20.08.2015 Views

Van welvaart naar welzijn

Van welvaart naar welzijn - Rabobank

Van welvaart naar welzijn - Rabobank

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Van</strong> <strong>welvaart</strong> <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong>Duurzaamheid van veertig Nederlandse regio’s in kaartaugustus 2013Kennis en Economisch Onderzoek


InhoudsopgaveInleiding 3<strong>Van</strong> <strong>welvaart</strong> <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong>Duurzaamheidsdimensies 5Duurzaamheidsdimensies 6Duurzaamheid in kaart 7Topscoorders en hekkensluitersKwaliteit van leven nu 13Regionale verschillenKwaliteit van leven later 22Regionale verschillenEn nu? 28De stuurbaarheid van regionale duurzaamheidLiteratuurlijst 33Colofon 35Kennis en Economisch Onderzoek staat ook op internet.Het adres is www.rabobank.com/economieAfsluitdatum: 13 augustus 2013Auteur:Cynthia Briesenaugustus 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 2


Inleiding<strong>Van</strong> <strong>welvaart</strong> <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong>Economische groei is niet waar het alleen om moet gaan in de samenleving. Ineen tijd dat de economie nauwelijks groeit, is dit ook geen gedachte om ons aanvast te houden. Vooruitgang is weliswaar belangrijk, maar dan gaat om veelmeer dan alleen een stijgend inkomen en toenemende materiële <strong>welvaart</strong>. Bijdeze constatering past de overstap <strong>naar</strong> een duurzamer groeimodel. De ontwikkelingvan een duurzame samenleving is een van de grootste uitdagingen vande 21ste eeuw. Op internationaal en nationaal niveau wordt al veel onderzoek<strong>naar</strong> duurzaamheid gedaan. Deze studie richt zich op de duurzaamheid van Nederlandseregio's en laat zien op welke punten regio's vanuit duurzaamheidsoptiekgoed scoren en waar zorgen over bestaan. 1Veel mensen denken dat een duurzame ontwikkeling alleen over het milieu gaat,maar het begrip is breder. Naast ecologische ontwikkelingen zijn economische ensociale ontwikkelingen van belang voor een duurzame samenleving. Bovendiengaat het niet alleen over de impact van ons gedrag op het hier en nu, maar ookover de impact op mensen die elders of later leven. Een ontwikkeling kan alleenduurzaam zijn als wij onze kwaliteit van leven op een zodanige maniervormgeven, zodat het <strong>welzijn</strong> van anderen niet wordt aangetast.De ontwikkeling van een duurzame samenleving, wat houdt dat eigenlijk in?Bhutan, een klein land hoog in de Himalaya, ging de Westerse wereld hierinvoor. In plaats van de <strong>welvaart</strong> (het Bruto Nationaal Product) introduceerde dekoning het Bruto Nationaal Geluk als maatstaf voor de ontwikkeling van zijn landen inwoners. In zijn ogen leidt de eenzijdige nadruk op materiële <strong>welvaart</strong> nietper definitie tot een groter <strong>welzijn</strong> van de bevolking. Daarom dient niet het inkomen,maar het geluk van de bevolking de leidraad in het overheidsbeleid te zijn.Het beleid van de koning stelt unaniem dat de ontwikkelingen in het land nietten koste mogen gaan van cultuur, natuur en milieu en gezondheid. Het is devraag of dit ook voor Nederland de juiste weg is. Maar een breder <strong>welvaart</strong>sbegripdan economische groei is een weg die we zeker moeten gaan (<strong>Van</strong> de Belt,2012).Maar hoe weten we hoe duurzaam onze samenleving is? Steeds vaker wordt deduurzame ontwikkeling op nationaal niveau in kaart gebracht (zie bijvoorbeeldCBS et al, 2013). Over de duurzaamheid van regio’s binnen onze landgrenzen isechter weinig bekend, terwijl de regionale omgeving de directe leef- en acteeromgevingvan de bevolking omvat en daarmee rechtstreeks van invloed is ophet <strong>welzijn</strong>. Om deze reden ontwikkelde Rabobank een duurzaamheidsmonitorvoor Nederlandse COROP-regio’s 2 en gemeenten.1 Voor een uitgebreide beschrijving en verantwoording van de methodologie, zie de Special2013/10 ‘<strong>Van</strong> <strong>welvaart</strong> <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong> – Conceptueel kader en methodologie’.2 Nederland kent veertig COROP-regio’s (zie figuur in bijlage 1). Elk COROP-regio heefteen centrale kern met een omliggend verzorgingsgebied en blijft binnen de provinciegrenzen.3


InleidingIn deze Special worden de veertig COROP-gebieden als regio aangeduid. ElkCOROP-gebied heeft een centrale kern met een omliggend verzorgingsgebied enblijft binnen de provinciegrenzen (kaart 1). Met deze duurzaamheidsmonitorwordt voor iedere regio zichtbaar wat de aandachtspuntenzijn voor een duurzame samen-Kaart 1: Veertig Nederlandse regio’sleving, maar ook wat de sterke kwaliteitenzijn. Hiermee draagt de monitor bij aan dediscussie met de overheid, het bedrijfsleven enburgers over een duurzame ontwikkeling vanNederlandse regio’s op de lange termijn. Deuitkomsten kunnen dienen als input voor dejuiste keuzes over onderwerpen die regionaalbeleid vereisen, zoals de arbeidsmarkt en dewoningmarkt. Tevens kan de duurzaamheidsmonitorworden ingezet om het regionale beleidte evalueren en wellicht opnieuw vorm tegeven, zodat de kwaliteit van leven van dehuidige en toekomstige generatie kan wordenverbeterd. De keuze zal per regio verschillen.Bron: CBS4


DuurzaamheidsdimensiesConceptueel kader en methodologieTer bepaling van de regionale duurzaamheid heeft Rabobank een model ontwikkeld.Een uitgebreide beschrijving en verantwoording van de methodologie kanworden teruggevonden in de Special 2013/10 ‘<strong>Van</strong> <strong>welvaart</strong> <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong> –Conceptueel kader en methodologie’. In ditFiguur 1: Conceptueel raamwerkhoofdstuk zullen we een korte samenvattinggeven.Bron: RabobankDe duurzaamheidsmonitor meet de kwaliteitvan leven in een regio op sociaal, cultureel,ecologisch en economisch gebied (figuur 1).De kwaliteit van leven hier en nu geeft eenindicatie van het <strong>welzijn</strong> van de mensen die opdit moment in Nederland leven. De negenkerndimensies die de kwaliteit van leven vande huidige generatie weergeven zijn 1) de materiëlelevensstandaard, 2) gezondheid, 3)scholing, 4) persoonlijke activiteiten inclusiefwerk, 5) politieke stem en goed bestuur, 6)sociale verbanden en relaties, 7) milieu en deleefomgeving, 8) persoonlijke onzekerheid en9) economische onzekerheid. Omdat de dimensie‘politieke stem en goed bestuur’ veelal op nationaal niveau is geregeld,hebben we deze kerndimensie buiten beschouwing gelaten bij de regionale doorvertaling.Overigens is het belangrijk om op te merken dat deze kerndimensiesonderling afhankelijk zijn. Ze zijn niet alleen direct van invloed op de kwaliteitvan leven, maar soms ook indirect via andere kerndimensies.De kwaliteit van leven later heeft betrekking op het <strong>welzijn</strong> van toekomstige generatiesdie hier leven. De kwaliteit van leven van toekomstige generaties is afhankelijkvan de beschikbaarheid van hulpbronnen. De hoeveelheid hulpbronnendie een samenleving tot haar beschikking heeft, kan worden gemeten aan dehand van de totale kapitaalvoorraad. Daarbij gaat het om het economische, hetmenselijke, het natuurlijke en het culturele kapitaal.De duurzaamheidsscores voor de regio’s zijn berekend aan de hand van 45 variabelenwaaruit de dimensies bestaan. Hoewel in de praktijk iedereen een regioop een eigen manier beleeft en op zijn of haar manier waarde toekent aan deeigenschappen van een regio, is in de duurzaamheidsmonitor een keuze gemaaktvoor kenmerken waaraan op basis van een ‘objectief’ gemiddelde een afwegingkan worden gemaakt of ze positief dan wel negatief bijdragen aan de betreffendedimensie van duurzaamheid. De gekozen variabelen geven slechts eengrof beeld van de status van duurzaamheid van regio’s. Het ontbreken van gegevensover verschillende aspecten die we wel graag zouden meten, maakt hetlastig om tot een universele en theoretisch tot in de puntjes verantwoorde maatstafvoor duurzaamheid te komen. Dit is een probleem waar nagenoeg eenieder5


Duurzaamheidsdimensiesdie duurzaamheid wil meten mee te maken heeft. De hier gevolgde aanpak geeftper definitie wel een beter beeld van de duurzame ontwikkeling van regio’s danalleen kijken <strong>naar</strong> de hoogte van het BBP. 33 Zie de Special 2013/10 ‘<strong>Van</strong> <strong>welvaart</strong> <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong> – Conceptueel kader en methodologie’.6


Duurzaamheid in kaartIn Zeeland en in de noordelijke regio’s van het land is dit aanzienlijk lager. Dezeregio’s beschikken over meer ‘rust en ruimte’. Wat dat betreft vertonen dewerkgelegenheid en de bevolking in Nederland praktisch hetzelfde ruimtelijkepatroon. Bovendien hangen de ontwikkeling van de bevolkingsomvang en dewerkgelegenheid in grote mate samen (Oevering, 2010). Als gevolg hiervankunnen we de regio’s indelen in het dichtbevolkte en sterkst verstedelijktegebied van de Randstad, het relatief dunner bevolkte, maar snelverstedelijkende gebied daaromheen (van Amersfoort tot Zwolle) en het relatieflandelijke gebied van de rest van Nederland.Natuurlijk is bovengenoemde niet de enige oorzaak voor de regionaleverschillen. Regio’s bestaan uit meerdere gemeenten die verschillend kunnenscoren op de onderliggende dimensies, maar gezamenlijk de duurzaamheid vande regio bepalen. Bij veel dimensies is sprake van een regionaal patroon,doordat meerdere regio’s gemeenten huisvesten met een vergelijkbaresamenstelling (bijvoorbeeld in termen van bevolking of werkgelegenheid).Veranderingen in de structuur van regio’s gaan doorgaans langzaam. De doorons gebruikte dimensies zullen daarmee samenhangend dus ook slechts zeergeleidelijk van waarde veranderen, waardoor de uitspraken die wij hier doenover de duurzaamheid van een regio voor de komende jaren ‘geldig’ zijn.9


Duurzaamheid in kaarthebben een hoog economisch, menselijk, natuurlijk en cultureel kapitaal,waardoor de verwachting is dat de huidige hoge kwaliteit van leven ook in detoekomst kan worden voortgezet.Een groot deel van deze eigenschappen zien we ook terug op de Veluwe en inNoord-Overijssel en Zuidwest-Gelderland. Zuidwest-Gelderland vormt deoverloopregio voor mensen die in een prettige en rustige leefomgeving willenwonen, maar ook op korte afstand van werkgelegenheid in Noord-Brabant,Utrecht en Arnhem/Nijmegen. Opvallend zijn de perifeer gelegen regio’s Noord-Drenthe, Zuidwest-Friesland, Overig Zeeland en de Achterhoek. Zij leverenweliswaar een relatief kleinere bijdrage aan de economie dan de stedelijkeregio’s in de Randstad en Noord-Brabant, maar de kwaliteit van leven is hier welhoger dan gemiddeld. Dit betekent dat deze regio’s over sociaal-economische enecologische eigenschappen beschikken die de kwaliteit van leven nuaantrekkelijk maakt en ook de duurzaamheid ervan voor toekomstige generatieswaarborgen.Er blijkt in de meeste regio’s een sterk verband te bestaan tussen de kwaliteitvan leven ‘nu’ en ‘later’. Regio’s die hoog scoren op de kwaliteit van leven ‘nu’hebben blijkbaar in het verleden voldoende geïnvesteerd om ook de kwaliteitvan leven ‘later’ op een duurzame manier vorm te geven. Omgekeerd zien wehetzelfde patroon: regio’s die benedengemiddeld scoren op de kwaliteit vanleven ‘nu’, hebben onvoldoende voorraden ter beschikking om de kwaliteit vanleven ‘later’ op een duurzame manier vorm te geven. De drie hekkensluitersvormen hier een duidelijk voorbeeld van: Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderenen Groot-Rijnmond. In deze regio’s is de duurzame ontwikkeling een belangrijkaandachtspunt, voor nu en in de toekomst. Een opvallende uitschieter is Delft enWestland. De huidige kwaliteit van leven in deze regio bevindt zich op een hoogniveau, maar de kwaliteit van leven later is een aandachtspunt. Dit komt door debenedengemiddelde score op menselijk kapitaal (het aandeel jongeren en hetopleidingsniveau van deze generatie), economisch en natuurlijk kapitaal.Wij zullen in dit hoofdstuk niet alle 12 dimensies en 45 bijbehorende variabelenbespreken die bijdragen aan de duurzaamheid van een regio 5 , maar alleen diede belangrijkste verschillen in duurzaamheid tussen regio’s verklaren. De scoresvan de regio’s op de overige dimensies en variabelen verschillen weliswaar, maarverklaren in veel mindere mate de regionale verschillen in de totaleduurzaamheidsscore. Bovendien zien we dat de variabelen binnen een dimensieredelijk tot sterk met elkaar samenhangen, wat het belang van deze variabelenvoor de betreffende dimensie van duurzaamheid aangeeft.5 Zie voor de definities van de variabelen de bijlagen in de Special ‘<strong>Van</strong> Welvaart <strong>naar</strong><strong>welzijn</strong> – Conceptueel kader en methodologie’.12


Kwaliteit van leven nuRegionale verschillenIn welke mate dragen de acht duurzaamheidsdimensies bij aan de huidigekwaliteit van leven in de veertig regio’s? En welke geografische verschillenkunnen we waarnemen?In figuur 4 is de overall duurzaamheidsscore op de ‘kwaliteit van leven nu’ vande veertig regio’s in Nederland weergegeven. De ranglijst toont wederomduidelijke geografische verschillen en wordt aangevoerd door Randstedelijkeregio’s. Agglomeratie Haarlem, Utrecht en Agglomeratie Leiden en Bollenstreekvormen de Top 3 van meest duurzame regio’s van ‘nu’. Op alle acht dimensiesscoren zij bovengemiddeld.Opmerkelijk is wel het gat tussen de eerste vierregio’s en de rest en ook dat de eerste zes plekken door regio’s in de Randstadworden bezet. Oost-Groningen, Delfzijl en omgeving en Zuidoost-Drenthe zijn dehekkensluiters.Figuur 4: Overall score kwaliteit van leven nuBron: Rabobank13


Kwaliteit van leven nuFiguur 5: Ranglijst kwaliteit van leven nu Nederlandse regio’sBron: RabobankFiguur 5 laat de scores op de onderliggende dimensies zien die tot dit resultaatleiden. 6 Zoals gezegd dragen niet alle bovenstaande acht dimensies op dezelfdewijze en/of even veel bij aan de regionale verschillen in duurzaamheid. Voor dekwaliteit van leven nu zijn het vooral de materiële levensstandaard, scholing enpersoonlijke activiteiten inclusief werk die sterk samenhangen met de kwaliteitvan leven. Op het niveau van de variabelen zijn dat sterfte (gezondheid),politieke betrokkenheid op landelijk niveau (sociale verbanden en relaties) en demediane woningprijs (economische onzekerheid). De overige dimensies envariabelen voegen minder toe aan de verklaring van regionale verschillen enlaten we daarom buiten beschouwing.Concentratie van hoogopgeleiden…Nederland behoort qua opleidingsniveau tot de middenmoot van de EU, maarlaat wel een stijgende trend zien (CBS, 2011). Momenteel is circa 26 procentvan de potentiële beroepsbevolking hoogopgeleid. Vooral regio’s met een universiteitof met een hoog inkomen huisvesten relatief veel mensen met een hoogopleidingsniveau. Bovendien is het aantal mensen met een baan onderhoogopgeleiden relatief hoger dan onder laagopgeleiden. Na afronding van destudie blijven veel hoogopgeleiden in de regio ‘hangen’ vanwege debeschikbaarheid van hooggeschoolde werkgelegenheid. Dat geldt echter inmindere mate in bijvoorbeeld Zuid-Limburg en Groningen.6 Zie voor berekeningswijze ook onze special Special ‘<strong>Van</strong> Welvaart <strong>naar</strong> <strong>welzijn</strong> –Conceptueel kader en methodologie’.14


Kwaliteit van leven nuWe zien een sterk verband tussen het aandeel hoogopgeleiden en het aandeelbanen in R&D in regio’s. Hieruit blijkt dat kennis in Nederland voornamelijk in deuniversiteitsregio’s is geconcentreerd en in gebieden waar enkele grote bedrijvenmet een onderzoeksafdeling zijn gevestigd. Regio’s op grote afstand van decentra van werkgelegenheid zien daarom per saldo inwoners vertrekken (Oost-Groningen, Delfzijl en omgeving, Zuid-Limburg en Zeeland). Dit zijn ook regio’smet een lager opleidingsniveau. Mobiliteit hangt sterk samen metopleidingsniveau, wat betekent dat hoogopgeleiden gemakkelijker danlaagopgeleiden elders een baan vinden als dat in hun eigen regio niet lukt (CPB,2013). Als gevolg hiervan zijn het dan ook met name de laagopgeleiden dieachterblijven in de genoemde gebieden.…leidt tot hoge arbeidsparticipatieIn Nederland heeft circa 70 procent van de 18 tot 65 jarigen een betaalde baanvan 12 uur of meer per week. De arbeidsparticipatie in Nederland is relatiefhoog, maar het aantal gewerkte uren per persoon is <strong>naar</strong> Europese maatstavenlaag. Belangrijke reden hiervoor is het hoge aandeel van deeltijdarbeid. In geenenkel land wordt zoveel in deeltijd gewerkt als in Nederland. Hierdoor beschiktde gemiddelde Nederlander over relatief veel vrije tijd (CBS, 2011), een vormvan <strong>welzijn</strong>.De bevolkingssamenstelling en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt bepalen ingrote mate de arbeidsparticipatie. Ouderen participeren (vooralsnog) minder opde arbeidsmarkt en bewegen over het algemeen ook minder actief dan jongeren.Dit zien we terug in perifere regio’s die relatief veel ouderen huisvesten. In deRandstad en de HBO-/universiteitsregio’s is sprake van een relatief jongebevolking die in hoge mate op de arbeidsmarkt participeert (kaart 3). Over hetalgemeen geldt dat een afgeronde HBO- of universitaire opleiding meer kansenbiedt op de arbeidsmarkt dan alleen basisonderwijs of een vmbo-diploma. Ookzien we een sterk verband tussen de arbeidsparticipatie en het <strong>welvaart</strong>sniveauin regio’s. In Groningen en Friesland is bijvoorbeeld zowel het <strong>welvaart</strong>sniveauals de arbeidsparticipatie benedengemiddeld. Dit geldt tevens voor Twente,Zeeland en Midden- en Zuid-Limburg. In de regio’s Haarlem en Oost-Zuid-Holland liggen het <strong>welvaart</strong>sniveau en de arbeidsparticipatie juist relatief hoog.15


Kwaliteit van leven nuKaart 3: Arbeidsparticipatie werkzame beroepsbevolking (15-65 jaar)Bron: CBS, Rabobank…en regionale verschillen in inkomenEr bestaan – hoewel relatief klein in internationaal perspectief – substantiëleinkomensverschillen tussen Nederlandse regio’s. Perifeer gelegen regio’s als denoordelijke provincies, Overijssel, Twente, Limburg en Zeeland hebben eenbenedengemiddeld huishoudinkomen. Ook grootstedelijke regio’s in het westenvan het land (Rijnmond, ‘s-Gravenhage en Amsterdam) hebben een relatief laag<strong>welvaart</strong>speil. Oorzaak voor het lagere inkomenspeil in de grote steden is dathier relatief veel laaggeschoolde mensen en ouderen wonen. Ook het aandeeleenoudergezinnen, alleenstaanden en studenten is er hoger. Tevens zorgt eengrotere afhankelijkheid van uitkeringen in de grote steden voor een lagergemiddeld inkomensniveau.Uit kaart 4 blijkt dat regio’s met een laag inkomen ook veelal een hoog aandeelbijstandsgerechtigden huisvesten en andersom. Het aantal bereikbarearbeidsplaatsen is aan de grenzen van Nederland veel lager dan in het westenvan het land. Daarnaast trekken grootstedelijke regio’s (naast hoogopgeleiden)ook veel laagopgeleiden aan voor wie niet altijd passend werk te vinden is.16


Kwaliteit van leven nuKaart 4: Aandeel huishoudens met bijstandsuitkeringBron: CBS, RabobankAan de andere kant staan de ‘rijke’ regio’s Haarlem, Het Gooi en Vechtstreek enUtrecht. Het lagere <strong>welvaart</strong>speil van de stad Utrecht wordt gecompenseerd doorde rijkdom in Eemland en de Utrechtse Heuvelrug. Deze regio’s huisvestengemeenten met een gemiddeld zeer welvarende bevolking. Onder de ‘toppers’bevinden zich ook een paar opvallende regio’s: Oost-Zuid-Holland en Zuidwest-Gelderland. Dit zijn regio’s waar een groot deel van de middenklasse uit deRandstad is neergestreken voor het betere wonen. De gevolgen hiervan zijn eenhoog inkomen en weinig uitkeringsgerechtigden. Verder hebben deze regio’sgeprofiteerd van verplaatsing van bedrijvigheid en werkgelegenheid vanuit degrootstedelijke regio’s in hun richting. Hierdoor werkt ruim 60 procent van deinwoners in de eigen regio.Regionale verschillen in inkomen hangen samen met gezondheid…De meeste Nederlanders zijn positief over hun gezondheid. In 2010/2011beoordeelde ongeveer 80 procent zijn of haar gezondheid als goed of zeer goed.Nederlanders leven ook steeds langer. Binnen Europa heeft Nederland het opéén na laagste sterftecijfer. Dit houdt verband met het feit dat onze gezondheidszorgvan hoog niveau is. Desondanks zien we regionale verschillen diekunnen worden gerelateerd aan de sociaal-economische status van mensen.Binnen Nederland zien we dat in regio’s waar het sterftecijfer hoger ligt dangemiddeld, het inkomen relatief laag ligt, zoals in de perifere regio’s het geval is.Het RIVM heeft uitgerekend dat universitair geschoolde mensen in Nederlandzeven jaar langer leven dan laag opgeleide mensen. Deze verschillen wordenalleen maar groter (OneWorld, 2012).17


Kwaliteit van leven nuOndanks dat Nederlanders steeds langer in gezondheid leven, hadden ruim 1,5miljoen mensen in Nederland in 2012 depressieve klachten. Mensen met eenslechtere geestelijke gezondheid hebben ook vaker langdurige aandoeningen enlichamelijke beperkingen en een ongezondere leefstijl dan gemiddeld.Het toenemende aantal mensen met overgewicht is een serieus probleem (CBS,2012). Overgewicht en een slechtere gezondheid komen meer voor ondermensen met een lage opleiding en een laag inkomen dan onder mensen met eenhoge sociaal-economische status. Dit beeld wordt bevestigd door de regio’s in dekop en de staart van de ranglijst. Kortom: mensen met een lage sociaal-economischestatus leven vaak ongezonder dan mensen met een hoge status. Hierbijspelen vooral roken, verkeerd eten en alcohol een grote rol.Oost-Groningen en Zuid-Limburg zijn de regio’s die als slechtst uit de bus komenwat betreft de gezondheid van hun bevolking. Dit heeft voor een deel te makenmet de gemiddelde leeftijd van de bevolking, waardoor het aantal chronischeaandoeningen relatief hoger ligt dan in andere regio’s. In het zuiden vanLimburg speelt de (vroegere) industriële vervuiling de bewoners parten. Veelvoormalige werknemers uit de mijnbouw kampen met gezondheidsproblemen(Rutten, 2012). Tevens heeft de regio veel last van industriële (lucht-)vervuilingvanuit het gebied zelf, maar ook vanuit de grensgebieden. De belangrijksteoorzaken voor Oost-Groningen lijken te liggen in de samenhang tussen eenvergrijsde bevolking en de sociaal-economische achterstand (Zorg InnovatieForum, 2009).…en woningprijsDe prijs op de markt voor koopwoningen is het gevolg van de verhouding tussenvraag en aanbod. Hierbij speelt niet alleen het aantal woningen en het aantalhuishoudens een rol, maar is ook de kwaliteit van de woning, de woonomgeving,het besteedbaar huishoudinkomen en de financieringsmogelijkheden van dewoningzoekende van belang. <strong>Van</strong> al deze factoren is het besteedbaar inkomenper huishouden veruit de belangrijkste (Rabobank, 2013). De medianewoningprijs en het inkomen hangen sterk met elkaar samen. Een hoog inkomenheeft een relatief hoge mediane woningprijs tot gevolg, vooral in gebieden dieworden gekenmerkt door een aantrekkelijke woonomgeving. De Randstad enNoordoost-/Zuidoost-Noord-Brabant zijn voorbeelden van dergelijke regio’s.In het midden van het land is de woningwaarde hoger dan gemiddeld, vooral inHet Gooi- en Vechtstreek. In het noordoosten, het zuidwesten, in Limburg en inde meeste grote gemeenten is de woningwaarde juist relatief laag. Grote gemeentenhebben <strong>naar</strong> verhouding ook een groter aandeel sociale huurwoningenten opzichte van koopwoningen, wat huishoudens met een lager inkomen aantrekt.18


Kwaliteit van leven nuPolitieke participatie van belang voor <strong>welzijn</strong> in de regio’sOver het algemeen is de betrokkenheid van burgers bij landelijke verkiezingengroter dan bij lokale verkiezingen. Bij de landelijke verkiezingen in 2010 brachtcirca 75 procent van de kiesgerechtigden zijn stem uit, tegenover 54 procent bijde gemeenteraadsverkiezingen in datzelfde jaar (kaart 5). Opvallend is dat dekeuze voor politieke partijen landelijk en lokaal gezien nogal van elkaar afwijkt.Bijna een kwart van de stemmen tijdens gemeenteraadsverkiezingen ging <strong>naar</strong>lokale partijen, terwijl men op landelijk niveau vooral op de ‘grotere’ partijenstemt. Blijkbaar zijn mensen van mening dat lokale partijen de inhoud van lokaalen regionaal beleid beter kunnen afstemmen op de behoeften van de regio.Opvallend is ook dat in de grootstedelijke agglomeraties van Amsterdam, Rotterdamen Den Haag de verkiezingsopkomst bij zowel de landelijke als degemeenteraadsverkiezingen lager is dan gemiddeld. Een verklaring hiervoor ishet opleidingsniveau van de bevolking. Laagopgeleiden zijn namelijk gemiddeldminder politiek betrokken dan hoogopgeleiden. Ook hebben zij minder vertrouwenin de politiek (CBS, 2012). De politieke participatie is over het algemeenhet hoogst in regio’s die diagonaal over het land liggen, van Zeeland tot aanGroningen (met daarbinnen een groot deel zogenoemde biblebelt regio’s). Dekerk speelt een grote rol in het sociaal normerende gedrag, waarbij deonderlinge verbondenheid en die met de samenleving worden gestimuleerd.Kaart 5: Opkomst Tweede KamerverkiezingenBron: Kiesraad, Rabobank19


Kwaliteit van leven nuGrootstedelijke regio’s hebben gemeenschappelijke aandachtspuntenNaast verschillen tussen de topscoorders en hekkensluiters in de ranglijst, zienwe ook duidelijke verschillen binnen de Randstad. Uit figuur 5 blijkt datgrootstedelijke regio’s als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag belangrijkeaandachtspunten hebben om de kwaliteit van leven ‘nu’ te verbeteren. Dezeaandachtspunten richten zich voornamelijk op de materiële levensstandaard,sociale verbanden en relaties en persoonlijke onzekerheid.Oorzaak hiervoor is dat de sociaal-economische verschillen in sterk verstedelijktegebieden groter zijn dan in de landelijke gebieden. De grote inkomensverschillenen de concentratie van lagere inkomens in de grote steden uiten zichonder andere in het aantal misdrijven. Vooral in de Randstad zijn gevoelens vanonveiligheid sterker en is er meer criminaliteit (CBS, 2012). De spanning tussenbevolkingsgroepen kan een gevolg zijn van de ervaren criminaliteit. De viergrootstedelijke regio’s huisvesten relatief veel niet-westerse allochtonen(kaart 6). In Rotterdam, Den Haag en Amsterdam is ruim een derde van debevolking niet-westers allochtoon, in Utrecht een vijfde. Bovengenoemdefactoren leiden daarom ook tot een mindere sociale samenhang in grootstedelijkeregio’s. Regionaal gezien is de criminaliteit vooral laag in denoordelijke provincies, Overijssel en Zeeland. Dit komt, naast de kleineresociaal-economische verschillen, doordat de sociale controle in landelijkegebieden over het algemeen groter is.Kaart 6: Aandeel niet-westerse allochtonenBron: CBS, Rabobank20


Kwaliteit van leven nuOok staan de inwoners van de Randstad (en vooral de vier grootstedelijkeregio’s) over het algemeen bekend om hun sterke mate van individualisering,terwijl de bewoners in het zuiden en oosten van ons land meer waarde hechtenaan activiteiten binnen sociale structuren. Landelijke en weinig verstedelijktegebieden buiten het westen staan daarom bekend om de sterkere socialebinding.In de regio’s rondom Rotterdam en Den Haag is daarnaast de economischeonzekerheid een aandachtspunt. De economische structuur van de regioRotterdam is vooral op de conjunctuurgevoelige haven en aanverwante sectorengericht. Als gevolg van de economische crisis zijn vooral banen in deze sectorenverloren gegaan. De regio Den Haag heeft veel dienstverleners en een grootambtenarenapparaat. De afgelopen jaren is als gevolg van de overheidsbezuinigingenook in de collectieve sector het aantal banen fors verminderd. Hetgevolg is dat deze regio’s momenteel worden gekenmerkt door een (zeer) ruimearbeidsmarkt. De afname van het aantal vacatures en de toename van hetaantal geregistreerde werkzoekenden is hiervan de oorzaak (UWV, 2012).ConclusieDe materiële levensstandaard, gezondheid, scholing en persoonlijke activiteiteninclusief werk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en hebben een sterke invloedop de kwaliteit van leven. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger dearbeidsparticipatie en sociaal-economische status en hoe beter de gezondheid.We zien hierbij grote regionale verschillen. Vooral de universiteitsregio’s en deregio’s rondom de grootstedelijke gebieden scoren hoog op deze dimensies.Grootstedelijke regio’s hebben vooral te kampen met sociaal-economischeproblematiek: de criminaliteit en het aantal bijstandsgerechtigden is er relatiefhoog en er is sprake van een beperkte sociale samenhang. In de regio’s rondomRotterdam en Den Haag gaat het daarnaast ook om een relatief hogewerkloosheid.Kenmerkend voor de perifere regio’s in Nederland is dat zij laag scoren opbovengenoemde dimensies, maar juist goed scoren op andere dimensies vanduurzaamheid. De sociale samenhang (sociale verbanden en relaties) is inperifere regio’s bijvoorbeeld groter dan in de Randstad en de persoonlijkeonzekerheid is lager. Dit uit zich bijvoorbeeld in een hoge maatschappelijkeparticipatie in de vorm van vrijwilligerswerk, maar ook een lagere criminaliteitals gevolg van een sterkere sociale controle.21


Kwaliteit van leven laterRegionale verschillenIn welke mate dragen de vier duurzaamheidsdimensies bij aan de toekomstigekwaliteit van leven in de veertig regio’s? En welke geografische verschillen kunnenwe waarnemen?In figuur 6 is de overall duurzaamheidsscore op de ‘kwaliteit van leven later’ vande veertig regio’s in Nederland weergegeven. Hierbij zien we dat AgglomeratieHaarlem, Het Gooi en Vechtstreek en Zuidoost-Zuid-Holland de Top 3 van meestduurzame regio’s ‘later’ vormen. Zij beschikken over een groot economisch,menselijk en cultureel kapitaal. Zeeuws-Vlaanderen, Overig-Groningen en Oost-Groningen zijn de hekkensluiters. Het menselijk en natuurlijk kapitaal staat hieronder druk. De scores op de onderliggende dimensies die tot dit resultaat hebbengeleid, zijn zichtbaar in figuur 7.Figuur 6: Overall score kwaliteit van leven laterBron: Rabobank22


Kwaliteit van leven laterFiguur 7: Ranglijst kwaliteit van leven later Nederlandse regio’s1,0Kwaliteit van leven later1,00,50,50,00,0-0,5-0,5-1,0Aggl. HaarlemHet Gooi en VechtstreekZuidoost-Zuid-HollandAggl. Leiden en BollenstreekZuidwest-FrieslandOost-Zuid-HollandVeluweZuidwest-GelderlandUtrechtNoord-DrentheNoord-OverijsselNoord-FrieslandAlkmaar en omgevingAggl. ' s-GravenhageOverig ZeelandFlevolandDelfzijl en omgevingAchterhoekNoord-LimburgZuidwest-OverijsselKop van Noord-HollandZuidwest-DrentheArnhem/NijmegenZuid-LimburgTwenteNoordoost-Noord-BrabantIJmondWest-Noord-BrabantZuidoost-Noord-BrabantZuidoost-FrieslandZaanstreekGroot-AmsterdamMidden-Noord-BrabantZuidoost-DrentheDelft en WestlandGroot-RijnmondMidden-LimburgOost-GroningenOverig GroningenZeeuws-Vlaanderen-1,0Economisch kapitaal Menselijk kapitaal Natuurlijk kapitaalCultureel kapitaalKwaliteit van leven laterBron: RabobankHet menselijk kapitaal vertoont een sterke samenhang met de kwaliteit van levenlater en bepaalt daardoor het meest de regionale verschillen induurzaamheid. De overige drie dimensies een minder duidelijk beeld. <strong>Van</strong> devier kapitaalvormen staat het behoud van natuurlijk kapitaal in Nederland ervolgens het CBS (2011) het slechtst voor. Daarom besteden we wel aandachtaan een variabele van het natuurlijk kapitaal, namelijk de CO-uitstoot.Toenemende druk op de leefomgevingNederland is één van de dichtstbevolkte en meest welvarende landen ter wereld.Veel land is door ons in gebruik genomen voor landbouw, wonen, werken eninfrastructuur en daardoor is door de jaren heen al flink ingeteerd op de natuurlijkehulpbronnen. Vooral door deze ruimtelijke druk staan de hoeveelheid natuuren de biodiversiteit in Nederland onder druk. Door de groei van de bevolking enin iets mindere mate de economie neemt de behoefte aan ruimte ook nog steedstoe (CBS, 2011). Bovendien hebben het gedrag van de bevolking en het bedrijfsleveninvloed op de uitstoot van CO2 en dus op de kwaliteit van natuur enbiodiversiteit.23


Kwaliteit van leven laterDe CO2-uitstoot per inwoner is vooral hoog in het noorden (Groningen, Frieslanden Drenthe) en zuiden (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) van Nederland. Eenverklaring hiervoor is dat de afstanden tussen wonen en werken en tussenwonen en voorzieningen hier groter zijn dan in de Randstad. Mensen verplaatsenzich daardoor meer met de auto, ook omdat het openbaar vervoer in delandelijke gebieden (als gevolg van een lagere bevolkingsdichtheid) minderfrequent rijdt. De CO2-uitstoot van het bedrijfsleven heeft tevens een herkenbaarpatroon. In Nederland hebben we enkele geconcentreerde industrieregio’s,zoals in Groot-Rijnmond, Zeeuws-Vlaanderen (Dow Chemicals), IJmond (waar dehoogovens zijn gevestigd) en Delfzijl en omgeving (de Eemshaven en de groteconcentratie van chemiebedrijvigheid). Als gevolg hiervan stijgt in deze regio’sde CO2-uitstoot boven het landelijke gemiddelde uit.De CO2-uitstoot als gevolg van verkeer (congestie) is vooral hoog in de viergrootstedelijke regio’s van Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Amsterdam. Dit zijnimmers de werkgelegenheidscentra van Nederland. De belasting van de natuurlijkeomgeving en de infrastructuur kan de draagkracht van grootstedelijke regio’ste boven gaan. Er is veel congestie op de wegen en de omgeving wordtgekenmerkt door geluidshinder en horizonvervuiling. Omdat steeds meer mensenwonen, werken en recreëren in en rondom steden, is het voor stedelijkeregio’s essentieel om een goede balans te behouden tussen economische groei,milieu en het <strong>welzijn</strong> van mensen (USI, 2013).24


Kwaliteit van leven laterBox 1: PendeldrukNederlanders zijn van alle Europeanen de meeste tijd kwijt met het reizentussen werk en huis (CBS, 2011). Dagelijks reizen bijna 4,5 miljoen werknemersvan hun woonplaats in de ene gemeente <strong>naar</strong> hun werk in een anderegemeente. Eind 2011 werkte bijna 56 procent van de werknemers in een anderegemeente dan waar zij woonden (CBS, 2013b).Nederland kent typische ‘woon-’ en ‘werk-regio’s’, met grote regionaleverschillen in woon-werkbalans als gevolg. Slechts een kwart van de veertigregio’s heeft een positief pendelsaldo. Dit zijn regio’s verspreid over het land meteen belangrijke werkgelegenheidsfunctie voor de omgeving. In het noorden zijndit bijvoorbeeld Groningen, Meppel en Zwolle, in het midden Apeldoorn enUtrecht, in het westen Amsterdam, Den Haag, Delft en Rotterdam en in hetzuiden Den Bosch en Eindhoven. Vooral de hoge werkgelegenheidsfunctie vanGroot-Amsterdam zorgt voor een grote forenzenstroom vanuit omliggenderegio’s. De zes regio’s van Noord-Holland en Flevoland hebben allemaal eennegatief pendelsaldo, dat voornamelijk op Groot-Amsterdam is gericht. Deforenzenstromen die hiermee gepaard gaan, leiden tot drukte in het openbaarvervoer, files op de snelwegen, milieubelasting en niet in de laatste plaats totminder vrije tijd.Om de negatieve gevolgen van de pendeldruk op het natuurlijk kapitaal teverminderen, is het wenselijk om het woon-werkverkeer zo veel mogelijk tebeperken. Enerzijds kan dit worden bereikt door als bedrijfsleven het NieuweWerken zoveel mogelijk te stimuleren. Anderzijds door werkgelegenheid tebehouden, maar dit hangt ook af van de conjunctuur en het beschikbarearbeidsaanbod in de regio. Kortom: hoe meer inwoners in de eigen regio aan deslag kunnen hoe beter dit is voor de regio, zowel sociaal, economisch alsecologisch gezien.25


Kwaliteit van leven laterToekomstig regionaal arbeidspotentieelIn het hoofdstuk ‘kwaliteit van leven nu’ werd gerefereerd <strong>naar</strong> het belang vanhet opleidingsniveau voor onder andere het inkomen en de gezondheid vanmensen. Het opleidingsniveau van de huidige tieners is dan ook van cruciaalbelang voor ons toekomstig menselijk kapitaal.Nederlandse jongeren nemen tegenwoordig langer deel aan het voltijdonderwijs,maar per onderwijssoort zijn er grote verschillen. De deelname van 15- tot 18-jarigen aan het vmbo is de afgelopen tien jaar fors minder geworden, dedeelname aan havo/vwo juist sterk gegroeid (CBS, 2012). Regionaal zien wegrote verschillen in de deelname van jongeren aan het havo/vwo onderwijs.Grootstedelijke regio’s als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag, maar ook deregio’s aan de randen van ons land, scoren relatief laag op menselijk kapitaal.Een verklaring hiervoor is de sociaal-economische status van de ouders vanscholieren (sociale stratificatie). We zien namelijk een sterk verband tussen demateriële levensstandaard en het menselijk kapitaal. Daarnaast valt specifiek deprovincie Groningen op door het hoge percentage zeer zwakke middelbarescholen (Inspectie van het Onderwijs, 2010).Groningen wordt ook gekenmerkt door een relatief oudere en een deelskrimpende bevolking. Dit geldt ook voor Arnhem/Nijmegen, delen van Limburgen Zeeuws-Vlaanderen. Opvallend is dat ook een groot deel van de Randstadrelatief weinig jongeren in de leeftijdscategorie tot 20 jaar kent (kaart 7), integenstelling tot de noordoostelijke regio’s van ons land. Pas na de middelbareschool vertrekken deze jongeren <strong>naar</strong> de Randstad voor studie en/of werk.Indien een belangrijk deel van de economische basis afbreekt, kan een eindekomen aan de groei in een regio. De regio verliest haar aantrekkingskracht endat kan er toe leiden dat bedrijven en inwoners wegtrekken. Groei slaat dan omin krimp en dit heeft consequenties voor het menselijk kapitaal van een regio.De kans hierop is vooral aanwezig in regio’s waar de economische basis beperktblijft tot één sector, zoals in Zuid-Limburg en Twente het geval was, en veelminder in regio’s met een gevarieerde economische structuur (Oevering, 2010).In Groningen en Limburg is de overheid samen met het bedrijfsleven en onderwijsinstellingenal tientallen jaren bezig om de economische structuur te verstevigenen te diversificeren. Dit doen zij door te investeren in sectoren die passenbij het gebied, zoals een biobased economy in Groningen en chemie en lifesciencein Limburg. Dit zijn zeer lastige en langdurige trajecten, die ook nietaltijd even succesvol zijn. De effecten hiervan zullen we pas op de lange termijnkunnen meten.26


Kwaliteit van leven laterKaart 7: Groene druk: aandeel jongeren < 20 jaar t.o.v. 20-64 jaarBron: ABFConclusieDe grootstedelijke regio’s in de Randstad zijn weliswaar de spil in de Nederlandseeconomie voor wat betreft productie en werkgelegenheid, maar ze kunnenniet tot de meest duurzame regio’s worden gerekend. Als gevolg van de concentratievan economische bedrijvigheid wordt de natuurlijke omgeving belast meteen hoge CO2-uitstoot. Het natuurlijk kapitaal is van invloed op de productieprocessenvan zowel het agrarische als het overige bedrijfsleven, maar ook oponze gezondheid. Zowel het bedrijfsleven als de bevolking oefenen druk uit ophet milieu. De CO2-uitstoot per inwoner is vooral hoog in het noorden en zuidenvan Nederland, wat het gevolg is van de langere afstand tot werk envoorzieningen. Dit geldt ook voor de uitstoot van het bedrijfsleven in dezogenoemde agrarische en industrieregio’s.Het menselijk kapitaal is niet alleen van belang voor verhoging van het inkomenen de arbeidsproductiviteit, maar ook voor het <strong>welzijn</strong> van een regio in termenvan het in stand houden van voorzieningen en het bedenken van oplossingenvoor maatschappelijke problemen. Het opleidingsniveau van de huidige generatieschoolverlaters is hierin van belang. Zij zijn immers de toekomstigeverdiencapaciteit van de regio. Vooral in de noordelijke, oostelijke en dezuidelijke delen van ons land zien we dat het menselijk kapitaal eenaandachtspunt is voor de toekomst. Uitzonderingen daarop vormen OverigGroningen ( studentenstad Groningen) en Zuidoost-Noord-Brabant (Eindhoven).27


En nu?De stuurbaarheid van regionale duurzaamheidIn deze duurzaamheidsspecial is de duurzaamheid van de veertig Nederlandseregio’s in kaart gebracht. Hierbij is per regio inzichtelijk gemaakt wat de bijdrageis van de verschillende dimensies op de kwaliteit van leven nu en later. Hetconstateren van verschillen in duurzaamheid is een begin. Het vervolg islastiger. Want hoe kunnen we werken aan verbetering van duurzaamheid?Een groot deel van duurzaamheid wordt op nationaal niveau bepaaldIn internationaal perspectief scoort Nederland relatief goed op de huidige kwaliteitvan leven. Dat geldt eigenlijk voor bijna alle dimensies van duurzaamheidnu, maar in mindere mate voor later en ‘elders’. Onze materiële levensstandaardis zo hoog dat we veel meer natuurlijke hulpbronnen gebruiken dan houdbaar isvoor later en ten opzichte van andere landen in de wereld. Naast de zorgen omhet natuurlijke kapitaal bestaan er ook zorgen over ons menselijk kapitaal. InEuropees opzicht kent de jongere generatie in Nederland een matig opleidingsniveau.Tegen deze achtergrond moeten de verschillen tussen regio’s binnenNederland worden geïnterpreteerd. Een in Nederland relatief minder duurzameregio kan in vergelijking met veel andere landen over het algemeen nog bestgoed scoren.Daarnaast speelt een grote rol dat behoorlijk wat duurzaamheidsdimensiesvooral op nationaal niveau worden bepaald. Denk daarbij aan de kwaliteit vaninstituties, maar bijvoorbeeld ook het beleid op het gebied van onderwijs engezondheidszorg. Andere dimensies, zoals biodiversiteit, zijn zelfs niet of nauwelijksop nationaal niveau te beïnvloeden. Regionale duurzaamheid is dus vooreen groot deel de uitkomst van ontwikkelingen die zich op een bovenregionaalniveau afspelen. Daardoor is de ‘maakbaarheid’ van de duurzaamheid in de regiobeperkter dan die op een hoger beleidsniveau.Geografische spreiding van duurzame regio’sBij de regionale verschillen binnen Nederland hebben we de duurzaamheid‘elders’ buiten beschouwing gelaten. Dit omdat dat binnen Nederland lastig teoperationaliseren is en omdat de belangrijkste verschillen op deze dimensie ookinternationaal zijn.De Randstad huisvest de meest duurzame regio’s van Nederland. In de regio’srondom de grootstedelijke gebieden, de ‘overloopregio’s’, is het goed vertoeven:wonen in de buurt van werkgelegenheidscentra en tegelijkertijd kunnenprofiteren van het gunstige leefklimaat in de eigen regio. Maar niet alleduurzame regio’s zijn in de economisch krachtige Randstad gelegen. Ooksommige regio’s daarbuiten scoren relatief hoog. Daarbij zijn het niet zozeer deeconomische variabelen waarop deze regio’s goed scoren, maar bijvoorbeeldleefomgeving en sociale cohesie.28


En nu?De minst duurzame regio’s worden gekenmerkt door een relatief lage score opde sociale, culturele, economische en ecologische dimensies.Dit zijn voornamelijk de grensregio’s. Delfzijl en omgeving en Zuid-Limburghebben binnen dit geheel een aparte status. De huidige kwaliteit van leven iseen aandachtspunt, maar zij hebben wel voldoende voorraad opgebouwd voorde toekomstige generatie. In Delfzijl en omgeving heeft dit betrekking op heteconomische en culturele kapitaal. In Zuid-Limburg komt daar het natuurlijkekapitaal nog bij.Multidimensionale duurzaamheidsverschillen…Doordat duurzaamheid zoveel verschillende dimensies kent, is er geen eenduidigrecept voor het werken aan een duurzamere regio. De economisch krachtigeregio Groot-Amsterdam scoort bijvoorbeeld slecht op de dimensie persoonlijkeonzekerheid door de relatief hoge criminaliteit. Voor een regio als Oost-Groningen geldt exact het omgekeerde. Dus een regio kan eenzelfde scorehebben op het totaal van duurzaamheid zowel nu als later, terwijl deduurzaamheidsbeleving – hoe is het om op dit moment in die regio te wonen –een totaal andere kan zijn.Ten eerste komt dit door persoonlijke voorkeuren. Als je hecht aan de dynamiekvan de stad, het culturele leven en de nabijheid van werk, dan ervaar je eengrootstedelijke omgeving als de juiste plek voor jezelf. Zoek je daarentegen rusten stabiliteit en een groene omgeving, dan is een plek buiten de stedelijkeregio’s meer voor de hand liggend. Wie in een regio woont die niet overeenkomtmet zijn of haar persoonlijke wensen, ervaart de regio als minder prettig.Ten tweede ontgaat ons in het leven van dag tot dag een deel van de effecten opde kwaliteit van leven later. We zijn niet elke dag bezig met de consequentiesvan ons gedrag nu, bijvoorbeeld dat we eigenlijk teveel met de auto rijden. Vaakis de kwaliteit van leven nu dominant: het feit dat we ons een auto kunnenveroorloven en daarmee kunnen rijden is voor velen belangrijker dan de externeeffecten op de leefbaarheid later.Deze verschillen in beleving van duurzaamheid moeten altijd in het achterhoofdworden gehouden bij het trachten de duurzaamheid te verbeteren. Wat voor deene persoon een vooruitgang in duurzaamheid kan betekenen, kan nog steedsvoor de ander – nu, elders of in de toekomst – een verslechtering zijn.…vragen om gedifferentieerde aanpak…In deze studie hebben we aangetoond waardoor de regionale verschillen in duurzaamheidkunnen worden verklaard. Bepaalde factoren, zoals de ligging van eenregio, economische structuur of bevolkingskrimp, zijn een gegeven en niet ofnauwelijks te beïnvloeden. Factoren die wel te beïnvloeden zijn, zijn dat slechtsin beperkte mate op regionaal niveau, zoals een hoger gemiddeldopleidingsniveau.29


En nu?Investeren in het opleidingsniveau van de bevolking leidt tot een hogere arbeidsparticipatie,een hoger inkomen van huishoudens en een betere gezondheid.Maar dat hogere opleidingsniveau komt er alleen als er ook werkgelegenheidis voor hoger opgeleiden. En het veranderen van de werkgelegenheidsstructuurduurt vaak zeer lang.Een regio heeft zowel op langere als korte termijn wel een aantal mogelijkhedenom beleid te voeren ten aanzien van duurzaamheid.Op de langere termijn gaat het om keuzes die gemaakt kunnen worden ten aanzienvan ruimtelijke ordening en infrastructuur. Een goede bereikbaarheid van en<strong>naar</strong> gebieden waar werkgelegenheid is, kan een regio aantrekkelijker makenom te wonen. Dit geldt zeker voor hoger opgeleiden. Ook de woningvoorraad,met daarbij de verhouding huur-koop verdient in zo’n lange termijn planningvoldoende aandacht. En dat is verder kijken dan de huidige malaise op dewoningmarkt. Want een goede mix in de woningvoorraad kan bijdragen aan eenaantrekkelijk leefklimaat.Op kortere termijn is de opgave voor duurzaamheid in verschillende regio’sanders. Regio’s die relatief slecht scoren zoals in de grensregio’s is de sociaaleconomischeontwikkeling van de bevolking het belangrijkste doel. De voornaamsteaandachtspunten richten zich op verbetering van de gezondheid van deinwoners, versterking van de maatschappelijke (politieke) participatie en verhogingvan de arbeidsparticipatie en het opleidingsniveau. Zo wordt voorkomen datde kwaliteit van leven voor de huidige en toekomstige generatie verder afwijktvan de overige Nederlandse regio’s.Hoewel deze grensregio’s objectief gezien voldoende aandachtspunten hebbenom de kwaliteit van leven te verduurzamen, spelen op de achtergrond ookandere zaken mee waar rekening mee moet worden gehouden. Grensregio’shebben sociaal-economische contacten met onze buurlanden. Regionaleinteractie op het gebied van wonen, werken en voorzieningen houdt dus niet opbij de landsgrenzen. Dit kan grensregio’s aantrekkelijker maken alsverblijfplaats, mits de connectiviteit en mobiliteit op peil blijven in vergelijkingmet andere regio’s. Verdergaande Europese integratie is daarom vooralvoordelig voor grensregio’s.30


En nu?Grootstedelijke regio’s hebben te kampen met sociaal-economische problemen:de criminaliteit en het aantal bijstandsgerechtigden is er relatief hoog en er issprake van een beperkte sociale samenhang. In de regio’s Rotterdam en DenHaag gaat het daarnaast ook om de economische onzekerheid, zoals werkloosheid.De grootstedelijke regio’s zullen voor een duurzame toekomst dan ookprioriteit moeten stellen aan de sociaal-economische problematiek van haarinwoners en aan het beperken van de ecologische druk. Dit is van belang ombijvoorbeeld de tegenstelling tussen niet-westerse allochtonen en autochtonenzoveel mogelijk terug te dringen en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving teverbeteren.Veel wordt al gedaan door de overheid en maatschappelijke organisaties. Hetvraagt voor de toekomst echter wel continu aandacht.De huidige uitdagende financieel-economische situatie en de relatief somberevooruitzichten maakt de noodzaak om de samenleving op een andere wijze tebenaderen en in te richten nog urgenter. Regionale overheden kunnen immersniet langer uitgaan van de geldstromen van Rijk en Provincie. De dynamiek ineen regio is namelijk ook van andere belanghebbenden afhankelijk en in toenemendemate bepalend voor het ontwikkelen van een toekomstperspectief voorde regio. De rol van die andere partijen, burgers, bedrijfsleven, wordt dan ookbij een duurzame ontwikkeling steeds belangrijker.…door verschillende partijenHet bedrijfsleven heeft een rol bij het in stand houden van de facetten die nodigzijn om de samenleving en de ruimtelijke kwaliteit voort te zetten. Bedrijven ende samenleving waarin zij functioneren, kunnen immers niet los van elkaarworden gezien. In het bedrijfsleven wordt duurzaamheid vaak benaderd vanuiteen ecologisch perspectief. Bedrijven proberen in dit kader hun productieprocesdusdanig vorm te geven dat de schade aan milieu en omgeving beperkt blijft.Een overgang <strong>naar</strong> een meer circulaire manier van bedrijfsvoering kan bijdragenaan de duurzaamheid (TNO, 2013). Daarnaast speelt de sociale component vanduurzaamheid steeds vaker een rol in het bedrijfsleven. Bedrijven geven hierinvulling aan door bijvoorbeeld bewust mensen met een afstand tot dearbeidsmarkt in dienst te nemen of door in meer algemene zin de omgeving bijde bedrijfsvoering te betrekken. Uiteindelijk gaat het erom dat het bedrijfsleveninvloed kan uitoefenen en daardoor een bijdrage te leveren aan een duurzaamtoekomstperspectief voor de regio waarin zij actief is. Naast behoud enversterking van het ecologische kapitaal, gaat het uiteindelijk ook om behoud enversterking van het economische en menselijke kapitaal.Een sterke ‘civil society’ is nodig om het gat dat de overheid achterlaat (alsgevolg van intrekking van subsidies) te vullen. We zien vanuit de maatschappijsteeds creatievere ideeën ontstaan om het gat tussen overheid en markt teoverbruggen. Vooral in de meer afgelegen gebieden. Bijvoorbeeld een31


En nu?supermarkt die toch open kan blijven door vrijwilligers. Ook zien we dat in plaatsvan voedsel, goederen en diensten te kopen, er op grote schaal wordt geruild engedeeld. Volgens Time Magazine (2011) is collaborative consumption, zoals hetop grote schaal delen en lenen van producten en diensten, zelfs een van de tienideeën die de wereld zullen veranderen. Ook zaken als mantelzorg, een groterberoep op vrijwilligers bij bijvoorbeeld sportverenigingen en het versterken vansociale cohesie door burgerinitiatieven wordt steeds belangrijker. Maar hetorganiseren van maatschappelijke betrokkenheid en maatschappelijkeparticipatie laat zich niet afdwingen. Maar aanmoedigen en faciliteren vanmaatschappelijke participatie is meer dan ooit nodig voor een duurzameeconomische ontwikkeling.Regionaal turen of duurzaam sturen?Zowel de landelijke als de regionale beleidsmakers hebben nog steeds de neigingzich te richten op alleen de ‘harde’ economische kant van <strong>welzijn</strong> en<strong>welvaart</strong>: economische groei en houdbaarheid van de overheidsfinanciën alsmaatstaf van hoe het gaat met een land of regio. Dat is een veel te beperkteagenda. Een sociaal-economische agenda moet zowel de materiële als deimmateriële kant van de kwaliteit van leven bevatten, waarbij alle actoren,overheid, burgers en bedrijven dienen te worden meegenomen (Stegeman en<strong>Van</strong> de Belt, 2013). Alleen op die manier kan een goede beleidsmatige afwegingworden gemaakt met betrekking tot sociaal-economisch beleid. Durf te sanerenals het nodig is, maar durf ook te investeren en daag daartoe ook uit. Geefruimte aan duurzame en innovatieve voorzieningen die recht doen aan dekwaliteiten van de regio. De overheid heeft dus vooral een voorwaardenscheppendeen faciliterende rol.Het streven <strong>naar</strong> een duurzame samenleving zou dus centraal moeten staan.Daarmee is niet gezegd dat economische groei en materiële vooruitgang nietbelangrijk is. Sterker nog, de huidige economische stagnatie en de magerevooruitzichten verslechteren in vele opzichten de duurzaamheid van de samenleving.Een verbetering komt pas tot stand als we echt over gaan <strong>naar</strong> een meer‘inclusieve’ benadering van <strong>welzijn</strong>. In het streven <strong>naar</strong> een duurzame regiowordt de concurrentie tussen regio’s hopelijk alleen maar sterker. Bijvoorbeeld intermen van kwaliteit van de woonomgeving en hoogopgeleide mensen. Hierbijdient het niet zozeer te gaan om het streven <strong>naar</strong> meer economische groei,maar <strong>naar</strong> een betere kwaliteit van leven. Als regio’s ook de effecten merkenvan concurreren op meer aspecten dan alleen economische, versterkt dat dekwaliteit van leven nu, later en ook elders in Nederland. Een grote uitdaging dieinspanningen van overheid, bedrijfsleven en burgers vergt, maar wel bijdraagtaan het <strong>welzijn</strong> van de huidige en toekomstige generatie. Welzijn is immersmeer dan <strong>welvaart</strong>.32


LiteratuurlijstCBS et al (2011). Monitor Duurzaam Nederland. Den Haag: Centraal Bureauvoor de Statistiek.CBS (2012). De Nederlandse samenleving 2012. Den Haag: Centraal Bureauvoor de Statistiek.CBS (2013a). Update Monitor Duurzaam Nederland, juli 2013. Den Haag:Centraal Bureau voor de Statistiek.CBS (2013b). Meer dan de helft van de werknemers is forens. WebmagazineCBS, vrijdag 7 juni 2013.CBS (2013c). ICT, Kennis en economie 2013. Den Haag: Centraal Bureau voorde Statistiek.CPB (2011). Nederlandse onderwijsprestaties in perspectief. Den Haag: CentraalPlanbureau.CPB (2013). Wordt de wereld plat of is er toekomst voor de stad? Economischekrachten achter verval en opleving van steden. Den Haag: Centraal Planbureau.CPB (2012). Actualisatie Nederlandse economie tot en met 2017 (verwerkingRegeerakkoord). Den Haag: Centraal Planbureau.Inspectie van het Onderwijs. Jaarverslag 2009/2010.OECD (2013). Education at a Glance 2013: OECD Indicators. Parijs:Organisation for Economic Co-operation and Development.Oevering, F. (2010). Demografische krimp. De nieuwe realiteit in perspectief.Utrecht: Rabobank Nederland.Oevering, F. (2013). Kleiner sturen met grotere gemeenten. Utrecht: RabobankNederland.OneWorld (2012). De gezondheidsparadox: De wereld wordt gezonder én zieker.Nummer 10, december 2012, p.6-7.Rabobank (2013). Kwartaalbericht woningmarkt, juni 2013.Rutten, W. (2012). Parkstad en de naweeën van het mijnbouwverleden. Devolksgezondheid in sociaal-historisch perspectief.33


LiteratuurlijstStegeman, H.W. en R. van de Belt (2013). 3%: een beperktesociaaleconomische agenda. Mejudice, 16 juni 2013.Time Magazine (2011). "10 Ideas That Will Change The World". Time. March 17,2011.TNO (2013). Kansen voor een Circulaire economie, TNO 2013 R10864, TNO:Den Haag.UWV (2012). Regionale arbeidsmarktschets 2012. ArbeidsmarktregioHaaglanden.UWV (2012). Regionale arbeidsmarktschets 2012. Arbeidsmarktregio Rijnmond.<strong>Van</strong> de Belt, R. (2012). Moet Nederland Bhutan achterna? Utrecht: RabobankNederland.Zorg Innovatie Forum (2009). Masterplan Zorg voor de Toekomst Noord- enOost-Groningen.Websites:http://usi-urban.nl/themas/34


ColofonDeze Special is een uitgave van het Directoraat Kennis en Economisch Onderzoekvan Rabobank.De in deze publicatie gepresenteerde visie is mede gebaseerd op gegevens uit doorons betrouwbaar geachte bronnen. Deze bronnen zijn op zorgvuldige wijze in onzeanalyses verwerkt. Overname van de inhoud met bronvermelding is toegestaan. HetDirectoraat aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor het geval dat de indeze publicatie neergelegde gegevens of prognoses onjuistheden bevatten.Gebruikte afkortingen bronnen: CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek; CPB:Centraal Planbureau; OECD: Organisation for Economic Co-operation andDevelopment;Gebruikte landenafkortingen: CH = Zwitserland; AU = Australië; SE = Zweden; NL =Nederland; DK = Denemarken; US = Verenigde Staten; CA = Canada; IS = IJsland;NZ = Nieuw-Zeeland; BE = België; AT = Oostenrijk; NO = Noorwegen; FI = Finland;UK = Verenigd Koninkrijk; LU = Luxemburg; IE = Ierland; DE = Duitsland; JP =Japan; FR = Frankrijk; EE = Estland; SI = Slovenië; IL = Israël; KR = Zuid-Korea;BR = Brazilië; CL = Chili; IT = Italië; MX = Mexico; PL = Polen; CZ = Tsjechië; SK =Slowakije; GR = Griekenland; PT = Portugal; ES = Spanje; HU = Hungarije; TR =Turkije; RU = RuslandDeze informatie kunt u ontvangen door een mail te sturen <strong>naar</strong>‘economie@rn.rabobank.nl’ onder vermelding van ‘KEO Kennismail’. Hierdoor wordtu op de verzendlijst geplaatst van de gratis digitale nieuwsbrief van Kennis enEconomisch Onderzoek die tenminste eens per maand uitkomt. In deze nieuwsbriefzijn links te vinden <strong>naar</strong> het Economisch Kwartaalbericht, maar ook <strong>naar</strong> alle anderepublicaties van onze medewerkers.Deze studies zijn tevens te vinden op onze website: www.rabobank.com/economieen op www.rabotransact.com.Voor overige informatie kunt u bellen met Kennis en Economisch Onderzoek via tel.030 - 2162666.U kunt ons ook bereiken op het volgende e-mailadres: ‘economie@rn.rabobank.nl’.Auteur:Cynthia Briesen, regionaal-economisch onderzoeker, Kennis en EconomischOnderzoekEindredactie:Hans Stegeman, hoofd Nationaal OnderzoekRedactie:Rogier AaldersProductiecoördinatie:Christel FrentzGraphics:Selma Heijnekamp/Reinier Meijer© 2013 - Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A., Nederland35


KEO op internetwww.rabobank.com/economiePostadresRabobank Nederland,KEO (UC.T.04.11)Postbus 171003500 HG UtrechtBezoekadresRabobank NederlandCroeselaan 183521 CB Utrecht36

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!