27.08.2015 Views

Het lezen van verhalen

cursus 2 uit het VWO theorieboek - laagland, literatuur en lezer

cursus 2 uit het VWO theorieboek - laagland, literatuur en lezer

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

cursus<br />

<strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong><br />

5<br />

Tekst 1<br />

Een vondst<br />

Zo gaan die dingen blijkbaar: ik maak ouder<br />

gewoonte een wandeling door het bos, het is laat in<br />

de herfst, de grond ligt vol gevallen blad, ik schop<br />

erdoorheen, stuit na de zoveelste trap op iets wat<br />

niet meegeeft, niet zozeer hard als wel zwaar, een<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

zak zand of zoiets, trap nog eens, geen beweging<br />

in te krijgen, begin te graven, blad weg te schuiven<br />

althans, er komt een fietser aan op zo’n stoere<br />

terreinfiets met brede banden, vraagt of ik wat<br />

kwijt ben, nee, ik ben niks kwijt, ik zoek ook niks<br />

maar er ligt hier iets wat ik niet kan thuisbrengen,<br />

een volle zak of tas die iemand verloren moet<br />

hebben of vergeten, hij stapt af om me te helpen of<br />

alleen maar toe te kijken, gvd zegt hij, dat is niet<br />

iets maar iemand, kijk dan man, en nog eens die<br />

vloek, het is een dooie, en ja, zeg ik, je hebt gelijk,<br />

ik zie het, het is mijn buurvrouw.<br />

Wacht even, dat zei ik niet, ik dacht het, wist<br />

het, alsof ik haar daar zelf had neergelegd. Als<br />

dat waar zou zijn was ik het vergeten zoals ik<br />

alles vergeet, alzheimer op zijn minst, vervroegde<br />

dementie, op den duur dodelijk, maar zover was<br />

het nog niet met me. Hoe vaak de dokter me al<br />

niet had gewaarschuwd, ga er niet meer alleen op<br />

uit, neem iemand mee, je buurvrouw voor mijn<br />

part, je kunt jezelf niet meer vertrouwen. Dat<br />

sloeg niet op iets met die buurvrouw, maar op<br />

Alois Alzheimer, honderd jaar dood al. Of ik een<br />

telefoon bij me had, vroeg de fietser, welnee man,<br />

hoe kom je erbij, de telefoon hangt bij me thuis<br />

aan de muur. Hij keek me aan of ik niet goed bij<br />

mijn hoofd was, sprong op zijn fiets om zelf ergens<br />

te gaan bellen misschien, beval me te blijven waar<br />

ik was. Een bevel, ja, alsof hij het voor het zeggen<br />

had. Ik dekte de buurvrouw weer toe, blad over<br />

haar gezicht, ik wilde het niet meer zien. Een<br />

krassende kraai vloog over, achternagezeten door<br />

een Vlaamse gaai of zoiets. Moest ik daar een teken<br />

<strong>van</strong> het een of ander in zien soms? Even later de<br />

alarmkreet <strong>van</strong> een andere vogel, maar dat was de<br />

auto <strong>van</strong> de politie met daarachter een ambulance,<br />

allebei in volle vaart, alsof er nog iets of iemand te<br />

redden viel. Twee agenten sprongen naar buiten,<br />

dirigeerden de ambulance tot vlak bij de dode, op<br />

gevaar af haar voor de tweede keer om te brengen,<br />

wendden zich tamelijk dreigend tot mij, of ik maar<br />

10 Literaire theorie


50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

eens wilde vertellen wat er aan de hand was. Van<br />

de fietser geen spoor, op mijn vraag waar hij was<br />

gebleven kreeg ik geen antwoord. De bemanning<br />

<strong>van</strong> de ziekenwagen, twee hagelwit geklede<br />

broeders, schoof een draagbaar uit de achterdeur,<br />

eerder rukken dan schuiven, gejaagd als om een<br />

kwestie <strong>van</strong> leven of dood. Ik wees met mijn voet,<br />

ze tastten in het rond, vonden een been, groeven<br />

haar tevoorschijn en draafden terug, de volle baar<br />

zwaaiend tussen hen in. Ik zag dat ze haar tas aan<br />

haar borst hield geklemd, bedacht in haar laatste<br />

uur op een overval, en wie weet, zei ik tegen de<br />

agenten, was ze slachtoffer <strong>van</strong> een poging tot roof,<br />

midden in het lege bos, zulke dingen kwamen voor.<br />

Of ik haar kende, vroeg een <strong>van</strong> de twee. Zoals je je<br />

buurvrouw kent, zei ik, ze klopte iedere dag buiten<br />

de deurmat. Wist ik haar naam? Die wist ik, de<br />

post werd nogal eens verkeerd bezorgd. Getrouwd,<br />

ongetrouwd, weduwe? Ik spreidde mijn handen, op<br />

de envelop stond mevrouw, vorm <strong>van</strong> beleefdheid<br />

misschien, ze leek me onbevlekt, voorbeeldig naar<br />

lichaam en geest.<br />

De fietser stond onverwacht tussen ons in,<br />

overdreven hijgend en bezweet. In zijn kleurige<br />

kostuum was hij een clown die op applaus wachtte.<br />

In plaats daar<strong>van</strong> kreeg hij een paar vragen, <strong>van</strong><br />

dezelfde kwaadaardige soort als aan mij gesteld en<br />

op dezelfde laatdunkende toon, de indruk wekkend<br />

dat wij zowel verdacht waren als de moeite niet<br />

waard. Hij was zichtbaar teleurgesteld, stapte op<br />

zijn fiets om te vertrekken, maar kreeg daarvoor<br />

geen toestemming. De chauffeur <strong>van</strong> de ambulance<br />

mocht gaan, na vermelding <strong>van</strong> het ziekenhuis waar<br />

het slachtoffer zou worden opgenomen.<br />

Opgenomen, dat was wat hij zei, alsof er nog kans<br />

op genezing bestond. Nu ja, in een beschaving<br />

waarin aan opstanding wordt geloofd is alles<br />

mogelijk. De agenten doorzochten de laatste<br />

verblijfplaats <strong>van</strong> de dode zonder iets te vinden.<br />

Toch moest er iets liggen, maar ik had niet de<br />

behoefte erop te wijzen. Ik keek zwijgend toe, me<br />

erover verbazend hoe de sporen <strong>van</strong> de dader stap<br />

voor stap werden uitgewist voordat de experts ter<br />

plaatse waren. Maar misschien was er geen dader<br />

en was mijn buurvrouw uit zichzelf gaan liggen<br />

of, door een flauwte be<strong>van</strong>gen, gevallen, buiten<br />

bewustzijn geraakt en door onderkoeling aan haar<br />

einde gekomen. Maar wie zou haar dan zo zorgzaam<br />

hebben toegedekt met die deken <strong>van</strong> gevallen blad<br />

100<br />

105<br />

110<br />

115<br />

120<br />

125<br />

130<br />

135<br />

140<br />

als ze het niet zelf was geweest? In vragen, vragen<br />

vergaan de dagen, ik liet ze achterwege zonder<br />

antwoord te krijgen of ook maar te hebben willen<br />

krijgen. De fietser stootte me aan en wees op een<br />

glinstering in de aarde die door het gewroet <strong>van</strong> de<br />

agenten zichtbaar was geworden en die ik al eerder<br />

had opgemerkt. Ik haalde mijn schouders op, alsof<br />

het <strong>van</strong> geen belang was.<br />

Zonder iets te hebben gevonden, als ze al hadden<br />

gezocht, verlieten de agenten de kuil, noteerden<br />

mijn naam en die <strong>van</strong> de fietser, en verwachtten mij<br />

de volgende dag exact te tien ure op hun bureau.<br />

Als verdachte? Ik vroeg het niet, verbaasde me<br />

er nauwelijks over dat de ander, die toch getuige<br />

was geweest <strong>van</strong> mijn vondst, me er zelfs op had<br />

gewezen, niet werd ontboden. We keken toe hoe<br />

de politiewagen slippend wegreed, op jacht naar de<br />

volgende moordenaar. Daarna knielde ik neer om<br />

de glinstering in de kuil nader te onderzoeken. Ik<br />

hoefde nauwelijks te graven of ik stuitte op een<br />

metalen voorwerp dat me bekend voorkwam. Ik<br />

sloot mijn hand eromheen en liet de fietser raden.<br />

Hij sloeg zijn been over het zadel, zette een voet op<br />

de trapper en keek langs me heen. Ik drong enkele<br />

keren aan, en ten slotte gaf hij antwoord. Je kijkt<br />

of je de sleutel in je vingers hebt, zei hij. Ik was<br />

verbijsterd, en dat ontging hem niet. Als je er iets<br />

mee te maken mocht hebben, zei hij, verspreek je<br />

dan morgen niet. Hij stak zijn hand op en schoot<br />

weg. Ik had hem willen terugroepen, maar hij was<br />

al tussen de bomen verdwenen, en dan nog, wat<br />

had ik hem willen zeggen als het niet de waarheid<br />

was.<br />

Ik kwam er pas later op de avond toe het huis<br />

<strong>van</strong> mijn buurvrouw binnen te gaan. Niets wees<br />

erop dat ze zou zijn vertrokken met het voorgevoel<br />

niet meer terug te komen. Op tafel lag een brief<br />

aan een onbekende die ze begonnen was, niet<br />

meer nog dan de vraag of ze elkaar niet weer<br />

eens moesten zien. Ik stak hem bij me, met een<br />

oude foto <strong>van</strong> mezelf die ze om de een of andere<br />

reden in haar portrettengalerij had opgenomen.<br />

Zocht ik iets? Zo ja, dan was ik vergeten wat. Bij<br />

het weggaan, ik stond al op de drempel, ging de<br />

telefoon. Ik aarzelde, deed een stap terug, besloot<br />

niet op te nemen. Doden antwoorden niet, zei ik<br />

hardop, alsof ik de titel <strong>van</strong> een detective noemde<br />

die ik ooit had ge<strong>lezen</strong> of <strong>van</strong> plan was te <strong>lezen</strong>.<br />

Uit: Willem G. <strong>van</strong> Maanen, Bagatellen.<br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong><br />

11


Oriëntatie<br />

In de cursus ‘<strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong>’ leer je wat je moet kunnen en weten om<br />

beargumenteerd te kunnen formuleren wat volgens jou de betekenis <strong>van</strong> een<br />

<strong>verhalen</strong>de tekst is. Daarbij gaan we uit <strong>van</strong> drie basisvragen:<br />

1 Waarover wordt verteld?<br />

2 Hoe wordt verteld?<br />

3 Wie vertelt?<br />

Daarnaast gaan we kort in op de aanwijzingen die de schrijver jou als lezer geeft<br />

om de betekenis <strong>van</strong> een verhaal vast te kunnen stellen.<br />

1 Waarover wordt verteld?<br />

1.1 Gebeurtenissen<br />

1.2 Personages<br />

1.3 Setting<br />

Verhalende teksten zijn teksten waarin een<br />

geschiedenis wordt verteld. <strong>Het</strong> begrip geschiedenis<br />

gebruiken we bij <strong>verhalen</strong>de teksten om aan te geven<br />

waarover wordt verteld. De geschiedenis <strong>van</strong> een<br />

<strong>verhalen</strong>de tekst bestaat uit de volgende elementen:<br />

een chronologisch te ordenen reeks <strong>van</strong> gebeurtenissen,<br />

personages of verhaalfiguren en setting (tijd<br />

en ruimte).<br />

1.1 Gebeurtenissen<br />

Een <strong>verhalen</strong>de tekst is een tekst die bestaat uit<br />

een aantal in zinnen weergegeven gebeurtenissen<br />

waartussen je als lezer verbanden legt.<br />

Bij tekst 1<br />

“Een vondst” <strong>van</strong> Willem G. <strong>van</strong> Maanen is een<br />

voorbeeld <strong>van</strong> een <strong>verhalen</strong>de tekst.<br />

De gebeur tenissen staan in chronologische volgorde:<br />

1 Een naamloze ik-figuur ontdekt samen met een<br />

naamloze fietser het lijk <strong>van</strong> zijn buurvrouw.<br />

2 <strong>Het</strong> lijk wordt opgehaald en politieagenten doen<br />

wat onderzoek.<br />

3 De ik-figuur en de fietser ontdekken een metalen<br />

voorwerp, maar zeggen niets tegen de politie.<br />

4 De ik-figuur gaat naar het huis <strong>van</strong> de buur vrouw<br />

en neemt een onafgemaakte brief en een foto <strong>van</strong><br />

zichzelf mee.<br />

Als lezer zoek je bij “Een vondst” verbanden tussen<br />

de opeenvolgende gebeurtenissen. Bij “Een vondst”<br />

staan de vertelde gebeurtenissen al in chronologische<br />

volgorde. Er zijn ook <strong>verhalen</strong>de teksten waarin de<br />

lezer zelf de chronologie <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />

moet reconstrueren. In “Een vondst” krijg je als lezer<br />

aanwijzingen voor het verband tussen de gebeurtenissen.<br />

Sommige gedachten <strong>van</strong> de ik-figuur maken<br />

aannemelijk dat hij wist dat de buurvrouw dood<br />

onder de bladeren lag en dat hij daar betrokken bij<br />

was: “ik dacht het, wist het, alsof ik haar daar zelf<br />

had neergelegd”. De ik-figuur wist ook <strong>van</strong> het<br />

metalen voorwerp: “Toch moest er iets liggen,<br />

maar ik had niet de behoefte erop te wijzen”.<br />

En: “Ik hoefde nauwelijks te graven of ik stuitte op<br />

een metalen voorwerp dat me bekend voorkwam”.<br />

Deze gedachten en waarnemingen <strong>van</strong> de ik-figuur<br />

maken het voor jou als lezer mogelijk de volgende<br />

(voorlopige) verbanden tussen de gebeurtenissen te<br />

leggen: de ik-figuur heeft de vrouw met een metalen<br />

voorwerp gedood en beiden onder bladeren verstopt.<br />

Hij speelt dat hij het slachtoffer vindt. <strong>Het</strong> slot <strong>van</strong><br />

het verhaal suggereert nadruk kelijk dat er een band<br />

tussen de ik-figuur en de buurvrouw was. De ik-figuur<br />

kan het huis <strong>van</strong> de buurvrouw binnenkomen en<br />

vindt daar een foto <strong>van</strong> hemzelf. Blijkbaar waren<br />

het bekenden <strong>van</strong> elkaar. De vraag blijft wie de<br />

buurvrouw dan precies was.<br />

Opvallend aan “Een vondst” is dat de centrale<br />

gebeurtenis waar het verhaal om draait (de dood<br />

<strong>van</strong> de vrouw) niet als gebeurtenis wordt verteld.<br />

Gebeurtenissen kunnen dus ook gesuggereerd of<br />

verondersteld worden in een <strong>verhalen</strong>de tekst.<br />

12<br />

Literaire theorie


Waarheid en leugen<br />

In de bevreemdende en zorgvuldig gestructureerde <strong>verhalen</strong> en romans <strong>van</strong><br />

Willem G. <strong>van</strong> Maanen (1920) staat de tegenstelling tussen waarheid en<br />

leugen centraal. De personages worden geconfronteerd met<br />

leugens en bedrog <strong>van</strong> anderen, of zijn zelf leugenachtig. Uit<br />

het gedrag <strong>van</strong> Van Maanens personages blijkt vaak een<br />

innerlijk conflict tussen wat ze onbewust willen en wat ze (bewust) doen of<br />

nalaten. De roman ‘Heb lief en zie niet om’ gaat over een acteur die getrouwd<br />

is met een joodse vrouw, maar zich ook heeft aangemeld bij de (Duitse)<br />

Kultuurkamer. Andere romans zijn o.a. ‘De onrustzaaier’, ‘Hebt u mijn pop<br />

ook gezien?’ en ‘<strong>Het</strong> nichtje <strong>van</strong> Mozart’.<br />

1.2 Personages<br />

De personages (of verhaalfiguren) zijn in een<br />

<strong>verhalen</strong>de tekst verbonden met een reeks <strong>van</strong><br />

gebeurtenissen. Er is een duidelijke relatie tussen<br />

personages en gebeurtenissen. Gebeurtenissen komen<br />

op gang omdat een personage iets doet of op gebeurte<br />

nissen reageert. Jij als lezer leert de gebeurtenissen<br />

kennen door personages die de gebeurtenissen<br />

meemaken. Personages kunnen zelf handelingen<br />

verrichten en zo gebeurtenissen in gang zetten,<br />

maar het kan ook zijn dat hen iets overkomt zonder<br />

dat ze daar bewust op uit zijn.<br />

In “Een vondst” is eerst onduidelijk wat er precies<br />

gebeurt. <strong>Het</strong> lijkt alsof de ik-figuur per ongeluk op<br />

iets stoot. <strong>Het</strong> is de fietser die ontdekt dat het om<br />

een lijk gaat. Uit het gedrag <strong>van</strong> de ik-figuur en de<br />

fietser en uit de gedachten <strong>van</strong> de ik-figuur krijg je<br />

als lezer het vermoeden dat het verhaal begint met<br />

de ik-figuur die het lijk onder de bladeren verstopt.<br />

Personage en gebeurtenis hangen samen.<br />

Personages zijn geen mensen, het zijn geen echte<br />

personen. Ze bestaan uit beschrijvingen, woorden<br />

of zinnen. Toch reageren lezers vaak op personages<br />

alsof het wel echte mensen zijn. Lezers leven mee<br />

met de lotgevallen <strong>van</strong> personages. Ze kunnen zich<br />

in personages herkennen. Soms identificeren ze zich<br />

met personages. Lezers kunnen zich ook enorm aan<br />

personages ergeren.<br />

De personages vervullen verschillende rollen.<br />

In de eerste plaats is er een hoofdpersoon die een<br />

bepaald doel nastreeft. Soms zijn er meerdere<br />

hoofdpersonen. Een hoofdpersoon is een personage<br />

dat betrokken is bij de belangrijkste gebeurtenissen<br />

en waar de <strong>verhalen</strong>de tekst om draait. In veel<br />

<strong>verhalen</strong>de teksten komt de hoofdpersoon tot een<br />

belangrijk inzicht of maakt hij een belangrijke<br />

ontwikkeling door.<br />

In ”Een vondst” is de ik-figuur de hoofdpersoon.<br />

Hij is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de dood<br />

<strong>van</strong> de buurvrouw, hij ontdekt met de fietser het<br />

metalen voorwerp en hij gaat het huis <strong>van</strong> de buur ­<br />

vrouw binnen om een brief en foto weg te halen.<br />

Wil hij de laatste sporen uitwissen?<br />

Daarnaast zijn er bijpersonen die de rollen <strong>van</strong> helper<br />

of tegenstander vervullen. Deze personages steunen<br />

de hoofdpersoon bij het bereiken <strong>van</strong> zijn doel, of<br />

werken hem of haar juist tegen. De rollen <strong>van</strong><br />

tegenstander(s) en helper(s) kunnen verdeeld worden<br />

over verschillende personages. En wie eerst een<br />

tegenstander was of leek, kan een helper blijken te<br />

zijn, of omgekeerd. Vooral in thrillers en detectives<br />

komt dit vaak voor.<br />

<strong>Het</strong> is belangrijk te beseffen dat emoties, omstandigheden<br />

of karaktereigenschappen ook als helper of<br />

tegenstander kunnen functioneren. <strong>Het</strong> kan bijvoorbeeld<br />

<strong>van</strong> toeval, doorzettings vermogen of lafheid<br />

afhangen of een hoofdpersoon het doel wel of niet<br />

bereikt.<br />

Vaak is het doel afhankelijk <strong>van</strong> het soort <strong>verhalen</strong>de<br />

tekst (het genre). Doelen zijn bijvoorbeeld een<br />

moord oplossen (detective), zichzelf leren kennen<br />

(psychologische roman), een rijke prins trouwen<br />

(liefdesverhaal, sprookje), een schat vinden<br />

(avonturenverhaal), of de aarde beschermen tegen<br />

wezens uit de ruimte (sciencefiction).<br />

Als lezer <strong>van</strong> een <strong>verhalen</strong>de tekst moet jij de<br />

verschil lende rollen uit de tekst afleiden. In de<br />

meeste teksten worden de rollen niet expliciet<br />

aangegeven.<br />

In “Een vondst” is de ik-figuur de hoofdpersoon.<br />

Zijn mogelijk doel is: zijn schuld aan de verdwijning<br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong> 13


<strong>van</strong> de buurvrouw verbergen. De politieagenten zijn<br />

de tegenstanders omdat het hun taak is de ware<br />

toedracht te ontdekken. De helper <strong>van</strong> de ik-figuur<br />

is de fietser: hij weet <strong>van</strong> het gevonden metalen<br />

voorwerp en raadt de ik-figuur aan zich op het<br />

politie bureau niet te verspreken. De fietser verraadt<br />

de ik-figuur niet.<br />

Jij als lezer kunt de personages <strong>van</strong> een <strong>verhalen</strong>de<br />

tekst op verschillende manieren leren kennen.<br />

In de eerste plaats is er de directe manier, waarbij<br />

een verteller een duidelijke opsomming <strong>van</strong> karaktereigenschappen,<br />

uiterlijk en innerlijk geeft. Een<br />

tweede manier is de indirecte manier, waarbij je de<br />

personages vooral leert kennen door wat ze doen of<br />

juist nalaten en door wat ze wel of niet denken,<br />

zeggen of verzwijgen. Een derde manier is de<br />

analogie, waarbij personages bijvoorbeeld steeds<br />

worden vergeleken met dieren, of doordat personages<br />

een naam hebben die iets zegt over hun karakter.<br />

In “Een vondst” wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de<br />

indirecte wijze <strong>van</strong> leren kennen. De personages in<br />

het verhaal zijn naamloos en als lezer krijg je geen<br />

directe beschrijving <strong>van</strong> karakter of uiterlijk. Als lezer<br />

leer je de ik-figuur en de fietser vooral kennen door<br />

wat ze doen: ze verzwijgen wat ze weten over de<br />

dood <strong>van</strong> de buurvrouw en het metalen voorwerp.<br />

In “Een vondst” is de ik-figuur waarschijnlijk<br />

verantwoordelijk voor de dood <strong>van</strong> de buurvrouw.<br />

De toevallig passerende fietser vermoedt, zeker na de<br />

vondst <strong>van</strong> het metalen voorwerp, de ware toedracht<br />

en doet niets. Hij beschuldigt de ik-figuur niet en<br />

raadt de ik-figuur aan zich op het politiebureau niet<br />

te verspreken. Voor veel lezers vertonen de ik-figuur<br />

en de fietser opmerkelijk gedrag. Een mogelijk<br />

misdrijf wordt niet opgelost, maar verzwegen. Een<br />

burger (de fietser) meldt de waarschijnlijke dader<br />

niet bij de politie, maar geeft hem goede raad.<br />

Lezers reageren op het doen en laten <strong>van</strong> de<br />

personages. Als lezer vind jij iets <strong>van</strong> personages.<br />

Je kunt personages op verschillende manieren<br />

beoordelen.<br />

In de eerste plaats kun je als lezer het gedrag <strong>van</strong><br />

een personage psychologisch benaderen. Je vindt<br />

wat een bepaald personage doet of nalaat dan<br />

verklaarbaar, aannemelijk, logisch of juist vreemd<br />

en onbegrijpelijk.<br />

Je kunt als lezer ook het gedrag <strong>van</strong> personages<br />

maatschappelijk of ethisch beoordelen Personages<br />

vertonen vaak gedrag dat afwijkt <strong>van</strong> wat jij als lezer<br />

verwacht of zelf in werkelijkheid zou doen. Als lezer<br />

ga je uit <strong>van</strong> bepaalde normen en waarden en die<br />

gebruik je (vaak onbewust) bij je beoordeling of<br />

waardering <strong>van</strong> personages.<br />

Waarden en normen worden door een bepaalde<br />

maatschappelijke groep aanvaard en bepalen het<br />

bewustzijn <strong>van</strong> de groepsleden. De groepsleden<br />

identificeren zich met de geldende normen en<br />

waarden. Voorbeelden <strong>van</strong> waarden die voor veel<br />

mensen in de huidige maatschappij gelden, zijn<br />

rechtvaardigheid, solidariteit, trouw, eerlijkheid,<br />

respect, vrijheid en zelfstandigheid. Normen zijn<br />

gedragsregels die <strong>van</strong> waarden zijn afgeleid, zoals:<br />

je moet eerlijk zijn of je mag niet doden.<br />

In <strong>verhalen</strong>de teksten handelen personages volgens<br />

bepaalde normen en waarden.<br />

De waarden en normen die het gedrag <strong>van</strong> personages<br />

bepalen, kunnen wel of niet overeen komen met de<br />

waarden en normen <strong>van</strong> jou als lezer. Uit het gedrag<br />

<strong>van</strong> de ik-figuur en de fietser in “Een vondst” blijkt<br />

bijvoorbeeld niet dat ze eerlijkheid en betrouwbaarheid<br />

belangrijke waarden vinden. Veel lezers zijn juist<br />

opgevoed <strong>van</strong>uit de opvatting dat eerlijkheid en<br />

betrouwbaarheid wel belangrijke waarden zijn.<br />

1.3 Setting<br />

Een <strong>verhalen</strong>de tekst speelt in een bepaalde tijd<br />

en in een bepaalde ruimte. <strong>Het</strong> begrip setting is<br />

de benaming <strong>van</strong> deze tijdruimtelijke situering.<br />

Elk genre heeft specifieke tijdruimtelijke patronen<br />

en kenmerken. Zo speelt een sciencefictionverhaal<br />

in de toekomst op aarde en/of in het melkwegstelsel<br />

en psychologische romans spelen op herkenbare<br />

plaatsten in het heden.<br />

Verhalende teksten spelen in een bepaalde<br />

historische tijd, zoals de Eerste Wereldoorlog, de<br />

jaren zestig <strong>van</strong> de twintigste eeuw of na de val <strong>van</strong><br />

de Berlijnse Muur. Soms kun je duidelijk uit de tekst<br />

opmaken in welke tijd een verhaal speelt, soms blijft<br />

dat onduidelijk en spelen de gebeurtenissen zich af<br />

in een ‘onbestemd heden’.<br />

<strong>Het</strong> begrip ruimte wordt gebruikt om de omgeving<br />

(plekken, plaatsen, streken, steden, straten<br />

enzovoort) waar de gebeurtenissen plaatsvinden aan<br />

te duiden.<br />

“Een vondst” speelt in een onbestemd heden.<br />

De gebeurtenissen vinden plaats in een bos en in<br />

14<br />

Literaire theorie


het huis <strong>van</strong> de buurvrouw. <strong>Het</strong> bos is een stereotiepe<br />

locatie om een lijk te laten verdwijnen (kuilen,<br />

bladeren) en om te fietsen op een terreinfiets.<br />

De laatste gebeurtenis met de ik-figuur in het huis<br />

<strong>van</strong> de buurvrouw lijkt een illustratie <strong>van</strong> het cliché<br />

<strong>van</strong> de misdadiger die terugkeert naar de plaats <strong>van</strong><br />

het misdrijf. De ik-figuur ruimt sporen (brief, foto)<br />

op. De onbestemdheid <strong>van</strong> tijd en de algemeenheid<br />

<strong>van</strong> de ruimte (bos en huis) lijken te suggereren dat<br />

de gebeurtenissen zich overal kunnen afspelen.<br />

2 Hoe wordt verteld?<br />

2.1 Tijd<br />

2.2 Volgorde<br />

2.3 Motieven<br />

2.4 Verhaallijnen<br />

In een <strong>verhalen</strong>de tekst wordt een geschiedenis<br />

verteld. Dat kan op verschillende manieren gebeuren.<br />

Een <strong>verhalen</strong>de tekst wordt een verhaal door de<br />

manier waarop de geschiedenis wordt verteld. Ieder<br />

verhaal heeft zijn eigen structuur (ook opbouw):<br />

ieder verhaal wordt op een specifieke manier verteld,<br />

ieder verhaal ‘zit op een bepaalde manier in elkaar’.<br />

Daarbij spelen tijdsaspecten, volgorde, motieven en<br />

verhaallijnen een belangrijke rol. Centraal staat de<br />

vraag: hoe wordt het verhaal verteld? Daarnaast moet<br />

je als lezer je afvragen wat het effect <strong>van</strong> de manier<br />

<strong>van</strong> vertellen op jou is en wat de functie <strong>van</strong> de<br />

manier <strong>van</strong> vertellen kan zijn.<br />

2.1 Tijd<br />

De vertelde gebeurtenissen in “Een vondst” nemen<br />

waarschijnlijk een paar uur in beslag: men ontdekt<br />

het lijk, de politie doet onderzoek en de ik-figuur<br />

gaat later naar het huis <strong>van</strong> de buurvrouw. Toch<br />

doe je er als lezer geen paar uur over om dit korte<br />

verhaal <strong>van</strong> ongeveer zes pagina’s in de bundel<br />

Bagatellen te <strong>lezen</strong>. Er is bij dit verhaal een verschil<br />

tussen de vertelde tijd en de verteltijd. De verteltijd<br />

is de tijd die je nodig hebt om een tekst te <strong>lezen</strong>.<br />

De vertelde tijd is de tijd die de gebeurtenissen in<br />

de geschiedenis (de chronologische volgorde <strong>van</strong> de<br />

gebeurtenissen) in beslag nemen. In elk verhaal is<br />

er een bepaalde verhouding tussen verteltijd en<br />

vertelde tijd. Die verhouding wordt bepaald door<br />

drie aspecten.<br />

Bij versnelling wordt een gebeurtenis die (vrij) lang<br />

duurt, kort verteld. Er is hier sprake <strong>van</strong> samenvattend<br />

vertellen. De vertelde tijd is hier groter<br />

dan de verteltijd. Dit is het geval bij “Een vondst”.<br />

<strong>Het</strong> tegenovergestelde is de vertraging, waarbij<br />

de tijd die een lezer nodig heeft voor het <strong>lezen</strong> veel<br />

langer is dan de tijd <strong>van</strong> de gebeurtenissen zelf.<br />

Dit tref je aan bij zeer uitgebreide, paginalange<br />

beschrijvingen <strong>van</strong> iets wat in een paar minuten<br />

gebeurt. De verteltijd is groter dan de vertelde tijd.<br />

Bij een scène zijn de verteltijd en vertelde tijd min<br />

of meer gelijk. Dit tref je regelmatig aan bij dialogen<br />

in een verhaal.<br />

In “Een vondst” komt geen scène voor. Dit komt<br />

omdat gesprekken samenvattend verteld worden<br />

en niet in dialoogvorm: “Ik drong enkele keren aan,<br />

en ten slotte gaf hij antwoord. Je kijkt of je de<br />

sleutel in handen hebt, zei hij”.<br />

In de meeste <strong>verhalen</strong>, zeker in langere, tref je<br />

een combinatie aan <strong>van</strong> versnellingen, scènes en<br />

vertragingen. De afwisseling <strong>van</strong> versnelling,<br />

vertraging en scène bepaalt het ritme <strong>van</strong> het verhaal.<br />

2.2 Volgorde<br />

Bij een verhaal is het belangrijk hoe een lezer de<br />

gebeurtenissen leert kennen. Bij de presentatie<br />

<strong>van</strong> de gebeurtenissen in een verhaal zijn er twee<br />

mogelijkheden: een chronologische volgorde <strong>van</strong> de<br />

gebeurtenissen of een niet-chronologische volgorde.<br />

Als de volgorde <strong>van</strong> de gebeurtenissen nietchronologisch<br />

is, moet jij als lezer de volgorde <strong>van</strong><br />

de gebeurtenissen (de geschiedenis) proberen te<br />

reconstrueren. “Een vondst” is een chronologisch<br />

verteld verhaal.<br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong> 15


De chronologische weergave <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />

wordt onderbroken door vooruitwijzingen naar wat<br />

nog zal gaan gebeuren en terugverwijzingen naar<br />

wat al is gebeurd. Zowel vooruitwijzingen als<br />

terug verwijzingen zijn kort, hooguit een paar zinnen.<br />

Als je als lezer die tekstpassages als vooruitwijzing<br />

of terugverwijzing herkent, zie je samenhang in<br />

een tekst ontstaan: je legt verbanden tussen<br />

verschillende passages <strong>van</strong> het verhaal. Vooruitwijzingen<br />

en terugblikken kunnen een bepaalde<br />

uitwerking, een effect op jou als lezer hebben.<br />

Hoe meer vooruitwijzingen en terugblikken, hoe<br />

ingewikkelder het verhaal over kan komen. Maar ook:<br />

hoe meer tekstinterne verbanden je als lezer kunt<br />

leggen, des te groter is de samenhang <strong>van</strong> het<br />

verhaal.<br />

Een bijzondere vorm <strong>van</strong> terugverwijzing die vaak<br />

wordt toegepast is de flashback. In een flashback<br />

beleeft een personage gebeurtenissen die eerder<br />

hebben plaatsgevonden opnieuw. Een flashback<br />

is veel uitvoeriger dan een terugverwijzing. Een<br />

belangrijke functie <strong>van</strong> flashbacks is dat ze jou als<br />

lezer informatie geven over een personage: ze geven<br />

verklaringen voor bepaald gedrag en eigenschappen.<br />

Vaak verklaren ze door hun informatie over het<br />

verleden het gedrag <strong>van</strong> het personage in het heden.<br />

2.3 Motieven<br />

Als lezer <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong> let je op betekenisvolle<br />

herhalingen. In <strong>verhalen</strong> komen vaak meer of minder<br />

nadrukkelijke herhalingen voor. Zo wordt in “Een<br />

vondst” aan het begin en aan het eind de vergeetachtigheid<br />

<strong>van</strong> de ik-figuur benadrukt. Elementen die<br />

in <strong>verhalen</strong> terugkeren zijn motieven. Er zijn twee<br />

soorten motieven.<br />

In de eerste plaats zijn er verhaalmotieven.<br />

Een verhaalmotief is het terugkeren <strong>van</strong> bepaalde<br />

situaties, waarnemingen, opvattingen, gebeurtenissen<br />

of gevoelens. Een verhaalmotief is een door jou<br />

als lezer herkend terugkerend betekenisvol element<br />

in een verhaal. Vergeten kan in “Een vondst” als<br />

verhaalmotief worden gezien.<br />

Ten tweede is er het leidmotief. Een leidmotief is de<br />

herhaling <strong>van</strong> een bepaald woord of een volgens jou<br />

als lezer betekenisvol concreet voorwerp. In “Een<br />

vondst” is het geheimzinnige metalen voorwerp als<br />

leidmotief te beschouwen.<br />

2.4 Verhaallijnen<br />

Verhalen bestaan uit één of meer verhaallijnen. Een<br />

verhaallijn is een samenhangende reeks <strong>van</strong> gebeurte<br />

nis sen. In een verhaallijn zijn de gebeurtenissen<br />

verbonden met een of meerdere personages. Als in<br />

het verhaal de gebeurtenissen en bijbehorende<br />

personages veranderen, ontstaat een nieuwe verhaallijn.<br />

<strong>Het</strong> voorkomen <strong>van</strong> meer dan één verhaallijn in<br />

een verhaal is niet specifiek voor literaire teksten,<br />

ook in speelfilms of soapseries tref je meerdere<br />

verhaallijnen aan. “Een vondst” is een kort verhaal<br />

met maar één verhaallijn. Hoe om<strong>van</strong>grijker het<br />

verhaal, hoe groter de kans dat er meerdere<br />

verhaallijnen zullen zijn.<br />

3 Wie vertelt?<br />

3.1 Schrijver en verteller<br />

3.2 Vertelinstanties<br />

3.3 Focalisatie<br />

In een verhaal wordt op een bepaalde manier een<br />

geschiedenis verteld. Daarbij is er een belangrijk<br />

verschil tussen vertellen (door een verteller of<br />

vertelinstantie) en waarnemen (focaliseren).<br />

Elke verhaaltekst heeft een vertelinstantie. Er is<br />

altijd een verteller aanwezig, maar de verteller is niet<br />

altijd zichtbaar. Als je als lezer je richt op de<br />

vertelinstantie stel jij allereerst de vraag: wie vertelt<br />

het verhaal? Daarna komen de (on)betrouwbaarheid<br />

<strong>van</strong> de verteller en het waarnemen aan de orde.<br />

3.1 Schrijver en verteller<br />

In “Een vondst” vertelt een ik-figuur over zijn<br />

belevenissen met de dode buurvrouw en over een<br />

16<br />

Literaire theorie


passerende fietser. Wie is die anonieme ik-figuur?<br />

<strong>Het</strong> is voor de hand liggend, maar onjuist, te zeggen:<br />

de schrijver. Een schrijver is een echte persoon die<br />

bestaat (of bestaan heeft) en die onderdeel uitmaakt<br />

<strong>van</strong> de echte werkelijkheid buiten het verhaal.<br />

Een schrijver kiest voor een verhaal een bepaalde<br />

vertelinstantie. Deze vertelinstantie (of verteller) is<br />

een aspect <strong>van</strong> de verhaaltekst. Een verteller maakt<br />

deel uit <strong>van</strong> de verhaalwerkelijkheid.<br />

Zeker bij <strong>verhalen</strong> met een autobiografisch karakter<br />

en een ik-figuur als verteller is het verleidelijk<br />

schrijver en verteller aan elkaar gelijk te stellen,<br />

maar ook bij deze <strong>verhalen</strong> moet onderscheid<br />

gemaakt blijven worden tussen de werkelijkheid met<br />

personen buiten het verhaal en de verhaalwerkelijkheid<br />

met personages en een vertelinstantie.<br />

Omdat we ons bezighouden met de vraag door wie<br />

het verhaal wordt verteld, staat hier de vertelinstantie<br />

of verteller centraal. Aan het eind <strong>van</strong> deze<br />

cursus gaan we kort in op de schrijver.<br />

3.2 Vertelinstanties<br />

personages of door de lezer uitleg over een situatie<br />

of gebeurtenis te geven.<br />

Een auctoriale verteller is verteller <strong>van</strong> een verhaal<br />

waarin hijzelf geen personage is. Een auctoriale<br />

verteller staat buiten de verhaalgebeurtenissen<br />

waarover hij vertelt. Een auctoriale verteller weet wat<br />

alle personages denken of voelen en kan vertellen<br />

wat er op verschillende plekken tegelijkertijd<br />

gebeurt. Een auctoriale verteller kan commentaar<br />

geven op personages of gebeurtenissen (vertellercommentaar)<br />

en zo de opvattingen <strong>van</strong> de lezer over<br />

de personages en gebeurtenissen in de verhaalwerkelijkheid<br />

sturen.<br />

VERTELLER<br />

((on)betrouwbaar)<br />

merkbaar aanwezig<br />

verteller is géén personage:<br />

auctoriale vertelinstantie<br />

verteller is een personage:<br />

ik-vertelinstantie<br />

Er zijn verschillende vertelinstanties te onder ­<br />

schei den. Om de vertelinstantie <strong>van</strong> een verhaaltekst<br />

of verhaalfragment te bepalen moeten twee aspecten<br />

worden vastgesteld.<br />

• Allereerst moet je nagaan of de vertelinstantie<br />

merkbaar in het verhaal aanwezig is of niet.<br />

• Vervolgens moet je als lezer bij de merkbaar<br />

aanwezige vertelinstanties vaststellen of de<br />

verteller wel of geen personage in het verhaal is.<br />

Bij de auctoriale vertelinstantie (de auctoriale<br />

verteller) is de verteller duidelijk merkbaar in de<br />

tekst aanwezig, bijvoorbeeld door commentaar op de<br />

niet merkbaar aanwezig: personale vertelinstantie<br />

Verschillende vertelinstanties<br />

Bij tekst 2<br />

De schilder en het meisje <strong>van</strong> Margriet de Moor is<br />

een roman met een auctoriale vertelinstantie. Deze<br />

historische roman heeft twee verhaallijnen. In de<br />

eerste verhaallijn volgt de lezer de lotgevallen <strong>van</strong><br />

Rembrandt in een moeilijke periode <strong>van</strong> zijn leven;<br />

de tweede verhaallijn gaat over een Deens meisje dat<br />

in het zeventiende-eeuwse Amsterdam ter dood<br />

veroordeeld wordt <strong>van</strong>wege moord. Onderstaand<br />

fragment gaat over de terechtstelling <strong>van</strong> dat meisje.<br />

Tekst 2<br />

5<br />

‘Vooruit.’<br />

<strong>Het</strong> meisje gehoorzaamde. Ze kwam door de<br />

zijdeur op de eerste verdieping naar buiten, het<br />

schavot op, bij haar bovenarmen vastgehouden door<br />

twee cipiers. Ze was gekleed in het extra goed dat<br />

men na haar duik in het water uit haar reiskistje<br />

had genomen, een rode rok, blauwgrijs onderhemd<br />

en een paarsig jak met halflange mouwen. Wel<br />

droeg ze nog haar rendierlaarsjes. In die eerste<br />

10<br />

15<br />

fractie <strong>van</strong> een seconde zag ze absoluut niet waar<br />

ze was. Wie dagenlang binnen heeft gezeten, in het<br />

donker en halfdonker, weet zich geen raad met de<br />

plotselinge buitenlucht, de zon die neervalt op een<br />

plein en op een enorme zwerm knalwitte meeuwen<br />

die het licht op hun vleugels weer meenemen tot<br />

boven de huizen.<br />

De menigte zag dat ze haar ogen samenkneep.<br />

Allemaal zagen ze dat. Elk mens mag uniek zijn,<br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong><br />

17


20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

het mag onmogelijk zijn dat de ene mens exact<br />

hetzelfde waarneemt als de andere, maar er zijn<br />

gelegenheden waarbij de uniekheid is uitgewist.<br />

Iedereen zag, zonder medelijden maar ook zonder<br />

leedvermaak, dat het meisje haar ogen dichtkneep<br />

alsof ze een naald in haar slapen voelde. En dat ze<br />

ze toen weer opendeed.<br />

<strong>Het</strong> Stadhuis beschikte in die tijd nog niet<br />

over een carillon. <strong>Het</strong> klokkenspel was al wel<br />

door het gemeentebestuur besteld, aanbetaald en<br />

in de maak, maar te midden <strong>van</strong> het zware gelui<br />

<strong>van</strong> de omringende kerkklokken ontbrak op dit<br />

moment dat typische scherpe geratel <strong>van</strong> metaal op<br />

metaal dat het gekrijs <strong>van</strong> een vrouw had kunnen<br />

overstemmen.<br />

<strong>Het</strong> weer was uitzonderlijk helder geworden. In<br />

dat ene moment waarop haar ogen het licht weer<br />

verdroegen, zag het meisje het plein, de menigte<br />

40<br />

45<br />

50<br />

in nog donkere winterkleren en de opgeheven<br />

bleke gezichten <strong>van</strong> waaruit een enorme kracht<br />

haar inprentte dat er iets met haar ging gebeuren<br />

wat met niemand anders ging gebeuren. Ook zag<br />

ze de botergele west- en zuidgevel <strong>van</strong> de Waag,<br />

de rood-wit-blauwe vlag in de mast <strong>van</strong> een schip<br />

naast de Kleine Sluis aan het eind <strong>van</strong> het Damrak,<br />

en de pas gewitte muur en rode kozijnen <strong>van</strong><br />

de politiekazerne op zo’n honderdvijftig meter<br />

tegenover haar.<br />

Als je nog maar net achttien bent, ben je<br />

geneigd elke dag blij te zijn dat je jong bent en<br />

allerminst rijp voor de dood. Op het moment dat<br />

haar ogen het licht weer aankonden en ze de stad<br />

in de volle zon onder een knalblauwe hemel zag<br />

bestaan, deelde ze een schop uit. Ze bleef stokstijf<br />

staan en zette het op een hels gekrijs.<br />

Uit: Margriet de Moor, De schilder en het meisje.<br />

De auctoriale verteller in tekst 2 is merkbaar<br />

aanwezig. Zo geeft de verteller uitleg over hoe<br />

iemand zich voelt na dagenlang opgesloten te<br />

hebben gezeten. De verteller is ook merkbaar<br />

aanwezig in de uitweiding over hoe uniek een mens<br />

kan zijn. Daarnaast geeft de auctoriale verteller<br />

uitleg aan de hedendaagse lezer over het nog<br />

ontbrekende carillon <strong>van</strong> het Stadhuis op de Dam.<br />

De auctoriale verteller is geen personage in de<br />

verhaaltekst. De verteller vertelt wat het meisje (het<br />

personage) overkomt en ervaart. De verteller weet<br />

ook wat het publiek ziet: “De menigte zag dat ze<br />

haar ogen samenkneep. Allemaal zagen ze dat”.<br />

Net als bij de auctoriale vertelinstantie is bij de<br />

ik-vertelinstantie de verteller merkbaar aanwezig in<br />

het verhaal dat wordt verteld.<br />

De ik-verteller vertelt wat hij heeft beleefd of<br />

ervaren. De ik-verteller is verteller en personage.<br />

Bij een ik-vertelinstantie is er een verschil tussen<br />

een ik-verteller die (in het heden) vertelt en<br />

terugblikt (het vertellend ik) en een ik-verteller die<br />

aan de gebeurtenissen deelneemt (het belevend ik).<br />

Als lezer volg je de gebeurtenissen door de ogen<br />

<strong>van</strong> een in het verhaal duidelijk aanwezig personage<br />

(de ik-figuur). Bij een ik-vertelinstantie kan de<br />

ik-verteller uitvoerig vertellen over eigen waarnemin<br />

gen, visies, gedachten of gevoelens. De andere<br />

personages leer je alleen kennen door wat ze doen<br />

en door wat de ik-verteller over hen meedeelt.<br />

Behalve <strong>verhalen</strong> met een ik-verteller (de enkelvoudige<br />

ik-vertelinstantie) zijn er ook <strong>verhalen</strong><br />

met meer dan een ik-verteller: de meervoudige<br />

ik-vertelinstantie.<br />

Raadselachtige personages<br />

De personages in de <strong>verhalen</strong> en romans <strong>van</strong> Margriet de Moor (1941) zijn<br />

zoekenden die <strong>van</strong> anderen zijn vervreemd. Ze vertonen onverklaarbaar<br />

gedrag, waar wel een reden voor blijkt te bestaan. De personages <strong>van</strong><br />

De Moor zijn een raadsel voor zichzelf en voor<br />

anderen. In ‘Hertog <strong>van</strong> Egypte’ draait het om<br />

de relatie tussen een boerenvrouw en een door<br />

Europa trekken de zigeuner. ‘De verdronkene’ gaat over twee zussen waar<strong>van</strong><br />

er een omkomt bij de watersnoodramp. ‘De schilder en het meisje’ is een<br />

historische roman over een moeilijke periode in het leven <strong>van</strong> Rembrandt.<br />

In ‘De virtuoos’ en ‘Kreutzersonate’ is een belangrijke plaats ingeruimd voor<br />

de muziek.<br />

18<br />

Literaire theorie


merk baar: “Wacht even, dat zei ik niet, ik dacht <strong>Het</strong>…”<br />

De ik-figuur als verteller corrigeert de gedachten<br />

<strong>van</strong> de ik-figuur als personage.<br />

Wat de andere personages denken kom je niet te<br />

weten. De ik-figuur geeft wel zijn oordeel over de<br />

fietser (“In zijn kleurige kostuum was hij een clown<br />

die op applaus wachtte”), maar wat de fietser<br />

wer ke lijk denkt weten we niet. Je bent als lezer<br />

afhankelijk <strong>van</strong> wat de ik-figuur daar<strong>van</strong> waarneemt<br />

en vertelt.<br />

“Een vondst” (tekst 1) is een verhaal met een merk ­<br />

bare ik-vertelinstantie. De ik-figuur is een personage<br />

in het verhaal dat hij zelf vertelt.<br />

De ik-verteller vertelt wat hij denkt en wat hij mee ­<br />

maakt. De ik-figuur neemt deel aan de gebeurtenissen<br />

(ontdekken <strong>van</strong> het lijk, vinden <strong>van</strong> het metalen<br />

voorwerp, huis <strong>van</strong> de buurvrouw binnengaan) en<br />

geeft zijn visie op de verhaal gebeurtenissen: “Nu ja,<br />

in een beschaving waarin aan opstanding wordt<br />

geloofd, is alles moge lijk”. En: “Ik keek zwijgend toe,<br />

me erover verbazend hoe de sporen <strong>van</strong> de dader stap<br />

voor stap werden uitgewist voordat de experts ter<br />

plaatse waren”. <strong>Het</strong> grootste gedeelte <strong>van</strong> de tekst<br />

gaat over wat de ik-verteller meemaakt en denkt. Dit<br />

is het belevend ik. Op één plek is het vertellend ik<br />

Bij de personale vertelinstantie is de vertelinstantie<br />

niet merkbaar aanwezig. De verteller lijkt verdwenen,<br />

onzichtbaar. De vertelinstantie laat niet merken dat<br />

er verteld wordt. De verteller treedt niet op de<br />

voorgrond, bijvoorbeeld omdat commentaar <strong>van</strong> de<br />

verteller ontbreekt.<br />

Bij de personale vertelinstantie wordt er in de derde<br />

persoon (hij/zij) verteld wat het personage doet,<br />

ziet, voelt of ervaart.<br />

Als lezer kun je de verhaalgebeurtenissen gepresenteerd<br />

krijgen door de ogen <strong>van</strong> een personage<br />

(de enkelvoudige personale vertelinstantie) of door<br />

meerdere (de meervoudige personale vertelinstantie).<br />

Bij tekst 3<br />

Een bekend verhaal met een (enkelvoudige) personale<br />

vertelinstantie is De donkere kamer <strong>van</strong> Damokles<br />

<strong>van</strong> W.F. Hermans. De hoofdpersoon Henri Osewoudt<br />

voert in de Tweede Wereldoorlog in opdracht <strong>van</strong><br />

Dorbeck verzetsactiviteiten uit. Na de bevrijding<br />

wordt hij veroordeeld wegens landverraad. Osewoudt<br />

kan zijn vermeende onschuld alleen bewijzen als hij<br />

het bestaan <strong>van</strong> Dorbeck kan bewijzen. In onderstaand<br />

fragment is Osewoudt met een jonge vrouw<br />

in Lunteren om iemand die voor de Gestapo werkt<br />

te liquideren.<br />

Tekst 3<br />

5<br />

10<br />

Hij speurde in alle richtingen, nergens iemand te<br />

zien. Toen begon hij te klimmen. <strong>Het</strong> was niet<br />

gemakkelijk. Ik had mijn regenjas uit moeten doen,<br />

dacht hij. Gelukkig had hij rubberzolen onder zijn<br />

schoenen, dat gaf hem tenminste enig houvast. <strong>Het</strong><br />

meisje keek naar hem om en lachte. Zij maakte met<br />

haar duim bewegingen <strong>van</strong> vlugger, vlugger.<br />

Eindelijk kon hij zich vastgrijpen aan de ijzeren<br />

dwarsarm waarop de witte porceleinen isolatoren<br />

bevestigd waren. Met zijn andere hand, nam hij<br />

15<br />

20<br />

de nijptang uit zijn zak. Schuin beneden hem liep<br />

het meisje en zwaaide met de tas. Nog nooit had<br />

hij telefoonisolatoren <strong>van</strong> zo dichtbij gezien, hij<br />

had nooit geweten dat zij zo groot waren. Wel zo<br />

groot als een melkbeker. Hij knipte de draden door<br />

en zag ze vallen en tot enorme hoepels opkrullen,<br />

dwars over de weg. Onmiddellijk liet hij zich<br />

zakken, holde naar de draden en probeerde ze te<br />

bedwingen, ze zoveel mogelijk weg te stoppen in de<br />

greppel. Dit lukte. Toen sloeg hij zijn jas af, maar<br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong><br />

19


25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

het meeste vuil was niet meer te verwijderen. Recht<br />

<strong>van</strong> boven naar beneden had de paal een brede<br />

zwarte streep achtergelaten op de witte katoen.<br />

Nog voortdurend op zijn jas kloppend, bereikte<br />

hij het bosje dat hem aangeduid was. Hij sprong<br />

over de greppel en drong zich tussen de dorre<br />

sparren, de takken uit zijn gezicht houdend.<br />

In schuine richting werkte hij zich er doorheen.<br />

Ook dit bosje was niet diep. Vrij gauw zag hij<br />

het huis dat het huis <strong>van</strong> Lagendaal moest zijn.<br />

<strong>Het</strong> huis lag geheel vrij, hier en daar stond een<br />

jonge doeglasspar op het terrein, dat <strong>van</strong> het bos<br />

gescheiden werd door een aardappelakker. Hij zag<br />

het meisje lopen, nog steeds zwaaiend met haar tas.<br />

Naar schatting was zij een honderdvijftig meter bij<br />

het huis <strong>van</strong>daan.<br />

<strong>Het</strong> was een laag, houten huis. Verrek! De luiken<br />

waren geschilderd in de kleuren <strong>van</strong> de partij: rood<br />

en zwart!<br />

Osewoudt ging op de grond zitten, zijn knieën<br />

opgetrokken, zijn handen kruiselings op zijn<br />

voeten. <strong>Het</strong> meisje kwam steeds dichter in de buurt<br />

<strong>van</strong> het huis, zij zwaaide nu niet meer met de tas,<br />

maar had haar handen in haar jaszakken gestoken,<br />

ook de hand waarmee zij de tas vasthield.<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

Hij haalde zijn pistool uit zijn binnenzak, schoof<br />

de zekering heen en weer en nam het maga zijn uit<br />

de greep. Hij bekeek het magazijn aan alle kanten,<br />

blies erop en stak het weer in zijn pistool. Toen<br />

sloeg hij zijn ogen op en zag een eekhoorn die<br />

aan de voet <strong>van</strong> een beuk naar hem keek, de twee<br />

voorpootjes al tegen de stam. Osewoudt deed het<br />

pistool in de rechterzak <strong>van</strong> zijn regenjas en stond<br />

op. De eekhoorn schoot de boom in.<br />

Hij keek opnieuw naar het huis en zag even<br />

later dat het meisje binnengelaten werd. Door wie<br />

zij ont<strong>van</strong>gen werd, kon hij niet zien. Hij peinsde:<br />

zij moet geweten hebben dat Marchiena Siemerink<br />

met dezelfde trein zou komen, want deze Lagendaal<br />

zal haar naar haar naam vragen. Er moet rekening<br />

gehouden worden met de omstandigheid dat hij<br />

wist hoe de jeugdleidster heten zou die zijn kind<br />

zou halen. Dus moet Dorbeck die naam ook geweten<br />

hebben, of beter: hij zou hem moeten weten en ,hé<br />

jij’ heeft hem ook geweten. Mogelijk. Toch, ik heb<br />

er niets <strong>van</strong> gemerkt. Eerder geloof ik dat ze het<br />

niet geweten hebben, alleen geweten met welke<br />

trein zij zou komen en erop hebben gerekend dat<br />

ik haar onschadelijk zou maken. En als het eens<br />

mislukt was?<br />

Uit: W.F. Hermans, De donkere kamer <strong>van</strong> Damokles.<br />

In dit fragment (tekst 3) ontbreekt een duidelijk<br />

aanwezige vertelinstantie. Je volgt wat de hijpersoon<br />

Osewoudt doet (telefoonisolatoren kapot<br />

maken, pistool controleren), waarneemt (gebaren <strong>van</strong><br />

het meisje, het meisje dat het huis in gaat, de<br />

partijkleuren <strong>van</strong> de luiken) en denkt (over wie wat<br />

weet en de rol <strong>van</strong> Dorbeck). Als lezer lees je alleen<br />

wat Osewoudt doet, waarneemt en denkt. Er is geen<br />

vertelinstantie die daar commentaar op geeft of die<br />

de waarnemingen en gedachten nuanceert of corri ­<br />

geert. Van het meisje weet je alleen wat Osewoudt<br />

<strong>van</strong> haar waarneemt (gebaren, het huis ingaan).<br />

<strong>Het</strong> is voor jou als lezer die precies wil weten wat er<br />

in een verhaal gebeurt en waarom, belangrijk bij de<br />

vertelinstanties in verhaalteksten na te gaan hoe<br />

(on)betrouwbaar ze zijn. Vertelinstanties zijn niet<br />

altijd betrouwbaar. Ze kunnen een bepaald effect op<br />

jou als lezer hebben. Zo kunnen ze jou op het<br />

verkeer de been zetten. Immers, de verteller kan zich<br />

vergissen, liegen, geheugenverlies hebben of simu ­<br />

leren, of de lezer confronteren met de waarnemingen<br />

<strong>van</strong> slechts een personage. De waarneming is dan<br />

mogelijk gekleurd of subjectief.<br />

De auctoriale verteller in De schilder en het meisje<br />

(tekst 2) lijkt betrouwbaar, maar dat geldt niet voor<br />

de ik-vertelinstantie in “Een vondst” (tekst 1) <strong>van</strong><br />

Willem G. <strong>van</strong> Maanen. De ik-verteller verzwijgt zijn<br />

waarschijnlijke betrokkenheid bij de dood <strong>van</strong> de<br />

buurvrouw en presenteert zichzelf als vergeetachtig.<br />

<strong>Het</strong> is echter de vraag of deze ik-verteller werkelijk<br />

zo vergeet achtig is, want hij weet bijvoorbeeld wel<br />

dat er een metalen voorwerp bij het lijk ligt. De<br />

ik-verteller in “Een vondst” kan ook doen alsof hij<br />

vergeetachtig is en zo zijn betrokkenheid bij en<br />

kennis <strong>van</strong> de gebeurtenissen verbergen. In De<br />

donkere kamer <strong>van</strong> Damokles (tekst 3) krijg je alleen<br />

kennis <strong>van</strong> de gebeurte nissen door de waarnemingen<br />

<strong>van</strong> Osewoudt. Dit is <strong>van</strong> cruciaal belang in het<br />

verhaal. Osewoudt voert opdrachten uit voor Dorbeck.<br />

Maar hij is de enige die Dorbeck ziet en met hem<br />

praat. Op het eind <strong>van</strong> het verhaal kan hij zijn<br />

onschuld alleen bewijzen als hij erin slaagt het<br />

bestaan <strong>van</strong> Dorbeck te bewijzen. Maar deze is<br />

20<br />

Literaire theorie


Chaotische werkelijkheid<br />

W.F. Hermans (1921-1995) is een <strong>van</strong> de belangrijkste naoorlogse schrijvers.<br />

De personages in zijn <strong>verhalen</strong>, novelles en romans komen in situaties<br />

terecht die ze niet aankunnen. Ze proberen tever geefs<br />

orde en overzicht te vinden in een voor hen chaotische<br />

werkelijkheid. De personages begrijpen elkaar of de<br />

situatie waarin ze verkeren niet. ‘De donkere kamer <strong>van</strong> Damokles’ gaat over<br />

Henri Osewoudt die meent in opdracht <strong>van</strong> Dorbeck betrokken te zijn bij het<br />

verzet in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog wordt hij beschuldigd <strong>van</strong><br />

landverraad. Osewoudt kan zijn onschuld alleen bewijzen, als hij kan<br />

aantonen dat Dorbeck bestaat. Voor veel lezers is dat echter de cruciale<br />

vraag: bestaat Dorbeck? ‘Nooit meer slapen’ gaat over Alfred, een Nederlandse<br />

student die op expeditie in Noord-Europa een theorie probeert te<br />

bewijzen. Andere romans <strong>van</strong> Hermans zijn onder andere ‘Herinneringen<br />

<strong>van</strong> een engelbewaarder’, ‘De tranen der acacia’s’ en ‘Au pair’.<br />

onvindbaar. De subjectiviteit <strong>van</strong> de enkelvoudige<br />

personale vertelinstantie maakt zekere kennis <strong>van</strong> de<br />

verhaalwerkelijkheid onmogelijk.<br />

3.3 Focalisatie<br />

Bij focalisatie gaat het niet, zoals bij vertellen, om<br />

de vraag wie vertelt, maar om de vraag wie neemt<br />

waar? Focalisatie verwijst naar vertelinstanties of<br />

personages in het verhaal die waarnemen en/of een<br />

standpunt (mening, oordeel, visie) innemen.<br />

Focalisatie is een belangrijk middel om jouw<br />

gedachten als lezer over personages en gebeurtenissen<br />

te sturen. Zowel de (merkbare) verteller als<br />

een personage kan als focalisator optreden. In “Een<br />

vondst” is er focalisatie via de ik-vertelinstantie en<br />

in het fragment uit De donkere kamer <strong>van</strong> Damokles<br />

via het hij-personage Osewoudt.<br />

De verteller(s) en/of personage(s) die in het verhaal<br />

zien, denken of voelen zijn focalisators. Uit hun<br />

waarnemingen kan blijken welke opvattingen ze<br />

over gebeurtenissen of personages in de verhaalwerkelijkheid<br />

hebben. Een focalisator neemt waar<br />

met zintuigen (bijvoorbeeld kijken, voelen, horen).<br />

Ook denken, beoordelen en zich iets voorstellen of<br />

inbeelden worden tot de waarneming gerekend.<br />

Focalisatie kan op verschillende manieren gebeuren:<br />

door de verteller(s), door een of meerdere personages<br />

of in een combinatie <strong>van</strong> verteller(s) en persona ge(s).<br />

Hoe meer focalisators, hoe meer visies. Zeker in een<br />

lang verhaal kun jij als lezer met meerdere visies (<strong>van</strong><br />

verschillende vertellers of personages) kennis maken.<br />

Bij tekst 4<br />

De engelenmaker <strong>van</strong> Stefan Brijs is een rijk, omvat ­<br />

tend verhaal met meerdere thema’s. <strong>Het</strong> gaat in dit<br />

verhaal onder andere over de zoon-vaderrelatie en<br />

over klonen. Ook godsdienst speelt een belangrijke<br />

rol in het verhaal. Als het verhaal begint, ziet een<br />

aantal voetballende jongens hoe de arts Victor Hoppe<br />

terugkeert in zijn geboortedorp.<br />

Tekst 4<br />

5<br />

10<br />

Voor de dorpsbewoners was het een raadsel waarom<br />

Victor Hoppe na bijna twintig jaar naar Wolfheim<br />

terugkeerde. <strong>Het</strong> laatste wat iemand over hem<br />

had vernomen was dat hij in Bonn als arts werkte,<br />

maar die informatie stamde <strong>van</strong> heel wat jaren<br />

terug. Er werden dan ook allerlei redenen voor zijn<br />

komst verzonnen. De ene meende dat hij geen werk<br />

meer had, de andere hield het op zware schulden,<br />

Florent Keuning uit de Albertstrasse dacht dat hij<br />

alleen kwam om zijn huis op te knappen en te<br />

15<br />

20<br />

verkopen en Irma Nüssbaum suggereerde dat de<br />

doktor misschien een gezinnetje had gesticht en de<br />

drukte <strong>van</strong> de stad wilde ontvluchten. Daarmee zat<br />

zij in elk geval het dichtst bij de waarheid, hoewel<br />

ze achteraf grif toegaf dat het ook voor haar een<br />

schok was toen bleek dat Doktor Hoppe vader was<br />

<strong>van</strong> een misvormde drieling <strong>van</strong> slechts een paar<br />

weken oud.<br />

Tot die nare ontdekking kwam lange Meekers al<br />

meteen die eerste middag. Toen de chauffeur <strong>van</strong><br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong><br />

21


25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

kijken. En ook, echt waar, ook kun je hun blote<br />

hersenen zien liggen.’<br />

‘Hun-wá?’ vroeg Gunther.<br />

‘Hun-her-se-nen!’ herhaalde lange Meekers en hij<br />

tikte met zijn wijsvinger op het voorhoofd <strong>van</strong> de<br />

dove jongen.<br />

‘Bwèèèk!’ riep die uit.<br />

‘Hoe zagen ze eruit?’ vroeg Robert.<br />

‘Als een walnoot. Maar dan groter. En slijmeriger.’<br />

‘Jeetje,’ zei Julius, die een rilling over zijn rug<br />

voelde lopen.<br />

‘Als het raampje open was gewest,’ ging lange<br />

Meekers stoer verder en hij stak zijn arm naar<br />

voren, ‘had ik ze zo met mijn hand kunnen grijpen.’<br />

De andere jongens volgden met open mond<br />

de beweging <strong>van</strong> zijn hand, die tot een klauw<br />

werd gevormd. Maar meteen daarop wees hij met<br />

diezelfde hand naar voren en stuurde zo alle blikken<br />

naar de taxi, zowat dertig meter verderop,<br />

waar<strong>van</strong> Victor Hoppe het achterste portier<br />

opende. De doktor verdween half in de auto en<br />

kwam een paar tellen later opnieuw te voorschijn<br />

met een grote, donkerblauwe reiswieg, waaruit<br />

nog altijd een ontzettend gehuil opsteeg. Aan de<br />

twee hengsels droeg hij de wieg over het tuinpad<br />

de woning binnen, op de voet gevolgd door de<br />

taxichauffeur, die twee grote koffers meezeulde.<br />

Na een minuut of drie, waarin het op en rond<br />

het dorpsplein gonsde <strong>van</strong> de stemmen, kwam de<br />

chauffeur naar buiten, trok de voordeur achter zich<br />

dicht en haastte zich naar zijn auto om zichtbaar<br />

opgelucht weg te rijden.<br />

In café Terminus voerde Jacques Meekers die<br />

middag het hoogste woord en gaf uitvoerig een<br />

beschrijving <strong>van</strong> wat zijn zoon had gezien, daarbij<br />

geen overdrijving schuwend. Vooral de oudere<br />

inwoners waren een en al oor en wisten te vertellen<br />

dat ook Victor Hoppe zelf een afwijking in zijn<br />

gezicht had.<br />

‘Een hazenlip,’ verklaarde Otto Lelieux.<br />

‘Zoals zijn vader,’ herinnerde Ernst Liebknecht zich.<br />

‘Hij lijkt trouwens als twee druppels water op hem.’<br />

‘Uit een roestige kraan, dan toch,’ lachte Wilfred<br />

Nüssbaum. ‘Heb je zijn haar gezien? En die baard?<br />

Zo rood als... als...’<br />

‘Als het haar <strong>van</strong> de duivel!’ riep de aan één oog<br />

blinde Josef Zimmermann ineens uit, waarna het<br />

zeer stil werd in het café. Alle blikken waren op de<br />

oude man gericht, die waarschuwend één vinger<br />

in de lucht stak en zijn halfdronken stem opnieuw<br />

liet klinken: ‘En hij heeft zijn wraakengelen meezijn<br />

taxi wegliep om Victor Hoppe te helpen bij<br />

het openen <strong>van</strong> het verroeste toegangshek sloop<br />

lange Meekers, aangetrokken door het aanhoudende<br />

gehuil, naar de auto en wierp een blik door het<br />

zijraampje. Van wat hij toen op de achterbank<br />

zag, schrok hij zo hevig dat hij ter plekke <strong>van</strong> zijn<br />

stokje ging en daarmee op slag de eerste patiënt<br />

werd <strong>van</strong> Doktor Hoppe, die de magere jongen met<br />

enkele klappen op zijn wang weer bij bewustzijn<br />

bracht. Lange Meekers opende daarop knipperend<br />

de ogen, keek in een flits <strong>van</strong> de doktor naar de<br />

auto, krabbelde snel overeind en spurtte vervolgens<br />

zonder eenmaal om te kijken terug naar zijn speelkameraden.<br />

Nog enigszins wankel sloeg hij aan<br />

de ene kant een arm om de brede schouders <strong>van</strong><br />

zijn klasgenoot Robert Chevalier – zij zaten allebei<br />

in het vierde leerjaar – en legde aan de andere<br />

kant een hand op de linkerschouder <strong>van</strong> Julius<br />

Rosenboom, die drie jaar jonger en twee koppen<br />

kleiner was dan hij.<br />

‘Wat heb je gezien, lange?’ vroeg Seppe <strong>van</strong> de<br />

bakker, die met de leren voetbal onder zijn arm<br />

schuin tegenover zijn makkers stond en zijn gezicht<br />

naar de dove Gunther Weber wendde zodat ook hij<br />

kon volgen wat er gezegd werd.<br />

‘Ze...’ begon lange Meekers, maar hij ging niet<br />

verder en trok weer bleek weg.<br />

‘Stel je niet aan!’ reageerde Robert Chevalier en<br />

hij gaf Meekers een por met zijn schouder. ‘Wat<br />

bedoel je met “ze”? Is het meer dan één baby?’<br />

‘Drie. <strong>Het</strong> zijn er drie,’ antwoordde lange Meekers<br />

en hij stak evenveel magere vingers op.<br />

‘Dwie-mweis-jes?’ vroeg Gunther met een vette<br />

grijns bij het zien <strong>van</strong> de opgestoken vingers.<br />

‘Dat heb ik niet kunnen zien,’ zei lange Meekers.<br />

‘Maar wat ik wel heb gezien...’ Hij bukte zich,<br />

keek even in de verte, waar Doktor Hoppe en de<br />

taxichauffeur op dat ogenblik de twee helften <strong>van</strong><br />

het toegangshek openden, en wenkte zijn vier<br />

makkers dichterbij.<br />

‘Hun hoofd...’ zei hij langzaam, ‘hun hoofd is<br />

gespleten.’ En met zijn gestrekte rechterhand trok<br />

hij in een snelle beweging een verticale streep <strong>van</strong><br />

zijn voorhoofd, recht over zijn neus, tot aan de<br />

onderzijde <strong>van</strong> zijn kin.<br />

‘Tsjak!’ zei hij daarbij.<br />

Geschrokken deden Gunther en Seppe een pas<br />

naar achteren, terwijl Robert en Julius naar het<br />

smalle hoofd <strong>van</strong> lange Meekers bleven kijken, als<br />

zou ook dat elk ogenblik in tweeën scheuren.<br />

‘Ik zweer het je. Je kon zo tot achter in hun keel<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

110<br />

115<br />

120<br />

22 Literaire theorie


gebracht! Houd uw ogen open, want zij zullen<br />

toeslaan zodra ze de kans krijgen.’<br />

<strong>Het</strong> was alsof zijn woorden iets hadden losgemaakt,<br />

want ineens begonnen ook bij anderen <strong>verhalen</strong><br />

op te borrelen die de dokter in een kwaad daglicht<br />

stelden. Iedereen wist wel iets over hem of zijn<br />

ouders, en hoe later het die avond werd, hoe meer<br />

dingen er werden verteld die de meesten alleen <strong>van</strong><br />

horen zeggen hadden, maar waar<strong>van</strong> niemand de<br />

waarheid in twijfel trok.<br />

‘Hij is opgegroeid in een gekkenhuis.’<br />

‘Dat had hij <strong>van</strong> zijn moeder. Die is aan waanzin<br />

gestorven.’<br />

‘Pastoor Kaisergruber heeft hem nog gedoopt.<br />

De jongen schreeuwde moord en brand.’<br />

‘Naar het schijnt heeft zijn vader zich...<br />

je weet wel... aan de boom naast zijn huis.’<br />

Uit: Stefan Brijs, De engelenmaker.<br />

Dit verhaalfragment (tekst 4) heeft een auctoriale<br />

vertel situatie. De auctoriale verteller focaliseert niet<br />

over Victor Hoppe. De dorpsbewoners focaliseren wel<br />

over Hoppe. Lange Meekers meent dat bij de drieling<br />

het hoofd gespleten is en dat hij de hersens kan zien.<br />

De drie kindjes met een hazenlip krijgen daardoor<br />

iets monsterachtigs. <strong>Het</strong> is te betwijfelen of de<br />

waar ne ming <strong>van</strong> Lange Meekers klopt, maar zijn<br />

waarneming wordt overgenomen en aangedikt. De<br />

negatieve focalisatie op de drieling wordt dan in het<br />

dorpscafé uitgebreid tot Victor als deze in verband<br />

wordt gebracht met de duivel, gekkenhuis en een<br />

gesuggereerde zelfmoord <strong>van</strong> zijn vader.<br />

In het beginfragment <strong>van</strong> De engelenmaker onthoudt<br />

de verteller zich <strong>van</strong> focalisatie. De negatieve<br />

focalisatie <strong>van</strong> Victor ligt bij de dorpsbewoners.<br />

Als lezer moet jezelf bepalen of je de focalisatie<br />

<strong>van</strong> de dorpsbewoners overneemt, of niet. Later in<br />

het verhaal worden grote delen <strong>van</strong>uit Hoppe<br />

gefocaliseerd.<br />

Misstanden en mededogen<br />

Stefan Brijs (1969) werd bekend met de roman ‘De engelenmaker’, een<br />

roman over Victor Hoppe, een arts die terugkeert naar Wolfheim, het dorp<br />

<strong>van</strong> zijn jeugd. Hij heeft een gekloonde drieling bij<br />

zich. Geleidelijk aan wordt de trieste jeugd <strong>van</strong><br />

Hoppe duidelijk: een jeugd vol onbegrip en<br />

liefdeloosheid. Bij Victor leiden zijn ervaringen tot verzet tegen de<br />

(goddelijke) vaderfiguur. Ook ‘Arend’ gaat over een trieste jeugd. Arend is<br />

een misvormde, door zijn moeder verwaarloosde en mishandelde jongen die<br />

er<strong>van</strong> droomt te kunnen vliegen.<br />

4 Aanwijzingen <strong>van</strong> de schrijver<br />

4.1 Titel, ondertitel, motto<br />

De antwoorden op de vragen ‘waarover wordt verteld’?’,<br />

‘hoe wordt verteld?’ en ‘wie vertelt?’ zoek je als lezer<br />

in de verhaalwerkelijkheid. Daarnaast geeft de<br />

schrijver die buiten deze verhaalwerkelijk heid staat,<br />

je ook aanwijzingen die je kunt gebruiken om te<br />

bepalen wat volgens jou het verhaal betekent. <strong>Het</strong><br />

betreft titel en een eventuele ondertitel en motto.<br />

4.1 Titel, ondertitel, motto<br />

Als lezer vraag jij je af welk verband je kunt leggen<br />

tussen de titel en het verhaal. Je probeert een<br />

titelverklaring te geven. Daarbij moet je er op letten<br />

dat de titel letterlijk en figuurlijk bedoeld kan zijn.<br />

“Een vondst” verwijst letterlijk naar het lijk <strong>van</strong> de<br />

buurvrouw dat in het bos wordt gevonden. Figuurlijk<br />

kan de titel verwijzen naar een vooropgezet plan <strong>van</strong><br />

Cursus 2 <strong>Het</strong> <strong>lezen</strong> <strong>van</strong> <strong>verhalen</strong> 23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!