moniteur belge belgisch staatsblad - SST - Secrétariat Social

MONITEUR 

BELGE 

BELGISCH 

STAATSBLAD 

Publication conforme aux articles 472 à 478 de la 

loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les 

articles 4à8delaloiportant des dispositions diverses du 

20 juillet 2005. 

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de 

programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de 

artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse 

bepalingen van 20 juli 2005. 

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse : 

www.moniteur.be 

Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 

1000 Bruxelles - Conseiller général : A. Van Damme 

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 

183e ANNEE 

JEUDI 29 AOUT 2013 

N. 251 

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : 

www.staatsblad.be 

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 

53, 1000 Brussel - Adviseur-generaal : A. Van Damme 

Gratis tel. nummer : 0800-98 809 

183e JAARGANG 

DONDERDAG 29 AUGUSTUS 2013 

SOMMAIRE 

INHOUD 

Lois, décrets, ordonnances et règlements 

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen 

Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre, Ministère de la 

Défense, Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur 

et Coopération au Développement, Service public fédéral Economie, 

P.M.E., Classes moyennes et Energie, Service public fédéral Sécurité 

sociale, Service public fédéral Intérieur, Service public fédéral Justice, 

Service public fédéral Budget et Contrôle de la Gestion, Service public 

fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale et Service public fédéral 

Finances 

17 AOUT 2013. — Loi relative à la modernisation du droit du travail 

et portant des dispositions diverses, p. 56888. 

Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, Ministerie 

van Landsverdediging, Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, 

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Federale Overheidsdienst 

Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Federale 

Overheidsdienst Sociale Zekerheid, Federale Overheidsdienst Binnenlandse 

Zaken, Federale Overheidsdienst Justitie, Federale Overheidsdienst 

Budget en Beheerscontrole, Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, 

Arbeid en Sociaal Overleg en Federale Overheidsdienst 

Financiën 

17 AUGUSTUS 2013. — Wet betreffende de modernisering van het 

arbeidsrecht en houdende diverse bepalingen, bl. 56888. 

Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre 

14 JANVIER 2013. — Arrêté royal établissant les règles générales 

d’exécution des marchés publics et des concessions de travaux publics. 

Traduction allemande, p. 56891. 

Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister 

14 JANUARI 2013. — Koninklijk besluit tot bepaling van de 

algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de 

concessies voor openbare werken. Duitse vertaling, bl. 56891. 

Föderaler Öffentlicher Dienst Kanzlei des Premierministers 

14. JANUAR 2013 — Königlicher Erlass zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung öffentlicher Aufträge und öffentlicher 

Baukonzessionen. Deutsche Übersetzung, S. 56891. 

Service public fédéral Finances 

22 AOUT 2013. — Arrêté ministériel relatif aux mesures de contrôle 

à appliquer aux carburants liquides détenus, vendus ou utilisés pour 

l’alimentation des moteurs à explosion ou des moteurs à combustion, 

p. 56925. 

Federale Overheidsdienst Financiën 

22 AUGUSTUS 2013. — Ministerieel besluit betreffende de controlemaatregelen 

van toepassing op de vloeibare motorbrandstoffen die 

voorhanden zijn, verkocht of gebruikt worden voor de aandrijving van 

explosie- of verbrandingsmotoren, bl. 56925. 

232 pages/bladzijden

56884 MONITEUR BELGE − 29.08.2013 − BELGISCH STAATSBLAD 

Service public fédéral Mobilité et Transports 

30 JUILLET 2013. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 

22 juin 2011 fixant les règles relatives aux examens médicaux et aux 

examens psychologiques sur le plan professionnel pour les conducteurs 

de train et les accompagnateurs de train ainsi que les critères de 

reconnaissance des personnes et des centres responsables de ces 

examens, p. 56925. 

2 AOUT 2013. — Arrêté ministériel abrogeant les arrêtés ministériels 

n os A1/9858/163 du 16 décembre 1980, A1/07633/163 du 30 mars 1988 

et A1/92521/163 du 30 octobre 1992 fixant les dispositifs de sécurité 

respectivement des passages à niveau n os 3, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 23, 

24, 26, 27 et 30, n os 35, 36, 37 et 38 et n os 31, 32, 33 et 34 situés sur la ligne 

ferroviaire n° 163, p. 56929. 


n os 13536/124 BR/IF du 1 er juillet 1959, 16733/124 BF/IB du 8 avril 1960 

et 8612/124 du 22 mars 1978 fixant les dispositifs de sécurité des 

passages à niveau situés sur les raccordements ferroviaires industriels 

liés à la ligne ferroviaire n° 124, p. 56930. 

5 AOUT 2013. — Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité 

du passage à niveau n° 85 sur la ligne ferroviaire n° 69, tronçon Ypres – 

Poperinge, situé à Ypres à la hauteur de la borne kilométrique 33.814, 

p. 56930. 


du passage à niveau n° 87 sur la ligne ferroviaire n° 69, tronçon Ypres − 


p. 56931. 




p. 56932. 




p. 56933. 


du passage à niveau n° 96 sur la ligne ferroviaire n° 69, tronçon 

Ypres – Poperinge, situé à Ypres à la hauteur de la borne 

kilométrique 37.360, p. 56934. 




p. 56935. 




p. 56935. 




p. 56936. 



Poperinge, situé à Poperinge à la hauteur de la borne kilométrique 41.797, 

p. 56937. 



Poperinge, situé à Poperinge à la hauteur de la borne kilométrique 42.890, 

p. 56938. 



Ypres − Poperinge, situé à Poperinge à la hauteur de la borne kilométrique 

43.631, p. 56939. 

Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 

30 JULI 2013. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk 

besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot 

medische onderzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken voor 

treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning 

van personen en centra belast met deze onderzoeken, bl. 56925. 

2 AUGUSTUS 2013. — Ministerieel besluit tot opheffing van de 

ministeriële besluiten nrs. A1/9858/163 van 16 december 1980, 

A1/07633/163 van 30 maart 1988 en A1/92521/163 van 30 oktober 1992 

tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van respectievelijk de 

overwegen nrs. 3, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 23, 24, 26, 27 en 30, nrs. 35, 

36, 37 en 38 en nrs. 31, 32, 33 en 34 op de spoorlijn nr. 163, bl. 56929. 


ministeriële besluiten nrs. 13536/124 BR/IF van 1 juli 1959, 16733/124 

BF/IB van 8 april 1960 en 8612/124 van 22 maart 1978 tot vaststelling 

van de veiligheidsinrichtingen van de overwegen gelegen op de 

industriële spooraansluitingen verbonden aan de spoorlijn nr. 124, 

bl. 56930. 

5 AUGUSTUS 2013. — Ministerieel besluit tot vaststelling van de 

veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 85 op de spoorlijn nr. 69, 

baanvak Ieper – Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de 

kilometerpaal 33.814, bl. 56930. 



baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de 



veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 90 op de spoorlijn 

nr. 69, baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de 
























baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Poperinge ter hoogte van de 









kilometerpaal 43.631, bl. 56939.

MONITEUR BELGE − 29.08.2013 − BELGISCH STAATSBLAD 

56885 

Gouvernements de Communauté et de Région 

Région wallonne 

Service public de Wallonie 

18 JUIN 2013. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre 

le programme 01 de la division organique 32 et le programme 03 de la 

division organique 16 du budget général des dépenses de la Région 

wallonne pour l’année budgétaire 2013, p. 56940. 


le programme 01 de la division organique 32 et les programmes 11 et 21 

de la division organique 18 du budget général des dépenses de la 

Région wallonne pour l’année budgétaire 2013, p. 56942. 


les programmes 04 et 02 de la division organique 15 du budget général 

des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2013, 

p. 56969. 

Gemeenschaps- en Gewestregeringen 

Waals Gewest 

Waalse Overheidsdienst 

18 JUNI 2013. — Ministerieel besluit houdende overdracht van 

kredieten tussen programma 01 van organisatieafdeling 32 en programma 

03 van organisatieafdeling 16 van de algemene uitgavenbegroting 

van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013, 

bl. 56941. 


kredieten tussen programma 01 van organisatieafdeling 32 en 

programma’s 11 en 21 van organisatieafdeling 18 van de algemene 

uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013, 

bl. 56960. 


kredieten tussen programma’s 04 en 02 van organisatieafdeling 15 van 

de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het 

begrotingsjaar 2013, bl. 56970. 

Gemeinschafts- und Regionalregierungen 

Wallonische Region 

Öffentlicher Dienst der Wallonie 

18. JUNI 2013 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 01 des Organisationsbereichs 32 und dem 

Programm 03 des Organisationsbereichs 16 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013, 

S. 56941. 

18. JUNI 2013 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 01 des Organisationsbereichs 32 und den 

Programmen 11 und 21 des Organisationsbereichs 18 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013, 

S. 56951. 

18. JUNI 2013 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen den Programmen 04 und 02 des Organisationsbereichs 15 des 

allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013, S. 56969. 

Région de Bruxelles-Capitale 

Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale 

11 JUILLET 2013. — Arrêté du Gouvernement de la Région de 

Bruxelles-Capitale octroyant un subside de 8.355.362,00 EUR visant à 

financer une prime à la vie chère de 360,00 EUR par an, au personnel 

des pouvoirs locaux domicilié en Région de Bruxelles-Capitale (des communes, 

des C.P.A.S., des associations formées conformément aux 

dispositions du chapitre XII de la loi organique du 8 juillet 1976 des 

centres publics d’action sociale dont le conseil d’administration est 

constitué de C.P.A.S., des hôpitaux publics dont les communes 

prennent le déficit en charge et du Mont-de-Piété), p. 56971. 

Brussels Hoofdstedelijk Gewest 

Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 

11 JULI 2013. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 

tot toekenning van een subsidie van 8.355.362,00 EUR aan de gemeenten 

tot financiering van een levensduurtepremie van 360,00 EUR per 

jaar, werkgeversbijdragen inbegrepen voor het in het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest wonende personeel van de plaatselijke besturen 

(gemeenten, O.C.M.W.’s, verenigingen gevormd overeenkomstig de 

bepalingen van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op 

de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn waarvan de raad 

van bestuur uit O.C.M.W.’s bestaat, de openbare ziekenhuizen waarvan 

de gemeenten het tekort ten laste nemen en de Berg van Barmhartigheid), 

bl. 56971. 

Autres arrêtés 

Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre et Autorité 

flamande 

18 JUILLET 2013. — Ordres nationaux, p. 56976. 

Andere besluiten 

Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister en Vlaamse 

overheid 

18 JULI 2013. — Nationale Orden, bl. 56976. 

Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération 

au Développement 

17 AOUT 2013. — Arrêté royal portant nomination de conseillers en 

diplomatie économique, p. 56982. 

Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en 

Ontwikkelingssamenwerking 

17 AUGUSTUS 2013. — Koninklijk besluit houdende de benoeming 

van Adviseurs in Economische Diplomatie, bl. 56982. 

Service public fédéral Intérieur 

Chef de corps de la police locale. Désignation, p. 56984. — Police 

fédérale. Procurations, p. 56984. 

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 

Korpschef van de lokale politie. Aanwijzing, bl. 56984. — Federale 

politie. Volmachten, bl. 56984.

56886 MONITEUR BELGE − 29.08.2013 − BELGISCH STAATSBLAD 

Service public fédéral Mobilité et Transports 

Personnel. Désignations en qualité de directeur du Service de 

Régulation du transport ferroviaire et de l’exploitation de l’aéroport de 

Bruxelles-National, p. 56985. 

Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 

Personeel. Aanstellingen in de hoedanigheid van directeur van de 

Dienst Regulering van het spoorwegvervoer en van de exploitatie van 

de luchthaven van Brussel Nationaal, bl. 56985. 

Service public fédéral Justice 

Ordre judiciaire, p. 56985. — Notariat, p. 56986. 

Federale Overheidsdienst Justitie 

Rechterlijke Orde, bl. 56985. — Notariaat, bl. 56986. 



Vlaamse Gemeenschap 

Vlaamse overheid 

Bestuurszaken 

14 AUGUSTUS 2013. — Autonome gemeentebedrijven. Statutenwijziging. 

Goedkeuring, bl. 56988. 

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 

12 JULI 2013. — Besluit van de administrateur-generaal van het 

intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie houdende delegatie 

van sommige bevoegdheden aan de afdelingshoofden, bl. 56988. 

Mobiliteit en Openbare Werken 

7 AUGUSTUS 2013. — Wegen. Onteigeningen. Spoedprocedure, 

bl. 56991. 

8 AUGUSTUS 2013. — Wegen. Onteigeningen. Spoedprocedure, 

bl. 56992. 

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 

25 JULI 2013. — Provincie West-Vlaanderen. Gemeentelijk ruimtelijk 

uitvoeringsplan (RUP) 7-1 Elleboogstraat, gemeente Spiere-Helkijn, 

bl. 56992. 



Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles 

et Environnement. Département du Sol et des Déchets. Direction de la 

Protection des Sols, p. 56993. 

Avis officiels 

Service public fédéral Intérieur 

19 JUILLET 2013. — Circulaire ministérielle GPI 74 - La promotion de 

l’égalité des chances entre les hommes et les femmes au sein des 

services de police, p. 57035. 

Officiële berichten 

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 

19 JULI 2013. — Ministeriële omzendbrief GPI 74 - De bevordering 

van de gelijke kansen van mannen en vrouwen binnen de politiediensten, 

bl. 57035. 

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 

Liste des communes permettant l’application de l’arrêté royal du 

15 juillet 1998 modifiant l’arrêté royal du 9 juin 1997 d’exécution de 

l’article 7, § 1 er , alinéa 3, m, de l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 

concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes 

de transition professionnelle et de l’arrêté royal du 15 juillet 1998 

modifiant les articles 78ter, 78sexies et 131quater de l’arrêté royal du 

25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, p. 57049. 

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 

Lijst met gemeenten voor de toepassing van het koninklijk besluit 

van 15 juli 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 

tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 

28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der 

arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma’s en het koninklijk 

besluit van 15 juli 1998 tot wijziging van de artikelen 78ter, 78sexies en 

131quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de 

werkloosheidsreglementering, bl. 57049.

MONITEUR BELGE − 29.08.2013 − BELGISCH STAATSBLAD 

56887 

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie 

Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation. Retraits 

d’agréments SA EBG MERELBEKE. NV DELTA. NV KREFIMA, 

p. 57050. 

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie 

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Intrekking van 

erkenningen NV EBG MERELBEKE. NV DELTA. NV KREFIMA, 

bl. 57050. 



Vlaamse Gemeenschap 

Jobpunt Vlaanderen 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een hoofdmedewerker 

(secretaris) bij Universiteit Gent. (2013/PS05/B), bl. 57051. 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een hoofdmedewerker 

(secretaris) bij Universiteit Gent (2013/PS05/B), bl. 57052. 



30 MAI 2013. — Circulaire relative à l’octroi des subventions par les 

pouvoirs locaux, p. 57053. 

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce 

sommaire mais figurent aux pages 57061 à 57114. 

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden 

niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van 

bl. 57061 tot bl. 57114.

56888 MONITEUR BELGE — 29.08.2013 — BELGISCH STAATSBLAD 

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN 

SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINIS- 

TRE, MINISTERE DE LA DEFENSE, SERVICE PUBLIC FEDERAL 

AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COO- 

PERATION AU DEVELOPPEMENT, SERVICE PUBLIC FEDE- 

RAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE, 

SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE, SERVICE 

PUBLIC FEDERAL INTERIEUR, SERVICE PUBLIC FEDERAL 

JUSTICE, SERVICE PUBLIC FEDERAL BUDGET ET CONTROLE 

DE LA GESTION, SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRA- 

VAIL ET CONCERTATION SOCIALE ET SERVICE PUBLIC 

FEDERAL FINANCES 

[2013/204494] 

17 AOUT 2013. — Loi relative à la modernisation 

du droit du travail et portant des dispositions diverses 

PHILIPPE, Roi des Belges, 

A tous, présents et à venir, Salut. 

Les Chambres ont adopté en Nous sanctionnons ce qui suit : 

CHAPITRE 1 er . — Disposition générale 

Article 1 er . La présente loi règle une matière visée à l’article 78 de la 

Constitution. 

CHAPITRE 2. — Modification de la loi du 8 avril 1965 

instituant les règlements de travail 

Art. 2. Dans la loi du 8 avril 1965 instituant les règlements de travail, 

il est inséré un article 12ter/1 rédigé comme suit : 

« Art. 12ter/1. Par dérogation aux articles 11 et 12, les dispositions 

d’une convention collective de travail conclue conformément à la loi du 

5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les 

commissions paritaires prolongeant les périodes de référence prévues 

aux articles 26bis de la loi du 16 mars 1971 sur le travail et 11bis de la loi 

du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail sont introduites dans le 

règlement de travail dès ledépôt de la convention collective au greffe 

de la direction générale des relations collectives de travail du service 

public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, pour autant que 

cette insertion soit nécessaire au respect du prescrit de l’article 6. » 

CHAPITRE 3. — Modification de la loi du 16 mars 1971 

sur le travail 

Art. 3. Dans l’article 26bis de la loi du 16 mars 1971 sur le travail, 

inséré par l’arrêté royal n o 225 du 7 décembre 1983 et modifié par les 

lois des 22 janvier 1985, 10 juin 1993, 21 décembre 1994, 26 juillet 1996, 

4 décembre 1998 et 3 juillet 2005, sont apportées les modifications 

suivantes : 

1 o dans le paragraphe 1 er ,l’alinéa 8 est abrogé; 

2 o il est inséré un paragraphe 1 er bis rédigé comme suit : 

«§1 er bis. A aucun moment dans le courant de la période de référence 

prévue au paragraphe 1 er ,ladurée totale du travail presté ne peut 

dépasser de plus de 78 heures la durée moyenne de travail autorisée sur 

la même période de référence, multipliée par le nombre de semaines ou 

de fractions de semaine déjà écoulées dans cette période de référence. 

Si la durée delapériode de référence a été prolongée à un an en 

application du § 1 er , alinéa 3, la limite de 78 heures prévue à l’alinéa 

précédent est portée à 91 heures. Toutefois cette augmentation ne 

pourra être appliquée que trois mois après ledébut de la période de 

référence d’un an. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE 

MINISTER, MINISTERIE VAN LANDSVERDEDIGING, FEDE- 

RALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITEN- 

LANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDEN- 

STAND EN ENERGIE, FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE 

ZEKERHEID, FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNEN- 

LANDSE ZAKEN, FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUDGET EN BEHEERSCON- 

TROLE, FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGEN- 

HEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG EN FEDERALE OVER- 

HEIDSDIENST FINANCIEN 

[C − 2013/204494] 

17 AUGUSTUS 2013. — Wet betreffende de modernisering 

van het arbeidsrecht en houdende diverse bepalingen 

FILIP, Koning der Belgen, 

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. 

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : 

HOOFDSTUK 1.— Algemene bepaling 

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in 

artikel 78 van de Grondwet. 

HOOFDSTUK 2. — Wijziging van de wet van 8 april 1965 

tot instelling van de arbeidsreglementen 

Art. 2. In de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen 

wordt een artikel 12ter/1 ingevoegd, luidende : 

« Art. 12ter/1. In afwijking van de artikelen 11 en 12, worden de 

bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten overeenkomstig 

de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve 

arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, die de referteperiodes 

verlengen bedoeld bij de artikelen 26bis van de arbeidswet van 

16 maart 1971 en 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de 

arbeidsovereenkomsten, in het arbeidsreglement ingevoegd vanaf de 

neerlegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst op de griffie van 

de algemene directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de federale 

overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, voor 

zover deze invoeging nodig is ter naleving van het bepaalde in 

artikel 6. » 

HOOFDSTUK 3. — Wijziging van de arbeidswet van 16 maart 1971 

Art. 3. In artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, 

ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en 

gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1985, 10 juni 1993, 21 december 

1994, 26 juli 1996, 4 december 1998 en 3 juli 2005, worden de 

volgende wijzigingen aangebracht : 

1 o in paragraaf 1 wordt het achtste lid opgeheven; 

2 o er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende : 

«§1bis. In de loop van de in paragraaf 1 bedoelde referteperiode mag 

op geen enkel ogenblik de totale duur van de verrichte arbeid de 

toegelaten gemiddelde arbeidsduur over dezelfde referteperiode, vermenigvuldigd 

met het aantal weken of delen van een week die reeds in 

deze referteperiode verlopen zijn, overschrijden met meer dan 78 uren. 

Indien de duur van de referteperiode wordt verlengd tot één jaar met 

toepassing van § 1, derde lid, wordt de in het vorige lid bedoelde grens 

van 78 uren verhoogd tot 91 uren. Deze verhoging is evenwel slechts 

van toepassing vanaf drie maanden na het begin van de referteperiode 

van één jaar.

MONITEUR BELGE — 29.08.2013 — BELGISCH STAATSBLAD 

56889 

La limite de 91 heures peut être portée à 130 heures ou à 143 heures 

selon les procédures fixées par le Roi garantissant un accord ou une 

concertation avec les travailleurs ou leurs représentants. Dans le cadre 

de ces procédures, le Roi peut autoriser de déroger aux articles 11 et 12 

de la loi du 8 avril 1965 instituant les règlements de travail. Dans 

l’application de ces procédures, une attention particulière sera accordée 

à l’emploi, à la santé et à la sécurité des travailleurs et à la qualité du 

travail. »; 

3 o le paragraphe 2bis, remplacé par la loi du 3 juillet 2005, est 

remplacé par ce qui suit : 

«§ 2bis. A la demande du travailleur, 91 heures par année civile, 

prestées en vertu de l’article 25 ou de l’article 26, § 1 er ,3 o , ne seront pas 

comptées dans le calcul de la moyenne prévue au paragraphe 1 er et ne 

seront pas prises en compte pour le respect de la limite prévue au 

paragraphe 1 er bis. 

Cette demande du travailleur doit être formulée avant l’échéance de 

la période de paie au cours de laquelle ces prestations ont été effectuées. 

Ces 91 heures peuvent être portées à 130 heures ou à 143 heures selon 

les procédures fixées par le Roi. Dans le cadre de ces procédures, le Roi 

peut autoriser de déroger aux articles 11 et 12 de la loi du 8 avril 1965 

instituant les règlements de travail. Dans l’application de ces procédures, 

une attention particulière sera accordée à l’emploi, à la santé et à la 

sécurité des travailleurs et à la qualité du travail. »; 

4 o dans le paragraphe 3, l’alinéa 2 est remplacé par ce qui suit : 

« Dans le cas où un maximum supérieur à 65 heures a été fixé en 

vertu de l’alinéa précédent, le Roi peut augmenter la limite fixée au 

paragraphe 1 er bis. » 

Art. 4. Les arrêtés royaux pris en exécution de l’article 26bis, § 3, 

alinéa 2 de la loi du 16 mars 1971 sur le travail avant l’entrée en vigueur 

de l’article 3 restent d’application jusqu’ àleur abrogation expresse ou 

l’échéance de leur durée de validité. 

Il en est de même des conditions et modalités relatives à la 

non-récupération d’heures supplémentaires en application de l’article 

26bis, § 2bis de la loi du 16 mars 1971 sur le travail fixées selon les 

procédures déterminées par le Roi et en vigueur avant l’entrée en 

vigueur de l’article 3, 3 o . 

CHAPITRE 4. — Modification de la loi du 3 juillet 1978 

relative aux contrats de travail 

Art. 5. Dans l’article 11bis, alinéa 3, de la loi du 3 juillet 1978 relative 

aux contrats de travail, inséré par la loi du 23 juin 1981 et modifié par 

les lois des 22 janvier 1989 et 26 juillet 1996, les mots « alinéa 8» sont 

remplacés par les mots « alinéa 7». 

CHAPITRE 5. — Modification de la loi du 24 décembre 1999 

en vue de la promotion de l’emploi 

Art. 6. Dans l’article 42, § 1 er ,1 o , de la loi du 24 décembre 1999 en 

vue de la promotion de l’emploi, remplacé par la loi du 17 mai 2007 et 

modifié par la loi du 1 er février 2011, les mots « et pour la période du 

1 er janvier 2011 au 31 décembre 2012 » sont abrogés. 

Art. 7. L’article 6 produit ses effets le 1 er janvier 2013. 

CHAPITRE 6. — Modification de la loi du 3 juillet 2005 

portant des dispositions diverses relatives à la concertation sociale 

Art. 8. Dans l’article 31 de la loi du 3 juillet 2005 portant des 

dispositions diverses relatives à la concertation sociale, modifié par les 

lois des 17 mai 2007 et 1 er février 2011, les mots « 1 er janvier 2013 » sont 

chaque fois remplacés par les mots « 1 er janvier 2015 ». 

Art. 9. L’article 8 produit ses effets le 1 er janvier 2013. 

CHAPITRE 7. — Modification de la loi du 27 décembre 2006 

portant des dispositions diverses (I) 

Art. 10. Dans l’article 195 de la loi du 27 décembre 2006 portant des 

dispositions diverses (I) le paragraphe 2 est abrogé. 

De grens van 91 uren kan verhoogd worden tot 130 uren of tot 143 

uren volgens de procedures vastgesteld door de Koning die een 

akkoord of een overleg met de werknemers of hun vertegenwoordigers 

waarborgen. In het kader van deze procedures kan de Koning toelaten 

om af te wijken van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 

tot instelling van de arbeidsreglementen. Bij de toepassing van deze 

procedures, zal bijzondere aandacht besteed worden aan de werkgelegenheid, 

de gezondheid en veiligheid van de werknemers en de 

kwaliteit van de arbeid. »; 

3 o paragraaf 2bis, vervangen bij de wet van 3 juli 2005, wordt 

vervangen als volgt : 

«§2bis. Op vraag van de werknemer worden 91 uren per kalenderjaar, 

gepresteerd overeenkomstig artikel 25 of artikel 26, § 1, 3 o , niet 

aangerekend bij de berekening van het gemiddelde bedoeld in 

paragraaf 1 en niet in aanmerking genomen voor de naleving van de 

grens bedoeld bij paragraaf 1bis. 

De werknemer moet deze vraag gesteld hebben nog voor de 

betaalperiode gedurende welke de prestaties werden verricht, verlopen 

is. 

Deze 91 uren kunnen worden verhoogd tot 130 uren of tot 143 uren 

volgens de procedures vastgesteld door de Koning. In het kader van 

deze procedures kan de Koning toelaten om af te wijken van de 

artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de 

arbeidsreglementen. Bij de toepassing van deze procedures, zal bijzondere 

aandacht besteed worden aan de werkgelegenheid, de gezondheid 

en veiligheid van de werknemers en de kwaliteit van de arbeid. »; 

4 o in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt : 

« Ingeval een hoger maximum dan 65 uren werd vastgesteld op 

grond van het vorige lid, kan de Koning de grens vastgesteld in 

paragraaf 1bis verhogen. » 

Art. 4. De koninklijke besluiten genomen in uitvoering van artikel 

26bis, § 3, tweede lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 vóór de 

inwerkingtreding van artikel 3 blijven van toepassing tot hun uitdrukkelijke 

opheffing of het verstrijken van hun geldigheidsduur. 

Hetzelfde geldt voor de voorwaarden en nadere regelen met 

betrekking tot de niet in te halen overuren in toepassing van artikel 

26bis, § 2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, vastgesteld 

volgens de procedures bepaald door de Koning en in werking getreden 

vóór de inwerkingtreding van artikel 3, 3 o . 

HOOFDSTUK 4. — Wijziging van de wet van 3 juli 1978 

betreffende de arbeidsovereenkomsten 

Art. 5. In artikel 11bis, derde lid van de wet van 3 juli 1978 

betreffende de arbeidsovereenkomsten, ingevoegd bij de wet van 

23 juni 1981 en gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1989 en 

26 juli 1996, worden de woorden « achtste lid » vervangen door de 

woorden « zevende lid ». 

HOOFDSTUK 5. — Wijziging van de wet van 24 december 1999 

ter bevordering van de werkgelegenheid 

Art. 6. In artikel 42, § 1, 1 o , van de wet van 24 december 1999 ter 

bevordering van de werkgelegenheid, vervangen bij de wet van 

17 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 februari 2011, worden de 

woorden « en voor de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2012 » 

opgeheven. 

Art. 7. Artikel 6 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013. 

HOOFDSTUK 6. — Wijziging van de wet van 3 juli 2005 

houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg 

Art. 8. In artikel 31 van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse 

bepalingen betreffende het sociaal overleg, gewijzigd bij de wetten van 

17 mei 2007 en 1 februari 2011, worden de woorden « 1 januari 2013 » 

telkens vervangen door de woorden « 1 januari 2015 ». 

Art. 9. Artikel 8 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013. 

HOOFDSTUK 7. — Wijziging van de wet van 27 december 2006 

houdende diverse bepalingen (I) 

Art. 10. In artikel 195 van de wet van 27 december 2006 houdende 

diverse bepalingen (I) wordt paragraaf 2 opgeheven.


CHAPITRE 8. — Entrée en vigueur 

HOOFDSTUK 8. — Inwerkingtreding 

Art. 11. Le Roi fixe la date de l’entrée en vigueur des articles 2 à 5. 

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceau 

de l’Etat et publiée par le Moniteur belge. 

Donné àBruxelles, le 17 août 2013. 

Art. 11. De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de 

artikelen 2 tot 5. 

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden 

bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. 

Gegeven te Brussel, op 17 augustus 2013. 

PHILIPPE 

Par le Roi : 

FILIP 

Van Koningswege : 

Le Premier Ministre, 

E. DI RUPO 

Le Vice-Premier Ministre et Ministre de la Défense, 

P. DE CREM 

Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Affaires étrangères, 

D. REYNDERS 

Le Vice-Premier Ministre et Ministre de l’Economie, 

J. VANDE LANOTTE 

Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Pensions, 

A. DE CROO 

La Vice-Première Ministre et Ministre de l’Intérieur, 

J. MILQUET 

La Vice-Première Ministre et Ministre des Affaires sociales, 

Mme L. ONKELINX 

La Ministre des Classes moyennes, des P.M.E., des Indépendants 

et de l’Agriculture, 

Mme S. LARUELLE 

La Ministre de la Justice, 

Mme A. TURTELBOOM 

Le Ministre du Budget, 

O. CHASTEL 

La Ministre de l’Emploi, 

Mme M. DE CONINCK 

Le Ministre des Entreprises publiques 

et de la Coopération au développement, 

J.-P. LABILLE 

Le Ministre des Finances, 

K. GEENS 

Scellé du sceau de l’Etat : 

La Ministre de la Justice, 

Mme A. TURTELBOOM 

De Eerste Minister, 

E. DI RUPO 

De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, 

P. DE CREM 

De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse zaken, 

D. REYNDERS 

De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, 

J. VANDE LANOTTE 

De Vice-Eerste Minister en Minister van Pensioenen, 

A. DE CROO 

De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, 

Mevr. J. MILQUET 

De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken, 

Mevr. L. ONKELINX 

De Minister van Middenstand, K.M.O.’s, Zelfstandigen 

en Landbouw, 

Mevr. S. LARUELLE 

De Minister van Justitie, 

Mevr. A. TURTELBOOM 

De Minister van Begroting, 

O. CHASTEL 

De Minister van Werk, 

Mevr. M. DE CONINCK 

De Minister van Overheidsbedrijven 

en Ontwikkelingssamenwerking, 

J.-P. LABILLE 

De Minister van Financiën, 

K. GEENS 

Met ’s Lands zegel gezegeld : 

De Minister van Justitie 

Mevr. A. TURTELBOOM 

Note 

Nota 

(1) Pièces de la Chambre des représentants : 

53-2904-2012/2013 : 

N o 1 : Projet de loi. 

N o 2 : Rapport. 

N o 3 : Texte corrigé par la commission. 

N o 4 : Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat. 

Compte rendu intégral : 16 et 17 juillet 2013. 

Pièces du Sénat : 

53-2221-2012/2013 : 

N o 1 : Projet evoqué par le Sénat.. 

N o 2 : Rapport. 

Annales du Sénat : 18 juillet 2013. 

(1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 

53-2904-2012/2013 : 

Nr. 1 : Wetsontwerp. 

Nr. 2 : Verslag. 

Nr. 3 : Tekst verbeterd door de commissie. 

Nr. 4 : Tekst aangenomen in de voltallige vergadering en overgemaakt 

aan de Senaat. 

Integraal Verslag : 16 en 17 juli 2013. 

Stukken van de Senaat : 

53-2221-2012/2013 : 

Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. 

Nr. 2 : Verslag. 

Handelingen van de Senaat : 18 juli 2013.


56891 

SERVICE PUBLIC FEDERAL 

CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE 

[C − 2013/00553] 

14 JANVIER 2013. — Arrêté royal établissant les règles générales 

d’exécution des marchés publics et des concessions de travaux 

publics. — Traduction allemande 

Le texte qui suit constitue la traduction en langue allemande de 

l’arrêté royal du 14 janvier 2013 établissant les règles générales 

d’exécution des marchés publics et des concessions de travaux publics 

(Moniteur belge du 14 février 2013, avis rectificatif du 26 mars 2013). 

Cette traduction a été établie par le Service central de traduction 

allemande à Malmedy. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST 

KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER 

[C − 2013/00553] 

14 JANUARI 2013. — Koninklijk besluit tot bepaling van de 

algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de 

concessies voor openbare werken. — Duitse vertaling 

De hierna volgende tekst is de Duitse vertaling van het koninklijk 

besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels 

van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare 

werken (Belgisch Staatsblad van 14 februari 2013, rechtzetting van 

26 maart 2013). 

Deze vertaling is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling 

in Malmedy. 

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST KANZLEI DES PREMIERMINISTERS 

[C − 2013/00553] 

14. JANUAR 2013 — Königlicher Erlass zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung 

öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen — Deutsche Übersetzung 

Der folgende Text ist die deutsche Übersetzung des Königlichen Erlasses vom 14. Januar 2013 zur Festlegung der 

allgemeinen Regeln für die Ausführung öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen. 

Diese Übersetzung ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Übersetzungen in Malmedy erstellt worden. 

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST KANZLEI DES PREMIERMINISTERS 

14. JANUAR 2013 — Königlicher Erlass zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung 

öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen 

ALBERT II., König der Belgier, 

Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß! 

Aufgrund der Verfassung, des Artikels 108; 

Aufgrund des Gesetzes vom 15. Juni 2006 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und 

Dienstleistungsaufträge, der Artikel 7 Absatz 2, abgeändert durch das Gesetz vom 5. August 2011, 10, 28, abgeändert 

durch das Gesetz vom 5. August 2011, 39 und 55 Absatz 1, ersetzt durch das Gesetz vom 5. August 2011; 

Aufgrund des Gesetzes vom 13. August 2011 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und 

Dienstleistungsaufträge in den Bereichen Verteidigung und Sicherheit, der Artikel 8 Absatz 2, 11, 28 und 35; 

Aufgrund der Stellungnahmen der Kommission für die Öffentlichen Aufträge vom 4. Juli 2011, 16. April 2012 und 

1. Oktober 2012; 

Aufgrund der Stellungnahmen des Finanzinspektors vom 1. Dezember 2011 und 4. Juni 2012; 

Aufgrund des Einverständnisses des Ministers des Haushalts vom 7. Juni 2012; 

Aufgrund des Gutachtens Nr. 51.586/1/V des Staatsrates vom 2. August 2012, abgegeben in Anwendung von 

Artikel 84 § 1 Absatz 1 Nr. 1 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat; 

Auf Vorschlag des Premierministers und aufgrund der Stellungnahme der Minister, die im Rat darüber beraten 

haben, 

Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: 

KAPITEL 1 — Allgemeine Bestimmungen 

Umsetzung 

Artikel 1 - Vorliegender Erlass dient der Teilumsetzung der Richtlinie 2000/35/EG des Europäischen Parlaments 

und des Rates vom 29. Juni 2000 zur Bekämpfung von Zahlungsverzug im Geschäftsverkehr und der Richtlinie 

2011/7/EU des Europäischen Parlaments und des Rates vom 16. Februar 2011 zur Bekämpfung von 

Zahlungsverzug im Geschäftsverkehr. 

Begriffsbestimmungen 

Art.2-Für die Anwendung des vorliegenden Erlasses bezeichnet der Ausdruck: 

1. Gesetz: das Gesetz vom 15. Juni 2006 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und 

Dienstleistungsaufträge, 

2. Gesetz Verteidigung und Sicherheit: das Gesetz vom 13. August 2011 über öffentliche Aufträge und bestimmte 

Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge in den Bereichen Verteidigung und Sicherheit, 

3. Königlicher Erlass klassische Bereiche: den Königlichen Erlass vom 15. Juli 2011 über die Vergabe öffentlicher 

Aufträge in den klassischen Bereichen, 

4. Königlicher Erlass Sonderbereiche: den Königlichen Erlass vom 16. Juli 2012 über die Vergabe öffentlicher 

Aufträge in den Sonderbereichen, 

5. Königlicher Erlass Verteidigung und Sicherheit: den Königlichen Erlass vom 23. Januar 2012 über die Vergabe 

öffentlicher Aufträge und bestimmter Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge in den Bereichen Verteidigung und 

Sicherheit, 

6. Auftrag: einen öffentlichen Auftrag, eine öffentliche Baukonzession und eine Rahmenvereinbarung wie in 

Artikel 3 Nr. 1 bis 4, 11, 12 und 15 des Gesetzes und Artikel 3 Nr. 1 bis 4, 11 und 12 des Gesetzes Verteidigung und 

Sicherheit bestimmt, 

7. leitender Beamter: den Beamten oder eine andere Person, der beziehungsweise die mit der Leitung und 

Kontrolle der Auftragsausführung beauftragt ist,


8. Sicherheitsleistung: eine vom Auftragnehmer für seine Verpflichtungen geleistete Finanzsicherheit bis zur 

vollständigen und ordnungsgemäßen Auftragsausführung, 

9. Übertragung eines Auftrags: eine Vereinbarung, aufgrund deren ein Unternehmer, Lieferant oder Dienstleistungserbringer, 

auf den die Übertragung erfolgt, an die Stelle des übertragenden Auftragnehmers oder ein öffentlicher 

Auftraggeber, auf den die Übertragung erfolgt, an die Stelle des übertragenden öffentlichen Auftraggebers tritt, 

10. Waren: Rohstoffe, Materialien, Komponenten oder andere Bestandteile, die für die Auftragsausführung 

bestimmt sind, 

11. technische Abnahme: die Überprüfung seitens des öffentlichen Auftraggebers, ob zu verarbeitende Waren, 

ausgeführte Bauleistungen, durchzuführende oder durchgeführte Lieferungen oder erbrachte Dienstleistungen den 

Auftragsbedingungen entsprechen, 

12. Vertragsstrafe: eine über den Auftragnehmer verhängte finanzielle Sanktion wegen Nichteinhaltung einer 

Gesetzes- oder Verordnungsbestimmung oder einer Vorschrift in den Auftragsunterlagen, 

13. Geldbuße wegen Verzug: eine Pauschalentschädigung zu Lasten des Auftragnehmers für Verzug bei 

Auftragsausführung, 

14. Maßnahme von Amts wegen: eine über den Auftragnehmer verhängte Sanktion wegen schwerem Verstoß bei 

Auftragsausführung, 

15. Abnahme: die Feststellung seitens des öffentlichen Auftraggebers der Übereinstimmung aller oder eines Teils 

der vom Auftragnehmer ausgeführten Bauleistungen, Lieferungen oder Dienstleistungen mit den Regeln des Fachs 

und den Auftragsbestimmungen und -bedingungen, 

16. Auftragsrevision: die Anpassung von Auftragsbedingungen an bestimmte Begebenheiten oder Umstände, die 

sich im Laufe der Auftragsausführung ergeben, 

17. Preisrevision: die Anpassung der Auftragspreise aufgrund bestimmter wirtschaftlicher oder sozialer Faktoren 

im Sinne von Artikel 6 § 1 des Gesetzes und Artikel 7 § 1 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit oder aufgrund einer 

Bestimmung des vorliegenden Erlasses, 

18. Verrechnung: eine vom öffentlichen Auftraggeber erstellte Unterlage zur Anpassung des zusammenfassenden 

Aufmaßes oder des Verzeichnisses mit zahlenmäßiger Erfassung: 

a) tatsächlicher Mengen bei Aufträgen oder Posten laut Preisaufstellung, 

b) neuer oder geänderter Mengen und vereinbarter oder revidierter Preise, die aus gleich welchen Zusätzen, 

Streichungen oder Änderungen in Bezug auf den Auftrag hervorgehen, 

19. Anzahlung: die Bezahlung eines Teils des Auftrags nach erbrachten und angenommenen Leistungen, 

20. Vorschuss: die Bezahlung eines Teils des Auftrags vor erbrachten und angenommenen Leistungen, 

21. Zusatzvertrag: eine Vereinbarung zwischen den Parteien, die durch den Auftrag gebunden sind, aufgrund 

deren im Laufe der Auftragsausführung die auf den Auftrag anwendbaren Unterlagen geändert werden, 

22. zusammenfassendes Aufmaß: eine Auftragsunterlage, in der Leistungen im Rahmen eines Bauauftrags in 

verschiedene Posten aufgegliedert und für jeden einzelnen Posten Menge oder Verfahren für die Preisfestsetzung 

angegeben werden, 

23. Verzeichnis: eine Auftragsunterlage, in der Leistungen im Rahmen eines Liefer- oder Dienstleistungsauftrags 

in verschiedene Posten aufgegliedert und für jeden einzelnen Posten Menge oder Verfahren für die Preisfestsetzung 

angegeben werden. 

Mehrwertsteuer 

Art.3-In vorliegendem Erlass erwähnte Beträge, Werte oder Kosten sind Beträge, Werte oder Kosten ohne 

Mehrwertsteuer. 

Festlegung von Fristen 

Art.4-Gemäß Artikel 72bis des Gesetzes und Artikel 44 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit müssen in 

vorliegendem Erlass erwähnte Fristen, die in Tagen angegeben sind, als Fristen in Kalendertagen verstanden werden, 

es sei denn, eine Frist ist ausdrücklich in Werktagen angegeben. 

Anwendungsbereich 

Art.5-§ 1 - Vorliegender Erlass regelt die Ausführung von Aufträgen, die in den Anwendungsbereich der Titel II 

und III des Gesetzes und des Titels 2 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit fallen. 

§ 2 - Vorliegender Erlass ist in seiner Gesamtheit auf Aufträge anwendbar, deren geschätzter Wert über 30.000 EUR 

liegt. 

§ 3 - Bei Aufträgen, deren geschätzter Wert zwischen 8.500 und 30.000 EUR liegt, und bei Aufträgen, die in den 

Anwendungsbereich des Titels III des Gesetzes fallen und deren geschätzter Wert zwischen 17.000 und 30.000 EUR 

liegt, sind nur die Artikel 1 bis 9, 13, 17, 18, 37, 38, 44 bis 63, 67 bis 73, 78 § 1, 84, 95, 127 und 160 anwendbar. 

§ 4 - Unbeschadet des Artikels 6 § 3 ist vorliegender Erlass nicht auf Aufträge anwendbar, deren geschätzter Wert 

unter 8.500 EUR liegt. Dieser Wert beträgt 17.000 EUR bei Aufträgen, die in den Anwendungsbereich des Titels III des 

Gesetzes fallen. 

Art.6-§ 1 - Mit Ausnahme von Artikel 9 §§ 2 und 3 ist vorliegender Erlass ungeachtet des geschätzten 

Auftragswerts nicht anwendbar auf: 

1. Lieferaufträge, die gemäß den Artikeln 26 § 1 Nr. 3 Buchstabe d) und e) und 53 § 2 Nr. 4 Buchstabe c), d) und 

e) des Gesetzes und Artikel 25 Nr. 3 Buchstabe b) und c) des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit im 

Verhandlungsverfahren ohne Bekanntmachung vergeben werden, 

2. Aufträge über finanzielle Dienstleistungen gemäß Kategorie 6 von Anlage II A zum Gesetz und Kategorie 12 von 

Anlage 1 zum Gesetz Verteidigung und Sicherheit, 

3. Aufträge über die Rechtsberatung wie in Artikel 33 § 2 des Gesetzes erwähnt, 

4. Aufträge im Gesundheits-, Veterinär- und Sozialwesen gemäß Kategorie 25 von Anlage II B zum Gesetz und 

Kategorie 25 von Anlage 2 zum Gesetz Verteidigung und Sicherheit, 

5. gemeinsame Aufträge von öffentlichen Auftraggebern aus mehreren Ländern,


56893 

6. Aufträge in Bezug auf die Gründung und Arbeit einer gemischten Gesellschaft hinsichtlich der Auftragsausführung, 

7. Aufträge auf dem Wege von Baubetreuungsverträgen, insofern sie Finanzierung, Planung und Ausführung von 

Bauleistungen oder Errichtung oder Renovierung von Bauwerken im Hinblick auf ihre Zurverfügungstellung für einen 

Zeitraum von mindestens zehn Jahren beinhalten und der Betreuer mittels Verfügbarkeitsvergütungen bezahlt wird. 

§ 2 - Ungeachtet des geschätzten Auftragswerts: 

1. sind die in Artikel 96 erwähnten Artikel nicht auf Aufträge auf dem Wege von Betreuungsverträgen anwendbar, 

2. sind die in Artikel 104 erwähnten Artikel auf öffentliche Baukonzessionen anwendbar, 

3. sind die Artikel 9 §§ 2 und 3, 69, 95, 127 und 160 des vorliegenden Erlasses nicht auf Aufträge anwendbar, die 

von öffentlichen Unternehmen vergeben werden und in den Anwendungsbereich von Titel III des Gesetzes und Titel 2 

des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit fallen. 

§ 3 - Bestimmungen, die aufgrund des vorliegenden Erlasses nicht unbedingt anwendbar sind, können in den 

Auftragsunterlagen auf einen bestimmten Auftrag für anwendbar erklärt werden. 

Art.7-Vorliegendes Kapitel und die Artikel 61 bis 63 sind auf Rahmenvereinbarungen anwendbar. 

Was Aufträge betrifft, die auf der Grundlage einer Rahmenvereinbarung abgeschlossen werden, so sind 

unbeschadet der Artikel 5 und 6 und außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen alle 

Bestimmungen anwendbar. Bei den erwähnten Aufträgen darf jedoch nicht von den Bestimmungen der Artikel 9 §§ 2 

und 3 und 69 abgewichen werden. 

Art.8-Wenn gemäß Artikel 9 § 3 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 9 § 3 des Königlichen 

Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 11 § 3 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit ein 

Lieferauftrag durch Berücksichtigung einer freien Variante zu einem Dienstleistungsauftrag geworden ist oder 

umgekehrt, bleiben die in den Auftragsunterlagen bestimmten Ausführungsregeln grundsätzlich auf den betreffenden 

Auftrag anwendbar. Stellt sich heraus, dass eine oder mehrere dieser Bestimmungen nicht angewandt werden können, 

so können jedoch mittels eines Zusatzvertrags an den vorerwähnten Regeln Änderungen vorgenommen werden. 

Abweichungen und missbräuchliche Klauseln 

Art.9-§ 1 - Von folgenden Bestimmungen darf nicht abgewichen werden, sofern sie gemäß den Artikeln 5, 6 §§ 1 

und 2 und 7 anwendbar sind: 

1. von Kapitel 1, 

2. von den Artikeln 37, 38, 67 und 69. 

§ 2 - Folgende Abweichungen in den Auftragsunterlagen sind verboten und jegliche anders lautende Bestimmung 

gilt als nicht geschrieben: 

1. Verlängerung der in den Artikeln 95, 127 und 160 bestimmten Zahlungsfristen, 

2. Verlängerung der in den Artikeln 95, 120 Absatz 2 und 150 Absatz 3 bestimmten Überprüfungsfristen. 

Unbeschadet der Paragraphen 1 und 4 ist Absatz 1 Nr. 1 unter folgenden Bedingungen nicht anwendbar: 

1. In den Auftragsunterlagen ist ausdrücklich eine längere Zahlungsfrist vereinbart und 

2. diese Abweichung ist aufgrund der besonderen Natur oder Merkmale des Auftrags sachlich gerechtfertigt und 

3. die Zahlungsfrist überschreitet in keinem Fall sechzig Tage. 

Unbeschadet der Paragraphen 1 und 4 ist Absatz 1 Nr. 2 unter folgenden Bedingungen nicht anwendbar: 

1. In den Auftragsunterlagen ist ausdrücklich eine längere Überprüfungsfrist vereinbart und 

2. diese Verlängerung ist für den Auftragnehmer nicht grob nachteilig im Sinne von § 3. 

§ 3 - Eine für den Auftragnehmer grob nachteilige Vertragsklausel oder Praxis im Hinblick auf den Überprüfungsoder 

Zahlungstermin oder die Überprüfungs- oder Zahlungsfrist, auf den für Verzugszinsen geltenden Zinssatz oder 

auf die Entschädigung für Beitreibungskosten gilt als nicht geschrieben. 

Bei der Entscheidung darüber, ob eine Vertragsklausel oder eine Praxis grob nachteilig für den Auftragnehmer ist, 

werden alle Umstände des Falles geprüft, einschließlich folgender Aspekte: 

1. jede grobe Abweichung von der guten Handelspraxis, die gegen den Grundsatz des guten Glaubens und der 

Redlichkeit verstößt, 

2. die Art der Bauleistungen, Lieferungen oder Dienstleistungen, 

3. ob der öffentliche Auftraggeber einen objektiven Grund für die Abweichung vom gesetzlichen Zinssatz bei 

Zahlungsverzug, von der in den Artikeln 95, 120 Absatz 2 und 150 Absatz 3 erwähnten Überprüfungsfrist, von der in 

den Artikeln 95, 127 und 160 erwähnten Zahlungsfrist oder von der in Artikel 69 § 2 erwähnten Entschädigung für 

Beitreibungskosten hat. 

Für die Anwendung des vorliegenden Paragraphen: 

1. ist eine Vertragsklausel oder eine Praxis als grob nachteilig anzusehen, wenn in ihr Verzugszinsen 

ausgeschlossen werden, 

2. wird vermutet, dass eine Vertragsklausel oder Praxis grob nachteilig ist, wenn in ihr die Entschädigung für 

Beitreibungskosten ausgeschlossen wird. 

§ 4 - Von anderen als den in den Paragraphen 2 und 3 des vorliegenden Artikels erwähnten Pflichtbestimmungen 

kann nur abgewichen werden, insofern es aufgrund der besonderen Anforderungen des betreffenden Auftrags 

unerlässlich ist. Die Bestimmungen, von denen abgewichen wird, werden am Anfang des Sonderlastenhefts 

ausdrücklich aufgelistet. 

Abweichungen von den Artikeln 10, 12, 13, 18, 25 bis 30, 44 bis 63, 66, 68 bis 73, 78 bis 81, 84, 86, 96, 123 und 154 

des vorliegenden Erlasses werden im Sonderlastenheft ausdrücklich begründet. In Ermangelung einer Begründung im 

Sonderlastenheft gilt die betreffende Abweichung als nicht geschrieben. Im Falle einer von den Parteien unterzeichneten 

Vereinbarung ist diese Sanktion nicht anwendbar.


KAPITEL 2 — Gemeinsame Bestimmungen für Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge 

Abschnitt 1 — Allgemeiner Rahmen 

Verwendung elektronischer Mittel 

Art. 10 - Ob elektronische Mittel verwendet werden oder nicht, erfolgen Übermittlung, Austausch und 

Speicherung von Informationen dergestalt, dass die Unversehrtheit und Vertraulichkeit der Daten gewährleistet ist. 

Schriftstücke, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und bei Eingang ein Makro, ein Computervirus 

oder ein anderes Schadprogramm enthalten, können in einem Sicherheitsarchiv abgespeichert werden. Diese 

Schriftstücke können als nicht empfangen betrachtet werden, wenn dies technisch notwendig ist; der Absender wird 

unverzüglich davon in Kenntnis gesetzt. 

Öffentliche Auftraggeber können die Verwendung von elektronischen Mitteln für den Austausch von Schriftstücken 

erlauben. Auftragnehmer können diese Verwendung ebenfalls erlauben. 

Leitender Beamter 

Art. 11 - Der leitende Beamte wird vom öffentlichen Auftraggeber bei Auftragsabschluss bestimmt, außer wenn 

diese Auskunft schon in den Auftragsunterlagen angegeben ist. 

Wenn Leitung und Kontrolle der Ausführung einem Beamten des öffentlichen Auftraggebers anvertraut werden, 

werden eventuelle Begrenzungen seiner Befugnisse dem Auftragnehmer notifiziert, außer wenn sie in den 

Auftragsunterlagen angegeben sind. 

Wenn Leitung und Kontrolle der Ausführung einer Person anvertraut werden, die dem öffentlichen Auftraggeber 

nicht angehört, wird der Umfang des eventuellen Auftrags dieser Person dem Auftragnehmer notifiziert, außer wenn 

er in den Auftragsunterlagen angegeben ist. 

Unterauftragnehmer 

Art. 12 - Ein Auftragnehmer haftet auch dann dem öffentlichen Auftraggeber gegenüber, wenn er Unterauftragnehmern, 

auch Subunternehmer genannt, ganz oder teilweise seine Verpflichtungen anvertraut. Der öffentliche 

Auftraggeber hat keinerlei vertragliche Bindung zu diesen Dritten. 

Der öffentliche Auftraggeber darf allerdings verlangen, dass Unterauftragnehmer des Auftragnehmers entsprechend 

ihrer Beteiligung am Auftrag: 

1. die in den Auftragsunterlagen auferlegten Mindestanforderungen in Bezug auf die finanzielle, wirtschaftliche, 

technische und berufliche Leistungsfähigkeit erfüllen, 

2. gegebenenfalls den Rechtsvorschriften über die Zulassung von Bauunternehmern genügen. 

In allen Fällen haftet allein der Auftragnehmer dem öffentlichen Auftraggeber gegenüber. 

In folgenden Fällen ist der Auftragnehmer verpflichtet, auf bestimmte Unterauftragnehmer zurückzugreifen, und 

unterliegt der Rückgriff auf andere Unterauftragnehmer der Zustimmung des öffentlichen Auftraggebers: 

1. wenn der Auftragnehmer im Rahmen seiner qualitativen Auswahl gemäß Artikel 74 des Königlichen Erlasses 

klassische Bereiche, Artikel 72 des Königlichen Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 79 des Königlichen 

Erlasses Verteidigung und Sicherheit von Kapazitäten bestimmter Unterauftragnehmer Gebrauch gemacht hat, 

2. wenn der Auftragnehmer gemäß Artikel 12 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 12 des 

Königlichen Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 140 des Königlichen Erlasses Verteidigung und 

Sicherheit in seinem Angebot bestimmte Unterauftragnehmer vorgeschlagen hat, 

3. wenn der öffentliche Auftraggeber dem Auftragnehmer den Rückgriff auf bestimmte Unterauftragnehmer 

auferlegt. Unbeschadet des ersten Satzes von Absatz 1 haftet der öffentliche Auftraggeber in diesem Fall für die 

finanzielle, wirtschaftliche, technische und berufliche Leistungsfähigkeit dieser Unterauftragnehmer. 

Art. 13 - Einem Auftragnehmer ist untersagt, seine Verpflichtungen ganz oder teilweise folgenden Personen 

anzuvertrauen: 

1. einem Unternehmer, Lieferanten oder Dienstleistungserbringer, der sich in einem der Fälle befindet, die in 

Artikel 61 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, in Artikel 66 des Königlichen Erlasses Sonderbereiche 

beziehungsweise in Artikel 63 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit und in Artikel 62 des vorliegenden 

Erlasses erwähnt sind, 

2. einem in Anwendung der Rechtsvorschriften über die Zulassung von Bauunternehmern ausgeschlossenen 

Unternehmer, 

3. einem in Anwendung der Artikel 48 und 145 § 2 letzter Absatz ausgeschlossenen Unternehmer, Lieferanten oder 

Dienstleistungserbringer. 

Darüber hinaus ist dem Auftragnehmer untersagt, diese Personen an der Leitung oder Kontrolle des gesamten 

oder eines Teils des Auftrags teilnehmen zu lassen. 

Verstöße gegen diese Verbote können zur Anwendung von Maßnahmen von Amts wegen führen. 

Art. 14 - § 1 - Umfasst ein Auftrag eine Preisrevisionsklausel, so umfasst der Unterauftrag ebenfalls eine 

Revisionsformel oder wird der Unterauftrag dahingehend angepasst, wenn: 

1. der Betrag des Unterauftrags über 30.000 EUR liegt oder 

2. die Frist zwischen dem Datum des Abschlusses des Unterauftrags und dem für den Beginn der Ausführung des 

Teils des Auftrags festgelegten Datum, der im Wege von Unteraufträgen vergeben wird, neunzig Tage überschreitet. 

§ 2 - Als Grundlage für die Formel zur Revision des Unterauftrags gelten die zur Zeit des Abschlusses des 

Unterauftrags geltenden Bezugswerte. 

Der öffentliche Auftraggeber trägt keine Verantwortung für die Zusammensetzung der im Unterauftrag 

angegebenen Revisionsformel. 

§ 3-Deröffentliche Auftraggeber kann vom Auftragnehmer die Vorlage von Bescheinigungen verlangen, mit 

denen dessen Unterauftragnehmer bestätigen, dass eine Preisrevision gemäß den vorliegenden Bestimmungen 

angewandt wird, ohne dass sich daraus irgendein Anspruch der Unterauftragnehmer dem öffentlichen Auftraggeber 

gegenüber ergibt. In Ermangelung einer Bescheinigung kann der Auftragnehmer einen sachdienlichen Auszug aus dem


56895 

Unterauftrag vorlegen, aus dem hervorgeht, dass die Verpflichtungen hinsichtlich der Revision der Preise der Aufträge, 

die im Wege von Unteraufträgen vergeben werden, erfüllt sind. 

Art. 15 - Ein Auftragnehmer, der einen Unterauftragnehmer in Anspruch nimmt, muss diesen Unterauftragnehmer 

bei Vertragsabschluss von den auf den Auftrag anwendbaren Zahlungsmodalitäten unterrichten. Der Unterauftragnehmer 

ist berechtigt, sich dem Auftragnehmer gegenüber auf diese Modalitäten zu berufen, um von ihm die 

Zahlung von Beträgen, die für Bauleistungen, Lieferungen und Dienstleistungen zur Auftragsausführung geschuldet 

werden, zu verlangen. 

Für die Anwendung von Absatz 1 gilt der Unterauftragnehmer als Auftragnehmer und der Auftragnehmer als 

öffentlicher Auftraggeber den Unterauftragnehmern des Erstgenannten gegenüber. 

Arbeitskräfte 

Art. 16 - Ein Auftragnehmer ersetzt sofort Personalmitglieder, die der öffentliche Auftraggeber ihm meldet, weil 

sie die ordnungsgemäße Auftragsausführung durch Unfähigkeit, bösen Willen oder offenkundiges Fehlverhalten 

behindern. 

Separate Aufträge 

Art. 17 - § 1 - Vorbehaltlich der eventuellen Anwendung der Regeln in Bezug auf die gesetzliche Aufrechnung ist 

die Ausführung eines Auftrags unabhängig von jedem anderen Auftrag, der mit demselben Auftragnehmer 

abgeschlossen wurde. 

In keinem Fall erlauben Schwierigkeiten im Rahmen eines Auftrags dem Auftragnehmer, die Ausführung eines 

anderen Auftrags zu ändern oder zu verzögern. Seinerseits kann der öffentliche Auftraggeber sich nicht auf solche 

Schwierigkeiten berufen, um im Rahmen eines anderen Auftrags geschuldete Zahlungen auszusetzen. 

§ 2 - Umfasst ein Auftrag mehrere Lose, wird außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen 

jedes Los im Hinblick auf die Ausführung als separater Auftrag betrachtet. 

Vertraulichkeit 

Art. 18 - § 1 - Auftragnehmer und öffentliche Auftraggeber, die anlässlich einer Auftragsausführung Kenntnis 

von Informationen haben oder Unterlagen oder Angaben gleich welcher Art empfangen, die als vertraulich gemeldet 

werden und sich insbesondere auf Auftragsgegenstand, einzusetzende Mittel für die Auftragsausführung und 

Arbeitsweise der Dienste des öffentlichen Auftraggebers beziehen, treffen die erforderlichen Maßnahmen, um zu 

verhindern, dass diese Informationen, Unterlagen oder Auskünfte Dritten mitgeteilt werden, die keine Kenntnis davon 

haben dürfen. 

§ 2 - Auftragnehmer, die anlässlich einer Auftragsausführung Kenntnis von Zeichnungen oder Mustern, 

Know-how, Methoden oder Erfindungen haben, die dem öffentlichen Auftraggeber oder dem öffentlichen Auftraggeber 

und dem Auftragnehmer gemeinsam gehören, teilen Dritten keine Angaben in Bezug auf diese Zeichnungen oder 

Muster, dieses Know-how, diese Methoden oder diese Erfindungen mit, außer wenn sie Auftragsgegenstand sind. 

Öffentliche Auftraggeber, die im Rahmen eines Auftrags Kenntnis von Zeichnungen oder Mustern, Know-how, 

Methoden oder Erfindungen haben, die dem Auftragnehmer oder dem Auftragnehmer und dem öffentlichen 

Auftraggeber gemeinsam gehören, teilen Dritten keine Angaben in Bezug auf diese Zeichnungen oder Muster, dieses 

Know-how, diese Methoden oder diese Erfindungen mit, außer wenn sie Auftragsgegenstand sind. 

§ 3 - Auftragnehmer übernehmen in ihren Verträgen mit Unterauftragnehmern die Geheimhaltungspflichten, 

denen sie bei der Auftragsausführung nachkommen müssen. 

Abschnitt 2 — Immaterialgüterrechte 

Nutzung von Ergebnissen 

Art. 19 - § 1 - Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen erwirbt ein öffentlicher 

Auftraggeber keine geistigen Eigentumsrechte, die bei Auftragsausführung entstehen oder entwickelt oder verwendet 

werden. 

Unbeschadet des Absatzes 1 und außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen erwirbt der 

öffentliche Auftraggeber das geistige Eigentum an Zeichnungen, Mustern und Kennzeichen, ebenso wie das Recht, sie 

anzumelden und sie registrieren und schützen zu lassen, wenn der Auftragsgegenstand in der Schaffung, Herstellung 

oder Entwicklung dieser Zeichnungen, Muster oder Kennzeichen besteht. 

Was Domainnamen betrifft, die anlässlich eines Auftrags geschaffen werden, so erwirbt der öffentliche 

Auftraggeber außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen ebenfalls das Recht, sie zu 

registrieren und zu schützen. 

Erwirbt der öffentliche Auftraggeber keine geistigen Eigentumsrechte, so erhält er für die in den Auftragsunterlagen 

angegebenen Nutzungsarten eine Lizenz für die Nutzung der Ergebnisse, die durch das geistige Eigentumsrecht 

geschützt sind. 

Der öffentliche Auftraggeber zählt in den Auftragsunterlagen die Nutzungsarten auf, für die er eine Lizenz 

erhalten will. 

§ 2 - Geistige Eigentumsrechte, die bei Auftragsausführung entstehen oder entwickelt oder verwendet werden, 

dürfen dem öffentlichen Auftraggeber gegenüber für die Nutzung der Auftragsergebnisse nicht wirksam gemacht 

werden. Der Auftragnehmer muss bei Dritten erforderliche Schritte einleiten, um die für die Nutzungslizenz 

notwendigen Nutzungsrechte und Zulassungen zu erhalten. 

§ 3-Deröffentliche Auftraggeber darf allgemeine Informationen über das Bestehen des Auftrags und erzielte 

Ergebnisse veröffentlichen, nachdem er den Auftragnehmer davon benachrichtigt hat; diese Informationen müssen so 

formuliert werden, dass sie von einem Dritten ohne Erlaubnis des Auftragnehmers nicht benutzt werden können. In 

dieser Veröffentlichung wird die Beteiligung des Auftragnehmers vermerkt. 

§ 4 - Die Bedingungen für eine kommerzielle oder sonstige Nutzung seitens des Auftragnehmers allgemeiner 

Informationen über das Bestehen des Auftrags und erzielte Ergebnisse werden in den Auftragsunterlagen festgelegt. 

§ 5 - Sehen die Auftragsunterlagen eine Beteiligung des öffentlichen Auftraggebers an der Finanzierung der 

Forschung und Entwicklung im Zusammenhang mit dem Auftragsgegenstand vor, können auch die Modalitäten der 

dem öffentlichen Auftraggeber geschuldeten Vergütung bei Nutzung der Ergebnisse seitens des Auftragnehmers in 

diesen Unterlagen bestimmt werden.


Methoden und Know-how 

Art. 20 - Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen erwirbt ein öffentlicher Auftraggeber 

keine Rechte an Methoden und Know-how, die bei Auftragsausführung entstehen oder erworben, entwickelt oder 

verwendet werden. 

Der Auftragnehmer teilt dem öffentlichen Auftraggeber auf dessen Antrag hin das für die Verwendung des 

Bauwerks, der Lieferung oder der Dienstleistung erforderliche Know-how mit, ob es zu einer Patentanmeldung geführt 

hat oder nicht. 

Registrierungen 

Art. 21 - Der Auftragnehmer setzt den öffentlichen Auftraggeber innerhalb einer Frist von einem Monat von 

jedem Antrag auf Registrierung eines geistigen Eigentumsrechts in Kenntnis, den er in Belgien oder im Ausland in 

Bezug auf die bei Auftragsausführung entwickelten oder verwendeten Neuschöpfungen oder Erfindungen stellt. 

Gleichzeitig mit dieser Erklärung übermittelt er dem öffentlichen Auftraggeber eine Abschrift der schriftlichen 

Urkunde, die durch die geltenden Rechtsvorschriften vorgesehen ist. 

Unterlizenzen 

Art. 22 - Unbeschadet der Möglichkeit, gemäß Artikel 19 § 1 Absatz 1 geistige Eigentumsrechte zu erwerben, 

können öffentliche Auftraggeber unter den Bedingungen und für die Nutzungsarten, die in den Auftragsunterlagen 

vorgesehen sind, Unterlizenzen vergeben. 

Gegenseitiger Beistand und Garantie 

Art. 23 - Ein Auftragnehmer muss alle Maßnahmen treffen, um die Rechte des öffentlichen Auftraggebers zu 

schützen, und er muss gegebenenfalls auf seine Kosten die erforderlichen Formalitäten erfüllen, damit diese 

Rechte Dritten gegenüber wirksam gemacht werden können. Er benachrichtigt den öffentlichen Auftraggeber von den 

getroffenen Vorkehrungen und den erfüllten Formalitäten. 

Ab den ersten Anzeichen für Forderungen eines Dritten dem Auftragnehmer beziehungsweise dem öffentlichen 

Auftraggeber gegenüber müssen diese sich gegenseitig informieren, alle in ihrem Bereich liegenden Maßnahmen 

treffen, um die Störung zu beseitigen, und einander Beistand leisten, insbesondere indem sie Beweismaterial oder 

nützliche Unterlagen austauschen, die sie in ihrem Besitz haben beziehungsweise in deren Besitz sie gelangen können. 

Der Auftragnehmer garantiert, dass alle Neuschöpfungen oder Erfindungen, die er entwickelt, insbesondere Fotos, 

Illustrationen und Grafiken, in der Form, wie er sie dem öffentlichen Auftraggeber anbietet, keine Verletzung von 

Rechten Dritter und keinen Verstoß gegen die Rechtsvorschriften darstellen und dass er, sofern Porträts betroffen sind, 

die durch das Gesetz vorgeschriebenen erforderlichen Zustimmungen für die Nutzung dieser Porträts im Rahmen des 

Auftrags erhalten hat. 

Unbeschadet des Artikels 17 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, des Artikels 17 des Königlichen Erlasses 

Sonderbereiche beziehungsweise des Artikels 18 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit haftet der 

Auftragnehmer oder der öffentliche Auftraggeber, der die Rechte eines Dritten nicht respektiert oder sie seinem 

Vertragspartner nicht mitgeteilt hat, diesem Vertragspartner gegenüber für jeden Regress, den dieser Dritte gegen ihn 

nehmen könnte. Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen ist die Garantie auf den 

Auftragswert begrenzt. 

Abschnitt 3 — Finanzsicherheiten 

Versicherungen 

Art. 24 - § 1 - Auftragnehmer schließen Versicherungen ab, mit denen ihre Haftung bei Arbeitsunfällen und 

ihre zivilrechtliche Haftung gegenüber Dritten bei Auftragsausführung gedeckt werden. 

Auftragnehmer schließen ebenfalls andere Versicherungen ab, die durch die Auftragsunterlagen auferlegt sind. 

§ 2 - Innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab Auftragsabschluss weisen Auftragnehmer mittels einer 

Bescheinigung, aus der der durch die Auftragsunterlagen vorgeschriebene Umfang der gedeckten Haftung hervorgeht, 

nach, dass sie diese Versicherungsverträge abgeschlossen haben. 

Auftragnehmer legen jederzeit während der Auftragsausführung innerhalb einer Frist von fünfzehn Tagen ab 

Empfang des Antrags des öffentlichen Auftraggebers diese Bescheinigung vor. 

Sicherheitsleistung 

Umfang und Höhe 

Art. 25 - § 1-Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen wird in folgenden Fällen keine 

Sicherheitsleistung verlangt: 

1. für Liefer- und Dienstleistungsaufträge, deren Ausführungsfrist einen Zeitraum von fünfundvierzig Tagen nicht 

überschreitet, 

2. für Dienstleistungsaufträge der Kategorien 3, 4, 18, 21 und 24 von Anlage II zum Gesetz und der Kategorien 6, 

7 und 8 von Anlage 1 und der Kategorie 23 von Anlage 2 zum Gesetz Verteidigung und Sicherheit, 

3. für Aufträge, deren Wert unter 50.000 EUR liegt. Dieser Betrag wird für Aufträge, die dem Gesetz unterliegen 

und in Sonderbereichen vergeben werden, auf 100.000 EUR erhöht. 

§ 2-DieHöhe der Sicherheitsleistung ist auf 5 Prozent des ursprünglichen Auftragswerts festgelegt. 

Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen entspricht die Berechnungsgrundlage für die 

zu leistende Sicherheit bei Liefer- und Dienstleistungsaufträgen, die ohne Gesamtpreisangabe zu vergeben sind, dem 

mit sechs multiplizierten geschätzten monatlichen Auftragswert. 

Bei Rahmenvereinbarungen wird pro abgeschlossenen Auftrag eine Sicherheit geleistet. In diesem Fall ist § 1 

anwendbar. Bei einer mit einem einzigen Auftragnehmer geschlossenen Rahmenvereinbarung kann der öffentliche 

Auftraggeber jedoch in den Auftragsunterlagen eine globale Sicherheitsleistung für die Rahmenvereinbarung vorsehen 

und ihren Berechnungsmodus festlegen. 

Bei Aufträgen mit Abschnitten wird pro auszuführenden Abschnitt eine Sicherheit geleistet. 

Auf diese Art und Weise berechnete Beträge werden auf den nächsten Zehner in Euro aufgerundet. Auf dieselbe 

Weise werden ergänzende Beträge in bar der teilweise in Staatspapieren geleisteten Sicherheit und gemäß Auftrag 

geleistete Teilrückzahlungen der Sicherheit aufgerundet.


56897 

Art der Sicherheitsleistung 

Art. 26 - § 1 - Eine Sicherheit kann gemäß den geltenden Gesetzes- und Verordnungsbestimmungen auf eine der 

folgenden Weisen geleistet werden: 

1. in bar, 

2. in Staatspapieren, 

3. in Form einer gemeinsamen Sicherheitsleistung, 

4. durch eine Garantie, die von einem Kreditinstitut, das die Bestimmungen der Rechtsvorschriften über den Status 

und die Kontrolle der Kreditinstitute erfüllt, oder von einem Versicherungsunternehmen, das die Bestimmungen der 

Rechtsvorschriften über die Kontrolle der Versicherungsunternehmen erfüllt und für Zweig 15 (Kaution) zugelassen ist, 

gewährt wird. 

§ 2 - Sicherungsgeber dürfen die Gewährung einer Garantie nicht an andere Bedingungen als die in vorliegendem 

Erlass oder in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Bedingungen knüpfen. 

Leistung der Sicherheit und Nachweis dieser Sicherheitsleistung 

Art. 27 - § 1 - Eine Sicherheit wird innerhalb dreißig Tagen ab Auftragsabschluss geleistet, außer wenn in den 

Auftragsunterlagen eine längere Frist vorgesehen ist. 

Diese Frist wird während der Schließung des Unternehmens des Auftragnehmers aufgrund des bezahlten 

Jahresurlaubs und der Ausgleichsruhetage ausgesetzt, die durch Verordnung oder in einem verbindlichen kollektiven 

Arbeitsabkommen vorgesehen sind. Diese Zeiträume werden im Angebot angegeben und nachgewiesen oder dem 

öffentlichen Auftraggeber sofort mitgeteilt, sobald sie bekannt sind, wenn dies in den Auftragsunterlagen verlangt 

wird. 

§ 2 - Der Auftragnehmer oder ein Dritter leistet die Sicherheit auf eine der folgenden Weisen: 

1. bei Leistung in bar durch Überweisung des Betrags auf das Konto der Hinterlegungs- und Konsignationskasse 

oder einer öffentlichen Einrichtung, die eine ähnliche Funktion wie diese Kasse erfüllt, nachstehend ″öffentliche 

Einrichtung, die eine ähnliche Funktion erfüllt″ genannt, 

2. bei Leistung in Staatspapieren durch Hinterlegung dieser Staatspapiere für Rechnung der Hinterlegungs- und 

Konsignationskasse oder einer öffentlichen Einrichtung, die eine ähnliche Funktion erfüllt, in Händen des 

Staatskassierers beim Sitz der Nationalbank in Brüssel oder bei einer ihrer Provinzfilialen, 

3. bei einer gemeinsamen Sicherheitsleistung durch Hinterlegung seitens einer Gesellschaft, die diese Tätigkeit 

gesetzlich ausübt, einer Solidarbürgschaftsurkunde bei der Hinterlegungs- und Konsignationskasse oder einer 

öffentlichen Einrichtung, die eine ähnliche Funktion erfüllt, 

4. bei Leistung anhand einer Garantie durch Ausstellung der Verpflichtungserklärung des Kreditinstituts oder 

Versicherungsunternehmens. 

Je nach Fall wird der Nachweis erbracht durch Einreichung beim öffentlichen Auftraggeber: 

1. des Hinterlegungsscheins der Hinterlegungs- und Konsignationskasse oder einer öffentlichen Einrichtung, die 

eine ähnliche Funktion erfüllt, 

2. der Lastschriftanzeige des Kreditinstituts oder Versicherungsunternehmens, 

3. der Hinterlegungsbestätigung des Staatskassierers oder einer öffentlichen Einrichtung, die eine ähnliche 

Funktion erfüllt, 

4. des Originals der Solidarbürgschaftsurkunde, das mit dem Sichtvermerk der Hinterlegungs- und Konsignationskasse 

oder einer öffentlichen Einrichtung, die eine ähnliche Funktion erfüllt, versehen ist, 

5. oder des Originals der Verpflichtungserklärung, die vom Kreditinstitut oder Versicherungsunternehmen 

abgegeben wird, das eine Garantie gewährt. 

Diese vom Hinterleger unterzeichneten Unterlagen geben an, für wen die Sicherheit geleistet wird, und umfassen 

die genaue Bestimmung der Sicherheitsleistung durch kurze Angabe des Auftragsgegenstandes und Verweis auf die 

Auftragsunterlagen und Name, Vornamen und vollständige Adresse des Auftragnehmers und eventuell des Dritten, 

der die Hinterlegung für Rechnung des Auftragnehmers getätigt hat, mit je nach Fall dem Vermerk ″Geldgeber″ 

beziehungsweise ″Bevollmächtigter″. 

Anpassung der Sicherheitsleistung 

Art. 28 - Wenn eine Sicherheitsleistung aus gleich welchem Grund nicht mehr angepasst ist, insbesondere als 

Folge von Einbehaltungen von Amts wegen, zusätzlichen Leistungen oder vom öffentlichen Auftraggeber beschlossenen 

Änderungen, die zur Erhöhung oder Verminderung des ursprünglichen Auftragswerts um mehr als 20 Prozent 

führen, wird die Sicherheit wieder vervollständigt beziehungsweise an die Erhöhung oder Verminderung angepasst. 

Fehlende Sicherheitsleistung 

Art. 29 - Leistet ein Auftragnehmer innerhalb der in Artikel 27 erwähnten Frist keine Sicherheit, so wird er per 

Einschreiben in Verzug gesetzt. Diese Inverzugsetzung gilt als Protokoll im Sinne von Artikel 44 § 2. 

Leistet der Auftragnehmer innerhalb einer letzten Frist von fünfzehn Tagen ab Versendung des Einschreibens keine 

Sicherheit, so kann der öffentliche Auftraggeber: 

1. entweder die Sicherheit von Amts wegen bilden durch Einbehaltung der für den betreffenden Auftrag 

geschuldeten Beträge. In diesem Fall wird eine Vertragsstrafe angewandt, die sich auf 2 Prozent des ursprünglichen 

Auftragswerts beläuft, 

2. oder eine Maßnahme von Amts wegen anwenden. Auf jeden Fall schließt die aus diesem Grund erfolgte 

Auftragskündigung die Anwendung von Vertragsstrafen beziehungsweise Geldbußen wegen Verzug aus. 

Ist die Sicherheit nicht mehr vollständig geleistet und versäumt der Auftragnehmer, sie wieder zu vervollständigen, 

so kann der öffentliche Auftraggeber einen Betrag einbehalten, der den zu leistenden Zahlungen entspricht, und 

ihn für die Vervollständigung der Sicherheitsleistung verwenden.


Rechte des öffentlichen Auftraggebers an der Sicherheitsleistung 

Art. 30 - Öffentliche Auftraggeber behalten gegebenenfalls ihnen zukommende Beträge von Amts wegen von der 

Sicherheitsleistung ein, insbesondere wenn der Auftragnehmer im Sinne von Artikel 44 § 1säumig ist. 

Bei einer solchen Einbehaltung müssen die in Artikel 44 § 2 festgelegten Bedingungen eingehalten werden. 

Von Dritten geleistete Sicherheit 

Art. 31 - Wenn eine Sicherheit von einem Dritten geleistet wird, ist dieser ungeachtet der Bestimmungen von 

Artikel 30 in jedem Fall Solidarbürge und durch jede gerichtliche Entscheidung gebunden, die infolge gleich welcher 

Anfechtung in Bezug auf Bestehen, Auslegung oder Ausführung des Auftrags getroffen wird, vorausgesetzt, diese 

Anfechtung ist ihm in der nachstehend angegebenen Form zugestellt worden. Diese Entscheidung ist ihm gegenüber 

formell rechtskräftig. 

Die Zustellung seitens des öffentlichen Auftraggebers erfolgt innerhalb der für die Erscheinung vor Gericht 

festgelegten Frist durch Gerichtsvollzieherurkunde. Der Dritte kann dem Verfahren beitreten, wenn er es für 

angebracht hält. 

Der Dritte, der eine Sicherheit leistet oder garantiert, wird auf schriftlichen Antrag rein informationshalber von 

jedem Protokoll oder jeder Mitteilung benachrichtigt, durch die dem Auftragnehmer notifiziert wird, dass die 

Abnahme von Bauleistungen, Lieferungen oder Dienstleistungen verweigert oder eine Maßnahme von Amts wegen 

getroffen wird. 

Übertragung der Sicherheitsleistung 

Art. 32 - Umfasst ein Auftrag eine oder mehrere Verlängerungen im Sinne von Artikel 37 § 2 des Gesetzes 

beziehungsweise Artikel 33 § 2 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit, so wird außer bei anders lautender 

Bestimmung in den Auftragsunterlagen die für den ursprünglichen Auftrag geleistete Sicherheit von Rechts wegen auf 

den verlängerten Auftrag übertragen. 

Der Betrag wird gegebenenfalls gemäß Artikel 28 angepasst. 

Freigabe der Sicherheitsleistung 

Art. 33 - Ein Antrag des Auftragnehmers auf Abnahme gilt: 

1. bei vorläufiger Abnahme: als Antrag auf Freigabe der ersten Hälfte der Sicherheitsleistung, 

2. bei endgültiger Abnahme: als Antrag auf Freigabe der zweiten Hälfte der Sicherheitsleistung oder, wenn keine 

vorläufige Abnahme vorgesehen ist, als Antrag auf vollständige Freigabe der Sicherheitsleistung. 

In dem Maße, wie die Sicherheitsleistung freigegeben werden kann, ordnet der öffentliche Auftraggeber innerhalb 

fünfzehn Tagen ab dem Tag des Antrags bei der Hinterlegungs- und Konsignationskasse, der öffentlichen Einrichtung, 

die eine ähnliche Funktion erfüllt, dem Kreditinstitut beziehungsweise dem Versicherungsunternehmen die Rückgabe 

an. Nach dieser Frist hat der Auftragnehmer Anspruch auf Zahlung: 

1. entweder eines Zinses, der gemäß Artikel 69 § 1 auf hinterlegte Beträge bei Einzahlung in bar oder in 

Staatspapieren berechnet wird, gegebenenfalls unter Abzug des Zinses, der von der Hinterlegungs- und Konsignationskasse 

oder der öffentlichen Einrichtung, die eine ähnliche Funktion erfüllt, entrichtet worden ist. In diesem Fall gilt 

der Antrag auf Rückgabe der Sicherheitsleistung als Schuldforderung für die Zahlung dieses Zinses, 

2. oder der Kosten, die bei einer gemeinsamen Sicherheitsleistung oder einer von einem Kreditinstitut oder 

Versicherungsunternehmen gewährten Garantie für die Aufrechterhaltung der Sicherheitsleistung bestritten worden 

sind. 

Abschnitt 4 — Auftragsunterlagen 

Konformität der Ausführung 

Art. 34 - Bauleistungen, Lieferungen und Dienstleistungen müssen in jeder Hinsicht mit den Auftragsunterlagen 

übereinstimmen. Selbst bei fehlenden technischen Spezifikationen in den Auftragsunterlagen genügen sie voll und 

ganz den Regeln des Fachs. 

Auf den Auftrag anwendbare technische Spezifikationen können durch Lehren, Proben, Muster, Typen und 

ähnliche Mittel, die vom öffentlichen Auftraggeber gekennzeichnet werden, ergänzt werden. 

Werden Bauleistungen, Lieferungen und Dienstleistungen gleichzeitig durch Pläne, Muster und Proben 

beschrieben, legen die Pläne außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen Form und 

Abmessungen der Ware und Material fest, aus dem sie angefertigt ist. Muster dienen nur zur Kontrolle der 

Fertigbearbeitung und Proben zur Überprüfung der Qualität. 

Vom öffentlichen Auftraggeber erstellte Pläne, Unterlagen und Gegenstände 

Art. 35 - § 1 - Auf Antrag erhalten Auftragnehmer kostenlos: 

1. eine Ausfertigung des Sonderlastenhefts und dessen Anlagen und eine Abschrift ihres gebilligten Angebots mit 

dessen Anlagen, 

2. einen vollständigen Satz Abschriften der Pläne, die als Grundlage für die Auftragsvergabe gedient haben. Der 

öffentliche Auftraggeber ist für die Übereinstimmung der Abschriften mit den Originalplänen verantwortlich. 

In den Auftragsunterlagen wird angegeben, welche anderen Unterlagen und Gegenstände Auftragnehmern zur 

Erleichterung ihrer Arbeit zur Verfügung gestellt werden können. Sie enthalten ebenfalls Bedingungen und 

Modalitäten der Zurverfügungstellung und gegebenenfalls der Rückgabe dieser Unterlagen und Gegenstände. 

Vorhergehende Bestimmungen gelten ebenfalls, wenn Auftragnehmern Material zur Verfügung gestellt wird. 

§ 2 - Auftragnehmer bewahren bis zur endgültigen Abnahme alle Unterlagen und Briefe im Zusammenhang mit 

der Auftragsvergabe und -ausführung auf und halten sie zur Verfügung des öffentlichen Auftraggebers. 

Vom Auftragnehmer erstellte Detail- und Ausführungspläne 

Art. 36 - Auftragnehmer lassen sämtliche Detail- und Ausführungspläne, die sie für eine sachgemäße Auftragsausführung 

benötigen, auf ihre Kosten erstellen. 

In den Auftragsunterlagen werden die Pläne festgelegt, die vom öffentlichen Auftraggeber zu billigen sind; dieser 

verfügt über eine Frist von dreißig Tagen ab Vorlage dieser Pläne, um sie zu billigen oder abzulehnen.


56899 

Eventuell verbesserte Unterlagen werden dem öffentlichen Auftraggeber nochmals vorgelegt, wobei dieser über 

eine Frist von fünfzehn Tagen für ihre Billigung verfügt, sofern die verlangten Verbesserungen nicht durch 

neue Anforderungen seinerseits bedingt sind. 

Die Ausführungsfrist wird bei Überschreitung der in Absatz 2 und 3 erwähnten Fristen entsprechend verlängert, 

außer wenn der öffentliche Auftraggeber nachweisen kann, dass der einem Auftragnehmer tatsächlich verursachte 

Verzug kleiner als diese Fristüberschreitung ist. 

In den Auftragsunterlagen wird die Anzahl Ausfertigungen der Pläne angegeben, die Auftragnehmer öffentlichen 

Auftraggebern übergeben müssen. 

Diese Pläne dürfen von öffentlichen Auftraggebern weder reproduziert noch für einen anderen Gebrauch als für 

die Zwecke des Auftrags verwendet werden. 

Vorhergehende Bestimmungen gelten ebenfalls für andere Unterlagen und Gegenstände, die Auftragnehmer im 

Hinblick auf eine sachgemäße Auftragsausführung erstellen oder anfertigen. 

Abschnitt 5 — Auftragsänderungen 

Art. 37 - Ungeachtet der Art und Weise der Preisfestsetzung sind öffentliche Auftraggeber berechtigt, den 

ursprünglichen Auftrag einseitig zu ändern, wenn gleichzeitig folgende Bedingungen erfüllt sind: 

1. Der Auftragsgegenstand bleibt unverändert. 

2. Außer bei Anwendung der Artikel 26 § 1 Nr. 2 Buchstabe a) und b) und Nr. 3 Buchstabe b) und c) und 53 § 2Nr.2 

und 4 Buchstabe a) und b) des Gesetzes und des Artikels 25 Nr. 3 Buchstabe a) und Nr. 4 Buchstabe b) des 

Gesetzes Verteidigung und Sicherheit ist der Wert der Änderung auf 15 Prozent des ursprünglichen Auftragswerts 

begrenzt. 

3. Dem Auftragnehmer wird gegebenenfalls ein gerechter Ausgleich gewährt. 

Von wesentlichen Klauseln und Bedingungen des Auftrags kann jedoch nur abgewichen werden, wenn dies durch 

Gründe gerechtfertigt ist und durch eines der folgenden Mittel geschieht: 

1. durch Änderungsanweisung oder einen anderen einseitigen Beschluss des öffentlichen Auftraggebers, 

2. durch Zusatzvertrag. 

Art. 38 - Für die Übertragung eines Auftrags ist das Einverständnis der übertragenen Partei erforderlich. 

Wird ein Auftrag vom Auftragnehmer übertragen, so muss der Übernehmer den entsprechenden Auswahlanforderungen 

genügen, um dieses Einverständnis erhalten zu können. 

In jedem Fall unterliegt dieses Einverständnis der Beibehaltung der wesentlichen Auftragsbedingungen. 

Abschnitt 6 — Kontrolle und Überwachung des Auftrags 

Umfang der Kontrolle und Überwachung 

Art. 39 - Öffentliche Auftraggeber können überall die Vorbereitung oder Verwirklichung der Leistungen durch 

alle geeigneten Mittel überwachen oder kontrollieren lassen. 

Auftragnehmer müssen Beauftragten des öffentlichen Auftraggebers alle erforderlichen Auskünfte erteilen und 

sämtliche Erleichterungen verschaffen, damit sie ihre Aufgabe erfüllen können. 

Auftragnehmer können sich nicht auf eine vom öffentlichen Auftraggeber durchgeführte Überwachung oder 

Kontrolle berufen, um sich ihrer Haftung zu entziehen, wenn Leistungen aufgrund irgendwelcher Fehler nachträglich 

abgelehnt werden. 

Kontrolle der Mengen 

Art. 40 - Bei Aufträgen laut Preisaufstellung und für Posten mit wahrscheinlichen Mengen bei Mischaufträgen 

misst der öffentliche Auftraggeber die ausgeführten Mengen in Anwesenheit des Auftragnehmers oder seines 

Beauftragten. Das Ergebnis wird in einem Schriftstück, das von beiden Parteien unterzeichnet wird, festgehalten. 

Bei Uneinigkeit oder solange die Parteien zu keiner Einigung gelangen, legt der öffentliche Auftraggeber 

unbeschadet der Rechte des Auftragnehmers von Amts wegen die Mengen fest, die er für gerechtfertigt hält. 

Arten technischer Abnahmen 

Art. 41 - Folgende Arten technischer Abnahmen sind zu unterscheiden: 

1. vorherige technische Abnahme im Sinne von Artikel 42, 

2. nachträgliche technische Abnahme im Sinne von Artikel 43, 

3. für Dienstleistungsaufträge andere Arten technischer Abnahmen, die eventuell in den Auftragsunterlagen 

vorgesehen sind. 

Öffentliche Auftraggeber können auf alle oder einen Teil der technischen Abnahmen verzichten, wenn der 

Auftragnehmer nachweist, dass die Waren bei ihrer Herstellung von einer unabhängigen Stelle gemäß den 

Spezifikationen der Auftragsunterlagen kontrolliert worden sind. In dieser Hinsicht wird jedes andere Zertifizierungsverfahren, 

das in einem Mitgliedstaat der Europäischen Union eingeführt und als gleichwertig eingestuft wird, dem 

nationalen Konformitätsbescheinigungsverfahren gleichgesetzt. 

Vorherige technische Abnahme 

Art. 42 - § 1 - In der Regel dürfen Waren nicht verarbeitet werden, wenn sie nicht vorher vom leitenden Beamten 

oder von seinem Beauftragten abgenommen worden sind. 

Die technische Abnahme kann in verschiedenen Stadien der Herstellung durchgeführt werden. 

Waren, die den auferlegten Überprüfungen in einem bestimmten Stadium nicht genügen, gelten als nicht 

abnahmefähig. 

Auf Antrag des Auftragnehmers überprüft der öffentliche Auftraggeber gemäß den Auftragsunterlagen, ob Waren 

die erforderliche Qualität aufweisen oder zumindest den Regeln des Fachs und den Auftragsbedingungen genügen. 

Verursachen Überprüfungen die Vernichtung bestimmter Waren, so werden diese vom Auftragnehmer auf seine 

Kosten ersetzt. In den Auftragsunterlagen wird die Menge Waren bestimmt, die vernichtet werden.


Stellen öffentliche Auftraggeber fest, dass die vorgelegte Ware nicht überprüfungsfähig ist, wird der Antrag des 

Auftragnehmers als nichtig angesehen. Ein neuer Antrag wird eingereicht, wenn die Ware abnahmefertig ist. 

§ 2 - Waren, die einer vorherigen technischen Abnahme genügt haben, können später noch abgelehnt werden. 

Diese Waren werden vom Auftragnehmer unverzüglich ersetzt, wenn Mängel oder Schäden, die bei der ersten Prüfung 

nicht entdeckt wurden, oder Schäden, die später aufgetreten sind, bei einer erneuten Prüfung entweder vor oder bei 

Verarbeitung oder nach Ausführung des Auftrags, jedoch vor der endgültigen Abnahme festgestellt werden. 

Die eventuelle Ersetzung mangelhafter Waren ist unabhängig von den Verpflichtungen, die für Auftragnehmer aus 

den Bestimmungen der Artikel 64, 65 und 92 hervorgehen. 

§ 3-Deröffentliche Auftraggeber verfügt zur Notifizierung seines Annahme- oder Ablehnungsbeschlusses ab 

Empfang des Abnahmeantrags über folgende Fristen: 

1. dreißig Tage, 

2. sechzig Tage, wenn die Abnahmeformalitäten in einem Labor erfüllt werden. 

In den Auftragsunterlagen können kürzere Fristen vorgesehen werden. 

Wenn Waren außerhalb des belgischen Staatsgebiets zur Abnahme vorgelegt werden, wird die Frist um die Anzahl 

für die Hin- und Rückreise der Abnahmebeauftragten erforderlicher Tage erhöht. 

Bei Überschreitung dieser Fristen seitens des öffentlichen Auftraggebers wird von Rechts wegen eine 

entsprechende Verlängerung der Ausführungsfrist gewährt. Diese Verlängerung schließt jeden Anspruch auf 

Schadenersatz aus. 

Nachträgliche technische Abnahme 

Art. 43 - § 1 - Für die in den Auftragsunterlagen spezifizierten Kategorien von Leistungen kann nach der 

Ausführung dieser Leistungen eine nachträgliche technische Abnahme erfolgen, ob eine vorherige technische Abnahme 

vorgesehen ist oder nicht. 

Solche Überprüfungen und Probeentnahmen werden kontradiktorisch gemäß den Vorschriften der Auftragsunterlagen 

durchgeführt, die ihren Umfang bestimmen. 

§ 2-Öffentliche Auftraggeber teilen die Ergebnisse der technischen Abnahme innerhalb folgender Fristen ab ihrer 

Ausführung mit: 




§ 3 - Bei Leistungen, die einer nachträglichen technischen Abnahme unterliegen: 

1. wird entweder eine spezifische zusätzliche Sicherheitsleistung vorgesehen 

2. oder wird auf Zahlungen für diese Leistungen ein Abzug einbehalten, bis die Ergebnisse der technischen 

Abnahme bekannt sind. 

Abschnitt 7 — Handlungsmöglichkeiten des öffentlichen Auftraggebers 

Säumigkeit und Sanktionen 

Art. 44 - § 1 - Auftragnehmer gelten hinsichtlich der Auftragsausführung als säumig: 

1. wenn Leistungen nicht unter den in den Auftragsunterlagen bestimmten Bedingungen ausgeführt werden, 

2. jederzeit, wenn Leistungen nicht so fortgeführt werden, dass sie zu den festgelegten Daten vollendet werden 

können, 

3. wenn sie schriftlichen Anweisungen, die vom öffentlichen Auftraggeber gültig erteilt worden sind, nicht 

nachkommen. 

§ 2 - Eine Nichteinhaltung der Auftragsbestimmungen, einschließlich der Nichteinhaltung der Anweisungen des 

öffentlichen Auftraggebers, wird in einem Protokoll festgestellt, von dem eine Abschrift unverzüglich dem 

Auftragnehmer per Einschreiben übermittelt wird. 

Der Auftragnehmer muss unverzüglich angezeigte Missstände beheben. Er kann seine Verteidigungsmittel per 

Einschreiben geltend machen, das dem öffentlichen Auftraggeber innerhalb fünfzehn Tagen ab Versendung des 

Protokolls zu übermitteln ist. Sein Stillschweigen gilt nach dieser Frist als Anerkennung der festgestellten 

Begebenheiten. 

§ 3 - Werden Unzulänglichkeiten beim Auftragnehmer festgestellt, unterliegt er Sanktionen durch Anwendung 

einer oder mehrerer der in den Artikeln 45 bis 49, 85 bis 88, 123, 124, 154 und 155 vorgesehenen Maßnahmen. 

Vertragsstrafen 

Art. 45 - § 1 - In den Auftragsunterlagen kann die Anwendung einer besonderen Vertragsstrafe für mangelhafte 

Ausführung vorgesehen werden. 

§ 2 - Mangelhafte Ausführung, für die keine besondere Vertragsstrafe vorgesehen ist, führt zu einer allgemeinen 

Vertragsstrafe: 

1. die einmalig angewandt wird und sich auf 0,07 Prozent des ursprünglichen Auftragswerts mit einem 

Mindestbetrag von 40 EUR und einem Höchstbetrag von 400 EUR beläuft oder 

2. die täglich angewandt wird und sich auf 0,02 Prozent des ursprünglichen Auftragswerts mit einem 

Mindestbetrag von 20 EUR und einem Höchstbetrag von 200 EUR beläuft, wenn die mangelhafte Ausführung 

unverzüglich behoben werden muss. 

Diese Vertragsstrafe wird ab dem dritten Tag nach Aufgabe des in Artikel 44 § 2 erwähnten Einschreibens 

angewandt und läuft einschließlich bis zu dem Tag, an dem die mangelhafte Ausführung vom Auftragnehmer oder 

vom öffentlichen Auftraggeber selbst behoben wird. 

§ 3 - Die Paragraphen 1 und 2 sind anwendbar, wenn keine Rechtfertigung angenommen oder innerhalb der in 

Artikel 44 § 2 vorgeschriebenen Fristen eingereicht worden ist.


56901 

Geldbußen wegen Verzug 

Art. 46 - Geldbußen wegen Verzug sind unabhängig von den in Artikel 45 vorgesehenen Vertragsstrafen. Sie 

werden ohne Inverzugsetzung durch alleinigen Ablauf der Ausführungsfrist geschuldet, ohne dass ein Protokoll 

aufgestellt werden müsste, und werden von Rechts wegen für alle Verzugstage angewandt. 

Ungeachtet der Anwendung von Geldbußen wegen Verzug haftet ein Auftragnehmer dem öffentlichen 

Auftraggeber gegenüber weiter für Schadenersatz, den Letzterer Dritten gegebenenfalls wegen Verzug bei Auftragsausführung 

schuldet. 

Maßnahmen von Amts wegen 

Art. 47 - § 1 - Wenn ein Auftragnehmer nach Ablauf der in Artikel 44 § 2für die Geltendmachung seiner 

Verteidigungsmittel angegebenen Frist nichts unternommen hat oder Mittel angeführt hat, die vom öffentlichen 

Auftraggeber für ungerechtfertigt erachtet werden, kann Letzterer die in § 2 beschriebenen Maßnahmen von Amts 

wegen ergreifen. 

Der öffentliche Auftraggeber darf jedoch Maßnahmen von Amts wegen ergreifen, ohne den Ablauf der in 

Artikel 44 § 2 angegebenen Frist abzuwarten, wenn der Auftragnehmer die festgestellten Unzulänglichkeiten vorher 

ausdrücklich zugegeben hat. 

§ 2-Maßnahmen von Amts wegen sind: 

1. einseitige Auftragskündigung; in diesem Fall erwirbt der öffentliche Auftraggeber die Gesamtheit der 

Sicherheitsleistung oder in deren Ermangelung einen Betrag in derselben Höhe von Rechts wegen als pauschalen 

Schadenersatz. Diese Maßnahme schließt die Anwendung von Geldbußen wegen Ausführungsverzug für den 

gekündigten Teil aus, 

2. Ausführung in eigener Trägerschaft eines Teils oder der Gesamtheit des nicht ausgeführten Auftrags, 

3. Vergabe eines oder mehrerer Aufträge für Rechnung des säumigen Auftragnehmers an einen oder 

mehrere Dritte für einen Teil oder für die Gesamtheit des noch auszuführenden Auftrags. 

In Absatz 1 Nr. 2 und 3 vorgesehene Maßnahmen finden Anwendung auf Kosten, Rechnung und Gefahr des 

säumigen Auftragnehmers. Geldbußen und Vertragsstrafen, die im Laufe der Ausführung eines Auftrags für Rechnung 

des säumigen Auftragnehmers angewandt werden, gehen jedoch zu Lasten des neuen Auftragnehmers. 

§ 3 - Der Beschluss des öffentlichen Auftraggebers, zu der gewählten Maßnahme von Amts wegen überzugehen, 

wird dem säumigen Auftragnehmer per Einschreiben oder durch einen gegen Empfangsbestätigung übergebenen Brief 

notifiziert. 

Ab dieser Notifizierung darf der säumige Auftragnehmer nicht mehr in die Ausführung des durch die Maßnahme 

von Amts wegen betroffenen Teils des Auftrags eingreifen. 

Vor Abschluss eines Auftrags für Rechnung des säumigen Auftragnehmers wird dem säumigen Auftragnehmer 

eine Ausfertigung der Auftragsunterlagen über den abzuschließenden Auftrag per Einschreiben zugesandt. 

§ 4-Überschreitet der Preis der Ausführung in eigener Trägerschaft oder des Auftrags für Rechnung des säumigen 

Auftragnehmers den Preis des ursprünglichen Auftrags, gehen die Mehrkosten zu Lasten des säumigen Auftragnehmers. 

Im entgegengesetzten Fall fällt der Unterschied dem öffentlichen Auftraggeber zu. 

Sonstige Sanktionen 

Art. 48 - Unbeschadet der im vorliegenden Erlass vorgesehenen Sanktionen kann ein säumiger Auftragnehmer 

vom öffentlichen Auftraggeber für einen bestimmten Zeitraum von seinen Aufträgen ausgeschlossen werden. Die 

Verteidigungsmittel des Betreffenden werden vorher angehört und der mit Gründen versehene Beschluss wird ihm 

notifiziert. 

In vorhergehendem Absatz vorgesehene Sanktionen sind unbeschadet der in Artikel 19 des Gesetzes vom 

20. März 1991 zur Regelung der Zulassung von Bauunternehmern festgelegten Sanktionen anwendbar. 

Art. 49 - § 1 - Stellt ein öffentlicher Auftraggeber zu irgendeinem Zeitpunkt fest, dass ein Auftragnehmer die 

Bestimmungen von Artikel 9 des Gesetzes beziehungsweise Artikel 10 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit nicht 

eingehalten hat, so trifft er eine oder mehrere der folgenden Maßnahmen: 

1. Anwendung einer Vertragsstrafe, die dreimal dem Betrag entspricht, mit dem der Auftragspreis belastet worden 

ist, um Dritten einen Gewinn oder Vorteil zu verschaffen, 

2. Anwendung einer Maßnahme von Amts wegen, 

3. Ausschluss von Aufträgen im Sinne von Artikel 48, 

4. handelt es sich um einen Bauunternehmer, Vorschlag einer Sanktion in Anwendung von Artikel 19 des Gesetzes 

vom 21. März 1991 [sic, zu lesen ist: 20. März 1991] zur Regelung der Zulassung von Bauunternehmern. 

§ 2 - Die Anwendung einer in § 1Nr.1erwähnten Vertragsstrafe schließt jegliche zusätzliche Entschädigung aus. 

Erlass von Geldbußen wegen Verzug und Vertragsstrafen 

Art. 50 - § 1 - Ein Auftragnehmer erhält einen Erlass von Geldbußen wegen Ausführungsverzug: 

1. ganz oder teilweise, wenn er nachweist, dass der Verzug ganz oder teilweise entweder dem öffentlichen 

Auftraggeber zuzuschreiben ist oder auf Umstände wie in Artikel 56 erwähnt zurückzuführen ist, insofern sie vor 

Ablauf der Vertragsfristen aufgetreten sind; in diesen Fällen bringen erstattete Geldbußen von Rechts wegen Zinsen zu 

dem in Artikel 69 vorgesehenen Zinssatz ab dem Datum, an dem die betreffende Zahlung hätte getätigt werden 

müssen, 

2. teilweise, wenn ein Missverhältnis zwischen dem Betrag der angewandten Geldbußen und der geringen 

Bedeutung der mit Verspätung ausgeführten Leistungen besteht. Dieses Missverhältnis gilt als vorhanden, wenn der 

Wert der nichterbrachten Leistungen 5 Prozent des Gesamtwerts des Auftrags nicht erreicht, insofern die ausgeführten 

Leistungen jedoch normal benutzt werden können und der Auftragnehmer alles darangesetzt hat, ausstehende 

Leistungen in kürzester Zeit zu beenden.


§ 2 - Artikel 52 findet Anwendung auf die in § 1Nr.1erwähnten Begebenheiten und Umstände, auf die sich in den 

Anträgen auf Erlass von Geldbußen wegen Verzug berufen wird. 

§ 3 - Zur Vermeidung des Verfalls wird ein Antrag auf Erlass von Geldbußen schriftlich eingereicht, und zwar 

spätestens neunzig Tage nach: 

1. der einmaligen Zahlung oder der Zahlung, die als Restzahlung ausgewiesen ist, wenn es sich um Bauaufträge 

handelt, 

2. der Zahlung der Rechnung, von der die Geldbußen einbehalten worden sind, wenn es sich um Liefer- und 

Dienstleistungsaufträge handelt. 

Art. 51 - Ein Auftragnehmer erhält einen Teilerlass von Vertragsstrafen, wenn ein Missverhältnis zwischen dem 

Betrag der angewandten Vertragsstrafen und dem Umfang der mangelhaften Ausführung besteht. 

Dieser Erlass ist davon abhängig, ob der Auftragnehmer alles darangesetzt hat, der mangelhaften Ausführung in 

kürzester Zeit abzuhelfen. 

Zur Vermeidung des Verfalls wird ein Antrag auf Erlass von Vertragsstrafen schriftlich innerhalb der in Artikel 50 

§ 3 vorgesehenen Frist eingereicht. 

Abschnitt 8 — Bedingungen für die Einreichung von Beschwerden und Anträgen 

Art. 52 - Auftragnehmer müssen öffentliche Auftraggeber zur Vermeidung des Verfalls unverzüglich schriftlich 

über irgendwelche von ihnen festgestellte Begebenheiten oder Umstände, ob sie in den Artikeln 54 und 56 erwähnt sind 

oder nicht, informieren, die die normale Auftragsausführung behindern und deren eventuellen negativen Auswirkungen 

ihres Erachtens die Einreichung eines Antrags oder einer Beschwerde rechtfertigen könnten; hierbei weisen sie kurz 

auf den Einfluss hin, den diese Begebenheiten oder Umstände auf Verlauf und Kosten des Auftrags haben oder haben 

könnten. Diese Verpflichtung gilt, egal ob die Begebenheiten oder Umstände dem öffentlichen Auftraggeber bekannt 

sind oder nicht. 

Unzulässig sind Beschwerden und Anträge, die auf Begebenheiten oder Umständen beruhen, von denen 

Auftragnehmer den öffentlichen Auftraggeber nicht rechtzeitig benachrichtigt haben und von denen Letzterer 

demzufolge weder Bestehen noch Einfluss auf den Auftrag überprüfen konnte, um gegebenenfalls durch die Lage 

erforderlich gewordene Maßnahmen zu treffen. 

Bei schriftlichen Anweisungen des öffentlichen Auftraggebers, einschließlich der in Artikel 80 § 1 erwähnten 

Anweisungen, müssen Auftragnehmer den öffentlichen Auftraggeber nur benachrichtigen, sobald sie den Einfluss 

dieser Anweisungen auf Verlauf und Kosten des Auftrags haben einschätzen können oder hätten einschätzen können 

müssen. 

Auf jeden Fall sind diese Beschwerden oder Anträge unzulässig, wenn die beanstandeten Begebenheiten oder 

Umstände, einschließlich der Information im Sinne von Absatz 3, nicht schriftlich innerhalb dreißig Tagen ab ihrem 

Auftreten oder ab dem Datum, an dem der Auftragnehmer normalerweise Kenntnis von ihnen hätte bekommen 

müssen, mitgeteilt worden sind. 

Art. 53 - Außer bei anders lautender Bestimmung im vorliegenden Erlass und unbeschadet der Bestimmungen 

von Artikel 52 werden ordnungsgemäß begründete und bezifferte Beschwerden und Anträge des Auftragnehmers zur 

Vermeidung des Verfalls schriftlich innerhalb folgender Fristen eingereicht: 

1. vor Ablauf der Vertragsfristen, um eine Verlängerung der Ausführungsfristen oder die Kündigung des Auftrags 

zu erhalten, 

2. spätestens neunzig Tage nach Notifizierung des Protokolls zur vorläufigen Abnahme des Auftrags, um eine 

Auftragsrevision, die nicht in Nr. 1 erwähnt ist, oder Schadenersatz zu erhalten, 

3. wenn diese Beschwerden oder Anträge ihren Ursprung in Begebenheiten oder Umständen finden, die während 

der Garantiezeit aufgetreten sind, spätestens neunzig Tage nach Ablauf dieser Zeit, um eine Auftragsrevision, die nicht 

in Nr. 1 erwähnt ist, oder Schadenersatz zu erhalten. 

Abschnitt 9 — Zwischenfälle bei der Ausführung 

Unzulänglichkeiten des öffentlichen Auftraggebers 

Art. 54 - Ein Auftragnehmer kann sich auf Nachlässigkeiten, Verzögerungen oder sonstige Begebenheiten 

berufen, die er dem öffentlichen Auftraggeber zuschreibt und durch die Verzögerung oder Schaden für ihn entstehen, 

um eine oder mehrere der folgenden Maßnahmen zu erwirken: 

1. Auftragsrevision, einschließlich einer Verlängerung der Ausführungsfristen, 

2. Schadenersatz, 

3. Auftragskündigung. 

Entschädigung für die vom öffentlichen Auftraggeber angeordneten Aufschübe 

Art. 55 - Ein Auftragnehmer hat für die vom öffentlichen Auftraggeber angeordneten Aufschübe Anrecht auf 

Schadenersatz, wenn diese Aufschübe insgesamt ein Zwanzigstel der Ausführungsfrist und mindestens zehn Werktage 

oder fünfzehn Tage - je nachdem ob die Ausführungsfrist in Werktagen oder Tagen ausgedrückt ist - überschreiten, 

insofern die Aufschübe: 

1. nicht auf schlechte Witterungsbedingungen zurückzuführen sind und 

2. in der vertraglichen Ausführungsfrist stattfinden. 

Unvorhersehbare Umstände 

Art. 56 - In der Regel hat ein Auftragnehmer keinerlei Anrecht auf eine Änderung der Vertragsbedingungen für 

irgendwelche Umstände, die dem öffentlichen Auftraggeber fremd sind. 

Der Auftragnehmer kann sich jedoch auf Umstände berufen, die er bei Angebotsabgabe oder Auftragsabschluss 

vernünftigerweise nicht vorsehen konnte, die er nicht vermeiden konnte und deren Folgen er nicht abhelfen konnte, 

obwohl er dafür alles Notwendige getan hat, entweder um eine Verlängerung der Ausführungsfristen zu beantragen 

oder, wenn er einen bedeutenden Schaden erlitten hat, um eine andere Form der Revision oder die Kündigung des 

Auftrags zu beantragen. 

Der Auftragnehmer kann die Säumigkeit eines Unterauftragnehmers nur geltend machen, insofern Letzterer sich 

auf Umstände berufen kann, auf die der Auftragnehmer sich selbst in einer gleichartigen Lage hätte berufen können.


56903 

Die Bedeutung des erlittenen Schadens wird ausschließlich auf der Grundlage der Merkmale des betreffenden 

Auftrags beurteilt. 

Der Schwellenwert für einen bedeutenden Schaden wird auf 2,5 Prozent des ursprünglichen Auftragswerts 

festgelegt. Dieser Schwellenwert ist in jedem Fall erreicht, sobald sich ein Schaden auf 100.000 EUR beläuft. 

Bei Auftragsrevision in Form einer Entschädigung wird eine Franchise angewandt, die 17,5 Prozent des Betrags 

des festgestellten Schadens entspricht. Diese Franchise beträgt höchstens 20.000 EUR. 

Bedingungen für die Einreichung von Anträgen durch den Auftragnehmer 

Art. 57 - Die Artikel 54 und 56 beeinträchtigen nicht die Anwendung der anderen Bestimmungen des 

vorliegenden Erlasses. 

Überprüfung vor Ort von Buchhaltungsbelegen 

Art. 58 - Verlangen Auftragnehmer Schadenersatz oder eine Auftragsrevision, so haben öffentliche Auftraggeber 

das Recht, vor Ort eine Überprüfung der Buchhaltungsbelege durchführen zu lassen. 

Folgen für den Auftrag 

Art. 59 - Auftragnehmer können sich nicht auf laufende Besprechungen aufgrund der Artikel 54 bis 56 berufen, 

um je nach Fall das Ausführungstempo zu verlangsamen, die Auftragsausführung zu unterbrechen oder sie nicht 

wieder aufzunehmen. 

Unzulänglichkeiten des Auftragnehmers und unvorhersehbare Umstände 

Art. 60 - Ein öffentlicher Auftraggeber kann sich auf Nachlässigkeiten, Verzögerungen oder sonstige Begebenheiten 

berufen, die er dem Auftragnehmer oder dessen Personal zuschreibt und durch die Verzögerung oder Schaden 

für ihn entstehen, um eine oder mehrere der folgenden Maßnahmen zu erwirken: 

1. Auftragsrevision, einschließlich einer Herabsetzung der Ausführungsfristen, 

2. Schadenersatz, 

3. Auftragskündigung. 

Zieht der Auftragnehmer großen Vorteil aus den in Artikel 56 erwähnten Umständen, kann der öffentliche 

Auftraggeber spätestens neunzig Tage nach Notifizierung des Protokolls zur vorläufigen Abnahme des Auftrags die 

Auftragsrevision beantragen. 

In den Absätzen 1 und 2 erwähnte Beschwerden und Anträge sind unzulässig, wenn die beanstandeten 

Begebenheiten oder Umstände nicht schriftlich innerhalb dreißig Tagen ab ihrem Auftreten oder ab dem Datum, an 

dem der öffentliche Auftraggeber normalerweise Kenntnis von ihnen hätte bekommen müssen, mitgeteilt worden sind. 

Abschnitt 10 — Auftragsende 

Kündigung 

Art. 61 - § 1 - Ist ein Auftrag mit einer einzigen natürlichen Person abgeschlossen worden und stirbt diese Person, 

teilen die Rechtsnachfolger dem öffentlichen Auftraggeber innerhalb dreißig Tagen ab dem Tod schriftlich den Todesfall 

und ihre Absicht mit, den Auftrag fortzuführen oder nicht. Der öffentliche Auftraggeber verfügt über eine Frist von 

dreißig Tagen ab Empfang dieses Vorschlags, um seinen Beschluss über die Fortführung des Auftrags durch die 

Rechtsnachfolger zu notifizieren. Andernfalls erlischt der Auftrag von Rechts wegen. 

§ 2 - Ist ein Auftrag mit mehreren natürlichen Personen abgeschlossen worden und stirbt eine oder mehrere 

dieser Personen: 

1. setzen die Hinterbliebenen den öffentlichen Auftraggeber innerhalb dreißig Tagen ab dem Tod schriftlich von 

dem Todesfall in Kenntnis, 

2. teilen die Rechtsnachfolger des Verstorbenen dem öffentlichen Auftraggeber innerhalb dreißig Tagen ab dem Tod 

schriftlich den Todesfall und ihre Absicht mit, den Auftrag fortzuführen oder nicht. 

Der öffentliche Auftraggeber entscheidet innerhalb dreißig Tagen auf der Grundlage eines kontradiktorischen 

Fortschrittsberichts, ob der Auftrag gekündigt werden muss oder ob die Hinterbliebenen und/oder die Rechtsnachfolger 

des Verstorbenen in der Lage sind, den Auftrag gemäß ihrer Verpflichtung fortzuführen. 

Art. 62 - Unbeschadet der Anwendung einer Maßnahme von Amts wegen darf ein öffentlicher Auftraggeber 

einen Auftrag kündigen, wenn eine der folgenden Situationen in Bezug auf den Auftragnehmer vorliegt: 

1. einer der in Artikel 61 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 66 des Königlichen Erlasses 

Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 63 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit erwähnten Fälle, 

außer bei Anwendung der Rechtsvorschriften über die Kontinuität der Unternehmen, 

2. Stellung unter gerichtlichen Beistand wegen Verschwendung, 

3. Entmündigung, Stellung unter vorläufige Verwaltung oder Vormundschaft wegen Geistesschwäche, 

4. Unterbringung zur Beobachtung oder Internierung in Anwendung der Rechtsvorschriften über den Schutz der 

Gesellschaft, 

5. Verurteilung zu einer nicht bedingten Freiheitsstrafe von einem Monat oder mehr wegen Beteiligung an einer 

der nachfolgend angeführten Straftaten oder gegebenenfalls am Versuch, diese zu begehen: 

a) Verbrechen oder Vergehen gegen die Sicherheit des Staates, 

b) Verbrechen oder Vergehen gegen das Vertrauen in den Staat, 

c) Verschwörung öffentlicher Beamter, 

d) von Beamten begangene Gebührenüberforderungen und Unterschlagungen, 

e) Beamtenbestechung, 

f) Behinderung der Ausführung von öffentlichen Arbeiten, 

g) Verbrechen oder Vergehen von Lieferanten, 

h) Verbrechen oder Vergehen gegen das Eigentum.


Art. 63 - In den in den Artikeln 61 und 62 vorgesehenen Kündigungsfällen wird ein Auftrag im erreichten 

Zustand auf der Grundlage der am Kündigungsdatum erbrachten Leistungen liquidiert. 

Die Artikel 61 und 62 sind sowohl auf Rahmenvereinbarungen als auch auf Folgeaufträge, die auf der Grundlage 

dieser Rahmenvereinbarungen abgeschlossen werden, anwendbar. Öffentliche Auftraggeber können jedoch beschließen, 

dass die Kündigung einer Rahmenvereinbarung ohne Folgen für laufende Folgeaufträge ist. 

Abnahmen und Garantien 

Art. 64 - Leistungen werden erst abgenommen, nachdem sie den Überprüfungen, den technischen Abnahmen 

und den vorgeschriebenen Prüfungen genügt haben. Je nach Fall ist eine vorläufige Abnahme bei Abschluss der 

Ausführung der Leistungen, die den Auftragsgegenstand bilden, und eine endgültige Abnahme bei Ablauf der 

Garantiefrist vorgesehen, die außer bei Anwendung der Artikel 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches auf Aufträge, auf 

die sie sich beziehen, der Vollendung des Auftrags gleichzusetzen ist. 

Was Rahmenvereinbarungen betrifft, die mit einem einzigen Auftragnehmer geschlossen werden, so gilt außer bei 

anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen die letzte Abnahme, die für einen auf der Grundlage der 

Rahmenvereinbarung abgeschlossenen Auftrag gewährt wird, als Abnahme dieser Rahmenvereinbarung. 

Art. 65 - § 1 - Von Auftragnehmern gewährte Garantien werden durch die Bestimmungen des vorliegenden 

Artikels und gegebenenfalls durch ergänzende Bestimmungen der Auftragsunterlagen geregelt. 

§ 2 - Über jeden Schaden oder jede Außerbetriebsetzung wird vom leitenden Beamten ein datiertes und 

unterzeichnetes Protokoll aufgestellt. 

Dieses Protokoll wird vor Ablauf der Garantiefrist aufgestellt und dem Auftragnehmer schnellstmöglich innerhalb 

einer Frist von dreißig Tagen ab der Feststellung notifiziert. 

Der Auftragnehmer haftet nur, sofern diese Formalitäten erfüllt worden sind. 

§ 3 - Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 84 ersetzt der Auftragnehmer innerhalb der auferlegten Frist auf 

seine Kosten Waren, die Mängel aufweisen und daher keine den Auftragsbedingungen gerechte Verwendung erlauben 

oder innerhalb der Garantiefrist bei üblicher Verwendung außer Betrieb gesetzt werden mussten; die Ersetzung erfolgt 

gemäß den ursprünglich auferlegten Vorschriften. 

Schäden, die auf Zufall, höhere Gewalt oder unübliche Verwendung der gelieferten Waren zurückzuführen sind, 

fallen nicht unter die Garantie, insofern beim Vorfall keine mangelhafte Ausführung oder Mängel zum Vorschein 

kommen, die eine Ersetzung rechtfertigen können. 

Waren, die während der Garantiefrist aus dem Betrieb genommen werden und vom Auftragnehmer ersetzt 

werden müssen, werden zu seiner Verfügung gehalten und von ihm innerhalb der ihm auferlegten Frist abgeholt; diese 

Frist läuft ab dem Datum, an dem die Notifizierung erfolgt ist. Bei Ablauf dieser Frist gehen aus dem Betrieb 

genommene Waren in das Eigentum des öffentlichen Auftraggebers über, insofern der Auftragnehmer nicht innerhalb 

dieser Frist schriftlich beantragt hat, ihm diese auf Kosten, Rechnung und Gefahr des Auftragnehmers zurückzusenden. 

§ 4 - Nimmt ein Auftragnehmer die in § 3 vorgesehene Ersetzung nicht vor, ist er verpflichtet, den Wert der zu 

ersetzenden Waren und die mit der Ersetzung verbundenen Kosten zu zahlen. 

Der öffentliche Auftraggeber kann jedoch zulassen, dass während der Garantiefrist beschädigte Waren vom 

Auftragnehmer auf dessen Kosten instand gesetzt werden. 

Erfolgt die Instandsetzung in Werkstätten des öffentlichen Auftraggebers, so umfasst die aufzustellende Rechnung 

den Wert der Grundstoffe und den Arbeitslohn, erhöht um einen den allgemeinen Kosten der Werkstätten des 

öffentlichen Auftraggebers entsprechenden Teil. 

§ 5-Für Waren, die als Ersatz geliefert werden, gilt die volle Garantiefrist. 

Die Garantiefrist wird gegebenenfalls um den Zeitraum verlängert, während dessen die Ware wegen eines 

Schadens nicht verwendet werden konnte. 

Abschnitt 11 — Allgemeine Zahlungsbedingungen 

Art. 66 - § 1 - Der Preis eines Auftrags wird entweder in einem Mal nach seiner vollständigen Ausführung oder 

je nach seinem Fortschreiten durch Anzahlungen gemäß den in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Modalitäten 

gezahlt. 

Sobald die Ausführung eines Auftrags einen Stand erreicht hat, der Anrecht auf Zahlung gibt, wird vom 

öffentlichen Auftraggeber darüber ein Protokoll aufgestellt. Der Auftragnehmer muss jedoch eine Schuldforderung 

einreichen, bevor er bezahlt werden kann. 

§ 2 - Wenn die Ausführung eines Auftrags auf Anweisung oder seitens des öffentlichen Auftraggebers für einen 

Zeitraum von mindestens dreißig Tagen unterbrochen wird, so wird dem Auftragnehmer nach Verhältnis der 

erbrachten Leistungen eine Anzahlung auf die nächste Zahlung geleistet. 

Vorschüsse 

Art. 67 - § 1 - Auftragnehmern können Vorschüsse in den nachfolgend aufgezählten Fällen gewährt werden: 

1. gemäß den in den Auftragsunterlagen festgelegten Modalitäten für Aufträge, für die im Verhältnis zu ihrem 

Wert sehr hohe vorherige Investitionen erforderlich sind, die ausschließlich für ihre Ausführung bestimmt sind: 

a) entweder für die Errichtung von Gebäuden oder Anlagen 

b) oder für den Ankauf von Material, Maschinen oder Gerätschaften 

c) oder für den Erwerb von Patenten, Herstellungs- oder Verbesserungslizenzen 

d) oder für Untersuchungen, Prüfungen, Entwicklungen oder Herstellungen von Prototypen, 

2. für öffentliche Liefer- oder Dienstleistungsaufträge, die abzuschließen sind: 

a) mit anderen Staaten oder internationalen Organisationen, 

b) mit Lieferanten oder Dienstleistungserbringern, mit denen zwangsläufig Geschäfte zu tätigen sind und die die 

Zahlung von Vorschüssen als Bedingung für die Annahme des Auftrags stellen, 

c) mit einer von Staaten errichteten Versorgungs- oder Instandsetzungseinrichtung,


56905 

d) im Rahmen der von mehreren Staaten oder internationalen Organisationen gemeinsam finanzierten 

Forschungs-, Prüfungs-, Untersuchungs-, Entwicklungs- und Herstellungsprogramme, 

3. für öffentliche Dienstleistungsaufträge im Zusammenhang mit der Personenbeförderung im Flugverkehr gemäß 

Kategorie 3 von Anlage II A zum Gesetz beziehungsweise Kategorie 6 von Anlage 1 zum Gesetz Verteidigung und 

Sicherheit, 

4. für Liefer- oder Dienstleistungsaufträge, die üblicherweise auf der Grundlage eines Abonnements abgeschlossen 

werden oder für die eine vorherige Zahlung erforderlich ist. 

Außer in den in Nr. 2 bis 4 erwähnten Fällen dürfen Vorschüsse 50 Prozent des ursprünglichen Auftragswerts nicht 

überschreiten. 

§ 2 - Vorschüsse werden durch Abzug von den Anzahlungen gemäß den in den Auftragsunterlagen vorgesehenen 

Modalitäten verrechnet. Die Zahlung von Vorschüssen kann eingestellt werden und Vorschüsse können durch Abzug 

von den Anzahlungen verrechnet werden, wenn festgestellt wird, dass der Begünstigte seinen vertraglichen 

Verpflichtungen nicht nachkommt oder die Bestimmungen von Artikel 42 des Gesetzes beziehungsweise Artikel 41 des 

Gesetzes Verteidigung und Sicherheit verletzt. 

Zahlung bei Vorpfändung beim Drittschuldner oder Drittpfändung 

Art. 68 - Bei Vorpfändung beim Drittschuldner oder Drittsicherungspfändung zu Lasten eines Auftragnehmers 

wird die Zahlungsfrist ausgesetzt und verfügt der öffentliche Auftraggeber über eine zusätzliche Zahlungsfrist von 

fünfzehn Tagen. Die Aussetzung endet an dem Tag, an dem dem öffentlichen Auftraggeber mitgeteilt wird, dass das 

Zahlungshindernis beseitigt ist. 

Zinsen bei Zahlungsverzug und Entschädigung für Beitreibungskosten 

Art. 69 - § 1 - Werden die aufgrund der Artikel 68, 95, 127, 141 und 160 festgelegten Zahlungsfristen überschritten, 

so haben Auftragnehmer von Rechts wegen und ohne Inverzugsetzung Anspruch auf Zahlung eines Zinses im 

Verhältnis zur Anzahl Verzugstage. Dieser einfache Zins entspricht entweder dem von der Europäischen Zentralbank 

auf ihre jüngsten Hauptrefinanzierungsoperationen angewandten Zinssatz oder dem marginalen Zinssatz, der sich aus 

Tenderverfahren mit variablem Zinssatz für die jüngsten Hauptrefinanzierungsoperationen der Europäischen 

Zentralbank ergibt. 

Für Aufträge, die vor dem 16. März 2013 abgeschlossen werden, wird der im vorhergehenden Absatz erwähnte 

Zinssatz um 7 Prozent erhöht und auf den nächsthöheren halben Prozentpunkt aufgerundet. Für Aufträge, die ab dem 

16. März 2013 abgeschlossen werden, wird der erwähnte Zinssatz um 8 Prozent erhöht. 

Der für die Finanzen zuständige Minister veröffentlicht halbjährlich im Belgischen Staatsblatt den für jedes Halbjahr 

anwendbaren einfachen Zinssatz. 

Für Aufträge, die vor dem 16. März 2013 abgeschlossen werden, wird der Zins nur geschuldet, wenn er sich auf 

mindestens 5 EUR pro gemäß Vertragsbestimmungen getätigte Zahlung beläuft. 

§ 2-Wirdfür Aufträge, die ab dem 16. März 2013 abgeschlossen werden, gemäß § 1 ein Verzugszins geschuldet, 

so haben Auftragnehmer von Rechts wegen und ohne Inverzugsetzung Anspruch auf Zahlung einer Pauschalentschädigung 

von 40 EUR für die Beitreibungskosten. 

Auftragnehmer können zusätzlich zu diesem Pauschalbetrag einen Anspruch auf angemessenen Ersatz aller 

anderen durch den Zahlungsverzug bedingten Beitreibungskosten erheben. 

§ 3 - Die Einreichung der ordnungsgemäß aufgestellten Rechnung oder der Schuldforderung gemäß den 

Artikeln 95, 127, 141 und 160 gilt gegebenenfalls als Schuldforderung für den in § 1 erwähnten Zins und die in § 2 

erwähnten Beitreibungskosten, beeinflusst jedoch nicht den Zeitpunkt, ab dem dieser Zins läuft. 

§ 4 - Die Bestimmungen des vorliegenden Artikels finden keine Anwendung auf Zahlungen im Zusammenhang 

mit Schadenersatz. 

Unterbrechung oder Verlangsamung der Ausführung seitens des Auftragnehmers 

Art. 70 - Wenn die Zahlung durch Verschulden eines öffentlichen Auftraggebers dreißig Tage nach Ablauf der 

Zahlungsfrist nicht getätigt ist, kann der Auftragnehmer das Tempo der Ausführung der Bauleistungen, Lieferungen 

oder Dienstleistungen verlangsamen oder sie unterbrechen. 

In diesem Fall hat der Auftragnehmer Anspruch: 

1. in jedem Fall, ob das Ausführungstempo verlangsamt oder die Ausführung unterbrochen wird oder nicht, auf 

eine Verlängerung der Frist im Verhältnis zur Anzahl Tage zwischen Ablauf der vorerwähnten Frist von dreißig Tagen 

und Datum der Zahlung, sofern der Antrag vor Ablauf der Vertragsfristen schriftlich eingereicht wird, 

2. auf Entschädigung, wenn das Ausführungstempo tatsächlich verlangsamt oder die Ausführung tatsächlich 

unterbrochen worden ist, sofern die bezifferte Entschädigungsforderung innerhalb der in Artikel 53 vorgesehenen 

Fristen eingereicht wird. 

Der Beschluss, das Ausführungstempo zu verlangsamen oder die Bauleistungen, Lieferungen oder Dienstleistungen 

wegen Zahlungsverzug zu unterbrechen, muss dem öffentlichen Auftraggeber jedoch mindestens fünfzehn Tage 

vor dem Tag der Verlangsamung des Ausführungstempos oder der tatsächlichen Unterbrechung per Einschreiben 

notifiziert werden. 

Überschneiden sich mehrere Überschreitungen von Zahlungsfristen, dürfen diese Überschreitungen nur einmal 

berücksichtigt werden. 

Auf die Bestimmungen des vorliegenden Artikels kann sich nur unter der Bedingung berufen werden, dass die 

Höhe der rückständigen Zahlungen in dem berücksichtigten Zeitraum es rechtfertigt. 

Refaktie 

Art. 71 - Sind Unterschiede, die in Bezug auf nicht wesentliche Auftragsbedingungen festgestellt werden, gering 

und können diese Unterschiede keine großen Nachteile in puncto Verwendung, Verarbeitung oder Lebensdauer 

verursachen, können öffentliche Auftraggeber Leistungen gegen Refaktie annehmen. 

Aufrechnung 

Art. 72 - Beträge, die einem öffentlichen Auftraggeber im Rahmen der Auftragsausführung geschuldet werden, 

werden an erster Stelle von Beträgen, die dem Auftragnehmer aus irgendwelchem Grund geschuldet werden, und 

dann von der Sicherheitsleistung einbehalten.


Abschnitt 12 — Klagen 

Art. 73 - § 1 - Vor einer Klage eines Auftragnehmers aufgrund der in den Artikeln 54 bis 56 erwähnten 

Begebenheiten oder Umstände muss zur Vermeidung des Ausschlusses der Klage innerhalb der in den Artikeln 50, 52 

oder 53 vorgesehenen Fristen eine schriftliche Mitteilung und ein schriftlicher Antrag erfolgt sein. 

§ 2 - Eine Ladung vor das Gericht auf Antrag des Auftragnehmers in Bezug auf einen Auftrag muss dem 

öffentlichen Auftraggeber zur Vermeidung des Ausschlusses und unbeschadet des Paragraphen 1 spätestens 

dreißig Monate ab Notifizierung des Protokolls zur vorläufigen Abnahme zugestellt werden. Erfolgt die Ladung jedoch 

aufgrund von Begebenheiten oder Umständen, die während der Garantiezeit aufgetreten sind, so muss sie zur 

Vermeidung des Ausschlusses spätestens dreißig Monate nach Ablauf der Garantiezeit zugestellt werden. Muss kein 

Protokoll erstellt werden, läuft die Frist ab dem Datum der endgültigen Abnahme. 

§ 3 - Haben die Parteien über den Streitfall verhandelt und ist der Beschluss des öffentlichen Auftraggebers 

weniger als drei Monate vor Ablauf dieser Fristen notifiziert worden oder bei Ablauf dieser Fristen noch nicht 

notifiziert worden, so werden diese Fristen bis zum Ende des dritten Monats nach dem Monat der Notifizierung des 

Beschlusses verlängert. 

KAPITEL 3 — Sonderbestimmungen für Bauaufträge 

Abschnitt 1 — Gemeinsame Bestimmungen für alle Bauaufträge 

Genehmigungen 

Art. 74 - Nur die für die Auftragsausführung erforderlichen grundsätzlichen Genehmigungen müssen vom 

öffentlichen Auftraggeber besorgt werden. Der Erhalt der für die Ausführung der Bauleistungen erforderlichen 

Genehmigungen und alle Verpflichtungen und Leistungen, denen diese Genehmigungen unterworfen sind, gehen zu 

Lasten des Unternehmers. 

Leitung und Kontrolle 

Art. 75 - § 1 - Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 83 über das Leistungstagebuch üben öffentliche 

Auftraggeber die Kontrolle der Bauleistungen aus, insbesondere durch Erteilung von Dienstanweisungen oder 

Erstellung von Protokollen. Dienstanweisungen, Protokolle und alle anderen Urkunden oder Schriftstücke über den 

Auftrag werden Unternehmern entweder per Einschreiben oder durch ein gegen Empfangsbestätigung übergebenes 

Schreiben notifiziert. 

§ 2 - Der Unternehmer nimmt die Leitung und Überwachung der Bauleistungen persönlich wahr oder bestimmt 

zu diesem Zweck einen Beauftragten. 

Der Umfang des Auftrags dieses Beauftragten wird in einem Schreiben bestimmt, das der Unternehmer dem 

öffentlichen Auftraggeber gegen Empfangsbestätigung übergibt. 

Der öffentliche Auftraggeber ist jederzeit berechtigt, die Ersetzung eines Beauftragten zu verlangen. 

Ausführungsfristen 

Art. 76 - § 1 - Eine Ausführungsfrist kann sich auf den gesamten Auftrag beziehen. Ein Auftrag kann auch 

mehrere Teile oder Phasen umfassen, die jeweils eigene Ausführungsfristen und Beträge haben. In den Auftragsunterlagen 

können außerdem - ohne dass Teile oder Phasen festgelegt werden - Teilausführungsfristen bestimmt werden, 

die zwingend sind oder nicht. 

§ 2-Öffentliche Auftraggeber legen den Beginn von Bauleistungen fest. Außer für Aufträge, die während der 

Winterzeit vergeben werden und deren Ausführung auf den Beginn der günstigen Jahreszeit verschoben werden muss, 

wird das Datum des Beginns der Bauleistungen wie folgt festgelegt: 

1. für gewöhnliche Bauleistungen, deren Wert demjenigen der Klasse 5 der Vorschriften über die Zulassung von 

Bauunternehmern entspricht oder darunter liegt: zwischen dem fünfzehnten und dem sechzigsten Tag nach 

Auftragsabschluss, 

2. für Bauleistungen, deren Wert demjenigen der Klasse 6 derselben Vorschriften entspricht oder darüber liegt: 

zwischen dem dreißigsten und dem fünfundsiebzigsten Tag nach Auftragsabschluss, 

3. für Bauleistungen, deren Wert demjenigen der Klasse 5 derselben Vorschriften entspricht oder darunter liegt, für 

die jedoch besondere Techniken oder Baustoffe zu benutzen sind: gemäß den in Nr. 2 bestimmten Modalitäten. In den 

Auftragsunterlagen wird deutlich angegeben, ob dieser Fall auf den Auftrag anwendbar ist. 

Eine Frist von mindestens fünfzehn Tagen muss zwischen der Versendung des Briefs, mit dem der Beginn der 

Bauleistungen festgelegt wird, und dem dafür bestimmten Datum liegen. Vorliegende Bestimmung gilt jedoch nicht: 

1. im Dringlichkeitsfall, 

2. für Phasen oder Teile, die nicht die erste Phase beziehungsweise der erste Teil eines selben Auftrags sind, 

3. für Aufträge, die auf einen ersten Auftrag folgen, der auf der Grundlage einer Rahmenvereinbarung mit 

demselben Unternehmer abgeschlossen worden ist. 

Der Unternehmer muss die Bauleistungen am angegebenen Tag beginnen und sie regelmäßig fortführen, damit sie 

innerhalb der vertraglich festgelegten Ausführungsfristen vollendet werden. 

§ 3 - Der Unternehmer ist berechtigt, die Kündigung des Auftrags zu verlangen, wenn der öffentliche Auftraggeber 

nach Ablauf des hundertzwanzigsten oder des hunterfünfzigsten Tags nach Auftragsabschluss - je nachdem ob die 

vorerwähnten Fristen von sechzig beziehungsweise fünfundsiebzig Tagen auf den Auftrag anwendbar sind - das 

Datum des Beginns der Bauleistungen nicht festgelegt hat. Der Unternehmer kann die Kündigung des Auftrags 

innerhalb einer Frist von höchstens dreißig Tagen ab Notifizierung der Anweisung, die Bauleistungen zu beginnen, per 

Einschreiben beantragen. 

§ 4 - Ist die Ausführungsfrist in Werktagen festgelegt, gelten folgende Tage nicht als solche: 

1. Samstage außer denjenigen, an denen der Unternehmer aufgrund der Verteilung der Arbeitszeit auf der 

Baustelle gearbeitet hat oder hätte arbeiten müssen, 

2. Sonntage und gesetzliche Feiertage, 

3. der bezahlte Jahresurlaub und Ausgleichsruhetage, die in einem Königlichen Erlass oder einem durch 

Königlichen Erlass für verbindlich erklärten kollektiven Arbeitsabkommen vorgesehen sind,


56907 

4. Tage, an denen die Arbeit wegen schlechter Witterungsbedingungen oder ihrer Folgen mindestens vier Stunden 

unmöglich war oder gewesen wäre und die als solche vom öffentlichen Auftraggeber angenommen werden. 

Wird die Frist für die Auftragsausführung jedoch aus wirtschaftlichen Gründen nicht in Werktagen, sondern in 

Tagen, Wochen, Monaten beziehungsweise Jahren ausgedrückt, oder wird sie von Datum zu Datum oder für ein 

bestimmtes Enddatum festgelegt, werden alle Tage ohne Unterschied in dieser Frist mitgezählt. Überschreitet die 

ursprüngliche Ausführungsfrist in diesem Fall nicht achtzig Tage, wird davon ausgegangen, dass der obligatorische 

Jahresurlaub nicht in dieser Frist einbegriffen ist, insofern dieser Urlaubszeitraum tatsächlich in der Ausführungsfrist 

liegt. 

§ 5 - Muss der Unternehmer außerhalb der gesetzlichen Grenzen arbeiten, so lässt er den öffentlichen Auftraggeber 

das tatsächliche Vorhandensein dieses Zustands beurteilen und beantragt die dafür erforderlichen Zulassungen bei den 

zuständigen Behörden. 

Zurverfügungstellung von Grundstücken und Räumlichkeiten 

Art. 77 - Öffentliche Auftraggeber stellen Unternehmern das Baugrundstück für die Bauleistungen oder das 

Bauwerk kostenlos zur Verfügung. Außer diesem Grundstück muss ein Unternehmer selbst dafür sorgen, dass ihm die 

Grundstücke, die seiner Ansicht nach für die Auftragsausführung erforderlich sind, zur Verfügung gestellt werden. 

Beabsichtigt der öffentliche Auftraggeber, dem Unternehmer diese Grundstücke ganz oder teilweise zur Verfügung zu 

stellen, wird dies in den Auftragsunterlagen angegeben. 

Werden einem Unternehmer Räumlichkeiten für irgendeinen Gebrauch zur Verfügung gestellt, muss er sie 

während der gesamten Dauer ihrer Benutzung instand halten und auf Verlangen bei Auftragsende wieder in 

ihren ursprünglichen Zustand bringen. 

Bedingungen in Bezug auf das Personal 

Art. 78 - § 1 - Alle Gesetzes-, Verordnungs- oder Vertragsbestimmungen in Bezug auf allgemeine Arbeitsbedingungen, 

Sicherheit und Hygiene, ungeachtet der Tatsache, ob sie aus dem Gesetz oder aus den auf nationaler, 

regionaler oder lokaler Ebene geschlossenen Tarifabkommen hervorgehen, finden Anwendung auf das gesamte Personal 

einer Baustelle. 

Unternehmer treffen erforderliche Maßnahmen, damit der Text der auf der Baustelle anwendbaren kollektiven 

Abkommen dort von allen Betreffenden eingesehen werden kann. 

§ 2 - Unternehmer, Personen, die in irgendeinem Stadium als Unterauftragnehmer handeln, und Personen, die 

Personal zur Verfügung stellen, müssen ihrem jeweiligen Personal Löhne, Lohnzuschläge und Entschädigungen in der 

Höhe zahlen, die entweder durch Gesetz oder durch kollektive Abkommen der paritätischen Kommissionen oder 

durch Unternehmensabkommen festgelegt sind. 

§ 3 - Unternehmer halten dem öffentlichen Auftraggeber jederzeit an einem von Letzterem bestimmten Ort eine 

täglich fortgeschriebene Liste des gesamten Personals, das sie auf der Baustelle beschäftigen, zur Verfügung. 

Diese Liste umfasst mindestens folgende individuelle Auskünfte: 

1. Name, 

2. Vorname, 

3. Geburtsdatum, 

4. Beruf, 

5. Qualifikation, 

6. auf der Baustelle erbrachte tatsächliche Leistungen pro Tag, 

7. Stundenlohn. 

§ 4 - Unternehmer sorgen dafür, dass Personen, die in irgendeinem Stadium als Unterauftragnehmer handeln oder 

Personal auf der Baustelle zur Verfügung stellen, eine täglich fortgeschriebene Liste des gesamten von ihnen auf der 

Baustelle beschäftigten Personals an einem vom öffentlichen Auftraggeber bestimmten Ort zu dessen Verfügung halten. 

Diese Liste wird unter der Verantwortung des Unterauftragnehmers oder der Person aufgestellt, die Personal zur 

Verfügung stellt. Die Liste muss die in § 3 erwähnten Auskünfte umfassen. 

§ 5 - Bevor ein Unternehmer seine Bauleistungen beginnt, teilt er - was ihn betrifft - dem öffentlichen Auftraggeber 

die genaue Adresse in Belgien mit, an der die Beauftragten des öffentlichen Auftraggebers sich auf einfaches Verlangen 

nachstehende Unterlagen vorlegen lassen können: 

1. den periodischen individuellen Lohnzettel für jeden auf der Baustelle beschäftigten Arbeiter gemäß dem durch 

die sozialen Rechtsvorschriften vorgeschriebenen Muster, 

2. die periodische Erklärung an die im Bereich der sozialen Sicherheit zuständige Einrichtung. 

Diese Verpflichtung des Unternehmers gilt ebenfalls für jede Person, die in irgendeinem Stadium als 

Unterauftragnehmer handelt oder Personal zur Verfügung stellt, bevor sie ihre Bauleistungen beginnt. 

§ 6 - Vorliegender Artikel findet Anwendung auf alle Unternehmer und Personen, die Personal zur Verfügung 

stellen, einschließlich derjenigen, die ihren Sitz oder Wohnsitz auf dem Staatsgebiet eines anderen Staats haben, 

ungeachtet der Staatsangehörigkeit und des Wohnorts des beschäftigten Personals. 

Organisation der Baustelle 

Art. 79 - Unbeschadet der Rechtsvorschriften über das Wohlbefinden der Arbeitnehmer bei der Ausführung ihrer 

Arbeit müssen Unternehmer während der Dauer der Bauleistungen für die Ordnung auf der Baustelle sorgen und 

sowohl im Interesse ihres eigenen Personals als auch der Bediensteten des öffentlichen Auftraggebers und Dritter alle 

erforderlichen Maßnahmen treffen, um ihre Sicherheit zu gewährleisten. 

Unternehmer treffen auf eigene Verantwortung und Kosten alle erforderlichen Maßnahmen, um Schutz, Erhaltung 

und Unversehrtheit bestehender Bauten und Bauwerke zu gewährleisten. Sie treffen ebenfalls alle Vorsichtsmaßnahmen, 

die aufgrund der Baukunst und der besonderen Umstände erforderlich sind, um Nachbarbesitze zu schützen und 

zu vermeiden, dass dort durch ihr Verschulden Störungen verursacht werden.


Auftragsänderungen 

Art. 80 - § 1 - Anweisungen zur Änderung eines Auftrags werden schriftlich erteilt. Eine mündliche Anweisung, 

von der der Unternehmer dem leitenden Beamten innerhalb achtundvierzig Stunden per Einschreiben Meldung 

gemacht hat und der der öffentliche Auftraggeber sich innerhalb dreier Werktage ab Empfang des besagten 

Einschreibens nicht widersetzt hat, wird einer schriftlichen Anweisung gleichgesetzt. 

Für belanglosere Änderungen reicht es, wenn sie lediglich in das Leistungstagebuch eingetragen werden. 

In den Anweisungen oder Eintragungen werden die Änderungen angegeben, die an den ursprünglichen 

Auftragsklauseln und Plänen anzubringen sind. 

§ 2 - Unvorhergesehene Bauleistungen, die der Unternehmer ausführen muss, vorgesehene Bauleistungen, die aus 

dem Auftrag wegfallen, und alle anderen Änderungen werden zum Einheitspreis des Angebots oder, in dessen 

Ermangelung, zu einem zu vereinbarenden Einheitspreis berechnet. 

Jede Partei kann die Revision eines Einheitspreises für gleichartige zusätzliche Bauleistungen, die mit demselben 

Wortlaut wie im Posten des Aufmaßes beschrieben sind, in einem der folgenden Fälle verlangen: 

1. Die zusätzlichen Bauleistungen überschreiten das Dreifache der im betreffenden Posten des Aufmaßes 

angegebenen Menge. 

2. Der Preis der zusätzlichen Bauleistungen in Bezug auf den betreffenden Posten überschreitet 10 Prozent des 

Auftragswerts, mit einem Mindestbetrag von 2.000 EUR. 

Wird ein neuer Einheitspreis für eine zusätzliche Bauleistung vereinbart, bleibt der alte Preis auf die ursprünglich 

vorgesehene Menge anwendbar. 

Jede Partei kann ebenfalls eine Revision der Einheitspreise verlangen, wenn die aus einem Posten des Aufmaßes 

wegfallende Menge ein Fünftel der ursprünglich vorgesehenen Menge überschreitet. 

§ 3 - Damit Einheitspreise revidiert werden können, muss eine der Parteien innerhalb einer Frist von dreißig Tagen 

ab dem Datum, an dem Änderungsanweisungen gültig erteilt worden sind, der anderen ihren diesbezüglichen Willen 

per Einschreiben zur Kenntnis bringen. 

In Ermangelung einer Einigung in Bezug auf die neuen Einheitspreise legt der öffentliche Auftraggeber sie 

unbeschadet der Rechte des Unternehmers von Amts wegen fest. 

Der Unternehmer muss die Bauleistungen ungeachtet der Anfechtungen, zu denen die Festsetzung der 

neuen Preise Anlass geben könnte, ohne Unterbrechung fortführen. 

§ 4 - Bei zusätzlichen Bauleistungen oder Änderungen am vorgesehenen Bauwerk gibt die schriftliche Anweisung, 

die Verrechnung oder der Zusatzvertrag Folgendes an: 

1. entweder die Verlängerung der Ausführungsfrist auf der Grundlage der Erhöhung des Auftragswerts und der 

Art der Änderungen und zusätzlichen Bauleistungen 

2. oder den Ausschluss jeglicher Fristverlängerung. 

§ 5 - Wenn auf Anweisung des öffentlichen Auftraggebers vorgenommene Änderungen zu einer oder 

mehreren Verrechnungen führen, die insgesamt eine Verminderung des ursprünglichen Auftragswerts verursachen, 

hat der Unternehmer Anspruch auf eine Pauschalentschädigung, die ungeachtet des endgültigen Auftragswerts 

10 Prozent dieser Verminderung entspricht. 

Die Zahlung dieser Entschädigung unterliegt der Einreichung einer Schuldforderung oder eines als solche 

geltenden schriftlichen Antrags seitens des Unternehmers. 

Abweichungen von wahrscheinlichen Mengen 

Art. 81 - Wenn unabhängig von jeder vom öffentlichen Auftraggeber am Auftrag angebrachten Änderung die 

tatsächlich ausgeführten Mengen eines Postens laut Preisaufstellung über das Dreifache der wahrscheinlichen Mengen 

hinausgehen oder sich auf weniger als die Hälfte dieser Mengen belaufen, kann jede der Parteien die Revision der 

ursprünglichen Einheitspreise und Fristen verlangen. 

Auch wenn die in vorhergehendem Absatz angegebenen Schwellenwerte nicht erreicht sind, darf die 

Ausführungsfrist den tatsächlich ausgeführten Mengen angepasst werden, wenn ihr Umfang es rechtfertigt. 

Bei Überschreitung sind die eventuell revidierten Preise nur auf Mengen anwendbar, die über das Dreifache der 

wahrscheinlichen Mengen hinaus ausgeführt werden. 

Die antragstellende Partei muss die andere Partei spätestens dreißig Tage nach Erstellung des Baufortschrittsberichts, 

in dem festgestellt wird, dass die ausgeführte Menge das Dreifache der wahrscheinlichen Menge erreicht oder 

sich auf weniger als die Hälfte dieser Menge beläuft, von ihrer Absicht, die Revision der Einheitspreise und/oder 

Fristen zu beantragen, in Kenntnis setzen. Diese Notifizierung erfolgt per Einschreiben. 

Eine Notifizierung nach Ablauf dieser Frist kann nur Wirkung auf Mengen haben, die ab dem Notifizierungsdatum 

ausgeführt werden. 

In allen Fällen rechtfertigt die antragstellende Partei die neuen Einheitspreise und/oder Fristen, die durch die neue 

Lage bedingt sind. 

In Ermangelung einer Einigung in Bezug auf die neuen Einheitspreise legt der öffentliche Auftraggeber 

unbeschadet der Rechte des Unternehmers von Amts wegen die Preise fest, die er für gerechtfertigt hält. 

Der Unternehmer muss die Bauleistungen ungeachtet der Anfechtungen, zu denen die Festsetzung der neuen 

Einheitspreise Anlass geben könnte, ohne Unterbrechung fortführen. 

Kontrollmittel 

Art. 82 - § 1 - Ein Unternehmer unterrichtet den öffentlichen Auftraggeber von dem genauen Ort der Ausführung 

der Bauleistungen auf der Baustelle, in seinen Werkstätten und Betrieben und bei seinen Unterauftragnehmern oder 

Lieferanten. 

Prüfungen und Kontrollen für die technische Abnahme von Waren werden nach Wahl des öffentlichen 

Auftraggebers an einem der folgenden Orte durchgeführt: 

1. auf der Baustelle oder am Lieferungsort, 

2. im Betrieb des Herstellers,


56909 

3. in Laboren des öffentlichen Auftraggebers oder in Laboren, die er angenommen hat, 

4. in Versuchslaboren, die in den Rechtsvorschriften über die Akkreditierung der Konformitätsprüfungsstellen 

erwähnt sind. 

Unbeschadet der technischen Abnahmen, die auf der Baustelle durchzuführen sind, sorgt der Unternehmer dafür, 

dass der leitende Beamte und die vom öffentlichen Auftraggeber bestimmten Bediensteten jederzeit freien Zugang zu 

den Herstellungsorten haben, damit sie die strikte Einhaltung des Auftrags überprüfen können, insbesondere was 

Ursprung und Qualität der Waren betrifft. 

Führt der öffentliche Auftraggeber eine Überwachung an den Herstellungsorten aus, darf zur Vermeidung einer 

Ablehnung keine Ware zur Baustelle versandt werden, bevor sie von dem mit dieser Kontrolle beauftragten 

Bediensteten zum Versand angenommen worden ist. 

Werden Waren unter durchgehender Kontrolle in einem bestimmten Betrieb hergestellt, können diese ohne weitere 

Überprüfung seitens des öffentlichen Auftraggebers versandt werden. 

§ 2 - Werden Ergebnisse der Prüfungen angefochten, hat jede Partei das Recht, einen Gegenversuch zu beantragen. 

Ein Gegenversuch besteht in der Überprüfung aller Eigenschaften, die bei der ersten Prüfung bestimmt worden 

sind. Alle Ergebnisse des Gegenversuchs müssen zufrieden stellend sein. 

Die Ergebnisse des Gegenversuchs sind ausschlaggebend. 

Die Kosten des Gegenversuchs gehen zu Lasten der Partei, die durch den Gegenversuch ins Unrecht gesetzt wird. 

Eine entsprechende Verlängerung der Ausführungsfrist wird in dem Maße gewährt, wie der Gegenversuch dem 

Unternehmer Recht gibt und insofern dieser nachweist, dass die Ausführung seiner Bauleistungen dadurch verzögert 

worden ist. Diese Verlängerung schließt jeden Anspruch auf Schadenersatz aus. 

§ 3 - Angenommene Waren, die sich auf der Baustelle befinden, bleiben unter der Aufsicht des Unternehmers. Sie 

dürfen ohne Einverständnis des öffentlichen Auftraggebers nicht mehr von der Baustelle entfernt werden. 

Der öffentliche Auftraggeber wird Eigentümer der auf der Baustelle befindlichen, zu verarbeitenden Waren, sobald 

sie im Hinblick auf ihre Bezahlung angenommen werden. Der Unternehmer bleibt dennoch bis zur vorläufigen 

Abnahme des Auftrags für diese Waren verantwortlich. 

§ 4 - Abgelehnte Waren werden vom Unternehmer innerhalb fünfzehn Tagen ab Notifizierung des Ablehnungsprotokolls 

von der Baustelle entfernt und abtransportiert. Andernfalls werden sie vom öffentlichen Auftraggeber von 

Amts wegen auf Kosten, Rechnung und Gefahr des Unternehmers entfernt. 

Eine Benutzung von abgelehnten Waren führt von Rechts wegen zur Verweigerung der Auftragsabnahme. 

Leistungstagebuch 

Art. 83 - § 1 - Auf jeder Baustelle wird ausschließlich vom öffentlichen Auftraggeber ein Leistungstagebuch 

geführt, das in der vom öffentlichen Auftraggeber angenommenen Form aufgestellt und vom Unternehmer besorgt 

wird.Erträgt unter anderem folgende Auskünfte täglich darin ein: 

1. Angabe der Witterungsbedingungen, der Arbeitsunterbrechungen wegen schlechter Witterungsbedingungen, 

der Arbeitsstunden, der Anzahl und Eigenschaft der auf der Baustelle beschäftigten Arbeiter, der dort vorhandenen 

Baustoffe, des benutzten Materials, des außer Betrieb gesetzten Materials, der vor Ort durchgeführten Prüfungen, der 

versandten Proben, der unvorhergesehenen Umstände und der gelegentlich erteilten belangloseren Anweisungen an 

den Unternehmer, 

2. ausführliche Aufstellungen aller auf der Baustelle überprüfbaren Bestandteile, die für die Berechnung der an den 

Unternehmer zu leistenden Zahlungen nützlich sind, wie ausgeführte Bauleistungen, ausgeführte Mengen, vorhandene 

Baustoffe, die in Rechnung gestellt werden können. Diese Aufstellungen sind integraler Bestandteil des 

Leistungstagebuchs, sie können aber gegebenenfalls in getrennten Unterlagen festgehalten werden, 

3. gegebenenfalls Angaben und Bemerkungen, die dem Inhalt des Koordinationstagebuchs im Sinne der 

Vorschriften über die zeitlich begrenzten oder ortsveränderlichen Baustellen entsprechen. 

§ 2 - Unbeschadet eventueller Verpflichtungen in Bezug auf die Führung eines Koordinationstagebuchs kann der 

öffentliche Auftraggeber kein Leistungstagebuch oder nur ein Teilleistungstagebuch führen. In diesem Fall vermerkt er 

dies in den Auftragsunterlagen. 

In allen Fällen sind jedoch für Aufträge, die keine Aufträge zum Gesamtpreis sind, ausführliche Aufstellungen zu 

führen. 

§ 3 - In das Leistungstagebuch und die ausführlichen Aufstellungen einzutragende Informationen stammen vom 

öffentlichen Auftraggeber, vom Unternehmer und gegebenenfalls vom Sicherheits- und Gesundheitsschutzkoordinator. 

Auf Antrag des öffentlichen Auftraggebers teilt der Unternehmer alle Auskünfte mit, die für die regelmäßige Führung 

des Leistungstagebuchs nützlich sind. 

Vermerke im Leistungstagebuch und in den ausführlichen Aufstellungen werden vom öffentlichen Auftraggeber 

unterzeichnet und vom Unternehmer oder seinem Beauftragten und gegebenenfalls vom Sicherheits- und Gesundheitsschutzkoordinator 

gegengezeichnet. 

§ 4 - Bei Uneinigkeit setzt der Unternehmer innerhalb fünfzehn Tagen ab dem angefochtenen Vermerk oder den 

angefochtenen ausführlichen Aufstellungen den öffentlichen Auftraggeber per Einschreiben von seinen Bemerkungen 

in Kenntnis. Er teilt seine Bemerkungen auf deutliche und ausführliche Weise mit. 

Hat der Unternehmer seine Bemerkungen nicht gemäß der Form und innerhalb der Frist wie vorstehend 

beschrieben mitgeteilt, so wird davon ausgegangen, dass er mit den Vermerken im Leistungstagebuch und in den 

ausführlichen Aufstellungen einverstanden ist. 

Werden die Bemerkungen nicht für begründet erachtet, wird der Unternehmer per Einschreiben davon 

benachrichtigt. 

Haftung des Unternehmers 

Art. 84 - § 1 - Unternehmer haften für alle Bauleistungen, die von ihnen selbst oder ihren Unterauftragnehmern 

ausgeführt werden, bis zur endgültigen Abnahme der gesamten Bauleistungen. 

Während der Garantiefrist führen Unternehmer je nach den Erfordernissen alle notwendigen Bauleistungen und 

Reparaturen am Bauwerk durch, um es in ordentlichem Verwendungszustand zu erhalten beziehungsweise in einen 

solchen Zustand zu bringen.


Nach der vorläufigen Abnahme haften Unternehmer jedoch nicht mehr für Schäden, die ihnen nicht angelastet 

werden können. 

§ 2 - Ab der vorläufigen Abnahme und unbeschadet der Bestimmungen von § 1 über die Verpflichtungen der 

Unternehmer während der Garantiefrist haften Unternehmer gemäß den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches 

für die Festigkeit des Bauwerks und die ordnungsgemäße Ausführung der Bauleistungen. 

Handlungsmöglichkeiten 

Vermutung des Betrugs oder der mangelhaften Ausführung 

Art. 85 - Wird Betrug oder mangelhafte Ausführung vermutet, so kann ein Unternehmer angewiesen werden, 

das ausgeführte Bauwerk ganz oder teilweise abzureißen und es wieder aufzubauen. Abbruch- und Wiederaufbaukosten 

gehen zu Lasten des Unternehmers oder des öffentlichen Auftraggebers, je nachdem ob die Vermutung sich 

bewahrheitet oder nicht. 


Art. 86 - § 1 - Geldbußen wegen Verzug werden gemäß folgender Formel berechnet: 

dabei ist: 

R der Betrag der anzuwendenden Geldbuße, 

M der ursprüngliche Auftragswert, 

N die Anzahl Werktage, die zu Beginn für die Auftragsausführung vorgesehen war, 

n die Anzahl Verzugstage. 

Übersteigt der Faktor M jedoch nicht 75.000 EUR und N gleichzeitig nicht hundertfünfzig Tage, so wird der 

Nenner N 2 durch 150 x N ersetzt. 

§ 2 - Wenn die Ausführungsfrist ein Kriterium für die Auftragsvergabe darstellt, wird der Modus der Berechnung 

von Geldbußen wegen Verzug in den Auftragsunterlagen festgelegt. Andernfalls findet die in § 1 vorgesehene Formel 

Anwendung. 

§ 3 - Ist die Ausführungsfrist nicht in Werktagen ausgedrückt, so erhält man vereinbarungsgemäß die Zahl N der 

Formel, indem man die Anzahl Tage der Ausführungsfrist mit 0,7 multipliziert, wobei das Ergebnis auf die darunter 

liegende ganze Zahl abgerundet wird. 

§ 4 - Umfasst der Auftrag mehrere Teile oder Phasen mit jeweils einer eigenen Ausführungsfrist N und einem 

eigenen Betrag M, so wird für die Anwendung von Geldbußen jede Phase beziehungsweise jeder Teil einem einzelnen 

Auftrag gleichgesetzt. 

§ 5 - Wenn in den Auftragsunterlagen keine Teile oder Phasen im Sinne von § 4 festgelegt werden, wohl aber 

Teilausführungsfristen angegeben werden, ohne sie als zwingend zu bestimmen, sind diese Fristen als reine 

Voraussichten für den Auftragsverlauf zu betrachten und für die Anwendung von Geldbußen wird nur die Endfrist 

berücksichtigt. Wird in den Auftragsunterlagen dagegen bestimmt, dass die Teilausführungsfristen zwingend sind, so 

wird ihre Nichteinhaltung mit besonderen, in diesen Unterlagen vorgesehenen Geldbußen oder, in Ermangelung einer 

solchen Bestimmung, mit Geldbußen belegt, die nach der in den Paragraphen 1 und 2 erwähnten Formel berechnet 

werden, wobei die Faktoren M und N sich auf den Gesamtauftrag beziehen. Die höchste Geldbuße für jede 

Teilausführungsfrist von P Werktagen beläuft sich jedoch auf: 

Ist eine Teilausführungsfrist nicht in Werktagen ausgedrückt, ist § 3 anwendbar. 

§ 6 - Der Gesamtbetrag der Geldbußen wegen Verzug, die auf einen Auftrag angewandt werden, darf 5 Prozent 

des Betrags M, so wie in § 1 definiert, nicht übersteigen. Wenn die Ausführungsfrist ein Kriterium für die 

Auftragsvergabe darstellt, kann vorerwähnter Prozentsatz in den Auftragsunterlagen auf höchstens 10 Prozent erhöht 

werden. Dieser Prozentsatz wird entsprechend der jeweiligen Bedeutung festgelegt, die dem Vergabekriterium in 

Bezug auf die Ausführungsfrist zukommt. 

Geldbußen mit einem Gesamtbetrag unter 75 EUR pro Auftrag werden nicht berücksichtigt. 


Art. 87 - § 1 - Wird die Säumigkeit eines Unternehmers festgestellt, bevor die Anweisung, die Bauleistungen zu 

beginnen, erteilt worden ist, so ist das Fehlen einer solchen Anweisung kein Hindernis für die Anwendung von 

Maßnahmen von Amts wegen. 

Sind Bauleistungen bereits begonnen worden, so stellt der säumige Unternehmer seine Bauleistungen ab dem ihm 

mitgeteilten Tag ein. Bauleistungen, die er nach diesem Datum ausführt, fallen dem öffentlichen Auftraggeber kostenlos 

zu. 

Nach Einladung des Unternehmers wird der Baufortschritt festgestellt und eine Aufstellung des auf der Baustelle 

befindlichen Materials und der dort vorhandenen Baustoffe wird gemacht. 

Der öffentliche Auftraggeber kann jeden Bau oder Abbruch vornehmen oder jede andere Maßnahme treffen, die 

er für die Erhaltung des Bauwerks oder die ordnungsgemäße Ausführung der Bauleistungen als notwendig erachtet. 

Außer bei Auftragskündigung hat der öffentliche Auftraggeber das Recht, Material und Baustoffe des 

Unternehmers, deren Aufstellung er Letzterem zukommen lässt, gegen Vergütung zu benutzen, um den Auftrag 

fortzuführen oder fortführen zu lassen. 

Der Unternehmer muss Material und Baustoffe, die der öffentliche Auftraggeber nicht zu behalten beabsichtigt, in 

kürzester Zeit von der Baustelle entfernen. 

Der Unternehmer darf die für seine Rechnung vorgenommenen Verrichtungen verfolgen, ohne jedoch die 

Ausführung der vom öffentlichen Auftraggeber erteilten Anweisungen zu behindern. 

Mitteilungen, in denen Ort und Datum der Abnahme des für Rechnung des säumigen Unternehmers ausgeführten 

Bauwerks angegeben werden, werden dem säumigen Unternehmer entweder per Einschreiben oder durch ein gegen 

Empfangsbestätigung übergebenes Schreiben notifiziert.


56911 

§ 2 - Bei Anwendung der in Artikel 47 § 2 Absatz 1 Nr. 2 und 3 vorgesehenen Maßnahmen werden Geldbußen 

wegen Verzug gemäß Artikel 86 § 6 auf ihren Höchstbetrag festgesetzt. 

Außer dem Betrag der Vertragsstrafen, der Geldbußen wegen Verzug und der Abbruchkosten gehen auch die 

durch die neue Ausführungsweise bedingten Mehrkosten zu Lasten des säumigen Unternehmers. 

Vorerwähnte Mehrkosten entsprechen der positiven Differenz zwischen einerseits dem Preis der Ausführung der 

Bauleistungen von Amts wegen, gegebenenfalls zuzüglich Mehrwertsteuer, und andererseits dem Preis, gegebenenfalls 

zuzüglich Mehrwertsteuer, den die Ausführung seitens des säumigen Unternehmers gekostet hätte. Ist diese Differenz 

negativ, fällt sie dem öffentlichen Auftraggeber zu. 

Bei der Berechnung der Mehrkosten der Bauleistungen für Rechnung des säumigen Unternehmers wird Folgendes 

nicht berücksichtigt: 

1. in den Grenzen von Artikel 80 § 1, zusätzliche oder weggefallene Bauleistungen, die vom öffentlichen 

Auftraggeber nach Notifizierung des Beschlusses, zu Maßnahmen von Amts wegen überzugehen, angeordnet werden, 

2. Preisrevisionen wie in Artikel 20 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 20 des Königlichen 

Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 21 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit 

erwähnt, 

3. neue Einheitspreise, die in Anwendung der Artikel 80 § 2 und 81 mit dem Unternehmer vereinbart werden, der 

mit der Ausführung des Auftrags für Rechnung des säumigen Unternehmers beauftragt ist. 

Der säumige Unternehmer trägt ebenfalls die Kosten für den Abschluss des Auftrags beziehungsweise der 

Aufträge für seine Rechnung. Ungeachtet des für diesen Auftrag beziehungsweise diese Aufträge angewandten 

Vergabeverfahrens werden diese Kosten auf 1 Prozent des ursprünglichen Werts dieses Auftrags beziehungsweise 

dieser Aufträge veranschlagt, ohne dass sie 15.000 EUR übersteigen dürfen. 

§ 3 - Kommt der Unternehmer während der Garantiefrist seinen Verpflichtungen gemäß Artikel 84 § 1 nicht nach, 

so kann der öffentliche Auftraggeber, nachdem er ihn gemäß den Bestimmungen von Artikel 44 § 2 durch Protokoll in 

Verzug gesetzt hat, die Reparatur- und Wiederherstellungsarbeiten auf Kosten des säumigen Unternehmers ausführen 

oder ausführen lassen. 

Gleiches gilt, wenn der Unternehmer bei Ablauf der Garantiefrist seinen Verpflichtungen gemäß Artikel 84 § 2 

nicht nachkommt. 

Abzüge für geschuldete Löhne, Soziallasten und Steuern 

Art. 88 - Sind Löhne oder Sozialversicherungsbeiträge und diesbezügliche Steuern für Personal, das auf der 

Baustelle beschäftigt ist oder war und das durch einen Dienstleistungsvertrag an einen Unternehmer oder an einen 

seiner Unterauftragnehmer gebunden ist oder war beziehungsweise zur Verfügung des Unternehmers oder eines 

seiner Unterauftragnehmer gestellt wird oder worden war, nicht bezahlt worden, so behält der öffentliche Auftraggeber 

den Bruttobetrag der rückständigen Löhne und Beiträge von Amts wegen von den dem Unternehmer geschuldeten 

Beträgen ein. 

Öffentliche Auftraggeber zahlen diese rückständigen Löhne und übertragen die Sozialversicherungsbeiträge und 

Einkommensteuerabzüge in Bezug auf diese rückständigen Löhne unmittelbar den Berechtigten. 

Zwischenfälle bei der Ausführung 

Art. 89 - Ein öffentlicher Auftraggeber darf die Ausführung von Bauleistungen während eines bestimmten 

Zeitraums unterbrechen, wenn sie seiner Ansicht nach während dieses Zeitraums nicht ohne Nachteil ausgeführt 

werden können. 

Die Ausführungsfrist wird um den durch diese Unterbrechung verursachten Verzug verlängert, vorausgesetzt, 

dass die vertragliche Ausführungsfrist nicht abgelaufen ist. Ist diese Vertragsfrist abgelaufen, kann gemäß Artikel 50 

ein Erlass von Geldbußen wegen Ausführungsverzug gewährt werden. 

Ob Bauleistungen auf Anweisung oder seitens des öffentlichen Auftraggebers oder aufgrund von Bestimmungen 

des Sonderlastenhefts unterbrochen werden, der Unternehmer muss auf seine Kosten alle notwendigen Vorsichtsmaßnahmen 

treffen, um Bauleistungen und Baustoffe vor Schäden zu schützen, die durch schlechte Witterungsbedingungen, 

Diebstahl oder andere böswillige Handlungen verursacht werden könnten. 

Entdeckungen im Laufe von Bauleistungen 

Art. 90 - Entdeckungen von irgendwelcher Bedeutung bei Ausschachtungs- oder Abbrucharbeiten werden dem 

öffentlichen Auftraggeber unverzüglich zur Kenntnis gebracht. 

Der Unternehmer unterbricht in Erwartung eines Beschlusses des öffentlichen Auftraggebers und ohne dass es 

seinen Anspruch auf Entschädigung beeinträchtigt die Ausführung der Bauleistungen in unmittelbarer Nähe der 

Entdeckung und verbietet jeden Zugang. 

Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen werden Kunstgegenstände, Altertümer, 

naturgeschichtliche oder numismatische Gegenstände oder andere Dinge von wissenschaftlichem Wert und seltene 

oder kostbare Gegenstände, die bei Ausschachtungs- oder Abbrucharbeiten entdeckt werden, in Erwartung der 

Bestimmung der Eigentumsrechte auf der Grundlage der anwendbaren Rechtsvorschriften dem leitenden Beamten 

oder dem Beauftragten des öffentlichen Auftraggebers zur Verfügung gehalten. 

Abnahmen und Garantien 

Art. 91 - Durch die vorläufige Abnahme verfügt ein öffentlicher Auftraggeber über das gesamte vom 

Unternehmer ausgeführte Bauwerk. 

Vor der vorläufigen Abnahme darf der öffentliche Auftraggeber nacheinander über die verschiedenen Teile des 

Bauwerks, das Auftragsgegenstand ist, je nach ihrer Fertigstellung verfügen, wenn er es für nützlich hält und 

vorausgesetzt, dass eine Bestandsaufnahme erstellt wird. 

Die vollständige oder teilweise Inbesitznahme des Bauwerks seitens des öffentlichen Auftraggebers kann nicht als 

vorläufige Abnahme gelten. 

Sobald der öffentliche Auftraggeber das Bauwerk ganz oder teilweise in Besitz genommen hat, muss der 

Unternehmer die durch die Benutzung verursachten Beschädigungen jedoch nicht mehr beheben. 

Art. 92 - § 1 - Ein Bauwerk, das den Auftragsklauseln und -bedingungen nicht genügt oder nicht gemäß den 

Regeln des Fachs und der Baukunst ausgeführt worden ist, wird vom Unternehmer abgerissen und wieder aufgebaut. 

Andernfalls geschieht dies auf Anweisung des öffentlichen Auftraggebers von Amts wegen gemäß den in Artikel 87


vorgesehenen Handlungsmöglichkeiten auf Kosten, Rechnung und Gefahr des Unternehmers. Überdies setzt der 

Unternehmer sich Geldbußen und Vertragsstrafen wegen Nichteinhaltung der Auftragsklauseln und -bedingungen 

aus. 

Der öffentliche Auftraggeber kann gemäß denselben Handlungsmöglichkeiten ebenfalls verlangen, dass der 

Unternehmer ein Bauwerk oder Teile davon abreißt und wieder aufbaut, wenn nicht angenommene Waren verarbeitet 

oder Bauleistungen während einer Sperrfrist ausgeführt worden sind. Nötigenfalls geht er von Amts wegen auf Kosten, 

Rechnung und Gefahr des Unternehmers vor. 

§ 2 - Wenn ein Bauwerk an dem für seine Fertigstellung festgelegten Datum beendet wird und insofern die 

Ergebnisse der technischen Abnahmen und der vorgeschriebenen Prüfungen bekannt sind, wird innerhalb fünfzehn 

Tagen ab vorerwähntem Datum je nach Fall ein Protokoll zur vorläufigen Abnahme oder zur Abnahmeverweigerung 

aufgestellt. 

Wird ein Bauwerk vor oder nach diesem Datum fertig gestellt, so benachrichtigt der Unternehmer den leitenden 

Beamten davon per Einschreiben und beantragt bei dieser Gelegenheit die vorläufige Abnahme. Innerhalb fünfzehn 

Tagen ab Empfang des Antrags des Unternehmers und insofern die Ergebnisse der technischen Abnahmen und der 

vorgeschriebenen Prüfungen bekannt sind, wird ein Protokoll zur vorläufigen Abnahme oder zur Abnahmeverweigerung 

aufgestellt. 

Bei Überschreitung der in Absatz 1 und 2 erwähnten Frist durch Verschulden des öffentlichen Auftraggebers 

schuldet dieser dem Unternehmer pro Verzugstag eine Entschädigung, die 0,07 Prozent der Beträge entspricht, deren 

Zahlung von der vorläufigen Abnahme abhängt, bei höchstens 5 Prozent ihrer Gesamtsumme. 

Es wird davon ausgegangen, dass das Bauwerk, das hinsichtlich der vorläufigen Abnahme für abnahmefähig 

befunden wird, bis zum Beweis des Gegenteils an dem für seine Fertigstellung festgelegten Datum oder - in den 

in Absatz 2 erwähnten Fällen - an dem vom Unternehmer in seinem Einschreiben angegebenen Datum der 

tatsächlichen Fertigstellung in diesem Zustand gewesen ist. 

Die Garantiefrist läuft ab dem Datum der vorläufigen Abnahme. Ist in den Auftragsunterlagen keine Garantiefrist 

festgelegt, beläuft sie sich auf ein Jahr. 

§ 3 - Innerhalb fünfzehn Tagen vor Ablauf der Garantiefrist wird je nach Fall ein Protokoll zur endgültigen 

Abnahme oder zur Abnahmeverweigerung aufgestellt. 

In letzterem Fall obliegt es dem Unternehmer, den öffentlichen Auftraggeber später per Einschreiben davon in 

Kenntnis zu setzen, dass das gesamte Bauwerk abnahmefähig ist, was die endgültige Abnahme betrifft; das Bauwerk 

wird dann innerhalb fünfzehn Tagen ab Eingang dieser Mitteilung beim öffentlichen Auftraggeber abgenommen. 

Es wird davon ausgegangen, dass das Bauwerk, das hinsichtlich der endgültigen Abnahme für abnahmefähig 

befunden wird, bis zum Beweis des Gegenteils am Datum des Ablaufs der Garantiefrist oder - in den in Absatz 2 

erwähnten Fällen - an dem vom Unternehmer in seinem Einschreiben angegebenen Datum der endgültigen Abnahme 

in diesem Zustand gewesen ist. 

§ 4 - Die Überprüfung des Bauwerks im Hinblick auf die vorläufige oder endgültige Abnahme erfolgt in 

Anwesenheit des Unternehmers oder nachdem er mindestens sieben Tage vor der Abnahme ordnungsgemäß per 

Einschreiben zur Abnahme eingeladen worden ist. 

Wenn während der für die vorläufige oder endgültige Abnahme festgelegten Frist von fünfzehn Tagen der Zustand 

des Bauwerks wegen schlechter Witterungsbedingungen nicht festgestellt werden kann, wird diese Unmöglichkeit 

nach Einladung des Unternehmers durch ein Protokoll festgestellt und das Protokoll zur Abnahme oder zur 

Abnahmeverweigerung wird innerhalb fünfzehn Tagen ab dem Tag aufgestellt, ab dem diese Unmöglichkeit nicht 

mehr besteht. 

Der Unternehmer darf diese Umstände nicht geltend machen, um sich seiner Verpflichtung zu entziehen, das 

Bauwerk in abnahmefähigem Zustand abzuliefern. 

Das Bauwerk gilt erst als fertig gestellt, nachdem der Unternehmer abgelagertes Material, abgelagerte 

Gegenstände, Hindernisse und Änderungen an der Ortsbeschaffenheit beseitigt hat, die durch die Auftragsausführung 

bedingt waren. 


Art. 93 - Bei zwei Abnahmen, einer vorläufigen und einer endgültigen, wird die Sicherheitsleistung jeweils zur 

Hälfte freigegeben: die erste Hälfte nach der vorläufigen Abnahme des gesamten Auftrags und die zweite nach der 

endgültigen Abnahme, in beiden Fällen unter Abzug der Beträge, die der Unternehmer dem öffentlichen Auftraggeber 

eventuell schuldet. 

Ist nur eine einzige Abnahme vorgesehen, erfolgt die Freigabe in einem Mal nach dieser Abnahme. 

Auftragspreis bei Ausführungsverzug 

Art. 94 - Der Preis von Bauleistungen, die in einem dem Unternehmer zuzuschreibenden Verzugszeitraum 

ausgeführt werden, wird gemäß dem für den öffentlichen Auftraggeber günstigsten Berechnungsmodus wie folgt 

festgelegt: 

1. entweder indem den für die Revision vertragsmäßig vorgesehenen preisbildenden Bestandteilen die in dem 

betreffenden Verzugszeitraum geltenden Werte zugewiesen werden


56913 

2. oder indem jedem dieser Bestandteile ein wie folgt bestimmter Durchschnittswert (E) zugewiesen wird: 

dabei sind: 

e 1 ,e 2 ,..., e n die aufeinander folgenden Werte des betreffenden Bestandteils während der Vertragsfrist, gegebenenfalls 

in dem Maße verlängert, wie der Verzug nicht dem Unternehmer zuzuschreiben ist, 

t 1 ,t 2 ,..., t n die mit diesen Werten übereinstimmenden Zeitspannen, die in Monaten von dreißig Tagen ausgedrückt 

sind; Monatsteile und Zeiträume des Aufschubs der Auftragsausführung werden nicht berücksichtigt. 

Der Wert von E wird bis zur zweiten Dezimalstelle berechnet. 

Zahlungen 

Art. 95 - § 1 - Sowohl bei Anzahlungen als auch bei Restzahlung oder einmaliger Zahlung des Auftragswerts 

müssen Unternehmer eine datierte und unterzeichnete Schuldforderung mit detailliertem Baufortschrittsbericht, der 

ihrer Ansicht nach die beantragte Zahlung rechtfertigt, einreichen. 

Dieser detaillierte Bericht kann folgende Angaben umfassen: 

1. Mengen, die auf der Grundlage der Posten des zusammenfassenden Aufmaßes ausgeführt wurden, 

2. Mengen, die über die in den Posten des zusammenfassenden Aufmaßes vermerkten wahrscheinlichen Mengen 

hinaus ausgeführt wurden, 

3. zusätzliche Bauleistungen, die aufgrund einer schriftlichen Anweisung ausgeführt wurden, 

4. Bauleistungen, die zu Einheitspreisen ausgeführt wurden, die vom Unternehmer vorgeschlagen, vom 

öffentlichen Auftraggeber jedoch noch nicht angenommen worden sind. 

§ 2 - Öffentliche Auftraggeber verfügen über eine Überprüfungsfrist von dreißig Tagen ab Empfang der 

Schuldforderung und des detaillierten Baufortschrittsberichts wie in § 1 erwähnt. 

Innerhalb der Überprüfungsfrist nimmt der öffentliche Auftraggeber folgende Handlungen vor: 

1. Er überprüft den eingereichten Baufortschrittsbericht und berichtigt ihn gegebenenfalls. Kommen darin 

Einheitspreise vor, die noch nicht zwischen den Parteien vereinbart worden sind, legt er diese Preise unbeschadet der 

Rechte des Unternehmers von Amts wegen fest. 

2. Er erstellt ein Protokoll mit Angabe der Bauleistungen, die er im Hinblick auf ihre Bezahlung annimmt, und des 

Betrags, den er seiner Ansicht nach schuldet. Er setzt den Unternehmer schriftlich von diesem Protokoll in Kenntnis 

und ersucht ihn, innerhalb fünf Tagen eine Rechnung über den angegebenen Betrag einzureichen. 

§ 3 - Die Zahlung der dem Unternehmer geschuldeten Beträge wird innerhalb folgender Zahlungsfrist 

vorgenommen: 

1. innerhalb dreißig Tagen ab Ablauf der in § 2 erwähnten Überprüfungsfrist. Für Aufträge, die vor dem 

16. März 2013 abgeschlossen werden, beträgt die Zahlungsfrist sechzig Tage, insofern es sich um die Restzahlung oder 

einmalige Zahlung des Auftragswerts handelt, 

2. innerhalb sechzig Tagen ab Ablauf der in § 2 erwähnten Überprüfungsfrist für Aufträge, die von öffentlichen 

Auftraggebern vergeben werden, die Gesundheitsdienste anbieten - ausschließlich für Bauleistungen, die mit der 

Ausübung dieser Tätigkeit verbunden sind - und für diesen Zweck ordnungsgemäß anerkannt sind. 

§ 4-DieÜberprüfungsfrist wird verlängert im Verhältnis zu der Anzahl Tage: 

1. um die die Frist von fünf Tagen, die dem Unternehmer aufgrund von § 2 Absatz 3 Nr. 2 zur Einreichung seiner 

Rechnung eingeräumt wird, überschritten wird, 

2. die erforderlich ist, um eine Antwort des Unternehmers zu erhalten, wenn der öffentliche Auftraggeber ihn im 

Zusammenhang mit der gesamtschuldnerischen Haftung von Unternehmern über den Realbetrag seiner Sozial- oder 

Steuerschulden im Sinne der Artikel 30bis § 4 und 30ter § 4 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 zur Revision des 

Erlassgesetzes vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer und des Artikels 400 Nr. 1 des 

Einkommensteuergesetzbuches 1992 befragen muss. 

§ 5 - Sofern vorerwähnte Überprüfung für einen bestimmten Auftrag nicht vorgesehen ist, ist die Zahlungsfrist je 

nach Fall nicht länger als eine der folgenden Fristen: 

1. dreißig Tage ab dem Zeitpunkt des Eingangs der Schuldforderung beim öffentlichen Auftraggeber, 

2. wenn der Zeitpunkt des Eingangs der Schuldforderung unsicher ist, dreißig Tage ab dem Zeitpunkt des 

Empfangs des detaillierten Baufortschrittsberichts, 

3. wenn der öffentliche Auftraggeber die Schuldforderung vor Ausführung der durch den detaillierten 

Baufortschrittsbericht festgestellten Bauleistungen erhält, dreißig Tage ab Ausführung der Bauleistungen. 

Abschnitt 2 — Ergänzende Bestimmungen für Aufträge auf dem Wege von Baubetreuungsverträgen 

Anwendbare Bestimmungen 

Art. 96 - Die Artikel 25, 66, 76 § 2, 86, 87, 91 und 95 sind nicht auf Aufträge auf dem Wege von 

Betreuungsverträgen anwendbar. 

Die Artikel 74, 77 Absatz 1 und 90 sind nicht anwendbar, wenn der Betreuer Eigentümer der Grundstücke ist, auf 

denen ein Bauwerk errichtet werden soll. 

Rechte der Parteien an Grundstücken 

Art. 97 - Grundstücke, die einem öffentlichen Auftraggeber gehören und auf denen ein Bauwerk errichtet werden 

soll, dürfen einem Betreuer nicht vor Erstellung der authentischen Urkunde zur Verfügung gestellt werden. 

Der öffentliche Auftraggeber kann für die Dauer der Ausführung des Bauwerks auf das Zuwachsrecht verzichten. 

Der Betreuer kann Rechte und Pflichten in Bezug auf das erworbene dingliche Recht nur mit vorherigem 

schriftlichem Einverständnis des öffentlichen Auftraggebers übertragen.


Verpflichtungen des öffentlichen Auftraggebers 

Art. 98 - Ein öffentlicher Auftraggeber ist verpflichtet: 

1. bei Miete, bei Miete mit Kaufoption oder Eigentumsübertragung zu Ende der Laufzeit oder bei Erbpacht, die in 

Artikel 115 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 110 des Königlichen Erlasses Sonderbereiche 

beziehungsweise Artikel 120 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit vorgesehen sind: 

a) den Auftragspreis durch Mietzahlungen, Zahlung des Erbbauzinses und/oder des Erbpachtzinses zu 

begleichen, 

b) das Bauwerk zweckentsprechend zu verwenden, 

c) gemäß den Artikeln 1754 bis 1756 des Zivilgesetzbuches die dem Mieter obliegenden Reparaturen vorzunehmen 

und für den gewöhnlichen Unterhalt des Bauwerks zu sorgen, 

d) weder Innen- noch Außenumbauten am Bauwerk ohne vorheriges schriftliches Einverständnis des Betreuers 

vorzunehmen, 

2. den Auftragspreis in Form von Jahresraten zu zahlen, wenn gemäß Artikel 115 des Königlichen Erlasses 


Erlasses Verteidigung und Sicherheit der Erwerb des Bauwerks ab seiner Zurverfügungstellung vorgesehen ist. 

Verpflichtungen des Betreuers 

Art. 99 - Ein Betreuer ist verpflichtet: 

1. gemäß den Bestimmungen von Artikel 26 eine Sicherheit zu leisten. 

Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen ist diese Sicherheitsleistung aufgrund der 

Kosten des zu erstellenden Bauwerks, so wie es sich aus dem abgeschlossenen Auftrag ergibt, zu berechnen, 

Finanzierungs-, Planungs- und Untersuchungskosten ausgenommen, 

2. dem öffentlichen Auftraggeber und den in Artikel 121 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 116 

des Königlichen Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 126 des Königlichen Erlasses Verteidigung und 

Sicherheit erwähnten Dritten gegenüber die dem Unternehmer in Anwendung der Artikel 1792 und 2270 des 

Zivilgesetzbuches auferlegte Haftung ab dem Datum der vorläufigen Abnahme vollständig zu übernehmen. Dieselbe 

Haftung gilt bei Anwendung von Artikel 120 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 115 des Königlichen 

Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 125 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit für Teile 

des Bauwerks, an denen weniger als zehn Jahre vor Ausübung der Kaufoption oder Eigentumsübertragung 

umfangreiche Ausstattungs-, Reparatur- oder Instandsetzungsarbeiten vorgenommen worden sind, 

3. die in Artikel 42 des Gesetzes beziehungsweise Artikel 41 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit auferlegten 

Verpflichtungen in gleich welchem Stadium selbst zu erfüllen und dafür zu sorgen, dass Unternehmer, Lieferanten, 

Unterauftragnehmer und Personen, die auf der Baustelle Personal zur Verfügung stellen, sie ebenfalls erfüllen, 

4. die Bestimmungen des vorliegenden Erlasses und der Auftragsunterlagen in gleich welchem Stadium selbst 

einzuhalten und dafür zu sorgen, dass Unternehmer, Lieferanten, Unterauftragnehmer und Personen, die auf der 

Baustelle Personal zur Verfügung stellen, sie ebenfalls einhalten, 

5. unbeschadet des Artikels 24 auf seine Kosten die in den Auftragsunterlagen vorgeschriebenen Versicherungen 

zur Deckung seiner Haftung als Bauherr und der Haftung der Unternehmer während und nach den Bauleistungen 

abzuschließen. Er schließt ebenfalls eine Versicherung für die Zehnjahreshaftung der Unternehmer und Architekten ab. 

Vor Beginn der Bauleistungen legt er dem öffentlichen Auftraggeber eine gleichlautende Abschrift der Versicherungspolicen 

vor; diese umfassen eine Klausel, laut deren die Versicherungsgesellschaften sich verpflichten, den öffentlichen 

Auftraggeber über jegliche Aussetzung oder Kündigung der Versicherungen zu benachrichtigen. 

Vorerwähnte Versicherungspolicen umfassen außerdem eine Klausel, laut deren alle Entschädigungen seitens 

Garanten bei Unzulänglichkeiten des Betreuers von Rechts wegen dem öffentlichen Auftraggeber oder dem 

benachteiligten Dritten zukommen, sobald sie vom Versicherer geschuldet werden, 

6. das geplante Bauwerk gemäß den vom öffentlichen Auftraggeber gebilligten Plänen, Unterlagen und 

Lastenheften zu errichten, 

7. dieses fertig gestellte Bauwerk dem öffentlichen Auftraggeber oder gegebenenfalls Dritten, die die vom 

öffentlichen Auftraggeber gestellten Bedingungen erfüllen, innerhalb der Ausführungsfristen zur Verfügung zu stellen, 

8. wenn er Eigentümer des Bauwerks ist und es vermietet: 

a) dem Mieter für die gesamte Laufzeit des Auftrags das ungestörte und ausschließliche Nutzungsrecht am 

Bauwerk zu gewährleisten, 

b) sämtliche Reparaturen mit Ausnahme der dem Mieter obliegenden beziehungsweise der kleineren Unterhaltsreparaturen, 

die zur Instandhaltung des Bauwerks erforderlich sind, durchzuführen, 

c) weder Innen- noch Außenumbauten am Bauwerk ohne vorheriges schriftliches Einverständnis des öffentlichen 

Auftraggebers und des Mieters vorzunehmen. 

Zurverfügungstellung des Bauwerks 

Art. 100 - Die Zurverfügungstellung eines Bauwerks wird in einem vom öffentlichen Auftraggeber auszustellenden 

Protokoll zur vorläufigen Abnahme bescheinigt. 

Dauer und Freigabe der Sicherheitsleistung 

Art. 101 - Bei Miete, bei Miete mit Kaufoption oder Eigentumsübertragung zu Ende der Laufzeit oder bei 

Erbpacht wie in Artikel 115 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 110 des Königlichen Erlasses 

Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 120 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit vorgesehen werden 

Dauer der Sicherheitsleistung und Freigabemodalitäten in den Auftragsunterlagen festgelegt. 

Handlungsmöglichkeiten des öffentlichen Auftraggebers 

Art. 102 - § 1 - Verzug bei Zurverfügungstellung des Bauwerks führt ohne Inverzugsetzung zur Anwendung der 

in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Geldbußen wegen Verzug. 

§ 2 - Vom Betreuer geschuldete Geldbußen wegen Verzug und Vertragsstrafen können von der Sicherheitsleistung 

oder sogar von Beträgen, die der öffentliche Auftraggeber nach Zurverfügungstellung des Bauwerks zahlen muss, 

abgezogen werden.


56915 

§ 3 - Stellt der öffentliche Auftraggeber nach Zurverfügungstellung des Bauwerks eine Nichteinhaltung der 

Vertragsklauseln fest, kann er nach Ablauf einer Frist von fünfzehn Tagen, nachdem er sie dem Betreuer per 

Einschreiben notifiziert hat, an die Stelle des Betreuers treten, um auf Kosten, Rechnung und Gefahr des Betreuers 

Abhilfe zu schaffen. In diesem Fall werden die vom öffentlichen Auftraggeber eingegangenen Kosten von den Beträgen 

abgezogen, die dieser dem Betreuer schuldet. 

Unbeschadet der Verpflichtungen des Betreuers während der Garantiefrist und seiner Zehnjahreshaftung, die aus 

den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches hervorgehen, finden diese Bestimmungen keine Anwendung mehr, 

sobald das Eigentum am Bauwerk dem öffentlichen Auftraggeber übertragen worden ist. 

Zahlungen 

Art. 103 - § 1 - Auftragspreise werden wie folgt gezahlt: 

1. entweder durch Mieten, wenn der öffentliche Auftraggeber das Bauwerk mietet. Ist eine Kaufoption im Auftrag 

vorgesehen und wird sie ausgeübt, ist der Restbetrag außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen 

in einem Mal zu entrichten. 

Ist in denselben Unterlagen die Eigentumsübertragung zu Ende der Laufzeit vorgesehen, so gilt, dass die 

Mietzahlungen den Gesamtpreis decken, 

2. oder durch Jahresraten, wenn der öffentliche Auftraggeber das Bauwerk bei seiner Zurverfügungstellung, die im 

Protokoll zur vorläufigen Abnahme festgestellt wird, als Eigentum erwirbt, 

3. oder durch Zahlung des Erbpachtzinses, wenn der öffentliche Auftraggeber ein Erbpachtrecht erwirbt. 

In den Auftragsunterlagen werden Modalitäten für die Zahlung von Miete, Erbbauzins, Jahresrate oder 

Erbpachtzins vorgesehen. 

Die Zahlung der dem Betreuer geschuldeten Beträge erfolgt: 

- im Fall von Miete, Erbbauzins, Jahresrate oder Erbpachtzins entweder an dem in den Auftragsunterlagen 

vorgesehenen Fälligkeitsdatum 

- oder in den anderen Fällen innerhalb dreißig Tagen ab dem vorgesehenen Fälligkeitsdatum. 

In keinem Auftrag dürfen Zahlungen vor Zurverfügungstellung des Bauwerks vorgeschrieben werden. 

§ 2 - Die Fristen zur Zahlung von Jahresrate, Miete, Erbbauzins oder Erbpachtzins laufen ab dem Datum des in 

Artikel 100 vorgesehenen Protokolls. 

§ 3 - Auf keinen Fall schuldet der öffentliche Auftraggeber eine Miete, einen Erbbauzins, eine Jahresrate 

beziehungsweise einen Erbpachtzins für Zeiträume, während deren er das Bauwerk nicht verwenden kann, weil der 

Betreuer seinen Verpflichtungen nicht nachgekommen ist. 

KAPITEL 4 — Sonderbestimmungen für öffentliche Baukonzessionen 

Anwendbare Bestimmungen 

Art. 104 - Folgende Bestimmungen sind auf öffentliche Baukonzessionen anwendbar: 

1. Kapitel 1, 

2. Kapitel 2, mit Ausnahme der Artikel 16, 17, 26, 33 und 64 bis 66, 

3. die Artikel 75, 76 § 1, 77 bis 79, 82 §§ 1 und 2 und 88 bis 90. 

Rechte an Grundstücken, die im Rahmen einer Konzession überlassen werden 

Art. 105 - § 1 - Ein Konzessionär kann während der gesamten Laufzeit der Konzession über ein Erbbaurecht an 

den Grundstücken verfügen, die - sofern es sich um Grundstücke des öffentlichen Eigentums handelt - zu diesem 

Zweck entwidmet werden können. Der Konzessionär verfügt jedoch nicht über die in den Artikeln 5 und 6 des Gesetzes 

vom 10. Januar 1824 über das Erbbaurecht vorgesehenen Rechte. 

§ 2 - Verzichtet der öffentliche Auftraggeber bei Gewährung eines Erbbaurechts an den Konzessionär für die 

gesamte Laufzeit der Konzession auf den Zuwachs, so verfügt der Konzessionär bis zum Ablauf der Konzession über 

das Volleigentum am Bauwerk. Bei Ablauf wird das Eigentumsrecht an diesem Bauwerk frei von irgendwelchen 

dinglichen Rechten übertragen und gehört automatisch und von Rechts wegen dem öffentlichen Auftraggeber, ohne 

dass dieser irgendeine Entschädigung dafür zu zahlen hat. Das Gleiche gilt für andere Gebäude, die der Konzessionär 

während der Laufzeit der Konzession errichtet und deren Abbruch der öffentliche Auftraggeber bei Ablauf der 

Konzession nicht verlangt hätte. 

Während der Laufzeit der Konzession kann das Bauwerk ohne ausdrückliche Zustimmung des öffentlichen 

Auftraggebers mit keinerlei Hypothek belastet werden. 

Es kann des Weiteren mit keinerlei Dienstbarkeit belastet werden. 

§ 3 - Der Konzessionär kann seine aus der Konzession hervorgehenden Rechte und Pflichten nur mit vorherigem 

schriftlichem Einverständnis des öffentlichen Auftraggebers übertragen. In keinem Fall ist der öffentliche Auftraggeber 

dazu verpflichtet, eine Übertragung, die zur Aufteilung der Konzession führen würde, anzunehmen. 

Laufzeit der Konzession 

Art. 106 - Beginn und Ende der Laufzeit einer Konzession werden in den Konzessionsunterlagen festgelegt. 

Versicherungen 

Art. 107 - Unbeschadet des Artikels 24 schließt ein Konzessionär auf seine Kosten die in den Konzessionsunterlagen 

vorgeschriebenen Versicherungen zur Deckung seiner Haftung als Bauherr und der Haftung der Unternehmer 

während und nach den Bauleistungen ab. Er schließt ebenfalls eine Versicherung für die Zehnjahreshaftung der 

Unternehmer und Architekten ab. 

Der Konzessionär muss bei Abschluss der Bauleistungen und vor Inbetriebnahme des Bauwerks ebenfalls eine 

Feuerversicherung für die errichteten Bauwerke abschließen. 

Vor Beginn der Bauleistungen beziehungsweise Inbetriebnahme des Bauwerks legt der Konzessionär dem 

öffentlichen Auftraggeber eine Abschrift dieser Versicherungspolicen vor; diese umfassen eine Klausel, laut deren die 

Versicherer sich verpflichten, den öffentlichen Auftraggeber über jegliche Aussetzung oder Kündigung der 

Versicherungen zu benachrichtigen.


Vorerwähnte Versicherungspolicen umfassen außerdem eine Klausel, laut deren alle Entschädigungen seitens 

Garanten bei Unzulänglichkeiten des Konzessionärs von Rechts wegen dem öffentlichen Auftraggeber oder dem 

benachteiligten Dritten zukommen, sobald sie vom Versicherer geschuldet werden. 

Sicherheitsleistung 

Art. 108 - Die Sicherheitsleistung deckt die Verpflichtungen eines Konzessionärs für die gesamte Laufzeit der 

Konzession. 

Sie wird nach Verhältnis des Werts der Konzession gemäß einer der folgenden Modalitäten pauschal festgelegt: 

1. entweder deckt sie sowohl die Kosten der Bauleistungen als auch den Wert der Nutzung 

2. oder für die Kosten der Bauleistungen und den Wert der Nutzung wird eine separate Sicherheitsleistung 

vorgesehen. 

In den Konzessionsunterlagen kann die Sicherheitsleistung durch andere gleichwertige Garantien ersetzt werden. 

In den Konzessionsunterlagen werden Modalitäten für die Freigabe der Sicherheitsleistung festgelegt. 

Kontinuität der öffentlichen Dienstleistung 

Art. 109 - Konzessionäre sind für die Kontinuität der öffentlichen Dienstleistung verantwortlich, die Gegenstand 

der Konzession ist. Zu ihren Lasten gehen: 

1. Unterhalt und Reparatur des Bauwerks, 

2. sämtliche auf das Bauwerk angewandte Abgaben und Steuern, 

3. außer bei anders lautender Bestimmung in den Konzessionsunterlagen Anschlussrechte und -kosten. 

Zehnjahreshaftung 

Art. 110 - Ein Konzessionär übernimmt dem öffentlichen Auftraggeber gegenüber die in den Artikeln 1792 und 

2270 des Zivilgesetzbuches erwähnte Haftung. Diese Haftung erstreckt sich auch auf andere, für die Betreibung der 

Konzession unerlässliche Gebäude. 

Hat die Konzession eine Laufzeit von weniger als zehn Jahren oder wird sie vor Ende dieses Zeitraums entweder 

in Anwendung der Artikel 113 und 114 oder im gemeinsamen Einvernehmen der Parteien beendet, trägt der 

Konzessionär dem öffentlichen Auftraggeber gegenüber die aus den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches 

hervorgehende Haftung. 

Mit einem Preis verbundene Konzession 

Art. 111 - Ist eine Konzession mit einem vom öffentlichen Auftraggeber zu zahlenden Preis verbunden, so besteht 

dieser Preis aus einem in regelmäßigen Abständen zahlbaren Pauschalbetrag. Dieser Preis kann jedoch jährlich 

aufgrund einer in den Konzessionsunterlagen vorgesehenen Formel revidiert werden. 

Der Preis wird erst ab dem Tag der effektiven Vollendung der vom Konzessionär auszuführenden Bauleistungen 

geschuldet. 

Mit einer Abgabe verbundene Konzession 

Art. 112 - Ist eine Konzession mit einer vom Konzessionär zu zahlenden Abgabe verbunden, so besteht diese 

Abgabe außer bei anders lautender Bestimmung in den Konzessionsunterlagen entweder aus einem Pauschalbetrag 

oder aus einem Prozentsatz des vom Konzessionär erzielten Bruttoumsatzes oder aus einem um einen Prozentsatz des 

vorerwähnten Bruttoumsatzes erhöhten Pauschalbetrag. Die Zahlung erfolgt in regelmäßigen Abständen auf der 

Grundlage der in den Konzessionsunterlagen vorgesehenen Modalitäten. 

Besteht die Abgabe aus einem Pauschalbetrag, so kann er jährlich aufgrund einer in den Konzessionsunterlagen 

vorgesehenen Formel revidiert werden. Handelt es sich um einen Prozentsatz des Bruttoumsatzes, so führt der 

Konzessionär eine der Betreibung der Konzession eigene Buchhaltung, zu der die Bediensteten des öffentlichen 

Auftraggebers oder Personen, die er bestimmt, jederzeit Zugang haben. 

Die Abgabe wird ab dem vorgesehenen Tag der Vollendung der vom Konzessionär auszuführenden Bauleistungen 

geschuldet. Hat der öffentliche Auftraggeber jedoch ebenfalls Bauleistungen auszuführen und fällt der Tag ihrer 

effektiven Vollendung nach demjenigen, der für die vom Konzessionär auszuführenden Bauleistungen vorgesehen ist, 

wird die Abgabe erst ab dem Tag der effektiven Vollendung der vom öffentlichen Auftraggeber auszuführenden 

Bauleistungen geschuldet. 

Ende der Konzession 

Art. 113 - Hat eine Konzession eine Laufzeit von mehr als dreißig Jahren, kann in den Konzessionsunterlagen 

vorgesehen werden, dass jede der beteiligten Parteien nach Ablauf dieses Zeitraums die Konzession ohne 

Entschädigung mit einer Kündigungsfrist von mindestens einem Jahr vorzeitig beenden kann. 

In diesem Fall erwirbt der öffentliche Auftraggeber das in Artikel 105 § 2 erwähnte Eigentumsrecht am Tag, an dem 

die Konzession ausläuft. 

Art. 114 - § 1 - Bei höherer Gewalt aufseiten eines öffentlichen Auftraggebers kann dieser die Konzession 

vorzeitig beenden. 

In diesem Fall hat der Konzessionär Anspruch auf eine Entschädigung, die einem durch eine Bruchzahl 

ausgedrückten Teil der Kosten der von ihm ausgeführten Bauleistungen entspricht; diese Kosten werden gegebenenfalls 

um den in den Konzessionsunterlagen näher bestimmten Wert der Grundstücke erhöht. 

Der Nenner dieser Bruchzahl entspricht der in den Konzessionsunterlagen vorgesehenen Laufzeit der Konzession. 

Er beträgt jedoch immer 29, wenn die vereinbarte Laufzeit der Konzession über dreißig Jahre hinausgeht und im 

Vertrag die Möglichkeit vorgesehen ist, der Konzession nach Ablauf dieses Zeitraums ein Ende zu setzen. 

Der Zähler der Bruchzahl entspricht der Differenz zwischen Nenner und Anzahl abgelaufener ganzer Jahre 

zwischen dem Tag des Beginns der Konzession und demjenigen, an dem der öffentliche Auftraggeber sie beendet hat. 

Die auf diese Art und Weise berechnete Entschädigung wird je nach Fall erhöht: 

1. entweder um einen Betrag, der sich auf das Doppelte des jährlichen Preises zu Lasten des öffentlichen 

Auftraggebers beläuft, und zwar auf der Grundlage seiner im letzten effektiven Betriebsjahr der Konzession erreichten 

Höhe,


56917 

2. oder um einen Betrag, der der vom Konzessionär für die letzten zwei Jahre der Konzession gezahlten Abgabe 

entspricht. 

Diese Erhöhung wird entsprechend herabgesetzt, wenn der öffentliche Auftraggeber weniger als zwei Jahre vor 

Ablauf der Konzession dieser Konzession ein Ende setzt. 

§ 2-Deröffentliche Auftraggeber kann die Konzession ebenfalls vorzeitig beenden, wenn der Konzessionär die aus 

der Konzession hervorgehenden Verpflichtungen schwer verletzt, sei es gegenüber dem öffentlichen Auftraggeber oder 

gegenüber den Benutzern der Dienstleistung, die er zu erbringen hat. 

In diesem Fall hat der Konzessionär Anspruch auf Zahlung - innerhalb einer Frist von einem Jahr - einer 

Entschädigung, die einem durch eine Bruchzahl ausgedrückten Teil der Hälfte der Kosten der von ihm ausgeführten 

Bauleistungen entspricht; diese Entschädigung wird um den in den Konzessionsunterlagen näher bestimmten Wert der 

Grundstücke erhöht, wenn diese Grundstücke dem Konzessionär gehören und dort für die Konzession unerlässliche 

Gebäude errichtet sind. 

Zähler und Nenner des Bruchs werden gemäß § 1 festgelegt. Bei der Festlegung der Anzahl abgelaufener 

Jahre zwischen dem Datum des Beginns der Konzession und demjenigen, an dem der öffentliche Auftraggeber sie 

beendet hat, gilt jedoch ein angefangenes Jahr als ein ganzes Jahr. 

Die auf diese Weise berechnete Entschädigung wird um die dem öffentlichen Auftraggeber vom Konzessionär 

eventuell geschuldeten Abgaben vermindert, die um einen Zinssatz von einem Prozent pro Monat beziehungsweise 

pro angefangenen Monat Verzug bei der Zahlung dieser Abgaben erhöht werden. 

§ 3 - Unbeschadet des Artikels 113 kann ein Konzessionär die Konzession nur in Fällen höherer Gewalt seinerseits 

vorzeitig beenden. 

Wenn in diesem Fall der öffentliche Auftraggeber das Bauwerk verwendet, hat der Konzessionär Anspruch auf 

Zahlung - innerhalb einer Frist von einem Jahr ab Eigentumsübertragung - einer gemäß § 2 berechneten Entschädigung. 

Der öffentliche Auftraggeber schuldet keine Entschädigung, wenn er das Bauwerk nicht verwendet. 

§ 4 - Bei Anwendung der Paragraphen 1 und 2 erwirbt der öffentliche Auftraggeber am Datum, an dem die 

Konzession vorzeitig beendet wird, das Eigentum - frei von sämtlichen Rechten - an Bauwerken, die vom Konzessionär 

auf Grundstücken, die dem öffentlichen Auftraggeber gehören, errichtet worden sind, und an den für die Betreibung 

unerlässlichen Grundstücken und Bauwerken, die vom Konzessionär auf ihm gehörenden Grundstücken errichtet 

worden sind. 

Bei Anwendung von § 3 erfolgt die Eigentumsübertragung unter denselben Bedingungen entweder unverzüglich 

oder zu dem vom öffentlichen Auftraggeber gewählten Zeitpunkt, oder aber bei Ablauf der Konzession, je nachdem ob 

der öffentliche Auftraggeber die errichteten Bauwerke verwendet oder nicht. 

KAPITEL 5 — Sonderbestimmungen für Lieferaufträge 

Abschnitt 1 — Gemeinsame Bestimmungen für alle Lieferaufträge 

Teilbestellungen 

Art. 115 - Sind in den Auftragsunterlagen für alle oder einen Teil der zu liefernden Mengen eine oder mehrere 

Teilbestellungen vorgesehen, so unterliegt die Auftragsausführung der Notifizierung jeder dieser Bestellungen. 

Lieferfrist 

Art. 116 - § 1 - Lieferfristen werden entweder in Werktagen oder in Kalendertagen, -wochen oder -monaten oder 

von Datum zu Datum festgelegt. 

Ist eine Lieferfrist in Werktagen festgelegt, gelten folgende Tage nicht als solche: 

1. Samstage, Sonntage und gesetzliche Feiertage, 


Königlichen Erlass für verbindlich erklärten kollektiven Arbeitsabkommen vorgesehen sind. 

Ist eine Lieferfrist in Kalendertagen, -wochen oder -monaten festgelegt, wird sie während der Schließung des 

Unternehmens des Lieferanten wegen Jahresurlaub ausgesetzt, außer wenn die Lieferfrist ein Kriterium für die 

Auftragsvergabe darstellt. 

§ 2 - Die Lieferfrist läuft je nach Fall ab dem Tag nach dem Auftragsabschluss oder ab dem Bestelldatum. 

In der Lieferfrist ist die Zeit einbegriffen, die für die vor der Herstellung vorzunehmenden Verrichtungen und für 

die Vorbereitung der Lieferungen nötig ist, insbesondere für eventuelle vorherige technische Abnahmen. 

Zu liefernde Mengen 

Art. 117 - Wenn gemäß den Auftragsunterlagen Fest- oder Mindestmengen festgelegt sind, erwirbt ein Lieferant 

durch den Auftragsabschluss das Recht, diese Fest- oder Mindestmengen zu liefern. 

Setzt der öffentliche Auftraggeber die Fest- oder Mindestmengen herab, so hat der Lieferant gegebenenfalls 

Anspruch auf einen gerechten Ausgleich. 

Liefermodalitäten 

Art. 118 - § 1 - Waren werden an den in den Auftragsunterlagen bestimmten Ort geliefert. 

Der öffentliche Auftraggeber darf die Waren an andere Orte liefern lassen und die Abnahmen dort durchführen, 

ohne dass der Lieferant deswegen Anspruch auf eine Entschädigung erheben kann. In diesem Fall gehen jedoch 

zusätzliche Risiken und Mehrkosten für Transport, Laden und Aufladen zu Lasten des öffentlichen Auftraggebers. 

§ 2-Für jede Lieferung stellt der Lieferant im Hinblick auf die vorläufige Abnahme einen Lieferschein auf. Er 

sendet oder übergibt diesen Lieferschein dem öffentlichen Auftraggeber spätestens am Tag des Versands beziehungsweise 

der Lieferung der Waren. Auf diesem Lieferschein werden die versandten Waren präzisiert und Mengen und 

andere vom öffentlichen Auftraggeber vorgeschriebene Vermerke angegeben. Die Nummer des Sonderlastenhefts und 

gegebenenfalls das Bestelldatum und die Nummer des Loses sind ebenfalls auf dem Lieferschein anzugeben. 

Der Lieferschein darf durch eine Rechnung mit denselben Angaben ersetzt werden. 

§ 3 - Lieferungen, die nicht unter den Bedingungen der Auftragsunterlagen zur Abnahme vorgelegt werden oder 

mit Unkosten belastet sind, können abgelehnten Lieferungen gleichgesetzt werden.


Verpackungen 

Art. 119 - § 1-Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen gehen Verpackungen in das 

Eigentum des öffentlichen Auftraggebers über, ohne dass der Lieferant dafür Anspruch auf irgendeine Entschädigung 

erheben kann. 

§ 2 - Ist in den Auftragsunterlagen vorgesehen, dass Verpackungen Eigentum des Lieferanten bleiben, werden sie 

ihm auf seine Kosten bis zu dem im Angebot angegebenen Bestimmungsort frei von jedem dem öffentlichen 

Auftraggeber zuzuschreibenden anormalen Schaden zurückgesandt. Dies geschieht in der in den Auftragsunterlagen 

festgelegten Frist, die ab dem Tag läuft, an dem die Lieferungen am Lieferungsort ankommen. 

Nach Ablauf dieser Frist darf der Lieferant dem öffentlichen Auftraggeber diese Verpackungen zu dem Preis 

anrechnen, den er in seinem Angebot angegeben hat. 

Zurückzusendende Verpackungen tragen eine laufende Nummer und die Marke des Lieferanten. 

Überprüfung der Lieferung 

Art. 120 - Ein öffentlicher Auftraggeber überprüft Lieferungen am Lieferungsort. Er stellt eventuelle Schäden fest. 

Das Ergebnis dieser Überprüfung und das genaue Datum der Ankunft der Lieferungen werden in einem Protokoll oder 

eventuell auf dem Lieferschein oder der Rechnung wie in Artikel 118 § 2 erwähnt vermerkt. 

Der öffentliche Auftraggeber verfügt über eine Überprüfungsfrist von dreißig Tagen ab dem gemäß Absatz 1 

festgestellten Lieferdatum, um die Formalitäten für die technische Abnahme und/oder die vorläufige Abnahme zu 

erfüllen und dem Lieferanten ihr Ergebnis zu notifizieren. Diese Frist läuft ab dem Tag nach Ankunft der Lieferungen 

am Bestimmungsort, insofern der öffentliche Auftraggeber im Besitz des Lieferscheins oder der Rechnung ist. 

Bei Überschreitung dieser Frist durch Verschulden des öffentlichen Auftraggebers schuldet dieser dem Lieferanten 

pro Verzugstag eine Entschädigung, die 0,01 Prozent der Beträge entspricht, deren Zahlung von der vorläufigen 

Abnahme abhängt, bei höchstens 7,5 Prozent ihrer Gesamtsumme. 

In allen Fällen trifft der öffentliche Auftraggeber die notwendigen Maßnahmen, um zu verhindern, dass abgelehnte 

Waren erneut zur Abnahme vorgelegt oder in dem Zustand, in dem sie sich befinden, geliefert werden können. 



von der der Lieferant dem leitenden Beamten innerhalb achtundvierzig Stunden per Einschreiben Meldung gemacht 

hat und der der öffentliche Auftraggeber sich innerhalb dreier Werktage ab Empfang des besagten Einschreibens nicht 

widersetzt hat, wird einer schriftlichen Anweisung gleichgesetzt. 

In den Anweisungen werden die Änderungen angegeben, die an den ursprünglichen Auftragsklauseln 

anzubringen sind. 

§ 2 - Unvorhergesehene Lieferungen, die der Lieferant ausführen muss, vorgesehene Lieferungen, die aus dem 

Auftrag wegfallen, und alle anderen Änderungen werden zum Einheitspreis des Angebots oder, in dessen 

Ermangelung, zu einem zu vereinbarenden Einheitspreis berechnet. 

§ 3 - Änderungen des Auftragspreises müssen zwischen den Parteien auf der Grundlage eines Vorschlags 

vereinbart werden, den der Lieferant innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab dem Datum, an dem Änderungsanweisungen 

gültig erteilt worden sind, per Einschreiben einreicht. 


unbeschadet der Rechte des Lieferanten von Amts wegen fest. 

Der Lieferant muss die Lieferungen ungeachtet der Anfechtungen, zu denen die Festsetzung der neuen Preise 

Anlass geben könnte, ohne Unterbrechung fortführen. 

§ 4 - Bei zusätzlichen Lieferungen oder Änderungen an vorgesehenen Lieferungen gibt die schriftliche Anweisung, 

die Verrechnung oder der Zusatzvertrag Folgendes an: 


Art der Änderungen und zusätzlichen Lieferungen 


§ 5 - Wenn auf Anweisung des öffentlichen Auftraggebers vorgenommene Änderungen zu einer oder mehreren 

Verrechnungen führen, die insgesamt eine Verminderung des ursprünglichen Auftragswerts verursachen, hat der 

Lieferant Anspruch auf eine Pauschalentschädigung, die ungeachtet des endgültigen Auftragswerts und unbeschadet 

der Anwendung eventueller anderer Ausgleichsmaßnahmen gemäß Artikel 117 Absatz 2 10 Prozent dieser 

Verminderung entspricht. 


geltenden schriftlichen Antrags seitens des Lieferanten. 

Haftung des Lieferanten 

Art. 122 - Lieferanten haften für ihre Lieferungen bis zum Zeitpunkt der Erfüllung der in Artikel 120 erwähnten 

Überprüfungs- und Notifizierungsformalitäten, außer wenn die in den Lagern des Empfängers aufgetretenen Verluste 

oder Schäden auf Begebenheiten oder Umstände zurückzuführen sind, die in den Artikeln 54 und 56 erwähnt sind. 


Art. 123 - § 1 - Geldbußen wegen Verzug werden auf der Grundlage von 0,1 Prozent pro Verzugstag berechnet, 

bei höchstens 7,5 Prozent des Werts der Waren, deren Lieferung mit demselben Verzug erfolgt ist. 

Wenn die Lieferfrist ein Kriterium für die Auftragsvergabe darstellt, wird der Modus der Berechnung von 

Geldbußen wegen Verzug für Waren, deren Lieferung mit demselben Verzug erfolgt ist, in den Auftragsunterlagen 

festgelegt. In diesem Fall kann vorerwähnter Prozentsatz in den Auftragsunterlagen auf höchstens 10 Prozent erhöht 

werden. Dieser Prozentsatz wird entsprechend der jeweiligen Bedeutung festgelegt, die dem Vergabekriterium in 

Bezug auf die Ausführungsfrist zukommt. Ist der Berechnungsmodus nicht in den Auftragsunterlagen festgelegt, so ist 

der in Absatz 1 vorgesehene Berechnungsmodus anwendbar. 

Der Wert der Lieferungen wird auf der Grundlage des ursprünglichen Auftragswerts unter Berücksichtigung 

daran angebrachter Änderungen berechnet, in Artikel 20 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 20 des 

Königlichen Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 21 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit 

erwähnte Preisrevisionen und in Artikel 71 des vorliegenden Erlasses erwähnte Refaktien jedoch nicht einbegriffen.


56919 

Geldbußen wegen Verzug mit einem Gesamtbetrag unter 75 EUR pro Auftrag werden nicht berücksichtigt. 

Das Datum, an dem Lieferungen dem öffentlichen Auftraggeber für die Durchführung der vorläufigen 

Teilabnahme zur Verfügung gestellt werden, gilt für die eventuelle Anwendung von Geldbußen wegen Verzug als 

Lieferdatum. 

§ 2 - Umfasst der Auftrag mehrere Teile oder Phasen mit jeweils einer eigenen Ausführungsfrist und einem eigenen 

Betrag, so wird für die Anwendung von Geldbußen jede Phase beziehungsweise jeder Teil einem einzelnen Auftrag 

gleichgesetzt. 

Wenn in den Auftragsunterlagen keine Teile oder Phasen im Sinne von Absatz 1 festgelegt werden, wohl aber 





solchen Bestimmung, mit Geldbußen belegt, die gemäß § 1 berechnet werden. 


Art. 124 - § 1-WirdzuMaßnahmen von Amts wegen in Form einer Ausführung in eigener Trägerschaft oder 

eines Auftrags für Rechnung des säumigen Auftragnehmers übergegangen, so werden die Mehrkosten nur auf 

Lieferungen berechnet, die vom säumigen Lieferanten noch zu liefern waren und die tatsächlich in eigener Trägerschaft 

ausgeführt oder bei einem neuen Lieferanten bestellt worden sind, ohne dass in Artikel 20 des Königlichen Erlasses 


Erlasses Verteidigung und Sicherheit erwähnte Preisrevisionen oder in Artikel 71 des vorliegenden Erlasses erwähnte 

Refaktien, die die Preise des säumigen oder des neuen Lieferanten eventuell verändern hätten können, berücksichtigt 

werden. Für die Berechnung der Mehrkosten zu berücksichtigende Preise werden gegebenenfalls um die Mehrwertsteuer 

erhöht. 

Geldbußen wegen Verzug laufen zu Lasten des säumigen Lieferanten weiter bis zum Datum der Lieferung 

beziehungsweise Herstellung der Waren und, bei einem Auftrag für Rechnung des säumigen Lieferanten, spätestens 

bis zum Ablauf der für die Ausführung von Amts wegen festgelegten Frist. 

§ 2 - Wenn der Auftrag Lieferungen als Gegenstand hat, die nicht oder nicht mehr im Handel sind oder die nur 

vom säumigen Lieferanten hätten geliefert werden können, und wenn der öffentliche Auftraggeber sich identische 

Waren unmöglich besorgen kann, kann dieser sie nach Inverzugsetzung per Einschreiben unter den in Artikel 47 und 

in § 1 des vorliegenden Artikels erwähnten Bedingungen durch gleichartige Lieferungen ersetzen. 

Bei Inverzugsetzung bestimmt der öffentliche Auftraggeber die gleichartigen Lieferungen, die er zu bestellen 

beabsichtigt. 

§ 3 - Angekaufte Lieferungen, die Gegenstand des Auftrags für Rechnung des säumigen Lieferanten sind, werden 

gemäß den Vorschriften des ursprünglichen Auftrags abgenommen. 

In dem in § 2 vorgesehenen Fall werden gleichartige Lieferungen, die für Rechnung des säumigen Lieferanten 

bestellt oder in eigener Trägerschaft ausgeführt worden sind, den vom öffentlichen Auftraggeber bestimmten 

Prüfungen unterworfen. 

Der säumige Lieferant wird ordnungsgemäß von Ort und Datum in Kenntnis gesetzt, an denen die in den beiden 

vorhergehenden Absätzen erwähnten Prüfungen durchgeführt werden. Er darf dort anwesend sein oder sich vertreten 

lassen, außer wenn der neue Lieferant sich dem widersetzt, wenn diese Prüfungen in dessen Einrichtungen 

durchgeführt werden müssen. In diesem Fall kann der säumige Lieferant verlangen, dass ihm das Ergebnis der 

Prüfungen und Abnahmen mitgeteilt wird. 

§ 4-Dersäumige Lieferant trägt ebenfalls die Kosten für den Abschluss des Auftrags beziehungsweise der 

Aufträge für seine Rechnung. Ungeachtet des Auftragsvergabeverfahrens werden diese Kosten auf 1 Prozent des 

ursprünglichen Werts dieses Auftrags festgelegt, ohne dass sie 15.000 EUR übersteigen dürfen. 

Beschwerden in Bezug auf die Abnahme 

Art. 125 - Beschwerden über Beschlüsse, die vom öffentlichen Auftraggeber in Bezug auf Abnahmen gefasst 

worden sind, werden spätestens am fünfzehnten Tag nach Versendung des Beschlusses per Einschreiben eingereicht. 


Art. 126 - Die Kosten von Lieferungen, die in einem dem Lieferanten zuzuschreibenden Verzugszeitraum 

ausgeführt werden, werden auf der Grundlage des für den öffentlichen Auftraggeber günstigsten Endpreises 

berechnet, indem den für die Revision vertragsmäßig vorgesehenen preisbildenden Bestandteilen die Werte 

zugewiesen werden, die entweder unter Bezug auf den vertraglichen Lieferzeitraum oder unter Bezug auf den 

tatsächlichen Lieferzeitraum festgelegt werden. 

Zahlungen 

Art. 127 - Die Zahlung der einem Lieferanten geschuldeten Beträge wird innerhalb dreißig Tagen ab Ablauf der 

in Artikel 120 Absatz 2 erwähnten Überprüfungsfrist vorgenommen, insofern dem öffentlichen Auftraggeber zu diesem 

Zeitpunkt die ordnungsgemäß aufgestellte Rechnung und andere eventuell erforderliche Unterlagen übergeben 

worden sind. 

Die Zahlungsfrist beträgt sechzig Tage ab Ablauf der in Artikel 120 Absatz 2 erwähnten Überprüfungsfrist für 

Aufträge, die von öffentlichen Auftraggebern vergeben werden, die Gesundheitsdienste anbieten - ausschließlich für 

Lieferungen, die mit der Ausübung dieser Tätigkeit verbunden sind - und für diesen Zweck ordnungsgemäß anerkannt 

sind. 

Die in Absatz 1 erwähnte Rechnung gilt als Schuldforderung. 

Erfolgt die Lieferung in mehreren Malen, läuft die Zahlungsfrist ab Ablauf der in Artikel 120 Absatz 2 erwähnten 

Überprüfungsfrist für jede Teillieferung. 

Sofern vorerwähnte Überprüfung für einen bestimmten Auftrag nicht vorgesehen ist, ist die Zahlungsfrist je nach 

Fall nicht länger als eine der folgenden Fristen: 

1. dreißig Tage ab dem Zeitpunkt des Eingangs der Rechnung beim öffentlichen Auftraggeber, 

2. wenn der Zeitpunkt des Eingangs der Rechnung unsicher ist, dreißig Tage ab der Lieferung, 

3. wenn der öffentliche Auftraggeber die Rechnung vor der Lieferung erhält, dreißig Tage ab der Lieferung.


Abschnitt 2 — Ergänzende Bestimmungen für Kauf-Lieferaufträge 

Vorläufige Abnahmen 

Art. 128 - Ein Antrag auf vorläufige Abnahme eines Lieferanten wird als hinfällig betrachtet, wenn der öffentliche 

Auftraggeber feststellt, dass die Lieferungen nicht abnahmefähig sind oder dass der Lieferant erheblich kleinere 

Mengen als diejenigen vorlegt, die in seinem Antrag angegeben sind. Der Lieferant reicht in diesem Fall einen neuen 

Abnahmeantrag ein. 

Art. 129 - § 1 - Bei Ablauf der in Artikel 120 Absatz 2 vorgesehenen Frist von dreißig Tagen wird je nach Fall ein 

Protokoll zur vorläufigen Abnahme oder zur Abnahmeverweigerung aufgestellt. 

In den Auftragsunterlagen kann jedoch bestimmt werden, dass die vorläufige Abnahme gemäß einer der beiden 

folgenden Weisen erfolgt, die ebenfalls als nachträgliche technische Abnahme gelten: 

1. einer doppelten Abnahme wie in Artikel 130 bestimmt, die aus einer Teilabnahme am Herstellungsort und einer 

Gesamtabnahme am Lieferungsort besteht, 

2. einer Gesamtabnahme am Lieferungsort ohne Teilabnahme am Herstellungsort wie in Artikel 131 bestimmt. 

§ 2 - Bei Überschreitung der Fristen durch Verschulden des öffentlichen Auftraggebers behält dieser dennoch das 

Recht, Lieferungen anzunehmen oder abzulehnen, aber in diesem Fall schuldet er dem Lieferanten pro Verzugstag eine 

Entschädigung, die 0,1 Prozent der Beträge entspricht, deren Zahlung von der vorläufigen Abnahme abhängt, bei 

höchstens 7,5 Prozent ihrer Gesamtsumme. 

Doppelte vorläufige Abnahme 

Art. 130 - § 1 - Eine vorläufige Teilabnahme am Herstellungsort muss ein Lieferant schriftlich beim öffentlichen 

Auftraggeber beantragen. 

§ 2 - Das Datum der Zurverfügungstellung der Lieferungen für die Durchführung der vorläufigen Teilabnahme 

wird vom Lieferanten in seinem Abnahmeantrag festgelegt. Ist es jedoch nicht angegeben oder liegt das festgelegte 

Datum vor dem Datum des Eingangs des Abnahmeantrags beim öffentlichen Auftraggeber, gilt Letzteres als Datum der 

Bereitstellung der Lieferungen zur Abnahme. 

§ 3-Deröffentliche Auftraggeber verfügt zur Notifizierung seines Annahme- oder Ablehnungsbeschlusses ab 

Empfang des Abnahmeantrags über folgende Fristen: 




Die Frist, über die der öffentliche Auftraggeber verfügt, um seinen Beschluss zu notifizieren, wird um die Anzahl 

für die Hin- und Rückreise der Abnahmebeauftragten erforderlicher Tage erhöht. 

Bei Ablehnung der zur Abnahme vorgelegten Lieferungen wird der Anzahl Tage, die die vorerwähnten Fristen 

überschreiten, Rechnung getragen, um den eventuellen Verzug bei den Ersatzlieferungen zu bestimmen. 

§ 4 - Die vorläufige Abnahme ist erst vollständig, nachdem der öffentliche Auftraggeber die in Artikel 120 

vorgesehenen Verrichtungen vorgenommen hat. 

Gesamtabnahme am Lieferungsort ohne Teilabnahme am Herstellungsort 

Art. 131 - § 1 - Findet die vorläufige Abnahme ganz am Lieferungsort statt, so verfügt der öffentliche 

Auftraggeber, um die Lieferungen zu untersuchen und zu testen und um seinen Annahme- oder Verweigerungsbeschluss 

zu notifizieren, über eine Frist von: 

1. dreißig Tagen, 

2. sechzig Tagen, wenn in den Auftragsunterlagen bestimmt ist, dass die Abnahmeformalitäten die Beteiligung 

eines Labors voraussetzen. 

Die Frist läuft ab dem Tag nach Ankunft der Waren am Lieferungsort, insofern der öffentliche Auftraggeber im 

Besitz des Lieferscheins oder der Rechnung wie in Artikel 118 § 2 erwähnt ist. Die in Artikel 120 vorgesehene Frist von 

dreißig Tagen ist darin einbegriffen. 

§ 2 - Bei Ablehnung von Lieferungen wird der Lieferant davon per Einschreiben in Kenntnis gesetzt; er muss sie 

innerhalb einer Frist von fünfzehn Tagen entfernen lassen. 

Bei Ablauf dieser Frist ist der öffentliche Auftraggeber für nicht entfernte Lieferungen von jeglicher Haftung 

enthoben. Sie dürfen dem Lieferanten von Amts wegen und auf seine Kosten zurückgesandt werden. 

§ 3-Deröffentliche Auftraggeber kann ein äußerstes Datum für die Entfernung abgelehnter Lieferungen festlegen. 

Er kann von diesem Recht nur Gebrauch machen, sofern er mindestens dreißig Tage zwischen dem Tag der 

Notifizierung und dem Tag, der für die Entfernung festgelegt ist, vorsieht. 

Für jeden Verzugstag nach dem äußersten Datum kann gemäß Artikel 45 eine Vertragsstrafe auferlegt werden. 

Eigentumsübertragung 

Art. 132 - Ein öffentlicher Auftraggeber wird von Rechts wegen Eigentümer von Lieferungen, sobald sie gemäß 

Artikel 127 im Hinblick auf ihre Bezahlung angenommen werden. 


Art. 133 - Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen kann die Sicherheitsleistung in 

einem Mal nach der vorläufigen Abnahme aller Lieferungen freigegeben werden. 

Garantiefrist 

Art. 134 - Die Garantiefrist läuft ab dem Datum der vorläufigen Abnahme. Ist in den Auftragsunterlagen keine 

Garantiefrist festgelegt, beläuft sie sich auf ein Jahr. 

Endgültige Abnahme 

Art. 135 - Die endgültige Abnahme findet bei Ablauf der Garantiefrist statt. Sie ist stillschweigend, wenn die 

Lieferung während dieser Frist keinen Anlass zu Beschwerden gegeben hat.


56921 

Hat die Lieferung während der Garantiefrist Anlass zu einer Beschwerde gegeben, wird innerhalb fünfzehn Tagen 

vor Ablauf dieser Frist ein Protokoll zur endgültigen Abnahme oder zur Abnahmeverweigerung aufgestellt. 

Abschnitt 3 — Ergänzende Bestimmungen für Miet-, Ratenkauf- oder Leasing-Lieferaufträge 

Verpflichtungen des öffentlichen Auftraggebers 

Art. 136 - Ein öffentlicher Auftraggeber: 

1. muss Lieferungen für die im Auftrag vorgesehenen Zwecke und gemäß den vom Lieferanten mitgelieferten 

technischen Gebrauchsanweisungen verwenden, 

2. darf außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen ohne vorheriges schriftliches 

Einverständnis des Lieferanten keine Veränderungen an Lieferungen vornehmen. 

Verpflichtungen des Lieferanten 

Art. 137 - Ein Lieferant ist verpflichtet: 

1. die Lieferungen dem öffentlichen Auftraggeber in den in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Fristen zur 

Verfügung zu stellen, 

2. außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen den Unterhalt der Lieferungen zu 

gewährleisten und innerhalb der auferlegten Frist alle erforderlichen Reparaturen vorzunehmen, um die Lieferungen 

während der gesamten Laufzeit des Auftrags in ordentlichem Zustand zu erhalten. 

Art. 138 - Werden Lieferungen während der Laufzeit eines Auftrags vollständig oder teilweise zerstört, ohne dass 

der öffentliche Auftraggeber hierfür haftbar gemacht werden kann, so muss der Lieferant diese Lieferungen innerhalb 

der auferlegten Frist auf eigene Kosten ersetzen oder instand setzen. 

Eigentumsübertragung bei Ratenkauf 

Art. 139 - Bei Ratenkauf erfolgt die Eigentumsübertragung entweder bei Ausübung der Kaufoption oder bei 

Ablauf der in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Laufzeit. 

Garantiefrist bei Ratenkauf 

Art. 140 - Bei Ratenkauf wird die Garantiefrist in den Auftragsunterlagen festgelegt. Andernfalls beträgt sie ein 

Jahr entweder ab Ausübung der Kaufoption oder ab Ablauf der in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Laufzeit; in 

beiden Fällen wird die Anzahl ganzer Kalendermonate, in denen die Lieferung dem öffentlichen Auftraggeber zur 

Verfügung gestellt worden ist, abgezogen. 

Zahlung des Preises 

Art. 141 - Der Auftragspreis wird gemäß den in den Auftragsunterlagen näher bestimmten Bedingungen in Form 

eines Mietpreises oder einer Mietgebühr festgelegt. 

Mietpreise oder Mietgebühren, eventuell zusammen mit einem Restbetrag, werden zu dem in den Auftragsunterlagen 

festgelegten Zeitpunkt und gemäß den dort vorgesehenen Bestimmungen gezahlt. 

Der öffentliche Auftraggeber schuldet keine Mietpreise oder -gebühren für Zeiträume, während deren er die 

Lieferungen nicht verwenden kann, weil der Lieferant seinen Verpflichtungen nicht nachgekommen ist. 

Endgültige Abnahmen 

Abnahme des Auftrags bei Miete oder Leasing 

Art. 142 - § 1 - Bei Ablauf der in den Auftragsunterlagen vorgesehenen Zurverfügungstellung wird: 

1. bei Mietaufträgen ein Protokoll erstellt, in dem die Rückgabe der Lieferung an den Lieferanten festgestellt wird, 

2. bei Leasingaufträgen ein Protokoll erstellt, in dem die Rückgabe der Lieferung an den Lieferanten oder die 

Eigentumsübertragung festgestellt wird. 

Dieses Protokoll gilt als endgültige Abnahme des Auftrags. 

§ 2 - Beschwerden des Lieferanten über den Zustand der Lieferung, die ihm wieder zur Verfügung gestellt worden 

ist, werden spätestens am fünfzehnten Tag ab Notifizierung des in Absatz 1 erwähnten Protokolls per Einschreiben an 

den öffentlichen Auftraggeber gerichtet. 

Abnahme des Auftrags bei Ratenkauf 

Art. 143 - Fällt eine Lieferung bei Ratenkaufaufträgen gemäß Artikel 140 unter eine Garantie, so ist die endgültige 

Abnahme stillschweigend, wenn die Lieferung während der Garantiefrist keinen Anlass zu Beschwerden gegeben hat. 

Hat die Lieferung während der Garantiefrist Anlass zu einer Beschwerde gegeben, wird innerhalb fünfzehn Tagen vor 

Ablauf dieser Frist ein Protokoll zur endgültigen Abnahme oder zur Abnahmeverweigerung aufgestellt. 



einem Mal freigegeben werden: 

1. bei Miet- oder Leasingaufträgen nach der endgültigen Abnahme des Auftrags, 

2. bei Ratenkaufaufträgen entweder nach Ausübung der Kaufoption oder nach Ablauf der in den Auftragsunterlagen 

vorgesehenen Laufzeit bis zur Eigentumsübertragung. 

KAPITEL 6 — Sonderbestimmungen für Dienstleistungsaufträge 

Interessenkonflikte 

Art. 145 - § 1 - Wenn ein Dienstleistungserbringer den öffentlichen Auftraggeber gemäß Artikel 8 des 

Gesetzes beziehungsweise Artikel 9 des Gesetzes Verteidigung und Sicherheit benachrichtigt, dass er sich in einer Lage 

befindet oder befinden könnte, in der er weder in die Vergabe noch in die Ausführung eines öffentlichen Auftrags 

eingreifen darf beziehungsweise dürfte, kann der öffentliche Auftraggeber nach Überprüfung dieser Lage dem Auftrag 

des besagten Dienstleistungserbringers ohne Entschädigung ein Ende setzen. Bei den Überprüfungen wird unter 

anderem den beim Dienstleistungserbringer eingeholten Informationen und Rechtfertigungen Rechnung getragen. 

Bei Kündigung wird eine Aufstellung der erbrachten Dienstleistungen im Hinblick auf ihre Bezahlung zugunsten 

des Dienstleistungserbringers aufgestellt.


§ 2 - Stellt der öffentliche Auftraggeber einen Verstoß gegen Artikel 8 des Gesetzes beziehungsweise Artikel 9 des 

Gesetzes Verteidigung und Sicherheit fest, kann dies zur Nichtigkeit des Dienstleistungsauftrags führen. Bevor der 

öffentliche Auftraggeber eine solche Maßnahme anwendet, fordert er jedoch den Dienstleistungserbringer per 

Einschreiben auf, innerhalb einer Frist von zwölf Tagen ab Versendung des Antrags angemessene Rechtfertigungen 

beizubringen. 

Falls der Dienstleistungserbringer diese Rechtfertigungen nicht beibringt, hat er keinerlei Anrecht auf Bezahlung 

der Dienstleistungen, die nach dem Zeitpunkt erbracht worden sind, an dem er von der Unvereinbarkeit Kenntnis 

bekommen hat beziehungsweise hätte haben müssen. 

Im Interesse des Auftrags kann der öffentliche Auftraggeber jedoch frei über Studien, Berichte und andere 

Unterlagen verfügen, die vom Dienstleistungserbringer in Ausführung des Auftrags ausgearbeitet worden sind. 

Überdies kann der öffentliche Auftraggeber diesen Dienstleistungserbringer für einen bestimmten Zeitraum von 

seinen Aufträgen ausschließen. Der Betreffende wird vorher angehört und der mit Gründen versehene Beschluss wird 

ihm notifiziert. 

Ausführungsmodalitäten 

Art. 146 - Sind in den Auftragsunterlagen für alle oder einen Teil der zu erbringenden Dienstleistungen eine oder 

mehrere Teilbestellungen vorgesehen, so unterliegt die Auftragsausführung der Notifizierung jeder dieser Bestellungen. 

Ausführungsfristen 

Art. 147 - § 1 - Ausführungsfristen werden entweder in Werktagen oder in Kalendertagen, -wochen oder 

-monaten oder von Datum zu Datum festgelegt. 

Ist eine Ausführungsfrist in Werktagen festgelegt, gelten folgende Tage nicht als solche: 

1. Samstage, Sonntage und gesetzliche Feiertage, 


Königlichen Erlass für verbindlich erklärten kollektiven Arbeitsabkommen vorgesehen sind. 

Ist eine Ausführungsfrist in Kalendertagen, -wochen oder -monaten festgelegt, wird sie während der Schließung 

des Unternehmens des Dienstleistungserbringers wegen Jahresurlaub ausgesetzt, außer wenn die Ausführungsfrist ein 

Kriterium für die Auftragsvergabe darstellt. 

§ 2 - Die Ausführungsfrist läuft je nach Fall ab dem Tag nach dem Auftragsabschluss oder ab dem Bestelldatum. 

In der Ausführungsfrist ist die Zeit einbegriffen, die für die Vorbereitung der Dienstleistungen nötig ist, 

insbesondere für eventuelle vorherige technische Abnahmen. 

Dienstleistungen mit Festmengen oder minimal zu erbringende Dienstleistungen 

Art. 148 - Wenn gemäß den Auftragsunterlagen feste oder minimal zu erbringende Dienstleistungen festgelegt 

sind, erwirbt ein Dienstleistungserbringer durch den alleinigen Auftragsabschluss das Recht, diese Fest- oder 

Mindestmengen auszuführen. 

Setzt der öffentliche Auftraggeber die Fest- oder Mindestmengen jedoch herab, so hat der Lieferant [sic, zu lesen ist: 

der Dienstleistungserbringer] gegebenenfalls Anspruch auf einen gerechten Ausgleich. 

Modalitäten der Dienstleistungserbringung 

Art. 149 - In den Auftragsunterlagen wird gegebenenfalls der Ort angegeben, an dem die Dienstleistungen 

erbracht werden. Nötigenfalls darf der öffentliche Auftraggeber Dienstleistungen an anderen Orten erbringen lassen 

und die Abnahmen dort durchführen, ohne dass der Dienstleistungserbringer deswegen Anspruch auf eine 

Entschädigung erheben kann. In diesem Fall gehen jedoch zusätzliche Risiken und Mehrkosten zu Lasten des 

öffentlichen Auftraggebers. 

In Ermangelung einer diesbezüglichen Angabe in den Auftragsunterlagen präzisiert der Dienstleistungserbringer 

den Ort, an dem die Dienstleistungen erbracht werden, innerhalb fünfzehn Tagen ab Auftragsabschluss. 

Überprüfung der Dienstleistungen 

Art. 150 - Dienstleistungen, die Auftragsgegenstand sind, werden Überprüfungen unterworfen, damit festgestellt 

wird, ob sie den Vorschriften der Auftragsunterlagen entsprechen. 

Der Dienstleistungserbringer setzt den öffentlichen Auftraggeber von dem Datum, an dem Dienstleistungen 

kontrolliert werden können, per Einschreiben in Kenntnis, wenn dies in den Auftragsunterlagen vorgesehen ist. 

Der öffentliche Auftraggeber verfügt über eine Überprüfungsfrist von dreißig Tagen ab dem Enddatum der 

Dienstleistungen, das gemäß den in den Auftragsunterlagen festgelegten Modalitäten festgestellt wird, um die 

Formalitäten für die technische Abnahme und die vorläufige Abnahme zu erfüllen und dem Dienstleistungserbringer 

ihr Ergebnis zu notifizieren. 



von der der Dienstleistungserbringer dem leitenden Beamten innerhalb achtundvierzig Stunden per Einschreiben 

Meldung gemacht hat und der der öffentliche Auftraggeber sich innerhalb dreier Werktage ab Empfang des besagten 

Einschreibens nicht widersetzt hat, wird einer schriftlichen Anweisung gleichgesetzt. 

In den Anweisungen werden die Änderungen angegeben, die an den ursprünglichen Auftragsklauseln 

anzubringen sind. 

§ 2 - Unvorhergesehene Dienstleistungen, die der Dienstleistungserbringer ausführen muss, vorgesehene 

Dienstleistungen, die aus dem Auftrag wegfallen, und alle anderen Änderungen werden zum Einheitspreis des 

Angebots oder, in dessen Ermangelung, zu einem zu vereinbarenden Einheitspreis berechnet. 

§ 3 - Änderungen des Auftragspreises müssen zwischen den Parteien auf der Grundlage eines Vorschlags 

vereinbart werden, den der Dienstleistungserbringer innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab dem Datum, an dem 

Änderungsanweisungen gültig erteilt worden sind, per Einschreiben einreicht. 


unbeschadet der Rechte des Dienstleistungserbringers von Amts wegen fest.


56923 

Der Dienstleistungserbringer muss die Dienstleistungen ungeachtet der Anfechtungen, zu denen die Festsetzung 

der neuen Preise Anlass geben könnte, ohne Unterbrechung fortführen. 

§ 4 - Bei zusätzlichen Dienstleistungen oder Änderungen an vorgesehenen Dienstleistungen gibt die schriftliche 

Anweisung, die Verrechnung oder der Zusatzvertrag Folgendes an: 


Art der Änderungen und zusätzlichen Dienstleistungen 


§ 5 - Wenn auf Anweisung des öffentlichen Auftraggebers vorgenommene Änderungen zu einer oder mehreren 

Verrechnungen führen, die insgesamt eine Verminderung des ursprünglichen Auftragswerts verursachen, hat der 

Dienstleistungserbringer Anspruch auf eine Pauschalentschädigung, die ungeachtet des endgültigen Auftragswerts 

und unbeschadet der Anwendung eventueller anderer Ausgleichsmaßnahmen gemäß Artikel 148 Absatz 2 10 Prozent 

dieser Verminderung entspricht. 


geltenden schriftlichen Antrags seitens des Dienstleistungserbringers. 

Haftung des Dienstleistungserbringers 

Art. 152 - Dienstleistungserbringer haften vollständig für Fehler oder Unzulänglichkeiten, die in erbrachten 

Dienstleistungen auftreten, insbesondere in Studien, Berechnungen, Plänen oder anderen Unterlagen, die von ihnen in 

Ausführung des Auftrags vorgelegt werden. 

Bei Architektur- und Ingenieuraufträgen läuft die in den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches erwähnte 

Haftung ab der vorläufigen Abnahme der gesamten Bauleistungen, auf die sich der Studienauftrag des Dienstleistungserbringers 

bezieht. 

Art. 153 - Dienstleistungen, die den Auftragsklauseln und -bedingungen nicht genügen oder nicht gemäß den 

Regeln des Fachs ausgeführt worden sind, werden vom Dienstleistungserbringer nochmals ausgeführt. Andernfalls 

geschieht dies auf Anweisung des öffentlichen Auftraggebers von Amts wegen gemäß einer der in Artikel 155 

vorgesehenen Handlungsmöglichkeiten auf Kosten, Rechnung und Gefahr des Dienstleistungserbringers. Überdies 

setzt der Dienstleistungserbringer sich Geldbußen und Vertragsstrafen wegen Nichteinhaltung der Auftragsklauseln 

und -bedingungen aus. 


Art. 154 - Geldbußen wegen Verzug werden auf der Grundlage von 0,1 Prozent pro Verzugstag berechnet, bei 

höchstens 7,5 Prozent des Werts aller oder eines Teils der Dienstleistungen, deren Ausführung mit demselben Verzug 

erfolgt ist. Die Grundlage für die Berechnung von Geldbußen wird gegebenenfalls in den Auftragsunterlagen 

angegeben. 

Wenn die Ausführungsfrist ein Kriterium für die Auftragsvergabe darstellt, wird der Modus der Berechnung von 

Geldbußen wegen Verzug für Dienstleistungen, deren Ausführung mit demselben Verzug erfolgt ist, in den 

Auftragsunterlagen festgelegt. In diesem Fall kann vorerwähnter Prozentsatz in den Auftragsunterlagen auf höchstens 

10 Prozent erhöht werden. Dieser Prozentsatz wird entsprechend der jeweiligen Bedeutung festgelegt, die dem 

Vergabekriterium in Bezug auf die Ausführungsfrist zukommt. Ist der Berechnungsmodus nicht in den Auftragsunterlagen 

festgelegt, so ist der in Absatz 1 vorgesehene Berechnungsmodus anwendbar. 

Der Wert der Dienstleistungen wird auf der Grundlage des ursprünglichen Auftragswerts unter Berücksichtigung 

daran angebrachter Änderungen berechnet, in Artikel 20 des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 20 des 

Königlichen Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise Artikel 21 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit 

erwähnte Preisrevisionen und in Artikel 71 des vorliegenden Erlasses erwähnte Refaktien jedoch nicht einbegriffen. 

Geldbußen wegen Verzug mit einem Gesamtbetrag unter 75 EUR pro Auftrag werden nicht berücksichtigt. 

Umfasst der Auftrag mehrere Teile oder Phasen mit jeweils einer eigenen Ausführungsfrist und einem eigenen 

Betrag, so wird für die Anwendung von Geldbußen jede Phase beziehungsweise jeder Teil einem einzelnen Auftrag 

gleichgesetzt. 

Wenn in den Auftragsunterlagen keine Teile oder Phasen im Sinne von Absatz 5 festgelegt werden, wohl aber 





solchen Bestimmung, mit Geldbußen belegt, die gemäß Absatz 1 berechnet werden. 


Art. 155 - § 1-WirdzuMaßnahmen von Amts wegen in Form einer Ausführung in eigener Trägerschaft oder 

eines Auftrags für Rechnung des säumigen Auftragnehmers übergegangen, so werden die Mehrkosten nur auf 

Dienstleistungen berechnet, die vom säumigen Dienstleistungserbringer noch zu erbringen waren und die tatsächlich 

in eigener Trägerschaft ausgeführt oder bei einem neuen Dienstleistungserbringer bestellt worden sind. In Artikel 20 

des Königlichen Erlasses klassische Bereiche, Artikel 20 des Königlichen Erlasses Sonderbereiche beziehungsweise 

Artikel 21 des Königlichen Erlasses Verteidigung und Sicherheit erwähnte Preisrevisionen oder in Artikel 71 des 

vorliegenden Erlasses erwähnte Refaktien, die die Preise des säumigen oder des neuen Dienstleistungserbringers 

eventuell verändern hätten können, werden jedoch nicht berücksichtigt. Für die Berechnung der Mehrkosten zu 

berücksichtigende Preise werden gegebenenfalls um die Mehrwertsteuer erhöht. 

Geldbußen wegen Verzug laufen zu Lasten des säumigen Dienstleistungserbringers weiter bis zum tatsächlichen 

Datum der Erbringung der Dienstleistungen und, bei einem Auftrag für Rechnung des säumigen Dienstleistungserbringers, 

spätestens bis zum Ablauf der für die Ausführung von Amts wegen festgelegten Frist. 

§ 2 - Dienstleistungen, die Gegenstand des Auftrags für Rechnung des säumigen Dienstleistungserbringers sind, 

werden gemäß den Vorschriften des ursprünglichen Auftrags abgenommen. 

Der säumige Dienstleistungserbringer wird ordnungsgemäß von Ort und Datum in Kenntnis gesetzt, an denen die 

Prüfungen durchgeführt werden. Er darf dort anwesend sein oder sich vertreten lassen, außer wenn der neue 

Dienstleistungserbringer sich dem widersetzt, wenn diese Prüfungen in dessen Einrichtungen durchgeführt werden 

müssen. In diesem Fall kann der säumige Dienstleistungserbringer verlangen, dass ihm das Ergebnis der Prüfungen 

und Abnahmen mitgeteilt wird.


§ 3-Dersäumige Dienstleistungserbringer trägt ebenfalls die Kosten für den Abschluss des Auftrags für seine 

Rechnung. Ungeachtet des Auftragsvergabeverfahrens werden diese Kosten auf 1 Prozent des ursprünglichen Werts 

dieses Auftrags festgelegt, ohne dass sie 15.000 EUR übersteigen dürfen. 

Abnahme des Auftrags 

Art. 156 - Bei Ablauf einer Frist von dreißig Tagen ab dem für die Vollendung der gesamten Dienstleistungen 

festgelegten Tag wird je nach Fall ein Protokoll zur Auftragsabnahme oder zur Verweigerung der Auftragsabnahme 

aufgestellt. 

Werden die Dienstleistungen vor oder nach diesem Datum vollendet, so benachrichtigt der Dienstleistungserbringer 

den leitenden Beamten davon per Einschreiben und beantragt bei dieser Gelegenheit die Abnahme. Innerhalb 

dreißig Tagen ab Empfang des Antrags des Dienstleistungserbringers wird je nach Fall ein Protokoll zur Abnahme oder 

zur Abnahmeverweigerung aufgestellt. 

Es wird davon ausgegangen, dass Dienstleistungen, die für abnahmefähig befunden werden, bis zum Beweis des 

Gegenteils an dem für ihre Vollendung festgelegten Datum oder - in den in Absatz 2 erwähnten Fällen - an dem vom 

Dienstleistungserbringer in seinem Einschreiben angegebenen Datum der tatsächlichen Vollendung in diesem Zustand 

gewesen sind. 

Außer bei anders lautender Bestimmung in den Auftragsunterlagen ist die Abnahme der Dienstleistungen wie im 

vorliegenden Paragraphen beschrieben endgültig. 

Art. 157 - Beschwerden über Beschlüsse, die vom öffentlichen Auftraggeber in Bezug auf Abnahmen gefasst 

worden sind, werden spätestens am fünfzehnten Tag nach Versendung des Briefs mit der Notifizierung der 

Verweigerung oder der Annahme gegen Refaktie per Einschreiben eingereicht. 



einem Mal nach Abnahme aller Dienstleistungen freigegeben werden. 


Art. 159 - Der Preis von Dienstleistungen, die in einem dem Dienstleistungserbringer zuzuschreibenden 

Verzugszeitraum ausgeführt werden, wird gemäß dem für den öffentlichen Auftraggeber günstigsten Berechnungsmodus 

wie folgt festgelegt: 

1. entweder indem den für die Revision vertragsmäßig vorgesehenen preisbildenden Bestandteilen die in dem 

betreffenden Verzugszeitraum geltenden Werte zugewiesen werden 

2. oder indem jedem dieser Bestandteile ein wie folgt bestimmter Durchschnittswert (E) zugewiesen wird: 

dabei sind: 

e 1 ,e 2 ,..., e n die aufeinander folgenden Werte des betreffenden Bestandteils während der Vertragsfrist, gegebenenfalls 

in dem Maße verlängert, wie der Verzug nicht dem Auftragnehmer zuzuschreiben ist, 

t 1 ,t 2 ,..., t n die mit diesen Werten übereinstimmenden Zeitspannen, die in Monaten von dreißig Tagen ausgedrückt 

sind; Monatsteile und Zeiträume des Aufschubs der Auftragsausführung werden nicht berücksichtigt. 

Der Wert von E wird bis zur zweiten Dezimalstelle berechnet. 

Zahlungen 

Art. 160 - Die Zahlung der einem Dienstleistungserbringer geschuldeten Beträge wird innerhalb einer Zahlungsfrist 

von dreißig Tagen ab Ablauf der in Artikel 150 Absatz 3 erwähnten Überprüfungsfrist gemäß den in den 

Auftragsunterlagen festgelegten Modalitäten vorgenommen. 

Die Zahlungsfrist beträgt sechzig Tage ab Ablauf der in Absatz 1 erwähnten Überprüfungsfrist für Aufträge, die 

von öffentlichen Auftraggebern vergeben werden, die Gesundheitsdienste anbieten - ausschließlich für Dienstleistungen, 

die mit der Ausübung dieser Tätigkeit verbunden sind - und für diesen Zweck ordnungsgemäß anerkannt sind. 

Ist in den Auftragsunterlagen keine gesonderte Schuldforderung vorgesehen, so gilt die Rechnung als 

Schuldforderung. 

Sofern vorerwähnte Überprüfung für einen bestimmten Auftrag nicht vorgesehen ist, ist die Zahlungsfrist je nach 

Fall nicht länger als eine der folgenden Fristen: 

1. dreißig Tage ab dem Zeitpunkt des Eingangs der Schuldforderung oder der Rechnung beim öffentlichen 

Auftraggeber, 

2. wenn der Zeitpunkt des Eingangs der Schuldforderung oder der Rechnung unsicher ist, dreißig Tage ab dem 

Zeitpunkt der Beendigung der Dienstleistungen, 

3. wenn der öffentliche Auftraggeber die Schuldforderung oder die Rechnung vor Beendigung der Dienstleistungen 

erhält, dreißig Tage ab dem Zeitpunkt der Beendigung der Dienstleistungen. 

KAPITEL 7 — Schlussbestimmungen 

Art. 161 - Vorliegender Erlass tritt an dem von Uns festzulegenden Datum in Kraft. 

Art. 162 - Der Premierminister ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. 

Gegeben zu Brüssel, den 14. Januar 2013 

ALBERT 

Von Königs wegen: 

Der Premierminister 

E. DI RUPO


56925 

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES 

[C − 2013/03283] 

22 AOUT 2013. — Arrêté ministériel relatif aux mesures de contrôle 

à appliquer aux carburants liquides détenus, vendus ou utilisés 

pour l’alimentation des moteurs à explosion ou des moteurs à 

combustion 

Le Ministre des Finances, 

Vu la loi-programme du 27 décembre 2004, l’article 429, § 1 er , g), et 

§ 2, g) et i), modifié par la loi du 8 juin 2008 portant des dispositions 

diverses (I), l’article 431, et l’article 433 modifié par la loi du 8 juin 2008 

portant des dispositions diverses (I) ; 

Vu l’arrêté ministériel du 27 octobre 2005 concernant la taxation des 

produits énergétiques et de l’électricité ; 

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 16 juillet 2013, 

Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le2août 2013; 

Vu l’avis du Conseil des douanes de l’Union économique belgoluxembourgeoise, 

donné le 28 novembre 2012 ; 

Vu l’avis du Conseil d’Etat n° 52.856/3, donné le 14 mars 2013, en 

application de l’article 84, § 1 er , alinéa 1 er ,1°, des lois sur le Conseil 

d’Etat coordonnées le 12 janvier 1973; 

Arrête : 

Article 1 er . § 1 er . Les carburants liquides, présents dans le pays, 

détenus, vendus ou utilisés pour l’alimentation des moteurs à explosion 

ou des moteurs à combustion interne installés sur des véhicules 

automobiles circulant sur la voie publique, autres que ceux visés à 

l’article 420, § 4, de la loi-programme du 27 décembre 2004 ou que ceux 

utilisés aux fins visées à l’article 429, § 2, i), delamême loi et pour 

l’alimentation des moteurs à explosion ou des moteurs à combustion 

interne installés sur des bateaux de plaisance privés visés à l’article 429, 

§ 1 er , g), età l’article 429, § 2, g), de la loi-programme du 27 décembre 

2004, pour la navigation sur des voies navigables intérieures ou 

dans des eaux communautaires ne peuvent contenir ni dénaturant ni 

marqueur. 

§ 2. Pour l’application du paragraphe 1 er , on entend par dénaturant, 

les matières suivantes : dichloréthane, trichloréthylène ou tétrachloréthane, 

perchloréthylène, tétrachlorure de carbone, éther dichloré, 

gomme dammar, colophane ou gomme d’érythrite. 

§ 3. Pour l’application du paragraphe 1 er , on entend par marqueur, le 

colorant « Solvent Yellow 124 » décrit dans le « Colour Index 

International », et en outre, pour ce qui concerne le gasoil, tout agent 

colorant ou marqueur rouge. 

Art. 2. L’article 47 de l’arrêté ministériel du 27 octobre 2005 concernant 

la taxation des produits énergétiques et de l’électricité, remplacé 

par l’arrêté ministériel du 6 mai 2008, est abrogé. 

Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication 

au Moniteur belge. 

Bruxelles, le 22 août 2013. 

K. GEENS 

* 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN 

[C − 2013/03283] 

22 AUGUSTUS 2013. — Ministerieel besluit betreffende de controlemaatregelen 

van toepassing op de vloeibare motorbrandstoffen die 

voorhanden zijn, verkocht of gebruikt worden voor de aandrijving 

van explosie- of verbrandingsmotoren 

De Minister van Financiën, 

Gelet op de programmawet van 27 december 2004, artikel 429, § 1, g), 

en § 2, g) en i), gewijzigd bij de wet van 8 juni 2008 houdende diverse 

bepalingen (I), artikel 431 en artikel 433, gewijzigd bij de wet van 

8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (I); 

Gelet op het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de 

belasting van energieproducten en elektriciteit; 

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 

16 juli 2013; 

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, 

gegeven op 2 augustus 2013; 

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch- 

Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 28 november 2012; 

Gelet op advies nr. 52.856/3 van de Raad van State, gegeven op 

14 maart 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de 

wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, 

Besluit : 

Artikel 1. § 1. De vloeibare motorbrandstoffen die hier te lande 

voorhanden zijn, verkocht of gebruikt worden voor de aandrijving van 

explosie- of verbrandingsmotoren van voertuigen die op de openbare 

weg rijden, andere dan deze bedoeld in artikel 420, § 4, van de 

programmawet van 27 december 2004, of dan deze gebruikt voor de 

doeleinden bedoeld in artikel 429, § 2, i), van dezelfde wet en voor de 

aandrijving van explosie- of verbrandingsmotoren van particuliere 

pleziervaartuigen bedoeld in artikel 429, § 1, g) en in artikel 429, § 2, g), 

van de programmawet van 27 december 2004, voor de vaart op 

binnenwateren of communautaire wateren, mogen geen denaturanten 

noch merkstoffen bevatten. 

§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 worden onder denaturant 

de volgende stoffen verstaan : dichloorethaan, trichloorethyleen of 

tetrachloorethaan, perchloorethyleen, koolstoftetrachloride, dichloorether, 

dammargom, vioolhars of erythriethars. 

§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt onder merkstof 

verstaan, de merkstof « Solvent Yellow 124 » zoals die omschreven is in 

de « Colour Index International », en daarenboven, wat gasolie betreft, 

elk kleurmiddel of rode merkstof. 

Art. 2. Artikel 47 van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 

betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit, vervangen 

door het ministerieel besluit van 6 mei 2008, wordt opgeheven. 

Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het 

Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. 

Brussel, 22 augustus 2013. 

K. GEENS 

SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS 

[C − 2013/14466] 

30 JUILLET 2013. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 22 juin 2011 

fixant les règles relatives aux examens médicaux et aux examens 

psychologiques sur le plan professionnel pour les conducteurs de 

train et les accompagnateurs de train ainsi que les critères de 

reconnaissance des personnes et des centres responsables de ces 

examens 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER 

[C − 2013/14466] 


besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking 

tot medische onderzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken 

voor treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor 

erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken 

RAPPORT AU ROI 

Sire, 

Le projet d’arrêté royal que nous avons l’honneur de soumettre à la 

signature de Votre Majesté, vise à modifier l’arrêté royal du 22 juin 2011 


psychologiques sur le plan professionnel pour les conducteurs de train 

et les accompagnateurs de train ainsi que les critères de reconnaissance 

des personnes et des centres responsables de ces examens. 

VERSLAG AAN DE KONING 

Sire, 

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe 

Majesteit ter ondertekening voor te leggen, beoogt het koninklijk 

besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot 

medische onderzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken voor 

treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning 

van personen en centra belast met deze onderzoeken, te wijzigen.


Le préambule dudit arrêté royal du 22 juin 2011 se réfère à l’article 

37/27, §§ 1 er ,2° et 3°, et5,3°, de la loi du 19 décembre 2006 relative 

à la sécurité d’exploitation ferroviaire. Ces paragraphes concernent la 

compétence du Roi pour arrêter les dispositions relatives aux examens 

médicaux et psychologiques sur le plan professionnel en matière de 

certification des conducteurs de train possédant une licence européenne 

et des accompagnateurs de train. 

Or, d’une part, ledit arrêté royal du 22 juin 2011 vise également àfixer 

les règles relatives aux examens médicaux et psychologiques sur le plan 

professionnel pour les conducteurs de train possédant une licence 

nationale de conducteur. 

D’autre part, l’article 37/27, § 5, 3°, accorde au Roi la compétence 

d’arrêter les exigences auxquelles doit se conformer le certificat 

d’accompagnateur de train ainsi que les conditions psychologiques, 

médicales et d’aptitude professionnelle que le titulaire doit remplir 

pour qu’il lui soit délivré, alors que cet arrêté vise plutôt à arrêter les 

critères de reconnaissance des personnes ou organismes chargés de 

l’examen médical et de l’examen psychologique professionnel et les 

modalités de ces examens. 

Il convient donc, d’une part, d’ajouter au préambule dudit arrêté une 

référence à l’article 6, § 2, alinéa 3, qui donne au Roi la compétence de 

déterminer les exigences applicables au personnel de sécurité, parmi 

lesquelles figurent les exigences applicables aux conducteurs de train 

possédant une licence nationale de conducteur et, d’autre part, de 

remplacer la référence à l’article 37/27, § 5, 3°, par une référence à 

l’article 37/27, § 5, 5° et 6°, qui donne au Roi, en matière de certification 

des autres personnels de bord, dont les accompagnateurs de train, la 

compétence d’arrêter les critères de reconnaissance des personnes ou 

organismes chargésdel’examen médical et les modalités de cet examen 

et les critères de reconnaissance des personnes ou organismes chargés 

de l’examen psychologique professionnel et les modalités de cet 

examen. 

L’article 5 dudit arrêté royal du 22 juin 2011 prévoit que les 

psychologues employés par un centre chargé des examens médicaux 

et/ou des examens psychologiques sur le plan professionnel pour les 

conducteurs de train et les accompagnateurs de train doivent posséder 

une spécialisation en psychologie du travail et de l’organisation. 

Cette spécialisation a été introduite à l’article 5 par l’arrêté royal du 

11 février 2013 afin d’établir un parallélisme avec l’article 4, 1°, de 

l’arrêté royal, qui exige des médecins qu’ils soient spécialisés en 

médecine du travail. 

Le fait d’exiger une spécialisation s’est cependant avéré ne pas être 

souhaitable en raison du fait que la réglementation européenne 

applicable, et notamment la Directive 2007/59/CE du Parlement 

européen et du Conseil du 23 octobre 2007 relative à la certification des 

conducteurs de train assurant la conduite de locomotives et de trains 

sur le système ferroviaire dans la Communauté, etladécision de la 

Commission n° 2011/314/UE du 12 mai 2011 concernant la spécification 

technique d’interopérabilité relative au sous-système «Exploitation 

et gestion du trafic» du système ferroviaire transeuropéen conventionnel, 

ne le prévoient pas. 

Vu l’obligation des Etats membres de coopérer loyalement, conformément 

à l’article 4, paragraphe 3, alinéa 2, du Traité sur l’Union 

européenne, un État membre ne peut pas adopter de réglementation 

plus stricte qu’une directive européenne, ce qui rend nécessaire une 

modification de l’article 5 de l’arrêté royal du 22 juin 2011. 

A côté des considérations juridiques susmentionnées, il existe 

également certaines circonstances pratiques. 

Il n’existe en effet pas de « spécialisation en psychologie du travail et 

de l’organisation » en tant que telle dans les universités belges. Il existe 

bien des orientations d’étude, mais leur contenu varie en fonction des 

universités. 

La plupart des universités délivrent par ailleurs un diplôme général 

de « maîtrise en psychologie », sans précision de la spécialisation, si 

bien que sur cette base il n’est pas possible de vérifier la spécialisation 

suivie. 

De aanhef van voormeld koninklijk besluit van 22 juni 2011 verwijst 

naar artikel 37/27, §§ 1, 2° en 3°, en5,3°, van de wet van 19 december 

2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen. Deze 

paragrafen hebben betrekking op de bevoegdheid van de Koning om 

bepalingen uit te vaardigen betreffende medische en bedrijfspsychologische 

onderzoeken inzake certificering van treinbestuurders die in het 

bezit zijn van een Europese vergunning, en van treinbegeleiders. 

Voormeld besluit van 22 juni 2011 beoogt echter ook enerzijds regels 

te bepalen betreffende medische en bedrijfspsychologische onderzoeken 

voor treinbestuurders die een nationale vergunning van bestuurder 

bezitten. 

Anderzijds verleent artikel 37/27, § 5, 3°, aan de Koning de 

bevoegdheid om vereisten te bepalen waaraan het attest van treinbegeleider 

moet voldoen, alsook de psychologische en medische voorwaarden 

en de vereiste vakbekwaamheid waaraan de houder dient te 

voldoen opdat het hem wordt afgeleverd; terwijl dit besluit eerder 

beoogt de criteria te bepalen voor de erkenning van personen of 

instellingen belast met het medisch onderzoek en met bedrijfspsychologisch 

onderzoek en de nadere regels met betrekking tot deze 

onderzoeken. 

Het is dan ook aangewezen om de aanhef van voormeld besluit, 

enerzijds, aan te vullen met een verwijzing naar artikel 6, § 2, derde lid, 

dat aan de Koning de bevoegdheid geeft de vereisten te bepalen die van 

toepassing zijn op het veiligheidspersoneel, waaronder ook de vereisten 

van toepassing op treinbestuurders die een nationale vergunning 

van bestuurder bezitten en, anderzijds, om de verwijzing naar artikel 

37/27, § 5, 3°, te vervangen door een verwijzing naar artikel 37/27, 

§ 5, 5° en 6°, die aan de Koning, de bevoegdheid geeft om inzake 

certificering van ander treinpersoneel, waaronder de treinbegeleiders, 

de criteria te bepalen voor de erkenning van personen of instellingen 

belast met het medisch onderzoek en de nadere regels met betrekking 

tot dat onderzoek en de criteria voor de erkenning van personen of 

instellingen belast met het bedrijfspsychologisch onderzoek en de 

nadere regels met betrekking tot dat onderzoek. 

Artikel 5 van voormeld koninklijk besluit van 22 juni 2011 bepaalt dat 

psychologen, die werkzaam zijn in een centrum dat belast is met 

medische en/of bedrijfspsychologische onderzoeken voor treinbestuurders 

en treinbegeleiders, een specialisatie moeten hebben in de arbeidsen 

organisatiepsychologie. 

Deze specialisatie werd in artikel 5 ingevoegd bij het koninklijk 

besluit van 11 februari 2013, om een parallellisme te maken met artikel 

4, 1°, van het koninklijk besluit dat artsen verplicht om deskundig 

te zijn in de arbeidsgeneeskunde. 

Het vereisen van een specialisatie blijkt echter niet wenselijk omdat 

de van toepassing zijnde Europese reglementering, namelijk richtlijn 

2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 

2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en 

treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen, en het 

besluit van de Commissie van 12 mei 2011 nr. 2011/314/EU betreffende 

de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem 

“Exploitatie en verkeersleiding” van het conventionele trans-Europese 

spoorwegsysteem, dit niet voorschrijven. 

Gelet op de verplichting van lidstaten om loyaal samen te werken, 

overeenkomstig artikel 4, paragraaf 3, tweede lid, van het Verdrag 

betreffende de Europese Unie, mag een lidstaat geen reglementering 

aannemen die strenger is dan een Europese richtlijn, waardoor het 

nodig is om artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 juni 2011 te 

wijzigen. 

Naast voormelde juridische overwegingen, zijn er nog een aantal 

praktische overwegingen. 

Een “specialisatie in de arbeidsen organisatiepsychologie”, bestaat 

niet als dusdanig aan de Belgische universiteiten. Er bestaan wel 

studierichtingen, maar hun inhoud verschilt naargelang de universiteit. 

De meeste universiteiten leveren overigens een algemeen diploma 

“master in de psychologie” af, zonder vermelding van de afstudeerrichting, 

zodat op basis daarvan niet kan worden nagegaan welke 

afstudeerrichting gevolgd werd.


56927 

Au surplus, il est souhaitable de laisser aux centres la possibilité de 

réunir une équipe multidisciplinaire de psychologues. 

La référence à la possession d’un diplôme universitaire est de plus 

remplacée par une référence plus précise à un diplôme de licencié ou de 

master en psychologie, afin de préciser qu’il est nécessaire d’avoir 

réussi le cycle complet (licence dans l’ancien système ou master dans le 

nouveau système) d’études en psychologie. 

Par ailleurs, en raison de l’entrée en vigueur prochaine d’un arrêté 

royal « déterminant les exigences applicables au personnel de sécurité 

», les arrêtés royaux du 15 mai 2011 déterminant les exigences 

applicables au personnel de sécurité et du 16 janvier 2007 portant des 

exigences et procédures de sécurité applicables au gestionnaire de 

l’infrastructure ferroviaire et aux entreprises ferroviaires seront abrogés 

et remplacés par ledit arrêté royal. 

Or, diverses dispositions de l’arrêté royal du 22 juin 2011 susmentionné 

font référence à ces deux arrêtés. Lors de l’entrée en vigueur de 

l’arrêté royal déterminant les exigences applicables au personnel de 

sécurité, ces références n’auront plus de sens. 

Afin denepascréer d’insécurité juridique due à la présence, dans 

l’arrêté du 22 juin 2011, de références à des arrêtés abrogés, il est 

proposé de remplacer les références à l’arrêté royal du 15 mai 2011 

susmentionné par des références génériques à « la réglementation 

relative aux exigences applicables au personnel de sécurité ». De cette 

façon, la référence devient dynamique et concerne à la fois l’arrêté royal 

du 15 mai 2011, jusqu’à la date de son abrogation, et le nouvel arrêté 

royal déterminant les exigences applicables au personnel de sécurité, à 

partir de la date de son entrée en vigueur. 

En ce qui concerne la référence à l’arrêté royal du 16 janvier 2007 

susmentionné, étant donné qu’elle se situe dans une disposition 

prévoyant une mesure transitoire qui perd son objet en raison de 

l’abrogation de l’arrêté royal du 16 janvier 2007, il est proposé de 

l’abroger. 

Le projet tient compte des remarques du Conseil d’État dans son avis 

n° 53.439/4 du 26 juin 2013. 

COMMENTAIRES DES ARTICLES 

Article 1 er 

Cet article vise, d’une part, à insérer dans le préambule une référence 

à l’article 6, § 2, alinéa 3, de la loi du 19 décembre 2006 relative à la 

sécurité d’exploitation ferroviaire et, d’autre part, à remplacer la 

référence à l’article 37/27, § 5, 3°, delamême loi par une référence à 

l’article 37/27, § 5, 5° et 6° de la même loi. 

Art.2,3et4 

Ces articles visent à remplacer les références à l’arrêté royal du 15 mai 

2011 déterminant les exigences applicables au personnel de sécurité par 

des références génériques à la réglementation relative aux exigences 

applicables au personnel de sécurité. 

Art. 5 

Cet article n’appelle pas de commentaire supplémentaire. 

Art.6et7 

Cet article vise à remplacer la référence à l’arrêté royal du 15 mai 2011 

déterminant les exigences applicables au personnel de sécurité par des 

références génériques à la réglementation relative aux exigences 

applicables au personnel de sécurité. 

Art. 8 

Cet article vise à faire entrer en vigueur le projet le dixième jour après 

sa publication au Moniteur belge, à l’exception de l’article 5 du projet. 

Il est proposé de donner à l’article 5 un effet rétroactif au 8 mars 2013, 

qui est la date de l’entrée en vigueur de l’arrêté royal du 11 février 2013 

qui a introduit la spécialisation. L’objectif est de régulariser un état de 

fait existant, à savoir le fait que des psychologues qui ne possèdent pas 

de spécialisation en psychologie du travail et de l’organisation réalisent 

des examens. 

Bovendien, is het wenselijk om de centra de mogelijkheid te geven 

een multidisciplinair team van psychologen samen te stellen. 

De verwijzing naar het bezit van een universtiteitsdiploma is 

bovendien vervangen door een preciezere verwijzing naar een licentiaatsof 

masterdiploma, om te verduidelijken dat het noodzakelijk is om 

geslaagd te zijn voor de volledige cyclus (licentie in het oude systeem 

of master in het nieuwe systeem) van de studie psychologie. 

Daarnaast zullen, om reden van de toekomstige inwerkingtreding 

van een koninklijk besluit “tot vaststelling van de vereisten van 

toepassing op het veiligheidspersoneel”, de koninklijke besluiten van 

15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel en van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten 

en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder 

en de spoorwegondernemingen, opgeheven en vervangen 

worden door voormeld koninklijk besluit. 

Verschillende bepalingen van voormeld koninklijk besluit van 

22 juni 2011 verwijzen echter naar deze twee besluiten. Bij de 

inwerkingtreding van het koninklijk besluit tot vaststelling van de 

vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel, zullen deze 

verwijzingen zinloos zijn. 

De verwijzingen in het besluit van 22 juni 2011 naar opgeheven 

besluiten, zouden rechtsonzekerheid kunnen creëren, reden waarom 

wordt voorgesteld de verwijzingen naar voormeld koninklijk besluit 

van 15 mei 2011 te vervangen door algemene verwijzingen naar “de 

reglementering met betrekking tot de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel”. Op die manier wordt de verwijzing dynamisch 

en heeft zij tegelijkertijd betrekking op het koninklijk besluit van 

15 mei 2011, tot aan de datum van zijn opheffing, en het nieuwe koninklijk 

besluit tot vaststelling van de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel, te rekenen van de datum van zijn inwerkingtreding. 

Er wordt voorgesteld om de verwijzing naar bovenvoormeld koninklijk 

besluit van 16 januari 2007 op te heffen, om reden dat deze is 

opgenomen in een bepaling die een overgangsmaatregel voorziet, 

welke geen voorwerp meer heeft gelet op de opheffing van het 

koninklijk besluit van 16 januari 2007. 

Het ontwerp houdt rekening met de opmerkingen van de Raad van 

State in zijn advies nr. 53.439/4 van 26 juni 2013. 

ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR 

Artikel 1 

Dit artikel beoogt enerzijds in de aanhef een verwijzing in te voegen 

naar artikel 6, § 2, derde lid, van de wet van 19 december 2006 

betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, en, anderzijds 

de verwijzing naar artikel 37/27, § 5, 3°, van dezelfde wet, te vervangen 

door een verwijzing naar artikel 37/27, § 5, 5° en 6° van dezelfde wet. 

Art.2,3en4 

Deze artikelen beogen de verwijzingen naar het koninklijk besluit 

van 15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel te vervangen door algemene verwijzingen naar de 

reglementering met betrekking op de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel. 

Art. 5 

Dit artikel behoeft geen bijkomende commentaar. 

Art.6en7 

Dit artikel beoogt de verwijzingen naar het koninklijk besluit van 

15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel te vervangen door algemene verwijzingen naar de 

reglementering met betrekking op de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel. 

Art. 8 

Dit artikel beoogt het ontwerp in werking te laten treden de tiende 

dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering 

voor wat betreft artikel 5 van het ontwerp. 

Voorgesteld wordt om aan artikel 5 terugwerkende kracht te geven 

tot 8 maart 2013, dat is de datum van inwerkingtreding van het 

koninklijk besluit van 11 februari 2013 die de specialisatie heeft 

ingevoerd. De bedoeling is om een bestaande feitelijke toestand te 

regulariseren, die erin bestaat dat psychologen, zonder specialisatie in 

de arbeidsen organisatiepsychologie, onderzoeken uitvoeren.


Art. 9 

Cet article n’appelle pas de commentaire. 

Nous avons l’honneur d’être, 

Sire, 

de Votre Majesté 

les très respectueux 

et très fidèles serviteurs, 

La Ministre de l’Intérieur, 

Mme J. MILQUET 

Le Secrétaire d’État à la Mobilité 

M. WATHELET 

Art. 9 

Dit artikel behoeft geen commentaar. 

Wij hebben de eer te zijn, 

Sire, 

van Uwe Majesteit, 

de zeer eerbiedige 

en zeer getrouwe dienaars, 

De Minister van Binnenlandse Zaken, 


De Staatssecretaris voor Mobiliteit, 

M. WATHELET 

30 JUILLET 2013. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 

22 juin 2011 fixant les règles relatives aux examens médicaux et aux 

examens psychologiques sur le plan professionnel pour les conducteurs 

de train et les accompagnateurs de train ainsi que les critères 

de reconnaissance des personnes et des centres responsables de ces 

examens 



Vu la loi du 19 décembre 2006 relative à la sécurité d’exploitation 

ferroviaire, l’article 6, § 2, alinéa 3, remplacé par la loi du 26 janvier 

2010, et l’article 37/27, § 1er, 2° et 3°, inséré par la même loi, et 

l’article 37/27, § 5, 5° et 6°, inséré par la loi du 2 décembre 2011 ; 

Vu l’arrêté royal du 22 juin 2011 fixant les règles relatives aux 

examens médicaux et aux examens psychologiques sur le plan 

professionnel pour les conducteurs de train et les accompagnateurs de 

train ainsi que les critères de reconnaissance des personnes et des 

centres responsables de ces examens ; 

Vu l’association des gouvernements de région; 

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 24 avril 2013 ; 

Vu l’avis n° 53.439/4 du Conseil d’Etat, donné le 26 juin 2013, en 

application de l’article 84, § 1 er , alinéa 1 er ,1°, des lois sur le Conseil 

d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 ; 

Sur la proposition de la Ministre de l’Intérieur et du Secrétaire d’Etat 

à la Mobilité, 

Nous avons arrêté et arrêtons : 

Article 1 er . Dans le préambule de l’arrêté royal du 22 juin 2011 


psychologiques sur le plan professionnel pour les conducteurs de train 

et les accompagnateurs de train ainsi que les critères de reconnaissance 

des personnes et des centres responsables de ces examens, les 

modifications suivantes sont apportées : 

1° les mots « l’article 6, § 2, alinéa 3, remplacé par la loi du 26 janvier 

2010, et » sont insérés après les mots « vu la loi du 19 décembre 

2006 relative à la sécurité d’exploitation ferroviaire, »; 

2° les mots « l’article 37/27, §§ 1 er ,2° et 3° et 5, 3°, inséré par la loi du 

26 janvier 2010 (...) » sont remplacés par les mots « l’article 37/27, § 1 er , 

2° et 3°, inséré par la loi du 26 janvier 2010, et l’article 37/27, § 5, 5° et 

6°, inséré par la loi du 2 décembre 2011 ». 

Art. 2. Dans l’article 2, 2°, dumême arrêté, les mots « l’arrêté royal 

du 15 mai 2011 déterminant les exigences applicables au personnel de 

sécurité »sont remplacés par les mots « la réglementation relative aux 

exigences applicables au personnel de sécurité ». 

Art. 3. Dans l’article 2, 10° et 11°, dumême arrêté, les mots « dans 

la partie A de l’annexe de l’arrêté royal du 15 mai 2011 déterminant les 

exigences applicables au personnel de sécurité » sont chaque fois 

remplacés par les mots « conformément à la réglementation relative aux 

exigences applicables au personnel de sécurité ». 

Art. 4. Dans l’article 2, 12°, dumême arrêté, les mots « dans l’arrêté 

royal du 15 mai 2011 déterminant les exigences applicables au 

personnel de sécurité » sont remplacés par les mots « dans la 

réglementation relative aux exigences applicables au personnel de 

sécurité ». 


besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking 

tot medische onderzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken 

voor treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor 

erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken 



Gelet op de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid 

van de spoorwegen, artikel 6, § 2, derde lid, vervangen bij de 

wet van 26 januari 2010, en artikel 37/27, § 1, 2° en 3°, ingevoegd bij 

dezelfde wet, en artikel 37/27, § 5, 5° en 6°, ingevoegd bij de wet van 

2 december 2011; 

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de 

regels met betrekking tot medische onderzoeken en bedrijfspsychologische 

onderzoeken voor treinbestuurders en treinbegeleiders en van 

de criteria voor erkenning van personen en centra belast met deze 

onderzoeken; 

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen; 

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 

24 april 2013; 

Gelet op advies nr. 53.439/4 van de Raad van State, gegeven op 

26 juni 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de 

wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; 

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de 

Staatssecretaris voor Mobiliteit, 

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : 

Artikel 1. In de aanhef van het koninklijk besluit van 22 juni 2011 

tot bepaling van de regels met betrekking tot medische onderzoeken en 

bedrijfspsychologische onderzoeken voor treinbestuurders en treinbegeleiders 

en van de criteria voor erkenning van personen en centra 

belast met deze onderzoeken, worden de volgende wijzigingen aangebracht 

: 

1° de woorden “artikel 6, § 2, derde lid, vervangen door de wet van 

26 januari 2010, en” worden ingevoegd na de woorden “gelet op de wet 

van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de 

spoorwegen,”; 

2° de woorden “artikel 37/27, §§ 1, 2° en 3° en 5, 3°, ingevoerd bij de 

wet van 26 januari 2010 (...)” worden vervangen door de woorden 

“artikel 37/27, § 1, 2° en 3°, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, 

en artikel 37/27, § 5, 5° en 6°, ingevoegd bij de wet van 2 december 

2011”. 

Art. 2. In artikel 2, 2°, van hetzelfde besluit, worden de woorden 

“het koninklijk besluit van 15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten 

van toepassing op het veiligheidspersoneel”, vervangen door de 

woorden “de reglementering met betrekking tot de vereisten van 

toepassing op het veiligheidspersoneel”. 

Art. 3. In artikel 2, 10° en 11° van hetzelfde besluit, worden de 

woorden “in de bijlage, deel A, bij het koninklijk besluit van 15 mei 2011 

tot bepaling van de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel”, 

telkens vervangen door de woorden “overeenkomstig de reglementering 

met betrekking tot de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel”. 

Art. 4. In artikel 2, 12°, van hetzelfde besluit, worden de woorden 

“in het koninklijk besluit van 15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten 

van toepassing op het veiligheidspersoneel” vervangen door de 

woorden “in de reglementering met betrekking tot de vereisten van 

toepassing op het veiligheidspersoneel”.


56929 

Art. 5. L’article 5, alinéa1er,dumême arrêté est remplacé par ce qui 

suit : 

« Le psychologue possède un diplôme de licencié ou de master en 

psychologie et est autorisé àexercer sa profession. ». 

Art. 6. Dans l’article 10, alinéa 3,dumême arrêté, les mots « l’arrêté 

royal du 15 mai 2011 déterminant les exigences applicables au 

personnel de sécurité »sont remplacés par les mots « la réglementation 

relative aux exigences applicables au personnel de sécurité ». 

Art. 7. Dans l’article 12 du même arrêté, les modifications suivantes 

sont apportées : 

1° àl’alinéa 1 er , les mots « et/ou de l’arrêté royal du 15 mai 2011 

déterminant les exigences applicables au personnel de sécurité partie A, 

point 7 ainsi que l’annexe 1 re , point 1.2 » sont remplacés par les mots 

« et/ou de la réglementation relative aux exigences applicables au 

personnel de sécurité »; 

2°àl’alinéa 3, les mots « l’arrêté royal du 15 mai 2011 déterminant les 

exigences applicables au personnel de sécurité partie A, point 7 ainsi 

que l’annexe 1 re , point 2.3 » sont remplacés par les mots « la 

réglementation relative aux exigences applicables au personnel de 

sécurité ». 

Art. 8. Cet arrêté entre en vigueur le dixième jour après sa 

publication au Moniteur belge, à l’exception de l’article 5 qui produit 

ses effets le 8 mars 2013. 

Art. 9. Le ministre qui a le transport ferroviaire dans ses attributions 

est chargé de l’exécution du présent arrêté. 

Donné àBruxelles, le 30 juillet 2013. 

PHILIPPE 

Art. 5. Artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen 

als volgt : 

“De psycholoog bezit een licentiaatsof masterdiploma van psychologie 

en is gerechtigd om zijn beroep uit te oefenen.”. 

Art. 6. In artikel 10, derde lid, van hetzelfde besluit, worden de 

woorden “het koninklijk besluit van 15 mei 2011 tot bepaling van de 

vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel” vervangen door 

de woorden “de reglementering met betrekking tot de vereisten van 

toepassing op het veiligheidspersoneel”. 

Art. 7. In artikel 12 van hetzelfde besluit, worden de volgende 

wijzigingen aangebracht : 

1° in het eerste lid, worden de woorden “en of het koninklijk besluit 

van 15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel deel A, punt 7 en ook bijlage 1, punt 1.2”, 

vervangen door de woorden “en/of de reglementering met betrekking 

tot de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel”; 

2° in het derde lid, worden de woorden “het koninklijk besluit van 15 

mei 2011 tot bepaling van de vereisten van toepassing op het 

veiligheidspersoneel deel A, punt 7 en ook bijlage 1, punt 2.3”, 

vervangen door de woorden “de reglementering met betrekking tot de 

vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel”. 

Art. 8. Dit besluit treedt in werking de tiende dag na bekendmaking 

ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 5, dat 

uitwerking heeft met ingang van 8 maart 2013. 

Art. 9. De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met 

de uitvoering van dit besluit. 

Gegeven te Brussel, 30 juli 2013. 

FILIP 

Par le Roi : 

La Ministre de l’Intérieur, 


Le Secrétaire d’Etat à la Mobilité, 

M. WATHELET 

* 


De Minister van Binnenlandse Zaken, 



M. WATHELET 


[C − 2013/14449] 


n os A1/9858/163 du 16 décembre 1980, A1/07633/163 du 30 mars 1988 

et A1/92521/163 du 30 octobre 1992 fixant les dispositifs de sécurité 

respectivement des passages à niveau n os 3, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 

23, 24, 26, 27 et 30, n os 35, 36, 37 et 38 et n os 31, 32, 33 et 34 situés sur 

la ligne ferroviaire n° 163 


[C − 2013/14449] 


ministeriële besluiten nrs. A1/9858/163 van 16 december 1980, 

A1/07633/163 van 30 maart 1988 en A1/92521/163 van 30 oktober 

1992 tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van respectievelijk 

de overwegen nrs. 3, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 23, 24, 26, 27 

en 30, nrs. 35, 36, 37 en 38 en nrs. 31, 32, 33 en 34 op de spoorlijn 

nr. 163 


Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de 

police sur les chemins de fer, l’article 2, interprété par la loi du 

11 mars 1866; 

Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses 

sociétés liées, l’article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié 

par l’arrêté royal du 18 octobre 2004; 

Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 

16 mars 1968, l’article 1 er , alinéa 1 er ; 

Vu l’arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité 

des passages à niveau sur les voies ferrées, l’article 11, § 1 er ; 

Vu l’arrêté ministériel n° A1/9858/163 du 16 décembre 1980; 

Vu l’arrêté ministériel n° A1/07633/163 du 30 mars 1988; 

Vu l’arrêté ministériel n° A1/92521/163 du 30 octobre 1992; 

Considérant que l’arrêté ministériel n° A1/9858/163 mentionné 

ci-dessus fixe les dispositifs de sécurité des passages à niveau n os 3, 8, 

9, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 23, 24, 26, 27 et 30 situés sur la ligne ferroviaire 

n° 163; 



37 et 38 situés sur la ligne ferroviaire n° 163; 


Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de 

reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd bij de 

wet van 11 maart 1866; 

Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en 

haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen bij de wet van 

1 augustus 1960 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 

2004; 

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd 

op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; 

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de 

veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 

§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A1/9858/163 van 16 december 

1980; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A1/07633/163 van 30 maart 1988; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A1/92521/163 van 30 oktober 

1992; 

Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit nr. A1/9858/163 

de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overwegen nrs. 3, 8, 9, 12, 13, 

14, 15, 18, 19, 23, 24, 26, 27 en 30 op de spoorlijn nr. 163; 

Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit 

nr. A1/07633/163 de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overwegen 

nrs. 35, 36, 37 en 38 op de spoorlijn nr. 163;




33 et 34 situés sur la ligne ferroviaire n° 163; 

Considérant que ces passages à niveau ont été supprimés sur le 

terrain, 

Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit 

nr. A1/92521/163 de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overwegen 

nrs. 31, 32, 33 en 34 op de spoorlijn nr. 163; 

Overwegende dat deze overwegen op het terrein werden verwijderd, 

Arrête : 

Article unique. Les arrêtés ministériels n os A1/9858/163 du 16 décembre 

1980, A1/07633/163 du 30 mars 1988 et A1/92521/163 du 

30 octobre 1992 sont abrogés. 


M. WATHELET 

* 

Besluit : 

Enig artikel. De ministeriële besluiten nrs. A1/9858/163 van 16 december 

1980, A1/07633/163 van 30 maart 1988 en A1/92521/163 van 

30 oktober 1992 worden opgeheven. 


M. WATHELET 


[C − 2013/14450] 


n os 13536/124 BR/IF du 1 er juillet 1959, 16733/124 BF/I B du 

8 avril 1960 et 8612/124 du 22 mars 1978 fixant les dispositifs de 

sécurité des passages à niveau situés sur les raccordements 

ferroviaires industriels liés à la ligne ferroviaire n° 124 




11 mars 1866; 








Vu l’arrêté ministériel n° 13536/124 BR/IF du 1 er juillet 1959; 

Vu l’arrêté ministériel n° 16733/124 BF/IB du 8 avril 1960; 

Vu l’arrêté ministériel n° 8612/124 du 22 mars 1978; 

Considérant que l’arrêté ministériel n° 13536/124 BR/IF mentionné 

ci-dessus fixe les dispositifs de sécurité du passage à niveau n° 1 sur le 

raccordement ferroviaire Glaver, qui relie les installations industrielles 

de la SA Glaces et Verres ″Glaver″ à la ligne ferroviaire n° 124; 

Considérant que l’arrêté ministériel n° 16733/124 BF/I B mentionné 

ci-dessus fixe les dispositifs de sécurité du passage à niveau n° 1 sur le 

raccordement ferroviaire Devis, qui relie les Etablissements Alexandre 

Devis & Cie à la ligne ferroviaire n° 124; 

Considérant que l’arrêté ministériel n° 8612/124 mentionné ci-dessus 

fixe les dispositifs de sécurité du passage à niveau n° 1 sur le 

raccordement ferroviaire Traction, qui relie les installations industrielles 

de la sous-station de traction de Nivelles à la ligne ferroviaire n° 124; 

Considérant que les raccordements ferroviaires industriels mentionnés 

ci-dessus sont supprimés sur le terrain, 


[C − 2013/14450] 


ministeriële besluiten nrs. 13536/124 BR/IF van 1 juli 1959, 16733/124 

BF/I B van 8 april 1960 en 8612/124 van 22 maart 1978 tot vaststelling 

van de veiligheidsinrichtingen van de overwegen gelegen op de 

industriële spooraansluitingen verbonden aan de spoorlijn nr. 124 







1 augustus 1960 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 

2004; 





§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. 13536/124 BR/IF van 1 juli 1959; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. 16733/124 BF/IB van 8 april 1960; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. 8612/124 van 22 maart 1978; 

Overwegende dat het bovengenoemd ministerieel besluit nr. 13536/124 

BR/IF de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overweg nr. 1 op de 

spooraansluiting Glaver, die de industriële installaties van de NV 

Glaces et Verres ″Glaver″ verbindt met de spoorlijn nr. 124; 


BF/I B de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overweg nr. 1 op de 

spooraansluiting Devis, die de ″Alexandre Devis & Cie Vestigingen″ 

verbindt met de spoorlijn nr. 124; 


de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overweg nr. 1 op de 

spooraansluiting Traction, die de industriële installaties van het 

tractieonderstation van Nijvel verbindt met de spoorlijn nr. 124; 

Overwegende dat de bovengenoemde industriële spooraansluitingen 

op het terrein zijn afgeschaft, 

Arrête : 

Article unique. Les arrêtés ministériels n os 13536/124 BR/IF du 

1 er juillet 1959, 16733/124 BF/IB du 8 avril 1960 et 8612/124 du 

22 mars 1978 sont abrogés. 


M. WATHELET 

* 

Besluit : 

Enig artikel. De ministeriële besluiten nrs. 13536/124 BR/IF van 

1 juli 1959, 16733/124 BF/IB van 8 april 1960 en 8612/124 van 

22 maart 1978 worden opgeheven. 


M. WATHELET 


[C − 2013/14478] 




kilométrique 33.814 


[C − 2013/14478] 



nr. 69, baanvak Ieper – Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van 

de kilometerpaal 33.814 




11 mars 1866; 




wet van 11 maart 1866;


56931 




Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnéele16 

mars 1968, l’article 1 er , alinéa 1 er ; 



Vu l’arrêté ministériel n° A/526/69 du 16 avril 2002; 

Considérant que l’arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe les 

dispositifs de sécurité, entre autres, du passage à niveau n° 85 sur la 

ligne ferroviaire n° 69, tronçon Ypres – Poperinge, situé àYpres à la 

hauteur de la borne kilométrique 33.814; 

Considérant qu’il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité 

conformes à l’arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en 

tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire 

ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, 



1 augustus 1960 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 

18 oktober 2004; 





§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/526/69 van 16 april 2002; 

Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen 

vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 85 op de 

spoorlijn nr. 69, baanvak Ieper – Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte 

van de kilometerpaal 33.814; 

Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in 

overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk 

besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende 

eigenschappen van het wegen spoorverkeer en met de zichtbaarheid 

van bedoelde overweg, 

Arrête : 

Article 1 er . Le passage à niveau n° 85 sur la ligne ferroviaire n° 69, 

tronçon Ypres – Poperinge, situé à Ypres à la hauteur de la borne 

kilométrique 33.814, est équipé des dispositifs de sécurité visés à 

l’article 3, 1°, le signal routier A45 et 2° a) de l’arrêté royal du 

11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau 

sur les voies ferrées. 

Art. 2. Le même passage à niveau est en plus équipé des dispositifs 

de sécurité visés à l’article 4, 1° b), 2°, 3°, 4°, 5° et 6° du même arrêté 

royal : 

1) le système à fermeture partielle, de part et d’autre du passage à 

niveau; 

2) un système à fermeture pour piétons et cyclistes à gauche de la 

route, de part et d’autre du passage à niveau; 

3) un signal sonore, de part et d’autre du passage à niveau; 

4) un signal routier A45 à gauche de la route, de part et d’autre du 

passage à niveau; 

5) sur chaque signal routier A45 supplémentaire, un signal lumineux 

de circulation d’interdiction de passage; 

6) sur chaque signal routier A45, un signal lumineux de circulation 

d’autorisation de passage. 

Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/526/69 du 16 avril 2002 est abrogé 

en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n° 85. 


M. WATHELET 

* 

Besluit : 

Artikel 1. De overweg nr. 85 op de spoorlijn nr. 69, baanvak 

Ieper – Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de kilometerpaal 

33.814, wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in 

artikel 3, 1°, het verkeersbord A45 en 2° a) van het koninklijk besluit van 

11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de 

spoorwegen. 

Art. 2. Dezelfde overweg wordt bijkomend uitgerust met de 

veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 1° b), 2°, 3°, 4°, 5° en 6° van 

hetzelfde koninklijk besluit : 

1) het systeem met gedeeltelijke afsluiting, aan weerszijden van de 

overweg; 

2) een afsluitsysteem voor voetgangers en fietsers links van de weg, 

aan weerszijden van de overweg; 

3) een geluidssein, aan weerszijden van de overweg; 

4) een verkeersbord A45 links van de weg, aan weerszijden van de 

overweg; 

5) op elk bijkomend verkeersbord A45, een verkeerslicht dat de 

overgang verbiedt; 

6) op elk verkeersbord A45, een verkeerslicht dat de overgang 

toestaat. 

Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/526/69 van 16 april 2002 

wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg 

nr. 85. 


M. WATHELET 


[C − 2013/14477] 



Ypres - Poperinge, situé à Ypres à la hauteur de la borne 



[C − 2013/14477] 




kilometerpaal 34.830 




11 mars 1866 ; 



par l’arrêté royal du 18 octobre 2004 ; 

Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée 

le 16 mars 1968, l’article 1 er , alinéa 1 er ; 



Vu l’arrêté ministériel n° A/93548 du 17 mai 1995; 













§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/93548 van 17 mei 1995;




ligne ferroviaire n° 69, tronçon Ypres - Poperinge, situé àYpres à la 








spoorlijn nr. 69, baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte 







Arrête : 


tronçon Ypres - Poperinge, situé à Ypres à la hauteur de la borne 






de sécurité visés à l’article 4, 1° b), 3° et 6° du même arrêté royal : 


niveau; 




Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/93548 du 17 mai 1995 est abrogé en 

ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n° 87. 


M. WATHELET 

* 

Besluit : 


Ieper - Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de kilometerpaal 




spoorwegen. 


veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 1° b),3° en 6° van hetzelfde 

koninklijk besluit : 


overweg; 



toestaat. 

Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/93548 van 17 mei 1995 wordt 

opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 87. 


M. WATHELET 


[C − 2013/14476] 






[C − 2013/14476] 








11 mars 1866 ; 








Vu l’arrêté ministériel n° A/526/69 du 16 avril 2002; 









Arrête : 












haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen bij de 

wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 






§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/526/69 van 16 april 2002; 










Besluit : 






spoorwegen.


56933 


de sécurité visés à l’article 4, 1° b), 3°, 4°, 5° et 6° du même arrêté royal : 


niveau; 


3) deux signaux routiers A45 à gauche de la route, de part et d’autre 

du passage à niveau; 





Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/526/69 du 16 avril 2002 est abrogé 



M. WATHELET 

* 


veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 1° b), 3°, 4°, 5° en 6° van 



overweg; 


3) twee verkeersborden A45 links van de weg, aan weerszijden van 

de overweg; 




toestaat. 

Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/526/69 van 16 april 2002 


nr. 90. 


M. WATHELET 


[C − 2013/14475] 






[C − 2013/14475] 








11 mars 1866 ; 


sociétésliées, l’article 17, remplacé par la loi du 1er août 1960 et modifié 



le 16 mars 1968, l’article 1er, alinéa 1 er ; 



Vu l’arrêté ministériel n° A/93548 du 17 mai 1995 ; 









Arrête : 








de sécurité visés à l’article 4, 1° b), 3° et 6° du même arrêté royal : 


niveau; 
















§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/93548 van 17 mei 1995; 










Besluit : 

Artikel 1. De overweg nr. 94 op de spoorlijn nr. 69, baanvak Ieper - 

Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de kilometerpaal 36.633, 

wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 3, 1°, 

het verkeersbord A45 en 2° a) van het koninklijk besluit van 


spoorwegen. 





overweg; 



toestaat.


Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/93548 du 17 mai 1995 est abrogé en Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/93548 van 17 mei 1995 wordt 



M. WATHELET 



M. WATHELET 

* 


[C − 2013/14474] 



Ypres – Poperinge, situé àYpres à la hauteur de la borne kilométrique 

37.360 


[C − 2013/14474] 



nr. 69, baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van 

de kilometerpaal 37.360 


Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements 

de police sur les chemins de fer, l’article 2, interprété par la loi du 

11 mars 1866; 










dispositifs de sécurité, entre autres, du passage à niveau n° 96 sur 

la ligne ferroviaire n° 69, tronçon Ypres – Poperinge, situé àYpres à 

la hauteur de la borne kilométrique 37.360; 


conformes à l’arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, 

en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et 

ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, 

Arrête : 









1) le système à fermeture partielle, de part et d’autre du passage 

à niveau; 








Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/93548 du 17 mai 1995 est abrogé 



M. WATHELET 






haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen bij de 

wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 






§ 1; 











Besluit : 






spoorwegen. 





overweg; 



overweg; 




toestaat. 



ali4Brussel, 5 augustus 2013. 

M. WATHELET


56935 


[C − 2013/14473] 








11 mars 1866; 


















[C − 2013/14473] 

















§ 1; 











Arrête : 








de sécurité visés à l’article 4, 1° b), 3° et 6°, dumême arrêté royal : 


niveau; 







M. WATHELET 

* 

Besluit : 






spoorwegen. 





overweg; 



toestaat. 




M. WATHELET 


[C − 2013/14472] 






[C − 2013/14472] 








11 mars 1866 ; 















op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid;








hauteur de la borne kilométrique 38.422 ; 







§ 1; 











Arrête : 




l’article 3, 1° le signal routier A45 et 2° a) de l’arrêté royal du 




de sécurité visés à l’article 4, 3° et 6° du même arrêté royal : 

1) un signal sonore, de part et d’autre du passage à niveau ; 






M. WATHELET 

* 

Besluit : 

Artikel 1. De overweg nr. 99 op de spoorlijn nr. 69, baanvak Ieper - 

Poperinge, gelegen te Ieper ter hoogte van de kilometerpaal 38.422, 

wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 3, 1°, 

het verkeersbord A45 en 2° a) van het koninklijk besluit van 


spoorwegen. 

Art. 2. Dezelfde overweg wordt bijkomend uitgerust met de veiligheidsinrichtingen 

bedoeld in artikel 4, 3° en 6° van hetzelfde koninklijk 

besluit : 



toestaat. 




M. WATHELET 


[C − 2013/14471] 






[C − 2013/14471] 








11 mars 1866; 








Vu l’arrêté ministériel n° A/894/69 du 9 décembre 2003; 









Arrête : 



















§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/894/69 van 9 december 2003; 










Besluit : 






spoorwegen.


56937 


de sécurité visés à l’article 4, 1° b),3°,4°,5° et 6°,dumême arrêté royal : 


niveau; 








Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/894/69 du 9 décembre 2003 est 

abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau 

n° 104. 


M. WATHELET 





overweg; 



overweg; 




toestaat. 

Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/894/69 van 9 december 2003 


nr. 104. 


M. WATHELET 

* 


[C − 2013/14470] 



Ypres - Poperinge, situé à Poperinge à la hauteur de la borne 



[C − 2013/14470] 



nr. 69, baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Poperinge ter hoogte 

van de kilometerpaal 41.797 




11 mars 1866; 








Vu l’arrêté ministériel n° A/98017/69 du 26 mars 1998; 


dispositifs de sécurité du passage à niveau n° 109 sur la ligne ferroviaire 

n° 69, tronçon Ypres - Poperinge, situé àPoperinge à la hauteur de la 

borne kilométrique 41.797; 





Arrête : 


tronçon Ypres - Poperinge, situé àPoperinge à la hauteur de la borne 








niveau; 













§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/98017/69 van 26 maart 1998; 


vaststelt van de overweg nr. 109 op de spoorlijn nr. 69, 


kilometerpaal 41.797; 






Besluit : 


Ieper - Poperinge, gelegen te Poperinge ter hoogte van de kilometerpaal 




spoorwegen. 





overweg;



3) un signal routier A45 à gauche de la route, côté «Westhoekweg », 

orienté vers Ypres; 





Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/98017/69 du 26 mars 1998 est 

abrogé. 


M. WATHELET 


3) een verkeersbord A45 links van de weg, kant Westhoekweg, 

georiënteerd naar Ieper; 




toestaat. 

Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/98017/69 van 26 maart 1998 

wordt opgeheven. 


M. WATHELET 

* 


[C − 2013/14469] 






[C − 2013/14469] 








11 mars 1866; 


sociétésliées, l’article 17, remplacé par la loi du 1er août 1960 et modifié 






Vu l’arrêté ministériel n° A/97125/69 du 19 septembre 1997 ; 


dispositifs de sécurité du passage à niveau n° 114 sur la ligne ferroviaire 

n° 69, tronçon Ypres - Poperinge, situé àPoperinge à la hauteur de la 

borne kilométrique 42.890; 





Arrête : 










niveau; 














§ 1; 

Gelet op het ministerieel besluit nr. A/97125/69 van 19 september 

1997; 


vaststelt van de overweg nr. 114 op de spoorlijn nr. 69, 


kilometerpaal 42.890; 






Besluit : 






spoorwegen. 





overweg; 

2) een geluidssein, aan weerszijden van de overweg;


56939 







Art. 3. L’arrêté ministériel n° A/97125/69 du 19 septembre 1997 est 

abrogé. 


M. WATHELET 

* 


overweg; 




toestaat. 

Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/97125/69 van 19 september 

1997 wordt opgeheven. 


M. WATHELET 


[C − 2013/14468] 






[C − 2013/14468] 








11 mars 1866; 









Considérant que l’arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre 

autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n° 114 sur la ligne 

ferroviaire n° 69, tronçon Ypres - Poperinge, situé àPoperinge à la 






Arrête : 










niveau; 











M. WATHELET 













§ 1; 




spoorlijn nr. 69, baanvak Ieper - Poperinge, gelegen te Poperinge ter 

hoogte van de kilometerpaal 43.631; 






Besluit : 






spoorwegen. 





overweg; 



overweg; 




toestaat. 




M. WATHELET


GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION 

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN 

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 

REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST 

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE 

[C − 2013/27163] 

18 JUIN 2013. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 01 de la division organique 32 

et le programme 03 de la division organique 16 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour 

l’année budgétaire 2013 

Le Ministre-Président, 

Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, 

Vu le décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget et de la comptabilité des Services du 

Gouvernement wallon, notamment l’article 26; 

Vu le décret du 19 décembre 2012 contenant le budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année 

budgétaire 2013, notamment l’article 40; 

Vu la circulaire du 18 janvier 2001 relative à la gestion administrative des programmes cofinancés par les Fonds 

européens en Région wallonne, particulièrement son point III, 2, 4 e alinéa; 

Considérant la nécessité de transférer des crédits d’engagement à l’article de base 63.17 du programme 03 de la 

division organique 16 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2013, afin de 

rencontrer les décisions du Gouvernement wallon des 4 septembre 2008, 2 septembre 2010 et 28 juin 2012 dans le cadre 

du programme Compétitivité régionale et Emploi, à savoir, le dossier suivant (intitulé et codification du projet 

cofinancé) : 

Compétitivité régionale et Emploi; 

Axe3:Développement territoriale équilibré et durable; 

Mesure 3.1 : Assainissement et réaffectation des friches industrielles et urbaines; 

Intitulé : VERDI; 

Projet : Volet 2 : Interlac; 

Opérateur : Commune de Dison; 

Article de base : 63.17.03; 

Crédits d’engagement : 1.445.000 EUR; 

Codification du projet :ECP1301000 1482 B, 

Arrêtent : 

Article 1 er . Des crédits d’engagement à concurrence de 1.445 milliers d’EUR sont transférés du programme 01 de 

la division organique 32 au programme 03 de la division organique 16. 

Art. 2. La ventilation des articles de base suivants du programme 03 de la division organique 16 et du programme 

01 de la division organique 32 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 

2013 est modifiée comme suit : 

(en milliers d’euros) 

Crédit initial 

Article de base et arrêtés de transfert 

Transfert 

Crédit ajusté 

CE CL CE CL CE CL 

DO 16 63.17.03 0 1.080 + 1.445 - 1.445 1.080 

DO 32 01.01.01 51.056 76.228 - 1.445 - 49.611 76.228 

Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des Comptes, à l’Inspection des Finances, 

à la Chancellerie du Service public de Wallonie et à la Direction générale transversale Budget, Logistique et 

Technologies de l’information et de la communication. 

Namur, le 18 juin 2013. 

R. DEMOTTE 

Ph. HENRY


56941 

ÜBERSETZUNG 

ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE 

[C − 2013/27163] 

18. JUNI 2013 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 01 des Organisationsbereichs 

32 und dem Programm 03 des Organisationsbereichs 16 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der 

Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013 

Der Minister-Präsident, 

Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität, 

Aufgrund des Dekrets vom 15. Dezember 2011 zur Organisation des Haushaltsplans und der Buchführung der 

Dienststellen der Wallonischen Regierung, insbesondere des Artikels 26; 

Aufgrund des Dekrets vom 19. Dezember 2012 zur Festlegung des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der 

Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013, insbesondere des Artikels 40; 

Aufgrund des Rundschreibens vom 18. Januar 2001 über die administrative Verwaltung der von den Europäischen 

Fonds mitfinanzierten Programme in der Wallonischen Region, insbesondere des Punkts III, 2, Absatz 4; 

In Erwägung der Notwendigkeit, Verpflichtungskredite auf auf den Basisartikel 63.17 des Programms 03 des 

Organisationsbereichs 16 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 

2013 zu übertragen, um den in ihren Sitzungen vom 4. September 2008, 2. September 2010 und 28. Juni 2012 im Rahmen 

des Programms regionale Wettbewerbsfähigkeit und Beschäftigung gefassten Beschlüssen der Wallonischen Regierung 

Folge zu leisten, nämlich durch die folgende Maßnahme (Bezeichnung und Kodifizierung des mitfinanzierten Projekts): 

Regionale Konkurrenzfähigkeit und Beschäftigung; 

Zielrichtung 3: Ausgewogene und nachhaltige räumliche Entwicklung; 

Maßnahme 3.1: Sanierung und Wiederverwendung von ungenutzten Industrie- und Stadtgeländen; 

Bezeichnung: VERDI; 

Projekt: Abschnitt 2: Interlac; 

Träger: Gemeinde Dison; 

Basisartikel: 63.17.03; 

Verpflichtungskredite: 1.445.000 EUR; 

Kodifizierung des Projekts: E CP 1 301000 1482 B, 

Beschließen: 

Artikel 1 - Es werden Verpflichtungskredite in Höhe von 1.445.000 EUR vom Programm 01 des Organisationsbereichs 

32 auf das Programm 03 des Organisationsbereichs 16 übertragen. 

Art.2-Die Verteilung der folgenden Basisartikel von Programm 03 des Organisationsbereichs 16 und von 

Programm 01 des Organisationsbereichs 32 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für 

das Haushaltsjahr 2013 wird wie folgt abgeändert: 

(in Tausend euro) 

Ursprüngliche Mittel 

Basisartikel und Übertragungserlasse 

Übertragung 

Angepasste Mittel 

VK AFK VK AFK VK AFK 

OB 16 63.17.03 0 1.080 + 1.445 - 1.445 1.080 

OB 32 01.01.01 51.056 76.228 - 1.445 - 49.611 76.228 

Art.3- Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Parlament, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, 

der Kanzlei des Öffentlichen Dienstes der Wallonie und der ressortübergreifenden Generaldirektion Haushalt, Logistik 

und Informations- und Kommunikationstechnologie übermittelt. 

Namur, den 18. Juni 2013 

R. DEMOTTE 

Ph. HENRY 

VERTALING 

WAALSE OVERHEIDSDIENST 

[C − 2013/27163] 

18 JUNI 2013. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 01 van organisatieafdeling 

32 en programma 03 van organisatieafdeling 16 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse 

Gewest voor het begrotingsjaar 2013 

De Minister-President, 

De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, 

Gelet op het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de 

diensten van de Waalse Regering, inzonderheid op artikel 26; 

Gelet op het decreet van 19 december 2012 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor 

het begrotingsjaar 2013, inzonderheid op artikel 40; 

Gelet op de omzendbrief van 18 januari 2001 betreffende het administratief beheer van met Europese fondsen in 

het Waalse Gewest medegefinancierde programma’s, inzonderheid op punt III, 2, vierde lid;


Overwegende dat vastleggingskredieten overgedragen moeten worden naar basisallocatie 6317, programma 03 

van organisatieafdeling 16 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013 om 

gevolg te geven aan de tijdens de zittingen van 4 september 2008, 2 september 2010 en 28 juni 2012 door de Waalse 

Regering genomen beslissingen in het kader van het programma Gewestelijke Concurrentiekracht en Werkgelegenheid, 

namelijk het volgende dossier (titel en codificatie van het medegefinancierde project) : 

Regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid; 

Hoofdlijn 3 : Evenwichtige en duurzame ruimtelijke ontwikkeling 

Maatregel 3.1 Sanering en herbestemming van braakliggende industrie- en stadsgronden; 

Titel: VERDI; 

Project: Luik 2 : Interlac; 

Operator : Gemeente Dison; 

Basisallocatie: 63.17.03; 

Vastleggingskredieten : 1.445.000 EUR; 

Codificatie van het project: E CP 1 301000 1482 B, 

Besluiten : 

Artikel 1. Er worden vastleggingskredieten ten belope van 1.445 duizend EUR overgedragen van programma 01 

van organisatieafdeling 32 naar programma 03 van organisatieafdeling 16. 

Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van programma 03 van organisatieafdeling 16 en van 

programma 01 van organisatieafdeling 32 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het 

begrotingsjaar 2013 wordt gewijzigd als volgt : 

(in duizend euro) 

Initieel krediet 

Basisallocatie en overdrachtsbesluiten 

Overdracht 

Aangepast krediet 

VK VEK VK VEK VK VEK 

OA 16 39.09.06. 0 1.080 + 1.445 - 1.445 1.080 

OA 32 39.09.06. 51.056 76.228 - 1.445 - 49.611 76.228 

Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, 

de Kanselarij van de Waalse Overheidsdienst en het Overkoepelend Directoraat-generaal Begroting, Logistiek en 

Informatie- en Communicatietechnologie. 

Namen, 18 juni 2013. 

R. DEMOTTE 

Ph. HENRY 

* 


[C − 2013/27162] 

18 JUIN 2013. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre le programme 01 de la division organique 32 

et les programmes 11 et 21 de la division organique 18 du budget général des dépenses de la Région wallonne 

pour l’année budgétaire 2013 

Le Ministre-Président, 

Le Ministre du Budget, des Finances, de l’Emploi, de la Formation et des Sports, 





Vu la circulaire du 18 janvier 2001 relative à la gestion administrative des programmes cofinancés par les Fonds 

européens en Région wallonne, particulièrement son point III, 2, 4 e alinéa; 

Considérant la nécessité de transférer des crédits de liquidation aux articles de base 33.04 et 41.04 du programme 

11 et aux articles de base 33.35, 41.35, 52.33, 61.32 et 61.33 du programme 21 de la division organique 18 du budget 

général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2013, afin de rencontrer les décisions du 

Gouvernement wallon des 30 mai 2008, 15 et 23 octobre 2008, 15 et 22 janvier 2009, 3 et 24 avril 2009, 27 mai 2009, 

15 octobre 2009, 11 mars 2010, 22 avril 2010, 3 juin 2010, 15 juillet 2010, 28 avril 2011, 19 mai 2011, 16 juin 2011, 

14 juillet 2011, 22 décembre 2011, 19 janvier 2012, 19 avril 2012 et 28 juin 2012 dans le cadre des programmes 

Convergence, Compétitivité régional et Emploi et Interreg IV A, à savoir, le dossier suivant (intitulé et codification du 

projet cofinancé) : 

Convergence; 

Axe2:Développement du capital humain, des connaissances, des savoir-faire et de la recherche; 

Mesure 2.4 : Infrastructures d’appui en matière de formation qualifiante; 

Intitulé : CdC Construform Hainaut; 

Projet : Volet 1 - nouvelle antenne - Mons; 

Opérateur : IFAPME; 


Crédits de liquidation : 636.666 EUR; 

Codification du projet :ECV1204001 1367 D;


56943 

Intitulé : Design Innovation; 

Projet : Centre de compétence - Design Innovation; 




Codification du projet :ECV1204001 0875 D; 




Intitulé : Redynamisation du secteur des métiers de bouche - Centre de compétence EPICURIS; 

Projet:Volet1:Villers-le-Bouillet; 




Codification du projet :ECP1204001 1039 D; 

Intitulé : Equip’AutoFORM; 

Projet : AutoFORM; 





Intitulé : Centre de compétence Construform Liège; 

Projet : Volet 3 : Extension Les Isnes; 





Intitulé : Centre de compétence Construform Liège - Antenne de Verviers; 

Projet : Volet 1 - Antenne Verviers IFAPME; 





Intitulé : CdC WALLONIE BOIS; 

Opérateur : FOREm; 




Intitulé : CdC Logistique Liège; 

Projet : Extension Logistique Liège; 





Intitulé : Centre de compétence Construform Liège; 

Projet : Volet 2 : Extension Grâce-Hollogne; 





Intitulé : CdC FORMALIM - Equipement; 

Projet : CdC FORMALIM - Equipement; 





Intitulé : CdC Polygone de l’eau; 

Projet : CdC Polygone de l’eau; 





Intitulé : Centre Biotech - Antenne CdC CEFOCHIM; 

Projet : Centre Biotech; 




Codification du projet :ECP1204001 1579 D;


Intitulé : CdC Technofutur industrie; 

Projet : Centre usine Transfrontalier - Compétitivité; 





Intitulé : CdC Logistique La Louvière; 

Projet : Antenne Logistique et Centre d’examen; 





Intitulé : CdC Logistique Liège - Antenne Molinfaing; 

Projet : Centre CdC Logistique Liège - Antenne Molinfaing; 





Intitulé : Centre de compétence Construform Liège - Antenne de Verviers; 

Projet : Volet 2 - Antenne Verviers FOREm; 





Convergence; 



Intitulé : CdC Environnement; 

Projet : CdC Environnement; 





Intitulé : CdC Logistique La Louvière - Equipement AUTOTECH; 

Projet : Equipement AUTOTECH; 





Intitulé : CdC Pigments; 

Projet : CdC Pigments; 





Intitulé : CdC Cepegra; 

Projet : CdC Cepegra; 





Intitulé : CdC Construform Hainaut; 

Projet : Volet 3 - Extension - Châtelineau; 





Intitulé : CdC Logistique La Louvière; 

Projet : Antenne Logistique Hainaut occidental; 




Codification du projet :ECV1204001 1496 D;


56945 

Intitulé : CdC Technofutur Industrie; 

Projet : CdC Technofutur Industrie - Campus technologique; 





Intitulé : CdC Secteurs Verts; 





Intitulé : Centre de Compétence Management et Commerce; 

Projet : Centre de Compétence Management et Commerce; 








Intitulé : Construction et équipement d’un centre de formation et de validation des compétences pour les métiers 

liés à la voie d’eau; 

Projet : Construction et équipement d’un bateau-école pousseur et d’une barge citernes motorisée; 

Opérateur : Province de Liège; 




Intitulé : Sambreville - Pôle de développement de la Basse-Sambre; 

Projet : Equipement d’un centre de formation et de validation; 

Opérateur : Commune de Sambreville; 




Convergence; 



Intitulé : CEFOVERRE EVOLUTIVE; 

Opérateur : CEFOVERRE ASBL; 







Intitulé : Technifutur; 

Projet : Assemblage; 

Opérateur : TECHNIFUTUR; 





Projet : Productique Mécatronique Maintenance Micro-Techno; 



Crédits de liquidation : 116.848,53 EUR; 



Projet : TIC; 




Codification du projet :ECP1204000 2123 D;


Intitulé : IT Convergence Academy; 

Projet : IT Convergence Academy; 

Opérateur : Techno.bel; 




Convergence; 



Intitulé : Renouvellement du parc informatique de Technofutur TIC; 

Projet : Formation professionnelle; 

Opérateur : Technofutur TIC; 




Intitulé : SYNTIC FEDER; 

Projet : Technocité; 

Opérateur : Technocité; 


Crédits de liquidation : 239.075,47 EUR; 


Intitulé : Mons, pôle de croissance : Objectif 2015. Portefeuille 5 : VIRTUALIS; 

Projet : L’équipement technologique; 





Intitulé : IT Convergence Academy FEDER; 

Projet : Technocité; 





Intitulé : WAN FEDER 07-013; 

Projet : Construction d’une annexe; 

Opérateur : WALLONIE AEROTRAINING NETWORK; 




Interreg IV A - Grande Région; 

Axe 3 : Les Hommes; 

Mesure 3.1 : Coopération dans le domaine de l’éducation et de la formation; 

Intitulé : Ecole de la deuxième chance transfrontalière; 

Opérateur : MIRELUX; 



Codification du projet :EIG1301WLL 0040 D; 

Interreg IV B – Europe du Nord-Ouest; 

Intitulé : LICI; 

Opérateur : AMCV; 



Codification du projet :EIB1400000 216G D; 

Interreg IV A - France-Wallonie-Vlaanderen; 

Axe 1 : Favoriser la développement économique de la zone par une approche transfrontalière cohérente et intégrée; 

Mesure 1.2 : Renforcer l’adéquation entre l’offre de formation et les besoins du marché du travail; 

Intitulé : S.A.P.S.F; 




Codification du projet :EIF1102FWA 0102 D; 

Intitulé : Distance Zéro; 




Codification du projet :EIF1102FWA 0029 D;


56947 

Intitulé :Ré-Emploi; 





Intitulé : Form@bois; 





Interreg IV A - Euregio Meuse-Rhin; 

Axe 1 : Renforcement de la structure économique, promotion du savoir, innovation et création d’emplois plus 

nombreux et de meilleure qualité; 

Mesure 1.4 : Renforcement du marché de l’emploi eurégional; 

Intitulé : Lingua Cluster; 




Codification du projet :EIE1104000 1006 D; 

Intitulé : Lingua Cluster; 

Opérateur : Maison des Langues (Liège); 





Axe2:L’Espace; 

Mesure 2.3 : Valorisation et protection intégrées de l’environnement; 

Intitulé : Le cheval de trait au service de la gestion forestière et rurale durable; 








Intitulé : Ecole de la deuxième chance transfrontalière; 






Axe1:L’Economie; 

Mesure 1.4 : Soutien au développement de l’emploi dans un contexte transfrontalier; 

Intitulé : Abilitic 2 : « PERFORM »; 












Mesure 1.1 : Stimuler et Renforcer le potentiel de croissance économique et d’innovation transfrontalière; 

Intitulé : REVORGREEN; 








Mesure 1.1 : Compétitivité;


Intitulé : Euregiolog 3 ; 









Opérateur : CIFFUL; 







Intitulé : TRIPOD; 

Opérateur : ASBL Design Innovation; 




Intitulé : ETOILE +; 

Opérateur : ASBL TechnoFutur TIC; 







Intitulé :CECN2; 

Opérateur : ASBL TECHNOCITE; 




Intitulé : FIIER-T; 

Opérateur : CIFoP; 




Intitulé : FIIER-T; 

Opérateur : TECHNOFUTUR; 






Mesure 1.1 : Stimuler et renforcer le potentiel de croissance économique et d’innovation transfrontalière; 

Intitulé : TRANSDIGITAL; 

Opérateur : ASBL Technocité; 



Codification du projet :EIF1101TRI 0032 D; 




Intitulé : COMPETIC; 

Opérateur : ASBL TECHNOFUTUR; 








Intitulé : Automotive Sustainable Training EUREGIO; 

Opérateur : ASBL CAMPUS AUTO; 



Codification du projet :EIE1104000 1009 D;


56949 

Intitulé : Automotive Sustainable Training EUREGIO; 

Opérateur : ULg; 







Intitulé : Formation continue universitaire; 

Opérateur : ULg; 



Codification du projet :EIG1301GDR 0049 D; 

Interreg IV C; 

Intitulé : Tool Quiz; 

Opérateur : Technocité ASBL; 


Crédits de liquidation : 152 EUR; 

Codification du projet :EIC1100000 8532 D; 

Interreg IV B - Europe du Nord-Ouest; 

Intitulé : Enevate; 

Opérateur : Campus automobile de Francorchamps ASBL; 



Codification du projet :EIB1100000 106D D; 




Mesure 1.2 : Promotion de la technologie et de l’innovation; 

Intitulé : EMuRgency; 

Opérateur : CECOTEPE ASBL; 








Intitulé :EOS; 

Opérateur : Technifutur; 




Intitulé :EOS; 

Opérateur : CECOTEPE ASBL; 




Intitulé : Fonctionnement du marché du travail et campus de compétences eurégionaux pour les professions des 

soins de santé; 

Opérateur : Espace Qualité Formation - Province de Liège; 







Intitulé : PRISTIPIM; 

Opérateur : SIRRIS; 






Mesure 1.2 : Renforcer l’adéquation entre l’offre de formation et les besoins du marché du travail;


Intitulé : Compétences Bois; 

Opérateur : Bois & Habitat ASBL; 





Opérateur : Eléa ASBL; 





Opérateur : Hout Info Bois ASBL; 






Mesure 1.2 : Appui aux actions collectives de développement du tissu économique; 

Intitulé : FRED; 

Opérateur : Technifutur ASBL; 

Allocation de base : 33.35.21; 






Intitulé : Forum de l’Emploi : Eurometropole Lille-Kortijk-Tournai; 




Codification du projet :EIF1102TRI 0103 D; 




Intitulé : Task Force Travailleurs frontaliers dans le Grande Région SaarLorLux; 

Opérateur : SPW - DGO6; 




FSE 2007-2013; 

Intitulé : CdC et CdR; 




Codification du projet : X0132000; 

Intitulé : CdC et CdR; 




Codification du projet : X0132100, 

Arrêtent : 

Article 1 er . Des crédits de liquidation à concurrence de 271 milliers d’EUR sont transférés du programme 01 de 

la division organique 32 au programme 11 de la division organique 18. 

Des crédits de liquidation à concurrence de 6.284 milliers d’EUR sont transférés du programme 01 de la division 

organique 32 au programme 11 de la division organique 18. 

Art. 2. La ventilation des articles de base suivants des programmes 11 et 21 de la division organique 18 et du 

programme 01 de la division organique 32 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année 

budgétaire 2013 est modifiée comme suit : 




Transfert 



DO 18 33.04.11 0 50 - + 230 0 280 

DO 18 41.04.11 0 10 - + 41 0 51 

DO 18 33.35.21 0 100 - + 690 0 790


56951 



Transfert 



DO 18 41.35.21 0 100 - + 402 0 502 

DO 18 52.33.21 0 1.000 - + 1.043 0 2.043 

DO 18 61.32.21 0 10 - + 7 0 17 

DO 18 61.33.21 0 1.461 - + 4.142 0 5.603 

DO 32 01.01.01 51.056 82.783 - - 6.555 51.056 76.228 

Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des Comptes, à l’Inspection des Finances, 

à la Chancellerie du Service public de Wallonie et à la Direction générale transversale Budget, Logistique et 

Technologies de l’information et de la communication. 


R. DEMOTTE 

A. ANTOINE 

ÜBERSETZUNG 


[C − 2013/27162] 

18. JUNI 2013 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen dem Programm 01 des Organisationsbereichs 

32 und den Programmen 11 und 21 des Organisationsbereichs 18 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes 

der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013 

Der Minister-Präsident, 

Der Minister für Haushalt, Finanzen, Beschäftigung, Ausbildung und Sportwesen, 





Aufgrund des Rundschreibens vom 18. Januar 2001 über die administrative Verwaltung der von den Europäischen 

Fonds mitfinanzierten Programme in der Wallonischen Region, insbesondere des Punkts III, 2, Absatz 4; 

In Erwägung der Notwendigkeit, Ausgabenfeststellungskredite auf die Basisartikel 33.04 und 41.04 des 

Programms 11 und auf die Basisartikel 33.35, 41.35, 52.33, 61.32 und 61.33 des Programms 21des Organisationsbereichs 

18 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013 zu übertragen, um 

den in ihren Sitzungen vom 30. Mai 2008, 15. und 23. Oktober 2008, 15. und 22. Januar 2009, 3. und 24. April 2009, 

27. Mai 2009, 15. Oktober 2009, 11. März 2010, 22. April 2010, 3. Juni 2010, 15. Juli 2010, 28. April 2011, 19. Mai 2011, 16. 

Juni 2011, 14. Juli 2011, 22. Dezember 2011, 19. Januar 2012, 19. April 2012 und 28. Juni 2012 im Rahmen der Programme 

Konvergenz, regionale Konkurrenzfähigkeit und Beschäftigung und Interreg IV A gefassten Beschlüssen der 

Wallonischen Regierung Folge zu leisten, nämlich durch die folgenden Maßnahmen (Bezeichnungen und Kodifizierungen 

der mitfinanzierten Projekte): 

Konvergenz; 

Zielrichtung 2: Förderung des menschlichen Kapitals, der Kenntnisse, des Know-how und der Forschung; 

Maßnahme 2.4: Unterstützungsinfrastrukturen im Rahmen des qualifizierenden Bildungswegs; 

Bezeichnung: Kompetenzzentrum Construform Hennegau; 

Projekt: Abschnitt 1-NeueAntenne – Mons; 

Träger: IFAPME; 


Ausgabenfeststellungskredite: 636.666 EUR; 

Kodifizierung des Projekts: E CV 1 204001 1367 D; 

Bezeichnung: Design Innovation; 

Projekt: Kompetenzzentrum - Design Innovation; 








Bezeichnung: Redynamisierung der Kochkunst-Berufe – Kompetenzzentrum EPICURIS; 

Projekt: Abschnitt 1: Villers-le-Bouillet; 




Kodifizierung des Projekts: E CP 1 204001 1039 D; 

Bezeichnung: Equip’AutoFORM; 

Projekt: AutoFORM;






Bezeichnung: Kompetenzzentrum Construform Lüttich; 

Projekt: Abschnitt 3: Erweiterung Les Isnes; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Construform Liège - Antenne Verviers; 

Projekt: Abschnitt 1 - Antenne Verviers IFAPME; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum WALLONIE BOIS; 

Träger: FOREm; 




Bezeichnung: Kompetenzzentrum Logistik Lüttich; 

Projekt: Ausbau Logistik Lüttich; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Construform Lüttich; 

Projekt: Aschnit 2 - Erweiterung Grâce-Hollogne; 





Bezeichnung: CdC FORMALIM - Ausrüstung; 

Projekt: Kompetenzzentrum FORMALIM - Ausrüstung; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum ″Polygone de l’eau″; 

Projekt: Kompetenzzentrum ″Polygone de l’eau″; 





Bezeichnung: Zentrum Biotech - Antenne Kompetenzzentrum CEFOCHIM; 

Projekt: Zentrum Biotech; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Technofutur Industrie; 

Projekt: Centre usine Transfrontalier - Konkurenzfähigkeit; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Logistik La Louvière; 

Projekt: Antenne Logistik und Prüfungszentrum; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Logistik Lüttich - Antenne Molinfaing; 

Projekt: Zentrum Kompetenzzentrum Logistik Lüttich - Antenne Molinfaing;


56953 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Construform Lüttich - Antenne Verviers; 

Projekt: Abschnitt 2 - Antenne Verviers FOREm; 





Konvergenz; 



Bezeichnung: Kompetenzzentrum Umwelt; 

Projekt: Kompetenzzentrum Umwelt; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Logistik La Louvière - Ausrüstung AUTOTECH; 

Projekt: Ausrüstung AUTOTECH; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Pigments; 

Projekt: Kompetenzzentrum Pigments; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Cepegra; 

Projekt: Kompetenzzentrum Cepegra; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Construform Hennegau; 

Projekt: Abschnitt 3: Erweiterung - Châtelineau; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Logistik La Louvière; 

Projekt: Antenne Logistik – Westhennegau; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum Technofutur Industrie; 

Projekt: Kompetenzzentrum Technofutur Industrie Campus technologique; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum ″Secteurs Verts″; 





Bezeichnung: Kompetenzzentrum ″Management et Commerce″; 

Projekt: Kompetenzzentrum ″Management et Commerce″;









Bezeichnung: Bau und Ausrüstung eines Zentrums für die Ausbildung und Bescheinigung der Sachkenntnisse für 

Berufe im Bereich des Wassertransports; 

Projekt: Bau und Ausrüstung eines Schubschiffes für die Schulung und eines Tankschubleisters; 

Träger: Provinz Lüttich; 




Bezeichnung: Sambreville - Entwicklungspol Basse-Sambre; 

Projekt: Ausrüstung eines Ausbildungs- und Bescheinigungszentrums; 

Träger: Gemeinde Sambreville; 




Konvergenz; 



Bezeichnung: CEFOVERRE EVOLUTIVE; 

Träger: CEFOVERRE VoE; 







Bezeichnung: Technifutur; 

Projekt: Zusammenbau; 

Träger: TECHNIFUTUR; 





Projekt: Produktion Mechatronik Wartung Mikro-Techno; 



Ausgabenfeststellungskredite: 116.848,53 EUR; 



Projekt: TIC; 





Bezeichnung: IT Convergence Academy; 

Projekt: IT Convergence Academy; 

Träger: Techno.bel; 




Konvergenz; 



Bezeichnung: Erneuerung des EDV-Materialbestands von Technofutur TIC; 

Projekt: Berufsausbildung; 

Träger: Technofutur TIC; 




Bezeichnung: SYNTIC FEDER; 

Projekt: Technocité;


56955 

Träger: Technocité; 


Ausgabenfeststellungskredite: 239.075,47 EUR; 


Bezeichnung: Mons, Wachstumspol: ″Objectif 2015″. Projektgruppe 5: VIRTUALIS; 

Projekt: Technologische Ausrüstung; 





Bezeichnung: IT Convergence Academy EFRE; 

Projekt: Technocité; 





Bezeichnung: WAN FEDER 07-013; 

Projekt: Bau einer Nebenanlage; 

Träger: WALLONIE AEROTRAINING NETWORK; 




Interreg IV A - Großregion; 

Zielrichtung 3: Menschen; 

Maßnahme 3.1: Kooperation in den Bereichen der Erziehung und der Ausbildung; 

Bezeichnung: Grenzüberschreitende Schule ″Ecole de la Deuxième chance″; 

Träger: MIRELUX; 



Kodifizierung des Projekts: E IG 1 301WLL 0040 D; 

Interreg IV B-Nordwesteuropa; 

Bezeichnung: LICI; 

Träger: AMCV; 



Kodifizierung des Projekts: E IB 1 400000 216G D; 

Interreg IV A - Frankreich-Wallonie-Flandern; 

Zielrichtung 1: Förderung der wirtschaftlichen Entwicklung des Gebiets durch eine kohärente und integrierte 

grenzüberschreitende Vorgehensweise; 

Maßnahme 1.2: Stärkung der Übereinstimmung zwischen dem Bildungsangebot und den Bedürfnissen des 

Arbeitsmarkts; 

Bezeichnung: S.A.P.S.F; 




Kodifizierung des Projekts: E IF 1 102FWA 0102 D; 

Bezeichnung: Distance Zéro; 





Bezeichnung: Ré-Emploi; 





Bezeichnung: Form@bois; 





Interreg IV A - Euregio-Maas-Rhein; 

Zielrichtung 1: Stärkung der wirtschaftlichen Struktur, Förderung des Wissens, Innovation und Schaffung von 

zahlreicheren und besseren Arbeitsstellen; 

Maßnahme 1.4: Stärkung des euregionalen Arbeitsmarkts; 

Bezeichnung: Lingua Cluster;





Kodifizierung des Projekts: E IE 1 104000 1006 D; 

Bezeichnung: Lingua Cluster; 

Träger: Maison des Langues (Lüttich); 





Zielrichtung 2: der Raum; 

Maßnahme 2.3: Integrierte Umweltaufwertung und integrierter Umweltschutz; 

Bezeichnung: Das Zugpferd im Dienste der nachhaltigen Forst- und Landbewirtschaftung; 








Bezeichnung: Grenzüberschreitende Schule ″Ecole de la Deuxième chance″; 






Zielrichtung 1: die Wirtschaft; 

Maßnahme 1.4: Förderung der Beschäftigungsentwicklung in einem grenzüberschreitenden Rahmen; 

Bezeichnung: Abilitic 2 ″PERFORM″; 





Bezeichnung: Abilitic 2: ″PERFORM″; 








Maßnahme 1.1: Stimulierung und Stärkung des Potentials des wirtschaftlichen Wachstums und der grenzüberschreitenden 

Innovation; 

Bezeichnung: REVORGREEN; 








Maßnahme 1.1: Konkurrenzfähigkeit; 

Bezeichnung: Euregiolog 3 ; 








Bezeichnung: Abilitic 2: ″PERFORM″;


56957 

Träger: CIFFUL; 








Innovation; 

Bezeichnung: TRIPOD; 

Träger: VoE Design Innovation; 




Bezeichnung: ETOILE+; 

Träger: VoE TechnoFutur TIC; 









Bezeichnung: CECN 2; 

Träger: VoE TECHNOCITE; 




Bezeichnung: FIIER-T; 

Träger: CIFoP; 




Bezeichnung: FIIER-T; 

Träger: TECHNOFUTUR; 








Innovation; 

Bezeichnung: TRANSDIGITAL; 

Träger: VoE Technocité; 



Kodifizierung des Projekts: E IF 1 101TRI 0032 D; 






Bezeichnung: COMPETIC; 

Träger: VoE TECHNIFUTUR; 








Bezeichnung: Automotive Sustainable Training EUREGIO; 

Träger: VoE CAMPUS AUTO; 




Bezeichnung: Automotive Sustainable Training EUREGIO;


Träger: ULG; 







Bezeichnung: Universitäre Weiterbildung; 

Träger: ULG; 



Kodifizierung des Projekts: E IG 1 301GDR 0049 D; 

Interreg IV C; 

Bezeichnung: Tool Quiz; 

Träger: Technocité VoE; 


Ausgabenfeststellungskredite: 152 EUR; 

Kodifizierung des Projekts: E IC 1 100000 8532 D, 

INTERREG IV B-Nordwesteuropa; 

Bezeichnung: Enevate; 

Träger: Campus automobile de Francorchamps VoE; 



Kodifizierung des Projekts: E IB 1 100000 106D D; 




Maßnahme 1.2: Förderung der Technologie und der Innovation; 

Bezeichnung: EMuRgency; 

Träger: CECOTEPE VoE; 








Bezeichnung: EOS; 

Träger: Technifutur; 




Bezeichnung: EOS; 

Träger: CECOTEPE VoE; 




Bezeichnung: Funktionsweise des Arbeitsmarktes und Campus von euregionalen Kompetenzen für die Berufe der 

Gesundheitspflege; 

Träger: Espace Qualité Formation – Provinz Lüttich; 








Innovation; 

Bezeichnung: PRISTIPIM; 

Träger: SIRRIS; 









Bezeichnung: Compétences Bois;


56959 

Träger: ″Bois & Habitat″ VoE; 




Bezeichnung: Compétences Bois; 

Träger: Eléa VoE; 




Bezeichnung: Compétences Bois; 

Träger: Hout Info Bois VoE; 






Maßnahme 1.2: Unterstützung der kollektiven Aktionen zur Entwicklung des wirtschaftlichen Gefüges; 

Bezeichnung: FRED; 

Träger: Technifutur VoE; 

Basiszuwendung: 33.35.21; 








Bezeichnung: ″Forum de l’emploi″; Eurometropole Lille-Kortrijk-Tournai; 




Kodifizierung des Projekts: E IF 1 102TRI 0103 D; 




Bezeichnung: Task Force Grenzgänger in der Großregion SaarLorLux; 

Träger: SPW - DGO6; 




FSE 2007-2013; 

Bezeichnung: CdC und CdR; 




Kodifizierung des Projekts: X0132000; 

Bezeichnung: CdC und CdR; 




Kodifizierung des Projekts: X0132100, 

Beschließen: 

Artikel 1 - Es werden Ausgabenfestellungskredite in Höhe von 271.000 EUR vom Programm 01 des 

Organisationsbereichs 32 auf das Programm 11 des Organisationsbereichs 18 übertragen. 

Es werden Ausgabenfestellungskredite in Höhe von 6.284.000 EUR vom Programm 01 des Organisationsbereichs 

32 auf das Programm 11 des Organisationsbereichs 18 übertragen. 

Art.2-Die Verteilung der folgenden Basisartikel der Programme 11 und 21 des Organisationsbereichs 18 und des 

Programms 01 des Organisationsbereichs 32 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für 

das Haushaltsjahr 2013 wird wie folgt abgeändert: 




Übertragung 



OB 18 33.04.11 0 50 - + 230 0 280 

OB 18 41.04.11 0 10 - + 41 0 51 

OB 18 33.35.21 0 100 - + 690 0 790




Übertragung 



OB 18 41.35.21 0 100 - + 402 0 502 

OB 18 52.33.21 0 1.000 - + 1.043 0 2.043 

OB 18 61.32.21 0 10 - + 7 0 17 

OB 18 61.33.21 0 1.461 - + 4.142 0 5.603 

OB 32 01.01.01 51.056 82.783 - - 6.555 51.056 76.228 

Art.3- Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Parlament, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, 

der Kanzlei des Öffentlichen Dienstes der Wallonie und der ressortübergreifenden Generaldirektion Haushalt, Logistik 

und Informations- und Kommunikationstechnologie übermittelt. 


R. DEMOTTE 

A. ANTOINE 

VERTALING 


[C − 2013/27162] 

18 JUNI 2013. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma 01 van organisatieafdeling 

32 en programma’s 11 en 21 van organisatieafdeling 18 van de algemene uitgavenbegroting van het 

Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013 

De Minister-President, 

De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, 





Gelet op de omzendbrief van 18 januari 2001 betreffende het administratief beheer van met Europese fondsen in 

het Waalse Gewest medegefinancierde programma’s, inzonderheid op punt III, 2, vierde lid; 

Overwegende dat vereffeningskredieten overgedragen moeten worden naar basisallocaties 33.04 en 41.04, 

programma 11 van organisatieafdelingen 33.35, 41.35, 52.33, 61.32 en 61.33, programma 21 van organisatieafdeling 18 

van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013, om gevolg te geven aan de 

tijdens de zittingen van 30 mei 2008, 15 en 23 oktober 2008, 15 en 22 januari 2009, 3 en 24 april 2009, 27 mei 2009, 

15 oktober 2009, 11 maart 2010, 22 april 2010, 3 juni 2010, 15 juli 2010, 28 april 2011, 19 mei 2011, 16 juni 2011, 14 juli 2011, 

22 december 2011, 19 januari 2012, 19 april 2012 en 28 juni 2012 door de Waalse Regering genomen beslissingen in het 

kader van de programma’s Convergentie, Gewestelijke Concurrentiekracht en Werkgelegenheid en Interreg IV A, 

namelijk de volgende dossiers (titels en codificaties van de medegefinancierde projecten) : 

Convergentie; 

Hoofdlijn 2 : Ontwikkeling van menselijk kapitaal, kennis, knowhow en onderzoek; 

Maatregel 2.4 : Ondersteunende infrastructuren inzake kwalificerende opleiding; 

Titel : CdC Construform Hainaut; 

Project : Luik 1 - «Nouvelle antenne – Mons»; 

Operator : IFAPME; 

Basisallocatie : 61.33.21; 

Vereffeningskredieten : 636.666 EUR; 

Codificatie van het project : E CV 1 204001 1367 D; 

Titel : «Design Innovation»; 

Project : Bevoegdheidscentrum –«Design Innovation »; 







Maatregel 2.4 : Ondersteunende infrastructuren inzake kwalificerende opleiding; 

Titel : « Redynamisation du secteur des métiers de bouche »–Kenniscentrum EPICURIS; 

Project : Luik 1 : Villers-le-Bouillet; 




Codificatie van het project : E CP 1 204001 1039 D;


56961 

Titel : « Equip’AutoFORM »; 

Project : AutoFORM; 




Codificatie van het project : E CP 1 204001 0958 D; 

Titel : Kenniscentrum Construform Luik; 

Project : Luik 3 : Uitbreiding Les Isnes; 





Titel : Bevoegdheidscentrum Construform Luik – Steunpunt van Verviers; 

Project : Luik 1 – Steunpunt Verviers IFAPME; 





Titel : ″CDC Wallonie Bois″; 

Operator : FOREm; 




Titel : CdC Logistiek Luik; 

Project : Uitbreiding Logistiek Luik; 





Titel : Kenniscentrum Construform Luik; 

Project : Luik 2 : Uitbreiding Grâce-Hollogne; 





Titel : CdC FORMALIM – Uitrusting; 

Project : CdC FORMALIM – Uitrusting; 





Titel : CdC ″Polygone de l’eau″; 

Project : CdC ″Polygone de l’eau″; 





Titel : « Centre Biotech – Antenne CdC CEFOCHIM »; 

Project : Centrum BIOTECH; 





Titel : CDC Technofutur industrie; 

Project : « Centre usine Transfrontalier » - Concurrentiekracht; 





Titel : CdC Logistiek La Louvière; 

Project : « Antenne Logistique et Centre d’examen »; 




Codificatie van het project : E CP 1 204000 1501 D;


Titel : « CdC Logistique Liège : Antenne Molinfaing »; 

Project : « Centre CdC Logistique Liège - Antenne Molinfaing »; 





Titel : Bevoegdheidscentrum Construform Luik – Steunpunt van Verviers; 

Project : Luik 2 – Steunpunt Verviers FOREm; 





Convergentie; 


Maatregel 2.4 : Ondersteunende infrastructuren inzake kwalificerende opleiding»; 

Titel : « CDC Environnement »; 

Project : « CDC Environnement »; 





Titel : CdC Logistiek La Louvière – Uitrusting AUTOTECH; 

Project : Uitrusting AUTOTECH; 





Titel : « CDC Pigments »; 

Project : « CDC Pigments »; 





Titel : « CDC Cepegra »; 

Project : « CDC Cepegra »; 





Titel : CdC Construform Hainaut; 

Project : Luik 3 – Uitbreiding - Châtelineau; 





Titel : CdC Logistiek La Louvière; 

Project : « Antenne logistique Hainaut Occidental »; 





Titel : CDC Technofutur industrie; 

Project : « CdC Technofutur Industrie – Campus technologique »; 





Titel : « CDC Secteurs Verts »; 




Codificatie van het project : E CV 1 204001 1213 D;


56963 

Titel : Kenniscentrum Management en Handel; 

Project : Kenniscentrum Management en Handel; 







Maatregel 2.4 : Ondersteunende infrastructuren inzake kwalificerende opleiding »; 

Titel : Bouw en uitrusting van een vormingscentrum en van een centrum voor de validering van de vaardigheden 

voor de beroepen in verband met waterlopen; 

Project : Bouw en uitrusting van een duwboot en van een gemotoriseerde tankduwbak; 

Operator : Provincie Luik; 




Titel : Sambreville – Ontwikkelingskern van de Beneden Samber; 

Project : Uitrusting van een vormingscentrum en van een centrum voor de validering; 

Operator : Gemeente Sambreville; 




Convergentie; 



Titel : « CEFOVERRE EVOLUTIVE »; 

Operator : CEFOVERRE VZW; 







Titel : TECHNIFUTUR; 

Project : « Assemblage »; 

Operator : TECHNIFUTUR; 





Project : Productie Mecatronica Micro-technologisch onderhoud; 



Vereffeningskredieten : 116.848,53 EUR; 



Project : TIC; 





Titel : IT Convergence Academy; 

Project : IT Convergence Academy; 

Operator : Techno.bel; 




Convergentie; 



Titel : Vernieuwing van het informaticapark van « Technofutur TIC »; 

Project : Beroepsopleiding; 

Operator : TECHNOFUTUR TIC; 



Codificatie van het project : E CV 1 204000 1080 D;


Titel : « SYNTIC FEDER »; 

Project : « Technocité »; 

Operator : « Technocité »; 


Vereffeningskredieten : 239.075,47 EUR; 


Titel : MONS, pôle de croissance : Doelstelling 2015. Portefeuille 5 : VIRTUALIS; 

Project : Technologische uitrusting; 





Titel : IT Convergence Academy EFRO; 

Project : « Technocité »; 





Titel : « WAN FEDER 07-013 »; 

Project : Bouw van een bijgebouw; 

Operator : « WALLONIE AEROTRAINING NETWORK »; 




Interreg IV A – Grote Regio; 

Hoofdlijn 3 : De Mensen; 

Maatregel 3.1 : Samenwerking inzake opvoeding en vorming; 

Titel : « Ecole de la Deuxième Chance Transfrontalière »; 

Operator : MIRELUX; 



Codificatie van het project : E IG 1 301WLL 0040 D; 

Interreg IV B-Noordwestelijk Europa; 

Titel : LICI; 

Operator : AMCV; 



Codificatie van het project : E IB 1 400000 216G D; 

Interreg IV A – Frankrijk–Wallonië-Vlaanderen; 

Hoofdlijn 1 : Bevordering van de economische ontwikkeling van het gebied door een coherente en geïntegreerde 

grensbenadering; 

Maatregel 1.2 : Versterking van de adequatie tussen het vormingsaanbod en de behoeften van de arbeidsmarkt; 

Titel : S.A.P.S.F.; 




Codificatie van het project : E IF 1 102FWA 0102 D; 

Titel : « Distance Zéro »; 





Titel : Wedertewerkstelling; 





Titel : Form@bois; 





Interreg IV A – Euregio–Maas - Rijn; 

Hoofdlijn 1 : Versterking van de economische structuur, bevordering van de wetenschap, innovatie en creatie van 

meer en van betere kwaliteit banen; 

Maatregel 1.4 : Versterking van de euregionale arbeidsmarkt;


56965 

Titel : Lingua cluster; 




Codificatie van het project : E IE 1 104000 1006 D; 

Titel : Lingua cluster; 

Operator : « Maison des Langues (Luik) »; 





Hoofdlijn 2 : De Ruimte; 

Maatregel 2.3 : Geïntegreerde opwaardering en bescherming van het leefmilieu; 

Titel : Het trekpaard ten dienste van het duurzaam bos- en landbeheer; 








Titel : « Ecole de la Deuxième Chance Transfrontalière »; 






Hoofdlijn 1 : Economie; 

Maatregel 1.4 : Ondersteuning van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in een grensoverschrijdende context; 

Titel : Abilitic 2 : « PERFORM »; 










Interreg IV A – Frankrijk – Wallonië - Vlaanderen; 



Maatregel 1.1° : Stimulering en versterking van het potentieel inzake economische groei en grensoverschrijdende 

innovatie; 

Titel : REVORGREEN; 





Interreg IV A – Euregio – Maas - Rijn; 



Maatregel 1.1 : Concurrentiekracht; 

Titel : Euregiolog 3 ; 









Operator : CIFFUL; 



Codificatie van het project : E IG 1 104WLL 0025 D;






innovatie; 

Titel : TRIPOD; 

Operator : VZW «Design Innovation»; 




Titel : ″ETOILE+″; 

Operator : VZW TECHNOFUTUR TIC; 








Titel : CECN 2; 

Operator : VZW TECHNOCITE; 




Titel : FIIER-T; 

Operator : CIFoP; 




Titel : FIIER-T; 

Operator : ″TECHNOFUTUR″; 








innovatie; 

Titel : TRANSDIGITAL; 

Operator : VZW Technocité; 



Codificatie van het project : E IF 1 101TRI 0032 D; 





Titel : COMPETIC; 

Operator : VZW TECHNOFUTUR; 







Maatregel 1.4 : Versterking van de euregionale arbeidsmarkt; 

Titel : « Automotive Sustainable Training EUREGIO »; 

Operator : VZW ″CAMPUS AUTO″; 




Titel : « Automotive Sustainable Training EUREGIO »; 

Operator : « ULG »; 







Titel : Permanente vorming op universitair niveau; 

Operator : « ULG »;


56967 



Codificatie van het project : E IG 1 301GDR 0049 D; 

Interreg IV C°; 

Titel : Tool Quiz; 

Operator : Technocité VZW; 


Vereffeningskredieten : 152 EUR; 

Codificatie van het project : E IC 1 100000 8532 D; 

Interreg IV B-Noord-WestEuropa; 

Titel : ENEVATE; 

Operator : ″Campus automobile de Francorchamps″ VZW; 



Codificatie van het project : E IB 1 100000 106D D; 




Maatregel 1.2 : Bevordering van technologie en van innovatie; 

Titel : EMuRgency; 

Operator : ″CECOTEPE ASBL″; 







Maatregel 1.4 : Versterking van de euregionale arbeidsmarkt; 

Titel : EOS; 





Titel : EOS; 

Operator : ″CECOTEPE ASBL″; 




Titel : Werking van de arbeidsmarkt en euregionale vaardigheidscentra voor de gezondheidszorgberoepen; 

Operator : ″Espace Qualité Formation″ – Provincie Luik; 








innovatie; 

Titel : PRISTIPIM; 

Operator : SIRRIS; 








Titel : Bevoegdheden Hout; 

Operator : Bois & Habitat VZW; 





Operator : «Eléa ASBL»; 





Operator : ″Hout Info Bois ASBL″; 


Vereffeningskredieten : 7.100 EUR;





Maatregel 1.2 : Steunverlening aan de collectieve acties inzake ontwikkeling van de economische structuur; 

Titel : FRED; 

Operator : Technifutur VZW; 








Titel : ″Forum de l’Emploi″ : ″Eurometropole Lille-Kortrijk-Tournai″; 




Codificatie van het project : E IF 1 102TRI 0103 D; 




Titel : Task Force Grensarbeiders in de Grote Regio SaarLorLux; 

Operator : SPW – DGO6; 




FSE 2007-2013; 

Titel : CdC en CdR; 




Codificatie van het project : X0132000; 

Titel : CdC en CdR; 




Codificatie van het project : X0132100, 

Besluiten : 

Artikel 1. Er worden vereffeningskredieten ten belope van 271 duizend EUR overgedragen van programma 01 

van organisatieafdeling 32 naar programma 11 van organisatieafdeling 18. 

Er worden vereffeningskredieten ten belope van 6.284 duizend EUR overgedragen van programma 01 van 

organisatieafdeling 32 naar programma 11 van organisatieafdeling 18. 

Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van programma’s 11 en 21 van organisatieafdeling 18 en van 

programma 01 van organisatieafdeling 32 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het 

begrotingsjaar 2013 wordt gewijzigd als volgt : 


Aanvankelijk krediet 

Basisallocatie en overdrachtsbesluiten 

Overdracht 



OA 18 39.09.06. 0 50 - + 230 0 280 

OA 18 39.09.06. 0 10 - + 41 0 51 

OA 18 39.09.06. 0 100 - + 690 0 790 

OA 18 39.09.06. 0 100 - + 402 0 502 

OA 18 39.09.06. 0 1.000 - + 1.043 0 2.043 

OA 18 39.09.06. 0 10 - + 7 0 17 

OA 18 39.09.06. 0 1.461 - + 4.142 0 5.603 

OA 32 39.09.06. 51.056 82.783 - - 6.555 51.056 76.228 

Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, de 

Kanselarij van de Waalse Overheidsdienst en het Overkoepelend Directoraat-generaal Begroting, Logistiek en 



R. DEMOTTE 

A. ANTOINE


56969 


[C − 2013/27164] 

18 JUIN 2013. — Arrêté ministériel portant transfert de crédits entre les programmes 04 et 02 

de la division organique 15 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2013 

Le Ministre du Budget, des Finances, de l’Emploi, de la Formation et des Sports, 

Le Ministre des Travaux publics, de l’Agriculture, de la Ruralité, de la Nature, de la Forêt et du 

Patrimoine, 





Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 25 avril 2013; 

Considérant la nécessité de transférer des crédits d’engagement et de liquidation à l’article de base 12.01 du 

programme 02 de la division organique 15 du budget général des dépenses de la Région wallonne pour l’année 

budgétaire 2013, afin de pouvoir prendre en charge les frais d’avocats par le D.P.E.A.I., 

Arrêtent : 

Article 1 er . Des crédits d’engagement à concurrence de 226 milliers d’EUR et des crédits de liquidation à 

concurrence de 226 milliers d’EUR sont transférés du programme 04 de la division organique 15 au programme 02 de 

la même division organique. 

Art. 2. La ventilation des articles de base suivants des programmes 04 et 02 de la division organique 15 du budget 

général des dépenses de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2013 est modifiée comme suit : 



Article de base et arrêté de réallocation 

Transfert 



DO 15 12.01.02 520 420 + 226 + 226 746 646 

DO 15 31.05.04 3.500 3.500 - - 226 3.500 3.274 

DO 15 45.01.04 500 500 - 226 - 274 500 

Art. 3. Le présent arrêté est transmis au Parlement wallon, à la Cour des Comptes, à l’Inspection des Finances, à 

la Chancellerie du Service public de Wallonie et à la Direction générale transversale Budget, Logistique et Technologies 

de l’information et de la communication. 

Art. 4. Le Ministre du Budget, des Finances, de l’Emploi, de la Formation et des Sports, est chargé de l’exécution 

du présent arrêté. 


A. ANTOINE 

C. DI ANTONIO 

ÜBERSETZUNG 


[C − 2013/27164] 

18. JUNI 2013 — Ministerialerlass zur Übertragung von Mitteln zwischen den Programmen 04 und 02 des 

Organisationsbereichs 15 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das 

Haushaltsjahr 2013 

Der Minister für Haushalt, Finanzen, Beschäftigung, Ausbildung und Sportwesen, 

Der Minister für öffentliche Arbeiten, Landwirtschaft, ländliche Angelegenheiten, Natur, Forstwesen und 

Erbe, 





Aufgrund des am 25. April 2013 abgegebenen Gutachtens der Finanzinspektion; 

In Erwägung der Notwendigkeit, Verpflichtungskredite und Ausgabenfeststellungskredite auf den Basisartikel 

12.01 des Programms 02 des Organisationsbereichs 15 des allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen 

Region für das Haushaltsjahr 2013 zu übertragen, um für die Anwaltskosten durch die Abteilung europäische Politik 

und internationale Abkommen aufkommen zu können, 

Beschließen: 

Artikel 1 - Es werden Verpflichtungskredite in Höhe von 226.000 EUR und Ausgabefeststellungskredite in Höhe 

von 226.000 EUR vom Programm 04 des Organisationsbereichs 15 auf das Programm 02 desselben Organisationsbereichs 

übertragen.


Art.2-Die Verteilung der folgenden Basisartikel der Programme 04 und 02 des Organisationsbereichs 15 des 

allgemeinen Ausgabenhaushaltsplanes der Wallonischen Region für das Haushaltsjahr 2013 wird wie folgt abgeändert: 



Basisartikel und Übertragungserlass 

Übertragung 



OB 15 12.01.02 520 420 + 226 + 226 746 646 

OB 15 31.05.04 3.500 3.500 - - 226 3.500 3.274 

OB 15 45.01.04 500 500 - 226 - 274 500 

Art.3-Der vorliegende Erlass wird dem Wallonischen Parlament, dem Rechnungshof, der Finanzinspektion, der 

Kanzlei des Öffentlichen Dienstes der Wallonie und der ressortübergreifenden Generaldirektion Haushalt, Logistik und 

Informations- und Kommunikationstechnologie übermittelt. 

Art.4-Der Minister für Haushalt, Finanzen, Beschäftigung, Ausbildung und Sportwesen wird mit der 

Durchführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. 


A. ANTOINE 

C. DI ANTONIO 

VERTALING 


[C − 2013/27164] 

18 JUNI 2013. — Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma’s 04en02 

van organisatieafdeling 15 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013 

De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, 

De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, 





Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 april 2013; 

Overwegende dat vastleggings- en vereffeningskredieten overgedragen moeten worden naar basisallocatie 12.01 

van programma 02 van organisatieafdeling 15 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het 

begrotingsjaar 2013, met het oog op de tenlasteneming van de advocatenkosten door het « D.P.E.A.I. », 

Besluiten : 

Artikel 1. Er worden vastleggingskredieten ten belope van 226 duizend EUR en vereffeningskredieten ten belope 

van 226 duizend EUR overgedragen van programma 04 van organisatieafdeling 15 naar programma 02 van dezelfde 

organisatieafdeling. 

Art. 2. De verdeling van de volgende basisallocaties van de programma’s 04 en 02 van organisatieafdeling 15 van 

de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013 wordt gewijzigd als volgt : 


Aanvankelijk krediet 

Basisallocatie en herverdelingsbesluiten 

Overdracht 



OA 15 12.01.02. 520 420 + 226 + 226 746 646 

OA 15 31.05.04. 3.500 3.500 - - 226 3.500 3.274 

OA 15 45.01.04. 500 500 - 226 - 274 500 

Art. 3. Dit besluit wordt doorgezonden naar het Waalse Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, de 

Kanselarij van de Waalse Overheidsdienst en het Overkoepelend Directoraat-generaal Begroting, Logistiek en 


Art. 4. De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, is belast met de uitvoering van 

dit besluit. 


A. ANTOINE 

C. DI ANTONIO


56971 

REGION DE BRUXELLES-CAPITALE — BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 

MINISTERE 

DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE 

[C − 2013/31666] 

11 JUILLET 2013. — Arrêté du Gouvernement de la Région de 

Bruxelles-Capitale octroyant un subside de 8.355.362,00 EUR visant 

à financer une prime à la vie chère de 360,00 EUR par an, au 

personnel des pouvoirs locaux domicilié en Région de Bruxelles- 

Capitale (des communes, des C.P.A.S., des associations formées 

conformément aux dispositions du chapitre XII de la loi organique 

du 8 juillet 1976 des Centres publics d’Action sociale dont le 

conseil d’administration est constitué de C.P.A.S., des hôpitaux 

publics dont les communes prennent le déficit en charge et du 

Mont-de-Piété 

MINISTERIE 

VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 

[C − 2013/31666] 

11 JULI 2013. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 

tot toekenning van een subsidie van 8.355.362,00 EUR aan de 

gemeenten tot financiering van een levensduurtepremie van 

360,00 EUR per jaar, werkgeversbijdragen inbegrepen voor het in 

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonende personeel van de 

plaatselijke besturen (gemeenten, O.C.M.W.’s, verenigingen 

gevormd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XII van de 

organieke wet van 8 juli 1976 op de Openbare Centra voor 

Maatschappelijk Welzijn waarvan de raad van bestuur uit 

O.C.M.W.’s bestaat, de openbare ziekenhuizen waarvan de gemeenten 

het tekort ten laste nemen en de Berg van Barmhartigheid) 

Le Gouvernement de La Region De Bruxelles-Capitale, 

Vu la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980, l’article 

6 § 1 er , VIII, modifié par les lois spéciales des 13 juillet 2001, 

25 avril 2004 et 13 septembre 2004; 

Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions 

bruxelloises, l’article 4, modifié par les lois spéciales des 5 mai 1993, 

16 juillet 1993 et 27 mars 2006; 

Vu l’ordonnance organique du 23 février 2006 portant les dispositions 

applicables au budget, à la comptabilité et au contrôle, les articles 92 

à 95; 

Vu l’ordonnance du 21 décembre 2012 contenant le budget général 

des dépenses de la Région de Bruxelles-Capitale pour l’année budgétaire 

2013, notamment le crédit disponible inscrit à l’allocation de 

base 10.004.27.08.43.22; 

Vu l’avis de l’Inspection des Finances; 

Vu l’accord du Ministre du Budget; 

Considérant le protocole 2012/4 concernant la prime à la vie chère 

conclu au sein du comité CdelaRégion de Bruxelles-Capitale; 

Considérant que les dépenses de personnel sont une charge importante 

et récurrente; 

Considérant que l’intervention de la Région de Bruxelles-Capitale 

par le biais d’une subvention permet de garder (voire d’attirer) le 

personnel des pouvoirs locaux en Région de Bruxelles-Capitale; 

Sur la proposition du Ministre-Président du Gouvernement de la 

Région de Bruxelles-Capitale; 

Après en avoir délibéré, 

Arrête : 

Article 1 er . Dans la limite des crédits budgétaires inscrits à l’allocation 

de base 10.004.27.08.43.22 du budget général des dépenses de la 

Région de Bruxelles-Capitale pour l’année 2013, une subvention de 

8.355.362,00 EUR est allouée aux communes qui en exécution de 

l’accord sectoriel 2012/4 ont octroyé une prime à la vie chère au 

personnel des pouvoirs locaux domicilié en Région de Bruxelles- 

Capitale. 

Art. 2. La subvention visée à l’article 1 er est accordée aux fins de 

financer, pour la période allant du 1 er janvier au 31 décembre 2013, une 

prime à la vie chère de 360,00 EUR par an, cotisations patronales 

comprises, destinée aux agents des communes, des C.P.A.S., des 

associations formées conformément aux dispositions du chapitre XII de 

la loi organique du 8 juillet 1976 des Centres publics d’Action sociale 

dont le conseil d’administration est constitué de C.P.A.S., des hôpitaux 

publics dont elles prennent le déficit en charge et du Mont-de-Piété 

situé sur leur territoire, résidant en Région de Bruxelles-Capitale. 

Cette prime est payée mensuellement aux agents communaux aux 

mêmes conditions que le traitement et ce quelque soit leur grade, 

grades légaux y compris. Cette prime n’est pas soumise à l’indexation. 

Les enseignants rémunérés par la communauté française n’ont pas droit 

à cette prime. 

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, 

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van 

de instellingen, artikel 6 § 1, VIII, gewijzigd bij de bijzondere wetten 

van 13 juli 2001, 25 april 2004 en 13 september 2004; 

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de 

Brusselse instellingen, artikel 4, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 

5 mei 1993, 16 juli 1993 en 27 maart 2006; 

Gelet op de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de 

bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en 

de controle, de artikelen 92 tot en met 95; 

Gelet op de ordonnantie van 21 december 2012 houdende de 

algemene begroting der uitgaven van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest voor het begrotingsjaar 2013, inzonderheid op het beschikbaar 

krediet ingeschreven op de basisallocatie 10.004.27.08.43.22; 

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën; 

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting; 

Gelet op het protocol 2012/4 betreffende de levensduurtepremie 

afgesloten in het comité C van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 

Overwegende dat de personeelsuitgaven een aanzienlijke en terugkerende 

last vormen; 

Overwegende dat de tegemoetkoming van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest in de vorm van een toelage het mogelijk maakt het 

personeel van de plaatselijke besturen te houden in of zelfs aan te 

trekken naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 

Op de voordracht van de Minister-President van de Brusselse 

Hoofdstedelijke Regering; 

Na beraadslaging, 

Besluit : 

Artikel 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten die zijn 

ingeschreven op basisallocatie 10.004.27.08.43.22 van de algemene 

uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor 2013, 

wordt een subsidie van 8.355.362,00 EUR toegekend aan de gemeenten 

die in uitvoering van het sectoraal akkoord 2012/4 hebben toegekend 

aan het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonend personeel van 

de plaatselijke besturen. 

Art. 2. De in artikel 1 bedoelde subsidie wordt toegekend met het 

oog op de financiering, voor de periode van 1 januari tot 31 december 

2013, van een levensduurtepremie van 360,00 EUR per jaar, 

werkgeversbijdragen inbegrepen, aan de personeelsleden van de 

gemeenten, Berg van Barmhartigheid, O.C.M.W.’s, de verenigingen 

gevormd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XII van de 

organieke wet dd 8 juli 1976 op de Openbare Centra voor Maatschappelijk 

Welzijn waarvan de raad van bestuur uit O.C.M.W.’s bestaat, en 

de openbare ziekenhuizen) die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 

wonen. 

Deze premie wordt maandelijks aan de personeelsleden van de 

gemeenten betaald onder dezelfde voorwaarden als de wedde, en dit 

ongeacht hun graad, wettelijke graden inbegrepen. Deze premie wordt 

niet geïndexeerd. Het onderwijzend personeel dat door de Franse 

Gemeenschap wordt bezoldigd heeft geen recht op deze premie.


Le conseil communal fixe un règlement organisant l’octroi individuel 

de cette prime; 

Afin d’obtenir connaître le montant de la prime attribué àchaque 

agent, chaque commune fait au préalable un calcul de l’ensemble des 

bénéficiaires de la commune, en prenant en compte le total des 

équivalents temps plein, afin de connaîtrelecoût total des charges 

patronales. Le montant du subside attribuéàchaque commune doit être 

diminué de ce coût total afin que le restant puisse être réparti entre tous 

les bénéficiaires. 

Cette façon de procéder respecte la législation sociale et veille à ce 

que, par commune, une prime identique soit payée à chaque bénéficiaire 

indépendamment de son statut. 

Art. 3. § 1 er . Le paiement des subventions visées à l’article 1 er 

s’effectue en deux tranches : 

Une première tranche de 5.430.986,00 EUR sera versé en 2013 sur 

base : 

- des données statistiques du 31 décembre 2010 fournies par 

l’ONSSAPL concernant le personnel des communes et des C.P.A.S. 

domicilié en Région de Bruxelles-Capitale; 

- des données statistiques fournies par les -employeurs pour le 

personnel des chapitres XII et des hôpitaux IRIS. 

L’ensemble de ces données sont reprises dans le tableau annexé. 

L’avance sera liquidée sur présentation d’une déclaration de créance 

mentionnant le motif du paiement, le montant demandé en paiement, 

le n° du visa d’engagement et le n° de compte bancaire sur lequel ce 

montant doit être versé. Ladéclaration de créance doit être adressée au 

Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale, selon les modalités 

prévues au paragraphe 2 au plus tard le 30 septembre 2013. 

Le solde sera liquidé après réception et analyse des pièces justificatives 

visées au § 3. Une fois réalisée lavérification desdites pièces, la 

commune sera invitée par la Direction des Initiatives spécifiques de 

l’Administration des Pouvoirs locaux à transmettre une déclaration de 

créance reprenant le montant final qui lui est octroyé après examen du 

dossier. 

La déclaration de créance mentionnera le motif du paiement, le n° du 

visa d’engagement et le n° de compte bancaire sur lequel ce montant 

doit être versé. Cette déclaration de créance doit être adressée au 

Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale, selon les modalités 

prévues au paragraphe 2 et dans le délai de 15 jours suivant la réception 

par la commune, de l’invitation émanant de l’Administration des 

Pouvoirs locaux. 

La quote-part de l’avance et du solde revenant au C.P.A.S., aux 

associations formées conformément aux dispositions du chapitre XII de 

la loi organique du 8 juillet 1976 des Centres publics d’Action sociale 

dont le CA est constitué de C.P.A.S. et, le cas échéant, au Mont-de-Piété 

et à l’hôpital ou aux hôpitaux leur sera immédiatement rétrocédée. Une 

attestation de versement sera transmise dans les 15 jours à l’autorité 

subsidiante. 

§ 2. Les déclarations de créance visées au paragraphe 1 er doivent être 

introduites en original au Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale 

– Direction de la Comptabilité –local 8.119 – CCN 8 e étage, rue du 

Progrès 80, bte 1, 1035 Bruxelles. 

§ 3. Les pièces justificatives doivent être introduites impérativement 

pour le 31 mai 2014 à l’Administration des Pouvoirs locaux – Direction 

des Initiatives spécifiques – City Center, Boulevard du Jardin Botanique 

20, 1 er étage à 1035 Bruxelles. 

Le bénéficiaire veillera à ce que le dossier complet soit déposé en une 

fois et dans son intégralité. Aucune pièce supplémentaire ne sera 

acceptée après la date mentionnée ci-dessus. 

Ces pièces s’établiront comme suit : 

1° un relevé, par entité, du personnel des pouvoirs locaux habitant la 

Région de Bruxelles-Capitale. Ce document devra être certifié conforme 

par le bourgmestre et le secrétaire communal. 

De gemeenteraad stelt een reglement vast dat de individuele 

toekenning van deze premie regelt. 

Om het individueel toe te kennen bedrag van de premie te kennen, 

maakt elke gemeente vooraf een berekening voor alle rechthebbenden 

van de gemeente samen, waarbij het totaal van alle voltijdse equivalenten 

in aanmerking wordt genomen, teneinde de totale kost van de 

patronale lasten te kennen. Het aan elke gemeente toegekend subsidiebedrag 

dient met deze totale kost verminderd te worden, opdat het 

resternde gedeelde uiteindelijk over alle rechthebbenden kan verdeeld 

worden. 

Deze werkwijze respecteert de sociale wetgeving en zorgt ervoor dat 

per gemeente, aan elke rechthebbende eenzelfde premie wordt uitbetaald, 

ongeacht zijn statuut. 

Art. 3. § 1. De betaling van de in artikel 1 bedoelde subsidies gebeurt 

in twee delen : 

Een eerste schijf van 5.430.986,00 EUR wordt betaald in 2013 op basis 

van volgende gegevens : 

- de statistische gegevens, per 31 december 2010, bezorgd door de 

RZS-PPO met betrekking tot het personeel van de gemeenten en de 

O.C.M.W.’s die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen; 

- de statistische gegevens bezorgd door de werkgevers voor het 

personeel van de hoofdstukken XII en de IRIS-ziekenhuizen. 

Deze gegevens zijn opgenomen in bijgevoegde tabel. 

Het voorschot wordt uitbetaald tegen overlegging van een schuldvordering 

die melding moet maken van de reden van de betaling, het 

bedrag waarvan betaling wordt gevraagd, het visumnummer voor de 

vastlegging en het bankrekeningnummer waarop het bedrag moet 

worden gestort. De schuldvordering dient uiterlijk op de 30 september 

2013 naar het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 

verstuurd te worden volgens de modaliteiten bepaald in § 2. 

Het saldo wordt uitbetaald na ontvangst en analyse van de in § 3 

bedoelde verantwoordingsstukken. Nadat voornoemde stukken gecontroleerd 

zijn, wordt de gemeente door de Directie Specifieke Initiatieven 

van het Bestuur Plaatselijke Besturen verzocht een schuldvordering 

over te maken met vermelding van het eindbedrag dat hem toegekend 

is na onderzoek van het dossier. 

De schuldvordering moet de reden van de betaling vermelden, 

alsook het nr. van het visum voor de vastlegging en de bankrekening 

waarop het bedrag betaald dient te worden. Deze schuldvordering 

moet gericht worden aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest volgens de modaliteiten bepaald in § 2 binnen een termijn van 

15 dagen nadat de gemeente het verzoek van het Bestuur Plaatselijk 

Besturen heeft ontvangen. 

Het aandeel van het voorschot en het saldo dat toekomt aan het 

O.C.M.W., de verenigingen gevormd overeenkomstig de bepalingen 

van hoofdstuk XII van de organieke wet dd 8 juli 1976 op de Openbare 

Centra voor Maatschappelijk Welzijn waarvan de raad van bestuur uit 

O.C.M.W.’s bestaat en eventueel aan de Berg van Barmhartigheid en 

aan het ziekenhuis of de ziekenhuizen, dient onmiddellijk aan deze 

instellingen doorgestort te worden. Binnen de 15 dagen dient een 

stortingsbewijs bezorgd te worden aan de subsidiërende overheid. 

§ 2 De in § 1 bedoelde schuldvorderingen moeten als origineel 

exemplaar ingediend worden bij het Ministerie van het Brussels 

Hoofdstedelijk Gewest – Directie Comptabiliteit – lokaal 8.119 – 

CCN 8ste verdieping, Vooruitgangstraat 80, bus 1, 1035 Brussel. 

§ 3 De verantwoordingsstukken moeten verplicht op 31 mei 2014 

ingediend worden bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest – Directie Specifieke Initiatieven – City Center, Kruidtuinlaan 

20, 1ste verdieping te 1035 Brussel. Deze termijn dient strikt in acht 

genomen te worden. 

De begunstigde moet ervoor zorgen dat het dossier volledig en in één 

keer wordt ingediend. Geen enkel bijkomend stuk zal aanvaard worden 

na de hierboven vermelde datum. 

De bewijsstukken zullen worden opgesteld als volgt : 

1° Per instelling, moet er een lijst opgemaakt worden van de 

personeelsleden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen. Dit 

document dient eensluidend verklaard te worden door de de burgemeester 

en de gemeentesecretaris.


56973 

2° Ce tableau reprendra, par entité, le nombre total des membres du 

personnel des pouvoirs locaux qui réside en Région de Bruxelles- 

Capitale du 1 er janvier au 31 décembre de l’année, le nom et le prénom 

de la personne, la date de l’engagement, le grade, le genre, le régime 

linguistique, l’adresse, le nombre de mois donnant lieu à la prime, le 

montant total octroyé àcette personne. 

La prime sera calculée sur base du pourcentage du traitement auquel 

a droit l’agent par rapport à un temps plein, multiplié par le montant de 

360,00 EUR. 

Pour l’agent qui change de domicile, la prime de vie chère est payée 

à partir du mois qui suit la date d’inscription de l’agent au registre de 

la population d’une des communes de la Région de Bruxelles-Capitale. 

L’octroi de la prime de vie chère prend fin le premier jour du mois qui 

suit la radiation de l’agent du registre de la population d’une des 

communes de la Région de Bruxelles-Capitale, sauf s’il est inscrit dans 

les registres de la population d’une autre commune de la Région de 

Bruxelles-Capitale. 

Art. 4. La Direction des Initiatives spécifiques de l’Administration 

des Pouvoirs locaux du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale est 

le service administratif désigné pour s’assurer de la bonne gestion des 

crédits alloués par cet arrêté. 

Art. 5. Le Ministre chargé des Pouvoirs locaux ou son Administration 

peut demander au bénéficiaire toutes informations complémentaires 

nécessaires au traitement du dossier et effectuer sur place toute 

démarche utile afin de les récolter. 

Art. 6. Le Ministre, chargé des pouvoirs locaux, est chargé de 

l’exécution du présent arrêté. 

Art. 7. Cet arrêté produit ses effets le 1 er janvier 2013. 

Bruxelles, le 11 juillet 2013. 

Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale : 

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles- 

Capitale, chargé des Pouvoirs locaux de l’Aménagement du Territoire, 

des Monuments et Sites et de la Propreté publique, 

R. VERVOORT 

2° Deze tabel moet per entiteit het totale aantal personeelsleden van 

de lokale besturen vermelden dat van 1 januari tot 31 december van het 

jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woont, de familienaam en 

voornaam van deze persoon, de datum van indienstneming, de graad, 

het geslacht, de taalrol, het adres, het aantal maanden dat recht geeft op 

de premie, het totale bedrag dat aan deze persoon wordt toegekend. 

De premie zal berekend worden op basis van het weddenpercentage 

waarop het personeelslid recht heeft in verhouding tot een voltijdse 

betrekking, vermenigvuldigd met het bedrag van 360,00 EUR. 

Voor het personeelslid dat zijn of haar domicilie wijzigt, wordt de 

levensduurtepremie uitbetaald vanaf de maand die volgt op de datum 

van zijn of haar inschrijving in het bevolkingsregister van één van de 

gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 

De toekenning van de levensduurtepremie eindigt op de eerste dag 

van de maand die volgt op de schrapping van het personeelslid uit het 

bevolkingsregister één van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest, behalve indien hij of zij is ingeschreven in de bevolkingsregisters 

van een andere gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest. 

Art. 4. De directie Specifieke Initiatieven van het Bestuur Plaatselijke 

Besturen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk 

Gewest is aangewezen als de administratieve dienst die toeziet op het 

goed beheer van de door dit besluit toegekende kredieten. 

Art. 5. De Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen of zijn 

Administratie mag de begunstigde alle bijkomende gegevens vragen 

die nodig zijn voor de behandeling van het dossier en mag alle daartoe 

aangewezen stappen ondernemen om ze ter plaatse te bekomen. 

Art. 6. De Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen wordt belast 

met de uitvoering van dit besluit. 

Art. 7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013. 

Brussel, 11 juli 2013. 

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : 

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 

bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten 

en Landschappen en Openbare Netheid, 

R. VERVOORT 

Annexe – Avances 

Bijlage — Voorschotten 

Dénomination 

— 

Benaming 

Administration communale d’Anderlecht 

Gemeentebestuur Anderlecht 

Administration communale d’Auderghem 

Gemeentebestuur Oudergem 

Ville de Bruxelles 

Stad Brussel 

Administration communale d’Etterbeek 

Gemeentebestuur van Etterbeek 

Administration communale d’Evere 

Gemeentebestuur van Evere 

Administration communale d’Ixelles 

Gemeentebestuur van Elsene 

Administration communale d’Uccle 

Gemeentebestuur van Ukkel 

Administration communale 

de Berchem-Sainte-Agathe 

Gemeentebestuur van Sint-Agatha-Berchem 

Administration communale de Forest 

Gemeentebestuur van Vorst 

Données au 31 décembre 2010-ONSSAPL service statistique-DmfAPL 

— 

Gegevens per 31 december 2010-RSZPPL dienst statistieken-DmfAPPL 

Personnel 

des pouvoirs locaux 

— 

Personeel 

van de plaatselijke besturen 

Nombre d’agents 

habitant R.B.C. 

— 

Aantal 

personeelsleden 

dat in het BHG woont 

Avances 

par pouvoirs locaux 

— 

Voorschot 

aan de plaatselijke besturen 

1340 842 193.185,32 

442 332 76.172,83 

4171 2699 619.248,42 

695 463 106.228,98 

541 368 84.432,54 

1497 1063 243.890,73 

1202 698 160.146,50 

243 174 39.921,91 

816 489 112.194,32


Dénomination 

— 

Benaming 

Administration communale de Ganshoren 

Gemeentebestuur van Ganshoren 

Administration communale de Jette 

Gemeentebestuur van Jette 

Administration communale de Koekelberg 

Gemeentebestuur van Koekelberg 


de Molenbeek-Saint-Jean 

Gemeentebestuur van Sint-Jans-Molenbeek 

Administration communale de Saint Gilles 

Gemeentebestuur van Sint-Gillis 

Administration communale de Schaerbeek 

Gemeentebestuur van Schaarbeek 


de Saint-Josse-ten-Noode 

Gemeentebestuur van Sint-Joost-ten-Node 


de Watermael-Boitsfort 

Gemeentebestuur van Watermaal-Bosvoorde 


de Woluwe-Saint-Lambert 

Gemeentebestuur van Sint-Lambrechts- 

Woluwe 


de Woluwe-Saint-Pierre 

Gemeentebestuur van Sint-Pieters-Woluwe 

C.P.A.S. d’Anderlecht 

O.C.M.W. van Anderlecht 

C.P.A.S. d’Auderghem 

Gemeentebestuur van Oudergem 

C.P.A.S. d’Etterbeek 

O.C.M.W. van Etterbeek 

C.P.A.S. d’Evere 

O.C.M.W. van Evere 

C.P.A.S. d’Ixelles 

O.C.M.W. van Elsene 

C.P.A.S. d’Uccle 

O.C.M.W. van Ukkel 

C.P.A.S. de Berchem-Sainte-Agathe 

O.C.M.W. van Sint-Agatha-Berchem 

C.P.A.S. de Bruxelles 

O.C.M.W. van Brussel 

C.P.A.S. de Forest 

O.C.M.W. van Vorst 

C.P.A.S. de Ganshoren 

O.C.M.W. van Ganshoren 

C.P.A.S. de Jette 

O.C.M.W. van Jette 

C.P.A.S. de Koekelberg 

O.C.M.W. van Koekelberg 

C.P.A.S. de Molenbeek-Saint-Jean 

O.C.M.W. van Sint-Jans-Molenbeek 

C.P.A.S. de Saint-Gilles 

O.C.M.W. van Sint-Gillis 

C.P.A.S. de Saint-Josse-ten-Noode 

O.C.M.W. van Sint-Joost-ten-Node 


— 


Personnel 


— 

Personeel 




— 

Aantal 



Avances 


— 

Voorschot 


214 140 32.121,07 

717 495 113.570,94 

268 195 44.740,07 

1290 958 219.799,92 

827 634 145.462,58 

1293 948 217.505,56 

612 439 100.722,51 

421 329 75.484,52 

905 631 144.774,27 

563 370 84.891,41 

595 388 89.021,26 

156 122 27.991,22 

397 308 70.666,36 

217 157 36.021,49 

625 468 107.376,16 

573 389 89.250,70 

161 106 24.320,24 

2253 1518 348.284,22 

367 286 65.618,77 

214 155 35.562,62 

313 235 53.917,52 

146 114 26.155,73 

856 652 149.592,43 

519 412 94.527,73 

287 209 47.952,17


56975 

Dénomination 

— 

Benaming 

C.P.A.S. de Schaerbeek 

O.C.M.W. van Schaarbeek 

C.P.A.S. de Watermael-Boitsfort 

O.C.M.W. van Watermaal-Bosvoorde 

C.P.A.S. de Woluwe-Saint-Lambert 

O.C.M.W. van Sint-Lambrechts-Woluwe 

C.P.A.S. de Woluwe-Saint-Pierre 

O.C.M.W. van Sint-Pieters-Woluwe 


— 


Personnel 


— 

Personeel 




— 

Aantal 



Avances 


— 

Voorschot 


791 627 143.856,52 

206 157 36.021,49 

157 101 23.173,06 

235 170 39.004,16 

Total — Totaal 27125 18841 4.322.808,25 

Hôpitaux 

— 

Ziekenhuizen 

Personnel 


— 

Personeel 




— 

Aantal 



Avances 


— 

Voorschot 


HIS 

1094 251.003,25 

IZZ 

CHU Saint-Pierre 

1213 278.306,16 

UMC Sint-Pieter 

Brugmann 

1214 278.535,60 

Brugmann 

Huderf 

339 77.778,89 

UKZKF 

Bordet 

508 116.553,61 

Bordet 

TOTAL - Totaal 4368 1.002.177,51 

Chapitre XII 

— 

Hoofdstuk XII 

Personnel 


— 

Personeel 




— 

Aantal 



Avances 


— 

Voorschot 


Cuisines bruxelloises 

250 158 36.250,93 

Brusselse Keukens 

Maisons de Quartier 

49 39 8.948,01 

Buurthuizen 

Valida 

403 253 58.047,37 

Valida 

Total - Totaal 702 450 103.246,31 

Mont de Piété 

29 12 2.753,23 

Berg van Barmhartigheid 

Total général — Algemeen totaal 27856 23671 5.430.985,30 

Vu pour être annexé àl’arrêté du Gouvernement de la Région de 

Bruxelles-Capitale du 11 juillet 2013. 

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse 

Hoofdstedelijke Regering van 11 juli 2013. 

Au nom du Gouvernement : 

Namens de Regering : 

Le Ministre-Président chargé des Pouvoirs locaux, 

de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites 

et de la Propreté publique, 

R. VERVOORT 

De Minister-President belast met Plaatselijke Besturen, 

Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen 

en Openbare Netheid, 

R. VERVOORT


AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN 

SERVICE PUBLIC FEDERAL 

CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE 

ET AUTORITE FLAMANDE 

[2013/204749] 

18 JUILLET 2013. — Ordres nationaux 

L’arrêté royal du 18 juillet 2013 dispose ce qui suit : 

Article 1 er . § 1 er . Est nommé Grand Officier de l’Ordre de 

Léopold II : 

— VERLINDEN Jan ( o Kaulille, le 26/03/1952) 

Chef de division (prise de rang : le 15/11/2011). 

§ 2. Sont nommés Commandeur de l’OrdredeLéopold II : 

— DESMEDT Erik ( o Blankenberge, le 08/08/1960) 

Conseiller (prise de rang : le 08/04/2011); 

— FEYS Hans ( o Izegem, le 10/12/1961) 


— VAN ROELEN Gerda ( o Rillaar, le 17/05/1958) 

Conseiller (prise de rang : le 08/04/2011). 

§ 3. Sont nommés Officier de l’OrdredeLéopold II : 

— BAX Urbain ( o Dessel, le 12/11/1948) 

Collaborateur en chef (prise de rang : le 08/04/2008); 

— DE GROVE Frank ( o Schaerbeek, le 27/11/1951) 


— KUIJPERS Patrick ( o Uccle, le 02/01/1951) 


— OTTOY Noela ( o Aalst, le 14/01/1952) 


— VANVOORDEN Chris ( o Diepenbeek, le 09/02/1952) 

Spécialiste en chef (prise de rang : le 15/11/2011). 

§ 4. Sont nommés Chevalier de l’OrdredeLéopold II : 

— BARDIJN Marie-Rose ( o Beersel, le 01/01/1953) 

Assistant (prise de rang : le 15/11/2012); 

— BOONE Ingrid ( o Leuven, le 29/03/1969) 

Spécialiste (prise de rang : le 15/11/2008); 

— CREYELMAN Marita ( o Dendermonde, le 23/03/1961) 

Collaborateur (prise de rang : le 08/04/2006); 

— DE BAETS Claudine ( o Eeklo, le 15/01/1962) 


— DE BRUYN Ludwig ( o Dendermonde, le 10/12/1968) 


— DE MAEYER Marc ( o Hasselt, le 09/01/1959) 


— DE POORTER Marie Claude ( o Gent, le 12/03/1960) 


— DEKONINCK Luc ( o Lubbeek, le 14/03/1961) 

Senior assistant en chef (prise de rang : le 15/11/2010); 

— DEMEULENAERE Daisy ( o Zottegem, le 21/08/1962) 


— DEVOS Claudia ( o Poperinge, le 27/12/1971) 


FEDERALE OVERHEIDSDIENST 

KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER 

EN VLAAMSE OVERHEID 

[2013/204749] 

18 JULI 2013. — Nationale Orden 

Bij koninklijk besluit van 18 juli 2013 wordt het volgende bepaald : 

Artikel 1. § 1. Wordt benoemd tot Grootofficier in de Orde van 

Leopold II : 

— VERLINDEN Jan ( o Kaulille, 26/03/1952) 

Afdelingshoofd (ranginneming : 15/11/2011). 

§ 2. Worden benoemd tot Commandeur in de Orde van Leopold II : 

— DESMEDT Erik ( o Blankenberge 08/08/1960) 

Adviseur (ranginneming : 08/04/2011); 

— FEYS Hans ( o Izegem, 10/12/1961) 

Adviseur (ranginneming : 15/11/2011); 

— VAN ROELEN Gerda ( o Rillaar, 17/05/1958) 

Adviseur (ranginneming : 08/04/2011). 

§ 3. Worden benoemd tot Officier in de Orde van Leopold II : 

— BAX Urbain ( o Dessel, 12/11/1948) 

Hoofdmedewerker (ranginneming : 08/04/2008); 

— DE GROVE Frank ( o Schaarbeek, 27/11/1951) 


— KUIJPERS Patrick ( o Ukkel, 02/01/1951) 


— OTTOY Noela ( o Aalst 14/01/1952) 


— VANVOORDEN Chris ( o Diepenbeek 09/02/1952) 

Hoofddeskundige (ranginneming : 15/11/2011). 

§ 4. Worden benoemd tot Ridder in de Orde van Leopold II : 

— BARDIJN Marie-Rose ( o Beersel, 01/01/1953) 

Assistent (ranginneming : 15/11/2012); 

— BOONE Ingrid ( o Leuven, 29/03/1969) 

Deskundige (ranginneming : 15/11/2008); 

— CREYELMAN Marita ( o Dendermonde, 23/03/1961) 

Medewerker (ranginneming 08/04/2006); 

— DE BAETS Claudine ( o Eeklo, 15/01/1962) 

Medewerker (ranginneming : 15/11/2011); 

— DE BRUYN Ludwig ( o Dendermonde, 10/12/1968) 


— DE MAEYER Marc ( o Hasselt, 09/01/1959) 


— DE POORTER Marie Claude ( o Gent, 12/03/1960) 


— DEKONINCK Luc ( o Lubbeek, 14/03/1961) 

Senior hoofdassistent (ranginneming : 15/11/2010); 

— DEMEULENAERE Daisy ( o Zottegem, 21/08/1962) 


— DEVOS Claudia ( o Poperinge, 27/12/1971) 

Deskundige (ranginneming : 15/11/2011);


56977 

— LAUWAERT Noëlla ( o Geraardsbergen, le 29/08/1961) 


— LIEBERSENS Magda ( o Halle, le 11/12/1957) 


— LIEVENS Hilde ( o Ninove, le 02/01/1959) 


— LIEVENS Marie-Madeleine ( o Burst, le 20/06/1952) 

Assistant technique (prise de rang : le 08/04/2012); 

— LOYKENS Angelina (Lina), ( o Antwerpen, le 24/03/1954) 


— MEYERS Albertine ( o Herderen, le 21/11/1952) 


— PEETERS Godelieva ( o Mol, le 31/08/1948) 

Assistant en chef (prise de rang : le 08/04/2008); 

— ROELANDT Godelieve (Lieve), ( o Aalst, le 05/12/1962) 


— ROELS Marina ( o Berlare, le 12/11/1960) 


— SWINGS Rita ( o Leuven, le 17/04/1952) 


— THEUNIS Ludo ( o Wilrijk, le 01/05/1952) 


— VAN BAEL Walter ( o Oud-Turnhout, le 19/01/1953) 


— VAN DE VELDE - POELMAN Hans ( o Zele, le 01/09/1966) 


— VAN GANSBEKE Dominique ( o Oudenaarde, le 26/02/1967) 

Collaborateur (prise de rang : le 08/04/2012; 

— VAN VAERENBERGH Lily ( o Aalst, le 04/01/1960) 


— VANDERMEULEN Agnes ( o Sint-Truiden, le 24/12/1959) 


— VANDESCHILDE Liliane ( o Leuven, le 06/08/1962) 


— VERHOEYEN Claudine ( o Wetteren, le 24/06/1959) 


— VERLEYSEN Anneke ( o Denderleeuw, le 21/01/1965) 


— WUYTS Romy ( o Mortsel, le 23/05/1966) 

Collaborateur (prise de rang : le 08/04/2009). 

Art. 2. Ils prennent rang dans l’Ordre à la date indiquée en regard de 

leur nom. 

Art. 3. Le Ministre des Affaires étrangères, ayant la gestion de 

l’Ordre dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent 

arrêté. 

— LAUWAERT Noëlla ( o Geraardsbergen, 29/08/1961) 


— LIEBERSENS Magda ( o Halle, 11/12/1957) 


— LIEVENS Hilde ( o Ninove, 02/01/1959) 


— LIEVENS Marie-Madeleine ( o Burst, 20/06/1952) 

Technisch assistent (ranginneming : 08/04/2012); 

— LOYKENS Angelina (Lina), ( o Antwerpen, 24/03/1954) 


— MEYERS Albertine ( o Herderen, 21/11/1952) 


— PEETERS Godelieva ( o Mol, 31/08/1948) 

Hoofdassistent (ranginneming : 08/04/2008); 

— ROELANDT Godelieve (Lieve), ( o Aalst, 05/12/1962) 


— ROELS Marina ( o Berlare 12/11/1960) 


— SWINGS Rita ( o Leuven, 17/04/1952) 

Hoofdassistent (ranginneming : 08/04/2012); 

— THEUNIS Ludo ( o Wilrijk, 01/05/1952) 


— VAN BAEL Walter ( o Oud-Turnhout, 19/01/1953) 

Technisch assistent (ranginneming : 15/11/2012); 

— VAN DE VELDE - POELMAN Hans ( o Zele, 01/09/1966) 


— VAN GANSBEKE Dominique ( o Oudenaarde, 26/02/1967) 

Medewerker (ranginneming : 08/04/2012; 

— VAN VAERENBERGH Lily ( o Aalst (04/01/1960) 


— VANDERMEULEN Agnes ( o Sint-Truiden, 24/12/1959) 


— VANDESCHILDE Liliane ( o Leuven, 06/08/1962) 


— VERHOEYEN Claudine ( o Wetteren, 24/06/1959) 


— VERLEYSEN Anneke ( o Denderleeuw, 21/01/1965) 


— WUYTS Romy ( o Mortsel, 23/05/1966) 

Medewerker (ranginneming 08/04/2009). 

Art. 2. Zij nemen hun rang in de Orde in op de datum vermeld 

tegenover hun naam. 

Art. 3. De Minister van Buitenlandse Zaken, tot wiens bevoegdheid 

het beheer der Orde behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit. 


Article 1 er . § 1 er . Est nommé Grand Officier de l’Ordre de la 

Couronne : 

— VAN RILLAER Josef (Jos), ( o Holsbeek, le 10/01/1950) 

Administrateur général (prise de rang : le15/11/2009). 

§ 2. Est nommé Commandeur de l’Ordre de la Couronne : 

— SELS Joris ( o Turnhout, le 8/2/1962) 

Administrateur délégué (prise de rang : le 08/04/2011). 


Artikel 1. § 1. Wordt benoemd tot Grootofficier in de Kroonorde : 

— VAN RILLAER Josef (Jos), ( o Holsbeek, 10/01/1950) 

Administrateur-generaal (ranginneming 15/11/2009). 

§ 2. Wordt benoemd tot Commandeur in de Kroonorde : 

— SELS Joris ( o Turnhout, 8/2/1962) 

Gedelegeerd bestuurder (ranginneming 08/04/2011).


§ 3. Sont nommés Officier de l’Ordre de la Couronne : 

— BOGAERT Philip ( o Deinze, le 1/12/1954) 

Adjoint du directeur (prise de rang : le 15/11/2007); 

— BUSSCHE Christine ( o Diksmuide, le 31/08/1959) 


— CHATELET Marc ( o Gent, le 31/01/1955) 


— COOMAN Hans ( o Aalst, le 25/05/1961) 

Médecin (prise de rang : le 15/12/2012); 

— DE CLERCQ Lieven ( o Waarschoot, le 24/09/1953) 


— DE RIDDER Anne ( o Asse, le 30/05/1962) 


— DE RIDDER Hilde ( o Dendermonde, le 04/10/1956) 


— DE SMEDT Mia ( o Asse, le 31/07/1958) 


— DE WILDE Marc ( o Wetteren, le 16/09/1954) 


— DECUYPER Martin ( o Deinze, le 28/11/1956) 


— DEPOORTER Ingrid ( o Wilrijk, le 02/09/1957) 


— DIERICK Bart ( o Aalst, le 28/03/1968) 


— ELSLANDER Peter ( o Auderghem, le 03/02/1960) 


— GADEYNE Chris ( o Gent, le 29/07/1962) 


— GHELEN Patrick ( o Uccle, le 27/09/1956) 


— KNAEPS An ( o Léopoldville, le 05/02/1959) 


— ROOSENS Bernhard ( o Ninove, le 27/11/1951) 

Attaché scientifique (prise de rang : le 08/04/2006); 

— SCHUURMANS Theo ( o Neerpelt, le 19/4/1957) 


— TILKIN Guido ( o Hasselt, le 17/11/1954) 


— UYTTENDAELE Caroline ( o Bonheiden, le 12/5/1969) 

Directeur (prise de rang : le 08/04/2011); 

— VAN BROECKHOVEN Margareta ( o Wilrijk, le 14/03/1952) 


— VAN DYCK Hilde ( o Dendermonde, le 16/07/1958) 


— VAN HAESENDONCK Christian ( o Leuven, le 04/10/1957) 


— VANDENBROECK Paul ( o Leuven, le 18/05/1953) 


§ 3. Worden benoemd tot Officier in de Kroonorde : 

— BOGAERT Philip ( o Deinze, 1/12/1954) 

Adjunct van de directeur (ranginneming : 15/11/2007); 

— BUSSCHE Christine ( o Diksmuide, 31/08/1959) 


— CHATELET Marc ( o Gent, 31/01/1955) 


— COOMAN Hans ( o Aalst, 25/05/1961) 

Arts (ranginneming : 15/12/2012); 

— DE CLERCQ Lieven ( o Waarschoot, 24/09/1953) 

Adjunct van de directeur (ranginneming 08/04/2006); 

— DE RIDDER Anne ( o Asse, 30/05/1962) 


— DE RIDDER Hilde ( o Dendermonde, 04/10/1956) 


— DE SMEDT Mia ( o Asse, 31/07/1958) 


— DE WILDE Marc ( o Wetteren, 16/09/1954) 


— DECUYPER Martin ( o Deinze, 28/11/1956) 


— DEPOORTER Ingrid ( o Wilrijk, 02/09/1957) 


— DIERICK Bart ( o Aalst, 28/03/1968) 

Adviseur (ranginneming 08/04/2011); 

— ELSLANDER Peter ( o Oudergem, 03/02/1960) 


— GADEYNE Chris ( o Gent, 29/07/1962) 


— GHELEN Patrick ( o Ukkel, 27/09/1956) 


— KNAEPS An ( o Leopoldstad 05/02/1959) 


— ROOSENS Bernhard ( o Ninove, 27/11/1951) 

Wetenschappelijk attaché (ranginneming 08/04/2006); 

— SCHUURMANS Theo ( o Neerpelt, 19/4/1957) 


— TILKIN Guido ( o Hasselt, 17/11/1954) 


— UYTTENDAELE Caroline ( o Bonheiden 12/5/1969) 

Directeur (ranginneming 08/04/2011); 

— VAN BROECKHOVEN Margareta ( o Wilrijk, 14/03/1952) 

Wetenschappelijk attaché (ranginneming 08/04/2006); 

— VAN DYCK Hilde ( o Dendermonde, 16/07/1958) 


— VAN HAESENDONCK Christian ( o Leuven, 04/10/1957) 


— VANDENBROECK Paul ( o Leuven, 18/05/1953) 

Wetenschappelijk attaché (ranginneming 08/04/2006);


56979 

— VANHEE Jan ( o Gent, le 20/05/1959) 


— VERSTRAETE Tony ( o Kortrijk, le 26/03/1962) 

Adjoint du directeur (prise de rang : le 15/11/2011). 

§ 4. Sont nommés Chevalier de l’Ordre de la Couronne : 

— ANTONISSEN Steven ( o Antwerpen, le 11/03/1949) 

Technicien (prise de rang : le 15/11/2012); 

— BLINDEMAN Dirk ( o Lokeren, le 12/07/1953) 


— COLMAN Frank ( o Waregem, le 01/12/1959) 


— DE BACKER Viviane ( o Zottegem, le 16/04/1953) 


— DE BACKER Yves ( o Temse, le 05/08/1962) 


— EERTMANS Etienne ( o Genk, le 11/08/1958) 


— HEYLEN Ingrid ( o Wilrijk, le 30/05/1957) 


— HUTS Johan ( o Tienen, le 29/03/1966) 


— LAGAE Rita ( o Torhout, le 06/09/1960) 


— NEVEN Constance ( o Sint-Truiden, le 19/03/1952) 


— PIETTE Luc ( o Leuven, le 22/03/1957) 


— REYNDERS Gilbert ( o Neerpelt, le 30/10/1953) 


— SPINOY Anna ( o Asse, le 27/11/1960) 


— TOTE Greta ( o Beveren-Waas, le 29/12/1957) 

Technicien en chef (prise de rang : le 15/11/2006); 

— VAN CUTSEM Lieve ( o Ninove, le 04/12/1965) 


— VAN LOKEREN Marleen ( o Zele, le 19/05/1962) 


— VAN WAEYENBERGHE Dino ( o Ninove, le 19/03/1958) 


— VOS Josse ( o Tongeren, le 27/02/1956) 


— WOUTERS Jan ( o Leuven, le 08/07/1956) 

Collaborateur (prise de rang : le 15/11/2008). 

§ 5. Les Palmes d’Or de l’Ordre de la Couronne sont décernées à : 

— BOECKMANS Marcel ( o Geel, le 08/09/1958) 


— BRAUNS Marc ( o Beverst, le 21/04/1962) 


— DE BRANDT Chris ( o Opwijk, le 08/09/1957) 


— VANHEE Jan ( o Gent, 20/05/1959) 


— VERSTRAETE Tony ( o Kortrijk, 26/03/1962) 

Adjunct van de directeur (ranginneming 15/11/2011). 

§ 4. Worden benoemd tot Ridder in de Kroonorde 

— ANTONISSEN Steven ( o Antwerpen, 11/03/1949) 

Technicus (ranginneming 15/11/2012); 

— BLINDEMAN Dirk ( o Lokeren, 12/07/1953) 


— COLMAN Frank ( o Waregem, 01/12/1959) 


— DE BACKER Viviane ( o Zottegem, 16/04/1953) 

Medewerker (ranginnemning 15/11/2006); 

— DE BACKER Yves ( o Temse, 05/08/1962) 


— EERTMANS Etienne ( o Genk, 11/08/1958) 


— HEYLEN Ingrid ( o Wilrijk, 30/05/1957) 

Hoofdmedewerker (ranginneming 08/04/2006); 

— HUTS Johan ( o Tienen, 29/03/1966) 


— LAGAE Rita ( o Torhout, 06/09/1960) 


— NEVEN Constance ( o Sint-Truiden, 19/03/1952) 


— PIETTE Luc ( o Leuven, 22/03/1957) 


— REYNDERS Gilbert ( o Neerpelt, 30/10/1953) 

Deskundige (ranginneming 15/11/2008); 

— SPINOY Anna ( o Asse, 27/11/1960) 


— TOTE Greta ( o Beveren-Waas, 29/12/1957) 

Hoofdtechnicus (ranginneming 15/11/2006); 

— VAN CUTSEM Lieve ( o Ninove, 04/12/1965) 


— VAN LOKEREN Marleen ( o Zele 19/05/1962) 


— VAN WAEYENBERGHE Dino ( o Ninove, 19/03/1958) 


— VOS Josse ( o Tongeren, 27/02/1956) 


— WOUTERS Jan ( o Leuven, 08/07/1956) 

Medewerker (ranginneming 15/11/2008). 

§ 5. De Gouden Palmen der Kroonorde worden verleend aan : 

— BOECKMANS Marcel ( o Geel, 08/09/1958) 

Technisch assistent (ranginneming 08/04/2008); 

— BRAUNS Marc ( o Beverst, 21/04/1962) 


— DE BRANDT Chris ( o Opwijk, 08/09/1957) 

Assistent (ranginneming 08/04/2007);


— DEKREM Rita ( o Kampenhout, le 01/06/1955) 


— DEMOL Marie-Christine ( o Halle, le 04/09/1960) 


— DROESHOUDT Marleen ( o Aalst, le 13/08/1960) 


— ERLICH Patrick ( o Bilzen, le 25/07/1960) 

Assistant spécial en chef (prise de rang : le 08/04/2010); 

— EVERAERTS Christiane ( o Tienen, le 22/02/1954) 


— HOEFKENS Peggy ( o Hulshout, le 06/02/1961) 


— MEERS Leon ( o Rijkhoven, le 04/12/1960) 


— MOORKENS Maria ( o Herentals, le 26/09/1959) 


— NOBEN Marielle ( o Bilzen, le 01/04/1961) 


— RIJMENANTS Suzanne ( o Heist-Op-Den-Berg, le 01/11/1957) 


— RUETTE Germain ( o Genk, le 21/03/1955) 

Assistant technique en chef (prise de rang : le 15/11/2012); 

— STANDAERT Gino ( o Ninove, le 19/03/1956) 


— STUYCK Marina ( o Hasselt, le 01/04/1961) 


— TANS Godelieve (Lieve), ( o Tongeren, le 13/03/1959) 


— THEUNIS Ludo ( o Wilrijk, le 01/05/1952) 


— TROCH Gerald ( o Sint-Amandsberg, le 06/05/1961) 


— VAN IMPE Marina ( o Aalst, le 06/04/1961) 


— VAN KERCKHOVE Huguette ( o Zele, le 23/02/1961) 

Assistant en chef (prise de rang : le 15/11/2010). 


leur nom. 



arrêté. 

— DEKREM Rita ( o Kampenhout, 01/06/1955) 

Hoofdassistent (ranginneming 08/04/2008); 

— DEMOL Marie-Christine ( o Halle, 04/09/1960) 

Assistent (ranginneming 08/04/5010); 

— DROESHOUDT Marleen ( o Aalst, 13/08/1960) 


— ERLICH Patrick ( o Bilzen, 25/07/1960) 

Speciaal hoofdassistent (ranginneming 08/04/2010); 

— EVERAERTS Christiane ( o Tienen, 22/02/1954 


— HOEFKENS Peggy ( o Hulshout, 06/02/1961) 


— MEERS Leon ( o Rijkhoven, 04/12/1960) 


— MOORKENS Maria ( o Herentals, 26/09/1959) 


— NOBEN Marielle ( o Bilzen, 01/04/1961) 


— RIJMENANTS Suzanne ( o Heist-Op-Den-Berg, 01/11/1957) 


— RUETTE Germain ( o Genk, 21/03/1955) 

Technisch hoofdassistent (ranginneming 15/11/2012); 

— STANDAERT Gino ( o Ninove, 19/03/1956) 


— STUYCK Marina ( o Hasselt, 01/04/1961) 

Hoofdassistent (ranginneming 15/11/2010); 

— TANS Godelieve (Lieve), ( o Tongeren, 13/03/1959) 


— THEUNIS Ludo ( o Wilrijk, 01/05/1952) 


— TROCH Gerald ( o Sint-Amandsberg 06/05/1961) 


— VAN IMPE Marina ( o Aalst, 06/04/1961) 


— VAN KERCKHOVE Huguette ( o Zele, 23/02/1961) 

Hoofdassistent (ranginneming 15/11/2010). 






Article 1 er . § 1 er . Est nommé Commandeur de l’OrdredeLéopold : 

— GOOSSENS Luc ( o Beigem, le 05/01/1953) 

Directeur (prise de rang : le 15/11/2012). 

Il portera la décoration civile. 

§ 2. Est promu Officier de l’OrdredeLéopold : 

— VAN GAENS Johan ( o Lier, le 12/02/1958) 

Chef de division (prise de rang : le 15/11/2007, comme titulaire de 

cette nouvelle distinction). 



Artikel 1. § 1. Wordt benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde 

: 

— GOOSSENS Luc ( o Beigem, 05/01/1953) 

Directeur (ranginneming : 15/11/2012). 

Hij zal het burgerlijk ereteken dragen, 

§ 2. Wordt bevorderd tot Officier in de Leopoldsorde : 

— VAN GAENS Johan ( o Lier, 12/02/1958) 

Afdelingshoofd (ranginneming : 15/11/2007 als houder van deze 

nieuwe onderscheiding). 

Hij zal het burgerlijk ereteken dragen.


56981 

§ 3. Est nommé Officier de l’OrdredeLéopold : 

— VANDENABEELE Jan ( o Gent, le 02/11/1963) 

Chef de division (prise de rang : le 15/11/2011). 


§ 4. Sont nommés Chevalier de l’OrdredeLéopold : 

— BAUWENS Luc ( o Geraardsbergen, le 11/06/1952) 


— BILLIET Hilde ( o Oostende, le 24/12/1968) 


— BOELAERT Lieven ( o Uccle, le 05/08/1971) 


— BOERJAN Carlos ( o Moerkerke, le 25/12/1962) 


— BULTE Gert ( o Aalst, le 17/01/1967) 


— CALUWAERTS Lieve ( o Brasschaat, le 08/06/1972) 


— COMMEYNE Mario ( o Kortrijk, le 22/07/1970) 


— COOLS Dirk ( o Herk-De-Stad, le 29/05/1960) 


— CORNELIS Didier ( o Dendermonde, le 08/05/1972) 


— COUCKE Hilde ( o Gent, le 30/05/1969) 


— DE BROUWER Christine ( o Leuven, le 05/02/1962) 

Senior spécialiste en chef (prise de rang : le 15/11/2011); 

— DE KEYSER Karen ( o Uccle, le 29/10/1968) 


— DE VOS Katia ( o Etterbeek, le 20/08/1965) 


— DECLERCQ Hans ( o Poperinge, le 01/12/1956) 


— ELSHOUT Geert ( o Leuven, le 21/08/1968) 


— FABRE Henri (Rik), ( o Vilvoorde, le 23/12/1966) 


— GALLE Karine ( o Erpe, le 06/05/1970) 


— GEBRUERS Ann ( o Turnhout, le 28/05/1965) 


— INDEKEU Willy ( o Lommel, le 29/05/1960) 


— KOOLS Ingrid ( o Wilrijk, le 29/04/1969) 


— LAFOSSE Katleen ( o Deinze, le 25/03/1960) 


— LAMPENS Dieter ( o Gent, le 19/02/1963) 


— L’HOMME Didier ( o Waremme, le 13/09/1967) 


§ 3. Wordt benoemd tot Officier in de Leopoldsorde : 

— VANDENABEELE Jan ( o Gent, 02/11/1963) 

Afdelingshoofd (ranginneming : 15/11/2011). 

Hij zal het burgerlijk ereteken dragen. 

§ 4. Worden benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde : 

— BAUWENS Luc ( o Geraardsbergen, 11/06/1952) 


— BILLIET Hilde ( o Oostende, 24/12/1968) 


— BOELAERT Lieven ( o Ukkel, 05/08/1971) 


— BOERJAN Carlos ( o Moerkerke, 25/12/1962) 


— BULTE Gert ( o Aalst, 17/01/1967) 


— CALUWAERTS Lieve ( o Brasschaat 08/06/1972) 


— COMMEYNE Mario ( o Kortrijk, 22/07/1970) 


— COOLS Dirk ( o Herk-De-Stad, 29/05/1960) 


— CORNELIS Didier ( o Dendermonde 08/05/1972) 


— COUCKE Hilde ( o Gent, 30/05/1969) 


— DE BROUWER Christine ( o Leuven, 05/02/1962) 

Senior hoofddeskundige (ranginneming : 15/11/2011); 

— DE KEYSER Karen ( o Ukkel, 29/10/1968) 


— DE VOS Katia ( o Etterbeek, 20/08/1965) 


— DECLERCQ Hans ( o Poperinge, 01/12/1956) 

Hoofdmedewerker (ranginneming : 15/11/2006) : 

— ELSHOUT Geert ( o Leuven, 21/08/1968). 


— FABRE Henri (Rik), ( o Vilvoorde, 23/12/1966) 


— GALLE Karine ( o Erpe, 06/05/1970) 


— GEBRUERS Ann ( o Turnhout, 28/05/1965) 


— INDEKEU Willy ( o Lommel, 29/05/1960) 


— KOOLS Ingrid ( o Wilrijk, 29/04/1969) 


— LAFOSSE Katleen ( o Deinze 25/03/1960) 


— LAMPENS Dieter ( o Gent, 19/02/1963) 

Wetenschappelijk attaché (ranginneming 08/04/2006) : 

— L’HOMME Didier ( o Waremme, 13/09/1967) 

Adjunct van de directeur (ranginneming : 08/04/2007);


— PEEREMAN Dirk ( o Geraardsbergen, le 07/11/1966) 


— SPELTINCX Elke ( o Asse, le 23/01/1971) 


— TAGHON Sofie ( o Gent, le 12/06/1971) 


— VAN AERSCHOT Hugo ( o Schoten, le 25/07/1958) 

Spécialiste en chef (prise de rang : le 08/04/2008); 

— VAN DE STEENE Christine ( o Bruxelles, le 13/12/1967) 


— VAN DER GRACHT Patrick ( o Uccle, le 10/10/1964) 

Ingénieur (prise de rang : le 08/04/2006); 

— VAN HAELST Joost ( o Bruxelles, le 06/11/1968) 


— VAN HELLEM Hendrik ( o Bruxelles, le 02/10/1957) 


— VAN HOUTTE Tom ( o Waregem, le 20/12/1971) 


— VAN KERCKVOORDE Pascal ( o Gent, le 15/11/1966) 


— VAN SANTEN Krista ( o Ninove, le 24/12/1966) 


— VANDENBOSSCHE Yolande ( o Ixelles, le 06/08/1950) 


— VANDENBUSSCHE Ann ( o Roeselare, le 10/03/1970) 


— VANDEURSEN Jean-Marie ( o Knokke, le 28/06/1951) 

Ingénieur (prise de rang : le 08/04/2006); 

— VANDUFFEL Wim ( o Hasselt, le 07/10/1971) 


— VERNAILLEN Serge ( o Vilvoorde, le 22/10/1963) 


— WILLEMS Ingrid ( o Mol, le 06/11/1956) 

Collaborateur en chef (prise de rang : le 08/04/2006). 

Ils porteront la décoration civile. 


leur nom. 



arrêté. 

* 

— PEEREMAN Dirk ( o Geraardsbergen, 07/11/1966) 


— SPELTINCX Elke ( o Asse, 23/01/1971) 


— TAGHON Sofie ( o Gent, 12/06/1971) 


— VAN AERSCHOT Hugo ( o Schoten, 25/07/1958) 

Hoofddeskundige (ranginneming : 08/04/2008); 

— VAN DE STEENE Christine ( o Brussel, 13/12/1967) 


— VAN DER GRACHT Patrick ( o Ukkel, 10/10/1964) 

Ingenieur (ranginneming : 08/04/2006); 

— VAN HAELST Joost ( o Brussel, 06/11/1968) 


— VAN HELLEM Hendrik ( o Brussel, 02/10/1957) 


— VAN HOUTTE Tom ( o Waregem, 20/12/1971) 


— VAN KERCKVOORDE Pascal ( o Gent, 15/11/1966) 


— VAN SANTEN Krista ( o Ninove, 24/12/1966) 


— VANDENBOSSCHE Yolande ( o Elsene, 06/08/1950) 


— VANDENBUSSCHE Ann ( o Roeselare, 10/03/1970) 


— VANDEURSEN Jean-Marie ( o Knokke, 28/06/1951) 

Ingenieur (ranginneming : 08/04/2006); 

— VANDUFFEL Wim ( o Hasselt, 07/10/1971) 


— VERNAILLEN Serge ( o Vilvoorde, 22/10/1963) 


— WILLEMS Ingrid ( o Mol, 06/11/1956) 

Hoofdmedewerker (ranginneming : 08/04/2006). 

Zij zullen het burgerlijk ereteken dragen. 





SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, 

COMMERCE EXTERIEUR 

ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT 

[C − 2013/15200] 

17 AOUT 2013. — Arrêté royal 

portant nomination de Conseillers en Diplomatie économique 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, 

BUITENLANDSE HANDEL 

EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 

[C − 2013/15200] 

17 AUGUSTUS 2013. — Koninklijk besluit 

houdende de benoeming van Adviseurs in Economische Diplomatie 



Vu la Constitution, l’article 107, alinéa 2; 

Vu l’arrêté royal du 24 janvier 2013 portant statut des Conseillers en 

Diplomatie économique; 

Vu les avis motivés respectifs des ambassadeurs de Belgique à 

ROME, RIYAD (également accrédité àMUSCAT) LONDRES, PARIS, 

PRETORIA, DUBLIN, KINSHASA, BAKOU (également accrédité à 

TBILISSI), et BERNE et les avis motivés des consuls généraux à LOS 

ANGELES et à LUBUMBASHI, ainsi que les avis motivés des services 

concernés du SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération 

au Développement, aux termes desquels il apparaît être satisfait 



Gelet op de Grondwet, artikel 107, tweede lid; 

Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 2013 houdende statuut 

van de Adviseurs in Economische Diplomatie; 

Gelet op de respectievelijke gemotiveerde adviezen van de Belgische 

ambassadeurs te ROME, RIYADH (eveneens geaccrediteerd te MUS- 

CAT), LONDEN, PARIJS, PRETORIA, DUBLIN, KINSHASA, BAKU 

(eveneens geaccrediteerd te TBILISI) en BERN en van de gemotiveerde 

adviezen van de Consuls-generaal te LOS ANGELES en LUBUM- 

BASHI, evenals deze van de bevoegde diensten van de FOD Buitenlandse 

zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,


56983 

aux conditions de nomination énumérées à l’article 2 de l’arrêté royal 

du 24 janvier 2013 mentionné; 

Considérant que les motifs explicites et concluants qui se retrouvent 

dans les avis motivés précités, qui justifient la nomination des 

1 er personnes mentionnées dans l’article 1 ci-après, sont par Nous 

intégralement souscrits, de sorte que Nous faisons Nôtres lesdits 

motifs; 

Sur la proposition de Notre Vice-Premier Ministre et Ministre des 

Affaires Etrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes, 

waaruit ook blijkt dat voldaan is aan de benoemingsvoorwaarden 

vermeld in artikel 2 van het vermelde koninklijk besluit van 

24 januari 2013; 

Overwegende dat de uitdrukkelijke en afdoende motieven die terug 

te vinden zijn in voormelde gemotiveerde adviezen en die de 

benoeming van de hierna in artikel 1 vermelde personen verantwoorden, 

door Ons op integrale wijze worden onderschreven,derwijze dat 

Wij die motieven tot de Onze maken; 

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van 

Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, 

Nous avons arrêté et arrêtons : 

Article 1 er . Sont nommés Conseillers en Diplomatie économique les 

personnes dont le nom suit : 

M. Danny DANEELS, Directeur de COMMINT à Vignola (Modena), 

Italie. 

M. Georges MIKHAEL, CEO de Nemo, Intel 8, Bic et Transenergia, à 

Rome, Italie. 

M. Renaud Bertrand SIMONS, CEO de GE Capital Interbanca Italia, 

à Brescia, Italie. 

M. Reggy VERMEULEN, Commercial Director du Port de Duqm 

(SAOC), à Muscat, Oman. 

M. Robert Cristian Philippe VAN GOETHEM, Partner-Head de 

Global Consumer Sector Investments, à Londres, Grande-Bretagne. 

M. Guillaume MOLHANT PROOST, Administrateur délégué de 

GMP Capital Limited, à Londres, Grande-Bretagne. 

M. Frédéric Anne-Marie Gerard Louis HUFKENS, CEO du Groupe 

A.S. Adventure, à Salisbury, Grande-Bretagne. 

M. Philippe PEYRAT, Directeur du cabinet du CEO de GDF Suez, 

à Paris, France. 

M. Ernest BLOM, Président de the World Federation of Diamond 

Bourses, à Johannesbourg, Afrique du Sud. 

M. Steven Marc Roger DE BACKER, Directeur de Africa mining & 

Energy projects, à Johannesbourg, Afrique du Sud. 

M. Jean-Pierre WOLFF, Consultant indépendant, vigneron et propriétaire 

de Wolff Vineyards, à San Luis Obispo, Etats-Unis d’Amérique. 

Dr John A. O’SHEA, Managing Director d’ Integrate Energy Systems 

Limited, à Dublin, Irlande. 

M. Nicholas P. KOUMARIANOS, Chairman de Soft-ex et Saadian, à 

Dublin, Irlande. 

M. John Hugh REYNOLDS, Chief Executive de KBC Ireland, à 

Dublin, Irlande. 

M. Jay HYNES, Group Director for Finance and Adminstration de 

Xtratherm, à Dublin, Irlande. 

M. Yves CUYPERS, Administrateur-délégué de la Banque commerciale 

du Congo, à Kinshasa, République Démocratique du Congo. 

M. Steven STORMS, Propriétaire de Storex Africa Transit, à Kinshasa, 

République Démocratique du Congo. 

M. Robert Corneille Onmar DUCARME, Administrateur d’ENRA- 

Beni, à Beni, République Démocratique du Congo. 

M. Jean-Philippe WATERSCHOOT, Administrateur du Groupe Texaf, 

à Kinshasa, République Démocratique du Congo. 

M. Jean-Claude HOOLANS, Associé-gérant de Majestic River, à Kinshasa, 


M. Benoît EECKHOUT, Consultant chez Eferton Group, à Lubumbashi, 


M. Malta David FORREST, Executive Vice-President & CEO du 

Groupe Forrest International, à Lubumbashi, République Démocratique 

du Congo. 

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : 

Artikel 1. Worden benoemd tot Adviseur in Economische Diplomatie 

de personen waarvan de naam volgt : 

De heer Danny DANEELS, Directeur van COMMINT, te Vignola 

(Modena), Italië. 

De heer Georges MIKHAEL, CEO van Nemo, Intel 8, Bic en 

Transenergia, te Rome, Italië. 

De heer Renaud Bertrand SIMONS, CEO van GE Capital Interbanca 

te Brescia, Italië. 

De heer Reggy VERMEULEN, Commercial Director van de Haven 

van Duqm (SAOC), te Muscat, Oman. 

De heer Robert Cristian Philippe VAN GOETHEM, Partner-Head van 

Global Consumer Sector Investments, te Londen, Groot-Brittannië. 

De heer Guillaume MOLHANT PROOST, Managing Director van 

GMP Capital Limited, te Londen, Groot-Brittannië. 

De heer Frédéric Anne-Marie Gerard Louis HUFKENS, CEO van 

A.S. Adventure Group, te Salisbury, Groot-Brittannië. 

De heer Philippe PEYRAT, Directeur kabinet van de CEO van 

GDF Suez, te Parijs, Frankrijk. 

De heer Ernest BLOM, Voorzitter van The World Federation Diamond 

Bourses, te Johannesburg, Zuid-Afrika. 

De heer Steven Marc Roger DE BACKER, Directeur van Africa 

mining & Energy projects, te Johannesburg, Zuid-Afrika. 

De heer Jean-Pierre WOLFF, Onafhankelijke adviseur, wijnmaker en 

eigenaar van Wolff Vineyards, te San Luis Obispo, Verenigde Staten van 

Amerika. 

Dr. John A. O’SHEA, Managing Director van Integrate Energy 

Systems Limited, te Dublin, Ierland. 

De heer Nicholas P. KOUMARIANOS, Chairman van Soft-ex en 

Saadian, te Dublin, Ierland. 

De heer John Hugh REYNOLDS, Chief Executive van KBC Ireland, te 

Dublin, Ierland. 

De heer Jay HYNES, Group Director for Finance and Adminstration 

van Xtratherm, te Dublin, Ierland. 

De heer Yves CUYPERS, Managing Director van de Banque commerciale 

du Congo, te Kinshasa, Democratische republiek Congo. 

De heer Steven STORMS, Eigenaar van Storex Africa Transit, te 

Kinshasa, Democratische republiek Congo. 

De heer Robert Corneille Onmar DUCARME, Beheerder van ENRA- 

Beni, te Beni, Democratische republiek Congo. 

De heer Jean-Philippe WATERSCHOOT, Beheerder van Texaf Groep, 

te Kinshasa, Democratische republiek Congo. 

De heer Jean-Claude HOOLANS, Managing partner van Majestic 

River, te Kinshasa, Democratische republiek Congo. 

De heer Benoît EECKHOUT, Consultant bij Eferton Group, te 

Lubumbashi, Democratische republiek Congo. 

De heer Malta David FORREST, Executive Vice-President & CEO van 

Forrest International, te Lubumbashi, Democratische republiek Congo.


M. John Hugo Freddy BRAECKEVELDT, Country & Regional 

Coordinator Caucasus chez Gosselin Group, à Tbilissi Géorgie. 

M. Patrick DE MAESENEIRE, Président du Conseil d’Administration 

d’Adecco à Glattbrugg, Suisse. 

M. Michel DEMARE, Président du Conseil d’Administration de 

Syngenta International, à Zurich, Suisse. 

De heer John Hugo Freddy BRAECKEVELDT, Country & Regional 

Coordinator Caucasus bij Gosselin Group, te Tbilisi, Georgië. 

De heer Patrick DE MAESENEIRE, Voorzitter van de Raad van 

Bestuur van Adecco, te Glattbrugg, Zwitserland. 

De heer Michel DEMARE, Voorzitter van de Raad van Bestuur van 

Syngenta International, te Zurich, Zwitserland. 

Art. 2. Les Conseillers en Diplomatie économique sont nommés 

pour une période de quatre ans à partir de la date du présent arrêté. 

Art. 2. De Adviseurs in Economische Diplomatie worden benoemd 

voor een periode van vier jaar ingaand op de datum van dit besluit. 

Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au 

Moniteur belge. 

Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het 

Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. 

Art. 4. Notre Vice-Premier Ministre et Ministre des Affaires étrangères, 

du Commerce extérieur et des Affaires européennes est chargé de 

l’exécution du présent arrêté. 

Donné àBruxelles, le 17 août 2013. 

PHILIPPE 

Par le Roi : 

Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Affaires étrangères, 

du Commerce extérieur et des Affaires européennes, 

D. REYNDERS 

Art. 4. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse 

Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken is belast met de 

uitvoering van dit besluit. 

Gegeven te Brussel, 17 augustus 2013. 

FILIP 


De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, 

Buitenlandse Handel en Europese Zaken, 

D. REYNDERS 

* 

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR 

[C − 2013/00560] 

Chef de corps de la police locale. — Désignation 

Par arrêté royal du 17 août 2013, Monsieur Thierry MEUNIER est 

désigné, pour un terme de cinq ans, à l’emploi de chef de corps de la 

police locale de la zone de police d’ANDERLUES/BINCHE. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN 

[C − 2013/00560] 

Korpschef van de lokale politie. — Aanwijzing 

Bij koninklijk besluit d.d. 17 augustus 2013 wordt de heer Thierry 

MEUNIER aangewezen in de functie van korpschef van de lokale 

politie van de politiezone ANDERLUES/BINCHE voor een termijn van 

vijf jaar. 

* 


[C − 2013/00541] 

Police fédérale. — Procurations 

Par arrêté ministériel du 9 août 2013 sont autorisés à signer, au nom 

du Ministre de l’Intérieur, tous les écrits et pièces de procédure relatifs 

aux litiges devant le Conseil d’Etat concernant la police fédérale et son 

personnel, les membres du personnel de la police fédérale suivants : 

- LINERS, Alain; 

- MAES, Carlo; 

- DE WILDE, Grietje; 

- FLAMEND, Bénédicte; 

- BELDJOUDI, Jenifer; 

- SEBILLE, Magali; 

- PEETERS, Kirsten; 

- MOUTON, Jana; 

- GOOSENS, Ruben. 

L’arrêté précité entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur 

belge. 

L’arrêté ministériel du 27 février 2009 relatif à la désignation des 

membres du personnel de la police fédérale qui peuvent signer au nom 

du Ministre de l’Intérieur, tous les écrits et pièces de procédure relatifs 

aux litiges devant le Conseil d’Etat concernant la police fédérale et son 

personnel, est abrogé. 


[C − 2013/00541] 

Federale politie. — Volmachten 

Bij ministerieel besluit van 9 augustus 2013 zijn de volgende 

personeelsleden van de federale politie gemachtigd om, in naam van de 

Minister van Binnenlandse Zaken, alle geschriften en procedurestukken 

te ondertekenen inzake de gedingen voor de Raad van State 

betreffende de federale politie en haar personeel : 

- LINERS, Alain; 

- MAES, Carlo; 

- DE WILDE, Grietje; 

- FLAMEND, Bénédicte; 

- BELDJOUDI, Jenifer; 

- SEBILLE, Magali; 

- PEETERS, Kirsten; 

- MOUTON, Jana; 

- GOOSENS, Ruben. 

Voormeld besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch 

Staatsblad wordt bekendgemaakt. 

Het ministerieel besluit van 27 februari 2009 betreffende de aanwijzing 

van personeelsleden van de federale politie die, in naam van de 

Minister van Binnenlandse zaken, alle geschriften en procedurestukken 

mogen ondertekenen inzake de gedingen voor de Raad van State 

betreffende de federale politie en haar personeel, wordt opgeheven.


56985 


[C − 2013/14448] 

Personnel. — Désignations en qualité de directeur du Service de 

Régulation du transport ferroviaire et de l’exploitation de l’aéroport 

de Bruxelles-National 

Par arrêté royal du 5 juin 2013, rapportant l’arrêté royal du 

19 mars 2013, M. Serge DRUGMAND est désigné pour exercer la 

fonction de directeur du Service de Régulation du transport ferroviaire 

et de l’exploitation de l’aéroport de Bruxelles-National, dans le cadre 

linguistique français, pour une durée de six ans qui commence le 

19 mars 2013. 


[C − 2013/14448] 

Personeel. — Aanstellingen in de hoedanigheid van directeur van de 

Dienst Regulering van het spoorwegvervoer en van de exploitatie 

van de luchthaven van Brussel Nationaal 

Bij koninklijk besluit van 5 juni 2013, waarbij het koninklijk besluit 

van 19 maart 2013 wordt ingetrokken, wordt de heer Serge DRUG- 

MAND aangesteld om de functie van directeur van de Dienst 

Regulering van het spoorwegvervoer en van de exploitatie van de 

luchthaven van Brussel Nationaal uit te oefenen, in het Frans taalkader, 

voor een periode van zes jaar die aanvangt op 19 maart 2013. 

Par arrêté royal du 5 juin 2013, rapportant l’arrêté royal du 

19 mars 2013, M. Marc HINOUL est désigné pour exercer la fonction de 

directeur adjoint du Service de Régulation du transport ferroviaire et de 

l’exploitation de l’aéroport de Bruxelles-National, dans le cadre linguistique 

néerlandais, pour une durée de six ans qui commence le 

19 mars 2013. 

Bij koninklijk besluit van 5 juni 2013, waarbij het koninklijk besluit 

van 19 maart 2013 wordt ingetrokken, wordt de heer Marc HINOUL 

aangesteld om de functie van adjunct-directeur van de Dienst Regulering 

van het spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven 

van Brussel Nationaal uit te oefenen, in het Nederlands taalkader, voor 

een periode van zes jaar die aanvangt op 19 maart 2013. 

Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, un recours 

peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La 

requête doit être envoyée sous pli recommandé àla poste, au Conseil 

d’Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles. 

Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan 

beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. 

Het verzoekschrift hiertoe dient bij ter post aangetekende brief 

aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, te worden 

toegezonden. 

* 

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE 

[2013/204843] 

Ordre judiciaire 

Par arrêté royal du 17 août 2013, entrant en vigueur à la date de 

publication au Moniteur belge pour un terme expirant le 28 février 2019, 

M. Robert, E., juge de complément au tribunal de police de Verviers, 

est nommé membre de la Commission de Modernisation de l’Ordre 

judiciaire en qualité de magistrat du siège. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 

[2013/204843] 

Rechterlijke Orde 

Bij koninklijk besluit van 17 augustus 2013, dat in werking treedt op 

de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad voor een termijn 

eindigend op 28 februari 2019, is de heer Robert, E., toegevoegd rechter 

in de politierechtbank te Verviers, benoemd tot lid van de Commissie 

voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde in de hoedanigheid 

van magistraat van de zetel. 

Par arrêté royal du 17 août 2013, est renouvelée la nomination aux 

fonctions de juge consulaire au tribunal de commerce : 

d’Anvers de : 

— M. Cracco, R., domicilié à Knokke-Heist, pour un terme de 

cinq ans prenant cours le 29 août 2013; 

— Mme Gelens, C., domiciliée à Ranst; 

MM. : 

— Blondé, P., domicilié àAnvers; 

— Hens, L., domicilié àBrecht; 

— Tilmont, W., domicilié àAnvers; 

— Wuyts, P., domicilié àKontich, 

pour un terme de cinq ans prenant cours le 1 er septembre 2013; 

MM. : 

— Peeters, R., domicilié àAnvers, pour un terme prenant cours le 

1 er septembre 2013 et expirant le 31 janvier 2014; 

— Vandendries, J., domicilié àKontich, pour un terme prenant cours 

le 1 er septembre 2013 et expirant le 31 janvier 2016; 

de Malines de : 

MM. : 

— Brouwers, E., domicilié àMalines; 

— Huysmans, B., domicilié àSchoten, 


de Turnhout de : 

MM. : 

— De Jongh, P., domicilié àVosselaar : 

— Joos, A., domicilié àGeel, 


Bij koninklijk besluit van 17 augustus 2013 is vernieuwd de 

benoeming tot het ambt van rechter in handelszaken in de rechtbank 

van koophandel : 

te Antwerpen van : 

— de heer Cracco, R., wonende te Knokke-Heist, voor een termijn 

van vijf jaar met ingang van 29 augustus 2013; 

— Mevr. Gelens, C., wonende te Ranst; 

de heren : 

— Blondé, P., wonende te Antwerpen; 

— Hens, L., wonende te Brecht; 

— Tilmont, W., wonende te Antwerpen; 

— Wuyts, P., wonende te Kontich, 

voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 september 2013; 

de heren : 

— Peeters, R., wonende te Antwerpen, voor een termijn met ingang 

van 1 september 2013 en eindigend op 31 januari 2014; 

— Vandendries, J., wonende te Kontich, voor een termijn met ingang 

van 1 september 2013 en eindigend op 31 januari 2016; 

te Mechelen van : 

de heren : 

— Brouwers, E. wonende te Mechelen; 

— Huysmans, B., wonende te Schoten, 

voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 september 2013; 

te Turnhout van : 

de heren : 

— De Jongh, P., wonende te Vosselaar : 

— Joos, A., wonende te Geel, 

voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 september 2013;


MM. : 

— Coppens, J., domicilié àTurnhout, pour un terme prenant cours le 

1 er septembre 2013 et expirant le 31 juillet 2016; 

— Van Brecht, H., domiciliéàVosselaar, pour un terme prenant cours 

le 25 août 2013 et expirant le 29 février 2016; 

d’Hasselt de : 

— M. Peiffer, Y., domicilié àSaint-Trond, pour un terme de cinq ans 

prenant cours le 1 er septembre 2013; 

— M. Van Broekhoven, N., domicilié à Hasselt, pour un terme 

prenant cours le 1 er septembre 2013 et expirant le 30 septembre 2013; 

de Tongres de : 

MM. : 

— Daelemans, A., domicilié àHasselt, pour un terme prenant cours 

le 1 er septembre 2013 et expirant le 30 novembre 2016; 

— Jansen, R., domicilié à Meeuwen-Gruitrode, pour un terme 

prenant cours le 1 er septembre 2013 et expirant le 31 janvier 2017. 

de heren : 

— Coppens, J., wonende te Turnhout, voor een termijn met ingang 

van 1 september 2013 en eindigend op 31 juli 2016; 

— Van Brecht, H., wonende te Vosselaar, voor een termijn met ingang 

van 25 augustus 2013 en eindigend op 29 februari 2016; 

te Hasselt van : 

— de heer Peiffer, Y., wonende te Sint-Truiden, voor een termijn van 

vijf jaar met ingang van 1 september 2013; 

— de heer Van Broekhoven, N., wonende te Hasselt, voor een termijn 

met ingang van 1 september 2013 en eindigend op 30 september 2013; 

te Tongeren van : 

de heren : 

— Daelemans, A., wonende te Hasselt, voor een termijn met ingang 

van 1 september 2013 en eindigend op 30 november 2016; 

— Jansen, R., wonende te Meeuwen-Gruitrode, voor een termijn met 

ingang van 1 september en eindigend op 31 januari 2017. 

Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut 

être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat 

endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit 

être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 

1040 Bruxelles), sous pli recommandé àla poste. 

* 

Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met individuele 

strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad 

van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. 

Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad 

van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden 

toegezonden. 

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE 

[2013/204839] 

Notariat 

Par arrêté royal du 13 mars 2007, entrant en vigueur à la date de la 

prestation de serment de son successeur, est acceptée, à sa demande, la 

démission de M. Jorissen, F., de ses fonctions de notaire à la résidence 

d’Anvers. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 

[2013/204839] 

Notariaat 

Bij koninklijk besluit van 13 maart 2007, dat in werking treedt op de 

datum van de eedaflegging van zijn opvolger, is aan de heer Jorissen, F., 

op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van notaris ter 

standplaats Antwerpen. 

Par arrêté royal du 28 septembre 2008, entrant en vigueur à la date de 

la prestation de serment de son successeur, est acceptée, à sa demande, 

la démission de M. Schotte, P., de ses fonctions de notaire à la résidence 

de Malines. 

Il est autorisé àporter le titre honorifique de ses fonctions. 

Bij koninklijk besluit van 28 september 2008, dat in werking treedt op 

de datum van de eedaflegging van zijn opvolger, is aan de heer Schotte, P., 

op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van notaris ter 

standplaats Mechelen. 

Het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren. 

Par arrêté royal du 30 juillet 2010, entrant en vigueur à la date de la 


démission de M. Steenackers, L., de ses fonctions de notaire à la 

résidence d’Anvers (territoire du deuxième canton). 

Bij koninklijk besluit van 30 juli 2010, dat in werking treedt op de 

datum van de eedaflegging van zijn opvolger, is aan de heer Steenackers, 

L., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van notaris ter 

standplaats Antwerpen (grondgebied van het tweede kanton). 

Par arrêté royal du 1 er septembre 2012, entrant en vigueur à la date 

de la prestation de serment de son successeur, est acceptée, à sa 

demande, la démission de M. Maroy, J.-L., de ses fonctions de notaire à 

la résidence de Bruxelles (territoire du deuxième canton). 


Bij koninklijk besluit van 1 september 2012, dat in werking treedt op 

de datum van de eedaflegging van zijn opvolger, is aan de 

heer Maroy, J.-L., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van 

notaris ter standplaats Brussel (grondgebied van het tweede kanton). 


Par arrêté royal du 11 octobre 2012, entrant en vigueur à la date de la 


démission de M. Bellemont, P., de ses fonctions de notaire à la résidence 

de Saint-Gilles. 


Bij koninklijk besluit van 11 oktober 2012, dat in werking treedt op de 

datum van de eedaflegging van zijn opvolger, is aan de 

heer Bellemont, P., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van 

notaris ter standplaats Sint-Gillis. 


Par arrêté royal du 13 décembre 2012, entrant en vigueur à la date de 


la démission de M. France, A., de ses fonctions de notaire associé àla 

résidence de Charleroi (territoire du premier canton). 


Bij koninklijk besluit van 13 december 2012, dat in werking treedt op 


heer France, A., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van 

geassocieerd notaris ter standplaats Charleroi (grondgebied van het 

eerste kanton). 

Het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren.


56987 

Par arrêté royal du 18 décembre 2012, entrant en vigueur à la date de 


la démission de M. Morrens, J., de ses fonctions de notaire associé àla 

résidence de Bonheiden. 


Bij koninklijk besluit van 18 december 2012, dat in werking treedt op 


heer Morrens, J., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van 

geassocieerd notaris ter standplaats Bonheiden. 


Par arrêté royal du 9 janvier 2013, entrant en vigueur le 14 octobre 

2013, est acceptée, la démission de Umbreit, J.-P., de ses fonctions de 

notaire associé àla résidence d’Arlon. 


Bij koninklijk besluit van 9 januari 2013, dat in werking treedt op 

14 oktober 2013, is aan de heer Umbreit, J.-P., ontslag verleend uit zijn 

ambt van geassocieerd notaris ter standplaats Aarlen. 


Par arrêté royal du 25 février 2013, entrant en vigueur à la date de la 

prestation de serment de son successeur et au plus tard le 18 avril 2015, 

est acceptée, à sa demande, la démission de M. Bruynincx, L., de ses 

fonctions de notaire à la résidence de Termonde. 


Bij koninklijk besluit van 25 februari 2013, dat in werking treedt op de 

datum van de eedaflegging van zijn opvolger en ten laatste op 

18 april 2015, is aan de heer Bruynincx, L., op zijn verzoek, ontslag 

verleend uit zijn ambt van notaris ter standplaats Dendermonde. 


Par arrêtés royaux du 17 août 2013, entrant en vigueur à la date de la 

prestation de serment, laquelle doit intervenir dans les deux mois à 

partir de ce jour : 

- M. Van Hove, J., licencié en droit, candidat-notaire, est nommé 

notaire dans l’arrondissement judiciaire d’Anvers. 

La résidence est fixée à Anvers (territoire du deuxième canton); 

- M. Cuypers, D., licencié en droit, candidat-notaire, est nommé 

notaire dans l’arrondissement judiciaire d’Anvers. 

La résidence est fixée à Anvers (territoire du sixième canton); 

- Mme Geens, V., licenciée en droit, candidat-notaire, est nommée 

notaire dans l’arrondissement judiciaire de Malines. 

La résidence est fixée à Malines; 

- M. Verhavert, P., licencié en droit, candidat-notaire, est nommé 

notaire dans l’arrondissement judiciaire de Malines. 

La résidence est fixée à Malines; 

- M. Morrens, S., licencié en droit, notaire associé, est nommé notaire 

dans l’arrondissement judiciaire de Malines. 

La résidence est fixée à Bonheiden; 

- M. Lesseliers, M., licencié en droit, candidat-notaire, est nommé 

notaire dans l’arrondissement judiciaire de Turnhout. 

La résidence est fixée à Balen; 

- M. Janne d’Othée, O., licencié en droit, notaire associéàla résidence 

de Marche-en-Famenne, est nommé notaire dans l’arrondissement 

judiciaire de Bruxelles. 

La résidence est fixée à Bruxelles (territoire du deuxième canton); 

- Mme Indekeu, V., licenciée en droit, candidat-notaire, est nommée 

notaire dans l’arrondissement judiciaire Bruxelles. 

La résidence est fixée à Saint-Gilles; 

- Mme Bedert, M., licenciée en droit, notaire associée, est nommée 

notaire dans l’arrondissement judiciaire de Bruxelles. 

La résidence est fixée à Ternat; 

- Mme Van der Biest, S., licenciée en droit, candidat-notaire, est 

nommée notaire dans l’arrondissement judiciaire Termonde. 

La résidence est fixée à Termonde. 

Bij koninklijke besluiten van 17 augustus 2013, dat in werking treedt 

op de datum van de eedaflegging welke dient te gebeuren binnen de 

twee maanden te rekenen vanaf heden : 

- is de heer Van Hove, J., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen. 

De standplaats is gevestigd te Antwerpen (grondgebied van het 

tweede kanton); 

- is de heer Cuypers, D., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen. 

De standplaats is gevestigd te Antwerpen (grondgebied van het 

zesde kanton); 

- is Mevr. Geens, V., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Mechelen. 

De standplaats is gevestigd te Mechelen; 

- is de heer Verhavert, P., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 


De standplaats is gevestigd te Mechelen; 

- is de heer Morrens, S., licentiaat in de rechten, geassocieerd notaris, 


De standplaats is gevestigd te Bonheiden; 

- is de heer Lesseliers, M., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Turnhout. 

De standplaats is gevestigd te Balen; 

- is de heer Janne d’Othée, O., licentiaat in de rechten, geassocieerd 

notaris ter standplaats Marche-en-Famenne, benoemd tot notaris in het 

gerechtelijk arrondissement Brussel. 

De standplaats is gevestigd te Brussel (grondgebied van het tweede 

kanton); 

- is Mevr. Indekeu, V., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Brussel. 

De standplaats is gevestigd te Sint-Gillis; 

- is Mevr. Bedert, M., licentiaat in de rechten, geassocieerd notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Brussel. 

De standplaats is gevestigd te Ternat; 

- is Mevr. Van der Biest, S., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Dendermonde. 

De standplaats is gevestigd te Dendermonde. 

Par arrêté royal du 17 août 2013, entrant en vigueur à la date de la 

prestation de serment laquelle ne peut avoir lieu avant le 14 octobre 

2013, M. Delmée, R., licencié en droit, notaire associé, est nommé 

notaire dans l’arrondissement judiciaire d’Arlon. 

La résidence est fixée à Arlon. 

Bij koninklijk besluit van 17 augustus 2013, dat in werking treedt op 

datum van de eedaflegging welke niet mag gebeuren voor 14 oktober 

2013, M. Delmée, R., licentiaat in de rechten, geassocieerd notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Aarlen. 

De standplaats is gevestigd te Aarlen. 

Par arrêtés royaux du 17 août 2013, entrant en vigueur à la date de la 

prestation de serment, laquelle doit intervenir dans les deux mois à 

partir de ce jour : 

- M. France, G., licencié en droit, notaire associé, est nommé notaire 

dans l’arrondissement judiciaire de Charleroi. 

La résidence est fixée à Charleroi (territoire du premier canton); 

Bij koninklijke besluiten van 17 augustus 2013, dat in werking treedt 

op de datum van de eedaflegging welke dient te gebeuren binnen de 

twee maanden te rekenen vanaf heden : 

- is de heer France, G., licentiaat in de rechten, geassocieerd notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Charleroi. 

De standplaats is gevestigd te Charleroi (grondgebied van het 

eerste kanton);


- M. Romain, N., licencié en droit, candidat-notaire, est nommé 

notaire dans l’arrondissement judiciaire de Charleroi. 

La résidence est fixée à Anderlues. 

- is de heer Romain, N., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, 

benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Charleroi. 

De standplaats is gevestigd te Anderlues. 

Par arrêté ministériel du 21 août 2013, la demande d’association de 

M. Wauters, Ch., notaire à la résidence de Hannut, et de M. Wauters, R., 

candidat-notaire, pour former l’association « Charles & Reginald 

Wauters », avec résidence à Hannut, est approuvée. 

M. Wauters, R. est affecté en qualité de notaire associé àla résidence 

de Hannut. 

Bij ministerieel besluit van 21 augustus 2013, is het verzoek tot 

associatie van de heer Wauters, Ch., notaris ter standplaats Hannuit, en 

van de heer Wauters, R., kandidaat-notaris, om de associatie ″Charles & 

Reginald Wauters″, ter standplaats Hannuit te vormen, goedgekeurd. 

De heer Wauters, R., is aangesteld als geassocieerd notaris ter 

standplaats Hannuit. 

Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut 

être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat 

endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être 

envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), 

sous pli recommandé àla poste. 

Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met 

individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de 

Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze 

bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief 

aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat, 33, 1040 Brussel), te 

worden toegezonden. 




VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE 

VLAAMSE OVERHEID 

Bestuurszaken 

[2013/204770] 

14 AUGUSTUS 2013. — Autonome gemeentebedrijven. — Statutenwijziging. — Goedkeuring 

Bij besluit van 14 augustus 2013 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, 

Toerisme en Vlaamse Rand zijn goedkeuring aan de wijzigingen van de statuten van het Autonoom Gemeentebedrijf 

Herentals aangebracht bij besluit van de raad van bestuur van het Autonoom Gemeentebedrijf van 4 december 2012. 

Bij besluit van 14 augustus 2013 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, 

Toerisme en Vlaamse Rand zijn goedkeuring aan de beslissing van de gemeenteraad van Oosterzele van 24 april 2013 

houdende wijziging van de statuten van het Autonoom Gemeentebedrijf ″De Kluize″. 

* 


Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 

[2013/204762] 

12 JULI 2013. — Besluit van de administrateur-generaal van het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie 

houdende delegatie van sommige bevoegdheden aan de afdelingshoofden 

De administrateur-generaal van het agentschap Zorginspectie, 

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor 

aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij wet van 19 juli 2001; 

Gelet op het Koninklijk Besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van 

werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, het laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 

17 december 2007; 

Gelet op het decreet Beter Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, gewijzigd bij decreten van 7 mei 2004, 15 juli 2005, 

23 juni 2006, 22 december 2006, 27 april 2007, 12 december 2008 en 19 december 2008; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van 

beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid van 

10 oktober 2003, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006, 30 juni 2006 en 

5 september 2008; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd 

agentschap Zorginspectie, artikel 12 en 13; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse 

administratie, laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011;


56989 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het departement Welzijn, 

Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het 

beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat 

beleidsdomein; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van 

de Vlaamse Regering, laatst gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011; 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 september 2010 tot wijziging van de benaming van het intern 

verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het intern verzelfstandigd agentschap 

Zorginspectie; 

Overwegende dat, voor een doeltreffende en efficiënte vervulling van de taken van het agentschap, de delegatie 

van sommige beslissingsbevoegdheden aan bepaalde personeelsleden van het agentschap noodzakelijk is, 

Besluit : 

HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen 

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het agentschap Zorginspectie. 

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 

1 o de minister : de Vlaamse minister, bevoegd lid van de Vlaamse Regering; 

2 o de administrateur-generaal : het personeelslid dat belast is met de leiding van het agentschap Zorginspectie; 

3 o de afdelingshoofden : de personeelsleden, houder van een managementfunctie van N-1 niveau die belast zijn 

met de leiding van een afdeling binnen het agentschap Zorginspectie; 

4 o de beheersovereenkomst : een overeenkomst die wordt gesloten tussen de minister en een agentschap zoals 

wordt beschreven in artikel 8 van het decreet Beter Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, gewijzigd bij de decreten van 

7 mei 2004 en 15 juli 2005. 

Art. 3. § 1. De bij dit besluit aan de afdelingshoofden gedelegeerde beslissingsbevoegdheden worden uitgeoefend 

binnen de perken en met inachtneming van de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in de bepalingen van 

de relevante wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, dienstorders en andere vormen van reglementeringen, 

instructies, richtlijnen en beslissingen, alsook van de desbetreffende beheersovereenkomst. 

§ 2. De bij dit besluit aan de afdelingshoofden gedelegeerde beslissingsbevoegdheden kunnen enkel uitgeoefend 

worden binnen de perken van de taakstelling van de betrokken afdeling en van de kredieten en middelen die onder 

het beheer van de afdeling ressorteren. 

Art. 4. Als in dit besluit de beslissingsbevoegdheid voor bepaalde aangelegenheden expliciet gedelegeerd wordt, 

strekt de delegatie zich ook uit tot : 

1 o de beslissingen die moeten worden genomen in het kader van de voorbereiding en de uitvoering van de 

bedoelde aangelegenheden; 

2 o de beslissingen van ondergeschikt belang of aanvullende aard die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de 

bevoegdheid of er inherent deel van uitmaken; 

3 o het afsluiten van overeenkomsten, met uitzondering van overeenkomsten die het beleid van het agentschap 

bepalen. 

Art. 5. De bij dit besluit verleende delegaties hebben betrekking op alle kredieten van het agentschap. 

Art. 6. In geval het gebruik van de bij dit besluit verleende delegaties gepaard gaat met het gunnen van een 

overheidsopdracht, gelden de bepalingen van artikel 10. 

Art. 7. De in dit besluit vermelde bedragen zijn bedragen exclusief de belasting over de toegevoegde waarde. 

HOOFDSTUK II. — Delegaties aan de afdelingshoofden 

Afdeling I. — Delegaties van algemene aard 

Art. 8. § 1. De afdelingshoofden zijn gemachtigd om de volgende opdrachten uit te oefenen in verband met het 

ondertekenen van briefwisseling : 

1 o het voeren van dagelijkse briefwisseling met uitzondering van die gericht aan het Rekenhof of aan een Vlaams 

minister; 

2 o het ondertekenen van nota’s bestemd voor de afdelingen, agentschappen of agentschappen van de ministeries 

van de Vlaamse Gemeenschap; 

3 o het ondertekenen van brieven bestemd voor de diensten en voorzieningen die door zijn/haar afdeling worden 

geïnspecteerd; 

4 o het in ontvangst nemen van gewone en aangetekende zendingen, met uitzondering van dagvaardingen; 

5 o het eensluidend verklaren en afleveren van uittreksels en afschriften van documenten die verband houden met 

de taken van hun afdeling; 

6 o het ondertekenen van nota’s die verband houden met hun afdeling en die bestemd zijn voor de bevoegde 

Inspecteur van Financiën. 

§ 2. Onverminderd het bepaalde in § 1 worden volgende categorieën van briefwisseling, alvorens aan de 

bestemmeling te worden verzonden, aan het visum van de administrateur-generaal voorgelegd : 

1 o nota’s gericht aan de Vlaamse ministers; 

2 o briefwisseling en nota’s van beleidsmatige aard, tenzij deze een louter informatief karakter hebben; 

3 o andere briefwisseling die het niveau van individuele dossiers overstijgt, tenzij deze een louter informatief 

karakter heeft; 

4 o antwoorden op vragen om uitleg, interpellaties en schriftelijke vragen van Vlaamse Volksvertegenwoordigers; 

5 o antwoorden op brieven van het Rekenhof; 

6 o beslissingen in verband met het toestaan van buitenlandse zendingen.


§ 3. De administrateur-generaal kan, bij eenvoudige beslissing, instructies uitvaardigen die ertoe strekken : 

- bijkomende categorieën van briefwisseling aan haar voorafgaand visum te onderwerpen; 

- briefwisseling betreffende bepaalde individuele dossiers aan haar voorafgaand visum te onderwerpen; 

- de bedoelde categorieën van briefwisseling nader te omschrijven. 

Afdeling II. — Delegaties inzake interne organisatie, 

personeelsmanagement en facilitair management 

Art. 9. § 1. Inzake personeelsmanagement hebben de afdelingshoofden delegatie om de beslissingen te nemen in 

verband met : 

1 o de indienstneming van contractuele personeelsleden, na overleg met de administrateur-generaal, op basis van 

de beslissing van de directieraad en binnen de grenzen van het goedgekeurde PEP; 

2 o het ontslaan van contractuele personeelsleden, na overleg met de administrateur-generaal en op basis van een 

beslissing van de directieraad; 

3 o de toewijzing van de functie aan de personeelsleden; 

4 o het toestaan van de verloven en dienstvrijstellingen die het Vlaams Personeelsstatuut voorziet, behoudens de 

verloven waarvoor het Vlaams Personeelsstatuut bepaalt dat ze door de minister worden toegestaan; 

5 o het geneeskundig onderzoek aan te vragen; 

6 o het onthaal van nieuwe personeelsleden te organiseren; 

7 o het goedkeuren van staten van verschuldigde sommen betreffende presentiegelden en reis- en verblijfskosten, 

voor zover ze betrekking hebben op personeel, of verband houden met de werking van werken stuurgroepen of 

advies-, overleg- of beroepsorganen die aan hun afdeling verbonden zijn; 

8 o het goedkeuren van regularisaties van de werktijdregeling en dienstvrijstellingen voor het personeel van hun 

afdeling binnen de contouren van het personeelsstatuut en het geldende arbeidsreglement. 

§ 2. Inzake het facilitair management hebben de afdelingshoofden delegatie om de beslissingen te nemen in 

verband met : 

1 o het goedkeuren van de uitgaven betreffen de bestaansmiddelen binnen het door de directieraad goedgekeurde 

bestedingsplan, onverminderd de procedures van interne controle; 

2 o het goedkeuren van uitgaven inzake uitrusting, informatie- en communicatiesystemen voor hun eigen afdeling 

voor zover deze kaderen binnen het voor het agentschap goedgekeurde bestedingsplan. 

Afdeling III . — Delegaties betreffende het gunnen en de uitvoering van overheidsopdrachten 

Art. 10. De afdelingshoofden zijn gemachtigd om de volgende opdrachten uit te voeren in verband met 

overheidsopdrachten en andere uitgaven : 

1 o in het kader van de werking van hun afdeling het goedkeuren van bestekken voor werken, leveringen en 

diensten of de documenten die ze vervangen, het bepalen van de wijze waarop die opdrachten worden gegund, 

het gunnen van opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten en de organisatie en uitvoering ervan. 

Deze machtiging geldt alleen binnen de grenzen van de specifieke kredieten waarvoor de afdeling of dienst bevoegd 

is. De toewijzing van de specifieke kredieten aan de onderscheiden afdelingen en de dienst van het agentschap gebeurt 

op basis van afspraken in het managementorgaan van het agentschap. Tevens geldt de voormelde machtiging alleen 

binnen de grenzen van de volgende ramingen en bedragen : 

Openbare aanbesteding 

of algemene offertevraag 

Beperkte aanbesteding 

of beperkte offertevraag 

Onderhandelingsprocedure 

met of zonder voorafgaande 

bekendmaking 

Werken 10.000 S 5.000 S 2.500 S 

Leveringen 10.000 S 5.000 S 2.500 S 

Diensten 10.000 S 5.000 S 2.500 S 

2 o de afdelingshoofden staan in voor de eenvoudige uitvoering van opdrachten voor aanneming van werken, 

leveringen of diensten die ter uitvoering van de taken van hun afdeling werden gegund door de Vlaamse Regering, 

de bevoegde Vlaamse minister of de administrateur-generaal. Onder eenvoudige uitvoering wordt verstaan, het treffen 

van alle maatregelen en beslissingen die ertoe strekken het voorwerp van de opdracht te verwezenlijken en die binnen 

de perken van de aanneming blijven, met uitzondering van maatregelen en beslissingen die een beoordeling vanwege 

de gunnende overheid vereisen; 

3 o de afdelingshoofden hebben delegatie om de beslissingen te nemen inzake de uitvoering van de 

overheidsopdrachten. Voor beslissingen met een financiële weerslag geldt de delegatie enkel binnen het voorwerp van 

de opdracht en tot een gezamenlijke maximale financiële weerslag van 15 % boven het initieel gunningsbedrag. 

Afdeling IV. — Delegatie inzake de uitvoering van de begroting 

Art. 11. Met betrekking tot de aan hen gedelegeerde beslissingsbevoegdheden hebben de afdelingshoofden, 

binnen de perken van de kredieten en middelen die onder het beheer van hun afdeling ressorteren, delegatie om de 

beslissingen te nemen met betrekking tot het aangaan van verbintenissen, het nemen van vastleggingen, het goedkeuren 

van verplichtingen, uitgaven en betalingen, met inbegrip van de ondertekening van de vastleggings- en 

ordonnanceringsdocumenten, het vaststellen van vorderingen en het verkrijgen van ontvangsten en inkomsten. 

Art. 12. Overeenkomstig de bepalingen in artikel 11 treden de afdelingshoofden, in het kader van de ontvangstenen 

uitgavencyclus en van het systeem van interne controle op als inhoudelijk ordonnateur voor hun afdeling.


56991 

Art. 13. De delegatie aan de afdelingshoofden, verleend bij artikel 11 en 12, geldt onverminderd de bevoegdheden 

en opdrachten van de andere actoren in de ontvangstenen uitgavencyclus en het systeem van interne controle. 

HOOFDSTUK III. — Mogelijkheid tot subdelegatie 

Art. 14. Met het oog op een doeltreffende en efficiënte organisatie kunnen de afdelingshoofden na overleg en in 

consensus met de administrateur-generaal een deel van de gedelegeerde aangelegenheden verder subdelegeren aan 

personeelsleden van hun afdeling tot op het meest functionele niveau. 

Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan de administrateur-generaal die het Rekenhof en de bevoegde minister 

daarvan op de hoogte brengt. 

Art. 15. De subdelegaties worden vastgesteld in een besluit van het afdelingshoofd. Een afschrift van het besluit 

wordt aan de administrateur-generaal bezorgd. 

HOOFDSTUK IV. — Regeling bij vervanging 

Art. 16. De bij dit besluit verleende delegaties worden tevens verleend aan het personeelslid dat met de 

waarneming van de functie van afdelingshoofd belast is of het afdelingshoofd vervangt bij tijdelijke afwezigheid of 

verhindering. In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst het betrokken personeelslid, boven de 

vermelding van zijn graad en handtekening, de formule ″voor het afdelingshoofd, afwezig″. 

HOOFDSTUK V. — Gebruik van delegaties en verantwoording 

Art. 17. § 1. De afdelingshoofden, alsook de personeelsleden aan wie ingevolge artikel 14 beslissingsbevoegdheden 

werden gesubdelegeerd, nemen de nodige zorgvuldigheid in acht bij het gebruik van de verleende delegaties. 

§ 2. Het gebruik van de verleende delegaties kan door de administrateur-generaal nader worden geregeld bij 

eenvoudige beslissing en die wordt verspreid onder een dienstorder of nota. 

§ 3. De afdelingshoofden organiseren het systeem van interne controle op zodanige wijze dat de verleende 

delegaties op een adequate wijze worden gebruikt en misbruiken worden vermeden. 

§ 4. De afdelingshoofden zijn ten aanzien van de administrateur-generaal verantwoordelijk voor het gebruik van 

de verleende delegaties. Deze verantwoordelijkheid betreft eveneens de aangelegenheden waarvoor de beslissende 

bevoegdheid door de afdelingshoofden werd gesubdelegeerd aan andere personeelsleden. 

Art. 18. Over het gebruik van de verleende delegaties wordt driemaandelijks verantwoording afgelegd door 

middel van een rapport dat door de afdelingshoofden aan de administrateur-generaal wordt voorgelegd. 

Het rapport omvat de nodige informatie over de beslissingen die met toepassing van de verleende delegaties in 

de betrokken periode werden genomen, met inbegrip van informatie over de aangelegenheden waarvoor de 

beslissingsbevoegdheid door de afdelingshoofden werd gesubdelegeerd aan andere personeelsleden. 

De administrateur-generaal kan bij eenvoudige beslissing nadere instructies geven betreffende de concrete 

informatie die per gedelegeerde aangelegenheid in het rapport verstrekt moet worden en een verplicht te volgen 

schema voor de rapportering vaststellen. 

De administrateur-generaal kan, buiten de verplichte periodieke rapportering, op ieder ogenblik aan de 

afdelingshoofden, verantwoording vragen betreffende het gebruik van de delegatie in een bepaalde aangelegenheid. 

Art. 19. De administrateur-generaal heeft het recht om, bij eenvoudige beslissing, de verleende delegaties tijdelijk, 

geheel of gedeeltelijk op te heffen. 

In voorkomend geval worden de beslissingen over de aangelegenheden waarvoor de delegatie tijdelijk werd 

opgeheven, genomen door de administrateur-generaal. 

HOOFDSTUK VI. — Slotbepalingen 

Art. 20. Het besluit van de administrateur-generaal van 20 juli 2006 houdende delegatie van sommige 

bevoegdheden aan de afdelingshoofden van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid 

en Gezin, gewijzigd bij besluiten van 7 oktober 2010 en 23 april 2012, wordt opgeheven. 

Art. 21. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2013. 

Brussel, 12 juli 2013. 

K. Gevaert, 

administrateur-generaal van het agentschap Zorginspectie 

* 



7 AUGUSTUS 2013. — Wegen. — Onteigeningen. — Spoedprocedure 

[2013/204767] 

GENK. — Krachtens het besluit van 7 augustus 2013 van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken 

zijn de bepalingen van artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 tot instelling van een rechtspleging bij dringende 

omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte van toepassing voor de onteigeningen door het Vlaamse 

Gewest op het grondgebied van de stad Genk. 

Het plan 1M3D8G G028676 01 ligt ter inzage bij het Agentschap Wegen en Verkeer, afdeling Wegen en Verkeer 

Limburg, Koningin Astridlaan 50, bus 4, 3500 Hasselt. 

Tegen het genoemde ministerieel besluit van 7 augustus 2013 kan bij de Raad van State beroep worden 

aangetekend. Een verzoekschrift moet binnen zestig dagen via een aangetekende brief aan de Raad van State worden 

toegestuurd.


MEEUWEN-GRUITRODE. — Krachtens het besluit van 7 augustus 2013 van de Vlaamse minister van Mobiliteit 

en Openbare Werken zijn de bepalingen van artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 tot instelling van een rechtspleging 

bij dringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte van toepassing voor de onteigeningen door 

het Vlaamse Gewest op het grondgebied van de gemeente Meeuwen-Gruitrode. 

De plannen 1M3D8G G 028926 00 en 1M3D8G G 028927 00 liggen ter inzage bij het Agentschap Wegen en Verkeer, 

afdeling Wegen en Verkeer Limburg, Koningin Astridlaan 50, bus 4, te 3500 Hasselt. 



toegestuurd. 

PEER. — Krachtens het besluit van 7 augustus 2013 van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken 

zijn de bepalingen van artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 tot instelling van een rechtspleging bij dringende 


Gewest op het grondgebied van de stad Peer. 

De plannen 1M3D8G G 028924 00 en 1M3D8G G 028925 00 liggen ter inzage bij het Agentschap Wegen en Verkeer, 

afdeling Wegen en Verkeer Limburg, Koningin Astridlaan 50, bus 4, te 3500 Hasselt. 



toegestuurd. 

* 



[2013/204768] 

8 AUGUSTUS 2013. — Wegen. — Onteigeningen. — Spoedprocedure 

MACHELEN. — Krachtens het besluit van 8 augustus 2013 van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare 

Werken zijn de bepalingen van artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 tot instelling van een rechtspleging bij dringende 


Gewest op het grondgebied van de gemeente Machelen. 

De plannen 1M3D8F G 000836 02, 1M3D8F G 000837 01 en 1M3D8F G 000839 01 liggen ter inzage bij het 

Agentschap Wegen en Verkeer, Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant, Diestsepoort 6, bus 81, 3000 Leuven. 



toegestuurd. 

LANAKEN. — Krachtens het besluit van 8 augustus 2013 van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare 

Werken zijn de bepalingen van artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 tot instelling van een rechtspleging bij dringende 


Gewest op het grondgebied van de gemeente Lanaken. 

Het plan 1M3D8G G029930 01 ligt ter inzage bij het Agentschap Wegen en Verkeer, afdeling Wegen en Verkeer 

Limburg, Koningin Astridlaan 50, bus 4, 3500 Hasselt. 



toegestuurd. 

* 


Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 

25 JULI 2013. — Provincie West-Vlaanderen. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) 

7-1 Elleboogstraat, gemeente Spiere-Helkijn 

[2013/204769] 

Bij besluit van 25 juli 2013 heeft de deputatie van de Provincie West-Vlaanderen het gemeentelijk ruimtelijk 

uitvoeringsplan 7-1 Elleboogstraat voor de gemeente Spiere-Helkijn, zoals definitief vastgesteld door de gemeenteraad 

van Spiere-Helkijn in zitting van 15 mei 2013, goedgekeurd.


56993 



[C − 2013/27151] 

Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement 

Département du Sol et des Déchets. — Direction de la Protection des Sols 

Avenue Prince de Liège 15 

5100 Jambes 

Arrêté ministeriel octroyant : 

Enregistrement n° 2012/13/147/3/4 

Dossier : COM/045 

Valorisation du compost de déchets verts produit par la SCRL Ipalle sur la plate-forme de compostage d’Ath 

sise chemin des Peupliers 66, à 7800 Ath 

Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, 

Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets; 

Vu l’arrêté royal du 28 janvier 2013 relatif au commerce des engrais, des amendements du sol et des substrats de 

cultures; 

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets, article 13; 

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 2009 portant règlement du fonctionnement du Gouvernement; 

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 décembre 2011 fixant la répartition des compétences entre les Ministres 

et réglant la signature des actes du Gouvernement; 

Vu la demande d’enregistrement et de certificat d’utilisation introduite par la SCRL Ipalle le 13 novembre 2012 et 

déclarée recevable 14 janvier 2013; 

Considérant que le compost de déchets verts produit par la SCRL Ipalle est couvert par la dérogation EM036.UZ 

délivrée en date du 21 mai 2013 par le Service public fédéral, Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et 

Environnement, conformément à l’arrêté royal du 28 janvier 2013 précité, permettant sa commercialisation comme 

« amendement organique du sol »; 

Considérant que les teneurs en éléments polluants du compost de déchets verts analysé sont inférieures aux limites 

admises au niveau des certificats d’utilisation des matières destinées à une valorisation agricole avec suivi parcellaire 

sans analyses des éléments traces métalliques des sols; 

Considérant que les opérations d’épandage sur le sol au profit del’agriculture et de l’environnement incluant les 

opérations de compostage et autres transformations biologiques reprises sous la rubrique R10 de l’annexe 3 du décret 

du Conseil régional wallon du 27 juin 1996 relatif aux déchets relèvent des opérations débouchant sur une possibilité 

de valorisation des déchets; 

Considérant qu’en vertu de l’article 13 de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la 

valorisation de certains déchets, le Ministre peut favoriser la valorisation de déchets non dangereux; 

Considérant que la tenue d’une comptabilité environnementale et l’obtention d’un certificat d’utilisation, tels 

qu’envisagés par l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 précité sont indispensables pour ce type de matière 

et ont pour objectif d’assurer la traçabilité et le suivi environnementaux des filières d’utilisation sur ou dans le sol au 

profit del’agriculture et de l’environnement;


Considérant que les conditions requises en vertu de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 précités sont 

rencontrées par le demandeur, 

Arrête : 

Article 1 er . La SCRL Ipalle, sise chemin de l’Eau Vive 1, à 7503 Froyennes, est enregistrée sous le n° 2012/13/147/3/4 

pour la valorisation du compost de déchets verts produit sur la plate-forme de compostage sise chemin des Peupliers 

66, à 7800 Ath. 

Art. 2. Le compost de déchets verts est admis pour les utilisations précisées dans le certificat d’utilisation, 

moyennant l’obtention de ce dernier, le respect des dispositions y contenues, la tenue d’une comptabilité, ainsi que la 

mise en place d’une traçabilité de la filière, d’un suivi qualitatif de la production et d’un suivi de la valorisation adapté 

à l’utilisation. 

Art. 3. Le compost de déchets verts est produit par fermentation aérobie dans le respect des dispositions du 

permis d’environnement. 

Art. 4. Les caractéristiques analytiques de la matière produite, ses modes d’utilisation, sa traçabilité et le suivi de 

son utilisation sont fixés par le certificat d’utilisation. 

Art. 5. Toute nouvelle demande de certificat d’utilisation pour le compost de déchets verts visé àl’article 2 doit 

être introduite selon le prescrit de l’article 6 de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la 

valorisation de certains déchets et conformément au modèle repris en annexe IV dudit arrêté. 

Art. 6. La comptabilité reprise en annexe fait partie intégrante du présent enregistrement. 

Art. 7. L’enregistrement est délivré pour une période de dix ans prenant cours le jour de la signature du présent 

arrêté. 

Art. 8. La matière visée par le présent enregistrement est identifiée, caractérisée et utilisée selon les termes énoncés 

dans le certificat d’utilisation. 

Art. 9. Un recours en annulation pour violation des formes soit substantielles, soit prescrites à peine de nullité, 

excès oudétournement de pouvoir, peut être porté devant le Conseil d’Etat contre la présente décision par toute partie 

justifiant d’une lésion ou d’un intérêt. 

Le Conseil d’Etat, section administration, peut être saisi par requête écrite, signée par l’intéressé ou par un avocat 

et ce, dans les soixante jours à dater de la notification ou de la publication de la présente décision. 

Outre le recours au Conseil d’Etat, existe la possibilité d’introduire une réclamation auprès dumédiateur de la 

Région wallonne; cette saisine du médiateur n’interrompt pas le délai pendant lequel il est possible d’intenter un 

recours au Conseil d’Etat. 

Namur, le 12 juillet 2013. 

Ph. HENRY


56995

56996 MONITEUR BELGE — 29.08.2013 — BELGISCH STAATSBLAD


56997



56999



57001



57003



57005



57007



57009



57011



57013



57015



57017



57019



57021



57023



57025



57027



57029



57031



57033



57035 

AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN 


[C − 2013/00521] 

19 JUILLET 2013. — Circulaire ministérielle GPI 74. — La promotion 

de l’égalité des chances entre les hommes et les femmes au sein des 

services de police 

A Mesdames et Messieurs les Bourgmestres, 

A Mesdames et Messieurs les Présidents des Collèges de police, 

A Mesdames et Messieurs les Chefs de corps de la police locale, 

A Mesdames et Messieurs les Directeurs des académies et écoles de 

police, 

A Madame la Commissaire générale de la police fédérale, 

A Monsieur l’Inspecteur général de l’inspection générale de la police 

fédérale et de la police locale, 

A Messieurs les Directeurs généraux de la police fédérale, 

A Mesdames et Messieurs les Directeurs de la police fédérale, 

A Monsieur le Président de la Commission permanente de la police 

locale, 

A Monsieur le Président de la Commission de déontologie, 

A Monsieur le Président du Conseil fédéral de police, 

A Monsieur le Président du Conseil consultatif des bourgmestres, 

Pour information : 

A Monsieur le Directeur général du Secrétariat administratif et 

technique, 

A Monsieur le Directeur général de la Direction générale Sécurité et 

Prévention, 

Madame, Monsieur le Bourgmestre, 

Madame, Monsieur le Président, 

Madame, Monsieur le Chef de corps, 

Madame, Monsieur le Directeur de l’académieoudel’école de police, 

Madame la Commissaire générale, 

Monsieur l’Inspecteur général, 

Monsieur le Directeur général, 

Madame, Monsieur le Directeur, 

Mesdames et Messieurs, 

I. Introduction 

Le 7 mars 2012, s’est tenu dans l’enceinte du Sénat un séminaire 

consacré au thème ’Les femmes à la police’. Il ressort des nombreux 

témoignages apportés lors de cet évènement que le parcours d’une 

femme au sein des services de police rencontre différents obstacles et 

que, malgré les nombreux efforts déjà déployés pour promouvoir 

l’égalité des chances entre les hommes et les femmes, le nombre de 

femmes occupant des fonctions à hautes responsabilités reste encore 

assez faible. 

Soucieuse de promouvoir l’égalité des chances entre les hommes et 

les femmes et pour atteindre un équilibre à ce niveau, j’ai décidé de 

constituer au sein des services de police une Task Force Genre. Cette 

Task Force a été chargée de proposer des mesures selon trois axes : 

- le soutien au parcours professionnel de toutes les femmes et en 

particulier à celui des hauts potentiels; 

- la conciliation entre la vie professionnelle et la vie privée; 

-l’implémentation du gendermainstreaming et du genderbudgeting 

(en vertu de la loi du 12 janvier 2007 visant au contrôle de l’application 

des résolutions de la conférence mondiale sur les femmes réunie à 

Pékin en septembre 1995 et intégrant la dimension du genre dans 

l’ensemble des politiques fédérales, Moniteur belge du 13 février 2007). 

Les mesures proposées par la Task Force ont été coulées dans un plan 

d’action dynamique car il est appelé àêtre complété au fil du temps et 

en fonction des circonstances concrètes. 


[C − 2013/00521] 

19 JULI 2013. — Ministeriële omzendbrief GPI 74. — De bevordering 

van de gelijke kansen van mannen en vrouwen binnen de 

politiediensten 

Aan de dames en heren Burgemeesters, 

Aan de dames en heren Voorzitters van de Politiecolleges, 

Aan de dames en heren Korpschefs van de lokale politie, 

Aan de dames en heren Directeurs van de academies en politiescholen, 

Aan mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, 

Aan de heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de 

federale politie en van de lokale politie, 

Aan de heren Directeurs-generaal van de federale politie, 

Aan de dames en heren Directeurs van de federale politie, 

Aan de heer Voorzitter van de vaste Commissie van de lokale politie, 

Aan de heer Voorzitter van de deontologische Commissie, 

Aan de heer Voorzitter van de federale Politieraad, 

Aan de heer Voorzitter van de Adviesraad van burgemeesters, 

Ter kennisgeving : 

Aan de heer Directeur-generaal van het administratief-technisch 

Secretariaat, 

Aan de heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid 

en Preventie, 

Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, 

Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, 

Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, 

Mevrouw, Mijnheer de Directeur van de academie of politieschool, 

Mevrouw de Commissaris-generaal, 

Mijnheer de Inspecteur-generaal, 

Mijnheer de Directeur-generaal, 

Mevrouw, Mijnheer de Directeur, 

Dames en Heren, 

I. Inleiding 

Op 7 maart 2012 vond in de Senaat een seminarie plaats over het 

thema ’Vrouwen en politie’. Tijdens dit evenement kwamen talrijke 

getuigenissen aan bod. Uit deze getuigenissen blijkt dat het parcours 

van een vrouw binnen de politie verschillende hindernissen kent en 

dat, ondanks de vele inspanningen die reeds werden geleverd om de 

gelijke kansen van mannen en vrouwen te bevorderen, het aantal 

vrouwen in functies met grote verantwoordelijkheid nog steeds klein is. 

Vanuit mijn bezorgdheid om de gelijke kansen van mannen en 

vrouwen te bevorderen en om op dit vlak een evenwicht te bereiken, 

heb ik besloten binnen de politie een Task Force Gender op te richten. 

Deze Task Force werd belast met het uitwerken van maatregelen op 

drie assen : 

- de ondersteuning van het loopbaanparcours van vrouwen in het 

algemeen en van high potentials in het bijzonder; 

- de verzoening tussen de carrière en het privéleven; 

- de implementatie van gendermainstreaming en genderbudgeting 

(conform de wet van 12 januari 2007 strekkende tot controle op de 

toepassing van de resoluties van de wereldvrouwenconferentie die 

in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de 

genderdimensie in het geheel van federale beleidslijnen, Belgisch 

Staatsblad van 13 februari 2007). 

De voorgestelde maatregelen van de Task Force zijn gebundeld in een 

dynamisch actieplan dat in de toekomst zal worden aangevuld in 

functie van concrete omstandigheden.


Je sollicite la collaboration de tous les services de la police fédérale et 

de tous les chefs de corps de la police locale pour exécuter ce plan 

d’action dont vous trouverez un exemplaire en annexe. 

Je compte sur l’implication de chacune et chacun à quelque niveau 

que ce soit et dans le cadre de ses compétences, pour mettre en œuvre 

ce plan d’action. 

Le plan d’action prévoit entre autres qu’un certain nombre de 

dispositions légales et règlementaires relatives au statut soient adaptées. 

Dans l’attente de ces adaptations, je donne déjà via la présente 

circulaire quelques directives. Ces directives sont applicables jusqu’à 

l’entrée en vigueur des modifications devant être apportées à certaines 

dispositions statutaires. 

II. Directives 

Hors les cas où les textes statutaires ne le permettent pas actuellement, 

je demande qu’au sein des services de police et des organes 

externes, les commissions (de déontologie, de sélection, de délibération, 

d’évaluation, ...), les comités (de direction, ...), les conseils, les jury’s 

(d’examens, ...), les groupes de travail nationaux, ... soient composés de 

personnes des deux sexes avec pour objectif de tendre vers la présence 

d’au moins un tiers de l’un ou de l’autre sexe tout en privilégiant le 

critère « compétence ». 

Les autorités qui proposent à la désignation des personnes en vue de 

participer à ces organes respecteront également ces mêmes principes. 

Dans ce contexte, 

- dans chaque corps de police (zone de police et police fédérale), la 

fonctionnalité de « Coordination en approche intégrée de genre » 

s’inspirant des principes énumérés dans l’arrêté royal du 26 janvier 

2010 (1) applicable au sein de la fonction publique sera créée. Cette 

fonctionnalité vise à prendre en considération la notion « genre » lors 

de prises de décision de tout type et à vérifier si c’est bien le cas dans 

la pratique. Celle-ci comportera notamment le screening de règlementation 

des processus actuels et futurs (entre autres recrutement, 

mobilité, ...); 

- tous les membres du personnel de la police intégrée signeront la 

Charte de la diversité et de l’égalité des chances individuelle et la 

Commissaire générale et chaque Chef de corps de la police locale 

signeront la Charte de la diversité et de l’égalité des chances pour le 

management. 

J’invite également les mandataires à consacrer un point de leur 

prochaine lettre de mission à la diversité et à l’égalité des chances. 

Par ailleurs, pour pouvoir élaborer une politique en matière de genre, 

il est nécessaire de disposer d’une vue claire et précise de la situation. 

La transmission de statistiques est ici un élément important. Dès lors, 

chaque chef de corps de la police locale communiquera au Service 

« Appui à la politique » de la Direction générale de l’appui et de la 

gestion de la police fédérale, via le questionnaire morphologique, 

toutes les données statistiques réparties par genre dans ce questionnaire. 

Au préalable, chaque zone de police aura fait, dans son système 

d’enregistrement, une distinction par genre pour toutes les données. 

Enfin, je me tiendrai informée, chaque année, des actions menées 

pour réaliser le plan d’action précité. 

(1) Arrêté royal du 26 janvier 2010 fixant la composition, les missions 

et les règles de fonctionnement d’un groupe interdépartemental de 

coordination ainsi que le niveau de qualifications minimales de ses 

membres en exécution de l’article 8 de la loi du 12 janvier 2007 visant 

au contrôle de l’application des résolutions de la conférence mondiale 

sur les femmes réunie à Pékin en septembre 1995 et intégrant la 

dimension du genre dans l’ensemble des politiques fédérales (Moniteur 

belge du8février 2010). 

La Vice-Première Ministre 

et Ministre de l’Intérieur et de l’Egalité des chances, 


Ik verwacht dat alle diensten van de federale politie en alle 

korpschefs van de lokale politie hun medewerking verlenen aan de 

uitvoering van dit actieplan, waarvan u een exemplaar terugvindt in 

bijlage. 

Ik reken op de medewerking van iedereen om, ongeacht haar/zijn 

niveau en binnen het raam van haar/zijn bevoegdheden, dit actieplan 

uit te voeren. 

Het actieplan voorziet onder meer dat een aantal wettelijke en 

reglementaire bepalingen met betrekking tot het statuut zullen worden 

aangepast. In afwachting van deze aanpassingen geef ik via deze 

ministeriële omzendbrief reeds enkele richtlijnen. Deze richtlijnen zijn 

van toepassing tot de nodige aanpassingen van de statutaire regelgeving 

zijn doorgevoerd. 

II. Richtlijnen 

Behalve de gevallen waarin de statutaire teksten dit op dit moment 

niet toelaten, vraag ik dat binnen de politiediensten en de externe 

organen, de commissies (deontologische commissie, selectiecommissies, 

evaluatiecommissies,...), de raden, de jury’s (examenjury’s, ...), de 

nationale werkgroepen, ... worden samengesteld uit personen van de 

beide geslachten, met als streefdoel de aanwezigheid van ten minste 

één derde van de leden van het ene of het andere geslacht, zonder het 

criterium « competentie » uit het oog te verliezen. 

De overheden die personen voordragen ter aanwijzing met het oog 

op deelname aan deze organen, zullen eveneens deze principes 

respecteren. 

In deze context, 

- zal in elk politiekorps (politiezone en federale politie) de functionaliteit 

van « Coördinatie inzake geïntegreerde aanpak van gender », 

gebaseerd op de principes uit het koninklijk besluit van 26 januari 2010 

(1) dat van toepassing is in het openbare ambt, gecreëerd worden. Deze 

functionaliteit strekt er toe om de notie « gender » in rekening te 

brengen bij elke besluitvorming alsmede om dit in de praktijk op te 

volgen. Deze functionaliteit zal ondermeer de screening van de 

regelgeving van de huidige en toekomstige processen (onder andere 

rekrutering, mobiliteit, ...) omvatten; 

- wordt het individuele Charter diversiteit en gelijke kansen ondertekend 

door alle personeelsleden van de geïntegreerde politie en wordt 

het Charter diversiteit en gelijke kansen voor het management 

ondertekend door de Commissaris-generaal en door elke Korpschef 

van de lokale politie. 

Ik verzoek de mandaathouders om in hun volgende opdrachtbrief 

eveneens een punt aan diversiteit en gelijkheid van kansen te wijden. 

Daarenboven, om een beleid inzake gender te kunnen ontwikkelen, 

is het noodzakelijk om een duidelijk en precies overzicht van de 

toestand te hebben. Het overmaken van statistieken vormt hierbij een 

belangrijk element. Bijgevolg zal elke korpschef van de lokale politie 

via de morfologische vragenlijst alle statistische gegevens die in de 

morfologische vragenlijst opgesplitst worden naar geslacht overmaken 

aan de Dienst politiebeleidondersteuning van de Algemene directie van 

de ondersteuning en het beheer van de federale politie. 

Elke lokale politiezone zal voorafgaand in zijn registratiesysteem 

voor alle gegevens het onderscheid hebben gemaakt naar geslacht. 

Ten slotte zal ik me jaarlijks informeren over de ondernomen acties 

ter realisatie van voornoemd actieplan. 

(1) Koninklijk besluit van 26 januari 2010 tot vastlegging van de 

samenstelling, de opdrachten en de werkingsregels van een interdepartementele 

coördinatiegroep alsook van het niveau van minimale 

kwalificaties van zijn leden in uitvoering van artikel 8 van de wet van 

12 januari 2007 strekkende tot controle op de toepassing van de 

resoluties van de wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in 

Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het 

geheel van federale beleidslijnen (Belgisch Staatsblad van 8 februari 2010). 

De Vice-Eerste Minister 

en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke kansen, 

Mevr. J. MILQUET


57037



57039



57041



57043



57045



57047



57049 

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, 

TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE 

[2013/204803] 

Liste des communes permettant l’application de l’arrêté royal du 

15 juillet 1998 modifiant l’arrêté royal du 9 juin 1997 d’exécution de 

l’article 7, § 1 er , alinéa 3,m, del’arrêté-loi du 28 décembre 1944 

concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes 

de transition professionnelle et de l’arrêté royal du 15 juillet 1998 

modifiant les articles 78ter,78sexies et 131quater de l’arrêté royal du 

25 novembre 1991 portant réglementation du chômage 

Liste dressée par l’Office national de l’Emploi reprenant les communes 

dont le taux de chômage est au moins 20 % plus élevé que le taux 

de chômage moyen de la région. 

Liste valable du 1 er septembre 2013 au 31 août 2014. Cette liste a été 

réalisée sur base des chiffres du chômage de juin 2013. 

Province d’Anvers : 

Antwerpen 

Baarle-Hertog 

Boom 

Mechelen 

Turnhout 

Zwijndrecht 

Province du Brabant flamand : 

Linkebeek 

Province du Brabant wallon : // 

Province de Flandre occidentale : 

Blankenberge 

Bredene 

De Haan 

De Panne 

Knokke-Heist 

Mesen 

Oostende 

Spiere-Helkijn 

Province de Flandre orientale : 

Gent 

Ronse 

Sint-Niklaas 

Province du Hainaut : 

Anderlues 

Belœil 

Bernissart 

Binche 

Boussu 

Chapelle-lez-Herlaimont 

Charleroi 

Châtelet 

Colfontaine 

Dour 

Erquelinnes 

Farciennes 

Frameries 

Hensies 

La Louvière 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, 

ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG 

[2013/204803] 

Lijst met gemeenten voor de toepassing van het koninklijk besluit 

van 15 juli 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 

9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de 

besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke 

zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma’s 

en het koninklijk besluit van 15 juli 1998 tot wijziging van de 

artikelen 78ter, 78sexies en 131quater van het koninklijk besluit 

van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering 

Lijst opgemaakt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, 

met de gemeenten waar de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger 

ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad in het gewest. 

Deze lijst is geldig van 1 september 2013 tot 31 augustus 2014. De lijst 

werd opgemaakt op basis van de werkloosheidscijfers van juni 2013. 

Provincie Antwerpen : 

Antwerpen 

Baarle-Hertog 

Boom 

Mechelen 

Turnhout 

Zwijndrecht 

Provincie Vlaams-Brabant : 

Linkebeek 

Provincie Waals-Brabant : // 

Provincie West-Vlaanderen : 

Blankenberge 

Bredene 

De Haan 

De Panne 

Knokke-Heist 

Mesen 

Oostende 

Spiere-Helkijn 

Provincie Oost-Vlaanderen : 

Gent 

Ronse 

Sint-Niklaas 

Provincie Henegouwen : 

Anderlues 

Belœil 

Bernissart 

Binche 

Boussu 

Chapelle-lez-Herlaimont 

Charleroi 

Châtelet 

Colfontaine 

Dour 

Erquelinnes 

Farciennes 

Frameries 

Hensies 

La Louvière


Manage 

Mons 

Quaregnon 

Quiévrain 

Province de Liège : 

Dison 

Engis 

Herstal 

Huy 

Liège 

Saint-Nicolas 

Seraing 

Verviers 

Province du Limbourg : 

Dilsen-Stokkem 

Genk 

Hamont-Achel 

Houthalen-Helchteren 

Lanaken 

Leopoldsburg 

Maasmechelen 

Voeren 

Province du Luxembourg : // 

Province de Namur : 

Couvin 

Hastière 

Viroinval 

Bruxelles : 

Anderlecht 

Bruxelles 

Molenbeek-Saint-Jean 

Saint-Josse-ten-Noode 

Schaerbeek 

Manage 

Mons 

Quaregnon 

Quiévrain 

Provincie Luik : 

Dison 

Engis 

Herstal 

Huy 

Liège 

Saint-Nicolas 

Seraing 

Verviers 

Provincie Limburg : 

Dilsen-Stokkem 

Genk 

Hamont-Achel 

Houthalen-Helchteren 

Lanaken 

Leopoldsburg 

Maasmechelen 

Voeren 

Provincie Luxemburg : // 

Provincie Namen : 

Couvin 

Hastière 

Viroinval 

Brussel : 

Anderlecht 

Brussel 

Sint-Jans-Molenbeek 

Sint-Joost-ten-Node 

Schaarbeek 

* 

SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, 

P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE 

[C − 2013/11431] 

Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation 

Retrait d’agréments — SA EBG MERELBEKE 

NV DELTA — NV KREFIMA 

Par décision du 22 août 2013, l’agrément numéro 961 de la 

SA EBG MERELBEKE, numéro d’entreprise 0404.164.653, Verlorenbroodstraat 

120 bus 1 à 9820 Merelbeke, est supprimé, la société ayant 

été liquidée. 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, 

K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE 

[C − 2013/11431] 

Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet 

Intrekking van erkenningen — NV EBG MERELBEKE 

NV DELTA — NV KREFIMA 

Bij beslissing van 22 augustus 2013 wordt de erkenning van de 

NV EBG MERELBEKE, ondernemingsnummer 0404.164.653, Verlorenbroodstraat 

120 te 9820 Merelbeke, erkend onder het nummer 961, 

ingetrokken, daar de vennootschap werd vereffend. 

Par décision du 22 août 2013, l’agrément en vue d’offrir ou de 

consentir des contrats de crédit qui font l’objet d’une cession ou d’une 

subrogation immédiate en faveur de la requérante, conformément aux 

articles 1 er ,4°, et 25, de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la 

consommation, des personnes nommément désignées ci-après est retiré 

d’office : 

Bij beslissing van 22 augustus 2013, wordt de erkenning met het oog 

op het aanbieden of toezeggen van kredietovereenkomsten die het 

voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of 

indeplaats stelling ten gunste van de aanvraagster, overeenkomstig 

artikelen 1, 4°, en 25, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, 

van de volgende met name hierna aangeduide personen 

ambtshalve ingetrokken : 

738 DELTA NV 

WEVELGEMSTRAAT 122 

8930 MENEN 

NUMERO D’ENTREPRISE/ 

ONDERNEMINGSNUMMER : 

1823 KREFIMA NV 

MECHELSESTEENWEG 150 

2018 ANTWERPEN 

NUMERO D’ENTREPRISE/ 

ONDERNEMINGSNUMMER : 

0412.489.728 

0404.094.377


57051 




VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE 

JOBPUNT VLAANDEREN 

[2013/204874] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een hoofdmedewerker (secretaris) bij Universiteit Gent 

(2013/PS05/B) 

Eén deeltijdse (50 %) betrekking in functieklasse B als hoofdmedewerker (secretaris) bij de vakgroep Conflict- en 

Ontwikkelingsstudies van de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen 

Wedde aan 100 % : min. S 15.891,05 - max. S 30.897,78; geïndexeerde brutomaandwedde (aan 160,84 %) : min. 

S 2.129,93 - max. S 4.141,33 

Profiel van de kandidaat 

Diploma : 

- Diploma van bachelor of gelijkwaardig diploma 

Kennis / Ervaring : 

- Kennis hebben van de courante softwarepakketten (MS Office) 

- Kennis hebben van financieel beheer 

- Kennis van het boekhoudkundig softwarepakket SAP strekt tot de aanbeveling 

- Kennis hebben van het Engels en het Frans 

Vaardigheden : 

- Beschikken over goede administratieve vaardigheden 

- Beschikken over goede organisatorische vaardigheden 

- Beschikken over goede communicatieve vaardigheden (zowel schriftelijk als mondeling) 

- Beschikken over goede sociale vaardigheden 

- Zelfstandig en in team kunnen werken 

Attitudes : 

- Stressbestendig zijn 

- Assertief zijn 

- Stipt en nauwgezet zijn (met oog voor procedures en reglementering) 

- Verantwoordelijkheidszin hebben 

- Professioneel en klantgericht ingesteld zijn 

- Flexibel zijn (in functie van een variërende invulling van het takenpakket en de werklast doorheen het 

academiejaar) 

- Proactief ingesteld zijn 

- Leerbereid zijn 

Inhoud van de functie 

- Bieden van administratieve ondersteuning aan de vakgroep Conflict- en Ontwikkelingsstudies : 

o Bieden van algemene ondersteuning bij de onderwijsactiviteiten van de vakgroep : reserveren van 

auditoria, samenstellen van de commissies voor de (voorbereiding van de) masterproeven, organiseren van 

masterproefverdedigingen, opstellen van examen- en lessenroosters op maat van de vakgroep, organiseren 

van examens (data en inhaaldata, toezicht, ad hoc arrangementen, ... ), functioneren als proxy bij het 

optellen, controleren en het inbrengen van punten en archiveren van examens 

o Ondersteunen van de externe communicatie van de vakgroep : instaan voor de organisatie en opvolging 

van de infonamiddag, bieden van praktische ondersteuning bij externe evenementen van de vakgroep en 

instaan voor het beheer van de websites van de vakgroep en van de onderzoeksgroepen 

o Ondersteunen van de alumniwerking van de vakgroep 

o Bieden van algemene administratieve en logistieke ondersteuning aan het ZAP en het AAP 

o Verstrekken van informatie en functioneren als aanspreekpunt voor studenten 

o Instaan voor de ondersteuning en invulling van Minerva (plaatsen van documenten, aankondigingen en 

het beheer van groepen) 

o Taak-overschrijdend samenwerken met de andere ATP-leden (o.m. verzorgen van baliepermanentie in de 

bibliotheek) 

- Verrichten van algemene secretariaatstaken : telefoon, e-mail, contacten met andere vakgroepen, het decanaat 

en de centrale administratie


Algemene beschikkingen voor deze betrekking 

De Universiteit Gent wil graag dat haar personeelsbestand een afspiegeling is van onze maatschappij. De UGent 

werkt daarom aan een uitgebalanceerd diversiteitsbeleid en moedigt iedereen, ongeacht geslacht, afkomst of 

functiebeperking, van harte aan te solliciteren. 

De kandidaten moeten een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking en 

moeten lichamelijk geschikt bevonden worden in een geneeskundig onderzoek bij het departement Medisch toezicht. 

Deze vacature is deeltijdse statutaire betrekking met een stageperiode van zes maanden. De selectieprocedure is 

functiegericht en staat op het peil van het niveau en de graad van de vacante betrekking. De definitieve selectie gebeurt 

door de Universiteit Gent. 

Hoe solliciteren 

De kandidaturen - bestaande uit een gemotiveerde sollicitatiebrief, CV en een kopie van het gevraagde diploma 

- worden, bij voorkeur per e-mail, ten laatste op 6 september 2013 gericht aan : 

hrs.governmenment@hudson.com 

(een automatische antwoordmail zal de ontvangst van uw e-mail bevestigen). 

of per post aan : 

Hudson Belgium NV 

T.a.v. Mevr. Isabelle De Rycke 

Moutstraat 56 

9000 GENT 

(datum poststempel geldt als bewijs) 

Gelieve het refertenummer van de vacature te vermelden. Voor deze vacature is dit 16168. 

* 

JOBPUNT VLAANDEREN 

[2013/204875] 

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een hoofdmedewerker (secretaris) 

bij Universiteit Gent (2013/PS05/B) 

Eén deeltijdse (50 %) betrekking in functieklasse B als hoofdmedewerker (secretaris) bij de vakgroep Conflict- en 

Ontwikkelingsstudies van de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen. 

Wedde aan 100 % : min. : S 15.891,05-max. : S 30.897,78; geïndexeerde brutomaandwedde (aan 160,84 %) : 

min. : S 2.129,93-max. : S 4.141,33 

Profiel van de kandidaat 

Diploma : 

— Diploma van bachelor of gelijkwaardig diploma. 

Kennis/Ervaring : 

— Kennis hebben van de courante softwarepakketten (MS Office). 

— Kennis hebben van financieel beheer. 

— Kennis van het boekhoudkundig softwarepakket SAP strekt tot de aanbeveling. 

— Kennis hebben van het Engels en het Frans. 

Vaardigheden : 

— Beschikken over goede administratieve vaardigheden. 

— Beschikken over goede organisatorische vaardigheden. 

— Beschikken over goede communicatieve vaardigheden (zowel schriftelijk als mondeling). 

— Beschikken over goede sociale vaardigheden. 

— Zelfstandig en in team kunnen werken. 

Attitudes : 

— Stressbestendig zijn. 

— Assertief zijn. 

— Stipt en nauwgezet zijn (met oog voor procedures en reglementering). 

— Verantwoordelijkheidszin hebben. 

— Professioneel en klantgericht ingesteld zijn. 

— Flexibel zijn (in functie van een variërende invulling van het takenpakket en de werklast doorheen het 

academiejaar). 

— Proactief ingesteld zijn. 

— Leerbereid zijn.


57053 

Inhoud van de functie 

— Bieden van administratieve ondersteuning aan de vakgroep Conflict- en Ontwikkelingsstudies : 

o Bieden van algemene ondersteuning bij de onderwijsactiviteiten van de vakgroep : reserveren van auditoria, 

samenstellen van de commissies voor de (voorbereiding van de) masterproeven, organiseren van 

masterproefverdedigingen, opstellen van examen- en lessenroosters op maat van de vakgroep, organiseren 

van examens (data en inhaaldata, toezicht, ad hoc arrangementen,... ), functioneren als proxy bij het optellen, 

controleren en het inbrengen van punten en archiveren van examens 

o Ondersteunen van de externe communicatie van de vakgroep : instaan voor de organisatie en opvolging van 

de infonamiddag, bieden van praktische ondersteuning bij externe evenementen van de vakgroep en instaan 

voor het beheer van de websites van de vakgroep en van de onderzoeksgroepen. 

o Ondersteunen van de alumniwerking van de vakgroep. 

o Bieden van algemene administratieve en logistieke ondersteuning aan het ZAP en het AAP. 

o Verstrekken van informatie en functioneren als aanspreekpunt voor studenten. 

o Instaan voor de ondersteuning en invulling van Minerva (plaatsen van documenten, aankondigingen en het 

beheer van groepen). 

o Taak-overschrijdend samenwerken met de andere ATP-leden (o.m. verzorgen van baliepermanentie in de 

bibliotheek). 

— Verrichten van algemene secretariaatstaken : telefoon, e-mail, contacten met andere vakgroepen, het decanaat 

en de centrale administratie. 

Algemene beschikkingen voor deze betrekking 

De Universiteit Gent wil graag dat haar personeelsbestand een afspiegeling is van onze maatschappij. De U-Gent 

werkt daarom aan een uitgebalanceerd diversiteitsbeleid en moedigt iedereen, ongeacht geslacht, afkomst of 

functiebeperking, van harte aan te solliciteren. 

De kandidaten moeten een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking en 

moeten lichamelijk geschikt bevonden worden in een geneeskundig onderzoek bij het departement Medisch toezicht. 

Deze vacature is deeltijdse statutaire betrekking met een stageperiode van 6 maanden. De selectieprocedure is 

functiegericht en staat op het peil van het niveau en de graad van de vacante betrekking. De definitieve selectie gebeurt 

door de Universiteit Gent. 

Hoe solliciteren : 

De kandidaturen − bestaande uit een gemotiveerde sollicitatiebrief, CV en een kopie van het gevraagde diploma − 

worden, bij voorkeur per e-mail, ten laatste op 6 september 2013 gericht aan : 

hrs.government@hudson.com 

(een automatische antwoordmail zal de ontvangst van uw e-mail bevestigen). 

of per post aan : 

″Hudson Belgium″ NV 

T.a.v. Mevr. Isabelle De Rycke 

Moutstraat 56 

9000 Gent 

(datum poststempel geldt als bewijs) 

Gelieve het refertenummer van de vacature te vermelden. 

Voor deze vacature is dit 16168. 



[2013/204722] 

30 MAI 2013. — Circulaire relative à l’octroi des subventions par les pouvoirs locaux 

A Mesdames et Messieurs les Bourgmestres, Présidents de C.P.A.S., Echevins, Membres du Bureau permanent, 

Conseillers, 

A Mesdames et Messieurs les Députés provinciaux, Conseillers, 

Pour information : 

A Madame et Messieurs les Gouverneurs, 

A Mesdames et Messieurs les Secrétaires et Receveurs communaux et de C.P.A.S., 

A Mesdames et Messieurs les Greffiers et Receveurs provinciaux, 

Mesdames, Messieurs, 

Les subventions octroyées par les pouvoirs locaux ont été régies, à l’origine, par la loi du 14 novembre 1983 relative 

au contrôle de l’octroi et de l’emploi de certaines subventions [1], dont les dispositions ont été intégrées, par la suite, 

au Code de la Démocratie locale et de la Décentralisation (articles L3331-1 à L3331-9). 

Le décret du 31 janvier 2013 modifiant certaines dispositions du Code de la Démocratie locale et de la 

Décentralisation [2] est venu réformer la législation applicable aux subventions attribuées par les collectivités 

décentralisées. Ce décret a paru au Moniteur belge le 14 février 2013 et est entré en vigueur le 1 er juin 2013 [3]. 

La présente circulaire entend dès lors commenter cette nouvelle législation, afin de permettre aux dispensateurs 

d’organiser aux mieux la procédure d’octroi et de contrôle de leurs subventions. Elle constitue un document complet 

qui remplace la circulaire de mon prédécesseur du 14 février 2008 relative au contrôle de l’octroi et de l’emploi de 

certaines subventions, ainsi que les recommandations relatives aux subventions, formulées dans les circulaires 

budgétaires. 

La réforme porte à la fois sur les règles organiques relatives aux subventions, sur les règles de répartition de 

compétences spécifiques aux communes et aux provinces, ainsi que sur la tutelle administrative applicable aux 

subventions.


Concernant les règles organiques, l’objectif de la nouvelle législation demeure inchangé par rapport à celui de la 

loi du 14 novembre 1983 : il s’agit de s’assurer que les subventions sont utilisées par leurs bénéficiaires en vue de 

réaliser les fins pour lesquelles elles ont été accordées. Les dispensateurs doivent déterminer la finalité des subventions 

octroyées, ainsi que les justifications exigées des bénéficiaires, et en contrôler l’utilisation. Corrélativement, les 

bénéficiaires sont tenus d’utiliser les subventions conformément à leur finalité et en justifier l’emploi. A défaut, les 

subventions doivent être restituées. 

Concernant les règles de répartition de compétences, l’octroi des subventions relève des attributions du conseil 

communal ou provincial. La réforme organise toutefois la possibilité de déléguer l’exercice de cette compétence au 

collège communal ou provincial, à charge pour ce dernier d’en faire rapport au conseil. 

Concernant la tutelle administrative, les subventions des communes, des provinces et des intercommunales ne sont 

plus soumises à la tutelle générale d’annulation à transmission obligatoire. Désormais, toutes les subventions octroyées 

par les pouvoirs locaux relèvent de la tutelle générale d’annulation simple, en vertu de l’article L3121-1 C.D.L.D. En 

conséquence, les délibérations par lesquelles les communes, les provinces et les intercommunales octroient des 

subventions ne doivent plus être obligatoirement transmises à l’autorité de tutelle et elles peuvent être mises à 

exécution dès leur adoption. En outre, mon administration n’instruira plus les délibérations relatives à l’octroi de 

subventions, qui lui seraient malgré tout envoyées, sauf réclamation à leur encontre. 

La présente circulaire traite essentiellement de la situation particulière des communes et des provinces. Elle est bien 

évidemment transposable mutatis mutandis aux autres pouvoirs dispensateurs, visés à l’article L3331-1, § 1 er , C.D.L.D. 

La présente circulaire se subdivise en trois parties : 

- La première partie concerne les règles organiques relatives aux subventions, autrement dit, les nouveaux 

articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D.; 

- La deuxième partie est consacrée aux règles de répartition des compétences spécifiques aux communes et aux 

provinces; 

- La troisième partie aborde brièvement les subventions octroyées par les centres publics d’action sociale. 

En outre, des modèles de délibérations communales et provinciales seront disponibles sur le portail des pouvoirs 

locaux. 

Première partie : les règles organiques - octroi et contrôle de l’octroi et de l’utilisation de certaines subventions 

1.1. Intitulé et structure de la législation 

L’intitulé « octroi et contrôle de l’octroi et de l’utilisation de certaines subventions » indique bien que le contrôle 

des subventions présente deux facettes : un contrôle de l’octroi de la subvention (examen de l’éventuelle demande du 

bénéficiaire, de la situation financière de celui-ci, définition de l’affection de la subvention et le cas échéant, des 

conditions d’octroi, fixation d’obligations dans le chef du bénéficiaire, etc.) et un contrôle de l’utilisation de la 

subvention (conformité de l’emploi de la subvention à sa finalité). 

La structure des nouveaux articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. comprend quatre sections : 

- Section 1 re : Le champ d’application; 

- Section 2 : L’octroi des subventions; 

- Section 3 : L’utilisation et le contrôle de l’utilisation de la subvention; 

- Section 4 : La restitution de la subvention. 

1.2. Champ d’application 

Les articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. s’appliquent aux subventions, au sens de l’article L3331-2, décidées par les 

dispensateurs visés à l’article L3331-1, § 1 er , et octroyées aux bénéficiaires de l’article L3331-1, § 2. 

En outre, l’article L3331, § 3, C.D.L.D. module l’application de la législation en fonction du montant de la 

subvention octroyée. 

1.2.1. Notion de subvention - champ d’application matériel 

Art. L3331-2. Pour l’application du présent titre, il y a lieu d’entendre par subvention toute contribution, avantage ou aide, 

quelles qu’en soient la forme ou la dénomination, octroyée à des fins d’intérêt public à l’exclusion : 

1 o des subventions soumises aux dispositions de la loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de 

l’Etat fédéral ou aux dispositions de la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle 

des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu’à l’organisation de la Cour des Comptes; 

2 o des aides qui découlent d’une obligation imposée par ou en vertu d’une loi ou d’un décret; 

3 o des cotisations versées par les dispensateurs aux organismes dont ils sont membres, en échange de prestations spécifiques 

exécutées par ces organismes au profit des dispensateurs; 

4 o des prix décernés en reconnaissance ou en récompense des mérites de leur bénéficiaire; 

5 o des subventions octroyées par la commune au C.P.A.S. qui la dessert. 

Au sens de la nouvelle législation, une subvention suppose la réunion de deux éléments : 

- Une contribution (avantage, ou aide); 

- La poursuite de fins d’intérêt public : la finalité d’intérêt public est une caractéristique essentielle de la notion de 

subvention. Dès lors, toute décision d’octroi de subvention doit être motivée au regard des fins d’intérêt public, 

poursuivies par la subvention. 

Dès lors qu’une intervention d’une autorité locale remplit ces deux conditions, il s’agit d’une subvention, peu 

importe sa forme ou sa dénomination. 

Cette définition a une portée extrêmement large. Elle couvre tant les subventions en numéraire, que celles-ci soient 

directes (par ex. : remise d’une somme d’argent, prêt non rémunéré ou rémunéré àun taux d’intérêt inférieur à celui 

du marché) ou indirectes (par ex. : prise en charge de dépenses) que les subventions en nature (par ex. : mise à 

disposition gratuite de bâtiments, de locaux, de matériel, de véhicules, de personnel, transport gratuit de matériel, 

réalisation à titre gracieux de travaux).


57055 

Parmi les subventions en numéraire, se trouve le cas particulier des aides allouées par les pouvoirs locaux, 

généralement à des particuliers, qui ne promeuvent aucune activité. Ces aides sont communément qualifiées de primes. 

Par exemple, l’on peut citer les primes de naissance et d’adoption, aux jubilaires, aux centenaires, aux personnes âgées, 

etc. Ces primes tombent donc sous le champ d’application des articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. 

Les avances de fonds récupérables consenties sans intérêts ou à un taux d’intérêt moindre que celui du marché sont 

des subventions, quoique l’article L3331-2 C.D.L.D. ne le prévoit pas expressément. En effet, une avance de fonds est 

bien une aide. 

Néanmoins, ne tombent pas sous le champ d’application des articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. : 

1 o ) Les subventions soumises aux dispositions de la loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la 

comptabilité de l’Etat fédéral ou aux dispositions de la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables 

aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu’à l’organisation 

de la Cour des comptes. 

Il s’agit des subventions accordées par les pouvoirs locaux subventionnés directement ou indirectement par l’Etat 

fédéral, par les régions ou par les communautés. Cette hypothèse vise notamment les subventions octroyées par une 

autorité supérieure, fédérale ou fédérée, à un pouvoir local, lequel les transfère, ensuite, aux bénéficiaires finals. 

2 o ) Les aides qui découlent d’une obligation imposée par ou en vertu d’une loi ou d’un décret. 

Il s’agit des interventions rendues obligatoires par une disposition légale, décrétale ou réglementaire, qu’elles 

soient financières - auquel cas, elles sont communément appelées dotations obligatoires - (par exemple : dotations au 

profit des C.P.A.S., des zones de polices, des établissements chargés de la gestion du temporel des cultes reconnus, des 

services régionaux d’incendie, des intercommunales (intervention dans le déficit en application de l’article L1523-2, 

alinéa1 er ,11 o , C.D.L.D.), ainsi que les avances de fonds sur ces dotations) ou en nature (par exemple : mise à disposition 

d’un logement au profit des ministres du culte). 

3 o ) Les cotisations versées par les pouvoirs locaux aux organismes dont ils sont membres, en échange de 

prestations spécifiques exécutées par ces organismes au profit des pouvoirs locaux qui paient la cotisation. 

La notion de cotisation s’apprécie au cas par cas. Par exemple, on peut citer les cotisations à l’Union des villes et 

Communes de Wallonie et à l’Association des Provinces wallonnes. 

4 o ) Les prix décernés en reconnaissance ou en récompense des mérites de leur bénéficiaire (par ex. : prix aux 

savants, artistes, sportifs). 

5 o ) Les subventions octroyées par la commune à son C.P.A.S. 

En plus de la dotation octroyée par la commune à son C.P.A.S. en vertu de la loi du 8 juillet 1976 organique des 

centres publics d’action sociale, il arrive que la commune lui octroie également des subventions complémentaires, en 

numéraire ou en nature. Ces subventions ne tombent pas sous le champ d’application des articles L3331-1 à 

L3331-8 C.D.L.D. 

En outre, bien que l’article L3331-2 C.D.L.D. ne les exclue pas expressément, les subventions qui sont régies par ou 

en vertu d’une loi particulière ou d’un décret particulier ne sont pas visées par la nouvelle législation, dans la mesure 

où ce régime particulier déroge aux articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. En effet, une loi particulière prime une loi 

générale. Ainsi les articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. s’appliquent par défaut d’une autre norme légale ou décrétale. 

1.2.2. Notion de dispensateur - champ d’application personnel 

Art. L3331-1. § 1 er .Leprésent titre s’applique à toute subvention visée à l’article L3331-2, octroyée par les dispensateurs 

suivants : 

1 o les provinces; 

2 o les communes; 

3 o les régies provinciales autonomes; 

4 o les régies communales autonomes; 

5 o les établissements locaux chargés de la gestion du temporel du culte, à l’exception de ceux de la région de langue allemande; 

6 o les ASBL communales; 

7 o les associations visées à l’article L2223-13; 

8 o tout autre établissement d’intérêt provincial ou communal doté de la personnalité juridique et créé par un décret ou en vertu 

de celui-ci; 

9 o les agglomérations; 

10 o les fédérations de communes; 

11 o les associations de provinces; 

12 o les associations de communes; 

13 o les organes territoriaux intracommunaux (secteurs) visés à l’article L1411-1. 

Avant tout, il convient de signaler que le droit des autorités locales d’octroyer des subventions ne se fonde pas sur 

l’article L3331-1, § 1 er , C.D.L.D. Au contraire, c’est parce que les autorités locales ont le droit d’octroyer des subventions 

que les articles L3331-1 à L3331-8 C.D.L.D. leur sont applicables. 

En principe, toute personne morale de droit public est autorisée à octroyer des subventions à condition que lesdites 

subventions participent de leur champ de compétences matérielles. 

Par ASBL communales, il faut entendre les associations visées à l’article L1234-1, § 1 er , C.D.L.D., à savoir les 

associations sans but lucratif qui sont créées par une ou plusieurs communes ou auxquelles participent une ou 

plusieurs communes. 

Par associations visées à l’article L2223-13, il faut entendre les associations sans but lucratif et les autres 

associations créées par une ou plusieurs provinces ou auxquelles participent une ou plusieurs provinces. 

Par association de communes, il faut entendre les intercommunales et les associations de projet.


1.2.3. Notion de bénéficiaire - champ d’application personnel 

Art. L3331-1. [...] § 2. Le bénéficiaire d’une subvention est soit une personne physique, soit une personne morale, soit une 

association dépourvue de la personnalité juridique. 

Le paragraphe 2 de l’article L3331-1 C.D.L.D. énumère les trois types de bénéficiaire qui peuvent se rencontrer : 

- Les personnes physiques agissant en leur nom propre; 

- Les personnes morales, qu’elles soient de droit public ou de droit privé; 

- Les associations de fait. 

Il n’est pas formellement interdit de subventionner des bénéficiaires qui disposent de réserves financières et/ou de 

provisions ou présente une situation bénéficiaire. On ne peut en effet inférer a priori et de manière générale de 

l’existence de réserves financières dans le patrimoine du bénéficiaire que ce dernier n’utilise pas la subvention aux fins 

pour lesquelles elle a été octroyée. 

1.2.4. Modulation de l’application de la législation en fonction du montant de la subvention 

Art. L3331-1. [... ] § 3. Le présent titre ne s’applique pas aux subventions d’une valeur inférieure à 2.500 euros accordées par 

les dispensateurs visés au paragraphe 1 er , sauf à eux le droit d’imposer aux bénéficiaires tout ou partie des obligations prévues 

par le présent titre, sans préjudice des obligations résultant des articles L3331-6 et L3331-8, § 1 er ,1 o , qui s’imposent en tout 

cas. 

Pour les subventions d’une valeur comprise entre 2.500 euros et 25.000 euros, le dispensateur peut exonérerlebénéficiaire de 

tout ou partie des obligations prévues par le présent titre, sans que ce dernier puisse cependant être dispensé des obligations 

résultant des articles L3331-6 et L3331-8, § 1 er ,1 o . 

L’article L3331-1, § 3, C.D.L.D. permet au dispensateur de moduler l’applicabilité des obligations du bénéficiaire, 

en fonction du montant de la subvention octroyée. 

Les obligations incombant au bénéficiaire sont de deux types : celles dont il ne peut être dispensé et celles dont il 

peut être dispensé. 

Les obligations dont le bénéficiaire ne peut être exonéré par le dispensateur, et ce quel que soit le montant de la 

subvention, sont les suivantes : 

- Utiliser la subvention aux fins pour lesquelles elle a été octroyée (article L3331-6, 1 o , CDLD); 

- Attester l’utilisation de la subvention au moyen des justifications visées dans la délibération d’octroi de la 

subvention (article L3331-6, 2 o , C.D.L.D.); 

- Respecter, le cas échéant, les conditions d’utilisation particulières visées dans la délibération d’octroi de la 

subvention (article L3331-6, 3 o , C.D.L.D.); 

- Restituer les subventions qu’il n’a pas utilisée aux fins en vue desquelles elle a été octroyée (article L3331-8, § 1 er , 

alinéa 1 er ,1 o , C.D.L.D.). 

Les obligations dont le bénéficiaire peut être exonéré par le dispensateur, en fonction du montant de la subvention 

octroyée, sont les suivantes : 

- Fournir, lors de sa demande, les justifications des dépenses, lorsque le bénéficiaire demande une subvention 

destinée à couvrir des dépenses déjà engagées (article L3331-3, § 2, C.D.L.D.); 

- Restituer la subvention en cas de non respect des conditions d’octroi particulières imposées par le dispensateur 

(article L3331-8, § 1 er , alinéa 1 er ,2 o , C.D.L.D.); 

- Restituer la subvention en cas de non production des justifications exigées par le dispensateur (article L3331-8, 

§ 1 er , alinéa 1 er ,3 o , C.D.L.D.); 

- Restituer la subvention en cas d’opposition au contrôle sur place par le dispensateur (article L3331-8, § 1 er , 

alinéa 1 er ,4 o , C.D.L.D.). 

Pour les subventions d’un montant inférieur à 2.500 euros, ces obligations ne sont a priori pas applicables, sauf si 

le dispensateur décide de les imposer au bénéficiaire en tout ou en partie. 

Pour les subventions d’un montant compris entre 2.500 euros et 25.000 euros, ces obligations sont a priori 

applicables, sauf si le dispensateur décide d’en dispenser le bénéficiaire en tout ou en partie. 

Pour les subventions d’un montant supérieur à 25.000 euros, ces obligations sont toujours applicables, sans 

exonération possible. 

Les montants de 2.500 euros et de 25.000 euros doivent être calculés sur une base individuelle, c’est-à-dire 

subvention par subvention. 

1.3. Octroi des subventions 1.3.1. Production des documents budgétaires et comptables 

Article L3331-3. § 1 er . Le dispensateur peut demander à une personne morale ou à une association dépourvue de la personnalité 

juridique qui sollicite l’octroi d’une subvention ou à laquelle il souhaite octroyer une subvention les documents suivants : 

1 o le budget de l’exercice auquel se rattache la subvention; 

2 o le budget de l’évènement ou de l’investissement particulier que la subvention est destinée àfinancer; 

3 o ses comptes annuels les plus récents. 

§ 2. Le bénéficiaire qui demande une subvention destinée à couvrir des dépenses déjà engagées joint, à sa demande, les 

justifications de ces dépenses. 

Le paragraphe 1 er de l’article L3331-3 C.D.L.D. reconnaît, au dispensateur, le droit d’obtenir, préalablement à 

l’octroi de la subvention, les documents budgétaires et comptables des bénéficiaires, personnes morales ou associations 

de fait. Ces documents doivent permettre au dispensateur de porter un jugement sur la situation financière du 

bénéficiaire (le futur bénéficiaire présente-t-il une situation bénéficiaire ? Dispose-t-il d’autres sources de subsides ? etc.) 

et donc de décider de l’octroi de la subvention de manière éclairée, et le cas échéant, d’écarter les demandes qui ne 

seraient pas dignes d’intérêt.


57057 

Dorénavant, le bénéficiaire ne doit plus fournir spontanément ces documents budgétaires et comptables lorsqu’il 

demande une subvention. Il faut au contraire que le dispensateur les lui réclame. 

De manière générale, par budget et compte, il faut entendre un état des recettes et des dépenses ou un document 

montrant d’où viennent les recettes et où vont les dépenses, afin de situer la place de la subvention dans l’équilibre 

global du bénéficiaire. Les bénéficiaires légalement tenus de dresser un compte de résultat et un bilan communiqueront 

ces documents si le dispensateur les exige. 

En outre, les documents budgétaires et comptables ne se confondent pas ipso facto avec les justifications qui 

doivent permettent au bénéficiaire de justifier l’utilisation de la subvention reçue (cf. article L3331-4 C.D.L.D.). 

Le paragraphe 2 de l’article L3331-3 concerne les subventions a posteriori, c’est-à-dire celles qui sont octroyées 

postérieurement à l’accomplissement de l’activité que la subvention entend promouvoir, autrement dit, les subventions 

qui servent à couvrir des dépenses déjà exposées par le bénéficiaire. Dans ce cas, le bénéficiaire a l’obligation de joindre 

à sa demande la preuve, les justifications desdites dépenses. 

1.3.2. Délibération d’octroi de la subvention 

Article L3331-4. § 1 er . Le dispensateur formalise l’octroi de la subvention dans une délibération. 

§ 2. Sauf si un règlement du dispensateur ou une convention prise en exécution de la délibération y pourvoit, la délibération 

précise : 

1 o la nature de la subvention; 

2 o son étendue; 

3 o l’identité ou la dénomination du bénéficiaire; 

4 o les fins en vue desquelles la subvention est octroyée; 

5 o les conditions d’utilisation particulières, le cas échéant; 

6 o les justifications exigées du bénéficiaire ainsi que, s’il y échet, les délais dans lesquels ces justifications doivent être produites; 

7 o les modalités de liquidation de la subvention. 

Lorsque la subvention est octroyée pour couvrir des dépenses pour lesquelles le bénéficiaire a déjà produit des justifications, la 

délibération ne contient pas la mention visée à l’alinéa 1 er ,6 o . 

L’article L3331-4 C.D.L.D. impose deux obligations au dispensateur : celle de couler l’octroi de la subvention dans 

un acte de l’autorité locale (paragraphe 1 er ) et celle d’indiquer, dans cette délibération, certaines mentions 

(paragraphe 2). 

Cette formalité vise à déterminer l’utilisation que le bénéficiaire pourra faire de la subvention reçue et la manière 

dont il devra justifier cette utilisation. De même, la mise en œuvredel’obligation de restitution de la subvention dépend 

de la décision d’octroi. Celle-ci est donc un pré-requis indispensable aux obligations du bénéficiaire. 

1 o ) Obligation d’adopter une délibération d’octroi : 

Par délibération d’octroi, il faut entendre l’acte administratif unilatéral à caractère individuel par lequel le pouvoir 

local décide d’attribuer la subvention à tel bénéficiaire. 

Ainsi, l’octroi de la subvention ne se confond pas avec la liquidation ou le paiement de celle-ci. 

Le caractère unilatéral de l’acte d’octroi de la subvention ne s’oppose pas à ce que son exécution prenne la forme 

d’une convention conclue entre le dispensateur et le bénéficiaire de la subvention, laquelle peut préciser l’objet de la 

subvention, les modalités ou les conditions d’octroi, les droits et obligations des parties ou les mentions visées au 

paragraphe 2 de l’article L3331-4 C.D.L.D. 

Par ailleurs, il est toujours permis d’adopter une délibération globale pour l’ensemble des subventions. Soit 

l’autorité compétente décide d’octroyer les subventions individuellement, au cas par cas, à l’unité et donc de prendre 

un acte par subvention, soit de les octroyer globalement et donc prendre un acte collectif pour l’ensemble des 

subventions (ou pour plusieurs subventions). 

Il résulte donc de ce qui précède qu’il est interdit aux dispensateurs d’octroyer leurs subventions sur la seule base 

des crédits inscrits au budget à cet effet. Autrement dit, pour chaque octroi de subvention, qu’il soit individuel ou 

collectif, il faut une délibération d’octroi. 

2 o ) Obligation d’inscrire dans la délibération certaines mentions obligatoires : 

La délibération d’octroi de la subvention doit au minimum contenir les mentions suivantes. 

1 re mention - la nature de la subvention : 

Il s’agit de préciser en quoi consiste la subvention octroyée. 

2 e mention - l’étendue de la subvention : 

Les subventions en nature doivent également être évaluées, de manière objective et raisonnable. 

L’estimation d’une mise à disposition d’un local ou d’un immeuble se réalise par référence au revenu cadastral du 

bien ou à sa valeur locative, ou par référence à d’autres locaux ou immeubles similaires. 

L’estimation d’une mise à disposition de matériel se réalise par référence à la valeur locative du bien. 

L’estimation d’une mise à disposition de personnel se réalise sur la base de la rémunération du personnel et par 

application d’une règle de trois des prestations effectuées. 

3 e mention - l’identité ou la dénomination du bénéficiaire : 

Si le bénéficiaire est une personne physique, il s’agit d’indiquer son identité. Silebénéficiaire est une personne 

morale ou une association de fait, il s’agit d’indiquer sa dénomination. 

Pour les associations de fait, la délibération d’octroi de la subvention devrait au mieux préciser l’identité de la ou 

des personnes physiques chargées de la représenter. 

4 e mention - les fins en vue desquelles la subvention est octroyée: 

Autrement dit, il s’agit de la finalité de la subvention ou de son affectation. 

5 e mention - les conditions d’utilisation particulières, le cas échéant : 

Le bénéficiaire peut se voir imposer des obligations accessoires, qui dépassent l’obligation d’utiliser la subvention 

aux fins en vue desquelles elle a été octroyée. 

6 e mention - les justifications à produire par le bénéficiaire : 

Par justification, il faut entendre tout document, toute pièce, par lequel le bénéficiaire devra attester que 

l’utilisation de la subvention est conforme à sa finalité. 

Les justifications demandées sont laissées à la discrétion du dispensateur. Selon les cas, les justifications 

consisteront en comptes annuels (par exemple, pour les subventions de fonctionnement, c’est-à-dire les subventions 

destinées à financer le fonctionnement général du bénéficiaire), en factures (par exemple, pour les subventions 

spécifiques, c’est-à-dire les subventions destinées àfinancer un évènement particulier) ou en relevé des activités du 

bénéficiaire, en rapport annuel ou en relevé des prestations effectuées (par ex. pour les subventions en nature).


En outre, la délibération précise, le cas échéant, les délais pour produire les justifications. Cette précision vise à 

éviter que le moment pour fournir les justifications soit laissé àla seule discrétion du bénéficiaire et elle doit permettre 

au dispensateur de savoir avec précision le moment à partir duquel le bénéficiaire est tenu de restituer la subvention, 

à défaut pour lui de transmettre les justifications exigées, au moment voulu. 

7 e mention - les modalités de liquidation de la subvention. 

Pour les subventions en numéraire, cette mention vise à clarifier le moment auquel le paiement doit intervenir : la 

liquidation de la subvention a-t-elle lieu en une fois ou au contraire, par tranches ? La liquidation intervient-elle 

antérieurement ou postérieurement à la réalisation de l’activité subventionnée ? La liquidation se produit-elle 

antérieurement ou postérieurement à la production des justifications par le bénéficiaire ? 

Pour les subventions en nature, cette mention vise à indiquer le moment auquel intervient effectivement la mise 

à disposition du bâtiment, du local, des moyens matériels ou des moyens humains. 

Ces sept mentions ne doivent pas être nécessairement reprises dans la délibération par laquelle le pouvoir local 

octroie la subvention, si elles figurent déjà dans un règlement adopté par le dispensateur ou pour autant qu’elles se 

trouvent dans une convention prise en exécution de la délibération. Cependant, si la délibération d’octroi se fonde sur 

un règlement, son préambule devra viser ledit règlement. 

L’alinéa 2 du paragraphe 2 de l’article L3331-4 C.D.L.D. concerne les subventions a posteriori, c’est-à-dire celles qui 

sont octroyées postérieurement à l’accomplissement de l’activité que la subvention entend promouvoir, autrement dit, 

les subventions qui servent à couvrir des dépenses déjà exposées par le bénéficiaire. Dans ce cas, comme le bénéficiaire 

al’obligation de transmettre les justifications en accompagnement de sa demande en vertu de l’article L3331-3, § 2, 

C.D.L.D., il est inutile que la délibération précise les justifications attendues. Cependant, le préambule de la délibération 

devra tout de même indiquer que le dispensateur a reçu les pièces justifiant la dépense. En effet, il s’agit d’une 

considération de fait qui fonde la décision de l’autorité locale. 

1.3.3. Sursis à l’octroi de nouvelles subventions 

Article L3331-5. Le dispensateur sursoit à l’adoption de la délibération visée à l’article L3331-4 aussi longtemps que le 

bénéficiaire doit restituer une subvention précédemment reçue, en vertu de l’article L3331-8. 

L’octroi d’une nouvelle subvention à un bénéficiaire est interdit tant qu’une subvention lui octroyéeprécédemment 

doit encore être restituée. Plus précisément, l’octroi de la nouvelle subvention est différé jusqu’au moment où le 

bénéficiaire aura remboursé la subvention, qu’il doit restituer en vertu de l’article L3331-8 C.D.L.D. 

1.4. Utilisation des subventions et contrôle de l’utilisation 1.4.1. Utilisation des subventions et justification de 

l’utilisation 

Article L3331-6. Le bénéficiaire : 

1 o utilise la subvention aux fins pour lesquelles elle a été octroyée; 

2 o atteste son utilisation au moyen des justifications visées à l’article L3331-4, § 2, alinéa 1 er ,6 o ; 

3 o le cas échéant, respecte les conditions d’utilisation particulières visées à l’article L3331-4, § 2, alinéa 1 er ,5 o . 

L’article L3331-6 C.D.L.D. définit les obligations du bénéficiaire relatives à l’utilisation de la subvention : 

- Utiliser la subvention conformément à sa finalité; 

- Justifier l’utilisation de la subvention au moyen des justifications exigées par le dispensateur; 

- Respecter, le cas échéant, les conditions d’utilisation particulières, imposées par le dispensateur. 

L’étendue de ces obligations est évidemment fonction de la décision d’octroi de la subvention (cf. article L3331-4 

C.D.L.D.) 

1.4.2. Contrôle de l’utilisation des subventions 

Article L3331-7. § 1 er . Le dispensateur contrôle l’utilisation de la subvention au moyen des justifications visées à 

l’article L3331-4, § 2, alinéa 1 er ,6 o . 

Il a également le droit de faire procéder sur place au contrôle de l’utilisation de la subvention octroyée. 

§ 2. A l’issue du ou des contrôles, le dispensateur adopte une délibération qui précise si la (les) subvention(s) a (ont) été 

utilisée(s) aux fins en vue desquelles elle(s) a (ont) été octroyée(s) 

Le dispensateur a l’obligation de contrôler l’utilisation des subventions qu’il octroie (paragraphe 1 er ). Le contrôle 

de l’utilisation s’effectue, au choix du dispensateur et selon la nature de la subvention, soit sur pièces, au moyen des 

justifications transmises par le bénéficiaire, soit sur place, en vertu du droit que lui reconnaît l’alinéa 2 du paragraphe 

1 er de l’article L3331-7 C.D.L.D., soit des deux façons. 

Le dispensateur a également l’obligation d’adopter, à l’issue du contrôle, une délibération qui précise le résultat de 

ce contrôle, à savoir si la subvention a bien été utilisée aux fins en vertu desquelles elle a été octroyée (paragraphe 2). 

Adéfaut, le bénéficiaire sera tenu de restituer la subvention, en vertu de l’article L3331-8 C.D.L.D. 

Concrètement, en ce qui concerne les provinces et les communes, il appartient en principe au collège provincial ou 

communal d’adopter la délibération de contrôle de l’utilisation de la subvention et ce quel que soit l’organe qui octroie 

la subvention (cf. infra deuxième partie). En effet, il s’agit de considérer que le contrôle de l’utilisation de la subvention 

et l’adoption de la délibération qui en découle sont l’exécution de la délibération d’octroi de la subvention. Or le collège 

provincial ou communal exécute ses propres délibérations et celles du conseil communal ou provincial, en vertu 

respectivement des articles L1123-23, 2 o , et L2212-48, alinéa 4, C.D.L.D. Cela dit, le conseil provincial ou provincial 

pourrait cependant décider d’adopter, lui-même,ladélibération de contrôle.


57059 

1.5. Restitution des subventions 

Article L3331-8. § 1 er . Sans préjudice des dispositions résolutoires auxquelles la subvention est soumise, le bénéficiaire restitue 

celle-ci dans les cas suivants : 

1 o lorsqu’il n’utilise pas la subvention aux fins en vue desquelles elle a été octroyée; 

2 o lorsqu’il ne respecte pas les conditions d’octroi particulières visées à l’article L3331-4, § 2, alinéa 1 er ,5 o ; 

3 o lorsqu’il ne fournit pas les justifications visées à l’article L3331-4, § 2, alinéa 1 er ,6 o , dans les délais requis; 

4 o lorsqu’il s’oppose à l’exercice du contrôle visé àl’article L3331-7, § 1 er , alinéa 2. 

Toutefois, dans les cas prévus à l’alinéa 1 er ,1 o et 3 o ,lebénéficiaire ne restitue que la partie de la subvention qui n’a pas été 

utilisée aux fins en vue desquelles elle a été octroyée ou qui n’est pas justifiée. 

Pour les subventions en nature, la restitution se fait par équivalent. 

§ 2. Les dispensateurs qui ont le pouvoir d’établir des impositions directes sont autorisés à recouvrer par voie de contrainte les 

subventions sujettes à restitution. La contrainte est décernée par le comptable chargé du recouvrement. Elle est rendue 

exécutoire par l’autorité administrative habilitée à rendre exécutoire le rôle des impositions directes respectives desdits 

dispensateurs. 

La loi prévoit quatre cas de restitution de la subvention : 

- Lorsque le bénéficiaire n’utilise pas la subvention conformément à sa finalité; 

- Lorsqu’il ne respecte pas les conditions d’octroi particulières, que lui a imposées le dispensateur; 

- Lorsqu’il ne fournit pas les justifications exigées par le dispensateur; 

- Lorsqu’il s’oppose au contrôle sur place du dispensateur. 

La restitution sera partielle si seule une partie de la subvention n’a pas été utilisée aux fins pour lesquelles elle a 

été octroyée ou si les justifications produites par le bénéficiaire sont incomplètes. 

Pour les subventions en nature, la restitution est intrinsèquement impossible; la seule sanction possible étant la 

restitution par équivalent, autrement dit, une restitution sous la forme d’une somme d’argent. 

La restitution n’est pas nécessairement subordonnée au contrôle par le dispensateur de l’emploi de la subvention. 

Dès que le bénéficiaire se trouve dans un des cas de restitution, il a l’obligation de restituer la subvention, peu importe 

que le dispensateur ait ou non effectué le contrôle visé àl’article L3331-7 C.D.L.D. Le bénéficiaire se rendrait-il compte 

qu’il lui est impossible d’utiliser la subvention aux fins prévues, il doit en aviser le pouvoir subsidiant et lui restituer 

la subvention, de sa propre initiative, sans attendre que le dispensateur ait procéder au contrôle. 

Les termes « sans préjudice des dispositions résolutoires auxquelles la subvention est soumise » impliquent que 

d’autres sanctions ou des causes supplémentaires de remboursement peuvent être imposées aux bénéficiaires. 

Deuxième partie : les règles de répartition des compétences pour les communes et les provinces 

Article L1122-37. § 1 er . Le conseil communal peut déléguer, au collège communal, la compétence d’octroyer les subventions : 

1 o qui figurent nominativement au budget, dans les limites des crédits qui y sont inscrits à cet effet et approuvés par l’autorité 

de tutelle; 

2 o en nature; 

3 o motivées par l’urgence ou en raison de circonstances impérieuses et imprévues. 

La décision du collège communal adoptée sur la base de l’alinéa 1 er ,3 o , est motivée et est portée à la connaissance du conseil 

communal, lors de sa prochaine séance, pour prise d’acte. 

§ 2. Chaque année, le collège communal fait rapport au conseil communal sur : 

1 o les subventions qu’il a octroyées au cours de l’exercice, en vertu du présent article; 

2 o les subventions dont il a contrôlé l’utilisation au cours de l’exercice, en vertu de l’article L3331-7. 

Article L2212-32. [...] 

§ 6. Le conseil provincial peut déléguer, au collège provincial, la compétence d’octroyer les subventions : 

1 o qui figurent nominativement au budget, dans les limites des crédits qui y sont inscrits à cet effet et approuvés par l’autorité 

de tutelle; 

2 o en nature; 

3 o motivées par l’urgence ou en raison de circonstances impérieuses et imprévues. 

La décision du collège provincial adoptée sur la base de l’alinéa 1 er ,3 o , est motivée et est portée à la connaissance du conseil 

provincial, lors de sa prochaine séance, pour prise d’acte. 

Chaque année, le collège provincial fait rapport au conseil provincial sur : 

1 o les subventions qu’il a octroyées au cours de l’exercice, en vertu du présent article; 

2 o les subventions dont il a contrôlé l’utilisation au cours de l’exercice, en vertu de l’article L3331-7. 

Tant pour les communes que pour les provinces, l’octroi des subventions relèvent des attributions du conseil 

communal ou provincial, en vertu respectivement des articles L1122-30 et L2212-32, § 1 er , C.D.L.D., lesquels sont une 

application de l’article 162, alinéa 2,2 o , de la Constitution : le conseil communal/provincial règle tout ce qui est 

d’intérêt communal/provincial. 

Les articles L1122-37 et L2212-32, § 6, C.D.L.D. organise une délégation de compétence au profit du collège 

communal ou provincial, afin de permettre à cet organe d’octroyer certaines subventions. 

Cette délégation nécessite que le conseil fasse usage de la possibilité de déléguer offerte par la loi, c’est-à-dire 

adopte un acte de délégation. 

Selon le commentaire des articles, la délégation de compétence peut être pluriannuelle, c’est-à-dire pour un terme 

plus long que l’année budgétaire. Le conseil a le choix de décider de déléguer l’exercice de sa compétence pour un seul 

exercice budgétaire, pour plusieurs exercices budgétaires ou pour la durée delalégislature. 

En outre, comme n’importe quelle délégation, elle est révocable ad nutum : il est loisible au conseil d’y mettre fin 

à tout moment et sans motif. 

La délégation de compétence du conseil au collège peut intervenir dans trois hypothèses. Ces trois hypothèses ne 

sont pas cumulatives : 

1 o ) Les subventions en numéraire pour lesquelles des crédits budgétaires sont inscrits nominativement au budget 

de l’exercice. 

La délégation peut porter tant sur les crédits du service ordinaire que sur ceux du service extraordinaire et est 

nécessairement limitée au montant desdits crédits.


L’inscription du crédit budgétaire n’emporte pas délégation de la compétence d’octroyer les subventions. Comme 

indiqué ci-dessus, le conseil doit formellement adopter un acte de délégation. 

2 o ) Les subventions en nature. 

La délégation pour les subventions en nature ne nécessite pas de commentaires particuliers. 

3 o ) Les subventions motivées par l’urgence ou en raison de circonstances impérieuses et imprévues. 

La décision du collège devra être motivée euégard à l’urgence ou aux circonstances impérieuses et imprévues et 

portée à la connaissance du conseil, lors de sa prochaine séance, pour prise d’acte. 

L’urgence ni les circonstances impérieuses et imprévues ne doivent être le fait de l’autorité locale. L’urgence ni les 

circonstances impérieuses et imprévues ne peuvent résulter d’un défaut de prévoyance ou d’une quelconque 

négligence imputable aux autorités locales. 

Pour résumé la délégation de compétence, il appartiendra au conseil de décider des hypothèses dans lesquelles il 

entend déléguer sa compétence au collège (soit les trois, soit une, soit deux...) et de la durée deladélégation. 

Le collège sera tenu de faire un rapport annuel au conseil. Ce rapport porte d’une part, sur les subventions qu’il 

aura octroyées au cours de l’exercice et d’autre part, sur les subventions dont il aura contrôlé l’utilisation au cours de 

l’exercice, que ces dernières subventions aient été attribuées au cours de l’exercice ou antérieurement. 

Puisque ce rapport couvre un exercice budgétaire, il conviendrait qu’il ait lieu lors de la dernière séance du conseil 

de l’année. 

Selon le commentaire des articles, le rapport du collège sur les subventions ne se confond pas avec les rapports 

d’évaluation relatifs aux contrats de gestion que la commune et la province doivent conclure, dans certaines 

circonstances, avec les ASBL qu’elles créent ou auxquelles elles participent [4]. Les rapports d’évaluation relatifs aux 

contrats de gestion ont un objet plus large : ils ne concernent pas uniquement les subventions mais également les droits 

et obligations contenues dans le contrat. 

Outreladélégation de compétence au collège, le conseil peut toujours adopter des règlements fixant les modalités 

d’octroi, d’utilisation et de contrôle des subventions. Ces règlements seront exécutés par le collège. En effet, le conseil 

communal ou provincial a le droit d’agir par voie réglementaire en vertu respectivement de l’article L1122-30 C.D.L.D. 

et de l’article L2212-32, § 1 er , C.D.L.D. 

En résumé, pour octroyer les subventions, les provinces et les communes ont trois possibilités: 

- Le conseil provincial ou communal octroie lui-même les subventions; 

- Le conseil provincial ou communal délègue l’octroi des subventions au collège provincial ou communal; 

- Le conseil provincial ou communal adopte des règlements, que le collège provincial ou communal exécute, en 

application respectivement des articles L1123-23, 2 o , et L2212-48, alinéa 4, C.D.L.D. 

Troisième partie : les subventions octroyées par les centres publics d’action sociale 

Comme indiqué ci-dessus, toute personne morale de droit public est autorisée à octroyer des subventions à 

condition que lesdites subventions participent de leur champ de compétences matérielles. 

Jusqu’à l’entrée en vigueur de la réforme de la législation sur les subventions octroyées par les pouvoirs locaux, 

les subventions éventuellement attribuées par les C.P.A.S. étaient soumises à la loi du 14 novembre 1983 relative au 

contrôle de l’octroi et de l’emploi de certaines subventions. 

Par un décret du 31 janvier 2013 [5], le Parlement wallon a intégré les dispositions relatives aux subventions dans 

la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’action sociale, tout en les révisant. 

Concrètement, ce décret a créé, dans la loi organique, un nouveau chapitre XIIbis intitulé « De l’octroi et du 

contrôle de l’octroi et de l’utilisation de certaines subventions » (articles 135bis à 135novies). Ces articles reprennent, 

moyennant les adaptations nécessaires au C.P.A.S., les dispositions des articles L3331-1 à L3331-8, exposées ci-dessus. 

Dès lors, les commentaires de la première partie de la présente circulaire sont transposables, mutatis mutandis, aux 

subventions octroyées par les C.P.A.S. 

Concernant l’organe des C.P.A.S. compétent pour octroyer les subventions, c’est au conseil de l’action sociale que 

cette compétence appartient, en vertu de l’article 24 de la loi organique (« Le conseil de l’action sociale règle tout ce 

qui est de la compétence du C.P.A.S., à moins que la loi n’en dispose autrement »). Cette compétence peut néanmoins 

être déléguée au bureau permanent, en vertu de l’article 27, § 1 er , alinéa1 er de la loi organique ou à des comitésspéciaux 

constitués en son sein, en vertu de l’article 27, § 1 er , alinéa 2, de la loi organique. 

Namur, le 30 mai 2013. 

Le Ministre des Pouvoirs locaux et de la Ville, 

P. FURLAN 

Note 

[1] M.B. 6 juin 1983. 

[2] Par la suite, le C.D.L.D. 

[3] Cf. article 32 dudit décret. 

[4] Pour les communes, il s’agit des ASBL communales au sens de l’article L1234-1, § 1 er , C.D.L.D., auxquelles la 

commune accorde une ou des subventions atteignant au minimum 50.000 euros ou au sein desquelles la commune 

détient une position prépondérante au sens de l’article L1234, § 2, C.D.L.D. Pour les provinces, il s’agit des ASBL ou 

autres associations créées par la province ou auxquelles participe la province (article L2223-13 C.D.L.D.) et des ASBL 

ou autres associations subventionnées pour au moins 50.000 euros par an (article L2223-15 C.D.L.D.). 

[5] Décret du 31 janvier 2013 modifiant certaines dispositions de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres 

publics d’action sociale. Ce décret a paru au Moniteur belge le 15 février 2013 et est entré en vigueur le 1 er juin 2013. 

Vos correspondants : 

Direction générale opérationnelle des Pouvoirs locaux, de l’Action sociale et de la Santé - 081-32 37 11 - 081-30 90 93 

Direction de la Tutelle financière : 

Directeur : Michel Charlier - 081-32 37 42 - michel.jeancharles.charlier@spw.wallonie.be 

Pierre Lambion - 081-32 37 55 - pierre.lambion@spw.wallonie.be (subventions provinciales) 

Benoît Defrenne - 081-32 36 26 - benoit.defrenne@spw.wallonie.be (subventions communales)


57061 

PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS 

WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN 

Universités - Hautes Ecoles - Facultés 

Universiteiten - Hogescholen - Faculteiten 

GEMBLOUX AGRO BIO_TECH/ULG 

M. Phan, Dang, Thang, docteur en sciences agronomiques et ingénierie 

biologique, défendra publiquement le 2 septembre 2013, 

à 17 heures, en l’auditorium d’Economie rurale 1, Passage des 

Déportés 2,à 5030 Gembloux, une thèse de doctorat intitulée: 

« La filière avicole de chair dans les zones périurbaines de Hanoï, 

Vietnam : situation économique et perspectives ». 

(80621) 


Mme Zossou, Enangnon Espérance Bénédicte Eversun, docteur en 

sciences agronomiques et Ingénierie biologique, défendra publiquement 

le 3 septembre 2013, à 17 heures, en l’auditorium d’Economie 

rurale 1, Passage des Déportés 2,à 5030 Gembloux, une thèse de 

doctorat intitulée: 

« Etude d’impact de l’apprentissage par la vidéo et la radio rurale 

sur la transformation à petite échelle du riz local au Bénin ». 

(80622) 

Universiteit Antwerpen 

De Universiteit Antwerpen zoekt volgende medewerkers : 

Het Departement Communicatie van de Universiteit Antwerpen, 

zoekt een voltijds 

Dossierbeheerder, Domein Externe Communicatie en Alumni Office 

Jouw opdracht 

Je staat in voor de voorbereiding, opvolging en uitvoering van 

allerlei organisatorische, administratieve, logistieke en/of technische 

taken binnen het domein communicatie, met het oog op een optimaal 

verloop van de activiteiten en rekening houdende met de van toepassing 

zijnde regelgeving. Dat houdt onder meer in : 

Je begeleidt op organisatorisch, praktisch en communicatief vlak 

alumniactiviteiten en reünies, waar van toepassing in samenspraak met 

de Faculteiten en Instituten. Je bent ook aanwezig op deze activiteiten. 

Je bent het aanspreekpunt voor de alumni clubkaart, zowel naar de 

alumni als naar de interne en externe leveranciers van de clubkaartvoordelen. 

Je staat in voor de opvolging van clubkaartvragen en 

-aanvragen. Je gaat op zoek naar nieuwe opportuniteiten om het clubkaartaanbod 

uit te breiden en online technisch te optimaliseren. Je 

onderhoudt de alumnidatabank in MS-Dynamics, voorziet de faculteiten 

en centrale diensten van selecties van alumnigegevens en je staat 

in voor de opmaak van het adressenbestand voor het Magazine 

Universiteit Antwerpen; 

Je behandelt telefoons, e-mail- en postcorrespondentie van alumni. 

Je werkt samen met de faculteiten voor de praktische organisatie van 

de proclamaties. Je bent aanspreekpunt voor de rondleidingen op onze 

campussen, zowel naar de aanvrager van de rondleiding, als naar de 

gidsen van de stad Antwerpen en naar de interne diensten. Je coördineert 

aanvragen van mediaploegen die op onze campussen komen 

filmen of fotograferen, je verzorgt de interne communicatie van deze 

aanvragen en begeleidt indien wenselijk de ploegen ter plaatse. Je volgt 

de online vacaturedatabank op, antwoordt op aanvragen van bedrijven 

die een vacature bekend willen maken en alumni die een job zoeken. Je 

onderhoudt de webpagina’s van de projecten die je begeleidt. Je doet 

de administratieve voorbereiding van specifieke projecten van Alumni 

Office of van het Departement Communicatie. Je doet voorstellen ter 

optimalisering en ontwikkeling van de werking van Alumni Office en 

bij uitbreiding van het Departement Communicatie. 

Jouw profiel 

Je bezit een diploma van professionele bachelor of Hoger Onderwijs 

van het Korte Type of gelijkwaardige competenties door ervaring. Je 

beschikt over een uitstekende kennis van de MS-Office software 

pakketten. Je hebt een gedegen kennis van CRM en kunt vlot overweg 

met MS-Dynamics. Je bent nauwgezet, betrouwbaar en beschikt over 

goede schriftelijke én mondelinge communicatieve vaardigheden. Je 

hebt een mondelinge en schriftelijke basiskennis Engels en Frans. Je 

hebt oog voor detail en bent kwaliteitsgericht. Je kan autonoom en in 

team werken en neemt verantwoordelijkheid voor je projecten. Je bent 

bereid de handen uit de mouwen te steken. Je bent bereid om af en toe 

’s avonds of tijdens het weekend te werken 

Het Departement Communicatie van de Universiteit Antwerpen, 

zoekt een voltijds 

Dossierbeheerder, Domein studie-informatie en werving 

Jouw opdracht 

De functie omvat onder andere volgende opdrachten : 

Je bewaakt de budgetten en zorgt voor de uitvoering en opvolging 

van de financiële operaties van het departement. (bestelbonnen 

opmaken, facturatie, budgetrapporten opvragen,... ). Je overlegt hierbij 

met de aankoop- en financiële dienst, het departementshoofd, de 

coördinator (intern) en de leveranciers (extern). Hierbij rekening 

houdende met de van toepassing zijnde regelgeving. Je staat in voor de 

voorbereiding, opvolging en uitvoering van allerlei organisatorische, 

administratieve, logistieke en/of technische taken, met het oog op een 

optimaal verloop van de activiteiten en rekening houdende met de van 

toepassing zijnde regelgeving (bijvoorbeeld organisatie van open 

lesdagen, open campusdagen en de infomarkt). Je maakt publicaties 

binnen bestaande templates en volgens de gemaakte afspraken i.v.m. 

de huisstijl van de Universiteit Antwerpen. Je hebt hierbij veelvuldig 

contact met de faculteiten en diensten (intern) en drukkers (extern). Je 

verleent service bij aanvragen van personeelsleden (bijbestellen van 

publicaties, merchandising,...) 

Jouw profiel 

Je bezit een diploma van professionele bachelor of Hoger Onderwijs 

van het Korte Type gelijkwaardige competenties door ervaring. Je kan 

vlot overleg met MS Office en CS6 (Indesign, Photshop). Je hebt 

ervaring met Oracle. Je beschikt over een goede mondeling en schriftelijke 

kennis van het Engels. Je bent klantvriendelijk, kwaliteits- en 

samenwerkingsgericht, nauwgezet, flexibel en stressbestendig. Je bent 

bereid de handen uit de mouwen te steken. Je bent bereid om af en toe 

’s avonds of tijdens het weekend te werken


Wij bieden 

een benoeming in vast dienstverband als ambtenaar; 

een brutomaandwedde in aanvangsgraad 4 (gradenvork 4-6) die, 

afhankelijk van relevante anciënniteit, varieert van 2.129,93 euro tot 

3.273,35 euro. Afhankelijk van de nuttige ervaring én de nodige anciënniteit 

kan je doorgroeien binnen de functiecluster na positieve 

evaluatie; 

maaltijdcheques; 

35 vakantiedagen + 2 weken collectieve sluiting (één week 

in augustus en één week tussen Kerstmis en Nieuwjaar); 

fietsvergoeding (0,15 euro per kilometer); 

volledige terugbetaling woon-werkverkeer met openbaar vervoer; 

flexibele arbeidstijdregeling. 

Dit smaakt naar meer ? 

Je mailt je motivatiebrief + CV door naar : 

monique.colaes@uantwerpen.be en dit vóór 5 september 2013; 

Er gebeurt een preselectie op basis van de ingediende kandidaturen; 

de verdere selectieprocedure is functiegericht en wordt door de selectiecommissie 

vastgesteld; 

Voor meer informatie over de functie van Dossierbeheerder, Domein 

Externe Communicatie en Alumni Office kan je contact opnemen 

met Valerie Gillis, coördinator Externe communicatie, 

03-265 47 22, valerie.gillis@ua.ac.be 

Voor meer informatie over de functie van Dossierbeheerder, Domein 

studie-informatie en werving kan je contact opnemen met Ann 

Engelen, coördinator Dienst Studie-informatie en Werving, 03-265 48 

67, ann.engelen@ua.ac.be. 

De Universiteit Antwerpen werkt mee aan een open, democratische 

en multiculturele samenleving. Wij voeren een gezinsvriendelijk en een 

gelijkekansenbeleid. 

(80623) 

FACULTES UNIVERSITAIRES NOTRE-DAME 

DE LA PAIX NAMUR 

FACULTE DE PHILOSOPHIE ET LETTRES 

L’épreuve publique pour l’obtention du grade académique de 

docteur en langues et lettres de Mme Christine LE GAC, porteur d’un 

diplôme de maîtrise en Sciences du langage et d’un diplôme d’études 

approfondies en sciences humaines, aura lieu le lundi 2 septembre 2013, 

à 10 heures, dans l’auditoire L22 de la Faculté de philosophie et lettres, 

rue Grafé 1, à Namur. 

Madame Christine LE GAC, née à Nantes le 30 juillet 1964, présentera 

et défendra publiquement une dissertation originale intitulée: 

« Langage et cerveau : contribution de la démarche d’observation 

clinique à l’élaboration d’un modèle explicatif des phénomènes langagiers. 

» 

La séance est publique. 

(80624) 


Madame COMBO, Agnan Marie Michel, Docteur en Sciences 

agronomiques et Ingénierie biologique, défendra publiquement le 

12 septembre 2013, à 9 heures, en l’auditorium G, Passage des 

Déportés 2,à 5030 Gembloux, une thèse de doctorat intitulée « Production 

et caractérisation d’hydrolysats de pectine obtenus par voies enzymatique 

et thermique (micro-ondes) » 

(80626) 

Assemblées générales 

Algemene vergaderingen 

Accentis, naamloze vennootschap, 

publieke vennootschap die een openbaar beroep doet 

op het spaarwezen. 

Maatschappelijke zetel : Oostkaai 50, 8900 Ieper 

Ondernemingsnummer : 0454.201.411 

UITNODIGING 

Buitengewone Algemene Vergadering te houden op 3 oktober 2013, 

om 11 u. 30 m., in het kantoor van notaris Anton Van Bael. 

De Raad van Bestuur van Accentis NV nodigt haar aandeelhouders 

uit om op donderdag 3 oktober 2013, om 11 u. 30 m., de Buitengewone 

Algemene Vergadering bij te wonen welke Vergadering zal plaatsvinden 

in het kantoor van notaris Anton Van Bael, te Mechelsesteenweg 

65, (parking in Hemelstraat 16), 2018 Antwerpen of op een 

andere plaats die aldaar op dat moment zal worden bekendgemaakt 

telkens met hierna bepaalde agenda, houdende voorstellen tot besluit. 

Buitengewone Algemene Vergadering 

De aandeelhouders die aanwezig of vertegenwoordigd willen zijn op 

deze algemene vergadering dienen zich daartoe in te schrijven conform 

de instructies die hieronder worden weergegeven. 

De agenda en voorstellen van besluit van de buitengewone algemene 

vergadering die, in voorkomend geval, door de voorzitter van de raad 

van bestuur kunnen gewijzigd worden, luiden als volgt : 

PARTIELE SPLITSING DOOR OVERNEMING 

A. Voorstel, verslagen en voorafgaande verklaring 

A.1. Kennisneming en bespreking van de hiernavolgende documenten 

: 

1. Het voorstel tot partiële splitsing door overneming de dato 

28 juni 2013, opgesteld overeenkomstig artikel 677 juncto 728 van het 

Wetboek van vennootschappen (hierna W.Venn.) door de bestuursorganen 

van de bij de partiële splitsing betrokken vennootschappen, 

neergelegd ter griffie van de Rechtbank van Koophandel te Ieper op 

2 juli 2013. 

2. Het omstandig verslag van de raad van bestuur van de Overnemende 

Vennootschap opgesteld overeenkomstig artikel 677 juncto 730 

W.Venn. 

3. Het verslag door de commissaris van de Overnemende Vennootschap, 

de BV o.v.v. CVBA BDO Bedrijfsrevisoren te Zaventem, opgesteld 

overeenkomstig artikel 677 juncto 731 W.Venn. 

A.2. Mededeling overeenkomstig artikel 677 juncto artikel 732 

W.Venn. door de raad van bestuur van elke eventuele belangrijke 

wijziging in het actief of passief van de bij de partiële splitsing 

betrokken vennootschappen. 

B. Besluit tot partiële splitsing door overneming 

Partiële splitsing van Punch Property International NV door overneming 

door Accentis NV. 

Voorstel tot besluit : 

a) De vergadering keurt het splitsingsvoorstel goed, zoals het werd 

neergelegd ter griffie van de Rechtbank van Koophandel te Ieper, en 

betuigt haar instemming met de verrichting waarbij de activa en 

passiva, rechten en verplichtingen welke betrekking hebben op de 

bedrijfsite gelegen langsheen de Duwijckstraat en de Antwerpsesteenweg, 

te 2500 Lier, van de naamloze vennootschap “Punch 

Property International” met maatschappelijke zetel te 8900 Ieper, 

Oostkaai 50, BTW BE-0478.583.152, rechtspersonenregister Ieper


57063 

0478.583.152, hierna genoemd “de Partieel Gesplitste Vennootschap”, 

bij wijze van partiële splitsing, in toepassing van artikel 677 W.Venn., 

wordt overgenomen door de Overnemende Vennootschap en dit 

volgens de modaliteiten en tegen de voorwaarden als bepaald in het 

voormelde splitsingsvoorstel, waarbij een deel van het vermogen van 

de Partieel Gesplitste Vennootschap onder algemene titel overgaat op 

de Overnemende Vennootschap. 

Door deze verrichting gaat dat deel van het vermogen van de Partieel 

Gesplitste Vennootschap zonder uitzondering noch voorbehoud onder 

algemene titel over op de Overnemende Vennootschap. 

De Overnemende Vennootschap ontvangt de vermogensbestanddelen 

welke betrekking hebben op de bedrijfsite gelegen langsheen de 

Duwijckstraat en de Antwerpsesteenweg, te 2500 Lier, met een nettowaarde 

van driehonderd en twaalfduizend driehonderd achtenzeventig 

euro negentien cent (S 312.378,19), zoals deze vermogensbestanddelen 

nader zijn omschreven in het voormelde 

splitsingsvoorstel. 

Het niet-afgesplitste vermogen van de Partieel Gesplitste Vennootschap 

blijft haar eigendom. 

Als gevolg van de partiële splitsing draagt de Partieel Gesplitste 

Vennootschap volgende onroerende goederen over aan de Overnemende 

Vennootschap overeenkomstig de bepalingen en modaliteiten 

bepaald in het voormelde splitsingsvoorstel : 

Stad Lier – tweede Afdeling 

I. Een perceel grond, zonder de opstallen, belast met een opstalrecht 

gelegen te Duwijckstraat 17, bij het kadaster bekend wijk A, nummer 

300/C voor een oppervlakte van 55.578 m 2 ; 

II. Een perceel grond, belast met een opstalrechtrecht, gelegen te 

Antwerpsesteenweg, bij het kadaster bekend wijk A, nummer 320/B, 

voor een oppervlakte van 3.893 m 2 

III. Een perceel weiland gelegen te Steenweg Antwerpen, bij het 

kadaster bekend wijk A, nummer 318/B, voor een oppervlakte van 

1.907 m 2 . 

b) Overeenkomstig artikel 740, § 2, 1° W.Venn. geschiedt de overdracht 

van het afgesplitste vermogen zonder omwisseling van 

aandelen van de Overnemende Vennootschap tegen de vier miljoen 

achthonderd en twaalfduizend (4.812.000) aandelen van de Partieel 

Gesplitste Vennootschap, zijnde de totaliteit van de bestaande 

aandelen, die worden gehouden door de Overnemende Vennootschap. 

Bijgevolg zullen er naar aanleiding van de partiële splitsingsverrichting 

geen nieuwe aandelen van de Overnemende Vennootschap worden 

uitgegeven. 

c) Vanaf één januari tweeduizend dertien worden de verrichtingen 

gesteld door de Partieel Gesplitste Vennootschap met betrekking tot het 

gedeelte van het vermogen van de Partieel Gesplitste Vennootschap dat 

ingevolge het partiële splitsingsbesluit overgaat op de Overnemende 

Vennootschap, boekhoudkundig en vanuit fiscaal oogpunt geacht te 

zijn gevoerd voor rekening van de Overnemende Vennootschap. 

C. Diversen 

Voorstel tot het verlenen van bijzondere volmachten voor de formaliteiten. 

Aldus goedgekeurd en ondertekend voor de raad van bestuur. 

Quorum 

Volgens het Wetboek van vennootschappen is er een quorum van 

50 % aanwezigheid vereist voor de beraadslaging en stemming over de 

verschillende punten van de bovenstaande agenda van de buitengewone 

algemene vergadering. 

Stemming en meerderheid 

Elk van de voorgestelde besluiten onder de respectieve punten A en 

B van de bovenstaande agenda zal zijn aangenomen indien het wordt 

goedgekeurd met een bijzondere meerderheid van 75 % de geldig 

uitgebrachte stemmen. Het agendapunt C moet worden goedgekeurd 

door de vergadering met een gewone meerderheid van de uitgebrachte 

stemmen. 

Toelatingsvoorwaarden : 

Aandeelhouders kunnen worden toegelaten tot de algemene vergadering 

en kunnen er hun stemrecht uitoefenen indien zij het bewijs 

leveren dat zij, op de veertiende dag voor de algemene vergadering (de 

« registratiedatum ») om vier en twintig uur Belgische tijd, i.e. op 

19 september 2013, aandeelhouder zijn, ongeacht het aantal aandelen 

waarvan zij houder zijn op de dag van de algemene vergadering. 

De houders van de aandelen aan toonder dienen het bewijs hiervan 

te bezorgen aan een kantoor van KBC of op de maatschappelijke zetel 

van de Vennootschap, ten laatste op 27 september 2013. 

Indien een aandeelhouder zich wenst te laten vertegenwoordigen, 

moet een schriftelijke volmacht, waarvan een type-exemplaar kan 

worden bekomen op de zetel van de Vennootschap, ten laatste op 

27 september 2013, worden gedeponeerd bij dezelfde bank. 

Documenten : 

Vanaf dertig dagen voor de gewone algemene vergadering van de 

aandeelhouders kunnen de aandeelhouders van de vennootschap op 

de zetel van de vennootschap kosteloos een kopie verkrijgen van de 

volmachten stembrieven en eventuele andere documenten vermeld in 

de agenda van de vergadering. Deze documenten zullen ook beschikbaar 

zijn op de website van de vennootschap (www.accentis.com). 

Agenderingsrecht aandeelhouders : 

Overeenkomstig de artikel 533ter W. Venn. hebben aandeelhouders 

die 3 % van de stemrechten bezitten het recht om onderwerpen op de 

agenda te laten plaatsen en voorstellen tot besluit in te dienen tot 

uiterlijk 22 dagen voor de algemene vergadering kunnen deze rechten 

worden uitgeoefend per e-mail op volgend adres : 

frederik.strubbe@accentis.com 

Desgevallend wordt een aanvullende agenda bekendgemaakt uiterlijk 

15 dagen voor de algemene vergadering. 

Vraagrecht aandeelhouders : 

Schriftelijke vragen kunnen langs zelfde elektronische weg gesteld 

worden van zodra de oproeping gepubliceerd is en moeten uiterlijk op 

de 6de dag vóór de algemene vergadering door de vennootschap 

ontvangen worden. Alleen de schriftelijke vragen die gesteld zijn door 

de aandeelhouders die voldoen aan de formaliteiten die vervuld 

moeten worden om tot de vergadering te worden toegelaten, en die 

aldus bewezen hebben dat ze op de registratiedatum de hoedanigheid 

van aandeelhouder hebben, worden tijdens de vergadering beantwoord. 

Tweede oproeping 

Indien het door de wet vereiste quorum om geldig te beraadslagen 

en te besluiten niet wordt bereikt zal een tweede Buitengewone 

Algemene Vergadering worden bijeengeroepen op maandag 

4 november 2013, om 10 u. 30 m., in het kantoor van notaris Anton Van 

Bael of op een andere plaats die aldaar op dat moment zal worden 

bekendgemaakt met zelfde agenda. (aparte oproeping te publiceren 

conform de Wet). 

Namens de raad van bestuur. 

(29018) 

FNG Group, naamloze vennootschap, 

Zilverberklaan 2B, 2820 Bonheiden 

(de “Vennootschap”) 


De effectenhouders worden uitgenodigd tot het bijwonen van de 

gewone algemene vergadering van de Vennootschap die op 

13 september 2013, om 15 uur, zal worden gehouden in de kantoren 

van NautaDutilh BVBA, gelegen te Terhulpsesteenweg 120, 

1000 Brussel, teneinde te beraadslagen over de volgende agenda : 

1. Bespreking van de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening 

van het boekjaar dat liep van 1 augustus 2011 en werd afgesloten op 

31 maart 2013 

2. Bespreking van het enkelvoudig en geconsolideerd jaarverslag van 

de raad van bestuur en van de verslagen van de commissaris voor het 

boekjaar dat liep van 1 augustus 2011 en werd afgesloten op 

31 maart 2013 

3. Goedkeuring van de enkelvoudige jaarrekening en kennisname 

van de geconsolideerde jaarrekening van het boekjaar dat liep van 

1 augustus 2011 en werd afgesloten op 31 maart 2013 

Voorstel van besluit : « De algemene vergadering keurt de enkelvoudige 

jaarrekening van het boekjaar afgesloten op 31 maart 2013 goed. 

De algemene vergadering neemt tevens kennis van de geconsolideerde 

jaarrekening. » 

4. Beslissing betreffende de bestemming van het resultaat


Voorstel van besluit : « De algemene vergadering besluit bij afzonderlijke 

stemming om het te bestemmen resultaat over te dragen naar 

het volgend boekjaar. » 

5. Verlenen van kwijting aan de bestuurders en de commissaris 

Voorstel van besluit : « De algemene vergadering besluit bij afzonderlijke 

stemming om kwijting te verlenen aan de heer Dieter 

Penninckx, mevrouw Anja Maes, de heer Emmanuel Bracke, de heer 

Gino Van Ossel, de heer Guido De Vos, de heer Eric Verbaere, de heer 

Emiel Lathouwers en mevrouw Tine De Ryck voor de uitoefening van 

hun mandaat als bestuurder van de Vennootschap gedurende het 

boekjaar afgesloten op 31 maart 2013. De algemene vergadering besluit 

bij afzonderlijke stemming om kwijting te verlenen aan de commissaris 

van de Vennootschap, Figurad Bedrijfsrevisoren BV BVBA, vast vertegenwoordigd 

door mevrouw Ann Van Vlaenderen, voor de uitoefening 

van haar mandaat gedurende het afgelopen boekjaar. » 

Toelating tot de algemene vergadering 

Om tot de algemene vergadering te worden toegelaten, moeten de 

eigenaars van gedematerialiseerde effecten een attest uitgegeven door 

een erkende rekeninghouder of door een vereffeninginstelling dat de 

onbeschikbaarheid van hun gedematerialiseerde effecten tot en met de 

datum van de gewone algemene vergadering bevestigt, neerleggen op 

de zetel van de Vennootschap en dit ten laatste op 9 september 2013. 

Eigenaars van effecten op naam dienen een voorafgaandelijke kennisgeving 

aan de raad van bestuur te verrichten van hun aanwezigheid 

op de algemene vergadering en dit ten laatste op 9 september 2013. 

Overeenkomstig artikel 27 van de statuten van de Vennootschap, kan 

elke aandeelhouder zich mits schriftelijke volmacht op de algemene 

vergadering door een gevolmachtigde laten vertegenwoordigen. 

De originele volmachten, opgesteld overeenkomstig het model voorgeschreven 

door de Vennootschap, moeten uiterlijk op 9 september 2013 

op de zetel van de Vennootschap worden neergelegd. Een ontwerp van 

volmacht kan worden aangevraagd op de maatschappelijke zetel van 

de Vennootschap en is beschikbaar op haar website (www.fng.eu). 

De houders van warrants of obligaties die door de Vennootschap zijn 

uitgegeven, mogen de algemene vergadering bijwonen, doch slechts 

met raadgevende stem. 

Een kopie van de in de agenda vermelde stukken is kosteloos op de 

maatschappelijke zetel van de Vennootschap beschikbaar overeenkomstig 

artikel 535 van het Wetboek van vennootschappen. 

De aandeelhouders kunnen vóór de algemene vergadering schriftelijke 

vragen stellen over de punten op de agenda dan wel over de 

verslagen van de raad van bestuur en de commissaris en dienen deze 

te versturen naar de zetel van de Vennootschap dan wel op het 

volgende e-mailadres : investorrelations@fng.eu. De vragen zullen 

slechts worden beantwoord tijdens de algemene vergadering voor 

zover de aandeelhouders hebben voldaan aan de voormelde formaliteiten 

om toegelaten te worden tot de algemene vergadering. 

De raad van bestuur. 

(29209) 

EVS 

Liège Science Park, 

rue Bois Saint-Jean 16, 4102 Seraing (Belgique) 

Numéro d’entreprise : 0452.080.178 

Convocation à l’assemblée générale extraordinaire du 24 septembre 2013 

L’assemblée générale extraordinaire convoquée pour le 20 août 2013 

n’ayant pas réuni le quorum légal de 50 %, le conseil d’administration 

al’honneur d’inviter les actionnaires à une nouvelle assembléegénérale 

extraordinaire reportée des actionnaires qui aura lieu le mardi 

24 septembre 2013, à 11 heures, au siège de la société, rue Bois Saint- 

Jean 16, à 4102 Seraing (Liège). 

Ordre du jour : 

1. Emission de warrants : 

Proposition de décision : 

a) L’assemblée prend connaissance du rapport spécial du conseil 

d’administration exposant l’objet et la justification détaillée de la 

proposition d’émission de warrants avec suppression du droit de 

souscription préférentielle des actionnaires et du rapport de BDO, 

Réviseurs d’Entreprises Soc. Civ. SCRL, commissaire, établis en application 

des articles 583, 596 et 598 du Code des sociétés. 

b) L’assemblée décide l’émission aux conditions déterminées 

ci-dessous de 25.000 warrants donnant à son titulaire le droit de 

souscrire à un nombre équivalent d’actions ordinaires de la Société. 

c) L’assemblée décide dans ce cadre la suppression du droit de 

préférence des actionnaires existants en faveur du seul bénéficiaire 

désigné au point d) ci-dessous. 

d) L’assemblée fixe comme suit les conditions d’émission des 

warrants : 

Nombre de warrants nominatifs à émettre : 25.000, qui seront 

octroyés entre le 25 septembre 2013 et le 31 août 2016. 

Souscription : Les warrants sont souscrits lors de leur émission par 

la société anonyme EVS Broadcast Equipment. Cette dernière, par le 

biais de son conseil d’administration, doit impérativement les rétrocéder 

au seul bénéficiaire désigné ci-dessous. 

Bénéficiaire : Johannes Janssen (Administrateur-délégué et CEO). 

Prix des warrants : gratuit. 

Prix d’exercice des warrants : au moins la moyenne des cours des 

trente jours précédant l’offre pertinente. 

Période d’exercice : les warrants ne peuvent être exercés exclusivement 

qu’à partir de la quatrième année civile suivant la date d’attribution, 

dans les limites de la charte de gouvernance d’entreprise, sauf 

dérogation du conseil d’administration. Les warrants ne pourront en 

tous cas être exercés que trois ans au moins après leur attribution, 

conformément à l’article 520ter du Code des Sociétés. 

Transfert des warrants : incessibilité sauf en cas de succession. 

Jouissance : les actions nouvelles auront les mêmes droits que les 

actions existantes. 

Modalités d’attribution : Le conseil d’administration pourra déterminer 

les conditions d’octroi, de rétention et d’exercice des warrants, 

soit par l’émission de nouvelles actions, soit par l’octroi d’actions 

propres. 

e) Modification des statuts en cas d’exercice des warrants si cet 

exercice se traduit par l’émission de nouvelles actions (et non par 

l’octroi d’actions propres). 

f) Pouvoirs à conférer à deux administrateurs conjointement aux fins 

de : 

préciser (et éventuellement faire constater par acte authentique) le 

prix de souscription définitif des actions, les périodes de souscription, 

les modalités d’adaptation des droits des warrants en cas d’opérations 

sur le capital; 

faire constater authentiquement la réalisation des augmentations de 

capital successives et les modifications des statuts qui en résulteront; 

exécuter les résolutions à prendre sur les objets qui précèdent; 

aux fins ci-dessus conclure toutes conventions et, en général, faire le 

nécessaire. 

2. Annulation de warrants émis et non encore octroyés : 

Proposition de résolution : 

Sous la condition suspensive de l’approbation de l’émission des 

25.000 warrants visée au point 1 de l’ordre du jour ci-dessus, afin de 

maintenir le pourcentage cumulé des warrants octroyés et des warrants 

disponibles pour octroi par le Conseil d’Administration en dessous de 

5 % du nombre de titres émis, annulation de 70.000 warrants déjà émis 

et disponibles pour octroi afin de ramener le nombre total de warrants 

à 658.250, dont 411.400 octroyés au 30 juin 2013 plus 221.850 déjà 

disponibles pour octroi et 25.000 nouvellement émis en faveur de 

Monsieur Johannes Janssen, soit 4,83 % des actions émises, représentant 

un effet dilutif global potentiel de 0,9 % sur la valeur du cours de 

bourse à répartir sur les prochaines années.


57065 

3. Capital autorisé (article 7 des statuts) : 

Proposition de résolution : 

a) Rapport spécial du conseil d’administration, en application de 

l’article 604 du Code des sociétés dans lequel il indique les circonstances 

spécifiques dans lesquelles il pourra utiliser le capital autorisé et 

les objectifs que, ce faisant, il poursuivra. 

b) Renouvellement de l’autorisation donnée au conseil d’administration 

à l’article 7, alinéa 8, des statuts, à savoir : Le conseil d’administration 

est expressément habilité àutiliser le capital autorisé dans les 

conditions énoncées à l’article 607 du Code des sociétés en cas d’offre 

après laréception de la communication faite par l’Autorité des services 

et marchés financiers selon laquelle elle a été saisie d’un avis d’offre 

publique d’acquisition concernant la société, pour autant que cette 

réception intervienne dans les trois ans de la tenue de l’assemblée 

générale extraordinaire du vingt août deux mil treize (ou, le cas 

échéant, en cas de report, du vingt-quatre septembre deux mil treize). 

c) Modification des statuts pour mise en concordance. 

4. Nominations d’administrateurs : 

Propositions de décision : 

a) Nommer Madame Muriel de Lathouwer en tant qu’administrateur 

indépendant non-exécutif, jusqu’à l’assemblée générale ordinaire 

de mai 2016. 

b) Nommer M. Freddy Tacheny en tant qu’Administrateur indépendant 

non-exécutif, jusqu’à l’assemblée générale ordinaire de mai 2016. 

c) Constater l’indépendance de Madame de Lathouwer et de 

Monsieur Freddy Tacheny, conformément à l’article 526ter du Code des 

sociétés, dès lors qu’ils respectent l’ensemble des critères énoncés par 

cet article. 

5. Délégation de pouvoirs : 

Proposition de décision : 

L’assemblée confère tous pouvoirs au conseil d’administration aux 

fins de mettre en œuvre les décisions susvisées. 

Modalités d’admission : 

Pour assister et voter à cette assemblée, les actionnaires sont priés de 

se conformer à l’article 536 du Code des sociétés età l’article 23, § 1 er , 

des statuts : 

Les propriétaires d’actions dématérialisées doivent présenter une 

attestation établie par un teneur de comptes agréé ou un organisme de 

liquidation : 

- constatant l’enregistrement comptable des actions au nom de 

l’actionnaire dans les comptes du teneur de comptes agréé ou de 

l’organisme de liquidation le 10 septembre 2013 à vingt-quatre 

(24) heures, heure belge (date d’enregistrement), 

- indiquant leur intention de participer à l’assemblée générale ainsi 

que le nombre d’actions pour lesquelles ils entendent prendre part au 

vote (éventuellement accompagnée d’une procuration), 

- et faire parvenir au plus tard cette attestation le 18 septembre 2013, 

à 16 heures, heure belge, au siège social de la société (par lettre 

recommandée avec accusé de réception ou par voie électronique 

(corpcom@evs.com) avec accusé de réception) ou au guichet d’une 

agence d’ING en Belgique (ING, Issuer Services, avenue Marnix 24, 

1000 Bruxelles, + 32-2 547 68 02, be-lfm.coa.spa@ing.be). 

Les propriétaires d’actions nominatives doivent être inscrits dans le 

registre des actions nominatives de la société le 10 septembre 2013, à 

vingt-quatre (24) heures, heure belge (date d’enregistrement) et faire 

connaître, au plus tard pour le 18 septembre 2013 à 16 heures, heure 

belge, par l’envoi au siège social d’une lettre recommandée avec accusé 

de réception ou par voie électronique (corpcom@evs.com) avec accusé 

de réception, leur intention de participer à l’assemblée générale ainsi 

que le nombre d’actions pour lesquelles ils entendent prendre part au 

vote (éventuellement accompagné d’une procuration). 

Les propriétaires d’anciennes actions au porteur doivent au préalable 

convertir leurs titres en actions dématérialisées ou nominatives, en vue 

de pouvoir se conformer aux formalités imposées par les statuts aux 

propriétaires d’actions dématérialisées ou nominatives. En effet, depuis 

le 15 décembre 2011, ces actions sont juridiquement converties en 

actions dématérialisées. L’exercice des droits afférents aux anciennes 

actions au porteur sont suspendus jusqu’à la conversion de ces actions 

en actions nominatives ou dématérialisées. 

Nouveaux points ou propositions de décisions : 

Conformément à l’article 533ter du Code des sociétés età l’article 22, 

§ 3 des statuts, un ou plusieurs actionnaires qui possèdent ensemble au 

moins 3 % du capital social peuvent requérir l’inscription de sujets à 

traiter à l’ordre du jour de l’assemblée générale, ainsi que déposer des 

propositions de décision concernant des sujets à traiter inscrits ou à 

inscrire à l’ordre du jour. La demande doit être accompagnée du texte 

des sujets à traiter et des propositions de décisions y afférentes, ou du 

texte des propositions de décision à porter à l’ordre du jour, doit établir 

la possession de la fraction du capital social précitée et doit indiquer 

l’adresse postale ou électronique à laquelle la société transmettra 

l’accusé de réception de la demande dans les quarante-huit heures 

à compter de cette réception. La demande est adressée par courrier 

postal au siège social à l’attention de Jacques Galloy, administrateur 

et directeur financier et doit parvenir à la société au plus 

tard le 2 septembre 2013. La demande peut aussi être envoyée par 

fax (+ 32-4 361 70 89) ou par courrier électronique (corpcom@evs.com). 

Dans les deux cas, un original signé sur support papier devra parvenir 

à la société dans le délai précité. 

L’ordre du jour complété en fonction des demandes valablement 

formulées est publié au plus tard le 9 septembre 2013. 

L’examen de ces nouveaux sujets à traiter et propositions de décision 

est subordonné àl’accomplissement, pour au moins 3 % du capital 

social, des formalités d’admission décrites ci-dessus. 

Questions : 

Les actionnaires qui ont satisfait aux formalités d’admission visées 

ci-dessus, sont invités, dès la publication de la présente convocation, à 

soumettre des questions écrites relatives aux points portés à l’ordre du 

jour. Ces questions sont envoyées par lettre recommandée avec accusé 

de réception ou par voie électronique (corpcom@evs.com) avec accusé 

de réception. Elles doivent parvenir à la société au plus tard le 

18 septembre 2013. Les actionnaires peuvent également poser des 

questions orales durant l’assemblée, relatives aux points portés à 

l’ordre du jour. 

Vote par procuration : 

La procuration doit être donnée par écrit ou par formulaire électronique, 

être signée par l’actionnaire (ou, si l’actionnaire n’est pas le 

bénéficiaire économique effectif final, par le bénéficiaire économique 

effectif final), le cas échéant sous la forme d’une signature électronique 

avancée au sens de l’article 4, § 4, de la loi du 9 juillet 2001 fixant 

certaines règles relatives au cadre juridique pour les signatures électroniques 

et les services de certification, ou par un procédé de signature 

électronique qui répond aux conditions de l’article 1322 du Code civil, 

et parvenir à la société au lieu indiqué dans la convocation au plus tard 

le sixième jour qui précède l’assemblée. Toute procuration non signée 

par le bénéficiaire économique effectif final sera considérée comme non 

valable. 

Preuve d’identité et de pouvoirs : 

Afin de pouvoir participer à l’assemblée générale, les actionnaires ou 

détenteurs d’autres titres, ainsi que les mandataires, doivent prouver 

leur identité et les représentants de personnes morales doivent fournir 

copie des documents établissant leur identité et leur pouvoir de 

représentation, dans tous les cas au plus tard immédiatement avant 

l’ouverture de l’assemblée générale. 

Mise à disposition de documents : 

La présente convocation et les autres documents relatifs à cette 

assemblée générale extraordinaire, dont les formulaires de procuration, 

sont disponibles sur le site internet de la société www.evs.com. Ils 

peuvent également être obtenus en écrivant à EVS Broadcast Equipment 

S.A., Corporate Relations, Liege Science Park, rue Bois Saint- 

Jean 16, 4102 Seraing ou par e-mail à corpcom@evs.com 

Liège, le 20 août 2013. 

Le conseil d’administration. 

(29214)


Places vacantes 

Openstaande betrekkingen 

Gemeentebestuur en OCMW Jette 

Het Jetse gemeentebestuur en het OCMW van Jette organiseren een 

aanwervingsexamen voor de functie van ADMINISTRATIEF 

ADJUNCT (niveau D) – algemene diensten met een werfreserve geldig 

voor 3 jaar. Geen onmiddellijke indiensttreding. 

Het examenprogramma kunt u terugvinden op 

http ://www.jette.be/nl/08_economie/werk/ 

Aanwervingsexamens.htm of aanvragen bij de Personeelsdienst van 

het gemeentebestuur. 

Toelatingsvoorwaarden : (m/v) 

Diploma Lager secundair onderwijs of gelijkgesteld of een bewijsattest 

van de tweede graad, behaald na 4 jaar secundair onderwijs, of 

bij ontstentenis van het vereiste diploma dient de kandidaat een bewijs 

van minimum 3 jaar beroepservaring in een administratieve functie 

voor te leggen. 

Inschrijving : 

Een geldige kandidatuur bevat volgende stukken : 

een ingevuld en ondertekend inschrijvingsformulier te downloaden 

op de website van de gemeente : 

http ://www.jette.be/nl/08_economie/werk/ 

Aanwervingsexamens.htm of af te halen bij de Personeelsdienst van 

het gemeentebestuur; 

kopie van het diploma of eventueel bewijs van gelijkstelling van 

diploma, of bewijs van 3 jaar beroepservaring in een administratieve 

functie. 

De Personeelsdienst van het gemeentebestuur, gelegen op niveau 1B 

(bureau 137) van het Administratief centrum, Wemmelsesteenweg 100, 

te 1090 Jette, is open : tot en met 31 augustus 2013 - doorlopend, elke 

werkdag, tussen 8 u. 30 m. en 14 uur, vanaf 2 september 2013, elke 

werkdag, vanaf 8 u. 30 m. tot 12 u. 30 m. behalve op donderdag enkel 

tussen 13 u. 30 m. en 15 u. 45 m. 

Bijkomende inlichtingen : 02/423-13 24/27 - examens@jette.irisnet.be 

Het gemeentebestuur van Jette en het OCMW van Jette bevorderen 

gelijke kansen. Kwaliteiten van mensen zijn doorslaggevend, ongeacht 

geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, afkomst of handicap. 

De kandidaturen met de nodige bewijsstukken worden gericht aan : 

de heer Burgemeester (Hervé Doyen) – Aanwervingsexamens - 

Gemeentebestuur Jette, Wemmelsesteenweg 100, 1090 Brussel, en dit 

ten laatste op maandag 9 september 2013 - datum afsluiting 

inschrijvingen. 

(29140) 

Administration communale de Jette et le C.P.A.S. de Jette 

L’Administration communale de Jette et le C.P.A.S. de Jette organisent 

un examen de recrutement pour la fonction d’ADJOINT ADMI- 

NISTRATIF (niveau d) - services généraux en vue de constituer une 

réserve de recrutement valable 3 ans. Pas d’engagement dans l’immédiat. 

Le programme d’examen est disponible sur http ://www.jette.be/ 

fr/08_economie/offremploi/Examens%20de%20recrutement.htm ou 

auprès du service du Personnel de l’administration communale. 

Conditions d’accès : (h/f) 

Certificat d’études secondaires inférieures (C.E.S.I.) ou équivalent, ou 

attestation de réussite du 2ème cycle (cycle d’orientation) obtenu après 

4 années de l’enseignement secondaire. A défaut du diplôme requis, le 

candidat devra compter au minimum 3 ans d’expérience professionnelle 

dans une fonction administrative. 

Inscription : 

Une candidature recevable contient les documents justificatifs 

suivants : 

formulaire d’inscription dûment complété et signé, téléchargeable 

sur le site web de la commune : http ://www.jette.be/fr/08_economie/offremploi/Examens%20de%20recrutement.htm 

ou disponible 

auprès du service du Personnel de l’administration communale; 

photocopie du diplôme ou éventuelle preuve d’équivalence de 

diplôme, ou à défaut du diplôme requis, une preuve attestant 

minimum 3 ans d’expérience professionnelle dans une fonction 

administrative. 

Le service du Personnel de l’administration communale, situé au 

niveau 1B (bureau 137), du Centre administratif, chaussée de 

Wemmel 100, à 1090 Jette, est ouvert : 

jusqu’au 31 août 2013, tous les jours ouvrables, sans interruption, 

entre 8h30met14heures, à partir du 2 septembre 2013, tous les jours 

ouvrables, de 8h30mà 12 h 30 m, sauf le jeudi de 13 h 30 m à 

15h45m. 

Pour plus d’informations : Tél. 02-423 13 24/27 

examens@jette.irisnet.be 

La commune de Jette et le CPAS de Jette promeuvent l’égalité des 

chances. Les qualités humaines sont déterminantes quels que soient le 

sexe, l’orientation sexuelle, l’âge, l’origine ou le handicap. 

Les candidatures, accompagnées des documents justificatifs, seront 

adressées par courrier à M. le Bourgmestre (Hervé Doyen) – Examens 

de recrutement - Administration communale de Jette, chaussée de 

Wemmel 100, 1090 Bruxelles, au plus tard pour le lundi 

9 septembre 2013 - date de clôture des inscriptions. 

(29140) 

Gemeente Mol 

Het gemeentebestuur van Mol is een dynamische organisatie waar 

een 450-tal medewerkers zich dagelijks met hart en ziel inzet voor het 

welzijn van onze 35 000 inwoners. Ook op inwoners van de buurgemeenten 

heeft onze gemeente een grote aantrekkingskracht. Het 

attractieve decor van natuur en water, gecombineerd met eindeloze 

vrijetijdsmogelijkheden, maken van Mol een pittige woon-, leef-, werken 

recreatiegemeente. 

Wij zoeken een (m/v) : 

Onderluitenant voor de brandweer 

Statutair dienstverband • Voltijds • Niveau A • Salarisschaal PBA1 

Situering van de functie : 

Als beroepsofficier werk je in een team van 12 beroepsbrandweermannen 

en 55 vrijwillige brandweermannen. Je zal onder meer instaan 

voor het leiden van interventies, de ondersteuning van het oefenbeleid, 

de opvolging van technische dossiers en het preventiebeleid – rampenplanning. 

Je geeft sturing aan de manschappen in de kazerne en voert 

het uitgestippelde beleid mee uit. 

Profiel : 

Om te mogen deelnemen aan de selectieprocedure, moet je voldoen 

aan volgende voorwaarden : 

Belg zijn 

tenminste 21 jaar oud zijn 

een minimale lengte hebben van 1,60 meter 

van goed zedelijk gedrag zijn 

in orde zijn met de dienstplichtwetten


57067 

houder zijn van een diploma of getuigschrift dat ten minste toegang 

verleent tot de betrekkingen van niveau 2 (huidig niveau C) bij de 

federale overheidsdiensten (bijlage I, KB 2/10/1937) 

binnen het jaar na de aanstelling in de functie zijn woonplaats en 

werkelijke verblijfplaats hebben in de gemeente Mol, Dessel of Retie, 

binnen een straal van 6 km van de brandweerkazerne en zich in geval 

van oproep binnen de 10 minuten kunnen begeven naar de brandweerkazerne 

geschikt bevonden worden bij een geneeskundig onderzoek. 

Meer info ? 

Voor meer informatie over de selectiedata en het in te vullen 

geneeskundig getuigschrift kan je terecht op de gemeentelijke website, 

www.gemeentemol.be of kan je contact opnemen met de dienst personeelszaken 

op het nr. 014-33 09 45 of via e-mail : 

personeelsdienst@gemeentemol.be 

Voor meer informatie over de functie-inhoud kan je contact opnemen 

met Kapt. Filip Kenis op het nummer 014-33 74 40 of via e-mail : 

filip.kenis@gemeentemol.be 

Er wordt een wervingsreserve aangelegd. 

Hoe solliciteren ? 

Stuur je kandidatuur per brief samen op met je CV, een kopie van 

het gevraagde diploma, een ingevuld geneeskundig getuigschrift en 

een uittreksel uit het strafregister (model 1), aan het college van 

burgemeester en schepenen, t.a.v. de burgemeester, Molenhoekstraat 2, 

2400 Mol, uiterlijk op 16 september 2013 (poststempel geldt als bewijs). 

Enkel volledige kandidaturen worden aanvaard. 

(29154) 

Het verzoekschrift werd neergelegd ter griffie op 19 augustus 2013. 

Aalst, 21 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de toeg. griffier, (get.) SAMSON, Nancy. 

(71823) 

Vredegerecht van het eerste kanton Aalst 

Bij vonnis van de Vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend 

op 21 augustus 2013, werd GLORIEUX, Nadia, geboren te Zottegem 

29 oktober 1970, wonende te 9400 NINOVE, Aardeweg 14, verblijvende 

PC Zoete Nood Gods, te 9340 LEDE, Reymeersstraat 13A, niet in staat 

verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als 

voorlopig bewindvoerder : Mr. Melkebeeck, Nathalie, advocaat te 

9300 Aalst, Binnenstraat 39. 

Het verzoekschrift werd neergelegd ter griffie op 29 juli 2013. 


Voor eensluidend uittreksel : de toeg. griffier, (get.) Samson, Nancy. 

(71824) 

Vredegerecht van het zevende kanton Antwerpen 

Administrateurs provisoire 

Code civil - article 488bis 

Voorlopig bewindvoerders 

Burgerlijk Wetboek - artikel 488bis 

Bij vonnis van de vrederechter van het zevende kanton Antwerpen, 

uitgesproken op 21 augustus 2013, werd SNELDERS, Marcel, geboren 

te ANTWERPEN op 30 november 1922, wonende te 2610 WILRIJK 

(ANTWERPEN), WZC Sint-Bavo, Sint-Bavostraat 29, niet in staat 

verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig 

bewindvoerder : VAN ACKER, Carlo, wonende te 2600 BERCHEM 

(ANTWERPEN), Grote Steenweg 417. 

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 

26 juli 2013. 

Antwerpen, 21 augustus 2013. 


De afgevaardigd griffier, (get.) Dennis ADAMS. 

(71825) 


op 21 augustus 2013, werd LEHMANN, Tatiana, geboren te LOKEREN 

op 23 maart 1992, wonende te 9160 LOKEREN, Kapellestraat 34, 

verblijvende PC Zoete Nood Gods, te 9340 LEDE, Reymeersstraat 13A, 

niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd 

als voorlopig bewindvoerder : Mr. CAYET, Sylvia, advocaat te 

9320 Erembodegem, Industrielaan 27/3. 

Het verzoekschrift werd neergelegd ter griffie op 15 juli 2013. 


Voor eensluidend uittreksel : de toeg. griffier, (get.) SAMSON, Nancy. 

(71822) 



op 21 augustus 2013, werd MERTENS, Herman, geboren te Baasrode 

op 5 november 1962, wonende te 9255 Buggenhout, Kerkstraat 103, 

verblijvende P.Z. Zoete Nood Gods, te 9340 Lede, Reymeersstraat 13A, 

niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd 

als voorlopig bewindvoerder : Mr. MELKEBEECK, Nathalie, 

advocaat te 9300 Aalst, Binnenstraat 39. 

Vredegerecht van het eerste kanton Brugge 

Bij beschikking, d.d. 14 augustus 2013, werd als volgt beslist : 

Verklaart DE MUYNCK, Marie Christine, wonende te 8200 Brugge 

(Sint-Andries), Torhoutsesteenweg 116, bus 201, aangewezen bij vonnis 

verleend door de Vrederechter Vredegerecht Brugge 1, op 

22 december 2005 (rolnummer 05A736-Rep.R. 3375/2005, gepubliceerd 

in het Belgisch Staatsblad van 9 januari 2006) tot voorlopige bewindvoerder 

over DE MUYNCK, Madeleine, geboren te Brugge op 

6 december 1925, wonende en verblijvende in het WZC De Zeven 

Torentjes, te 8310 Brugge (Assebroek), Sint-Lucaslaan 50, met ingang 

van 14 augustus 2013 ontslagen van haar opdracht. 

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde 

beschermde persoon, Mr. DECHERF, Martine, advocaat met kantoor te 

8020 Oostkamp (Waardamme), Woestendreef 9. 

Brugge, 22 augustus 2013. 

De griffer, (get.) Tiara Coene. 

(71826)


Vredegerecht van het eerste kanton Brugge 

Vredegerecht van het kanton Gent 4 

Bij beschikking, d.d. 14 augustus 2013, werd als volgt beslist : 

Verklaart VERSTRAETE, Guy, wonende te 8020 Oostkamp, Walbrugstraat 

11, aangewezen bij vonnis verleend door de Vrederechter Vredegerecht 

Brugge 1, op 16 april 2013 (rolnummer 13A377-Rep.R. 2359/ 

2013, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 mei 2013) tot 

voorlopige bewindvoerder over WYME, Georgette, geboren te Brugge 

op 20 juli 1925, wonende te 8020 Oostkamp, Walbrugstraat 9, met 

ingang van 14 augustus 2013 ontslagen van zijn opdracht. 

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde 

beschermde persoon, Mr. COUCKE, Luc, advocaat met kantoor te 

8000 Brugge, Cordoeaniersstraat 17. 

Brugge, 22 augustus 2013. 

De griffier, (get.) Tiara Coene. 

Vredegerecht van het kanton Diksmuide 

(71827) 

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Diksmuide, verleend 

op 19 augustus 2013, werd Vercamer, Melissa Marie-Rose, geboren te 

Roeselare op 5 februari 1993, wonende te 8650 Houthulst, Stationsstraat 

10, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg 

toegevoegd als voorlopig bewindvoerder, Vercamer, Patrick André, 

wonende te 8650 Houthulst, Kantwerkersstraat 7. 

Diksmuide, 20 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Ingrid Janssens. 

(71828) 

Bij vonnis van de plaatsvervangend vrederechter van het Vredegerecht 

Gent 4, verleend op 21 augustus 2013 werd beslist dat Angèle 

Odile Adrienne GEIRNAERT, geboren te Evergem op 16 februari 1931, 

wonende te 9920 Lovendegem, Bredestraat 120, verblijvende in het A.Z. 

Sint-Lucas, Campus Volkskliniek, te 9000 Gent, Tichelrei 1, niet in staat 

is verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig 

bewindvoerder : mevrouw Ann FREDRICK, ’t Speelhof 47, 

8200 Sint-Michiels (Brugge). 


8 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier (get.) Stefanie 

Temmerman. 

(71831) 

Vredegerecht van het vijfde kanton Gent 

Opheffing voorlopig bewind 

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht Gent 5, 

verleend op 20 augustus 2013, werd beslist dat het vonnis verleend 

door de vrederechter van het vijfde kanton Gent, op 19 maart 2008 

(rolnr. 08A575, rep.nr. 1240/2008), gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad 

op 28 maart 2008 onder nummer 63551, ophoudt uitwerking te 

hebben op 20 augustus 2013, datum waarop DEZWARTE, Vincent, 

geboren op 12 mei 1983, wonende te 9040 Sint-Amandsberg (Gent), aan 

de Gentbruggestraat 137, opnieuw in staat verklaard wordt zijn 

goederen te beheren en waarop er een einde komt aan de opdracht van 

de voorlopige bewindvoerder, DEZWARTE, Els, geboren te Gent op 

22 april 1981, wonende te 9000 Gent, aan de Ekkergemstraat 81. 

Voor eensluidend uittreksel : (get.) Bearelle, Marleen, hoofdgriffier. 

(71832) 

Vredegerecht van het kanton Eeklo 


Bij beschikking van de vrederechter van het kanton EEKLO, verleend 

op 8 augustus 2013, werd een einde gesteld aan de opdracht van 

Mr. Veronique Van Asch, advocaat, kantoorhoudende te 9000 Gent, 

Suzanne Lilarstraat 91/201, als voorlopige bewindvoerder over de 

goederen van de heer Daniël GYSEMBERG, geboren te Kraainem op 

14 februari 1953, laatst wonende en verblijvende in het RVT Tilia, te 

9990 Maldegem, Koningin Astridlaan 19, overleden te Sijsele op 

2 juli 2013. 

Eeklo, 19 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Dobbelaere. 

(71829) 

Vredegerecht van het kanton Gent 4 

Bij vonnis van de vrederechter van het Vredegerecht Gent 4, verleend 

op 21 augustus 2013, werd beslist dat Maria Theresia LESAFRE, 

geboren op 3 oktober 1929 te Sint-Amandsberg, wonende te 9000 Gent, 

Marseillestraat 95 en verblijvende in het AZ Sint-Lucas - campus Volkskliniek, 

te 9000 Gent, Tichelrei 1, met rijksregisternummer 29.10.03 

110-91, niet in staat is verklaard haar goederen te beheren en kreeg 

toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. VAN BOXELAERE, 

Peter, advocaat te Tweebruggenstraat 9, 9000 Gent. 



Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier (get.) Sofie 

Lanckriet. 

(71830) 

Vredegerecht van het tweede kanton Hasselt 


Bij beschikking van de Vrederechter van het Vredegerecht van het 

tweede kanton Hasselt, verleend op 22 augustus 2013, werd de 

opdracht van THEUNIS, Emilienne, geboren te Hasselt op 26 juli 1957, 

secretaresse, wonende te 3583 Paal (Beringen), Brelaarstraat 7, in 

hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder over THEUNIS, 

Ludovicus Gabriël, geboren te Paal, thans Beringen op 6 juli 1933, 

gepensioneerde, opgenomen in rusthuis ’Meerlehof’, te 3560 Lummen, 

Wijngaardstraat 15, overleden te Lummen op 30.6.2013, beëindigd op 

30.6.2013. 

Er werd vastgesteld dat de akte van overlijden neergelegd werd op 


Hasselt, 22 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) 

Patrick Milisen. 

(71833) 

Vredegerecht van het eerste kanton Hasselt 

Bij vonnis van de Vrederechter van het Vredegerecht van het eerste 

kanton HASSELT, verleend op 21 augustus 2013, werd MAES, Romain, 

met rijksregisternummer 61120132342, geboren te GENK op 

1 december 1961, wonende te 3630 MAASMECHELEN, Joseph Smeetslaan 

101, verblijvende TEVONA, te 3500 HASSELT, Borggravevijverstraat 

5, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg 

toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : MAES, Marleen, wonende 

te 3630 MAASMECHELEN, Joseph Smeetslaan 101.


57069 




Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Miet Langens. 

(71834) 

Vredegerecht van het tweede kanton Kortrijk 

Bij beslissing van de vrederechter van het tweede kanton Kortrijk, 

verleend op 20 augustus 2013, werd Rik Jules R. Hinnens, geboren te 

Zwevegem op 17 november 1956, wonende te 8553 Otegem 

(Zwevegem), Zaveleinde 1, benoemd als voorlopige bewindvoerder 

over Ria Maria Michèle Hinnens, geboren te Zwevegem op 

10 december 1959, wonende te 8500 Kortrijk, Rekollettenstraat 39/0032, 

doch verblijvend in Vzw AZ Groeninge, te 8500 Kortrijk, President 

Kennedylaan 4, met de algemene bevoegdheid zoals voorzien in 

artikel 488bis, f van het Burgerlijk Wetboek. 

Kortrijk, 21 augustus 2013. 

De waarnemend hoofdgriffier, (get.) Delie, Mario. 

(71835) 

Vredegerecht van het kanton Leuven 1 

Bij vonnis van de Vrederechter van het kanton Leuven 1, d.d. 

21 augustus 2013, werd Yvonne REYNDERS, geboren te Attenrode op 

16 oktober 1920, RVT Betlehem, 3020 Herent, Wilselsesteenweg 70, niet 

in staat verklaard zelf de goederen te beheren. 

Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Patricia STEVENS, advocaat, 

geboren te Leuven op 6 oktober 1960, wonende te 3130 Betekom, 

Raystraat 61. 

Leuven, 21 augustus 2013. 

voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get) Temperville, Karine. 

(71836) 



21 augustus 2013, werd Robert Karel ROBBERECHTS, geboren te 

Nieuwenrode op 21 maart 1930, wonende te 1851 Humbeek, Driesstraat 

125, verblijvende te 3070 Kortenberg, U.C. St. Jozef, Leuvensesteenweg 

517, niet in staat verklaard zelf de goederen te beheren. 

Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Marc Jan Gaston Jeanine 

VANDENBEMPT, advocaat, geboren te Leuven op 1 oktober 1964, 

wonende te 3001 Heverlee, Van Arenbergplein 3. 


voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Temperville, Karine. 

(71839) 

Vredegerecht van het kanton Mechelen 

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Mechelen, verleend 

op 20 augustus 2013, werd VAN REUSEL, Alphonsus, geboren te 

Vosselaar op 4 mei 1941, verblijvende in rusthuis Sint-Elisabeth, te 

2860 Sint-Katelijne-Waver, Wilsonstraat 28, niet in staat verklaard zijn 

goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder 

: VAN REUSEL, Peter Albert Maria, geboren te Turnhout op 

30 maart 1972, wonende te 2860 Sint-Katelijne-Waver, Beatrijsstraat 57. 


Mechelen, 21 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : (get.)Peter VANKEER, griffier. 

(71840) 



Bij vonnis/beschikking van de Vrederechter van het kanton 

Leuven-1, d.d. 21 augustus 2013, werd Mirella BUSSCHODTS, geboren 

te Schaarbeek op 12 februari 1974, wonende te 3000 Leuven, Pereboomstraat 

5, niet in staat verklaard zelf de goederen te beheren. 

Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Sylvie Véronique 

VAN GASTEL, advocaat, geboren te Wilrijk op 12 augustus 1964, 

kantoor houdend te, 3000 Leuven, Bondgenotenlaan 100. 


Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Temperville, Karine. 

(71837) 


op 20 augustus 2013, werd DE HERDT, Maria Rosalia, geboren te 

Rumst op 12 mei 1938, wonende te 2820 Bonheiden, Mechelsesteenweg 

126, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg 

toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : LEMMENS, Annick, advocaat, 

kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Leopoldstraat 64. 



Voor eensluidend uittreksel : (get.) Peter VANKEER, griffier. 

(71841) 




22 augustus 2013, werd Hilke Irena DELCON, geboren te Hasselt op 

7 oktober 1983, wonende te 3390 Tielt-Winge, Berkendreef 25, verblijvende 

te 3070 Kortenberg, U.C. St. Jozef Leuvensesteenweg 517, niet in 

staat verklaard zelf de goederen te beheren. 

Voegen toe als voorlopig bewindvoerder : Robert Louis Theodore 

BEELEN, advocaat, geboren te Tienen op 28 april 1953, kantoor 

houdende te 3000 Leuven, Justus Lipsiusstraat 24. 


voor eensluidend uittreksel : de griffier (get.) Temperville, Karine. 

(71838) 


op 20 augustus 2013, werd SLUIJTER, Willem François Anny, geboren 

te Reet op 26 juli 1969, wonende te 2820 Bonheiden, Mechelsesteenweg 

126, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg 

toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : LEMMENS, Annick, advocaat, 

kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Leopoldstraat 64. 



Voor eensluidend uittreksel : Peter VANKEER, griffier. 

(71842)


Vredegerecht van het kanton Ninove 

Vredegerecht van het kanton Willebroek 


Bij beschikking d.d. 22 augustus 2013 werd VAN HAUT, Nicole, 

geboren te Aalst op 13 november 1947, wonende te 9300 Aalst, 

Albrechtlaan 14, aangewezen bij vonnis verleend door de Vrederechter 

van het kanton NINOVE op 28 januari 2010 (rolnummer 10A16 - 

Rep. 134), tot voorlopig bewindvoerder over DE GOLS, Maria Joanna, 

geboren te Aalst op 15 april 1920, wonende te 9300 Aalst, Beukendreef 

37, verblijvende in het rustoord « Carpe Diem », Sint- 

Marcellusstraat 12, te 9400 Ninove (Voorde) (gepubliceerd in het 

Belgisch Staatsblad van 9 februari 2010, blz. 8005 onder nr. 61458), 

ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden 

is te Ninove op 13 november 2012. 

Ninove, 22 augustus 2013. 

De griffier, (get.) R. Van Durme. 

(71843) 


Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Willebroek, 

verleend op 19 augustus 2013, werd PEETERS, Anita, wonende te 

9290 Berlare, Donklaan 120, bus 3, in hoedanigheid van voorlopige 

bewindvoerder over Jeanne CUYT, geboren te Hingene op 

28 augustus 1928, in leven wonende te 2890 Sint-Amands, Woonzorgcentrum 

’Ter Kouter’, Kouterpark 25, en overleden te Bornem op 

4 augustus 2013, ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde 

persoon overleden is. 

WILLEBROEK, 19 augustus 2013. 

De waarnemend hoofdgriffier, (get.) Borgonie, Mike. 

Vredegerecht van het kanton Zandhoven 

(71846) 

Vredegerecht van het kanton Westerlo 

Bij beschikking van de Vrederechter van het kanton Westerlo, 

verleend op 21 augustus 2013, werd MAES, Anna Dimphna Augusta, 

geboren op 03 maart 1933 te Westerlo, met rijksregisternummer 33.03.03 

150-86, weduwe, wonend in het rusten verzorgingstehuis « PAREL 

DER KEMPEN », te 2260 WESTERLO, Verlorenkost 20, niet in staat 

verklaard om zelf haar goederen te beheren en werd aangewezen als 

voorlopige bewindvoerder over haar goederen, de genaamde : 

VERHERSTRAETEN, Nathalie, advocaat, kantoorhoudend te 

2440 GEEL, Veestraat 2. 

Westerlo, 22 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) 

Josephina Brems. 

(71844) 


Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zandhoven, uitgesproken 

op 22 augustus 2013, ingevolge het verzoekschrift ter griffie 

neergelegd op 5 augustus 2013, werd aan Simonne François Philomene 

GEYPENS, van Belgische nationaliteit, gescheiden, geboren te 

Antwerpen op 10 maart 1939, wonende te 2040 Berendrecht (Antwerpen), 

Bosstraat 31, thans verblijvende in Beschut Wonen, Emiel 

Vermeulenstraat 6B, te 2980 ZOERSEL, als voorlopige bewindvoerder 

toegevoegd : Wilfried JORIS, advocaat aan de balie te Antwerpen, met 

kantoor te 2110 Wijnegem, Marktplein 22. 

Zandhoven, 22 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Ingrid Present. 

(71847) 

Vredegerecht van het kanton Zandhoven 

Vredegerecht van het kanton Westerlo 

Vervanging voorlopig bewindvoerder 

Bij beschikking van de Vrederechter van het kanton WESTERLO, 

verleend op 20 augustus 2013, werd gezegd voor recht dat de aanwijzing 

van STEVENS Adriana Theodora Catharina, geboren op 

09 oktober 1923, wonend te 2440 GEEL, Eindhoutseweg 27, tot voorlopige 

bewindvoerder over de goederen van de genaamde : VAN OVER- 

STRAETEN, Josephina Alphonsine, geboren op 19 oktober 1933 te 

Mechelen, met rijksregisternummer 33101909006, wonend te 

2440 GEEL, Eindhoutseweg 27, thans verblijvend in het rusten 

verzorgingstehuis « SINT-BARBARA » te 2230 HERSELT, Dieperstraat 

17, bepaald in Onze Beschikking d.d. 22 januari 2013 (Rolnummer 

12A670 - Repertoriumnummer 92/2013), wordt opgeheven. 

En werd aangewezen als nieuwe voorlopige bewindvoerder over de 

goederen van VAN OVERSTRAETEN, Josephina Alphonsine, geboren 

op 19 oktober 1933 te Mechelen, met rijksregisternummer 33101909006, 

wonend te 2440 GEEL, Eindhoutseweg 27, thans verblijvend in het rusten 

verzorgingstehuis « SINT-BARBARA », te 2230 HERSELT, Dieperstraat 

17, de genaamde : VAN DINGENEN, Anna Maria, geboren op 

29 januari 1932 te Herselt, wonend te 2440 GEEL, Eindhoutseweg 27. 

WESTERLO, 20 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier i.o., (get.) Josephina 

Brems. 

(71845) 

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zandhoven, uitgesproken 

op 22 augustus 2013 ingevolge het verzoekschrift ter griffie 

neergelegd op 7 augustus 2013, werd aan Nick GEVERS, van Belgische 

nationaliteit, ongehuwd, geboren te Turnhout op 26 februari 1994, 

wonende te 2390 Malle, Slachterijstraat 58, als voorlopige bewindvoerder 

toegevoegd : Christel VERSMISSEN, geboren te Beerse op 

8 juli 1968, huishoudhulp, wonende te 2390 Malle, Slachterijstraat 58. 

Zandhoven, 22 augustus 2013. 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Ingrid Present. 

(71848) 

Justice de paix du canton d’Ath-Lessines, siège de Lessines 

Mainlevée d’administration provisoire 

Par ordonnance de Monsieur le Juge de Paix du canton d’Ath- 

Lessines, siège de Lessines, du 21 août 2013 il a été mis fin au mandat 

de Ghislaine VAN TRIMPONT, domiciliée à Ghoy, rue Lalivarde 7, en 

sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Bruno TRIFIN, né à 

Lessines le 9 février 1958, domicilié à Ghoy, rue Lalivarde 7, cette 

personne étant décédée le 14 juillet 2013. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) 

J.-M. Derobertmasure. 

(71849)


57071 

Justice de paix du canton de Ciney-Rochefort, siège de Ciney 

Justice de paix du canton de Grâce-Hollogne 

Remplacement d’administrateur provisoire 

Suite à la requête déposée le 25-07-2013, par ordonnance du Juge de 

Paix du canton de CINEY-ROCHEFORT, siège de CINEY, rendue le 

19-08-2013, LURKIN, Marie Louise, née à Serinchamps le 07-09-1929, 

résidant et domiciliée à 5590 Serinchamps, rue des Ecoles 98, a été 

pourvue d’un nouvel administrateur provisoire en la personne de 

Me Françoise LUC, avocat à 5590 CINEY, rue Piervenne 2, en remplacement 

de Me Sylvie GUIMIN, avocat à Marche-en-Famenne, laquelle 

avait été désignée par ordonnance de ce siège en date du 2 juillet 2013. 

Le greffier, (signé) Céline Driesen. 

(71850) 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Grâce-Hollogne, 

rendue le 2 août 2013, il a été procédé àla désignation de Me Michaël 

Dineur, avocat, domicilié à4100 Seraing, rue du Chêne 4, en qualité 

d’administrateur provisoire des biens de Mlle Patricia Verplaetse, née à 

Liège le 20 février 1960, domiciliée à 4400 Flémalle, rue Grand 

Trihe 7/5, en remplacement de Me Claude Racelle avocat, domicilié à 

4100 Seraing, rue du Chêne 4. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Colette Clebant. 

(71854) 


Justice de paix du canton de Ciney-Rochefort, siège de Ciney 


Paix du canton de CINEY-ROCHEFORT siège de CINEY, rendue le 

19-08-2013, NOLF, Léa Clémence, née à Ooike, le 18-02-1926, résidant 

et domiciliée à 5363 Emptinne, chaussée de Marche 21, a été déclarée 

incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur 

provisoire en la personne de Maître Pierre GROSSI, avocat à 

5100 JAMBES, rue de Dave 45. 

Le greffier, (signé) Céline Driesen. 

(71851) 

Par ordonnance du juge de paix du canton de Grâce-Hollogne, 

rendue le 2 août 2013, il a été procédé àla désignation de Me Michaël 

Dineur, avocat, domicilié à4100 Seraing, rue du Chêne 4, en qualité 

d’ administrateur provisoire des biens de Mme Marie-Jeanne Peeters, 

née à Soumagne le 12 septembre 1920, domiciliée à 4460 Grâce- 

Hollogne à la maison de repos « Arc-en-Ciel », rue Mathieu de Lexhy 

148, en remplacement de Me Claude Racelle, avocat, domicilié à 

4100 Seraing, rue du Chêne 4. 


(71855) 

Justice de paix du canton de Hamoir 

Justice de paix du canton de Fontaine-l’Evêque 


Par ordonnance du Juge de Paix du Canton de FONTAINE- 

L’EVEQUE en date du 14 août 2013 il a été constaté que, conformément 

à l’article 488bis, d), al. 3, du Code civil, le mandat d’administrateur 

provisoire de Monsieur Michel LABART, né à Fontaine-l’Evêque le 

15 février 1955, domicilié à8670 KOKSIJDE, Albert Bliecklaan 4, a pris 

fin de plein droit par le décès de CLAUSE, Jeannine Ghislaine, née à 

Forchies-la-Marche le 12 mai 1925, en son vivant domiciliée etrésidant 

à 6150 ANDERLUES, Hôme Saint Jacques, chaussée de Thuin 62, suite 

au décès de celle-ci survenu à Anderlues le 7 juin 2010, Monsieur 

Michel LABART ayant été désigné en cette qualité par ordonnance du 

Juge de Paix du Canton de THUIN en date du 24 octobre 2007 (Moniteur 

belge du 07.11.2007, page 56631, n° 71384). 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Fabienne Bastin. 

(71852) 


Remplacement d’administrateur provisoire 

Par ordonnance du Juge de Paix du canton de GRACE-HOLLOGNE, 

rendue le 02 août 2013, il a été procédé àla désignation de Maître 

Michaël DINEUR, avocat, domicilié à4100 Seraing, rue du Chêne 4, 

en qualité d’administrateur provisoire des biens de Monsieur René 

Hubert Karl TOMA, né à Engis le 17 mai 1930, domicilié à 

4400 Flémalle, Grand’Route 182, résidant à 4340 Awans, Domaine des 

Blés Dorés, Rond du Roi Albert 16, en remplacement de Maître Claude 

RACELLE, avocat, domicilié à4100 Seraing, rue du Chêne 4. 


(71853) 

Suite à la requête déposée le 25 juillet 2013, par ordonnance du juge 

de paix du canton de Hamoir, rendue le 19 août 2013, Bomerson, Jean 

Marie Arnold, né le 8 janvier 1933 à Liège, domicilié à4030 Grivegnée 

(Liège), rue de Herve 19, résidant à 4557 Tinlot, au centre neurologique, 

Champ des Alouettes 30, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a 

été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Jammaer, 

Thierry, avocat, dont les bureaux sont sis 4000 Liège, rue de 

Campine 293. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Maryse Simon. 

(71856) 



de paix du canton de Hamoir, rendue le 19 août 2013, Vanhay, Jean- 

Marie Albert Joseph Ghislain, né le 3 octobre 1926 à Ohey, domicilié à 

4540 Amay, rue Froidebise 29, résidant à 4557 Fraiture (Tinlot), au centre 

neurologique, rue Champ des Alouettes 30, a été déclaré incapable de 

gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la 

personne de Lefevre, David, avocat, dont les bureaux sont sis 4500 Huy, 

avenue J. Lebeau 1. 


(71857) 




de paix du canton de Hamoir S/O, rendue le 22 août 2013, a été levée 

la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 

24 mars 2011 et publiée auMoniteur belge du 18 avril 2011, à l’égard de 

Wattiaux, Pierre Georges Emile Ghislain, né le 30 septembre 1950 à 

Saint-Amand, domicilié à6987 Beffe (Rendeux), rue de l’Eglise 23, cette


personne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a été mis fin, en 

conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir 

Guimin, Sylvie, avocat, dont les bureaux sont sis à 6900 Waha (Marcheen-Famenne), 

rue du Petit Bois 31. 


(71858) 

Justice de paix du canton de Fosses-la-Ville 

Justice de paix du canton de Saint-Gilles 

Par jugement du Juge de Paix du canton de Saint-Gilles, en date du 

14 août 2013, M. Renders, Danny Edouard, né le 24 juin 1972 à 

Watermael-Boitsfort, domicilié à1060 Saint-Gilles, rue Defacqz 156, a 

été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire, étant M. Van Caillie, Benoît, avocat, avenue de 

Broqueville 116/2, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. 

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Philippe Stevens. 

(71863) 

Suite à la requête déposée le 2 juillet 2013, par ordonnance de M. le 

juge de paix suppléant du canton de Fosses-la-Ville, rendue le 

21 août 2013, M. Carlo Imbriani, né àAiseau le 30 septembre 1964, 

domicilié à5060 Tamines (Sambreville), rue des Pâchis 20, a été déclaré 

incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire en la personne de Me Marie-Eve Clossen, avocat à 

5000 Namur, rue Lucien Namèche 19. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Mouthuy, Françoise. 

(71859) 

Justice de paix du premier canton de Namur 

Justice de paix du canton de Saint-Nicolas 

Suite à la requête déposée le6août 2013, par décision du Juge de 

Paix du canton de SAINT-NICOLAS, rendue le 20 août 2013, Madame 

Victoria RONVAUX, née le 17-10-1990 à Rocourt, célibataire, domiciliée 

rue Alfred Defuisseaux 3, à 4431 Ans, a été déclarée incapable de gérer 

ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la 

personne de Maître Françoise GIROUARD, avocat, dont le bureau est 

sis à rue Gilles Demarteau 8, à 4000 Liège. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Martin, Christine. 

(71864) 

Par ordonnance du juge de paix suppléant du premier canton de 

Namur, prononcée en date du 21 août 2013 (RG. N° 13A2304), Parizel, 

Albert, né àUccle le 27 avril 1942, domicilié à5100 Jambes (Namur), 

rue d’Enhaive 93/0002, et résidant à 5000 Namur, Maison d’Harscamp, 

rue Saint-Nicolas 2, a été déclaré hors d’état de gérer ses biens et a été 

pourvu d’un administrateur provisoire, à savoir, Me Pierret, Sophie, 

avocat, dont le cabinet est établi à 5002 Saint-Servais, rue du Beau 

Vallon 128. 

Namur, le 22 août 2013. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Gouy, Nancy. 

(71860) 


Suite à la requête déposée le 22 juillet 2013, par décision du Juge de 

Paix du canton de SAINT-NICOLAS, rendue le 20 août 2013, Monsieur 

Frédéric DUBOIS, né le 30-03-1975 à Haine-Saint-Paul, domicilié rue 

Président Wilson 4, à 4430 Ans, a été déclaré incapable de gérer ses 

biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de 

Maître Olivier DEVENTER, avocat, dont le bureau est établi rue Sainte- 

Walburge 462, à 4000 Liège. 


(71865) 



Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Gilles, en date 

du 19 août 2013, il a été mis fin à la mission de Me de Borman, Maurice, 

avocat à 1050 Ixelles, rue du Prince Royal 85, à dater du 31 août 2013, 

en qualité d’administrateur provisoire des biens de Korakovounis, 

Efstathios, né à Déssila (Grèce) le 1 er septembre 1956, domicilié à 

1000 Bruxelles, rue Grétry 478/b02B, et ce dernier a été pourvu d’un 

nouvel administrateur provisoire en la personne de Me Van Caillie, 

Benoît, avocat, à 1200 Woluwe-Saint-Lambert. 

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Philippe Stevens. 

(71861) 



Maurice PALLEN, né le 05-08-1925 à Saint-Nicolas, domicilié ruedela 

Coopération 72/0065, à 4420 Saint-Nicolas, résidant à la maison de 

repos « Les Fougères », à 4400 Flémalle, chaussée de Ramet 204, a été 

déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire en la personne de Maître Joël CHAPELIER, avocat, dont 

l’étude est sise rue Félix Vandersnoeck 31, à 4000 Liège. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Sarlet, Léa. 

(71866) 


Par jugement du juge de paix du canton de Saint-Gilles, en date du 

14 août 2013, Mme Tonani, Maria, née le 6 mai 1941 à Mornimont, 

domiciliée à 1060 Saint-Gilles, square Gérard Van Caulaert 5, a été 

déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur 

provisoire, étant M. Van Caillie, Benoît, avenue de Broqueville 

116/2, 1200 Woluwe-Saint-Lambert. 

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Elke Degroote. 

(71862) 




Fulvio PIERI, né le 12-04-1957 à Hermalle-sous-Argenteau, domicilié 

rue Général Modart 48, à 4431 Ans, résidant Hôpital du Petit Bourgogne, 

à 4000 Liège, rue Professeur Mahaim 84, a été déclaré incapable 

de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la 

personne de Madame Nicole BOUGNET, née le 22-12-1960 à Ougrée, 

domiciliée rue Général Modart 48, à 4431 Ans. 


(71867)


57073 


Justice de paix du canton de Sprimont 

Suite à la requête déposée le7août 2013, par décision du Juge de 


Alice Joséphine P. JENNE, née le 03-12-1929 à Grâce-Berleur, domiciliée 

rue du Bonnier 61, à 4460 Grâce-Hollogne, résidant Résidence Saint- 

François, à 4420 Saint-Nicolas, rue de la Justice 29, a été déclarée 

incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur 

provisoire en la personne de Monsieur Philippe THIRY, né le 14-05-1962 

à Montegnée, domicilié rueduManège 2, à 5580 Rochefort. 


(71868) 

Par ordonnance du Juge de Paix du canton de Sprimont en date du 

7août 2013 : LOUSBERG, Paul Hubert Johann, veuf, né àGemmenich 

le 31 août 1944, domicilié allée des Bouvreuils 45, 4920 Aywaille, a été 


provisoire, à savoir : VERHUST, Viviane, sans profession, domicilié: 

allée des Bouvreuils 43, 4920 Aywaille. 

Sprimont, le 22 août 2013. 

Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Frédérique Seleck. 

(71872) 

Justice de paix du canton de Thuin 




Nadège DELEUZE, née le 14-01-1990 à Namur, domiciliée rue de 

Bolsée 160, à 4432 Ans, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a 

été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Maître 

Sophie THIRY, avocat, dont l’étude est établie rue Paul Devaux 2, à 

4000 Liège. 


(71869) 



Paix du canton de Thuin, rendue le 21 août 2013, il a été mis fin au 

mandat de Maître Virginie BAKOLAS, , avocat, dont le cabinet est sis à 

6000 Charleroi, rue de l’Athénée 54, en sa qualité d’administrateur 

provisoire des biens de Madame Marie CORDONNIER, née à Fossesla-Ville 

le 30 décembre 1936, domiciliée etrésidant au Home HIGUET, 

à 6061 Montignies-sur-Sambre, rue du Poirier 127, étant décédée à 

Charleroi le 28 juillet 2013. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Agnès Mathieu. 

(71873) 


Justice de paix du second canton de Tournai 

Suite à la requête déposée le1 er août 2013, par décision du Juge de 


Jacqueline BODART, née le 22-12-1956 à Esneux, domiciliée rue Jean- 

Louis Conninx 2/2, à 4432 Ans, a été déclarée incapable de gérer ses 

biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne 

de Madame Angélique BODART, née le 09-11-1980 à Rocourt, domiciliée 

Grand Route 3B, à 4360 Oreye. 


(71870) 

Par ordonnance du Juge de Paix du second canton de TOURNAI, 

rendue le 20 août 2013, BOITE, José, né à Leuze-en-Hainaut le 

14 juillet 1937, domicilié à7900 Leuze-en-Hainaut, Impasse Denis 1, 

mais résidant Les Marronniers, à 7500 TOURNAI, rue Despars 94, a été 


provisoire en la personne de POCHART, Jean-Philippe, avocat, dont les 

bureaux sont établis à 7500 Tournai, rue Childéric 47. 

Pour extrait conforme : le greffier assumé, (signé) Jeanne Hélin. 

(71874) 

Justice de paix du canton de Seraing 


Paix du canton de SERAING, rendue le 20 août 2013, 

« Nous, Juge de Paix suppléant, 

CONSTATONS que Madame CHOJNACKI, Valéria, née à Zennern 

le 15 septembre 1919, veuve, domiciliée à 4420 Tilleur (Saint-Nicolas), 

place Ferrer 14, et en résidence à la résidence « Les Lilas », sise à 

4100 Seraing, rue de la Boverie 484, n’est pas apte à assurer la gestion 

de ses biens. 

DESIGNONS Monsieur ZIARNIK, Lucien, de nationalité belge, né le 

30 octobre 1937, pensionné, domicilié à4420 Tilleur (Saint-Nicolas), 

place Ferrer 14, en qualité d’administrateur provisoire, avec les 

pouvoirs prévus à l’article 488bis, c, du Code civil. L’administrateur 

exercera la gestion des comptes bancaires, dossiers titres et coffres-forts 

ouverts au nom de la personne protégée dans les conditions et limites 

prévues aux dispositions particulièresdelaprésente décision. 

ORDONNONS la publication du dispositif qui précède au Moniteur 

belge ». 

Le 21 août 2013. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Chantal SCHAUS. 

(71871) 

Justice de paix du canton d’Uccle 

Par ordonnance du Juge de Paix de complément du canton d’Uccle, 

en date du 16-08-2013, en suite de la requête déposée le 02-08-2013, 

Madame Denise KERTEUX, née à Quaregnon le 19-02-1930, domiciliée 

à 1180 Uccle, rue Zandbeek 94/3, actuellement hospitalisée à la 

Clinique Sainte-Elisabeth, avenue de Fré 206, à 1180 Uccle, a été 

déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur 

provisoire, étant Monsieur THOMAS, Pierre, domicilié à 

1650 Beersel, Kerselarenlaan 4. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Pascal GOIES. 

(71875) 

Justice de paix du canton d’Uccle 

Par ordonnance du Juge de Paix de complément du canton d’Uccle, 

en date du 16-08-2013, en suite de la requête déposée le 02-08-2013, 

Monsieur Philippe DESCAMPS, né àUccle le 12-05-1960, domicilié à 

1180 Uccle, rue Zandbeek 94/3, actuellement hospitalisé àla Clinique 

Sainte-Elisabeth, avenue de Fré 206, à 1180 Uccle, a été déclaré 

incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur 

provisoire, étant Monsieur THOMAS, Pierre, domicilié à1650 Beersel, 

Kerselarenlaan 4. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Pascal GOIES. 

(71876)


Justice de paix du premier canton de Wavre 

Suite à la requête déposée le 24 juillet 2013, par ordonnance du Juge 

de Paix du premier canton de Wavre, rendue le 6 août 2013, Monsieur 

André JAMAR, né àPepinster le 12 septembre 1930, domicilié àWavre, 

rue de Champles 8, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été 

pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Françoise 

DOURTE-DUFEY, avocate à Wavre, chaussée de Louvain 43/2. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Pirson, Florence. 

(71877) 

Les créanciers et légataires éventuels dudit défunt sont invités à faire 

connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois 

mois à compter de la présente insertion. 

Cet avis doit être adressé à Me Bosseler, Philippe, notaire, dont 

l’étude est située à 6700 Arlon, avenue de Mersch 53. 

Arlon, le 22 août 2013. 

Le greffier délégué, (signé) J. Massut. 

(28971) 

Tribunal de première instance de Bruxelles 

Friedensgericht des Kantons Eupen 

Durch Beschluss des Friedensrichters des Kantons EUPEN vom 

20. August 2013 wurde die hiernach identifizierte Person: 

Name: BOUR 

Vornamen: Jeanine 

Geburtsdatum: 24 Februar 1956 

jetziger Aufenthaltsort: Vervierser Straße (derzeit St. Nikolaushospital 

Eupen, Hufeng. 4) 10/5b, 4700 Eupen 

für unfähig erklärt Ihre Güter zu verwalten, und als Vermögensverwalter 

wurde bezeichnet 

Name: BROCAL 

Déclaration d’acceptation, sous bénéfice d’inventaire, devant le greffier 

du tribunal de première instance de Bruxelles faite le 13 août 2013, 

par Me Vincent Denoncin, avocat, dont le cabinet est établi à 

1070 Bruxelles, rue G. Moreau 160, en qualité d’administrateur provisoire 

de Mme Collin, Claudine Marcella A., née à Ixelles le 

21 janvier 1953 et demeurant à 1030 Schaerbeek, rue Adolphe 

Lacomblé 24, désigné àcette fonction par ordonnance du juge de paix 

du deuxième canton de Schaerbeek en date du 9 juillet 2009, par 

ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Schaerbeek en date 

du 2 juillet 2013, l’acceptation, sous bénéfice d’inventaire, à la succession 

de Minet, Fernande Ghislaine, née à Hastière-Lavaux le 

28 septembre 1927, de son vivant domiciliée à Schaerbeek, avenue 

Britsiers 11, et décédée le 11 mars 2013 à Schaerbeek. 

Dont acte, signé, après lecture. 

(Signé) Vincent Denoncin 

Le greffier délégué, (signé) Cindy De Paepe. 

(28972) 

Vorname: Cathérine 

Wohnort: 4700 Eupen, Bellmerin 94 

EUPEN, den 20. August 2013 

FÜR DIE RICHTIGKEIT DIESES AUSZUGS: der Chefgreffier, (gez.) 

Roger Brandt 

(71878) 

Acceptation sous bénéfice d’inventaire 

Code civil - article 793 

Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving 

Burgerlijk Wetboek - artikel 793 

Tribunal de première instance d’Arlon 



du tribunal de première instance de Bruxelles faite le 23 mai 2013, 

par Mme Valdivia Santos, Lliana née à Jesus Menendez (Cuba) le 

12 août 1976, domiciliée à 1180 Uccle, rue Basse 130, en qualité de mère 

et détentrice de l’autorité parentale de ses enfants mineurs : 

El Belghiti, Fernandez Inès, née à Berchem-Sainte-Agathe le 

22 septembre 2001; 

El Belghiti Fernandez, Francisco Javier Junior né à Bruxelles le 

22 juillet 2008, par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en 

date du 13 mai 2013, l’acceptation, sous bénéfice d’inventaire, à la 

succession de El Belghiti Fernandez, Francisco Javier, né àBerchem- 

Sainte-Agathe le 6 juin 1967, de son vivant domicilié àAnderlecht, rue 

Plantin 39, et décédé le 3 avril 2013 à Anderlecht. 


(Signé) Valdivia Santos Lliana. 

Le greffier délégué, (signé) Cindy De Paepe. 

(28973) 

L’an deux mil treize, le vingt-deux août. 

Au greffe du tribunal de première instance d’Arlon et par-devant 

nous, Jérôme Massut, greffier délégué. 

A comparu : 

Mme Spies, Sandra, Dany, J., née à Arlon le 16 octobre 1974, 

domiciliée rue Crombouly 93, à 6530 Thuin, en son nom personnel, 

laquelle comparante a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la 

succession de M. Spies, René Simon, né àArlon le 16 avril 1953, en son 

vivant domicilié à6700 Freylange (Arlon), avenue de Pforzheim 63, 

décédé àSaint-Mard le 5 juillet 2013. 

Dont acte, dressé sur réquisition expresse de la comparante, qu’après 

lecture faite, elle a signé avec nous, greffier délégué. 

Tribunal de première instance de Wavre 

M. Bedhiaf, Saïd néàOujda (Maroc) le 26 novembre 1967, domicilié 

à 1470 Genappe avenue des Habitations Modernes 31, agissant en 

qualité de titulaire de l’autorité parentale sur ses deux enfants mineurs, 

à savoir : 

1. Mlle Bedhiaf, Salmâ, née à Ottignies-Louvain-la-Neuve le 

18 février 2003; 

2. Mlle Bedhiaf, Soukaïna, née à Braine-l’Alleud le 30 mai 1998, 

domiciliées toutes les deux avenue de Mérode 189, bte 101, à 

1330 Rixensart, a accepté, sous bénéfice d’inventaire, suite à l’ordonnance 

du juge de paix du premier canton de Wavre, en date du 

18 juin 2013 et de l’acte du greffe du tribunal de première instance de


57075 

Nivelles, province du Brabant wallon, du 9 août 2013, la succession de 

Mme Et Touil, Nazha, née à Bouarfa (Maroc) le 20 juin 1968, ayant 

conservé son dernier domicile à 1330 Rixensart, avenue de Mérode 18, 

bte 101, décédée à Rixensart le 8 février 2013. 

Prière d’adresser les avis de créances au notaire associé Frédéric 

Jentges, chaussée de Bruxelles 118, à 1300 Wavre. 

(Signature illisible). 

(28974) 


Dont acte dressé à la demande formelle du comparant, qu’après 

lecture faite, nous avons signé avec lui. 

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs 

droits, par avis recommandé, dans le délai de trois mois à compter de 

la date de la présente insertion. 

Cet avis doit être adressé àMe Minon, Olivier, notaire de résidence à 

6530 Thuin, avenue de la Couture 29. 

Charleroi, le 22 août 2013. 

Pour le greffier chef de service : le greffier, (signé) A. Roziers. 

(28977) 


du tribunal de première instance de Bruxelles faite le 15 juillet 2013, 

par Mme Gomez Mora, Maria Mercedes née à Lada -Langreo (Espagne) 

le 16 mai 1959, domiciliée à 1070 Anderlecht, rue Arthur Dehem 13, en 

qualité de mère et détentrice de l’autorité parentale de son enfant 

mineur Martinez Gomez, Diego, né à Berchem-Sainte-Agathe le 

2 octobre 1996, par ordonnance du juge de paix du premier canton 

d’Anderlecht, en date du 10 juillet 2013, l’acceptation, sous bénéfice 

d’inventaire, à la succession de Martinez Romero, Julio, né àMadrid 

(Espagne) le 9 février 1955, de son vivant domicilié àAnderlecht, rue 

Arthur Dehem 13, et décédé le7février 2013 à Anderlecht. 

Dont acte, signé après lecture. 

(Signé) Gomez Mora Maria. 

Le greffier délégué, (signé) Gert Schaillée. 

(28975) 

Tribunal de première instance de Charleroi 

Aujourd’hui, le 22 août 2013, comparaît au greffe civil du tribunal de 

première instance, séant à Charleroi, province de Hainaut et par-devant 

nous, Mme Roziers, Andréa, greffier, Mme Moreau, Nicole Arlette M., 

de nationalité belge, née à Rance le 3 janvier 1946, domiciliée à 

6567 Merbes-le-Château, rue Edouard Huys 60, 

laquelle comparante déclare, en langue française, accepter, mais sous 

bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Buckens, Jacques- 

Yves Léon E., né le 12 décembre 1948 à Gozée, de son vivant domicilié 

à Merbes-le-Château, rue Edouard Huys 60, et décédé le 7 mars 2013 à 

Lobbes. 

Dont acte dressé àla demande formelle de la comparante, qu’après 

lecture faite, nous avons signé avec elle. 


droits, par avis recommandé, dans le délai de trois mois à compter de 

la date de la présente insertion. 

Cet avis doit être adressé à M. le notaire Mourue, Françoise, de 

résidence à 6567 Merbes-le-Château, Grand Place 37. 

Charleroi, le 22 août 2013. 

Le greffier, (signé) A. Roziers. 

(28976) 

Tribunal de première instance de Charleroi 

Aujourd’hui, le 22 août 2013, comparaît au greffe civil du tribunal de 

première instance, séant à Charleroi, province de Hainaut et par-devant 

nous, Roziers, Andréa, greffier, Me Patris, Noël, avocat, dont le cabinet 

est sis à 6540 Lobbes, rue des Quatres Bras 66, agissant en sa qualité 

d’administrateur provisoire des biens de M. Legay, Olivier, né àMons 

le 14 septembre 1965, domicilié à6540 Lobbes, rue d’Anderlues 32, 

désigné àcette fonction par ordonnance du juge de paix du canton de 

Thuin le 5 novembre 2008, à ce dûment autorisé, en vertu d’une 

ordonnance du juge de paix du canton de Thuin le 21 août 2013, 

lequel comparant déclare, en langue française, accepter, mais sous 

bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Masse, Christianne 

Lucile Ghislaine, née le 16 avril 1945 à Rouveroy, de son vivant 

domiciliée à Lobbes, rue d’Anderlues 32, et décédée le 26 juin 2013 à 

Lobbes. 


Déclaration d’acceptation sous bénéfice d’inventaire, devant le greffier 

du tribunal de première instance de Bruxelles, faite le sept juin deux 

mille treize, par : 

Monsieur Pierre CLOSSET, domicilié à 1050 Bruxelles, rue César 

Franck 58, agissant en sa qualité de mandataire en vertu d’une 

procuration sous seing privé datée du 19 mars 2013 et donnée par 

Madame Françoise CLUYSE, domiciliée à 1030 Schaerbeek, rue Jan 

Blockx 15, agissant en sa qualité de mère et détentrice de l’autorité 

parentale sur ses enfants mineurs : 

- PETIT-BARREAU, Killian Arthur Marcel, néàIxelles le 16 juin 1997; 

- PETIT-BARREAU, Shonna Zahra Anna, née à Bruxelles le 

12 avril 1999, 

dans le cadre de la succession de Monsieur PETIT-BAREAU, Laurent, 

né àCharleroi le 7 juillet 1969, en son vivant domicilié àVilvoorde, 

Nijverheidsstraat 224, et décédé le 19 décembre 2011 à Woluwe-Saint- 

Lambert. 


(Signé) Pierre CLOSET; Cindy De Paepe, greffier délégué. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, 

par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la 

présente insertion à Monsieur Pierre CLOSET, qui fait élection de 

domicile, en l’étude de Maître Damien COLLON, notaire à Etterbeek, 

boulevard Saint-Michel 70. 

(Signé) Damien COLLON, notaire. 

(28978) 


Déclaration d’acceptation sous bénéfice d’inventaire devant le greffier 

du tribunal de première instance de Bruxelles. 

Faite le vingt août deux mille treize, 

Par Monsieur DE PLEE, Philippe Jean, né àBruxelles le 18/12/1956, 

et demeurant à 3191 Boortmeerbeek, Goorstraat, 75; 

En qualité de : en son nom personnel; 

Objet déclaration : acceptation sous bénéfice d’inventaire, à la succession 

de DE PLEE, François, né àLeuven le 6 septembre 1934, de son 

vivant domicilié àMOLENBEEK-SAINT-JEAN, rue des Béguines 65, 

et décédé le 28 février 2013 à Molenbeek-Saint-Jean. 


(Signé) De Plee, Philippe. 

Le greffier délégué, (signé) Muriel JUDICQ. 

(28979)


Tribunal de première instance de Liège 

L’an deux mille treize, le vingt-et-un août, 

Au greffe du Tribunal de première Instance de LIEGE, 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits 

par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente 

insertion. 

Le greffier, (signature illisible). 

(28981) 

A COMPARU : 

DELNOZ, JOSEE, domiciliée à Sprimont rue de Warnoumont 4, 

porteuse d’une procuration sous seing privé qui restera annexée au 

présent acte pour et au nom de : 

MONFORT, AURORE, née à Verviers le 6 décembre 1979, agissant en 

qualité de représentante de l’autorité parentale sur ses enfants mineurs 

d’âge : 

WILLEMS, ROMAIN, né àLiège le 17 mars 2003; 

WILLEMS, LUCAS, né àLiège le 30 juillet 2007, 

tous 3 domiciliés à Liège (Chênée), rue du Beau-Site 75, 

à ce autorisée par ordonnance du juge de paix du canton de Liège IV 

rendue en date du 23 juillet 2013, ordonnance produite en photocopie 

et qui restera annexée auprésent acte, laquelle comparante a déclaré, 

ès qualités, ACCEPTER SOUS BENEFICE D’INVENTAIRE LA 

SUCCESSION DE WILLEMS, Gauthier, né à VERVIERS le 

27 septembre 1980, de son vivant domicilié àCHENEE, rue du Beau- 

Site 75, et décédé le 22 mai 2013 à Liège. 

Conformément aux prescriptions du dernier alinéadel’article 793 du 

Code civil, la comparante déclare faire élection de domicile en l’étude 

de Me François Mathonet, notaire à 4000 Liège, rue du Pont 35. 

Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. 


par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente 

insertion. 


(28980) 

Justice de paix du second canton de Mons 

Par ordonnance de Monsieur le Juge de Paix du second Canton de 

Mons en date du 8 mai 2013, Madame SAVE, Isabelle, née à Mons le 

6 janvier 1967, domiciliée à 7012 Mons (Jemappes II), rue du Moulin 15, 

agissant en qualité de mère exerçant l’autorité parentale sur l’enfant 

mineure : BASSETTE, Noémie, née à Mons le 25 décembre 1998, 

domiciliée à 7012 Mons (Jemappes II), rue du Moulin 15, a été autorisée 

à accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Madame 

BASSETTE Marie-Thérèse, Elmyre, veuve de Monsieur Georges Pavot, 

née à Gottignies le 16 juin 1926, domiciliée de son vivant à Gottignies 

(Le Rœulx), rue Mont Coupé 16, et décédéeauRœulx le 31 octobre 2012. 

Cette acceptation est intervenue par acte du 31 mai 2013 reçu 

au Greffe du Tribunal de première Instance de Mons, sous le 

numéro 13-594. 

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis 

recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois, à Maître 

Guillaume HAMBYE, notaire à 7000 Mons, rue du Gouvernement 29. 

(Signé) G. HAMBYE, NOTAIRE. 

Tribunal de première instance de Mons 

(28982) 

Tribunal de première instance de Liège 

L’an deux mille treize, le vingt-deux aout, 

Au greffe du Tribunal de première Instance de LIEGE, 

A COMPARU : 

LECLERCQ, JULES, né à Liège le 7 juillet 1948, domicilié à 

4141 Louveigné, rue du Pérréon 24, porteur d’une procuration sous 

seing privé qui restera annexée auprésent acte, pour et au nom de : 

PEHARPRE, SANDRINE, née à Rocourt le 11 octobre 1975, agissant 

en qualité de représentante légale de ses enfants mineurs d’âge : 

MATAGNE, RANDY, né àLiège le 31 octobre 1995; 

MATAGNE, ALEXIA, née à Liège le 7 juillet 2000; 

MATAGNE, LUCA, né àLiège le 4 juillet 2008; 

MATAGNE, JONATHAN, né àLiège, le 15 mai 2009, 

tous cinq domiciliés à 4920 Aywaille, rue du Chalet 45, 

à ce autorisée par ordonnance du Juge de Paix du canton de Sprimont, 

rendue en date du 24 juillet 2013, produite en simple copie et qui 

restera annexée auprésent acte, lequel comparant a déclaré ès qualités 

ACCEPTER SOUS BENEFICE D’INVENTAIRE LA SUCCESSION DE 

MATAGNE, Olivier Henri Joseph, né àLiège le 24 septembre 1967, de 

son vivant domicilié à AYWAILLE, rue du Chalet 45, et décédé le 

19 juin 2013 à Trois-Ponts. 


Code civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étude 

de Maître Hugues AMORY, notaire à 4141 Louveigné, rue du 

Pérréon 19. 

Dont acte signé, lecture faite par le comparant et le greffier. 

Suivant acte dressé au greffe du Tribunal de ce siège, le 

quatorze août 2013, 

A COMPARU : 

Maître DECRAUX, Evelyne, avocat, dont le cabinet est sis à 

7033 Mons, rue Emile Vandervelde 104, agissant en qualité d’administrateur 

provisoire des biens de : 

Mademoiselle CAUDERLIER, Graziella, née à Frameries le 

20 avril 1962, domiciliée à 7000 Mons, rue du Miroir 25/Rez. 

Maître DECRAUX, ès dites qualités, désignée à cette fonction par 

ordonnance de Monsieur le juge de paix du premier canton de Mons 

en date du 13 janvier 1997, et dûment habilitée aux fins des présentes 

par ordonnance du même Juge de paix cantonal en date du 

26 février 2013 que Nous annexons ce jour, au présent acte, en copie 

conforme. 

La comparante, agissant comme dit ci-dessus, Nous a déclaré 


LHEUREUX, Francette, née à Frameries le 2 novembre 1937, en son 

vivant domiciliée à MONS, rue Valenciennoise 15, et décédée le 

21 octobre 2012 à Mons. 


par avis recommandé dans un délai de trois mois à compter de la date 

de la présente insertion. 

Cet avis doit être adressé à Maître Serge FORTEZ, notaire de 

résidence à 7380 Quiévrain, rue de Valenciennes 15. 


(28983)


57077 

Tribunal de première instance de Namur 

L’an deux mil treize, le vingt-deux août. 

Au greffe du Tribunal de Première Instance de Namur, et par devant 

Nous, Dominique ROBE, greffier en chef, a comparu : 

- Monsieur OTTO DE MENTOCK, Eric, né àNamur le 6 mars 1966, 

représentant en vertu d’une procuration sous seing privé; 

- Madame KEPENNE, Nadia, domiciliés ensemble à 5003 SAINT- 

MARC (Namur), rue du Centre 179, 

agissant en qualité de détenteurs de l’autorité parentale sur la 

personne et les biens de leur enfant mineur : 

* OTTO DE MENTOCK, Antoine (petit-fils du défunt), né àNamur 

le 2 mai 2003, domicilié à5003 Saint-Marc, rue du Centre 179, 

et ce dûment autorisés en vertu d’une ordonnance rendue par 

Monsieur Eddy DESTREE, Juge de Paix du premier canton de Namur, 

en date du douze juin deux mille treize rectifiée par ordonnance du 

quatorze août deux mille treize. 

Lequel comparant, a déclaré en langue française, agissant comme dit 

ci-dessus et pour et au nom de sa mandante, accepter sous bénéfice 

d’inventaire la succession de Monsieur OTTO DE MENTOCK, 

Baudouin, né àWépion le vingt-neuf avril mille neuf cent vingt-quatre, 

domicilié en son vivant à 5170 Profondeville, avenue Général Gracia 1, 

et décédé àYvoir en date du premier novembre deux mille douze. 

Dont acte requis par le comparant, qui après lecture, signe avec Nous, 

Dominique ROBE, greffier en chef. 


recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la 

date de la présente insertion. 

Cet avis doit être adressé à Maître Hélène DIRICQ, notaire à 

5170 Profondeville, chaussée de Dinant 24. 

Namur, le 22 août 2013. 

Le greffier, (signé) Fabienne LISSOIR. 

(28984) 


recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de la 

présente insertion à Maître François Noé, notaire à 1400 Nivelles, 

chaussée de Mons 2. 

(Signé) François Noé, notaire. 

(28986) 

Tribunal de première instance de Tournai 


Par devant Nous, Marina Beyens, greffier au Tribunal de Première 

Instance de TOURNAI, province de Hainaut, 

A COMPARU : 

Maître Massimiliano PARISI, avocat à 7600 Péruwelz, Grand-Place 7, 

agissant en qualité de mandataire de : 

Maître Henry VAN MALLEGHEM, avocat à 7911 Frasnes, route 

d’Hacquegnies 3, agissant en qualité de curateur à la faillite de : 

BOITEAUX, DIDIER THEODULE GHISLAIN, né à Tournai le 

22 mars 1957, domicilié à7532 Beclers, rue des Rosières 92, 

désigné par jugement du Tribunal de Commerce de Tournai du 

21 juin 2011 en vertu d’une procuration qui restera annexée à 

l’acte lequel comparant agissant comme dit ci-dessus a déclaré 


VANQUICKELBERGHE, Madeleine Marie, née à Pont-l’Eveque 

(France) le 13 décembre 1925, en son vivant domiciliée à ANTOING, 

Grand-Rue 11 A/02, et décédée le 21 juin 2013 à Tournai. 

Conformément aux prescriptions du dernier alinéa del’article 793 

du Code civil, le comparant déclare faire élection de domicile en 

l’étude de Maître Bernard DOGOT, notaire de résidence à 7760 CELLES 

(Velaines), chaussée de Renaix 19/A. 


par avis recommandé adressé au domicile élu dans un délai de trois 

mois à compter de la date de la présente insertion. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Beyens, Marina. 

(28987) 

Tribunal de première instance de Nivelles 

Tribunal de première instance de Tournai 

Par déclarations faites au greffe civil (service des successions) du 

Tribunal de Première Instance de Nivelles, le 19 août 2013, Monsieur 

VERGEYLEN, Albert Marc, agissant en sa qualité de représentant légal 

de ses enfants mineurs d’âge, étant VERGEYLEN, Jade Frédéric Véronique, 

VERGEYLEN, Anthony John Chris, et VERGEYLEN, Mathéo 

Manuel Lucien, a déclaré accepter sous bénéfice d’inventaire la succession 

de Madame RIES, Cécile. 


recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de la 

présente insertion à Maître François Noé, notaire à 1400 Nivelles, 

chaussée de Mons 2. 

(Signé) François Noé, notaire. 

(28985) 

Tribunal de première instance de Nivelles 

Par déclarations faites au greffe civil (service des successions) du 

Tribunal de Première Instance de Nivelles, le 19 août 2013, Madame 

ROSIERS, Ingrid, agissant en sa qualité de représentante légale de son 

enfant mineur d’âge, étant GERARD, Nicolas Yvan Edouard, et 

Madame BRUYNINX, Pascale Johanne Marie, agissant en sa qualité de 

représentante légale, de son enfant mineur d’âge GERARD, Romain, 

ont déclaré accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de 

Monsieur GERARD, Yvan Victor. 


Par devant Nous, Marina Beyens, greffier au Tribunal de Première 

Instance de TOURNAI, province de Hainaut, 

A COMPARU : 

Me NATHALIE JOLY, avocate à 7860 Lessines, Grand-Rue 26, 

agissant en qualité d’administrateur provisoire de : 

DANZO, SERGE, né àLessines le 13 juin 1958, domicilié àBruxelles, 

route de Lennik 792, 

désignée à cette fonction par ordonnance du 28 août 2012, autorisée 

par ordonnance du 2 août 2013 prononcée par Monsieur le Juge de Paix 

du canton d’Ath-Lessines, siège de Lessines, laquelle comparante, 

agissant comme dit ci-dessus, a déclaré ACCEPTER SOUS BENEFICE 

D’INVENTAIRE LA SUCCESSION DE CORNETTE, Angélina Justine 

Thérèse, née à Lessines le 17 novembre 1931, en son vivant domiciliée 

à LESSINES, avenue Astrid 84, et décédée le 24 mai 2013 à Ath. 


Code civil, la comparante déclare faire élection de domicile en l’étude 

de Maître Serge CAMBIER, notaire, de résidence à Flobecq, rue de la 

Gare 2. 


par avis recommandé adressé au domicile élu dans un délai de trois 

mois à compter de la date de la présente insertion. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Beyens, Marina. 

(28988)


Tribunal de première instance de Verviers 

Waarvan akte, datum als boven. 

Na voorlezing ondertekend door verschijnster en Ons griffier. 

L’an deux mille treize, le vingt et un août, au Greffe du tribunal de 

Première Instance séant à Verviers, a comparu : Madame DEMAR- 

TEAU, Catherine Georges, née à Verviers le 12 janvier 1981, domiciliée 

à Spa, place de la Providence 1, fille du défunt, agissant en nom 

personnel, laquelle comparante a déclaré ES DITES QUALITES, 

ACCEPTER SOUS BENEFICE D’INVENTAIRE la succession de 

DEMARTEAU, André Bernard Marie Olivier, né à Verviers le 

9 septembre 1957, domicilié à4910 THEUX, rue Les Digues 53/2, et 

décédé àLiège le 10 mars 2013. 

Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. 


droits, dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, 

par pli recommandé, à Me Raxhon, notaire à Verviers. 

(Signé) C. Ansiaux, greffier en chef. 

(28989) 


Par acte numéro 13-1988 dressé au greffe du Tribunal de première 

instance de Bruxelles, le 21 août 2013, Madame Anne Nadine Isabelle 

PARIZEL, née à Louvain le 14 mars 1963, épouse de Monsieur André 

DEHELT, domiciliée à 6230 Pont-à-Celles (Buzet), rue de l’Escaille 12, 

agissant au nom et pour compte de sa fille mineure d’âge, étant 

Mademoiselle Céline Michèle Louise Christiane CALVAER, née à 

Braine-l’Alleud le 20 février 1996, domiciliée à 6230 Pont-à-Celles 

(Buzet), rue de l’Escaille 12, à ce autorisée par ordonnance du Juge de 

paix de Seneffe, du 14 août 2013, 

Adéclaré vouloir accepter sous bénéfice d’inventaire la succession 

de Monsieur Christian Guy Jean Ghislain CALVAER, né àLa Louvière 

le 11 septembre 1942, en son vivant divorcé et domicilié àAuderghem, 

avenue du Paepedelle 3, est décédé àZaventem, le 14 avril 2013. 


droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter de 

la présente publication, en l’étude de Maître Olivier Waterkeyn, notaire 

à 1410 Waterloo, chaussée de Bruxelles 109. 

(Signé) Olivier WATERKEYN, notaire. 

(28990) 

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen 

Op tweeëntwintig augustus tweeduizend dertien is voor Ons, 

N. Vermeylen, griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, 

ter griffie van deze rechtbank verschenen : 

VON LIEHN, Tanya Maria Johanna, geboren te Antwerpen op 

29 september 1984, wonende te 2610 Wilrijk, Oosterveldlaan 205; 

- handelend in haar hoedanigheid van moeder, wettige beheerster 

over de persoon en de goederen van haar minderjarig kind : 

° FREDRIKSEN, Jytte Françoise Pascale, geboren te Lier op 

15 april 2011, wonende bij de moeder. 

Verschijnster verklaart Ons, handelend in haar voormelde hoedanigheid, 

de nalatenschap van wijlen FREDRIKSEN, Jorne Erik Via, geboren 

te Brasschaat op 27 april 1987, in leven laatst wonende te 2520 RANST, 

Molenstraat 27/B000, en overleden te Hulshout op 23 oktober 2012, te 

AANVAARDEN ONDER VOORRECHT VAN BOEDELBESCHRIJ- 

VING. 

Er wordt woonstkeuze gedaan ten kantore van notaris Van Roosbroeck, 

Jef, kantoorhoudende te 2180 Ekeren, Kristus Koningplein 11. 

Verschijnster legt ons de beschikking van de Vrederechter van het 

kanton Zandhoven d.d. 10 december 2012 voor waarbij zij hiertoe 

gemachtigd werd. 

(Get.) T. Von Liehn; N. Vermeylen. 

Voor eensluidend verklaard afschrift, afgeleverd aan verschijnster : 

de griffier, (get.) N. Vermeylen. 

(28991) 

Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde 

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te 

Dendermonde op tweeëntwintig augustus tweeduizend dertien, heeft 

VAN HERREWEGHE, Elie, advocaat, met kantoor te 9240 Zele, Kouterstraat 

153, handelend in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, 

hiertoe aangesteld bij beschikking d.d. 10.03.2004 van de 

vrederechter van het kanton Wetteren-Zele, met zetel te Zele, over de 

beschermde persoon : COPPIETERS, JOHAN, geboren te Zele op 

31.12.1956, wonende te 9240 Zele, Burgemeester Van Ackerwijk 37A, 

verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te 

aanvaarden van wijlen : BUYENS, Maria Leonia, geboren te Zele op 

14 oktober 1922, in leven laatst wonende te 9240 ZELE, Burgemeester 

Van Ackerwijk A35, en overleden te Zele op 15 juli 2013. 

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie 

maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch 

Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het 

kantoor van meester R. Lemmerling, 9240 Zele, Raakstraat 8. 

Dendermonde, 22 augustus 2013. 

De griffier, (get.) Erna Van den Broeck. 

(28992) 

Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde 


Dendermonde op tweeëntwintig augustus tweeduizend dertien, heeft 

VAN HERREWEGHE, Elle, advocaat, met kantoor te 9240 Zele, Kouterstraat 

153, handelend in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, 

hiertoe aangesteld bij beschikking d.d. 20.03.2013 van de 

vrederechter van het kanton Wetteren-Zele, met zetel te Zele, over 

de beschermde persoon : LOCHTEN, YVES, geboren te Gent op 

27.11.1950, wonende te 9240 Zele, Burgemeester Van Ackerwijk F 141, 

verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te 

aanvaarden van wijlen : LOCHTEN, Prosper Paul Albéric, geboren 

te Dendermonde op 1 november 1924, in leven laatst wonende te 

9200 DENDERMONDE, Statieplein 36, en overleden te Dendermonde 

op 31 januari 2013. 




kantoor van meester P. Lemmerling, 9240 Zele, Raakstraat 8. 

Dendermonde, 22 augustus 2013. 

De griffier, (get.) Erna Van den Broeck. 

(28993) 

Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt 


Hasselt op tweeëntwintig augustus tweeduizend dertien, blijkt dat : 

DEXTERS, Marcolin Mathieu M., geboren te Zichen-Zussen-Bolder 

op 05.02.1959, en wonende te 3570 Alken, Kapelstraat 56, handelend in 

eigen naam; 

DEXTERS, Raphaël Michel M., geboren te Zichen-Zussen-Bolder op 

14.10.1955, en wonende te 3570 Alken, Stationsstraat 107, handelend in 

eigen naam;


57079 

DEXTERS, Marguerite Jeannine L., geboren te Tongeren op 

30.03.1963, en wonende te 3570 Alken, Langveldstraat 2/A, handelend 

in eigen naam, 

in het Nederlands verklaard heeft de nalatenschap van wijlen 

HEYNEN, Johanna Margarita, geboren te Zichen-Zussen-Bolder op 

9 april 1933, in leven laatst wonende te 3500 HASSELT, Martelarenlaan 

3, bus 14, en overleden te Hasselt op 11 april 2013, te aanvaarden 

onder voorrecht van boedelbeschrijving en teneinde deze woonst te 

kiezen ter studie van Natalie Bovend’aerde, notaris, met standplaats te 

3520 Zonhoven, Heuveneindeweg 40B. 



Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter 

studie van voornoemde notaris. 


De griffier-hoofd van dienst, (get.) E. Schepmans. 

(28994) 

Rechtbank van koophandel te Tongeren 


Tongeren op dertien augustus tweeduizend dertien, heeft EFE, Gökhan, 

geboren te Beringen op 18 januari 1988, wonende te 3500 Hasselt, 

Runkstersteenweg 317, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving 

de nalatenschap te aanvaarden van wijlen EFE, Ibrahim, geboren 

te Beverlo op 9 oktober 1967, in leven laatst wonende te 3740 BILZEN, 

Hoelbeekstraat 40, bus 5, en overleden te Tongeren op 1 juli 2013. 




kantoor van meester Jageneau, E., Stationsstraat 25, te 3590 Diepenbeek. 

Tongeren, 13 augustus 2013. 

De greffier, (get.) Ingrid Rosquin. 

(28997) 

Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout 

Réorganisation judiciaire 

Ingevolge de beschikking van de Vrederechter van het kanton Turnhout 

de dato 02 augustus 2013 werd mevrouw Vanwesemael, Martha 

Coleta Josepha, geboren te Turnhout op 21 september 1932, wonende 

te 2300 Turnhout, Peter Benoitstraat 20, gemachtigd om de nalatenschap 

van wijlen de heer Van den Putte, Josephus Victor Carolus, 

geboren te Kasterlee op 08 december 1932, in leven laatst wonende te 

2300 Turnhout, Peter Benoitstraat 20, overleden te Vosselaar op 

11 juni 2013, in naam en voor rekening van haar verlengd minderjarig 

kind, de heer Van den Putte, Eddy Joannes Josephus Anna, geboren te 

Ravels op 05 november 1961, wonende te 2300 Turnhout, Peter Benoitstraat 

20, doch verblijvende in tehuis Muylenberg, te 2470 Retie, 

Kasteelstraat 69, in staat van verlengde minderjarigheid verklaard bij 

vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout de dato 

05 februari 1981, te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving, 

waartoe de verklaring overeenkomstig artikel 793 van het Burgerlijk 

Wetboek afgelegd werd blijkens akte verleden voor K. Degeest, 

griffier bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout, de dato 


Keuze van woonst op het kantoor van notaris Christine Van Haeren, 

te 2300 Turnhout, Antoine Coppenslaan 2, bus 2. 

(Get.) Christine Van Haeren, notaris. 

(28995) 

Gerechtelijke reorganisatie 

Rechtbank van koophandel te Antwerpen 

Bij vonnis van de Vakantiekamer van de Rechtbank van Koophandel 

te Antwerpen, d.d. 20 augustus 2013, werd van BROOD- EN BANKET- 

BAKKERIJ PEETERS BVBA, DORRE EIKSTRAAT 54, 2550 KONTICH, 

ondernemingsnummer : 0412.809.432, het reorganisatieplan gehomologeerd 

en de reorganisatieprocedure afgesloten. 

De griffier, (get.) R. Gentier. 

(Pro deo) (29126) 


Vredegerecht van het kanton Turnhout 

Bij akte verleden ter griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg te 

Turnhout op 22 augustus 2013 heeft de heer VEULEMANS, Geert 

Laurent Jozef, geboren te Turnhout op 11 juli 1957, wonende te Turnhout, 

Duivendongenstraat 10, handelend ingevolge de bijzondere 

machtiging van de Vrederechter van het kanton Turnhout de dato 

12 juli 2013, handelend als drager van het ouderlijk gezag over zijn 

verlengd minderjarig inwonend kind, over VEULEMANS, Klaas 

Joannes Augustinus, geboren te Turnhout op 28 december 1989, 

verklaard, handelend in zijn gezegde hoedanigheid als drager van het 

ouderlijk gezag over zijn verlengd minderjarig kind, onder voorrecht 

van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen 

mevrouw GOOLAERTS, Florentina Augustina, geboren te Poederlee op 

17 augustus 1920, in leven laatst wonende te 2330 Merksplas, Molekenssstraat 

3, en overleden te Turnhout op 21 maart 2013. 

Comparant verzoekt de schuldeisers en legatarissen hun rechten te 

doen kennen binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van 

de opneming van deze verklaring in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend 

bericht te sturen naar geassocieerd notarissen Stoel & Stoel, te 

2330 Merksplas, Sint-Rochusstraat 3. 

Merksplas, 22 augustus 2013. 

(28996) 


te Antwerpen, d.d. 20 augustus 2013, werd de opschorting met het oog 

op de overdracht onder gerechtelijk gezag aan een of meerdere derden, 

van een geheel of gedeelte van de onderneming of haar activiteiten 

geopend voor een periode eindigend op 15 november 2013 aan BEST 

BVBA, VAN DEN HAUTELEI 201, 2100 DEURNE (ANTWERPEN). 


Gedelegeerd rechter : LAFORCE, RENE, laforce.rene@skynet.be 

Gerechtsmandataris : MEERTS, JAN, MECHELSESTEENWEG 12, 

BUS 6, 2000 ANTWERPEN-1. 

De Griffier (get.) R. Gentier. 

(Pro deo) (29127) 



te Antwerpen, d.d. 20 augustus 2013, werd de opschorting met het oog 

op gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord toegekend voor 

een periode eindigend op 27 september 2013 aan FINANCE CARE 

BVBA, DE KEYSERLEI 5/58, 2018 ANTWERPEN-1.



Gedelegeerd rechter : DE GREEF, GEERT, geert.de.greef@telenet.be 

Het reorganisatieplan dient neergelegd te worden ter griffie uiterlijk 

op 2 september 2013. 

Bepaalt de terechtzitting over de stemming en de homologatie van 

dit reorganisatieplan op vrijdag 20 september 2013, om 11 u. 30 m., voor 

de 22 e kamer van de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, 

Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen, derde verdieping (zaal C3). 


(Pro deo) (29128) 

Fixe au jeudi 30 janvier 2014 l’échéance du sursis accordé. 

Fixe au mercredi 22 janvier 2014, à 11h30m,l’audience publique à 

laquelle il sera procédé au vote sur le plan de réorganisation. 

Rappelle que le plan de réorganisation devra être déposé au greffe 

par la SPRL DELICES au moins vingt jours avant l’audience du 

22 janvier 2014. 

Prend acte de la désignation en qualité de juge délégué de monsieur 

le juge consulaire Pol DUTRIFOY. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) C. Dujeu. 

(29132) 



te Antwerpen, d.d. 20 augustus 2013, werd van PARSHVA BVBA, 

KAPITTELSTRAAT 12, 2610 WILRIJK (ANTWERPEN), ondernemingsnummer 

: 0465.504.681, de reorganisatieprocedure afgesloten en de 

gerechtsmandataris ontlast van zijn mandaat. 


(Pro deo) (29129) 

Tribunal de commerce de Dinant 

Par jugement prononcé le 22.08.2013, la première chambre du 

tribunal de commerce de Dinant : constate que la réorganisation 

judiciaire dont monsieur Nabil NEBHI, né le 24.09.1969, domicilié à 

5580 ROCHEFORT, rue des Criquets 9, immatriculé àla B.C.E. sous le 

n° 0688.410.978, bénéficiait a pris fin de plein droit le 20 juin 2013. 


(29130) 


Par jugement prononcé le 22.08.2013, la chambre des vacations du 

tribunal de commerce de Dinant : déclare ouverte la procédure de 

réorganisation judiciaire par accord collectif de monsieur Jacques 

HENROT, né le 13.01.1972, immatriculé à la B.C.E. sous le 

n° 0658.549.727, domicilié à5580 ROCHEFORT (Villers-Sur-Lesse), rue 

de Génimont 13, exerçant une activité commerciale d’indépendant. 

Fixe au jeudi 19 décembre 2013 l’échéance du sursis accordé. 

Fixe au mercredi 11 décembre 2013, à 11h30m,l’audience publique 

à laquelle il sera procédé au vote sur le plan de réorganisation. 

Rappelle que le plan de réorganisation devra être déposé au greffe 

par monsieur Jacques HENROT, au moins vingt jours avant l’audience 

du 11 décembre 2013. 

Prend acte de la désignation en qualité de juge délégué de monsieur 

le juge consulaire Pol DUTRIFOY. 


(29131) 


Par jugement prononcé le 22.08.2013, la chambre des vacations du 

tribunal de commerce de Dinant : déclare ouverte la procédure de 

réorganisation judiciaire par accord collectif de la SPRL DELICES, 

immatriculée à la B.C.E. sous le n° 0866.657.980, dont le siège social est 

établi à 5363 HAMOIS (Emptinne), rue de la Croix Limont 2, exerçant 

une activité de boulangerie-pâtisserie. 



tribunal de commerce de Dinant : révoque le plan de réorganisation 

accordé àla SPRL GASPARD CONCEPT CONSTRUCTION, immatriculée 

à la B.C.E. sous le numéro d’entreprise 0477.479.332, ayant son 

siège social à 5560 HOUYET (Finnevaux), route de Forzée 7, homologué 

par jugement du 12 octobre 2011. 


Tribunal de commerce de Liège 

(29133) 

Par jugement du 22 août 2013, le tribunal de commerce de Liège a : 

prorogé le sursis accordé àla SA VITHA TRAVAUX, dont le siège 

social est établi à 4040 Herstal, Parc Industriel des Hauts-Sarts, 

Quatrième avenue 66, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises 

sous le numéro 0418.572.123, jusqu’au 26 février 2014; 

fixé une nouvelle date au 12 février 2014 à 9 heures à l’audience de la 

troisième chambre du tribunal de commerce (salle COA) Palais de 

justice, annexe sud, place Saint-Lambert 30 à 4000 Liège, pour le vote et 

les débats sur le plan de réorganisation. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) I. Lhoest. 


(29134) 


prorogé le sursis accordéàla SA ROGER WICKLER HOLDING, dont 

le siège social est établi à 4040 Herstal, Parc Industriel des Hauts-Sarts, 

Quatrième avenue 66, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises 

sous le numéro 0870.212.734, jusqu’au 26 février 2014; 

fixé une nouvelle date au 12 février 2014, à 9 heures à l’audience de 

la troisième chambre du tribunal de commerce (salle COA) Palais de 

justice, annexe sud, place Saint-Lambert 30, à 4000 Liège, pour le vote 

et les débats sur le plan de réorganisation. 


(29136)


57081 



prorogé le sursis accordé àla SA AMBIENTE, dont le siège social est 

établi à 4040 Herstal, Parc Industriel des Hauts-Sarts, Quatrième 

avenue 66, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le 

numéro 0863.451.834, jusqu’au 26 février 2014; 

fixé une nouvelle date au 12 février 2014 à 9 heures à l’audience de la 

troisième chambre du tribunal de commerce (salle COA) Palais de 

justice, annexe sud, place Saint-Lambert 30, à 4000 Liège, pour le vote 

et les débats sur le plan de réorganisation. 


(29138) 

Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn 

van 30 dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, 

ter griffie van de Rechtbank van Koophandel te Brussel, Waterloolaan 

70, te 1000 Brussel. 

Stelt de datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van 

verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 25/09/2013. 

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde 

(onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter 

griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter van de 

faillissementswet. 

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.-M. Eylenbosch. 

(29019) 

Tribunal de commerce de Bruxelles 

Faillite 

Faillissement 

Ouverture de la faillite sur aveu de : DUBOIS PASCAL, RUE DE 

L’EGLISE 87/3E/E, 1620 DROGENBOS. 

Numéro de faillite : 20131775. 

Date de faillite : 20/08/2013. 

Objet social : location de vidéocassettes et de disques vidéo. 

Numéro d’entreprise : 0651.363.314. 

Juge-Commissaire : M. FABECK. 


Ouverture de la faillite sur aveu de : LOGIKLEEN SPRL, AVENUE 

CHATEAU DE WALZIN 4/19, 1180 UCCLE. 



Objet social : vente de matériel de nettoyage. 



Curateur : Me HUART, SOPHIE, AVENUE MOLIERE 256, 

1180 UCCLE. 

Dépôt des créances : dans le délai de 30 jours à dater du prononcé du 

jugement, au greffe du Tribunal de Commerce de Bruxelles, boulevard 

de Waterloo 70, à 1000 Bruxelles. 

Fixe la date pour le dépôt augreffedupremierprocès-verbal de 

vérification des créances au mercredi 25/09/2013. 

Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle 

du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément 

à l’article 72ter de la loi sur les faillites. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. 

(29019) 

Rechtbank van koophandel te Brussel 

Opening van het faillissement op bekentenis van : LOGI- 

KLEEN BVBA, AVENUE CHATEAU DE WALZIN 4/19, 1180 UKKEL. 

Faillissementsnummer : 20131774. 

Datum faillissement : 20/08/2013. 

Handelsactiviteit : verkoop van reinigingsapparatuur. 

Ondernemingsnummer : 0809.849.634. 

Rechter-Commissaris : M. FABECK. 

Curator : Mr. HUART, SOPHIE, Molièrelaan 256, 1180 Ukkel. 


1180 UCCLE. 










(29020) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : DUBOIS, 

PASCAL, KERKSTRAAT 87/3E/E, 1620 DROGENBOS. 



Handelsactiviteit : verhuur van videocassettes en video-discs. 















(29020)



Ouverture de la faillite sur aveu de : BOUCH B COMPANY SPRL, 

ESPACE LOUISE 102, 1050 IXELLES. 



Objet social : institut de beauté. 




1180 UCCLE. 










(29021) 










(Pro deo) (29022) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : AMB CORPO- 

RATION AND CO BVBA, ONDERWIJSSTRAAT 47, 1070 ANDER- 

LECHT. 



Handelsactiviteit : installatiewerk. 




Opening van het faillissement op bekentenis van : BOUCH B 

COMPANY BVBA, ESPACE LOUISA 102, 1050 ELSENE. 



Handelsactiviteit : schoonheidssalon. 















(29021) 













(Pro deo) (29022) 


Ouverture de la faillite sur citation de : C.T.C. 2005 SPRL, 

RUE GEORGES MOREAU 35/7, 1070 ANDERLECHT. 



Objet social : nettoyage de bâtiments. 



Ouverture de la faillite sur citation de : AMB CORPORATION 

AND CO SPRL, RUE DE L’INSTRUCTION 47, 1070 ANDERLECHT. 



Objet social : travaux d’installation. 




1180 UCCLE. 



1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29023)


57083 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : C.T.C. 

2005 BVBA, GEORGES MOREAUSTRAAT 35/7, 1070 ANDERLECHT. 



Handelsactiviteit : reiniging van gebouwen. 















(Pro deo) (29023) 


Ouverture de la faillite sur citation de : BENTA SPRL, RUE DES 

DEUX GARES 53, 1070 ANDERLECHT. 



Objet social : café/bar. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29024) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : BENTA BVBA, 

TWEESTATIONSSTRAAT 53, 1070 ANDERLECHT. 



Handelsactiviteit : cafe / bar. 















(Pro deo) (29024) 


Ouverture de la faillite sur citation de : MEUDIMMO SA, AVENUE 

MARC HENRI VAN LAER 77, BTE 17, 1070 ANDERLECHT. 



Objet social : location de biens immobiliers. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29025) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : 

MEUDIMMO NV, MARC HENRI VAN LAERLAAN 77, BUS 17, 

1070 ANDERLECHT. 



Handelsactiviteit : verhuur van onroerend goed. 















(Pro deo) (29025)



Ouverture de la faillite sur citation de : ITPROCESS SNC, AVENUE 

DOCTEUR LEMOINE 11, 1070 ANDERLECHT. 



Objet social : télécommunication. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29026) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : ITPRO- 

CESS VOF, DOCTEUR LEMOINELAAN 11, 1070 ANDERLECHT. 



Handelsactiviteit : telecommunicatie. 















(Pro deo) (29026) 


Ouverture de la faillite sur citation de : NEW I&SSPRL, RUE DE 

FIENNES 45, 1070 ANDERLECHT. 



Objet social : textiles. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29027) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : NEW 

I & S BVBA, DE FIENNESSTRAAT 45, 1070 ANDERLECHT. 



Handelsactiviteit : textiel. 















(Pro deo) (29027) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : DIMENSION 7 SPRL, 

RUE FRITZ TOUSSAINT 55, 1050 IXELLES. 



Objet social : entreprise générale. 


Juge-Commissaire : M. HENRION. 

Curateur : Me HERINCKX, Catherine, AVENUE DU CONGO 1, 

1050 BRUXELLES-5. 










(29028)


57085 


Opening van het faillissement op bekentenis van : DIMEN- 

SION 7 BVBA, FRITZ TOUSSAINTSTRAAT 55, 1050 ELSENE. 



Handelsactiviteit : algemene aannemers. 


Rechter-Commissaris : M. HENRION. 

Curator : Mr. HERINCKX, Catherine, CONGOLAAN 1, 

1050 BRUSSEL. 












(29028) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : JARDINS & STRUC- 

TURES SPRL, RUE CAMILLE LEMONNIER 70, 1050 IXELLES. 



Objet social : jardins et menuiserie de jardin. 














(29029) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : JARDINS & 

STRUCTURES BVBA, CAMILLE LEMONNIERSTRAAT 70, 

1050 ELSENE. 



Handelsactiviteit : tuinen en tuin timmerwerk. 




1050 BRUSSEL. 












(29029) 


Ouverture de la faillite sur citation de : PLOMBERIE DANIEL SPRL, 

CHAUSSEE DE BOONDAEL 8, 1050 IXELLES. 



Objet social : chauffage. 














(Pro deo) (29030) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : PLOMBERIE 

DANIEL BVBA, BOONDAALSESTEENWEG 8, 1050 ELSENE. 



Handelsactiviteit : verwarming. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29030)



Ouverture de la faillite sur citation de : ODIMEX SPRL, BOULE- 

VARD SAINT-MICHEL 28, 1040 ETTERBEEK. 



Objet social : commerce de gros non spécialisé. 














(Pro deo) (29031) 










(Pro deo) (29032) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : INTERNA- 

TIONAL SOFT CARS BVBA, BISCHOFFSHEIMLAAN 39, 

1000 BRUSSEL. 



Handelsactiviteit : Groothandel in auto’s. 




Opening van het faillissement op dagvaarding van : ODIMEX BVBA, 

SINT-MICHIELSLAAN 28, 1040 ETTERBEEK. 



Handelsactiviteit : niet-gespecialiseerde groothandel. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29031) 


1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29032) 


Ouverture de la faillite sur citation de : BR PLAFONNAGE SPRL, 

RUE JULES VAN PRAET 12, 1000 BRUXELLES-1. 






Ouverture de la faillite sur citation de : INTERNATIONAL SOFT 

CARS SPRL, BOULEVARD BISCHOFFSHEIM 39, 1000 BRUXELLES-1. 



Objet social : commerce de gros en automobiles. 

















(Pro deo) (29033)


57087 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : BR PLAFON- 

NAGE BVBA, JULES VAN PRAETSTRAAT 12, 1000 BRUSSEL. 







1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29033) 


Ouverture de la faillite sur citation de : BATINET SERVICE ENTRE- 

PRISE GENERAL SPRL, BOULEVARD BISCHOFFSHEIM 39, 


















(Pro deo) (29034) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : BATINET 

SERVICE ENTREPRISE GENERAL BVBA, BISCHOFFSHEIM- 

LAAN 39, 1000 BRUSSEL. 







1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29034) 


Ouverture de la faillite sur citation de : YSR SPRL, AVENUE DU 

PORT 108-110/6/5, 1000 BRUXELLES-1. 



Objet social : commerce de gros en papiers peints. 














(Pro deo) (29035) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : YSR BVBA, 

HAVENLAAN 108-110/6/5, 1000 BRUSSEL. 



Handelsactiviteit : groothandel van behang. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29035)



Ouverture de la faillite sur citation de : PHIVICO SPRL, RUE 

XAVIER DE BUE 70, 1180 UCCLE. 



Objet social : matériel photographique. 














(Pro deo) (29036) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : PHIVICO BVBA, 

XAVIER DE BUESTRAAT 70, 1180 UKKEL. 



Handelsactiviteit : fotografische apparatuur. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29036) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : D168D SPRL, AVENUE VAN 

VOLXEM 121 1190 FOREST. 



Objet social : bazar chinois. 


Juge-Commissaire : M. CAVALIER. 

Curateur : Me GASIA, CHRISTOPHE, AVENUE LOUISE 486, BTE 6, 

1050 IXELLES. 










(29037) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : D168D BVBA, 

VAN VOLXEMLAAN 121, 1190 VORST. 



Handelsactiviteit : Chinese bazaar. 


Rechter-Commissaris : M. CAVALIER. 

Curator : Mr. GASIA, CHRISTOPHE, LOUIZALAAN 486, BUS 6, 

1050 ELSENE. 












(29037) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : EBONY SPRL, AVENUE 

LOUISE 132, 1050 IXELLES. 



Objet social : décoration. 




1050 IXELLES. 










(29038)


57089 


Opening van het faillissement op bekentenis van : EBONY BVBA, 

LOUIZALAAN 132, 1050 ELSENE. 



Handelsactiviteit : decoratie. 




1050 ELSENE. 












(29038) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : THESHOPS.BE SPRL, BOULE- 

VARD LOUIS SCHMIDT 119, BTE 2, 1040 ETTERBEEK. 



Objet social : vente par internet et réalisation de sites internet. 




1050 IXELLES. 










(29039) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : 

THESHOPS.BE BVBA, LOUIS SCHMIDTLAAN 119, BUS 2, 

1040 ETTERBEEK. 



Handelsactiviteit : Internet verkoop en productie van websites. 




1050 ELSENE. 












(29039) 


Ouverture de la faillite sur citation de : MINISHOP SPRL, RUE DE 

LA BORNE 11, 1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN. 



Objet social : commerce alimentaire. 




1050 IXELLES. 










(Pro deo) (29040) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : MINI- 

SHOP BVBA, PAALSTRAAT 11, 1080 SINT-JANS-MOLENBEEK. 



Handelsactiviteit : levensmiddelenhandel. 




1050 ELSENE. 












(Pro deo) (29040)



Ouverture de la faillite sur citation de : YLAB SPRL, RUE LE 

LORRAIN 110, 1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN. 



Objet social : vêtements. 




1050 IXELLES. 










(Pro deo) (29041) 










(Pro deo) (29042) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : PATAT-EN- 

ZAK BVBA, OSSEGHEMSTRAAT 154/3, 1080 SINT-JANS- 

MOLENBEEK. 



Handelsactiviteit : restauratie. 




Opening van het faillissement op dagvaarding van : YLAB BVBA, 

LE LORRAINSTRAAT 110, 1080 SINT-JANS-MOLENBEEK. 



Handelsactiviteit : kleren. 




1050 ELSENE. 












(Pro deo) (29041) 


1050 ELSENE. 












(Pro deo) (29042) 


Ouverture de la faillite sur citation de : ELBEFIN SPRL, AVENUE 

CHARLES GILISQUET 39, 1030 SCHAERBEEK. 



Objet social : restauration. 



Ouverture de la faillite sur citation de : PATAT-EN-ZAK SPRL, 

RUE OSSEGHEM 154/3, 1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN. 







1050 IXELLES. 



1050 IXELLES. 










(Pro deo) (29043)


57091 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : ELBEFIN BVBA, 

CHARLES GILISQUETSTRAAT 39, 1030 SCHAARBEEK. 







1050 ELSENE. 












(Pro deo) (29043) 


Ouverture de la faillite sur citation de : METE SPRL, RUE ERNEST 

DISCAILLES 1, 1030 SCHAERBEEK. 



Objet social : construction. 




1050 IXELLES. 










(Pro deo) (29044) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : METE BVBA, 

ERNEST DISCAILLESSTRAAT 1, 1030 SCHAARBEEK. 



Handelsactiviteit : bouw. 




1050 ELSENE. 












(Pro deo) (29044) 


Ouverture de la faillite sur citation de : SAFYNA SPRL, RUE JOSA- 

PHAT 83, 1030 SCHAERBEEK. 



Objet social : commerce de détail alimentaire. 




1050 IXELLES. 










(Pro deo) (29045) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : SAFYNA BVBA, 

JOSAPHATSTRAAT 83, 1030 SCHAARBEEK. 



Handelsactiviteit : levensmiddelendetailhandel. 




1050 ELSENE. 












(Pro deo) (29045)



Ouverture de la faillite sur aveu de : SARTIN SA, RUE DE MOT 16, 

1040 ETTERBEEK. 



Objet social : commerce de vélos et réparation. 


Juge-Commissaire : M. LE GRELLE, BRUNO. 

Curateur : Me BAUM, ANICET, AVENUE ARMAND HUYS- 

MANS 212, 1050 BRUXELLES. 










(29046) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : SARTIN NV, DE 

MOTSTRAAT 16, 1040 ETTERBEEK. 



Handelsactiviteit : handel en reparatie van fietsen. 


Rechter-Commissaris : M. LE GRELLE, BRUNO. 

Curator : Mr. BAUM, ANICET, ARMAND HUYSMANSLAAN 212, 

1050 BRUSSEL. 












(29046) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : CREYA - MIX SPRL, QUAI DU 

COMMERCE 20, 1000 BRUXELLES-1. 



Objet social : décoration. 














(29047) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : CREYA - 

MIX BVBA, HANDELSKAAI 20, 1000 BRUSSEL. 



Handelsactiviteit : decoratie. 




1050 BRUSSEL. 












(29047) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : SPENDCARE SPRL, RUE 

BLANCHE 3, 1000 BRUXELLES-1. 



Objet social : consulting. 














(29048)


57093 


Opening van het faillissement op bekentenis van : SPEND- 

CARE BVBA, BLANCHESTRAAT 3, 1000 BRUSSEL. 



Handelsactiviteit : consulting. 




1050 BRUSSEL. 












(29048) 


Ouverture de la faillite sur citation de : CAPITAL NET SPRL, RUE 

LEOPOLD I 324, 1090 JETTE. 



Objet social : nettoyage industriel. 














(Pro deo) (29049) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : CAPITAL NET 

BVBA, LEOPOLD I STRAAT 324, 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : industriële reiniging. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29049) 


Ouverture de la faillite sur citation de : K.G.T. CONSTRUCT SPRL, 

RUE HENRI WERRIE 80, 1090 JETTE. 



Objet social : commerce de bâtiments. 














(Pro deo) (29050) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : K.G.T. 

CONSTRUCT BVBA, HENRI WERRIESTRAAT 80, 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : commercieel gebouw. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29050)



Ouverture de la faillite sur citation de : PRESS TOP SPRL, 

CHAUSSEE DE GAND 1074, 1082 BERCHEM-SAINTE-AGATHE. 



Objet social : commerce de livres. 














(Pro deo) (29051) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : PRESS TOP 

BVBA, GENTSESTEENWEG 1074, 1082 SINT-AGATHA-BERCHEM. 



Handelsactiviteit : handel in boeken. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29051) 


Ouverture de la faillite sur citation de : MORZY SPRL, RUE DU 

CUBISME 18, 1081 KOEKELBERG. 



Objet social : travaux de préparation de sites. 














(Pro deo) (29052) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : MORZY BVBA, 

KUBISMESTRAAT 18, 1081 KOEKELBERG. 



Handelsactiviteit : bouwrijp maken van terreinen. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29052) 


Ouverture de la faillite sur citation de : VEGA SPRL, RUE HERKO- 

LIERS 95, 1081 KOEKELBERG. 



Objet social : intermédiaire commercial. 














(Pro deo) (29053)


57095 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : VEGA BVBA, 

HERKOLIERSSTRAAT 95, 1081 KOEKELBERG. 



Handelsactiviteit : commerciële tussenpersoon. 




1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29053) 


Ouverture de la faillite sur citation de : VERTICAL SOLU- 

TIONS SPRL, AVENUE DE L’INDEPEND. BELGE 41, 1081 KOEKEL- 

BERG. 

















(Pro deo) (29054) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : VERTICAL 

SOLUTIONS BVBA, BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEIDSLAAN 41, 

1081 KOEKELBERG. 







1050 BRUSSEL. 












(Pro deo) (29054) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : BOUHDIDE, ABDELAZIZ, 

RUE DE CHARLEROI 11, 1470 GENAPPE. 



Objet social : cordonnerie. 


Juge-Commissaire : M. BRANCART. 

Curateur : Me VANDAMME, ALAIN G., BOULEVARD BRAND 

WHITLOCK 106, 1200 WOLUWE-SAINT-LAMBERT. 










(29055) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : BOUHDIDE, 

ABDELAZIZ, RUE DE CHARLEROI 11, 1470 GENAPPE. 



Handelsactiviteit : schoenmaker. 


Rechter-Commissaris : M. BRANCART. 

Curator : Mr. VANDAMME, ALAIN G., BRAND WHITLOCK- 

LAAN 106, 1200 SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE. 












(29055)



Ouverture de la faillite sur aveu de : PAR-TECHT SPRL, CHAUSSEE 

DE JETTE 603, 4 e ETAGE, 1090 JETTE. 



Objet social : marketing, distribution de services. 














(29056) 










(29057) 



GES-EUROPE BVBA, STEENWEG OP CHARLEROI 49, BUS 10, 

1060 SINT-GILLIS. 



Handelsactiviteit : distributie. 





PAR-TECHT BVBA, JETSESTEENWEG 603, 4e VERD., 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : marketing, distributie dienst. 
















(29056) 














(29057) 


Ouverture de la faillite sur citation de : DUVE SPRL, CHAUSSEE DE 

WEMMEL 164, 1090 JETTE. 






Ouverture de la faillite sur aveu de : GES-EUROPE SPRL, 

CHAUSSEE DE CHARLEROI 49 BTE 10, 1060 SAINT-GILLES. 



Objet social : distribution. 

















(Pro deo) (29058)


57097 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : DUVE BVBA, 

WEMMELSESTEENWEG 164, 1090 JETTE. 



















(Pro deo) (29058) 


Ouverture de la faillite sur citation de : ALL BATI SPRL, AVENUE 

DE L’EXPOSITION 384, BTE 7, 1090 JETTE. 



Objet social : commerce général. 














(Pro deo) (29059) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : ALL 

BATI BVBA, TENTOONSTELLINGSLAAN 384, BUS 7, 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : algemene handel. 
















(Pro deo) (29059) 


Ouverture de la faillite sur citation de : METAPHOR SPRL, AVENUE 

HENRI LIEBRECHT 84, B5, 1090 JETTE. 



Objet social : traitement de données. 














(Pro deo) (29060) 



METAPHOR BVBA, HENRI LIEBRECHTLAAN 84, B5, 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : gegevensverwerking. 
















(Pro deo) (29060)



Ouverture de la faillite sur citation de : BARS PRESSE SPRL, 

RUE UYTTENHOVE 33, 1090 JETTE. 



Objet social : commerce de journaux. 














(Pro deo) (29061) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : BARS 

PRESSE BVBA, UYTTENHOVESTRAAT 33, 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : handel in kranten. 
















(Pro deo) (29061) 


Ouverture de la faillite sur citation de : BRO - NET SCRI, AVENUE 

DE L’EXPOSITION 440, 1090 JETTE. 

















(Pro deo) (29062) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : BRO - NET 

CVOA, TENTOONSTELLINGSLAAN 440, 1090 JETTE. 



















(Pro deo) (29062) 


Ouverture de la faillite sur citation de : ILUNGA/NZOSSI SPRL, 

AVENUE DE L’ARBRE BALLON 20, D10, 1090 JETTE. 



Objet social : blanchisserie. 














(Pro deo) (29063)


57099 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : ILUNGA/ 

NZOSSI BVBA, DIKKEBEUKLAAN 20 D10, 1090 JETTE. 



Handelsactiviteit : wasserij. 




LAAN 106, 1200 SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE 












(Pro deo) (29063) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : DECOTEX SPRL, CLOS DES 

COMPAGNONS BATISSEURS 21, 1140 EVERE. 



Objet social : intermédiaire commercial. 


Juge-Commissaire : M. BERLINBLAU. 

Curateur : Me VANDER BORGHT, NICOLAS, AVENUE DE FRE 229, 

1180 UCCLE. 










(29064) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : DECOTEX BVBA, 

BOUWGEZELLENERF 21, 1140 EVERE. 



Handelsactiviteit : commerciële tussenpersoon. 


Rechter-Commissaris : M. BERLINBLAU. 

Curator : Mr. VANDER BORGHT, NICOLAS, DE FRELAAN 229, 

1180 UKKEL. 












(29064) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : CARTON, DIDIER, RUE DES 

EPERONNIERS 48, 1000 BRUXELLES-1. 







1180 UCCLE. 










(29065) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : CARTON, 

DIDIER, SPOORMAKERSSTRAAT 48, 1000 BRUSSEL. 







1180 UKKEL. 












(29065)



Ouverture de la faillite sur citation de : AA EURODEM 

EXPRESS SCS, RUE GODFROID KURTH 14, 1140 EVERE. 



Objet social : service de déménagements. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29066) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : AA EURODEM 

EXPRESS GCV, GODFROID KURTHSTRAAT 14, 1140 EVERE. 



Handelsactiviteit : dienst verhuizingen. 




1180 UKKEL. 












(Pro deo) (29066) 


Ouverture de la faillite sur citation de : CABEXIM SPRL, RUE THEO- 

DORE DE CUYPER 3, 1200 WOLUWE-SAINT-LAMBERT. 



Objet social : estimation de biens immobiliers. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29067) 



CABEXIM BVBA, THEODORE DE CUYPERSTRAAT 3, 1200 SINT- 

LAMBRECHTS-WOLUWE. 



Handelsactiviteit : vastgoed beoordeling. 




1180 UKKEL. 












(Pro deo) (29067) 


Ouverture de la faillite sur citation de : MENUI - STYLE SA, 

AVENUE DE BROQUEVILLE 297, BTE 5, 1200 WOLUWE-SAINT- 

LAMBERT. 



Objet social : fabrication de meubles. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29068)


57101 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : MENUI - 

STYLE NV, DE BROQUEVILLELAAN 297, BUS 5, 1200 SINT- 

LAMBRECHTS-WOLUWE. 



Handelsactiviteit : meubilair. 




1180 UKKEL. 












(Pro deo) (29068) 


Ouverture de la faillite sur citation de : RENOV BUSINESS SPRL, 

RUE WILLEMS 14/20, 1210 SAINT-JOSSE-TEN-NOODE. 



Objet social : commerce automobile. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29069) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : RENOV BUSI- 

NESS BVBA, WILLEMSSTRAAT 14/20, 1210 SINT-JOOST-TEN-NODE. 



Handelsactiviteit : auto handel. 




1180 UKKEL. 












(Pro deo) (29069) 


Ouverture de la faillite sur citation de : MARISLOU SPRL, RUE DES 

MOISSONS 7, 1210 SAINT-JOSSE-TEN-NOODE. 







1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29070) 



MARISLOU BVBA, OOGSSTRAAT 7, 1210 SINT-JOOST-TEN-NODE. 







1180 UKKEL. 












(Pro deo) (29070)



Ouverture de la faillite sur citation de : A BOUT DE SOUFFLE 

PRODUCTION SPRL, RUE MARIE-THERESE 106, 1210 SAINT-JOSSE- 

TEN-NOODE. 



Objet social : production de films. 




1180 UCCLE. 










(Pro deo) (29071) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : A BOUT DE 

SOUFFLE PRODUCTION BVBA, MARIA-THERESASTRAAT 106, 

1210 SINT-JOOST-TEN-NODE. 



Handelsactiviteit : filmproductie. 




1180 UKKEL. 












(Pro deo) (29071) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : SHUBHAM GCW, RUE DU 

CHASSEUR 135, 1000 BRUXELLES. 



Objet social : night shop. 


Juge-Commissaire : M. DE ROUCK. 

Curateur : Me RONSE, OLIVIER, AVENUE DU SEPT 

BONNIERS 130, 1190 BRUXELLES-19. 










(29072) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : SHUBHAM CV, 

JAGERSSTRAAT 135, 1000 BRUSSEL. 



Handelsactiviteit : nachtwinkel. 


Rechter-Commissaris : M. DE ROUCK. 

Curator : Mr. RONSE, OLIVIER, ZEVEN BUNDERSLAAN 130, 

1190 BRUSSEL-19. 












(29072) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : DE BLOCK, TOM, NIEUWE- 

LAAN 70, 1785 MERCHTEM. 



Objet social : informatique. 














(29073)


57103 


Opening van het faillissement op bekentenis van : DE HEER 

DE BLOCK, TOM, GEBOREN OP 21/07/1978, EN WONENDE 

NIEUWELAAN 70, 1785 MERCHTEM. 



Handelsactiviteit : informatica. 
















(29073) 














(29074) 


Ouverture de la faillite sur citation de : Monsieur MARTINEZ 

RIVERO DANIEL, NE LE 14/08/1966, ET DOMICILIE A 1180 UCCLE, 

CHAUSSEE D’ALSEMBERG 1306. 



Objet social : stores. 



Ouverture de la faillite sur aveu de : NAVIGIO BVBA, NIEUWE- 

LAAN 70/2, 1785 MERCHTEM. 



Objet social : services informatiques. 














(29074) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : NAVIGIO BVBA, 

NIEUWELAAN 70/2, 1785 MERCHTEM. 



Handelsactiviteit : informaticadiensten. 















(Pro deo) (29075) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : DE HEER 

MARTINEZ RIVERO DANIEL, GEBOREN OP 14/08/1966, EN 

WONENDE ALSEMBERGSESTEENWEG 1306, TE 1180 UKKEL. 



Handelsactiviteit : auto’s. 




1190 BRUSSEL. 






verificatie van schuldvorderingen vast op woensdag 25/09/2013.







(Pro deo) (29075) 


Ouverture de la faillite sur citation de : RAZORFIN HOLDINGS SA, 

RUE DE LA VIGNETTE 179, 1160 AUDERGHEM. 



Objet social : holding. 














(Pro deo) (29076) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : RAZORFIN 

HOLDINGS NV, KLEINE WIJNGAARDSTRAAT 179, 1160 OUDER- 

GEM. 



Handelsactiviteit : holding. 
















(Pro deo) (29076) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : PROTECT PLUS BVBA, 

STEENWEG OP BRUSSEL 54, 1780 WEMMEL. 



Objet social : stores. 


Juge-Commissaire : M. BAETEN. 

Curateur : Me VANSCHOUBROEK, Stijn, CHAUSSEE DE 

NINOVE 643, 1070 BRUXELLES-7. 










(29077) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : PROTECT 

PLUS BVBA, STEENWEG OP BRUSSEL 54, 1780 WEMMEL. 



Handelsactiviteit : rolgordijnen. 


Rechter-Commissaris : M. BAETEN. 

Curator : Mr. VANSCHOUBROEK, Stijn, NINOOFSESTEEN- 

WEG 643, 1070 BRUSSEL. 












(29077) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : STENDI BVBA, PEGASUS- 

LAAN 5, 1831 DIEGEM. 



Objet social : immo. 




NINOVE 643, 1070 BRUXELLES-7.


57105 










(29078) 


Opening van het faillissement op bekentenis van : STENDI BVBA, 

PEGASUSLAAN 5, 1831 DIEGEM. 



Handelsactiviteit : immo. 
















(29078) 


Ouverture de la faillite sur aveu de : U.M.R.K. BVBA, MOLEN- 

STRAAT 13, 1570 GALMAARDEN. 



Objet social : plomberie. 



Opening van het faillissement op dagvaarding van : U.M.R.K. BVBA, 

MOLENSTRAAT 13, 1570 GALMAARDEN. 



Handelsactiviteit : loodgieterij. 
















(29079) 


Ouverture de la faillite sur citation de : INTERNATIONAL SPECIAL 

PAPER SPRL, RUE EMILE CLAUS 47, 1050 IXELLES. 



Objet social : papiers. 














(Pro deo) (29080) 













(29079) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : INTERNA- 

TIONAL SPECIAL PAPER BVBA, EMILE CLAUSSTRAAT 47, 

1050 ELSENE. 



Handelsactiviteit : papierwaren. 


Rechter-Commissaris : M. BAETEN.















(Pro deo) (29080) 


Par jugement du 22.08.2013, la première chambre du Tribunal de 

Commerce séant à DINANT, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les 

opérations de la faillite de monsieur Jean DUCOFFRE, domicilié à 

6830 BOUILLON, rue de la Maladrerie 26, non enregistré dans la 

Banque-Carrefour des entreprises et de feue son épouse, Mme Berthe 

LEONARD, faillite déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 


Déclare monsieur Jean DUCOFFRE et feue son épouse, Mme Berthe 

LEONARD, excusables. 


(29082) 


Ouverture de la faillite sur citation de : FIRST TRADE 

COMPANY SPRLU, DREVE SAINT-ANNE 68B, 1020 LAEKEN. 



Objet social : bureau de conseils. 














(Pro deo) (29081) 


Opening van het faillissement op dagvaarding van : FIRST TRADE 

COMPANY EBVBA, SINT-ANNADREEF 68B, 1020 LAKEN. 



Handelsactiviteit : adviesbureau. 
















(Pro deo) (29081) 


Par jugement prononcé le 22 août 2013, la première chambre du 

Tribunal de Commerce de DINANT, a clôturé, pour insuffisance d’actif, 

les opérations de la faillite de la SCRL FIDUCIAIRE BLAVIER & CIE, 

enregistrée dans la Banque-Carrefour des entreprises sous le numéro 

0444.234.066, ayant son siège social à 5680 GOCHENEE, rue de 

Vodelée 117, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 

30 mai 2012. 

Est considéré comme liquidateur : Monsieur Léon BLAVIER, domicilié 

à5680 GOCHENEE, rue de Vodelée 117. 



(29083) 


Commerce de DINANT, a clôturé, par liquidation, les opérations de la 

faillite de la SCRLE CIRCUIT, immatriculée à la B.C.E. sous le numéro 

d’entreprise 0475.038.296, dont le siège social est établi à 

5575 GEDINNE, rue Gribelle 1, déclarée ouverte par jugement de ce 

tribunal du 19 février 2002. 

Est considérée comme liquidateur : madame Hélène LAMBERT, 

domiciliée à 4050 Chaudfontaine, rue de la Pierre-Blanche 31A. 



(29084) 


Commerce de DINANT, a clôturé, par liquidation, les opérations de la 

faillite de la SPRL M.M.G.C. CONSULT, immatriculée à la B.C.E. sous 

le numéro d’entreprise 0475.427.088, dont le siège social est établi à 

5580 FRANDEUX, rue Tichesse 22, déclarée ouverte par jugement de 

ce tribunal du 29 janvier 2008. 

Est considéré comme liquidateur : monsieur Pierre PIERARD, domicilié 

à5580 FRANDEUX, rue Tichesse 22. 


(29085)


57107 





les opérations de la faillite de la SPRL AHMED, enregistrée dans la 

Banque-Carrefour des entreprises sous le numéro 0479.933.234, ayant 

son siège social à 5620 Florennes, rue de Mettet 4, déclarée ouverte par 

jugement de ce tribunal du 14 juillet 2009. 

Est considérée comme liquidateur : madame Catia De Jesus Das 

Neves, domiciliée à 6000 CHARLEROI, rue Vauban 9/1, mais résidant 

à 6000 CHARLEROI, rue Neuve 3/11. 



les opérations de la faillite de monsieur Albert CONTESSI, né le 

27.08.1957, enregistré dans la Banque-Carrefour des entreprises sous le 

numéro 0599.522.752, domicilié à6925 SOHIER, route de Cleusère 3a, 

déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 9 février 2011. 


(29090) 


(29086) 




Tribunal de Commerce de DINANT, a clôturé, par liquidation, les 

opérations de la faillite de la SPRL LES ROCHES THERMALES, dont 

le siège social est établi à 5660 Couvin, rue des Béguines 58-60, 

immatriculée à la B.C.E. sous le numéro d’entreprise 0818.351.386, 

déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 16 novembre 2011. 

Est considérée comme liquidateur : Mlle Virginie RECLOUX, domiciliée 

à 5660 COUVIN, rue des Béguines 1. 



(29087) 



les opérations de la faillite de la SPRL WINTERBOIS, enregistrée dans 

la Banque-Carrefour des entreprises sous le numéro 0438.237.783, ayant 

son siège social à 5575 GEDINNE, rue Raymond-Gridlet 43, déclarée 

ouverte par jugement de ce tribunal du 6 octobre 1992. 

Sont considérés comme liquidateurs : madame Suzanne CHARLES 

et monsieur Jacques VANDERBECQ, domiciliés ensemble à 

5377 SINSIN, rue de l’Observatoire 4B. 


(29088) 


Tribunal de Commerce de DINANT : prononce, sur citation, la faillite 

de monsieur DE ROY, Vincent, né le 22.04.1965, immatriculé àla B.C.E. 

sous le n° 0873.189.248, domicilié à 5500 DINANT, rue Ariste 

Caussin 97, bte 19. 

Désigne en qualité de curateur, Me Benoît HYAT, avocat à 

5500 DINANT, rue Daoust 41. 

Ordonne aux créanciers de faire au greffe de ce Tribunal, rue Arthur 

Defoin 215, bâtiment B, à 5500 DINANT, endéans les trente jours à 

compter du présent jugement, la déclaration de leurs créances avec 

leurs titres. 

Fixe au jeudi 03.10.2013, au greffe de ce Tribunal, rue Arthur 

Defoin 215, bâtiment B, à 5500 DINANT, le dépôt du premier procèsverbal 

de vérification des créances. 

Informe les personnes physiques qui se sont constituées sûreté 

personnelle de la faillie, qu’elles ont le moyen d’en faire déclaration au 

greffe conformément à l’art. 72ter de la loi du 08.08.1997 sur les faillites. 



(29091) 

Par jugement prononcé le 22 août 2013, la première chambre du 

Tribunal de Commerce de DINANT : prononce, sur aveu, la faillite de 

la SPRL COSY HOMES, dont le siège social est établi à 5600 PHILIP- 

PEVILLE, rue de la Chapelle 13/1, immatriculée à la B.C.E. sous le 

numéro d’entreprise 0832.667.794, exerçant une activité de construction 

en bois. 

Désigne en qualité de curateur, Me Laurent ADAM, avocat à 

5620 FLORENNES, rue de Philippeville 1. 




les opérations de la faillite de la SPRL BATI@CONSTRUCT, immatriculée 

à la B.C.E. sous le numéro d’entreprise 0479.810.104, ayant son 

siège social à 5670 MAZEE, rue du Moulin 42A, déclarée ouverte par 

jugement de ce tribunal du 9 janvier 2013. 

Est considéré comme liquidateur : Me Jean-Marc BOUILLON, avocat 

à 5500 DINANT, rue A. Daoust 38. 


(29089) 

Ordonne aux créanciers de faire au greffe de ce Tribunal, sis Bâtiment 

B, rue Arthur Defoin 215, à 5500 DINANT, endéans les trente jours 

à compter du présent jugement, la déclaration de leurs créances avec 

leurs titres. 

Fixe au jeudi 3 octobre 2013, au greffe de ce Tribunal, Bâtiment B, rue 

Arthur Defoin 215, à 5500 DINANT, le dépôt du premier procès-verbal 

de vérification des créances. 

Informe les personnes physiques qui se sont constituées sûreté 

personnelle de la société faillie, qu’elles ont le moyen d’en faire 

déclaration au greffe conformément à l’art. 72ter de la loi du 08.08.1997 

sur les faillites. 


(29092)






les opérations de la faillite de monsieur Charles LIEGEOIS, né le 

19.11.1939, enregistré dans la Banque-Carrefour des entreprises sous le 

numéro 0875.874.366, domicilié à6830 BOUILLON, rue des Augustins 

28, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 31 octobre 2012. 

Déclare monsieur Charles LIEGEOIS, excusable. 


(29093) 

Le 22.08.2013, le tribunal de commerce de Liège,adéclaré la faillite 

de la SPRL ISAAC ET ELIOTT, dont le siège social est établi 

à 4121 Neupré, rue des Poètes 23, activité : commerce ambulant, 

B.C.E. n° 0806.251.126. 

curateur : Me Adrien ABSIL, avocat à 4000 Liège, rue des Vennes 38. 

Déclaration des créances au greffe endéans les trente jours du 

jugement déclaratif de faillite et dépôt du premier procès-verbal de 

vérification des créances le 03 octobre 2013. 

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Driesen. 

(29097) 





les opérations de la faillite de monsieur Patrice LEROY, né le 16.02.1957, 

enregistré dans la Banque-Carrefour des entreprises sous le numéro 

0657.295.061, domicilié à5580 ROCHEFORT, rue du Grès 16, déclarée 

ouverte par jugement de ce tribunal du 26 septembre 2012. 

Déclare monsieur Patrice LEROY excusable. 



(29094) 

Le 22.08.2013, le tribunal de commerce de Liègeadéclaré la faillite 

de la SPRL BATIMENTO, dont le siège social est établi à 

4300 Waremme, rue de l’Escadron 609, 9, activité : construction générale 

de bâtiments, B.C.E. n° 0822.163.288. 

Curateur : Me Jean-Luc LEMPEREUR, avocat à 4020 Liège, quai 

G. Kurth, 12. 





(29098) 



les opérations de la faillite de monsieur Guy STELZEL, né le 07.03.1954, 

enregistré dans la Banque-Carrefour des entreprises sous le numéro 

0689.248.643, domicilié à 5620 FLORENNES (ROSEE), rue des 

Ruelles 77, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 


Déclare monsieur Guy STELZEL excusable. 


Tribunal de commerce de Huy 

(29095) 

Par jugement du Tribunal de Commerce de HUY, du 21/08/2013, a 

été déclarée ouverte, sur aveu la faillite de la SPRL DLM, ayant son 

siège social sis à 4550 NANDRIN, Bois de la Croix Claire 110, et son 

établissement sis à 4340 AWANS, rue de Bruxelles 40, inscrite à la B.C.E. 

sous le n° 0479.776.549 pour l’exploitation d’un restaurant sous la 

dénomination « ALBEROBELLO ». 

Juge-commissaire : FREDERIC DELEUZE, Juge Consulaire. 

Curateur : LUC MINGUET, avocat à 4190 FERRIERES, CHEMIN DU 

VIEUX THIER 5A. 

Les déclarations de créances doivent être déposées AU GREFFE DU 

TRIBUNAL DE COMMERCE DE HUY, dans les TRENTE JOURS, à 

compter dudit jugement. 

Dépôt du premier procès-verbal de vérification des créances, le 

mercredi 23/10/2013, à 8 h 45 m, au greffe de ce Tribunal. 

(Signé) Bernard Delise, greffier en chef. 

(29096) 


Le 22.08.2013, le tribunal de commerce de Liègeadéclaré la faillite 

de Monsieur Constantin-Dumitru MUNTEANU, né le 5 juillet 1971, 

domicilié à 4100 Seraing, rue Jean de Seraing 109, 

B.C.E. n° 0883.648.422, activité : café-bar sous l’enseigne CHEZ 

LAURA, rue de la Banque 10, à 4100 Seraing. 

Curateur : Me Yves BISINELLA, avocat à 4102 Ougrée, rue 

Mattéotti 36. 





(29099) 


Le 22.08,2013, le tribunal de commerce de Liège,adéclaré la faillite 

de Monsieur Emmanuel NAPPO, né le 3 octobre 1977, domicilié 

à 4420 Saint-Nicolas, rue de l’Hôtel Communal 147, 

B.C.E. n° 0864.080.057, activité : intermédiaire de commerce sur 

internet. 

Curateurs : Me Eric BIAR, avocat à 4000 Liège, rue de Campine 157 

et Me Aline FAUFRA, avocat à 4000 Liège, quai de Rome 111. 





(29100)


57109 


Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge 

Le 22.08.2013, le tribunal de commerce de Liège,adéclaré la faillite 

de la SPRL SETTATI, dont le siège social est établi à 4020 Liège, 

chaussée des Prés 29, activité : salon de coiffure, B.C.E. n° 0881.114.346. 

Curateur : Me François MINON, avocat à 4000 Liège, rue des 

Augustins 32. 





(29101) 

Tribunal de commerce de Namur 

PAR JUGEMENT DU 20/08/2013, le Tribunal de Commerce de 

Namur, a déclaré sur citation, la faillite de Monsieur LOBOTA MPO, 

Guy, né à Kinshasa (Congo) le 16 mars 1973, domicilié à 

5002 Saint-Servais, rue Malevez 41/Et. 02, ayant pour activité des 

travaux de platrerie, inscrit à la B.C.E. sous le n° 0809.206.959. 

Le même jugement reporte à la date provisoire du 20/08/2013 

l’époque de la cessation des paiements. 

JUGE COMMISSAIRE : M. BRISBOIS, PAUL-ANDRE, Juge consulaire. 

CURATEUR : Me BOUVIER, GEOFFROY, AVENUE REINE ELISA- 

BETH 40, 5000 NAMUR. 

Les créanciers doivent produire leurs créances au Greffe du Tribunal 

de Commerce, rue du Collège 37, dans les trente jours. 

Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle 

du failli, sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à 

l’article 72ter de la loi sur les faillites. 

Le dépôt du premier procès-verbal de vérification des créances se 

fera au greffe du Tribunal de Commerce de Namur le 30/09/2013, 

avant 16 heures, au deuxième étage. 

Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) A.-P. Dehant. 

(29102) 

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende 

Bij vonnis van de vakantiekamer van de rechtbank van koophandel 

te Brugge, afdeling Oostende, werd op 20.08.2013, op bekentenis het 

faillissement uitgesproken van VERGULT, DASJA, geboren te Oostende 

op 05.05.1989, wonende te 8450 Bredene, Nukkerstraat 64, handelend 

in eigen naam, met handelsuitbating te 8450 Bredene, Nukkerstraat 

65, met als ondernemingsnummer 0842.237.835, en met als 

handelsactiviteiten : winkel in kruideniers- en rookwaren, doch volgens 

eigen verklaring handelsuitbating gestopt sedert 27.11.2012. 

De datum van staking van betaling is vastgesteld op 20/08/2013. 

Tot curator werd aangesteld : Mr. FRANCIS VOLCKAERT, advocaat 

te 8400 OOSTENDE, ELISABETHLAAN 25, BUS 1. 

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter 

griffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canadaplein, 

vóór 20.09.2013. 



griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail. W. 

Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal 

dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank uiterlijk op 

30/09/2013. 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) 

N. Snauwaert. 

(29103) 


te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 21/08/2013, werd op BEKENTENIS 

het faillissement uitgesproken van DEN HUT BVBA, met maatschappelijke 

zetel en uitbatingszetel gevestigd te 8730 Beernem, Parkstraat 

46, voor café, met als handelsbenaming « café Den Hut », met als 

ondernemingsnummer 0875.103.514. 

Datum van staking van betalingen : 21/08/2013. 

Curator : Mr. LABENS, PETER, advocaat te 8020 OOSTKAMP, 

WOESTENDREEF 9. 

De aangiften van schuldvorderingen dienen neergelegd te worden 

ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 

3, vóór 21/09/2013. 






01/10/2013. 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) 

F. Hulpia. 

(29104) 

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge 


te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 21/08/2013, werd op BEKENTENIS 

het faillissement uitgesproken van PROSOFT IT DESIGN, met zetel te 

8020 Ruddervoorde, Sint-Elooisstraat 65, met als handelsactiviteit 

(volgens verklaring aangever) : softwareontwikkeling, met als ondernemingsnummer 

0860.293.295. 

Datum van staking van betalingen : 21/08/2013. 

Curator : Mr. VROMBAUT, ALEX, advocaat te 8000 BRUGGE, 

GERARD DAVIDSTRAAT 46, BUS 1. 

De aangiften van schuldvorderingen dienen neergelegd te worden 

ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 

3, vóór 21/09/2013. 






01/10/2013. 

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) 

F. Hulpia. 

(29105) 

Rechtbank van koophandel te Turnhout 

Bij vonnis van de VAKANTIEKAMER FAILLISSEMENTEN EA van 

de Rechtbank van Koophandel te TURNHOUT, d.d. 14/08/2013, werd 

DE LUCHT BVBA, gevestigd te OOSTERLOSEWEG 64, 2440 GEEL, 

met ondernemingsnummer : 0810.150.433, activiteit : CAFE, failliet 

verklaard op dagvaarding 

Rechter-commissaris : IMANS, JEF. 

Curator : Mr. VANDECRUYS, TOM, advocaat te 2440 GEEL, 

ROZENDAAL 78.


Tijdstip van ophouding van betaling : 14/08/2013. 

Indiening schuldvorderingen voor 10/09/2013. 

Neerlegging eerste P.V. nazicht schuldvorderingen op 24/09/2013. 


(zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen 

hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (art. 72bis en art. 72ter 

Fail.W.). 

De griffier, (get.) L. PEETERS. 

(29111) 




OLENSE BOUWFIRMA V&GBVBA,gevestigd te RAUWELKOVEN 

87N, 2440 GEEL, met ondernemingsnummer : 0480.178.704, activiteit : 

BOUWONDERNEMNING, failliet verklaard op dagvaarding. 



ROZENDAAL 78. 







Fail.W.). 


(29112) 




ALGEMENE ELEKTRICITEITSWERKEN PETER BVBA, gevestigd te 

EIKEVELDEN 26, 2440 GEEL, met ondernemingsnummer : 

0820.558.335, activiteit : ELEKTRICITEITSWERKEN, failliet verklaard 

op dagvaarding. 



ROZENDAAL 78. 







Fail.W.). 


(29113) 


Bij vonnis van de VAKANTIEKAMER FAILLISSEMENTEN EA 

van de Rechtbank van Koophandel te TURNHOUT, d.d. 14/08/2013, 

werd WESTERLINCK, NATHALIE, gevestigd te ROOIMANS 13, 

2323 WORTEL, met ondernemingsnummer : 0863.737.785, activiteit : 

RESTAURANT « IL CIELO », failliet verklaard op aangifte (bekentenis) 

(art. 11 FW). 

Rechter-commissaris : GILIS, GUIDO. 

Curatoren : Mr. VAN GOMPEL RUDI, advocaat te 

2360 OUD-TURNHOUT, DORP 8; Mr. ROBEYNS, TOM, advocaat te 

2360 OUD-TURNHOUT, DORP 8. 







Fail.W.). 



(29114) 



EUROTRADE INTERNATIONALES HANDELSHAUS BVBA, gevestigd 

te DIAMANTSTRAAT 8/217, 2200 HERENTALS, met 

ondernemingsnummer : 0806.451.961, activiteit : AUTOHANDEL, failliet 

verklaard op aangifte (bekentenis) (art. 11 FW). 

Rechter-commissaris : VANHERCK, PETER. 

Curator : Mr. BENIJTS, KRISTOF, advocaat te 2200 HERENTALS, 

LIERSEWEG 271-273. 







Fail.W.). 



(29115) 



REDIG, KURT, gevestigd te MOLENVLOED 9, 2340 BEERSE, met 

ondernemingsnummer : 0896.251.096, activiteit : SCHRIJNWERKERIJ, 

failliet verklaard op aangifte (bekentenis) (art. 11 FW). 

Rechter-commissaris : GILIS, GUIDO. 

Curator : Mr. BOECKX, DIRK, advocaat te 2300 TURNHOUT, 

LEOPOLDSTRAAT 20. 



Neerlegging eerste P.V. nazicht schuldvorderingen op 

24/09/2013. 




Fail.W.). 


(29116)


57111 

Rechtbank van koophandel te Leuven 

Bij vonnis van de rechtbank van Koophandel te Leuven, d.d. 

20/08/2013, werd ACVAN BVBA, met zetel te 3300 Tienen, Sint- 

Katharinastraat 19, met als activiteiten : schilder- en renovatiewerken, 

met ondernemingsnummer 0474.796.984; in staat van faillissement 

verklaard. 



griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Faill. W. 

Curatoren : Mr. Jos MOMBAERS en Mr. S. VERBEKE, advocaten te 

3300 TIENEN, O.L.V. Broedersstraat 3. 

Rechter-commissaris : A. DUMON. 

Staking der betalingen : 20/08/2013. 

Indienen van schuldvorderingen tot en met 27/09/2013 ter griffie 

dezer rechtbank. 

Uiterste datum voor neerlegging van het eerste proces-verbaal van 

verificatie van de schuldvorderingen : 08/10/2013. 

De hoofdgriffier, (get.) L. VANGRONSVELD (i.o.). 

(29117) 

Rechtbank van koophandel te Gent 

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 

21/08/2013, OP BEKENTENIS, buitengewone zitting vakantiekamer, 

werd het faillissement vastgesteld inzake VESTA BVBA, isolatiewerkzaamheden, 

met maatschappelijke zetel gevestigd te 9940 EVERGEM, 

RALINGEN 4, BUS D101, hebbende als ondernemingsnummer 

0888.953.926. 

Rechter-commissaris : de heer VAN DEN DORPE, MARC. 

Datum staking der betalingen : 19/08/2013. 

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel, 

Opgeëistenlaan 401/E, 9000 Gent, vóór 18/09/2013. 

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht der 

ingediende schuldvorderingen : 03/10/2013. 


(zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) 

kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (art. 72bis en 

art. 72ter Faill.W.). 

De curator : Mr. DE SCHRYVER, HELENA, advocaat, kantoorhoudende 

te 9000 GENT, RIJSENBERGSTRAAT 37. 

VOOR EENSLUIDEND UITTREKSEL : de hoofdgriffier, (get.) R. Van 

de Wynkele. 

(29118) 




werd het faillissement vastgesteld inzake ARTMONDAY BVBA, informatica 

software voor kunstsector, met maatschappelijke zetel gevestigd 

te 9000 GENT, RODELIJVEKENSSTRAAT 28, hebbende als 

ondernemingsnummer 0467.677.877. 

Rechter-commissaris : de heer D’HAEZE, STEFAAN. 










De curator : Mr. DE MUYNCK, LUC, advocaat, kantoorhoudende te 

9000 GENT, JOZEF KLUYSKENSSTRAAT 25/8. 


de Wynkele. 

(29119) 




werd het faillissement vastgesteld inzake BE-MA & C° NV, kunstgalerij, 

met maatschappelijke zetel gevestigd te 9000 GENT, RODELIJ- 

VEKENSSTRAAT 28, hebbende als ondernemingsnummer 

0438.710.412. 

Rechter-commissaris : de heer D’HAEZE, STEFAAN. 










De curator : Mr. DE MUYNCK, LUC, advocaat, kantoorhoudende te 

9000 GENT, JOZEF KLUYSKENSSTRAAT 25/8. 


de Wynkele. 

(29120) 

Rechtbank van koophandel te Hasselt 

De rechtbank van Koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bij 

vonnis van 21/08/2013, de faillietverklaring op bekentenis uitgesproken 

van KESTERS, ROGER, geboren te Helchteren op 07/11/1953, 

HALVEWEG 10/1, te 3520 ZONHOVEN. 

Ondernemingsnummer 0773.033.976 

Handelswerkzaamheid : voegen restauratiewerken. 

Dossiernummer : 8172 

Rechter commissaris : de heer BOESMANS. 

Curator : PAUWELS, GEERT, WILLEKENSMOLENSTRAAT 161, 

3500 HASSELT. 

Tijdstip ophouden van betaling : 21/08/2013. 

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van Koophandel 

te Hasselt, Parklaan 25/6, voor 21/09/2013. 

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van de 

schuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald op 

donderdag 03/10/2013, om 14 uur. 

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben 

gesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank van 

Koophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten van 

de bevrijding (overeenkomstig artikel 72bis en 72ter F.W.). 

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. BOSSENS. 

(29123)




20/08/2013, werd STEVENS, KRISTIN, geboren te Leuven op 

31.10.1967, wonende te 3040 Neerijse, Wolfshaegen 193, en met als 

activiteiten : secretariaatswerken, met ondernemingsnummer 

0847.981.720; in staat van faillissement verklaard. 













(29121) 




(29124) 



20/08/2013, werd ANAMIP NV, met zetel te 3391 Meensel-Kiezegem, 

Kapellekensweg 69-71, en met als activiteiten : groothandel in computers, 

met ondernemingsnummer 0434.673.034; in staat van faillissement 

verklaard. 










20/08/2013, werd OFFIRMA BVBA, met zetel te 3140 Keerbergen, 

Achiel Cleynhenslaan 80A; en met als activiteiten : groothandel in 

meubelen, met ondernemingsnummer 0849.317.449; in staat van faillissement 

verklaard. 




Curatoren : Mr. Marc DEWAEL en Mr. Karl VANSTIPELEN, advocaten 

te 3400 LANDEN, Stationsstraat 108A. 

Rechter-commissaris : L. NELISSEN. 







(29122) 



20/08/2013, werd CONNECTO TRADING & CONSULTING BVBA, 

met zetel te 3300 Tienen, Alexianenweg 40/13, met als activiteiten : 

consulting in verzekeringen, met ondernemingsnummer 0454.932.869; 

in staat van faillissement verklaard. 















(29125) 

Régime matrimonial 

Code civil - article 1396 

Huwelijksvermogensstelsel 

Burgerlijk Wetboek - artikel 1396 

Aux termes de l’acte reçu par Me Olivier Jamar, notaire à Chaumont- 

Gistoux, le 29 juillet 2013, contenant modification du contrat de mariage 

des époux Gerard, Jean-Paul Ghislain né à Watermael-Boitsfort le 

2 mai 1955 et De Bleu, Chantal Françoise Paulette, née à Malines le 

16 janvier 1959, M. Jean-Paul Gérard a fait apport d’un bien immobilier 

à la communauté. 

Pour les époux : (signé) Olivier Jamar, notaire. 

(28998) 

Par acte reçu par le notaire Guillaume Roberti de Winghe à Leuven 

le 1 er août 2013, M. Hossey, Frédéric Georges Ghislain, né àCourtrai le 

8 juillet 1963, et son épouse, Mme Naveau, Joëlle Claude Danielle 

Françoise Henry, née à Verviers le 1 er avril 1966, domiciliés à 

1000 Bruxelles, rue de Spa 25, ont modifié leur contrat de mariage. 

Cet acte modificatif concerne l’adjonction d’une société d’acquêts 

limitée et accessoire et l’apport d’un immeuble à la société d’acquêts 

limitée des époux Hossey-Naveau, conformément à l’article 1394 du 

Code civil. 

Pour le notaire : (signé) A.-F. Ponteville. 

(28999)


57113 

Extrait de l’acte contenant modification du régime matrimonial de 

M. El Marcouchi, Mimoun, néàBeni Boughafer (Maroc) le 2 juillet 1975, 

et son épouse Mme Bouymejjan, Naima, née à Nador (Maroc) le 

14 mars 1984, de nationalité marocaine, domiciliés à 1080 Molenbeek- 

Saint-Jean, rue d’Ostende 117/0001, époux mariés à Nador (Maroc) le 

26 juillet 2001 sous le régime légal belge, à défaut d’avoir fait précéder 

leur union de conventions matrimoniales, non modifié ensuite, ainsi 

que déclaré. 

De l’acte dressé par nous Me Bernard Dewitte, notaire à Bruxelles le 

5 août 2013, il résulte que les époux El Marcouchi-Bouymejjan, 

prénommés, conformément à l’article 1394 du Code civil, ont modifié 

le régime matrimonial qui leur est applicable, en adoptant le régime de 

la séparation de biens pure et simple. 

Cette modification emportant liquidation du régime préexistant au 

sens du deuxième alinéadel’article 1394, § 2, du Code civil, l’inventaire 

des biens meubles et immeubles, des créances et des dettes, propres et 

communs, des époux a été dressé par nous en date du 5 août 2013. 

Pour extrait analytique conforme : (signé) Bernard Dewitte, notaire. 

(29000) 

Er blijkt uit een akte verleden voor notaris Wim VERSTRAETEN, 

geassocieerd notaris te Vrasene, gemeente Beveren, op 6 augustus 2013, 

dat de echtgenoten Verbraeken, Jozef Maurice Margriet, geboren te 

Sinaai op 12 februari 1956 en Poppe, Marina, geboren te Sinaai op 

4 januari 1957, wonende te 9112 Sinaai, stad Sint-Niklaas, Hulstbaan 

164, hun huwelijksvoorwaarden hebben gewijzigd; 

De echtgenoten Verbraeken, Jozef-Poppe, Marina, zijn gehuwd voor 

de ambtenaar van de burgerlijke stand te Sint-Niklaas op 

26 februari 1977 onder het wettelijk stelsel, ingevolge huwelijkscontract 

verleden voor notaris Léon De Brabander, te Eksaarde, op 

31 januari 1977, niet gewijzigd tot op heden. 

De wijzigingsakte bevat onder meer : schrapping keuzebeding 

oorspronkelijk huwelijkscontract en vervanging door nieuwe tekst, 

inbreng van eigen onroerende goederen door mevrouw Marina Poppe, 

in het gemeenschappelijk vermogen en dit zonder wijziging van het 

stelsel zelf. 

Voor de echtgenoten : (get.) Wim Verstraeten, geassocieerd notaris. 

(29001) 

Bij akte verleden voor notaris Ivo VRANCKEN, te Genk, op 

30 juli 2013, hebben de heer HAESEVOETS, Ronald Hubert, geboren te 

Genk op 7 maart 1967, van Belgische nationaliteit, en zijn echtgenote, 

mevrouw APPELTANTS, Ariana Berthilia, geboren te Genk op 

23 september 1969, van Belgische nationaliteit, samenwonende te 

3600 Genk, Laatgoedstraat 54, hun huwelijksstelsel gewijzigd. 

De echtgenoten HAESEVOETS-APPELTANTS zijn gehuwd te Genk 

op 5 juni 1992 onder het wettelijk stelsel ingevolge huwelijkscontract 

verleden voor notaris Luc Van den Hove, destijds te Genk, op 

12 mei 1992. 

Zij wensen dit stelsel te wijzigen door inbreng van eigen onroerende 

goederen, zonder dat voor het overige het huwelijksvermogensstelsel 

wordt gewijzigd. 

Genk, 20 augustus 2013. 

Voor de echtgenoten HAESEVOETS-APPELTANTS : (get.) Ivo 

VRANCKEN, notaris te Genk. 

(29002) 

Bij akte verleden voor notaris Ivo VRANCKEN, te Genk, op 

7 augustus 2013, hebben de heer VANSCHOENBEEK, Armand 

Elisabeth Jules Maria, geboren te Genk op 4 november 1934, van 

Belgische nationaliteit, en zijn echtgenote, mevrouw VANDEBOEL, 

Hélène Raymonde Marie Ghislaine, geboren te Elen op 

10 september 1936, van Belgische nationaliteit, samenwonende te 

3600 Genk, Zonhoverweg 9, hun huwelijksstelsel gewijzigd. 

De echtgenoten VANSCHOENBEEK-VANDEBOEL zijn gehuwd te 

Elen op 17 juli 1964 onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan 

huwelijkscontract. 

Zij wensen dit stelsel te wijzigen door inbreng van een eigen 

onroerend goed door de heer Vanschoenbeek Armand, zonder dat voor 

het overige het huwelijksvermogensstelsel wordt gewijzigd. 

Genk, 20 augustus 2013. 

Voor de echtgenoten VANSCHOENBEEK-VANDEBOEL : (get.) Ivo 

VRANCKEN, notaris te Genk. 

(29003) 

Ontledend uittreksel van een akte van wijziging aan het huwelijksstelsel 

gedaan door de echtgenoten STOLK, Sven, geboren te Deurne 

op negen januari negentienhonderd tweeënzeventig, en zijn echtgenote, 

mevrouw KEYSERS, Wendy, geboren te Schoten op 

zesentwintig juni negentienhonderd eenenzeventig, wonende te 

2960 Brecht, Goudvinklaan 37, gehuwd op negen oktober negentienhonderd 

drieënnegentig voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te 

Brecht. 

De wijziging van het huwelijksstelsel werd verleden voor notaris Luc 

Bracke, met standplaats te Brecht, deelgemeente Sint-Job-in-’t-Goor op 

zes augustus tweeduizend dertien en draagt als registratierelaas : 

Geregistreerd vier bladen, geen verzendingen, te Brasschaat, Registratie 

II, op 12/08/13, boek 192, blad 97, vak 20 Ontvangen : vijftig euro 

(50,00 EUR) De wn eerstaanwezend Inspecteur. (getekend) 

J. Rombouts. 

Voormelde echtgenoten Stolk-Keysers verklaren gehuwd te zijn 

onder het wettelijk stelsel. 

Zij hebben verklaard gehuwd te blijven onder het wettelijk stelsel. 

Een bijzondere regeling met betrekking tot de toebedeling van de 

gemeenschap te zijn overeengekomen. 

Voornoemde heer Stolk Sven heeft in het gemeenschappelijk 

vermogen een onroerend goed ingebracht. 

VOOR ONTLEDEND UITTREKSEL : (get.) Luc BRACKE, notaris. 

(29004) 

Bij akte verleden voor notaris Louis Dierckx, met standplaats te 

2300 Turnhout, op 20 augustus 2013, werd het huwelijksvermogensstelsel 

gewijzigd tussen de heer VAN LOOY, Renatus Ludovicus Maria, 

geboren te Vosselaar op 9 januari 1940, en zijn echtgenote, mevrouw 

BOENDERS, Elza Jakob, geboren te Rijkevorsel op 17 augustus 1936, 

samenwonend te 2340 Beerse, Sint-Corneliusstraat 45. 

Deze wijziging behelsde de uitbreng uit het gemeenschappelijk 

vermogen van een tot dit vermogen behorend onroerend goed gelegen 

te Beerse, teneinde het, in twee gelijke helften, in onverdeeldheid te 

laten toehoren aan de respectievelijke eigen vermogens van de echtgenoten, 

waarbij de ene onverdeelde helft toekomt aan het eigen 

vermogen van de heer Van Looy en de andere onverdeelde helft aan 

het eigen vermogen van mevrouw Boenders. 

(Get.) Louis Dierckx, notaris. 

(29005) 

Bij akte verleden op 8 augustus 2013, voor Mr. Albert Janssen, notaris 

te Tienen, hebben de heer KINNET, Georges Theodoor Elvire Elie, 

geboren te Mechelen op 22 februari 1956, en zijn echtgenote, mevrouw 

PEETERS, Marina Martine, geboren te Tienen op 4 januari 1959, beiden 

wonende te 3471 Kortenaken, Gelbergenstraat 23, van Belgische nationaliteit, 

hun huidig huwelijksvermogensstelsel gewijzigd door toevoeging 

van een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen en 

inbreng in voormeld toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen 

van de naakte eigendom van een eigen onroerend goed door mevrouw 

PEETERS, Marina, en de volle eigendom van roerende goederen door 

de heer KINNET, Georges, welke goederen hen ten persoonlijke titel 

toebehoorden en de opname van een beding van vooruitmaking op 

keuze voor wat betreft het toegevoegd intern gemeenschappelijk 

vermogen. 

Namens de verzoekers : (get.) Albert Janssen, notaris. 

(29006)


Uit een akte verleden voor Rembert VAN BAEL, notaris, met 

standplaats te Tongeren, op 13 augustus 2013, blijkt dat de heer 

BRIMIOUL, Arnould Joseph Albert Ghislain, leraar, geboren te Mal op 

31 maart 1954, en zijn echtgenote, mevrouw NOELMANS, Marie-Ange 

Jeanne, geboren te Tongeren op 29 oktober 1955, beiden van Belgische 

Nationaliteit, samenwonende te 3700-Tongeren, Momberstraat 6, bus 2. 

Gehuwd onder het stelsel der scheiding van goederen ingevolge een 

huwelijkscontract verleden voor notaris Albert Jadoul alsdan te 

Tongeren op 28 december 1976 en waaraan sedertdien geen wijzigingen 

werden gebracht. 

Gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hen verschaft bij 

artikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek, om hun voormeld huwelijkscontract 

te wijzigen. 

Krachtens voormelde wijzigende akte hebben de echtgenoten aan 

hun bestaand stelsel een intern gemeenschappelijk vermogen toegevoegd 

waarna de echtgenoten een tussen hen onverdeeld onroerend 

goed hebben in gebracht in het intern gemeenschappelijk vermogen 

samen met de bestaande hypothecaire lening alsook alle persoonlijke 

of onverdeelde roerende goederen. 

Verder hebben de echtgenoten betreffende de vereffening-verdeling 

van het toegevoegd intern vermogen een verblijvingsbeding met keuze 

toegevoegd. 

Voor beredeneerd uittreksel : (get.) Rembert Van Bael, notaris. 

(29007) 

Ingevolge akte wijziging huwelijksstelsel verleden voor notaris 

Bernard Indekeu, te Zoutleeuw, op 31/07/2013, hebben de heer 

VANDERMEULEN, François Valérien Hubert André, geboren te 

Budingen op 01/11/1926, en zijn echtgenote, mevrouw KONINGX, 

Maria Stephania, geboren te Ransberg op 01/01/1930, samen wonende 

te 3470 Kortenaken, Winkelveldstraat 2, eigen onroerende goederen 

ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen en een keuzebeding 

werd toegevoegd. 

Namens de verzoekers, (get.) Bernard Indekeu, notaris te Zoutleeuw. 

(29008) 

Bij akte verleden voor notaris Frederic Opsomer, te Kortrijk, de dato 

21 augustus 2013, hebben de echtgenoten Bostyn, Roland, Odiel — 

Claeys, Rita, wonende te 8501 Heule, Bozestraat 75, hun huwelijksstelsel 

aangepast door aanneming van het stelsel van scheiding van 

goederen. 

(Get.) Frederic Opsomer, notaris. 

(29009) 

Ingevolge akte wijziging huwelijksstelsel verleden voor notaris 

Bernard Indekeu, te Zoutleeuw, op 31/07/2013, hebben de heer 

VANDERMEULEN, François Valérien Hubert André, geboren te 

Budingen op 01/11/1926, en zijn echtgenote, mevrouw KONINGX, 

Maria Stephania, geboren te Ransberg op 01/01/1930, samen wonende 

te 3470 Kortenaken, Winkelveldstraat 2, eigen onroerende goederen 

ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen en een keuzebeding 

werd toegevoegd. 

Namens de verzoekers, (get.) Bernard Indekeu, notaris te Zoutleeuw. 

(29010) 

Bij akte van 13 augustus 2013 verleden voor geassocieerd notaris 

Wim Maes, te Koksijde (Oostduinkerke) hebben de heer PILLE, Stefaan 

Roger Cornelius Maria, geboren te Nieuwpoort op 15 september 1964, 

en zijn echtgenote, mevrouw MEIRPOEL, Rogina Nana Simonne, 

geboren te Veurne op 8 juni 1963, samenwonende te 81827 München 

(Duitsland), Usambara Strasse 3a, hun huwelijksvermogenstelsel gewijzigd 

met behoud van het stelsel, met inbreng door de heer Stefaan Pille, 

van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen. 

Oostduinkerke, 22 augustus 2013. 

(Get.) Wim Maes, geassocieerd notaris. 

(29011) 

Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel. 

Conseiller général/Adviseur-generaal : A. VAN DAMME

moniteur belge belgisch staatsblad - SST - Secrétariat Social

Erfolgreiche ePaper selbst erstellen

Template löschen?

Als Template speichern?