The Efficacy and Effectiveness of Online CBT - Jeroen Ruwaard
The Efficacy and Effectiveness of Online CBT - Jeroen Ruwaard The Efficacy and Effectiveness of Online CBT - Jeroen Ruwaard
152 Samenvattingeffectgrootte van d =.9; P < .03). Behandelde deelnemers herstelden ook relatiefvaker van depressieve klachten dan de deelnemers in de wachtlijstconditie (al moetdaarbij aangemerkt dat dit verschil significantie bereikte op slechts één van de tweeprimaire uitkomstmaten - de SCL-90R). De follow-up liet zien dat de verbeteringenstabiel waren gebleven. Deelnemers die tijdens of na de behandeling antidepressivagebruikten, bleken echter wel teruggevallen. De grote effectsizes en de hoge mate vancliënttevredenheid die werden gevonden in deze studie gaven een duidelijk signaal af.De studie bevestigde het beeld dat face-to-face contact geen noodzakelijke voorwaardeis voor effectieve behandeling van depressieve klachten. Bovendien werd verdereondersteuning gegeven aan de hypothese dat de mate van begeleiding een kritischedeterminant is van de impact van een online interventie.In de derde studie, beschreven in hoofdstuk 4, richtten we ons op de online behandelingvan paniekklachten. Achtenvijftig deelnemers met klinische of subklinischepaniekklachten doorliepen een online programma van veertien weken, dat bestaat uiteen combinatie van psycho-educatie, in vivo en in vitro exposure, ontspanningsoefeningenen cognitieve herstructurering. De helft van de deelnemers startte meteenen de andere helft na 14 weken. De follow-up werd dit keer na drie jaar uitgevoerd.De ernst van de paniekklachten werd in kaart gebracht via een zelfrapportagevragenlijst,de Panic Disorder Severity Scale Self-Report (PDSS-SR) en een paniekdagboek,waarin de deelnemers de intensiteit en frequentie van hun paniekaanvallen bijhielden.Lichamelijke sensaties, agoraphobische cognities en vermijding en algemene psychopathologie,werden gemeten via de Bodily Sensations Questionnaire (de BSQ), deAgoraphobic Cognitions Inventory (ACQ), de Mobility Inventory (MI) en de DASS.De drop-out was laag: 89% van de deelnemers rondde de volledige behandelingaf. Bijzonder was ook dat 81% van de deelnemers kon worden achterhaald voor dedrie-jaar follow-up. De behandelgroep bleek op alle uikomstmaten significant meerverbeterd dan de controlegroep (p < .03), met uitzondering van de agorafobischematen (ACQ en MI). De significante effecten waren middelgroot tot groot (.4 < d< 1.1) en kwamen het sterkst tot uitdrukking in het paniekdagboek. Behandeldedeelnemers rapporteerden duidelijk minder frequente en minder intensieve paniekaanvallendan de onbehandelde deelnemers. De behandeling verhoogde de kansop een halvering van het aantal paniekaanvallen van 14% naar 52%. De follow-
Samenvatting 153up-metingen suggereerden dat het effect van de behandeling toeneemt op de langetermijn. Ondanks de positieve uitkomsten waren de gecontroleerde effecten van debehandeling toch wat minder hoog dan verwacht. Dit wordt mogelijk verklaard doorde keuze om een heterogene groep te includeren voor dit onderzoek. Deze verklaringkrijgt enige ondersteuning uit exploratieve analyses, die suggereren dat het effect vande behandeling groter is bij ernstigere aanvangsklachten.Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de opzet en resultaten van de vierde enlaatste RCT van deze dissertatie, waarin de werkzaamheid van online CBT op boulimischeklachten werd onderzocht. Dit onderzoek kende drie experimentele condities.Honderdenvijf deelnemers werden aselect toegewezen aan de online behandeling(n = 35), een wachtlijstconditie (n = 35) of een meer actieve pure zelfhulpconditie(n = 35) waarin een zelfhulpboek werd aangeboden zonder enige begeleiding vaneen behandelaar. De online behandeling, die ongeveer twintig weken duurt, omvatbewustwording van het klachtenpatroon via gedragsregistratie en schrijfopdrachten,exposure en responspreventie, cognitieve herstructurering, gedragsexperimenten,oefeningen voor de verbetering van lichaamsperceptie en zelfbeeld en het opstellenvan een plan om terugval te voorkomen of te recouperen. Het zelfhulpboekis op dezelfde principes gebaseerd en omvat vergelijkbare therapeutische technieken.De primaire uitkomstmaten waren de frequentie van de eetbuiaanvallen en(purgerende) compensatoire maatregelen en de globale ernst van de eetbuistoornis.Deze variabelen werden via zelfrapportage vastgesteld middels de Eating DisorderExamination-Questionnaire (EDE-Q). Verstoringen in de lichaamsbeleving werdengemeten via de LichaamsAttitudeVragenlijst (LAV).De veranderingen in de wachtlijstconditie waren marginaal. Deelnemers die deonline behandeling volgden ervoeren significant minder boulimische klachten dande deelnemers in beide controlecondities (d = .9, P < .04), terwijl de verbeteringenbij de deelnemers in de zelfhulpconditie niet noemenswaardig verschilden van dedeelnemers in de wachtlijstconditie (d = .2, P = .99). Het effect van de onlinebehandeling op verstoorde lichaamsperceptie was minder duidelijk en bereikte alleensignificantie ten opzichte van de wachtlijstconditie. De studie gaf aanwijzingen datde online behandelingen de kans op herstel van boulimische klachten verhoogt vanongeveer 20% naar 40%. De interpretatie van de resultaten werd bemoeilijkt door een
- Page 110 and 111: 102 Chapter 5. Online CBT of Bulimi
- Page 112 and 113: Ruwaard, J., Lange, A., Schrieken,
- Page 114 and 115: 106 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 116 and 117: 108 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 118 and 119: 110 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 120 and 121: 112 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 122 and 123: 114 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 124 and 125: 116 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 126 and 127: 118 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 128 and 129: 120 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 130 and 131: 122 Chapter 6. Online CBT in Routin
- Page 133 and 134: Chapter 7General DiscussionPrevious
- Page 135 and 136: 7.1. Key Findings 1277.1.2 The effe
- Page 137 and 138: 7.1. Key Findings 129Work−related
- Page 139 and 140: 7.2. Strengths and limitations 1317
- Page 141 and 142: 7.2. Strengths and limitations 133s
- Page 143 and 144: 7.3. Implications for clinical prac
- Page 145 and 146: 7.4. Suggestions for future researc
- Page 147: 7.5. Conclusion 139Post-treatment b
- Page 150 and 151: 142 Summaryof the introduction prov
- Page 152 and 153: 144 Summarythat face-to-face contac
- Page 154 and 155: 146 Summarycomplex, routine practic
- Page 157 and 158: SamenvattingIn 1997 ontwikkelden on
- Page 159: Samenvatting 151startten direct met
- Page 163 and 164: Samenvatting 155ongeveer gelijk zou
- Page 165 and 166: ReferencesAben, I., Verhey, F., Lou
- Page 167 and 168: References 159Bickel, R. (2007). Mu
- Page 169 and 170: References 161apy Research, 1(2), 8
- Page 171 and 172: References 163Hay, P. P., Bacaltchu
- Page 173 and 174: References 165for bulimia nervosa:
- Page 175 and 176: References 167Mond, J. M., Hay, P.
- Page 177 and 178: References 169(2003). The developme
- Page 179 and 180: References 171of change in psycholo
- Page 181 and 182: DankwoordAlleen mijn naam staat op
- Page 183: Dankwoord 175en Janneke Broeksteeg
- Page 186 and 187: 178 Curriculum VitaeLange, A., & Ru
152 Samenvattingeffectgrootte van d =.9; P < .03). Beh<strong>and</strong>elde deelnemers herstelden ook relatiefvaker van depressieve klachten dan de deelnemers in de wachtlijstconditie (al moetdaarbij aangemerkt dat dit verschil significantie bereikte op slechts één van de tweeprimaire uitkomstmaten - de SCL-90R). De follow-up liet zien dat de verbeteringenstabiel waren gebleven. Deelnemers die tijdens <strong>of</strong> na de beh<strong>and</strong>eling antidepressivagebruikten, bleken echter wel teruggevallen. De grote effectsizes en de hoge mate vancliënttevredenheid die werden gevonden in deze studie gaven een duidelijk signaal af.De studie bevestigde het beeld dat face-to-face contact geen noodzakelijke voorwaardeis voor effectieve beh<strong>and</strong>eling van depressieve klachten. Bovendien werd verdereondersteuning gegeven aan de hypothese dat de mate van begeleiding een kritischedeterminant is van de impact van een online interventie.In de derde studie, beschreven in ho<strong>of</strong>dstuk 4, richtten we ons op de online beh<strong>and</strong>elingvan paniekklachten. Achtenvijftig deelnemers met klinische <strong>of</strong> subklinischepaniekklachten doorliepen een online programma van veertien weken, dat bestaat uiteen combinatie van psycho-educatie, in vivo en in vitro exposure, ontspanningsoefeningenen cognitieve herstructurering. De helft van de deelnemers startte meteenen de <strong>and</strong>ere helft na 14 weken. De follow-up werd dit keer na drie jaar uitgevoerd.De ernst van de paniekklachten werd in kaart gebracht via een zelfrapportagevragenlijst,de Panic Disorder Severity Scale Self-Report (PDSS-SR) en een paniekdagboek,waarin de deelnemers de intensiteit en frequentie van hun paniekaanvallen bijhielden.Lichamelijke sensaties, agoraphobische cognities en vermijding en algemene psychopathologie,werden gemeten via de Bodily Sensations Questionnaire (de BSQ), deAgoraphobic Cognitions Inventory (ACQ), de Mobility Inventory (MI) en de DASS.De drop-out was laag: 89% van de deelnemers rondde de volledige beh<strong>and</strong>elingaf. Bijzonder was ook dat 81% van de deelnemers kon worden achterhaald voor dedrie-jaar follow-up. De beh<strong>and</strong>elgroep bleek op alle uikomstmaten significant meerverbeterd dan de controlegroep (p < .03), met uitzondering van de agorafobischematen (ACQ en MI). De significante effecten waren middelgroot tot groot (.4 < d< 1.1) en kwamen het sterkst tot uitdrukking in het paniekdagboek. Beh<strong>and</strong>eldedeelnemers rapporteerden duidelijk minder frequente en minder intensieve paniekaanvallendan de onbeh<strong>and</strong>elde deelnemers. De beh<strong>and</strong>eling verhoogde de kansop een halvering van het aantal paniekaanvallen van 14% naar 52%. De follow-