M - Acehbooks.org

'57
tegenstelling van de „bergsche" Ilmoe (Ilmoe Goenoengan),
Siva's, als „berggod" (s. HARTHOORN), zur Erlangung der
Widji langgeng (widji, „zaad"), in ewig junger Naturkraft
(einer „man-vrouwelijkheid").
Wie Buddha an den Grabstätten unten, büsst (hoher
Kasten) Siwa auf Höhe der Berge, nach (Bali's) Pandanda
Siwa, und beim Eisteigen des (Rendjani oder) Gunung
agoeng (auf Lombok) dürfen keine Titel in den Ansprachen
verwendet werden (weshalb auf Java das Ngoko an Stelle
des Kromo tritt).
Xeben den tiang wasis und tiang driah finden sich die
tiang adjar, (Tapas Übend, nach Arjuna's Vorbild auf
Hendrakilo) und dann die Santries, während der Ilmoe
santrian („de geloovige wetenschap, het Mohammedanisme")
die Ilmoe paseq gegenübersteht, (ohne persönlichen Gott,
atheistisch).
„Wie kent Allah? Wie maakte de naam Allah? Deze
mijne lippen hier, zijn Allah! En de hemel — wat is dat?
Er is geen hemel! De hemel is hier! de hel is hier!
Het eeuwige leven ook hier! de opstanding is hier!
Het is niet noodig, die te zoeken ! Nu goed — hier namaals
goed ! Nu kwaad — hier namaals kwaad ! Nu moeite — hier
namaals moeite! Nu blijdschap — hier namaals blijdschap!
Nu arm — hier namaals arm! Nu voorspoed — hiernamaals
voorspoed !", giebt POENSEN aus einem Gespräch („uit den
mond van Javanen opgeteekend") als die Antwort eines
Anhängers der Tijang pasek, gegen die Behauptung eines
„geloovig Mohammedaan" remonstrirend („dat Goesti Allah,
de Almachtige, alles geschapen heeft)".
„Neen ! er is geen berg, geen zee, geen rivier, geen water —
dat alles is hier binnen in mij", (in mijne voorstelling slechts),
hört man auf Java (betreffs der Ilmoe). ,,Die Welt ist meine
Vorstellung" (bei SCHOPRNHÀTJBB), worin in Maya's Nichtigkeit
des Wirklichen Dasein entschwindet (für BERKELEY'S Schule).
Die Verschiendenheit der Gestaltungen ist die der „Prajna"
(im Buddhismus).