Bronnen betreffende het Hof van Appel te Thorn 1718-1795

Bronnen betreffende het Hof van Appel te Thorn 1718-1795
A.M.J.A. Berkvens
Inleiding
De archieven van het Hof van Appel van Thorn, dat in 1718 werd opgericht als
instelling van hoger beroep tussen de de lokale gerechten van het keizerlijke vrije
rijksstift Thorn en het Rijkskamergerecht en de Rijkshofraad, zijn in de loop der tijd
sterk vermengd geraakt met andere archiefbestanddelen, het stift betreffende. Het leek
mij daarom nuttig een aantal documenten betreffende de oprichting, inrichting en
organisatie van deze instelling bijeen te brengen en er een kort overzicht aan toe te
voegen van de functionarissen, die in de loop der tijd als voorzitter, raadsheer of
secretaris aan deze instelling verbonden zijn geweest. Voor de geschiedenis van het
hoger beroep te Thorn zij verwezen naar mijn opstel “Zur Abkurtzung unnötiger
Processualweitlaufigkeiten” Een bijdrage over de geschiedenis van het Hof van Appel
te Thorn 1718-1794. 1
Keizerlijk diploma betreffende het hoger beroep te Thorn 1718, april 8 2
Wir Carl der sechste von gottes gnaden erwehlter Römischer Kaiser zu allen Zeiten
mehrer des Reichs in Germanien, zu Hispanien, Hungarn, Bohaim, Dalmatien,
Croatien und Schlavonien König, Ertzherzog zu Oestreich, herzog zu Burgund,
Steyrn, Kärndten, Crain und Wurtenbergh, graffe zu Tyrol etc.,
Fugen hiemit den gesambten n.n. eingesessenen undt unterthanen des kayserlichen
freyen reichsstiffts Thorn undt sonsten manniglich zu wissen ist auch ohne dem
bekant, daß in uralten zeiten, da unser kayserliche Reichs Hofrath in keinen
beständigen sitz, und das kaserlich Kammergericht noch nicht errichtet gewesen, von
1 A.M.J.A. Berkvens, “
Zur Abkurtzung unnötiger Processualweitlaufigkeiten.” Een bijdrage over de
geschiedenis van het Hof van Appel te Thorn 1718-1795, in: A.M.J.A. Berkvens en Th.J. van Rensch
(red.), Wordt voor Recht gehalden. Opstellen ter gelegenheid van vijfentwintig jaar Werkgroep Limburgse
Rechtsgeschiedenis, Maastricht 2005 (Werken LGOG nr. 19), blz. 211-240
2 Afschrift in RAL, Archieven Thorn (01.187C), inv.nr. 18883
241

A.M.J.A. Berkvens
denen besagten stifts Thorn ergangene urtheile die appellationes mehrerer
bequämlickeit halber, und zu verminderung deren unkosten anfänglich an unsern
stadt Aachen, so dan aber die Gelrisse stadt Echt, zwar in civil sachen allein
vorgenohmen worden seyn, in nachgefolchten zeiten aber einige von derley
streitenden partheyen eben ahn gedachte stadt Echt, undt anderen an unsern
kayserlichte höchste reichsdicasteria sich gewendet haben, worauß dan verscheidene
irrungen erwachsen seind, und hiedurch unsers hochgeehrtisten herren vatters kaysers
Leopold majestät und liebden glorwurdigsten gedächtens bewogen ist worden den
ernsthaften befehl ergehen zu lassen, daß man keines weghs nach mehr gedachte stadt
Echt recurrieren, sondern alle und jede appellationes die denen reichszatzungen
gemäß vorgenohmen werden köndten, ahn vorerwahnten unsern kayserliche hochste
Reichsgerichte brengen sollte.
Und diese kayserliche verordnung wan des billigheit und gerechtigheit umb desto
mehr ähnlich und nötig als unwidersprechlich ist, daß mehr erwähntes stiffts Thorn
ein uraltes immediat standt des Reiches seije, und nach ausweis deren alten undt
newen reichsmatriculen als den Niederrheinisch Westfälischen Craijts einverleibten
mitstandt zu den Reichs undt Cräyts prästandis jeder zeit und byß zu diesem stundt
ihre quotam beijgetragen hatt, nicht weniger von denen in der regierung auff ein
ander gefolgten Römischen Kayseren auf die gehaltene Reijches Thäge beruffen ist.
Wo den wie wir dan auch dene zufolge, und umb allen in vorigen Zeiten disfals
furgegangenen misbrauchen und unordnungen oder auch sich etwa eifferen mögen
den weiterungen vor zu kommen, beij denen und zwischen uns undt dene Generaal-
Staaten der Vereinigte Niederlande letzthin errichtete Barrièretractaten unter anderen
außtrucklich vorbedungen haben, daß erstgedachte Generaal-Staaten durch die
denenselben überläßenden statt Echt keine judicatur oder appellationsrecht über mehr
gedachtes stiffts Thorn zu eignen dörffen noch mogen,
Diesen nach befehlen wir hiemit denen anfangs erwehnten samtliche eingesesnen und
unterthanen dick ernanten kaijserlichen freyen Reichs Stiftts Thorn, daß sie kunftighin
von aldortigen untergerichten die ordentliche appellationes an eine zeitliche abtissin
und dero abteyliche cantzley, von da aber, wan die summa nach einhalt des letztere
Reichsabscheit appel[label], oder doch die sache zufolge der Reichs Constitutionen
sonsten darzu qualificiert ist, ahn keine anderen als allein die höchste Reichsgerichten,
nhemlich ahn unserem kayserlichen Reichshofrath, oder unser kayserlich
Kammergericht, bey vermeidung unseren schwären ungnadt und wurckelicher straff,
vornhemen und vervolgen, dafern aber die summa nicht appellabel wäre, sie dan
denen gravierte theil nach inhalt vorermelter jungsten Reichsabschiedt das beneficium
transmissionis actorum ahngedeyen und verstattet werden solle.
Das meinen Wir ernstlich. Geben in unser statt Weine den 8. april anno 1718, unser
Reichs des Römischen in siebenden, deren Hispanischen im funfzehnten, des
242

Bronnen Hof van Appel
Hungarischen und Bohmischen aber auch in siebenten. War gezeichnet: Carl; dar unter:
Vidit Frid. Carl. Schonborn; in den mitten war der kayserlichen Zegel getruckt in
rothen ablaten, gedeckt mit weis papier; zur zeiten stundt: Ad mandatum Sacris Caesaris
Majestatis proprium; undt gezeichnet: J. v. Hayeck v. Waldtstatten.
Appelverordening Thorn 12 oktober 1723 3
Wij Francisca Christina, von Gottes gnaden pfaltzgraevinne bij Rhein, des Heijligen
Roomschen Rijckx Vorstinne, Abdisse des Keijserlijcken vrije-wereltlijcke Stifts
Thorn, hertoginne in Beyeren, tot Gulich, Cleve ende Berg, princesse tot Moers,
gravinne tot Veldentz, Sponheim, den Marc ende Ravensbergh, vrouwe van
Ravenstein, etc. etc. etc.
Naerdijen Haere Romsch Keijserlijcke Majtt. op den 8. april an. 1718, die
allergenaedigste resolutie hebben gegeven, dat int toekomende van die ondergerichten
des landts van Thorn die ordentlijcke appellationes aen ons als tijdelijcke abdissin
ende onse abdeijlijcke cantzlije, ende van daer, in geval dat die summa naer inhoud
van den letsten rijxafscheijdt appellabel, ofte die saecke in gevolgh van rijxconstitutien
daertoe gequalificeert is, aen gheene andere, als alleen die hooghste rijxgerichten,
naementlijck aen haere Keijserlijcke Majts. Rijxhofraed, ofte het keijserlijck
Camergericht bij vermeidung haerer Majts. swaerer ungenaede ende wurckliger straef
souden vorgenoemen ende vervolget worden, maer in gevall die summa niet
appellabel en was, aen die graveerte partien in gevolghe van den voorschr. laetsten
rijxabscheijdt het beneficium transmissionis actorum soude aengedijen ende verstattet
worden,
Haere voorschr. Keyserlijcke Majts. oock op denselven dato aen ons allergenaedigst
bevolen, dat wij dusdaenige resolutie ende ordonnantie in dem ons aenvertroutem
Rijxs immediat stift allenthalven - gelijck in 7bri des voorschr. jaers 1718 reets
geschiet is 4 - souden laeten publiceeren ende affigeeren, oock daeraen zijn, dat sulcke
ernsthafte ordonnantie gehorsaemst werde naergevolgt:
Terwijlen nu bis hieranen tot naerright van de litigirende partien over d’ appellen
welcke staen geïntroduceert te worden gheene ordonnantie en is gemaeckt:
Soo ist, dat wij deselve op hiernaervolgende gestalt hebben vervaerdigen laeten.
Primo, in geval, dat ijmandt door vonnis van meijer ende schepenen, ofte van
stathouder ende leenmannen gegeven, sigh soude vinden gegraveert, dat aen
3 RAL, Archieven Thorn (01.187b), inv.nr. 2048, fol. 1-5, bezegeld en eigenhandig ondertekend origineel;
RAL, Archieven Thorn 01.187C, inv.nr. 18883, minuut; idem, inv.nr. 18880 copie
4 RAL, Archieven Thorn (01.187b), inv.nr 1620, acta capituli IX (1717-1726) fol. 29; gelezen 15
september 1718; gepubliceerd 19 september 1718 (fol. 30)
243

A.M.J.A. Berkvens
denselven sal vrijstaen entweder bij publicatie van vonnis op staenden voet coram
prothocollo t’ appelleeren, ofte wel in geval, dat naer publicatie vant vonnis hij eerst
soude vinden gegraveert te wesen, alsdan aen hem sal vrijstaen binnen den tijdt van
thien daegen naer de publicatie van uijr tot uijr te reckenen voor notaris ende twee
getuijgen t’ appelleeren.
Secundo, dat den appellant sal schuldig ende gehouden wesen, binnen den tijd van
dertig daegen naer die geinterponeerde appellatie, deselve aent gericht, waervan hij
geappelleert heeft, t’ insinueren, mitsgaeders conscriptie van die acten cum rationibus
decidendi – die welcke laestere edoch versloeten aen den appellant sullen geëxtradeert
worden – tegens stellende cautie voor sulcke afschrift in geval hij onder onse
iurisdictie niet genoeg en is gepossessioneert, behoorlijck te requireeren.
Tertio, dat den appellant binnen den tijdt van viertig daegen sal schuldig en gehouden
wesen, alhier bij Hoff aent appellations gericht sijne appellatie vermits exhibitie van
eenen libell van grieven aen te brengen, ende sulcken libel tot handen van den
secretaris, mitgaeders behoorlijcken schijn, dat binnen thien daegen is geappelleert,
ende binnen daertig daegen die conscriptie van die acten zijn gerequireert, over te
leveren, den welcken secretaris ter selven uijren, dat aen hem den voorschr. libel is
gepresenteert, het praesentatum eijgenhandig sal daerop setten, alles op poene van reel
desertie van d’ appel, ingeval den appellant aen den eenen ofte den anderen der voors.
drij puncten sal gevonden worden, gemanqueert te hebben; edoch wan binnen den tijd
van thien daegen behoorlijck is worden geappelleert, ende binnen dartig daegen die
acta cum rationibus decidendi behoorlijck zijn gerequireert, ende den appellant wegens
kranckhijt ofte groote occupatie van sijnen advocaet den libel van grieven binnen den
tijd van viertig daegen niet en soude konnen exhiberen, soo sal aen hem vrijstaen,
voor omgangh van die viertich daegen sijne redenen waeromme hij op den voorschr.
tijd met den libel niet kan vaerdig worden door een memoriael te remonstreeren ende
daerbij pro prorogatione fatalis exhibendi gravamina op 14 daegen drij ofte vier weecken aen
te slaen, twelck aen hem naer bevinden van saecken niet en sal afgeslaegen worden.
Quarto, wan den libel van grieven binnen den tijd, wie voorschr. aen den secretaris
van’t appellations gericht is overgelevert, soo sal den appellant van sijnen kant die
formalia ofte fatalia soverre geobserveert hebben, ende aen desertie van die saecke
gheenen pericul meer hebben; maer den secretaris sal sorge draegen, dat den libel van
grieven met die stucken annex ten spoedighsten worden gesandt aen die heeren
appellations commissarissen ofte raeden, omme t’ examineeren, ofte die grieven
relevant zijn ofte niet? Ende in gevall die heeren appellations commissarissen ofte
derselver meestendeil daerover sich verglijcken, dat die appel niet frivole, maer deselve
t’ accepteeren staet, soo sal daerover decret gegeven, ende soo voorts appellations
processus ofte mandement van appelle aen den den onderrichter ende parthie
appellaete, ende aen dese den libel van grieven alsoo gecommuniceert worden, dat den
244

Bronnen Hof van Appel
appellaet binnen den tijd van vierthien daegen daerop sal moghen excipieren, ende in
sulcken val dat appel is aengenoemen, so sal den appellant op poene van desertie
schuldig ende gehouden zijn, die afschrift van vorigen instanz acten wel gequotiseert
ende gecollationeert mitsgaeders oock die rationes decidendi – edoch diese versloeten –
binnen den tijd van vier weeken van tijdt dat d’appelle is geaccepteert, aen’t
appellationsgericht over te brengen, ende in geval hij soude connen doceeren door
attestatie van den secretaris der voriger instantie, dat door beletsel hij die acta niet
heeft konnen vervaerdigen, soo sal den appellant dierentwegen de noodige prorogatie
gegegeven worden.
Quinto, in cas den voorschr. appellaet door kranckhijt ofte beletsel van sijnen
advocaet uyt rechtmaatigen oirsaecken met sijner exceptien niet soude konnen vaerdig
worden, soo sal aen hem oock vrijstaen sulcken oirsaeken door een memoriael te
remonstreren, ende op 14 daegen prorogatie te bidden, dewelcke aen hem dan oock
naer bevinden sullen toegestaen worden, ende in geval hij binnen sulcken
geprorogeerten termijn uijt wichtigen oirsaecken niet en soude konnen vaerdig
worden, so sal hij sulcken oirsaecken verders door een memorial aenzeigen, ende naer
bevinden aen hem wederom eene prorogatie van 14. daegen gegeven, maer de deerde
prorogatie niet als uijt groote ende relevante redenen verstattet worden.
Sexto, sal op des appellaeten exceptie den appellant met sijner replic, ende den
appelaet daertegens met sijner duplic binnen den tijdt van 14. daegen incommen, ende
met het soecken van prorogatie, wie voorschr. gehouden worden, ende in geval den
appellant ofte den appellaet de voorschr. termijnen sonder prorogatien te soecken
soude verstriecken laeten, soo sal aen hem wel, in cas op het eerste communicatoir
decret hij binnen den tijd van 14. daegen sijne schrifture niet exhibeert, ende die
teghenpartie insteert, ex officio nogh een termijn van 14 daegen gegeven, maar naer
omgang van sulcken tijd op instantie van partie, in gevall teghenpartie niet inkombt,
noch redenen van de tweede prorogatie allegeert, in contumaciam gepraecludeert, die
saecke voor besloeten angenoemen, ende sonder cognitie van saecke teghens
dusdaenige contumacie niet gerestitueert ofte gereleveert worden.
Septimo, sal over de duplic gheene scriftuer sonder speciael permissie van den
appellationsraede meer geaccepteert, maer met die duplique, dewelcke aen den
appellant tot notitie sal worden gecommuniceert, die saecke in staet van wijsen zijn.
Soo voorts de heeren appellations commissarissen ofte raeden op instantie van partien
sich aen ons Hoff te saemen doen, ende de saecken naer de justitie decideren
waernaer een ijder sig te reguleeren heeft.
In waerheydts oircond hebben wij tegenwoerdige ordonnantie, dewelcke bij de
ondergerichten sowel als bij den appellationsgericht sal te prothocol gestelt worden,
245

A.M.J.A. Berkvens
eijgenhandig onderteeckent, ende met beydruckinge van onsen zeegel becrachtigt. Soo
geschiedt in onse abbatiale residentie tot Thorn, den 12. octobris 1723
[was getekend:] Francisca Christina
[zegel in rode was overdekt met papier]
Aanvullende Appelinstructie Thorn 1766 5
Wir Francisca Christina von Gottes Gnaden etc. etc.
Fügen unseren appellationsgerichtspraesident und räthen, wie auch untergerichten
und sämbtlichen unterthanen unseres ohnmittelbahren reichsstiffts Thorn hiemit zu
wissen:
Demnach wir am 12 ten oktobris 1723 ein förmliches reglement, wie es der
appellationen halber in besagtem unserem land eigentlich gehalten werden soll haben
ergehen lassen und darin art. 7 timo unter anderen genädigst verordnet, daß nach
erfolgten beschluß einer in appelatorio befangener rechtsache auff anstehen der
partheyen die appellations commissarien oder räthen zu decidierung selbiger sache,
sich an unser hoff zu Thorn zusammen thunn sollen; diesen articul aber eine
erleütherung und extension zu erforderen scheinet.
Also erklären und verordnen wir hiemit genadigst und zwar,
Primo, daß wan eine von denen gegeneinander streitenden partheyen ohne vorwissen
und ohne außdrücklichem mitwillen der anderer die so kostbahre als unnöthige
localzusammenkunft des praesidenten und deren hin und her dispergirten
appellations-räthen verlanget, solche zusammentretung auff des begehrenden theils
alleinige kösten ohne zuthuen des anderen geschehen und solchemfals impetrant nicht
nur die hierzu erförderliche gelder vorab ad protocollum deponiren, sonderen auch in
casu victoriae cum expensis dannoch derwegen, nebst denen in cursu causae necessario
impendirten costen ein mehreres nicht als was zu circulierung der acten und so
weither wohvon unter § vo 3 tio ausführlich gemeldet und verordnet wirdt, nohtwendig
hätte verwenden müßen, von succumbenten zu repetiren befügt seyn soll.
Würden hingegen 2 do beyde theile dergleiche convention veranlassen, so soll auch
jeder theil in denen hierzu erförderliche kösten zu einer geraden halbscheidt
concurrieren, und der cum expensis succumbierende theil an seinen obsieger unter
anderen auch diese angewendete kösten mit abtragen.
5 Net-exemplaar in RAL 01.187C, Archieven Thorn, inv.nr. 18873; afschrift in RAL 01.187b, inv.nr.
2048; minuut in RAL 01.187C, inv.nr. 18883; inv.nr. 18880, copie
246

Bronnen Hof van Appel
Außer jets gemelte fällen aber, die nemblich keiner von beyden theilen die
zusammenkunft des appellations commissarien verlangen würde, wollen wir,
3 tio, das die verhandelte acten nach erfolgter der sache ordentlicher conclusion und
inrotulation von dem actuario dem appellations praesidenten verschlossen
eingeschickt, von diesem selbige einem deren appellationsräthe – wobey in der
distribution eine ordnung zu halten – ad referendum zugestellet und so bald referens
mit seinem voto fertig, solches cum actis an die übrige räthe circuliret, die per maiora,
oder wan paria vorhanden, per votum decisivum des praesidenten ausfallende urtheil von
diesem unterschrieben und dem actuario causae ad legaliter publicandum zugesendet
werden, bey denen publicationen aber einer deren bey Thorn am nächsten wohnenden
appellations räthen allemahl gegenwährtig seyn soll, und zwar dieses alles sumptibus
utriusque partis.
Wir befehlen auch demnach unserem appellationscommisariat nachdrucklich so wohl
hierauff fast zu halten, als auch unserer anfangs gemelter genädigster Verordnung von
12. octobri 1723 im übrigen exacte nach zu leben, und soll diese weitere verfügung
dem gerichtlichen protocoll so bey den untergerichteren als appellationsgericht
nachrichtlich eingetragen werden.
Urkundt unser eigenhändiger unterschrifft undt beygedrucktem insiegel,
Geben auf unserem residentzschloß Borbeck, den 9. ten decembri 1766
[ was getekend:] Francisca Christina
Aanvullende appelverordening 1770 6
Wir Francisca Christina,
Wohlgebohrener Lieber getreuer,
Wir haben zwarn zu abkurtzung unnötiger processualweitläufigkeiten merhmahlige
verordnungen ergehen und des endts am 4ten april abgewichenen jahrs euch die
erklärung zugehen lassen, daß unser secretarius Frische die zu instruirung des
processus erforderliche communicatoria simplicia zu ersparung größeren aufwandts
ertheilen sollte;
6 RAL Archieven Thorn (01.187C), inv.nr. 18883
247

A.M.J.A. Berkvens
da aber nichts destoweniger uber die langwierigkeit und kostbarkeit dieser an unser
appellationsgericht gebragter sachen mit den bittertsen klagen befälliget wurden, so
erwiederen wir nicht allein vorgedachte unserem im stuck solcher communicationen
geeußerte willensmeinung, sonderen befehlen auch fernerweit gnädigst, daß wo
gedachter unser secretarius beij instruierung des processus einen besonderere tiefere
einsicht erforderenden anstandt vorfinden wurde, er sodra die verhandlete stuck dem
nagstwohnenden appellationsrath ohnverweilt zu schicken und dafur daruber die
rechtlige entschließung geben solle.
Wofern aber der vorfall von wichtigkeit und zu auflößung des zweijffels eine
vorzugliche uberlegung nothwendig wäre, hätte sich beruhrter rath die acta cum suo
voto an einen anderen am nächsten beij ihnen wohnhafte rath ohne zeitverlußt
zufertigen, und wann dessen entschließung mit der seinige einstimmen wurde, alsdan
das decretum sofort an dem secretarium Frische zur publication zu befurderen; im fall
hingegen das diese beijde vota in ihrer substantz nicht gleichförmig sein mögten, solle
der zweijte rath den acten stock an den dritten von ihnen am wenigste entferenten
rath furder abstgelangen, und der dritte alsdan den bescheidt welchen aus zweijer votis
herfürgehen wurde dem secretario zukommen laßen.
Wir wollen gleichwohlen dieses alles nur von incidentpuncten verstanden haben, wo
aber auff eine entscheidende, oder vim definitiva mit sich fuhrende beijurtheil ankäme,
sollen die vota sämbtlicher räthen dergestalt eingenommen werden, daß der referens
die acta mit seinem voto ohnmittelbahr an der nächtswohnenden college versende,
und die vorbeschriebene ordnung gehalten, solchem nach aber vom letztere
appellationsrath der truncus cum votis an euch ohnaufhaltlich remittiret, die
publication besorget, und uberhandts im sportuliren eine billige maßigkeit beobachtet
werde.
Wir versehen uns zu euch, als unseren praesident, daß ihr gegenwärtigen das wohl
unserer unterthanen zum augenmerck habende verordnung gnauest befolgen und
sämbtlichen appellationsräthen hierab hinlangliche nachricht geben werdet.
Womit euch in gnaden gewogen bleiben. Geben in unseren residentzstatt Essen, den
9ten octobris 1770 7
7 in margine: expeditus eodem; de verordening werd bij missive van gelijke datum tevens rechtstreeks aan
de secretaris van het Hof van Appel bekend gemaakt; [ in margine:] An secretarius Frische.
Serenissima Princeps.
Was ihre hochfurstliche durchlaut unter heutige dato an dero Thornissen Appellationspresident
freijherr von Beusdall gelangen lassen, solchen wirdt dem secretario Frische abschrifftlich des
endts zugefertiget, daß er die decreta simpliciter communicatoria gegen die gewohnliche gebuhrnissen
von zweij schellungen ohne den geringsten aufenthalt ertheilen, und sich im ubrig auch seines
orts dahin bestreben solle damit die gnädigste willensmeinung auffs genauesten erfullet, und alle
unnötige weitlaufigkeiten und kösten vermeidet werden.
248

Aanvullende appelverordening 1776 8
An Thornischen Appellationspraesidenten freyherr von Beusdall
Von Gottes Gnaden, Wir Francisca Christina etc. etc.
Wohlgebohrerer, Lieber, Getrewer,
Bronnen Hof van Appel
Wohin bey uns ein gewisser Thornischer eingesessener, nahmens Wilhelm Hendricxs,
wegen eines in novembri abgewichenen jahres von Euch erlassen seijn sollenden
desertions bescheidts, unterthänigst angetragen werdet ihr aus diessen beijgebogene
memoriali, sambt denen dabey befindtlichen vier adjunctis des mehreren ersehen,
Obwohlen nun wir noch zur zeit anstandt genommen, dem petito des supplicantis zu
folge, sothanes wan die angegebene umstände in wahrheit bestehen, ziemlich
unförmtliches bescheidt, sofort zu cassieren, oder aber die gebettene processus
unmittelbar selbsten zu erkennen, so versehen wir uns jedoch gäntzlich, undt wollen
genädigst, das ihr euch in diesem vorfall näher begreiffen undt entweder auf
geziemendes anstehen des Hendricxs die processus appellationis de plano noch erkennen,
oder doch demselbigen ex superfluo contra lapsum fatalium brevi manu in integrum restituiren
werdet, damit die parthijen des kostbahre recursus zu denen höchsten reichsgerichteren
entübriget bleiben, undt nicht genöhtiget werden dorten de nulitate aut denegata justitia
gegrundete klagen zu führen, dan wo es im untergebenem fall der supplicant
Hendricxs anführet, unser Thornischer Appellations-secretarius behauptet, undt selbst
das sich der nehmlichen sache halben bey uns meldende Thornischen scheffengericht
bezeuget, daß in verschiedene andere rechtshändelen signanter noch frischer dingen in
causa Ramaker contra Curtois undt in sachen Lambert van de Boel contra Wiesen der
appellations-secretarius allein ad instantiam partium zwei, dreij, bis vier prorogationes
fatalium ertheilet, und dannoch hernegst die processus appellationis unbedencklich
erkennet worden, mögen wir nicht absehen, wie in casu substrato daß ad unius partis
instantiam erschliegene decretum desertionis in rechten bestehen könne, undt anbeij der
appelant in expensis super hoc puncto anmäßlich verdammet werden wollen, so lang
wenigstens die quaestio prejudicialis von uns nicht entschieden gewesen, ob, undt wie
weit der appellations secretarius für sich allein die prorogationes fatalium zu ertheilen
Essen den 9 ten octobris 1770
[in margine:] pariter expeditus.
8 Archieven Thorn (01.187C), inv.nr. 18883 minuut; (01.187b), netexemplaar geregistreerd in het protocol
van het appelhof, inv.nr. 2048, fol. 74-76.
249

A.M.J.A. Berkvens
bemachtiget seije, als worüber ihr beij aufgeworfenem zweyfel allerdings zum voraus
unterthänigst anfragen sollen undt müßen, zumahlen dem in bona fide gewesenen undt
sich auff der vom secretario erhaltene prorogation verlassenden appellanti allzu wehe
geschehen wurde, falls er auff diese weiße ohne sein verschulden das etwan habende
recht in causa ipsa verliehren sollte,
weßhalben der unser genädigste willens meinung dahin gehet, daß dem supplicanten
Hendricxs durch erkennung denen processuum geholffen undt die ohnehin sehr hoch
angeschlagenen kösten super puncto desertionis bis zu ende der hauptsache ausgestellet
bleiben sollen, als wornach wir unser Thornisches scheffengericht gleichergestalt auff
die an uns gethane anfrage zu instruiren nicht enstehen werden;
Damit auch fürs künftig dergleiche irrungen bestmöglichst vorgebogen werde, undt
denen partheijen die kösten nicht so schwehr fallen mögen, so verordnen wir hiermit
einmahl für all, undt erweiteren unsere hiebevorige verordnung vom 12. octobris 1723
dahin, daß nehmlich zwar unser appellations-secretarius, welchem als im lande
wohnenden die von denen partheijen pro causalibus angebende umstände am besten
bekandt seijn müßen, primam et secundam prorogationem fatalium, doch jede länger nicht
dan höchstens auff vier wochen, für sich allein zu ertheilen, die macht haben solle; die
dritte undt weitere prorogationes aber andersten nicht als mit Eueren oder des zunächts
wohnenden appellationsrathen vorbewußt undt einstimmung, als woran derselbige
alsdan die memorialien zum decretiren einzuschicken hat, mit dem vorbehalt jedoch,
selbst in ansehung der ersten undt zweijten prorogation, daß auch diese eben wie die
nachherige der gegentheiliger parthey frühezeitig genug insinuiret undt bekandt
gemacht werden müßen.
Wir wollen ferner, undt befehlen krafft dieses gnädigst ernstlich, daß führohin von
denen partheijen keine memorabilien undt schriften zu Euch, oder einem unserer
appellationsräthen aussser landts gebracht undt darauf decretiret werde, sonderen alle
memorialien undt schriften ohne unterscheidt so an unser appellationsgerecht
gehören, sollen von denen partheyen sub poena rejectionis ab actis unserem
appellationssecretario in loco übergeben, von diesem das praesentatum darauf gesetzet,
undt solche demnächst nach befinden, wo es auf ein interlocutum oder sententiam
definitivam ankommet, oder sonsten causae cognitio erfordert wurden, von gedachten
secretario an Euch auff kösten der sollicitierenden partheyen eingeschicket werden,
gleich wie ebenmäßig keine urtheilen, interlocuta, declarationes causae desertae, oder sonsten
decreta von wichtigkeit denen partheyen selbsten abgegegeben, sondern unserem
secretario ad locum et sedem judicii remittiret, undt von diesem die publicationes, oder
insinuationes auf die hergebrachte manier befördert werden sollen;
Undt da Wir hierbey die wiederholte beschwerführung verscheidener partheyen,
wegen übermäsig großer kösten nicht außer acht lassen können, so versehen wir uns
auch hierunter eine mehrere mäßigung beij unserem appellationsgericht für das
250

Bronnen Hof van Appel
zukunftige, so wie wir wollen, das gegenwärtige unsere Verordnung in allen stücken
von Euch unseren praesidenten, denen sämbtlichen appellationsräthen undt dem
appellationssecretario auff das genaueste nachgelebet werden wes ends dieser solche
denen protocollis einzutragen, den gnädigste auftrag erhalten wirdt,
Womit Wir Euch übrigens in Gnaden gewogen verbleiben; in unserer residentz stadt
Essen, den 22ten januarii 1776.
Eedsformulier voor een commissaris van het Hof van Appel te Thorn, vastgesteld 19 september
1718 9
Juramentum
Ich N.N. als genädigst angeordneter appellationsrath oder commissarius globe und
schwehre einer zeitlicher frawe abtissin und fürstin, so dan einem hochgräfflichen
undt hochwurdigen Capitulo des landts undt eygenthumbs von Thorn trew undt holdt
zu sein, alle rechtssachen, welche von dem haubtgericht zu Thorn ahn den
Appellationsrath oder Commissariat kommen werden, fleiβsig zu erwegen undt einem
jeden, so arm als reich, ohne ahnsehung oder respect der persohnen, nach meinem
besten verstandt und Wissenschaft gute unpartheyische justitz wiederfahren zu lassen,
und sonsten in allem mich zu verhalten, wie einem getreuuen Rath und
Appellationscommissario wohl ansteht und er zu thun schuldig ist. Als wahr mir Gott
lieft und seine liebe Heyligen.
Patent als appelcommissaris en hofraad voor syndicus en doctor Moll, 1723 april 27(minuut)
Francisca Christina von Gottes gnaden, etc.
Thun kundt und zu wissen hiemit. Nachdeme auf gute vertrauwen undt glaube so wir
zu Georgio Moll deren rechten doctoren undt stadt aachissen syndico gesetzt
denselben zu unserem landts appellations rath – derentwege er gleich ubrigen unseren
appellations räthe die verordtnete gebuhr von denen appellierenden partheijen zu
geniessen haben wirdt – bereits vor etliche jahren gnadigst angeordnet, wir aber
denselben auch in unseren particular wie abbatial dignität betreffenden sachen als rath
zu gebrauchen gnädigst entschlossen. Daß dahero wir für die von unsentwegen beij
9 RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 1620, Acta Capituli IX, fol. 30
251

A.M.J.A. Berkvens
demselben in allerhandt vorfallenden begebenheiten beschehende raths einholung und
daruber von ihme erteilendes gutachten ausfuhrende correspondenz ihme doctori
Moll jahrlichs funffzig reichstaler teutschen geldes so lang uns gnädigst gefällig, und
wir sothanes salarium ihme nicht auffsagen lassen werden, gnädigst zugelegt haben.
Thun solches auch hiemit undt krafft dieses also und der gestalt daß darbeneben ihme
daß bey der correspondentz etwa auslegende postgelt wie auch, wan derselb in
unseren geschäften etwa schrifften und deductiones mache, oder auff unser gnädigst
gesinnen in unserem particular affairen anhero kommen wirdt, solches ihme aparte zu
verguten stehen solle.
Urkundt unsers auffs spatium gesetzten handtzeichnis undt beygetruckten insiegels.
Signatum in unser residentz zu Thorn, den 27 aprilis 1723
Patent voor hofraad Peter Nicolaas Fabri als appelraad, 1724, maart 11 (grosse)
Wir Francisca Christina von gottes gnaden pfaltsgrapfinn bey Rhein, des Heiligen
Römischen Reiches furstin, abtissin des kayserlichen frey weltlichen stiffts Thorn,
herzogin in Bayern, zu Julich, Kleve und Berge, fürstin zu Moers, gräpfin zu Veldentz,
Sponheim, der Marck und Ravensberg, fraue zu Ravenstein etc.
Thun kundt undt fügen allen unseren Hoff- [und] landtbedienten, officianten und
unterthanen, forth jedermannichlich hiemit gnädigst zu wissen, daß Wir Peter
Niclassen Fabrii, der rechten licentiate, des herren churfurstens zu Pfaltz durchl. rath
und referendarien auff guther glauben und vertrauen so wir zu demselben gesetzet
und nach geleistete aidtspflicht zu unserem rath wie auch unserer hiesigen
appellations dicasterii commisario ahngenohmen und gnädigst angeordent haben. Wie
wir dan hiemit und krafft dieses annehmen, und anordnen, also und dergestalt, das
uns er treu und holt seie, seines rath- und commissarii stelle getreulich beobachten,
unseres und das landts besten darbey beförderen, alles arges, so viel ahn ihm ist
abwenden, mithin sich also verhlaten solle, wie einen guthen und getreuen rath- auch
appellations commissario wohl anstehet, und seiner plichter halber zu thun schuldig
ist. Euch alle und jede abgemelt gnädigst befehlend, das ihr besagten Fabrij vor
unseren rath auch appellations commissarius annehmen, halten und erkennen sollet.
In urkundt dessen, haben wir gegenwartiges patent eigenhandig unterschrieben und
unseren furstlichen secret- insiegel hervor trucken lassen. So geschehen in unser
fürstlichen residentz Thorn, den 11 martii 1724.
252

Bronnen Hof van Appel
afb. De abdis Francisca Christina van Paltz-Sulzbach maakt de benoeming bekend van president Van
Beusdael en beveelt de raadsheren van het Hof van Appel hem als zodanig te aanvaarden. 1776, nov. 12
253

A.M.J.A. Berkvens
Patent voor Johan Willem van Kerckem tot Grathem als president van het Hof van Appel, 1727,
januari 1727 (minuut)
Wir (totius titulus),
Fügen unseren hof- und appellations räthen, meyer, scheffen, forth ubrigen beambter
und unterthanen unseres landts Thorn hiemit gnädigst zu wissen, wie daß wir Johann
Wilhelm von Kerckem zu Grathem auff gute vertrauen und glauben, so wir zu
demselben gestellet, und seinen uns geleistete aydtzpflicht, die gnade gethan undt
denselbigen zu unseren Thornische hof- und appellationsraths praesidenten als lang
uns gnädigst gefällig ist, gnädigst auff- und angenommen haben, wie wir dan hiemit,
und kraft dieses auff und annehmen, also und dergestalt daß uns er trew undt holt
seie, frommes befurderen, und arges als viel an ihm ist bey zeiten warnen, in unser
appellations rath presideren, der räthen stimmen colligieren und allen fleissen dahin
sein solle damit denen litigirenden partheyen die heylsame justiz fördersambst
administrieret werde, forth übriges sich also verhalten solle und wolle, wie es einem
aufrechtig- und getrew appellationsraths praesidenten ambts- und pflichtenhalber
obliget.
Solchem nach befehlen wir euch allen und jedem vorgemelt hiemit gnädigst und
ernstlich, daß ihr besagten freyherr von Kerckem für unseren Appellationsraths
praesidenten zu Thorn annehmen, halten und erkennen sollet. Urkund unserer
eigenhändigen unterschrift und beygetrückten cabinett insiegels. Geben in unseren
fürstlichen residenz stadt Essen, 27. januarii 1727
Formula iuramenti des Appellationsrhats secretarii (1723)
Ich NN als gnädigst angeordenter Appellations Rhats secretarius globe und schwere
einer zeitlicher frau abtissin und fürstin 10 des landts undt aygenthumbs von Thorn
trew undt holt zu seyn, in allen denen von des landts von Thorn untergerichten ahn
das Appellationsgericht kommenden rechtssachen meinen secretariatambt fleißig
abzuwarten, die secreta, so ich in solchen rath vernehmen wurde, absonderlich was
für sentiment ein und ander deren Herrn Rhäten bey deren sachen decision führen,
niemandt zu offenbahren, einer parthey nicht mehr als der anderer zu favoriseren,
noch zu beschweren, undt sonst in allem mich zu verhalten wie einem getewen
secretario wohl anstehet undt er zu thun schuldig ist, so wahr mir Gott hilfft undt
seine liebe heylige.
10 Doorgehaald: “..., so denn einem hochgraflich undt hochwurdigen capitulo, ...”
254

Commissie voor Jan Baptist Sijben als appelraad te Thorn, 30 augustus 1749
Bronnen Hof van Appel
Von Gottes gnaden, Francisca Christina, Pfaltzgräfin bey Rhein, des Heyligen
Römischen Reichs Furstin und abtissin der kayserlichen, freyweltlichen stiften Essen
und Thorn, in Bayern, zu Gulich, Cleve und Berg herzogin, fürstin zu Moers, gräfin
zu Veldentz, Sponheim, den Marck und Ravensberg, frau zu Ravenstein, Breißig,
Kellinghausen, Stackarde, Ubach und Neeroeteren, etc. etc.
Thun kund und fugen sämbtlich onseren Hoff- und landtbedienten, in sonderheydt
aber onseren appellationsrathspresidenten und räthen des landts Thorn, fort
jedermännighlichen hiemit zu wissen, daß wir Johanni Baptistae Sijben, der rechten
licentiaeten, die gnade gethan, und denselben auß guten glauben und vertrauen, so wir
zu ihme gestellet, und seine uns geleistete aydtspflicht als lang ons gnädigst gefällig ist,
zu onseren Thornischen Appellationsrathen gnädigst auf- und angenommen haben,
thuen auch solches hiemit und kraft dieses also und dergestalt daß uns und unseren
landt Thorn er treu und holt seye, onseren nutzen, frommeen und interesse
befurderen, arges und schäden, als viel bey ihm ist, warnen und wenden, sein
rechtliches gutachten, so oft selbiges von ihme gefordert und in consilio abzugeben
seyn wirdt, seinen besten verstandt und wissenschaft nach erstatten, alle ihme
anvertrauende geheime sachen niemandt offenbaeren, sondern verswiegen halten, fort
in alle onseren in sein ambt einslagenden verrichtunghen, so wohl als auch sonsten,
sigh alsoo verhalten solle und wolle, wie es einem getrewen, aufrichtigen und
vernunftigen rathen pflichten- und ambtshalben zu thuen oblieget. Euch allen und
jeden obgemelt hiemit gnädigst befehlendt daß ihr gedachter Sijben für onseren
Thornischen appellationrathen annehmen und halten sollet.
Urkundt onserer aygenhändigen unterschrift und beygetruckten insiegels. Geben in
onseren residentz Thorn, den 30ten augusti 1749. Was onderteeckent: Francisca
Christina; onderstondt: den segel gedruckt in roode hostie.
Taxreglement voor het Hof van Appel (concept november 1787) 11
Taxreglement, waernaer den Raede van Appel geëtabliseert voor den Lande van
Thorn sich sal hebben te reguleren.
11 RAL, Archieven Thorn (01.187C), inv.nr. 18878; RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 944 bevat
een ander exemplaar van het taxreglement, met lagere tarieven en doorhalingen. In de tweede kolom is
het tarief van inv.nr. 18878 weergegeven, in de derde kolom het corresponderende tarief van inv.nr. 944.
Het is gezien de aard der wijzigingen aannemelijk, dat de versie van inv.nr. 944 recenter is.
255

A.M.J.A. Berkvens
- Voor’t passeeren van volmachten voor desen raede dienende
kompt secretaris12 2-0-0 1-0-0
- Voor de mandaten van appel kompt dengeheele raede 8-0-0 6-0-0
- Secretaris voor’t expedieëren en registreeren 4-0-0 3-0-0
- Voor ieder decreet door den raede gegeeven kompt 3-0-0 1-0-0
- Secretaris
- Voor arrest, interdictie, relievementen, requesten civiele of
1-0-0
andere requesten vereeysschende kennis van saecke komt den
raede
6-0-0 6-0-0
- Voor exhibitie van eene requeste komt secretaris
- Voor copieën van overgegeven schriftuyren, applicaeten,
documenten en andere stucken, van elck bladt aen jeder zijde
1-0-0 1-0-0
houdende 18 regelen en jeder regel 12 syllaben
0-6-0 0-6-0
- Voor authentisatie derselve per bladt13 - Voor ’t versturen, certuyre en examineren der acten, opstellen
van vonnissen met de redenen van deesen, sal bij den raede den
arbeydt worden getaxeert aan de wijtlopigheyt der acten ende tijdt
op den welcken daerinne sal wesen gevaceert, te weten van de
0-1-2 0-3-0
uyhren aen jeder raed
- Soo nogtans dat den heere raed rapporteur of commissaris in
saake dobbel derselve jura sal genieten, van welck dobbel de twee
andere heeren raeden egaelijck sullen participeeren.
2-0-0 2-0-0
- Voor ’t inrotuleren der acten, secretaris
- Voor ’t expedieëren en registreren van definitiven en
4-0-0 4-0-0
interlocutoiren sententiën, secretaris
3-0-0 3-0-0
- Idem voor de publicatie dyer
- Voor jeder journée vacatie, den journée gereeckent op vijf
uyhren, inbegrepen gaen en komen van den plaetse van Thorn,
3-0-0 3-0-0
kompt jeder heeren raed
- Daerenboven voor reyse en voiture naer Thorn, volghens de
billigkeyt.
12-0-0 12-00
- Secretaris voor jeder journée als boven
- Als wanneer gerede goederen ofte mobiliën bij executie moeten
verkocht en tot dijen eynde alvooren eenen inventaris dient
gemaeckt te worden; voorts bij alle andere inventariseeringen sal
6-0-0 6-0-0
gaen en komen genoten worden
- Van gereede goederen bij executie met den klockenslagh te
1-0-0 1-0-0
verkoopen komt den secretaris per uyhre
1-0-0 1-0-0
12 RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 944: gelijkluidend, aangevuld met: “in Cleefsche munte jeder
gulden gereeckend op 20 stuyvers”
13 RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 944: “... soo sulcx gevragt wort.”
256

Bronnen Hof van Appel
- Daaarenboven voor den ontfanck der cooppenninghen van
jeder gulden14 0-1-0
- Voor ’t opstellen der conditien
- Van goederen met de kertse te verkoopen, sal aen secretaris
2-0-0 2-0-0
voor comparitie binnen Thorn op elcken sitdag betaelt worden
- Extra limites, dobbel
- Voor ’t taxeeren der kosten, vacatiën, salarissen en het geene
daervan dependeert sal den heere raedt taxateur genieten den
twintigsten penninck
- Secretaris voor ’t registreeren van acten van taxe en uyttingen
3-0-0 3-0-0
van debetten
- Van penningen die ter griffie van deser raede geconsigneert ofte
genamptiseert worden sal den secretaris genieten den 60
2-0-0 2-0-0
sten
penninck15 - Voor brieven van requisitie te schrijven kompt secretaris 1-4-0 1-0-0
- Voor ’t schrijven der affixiën 0-10-0 0-10-0
- Voor een citatie edictael 1-0-0 1-0-0
- Voor ’t maecken van staeten kompt secretaris per bladt
- De rechten van bode sullen genoten worden op den voet van ’t
tax reglement voor het hoofdgerecht van Thorn gestatueert.
1-0-0 1-0-0
Functionarissen van het Hof van Appel te Thorn (1718-1794) 16
Presidenten van de appelraad te Thorn (1727-1794.)
• Johan Willem van Kerckem tot Grathem, president 1727-1761, benoemd 27
januari 1727 17
14 RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 944: “van ieder gulden” doorgehaald; lees: “vijf percent,
waervan den secretaris drij ende den bode 2 sal genieten.”
15 RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 944: “den 60 sten penninck “doorgehaald; lees: “den
twintigsten penninck”
16 Gegevens, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op losse stukken in RAL, Archieven Thorn (01.187C),
inv.nr. 18883.
17 In het gerechtsprotocol van het Hof van Appel wordt van Kerckem in 1752 voor het laatst als
president genoemd (RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 2048, fol. 29 v); in RAL, Archieven Thorn
(01.187C) bevindt zich echter een door van Kerckem ondertekend decreet in zake het appel van Johan
Corbey tegen de meijer Weiler, d.d. 14 juni 1757. Zie over hem: B. von Schwartzenberg, Notities over de
bezitters van het kasteel Groot-Buggenum te Grathem, in: Opera Omnia, Thorn 1990, blz. 181-222,
t..a.p. blz. 200-212. In dit artikel wordt de nadruk gelegd op een aantal conflicten tussen van Kerckem en
de abdis van Thorn, zonder dat melding wordt gemaakt van zijn activiteiten als voorzitter van het Hof
van Appel. Hij overleed op 10 september 1769. Het lijkt mij aannemelijk, dat hij tot de zomer van 1761
als president van het Hof van Appel heeft gefunctioneerd.
257

A.M.J.A. Berkvens
• Carolus Fredericus von Ritz zu Etgendorf, president 1761-1767, benoemd 25
september 1761; ontslag genomen 18 mei 1767 18
• Vrijheer Johan Frans van Eyss genandt Beusdael, Guliks-Bergse Geheimraad
en ambtman van Aldenhoven, president 1767-1791, woonachtig op slot
Zweibrüggen (thans gemeente Übach-Palenberg, Kreis Aachen), benoemd 4
augustus 1767, overleden 1786 19; Übach behoorde tot het einde van het
Ancien Régime toe aan het stift Thorn.
• J.J. Corneli, Appellationsrath-Director 1791-1794 20
Commissarissen en raadsheren van de appelraad te Thorn (1718-1794)
• Dr. Gregor Moll, syndicus van de stadt Aken, benoemd tot commissaris 19
september 1718; beëdigd 19 september of 28 september 1718; op 27 april
1723 tevens benoemd tot hofraad. 21
• Hofraad Cramer, commissaris, beëdigd 2 december 1718
• Ambtverwalter Busch, commissaris, beëdigd 2 december 1718
• Licentiaat Bormans, commissaris, beëdigd 2 december 1718
• Dr. Seusters, commissaris, beëdigd 2 december 1718
• Herr d’Jerna, appellationsrath (oktober 1723) 22
• Licentiaat Peter Nicolaas Fabri, raadsheer en referendaris van de keurvorst
van de Palts, beëdigd als hofraad en appelcommissaris, 11 maart 1724 23
18 Etgendorf is een riddergoed nabij Bedburg; zie ook: Stadtarchiv Mönchengladbach, Bestand 24, Ritz zu
Etgendorf.
19 Verzoekschrift gepresenteerd 1 augustus 1767, RAL, Archieven Thorn (01.187C), inv.nr. 18883; op 5
september 1767 berichtte de hertog van Gulik aan de abdis gaarne toestemming te geven aan baron van
Beusdael om naast zijn bestaande functies die van president van de Thornse appelraad te vervullen,
ibidem; op 12 november 1767 maakte de abdis Francisca Christina van Pfaltz-Sulbach zijn benoeming
openbaar bekend. RAL, Archieven Thorn (01.187C), inv.nr. 18837. De familie Eys van Beusdael
behoorde in de zeventiende en achttiende eeuw tot het Akense patriciaat. Zowel de vader van Johan
Franz, Wilhelm Adolf, als zijn jongere broer Karel Kasper vervulden er functies als schepen en
burgemeester. Zie: L. von Coels von der Brüggen, Die Schöffen des königlichen Stuhls von Aachen von
den frühesten Zeit bis zur endgültigen Aufhebung der reischsstädtische Verfassung 1798, in: Zeitschrift
des Aachener Geschichtsvereins 50(1928) S. 1-596, a.a.O. S. 408-411; S. 485-486.
20 J.J. Corneli werd op 13 januari 1791 te Koblenz beëdigd (RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr.
935); hij wordt voor het eerst vermeld in het gerechtsprotocol 1790-1794 (RAL, Archieven Thorn
(01.187B), inv. nr. 2049) fol. 26.
21 Dr. Georg Moll (* 30 november 1663 te Burtscheid, † 8 juni 1729 te Aken), Dr. jur., raadsheer en
referendaris in Keur-Paltische dienst, bekleedde diverse openbare functies te Aken. Hij was er o.a.
rentmeester (1702) en syndicus vanaf 1709. Zie: H.F. Macco. Aachener Wappen und Genealogien,
Aachen 1907-1908, Bd. 2, S. 1-5
22 Het protocol van beëdiging van Willem Gabriël Henissen d.d. 22 oktober 1723 vermeldt dat de
eedsaflegging plaatsvond “in hoher anwesenheit Ihrer Hochfürstlich Durchlaut und herrn d’Jerna
appellationsrathen.”
258

Bronnen Hof van Appel
• Dr. Matthias Kronenbroeck, raadsheer van het Hof van Gelre te Roermond,
commissaris, benoemd 3 oktober 1729 24
• Licentiaat Jan Baptist Sijben, syndicus van de Staten van Oostenrijks Opper-
Gelre, commissaris, benoemd 30 augustus 1749, beëdigd 31 augustus 1749,
nog actief in 1790. 25
• Dr. utriusque juris Marcus Josephus Weiler, commissaris, beëdigd 21 juni
1750
• Hr. Stercken zu Düsseldorf, commissaris, beëdigd 1759
• Lic. Arnoldus Hyancinthus Waltherus de Limpens tot Doenrade,
commissaris, beëdigd 15 december 1762 (nog actief in 1790) 26
• Hr. Burgermeister und Schöffen Joseph Franz Xavier von Richterich zu
Aachen, commissaris, beëdigd 15 december 1762 27
• N.J. Schieffers, Appellationsraths-Commissarius (1791) 28
• J.H. von Schwartzenberg, Appellationsraths-Commissarius (1791) 29
Secretarissen van de appelraad (1723-1794)
• Willem Gabriël Henissen, secretaris, beëdigd 22 october 1723
• H.J. Moers ± 1733-1758
23 Zie tevens patent van gelijke datum, ibidem.
24 In dorso: taxa jurium cancellaria ad 16 ¼ Pattacons
25 Johan Baptist Sijben was syndicus van de Staten van het Oostenrijks Overkwartier te Roermond (1746-
1805)
26 In het dossier bevindt zich een ongedateerd concept van de gezamenlijke sollicatie van A.H.W. de
Limpens en J.N.J. Smits naar een vacante positie van raadsheer in het Hof van Appel. Hierin geven beide
heren “licentiés en droit, gradués dans l’ Université de Louvain” te kennen “qu’ils ayant fait plusieurs
années les fonctions d’ avocat et de juge aviseurs, se croyants qualifiés et capables de deux places
actuellement vacants dans le Conseil des Appels de Votre Altesse Serenissime”, waarna zij de vrijheid
nemen, de vorstin-abdis te verzoeken hen in desbetreffende vacatures te benoemen. Ten aanzien avn
A.H.W. de limpens, zie: K.J.Th. Janssen de Limpens, Genealogische en biografische geschiedenis van het
geslacht De Limpens, in: PSHAL 118(1982), blz. 6-58, blz. 39. In dit artikel wordt geen melding gemaakt
van zijn functie als raadsheer van het Thornse Hof van Appel. A.H.W. de Limpens overleed op 26 juni
1808.
27 Zie over hem: L. von Coels von der Brüggen, Die Schöffen des königlichen Stuhls von Aachen, a.a.O
S. 389-490. Freule Von Coels vermeldt, dat Von Richterich (* 1719, † 1786) tussen 1758 en 1785 vijftien
maal de functie van burgemeester van Aken vervulde en dat hij in 1775 tot appelcommissaris voor het
graafschap Wittem en de heerlijkheid Eys werd benoemd. Zij maakt echter geen melding van zijn functie
in het Thornse Hof van Appel.
28 N.J. Schieffers werd op 24 januari 1791 als appelraad beëdigd (RAL, Archieven Thorn (01.187B),
inv.nr. 935; hij wordt voor het eerst vermeld in het gerechtsprotocol 1790-1794, fol 26 (RAL, Archieven
Thorn (01.187B), inv.nr. 2049).
29 J.H. von Schwartzenberg werd op 24 januari 1791 als appelraad beëdigd (RAL, Archieven Thorn
(01.187B), inv.nr. 935; hij wordt voor het eerst vermeld in het gerechtsprotocol 1790-1794, fol 29, 3
augustus 1791 (RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 2049).
259

A.M.J.A. Berkvens
• J.W. Holtzen ± 1761-1763
• J.J. Frische 1765-1777
• C. Coomans, 1778 30
• J.A. Rotscheidt 1778-1794 31
30 Op 19 juni 1778 wees het hooggrafelijke kapittel de kanunniken De Fabry en baron Dalwich aan om
het kapittel te vertegenwoordigen bij de beëdiging van Christianus Coomans als secretaris van het Hof
van Appel; zie: RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr. 1627, Acta Capituli XVI, fol. 150.
31 Op 25 augustus 1778 vaardigde het hooggrafelijk kapittel de kanunniken baron Dalwich en Vogelius af
om de beëdiging van Johan Abraham Rotscheidt als secretaris van het Hof van Appel bij te wonen; zie:
RAL, Archieven Thorn (01.187B), inv.nr 1627, Acta Capituli XVI, fol. 161.
260