Grammatica - loco

11
Verbs
258
There are basically two sorts of reflexive verb:
(a) Those that are always reflexive.
(b) Those that may be used reflexively but which can also be used as
transitive verbs with direct objects (such as scheren above).
It is impossible to list all the verbs in both groups but the list under
11.17.1 will serve to illustrate the concept.
The reflexive pronouns are as follows:
Singular Plural
1st person me (form. mij) myself ons ourselves
2nd person je yourself je yourselves
u/zich yourself u/zich yourselves
3rd person zich himself zich themselves
zich herself
zich itself
zich oneself
Examples:
ik heb me gewassen wij hebben ons gewassen
‘I washed (myself)’ etc.
jij hebt je gewassen jullie hebben je gewassen
u hebt u gewassen u hebt u gewassen
u heeft zich gewassen u heeft zich gewassen
hij heeft zich gewassen zij hebben zich gewassen
zij heeft zich gewassen
het heeft zich gewassen
men heeft zich gewassen
The reflexive u should be used with hebt and zich with heeft, i.e. a second
person reflexive pronoun with a second person verb and a third person
reflexive pronoun with a third person verb, although in practice one will
hear u hebt zich (but not u heeft u). When the subject pronoun and the