De vorige voorzitter vindt het geen goed idee dat de Raad twittert.<br />
De huidige voorzitter wil juist graag meer nieuwe media benutten, maar dan<br />
vooral om te zenden en niet zozeer om te ontvangen. De geïnterviewden uit de categorie<br />
‘media’ geven echter zonder uitzondering aan dat het goed zou zijn als de Raad de<br />
nieuwe media meer benut, bijvoorbeeld door meer filmpjes te uploaden en door meer<br />
de mogelijkheid te bieden zaken te downloaden van de website van de Raad.<br />
90<br />
Van Duin, Menno, Pieter Tops, Vina Wijkhuis, Otto Adang, Nicolien Kop, Lessen in crisisbeheersing.<br />
Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, pag. 142.<br />
91<br />
Surowiecki, J. (2005), The wisdom of crowds.<br />
66 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Er kleven voor- en nadelen aan de inzet van nieuwe media, zowel om te zenden als<br />
om te ontvangen. Als bijvoorbeeld een app ontwikkeld wordt waarmee burgers foto’s<br />
van gevaarlijke situaties in kunnen zenden naar de Raad, zal er een goede backoffice<br />
moeten zijn die in ieder geval communiceert naar alle inzendende burgers of en<br />
zo ja, wat er gebeurt met de inzending. Twitteren kan een nieuwe<br />
doelgroep bereiken, maar vraagt ook een extra<br />
alertheid op wat, wanneer door wie getwitterd<br />
“ga niet twitteren of zo<br />
wordt. Door de snelheid van het medium is een foutje<br />
(gezag en kwaliteit passen niet<br />
snel gemaakt. Het is verder de vraag of twitteren past<br />
bij dit medium)”<br />
bij de statuur van de Onderzoeksraad. De inzet van<br />
nieuwe media zou nader onderzocht kunnen worden,<br />
(openbaar bestuur)<br />
en in ieder geval onderdeel moeten zijn van een strategie.<br />
• Transparantie<br />
Transparantie van een organisatie draagt bij aan haar geloofwaardigheid. Transparantie<br />
in de betekenis van wat zij onderzoekt, waarom, met wie en hoe zij dit doet. Transparantie<br />
draagt op haar beurt bij aan de beïnvloedingsmogelijkheden die een organisatie<br />
heeft op relevante partijen. Het is een onderdeel van haar accountability, haar wijze van<br />
verantwoording afleggen. Het is ook een noodzakelijke voorwaarde voor het ook op de<br />
lange termijn waarborgen van onafhankelijkheid.<br />
De website van de Onderzoeksraad is een prima plaats waar de Raad deze informatie<br />
beter benaderbaar kan maken voor een breed publiek. Up to date houden is hier bij<br />
wel een noodzakelijke voorwaarde.<br />
Uit gesprekken met verschillende leden van de Onderzoeksraad blijkt dat er geen ‘harde’<br />
criteria zijn op grond waarvan bepaald wordt of een bepaald incident onderzocht<br />
wordt of niet. Maatschappelijke onrust is een belangrijk criterium dat kan leiden tot<br />
de start van een onderzoek. Ook indien die onrust ontbreekt, maar er volgens de Raad<br />
sprake is van een structureel veiligheidstekort, kan een onderzoek gestart worden.<br />
Zoals ook in hoofdstuk 4 reeds aangegeven kan transparantie in selectiecriteria bijdragen<br />
aan legitimiteit.<br />
Ook van de monitoring van de aanbevelingen werd door diverse respondenten aangegeven<br />
dat deze transparanter diende te gebeuren. De eerder weergegeven Finse site is<br />
dus ook voor de transparantie een waardevolle mogelijkheid.<br />
6.3 spanningen en dilemma’s<br />
In deze paragraaf worden een aantal spanningen beschreven die zich naar onze mening<br />
voordoen binnen het gebied van beïnvloeding. Deze spanningen vormen soms<br />
zelfs dilemma's, die niet rationeel oplosbaar zijn. Deze spanningen doen zich o.a. voor<br />
in de relatie tot degenen die beïnvloed worden (stakeholders) en met welk doel er getracht<br />
wordt invloed uit te oefenen.<br />
Wij benoemen hier een aantal belangrijke spanningen en dilemma’s, gerelateerd aan<br />
beïnvloeding(smogelijkheden) van de Onderzoeksraad.<br />
Passagieren<br />
67
Het laveren en balanceren tussen deze spanningen is een voor de Raad continue proces:<br />
• Naming and shaming versus leren. Dit hangt samen met de wijze waarop de Raad<br />
heeft gecommuniceerd over het onderzoek naar de cellenbrand op Schiphol door<br />
middel van een - in de ogen van een aantal geïnterviewden - suggestieve film.<br />
• Samenspel tussen angst voor en gezag van de Raad. Het aftreden van ministers<br />
naar aanleiding van de Schiphol-brand heeft tot meer gezag geleid, zeker in de<br />
ogen van het publiek. Een dergelijke consequentie kan zich echter op termijn tegen<br />
de Raad keren. Gezagsdragers en bestuurders worden immers bang voor de Raad<br />
en zullen minder open praten, hetgeen op zijn beurt het leren niet bevordert.<br />
• Afstand nemen en aansluiten. Strategisch positioneren op de lerende functie gaat<br />
om afstand nemen van het heden. Om echter van invloed te zijn op de agenda’s<br />
van vandaag moet er aansluiting zijn op het heden. Anders kan gemakkelijk het<br />
verwijt volgen van “luchtfietserij”. Kritische reflectie vanuit de kracht van de Onderzoeksraad<br />
is alleen functioneel als deze gehoord en vervolgens ook als ter zake<br />
dienend geaccepteerd wordt. 92<br />
• Korte en lange termijn. Strategisch positioneren gaat meestal over de lange termijn<br />
en wat er in de toekomst aan de orde kan en zal zijn (vooruitblik). De Raad heeft de<br />
focus op ongevallen en dus vooral op de korte termijn en vanuit een terugblik. De<br />
kunst is dan de lange en korte termijn in eigen waarde te bezien, deze met elkaar<br />
te verbinden en vanuit deze visie de omgeving te beïnvloeden.<br />
• Draagvlak verwerven én urgentie opwekken. Het beïnvloeden van de omgeving c.q.<br />
het netwerk helpt om te wijzen op toekomstige uitdagingen of op toekomstige effecten<br />
van de huidige aanpak. Dat betekent een confrontatie ook met zaken die nu<br />
nog niet zichtbaar zijn. Oftewel het agenderen van nieuwe onderwerpen. De kunst<br />
is dan zowel het bereiken van benodigde urgentie voor verandering als het verbinden<br />
van partijen aan een ander perspectief. Per definitie betekent dit het beïnvloeden<br />
van het politieke domein. 93<br />
• Nuance en urgentie als uitersten op een continuüm. Enerzijds heeft de Raad een<br />
belangrijke signalerende functie om mensen bewust te maken van risico’s. Anderzijds<br />
wordt de veiligheid er niet mee gediend door voortdurend over onveiligheid te<br />
spreken. Aandacht voor redelijkheid en nuance kunnen hierbij helpen.<br />
6.4 conclusies en aanbevelingen<br />
De ingezette verbreding van werkterreinen door de Raad heeft impact op zijn beïnvloeding<br />
van belangrijke stakeholders. Het vraagt een kritische blik op wie de invloed<br />
aanwendt op welke groep actoren en vervolgens hoe dit gebeurt. Dit mede om het huidige<br />
breed gedragen positieve beeld over de Raad in de persoon van de voorzitter, de<br />
kwaliteit van de aanbevelingen en haar leerfunctie te behouden.<br />
92<br />
Van Twist, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />
Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling. Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS 2020, pag. 16.<br />
93<br />
Van Twist, Mark, Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />
Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling. Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS 2020, pag. 14.<br />
68 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Wij bevelen de Raad daartoe het volgende aan:<br />
• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst op<br />
verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen vormen de<br />
mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer uit te bouwen.<br />
• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />
van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />
• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in de<br />
communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />
• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />
wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut vormt.<br />
• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />
en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />
• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen, op<br />
een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />
• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />
• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een 100%<br />
veilige samenleving niet bestaat.<br />
• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en anderzijds<br />
eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in de rapportage<br />
en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />
Passagieren<br />
69
70 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
7 Scheepsjournaal<br />
7.1 inleiding<br />
Inmiddels hebben wij bijna alle etappes van deze expeditie achter ons gelaten. Wij<br />
slaan ons laatste kamp op en halen de herinneringen op aan de belevenissen die achter<br />
ons liggen. Het doel waarmee wij vertrokken was om antwoord te kunnen geven<br />
op de vraag wat een uitbreiding van de werkterreinen, en daarmee de verbreding van<br />
het krachtenveld, voor de strategische positie van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid<br />
betekent.<br />
Van ‘buiten’ naar ‘binnen’ kijkend hebben wij, onder andere door het interviewen van<br />
meer dan veertig relevante stakeholders in zes verschillende categorieën rondom de<br />
Onderzoeksraad, onderzocht hoe de beeldvorming is ten aanzien van de Raad en waar<br />
kansen en bedreigingen liggen ten aanzien van de verbreding van het werkterrein. De<br />
stakeholders maken deel uit van de authorizing environment van de Onderzoeksraad.<br />
Met het model van de strategic triangle van Mark Moore als instrument hebben wij ons<br />
door een literatuurstudie en interviews genavigeerd. Vervolgens hebben we op basis<br />
van de verkregen inzichten een SWOT-analyse uitgevoerd die heeft geleid tot drie dominante<br />
thema’s voor de strategische positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.<br />
Het betreft strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden. In dit hoofdstuk<br />
worden de belangrijkste conclusies die we hebben getrokken tijdens ons verblijf<br />
bij de verschillende thema’s in samenhang bekeken. Op basis van deze conclusies<br />
voorzien wij vervolgens de opdrachtgever van adviezen. In een aantal gevallen zijn de<br />
adviezen direct toepasbaar, in andere gevallen leggen we de Raad een keuzemogelijkheid<br />
voor of bevelen we ze aan nader onderzoek te verrichten over hoe de Raad zich<br />
vanuit het laatste kamp naar zijn nieuwe strategische positie kan begeven.<br />
7.2 conclusies<br />
De centrale onderzoeksvraag waarmee wij van start zijn gegaan luidde:<br />
“Wat betekent een uitbreiding van de werkterreinen - en daarmee de verbreding van het<br />
krachtenveld- voor de strategische positie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?”<br />
De algehele conclusie is dat de verbreding van het werkterrein door de Onderzoeksraad<br />
consequenties heeft voor de public value, authorizing environment en de operating<br />
capacity van de Raad. Deze consequenties laten zich nader uitwerken in de thema’s<br />
strategisch selecteren, samenwerken en beïnvloeden.<br />
De consequenties voor public value maakten wij met name inzichtelijk in hoofdstuk 4,<br />
waarin wij concludeerden dat de Raad op basis van de hem op dit moment ter beschikking<br />
staande selectiecriteria eigenlijk vrijwel alles kan onderzoeken. Strategisch<br />
selecteren, dat wil zeggen het aanpassen van de selectiecriteria in samenhang met<br />
Scheepsjournaal<br />
71
een heroriëntatie op de missie en visie van de Raad, zou bij kunnen dragen aan een<br />
scherper profiel of ‘brand’ van de Onderzoeksraad. Dat kan bijdragen aan de voorspelbaarheid<br />
van de Raad en aan de relatie met de stakeholders. Daarnaast kan het leiden<br />
tot meer houvast om op een doelmatige, effectieve en voorspelbare wijze met de beschikbare<br />
kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit om te kunnen gaan. Hiervoor hebben<br />
wij een viertal handelingsperspectieven voor de Raad beschreven te weten:<br />
• de vakman spreekt;<br />
• de burger spreekt;<br />
• de meta-beeldanalyse;<br />
• topjes van de ijsberg.<br />
Ten aanzien van de meta-beeldanalyse hebben wij onze twijfels geuit of deze, de positie<br />
van de Raad in beschouwing nemende, door de Onderzoeksraad zelf plaats zou<br />
moeten vinden. Naar onze mening ligt het meer voor de hand dat de Raad de sectoren<br />
stimuleert zelf tot een dergelijke analyse te komen, voor zover dat nog niet het geval<br />
is. De Raad zou dan kunnen volstaan met een (veiligheids)scan op basis van enerzijds<br />
een eigen intuïtieve benadering van de structurele veiligheidstekorten (topjes van de<br />
ijsberg) en anderzijds een door de sector zelf en/of de wetenschap te verrichten meer<br />
evidence-based benadering (op onderdelen) daarvan. De kracht zit dan vooral in de<br />
combinatie van beide.<br />
Wij concludeerden dat de Raad deze handelingsperspectieven op diverse manieren<br />
situationeel kan inzetten. Kiezen, combineren, volgtijdelijk maken, scheiden, ondergeschikt<br />
maken, ontkennen en backstage benutten zijn de opties die we daarbij presenteerden.<br />
In hoofdstuk 5, zijn wij met name in gegaan op de consequenties van de verbreding<br />
van het werkterrein van de Onderzoeksraad voor Veiligheid voor de operating capacity.<br />
Wij beredeneerden dat de voortschrijdende verbreding met zich mee brengt dat, bij<br />
gelijkblijvende middelen, zonder aanvullende maatregelen de kwaliteit en doorlooptijd<br />
van de producten van de Raad onder druk kunnen komen te staan. Het aangaan<br />
van structurele strategische samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan het oplossen<br />
van deze kwantitatieve en kwalitatieve uitdagingen. Wij onderkennen dat dit in een<br />
aantal gevallen risico’s met zich mee kan brengen voor de onafhankelijkheid van de<br />
Raad. Deze kunnen echter naar ons oordeel worden beheerst door zoveel mogelijk<br />
transparant handelen door de Raad, alsmede door het implementeren van een aantal<br />
aanvullende rule-based en/of principle-based maatregelen.<br />
Wij onderkennen een vijftal mogelijke structurele strategische samenwerkingsmogelijkheden<br />
voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het betreft:<br />
• samenwerken door klassieke taken internationaal te poolen;<br />
• samenwerken door het gebruik van commissies;<br />
• samenwerken met kennisinstituten;<br />
• samenwerken met de sectoren/inspecties;<br />
• samenwerking stageplaatsen, uitwisselen en ‘reservisten’.<br />
72 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
In hoofdstuk 6 gingen we in op de consequenties van de verbreding van de werkterreinen<br />
van de Raad voor de authorizing environment en concentreerden wij ons op het thema<br />
strategisch beïnvloeden. We zien daarbij dat door het verbreden van de werkterreinen<br />
het aantal actoren waarmee de Onderzoeksraad te maken krijgt en de diversiteit<br />
daarvan toeneemt. Er zijn twee redenen waarom het voor de Raad van essentieel belang<br />
is actoren uit de omgeving te beïnvloeden. In de eerste plaats is dat om de public<br />
value van de Raad optimaal te realiseren. De bij een gebeurtenis betrokken partijen<br />
moeten worden beïnvloed om de door de Raad gedane aanbevelingen op te volgen en<br />
om te leren van de gebeurtenis. In de tweede plaats moeten de partijen die steun, legitimiteit<br />
en mandaat verlenen aan de Raad worden beïnvloed om die steun te blijven<br />
continueren.<br />
Over de public value (opvolgen van aanbevelingen en leren) en de wijze waarop de Onderzoeksraad<br />
die tracht te beïnvloeden hebben wij vastgesteld dat verschillende respondenten<br />
aangaven dat de Raad onvoldoende rekening houdt met de kosten en baten<br />
van de gedane aanbevelingen, weinig maatwerk toepast en te passief is ten aanzien<br />
van het monitoren van de implementatie van de gedane aanbevelingen. De Raad<br />
spreekt bovendien niet vooraf met de sector over de (realiseerbaarheid van de) aanbevelingen.<br />
Voor het krijgen en behouden van steun voor het voortbestaan van de Raad is vooral<br />
het beeld dat de verschillende stakeholders hebben van de Raad relevant. Uit zowel<br />
ons onderzoek als eerder onderzoek blijkt dat het beeld van de kwaliteit van de onderzoeken<br />
en rapporten van de Raad bij de meeste respondenten positief is. De onafhankelijkheid<br />
en gedegenheid van de Raad worden eveneens breed gewaardeerd en het<br />
vertrouwen dat de Raad de feiten ‘boven water’ krijgt is groot. Een onderwerp dat geregeld<br />
ter sprake is gekomen zijn de lange doorlooptijden van de onderzoeken. Enkele<br />
respondenten vonden dat langere doorlooptijden bij een gedegen onderzoek horen,<br />
maar de meeste anderen waren daar niet positief over. De wijze van communiceren<br />
door de Raad wordt door sommigen als (te) traditioneel bestempeld. Het beeld van de<br />
voorzitter van de Onderzoeksraad als boegbeeld van de organisatie blijkt meer ambivalent.<br />
In de pioniersfase is een prominent boegbeeld een vereiste voor het voortbestaan<br />
geweest. Diverse respondenten gaven te kennen dat thans meer ‘het instituut’<br />
en minder de voorzitter de aandacht zou moeten krijgen. Anderen vinden juist een<br />
‘gezicht’ van belang. Formele contacten van de Raad met de Tweede Kamer zijn beperkt.<br />
Ook troffen wij aan dat de in de Wet verankerde leerfunctie van de Raad, onder<br />
nadrukkelijke uitsluiting van onderzoek naar de schuldvraag, niet altijd in de beeldvorming<br />
rondom de Raad tot uitdrukking komt.<br />
Scheepsjournaal<br />
73
7.3 adviezen<br />
In ons voorwoord gaven wij al aan dat wat ons betreft hier geen sprake is van een<br />
eindresultaat. De Raad is in ontwikkeling en is op reis naar een volgende fase. Hij<br />
is hierbij op zoek naar de bestemming, de juiste bagage en het hierbij passende reisgezelschap.<br />
Op grond van onze bevindingen hebben we een aantal adviezen voor de<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid, die hun strategische positionering bij uitbreiding<br />
van de werkterreinen zouden kunnen versterken. Sommige daarvan zijn direct te<br />
implementeren, terwijl andere nadere besluitvorming en/of onderzoek vergen. Dit<br />
allerlaatste deel van de expeditie zal de Raad zelf moeten volbrengen.<br />
Wij gaan ervan uit dat onderstaande adviezen, gebaseerd op de door ons geformuleerde<br />
conclusies, hierbij behulpzaam kunnen zijn. Aangezien ze volgens de theorie van Moore<br />
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dus ook wederzijds van invloed zijn op<br />
elkaar doet de Raad er goed aan deze integraal te verkennen.<br />
Strategisch selecteren:<br />
• Formuleer een transparant en voorspelbaar nieuw profiel voor de Onderzoeksraad.<br />
• Voer een heroriëntatie uit op de huidige beschikbare selectiecriteria.<br />
• Probeer een vermindering te bereiken van wettelijk verplichte onderzoeken.<br />
• Pas het ambitieniveau van ‘Stand van het land’ aan tot een veiligheidsscan per<br />
sector.<br />
• Bezie de mogelijkheden van selectie door:<br />
• de keuze voor bepaalde types onderzoek;<br />
• keuze voor een bepaalde rol van de Raad;<br />
• de aanwezigheid van voorwaarden om te leren van onderzoek;<br />
• afbakening van het type voorvallen binnen sectoren.<br />
Strategisch samenwerken:<br />
• Onderzoek de mogelijkheden om de uitvoering van klassieke taken internationaal<br />
te poolen.<br />
• Maak meer gebruik van commissies bij het uitvoeren van wettelijk verplichte onderzoeken<br />
waarvan naar verwachting niet zal worden geleerd.<br />
• Onderzoek de samenwerking met kennisinstituten, sectoren en inspecties.<br />
• Verken de mogelijkheden om stageplaatsen in te richten, te komen tot uitwisselingsprogramma’s<br />
en het vormen van een pool van ‘reservisten’.<br />
74 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Strategisch beïnvloeden:<br />
• Ontwikkel een expliciete communicatie- en beïnvloedingsstrategie, toegespitst op<br />
verschillende groepen stakeholders. Een onderdeel daarvan zou kunnen vormen de<br />
mogelijkheden te onderzoeken om de relatie met de Tweede Kamer uit te bouwen.<br />
• Laat nader onderzoek verrichten naar de inzet van nieuwe media, als onderdeel<br />
van een communicatie- en beïnvloedingsstrategie.<br />
• Blijf de gerichtheid op het leerdoel benadrukken en houd hier rekening mee in de<br />
communicatiestrategie en de beïnvloeding.<br />
• Ontwikkel de Raad van een organisatie die in de beeldvorming vooral gekenmerkt<br />
wordt door één boegbeeld naar een organisatie die ook een instituut vormt.<br />
• Zet de inspanningen voort om de doorlooptijden van de onderzoeken te verkorten<br />
en tracht te zorgen voor een kortere reactietijd op aanbevelingen.<br />
• Onderzoek de mogelijkheden van een actievere opvolging van aanbevelingen, op<br />
een zowel voor de betrokken sector als voor het publiek toegankelijke wijze.<br />
• Onderzoek de mogelijkheden tot vergroten van de transparantie.<br />
• Benadruk dat er incidenten zijn waar we veel van kunnen leren, maar dat een 100%<br />
veilige samenleving niet bestaat.<br />
• Werk aan het gevoel van veiligheid door enerzijds nuance en redelijkheid en anderzijds<br />
eigen verantwoordelijkheid van de burger meer ruimte te geven in de rapportage<br />
en communicatie rond ongevallen en rapporten.<br />
Scheepsjournaal<br />
75
76 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
8 Plunjebaal<br />
Deze expeditie nadert voor ons zijn einde. Maar (nieuwe) expedities gaan verder. Voor<br />
ons, voor de NSOB en voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Onze expeditie begon 2<br />
jaar geleden in september aan de Lange Voorhout in Den Haag. Met 16 fellows onderweg<br />
naar Graduation Day. De expeditie van de NSOB begon met een plunjebaal vol<br />
praktijkervaringen van de verschillende fellows die gedurende de reis ruim werd aangevuld.<br />
Vele theoretische inzichten kwamen in de verschillende etappes van de expeditie<br />
voorbij. De plunjebaal werd zwaarder en zwaarder. Het toegenomen inzicht heeft<br />
ons ook geholpen sommige ballast letterlijk en figuurlijk over boord te gooien. Naast<br />
de ruime theoretische inzichten die werden aangeboden en toegevoegd aan onze<br />
plunjebaal was daar ook de kans om al deze ervaringen te gebruiken in volgende etappes.<br />
De verschillende atelieropdrachten alleen of samen binnen het boeiende landschap<br />
van de overheid gaven ruim de gelegenheid kennis en ervaring bij elkaar te<br />
brengen. Een belangrijke reflexieve periode in de expeditie was de buitenlandse etappe.<br />
Acht tot tien weken echt op jezelf teruggeworpen worden in een vreemde omgeving,<br />
met een vreemde cultuur en een vreemde taal. Het maken van verbinding met<br />
de lokale bevolking was iets wat tijdens een expeditie niet kan en mag ontbreken.<br />
Kijken met een andere bril, vanuit een ander perspectief. Met het voortgaan van de<br />
NSOB expeditie moest een volgende etappe worden afgelegd. Een nieuw team werd<br />
samengesteld. Na de nodige hobbels bij de teamsamenstelling werd een geweldig<br />
team geformeerd met sterk verschillende personen met nog sterker verschillende ervaringen<br />
en competenties. Na een eerste verkenning van de nieuwe etappe wederom<br />
op weg. Tijdens het laatste gedeelte van deze Master of Public Administration was<br />
onze opdrachtgever Tjibbe Joustra. Paul ‘t Hart was vanuit het basiskamp coachend<br />
beschikbaar. Zoals goede opdrachtgevers en coaches betaamt gaven ze richting maar<br />
lieten de route aan ons. Net als de in het eerste gedeelte van dit rapport genoemde<br />
verstandige strateeg, die onderweg steeds op basis van nieuwe indrukken en inzichten<br />
zijn route aanpast.<br />
Voor deze NSOB expeditie voorlopig de laatste etappe. En wat voor één. We stapten<br />
een andere wereld binnen. De wereld van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Veiligheid<br />
is nog steeds een groeiend thema in de samenleving. Dat hebben we overal op<br />
onze reis kunnen zien en ervaren. Vele boeken zijn volgeschreven en het laatste woord<br />
is er beslist nog niet over gesproken. Zolang de mensheid bestaat zal er sprake zijn<br />
van gevoelens van onveiligheid. Waar enerzijds velen geen enkele inmenging van de<br />
overheid accepteren is de verwachting anderzijds dat diezelfde overheid veel moet<br />
doen om de veiligheid van mensen te borgen. Een prachtig dilemma, dat op vele terreinen<br />
speelt waar het gaat om overheidsbemoeienis.<br />
Plunjebaal<br />
77
In dat interessante speelveld acteert ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Wij<br />
mochten met dank aan de heer Joustra, door het werken aan de toepassingsopdracht<br />
van de NSOB, binnen treden in dit boeiende terrein. Net als in elke expeditie een terrein<br />
met prachtige vergezichten, maar ook met valkuilen, doodlopende routes en te<br />
omzeilen obstakels. Soms met bossen zo dicht dat wij de bomen niet meer konden<br />
zien. Dankzij de plunjebaal vol kennis en reflexiviteit vonden wij toch onze weg. De<br />
inkijk in het afwisselende landschap op hoog niveau rondom de Onderzoeksraad was<br />
zeer inspirerend, maar gaf ons ook een enorme tijdsdruk. De deadline voor de eindstreep<br />
kwam zienderogen naderbij.<br />
De afronding van een MPA expeditie in teamverband en niet individueel maakt dat net<br />
als in ons reguliere werk het een proces is wat je samen doormaakt. Met elkaar hebben<br />
we meerdere deadlines laten verstrijken omdat we groot belang hebben toegekend<br />
aan zeer interessante verkenningen en vergezichten. Prachtige bewoners van het<br />
Veiligheidslandschap hebben we mogen ontmoeten. Elke keer werden wij weer positief<br />
verrast door een waardevolle inbreng van de verschillende respondenten.<br />
In de literatuurstudie, de talrijke interviews en uiteindelijk de verwerking van al die<br />
informatie tot een rapport, werd duidelijk dat onze plunjebaal de afgelopen jaren behoorlijk<br />
gevuld is. De combinatie met een drukke baan en onze families die ook aandacht<br />
behoefden, maakte dat we ook op dit thema net als in een echte expeditie veelvuldig<br />
met onszelf werden geconfronteerd.<br />
Ook de confrontaties met meerdere coaches en de begeleidende docenten was betekenisvol.<br />
Toch hebben we regelmatig verzucht: “Hebben we het onszelf niet te moeilijk<br />
gemaakt?”. Waarop na enige tijd wel weer volgde “maar we hebben wel de leukste<br />
opdracht”, en bovendien een prachtige expeditie. De tip van less is more was zeer op<br />
zijn plaats. Dat is bijna gelukt. De rest is vooral betrokkenheid en enthousiasme.<br />
De theorie van Mark Moore heeft ons geïnspireerd. Het idee van public value spreekt<br />
ons aan. Het is natuurlijk een theoretisch model. Onze expeditie heeft ons nog beter<br />
geleerd dat de praktijk niet in een model te vangen is. Het heeft ons denken wel gescherpt.<br />
Het aantal brillen dat we kunnen opzetten is fors uitgebreid. In de huidige<br />
wereld van verantwoorden en dashboards mag de bril van public value hoger op de<br />
agenda. Net als bij de Onderzoeksraad gaat het niet om mooie rapporten, maar om het<br />
daadwerkelijke effect in de samenleving. Wordt het er echt veiliger van?<br />
Wat hebben wij geleerd van deze expeditie? Ten eerste weten we dat hij persoonlijk<br />
verder gaat. Leerzaam was het in elk geval, zowel voor ons als voor de door ons geïnterviewden.<br />
Sommigen gebruikten het interview om dingen kwijt te kunnen over de overheid<br />
die ze altijd al kwijt hadden gewild. Anderen gebruikten het als slijpsteen om hun<br />
eigen mening te toetsen. Het hield ons scherp, maar betekende ook dat de reis er bijna<br />
op zit.<br />
78 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Het werken in onze groep heeft nog meer helder gemaakt waar ieders sterke en te<br />
ontwikkelen kanten liggen. De retraiteweek in een vakantiehuisje in Voorthuizen, met<br />
onverwacht koninklijk bezoek, was voor ons een onvergetelijke ervaring in een mooie<br />
expeditie.<br />
Het voorrecht dat we in de MPA opleiding en ter afronding in deze toepassingsopdracht<br />
vooral ‘van buiten naar binnen’ hebben mogen kijken in de wereld van het<br />
openbaar bestuur heeft bijgedragen aan een verruiming van onze blik op de overheid<br />
in het algemeen en het veiligheidsdomein in het bijzonder.<br />
Een prachtige expeditie, die in september 2010 begon en op 16 juni 2012 zal worden<br />
afgerond.<br />
Een expeditie om nooit te vergeten.<br />
Plunjebaal<br />
79
Bijlage i:<br />
Visie, missie en strategie Onderzoeksraad<br />
Visie<br />
Ingeval van een ongeval of ramp is het van essentieel belang dat uit het gebeurde<br />
lering wordt getrokken. Alleen zo wordt herhaling zo veel als mogelijk voorkomen.<br />
Voor het bereiken van dat leereffect is het nodig de achterliggende oorzaken van het<br />
voorval te achterhalen. In die achterliggende oorzaken zijn immers de (systematische)<br />
bedreigingen voor de veiligheid te vinden. Kennis over bedoelde achterliggende oorzaken<br />
kan dus de veiligheid in de toekomst vergroten. Strafrechtelijke onderzoeken of<br />
civielrechtelijke procedures zijn naar hun aard minder geschikt voor het achterhalen<br />
van de achterliggende oorzaken van een voorval. Om het genoemde leereffect te bereiken<br />
is het daarom noodzakelijk dat een diepgaand en afzonderlijk veiligheidsonderzoek<br />
plaatsvindt. Dit onderzoek is in Nederland opgedragen aan de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid.<br />
Missie<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen<br />
te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken, tot de taak te onderzoeken<br />
en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke oorzaken zijn van voorvallen die<br />
hebben geleid, of hadden kunnen leiden, tot ernstige schade, letsel of dodelijke slachtoffers,<br />
dan wel van de omvang van de gevolgen van dergelijke voorvallen.<br />
De raad wil met zijn onderzoek de samenleving het vertrouwen geven dat de onderste<br />
steen boven is gekomen. Aldus draagt het onderzoek ook bij aan het wegnemen van<br />
maatschappelijke verontrusting als gevolg van het voorval.<br />
Het onderzoek van de Onderzoeksraad is gericht op het onderkennen van de in de<br />
achterliggende oorzaken van het voorval besloten liggende systematische bedreigingen<br />
voor de veiligheid. De Onderzoeksraad signaleert en identificeert dergelijke structurele<br />
veiligheidstekorten, en formuleert aanbevelingen.<br />
De Onderzoeksraad verricht zijn onderzoek in een strikt onafhankelijke positie ten<br />
opzichte van de bij het voorval betrokken partijen. Een strikte scheiding van eventueel<br />
strafrechtelijk onderzoek en/of civielrechtelijke procedures waarborgt dat het onderzoek<br />
onbelemmerd zijn loop kan hebben.<br />
Strategie<br />
De Onderzoeksraad verricht zijn werkzaamheden op basis van een brede bevoegdheid<br />
tot onderzoek, die alleen de terreinen van openbare-ordeverstoring, politieoptreden en<br />
krijgshandelingen uitsluit. De Raad voert daarnaast een deel van zijn taak uit op basis<br />
van wettelijke onderzoeksverplichtingen, die hun oorsprong vinden in internationale<br />
regelgeving.<br />
80 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Bij het invullen van zijn vrije bevoegdheid tot onderzoek moet de Raad keuzes maken.<br />
Ingeval van een zeer ernstig voorval zal de Raad, conform de maatschappelijke verwachtingen,<br />
steeds onderzoek verrichten. Bij het voor het overige invullen van zijn<br />
vrije onderzoeksruimte ziet de Raad in aanwezige maatschappelijke verontrusting als<br />
gevolg van een voorval een belangrijke legitimatie voor onderzoek. Ook verontrusting<br />
bij de Raad zelf, vanuit zijn specifieke kennis en ervaring, kan een legitimatie voor<br />
onderzoek vormen. Binnen de legitimatie, ingegeven door maatschappelijke verontrusting<br />
of verontrusting bij de Raad zelf, richt de Raad zich met name op situaties<br />
waarin een derde partij de controle over en de beheersing van voor individuen geldende<br />
veiligheidsrisico’s in handen heeft.<br />
De Raad richt zijn onderzoek zodanig in dat hij met betrekking tot het aspect ‘lering<br />
trekken uit het voorval’ een regierol vervult ten opzichte van zijn omgeving. De Raad<br />
streeft daarbij naar optimale afstemming met de rijksinspecties en wil het er waar<br />
nodig en mogelijk toe leiden dat de expertise van (medewerkers van) betrokken inspecties<br />
ten nutte is van zijn onderzoek. De Raad beschouwt het verder als onderdeel<br />
van zijn regierol om, wanneer de veiligheid dat vereist, gedurende zijn onderzoek tussentijds<br />
te waarschuwen door middel van een tussentijdse aanbeveling of een tussentijdse<br />
rapportage.<br />
Bijlage i: Visie, missie en strategie Onderzoeksraad<br />
81
Bijlage ii: Opdracht toepassingsfase MPA 2010-2012<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid in een nieuwe fase van ontwikkeling<br />
De Onderzoeksraad voor Veiligheid is bij Wet ingesteld in 2004 en kwam in werking in<br />
het begin van 2005. De Raad heeft inmiddels een plek verworven in de Nederlandse<br />
samenleving. De rapporten worden gewaardeerd om hun kwaliteit en onafhankelijkheid.<br />
De Raad is een eigenstandige organisatie en is inmiddels te zien als onderdeel<br />
van het veiligheidscomplex (Terpstra, 2010). In 2008 heeft een eerste evaluatie plaatsgevonden<br />
door een Commissie onder leiding van M. Sint.<br />
In het jaar 2011 heeft de Raad een voorzitterswissel ondergaan en dat moment markeerde<br />
de overgang van een pioniersfase naar een ‘andere’ fase. Welke fase dat zal zijn<br />
is moeilijk in een woord samen te vatten maar zou onderdeel van studie kunnen zijn.<br />
De Raad ondergaat in elk geval een uitbreiding van het werkterrein (openbare orde) en<br />
de indruk bestaat dat wanneer een netelige publieke kwestie onder het begrip ‘veiligheid’<br />
te plaatsen is, de Raad gevraagd wordt onderzoek te doen. Recent bijvoorbeeld<br />
naar de problemen met de beveiliging van de digitale communicatie tussen overheid<br />
en burgers met als trefwoord DigiNotar. Deze voor de Raad op het eerste gezicht positieve<br />
ontwikkeling roept de vraag op hoe de Raad zich verhoudt tot andere organisaties<br />
en instellingen in het veiligheidscomplex, zoals bijvoorbeeld toezichthouders,<br />
opsporingsinstanties, adviesraden. Bovendien zal de Raad door deze taakverbreding<br />
wellicht meer en meer te maken krijgen met incidentgerichtheid aan de kant van de<br />
politiek en de media.<br />
De Raad heeft behoefte aan een nadere analyse van zijn strategische positie in het<br />
geheel van (overheids-) instanties die verantwoordelijkheden dragen in het veiligheidsdomein.<br />
Daarom vraagt de Raad aan de NSOB een dergelijke strategische analyse te maken.<br />
De centrale onderzoeksvraag luidt:<br />
“Wat betekent een uitbreiding van de onderwerpen – en daarmee de verbreding van het<br />
krachtenveld – voor de strategische positie van de OW, nu en in de toekomst en hoe moet deze<br />
strategische positie tot uitdrukking komen in de selectie van de onderwerpen, de methoden van<br />
onderzoek en de aard van de aanbevelingen?”<br />
82 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Hierbij zou in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken aan:<br />
• De plaats van de Raad in het veld van actoren dat verantwoordelijkheden draagt in<br />
het veiligheidsdomein.<br />
• De gevolgen van de taakverbreding van de Raad voor de positionering en het imago<br />
van de Raad.<br />
• De ontwikkeling die het taakgebied van de Raad zal doormaken in termen van<br />
trends, veranderingen en kansen en risico’s.<br />
• De consequenties van de taakverdeling voor werkwijze en onderzoeksmethode.<br />
• De risico’s die fenomenen als ‘incidentgerichtheid’ meebrengen voor de Raad.<br />
• De ontwikkeling van en verandering in de verhouding van de Raad met de media,<br />
mede ook door de ontwikkeling van nieuwe media.<br />
De Raad acht het zinvol om in deze analyse ook gebruik te maken van een internationale<br />
vergelijking.<br />
De Raad vraagt de fellows van de NSOB die zaken te adresseren waarvan zij vinden<br />
dat ze voor de Raad van belang zijn. Voor de verdere uitwerking en nadere afspraken<br />
stelt de OVV een gesprek met de opdrachtnemers, alvorens de werkzaamheden te beginnen,<br />
op prijs.<br />
Opdrachtgevers vanuit de OVV:<br />
Contactpersoon :<br />
Begeleider:<br />
mr. Tj. Joustra, voorzitter<br />
prof.dr.ing. F.J.H. Mertens, raadslid<br />
mr. I. Visser, algemeen secretaris van de Raad,<br />
m.visser@onderzoeksraad.nl<br />
prof.dr. P. ‘t Hart<br />
hart@nsob.nl<br />
Bijlage ii: Opdracht toepassingsfase MPA10-12<br />
83
Bijlage iii: Lijst van geïnterviewden<br />
• Dr. O. M.J. Adang, Lector Openbare orde & Gevaarbeheersing Politieacademie<br />
• Prof. Mr. M. Barendrecht, Hoogleraar privaatrecht Universiteit van Tilburg<br />
• A.H. Berg, Zelfstandig adviseur<br />
• Mr. M.J. Bloos, Hoofdofficier van Justitie, Functioneel Parket OM<br />
• Mr. J. A. van den Bos, Inspecteur-Generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
• L. Branderhorst, MSc, Rijkstrainee, Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />
• Prof. dr. A.F.M. Brenninkmeijer, Nationale Ombudsman<br />
• Mr. H.N. Brouwer, Oud-voorzitter College van procureurs-generaal<br />
• Ir. S. Coorens, Afdelingshoofd Kenniscentrum Brandweer Hollands-Midden<br />
• Mr. J. Demmink, Secretaris-Generaal Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />
• Dr. M. van Duin, Lector crisisbeheersing NIFV en Politieacademie<br />
• A. Elissen, Lid Tweede Kamer PVV<br />
• Mr. J.G.A. Fetter, Plv. hoofd Inspectie/MT-lid politie, brandweer, GHOR<br />
• Drs. H.G. Geveke, Algemeen directeur integrale veiligheid TNO<br />
• Mr. Th. C. de Graaf, Lid Eerste Kamer D66<br />
• Prof. Dr. I. Helsloot, Hoogleraar Besturen van Veiligheid Radboud Universiteit<br />
Nijmegen<br />
• A. Jorritsma, Burgemeester Almere<br />
• Mr. Tj. Joustra, Voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
• S. Kuypers, Nieuwsmanager ANP<br />
• Drs. G.H.O. van Maanen, Secretaris-generaal Ministerie van VWS<br />
• A. Marcouch, Lid Tweede Kamer PvdA<br />
• Prof. Dr. Ing. F.J. H. Mertens, Lid Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
• Prof. Dr. Mr. E. R. Muller, Lid Onderzoeksraad voor Veiligheid, hoogleraar Veiligheid<br />
en Recht Universiteit van Leiden<br />
• Drs. G. van Oosten, Chef verslaggeving GPD<br />
• Dr. mr. M. Oosting, Oud Nationaal Ombudsman, staatsraad Raad van State<br />
• Dr. ir. J.G. Post, Manager Onderzoek Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid<br />
• Dr. A.A.G.M. Raak, Lid Tweede Kamer SP<br />
• Mr. R. de Rijck, Officier van Justitie, Functioneel Parket OM<br />
• Ing. I.M. van Rossum, Medewerker Kenniscentrum Brandweer Hollands-Midden<br />
• Dr. A. Scholtens, Hoofd Onderzoek Crisislab<br />
• Drs. C.J.A.M. Smitshuysen, Programmamanager nationale veiligheid regionaal op<br />
orde, Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />
• Mr. B. Steensma MPA, Hoofd Officier van Justitie<br />
• Drs. H. Stijntjes, Coördinerend senior beleidsmedewerker, Ministerie van Veiligheid<br />
en Justitie<br />
• Prof. Dr. Ir. J.B. Terpstra, Hoogleraar Criminologie Radboud Universiteit Nijmegen<br />
• Mr. J. Thunnissen, Inspecteur- generaal Inspectie Leefomgeving en Transport<br />
• Prof. Dr. P. Tops, Lid College van Bestuur Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde<br />
Universiteit van Tilburg<br />
• Prof. Dr. M.J.W. van Twist, Hoogleraar Bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam<br />
84 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
• Mr. I. Visser, Algemeen Secretaris Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
• Ir. J. van der Vlist, Topadviseur Algemene Bestuursdienst van het Rijk<br />
• Prof. Mr. P. van Vollenhoven, Oud-voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
• Drs. H.W.M. Wesseling, associé Berenschot, Algemeen directeur Nicis Institute<br />
• Drs. J.K. van Wijngaarden MPH, Hoofd Inspecteur Publieke en geestelijke gezondheidszorg<br />
• Prof.mr.dr. S. Zouridis, Hoogleraar Bestuurskunde Universiteit van Tilburg<br />
Bijlage iii: Lijst van geïnterviewden<br />
85
Bijlage iv: Basis vragenlijst<br />
Facultatief /per actor een selectie van de vragen<br />
Interviewvragen<br />
Algemeen/Imago/SWOT<br />
1. Wat is het eerste waar u aan denkt als u “Onderzoeksraad voor de Veiligheid”<br />
hoort?<br />
2. Heeft u ooit zelf te maken gehad met de OVV (in welk kader en hoe was dat)?<br />
3. Wat vindt u de sterke kanten van de OVV?<br />
4. Wat vindt u de minder goede kanten van de OVV?<br />
5. Wie zijn volgens u de belangrijkste stakeholders van de OVV?<br />
6. Wat ziet u als de grootste kansen voor de OVV?<br />
7. Wat ziet u als de grootste bedreigingen voor de OVV?<br />
8. Wat is volgens u de belangrijkste rol die de OVV vervult?<br />
9. Hoe zou u de relatie tussen uw organisatie en de OVV betitelen?<br />
Verbreding werkterrein OVV<br />
10. Wat zijn volgens u de grenzen van het werkterrein van de OVV? Wat vindt u van<br />
die grenzen?<br />
11. Verwacht u dat de huidige tendens in de samenleving om steeds meer onderwerpen<br />
te verbinden met veiligheid zich de komende 5 tot 10 jaar zal voortzetten<br />
of verwacht u juist een kentering hierin? Waarom?<br />
12. Weet u of er uitgesproken voorstanders zijn van de taakverbreding van de OVV?<br />
Wie?<br />
13. Weet u of er uitgesproken tegenstanders zijn van de taakverbreding van de OVV?<br />
Wie<br />
14. Wat zijn volgens u de gevolgen van deze uitbreiding voor de OVV?<br />
15. Wat zijn volgens u de aan de verbreding van werkterreinen verbonden kansen<br />
en bedreigingen? Intern? Extern?<br />
16. Wat vindt u van het onderzoek van de OVV naar digitale veiligheid (DigiNotar)<br />
17. Wat vindt u van mogelijke uitbreiding van taken van de OVV naar openbare orde?<br />
18. In een interview geeft dhr. Joustra aan dat hij meer tijd aan de zorg wil besteden?<br />
Wat vindt u hiervan?<br />
19. Wat betekent de taakuitbreiding van de OVV voor de relatie met uw organisatie?<br />
20. Welke kansen en bedreigingen voor de OVV ziet u in deze uitbreiding(en)?<br />
21. Wat is uw mening over de volgende scenario’s voor het werkterrein: (ongewijzigd<br />
beleid, back to the roots, verbreding, verdieping, meer aandacht voor bijnaincidenten,<br />
verbreding én verdieping of juist ‘ontdieping’ (op hoger abstractieniveau<br />
dwarsverbanden signaleren etc.)<br />
22. Als de OVV al selecteert en prioriteert bij het verrichten van onderzoeken, op<br />
welke basis zou dat dan moeten?<br />
86 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Effectiviteit / meerwaarde OVV<br />
23. Voor wie werkt de OVV naar uw mening vooral?<br />
24. Wat vindt u van de kwaliteit van de rapporten die de OVV schrijft?<br />
25. Wat vindt u van de kwaliteit van de aanbevelingen die de OVV doet (relevant,<br />
duidelijk, uitvoerbaar, betaalbaar, proportioneel etc.)?<br />
26. Heeft de OVV ten aanzien van de overige actoren in het veiligheidsdomein een<br />
meerwaarde? Indien ja, welke is dat?<br />
27. Hoe hebben andere relatief autonome publieke onderzoeksinstellingen zich<br />
gepositioneerd (ARK, WRR en Nationale Ombudsman)?<br />
28. Volgt u de implementatie van aanbevelingen?<br />
29. Stimuleert u actief de implementatie van aanbevelingen?<br />
30. Is er (politieke) druk om bevindingen of aanbevelingen aan te passen? Indien ja,<br />
hoe gaat u daar mee om?<br />
31. Is er sprake van inkapseling door het systeem?<br />
32. Op welke wijze communiceert uw organisatie met uw belangrijkste doelgroepen?<br />
33. Hanteert uw organisatie een mediastrategie en zo ja welke?<br />
34. Hoe gaat u om met media? Actief, passief, reactief…<br />
35. Maakt u ook gebruik van de ‘nieuwe media’?<br />
36. Hoe krijgt u de aandacht van de media?<br />
37. Bent u ook ‘achter de schermen’ actief?<br />
38. Welk advies zou u dhr. Joustra willen geven om de effectiviteit of het rendement<br />
van de OVV te verhogen?<br />
39. Hoe kan volgens u het beste geborgd worden dat de effectiviteit van de OVV op<br />
de langere termijn wordt geborgd en dat er wat met de adviezen gebeurt?<br />
40. Wie zou naar uw mening de implementatie van de aanbevelingen moeten volgen?<br />
41. Vindt u dat de OVV een rol moet vervullen in het monitoren van haar eigen aanbevelingen?<br />
Zijn daar risico’s aan verbonden? (inkapseling van de OVV)<br />
42. Moet de OVV alleen feitelijke bevindingen en conclusies presenteren of ook aanbevelingen<br />
doen? Waarom vindt u dat?<br />
Interne organisatie<br />
43. Welke kwaliteiten heeft de OVV nodig om de toekomst met een gerust hart tegemoet<br />
te treden?<br />
44. Bent u bekend met de interne organisatie van de OVV? Hoe staat het met opbouw<br />
kennis, deskundigheid en competenties, verloop etc.?<br />
45. Welk vakmanschap is nodig om conclusies te trekken en welk vakmanschap is<br />
nodig voor het doen van aanbevelingen?<br />
46. Wat vindt U van het model huisarts-specialist? Hoe schat u het specialistische<br />
vakmanschap in van de OVV tov andere organisaties in de onderzoekswereld?<br />
Universiteiten, inspecties, private onderzoeksbureaus?<br />
Bijlage iv: Basis vragenlijst<br />
87
Samenwerking externe partners<br />
47. Hoe ziet u uw de relatie met de OVV? Hoe zou deze moeten zijn?<br />
48. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de ministeries? Hoe zou deze moeten<br />
zijn?<br />
49. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de Tweede Kamer? Hoe zou deze moeten<br />
zijn?<br />
50. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de media? Hoe zou deze moeten zijn?<br />
51. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en inspecties? Hoe zou deze moeten zijn?<br />
52. Hoe ziet u de relatie tussen de OVV en de universiteiten? Hoe zou deze moeten<br />
zijn?<br />
53. Tussen de OVV en COT en IPIT? Hoe zou deze moeten zijn?<br />
54. Ziet u kansen in samenwerking tussen OVV en universiteiten?<br />
55. Heeft uw organisatie structurele samenwerkingsverbanden met externe partners<br />
(welke en hoe wordt de onafhankelijkheid daarbij geborgd?)<br />
56. Wat betekent de uitbreiding van werkterreinen voor de relaties van de OVV met<br />
de belangrijkste partijen in het speelveld?<br />
Afronding<br />
Dank voor uw medewerking. Afsluitend zouden we u nog graag enkele stellingen<br />
willen voorleggen<br />
57. De OVV moet streven naar verbreding van werkterreinen<br />
58. De OVV moet focussen op transportveiligheid<br />
59. Goed dat de Onderzoeksraad DigiNotar heeft onderzocht<br />
60. Goed dat de Onderzoeksraad Hartchirurgie (Radboud) heeft onderzocht<br />
61. De OVV moet zich beperken tot fysieke veiligheid<br />
62. Openbare orde vraagstukken moeten onderdeel worden van het werkterrein van<br />
de OVV<br />
63. De aanbevelingen die de OVV doet zijn realistisch en haalbaar<br />
64. De OVV moet zich beperken tot conclusies (de feiten op tafel) en geen aanbevelingen<br />
doen<br />
65. De OVV heeft voldoende specialistische kennis om aanbevelingen te kunnen<br />
geven<br />
66. Het geven van aanbevelingen door de OVV is strijdig met de gewenste onafhankelijke<br />
positie<br />
67. Een organisatie leert het best als deze publiekelijk ter verantwoording wordt<br />
geroepen<br />
68. De OVV slaagt er goed in dat de samenleving leert van incidenten<br />
88 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />
Er is een groot aantal interviews gehouden met respondenten uit de zes verschillende<br />
groepen actoren: Politiek, Media, Wetenschap, Concullega’s, Benchmarkorganisaties en<br />
Openbaar bestuur. De interviews zijn schriftelijk uitgewerkt en ter accordering aan de<br />
verschillende geïnterviewden voorgelegd. De schat aan informatie uit de meer dan 40<br />
interviews is vervolgens geclusterd per groep actoren. Alle clusters in dit rapport presenteren<br />
voert volgens ons te ver. De gegevens per cluster zullen wel separaat aan de<br />
Raad ter beschikking worden gesteld. De clusters kunnen waardevolle informatie geven<br />
waar de Raad zijn voordeel mee kan doen. Als voorbeeld zijn de clusters van een<br />
tweetal actoren integraal in deze bijlage opgenomen. Het betreft de actoren Openbaar<br />
bestuur en Wetenschap. Het heeft de vorm van een schema met de sterkten, zwakten,<br />
kansen en bedreigingen, gevolgd door een schema met de onderwerpen selecteren,<br />
samenwerken, beïnvloeden en imago.<br />
Actor Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging (extern)<br />
Openbaar bestuur<br />
1 kwaliteit rapporten<br />
1 aanbevelingen<br />
1 zeg wat beter moet maar<br />
1 blijf acteren vanuit kennis,<br />
(nationaal, lokaal,<br />
overwegend positief<br />
moeten realistisch<br />
blijf weg bij de oplossing<br />
anders niet<br />
ministeries,<br />
2 kwaliteit onderzoek en<br />
zijn, reflectie bij<br />
2 de OVV mag sensitiever<br />
2 nuchterheid is gewenst<br />
burgemeesters)<br />
onafhankelijkheid is goed<br />
Raad intern van<br />
zijn op de bestuurlijke<br />
(redelijkheid)<br />
3 goede taakafbakening met<br />
belang<br />
verantwoordelijk- heid<br />
3 blijf bescheiden<br />
het OM<br />
2 doorlooptijden<br />
3 samenwerking bevordert<br />
4 begrip veiligheid is vorm van<br />
4 beste rapporten van de OVV<br />
is zwaar<br />
kennisuitwisseling en dus<br />
schuivende panelen<br />
zijn technisch georiënteerd,<br />
aandachtspunt<br />
deskundigheid<br />
5 OVV is duur instrument, zet<br />
blijf bij je kwaliteit<br />
3 werk niet vanuit<br />
4 schoenmaker hou je bij<br />
het alleen in als het echt<br />
5 koester wat je hebt<br />
ivoren toren<br />
je leest<br />
nodig is<br />
6 OVV moet het nu doen<br />
4 onvoldoende<br />
5 benut expertise<br />
6 eerst consolidatie dan pas<br />
zonder de Pieter-factor<br />
opvolging<br />
buitengewone raadsleden<br />
uitbreiden<br />
7 Joustra heeft andere stijl en<br />
aanbevelingen<br />
6 kijk meer naar de context<br />
7 verkramping door<br />
gaat eerst in overleg<br />
7 100% veiligheid bestaat<br />
schuldvraag<br />
8 dilemma: alle kennis in huis<br />
niet en straal dat ook uit<br />
8 onafhankelijk is prima maar<br />
willen hebben versus klein<br />
8 OVV werkt disciplinerend<br />
wees niet naïef, schuldvraag<br />
en compact blijven<br />
9 stimuleer peer review en<br />
speelt altijd!<br />
tegenspraak vooraf<br />
9 OVV heeft meegewerkt<br />
10 laat kosten en baten<br />
aan dat alles tegenwoordig<br />
onderdeel advies worden<br />
“veiligheid” is<br />
10 OVV moet het nu doen als<br />
instituut, zonder de Pieter<br />
factor<br />
11 risicoregelreflex<br />
Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />
89
Actor Selecteren Samenwerken Beïnvloeden Imago<br />
Openbaar bestuur<br />
1 kies waar je van kan leren<br />
1 samenwerking bevordert<br />
1 zeg wat beter moet maar<br />
1 Nederland is kampioen<br />
(nationaal, lokaal,<br />
2. kies onderzoeken met<br />
kennisuitwisseling en<br />
blijf weg bij de oplossing<br />
terugkijken aan het<br />
ministeries,<br />
meerwaarde<br />
dus deskundigheid<br />
2 internationaal kennis<br />
worden<br />
burgemeesters)<br />
3 alleen de grote en ernstige<br />
2 blijf hulptroepen<br />
delen en uitwisselen<br />
2 in die Beschränkung zeigt<br />
incidenten<br />
inschakelen,<br />
3 ontmoeten is uitwisselen<br />
sich der Meister<br />
4 gevaarlijk op een terrein<br />
onafhankelijkheid zit in<br />
4 raad zorgt voor closure<br />
3 Pieter heeft OVV op de<br />
te bewegen waar je geen /<br />
het oordeel<br />
5 hoor en wederhoor op<br />
kaart gezet<br />
minder kennis van hebt.<br />
3 werk niet vanuit ivoren<br />
feiten en conclusies….<br />
4 de raison d’être van de<br />
5 de stand van het land, ter<br />
toren<br />
niet op aanbevelingen!<br />
OVV is onafhankelijkheid<br />
ondersteuning selectie, aan<br />
4 voorkom kramp<br />
6 benut expertise<br />
5 zonder Pieter was de OVV<br />
de wetenschap laten<br />
5 werk samen en stem af,<br />
buitengewone<br />
er niet geweest<br />
6 sterke verschillen in<br />
er is nog veel te doen in<br />
raadsleden<br />
6 als je over alles gaat word<br />
meningen over uitbreiden<br />
de zorg (gesloten cultuur<br />
7 ga niet twitteren of<br />
je een karikatuur<br />
terreinen (gezondheid,<br />
zonder meldingsbereid-<br />
zo (gezag en kwaliteit<br />
7 Pieter was ambtelijk<br />
openbare orde, digitaal)<br />
heid)<br />
passen niet bij dit<br />
lastig, maar vanuit<br />
7 beperken tot fysieke<br />
6 begin in nieuwe<br />
medium)<br />
burgerperspectief goed<br />
veiligheid<br />
terreinen niet met<br />
8 raad / inspecties zorgen<br />
8 de kracht van Van<br />
8 hulp van panel van<br />
moeilijkste klussen<br />
samen voor checks and<br />
Vollenhoven was dat deze<br />
deskundigen bij selectie is<br />
7 OVV hoeft niet alles zelf<br />
balances<br />
er met gestrekt been in<br />
een optie<br />
in huis te hebben<br />
9 boegbeeldrol van de OVV<br />
kon gaan en ook oprecht<br />
9 criteria zijn onbekend<br />
8 kernexpertise in eigen<br />
is heel belangrijk<br />
boos kon worden vanuit<br />
die gebruikt worden voor<br />
huis en de rest inhuren<br />
10 acceptatie bij<br />
zijn betrokkenheid bij<br />
selectie<br />
9 inhuren kan, maar je<br />
ambtenaren versus<br />
veiligheid<br />
10 blijf weg bij strafrecht<br />
moet als OVV wel je<br />
acceptatie bij burgers<br />
9 Moerdijk is dood<br />
eigen objectieve oordeel<br />
11 laat kosten en baten<br />
geëvalueerd<br />
hebben en kunnen<br />
meewegen<br />
10 shaming helpt niet voor<br />
beargumenteren<br />
leren<br />
90 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Naam Sterkte (intern) Zwakte (intern) Kans (extern) Bedreiging (extern)<br />
Wetenschap<br />
1 de OVV is een begrip<br />
1 onmogelijk om<br />
1 om te leren moet je<br />
1 afrekencultuur en rol media<br />
(hoogleraren<br />
2 gedegen rapporten<br />
van alle terreinen<br />
juist wegkomen van<br />
2 leren en verantwoorden<br />
universiteiten,<br />
3 goed feitenrelaas<br />
deskundigheid in<br />
incidenten, meer trend-<br />
vragen ander onderzoek<br />
Politieacademie)<br />
4 kwaliteit meestal voldoende<br />
huis te hebben en<br />
onderzoek doen<br />
3 leren vraagt veilige<br />
5 je ontleent je gezag<br />
te (onder)houden<br />
2 meer verbinding met<br />
omgeving<br />
aan methodologisch<br />
2 kosten / baten<br />
wetenschap<br />
4 openbare verhoren niet<br />
en inhoudelijk juiste<br />
analyse meer<br />
3 waarborg hoor, wederhoor<br />
geschikt voor leren<br />
rapportages<br />
ruimte geven in<br />
en procedures<br />
5 pluriformisering<br />
aanbevelingen<br />
4 er is inter-toezicht nodig,<br />
Veiligheidszorg<br />
(realiteitszin)<br />
kans voor de OVV<br />
6 inspecties en OVV … samen<br />
teveel van het goede<br />
7 het woord ‘nuchter’ is<br />
verdwenen<br />
Naam Selecteren Samenwerken Beïnvloeden Imago<br />
Wetenschap<br />
1 geen openbare orde, beperk<br />
1 samenwerking en<br />
1 gevaar van de regelreflex<br />
1 goed dat er een OVV is<br />
(hoogleraren<br />
je tot fysieke veiligheid<br />
onafhankelijkheid<br />
2 benoem dingen die mis<br />
2 ad hoc imago<br />
universiteiten,<br />
2 veilig onderzoek is kans<br />
hoeven niet strijdig<br />
gaan maar blijf redelijk<br />
3 naming en shaming als<br />
Politieacademie)<br />
voor de OVV<br />
te zijn, mits trans-<br />
3 conclusies en<br />
veranderstrategie, mogelijk<br />
3 we plakken de term<br />
parant<br />
aanbevelingen<br />
geen verstandige strategie<br />
veiligheid op ongelofelijk<br />
2 samenwerken /<br />
communicatief goed<br />
4 Pieter heeft de OVV<br />
veel zaken: semantisch<br />
inhuren moet,<br />
scheiden<br />
neergezet<br />
sleepnet<br />
onmogelijk alle<br />
4 kosten/baten meer ruimte<br />
5 geen “barbertje moet<br />
4 afbakening wat OVV doet<br />
kennis zelf te<br />
geven in aanbevelingen<br />
hangen“ instituut worden<br />
erg belangrijk<br />
hebben en te<br />
(realiteitszin)<br />
6 commissie Sint vond niets<br />
(onder) houden<br />
5 voorkom dat het alleen<br />
om de OVV de nek om te<br />
3 dé specialist<br />
nog over naming gaat<br />
draaien, ze waren goed<br />
is waarborg<br />
7 OVV is Pieter<br />
neutraliteit<br />
8 het moloch-syndroom: beter<br />
4 samenwerking en<br />
is groot te worden door klein<br />
allianties prima<br />
te blijven<br />
Bijlage v: Voorbeeld uitwerking interviews<br />
91
Literatuur<br />
Accident Investigation Board of Finland (2010), Annual Report 2009, Helsingfors: Accident<br />
Investigation Board of Finland<br />
Barendrecht, J.M. (2003), De betrekkelijke waarde van onafhankelijkheid, in: Nederlands<br />
Juristenblad, 1541<br />
Binnenlands Bestuur (2011), “Politie trekt zich weinig aan van Nationale Ombudsman”,<br />
27 mei 2011<br />
Bollen, Maarten, (2010), Tunnelvisie als bedrijfsrisico, 1.e druk, Alphen aan den Rijn:<br />
Kluwer<br />
Boonstra, J. en Mark van Twist (10 februari 2012), Reflectiemodule Ondernemen, innoveren,<br />
vernieuwen, presentatie voor NSOB<br />
Boutellier, H. (2004), de Veiligheidsutopie, in: Veiligheid: studies over inhoud, organisatie<br />
en maatregelen, Erwin Muller (red.), Alphen aan den Rijn: Kluwer<br />
Cornelisse, Louis (2012), “We gaan niet over schuldvraag”, in: Binnenlands Bestuur, 27<br />
april 2012, pag. 20 – 23<br />
De Wit, Bob en Ron Meyer (2010), Strategy synthesis: Resolving strategy paradoxes to create<br />
competitive advantage, 3.e druk, Cengage learning<br />
Duin, van, M.J (1992), Van rampen leren: Een vergelijkend onderzoek naar de lessen uit spoorwegongevallen,<br />
hotelbranden en industriële ongelukken, Den Haag: Haagse Drukkerij en<br />
Uitgeversmaatschappij<br />
Duin, van, Menno, Pieter Tops, Vina Wijkhuis, Otto Adang, Nicolien Kop (2012), Lessen in<br />
crisisbeheersing. Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, Den Haag: Boom<br />
Lemma Uitgevers<br />
Eeten, van, Michel (2010), Techniek van de onmacht; Fatalisme in politiek en technologie,<br />
Den Haag: Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />
Enthoven, Guido (2011), Hoe vertellen we het de Kamer?, Delft: Eburon<br />
Het Parool (27 februari 2009), Van Vollenhoven wil zwarte dozen niet afgeven, Amsterdam:<br />
het Parool<br />
Intomart GfK bv (23 januari 2012), Onderzoek Naamsbekendheid Onderzoeksraad voor<br />
veiligheid, Hilversum: Intomart Gfk bv<br />
92 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>
Keuning, D., dr. en dr. D.J. Eppink (2012), Management & Organisatie Theorieboek,<br />
10.e druk, Noordhoff Uitgevers B.V.<br />
Lysias Consulting Group (2008), Rapportage evaluatie Onderzoeksraad voor veiligheid,<br />
31 juli 2008, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />
redactie: M. Benard, H. van der Meer, C. Sengers, W. van Seggelen, M. Sturm<br />
Matthijsen, Suzan en Ankie Erwich (juli 2010), Als je innoveert, doe dan het onverwachte,<br />
in: Reken maar. Personeelsblad Algemene Rekenkamer, nr. 57, Den Haag<br />
Mintzberg, Henry (2003), Mintzberg over management. De wereld van onze organisaties,<br />
12.e druk, Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact<br />
Moore, Mark H. (1995), Creating Public Value. Strategic management in Government,<br />
Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press<br />
Muller, E.R. (red.) (2004), Veiligheid: studies over inhoud, organisatie en maatregelen,<br />
Alphen aan den Rijn: Kluwer<br />
NRC-Handelsblad (8 februari 2012), “Na ChemiePack de gezondheidszorg”, in: NRC-<br />
Handelsblad<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (21 september 2006), Eindrapport van het onderzoek naar<br />
de brand in het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005,<br />
Den Haag: Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (5 januari 2011), Rapport Brand bij ChemiePack te Moerdijk,<br />
Den Haag: Onderzoeksraad voor Veiligheid<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Visie op de komende 5 jaar, Den Haag: Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2009), Jaarverslag 2008, Den Haag: Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011), Jaarverslag 2010, Den Haag: Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid<br />
Strottman, Olav (2005), Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een studie naar de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid, Rotterdam: Erasmus Universiteit<br />
Surowiecki, J. (2005), The wisdom of crowds, Little: Brown Book Group<br />
Terpstra, J.B. (2010), Het veiligheidscomplex: ontwikkelingen, strategieën en verantwoordelijkheden<br />
in de veiligheidszorg, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers<br />
Literatuur<br />
93
Twist, van, Mark en Martijn van der Steen, Maarten van der Vlist, Roger Demkes (2009),<br />
Toekomstverkenning en organisatieontwikkeling: Ontwerpkeuzes in het scenarioproject RWS<br />
2020, Den Haag: Nederlandse School voor Openbaar Bestuur<br />
University of Leeds, Centre for Innovation in Health Management, presentatie (ongedateerd)<br />
Veld, in ‘t, Roel (2010), Kennisdemocratie: opkomend stormtij, Den Haag: Sdu Uitgevers bv<br />
Westerkamp, Kees (december 2003), Een marketingplan in twaalf stappen, in: Specifiek,<br />
bijlage (ongenummerd)<br />
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2008), Onzekere veiligheid: verantwoordelijkheden<br />
rond fysieke veiligheid, Amsterdam: Amsterdam University Press<br />
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (22 juni 2010), Het gezicht van de publieke<br />
Zaak: Openbaar bestuur onder Ogen, Amsterdam: Amsterdam University Press, redactie<br />
Huub Dijstelbloem, Paul den Hoed, Jan Willem Holtslag, Steven Schouten<br />
Openbare stukken<br />
Begeleidingscommissie Sint (14 augustus 2008), brief over aanbevelingen naar aanleiding<br />
van de Evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid, kenmerk 2008-0000317454<br />
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (30 juni 2009), brief aan de<br />
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, brief over evaluatie Onderzoeksraad<br />
voor veiligheid en reactie daarop van de raad, kenmerk 2009-0000316082<br />
Onderzoeksraad voor Veiligheid, brief met reactie op Evaluatie van de Onderzoeksraad<br />
voor Veiligheid, 6 november 2008<br />
Tweede Kamer der Staten-Generaal, 27400 VII, nrs. 33 en 34, Kamerstukken II 2011-2002<br />
Tweede Kamer der Staten-Generaal, 28634 (R1727), nr.3, MvT TK 2002-2003<br />
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, 2 december 2004, Staatsblad 2004, 677<br />
Rijksbesluit Onderzoeksraad voor Veiligheid, 10 december 2004, geldend op 31 januari<br />
2012<br />
Internet<br />
www.binnenlandsbestuur.nl<br />
www.managementmodellensite.nl<br />
www.onderzoeksraad.nl<br />
www.parool.nl<br />
www.turvallisuustutkinta.fi<br />
94 <strong>Onafhankelijk</strong> <strong>Verbindend</strong> <strong>Verbreden</strong>