10.08.2015 Views

downloaden - Diachron UvA bv

downloaden - Diachron UvA bv

downloaden - Diachron UvA bv

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

C.L. NystProgramma van Eisen voorarcheologisch veldonderzoekop de locaties Monique en DeStolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo(Noord-Holland)55 AACnotitiesoktober 2007. versie 2.0 definitief


Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan deWesterweg te Heiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland)auteurC.L. Nystgecontroleerd en geredigeerd doorH. van Londengoedgekeurd doorgemeente Heilooversie 2.0, definitief, oktober 2007ISBN 978-9078863-18-2ISSN 1871-8523Amsterdam Archeologisch CentrumUniversiteit van AmsterdamTurfdraagsterpad 91012 XT Amsterdam© AAC/Projectenbureau, Amsterdam 2007www.aacprojectenbureau.nl


inhoud1 administratieve gegevens 42 aanleiding en doel van het onderzoek 63 kenmerken van de plangebieden 74 archeologische context 85 vraagstelling 126 uitvoering veldwerkzaamheden 137 analyse en conservering 168 randvoorwaarden 219 rapportage en deponering 19literatuur 21gebruikte afkortingen 24figuren 25bijlage3


1 administratieve gegevensBasisgegevens onderzoeksterrein Westerweg 252 (Monique)ProjectnaamHeiloo Westerweg MoniqueProvincieNoord-HollandGemeente en plaatsHeilooToponiemWesterwegLocaties Westerweg 252ProjectcodeHEI-MO-07Kaartblad19AX/Y-coördinaten 108.336/512.680Omvang plangebied ca. 835 m 2Oppervlakte proefsleuven 240 m 2Diepte verstoringen/ diepte putten 0,75 m – mvOM-nummer bureauonderzoek Aan te vragen door uitvoerderAard huidige inrichtingGebouwen en plaveiselPerioden en complextypenVerwachting: IJzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijdPlaats in archeologisch proces Inventariserend veldonderzoek m.b.v. proefsleuven, evt. aangevuld metopgraving (=definitief archeologisch onderzoek)Start veldonderzoekNader af te sprekenDuur veldonderzoek (proefsleuven) 1 werkdag (met een doorlooptijd van 3 dagen)Doorlooptijd IVO incl. rapportage 6 maandenBasisgegevens onderzoeksterrein De StolpProjectnaamHeiloo Westerweg De StolpProvincieNoord-HollandGemeente en plaatsHeilooToponiemWesterwegLocaties Pastoor van Muyenweg 2ProjectcodeHEI-STO-07Kaartblad19AX/Y-coördinaten 108.390/512.830Omvang plangebied ca. 975 m 2Oppervlakte proefsleuven 200 m 2Diepte verstoringen/ diepte putten 0,75 m – mvOM-nummer bureauonderzoek Aan te vragen door uitvoerderAard huidige inrichtingGebouwen en plaveiselPerioden en complextypenVerwachting: IJzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijdPlaats in archeologisch proces Inventariserend veldonderzoek m.b.v. proefsleuven, evt. aangevuld metopgraving (=definitief archeologisch onderzoek)Start veldonderzoekNader af te sprekenDuur veldonderzoek (proefsleuven) 1 werkdag (met een doorlooptijd van 3 dagen)Doorlooptijd IVO incl. rapportage 6 maanden4AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


OpstellersAuteurSenior archeoloogHandtekening:OpdrachtgeverContactpersoonHandtekening:Bevoegd gezagContactpersoonHandtekening:AAC/Projectenbureau van de Universiteit van AmsterdamDrs. C.L. NystTurfdraagsterpad 91012 XT AmsterdamTel.: 020-525 7233 / fax: 020-525 5831c.l.nyst@uva.nldrs. M.F.P. DijkstraTurfdraagsterpad 91012 XT AmsterdamTel.: 020-525 7231 / fax: 020-525 5831m.f.p.dijkstra@uva.nlVan Wijnen Projectontwikkeling Noord BVDhr. M. SchotsPostbus 838400 AB GorredijkTel.: 0513- 46 75 15 / fax: 0513 46 44 78m.schots@vanwijnen.nlGemeente Heiloodrs. A. van BreugelPostbus 11851 AA Heilootel: 072-535 6755a.v.breugel@heiloo.nl5AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


2 aanleiding en doel van het onderzoek2.1 inleidingVoor u ligt het Programma van Eisen (PvE) voor archeologisch onderzoek in de twee plangebieden Westerweg252/Bloemenkiosk Monique en locatie Westerweg De Stolp in Heiloo (fig.1). De aanleiding voor het onderzoekis de herinrichting van beide terreinen. Op de locaties zal nieuwbouw verrijzen; de huidige opstallen wordendaartoe gesloopt (fig. 3 en 4). De diepteverstoring is in beide gevallen circa 0,75 m onder het huidigemaaiveld. Door de werkzaamheden worden eventueel aanwezige bodemsporen en archeologischevoorwerpen aangetast. Vandaar dat voorafgaande aan de bouwwerkzaamheden archeologisch onderzoekwordt geadviseerd.Beide locaties liggen op de hoge delen van de strandwal, waarop Heiloo is gelegen. Het is de verwachting datook op de onderhavige terreinen aan de Westerweg archeologische waarden in de bodem voorkomen.Het archeologisch onderzoek op beide locaties zal niet tegelijkertijd worden uitgevoerd.Gemeente Heiloo heeft bepaald dat alleen door middel van een proefsleuvenonderzoek met zekerheid kanworden aangetoond of de bodem al dan niet is verstoord en of archeologische resten in de ondergrondaanwezig zijn. De gemeente stelt bovendien in haar beleidsnota voor archeologie (in voorbereiding) datconservering van sporen op de strandwal behoud in situ niet toelaat; alleen eventuele stenen funderingenkunnen in aanmerking komen voor behoud. Zij heeft daarom het AAC/Projectenbureau opdracht gegeven ditProgramma van Eisen (PvE) op te stellen voor een inventariserend veldonderzoek met de mogelijkheid totuitbreiding naar een opgraving.2.2 doelHet doel van het inventariserend veldonderzoek (IVO) is het vaststellen van het al dan niet aanwezig zijn vanarcheologische waarden conform de fasering van de archeologische monumentenzorgcyclus (zie deKwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1). Indien deze aanwezig zijn, wordtvastgesteld wat de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de resten is. Hierbij wordt gekeken naar de aard,omvang, kwaliteit en datering van eventuele archeologische waarden. Tevens dienen de in hoofdstuk 5gestelde onderzoeksvragen beantwoord te worden.Wanneer er sprake blijkt te zijn van een archeologische vindplaats, dan bestaat de mogelijkheid tot het directuitbreiden van het onderzoek naar het opgraven van het complete te bebouwen terrein (fig. 3 en 4). Hierbijdienen alle aanwezige sporen en vondsten te worden gedocumenteerd en geborgen.Het is echter mogelijk dat er geen archeologische sporen en materialen in de plangebieden wordenaangetroffen. Als deze situatie zich voordoet, dient dat te worden verklaard, vooral in relatie tot de opbouwvan het bodemprofiel.Op basis van het onderzoek wordt een advies uitgebracht over de maatregelen die nodig zijn voor hetoptimaal behouden van de archeologische informatie. De onderzoeksresultaten hebben niet alleenbetrekking op het terrein, maar dragen ook bij aan de inzichten in locatiekeuzefactoren in het verleden en deverfijning van de archeologische verwachtingsmodellen voor de directe omgeving.6AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


2.3 selectiebesluitTijdens het IVO wordt de behoudenswaardigheid van de archeologische vindplaats vastgesteld aan de handvan de daarvoor ontwikkelde scorelijst (zie bijlage 1) 1 . Als in de sleuven waardevolle archeologie wordtaangetroffen, kan na een besluit door de gemeente Heiloo als bevoegde overheid direct worden overgegaantot het opgraven (het DAO) van het gehele plangebied (zie fig. 3 en 4). Dit besluit wordt vastgelegd in denotulen van een bouwoverleg met de gemeente Heiloo, de opdrachtgever en de archeologische uitvoerderdie dienen te worden ondertekend. De notulen vormen zo de formele start van de opgraving en komen in deplaats van een Programma van Eisen.1 Deze lijst komt uit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), voor een toelichting zie KNA 3.1, bijlage IV.7AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


3 kenmerken van de plangebieden3.1 landschappelijke contextBeide plangebieden liggen aan de Westerweg centraal in Heiloo, Noord-Holland (fig. 1). De Stolp ligt op dehoek Westerweg en de Pastoor van Muyenweg. Zorgcentrum De Stolp zal nieuwbouw realiseren voor hethuisvesten van de cliënten in circa 17 appartementen en bedrijf- en personeelsvoorzieningen. De nieuwbouwzal zowel op de locatie Monique als De Stolp een maximale diepte hebben van 0,75 m onder het huidigemaaiveld. Beide plangebieden zijn momenteel al bebouwd; de huidige bebouwing reikt eveneens tot circa0,75 m – mv.3.2 geologische en geomorfologische contextDe plangebieden liggen op de hogere delen van de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar. Deze is tussen 4300en 3900 jaar geleden ontstaan. Uit onderzoek in de directe omgeving is gebleken dat onder destrandwalafzettingen de mariene afzettingen op een diepte van circa 8,50 m –mv liggen. De bodem -bestaande uit matig fijn zand (code Zn50A)- is ingedeeld in grondwatertrap IV (zie tabel 1).Grondwatertrap (GT) I II III IV V VI VIIGemiddeld hoogste grondwaterstand (160)Tabel 1: Grondwatertrappenindeling van StiBoKA. De tabel toont de grondwatertrappen van StiBoKA. Deplangebieden zijn niet gekarteerd, maar de omgeving wel. Als de grondwaterklasse geëxtrapoleerd wordt,zou de klasse van de plangebieden klasse IV zijn.Recent archeologisch onderzoek heeft een gevarieerd lokaal reliëf in het verleden en diverseoverstuivingsfasen aangetoond. 2 In de regio aangetroffen archeologische sporen en vondsten bevinden zichin structuurloos (duin)zand. Een duidelijke cultuurlaag of een oud oppervlak is op de strandwal tot nu toeniet aangetroffen. Dit heeft te maken met natuurlijke processen zoals verstuiving en erosie. Ook dezandafgravingen op de strandwal hebben aan de aftopping van de oude geestgronden bijgedragen.2Van Rooijen/De Koning 2006.8AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


4 archeologische context4.1 inleidingHet terrein ligt op de meest aantrekkelijke plaats voor bewoning, namelijk op het hogere deel van destrandwal. Hier is bewoning mogelijk vanaf het Late-Neolithicum en de Vroege-Bronstijd. Verder zijn dehuidige wegen -zoals de Westerweg, de Holleweg en de Herenweg - historische wegen die al voorkomen ophistorische kaarten zoals die van Dou (1768).De strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar kent een lange bewoningsgeschiedenis. Een factor die van invloedwas op de keuze voor bewoning is de verhouding tussen hoge, droge delen van het landschap en nattegronden in de nabijheid. De locaties die het aantrekkelijkst waren om te bewonen en gewassen op teverbouwen, zijn de top en flanken van de strandwal. Rituele deposities wijken van dit patroon af. Dezeworden, vooral die uit de Bronstijd, IJzertijd en Romeinse tijd, juist veelal teruggevonden in de nattere delenvan het landschap. 3 Aan de hand van vondstmeldingen weten we dat er al vanaf het Late-Neolithicumbewoning op de strandwal mogelijk was. De oudste sporen die tot op heden bekend zijn, stammen echter uitde Midden-Bronstijd. Een voorbeeld hiervan is een drenkplaats gelegen op de westflank van de strandwal, ophet volkstuinencomplex aan de Vennewatersweg. Sporen van landbouw uit de Bronstijd kwamen aan deandere kant van de strandwal, namelijk aan de Oosterzijweg, te voorschijn. Een mogelijk deel van eenplattegrond is tijdens het bouwrijp maken van de grond op de locatie van het voormalige ‘Trefpunt’ aan deWesterweg aangetroffen. 4Het onderzoeksterrein kan worden gerelateerd aan enkele vindplaatsen in de directe omgeving. Deensemblewaarde van een eventuele vindplaats is dan ook hoog.4.2 overzicht van archeologische terreinen en waarnemingenDe onderstaande tabel is het overzicht van de in de landelijke database geregistreerde ARCHISwaarnemingenin een straal van 1 km om de plangebieden (zie fig. 2). Met deze gegevens is een betrouwbarearcheologische verwachting te schetsen. Helaas zijn de gegevens over enkele waarnemingen niet ingevuld inARCHIS. Op de indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) hebben de plangebieden een hogetrefkans. Dit is gebaseerd op de strandwallen die vanaf de Midden-Bronstijd, rond 1500 voor Chr., bewoondzijn geweest.De waarnemingen in de directe omgeving zijn vetgedrukt. De volgende waarnemingen zijn niet gemeld bijARCHIS, maar wel van belang:- Aan de westkant van de Westerweg, op het terrein van de rooms-katholieke kerk, zijn aardewerkvondstenuit de Romeinse periode verzameld.- Ten oosten van het stationsgebied heeft de werkgroep van de Stichting voor Regionale ArcheologieBaduhenna in 2001 circa 0,60 m -mv een greppel met scherven uit de Romeinse periode aangetroffen. 53Kok in prep.4Mond. mededeling K. Hopman, Stichting voor Regionale Archeologie Baduhenna.5Mond. mededeling A. Haverman.9AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


Nummer Coördinaten aard van de waarneming Complextype Datering22510 108440/511710 Fragmenten aardewerk XXX (=onbekend) IJZ-LME22512 108930/511430 Fragmenten aardewerk XXX VME/LME22513 109010/512000 Kuil, aardewerk, bot, sloten en puinbaan NX/IPER/VK LME-NT22534 124780/ 524900 Waterput en Fragmenten aardewerk NX LME22581 109250/512020 Waterput, sporen, fragmenten aardewerk NX LME22582 109250/512020 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/VME22583 109000/512070 ploegsporen en fragment aardewerk ELA IJZ22584 109000/511660 Spitspoor EGVW LME-NT22585 108000/511620 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME22587 108230/511590 Sikkelfragment van vuursteen XXX BRONS22588 108230/511590 Aardewerk NX IJZL/ROM/VME/LME22589 108230/511520 Fragmenten aardewerk NX IJZ-VME22591 108230/511590 Vuurstenen sikkel XXX BRONS22592 108300/108300 Fragmenten aardewerk, steen en bot NX IJZ-LME22593 108170/511540 Fragmenten aardewerk NX VME/LME22795 109090/512090 Spitsporen, waterputten, aardewerk etc NX/EGVW LME/NT22796 109110/512100 Sporen en waterput NX LME30957 109290/513270 Willibrordusput XXX LME37211 108290/511590 Mes en vuursteen sikkel DEPO BRONSL37911 109300/513270 Sporen, graf, aardewerk GVIK/RKER VME/LME38012 109340/513260 Fundering RKER LME38053 109340/513260 Willibrordusput, graf en fundering RX/RKER VME/LME39309 109120/513400 Fragmenten aardewerk NX ROM42813 109000/511840 Cultuurlaag ELA IJZ42819 109300/511600 Spitspoor EGVW LME-RECENT42828 108480/512780 Fragmenten aardewerk NX ROMM42830 109340/513340 Afvalkuil en aardewerk NX LME42832 108380/512740 Fragmenten aardewerk, sporen van een NXROMM'hutkom' en 14 weefgewichten45267 109040/511970 Spitsporen, greppel en aardewerk IPER ME48464 108433/512785 Fragmenten aardewerk en bewonings- NXNTsporen55546 107310/511620 Fragment aardewerk XXX IJZ/ROM55548 107470/511380 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/VME55550 107520/511350 Fragment aardewerk XXX IJZ/ROM55552 107490/511240 Fragmenten aardewerk XXX LME55555 107680/511650 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/LME55557 107730/511650 Baksteen XXX NT55585 107250/511600 Houtskool en aardewerk NX IJZ/ROM55587 107250/511300 Houtskool en aardewerk NX BRONS55591 107700/511700 Fragmenten aardewerk NX IJZ/ROM55597 107520/511470 Fragmenten aardewerk NX IJZ/ROM55667 204232/381630 Vuursteenafslag XXX PALEO/IJZ56941 108515/512755 Huisplattegrond, waterput, paalgaten, NBASIJZ/ROM/LME/NThout, steen57117 108550/512700 Fragmenten aardewerk XXX ME/NT59762 108560/511668 Fragmenten aardewerk XXX ME57816 108210/511966 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME57820 108416/ 511664 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME/NT57822 108524/512000 Fragmenten aardewerk XXX ME-NT57824 108468/511896 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME/NT59628 108300/511500 Fragmenten aardewerk XXX ME-NT59701 108608/511916 Fragmenten aardewerk XXX indet10AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


59704 108312/512048 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME/NT59706 108224/511830 Fragmenten aardewerk XXX ME-NT59708 108428/51720 Fragmenten aardewerk XXX VME59710 108400/511554 Fragment aardewerk XXX LME-NT59754 108256/ 512000 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME/NT59756 108468/511896 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/ROM/ME/NT59758 108404/511780 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/VME/LME59760 108452/511724 Fragmenten aardewerk XXX IJZ/VME/LME59764 108204/511644 Fragmenten aardewerk XXX ME59766 108480/511460 Fragment aardewerk XXX ME59768 118590/531610 Fragmenten aardewerk XXX LME100624 107264/511482 Fragment aardewerk XXX NT100630 107295/511330 Fragmenten aardewerk XXX LME100634 107350/511485 Fragmenten aardewerk XXX LME/NT100636 107402/511417 Fragmenten aardewerk XXX ROM/LME138859 109160/512250 Fragmenten aardewerk XXX LME/NT403871 109336/512936 Fragmenten aardewerk NX ME404863 109336/512936 Fragmenten aardewerk ELA VME-LME407889 108543/512682 Cultuurlaag NWD IJZM-NT407901 108440/512800 Laat 18e en 19e eeuws aardewerk NX NTTabel 3: Bij ARCHIS gemelde waarnemingen rondom een straal van 1 km om de terreinen aan de Westerweg(duiding afkortingen zie achterin PvE).4.3 archeologische verwachtingOp de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) hebben de plangebieden een hoge archeologischeverwachting. 6 De verwachting is dat er sporen in het zand worden aangetroffen, maar geen cultuurlaag. Ookzal er sprake zijn van een lage vondstendichtheid.Per periode ziet de archeologische verwachting voor het onderzoeksterrein er als volgt uit:SteentijdDe archeologische verwachting voor de Steentijd is onbekend. Vindplaatsen uit deze periode laten zichmoeilijk lokaliseren. Dicht bij locatie De Stolp is een houten voorwerp gevonden ter hoogte van de Pastoorvan Muyenweg/Ewisweg. Het betreft een voorwerp uit het Late-Neolithicum, gedateerd met behulp van een14C-onderzoek. 7BronstijdDe archeologische verwachting voor de Bronstijd is op basis van het verwachtingsmodel laag tot gemiddeld.Ten zuiden van het onderzoeksterrein (locatie Mors), zijn paalgaten aan het licht gekomen die op grond vanaardewerk aan de Bronstijd worden toegeschreven. Sporen uit de Bronstijd elders binnen degemeentegrenzen van Heiloo zijn echter op een dieper niveau aangetroffen. Een voorbeeld hiervan is delocatie aan de Werkendelslaan (oostelijke strandwalflank), waar circa 2 m -mv in de bovenste laag van eenveenpakket sporen van bewoning zijn aangetroffen. 8 Sporen uit de Bronstijd of ouder zullen naar allewaarschijnlijkheid dieper liggen en overdekt zijn door stuifzandlagen.IJzertijd/Romeinse tijdOp basis van verschillende vindplaatsen in de nabijheid en vanwege de ligging van het terrein op de hoogstedelen van de strandwal is de verwachting voor de IJzertijd en Romeinse tijd hoog. Vondsten en sporen uit6De IKAW is een digitale kaart die te raadplegen is via ARCHIS.7Mond. mededeling Stichting voor Regionale Archeologie Baduhenna8Van Haaster 2003.11AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


deze periode zijn tijdens recent onderzoek op het nabijgelegen stationsplein opgegraven. 9 Tevens is eenwoonplaats uit de Romeinse tijd aangetroffen aan de Holleweg, ten noorden van de locaties. 10MiddeleeuwenDe archeologische verwachting voor de Vroege-Middeleeuwen en Middeleeuwen is hoog. Dit is zowelgebaseerd op de geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens als op de melding vanaardewerk en nederzettingssporen in de directe omgeving. De Westerweg heeft deel uitgemaakt van eenmiddeleeuws (en misschien ouder) wegennet op de strandwal. 119Van Rooijen/De Koning 2006; een ander onderzoeksrapport door Archol BV is in voorbereiding.10De Ridder 1995.11Oostendorp 1987.12AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


5 vraagstelling5.1 onderzoekskaderHet onderzoek in het plangebied behoort te worden ingepast in de bestaande kennis over de archeologischewaarden in Heiloo, het strandwallen- en kustgebied. 12 Het onderzoeksterrein ligt op de strandwal die grenstaan het Oer-IJ mondingsgebied, dat onderwerp is van verschillende (onderzoeks-)programma’s zoals dat van deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) namelijk Bodemarchief in Behoud enOntwikkeling, van de Provincie en van het Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC). In 2004 is deArcheologische Kennisinventarisatie (AKI) van het gebied opgesteld, met aanknopingspunten voorvervolgonderzoek. 13 Onderstaande onderzoeksvragen zijn op de AKI gebaseerd.In verband met archeologisch onderzoek in het verleden binnen Heiloo en de regionale kennis die aanwezigis, zal in ieder geval contact opgenomen moeten worden met de Stichting voor Regionale ArcheologieBaduhenna.5.2 onderzoeksvragenIn eerste instantie dient de vraag te worden beantwoord, wat er aan archeologische sporen en vondstenaanwezig is en wat hun archeologische waarde is voor de zone in de planlocatie. In dit kader dienen de in deKwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) geformuleerde vragen ten aanzien van dewaardestelling van de op het terrein aangetroffen archeologische waarden te worden beantwoord.Daarnaast kan het onderzoek een bijdrage leveren aan het onderzoek in het strandwallengebied.A algemeenA1 Wat is de ouderdom, gaafheid, conservering en complexiteit van de aangetroffen,archeologische resten?A2 Komen de aangetroffen archeologische waarden in aanmerking voor behoud of voor verderonderzoek? 14 Deze vraag dient al tijdens het veldwerk te worden beantwoord, zodat het bevoegdgezag direct een selectiebesluit kan nemen, bijvoorbeeld tot een doorstart naar een opgraving.A3 Komen de resultaten van het proefsleuvenonderzoek overeen met de verwachtingen voor hetgebied? Zo niet, hoe is dat te verklaren?A4 Geeft het onderzoek aanleiding om de verwachting voor de directe omgeving aan te passen?B landschapB1 Wat is de landschappelijke ontwikkeling van het onderzoeksgebied door de tijd? Hetonderzoeksterrein is gelegen op de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar met duinvorming. Zijnafzettingen van Jonge Duinen aanwezig?12Indien al gepubliceerd, dient voor de huidige stand van kennis de NOaA te worden geraadpleegd (zie www.noaa.nl).13Lange et al. 2004.14De conservering van sporen op de strandwal laat behoud in situ niet toe; alleen eventuele stenen funderingen kunnenin aanmerking komen voor behoud. Zie hiervoor ook de beleidsnota voor archeologie van de gemeente Heiloo (invoorbereiding).13AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


C menselijke aanwezigheidC1 Wat is de onderlinge relatie tussen de sporen en vondsten per periode en is sprake van een (dis-)continuïteit in gebruik?C2 Is de eventuele afwezigheid van archeologische waarnemingen per periode te verklaren doorspecifieke natuurlijke omstandigheden in het verleden; door conserveringsomstandigheden(ontkalking) en/of door (recente) verstoringen?C3 Wat is de relatie van eventuele sporen van bewoning en gebruik met vindplaatsen in de omgeving,zoals het stationsgebied 15 ?C4 Zijn er aanwijzingen voor activiteiten in relatie tot een bestaanseconomie, zoals akkerbouw ofbeweiding?C6 Zijn er aanwijzingen voor rituele of funeraire praktijken?C7 Sluiten de resultaten aan bij bestaande bewoningsmodellen van het strandwallengebied? 165.3 aanbevelingenAanbevelingen naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek zullen direct na uitvoering van hetveldwerk worden omgezet in een advies over de omgang met de archeologische waarden op deonderzoeksterreinen aan de Westerweg. In overleg met het bevoegd gezag kan bij het aantreffen vanarcheologische waarden worden overgegaan tot een definitief archeologisch onderzoek, waarbij deaanwezige sporen zullen worden gecoupeerd, gedocumenteerd en afgewerkt volgens de KNA 3.1.15Zie onder meer Lange 2007.16Raadpleeg hiervoor vooral de AKI van het Oer-IJ estuarium en www.noaa.nl.14AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


6 uitvoering veldwerkzaamheden6.1 onderzoeksmethodeZowel voor het veldwerk als de analyse en rapportage geldt dat de werkzaamheden in overeenstemming metde KNA, versie 3.1 dienen te worden verricht.Beide locaties kunnen gezien de ruimtelijke planning niet tegelijkertijd archeologisch worden onderzocht.6.2 voorbereidingConform de landelijke richtlijnen (zie KNA 3.1) zal voor beide locaties een afzonderlijk draaiboek wordenopgesteld, waarin zowel de uitvoering van het veldwerk nader uitgewerkt wordt, alsook de analyse vansporen en materialen ten behoeve van de waardering en de wijze waarop hierover wordt gerapporteerd.Tevens dienen de planning, de samenstelling van het team en een veiligheidsparagraaf in de draaiboekenopgenomen te worden. Voorafgaand aan het veldwerk vindt een startoverleg plaats met hetonderzoeksteam, waarin onder meer het draaiboek wordt vastgesteld; dit overleg wordt genotuleerd. Deuitvoerder zal zorgdragen voor een artikel 41-melding bij ARCHIS (de onderzoeksmelding), evenals voor detussentijdse melding binnen 2 weken na het veldwerk en de afmelding zodra het onderzoek is afgesloten. Deuitvoerder zorgt voor een deugdelijk lokaal meetsysteem, dat wordt omgezet in het RD-stelsel.Tevens zal de uitvoerder ten minste één week voor het veldwerk een KLIC-melding doen voor het terrein. Ookwordt het veld in gereedheid gebracht middels de plaatsing van een hek, een keet, wc en opslagcontainer.Het is raadzaam het veldwerk niet in de winter te doen, als de grondwaterstand het hoogst is (zie tabel 1). Alsdit onvermijdelijk is kan bronbemaling ingezet worden.6.3 strategieVoor de beantwoording van de hierboven geformuleerde vragen is gekozen voor inventariserendveldonderzoek (IVO) door middel van twee proefsleuven. Op basis van de resultaten kan de gemeente Heiloo alsbevoegd gezag tijdens het veldwerk besluiten tot een doorstart naar een opgraving. Het is ook mogelijk datvervolgonderzoek niet nodig wordt geacht. In dat geval wordt het onderzoeksterrein archeologievrij verklaard.Op de onderzoeksterreinen wordt een lokaal meetsysteem uitgezet, dat gedurende het veldwerk in het RDstelselingemeten wordt door de landmeetkundige dienst van de gemeente Heiloo. Voor beideonderzoeksterreinen is een proefsleuvenontwerp opgesteld (fig. 3 en 4), waarbij de proefsleuven ofwel haaksop de strandwal in oostwestelijke richting ofwel parallel in noord-zuidelijke richting liggen. Als aansluitendaan het proefsleuvenonderzoek wordt besloten tot een opgraving, wordt de rest van het gehele plangebiedonderzocht.Voor het onderzoek geldt:• De sleuven staan haaks op elkaar en hebben de volgende afmetingen:o Op de locatie De Stolp wordt een gekruist sleuvenstelsel aangelegd waarvan de oost-westsleuf30 x 4 m is en de noord-zuidsleuf 24 x 4 m(fig. 3).o De locatie Monique zal onderzocht worden aan de hand van 2 haakse sleuven met de volgendeafmetingen: 40 x 4 en 20 x 4 m (fig. 4).• Plaatselijk kunnen de sleuven worden verbreed als dit voor de interpretatie van aanwezige sporennoodzakelijk is.15AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


• De sleuven en werkputten worden niet dieper aangelegd dan 0, 75 m–mv, mits de grondwaterstand dittoestaat.• Ten minste één proefsleuf per locatie zal na afwerking van het eerste vlak worden verdiept omonderliggende sporen in kaart te brengen. Naar verwachting zijn deze sporen met duinzand overstovenen moeilijk of helemaal niet met boringen of/en tijdens het couperen van de sporen op het eerste vlakaan te tonen. Als blijkt dat het aanleggen van een tweede vlak noodzakelijk is, wordt dit eerst overlegdmet de opdrachtgever, omdat het meerwerk betekent.• De proefsleuven dienen machinaal aangelegd te worden door een kraanmachinist met ervaring inarcheologische graafwerkzaamheden. De aanleg van de proefsleuven en het vlak dient minimaal dooréén archeoloog begeleid te worden.• Het onderzoeksteam bestaat uit tenminste een senior-archeoloog, een veldarcheoloog en veldtechnicus;• De aanleg van het vlak geschiedt laagsgewijs en tot op het niveau waarin zich archeologische sporen envondsten bevinden;• Plaatselijk zal een profiel over een lengte van 2 m worden aangelegd voor een beschrijving van debodemopbouw (stratigrafie) ter plaatse, en om eventueel aanwezige stuifzandlagen en overstovensporenlagen in kaart te brengen.• Het vlak moet met de metaaldetector onderzocht worden.• Na het machinaal opentrekken zal het onderzoeksvlak handmatig worden opgeschaafd.• Van het vlak wordt een tekening gemaakt (schaal 1:50).• Alle aangetroffen sporen moeten worden gecoupeerd en afgewerkt. Dit in verband met het verlies vande leesbaarheid als sporen die tijdens het IVO zijn gedocumenteerd pas tijdens het DAO wordengecoupeerd.• Kuilen worden zodanig onderzocht dat per vulling het depositiepatroon kan worden gedocumenteerd.• Eventueel constructiehout van bijvoorbeeld beschoeiingen, waterputten of percelering wordt in het veldbeschreven en bemonsterd ten behoeve van datering en houtsoort. Datering van constructiehout zalplaatsvinden door middel van dendrochronologisch onderzoek.• Het vlak, het profiel en de sporen dienen te worden gefotografeerd. Opnames worden gemaakt metofwel een analoog fototoestel ofwel met een digitaal fototoestel met een minimale resolutie van 3,2megapixel. Bij de opname dient gebruik gemaakt te worden van een fotobord, een schaalstok en eennoordpijl.• De documentatie dient verder volgens de richtlijnen van de KNA 3.1 uitgevoerd te worden.• Na afloop van het veldwerk wordt het terrein opgeleverd met dichtgegooide en aangereden sleuven ofwerkputten.6.4 bijzondere gevallenAls tijdens de veldwerkzaamheden bijzondere artefacten worden aangetroffen waarvan men redelijkerwijskan vermoeden dat deze niet zonder meer geborgen kunnen worden, dient overleg plaats te vinden met eenspecialist voor een bergings- en conserveringsplan. Na uitvoerige documentatie in situ dienen dergelijkeobjecten zo spoedig mogelijk overgedragen te worden aan de conservator ter stabilisering, conservering eneventueel restauratie.Indien er zich tijdens het veldwerk gevallen voordoen die maken dat het Programma van Eisen niet meeraansluit op de situatie in het veld vindt overleg plaats met bevoegd gezag en opdrachtgever (zie paragraaf8.7).6.5 fysisch-geografisch onderzoekDe beschrijving van de stratigrafie vindt plaats met behulp van profielstaafjes op de plekken waar hetonderzoekvlak is verdiept (zie paragraaf 6.3). De staafjes dienen te worden ingemeten ten opzichte van NAPen ten opzichte van het locale meetsysteem. Indien zich tussen de profielstaatjes noemenswaardigeveranderingen voordoen, moeten deze eveneens gedocumenteerd worden.16AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


6.6 structuren en grondsporenStructuren en sporen dienen in zijn geheel te worden gedocumenteerd, gecoupeerd en afgewerkt. Eenuitzondering vormen recente of subrecente sporen.6.7 vondstmateriaal en paleo-ecologische restenAlle aangetroffen anorganische materiaalgroepen, die relevant zijn voor het archeologisch onderzoek dienenvolgens het veldhandboek van de CvAK geborgen en gedocumenteerd te worden. 17 Metaalvondsten zullenactief worden opgespoord met een professionele metaaldetector.Indien tijdens de uitvoering van het IVO organische artefacten worden aangetroffen, zullen deze eveneensvolgens het veldhandboek van het CvAK worden geborgen en gedocumenteerd.Binnen het onderzoek is ruimte voor het selectief nemen van monsters ten behoeve van paleo-ecologischeresten als dit noodzakelijk is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen ten aanzien van de kwaliteiten het archeologische potentieel.6.8 dateringenIndien archeologische resten worden aangetroffen, die niet typochronologisch of chronostratigrafisch zijn tedateren, maar hieruit wel materiaal beschikbaar is, wordt, indien mogelijk, gekozen voor 14 C-dateringen(AMS of conventioneel). Monsters dienen bij voorkeur afkomstig te zijn van (verkoolde) takken of twijgen,graankorrels of botfragmenten van jonge dieren (denk om het oud-houteffect).17Carmiggelt/Schulten 2002.17AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


7 analyse en conserveringHet vondstmateriaal dient te worden gedetermineerd en beschreven door een materiaalspecialist metaantoonbare kennis die blijkt uit publicaties. Deze zal ook een advies formuleren voor vondsten die vanwegezeldzaamheid, representativiteit of anderszins in aanmerking komen voor conservering.7.1 analyse fysische geografieDe analyse van de fysisch-geografische informatie gebeurt zoveel mogelijk in het veld. De verkregeninformatie over de lokale bodem zal worden ingepast in de bestaande kennis van hetstrandwallenlandschap. Dit dient ook in het rapport tot uitdrukking te komen.7.2 structuren en grondsporenDe veldtekeningen en profieltekeningen worden gedigitaliseerd. Vervolgens worden de sporen en vondstengeanalyseerd en geïnterpreteerd in het licht van de onderzoeksvragen. Sporen en vondsten wordenvastgelegd in een databestand met duidelijke meta-informatie.7.3 vondstmateriaal en paleo-ecologische restenAl het aangetroffen vondstmateriaal wordt gewassen (mits toegestaan in verband met de conservering). Eenmedior-archeoloog zal het vondstmateriaal analyseren en determineren middels een quickscan. Indiennoodzakelijk voor de beantwoording van de onderzoeksvragen dienen de vondsten te worden voorgelegdaan een materiaalspecialist. De gegevens worden vervolgens ingevoerd in een digitale database.Paleo-ecologische resten worden na het veldwerk, op grond van de kwetsbaarheid, onmiddellijkovergedragen aan de specialist voor een quickscan ter bepaling van de kwaliteit en het archeologischepotentieel.7.4 waardestelling & (selectie-)adviesTijdens het inventariserend veldonderzoek wordt de vindplaats gewaardeerd door de archeologischeuitvoerder die een gefundeerd advies uitbrengt over het vervolgtraject. In het geval van waardevollearcheologische resten wordt in het veld door het bevoegd gezag besloten het plangebied al dan niet geheelop te graven (zie ook 2.3).7.5 conserveringWanneer sprake is van vondsten, die vanwege zeldzaamheid en gaafheid in aanmerking komen voorbehoud, zullen deze volgens de richtlijnen van de KNA worden overgebracht naar een bedrijf datgespecialiseerd is in conservering van archeologische vondstgroepen. Dit zal in overleg met de opdrachtgeverplaatsvinden.18AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


8 rapportage en deponering8.1 te leveren productenHet archeologische veldonderzoek dient de volgende producten op te leveren:• Onderzochte proefsleuven en/of werkputten;• De onderzoeksdocumentatie van het veldonderzoek, zowel analoog als digitaal, klaar voor overdrachtaan het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Noord-Holland;• Een tussentijds briefverslag met de eerste resultaten en een voorlopige waardering;• De vondsten van het veldonderzoek inclusief digitale documentatie van de analyse, klaar voor overdrachtaan het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Noord-Holland;• Een ARCHIS-melding;• Een eindrapport.8.2 inhoud eindrapportIn het rapport dienen de resultaten van het onderzoek te worden gepresenteerd, geanalyseerd in het lichtvan de onderzoeksvragen en geïntegreerd in de bestaande kennis van het gebied.De volgende onderdelen dienen in ieder geval in het rapport te staan:• Paragraaf over de ruimtelijke planvorming (inclusief diepte van de verstoring en planfases);• Overzichtskaart - met landelijke coördinaten - met begrenzingen plangebieden (1:25.000);• Paragraaf met de vraagstelling en de doelstelling van het archeologisch onderzoek;• Paragraaf (verantwoording) methode en technieken;• De resultaten van het onderzoek dienen te worden geleverd in de vorm van een overzichtstekening vande proefsleuf/ put met daarop aangegeven de spoor- en vondstverspreiding en de profielen die zijngetekend;• Paragraaf met de beschrijving en interpretatie van de profielen;• Alle vlaktekeningen - met landelijke coördinaten - waarop de grondsporen herkenbaar staan afgebeeldinclusief hun nummer.• Paragraaf met beschrijving en analyse van structuren en sporen, met detailafbeeldingen van relevantesporen en coupes, en de vondsten, met afbeeldingen van bijzondere voorwerpen, de determinatie van debotfragmenten en de waardering van macroresten en pollen en de interpretatie over de aanwezigheidvan een of meer sites en de ruimtelijke verbreiding daarvan;• De conclusie• Bijlagen op een CD-rom bestaande uit de database van de velddocumentatie en de databases van demateriaalspecialisten.Het eindrapport dient ten minste te voldoen aan de KNA, versie 3.1 en opgesteld te zijn volgens dePublicatiewijzer voor de Archeologie. 1818 Diepeveen-Jansen/Kaarsemaker 2004.19AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


8.3 verschijning en oplage eindrapportDirect na afloop van het veldwerk vangt de analyse en rapportage aan. Binnen twee weken na beëindigingvan het veldwerk zullen de opdrachtgever en het bevoegd gezag een kort rapport ontvangen met daarin deeerste resultaten en een voorlopig advies met betrekking tot de omgang met de aangetroffen archeologischewaarden. De resultaten van de uitwerking en analyse van de onderzoeksgegevens worden vervolgensgepubliceerd in het eindrapport. De conceptversie van dit rapport dient binnen drie maanden na hetveldonderzoek te worden verstuurd aan de opdrachtgever. Een conceptversie van het eindrapport zal terbeoordeling aan de opdrachtgever worden gegeven. Na de beoordeling zal de definitieve versie wordenopgesteld. Het rapport kan worden opgemaakt in de huisstijl van de uitvoerder in een totale oplage van 8exemplaren. Vier exemplaren van het rapport worden verstuurd aan het bevoegd gezag (gemeente Heiloo),één aan het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Noord-Holland, één aan de RACM, één aan de KoninklijkeBibliotheek en één voor de Stichting Regionale Archeologie Baduhenna.8.4 deponeringNa goedkeuring van het rapport door het bevoegd gezag en de opdrachtgever zullen het vondstmateriaal ende relevante documentatie door de uitvoerder worden overgedragen aan het provinciaal depot te Wormer.De overdracht en deponering dienen uitgevoerd te worden conform de richtlijnen van de KNA, versie 3.1 ende deponeereisen van het depot.20AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


9 randvoorwaarden9.1 planningNadat het bevoegd gezag het PvE heeft goedgekeurd kan de opdrachtgever een offerte aanvragen voor deuitvoering van het hier beschreven veldonderzoek.Door de archeologische uitvoerder wordt met de gemeente Heiloo besproken wanneer met de uitvoering vanhet veldwerk kan worden begonnen. Voorafgaand aan het veldwerk heeft de uitvoerder twee weken de tijdvoorbereidingen te treffen, zoals het klaarmaken van het werkterrein, het uitzetten van een meetsysteem,het opstellen van een veldteam en het schrijven van een draaiboek en veiligheidsplan.Voor het IVO op de locaties geldt dat het werk gedaan kan worden in 1 dag per locatie, tenzij sprake is vaneen grote sporendichtheid. In dat geval wordt uitgegaan van 2 dagen per terrein.Er wordt rekening gehouden met een doorlooptijd van 3 werkdagen per locatie in verband met bijvoorbeeldonwerkbaar weer. Het aantal dagen dat nodig is voor het DAO kan tijdens het IVO pas precies bepaaldworden, omdat niet bekend is wat de sporendichtheid is.9.2 personeelHet onderzoek moet worden verricht door een door het CvAK goedgekeurd archeologisch bedrijf enaantoonbare onderzoekservaringen op de strandwal (bijvoorbeeld aan de hand van recente publicaties). Hetveldteam dient minimaal te bestaan uit een senior-archeoloog, een veldarcheoloog en een veldtechnicus. Hetveldteam opereert onder de verantwoordelijkheid van een senior-archeoloog. Voor de uitwerking zal bij derelevante vraagstellingen een periode- of materiaalspecialist moeten worden betrokken.9.3 kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatieDe senior-archeoloog van het uitvoerende bedrijf houdt toezicht op de werkzaamheden en is hierbijeindverantwoordelijk. Deze is ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderzoek en de te doorlopenprocesstappen.Het bevoegd gezag zal een uiteindelijk selectiebesluit nemen op basis van de onderzoeksresultaten en dewaardering van het terrein.De opdrachtgever, het bevoegd gezag en de uitvoerder dienen in de voorbereidingsfase afspraken te makenover de onderlinge communicatie en de communicatie met derden en de in te stellen evaluatiemomenten.Deze worden vastgelegd in het draaiboek.9.4 te leveren door opdrachtgeverVóór aanvang van het IVO zal de opdrachtgever de volgende zaken geregeld hebben:• Gegevens met betrekking tot het huidige en toekomstige grondgebruik van de plangebieden.• Een (digitale) topografische kaart, waarin de onderzoekslocaties kunnen worden geprojecteerd;• Gegevens over de situering en de diepte van de geplande verstoringen;• Milieutechnische gegevens van het terrein, zoals informatie met betrekking tot de mate vanverontreiniging.• Eventueel benodigde vergunningen t.a.v. de betreding van het terrein, parkeren, bronbemalen, et cetera.• De precieze ligging en hoogte van een vast NAP-punt op het terrein of informatie over vaste NAP-puntenin de directe omgeving;• Een werkterrein dat vrij is van voormalig onroerend goed (zoals vloeren).21AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


De uitvoerder dient zorg te dragen voor:• Een artikel 41-melding bij ARCHIS van de RACM voor een onderzoeksmeldingsnummer;• Een KLIC-melding;• Het uitzetten van een lokaal hoofdmeetsysteem;• Plaatsing van een keet, toilet en opslagcontainer op de terreinen;• Het opstellen van een draaiboek;• Afmeldingen bij ARCHIS binnen 2 weken na het veldwerk en als het gehele onderzoek is afgesloten.9.5 externe bepalingenAlle werkzaamheden met betrekking tot het onderzoek dienen minimaal te worden uitgevoerd conform deKNA. De uitvoering van het veldwerk dient in overeenstemming te gebeuren met de ARBO-wetgeving.9.6 procedure toetsing eindproduct door het bevoegd gezagMet de schriftelijke goedkeuring van het definitieve eindrapport door het bevoegd gezag en de aansluitendedeponering van de vondsten en bijbehorende documentatie aan het provinciaal depot wordt hetonderzoeksproject formeel afgesloten.9.7 wijziging na evaluatieAls bij de ontsluiting van de terreinen of bij de uitwerking van de veldgegevens blijkt dat het opgestelde PvEonvoldoende aansluit op de aanwezige archeologische situatie dient in samenspraak met de opdrachtgeveren het bevoegd gezag teruggekeerd te worden naar het PvE. Er vindt zodoende een aanpassing van deArcheologische Monumentenzorgcyclus plaats.Het bevoegd gezag moet vervolgens beoordelen of het onderzoek in deze vorm doorgang kan vinden. In datgeval moet het PvE worden geactualiseerd. Indien het onderzoek niet als zodanig verder kan wordenuitgevoerd, wordt de opdrachtgever door het bevoegd gezag geïnformeerd over de consequenties en hetnieuw te volgen proces. De uitvoerder staat te allen tijde ter beschikking om de opdrachtgever en hetbevoegd gezag van informatie en advies te voorzien.22AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


LiteratuurlijstCarmiggelt, A./P.J.W.M. Schulten, 2002: Veldhandleiding Archeologie. Archeologieleidraad 1.Diepeveen-Jansen, M./J. Kaarsemaker, 2004: Publicatiewijzer voor de Archeologie. Themata 1. Universiteitvan Amsterdam. Amsterdam.Dijkstra, M.F.P./J. de Koning/S. Lange, 2006: Limmen-De Krocht. De opgraving van een middeleeuwseplattelandsnederzetting in Kennemerland, Amsterdam (AACpublicaties 41).Haaster van, H., 1997: Paleo-ecologisch onderzoek aan een dobbe uit de Late-Bronstijd aan de Vlooiendijk inHeiloo, BIAXIAAL 47, Zaandam.Haaster van, H., 2003: Paleobotanisch onderzoek naar de vegetatieontwikkeling aan de oostrand van destrandwal bij Heiloo tussen ca. 1500-1300 v. Chr., BIAXiaal 171, Zaandam.Kok, M.S.M. in prep.: The homecoming of religious practice. (proefschrift), Universiteit van Amsterdam,Amsterdam.Lange, S., 2006: Interne notitie gemeente Heiloo 10 oktober 2006 . Heiloo.Lange, S., L.A. Sam, 2007: Archeologisch onderzoek naar een rituele palencirkel uit de Vroege-IJzertijd op destrandvlakte ten westen van Heiloo (plangebied Maalwater), gemeente Heiloo (Noord-Holland). Amsterdam(AACnotities 46)Lange, S., 2007: Definitief archeologisch onderzoek in het kader van de aanleg van een riool op hetstationsplein, gemeente Heiloo (Noord-Holland), Amsterdam (AACnotities 18).Lange, S./E.A. Besselsen/H. van Londen, 2004: Het Oer-IJ estuarium. Archeologische kennisinventarisatie(AKI), Amsterdam (AACpublicaties 12).NN, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 2.2, in: www.sikb.nlOostendorp, H.E., 1987: Heiloo. Geschiedenis en verklaring van de straatnamen.Ridder, T. de, 1995: Oudste bewoning. Het archeologische verhaal over de vroegste bewoners. In: Heiloo vooren na Willibrord, Heiloo.Rooijen van, E./J. de Koning, 2006: 1000 jaar wonen langs de Heerenweg. De opgraving op het Stationspleinte Heiloo. Hollandia reeks nr. 119, Zaandijk.23AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


Bijlage 1. Waarderingscriteria en parameters bij een inventariserend veldonderzoekBelevingFysiekekwaliteitInhoudelijkekwaliteitCriteria Parameters Antwoord ScoreSchoonheidHerinneringswaardeGaafheidConserveringZeldzaamheidInformatiewaardeEnsemblewaardeRepresentativiteitZichtbaarheid vanaf het maaiveld als landschapselementVorm en structuurRelatie met omgevingVerbondenheid met feitelijke historische gebeurtenisAssociatie met toegeschreven kwaliteit of betekenisAanwezigheid sporenGaafheid sporenRuimtelijke gaafheidStratigrafie intactMobilia in situRuimtelijke relatie tussen mobilia onderlingRuimtelijke relatie tussen mobilia en sporenAanwezigheid antropogeen biochemisch residuStabiliteit van de natuurlijke omgevingConservering artefacten (metaal/overig)Conservering organisch materiaalBijzonder in vergelijking tot het aantal vergelijkbaremonumenten (complextypen) van goede fysieke kwaliteituit dezelfde perioden binnen dezelfde archeoregio waarvande aanwezigheid is vastgesteldIdem, op basis van een recente en specifiekeverwachtingskaartBijzonder in vergelijking tot opgraving/onderzoek vanvergelijkbare monumenten binnen dezelfde archeoregio(minder/meer dan 5 jaar geleden; volledig/partieel)Bijdrage aan recent en systematisch onderzoek in debetreffende archeoregioBijdrage aan recent en systematisch onderzoek van debetreffende archeologische periodePassend binnen vastgesteld onderzoeksprogramma vanuniversitair instituut, RACM of anderenSynchrone context (voorkomen van monumenten uitdezelfde periode binnen de microregio)Diachroon context (voorkomen van monumenten uitopeenvolgende perioden binnen de microregio)Landschappelijke context (fysisch- en historischgeografischegaafheid van het contemporaine landschap)Aanwezigheid van contemporaine organische sedimentenin de directe omgevingKenmerkendheid voor een bepaald gebied en/of periodeHet aantal vergelijkbare monumenten van goede fysiekekwaliteit uit dezelfde periode binnen dezelfde archeoregiowaarvan de aanwezigheid is vastgesteld en waarvanbehoud is gegarandeerdIdem, op basis van een recente en specifiekeverwachtingskaartJA/NEEJA/NEEJA/NEEJA/NEEJA/NEEH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OH/M/L/OV/G/W/NVTV/G/W/NVTV/G/W/NVTJA/NEE/N.V.T1/2/31/2/31/2/31/2/31/2/3JA/NEE/N.V.TH=Hoog, M=Middel, L=Laag, O=onbekend, V=Veel, G=Gemiddeld, W=Weinig, NVT=Niet van toepassing24AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


gebruikte afkortingenAACAMSAMZARCHISCvAKEGVWELAGVIKIKAWIPERIVOKLICKNA-mvNAPNWDNXPvERACMRKERRXDEPORD-stelselROBStiBoKA<strong>UvA</strong>VKXXXAmsterdams Archeologisch Centrum van de <strong>UvA</strong>Accelerator Mass SpectrometryArcheologische MonumentenZorgARCHeologisch InformatieSysteem van de RACMCollege van Archeologische KwaliteitEconomie/veenwinningEconomie/AkkerlandKerkhofIndicatieve Kaart van Archeologische WaardenPercelering/verkavelingInventariserend VeldonderzoekKabels en Leidingen InformatieCentrumKwaliteitsnorm voor de Nederlandse ArcheologieOnder het maaiveldNormaal Amsterdams PeilNederzetting/ WegdorpNederzetting onbepaaldProgramma van EisenRijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (voorheen ROB)KerkReligie onbepaaldDepotRijksdriehoekstelsel (stelsel van punten in Nederland waarvan de coördinaten van hetlandelijk meetnetwerk bekend zijn)Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (nu RACM)Stichting voor BodemkarteringUniversiteit van AmsterdamKasteelOnbekendPeriodesME (LME/VME) Middeleeuwen (Late- en Vroege-Middeleeuwen)IJZIJzertijdROMRomeinse tijdNTNieuwe tijdBRONS Bronstijd25AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


figurenFig. 1 Ligging van de plangebieden aan de Westerweg te Heiloo. Nummer 1 is locatie De Stolp, nummer 2 Kiosk Monique.26AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


Fig. 2 Archeologische waarnemingen met nummer in een straal van circa 1 km om de plangebieden (in zwart) aan deWesterweg.27AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


Plangebied ‘Westerweg De StolpFig. 3 Puttenplan voor plangebied De Stolp. De huidige en toekomstige bebouwing zijn over elkaar heen geprojecteerd.De afbeelding is niet op schaal.28AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.


Plangebied ‘Westerweg Monique’Fig. 4 Puttenplan voor plangebied Monique. De huidige en toekomstige bebouwing zijn over elkaar heen geprojecteerd.De afbeelding is niet op schaal.29AACnotities 55, Programma van Eisen voor archeologisch veldonderzoek op de locaties Monique en De Stolp aan de Westerweg teHeiloo, gemeente Heiloo (Noord-Holland). Versie 2.0, definitief, oktober 2007.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!