Grammatica - loco

11
Verbs
262
zich vervelen* to be bored
zich voelen* to feel
zich voorbereiden op to prepare oneself for
zich voorstellen to introduce oneself
zich wassen* to wash (oneself)
zich wegen to weigh oneself
zich wijden aan to devote oneself to
Examples:
Hij kleedde zich aan. He dressed.
Hij draaide zich om. He turned around.
Hij herinnerde zich mij. He remembered me.
Hij verstopte zich. He hid.
11.17.3
11.17.3.1
Use of zichzelf
All verbs in group 11.17.2 (i.e. those that can also occur as transitive
verbs) can on occasion use mezelf, jezelf, zichzelf etc. instead of a simple
me, je zich etc., but only when one needs to emphasize that one washed
or dressed oneself and not somebody else:
Ik kleedde Jantje aan en toen kleedde ik mezelf aan. (stress
on zelf)
I dressed Jantje and then I dressed myself.
Ik woog de koffers en toen mezelf. (stress on zelf)
I weighed the suitcases and then myself.
Haar hebben ze niet verdedigd, alleen zichzelf. (stress on
haar and zelf)
They didn’t defend her, only themselves.
11.17.3.2
There is also a group of verbs that one would not normally regard as
reflexive verbs but which can be used reflexively, but then always with
zichzelf. Such verbs cause complications for the English-speaking student