Reader Nederlands - Hogeschool Rotterdam
Reader Nederlands - Hogeschool Rotterdam Reader Nederlands - Hogeschool Rotterdam
overtref jezelf Voorbereidingscursus Nederlands Studievoorbereiding
- Seite 3 und 4: Voorbereiding op het toelatingsexam
- Seite 5 und 6: Inhoudsopgave Les 1 ……………
- Seite 7 und 8: Les 1 Lesopbouw Kennismaken. Bespre
- Seite 9 und 10: Tekst 1 Een drinkend kind doet ‘g
- Seite 11 und 12: Het mes snijdt ook in de ziel Naar:
- Seite 13 und 14: wet, maar door de medische mores, d
- Seite 15 und 16: Tekst 4 Boerenzakdoekpochet Zomaar
- Seite 17 und 18: Tekst 5 Trouw December 3, 2008 woen
- Seite 19 und 20: Werken bij de overheid Geen auto va
- Seite 21 und 22: Om het aantal potentiële kandidate
- Seite 23 und 24: Het tekstthema Bij het opstellen va
- Seite 25 und 26: Soorten teksten Er bestaan drie soo
- Seite 27: » Geen armen en benen maar een har
- Seite 30 und 31: hoeveelheid mensen is zozeer het pr
- Seite 32 und 33: Woordleerstrategieën Inleiding Ken
- Seite 34 und 35: dis niet, het tegendeel, als negati
- Seite 36 und 37: Voorbeeldteksten: Inleiding en Besc
- Seite 38 und 39: Tekst 3 Oefentekst Nijmegen - stude
- Seite 40 und 41: Les 3 Lesopbouw - Bespreken huiswer
- Seite 42 und 43: abortus bij een ernstig gehandicapt
- Seite 44 und 45: Maar de mogelijkheden zijn hiermee
- Seite 46 und 47: Een nieuwe alinea begint met: a) Tw
- Seite 48 und 49: heeft de verandering van de maatsch
- Seite 50 und 51: Argumentatie Formulering en stijl E
overtref jezelf<br />
Voorbereidingscursus<br />
<strong>Nederlands</strong><br />
Studievoorbereiding
Voorbereiding op het toelatingsexamen <strong>Nederlands</strong> 21+ regeling<br />
Inleiding<br />
Je wilt een hbo-opleiding gaan volgen, maar je hebt ontdekt dat je niet zomaar kunt<br />
beginnen, omdat je met jouw diploma niet of niet volledig toelaatbaar bent. Het kan ook zijn<br />
dat je wel het goede diploma hebt, maar dat het verstandig is om vóór de aanvang van je<br />
opleiding het <strong>Nederlands</strong> bij te spijkeren of op te frissen.<br />
Deze module biedt ondersteuning bij je voorbereiding op het toelatingsexamen.<br />
Wat kun je verwachten van de voorbereidingscursus <strong>Nederlands</strong>?<br />
De studenten bereiden zich voor op het toelatingsexamen <strong>Nederlands</strong> in 6 lessen. Een les<br />
duurt 2 uur. De lessen zijn bedoeld om je kennis op te frissen en eventuele tekorten weg te<br />
werken.<br />
Tijdens de lessen wordt aandacht besteed aan de onderdelen lezen en schrijven.<br />
Van de studenten wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen<br />
leerproces. De docent van de cursus zal daarbij voor een goede begeleiding zorg dragen.<br />
De doelen voor het vak <strong>Nederlands</strong><br />
Lezen<br />
De kandidaat kan:<br />
- vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort;<br />
- de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven;<br />
- relaties tussen delen van een tekst aangeven;<br />
- conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de<br />
auteur;<br />
- standpunten en argumenten herkennen en onderscheiden;<br />
- de kandidaat kan een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op<br />
aanvaardbaarheid<br />
beoordelen;<br />
- de kandidaat kan teksten en tekstgedeelten beknopt samenvatten.<br />
Schrijven<br />
- De kandidaat kan op basis van verstrekte informatie relevante inhoudselementen<br />
ontwikkelen, kiezen en ordenen om deze in een betoog aan de hand van een<br />
duidelijk standpunt te onderbouwen met steekhoudende argumentatie.<br />
- De kandidaat kan het betoog in de vorm van een artikel of een ingezonden stuk<br />
schrijven.<br />
- De kandidaat past zijn tekst aan publiek en doel aan.<br />
Doelen zijn: informatief, persuasief, divertief en directief.<br />
Publiek: naast docent en medestudent ook een buitenschools publiek,<br />
lezersgroepen, wijkbewoners enz.<br />
- De kandidaat schrijft zijn tekst met een op zijn publiek afgestemde stijl, met een<br />
correct gebruik van de regels van spelling, interpunctie en zinsbouw. Bij spelling<br />
speelt het onderscheid tussen “groene” en “witte” spelling geen rol,<br />
werkwoordspelling echter wel. De kandidaat mag tijdens het schrijven geen<br />
woordenboek gebruiken.<br />
1
- De kandidaat kan ten behoeve van een gedocumenteerd betoog:<br />
- relevante informatie verzamelen en verwerken;<br />
- deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek, tekstsoort en<br />
conventies voor geschreven taal;<br />
- concepten van de tekst reviseren op basis van geleverd commentaar.<br />
<strong>Reader</strong><br />
In deze reader vind je materiaal dat gebruikt wordt voor de voorbereidingscursus. De cursus<br />
is zo opgebouwd dat alle onderdelen van lezen en schrijven aan de orde komen die je nodig<br />
hebt om een bevredigend eindresultaat te boeken.<br />
In de reader zie je ook dat tijdens de cursus aandacht gegeven wordt aan het bijhouden van<br />
een portfolio voor het onderdeel schrijven. Hiermee kun je goed zicht blijven houden op de<br />
vorderingen die je gedurende de cursus maakt.<br />
De reader is verdeeld in 6 lessen. Op de eerste pagina van elke les staat het lesprogramma<br />
beschreven. Daarachter zit materiaal dat je voor de desbetreffende les nodig hebt en thuis<br />
kunt bestuderen. Aanvullend materiaal wordt in de lessen uitgedeeld.<br />
Tijdens de lessen zal steeds een stukje theorie behandeld worden. In elke les zitten echter<br />
ook een of meer oefeningen die individueel of in groepjes uitgevoerd gaan worden.<br />
Bovendien wordt elke les een huiswerkopdracht gegeven die de volgende les besproken zal<br />
worden.<br />
Van de student wordt verwacht dat hij gemotiveerd is om zijn eigen leerproces ter hand te<br />
nemen en zo voldoende profijt uit de voorbereidingscursus zal halen.<br />
2
Inhoudsopgave<br />
Les 1 ……………………………………………………… blz. 5<br />
Les 2 ……………………………………………………… blz. 29<br />
Les 3 ……………………………………………………… blz. 38<br />
Les 4 ……………………………………………………… blz. 52<br />
Les 5 ……………………………………………………… blz. 65<br />
Les 6 ……………………………………………………… blz. 79<br />
Bijlagen blz. 84<br />
Literatuurlijst ……………………………………………... blz. 107<br />
3
Planning schrijfvaardigheid<br />
Bijeenkomst 1<br />
Week<br />
Bijeenkomst 2<br />
Week<br />
Bijeenkomst 3<br />
Week<br />
Bijeenkomst 4<br />
Week<br />
Bijeenkomst 5<br />
Week<br />
Bijeenkomst 6<br />
Week<br />
Onderwerp kiezen<br />
Bouwplan maken<br />
Thema<br />
Hoofdvragen<br />
Kernantwoorden<br />
Indelingsprincipe<br />
Literatuuronderzoek<br />
Inleiding en<br />
beschrijving maken<br />
voor week 3<br />
Kernantwoorden:<br />
argumenten voor/tegen<br />
zoeken<br />
Feedback op I en B<br />
Kern schrijven voor<br />
week 4<br />
Argumentatie ordenen<br />
in schema<br />
Schrijven conclusie<br />
voor B5<br />
Revisie van tekst<br />
(interpunctie, spelling<br />
en grammatica)<br />
Afronding tekst<br />
Titel<br />
Bronvermelding<br />
Gezondheid/politiek/sport/onderwijs<br />
…………………………………….<br />
1………………………………….<br />
2………………………………….<br />
3………………………………….<br />
4………………………………….<br />
Ad 1 .…………………………….<br />
Ad 2 .…………………………….<br />
Ad 3 .…………………………….<br />
Ad 4 .…………………………….<br />
IBAAC<br />
Herschrijven I en B voor bijeenkomst 4<br />
Herschrijven kern voor B5<br />
Revisie tekst voor B6<br />
4
Les 1<br />
Lesopbouw<br />
Kennismaken.<br />
Bespreken opbouw van de lessen.<br />
Uitleg over het gebruik van N@tschool.<br />
Leesstrategieën, wat zijn dat?<br />
Doel/publieksanalyse.<br />
Soorten teksten.<br />
Bouwplan.<br />
Huiswerkopdracht<br />
Inleiding en beschrijving bestuderen.<br />
Bouwplan maken.<br />
5
Leesstrategieën<br />
Oriënterend lezen Globaal lezen Intensief lezen Kritisch lezen<br />
Eerste indruk<br />
van een tekst<br />
onderwerp/<br />
hoofdgedachte/<br />
Publiek bepalen<br />
Let op:<br />
bij een tekst<br />
Titel<br />
Tussenkopjes<br />
Illustraties<br />
Inleiding<br />
Slot<br />
Cursieve of vette<br />
tekst<br />
Schrijver<br />
Bron<br />
Let op:<br />
bij een boek<br />
Inhoudsopgave<br />
Register<br />
Flaptekst<br />
Schrijvers<br />
Hoofdzaken uit de<br />
tekst halen<br />
Kernzinnen<br />
Eerste of laatste<br />
zin van een alinea<br />
Signaalwoorden<br />
Een tekst helemaal<br />
lezen<br />
Betekenis van<br />
woorden<br />
Verwijswoorden<br />
Verbanden<br />
Opbouw<br />
Tekstdoel<br />
Een tekst<br />
beoordelen<br />
Is de informatie<br />
volledig/juist<br />
Zijn de argumenten<br />
overtuigend<br />
6
Tekst 1<br />
Een drinkend kind doet ‘gezellig’ mee.<br />
Het feest was in een oud schoolgebouw. De jongen van wie mijn vriendinnetje en ik wel<br />
eens hasj kochten, had ons uitgenodigd. Ik had mijn mooiste Indiase jurk aangetrokken.<br />
Glimlachende mensen, veel ouder dan ik -wel 20- zaten in kleermakerszit rondom<br />
kringelende wierook. De waterpijp ging plechtig rond, en talloze joints. Een feeëriek meisje<br />
deelde zelfgebakken cakejes uit. Er werd loom gezoend en geaaid. Iedereen hield van<br />
elkaar. Als er een nirwane bestond, dan moest het hierop lijken.<br />
Later op de avond was ik weg. Ik werd pas gevonden tegen de ochtend, toen de stapel<br />
Afghaanse jassen in een hoek van het lokaal slonk. Halverwege die berg lag ik, verzeild in<br />
een nooit eerder betreden dromenland. Er werd paniekerig aan me geschud. Ik opende mijn<br />
ogen en daar stond mijn vader, kaarsrecht in zijn keurige winterjas -toch een<br />
vertrouwenwekkende gestalte in dit rookhol. ‘Kom’, zei hij toonloos, ‘we gaan.’In de auto<br />
sliep ik alweer, en drie dagen later nog steeds.<br />
In de jaren erna nam ik alleen voor de vorm een trekje als de joint rondging. Want geblowd<br />
werd er, begin jaren zeventig, op schoolfeesten, op het schoolplein en in de fietsenstalling<br />
van ons door paters geleide lyceum. De interessante jongens bij wie wij onze brokjes rode<br />
libanon betrokken, waren een paar jaar later de koningen van de Amsterdamse handel.<br />
Heroïne bleek nog lucratiever. Tien jaar later waren ze dood. Toen blowde ik allang niet<br />
meer. Ik dronk gewoon.<br />
Mijn kinderen, 21 en bijna 18, blowen niet. Niet uit angst voor hun gezondheid, maar omdat<br />
ze het iets voor losers vinden. Gezien mijn eigen ervaring met comablowen ben ik daar blij<br />
om. Betrekkelijk blij. Want drinken, dat doen ze natuurlijk wel, vanaf hun 15 de , 16 de al. ‘Ach<br />
mam, alleen in het weekend!’<br />
Sinds het Trimbos Instituut dat onderzocht heeft, weet ik dat ze veel meer drinken dan hun<br />
onvolgroeide hersenen aankunnen. Denken ouders als ik nog schaapachtig dat het bij vijf,<br />
zes biertjes per avond houden, in werkelijkheid drinken ze het dubbele.<br />
Blowen of zuipen, het liefst wil je als hypocriete ex-blower en ‘sociale’ drinker dat je schatjes<br />
geen van beide doen.<br />
Maar wat je een puber verbiedt, doet-ie zeker. Soms denk ik: liever blowen. Want anders<br />
dan ik vroeger, zou mijn zoon tot zijn 18 de bij coffeeshops worden weggestuurd, terwijl hij in<br />
de supermarkt vanaf zijn 16 de torens sixpacks mocht inslaan. Verkeerde ik op mijn 16 de<br />
ongeweten op de rand van de harddrugscene, het gereguleerde gedoogbeleid heeft in elk<br />
geval de har- en softdrugcircuits gescheiden.<br />
Blowen is ongezond en ze worden er lamlendig en glazig van. Maar matig blowen leidt niet<br />
tot blijvend hersenletsel. Alcohol wel. Eén alcoholvergiftiging op je 14 de , opgelopen bij het<br />
gezellige indrinken voor een schoolfeest, kan een hersenbeschadiging veroorzaken die je<br />
leven voorgoed verwoest - voor altijd een zombie. 80 procent van de <strong>Nederlands</strong>e jongeren<br />
drinkt wel eens, en een vijfde van de jongens slaat op een uitgaansavond 21 biertjes naar<br />
binnen. Slechts 8 procent van de 12- tot 19-jarigen blowt en hun aantal is licht dalend.<br />
Toch is voor onze christelijke politici niet drank maar wiet de grootste gruwel. Vandaar dat<br />
idiote symboolbeleid om coffeeshops binnen 250 meter van scholen te verbieden.<br />
Burgemeesters Job Cohen en Gerd Leers, en schooldirecties in de binnensteden, hebben<br />
groot gelijk dat dit niets uithaalt - dan loop je toch 10 meter verder? Sluiting van coffeeshops<br />
zal helemaal desastreus uitpakken. Dan verschijnen er binnen no time ronkende scootertjes<br />
7
voor de scholen; wiet zal gul verstrekt worden aan brugklassers en niemand heeft zicht op<br />
de kwaliteit ervan.<br />
Voor bewindslieden van het CDA en de ChristenUnie is een probleemjongere iemand met<br />
een afgezakte broek, een petje en een piercing, lurkend aan een joint. In werkelijkheid zijn<br />
het frisse jongens en meisjes die elk weekend ‘los’ gaan en zich in de sportkantine<br />
spotgoedkoop volgieten, die de grootste maatschappelijke schade aanrichten. Bij veel vecht-<br />
en steekpartijen, verkrachtingen, bedreigingen, vernielingen en verkeersongelukken is drank<br />
in het spel, geen wiet. Een 16-jarige jongen met twintig bier in zijn kinderlijf is een<br />
levensgevaarlijke bom van testosteron en alcohol. Politieagenten zijn doodsbenauwd voor<br />
deze jongens. Als er één paddogebruiker verongelukt, veert iedereen geschrokken op. Maar<br />
wachtkamers op de eerste hulp, steeds voller met piepjonge zuiplappen, verontrusten bijna<br />
niemand.<br />
Is het de macht van de legale bierlobby, onze nationale goudgele trots? Misschien.<br />
Belangrijker is denk ik dat vrijwel elke volwassene drinkt: politici, leraren, ouders. Een<br />
drinkend kind is gewoon een van ons, hij doet gezellig mee. Net als opa. Het drankgebruik<br />
van 65-plussers is even groot als dat van jongeren.<br />
Legaliseer die softdrugs toch, zodat het feest van de aanleverende penoze voorbij is, en<br />
controleer scherp of ze niet verkocht worden aan jonge klanten. Maar verhoog dan ook de<br />
leeftijdgrens voor alcohol naar 18 jaar, in cafés en in winkels. Stop het grote kinderzuipen.<br />
Aleid Truijens<br />
Stofwolken en krijtstrepen.<br />
Volkskrant, 25 november 2008<br />
8
Het mes snijdt ook in de ziel<br />
Naar: Simone de Schipper in de Volkskrant van 17 september 2005<br />
Psychologen pleiten voor meer geestelijke begeleiding bij plastische chirurgie, want als de<br />
haakneus of de centenbak weggewerkt is, blijken de psychische problemen vaak niet<br />
verdwenen. Chirurgen moeten beter opletten.<br />
In dure winkelstraten zijn het de strakke lijfjes en gladde gezichten die Eelco Hakman ziet,<br />
maar in zijn werk toont zich de achterkant van de schoonheid. Als psychotherapeut - onder<br />
andere in het kaakchirurgisch team van het VU Medisch Centrum in Amsterdam - spreekt hij<br />
vooral mensen die een gezichtscorrectie willen ondergaan of achter de rug hebben.<br />
Dat er achter 'moeite met kauwen' of 'deze rimpels horen niet bij mij' altijd meer schuilgaat,<br />
is hem intussen duidelijk. En dat je nooit in een gezicht kunt snijden zonder in te grijpen in<br />
de psyche van de patiënt, is zijn centrale stelling.<br />
Ook in de Verenigde Staten rijst het besef dat lichaam en geest samenhangen, ook in de<br />
cosmetische explosie die nu al een tussenstand van 12 miljoen ingrepen per jaar bereikt,<br />
terwijl televisieprogramma's als Extreme Makeover ongelukkige huisvrouwen omtoveren tot<br />
schoonheidskoninginnen.<br />
Een recente analyse van 37 studies toont aan dat veel mensen na hun operatie tevreden zijn<br />
met hun nieuwe neus, borsten of kaak. Maar of ze er gelukkiger door worden, daarover<br />
lopen de resultaten uiteen. Prangend is de conclusie dat mensen die te hoge verwachtingen<br />
koesteren, of die het eigenlijk voor anderen doen, of die een psychiatrische stoornis hebben,<br />
er na de ingreep slechter aan toe zijn.<br />
Amerikaanse psychologen en plastisch chirurgen publiceren deze maand het boek<br />
“Psychological Aspects of Reconstructive and Cosmetic Plastic Surgery”, over de<br />
psychologische aspecten van plastische chirurgie (uitgeverij Lippincott Williams & Wilkins).<br />
Daarin hebben ze vragenlijsten opgenomen waarmee collega's kunnen onderzoeken of een<br />
patiënt psychosociaal gezien wel baat heeft bij de operatie, of dat ernaast, of zelfs in plaats<br />
daarvan, doorverwijzing naar een psycholoog of psychiater moet worden aangeraden.<br />
Niet dat het inzicht nieuw is. Twaalf jaar geleden al promoveerde Hakman op de<br />
psychologische aspecten van gezichtscorrecties, en kwam onder andere tot de conclusie dat<br />
van de patiënten bij wie de operatie uiterlijk gezien geslaagd is, een kwart binnen vier jaar<br />
toch psychotherapie nodig had. Vorig jaar promoveerde in Maastricht psychiater Joost<br />
Campo op de relatie tussen dramatische verandering in het uiterlijk en psychose.<br />
Campo: 'Psychiatrische problemen zijn sterk oververtegenwoordigd onder mensen die<br />
vragen om een cosmetische operatie. Psychoses komen tien keer meer voor. Ook is de<br />
wens vaak ingegeven door een gestoord lichaamsbeeld.' Dat zijn de mensen die de hele<br />
dag naar hun 'afzichtelijke' neus kijken, hoewel een buitenstaander er niets geks aan kan<br />
ontdekken.<br />
'Er moet objectief gescreend worden om deze mensen eruit te halen.' Maar vooral bij privéklinieken<br />
is zo'n voorzorg, die tijd, geld en klanten kost, nagenoeg afwezig. Campo: 'Als er al<br />
een psycholoog bij betrokken is, werkt die mee aan de suggestie, aan het blij laten zijn van<br />
mensen.’<br />
Die discussie over screening laait af en toe op, maar ze vertaalt zich nooit in wetgeving. Het<br />
wordt overgelaten aan de vrije markt. Men gaat ervan uit dat iedereen zijn wil kan bepalen,<br />
en dat die wens in principe vervuld moet kunnen worden. Maar die redenatie gaat voorbij<br />
aan de mensen met een stoornis in hun waarneming, denken en stemming.<br />
'Juist kwetsbare en beïnvloedbare mensen gaan met de cosmetisch chirurgische gekte aan<br />
de haal en zij moeten tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Zij worden<br />
beschadigd als ze ten onrechte worden geopereerd, en ook als ze niet worden<br />
doorverwezen voor een behandeling die ze wel nodig hebben, een psychiatrische', zegt<br />
Campo.<br />
9
Hakman benadrukt dat ook bij mensen zonder psychiatrische aandoening de röntgenfoto<br />
vergezeld moet gaan van een 'emotionele röntgenfoto'. Deze week verleende de medische<br />
universiteit van Salzburg hem een gasthoogleraarschap om het screeningsmodel te doceren<br />
dat aan de VU gebruikt wordt. 'Het gaat erom dat de persoon erop vooruit gaat. En je kunt<br />
geen prognose schetsen zonder de diagnose te stellen, geen diagnose zonder anamnese .'<br />
Ofwel: geen vooruitzicht zonder te weten wat er aan de hand is, en daarvoor moet je de<br />
lichamelijke, geestelijke en sociale voorgeschiedenis kennen. 'Dat een arts zonder noodzaak<br />
het uiterlijk verfraait, is prima, maar hij moet wel deze geneeskundige spelregels in acht<br />
nemen. Als hij alleen naar de koplampen wil kijken, kan hij beter rijwielhersteller worden.'<br />
Natuurlijk, chirurgenhanden jeuken bij een haakneus, centenbak en pokdaligheid. Maar in<br />
zijn cursussen aan kaakchirurgen - die ingrijpende gezichtsveranderingen voor hun rekening<br />
nemen - houdt hij hun voor dat een classificatie van de klacht niet hetzelfde is als een<br />
diagnose stellen. En hoe dóórvragen naar de omstandigheden en voorgeschiedenis, de<br />
motivatie voor een operatie en de gevolgen ervan kan blootleggen.<br />
'Als iemand vertelt dat hij puur komt vanwege kauwproblemen, maar zijn mond wel altijd<br />
camoufleert met een hand of lang haar, dan is de kans groot dat hij ook compenseert',<br />
vertelt Hakman. 'Mensen die camoufleren en compenseren, hebben acht keer vaker een<br />
hulpverlenend beroep. Want kijk: hij heeft dan wel een centenbak, maar zie eens wat een<br />
goede jongen, hij werkt met meervoudig gehandicapte kinderen. Ook in relaties<br />
compenseren ze vaak door aardiger te zijn dan ze zich eigenlijk voelen. 'Wordt die kaak<br />
gecorrigeerd, dan valt die drijfveer achter het werk en de relatie weg. In die groep zie je dan<br />
ook dat binnen één, anderhalf jaar na de operatie, een relatiecrisis acht keer vaker voorkomt<br />
dan gemiddeld, en dat mensen acht keer vaker hun baan verliezen of van baan veranderen.<br />
Als je deze mensen niet eerst bewust maakt van hun compensatie, en die zo mogelijk eruit<br />
haalt, ligt de depressie voor het oprapen.'<br />
Of neem de patiënten met een gebrek dat niet te ontkennen of te camoufleren valt.<br />
Prachtige televisie levert dat op: het gezicht mooi, de patiënt dolgelukkig, want hij wordt<br />
eindelijk niet meer uitgescholden maar serieus genomen. Hakman: 'Maar daarna volgt de<br />
woede, want pas nu de toewijzing komt, voelen ze hoezeer ze altijd zijn afgewezen. En er is<br />
wantrouwen nu mensen ineens interesse tonen; het zal die mensen immers alleen om het<br />
gezicht gaan.'<br />
Daarna volgt ook verwarring door afwijzingen die nog wél volgen. 'Het gebrek was de<br />
kapstok om alle afwijzingen aan op te hangen, maar die kapstok zijn ze ineens kwijt.<br />
Afwijzingen hebben nu misschien wel met hun persoon te maken.' Tel daarbij de verlate<br />
puberteit als mensen nooit zijn aangeraakt en nu ineens relaties krijgen, en het mag duidelijk<br />
zijn dat bij een nieuw gezicht een ingrijpende ontwikkeling hoort waar mensen op voorbereid<br />
moeten worden. Met eenvoudige vragen kan een behandelaar ook de patiënten eruit pikken<br />
die niet geholpen zijn met een ingreep. 'Als iemand al meerdere ingrepen achter de rug<br />
heeft, kun je na deze operatie wachten op een symptoomverschuiving. De persoon zal<br />
opnieuw een 'lelijkste' punt ontdekken.' Snijden heeft dan weinig zin. Wel voor de financiën<br />
van een particuliere kliniek, maar niet voor de patiënt.<br />
De particuliere klinieken zijn vorig jaar door de Inspectie voor de Gezondheidszorg kritisch<br />
tegen het licht gehouden. De woorden psyche, psycholoog of psychiater vallen in het rapport<br />
echter niet één keer. 'Dat is nog geen prioriteit', zegt woordvoerster Lilian Jansen van de<br />
Inspectie. 'We zijn al blij als de klinieken voldoen aan de basale randvoorwaarden. Er zijn<br />
nog tekortkomingen in sterilisatie van gereedschap om infecties te voorkomen en in de<br />
deskundigheid van de behandelaars en verplegers, en niet alle klinieken hebben een<br />
onafhankelijke klachtencommissie. Het gaat nog niet eens over de kwaliteit van de<br />
behandelingen zelf, laat staan over de psychische screening en begeleiding.'<br />
Bovendien, zegt Jansen, kan de inspectie geen normen opleggen. Die moeten uit het veld<br />
zelf komen. En daar wringt de schoen. Medische zorg wordt vanouds niet geregeld door de<br />
10
wet, maar door de medische mores, de beroepsethiek en de eed van Hippocrates die artsen<br />
afleggen - de belofte om te handelen in het belang van de patiënt. De meeste behandelaars<br />
zijn weliswaar arts, maar ze zijn losgezongen uit hun medische inbedding. Campo: 'In de<br />
wereld van het grote geld verdampt de eed van Hippocrates.'<br />
11
Oriëntatie op doel en publiek<br />
Voordat je een betoog gaat schrijven, is het raadzaam je eerst te oriënteren op de volgende<br />
zaken.<br />
Het publiek:<br />
- Lezen één of meerdere personen jouw tekst?<br />
- Is het een homogene of een heterogene groep?<br />
- Welke voorkennis heeft de lezer?<br />
- Wat is de houding ten opzichte van de schrijver?<br />
- Wat is de houding ten opzichte van het onderwerp?<br />
- Wat is de houding ten opzichte van het medium?<br />
- Wat zijn de motieven om de tekst te lezen?<br />
De gewenste indruk:<br />
- Wil je grappig, serieus of integer overkomen?<br />
Het doel:<br />
Het onderwerp:<br />
De structuur:<br />
De stijl:<br />
- Overtuigen, maar van wat?<br />
- Nevendoelen zijn: informeren, amuseren, instrueren<br />
en commentaar geven<br />
- Wat is de hoofdvraag? Wat moet het publiek te<br />
weten komen?<br />
- IBAAC: Inleiding, Beschrijving, Argumenten<br />
voor, Argumenten tegen, Conclusie<br />
- eenvoudig of moeilijk taalgebruik?<br />
- formeel of informeel?<br />
- neutraal of gekleurd?<br />
12
Tekst 4<br />
Boerenzakdoekpochet<br />
Zomaar bij mij om de hoek. Een man. Een aardige man bij de tramhalte. Een man van<br />
rond de zestig die lang naar me kijkt. Heel lang. Hij vraagt waarom ik een<br />
donkerblauwe winterjas met knalrode knopen draag. Of ik dat doe om op te vallen. Ik<br />
leg hem uit dat ik het leuk vind om confectie op te fleuren. Een donkerblauwe jas met<br />
donkerblauwe knopen is saai en wordt al door miljoenen mensen gedragen. Een<br />
brandweerrode jas met blauwe knopen vind ik te veel voor mijn leeftijd en daarom heb<br />
ik gekozen voor deze rode knopen. Ik leg hem uit dat ik ook een grijze jas met gele<br />
knopen heb.<br />
Maar, herhaalt hij, doe ik het nou om op te vallen? Ik vertel hem dat ik het niet doe om op te<br />
vallen, maar dat ik me wel realiseer dat de knopen opvallen. Het is meer een kwestie van<br />
vrolijkheid scheppen in het grijze straatbeeld.<br />
Hij snapt me en hij legt me uit dat artiesten dat mogen. U heeft toch ook een tijd een wat te<br />
grote zwarte hoed gedragen? Klopt. Hij weet dat omdat hij hier in de buurt heeft gewerkt.<br />
Dan vertelt hij over het grijze kantoor en zijn boerenzakdoekpochet. Hij steekt prachtig van<br />
wal.<br />
Hij werkte bij een bank waar alle mannen er hetzelfde uitzagen. Nergens stond dat ze een<br />
grijs pak moesten dragen, maar ze droegen allemaal een grijs pak. Antraciet. Op een ochtend<br />
deed hij een boerenzakdoek in zijn borstzak. Een groene. De dames op de afdeling vonden<br />
het vrolijk, en zeiden er iets aardigs over. De mannen niet. Waarom niet? Geen idee. Mannen<br />
houden niet van complimentjes. Soms mompelde iemand: Jarig? Of: Dronken gisteren? Daar<br />
bleef het bij.<br />
Hij bleef het ding dragen en tot zover was er niets aan de hand. Totdat hij op een middag<br />
apart werd genomen door zijn chef, die zei dat het hem niks kon schelen, maar dat er mensen<br />
waren die zich ergerden aan die boerenzakdoek. Vooral als ze met grote klanten<br />
vergaderden. Hij kon niks verbieden en het werd dan ook geen dienstbevel, maar het was wel<br />
een dringend verzoek.<br />
De man antwoordde dat hij het veel erger vond dat het baliepersoneel tegenwoordig op de<br />
kraag van het overhemd de geborduurde naam van de bank droeg. Dat was toch veel<br />
treuriger en vernederender dan een vrolijk pochetje. De chef vond het pochetje niet zo vrolijk,<br />
en vroeg waarom het ding niet wat kleiner kon. Bescheidener. Nu hing er een halve theedoek<br />
uit zijn colbert. De man legde nogmaals uit dat het een kwestie van uitbundigheid was.<br />
De pochet werd een principekwestie en belemmerde overduidelijk maar onbewijsbaar zijn<br />
carrière. De man mocht bijna nooit meer mee naar vergaderingen buitenshuis, deelde nog wel<br />
mee in de nieuwe salarisronden, maar kreeg er geen verantwoordelijkheden meer bij.<br />
Integendeel. Steeds meer taken gingen naar een ander. Hij voelde hoe de pochet, die elke<br />
dag een andere kleur boerenzakdoek was, hem in de weg zat. Het was een kwestie van<br />
gevoel. Hij kon het absoluut niet hard maken. Er was geen rapport te vinden waarin officieel<br />
stond dat hij door zijn uitbundige lapje op een zijspoor was gerangeerd. Maar hij wist dat het<br />
meespeelde.<br />
Wel had hij een keer overduidelijk uitgelegd dat je binnen de bank heel hoog kwam als je heel<br />
onopvallend en muisgrijs de juiste directiehiel op het juiste moment warm en zacht likte.<br />
Terwijl hij dat zei, had hij een paar Gooise doorzongluiperds lang en doordringend<br />
aangekeken. Toen hij merkte dat ze klaar met hem waren, werd er een regeling getroffen en<br />
mocht hij met behoud van salaris vertrekken. En nu was hij al een paar jaar vrij. Pochetloos.<br />
Dat ding had hij niet meer nodig.<br />
13
Op het Centraal Station vroeg hij of hij mee mocht naar Middelburg. Ik vond het goed.<br />
Onderweg vertelde hij hard lachend dat hij gescheiden was. Hoe? Via zijn groene schoenen.<br />
Die droeg hij elk weekend tot zijn vrouw vroeg of hij alsjeblieft………<br />
Zijn tweede vrouw heeft hij ook de deur gewezen. Een lila deur met roze ballen.<br />
Uit: Iedereen is eigenaar van iets, Youp van ’t Hek, 2007.<br />
14
Tekst 5<br />
Trouw<br />
December 3, 2008<br />
woensdag<br />
'Je kunt niet aan de kant staan';<br />
Indiase auteur Indira Goswami krijgt vandaag Prins Claus Prijs<br />
SAMENVATTING:<br />
De Indiase auteur Indira Goswami ontvangt vanmiddag in Amsterdam de Prins Claus<br />
Prijs voor haar baanbrekende literaire werk in het Assamees, haar moedertaal.<br />
VOLLEDIGE TEKST:<br />
Het doet de Indiase auteur zichtbaar plezier dat zowel de journalist als de fotograaf<br />
vrouw is, net als haar begeleider van het Prins Claus Fonds. "Wow, it's a women only<br />
crew! I like that!" Goswami (66) is klein van stuk en betrekkelijk zwak van gezondheid.<br />
Vorig jaar kreeg ze een lichte beroerte. Deze reis naar Amsterdam valt haar dan ook<br />
zichtbaar zwaar. Haar verbale kracht is des te groter.<br />
Vandaag krijgt ze in Amsterdam uit handen van prins Friso de Prins Claus Prijs,<br />
bestemd voor kunstenaars en denkers met een bijzondere rol op maatschappelijk<br />
gebied. Aan de prijs is een bedrag van 100.000 euro verbonden.<br />
Weinigen in Nederland zullen Assam kennen, laat staan de Assamese literatuur. Het<br />
wordt tijd dat dat verandert. Indira Goswami schreef romans, verhalen, essays en poëzie<br />
en won daarmee grote Indiase literaire prijzen. Volgens de jury van de Prins Claus Prijs<br />
is Goswami een 'moedige publieke persoonlijkheid, die opkomt voor<br />
minderheidsgroepen'. Bovendien 'getuigt zij in haar werk van een scherpe blik die het<br />
leven en de ervaringen van gewone mensen in Noordoost-India weergeeft, en daarin<br />
ook politieke, culturele en religieuze kwesties blootlegt'.<br />
Maar ook in India zijn relatief weinig Assamees-taligen: voor ruim 13 miljoen mensen is<br />
het de moedertaal, iets meer dan 1 procent van de bevolking. Goswami vertaalt veel -<br />
zowel eigen als andermans werk - om haar eigen volk met anderstalige literatuur in<br />
aanraking te brengen, en de rest van de wereld met de Assamese literatuur. "Het zou<br />
natuurlijk geweldig zijn als mijn werk ook in het <strong>Nederlands</strong> vertaald werd", lacht ze. "Als<br />
je nog een uitgever weet?"<br />
Assam is een complex gebied in het verre noordoosten van India. De economische<br />
vooruitgang die India de laatste jaren voortstuwt, is er vooralsnog niet erg zichtbaar.<br />
Volgens Goswami is de interne strijd daar debet aan. "Er zijn verscheidene<br />
rebellenbewegingen die onafhankelijkheid willen. Daar is veel bloed bij vergoten. Dat<br />
maakt dat talentvolle jonge mensen weggaan, om hun positie elders te verbeteren."<br />
Goswami komt in haar werk op voor politieke, culturele en etnische minderheden. Ze<br />
strijdt voor de rechten van vrouwen en bekritiseert het kastenstelsel.<br />
Maar ze noemt zich liever geen activist of feminist. "Ik houd niet van politiek", zegt ze.<br />
"Al ben ik er regelmatig voor benaderd. Maar je kunt niet aan de kant blijven staan als er<br />
bloed vergoten wordt."<br />
15
Goswami heeft grote invloed als opiniemaker en onderhandelaar. De afgelopen jaren<br />
trad ze op als bemiddelaar tussen de Assamese rebellen en de Indiase overheid. "De<br />
mensen vertrouwen mij meer dan politici. Omdat ik hun taal spreek en een van hen<br />
ben."<br />
Ze reisde veel, maar keerde altijd terug naar haar geboortegrond, waar ze nu weer<br />
permanent woont. Schrijven doet ze nog volop. "Ik werk nu aan een boek over de eerste<br />
vrouwelijke belastinginspecteur in Brits-India, rond 1850. Een historische roman, over<br />
een heel interessante persoon."<br />
NOTES: Literaire duizendpoot Indira Goswami; Geboren in 1942 in Guwahati, Assam<br />
(Noordoost-India).; Schrijft op twintigjarige leeftijd eerste verhalenbundel in het<br />
Assamees.; Studeert en promoveert in de Assamese taal en literatuur.; Doceert<br />
moderne Indiase talen aan de Universiteit van Delhi en onderzoekt het invloedrijke<br />
klassiek-Indiase epos Ramayana.; Schrijft in 1988 haar 'Unfinished Autobiography'.<br />
Later wordt ook een film over haar leven gemaakt.; Schrijft in 1994 'Pages Stained with<br />
Blood', over de anti-Sikhrellen na de moord op premier Indira Gandhi in 1984.; Schrijft in<br />
1996 het deels autobiografische 'The Moth Eaten Howdah of a Tusker' over de benarde<br />
sociaal-economische positie van Assamese weduwen.; Ontvangt in 2001 de<br />
prestigieuze Jnanpith Prijs voor haar literaire werk.; Is vredesonderhandelaar in conflict<br />
met rebellerende Assamese onafhankelijkheidsbewegingen.; Ontvangt Prins Claus Prijs<br />
2008.<br />
16
Werken bij de overheid<br />
Geen auto van de zaak, geen forse salariseisen. Als hbo’er heb je het maar zwaar bij de<br />
overheid. Of toch niet? Profielen sprak vier ambtenaren over de voor- en nadelen van<br />
werken bij de overheid.<br />
Geen negen-tot-vijf-baan<br />
‘Ik dacht: Nu word ik ambtenaar.’ Aan het woord is Jaap Peters, vorig jaar afgestudeerd bij<br />
Gemeentewerken <strong>Rotterdam</strong> (GW). De oud-student HR civiele techniek had vooraf geen<br />
spannend beeld van zijn huidige werkgever. ‘Gemeentewerken is niet echt bekend en heeft<br />
bijvoorbeeld niet zo’n mooie site als aannemer Ballast Nedam. Ook wist ik niet dat GW een<br />
eigen ingenieursbureau had.’<br />
Na zijn afstuderen kreeg Peters echter een baan aangeboden bij het ingenieursbureau van<br />
GW. ‘Ik wilde ergens ervaring opdoen en dit was de makkelijkste weg’, verklaart Peters die<br />
er inmiddels anders tegenaan kijkt. ‘Collega-afgestudeerden zitten nu in de uitvoering bij<br />
aannemers en focussen zich op het bouwen, en op geld verdienen voor hun baas. Terwijl ik<br />
bij GW behoorlijke vrijheid heb en heel breed bezig ben. Je schippert bijvoorbeeld tussen<br />
allerlei belangen en tussen partijen zoals omwonenden van bouwprojecten en politici. En van<br />
een negen-tot-vijf baan is geen sprake; het is een druk bestaan en soms werk ik ook in het<br />
weekend. Het is dus niet het stereotiepe ambtenarenwereldje.’<br />
Ook adviseur arbeidsmarktcommunicatie Daphne Engelbert is die mening toegedaan.<br />
‘Werken bij GW is meer dan alleen geld verdienen; samen met andere partijen werk je aan<br />
de stad, werk je voor het gemeenschappelijk belang. Je zit echt op de inhoud van het werk,<br />
neem bijvoorbeeld de werkzaamheden rond NS-station <strong>Rotterdam</strong> Centraal. Daarbij kun je<br />
als pas afgestudeerde hbo’er al heel snel en makkelijk meedraaien. Daarnaast is er bij GW<br />
een goede balans mogelijk tussen werk en privé. Zo is er bijvoorbeeld ouderschapsverlof en<br />
adv, en is het vaak mogelijk parttime te werken. Daarnaast is er veel aandacht voor de<br />
persoonlijke ontwikkeling van medewerkers.’<br />
startsalaris<br />
Bij de gemeente Maassluis leven dezelfde pro’s ten aanzien van werken bij de overheid.<br />
P&O-coördinator Angela Westerholt wijst op de ontwikkelingsmogelijkheden en op het<br />
17
uitdagende contact met bijvoorbeeld wethouders. ‘Die wethouders fietsen in het weekend<br />
door de stad en komen maandag vol ideeën op het gemeentehuis. Dan moet je hen dus<br />
vanuit je expertise overtuigen een bepaalde weg in te slaan.’<br />
Net als Westerholt komt ook communicatieadviseur Sergej Fedorin uit het bedrijfsleven. ‘De<br />
gemeente kwam op mijn pad en ik moet zeggen dat ik het werken hier bijzonder interessant<br />
vind. Als communicatieadviseur ben je bezig met verschillende doelgroepen zoals burgers,<br />
ondernemers, collega’s en burgemeester & wethouders. En met thema’s zoals<br />
crisiscommunicatie. Het leuke aan een gemeente vind ik de menskant. Je doet het voor de<br />
burger of voor de ondernemer en je ziet de vorderingen.’<br />
Jaap Peters van GW beaamt dat. ‘We zijn op dit moment bezig met het asfalteren van de<br />
Erasmusbrug. Het is mooi als je het resultaat ziet, omdat je zelf ook op die brug rijdt.’<br />
Dat je bij de overheid minder verdient, is gedeeltelijk waar. Een starter verdient bij de<br />
overheid net zoveel als in het bedrijfsleven. Aan het salaris zit echter een limiet, geeft<br />
Engelbert toe. ‘Wij zijn minder flexibel met belonen, het is immers geld van de burger. Maar<br />
je ziet vaak dat mensen die in het bedrijfsleven veel verdienen, ook heel veel uren maken.<br />
Of heel veel geld verdienen voor de baas maar zich niet kunnen ontwikkelen.’ Mensen uit<br />
het bedrijfsleven schrikken vaak als ze bij een overheidsinstelling als GW solliciteren.<br />
Engelbert: ‘Sommigen zijn gewend dat ze met een grote mond meer salaris kunnen vragen,<br />
terwijl wij proberen een goede inschaling te maken op basis van ervaring. Een auto van de<br />
zaak is daarbij niet mogelijk maar het openbaar vervoer wordt wel voor 85 procent vergoed.’<br />
Die auto is ook in Maassluis weleens een breekpunt, is de ervaring van Westerholt.<br />
‘Sommige sollicitanten die uit het bedrijfsleven komen, willen het verlies van een auto van de<br />
zaak gecompenseerd zien in hun salaris. Dat kan niet, en dan haken sommigen dus af.’<br />
gevraagd: techneuten<br />
Zowel Maassluis als GW zijn vooral op zoek naar techneuten. Engelbert: ‘Als goede<br />
techneut kun je echt shoppen naar een baan, ook binnen GW. Daarbij hebben wij ten<br />
opzichte van het bedrijfsleven zeker geen extra handicap. Alleen zijn we niet zo bekend,<br />
daar proberen we dan ook iets aan te doen. Het is zaak om ons als ingenieursbureau te<br />
profileren: als bureau op zich, maar juist ook als onderdeel van de gemeente. <strong>Rotterdam</strong><br />
heeft immers een sterk imago als werkgever. Om dat te bewerkstelligen is er onder andere<br />
onze samenwerking met de HR.’<br />
De opleiding civiele techniek kan bijvoorbeeld duaal worden gevolgd in combinatie met een<br />
baan bij GW. Daarnaast is er het Creatief Atelier waarbij studenten, in samenspraak met<br />
docenten, bij GW brainstormen over mogelijke projecten in de stad. Na het Creatief Atelier<br />
krijgen deelnemers het aanbod om bij GW stage te lopen. Engelbert: ‘We proberen in elk<br />
geval met ze in contact te blijven, onder andere via hyves. Voor net afgestudeerden heeft<br />
GW een traineeship, dan rouleer je binnen GW tussen verschillende afdelingen.’<br />
Ook Maassluis zoekt technische specialisten. Daarvoor schakelt de gemeente onder andere<br />
wervingsbureaus in. De arbeidsmarkt dwingt Maassluis voor moeilijk te vervullen functies<br />
ook mbo’ers aan te trekken. Westerholt: ‘Je haalt dan iemand binnen die ontwikkelbaar is,<br />
iemand die door coaching en opleiding in vier jaar beleidsmedewerker kan worden.’<br />
Een ander middel is sinds kort de aanjaagpremie. Ambtenaren ontvangen 1500 euro als ze<br />
een nieuwe collega werven. Het bedrag is al enkele malen uitgereikt. Westerholt: ‘Je maakt<br />
medewerkers er zo van bewust dat we op allerlei gebieden collega’s zoeken.’<br />
Een voordeel van werken bij een kleine gemeente zoals Maassluis is dat je ‘over de<br />
schutting moet kijken’. ‘Dat is inherent aan een kleine gemeente: Je moet algauw meer<br />
weten over andere gebieden’, aldus Westerholt. Daarentegen zijn ambtenaren bij een<br />
gemeente al snel uitgegroeid qua functieschaal en salaris. ‘Bij bijvoorbeeld<br />
Stadsontwikkeling (een afdeling van de gemeente Maassluis) komen jonge mensen, onder<br />
andere vanwege de krappe arbeidsmarkt, op een hoog salaris binnen. De vraag is dan hoe<br />
je ze binnenhoudt. Tegelijkertijd vragen we ons af of je wel moet willen dat veel mensen hier<br />
twintig jaar werken. Doorstroming kan juist ook positief zijn want zo zorg je ervoor dat je<br />
mensen binnenkrijgt die met een frisse blik tegen de zaken aankijken.’<br />
18
Om het aantal potentiële kandidaten te vergroten, doet Maassluis daarnaast mee aan<br />
Baanbreker, een samenwerkingsverband met de buurgemeenten Vlaardingen en Schiedam.<br />
Westerholt: ‘Mensen uit de buurgemeenten beschouwen we nu als interne kandidaten.<br />
Baanbreker is gericht op loopbaanbegeleiding, re-integratie en bemiddeling tussen onder<br />
andere de genoemde gemeenten. Zo kan het zijn dat wanneer doorgroei in de ene<br />
gemeente niet mogelijk is, het in een andere gemeente wel een optie kan zijn. Zo behoud je<br />
potentiële kandidaten voor de regiogemeenten.’<br />
Studenten over werken bij de overheid<br />
Tim van der Hart (19), eerstejaars accountancy<br />
‘Werken bij de overheid verdient goed. Maar het nadeel is dat je bij fouten alle<br />
verantwoordelijkheid draagt. Dat het saai en suf is, is volgens mij een cliché.’<br />
Mellanie Linscheer (19), eerstejaars communicatie<br />
‘Het suffe imago klopt, ambtenaren stralen het ook uit. De meesten dragen een pak, dat is<br />
niets voor mij. Ik wil lekker onderweg zijn, creatief bezig zijn en niet de hele dag achter een<br />
computer zitten.’<br />
Erik Garnier (18), eerstejaars bedrijfseconomie<br />
‘Mijn vader werkt bij de overheid en vindt het leuk maar niet spannend. Hij heeft een negentot-vijfbaan<br />
en zit alleen maar binnen achter de computer. Toch zou ik ook wel voor de<br />
overheid willen werken.’<br />
Milou Boogaard (23), vierdejaars sph<br />
‘Vorig jaar liep ik stage bij Bureau Jeugdzorg, dus heb ik wat gezien van de overheid. Het<br />
was organisatorisch vaak rommelig en het suffige imago klopt. Daarom zou ik er niet willen<br />
werken.’<br />
Thomas Gravensteijn (20), tweedejaars werktuigbouwkunde<br />
‘Er is altijd werk bij de overheid. Ze zouden meer stageplaatsen moeten aanbieden zodat<br />
studenten kunnen zien hoe het werk is.’<br />
19
Het belangrijkste bij het schrijven van een tekst is structuur aanbrengen. Dat gaan we<br />
doen met behulp van een bouwschema.<br />
Een tekst bestaat niet uit zomaar een aantal willekeurige zinnen. Er zit een bepaalde lijn of<br />
structuur in waardoor het een geheel wordt. Die structuur wordt veroorzaakt door drie<br />
kenmerken:<br />
1. De tekst heeft een bepaald onderwerp: het tekstthema.<br />
2. De tekst bestaat uit onderdelen die in een bepaalde logische volgorde staan: de<br />
innerlijke structuur.<br />
3. Met bepaalde woorden en andere hulpmiddelen wordt duidelijk gemaakt hoe de tekst<br />
in elkaar zit: de uiterlijke structuur.<br />
De innerlijke structuur van een tekst kan door een bouwplan worden weergegeven.<br />
In het bouwplan wordt aangegeven waar de tekst over gaat: het tekstthema, welke kwesties<br />
aan de orde komen: de hoofd- en de subvragen, en hoe die vragen worden beantwoord: de<br />
(kern)antwoorden.<br />
Wat is het voordeel van een bouwplan?<br />
- Je kunt het gebruiken voor het verzamelen van informatie<br />
- Je kunt het gebruiken bij het selecteren van informatie<br />
- Je kunt het gebruiken als een bespreekstuk met een collega<br />
Hoe maak je een bouwplan?<br />
RISICOANALYSE<br />
• Wat is risicoanalyse?<br />
De tak van toegepaste wiskunde die zich bezighoudt met het voorspellen van risico’s<br />
• Waarbij wordt risicoanalyse toegepast?<br />
Risicoanalyse wordt met name toegepast bij de besluitvorming over riskante<br />
industriële ondernemingen<br />
• Hoe wordt risicoanalyse uitgevoerd?<br />
1. Door het product te berekenen van de kans op een bepaald ongeluk en de ernst<br />
ervan<br />
2. Door de constructie van zogenoemde foutenbomen<br />
Wat zijn foutenbomen?<br />
In foutenbomen wordt stap voor stap nagegaan welke fouten ….<br />
• Welk voorbehoud moet worden gemaakt bij de uitkomsten van risicoanalyse?<br />
Vaak wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid<br />
20
Het tekstthema<br />
Bij het opstellen van een bouwplan beschouwen we een tekst als een reeks<br />
samenhangende antwoorden op vragen over een bepaald onderwerp: het tekstthema.<br />
Bepaal het thema<br />
Een thema is datgene waarover een tekst of een deel van een tekst gaat. Het thema van de<br />
hele tekst noemen we het tekstthema. Daarnaast zijn er nog deelthema’s: hoofdstukthema’s,<br />
paragraafthema’s of alineathema’s.<br />
Het thema moet zorgvuldig geformuleerd worden als we een duidelijk bouwplan willen<br />
krijgen:<br />
- Een thema moet de vorm hebben van een zelfstandig naamwoord met zo nodig een<br />
of meer preciseringen.<br />
- Een thema moet zo bondig mogelijk geformuleerd worden.<br />
- Een thema moet zo exact mogelijk aangeven waar de tekst over gaat.<br />
Voorbeelden van een tekstthema:<br />
• ISO-CERTIFICERING IS OM DIVERSE REDENEN NODIG.<br />
• HET IS LEUK OM DE KERMIS IN TILBURG TE BEZOEKEN.<br />
Dit is fout: het zijn geen thema’s, maar zinnen. Ze zijn ongeschikt als kop van een bouwplan.<br />
Wel goed:<br />
• DE NOODZAAK TOT ISO-CERTIFICERING<br />
• PLUSPUNTEN VAN EEN BEZOEK AAN DE TILBURGSE KERMIS<br />
Oefening met tekstthema: noteer een goed tekstthema.<br />
• Reclame is belangrijk voor het succes van een bedrijf.<br />
• Welke klachten hebben onze cliënten over de verzorging en de hygiëne?<br />
• Hoe adreswijzigingen doorgeven?<br />
• Beleggingshypotheken zijn risicovol als de AEX-index gaat zakken.<br />
• Hoe ziet het invoeringstraject van de euro eruit?<br />
21
De hoofdvragen<br />
Als het tekstthema vaststaat, kan je de tekst beschouwen als een verzameling antwoorden<br />
op vragen die naar aanleiding van dat thema aan de orde komen. Vragen die direct over dat<br />
thema gaan, zijn hoofdvragen. Wie een bouwplan maakt van een tekst zal merken dat deze<br />
hoofdvragen lang niet altijd letterlijk in de tekst staan.<br />
Vier eisen aan hoofdvragen:<br />
1. Een hoofdvraag moet een open vraag zijn: een vraag die begint met een vraagwoord<br />
zoals wie, wat, welke, waarom, waarmee of hoe.<br />
2. Een hoofdvraag moet een expliciete verwijzing naar het tekstthema bevatten of een<br />
verwijzing naar een deel van het thema. Het thema moet letterlijk in de hoofdvraag<br />
terugkeren of er moet een verwijswoord in de vraag staan (zoals die, dit, zij, hij, ze,<br />
hiervan, daardoor).<br />
3. Een hoofdvraag moet zo exact mogelijk geformuleerd zijn. De vraag moet zo precies<br />
mogelijk aankondigen wat voor informatie er staat in het gedeelte van de tekst waarop<br />
de vraag betrekking heeft.<br />
4. Een hoofdvraag moet zo bondig mogelijk zijn. Dat maakt het bouwplan overzichtelijk.<br />
In het bouwplan worden de hoofdvragen recht onder het thema gezet. Ze worden<br />
onderstreept om ze gemakkelijk te kunnen onderscheiden van de kernantwoorden die erop<br />
volgen.<br />
22
Soorten teksten<br />
Er bestaan drie soorten teksten: de uiteenzetting, de beschouwing en het betoog. Aangezien<br />
in het examen alleen gevraagd zal worden om het schrijven van een betoog, zullen<br />
hieronder de uiteenzetting en de beschouwing slechts kort besproken worden. Op het<br />
betoog wordt uitvoeriger ingegaan.<br />
Uiteenzetting<br />
Een uiteenzetting is een informerende tekst. Je probeert de lezer van een bepaald<br />
onderwerp iets te leren.<br />
Inleiding<br />
In de inleiding noem je het onderwerp. Het onderwerp moet feitelijk zijn. Dit wil zeggen: je<br />
kan controleren of het klopt. Het hoeft niet te kloppen. Je kan in je inleiding ook een vraag-<br />
of probleemstelling opnemen. Ook deze moeten feitelijk zijn.<br />
Middenstuk<br />
In het middenstuk ga je de lezer zoveel mogelijk informatie geven over het onderwerp. Je<br />
geeft uitleg, oorzaken, gevolgen, uitzonderingen. De bouw van een uiteenzetting.<br />
Bij een uiteenzetting zijn zes verschillende structuren:<br />
- Vraag-antwoordstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het<br />
middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.<br />
- Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het<br />
middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef<br />
je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.<br />
- Probleem-oplossingsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het<br />
middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken<br />
en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.<br />
- Onderzoeksstructuur. Hierbij geef je in de inleiding het onderwerp van het<br />
onderzoek. In het middenstuk geef je nadere uitleg over de uitvoering en geef je de<br />
resultaten. In het slot trek je de conclusie.<br />
- Verleden-, heden- en toekomststructuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de<br />
inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn.<br />
In het slot geef je de conclusie.<br />
- Indelingsstructuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het<br />
middenstuk geef je aspecten in een logische volgorde. In het slot geef je een korte<br />
samenvatting.<br />
Slot<br />
De verschillende manieren om een slot te maken staan hierboven al genoemd. Het ligt er<br />
aan welke structuur je gebruikt.<br />
Beschouwing<br />
Als je een beschouwing schrijft, probeer je de lezer over een bepaald onderwerp te laten<br />
nadenken. Bij een beschouwing staat je eigen standpunt niet centraal. Je geeft verschillende<br />
standpunten die ingenomen kunnen worden. Een beschouwing is een objectieve tekst.<br />
23
Inleiding<br />
De inleiding van een beschouwing heeft naast de belangstelling wekken en je onderwerp<br />
introduceren, ook een structurerende functie. Je vertelt wat je in de rest van de tekst gaat<br />
bespreken. Bij een beschouwing eindigt de inleiding vaak met een vraag.<br />
Middenstuk<br />
De meest gebruikte structuur voor het middenstuk van een beschouwing is de voor- en<br />
nadelenstructuur. Hierbij geef je, net als bij een betoog, de voor- en nadelen van het<br />
onderwerp.<br />
Een beschouwing kan ook een verklaringsstructuur hebben. Hierin geef je kenmerken en<br />
voorbeelden, oorzaken en effecten van het verschijnsel.<br />
Slot<br />
Bij beide structuren hoort een ander slot.<br />
Bij een voor- en nadelenstructuur geef je een afweging van de voor- en nadelen.<br />
Bij een verklaringsstructuur geef je een samenvatting en een toekomstverwachting.<br />
Betoog<br />
De standaardvolgorde van een betoog is de IBAAC. Deze afkorting staat voor inleiding,<br />
beschrijving, argumenten voor, argumenten tegen en conclusie.<br />
I&B 1) Aandachttrekkende opening (met een voorbeeld, anekdote,<br />
monoloog, dialoog, grap of citaat)<br />
2) Inleiding met - uitleg (achtergrondinformatie die nodig is voor<br />
het standpunt)<br />
- aankondiging van het standpunt (expliciet<br />
vermeld)<br />
- opbouw van het betoog (opsomming van de<br />
onderdelen van het betoog)<br />
A&A 3) Argumentatief middenstuk met rationele argumenten (eigen<br />
argumenten en tegenargumenten)<br />
C 4) Slot met - samenvatting (verstandelijk)<br />
- aan het gevoel appelerende afsluiting (emotioneel)<br />
24
»<br />
Geen armen en benen maar een hart voor God<br />
Twee weken geleden kwam Nick Vujicic hier aan boord. Nick is een wereldberoemde<br />
evangelist zonder armen en benen. Hij heeft alleen een “little drumstick” als voet zoals hij<br />
zelf zegt, want zijn hond verwart het nogal eens met een kippenpootje. Nick is een bijzonder<br />
persoon. Positief als hij is maakt hij grapjes over zijn uiterlijk. Zo wilde hij zich graag eens<br />
onder de ketchup smeren en dan uit het water komen en “Krokodillen” brullen. Ook hebben<br />
zijn vrienden hem eens in het handbagagevak in het vliegtuig gelegd, daar paste die precies<br />
in. Vakje dicht en toen de volgende reiziger kwam riep hij keihard “Boe!” Die man schrok<br />
zich wild! Nick heeft naast zijn grapjes een krachtige boodschap: God staat boven je<br />
omstandigheden!<br />
De Liberianen vinden hem geweldig; door de zwarte markt hebben ze allemaal wel een dvd<br />
van hem gezien. Het was geen overbodige luxe dat hij vanwege veiligheidsredenen op het<br />
schip verbleef. Door haar functie had AJ veel contact met hem! Echt leuk om zo’n<br />
“beroemdheid” beter te leren kennen en je te verbazen over hoe hij in het leven staat.<br />
Hij heeft in Liberia in meerdere enorme kerken gesproken en beiden zijn we mee geweest<br />
toen hij in het stadion voor 15.000 man sprak. Een boodschap van hoop voor een land dat<br />
zoekend is naar herstel.<br />
Nick is op een avond naar de ziekenzalen gegaan. Daar heeft een hele ontroerende<br />
ontmoeting plaatsgevonden tussen hem en een patiënt wiens been de dag ervoor<br />
geamputeerd was. De patiënt begon meteen te huilen toen hij Nick zag. Samen hebben ze<br />
gebeden en gehuild. Zo bijzonder hoe deze man door Nick’s getuigenis weer moed kreeg en<br />
nu vol enthousiasme op krukken door het schip rent.<br />
Nick was voor ons allen een levende getuigenis van hoe niet je omstandigheden en<br />
moeilijkheden je leven hoeven kleuren maar just hoe je ermee omgaat en hoe je telkens<br />
weer je kracht en bestemming uit God haalt.<br />
“For I know the plans I have for you, declares the Lord, plans to prosper you and not to harm<br />
you, plans to give you hope and a future.” Jer. 29:11<br />
25
Trouw, vrijdag 6 november 2009<br />
Een recept voor Armageddon<br />
'Het westerse menu heeft zijn langste tijd gehad. De manier waarop wij in de rijke wereld<br />
eten is zo belastend voor de planeet, dat moet echt anders. Vooral de hoeveelheden vlees<br />
en zuivel die we eten moeten fors minder. Zo niet, dan is dat een recept voor Armageddon.<br />
Er is geen keus en daarom moet de westerse consument geen keuze meer worden<br />
geboden."<br />
Rustig formulerend, met onderkoelde humor en zonder enige stemverheffing spreekt Tim<br />
Lang zijn toch grote woorden uit. Hij is zeker van zijn zaak. Ter onderstreping van zijn<br />
argumenten somt de Londense hoogleraar af en toe de vele getallen op die hij zich in zijn<br />
lange carrière heeft eigengemaakt. Hij deed onder meer onderzoek naar voedseladditieven,<br />
naar obesitas, naar de manier waarop steden voor hun voedsel het platteland parasiteren,<br />
naar de macht van supermarkten in de voedselketen, naar het verband tussen armoede en<br />
slecht eten.<br />
Als adviseur van de nationale overheid en de Londense burgemeester wees Lang, ver<br />
voor tv-kok Jamie Oliver dat deed, de politici op de slechte maaltijden die Britse scholen en<br />
ziekenhuizen serveren en de gevolgen daarvan. Hij bedacht als eerste - in 1993 al - de term<br />
foodmiles, om duidelijk te maken dat hetgeen wij op ons bord hebben liggen vele duizenden<br />
kilometers heeft gereisd, met alle klimaatgevolgen van dien.<br />
Inmiddels staan vele van die onderwerpen hoog op de agenda. ,,Gelukkig wel", zegt<br />
Lang. ,,Maar het gevoel van urgentie dat het anders moet, is nog veel te weinig bij<br />
beleidsmakers doorgedrongen. Voldoende voedsel was na de Tweede Wereldoorlog<br />
begrijpelijk de lakmoesproef van vooruitgang. Maar uiteindelijk leidde dat tot overproductie<br />
en obesitas. Het model dat we hanteren valt uit elkaar. De uitstoot van broeikasgassen<br />
bereikt zijn grenzen, de olie raakt op, de grond wordt uitgeput door het steeds maar weer<br />
verbouwen van grote hoeveelheden van dezelfde producten.<br />
Maar wat een groter probleem is, is dat er een groot tekort aan water dreigt. Ons menu<br />
draagt daar zeer aan bij. Het produceren van een hamburger vergt 2400 liter water, een zak<br />
chips van 200 gram kost 185 liter, een kop koffie 140 liter. Door onze manier van eten halen<br />
we ook water uit droge gebieden weg. Zo halen we buiten het seizoen boontjes uit Kenia.<br />
Die worden daar geteeld in het droge noordwesten van het land, verbruiken dus veel voor de<br />
regio kostbaar water en worden vervolgens naar Europa gevlogen. Asperges uit Peru,<br />
hetzelfde verhaal. Het is gewoon neo-imperialisme."<br />
De politiek, die de kat de bel zou moeten aanbinden, kijkt de andere kant op, stelt Lang.<br />
,,De heersende neoliberale ideologie laat alles aan de markt over. Grote bedrijven als<br />
Unilever, Tesco en Ahold zien dat regeringen in gebreke blijven en gaan zelf aan de slag. Zij<br />
willen echter de duurzaamheidsproblemen oplossen met veel technologie. Ze erkennen in<br />
ieder geval het probleem, dat is een stap vooruit. Maar er is veel meer nodig, een andere<br />
mentaliteit om te beginnen. Dat moet weer leiden tot een ander model. Ik zie echter niet dat<br />
de grote bedrijven zichzelf aan hun haren het moeras uittrekken. Dat zou de politiek moeten<br />
doen, maar die willen het niet zien. En zo slaapwandelen we de crisis in."<br />
Over de consument is Lang uitgesproken. ,,Die moet geen keuze meer voorgeschoteld<br />
krijgen. En dan bedoel ik de westerse consument. Wíj, Europeanen en Noord-Amerikanen,<br />
zijn het probleem. Wij met ons overdadig menu en ongebreidelde keuzemogelijkheden zijn<br />
de 'zware' gebruikers die in snel tempo de natuurlijke hulpbronnen opmaken. Niet de<br />
27
hoeveelheid mensen is zozeer het probleem, maar de hoge welvaart. Het idee dat alles<br />
overal en altijd maar te krijgen is werkt tegen ons."<br />
Het uitgangspunt dat de goed opgeleide westerse consument wel de juiste keuzes zou<br />
maken is een illusie, zegt Lang. Bedrijven stoppen miljarden in reclame waarmee ze onze<br />
beslissingen sturen. Lang laat een dia zien met voetballer David Beckham die reclame<br />
maakt voor een coladrank. ,,Beckham is een door miljoenen aanbeden idool die ons verleidt<br />
tot het drinken van een drankje waarin minstens tien scheppen suiker zitten. Waardeloze<br />
voeding die ons ook nog eens dik maakt. Pornografie is het."<br />
Tegenover dit geweld zetten regeringen maar bar weinig, vindt Lang. En als regeringen<br />
al iets doen, is het veel te terughoudend. ,,Zo'n regering, ook de <strong>Nederlands</strong>e, zegt dan<br />
tegen consumenten: Als je duurzaam wilt eten, moet u daar zijn, bij het schap met<br />
biologische en fairtradeproducten. Dat is toch te vrijblijvend. Dat moet dwingender. Alles zal<br />
duurzaam moeten zijn. Er moet een publieke standaard komen voor duurzaam voedsel.<br />
Daaronder mag het niet verkocht worden. De keuze van de consument moet gestuurd<br />
worden richting duurzaamheid. Ik weet dat men in Groot-Brittannië bezig is met nadenken<br />
over zo'n geleide keuze. Er zijn al winkels - ook grote zoals Marks & Spencer - die alleen<br />
maar duurzame keuzes presenteren. Tot mijn verrassing is dat bij elkaar al 15 procent van<br />
de markt. Het schisma is al gaande."<br />
De veranderingen die voor Lang onontkoombaar zijn, zullen snel en radicaal moeten zijn,<br />
binnen tien jaar en over het gehele speelveld. Het westerse menu is ten dode opgeschreven.<br />
,,Een dag per week geen vlees eten zet amper zoden aan de dijk. Een dag per week wel<br />
vlees eten is al een stuk beter. We zullen anders moeten gaan eten: meer lokaal geteeld<br />
voedsel, meer eten volgens seizoenen en groenten en fruit in de hoofdrol."<br />
Volgens Lang zullen overheden, bedrijven en burgers daarbij samen moeten optrekken.<br />
,,Niet tegen elkaar, maar met elkaar werken. Dat alleen kan een radicale draai<br />
bewerkstelligen. Plaatselijk zijn er al allerlei initiatieven gaande, met stadslandbouw onder<br />
meer, om duurzame ketens te bewerkstelligen. Boeren en burgers organiseren<br />
voedselcoöperaties. Soms zijn daar ook plaatselijke winkeliers bij betrokken en hier en daar<br />
ook al de lokale politiek. Dat geeft me hoop.<br />
Al die ideeën van onderop moet je koesteren. Het zijn gelukkig geen mannen in pakken,<br />
maar vooral vrouwen die de gemeenschap een oppepper geven. Het brengt een mentale<br />
draai ten goede met zich mee, maar het is niet genoeg. De politiek moet het voortouw<br />
nemen. Zij vertegenwoordigt het algemeen belang en dus de politieke legitimering. Alleen<br />
een voedseldemocratie kan de impasse oplossen. Een situatie zoals nu, waarin een paar<br />
enorme concerns bepalen wat wij eten kan niet meer. Alle middelen moeten daarbij<br />
aangewend: stimuleren, subsidiëren, dwingen. Ook rantsoeneren voor mijn part, hoewel dat<br />
weer leidt tot zwarte markten. Er moeten nieuwe culturele normen komen: geen chocola,<br />
maar wortels, zoiets. Maar ik ben optimistisch. De zaden van verandering zijn geplant."<br />
'De consument zou geen keuze meer moeten krijgen'<br />
28
Les 2<br />
Lesopbouw<br />
- Bouwplannen bespreken en aanpassen.<br />
- Ingaan op structuur van teksten.<br />
- Woordleerstrategieën, introductie Learnsharp.<br />
- Oefening I en B.<br />
- Korte introductie Argumentatie.<br />
- Mindmap maken.<br />
Huiswerkopdracht<br />
Inleiding en beschrijving van een betoog maken.<br />
29
Woordleerstrategieën<br />
Inleiding<br />
Kennis is macht. Wie een taal niet goed beheerst en weinig woorden kent, heeft weinig<br />
macht tegenover personen die wel de taal goed beheersen. Met een beperkte vocabulaire<br />
(woordenschat) sta je niet alleen in discussies zwak; je hebt ook geen toegang tot de wat<br />
moeilijker teksten.<br />
Normaal gesproken ontwikkelt jouw woordenschat zich op natuurlijke wijze via de dagelijkse<br />
gesprekken, de media en de kranten en boeken die je leest. Hier ligt een probleem. Voor<br />
veel boeken en artikelen heb je een bovengemiddelde woordenschat nodig. En zo blijven<br />
dus veel mensen steken.<br />
Wanneer je de betekenis van een woord niet kent, kun je deze op verschillende manieren<br />
achterhalen. Hier noemen we er zes.<br />
1. Het woordenboek<br />
Een woordenboek geeft je informatie over het woordgeslacht (onzijdig, mannelijk, vrouwelijk)<br />
en de schrijfwijze van een woord, maar ook over de letterlijke en figuurlijke betekenis van<br />
een woord. Veel woorden hebben meerdere letterlijke en figuurlijke betekenissen. De<br />
context, het verband waarin het woord gebruikt wordt, is vaak bepalend voor deze betekenis.<br />
Neem bijvoorbeeld het woord ‘stuk’.<br />
- Hij brak een stuk van zijn reep chocola (een deel).<br />
- Mijn motor is stuk (kapot).<br />
- Hij rijdt een stuk harder dan ik (veel).<br />
- Ik schaak graag met echt houten stukken (schaakfiguren).<br />
- Het oorlogsschip richtte zijn stukken op de vijand. (kanonnen).<br />
- Cheryl is een lekker stuk (aantrekkelijke vrouw).<br />
Aangeraden wordt om één van de volgende woordenboeken te gebruiken:<br />
Van Dale, Handwoordenboek (NB. Ook on-line te raadplegen.<br />
Het Groene woordenboek (SDU uitgeverij)<br />
Bij taalcursussen wordt gebruik gemaakt van diverse Nt2-woordenboeken en vaak ook van<br />
het Basiswoordenboek <strong>Nederlands</strong> (van Van Dale). Deze woordenboeken zijn handig, maar<br />
onvoldoende voor het studeren aan een hbo-instelling. Dit geldt ook voor de Prisma<br />
woordenboeken en de woordenboeken eigen taal-<strong>Nederlands</strong>.<br />
‘Het Groene Boekje’- woordenlijst <strong>Nederlands</strong>e Taal, let op: dit is geen woordenboek. Alleen<br />
uitgaven van 2005 of later, ISBN 90 8564 013 (NB ook gratis on-line te raadplegen)<br />
2. Internet<br />
Via het internet kun je behalve encyclopedieën raadplegen, ook via de zoekprogramma’s<br />
een zeer ruime context bij een ingetikt woord vinden. Deze stelt je in staat de betekenis van<br />
een woord te achterhalen.<br />
3. De contextmethode<br />
Al eerder zagen we dat de betekenis van een woord sterk bepaald kan worden door zijn<br />
omgeving, het zinsverband of zijn functie in de alinea. De betekenis van een onbekend<br />
woord afleiden uit het zinsverband, is een methode die iedere lezer bewust of onbewus<br />
toepast. In veel gevallen is het een effectieve methode.<br />
- Hij plaatste een subtiele opmerking.<br />
30
De betekenis van ‘subtiel’ kan hier nog alle kanten op: zowel positief als negatief. De context<br />
geeft te weinig houvast.<br />
- Met een goed gevoel voor het juiste moment plaatste hij een subtiele opmerking. Enkele<br />
aanwezigen keken hem met een glimlach vol herkenning aan.<br />
De context van ‘subtiel’ in deze zin vertelt ons meer. Het woord blijkt een positieve lading te<br />
hebben. De reactie van de luisteraars doet ons vermoeden dat de opmerking intelligent en<br />
fijnzinnig was. En dat is inderdaad de betekenis van subtiel.<br />
4. Woordvergelijking of analogiemethode<br />
Sommige woorden lijken op elkaar omdat delen van die woorden analoog zijn aan elkaar,<br />
dat wil zeggen gelijk zijn. Bijvoorbeeld: asociaal en aversie. Het voorvoegsel ‘a’ duidt in<br />
beide woorden op een ontkenning: niet sociaal en tegenzin. Het achtervoegsel ‘theek’<br />
betekent ‘bewaarplaats’. Als je dus weet wat ‘bibliotheek’ betekent, dan weet je ook wat<br />
‘artotheek’ betekent: bewaar / uitleenplaats voor ‘art’, ‘kunst’.<br />
In de <strong>Nederlands</strong>e taal kennen we een hele rij van deze voor- en achtervoegsels. Wanneer<br />
je dus de betekenis kent van bijvoorbeeld de woorddelen a, an, aarts, poly, pro, schap, isme<br />
of these, dan helpt je dat om de betekenis van de woorden te achterhalen die een dergelijk<br />
voor- of achtervoegsel hebben.<br />
Hieronder vind je een handige verzameling van deze voor- en achtervoegsels met hun<br />
betekenis.<br />
5. Betekenisdragende voor- en achtervoegsels<br />
Betekenisdragende achtervoegsels<br />
fiel liefhebber<br />
homofiel / bibliofiel / francofiel<br />
isme bepaalde levensbeschouwing of politieke stroming<br />
humanisme / socialisme / confessionalisme<br />
ogie de leer of wetenschap van<br />
biologie / pedagogie / sociologie<br />
theek verzamel- of uitleenplaats<br />
bibliotheek / apotheek / artotheek<br />
Betekenisdragende voorvoegsels<br />
a niet, het tegendeel<br />
asociaal / amoreel<br />
aarts oer, vanaf het begin<br />
aartsvader / aartsleugenaar / aartsbedrieger<br />
an niet, het tegendeel<br />
anorganisch<br />
anti tegen<br />
anticonceptie / anticlimax / antidemonstratie<br />
auto vanzelf<br />
automaat / autodidact / automobiel<br />
bi twee, dubbel<br />
bilateraal / biseksueel, binair<br />
co samen / verenigd<br />
coöperatie / coauteur / coëxistentie<br />
contra tegen<br />
contrarevolutionair / contradictie / contraprestatie<br />
de niet, het tegendeel, als ‘on(t)’<br />
demonteren / deloyaal / demystificatie<br />
31
dis niet, het tegendeel, als negatieve lading<br />
dissonant / disproportioneel / diskwalificeren<br />
ex oud, gewezen<br />
ex-president / ex-man<br />
her opnieuw<br />
herintroduceren / herplanten / herzien<br />
homo gelijk, hetzelfde<br />
homofiel / homogeen / homoniem<br />
hydro water<br />
hydrotechniek / hydro-elektrisch / hydrologie<br />
hyper zeer groot, (te) groot<br />
hyperactief / hypercorrect / hyperinflatie<br />
in niet, het tegendeel<br />
incorrect / inconsequent / indecent<br />
mono één, enkel<br />
monotheïstisch / monorail / monogaam<br />
multi meer, verschillend<br />
multicultureel / multifunctioneel<br />
neo nieuw<br />
neonazisme / neokolonisme /neogotiek<br />
non niet, geen, ontkenning<br />
non-interventieverdrag / non-verbaal / non-profit<br />
on niet, geen, ontkenning<br />
oninteressant / ongewoon / ongedaan<br />
para boven, erbuiten, uitzonderlijk<br />
paranormaal / paracentrisch<br />
poly meer, verschillend<br />
polyinterpretabel / polyfoon / polygamie<br />
post in tijd erna<br />
postmodern / postkoloniaal / postindustrieel<br />
pre voor(af)<br />
prefabriceren / predestinatie / prepuberaal<br />
pro voor<br />
proforma / provisorisch / propositie<br />
re opnieuw<br />
reformeren / recidivist / resocialiseren<br />
sub onder<br />
subafdeling / subtropen / subversief<br />
super zeer, grote versterking, opper<br />
supermarkt / supermacht / supervisie<br />
tele ver<br />
televisie / telepathisch / telewerker<br />
trans door, boven<br />
transcendentaal / transparant<br />
uni één, gelijk<br />
unitarisme / uniform / universeel<br />
wan slecht, verkeerd<br />
wangedrag / wanstaltig / wanverhouding<br />
6. De encyclopedie<br />
Een encyclopedie is handig indien je je eerst wilt oriënteren op een bepaald onderwerp. Een<br />
encyclopedie geeft beknopt en in alfabetische volgorde de belangrijkste achtergronden en<br />
feiten bij een bepaalde zaak of naam. Per onderwerp vind je een artikel dat zo neutraal<br />
mogelijk de laatste (wetenschappelijke) inzichten over dat onderwerp verwoordt.<br />
32
Je hebt algemene en gespecialiseerde encyclopedieën. Je kunt zeggen dat voor elke<br />
afzonderlijke wetenschap (economie, psychologie, biologie, etc.) aparte encyclopedieën zijn<br />
verschenen.<br />
33
Voorbeeldteksten: Inleiding en Beschrijving<br />
Tekst 1<br />
De elektrische auto: de oplossing voor onze milieuproblemen?<br />
Inleiding<br />
De eerste hybride-auto, ontworpen door Ferdinand Porsche, werd al in 1899 op de markt<br />
gezet. De auto wordt aangedreven door twee motoren; een elektromotor met een accu en<br />
een verbrandingsmotor. De basistechniek is dus niet nieuw. Pas de laatste jaren, sinds<br />
duidelijk is wat voor schade verbrandingsmotoren hebben op het milieu, wordt de<br />
ontwikkeling van hybridemotoren weer serieus ter hand genomen.<br />
Beschrijving<br />
Door het enorme aantal voertuigen met een verbrandingsmotor warmt de aarde in snel<br />
tempo op. Uitlaatgassen (CO2) zijn hier voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor. Door<br />
de wereldwijde toename van CO2-uitstoot zal de ozonlaag steeds verder kapotgaan. Alle<br />
aandacht in de media, internationale congressen, wereldwijde afspraken en hoge olieprijzen,<br />
maken dat mensen zich hier steeds meer bewust van worden. Het zoeken naar alternatieven<br />
krijgt dan ook steeds meer aandacht. Maar zijn de hybridevoertuigen dé oplossing voor het<br />
probleem van CO2 uitstoot? Of zitten er toch nog addertjes onder het gras?<br />
In dit werkstuk zal ik de voor- en nadelen van hybridevoertuigen belichten. Op basis hiervan<br />
zal ik mijn conclusie trekken.<br />
(1 e jaarsstudent, Autotechniek)<br />
Tekst 2<br />
Moeten we alles wat kan binnen de gezondheidszorg, ook willen?<br />
Inleiding<br />
Binnen de gezondheidszorg wordt steeds meer geld gestoken in nieuwe technologieën. Dat<br />
is mooi, want de voortschrijdende kennis en de technische kunststukjes die steeds verder<br />
ontwikkeld worden, bieden ons steeds meer mogelijkheden om mensenlevens te redden en<br />
meer levenskwaliteit te bieden aan mensen die met ernstige beperkingen moeten leven.<br />
Iedereen tevreden dus. Of niet?<br />
Beschrijving.<br />
De nieuwe technologieën zijn prachtig, maar kosten veel geld. En geld, wordt ons geleerd,<br />
kun je maar één keer uitgeven. We lopen dus met ons allen het risico dat er te veel geld in<br />
apparaten gaat zitten en er te weinig geld overblijft om de kwaliteit in de zorg te waarborgen.<br />
Patiënten kunnen dus wel gered worden met allerlei technologische hoogstandjes, maar wie<br />
maakt dat belangrijke praatje? Wie ziet aan het grauwe gelaat dat het misschien toch niet zo<br />
goed gaat met de patiënt, hoewel de meters en computers aangeven dat alles in orde is?<br />
Van de andere kant: de zorg kan ook verbeteren door het inzetten van hoogwaardige<br />
technologie. Op zie manier is er misschien juist wel tijd voor een praatje of het vasthouden<br />
van een hand. Welke keuzen in de zorg moeten we maken?<br />
Ik zal eerst beschrijven waarom er geld moet worden gestoken in nieuwe ontwikkelingen en<br />
vervolgens waarom we meer geld moeten steken in het verbeteren van de huidige zorg.<br />
Daarna trek ik mijn conclusie.<br />
(2 e jaarsstudent Gezondheidstechnologie)<br />
34
Argumentatie<br />
Vinden en kiezen van argumenten<br />
Bij het vinden en kiezen van argumenten kan je vijf stappen doorlopen. Het gaat daarbij om<br />
dat je binnen de tijd die je hebt, zo efficiënt mogelijk tot een volledige inventarisatie van<br />
argumenten komt waarmee je het betoog kunt opbouwen. Je bent vrij om de stappen of een<br />
deel ervan te gebruiken.<br />
1) Vrije brainstorm: - mindmapping (een plattegrond van hersenspinsels,<br />
ideeën op papier zetten en verbanden leggen,<br />
onderwerp omcirkeld met associaties naar alle kanten<br />
van het papier)<br />
- vragen stellen (opschrijven welke je kunt bedenken)<br />
- free writing (vrijuit alle gedachtes opschrijven, zonder<br />
te letten op spelling en grammatica)<br />
- voorlopig onderzoek ter oriëntatie (internet, kranten)<br />
2) Evalueren van de brainstorm: vergelijk de doel- en publieksanalyse met je vrije<br />
brainstorm.<br />
- Wat zijn de kernpunten?<br />
- Zijn ze bruikbaar?<br />
- Zou ergens de nadruk op moeten liggen?<br />
- Wat moet uitgewerkt worden?<br />
- Moet er iets toegevoegd worden?<br />
- Wat is interessant?<br />
3) Gerichte brainstorm: - topische vragen stellen (algemene vragen, de 5 wvragen:<br />
wat, waar, wie, wanneer, waarom en hoe)<br />
- standaardgeschilpuntenmodel (6 specifieke vragen:<br />
Zijn er problemen? Zijn deze ernstig? Worden de<br />
problemen veroorzaakt door het huidige beleid? Is het<br />
beleidsvoorstel uitvoerbaar? Is het beleidsvoorstel<br />
doeltreffend? Wegen de voordelen van het<br />
beleidsvoorstel op tegen de eventuele nadelen?)<br />
- andere vaste vragensets (probleem- en<br />
maatregelenstructuur, evaluatiestructuur, aida-formule,<br />
4 p’s)<br />
4) Gedegen bronnenonderzoek: ga op zoek naar bronnen en argumenten om je<br />
inhoudselementen te onderbouwen.<br />
5) Kiezen van argumenten: - de sterkste argumenten kiezen<br />
- de juiste balans tussen gevoel en<br />
verstand (logos, ethos en pathos)<br />
- tegenargumenten (van het publiek)<br />
weerleggen<br />
- niet-argumentatieve onderdelen<br />
(achtergrondinformatie)<br />
35
Tekst 3<br />
Oefentekst<br />
Nijmegen - student moet uren maken<br />
Als je net van de middelbare school komt, is 34 uur zelfstudie te veel<br />
Van onze verslaggever Gerard Reijn<br />
In Nijmegen moeten eerstejaarsstudenten 35 uur per week gaan studeren. Het aantal<br />
uren college gaat omhoog. Anders studeren vooral alfa’s en gamma’s te weinig.<br />
De Radboud Universiteit Nijmegen wil studenten weer aan het werk zetten. ‘Onze inzet is dat<br />
alle studenten weer 35 uur per week gaan studeren’, zegt Roelof de Wijkerslooth, voorzitter<br />
van het college van bestuur van de universiteit.<br />
Geneeskunde- en bètastudenten doen dat al, dus die zullen van de nieuwe wind niet veel<br />
merken. Maar wie volgend jaar naar Nijmegen gaat en kiest voor studies als rechten,<br />
politicologie, psychologie, Engels, geschiedenis of economie, zal op verrassingen worden<br />
getrakteerd.<br />
Al jaren wordt geklaagd over de achteruitgang van het hoger onderwijs. Over studenten die<br />
slechts incidenteel op de universiteit komen. Over studenten in vakken als rechten,<br />
psychologie en economie die gemiddeld niet meer dan 25 uur per week studeren. En over<br />
het geringe aantal contacturen, de uren dat de student een docent ziet. De Wijkerslooth<br />
geeft toe: ook op zijn universiteit is een opleiding met tien contacturen in de week ‘niet<br />
uitzonderlijk’. En met tien contacturen is het heel moeilijk de vlam van het enthousiasme<br />
over te brengen.’<br />
Juist daaraan wil hij iets gaan doen. Het aantal contacturen moet omhoog, idealiter naar 18<br />
tot 20 in de week. Daarbij gaat het hem uitsluitend om de eerstejaars, want daar zitten de<br />
grote problemen. ‘Stel dat je als eerstejaars naar de stad komt. Je hebt maar zes<br />
contacturen per week, maar je moet wel 40 uren studeren. Je moet dus 34 uur zelfstudie<br />
doen. Maar we hebben het over mensen die net van de middelbare school komen, die in een<br />
verwarrende periode van hun leven zitten. Dan is dat te veel gevraagd.’<br />
Dus studeren ze veel te weinig, waardoor ze achterstanden oplopen. Een bijkomend<br />
probleem is dat de eerstejaars die verkeerd hebben gekozen, daar vaak veel te laat achter<br />
komen. Hoe intensiever de studie, hoe eerder dat besef doorbreekt. Met ingang van volgend<br />
jaar wordt al die traagheid ook nog eens financieel riskant voor de student. Het nieuwe<br />
leerrechtensysteem geeft studenten van de meeste studies slechts zes jaar studietijd,<br />
daarna wordt het collegegeld fors hoger. De Wijkerslooth: ‘We hadden het idee al langer, nu<br />
pas hebben we er geld voor. Dankzij het Paasakkoord.’<br />
Toen het kabinet dit voorjaar ten onder dreigde te gaan op het plan voor een gekozen<br />
burgemeester, moest vooral D66 tevreden worden gesteld met een hernieuwd<br />
regeerakkoord. In het zogenaamde Paasakkoord kreeg D66 gedaan dat er 250 miljoen extra<br />
kwam voor het onderwijs. Daarvan gaat een bedrag dat oploopt tot 133 miljoen naar de<br />
universiteiten, en daarvan 5 à 6 miljoen naar Nijmegen. De Wijkerslooth: ‘Ik roep nog elke<br />
dag halleluja voor D66.’<br />
De Wijkerslooth steekt al dat geld in het onderwijs aan eerstejaars alfa’s en gamma’s. Daar<br />
zijn de problemen het grootst, en dat komt volgens hem door het financieringssysteem: ‘De<br />
universiteit krijgt voor een bèta- of medicijnenstudent tweemaal tot driemaal zo veel als voor<br />
een alfa- of gammastudent.’ Geldgebrek heeft het onderwijs aan alfa’s en gamma’s<br />
ondermijnd.<br />
De Wijkerslooth durft niet te voorspellen in hoeverre het aantal contacturen met de<br />
beschikbare miljoenen is op te voeren. Maar het is wel te voorspellen dat met die vijf miljoen<br />
zo’n 120 docenten kunnen worden aangetrokken. De Wijkerslooth verwacht niet dat dat een<br />
probleem zal zijn. ‘Alleen misschien bij studies als economie.’<br />
Alle faculteiten broeden nu op plannen. Bij rechten wordt gedacht aan meer hoor-<br />
36
Colleges, maar vooral aan het inzetten van betere, ervarener docenten. Decaan Ybo<br />
Buruma: ‘We hebben nu al 18 uur colleges en werkgroepen. Maar veel studenten komen<br />
daarvoor niet uit hun bed. We moeten ze meer uitdagen. Niet alleen aandacht voor kennis<br />
en vaardigheden, maar ook voor oordeelsvorming.’<br />
Universiteiten benutten miljoenen Paasakkoord<br />
Uit de Studentenmonitor, een onderzoek in opdracht van het ministerie, blijkt dat studenten<br />
geneeskunde en exacte wetenschappen in 2003 vijf tot acht uur meer aan hun studie besteedden dan<br />
in 2000. Studenten in alfa- en gammawetenschappen studeerden nauwelijks langer dan in 2000.<br />
De Radboud Universiteit gaat juist die groep harder laten studeren. Bij het Paasakkoord kregen de<br />
universiteiten een extraatje dat oploopt tot 133 miljoen euro per jaar in 2010.<br />
Universiteiten die het extraatje net als Nijmegen niet aan speciale projecten besteden:<br />
De Rijksuniversiteit Groningen gebruikt het om gestegen kosten te dekken, zoals energie, pensioenen,<br />
een loonstijging en compensatie voor eerder opgelegde bezuinigingen.<br />
De Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam steken het geld in de ‘algemene middelen’.<br />
De Erasmus Universiteit heeft het nodig voor de groei van het aantal studenten, en verbetert de<br />
administratieve processen van accreditatie.<br />
De Universiteit van Maastricht steekt het geld in onderwijs, met name om de groei van het aantal<br />
studenten op te vangen.<br />
De Volkskrant, 20 oktober 2005<br />
Beantwoord de volgende vragen over de tekst<br />
- Wat geeft de voorzitter van het college van bestuur van de Radboud Universiteit, de<br />
Wijkerslooth, toe?<br />
- Wat kun je volgens hem met een gering aantal contacturen moeilijk overbrengen?<br />
- Hoe komt het dat de achterstanden oplopen?<br />
- Waar komen eerstejaars studenten vaak te laat achter?<br />
- Hoe kun je ervoor zorgen dat het besef van een verkeerde studie eerder doorbreekt?<br />
- Is het duidelijk of het aantal contacturen is op te voeren?<br />
- Hoeveel docenten kunnen er worden aangetrokken voor vijf miljoen euro?<br />
- Welke criteria zijn er voor het inzetten van nieuwe docenten?<br />
- Wie moet volgens decaan Buruma meer worden uitgedaagd, en waarom?<br />
- Waar steken de verschillende universiteiten het geld in? Bespreek twee<br />
universiteiten.<br />
37
Les 3<br />
Lesopbouw<br />
- Bespreken huiswerk.<br />
Voorbeeldtekst: feedback.<br />
- Schema’s IBAAC en IBOGOC.<br />
- Alinea’s en kernzinnen.<br />
- Argumentatie- basisbegrippen.<br />
- Oefenexamen.<br />
Huiswerk<br />
- Herschrijven Inleiding en Beschrijving.<br />
- Schrijven Kern.<br />
38
De opbouw van het betoog<br />
Het is duidelijk dat een betoog een samenhangende uiteenzetting moet bevatten. Je kunt<br />
niet zomaar opschrijven wat je te binnen schiet, in de hoop dat de lezer dat dan ook nog kan<br />
volgen. Er moet lijn inzitten.<br />
Het heeft grote voordelen je aan een schema te houden:<br />
1Het helpt je in de fase van het kiezen<br />
In de fase van ‘misschien-is-dit-wel-een-aardig-onderwerp’kun je met behulp van een<br />
schema heel snel controleren of je voldoende weet over het onderwerp. Je probeert gewoon<br />
de verschillende onderdelen in te vullen. Lukt dat aardig, dan kun je met een gerust hart je<br />
keus bepalen; lukt het niet, dan heb je waarschijnlijk nog niet teveel tijd verloren.<br />
2 In de voorbereidingsfase<br />
De eigenlijke voorbereiding voor je tekst houdt in dat je gaat vaststellen wat er in welke<br />
alinea geschreven gaat worden. Je gaat in feite je notities uit de vorige fase netjes<br />
uitwerken. Hier wordt het echte denkwerk verricht! Zorg er wel voor dat je geen lege plekken<br />
overhoudt. Denk niet: 'Dat verzin ik wel als ik eenmaal bezig ben.' Het denken gaat aan het<br />
schrijven vooraf, als je het alletwee tegelijk wil doen, gaat er één ding mis.<br />
3 Bij het schrijven<br />
Het schrijven van het tekst is, na je grondige voorbereiding 'niet meer dan' het uitwerken van<br />
je schema. Let daarbij op de volgende punten:<br />
• Houd je aan het schema, je hebt er tenslotte goed over nagedacht. Doe je dat niet,<br />
dan bestaat de kans dat je gaat afdwalen, waardoor de rest van je schema ook niet<br />
meer klopt... En dan begint het grote knoeien!<br />
• Bouw de alinea's zorgvuldig uit met kernzin en aanvullingen. Wat die aanvullingen<br />
inhouden, hangt natuurlijk af van de inhoud van de kernzin. De ene keer zou je wat<br />
aanvullende feiten willen geven, de andere keer moet er nodig wat uitgelegd of<br />
bewezen worden. Je kunt ook commentaar geven op de kernzin.<br />
• Maak gebruik van de beschikbare signalen om de lezer op de hoogte te houden van<br />
de structuur van je tekst. Gebruik regels wit tussen de delen van de tekst. Gebruik<br />
signaalwoorden om aan te geven: dat er een toelichting komt, of een volgend punt uit<br />
een reeks, of een onderdeel dat een tegenstelling vormt met het voorgaande.<br />
Gebruik overlappers wanneer je een gedeelte 'gaat afsluiten. Kondig belangrijke<br />
onderdelen aan.<br />
4 Bij het lezen<br />
Natuurlijk is het voor de lezer prettiger een mooie, overzichtelijke tekst door te nemen dan<br />
een warrig geheel waarin geen lijn te ontdekken valt. Zo bereik je ook je uiteindelijke doel:<br />
de lezer te overtuigen.<br />
IBAAC<br />
Je kunt niet voor elke tekst hetzelfde schema gebruiken. Je hebt teksten waarin<br />
onderwerpen worden besproken waarover verschillende opvattingen bestaan, bijvoorbeeld<br />
teksten die gaan over “muzak in winkels”, de kwaliteit van soapseries, grensgevallen over<br />
39
abortus bij een ernstig gehandicapte vrucht.<br />
In dergelijke teksten worden argumenten voor en tegen of de opvattingen van voor- en<br />
tegenstanders tegen elkaar afgewogen om zo tot een persoonlijk eindoordeel te komen.<br />
Zulke probleemstellingen vragen om het opbouwschema: IBAAC. De eerste twee letters heb<br />
je ongetwijfeld al herkend als Inleiding en Beschrijving:<br />
Inleiding<br />
- Alinea 1 = opening<br />
- Toepassing van 1 - overgang naar 3 - Probleemstelling.<br />
Beschrijving<br />
Argumenten voor<br />
Argumenten tegen<br />
Conclusie<br />
Inleiding<br />
Beschrijving<br />
Argumenten voor<br />
- Informatie die de lezer nodig heeft om jouw redenering te kunnen volgen.<br />
Na de bekende opening volgt in het IBAAC-schema het argumenterende deel:<br />
• Je geeft hier een overzicht van de opvattingen van de voorstanders of van je eigen<br />
argumenten voor.<br />
• Je geeft hier een overzicht van de opvattingen van de tegenstanders of van je eigen<br />
argumenten tegen.<br />
Natuurlijk rond je je betoog weer netjes af met een logische, uit je redenering voortkomende<br />
conclusie:<br />
- Antwoord op de probleemstelling<br />
- (Extra) argumenten voor jouw opvatting - Afronding I aanbeveling<br />
Het is het handigste wanneer je de volgorde van de Argumenten-voor en de Argumententegen<br />
laat bepalen door je eigen standpunt. Als je de opvatting die je zelf aanhangt het laatst<br />
behandelt, loopt het argumenterende deel soepel over in de<br />
Conclusie. Doe je dat niet, dan dwing je de lezer tot een nogal moeizame sprong terug in de<br />
tekst.<br />
40
IBAAC ziet er dus zo uit:<br />
- Alinea 1 = opening<br />
- Toepassing van 1 - overgang naar 3 - Probleemstelling<br />
- Uitvoerige informatie die de lezer nodig heeft om jou redenering te kunnen volgen<br />
- Je geeft hier een overzicht van de opvattingen van de voor standers of van je eigen<br />
argumenten voor.<br />
Argumenten tegen<br />
Conclusie<br />
Andere opbouwschema’s<br />
• Je geeft hier een overzicht van de 'opvattingen van de tegenstanders of van je eigen<br />
argumenten tegen.<br />
• Antwoord op de probleemstelling<br />
• (Extra) argumenten voor jouw opvatting - Afronding / aanbeveling<br />
Natuurlijk kun je het argumenterende middendeel ook iets anders opzetten. Je kunt<br />
samenhangende argumenten twee aan twee tegenover elkaar plaatsen; hierdoor krijg je een<br />
puntsgewijze afweging, die tenslotte uitloopt op de conclusie: Argument voor - Argument<br />
tegen een bepaalde zienswijze. Argument voor - Argument tegen een andere zienswijze.<br />
Argument voor - Argument tegen de laatste zienswijze.<br />
Het IBAAC-schema kan met een kleine aanpassing gebruikt worden voor alle<br />
probleemstellingen waarin gevraagd wordt om een afweging, om twee kanten van een zaak<br />
tegen elkaar af te wegen.<br />
Voor overige teksten kun je kiezen voor een IBOGOC schema.<br />
IBOGOC<br />
Bij dit schema begin je ook met een inleiding. In 1 tot 3 alinea’s probeer je de aandacht van<br />
de lezer te vangen en daarna de probleemstelling te formuleren.<br />
Daarna geef je een beschrijving van je onderwerp. Je maakt de lezer precies duidelijk<br />
waarover je het gaat hebben.<br />
Als de lezer voldoende geïnformeerd is, bespreek je de achtergronden, de oorzaken van het<br />
probleem.<br />
Om de draagwijdte van het probleem duidelijk te maken besteed je vervolgens de gevolgen.<br />
Na het bespreken van de gevolgen, kom je tot de oplossingen van het probleem.<br />
Tenslotte vormt de conclusie de afronding van je tekst. In de conclusie geef je aan, welke<br />
van de beschreven oplossingen de voorkeur verdient en om een mooi geheel te maken kom<br />
je ook nog even terug op je inleiding.<br />
Met de schema's IBOGOC en IBAAC kun je heel wat probleemstellingen op een<br />
overzichtelijke manier verwerken tot een degelijk opgebouwde tekst. IBOGOC stelt je in<br />
staat in te gaan op praktische problemen die om een oplossing vragen; met I BAAC kun je<br />
de verschillende kanten van een theoretisch probleem tegen elkaar afwegen.<br />
41
Maar de mogelijkheden zijn hiermee natuurlijk nog lang niet uitgeput. Vaak zul je aan de<br />
hand van de toelichting bij de opgaven je eigen variant moeten maken.<br />
42
De alinea<br />
Een tekst is opgebouwd met meerdere alinea’s. Bij elke nieuwe stap begint een schrijver<br />
met een nieuwe alinea. De alinea begint op een nieuwe regel. Je kunt de alinea’s herkennen<br />
doordat een regel wit is opengelaten of doordat de regel inspringt.<br />
Een alinea hoort een eenheid te zijn. De alinea bevat een hoofdgedachte.<br />
Er zijn plaatsen in de tekst waar een nieuwe alinea kan worden begonnen, maar waar dat<br />
niet per se hoeft. Dat is een kwestie van smaak. Maar: er zijn ook plaatsen waar in de tekst<br />
een nieuwe alinea moet worden begonnen en ook plaatsen waar zeker geen nieuwe alinea<br />
moet worden begonnen.<br />
OEFENINGEN<br />
Geef in de hieronder staande tekstjes aan wat, volgens jou, de eenheden zijn. Je doet dat<br />
door in de volgende meerkeuzeopgaven alineagrenzen aan te geven. Bij de antwoorden a,<br />
b, c en d zijn telkens de eerste drie woorden gegeven van een zin uit de tekst, soms staan er<br />
meerdere eerste stukjes van zinnen. Kies het antwoord waar de eerste drie woorden zijn<br />
gegeven van de zin(nen) waar volgens jou een nieuwe alinea moet beginnen. Ook kan er<br />
bij a, b, c of d staan dat er geen nieuwe alinea moet worden begonnen. Als je denkt dat er<br />
geen nieuwe alinea nodig is in het tekstfragment kies je voor dit antwoord.<br />
1. Ook een toerist in Italië die het Italiaans machtig is, zal nog vaak verrast worden door<br />
een onbegrijpelijke zin. Vooral in de gebieden die verder van het noorden liggen en<br />
dichter bij een buurland van Italië, kan dit gebeuren. Hier worden namelijk veel<br />
dialecten gesproken waarvan de zinsbouw, de woorden en de klanken sterk afwijken<br />
van het standaard-Italiaans. Is het probleem van de toerist nog relatief onbelangrijk,<br />
voor het Italiaanse onderwijs is het zeer groot. Kinderen uit Sicilië, Sardinië en<br />
andere dialectgebieden hebben in de eerste klassen van de lagere school al meteen<br />
problemen met de nieuwe standaardtaal. Dit blijkt onder andere uit het feit dat zij<br />
gemiddeld veel lagere cijfers halen voor taal dan de andere kinderen in Italië.<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Hier worden namelijk ...<br />
b) Is het probleem ...<br />
c) Vooral in de ...<br />
d) Dit blijkt onder ...<br />
2. De grizzlybeer is een alleseter. Zo staan insecten, bessen, kikkers en zoogdieren op<br />
zijn menu. Twee Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat kleine motten<br />
echter het belangrijkste voedsel vormen voor de grote grizzly. Per dag eet een<br />
volwassen grizzly zo'n tweeduizend van deze insecten. De onderzoekers denken dat<br />
de bescherming die de grizzly sinds 1967 geniet, haar uitwerking begint te krijgen.<br />
De dieren zouden zich weer op de open, hogere hellingen durven wagen, waar de<br />
motten zich in rotsspleten en onder stenen ophouden. Bovendien worden steeds<br />
meer vuilstortplaatsen gesloten, waar de beer ook naar voedsel zoekt. De<br />
onderzoekers vermoeden daarom dat de beren weer overschakelen naar hun<br />
natuurlijke voedsel.<br />
43
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Twee Amerikaanse onderzoekers ...<br />
b) De onderzoekers denken ...<br />
c) Bovendien worden de ...<br />
d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />
3. De hermelijn en de bunzing krijgen een beschermde status, zo blijkt uit de nota Jacht<br />
en Wildbeheer. Nu mag nog van oktober tot januari op hen geschoten worden, maar<br />
vanaf begin volgend jaar zal voor deze twee marterachtigen een jachtverbod gelden.<br />
Een jachtverbod op de vleermuis en de zeezoogdieren was al eerder door het<br />
ministerie ingesteld. De natuurbeschermingsorganisaties stemmen in met het nieuwe<br />
plan, maar betreuren het dat ook niet de das en de otter de status van beschermd<br />
dier hebben gekregen. Juist deze twee soorten staan er het slechtst voor in<br />
Nederland. De overheid gaat volgens de organisaties bovendien vreemd te werk door<br />
wel geld uit te geven voor de instandhouding van de das en de otter, maar voor deze<br />
twee dieren geen jachtverbod in te stellen.<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Nu mag nog ...<br />
b) Een jachtverbod op ...<br />
c) De natuurbeschermingsorganisaties ...<br />
d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />
4. Gelderland wil een nader onderzoek naar de verontreiniging onder de<br />
vuilstortplaatsen in Azewijn. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het grondwater<br />
onder de vuilstortplaatsen zo sterk is vervuild dat er ernstig gevaar dreigt voor de<br />
volksgezondheid en het milieu. De bodem is verontreinigd met zware metalen, maar<br />
andere giftige stoffen kunnen ook voorkomen en daarom onderschreven<br />
deskundigen de gewenstheid van een tweede onderzoek. Zij vermoeden dat er naast<br />
de al aangetoonde metalen chloorbenzeen voorkomt in de bodem. Volgens<br />
deskundige J. Zonjee is de grond onder de vuilstortplaatsen vaak vervuild met<br />
chloorbenzeen, een stof die snel in het grondwater komt en zo de kwaliteit van het<br />
drinkwater aantast.<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Uit eerder onderzoek ...<br />
b) De bodem is ...<br />
c) Volgens deskundige ...<br />
d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />
5. Het is een bekend probleem dat er in Nederland te weinig wordt gewerkt. Het aantal<br />
mensen dat deel uitmaakt van de werkende bevolking, is hier relatief laag. Maar als<br />
je het aantal uren dat gewerkt wordt in Japan, vergelijkt met dat in Nederland, dan<br />
zie je dat in Japan twintig procent meer gewerkt wordt. De gemiddelde Japanner<br />
werkt 46 uur, de Nederlander een kleine 40 uur per week. Ook in de Verenigde<br />
Staten wordt langer gewerkt dan hier. Het ziekteverzuim in ons land, dat overigens<br />
hoog genoemd mag worden, laat ik dan nog buiten beschouwing. Het is wel zo dat<br />
wij meer in de pas lopen met de grotere Europese landen wat betreft arbeidsuren per<br />
week.<br />
44
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Het aantal mensen ...<br />
b) Het ziekteverzuim in ...<br />
c) Het is wel ...<br />
d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />
6. De Zaanse groothandel Medicopharma heeft vrijdag uitstel van betaling<br />
aangevraagd. Het bedrijf maakte afgelopen vrijdag bekend dat Schulze zich heeft<br />
teruggetrokken als redder van het bedrijf. De bank van Medicopharma, ABN Amro,<br />
besloot daarop geen krediet meer te verlenen, waarna de directie van Medicopharma<br />
geen uitweg meer zag. Bij Medicopharma werken zevenhonderd mensen die<br />
binnenkort op de straat zullen staan. Twee maanden geleden tekende Schulze een<br />
intentieovereenkomst waarin stond dat zij een meerderheidsbelang in Medicopharma<br />
wilde. Voor zestig miljoen zou Schulze zestig procent van de aandelen krijgen. Zowel<br />
binnen als buiten Medicopharma werd ervan uitgegaan dat Schulze een einde zou<br />
maken aan de crisis waarin het bedrijf verkeerde. Dat blijkt nu een misrekening te<br />
zijn geweest.<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Het bedrijf maakte ...<br />
b) Twee maanden geleden ...<br />
c) Bij Medicopharma werken ...<br />
d) Dat blijkt nu ...<br />
7. Uit marktonderzoek is gebleken dat de Nederlander wel eens wat anders wil drinken<br />
dan het traditionele pils. Het donkere en zwaardere bier, dat een paar jaar geleden<br />
sterk in trek raakte, heeft een vaste plaats weten te veroveren op de markt. Thuis en<br />
in het café wordt bijvoorbeeld graag een Belgische Duvel of een bokbier<br />
ingeschonken. In steeds meer cafés vinden we ook donker bier van de tap. Sommige<br />
bierbrouwerijen, die zich voornamelijk of alleen maar toelegden op de productie van<br />
pils, hebben hierop geprobeerd ook zwaardere biersoorten te verkopen, maar met<br />
weinig succes. Een andere, nieuwe trend is de opkomst van alcoholvrij bier. De<br />
alcoholarme biersoorten Stender, Malt en Buckler zijn door de grotere<br />
bierbrouwerijen op de markt geïntroduceerd en aangeslagen bij het <strong>Nederlands</strong>e<br />
publiek. Zowel in de café's als thuis wordt alcoholvrij bier steeds meer gedronken en<br />
verwacht wordt dat de vraag steeds groter wordt.<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Het donkere en ...<br />
b) Een andere, nieuwe ...<br />
c) Het donkere en ... en Sommige bierbrouwerijen, die ... en Zowel in de ...<br />
d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />
8. Het beeld van de maatschappelijk werker als softie met geitewollen sokken en<br />
sandalen, die 'meevoelt vanuit een stuk betrokkenheid' en daarom in 'een stuk<br />
hulpverlening' voorziet, bestaat nog steeds bij een grote groep. 'Ten onrechte,' aldus<br />
directeur J. Steeman van de Stichting Reclassering Alkmaar. Het beeld van de<br />
hulpverlener als softie is namelijk volkomen achterhaald. De hulpverleners helpen<br />
mensen met problemen op een zakelijke manier. Bij dit 'no nonsens'-image past het<br />
jargon uit de economische wereld. Er wordt gesproken van 'rendement van een<br />
programma', 'het aanbieden van een humane factor' als 'product' en 'casemanagement'.<br />
De straathoekwerker van vroeger die achtergestelde jongeren uit de<br />
lagere klasse hielp, is tegenwoordig een adviserende en begeleidende 'streetcorner<br />
worker' die de gegevens van zijn cliënten in de computer invoert. De buitenwereld<br />
45
heeft de verandering van de maatschappelijk werker niet opgemerkt en het<br />
verkeerde beeld dat veel mensen van de hulpverleningssector hebben, maakt deze<br />
sector een gemakkelijke prooi bij de bezuinigingen. Het grote publiek is niet bekend<br />
met de goede kanten van sociaal werk en de resultaten die worden geboekt. Van de<br />
kant van de publieke opinie hoeft de sociale sector dus niet al te veel steun te<br />
verwachten, vreest Steeman. Staatssecretaris Kosto, die de negentien<br />
reclasseringsinstellingen voor ruim tien miljoen gulden wil korten, heeft inderdaad<br />
nauwelijks kritiek ontvangen op zijn plannen vanuit brede lagen vanuit de<br />
samenleving.<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) 'Ten onrechte,' aldus ...<br />
b) Het beeld van ...<br />
c) De buitenwereld heeft ...<br />
d) Staatssecretaris Kosto, die ...<br />
9. Luxe appartementen, een betonnen flat met naar het park gerichte balkons en<br />
bouwplannen voor een jeugdherberg: het Vondelpark dreigt steeds meer ontsierd te<br />
raken door gebouwen langs de parkrand. Het grootste en meest bezochte park van<br />
Amsterdam kan nog wel eens grondig van aanzien veranderen wanneer de<br />
gemeente goedkeuring geeft aan alle bouwplannen. Feit is dat de bouw van een<br />
jeugdherberg al goedgekeurd is door de deelraad. De Stichting Stop Aantasting<br />
Vondelpark is vastbesloten de goedkeuring en uitvoering van de bouwplannen tegen<br />
te houden. 'Het mooiste park van de stad kan de Amsterdammers niet zomaar<br />
ontnomen worden,' zegt bestuurslid E. de Drenth, die vooral bezorgd is over het deel<br />
van het park bij het Leidseplein. 'Dit deel kan als verloren beschouwd worden,' merkt<br />
hij op, 'wanneer daar naast het kantorencomplex met zijn fikse afmetingen ook nog<br />
een jeugdherberg gebouwd wordt.'<br />
Een nieuwe alinea begint met:<br />
a) Het grootste en ...<br />
b) De Stichting Stop ...<br />
c) Het grootste en ... en 'Dit deel kan...<br />
d) De Stichting Stop ... en 'Dit deel kan ...<br />
46
Argumentatie<br />
Basisbegrippen<br />
Argumentatie is een combinatie van uitspraken die elkaar ondersteunen, met als doel<br />
anderen van een standpunt te overtuigen.<br />
Het standpunt is de uitspraak die ondersteund wordt. Het standpunt wordt ook wel stelling<br />
genoemd en houdt vaak de mening van de schrijver in.<br />
Uitspraken die het standpunt ondersteunen heten argumenten. Ze zijn het bewijs dat het<br />
standpunt klopt.<br />
Tussen een standpunt en argumenten bestaat een verbindende uitspraak, maar die wordt<br />
veelal niet uitgesproken.<br />
Voorbeeld Karel zal zijn examen niet halen (standpunt), want hij heeft nauwelijks geleerd<br />
(argument).<br />
(De verbindende uitspraak is dan: als je niet leert, dan haal je je examen niet.)<br />
Standpunten kunnen door één argument worden ondersteund (enkelvoudige<br />
argumentatie) of door meer argumenten (meervoudige argumentatie). Bij<br />
nevenschikkende argumentatie zijn er verschillende deelargumenten nodig<br />
om het standpunt volledig te ondersteunen. Als argumenten door nieuwe<br />
argumenten worden ondersteund, heet dat onderschikking.<br />
Voorbeeld Ik moet stoppen met roken, want dat is gezonder. (enkelvoudige<br />
argumentatie)<br />
Ik moet stoppen met roken, want dat is gezonder, goedkoper en ik val andere<br />
mensen niet lastig. (meervoudige argumentatie)<br />
Kinderen moeten door een vader en moeder opgevoed worden, want<br />
moeders ontwikkelen een sterk gevoelsleven en vaders zorgen voor<br />
zelfstandigheid. (nevenschikkende argumentatie)<br />
Gescheiden ouders, gescheiden kinderen. Je weet immers niet hoe het hoort;<br />
je maakt waarschijnlijk dezelfde fouten. (onderschikkende argumentatie)<br />
Aan de hand van signaalwoorden is te horen of er sprake is van een<br />
standpunt (ik vind dat, naar mijn mening, ik zal hier aantonen, dus,<br />
concluderend) of een argument (mijn argument hiervoor, overige<br />
argumenten, want, immers, omdat). Als signaalwoorden ontbreken, dan kan<br />
de want/dus-proef uitkomst bieden. Het zinsdeel waar want voor kan staan is<br />
het argument, het zinsdeel waar dus voor kan is het standpunt.<br />
Voorbeeld Lang in de zon zitten is niet goed, je kan huidkanker krijgen.<br />
Lang in de zon zitten is niet goed, want je kan huidkanker krijgen.<br />
Je kan huidkanker krijgen, dus lang in de zon zitten is niet goed.<br />
47
Argumentatie<br />
Formulering en stijl<br />
Een betoog behoort aan 4 eisen te voldoen:<br />
1) Correctheid (als een tekst fouten of onduidelijkheden<br />
bevat, kan dat voor ongeloofwaardigheid zorgen)<br />
2) Begrijpelijkheid (met signaalwoorden, zoals naar mijn<br />
mening, het is wenselijk dat, argumenten hiervoor zijn, bovendien,<br />
kan de begrijpelijkheid van een betoog bevorderd worden)<br />
3) Publiekgerichtheid (formuleringen moeten efficiënt zijn –<br />
afgestemd op de doelgroep, gevarieerd zijn en aansluiten<br />
bij de houding van het publiek)<br />
4) Aantrekkelijkheid (concrete formuleringen, de menselijke<br />
maat aanhouden, het publiek aanspreken,<br />
woordherhalingen)<br />
48
Oefenexamen<br />
“Slaap er een nachtje over”<br />
Onderbewustzijn maakt betere keuzes<br />
Of de keuze nu gaat tussen huizen, banen of zelfs een rib- en een spijkerbroek, laat de<br />
boel even bezinken, slaap er een nachtje over. Volgens hoogleraar sociale<br />
psychologie Ap Dijksterhuis is het onderbewuste vaak beter in staat een<br />
weloverwogen keuze te maken dan het bewustzijn. "Want bewust denken heeft zo z'n<br />
beperkingen."<br />
Het idee werd vijf jaar geleden geboren. Ap Dijksterhuis, hoogleraar sociale psychologie aan<br />
de Universiteit van Amsterdam, verhuisde naar de hoofdstad en zocht een huis. "De<br />
makelaars nodigden voor een bezichtiging alle mogelijke kopers uit. Met een man of tien<br />
stond je in een appartement. Degene die het eerst een bod deed, kreeg het huis. Ik vond dat<br />
waardeloos, want een huis kopen, dat doe je niet zomaar. Ik vroeg me af hoe mensen dat<br />
eigenlijk doen, zo'n ingewikkelde beslissing nemen. Uiteindelijk heb ik wel een huis<br />
gevonden. Ik was drie minuten binnen en had de badkamer niet eens gezien, toen ik een<br />
bod uitbracht. Ik voelde me vreselijk. Maar ik woon er nog steeds."<br />
Dijksterhuis besloot de geheimen van het beslissen te ontrafelen en startte een uitgebreid<br />
onderzoek. Deze week publiceert hij zijn bevindingen in Science. Zijn conclusie: een nachtje<br />
slapen doet vaak wonderen.<br />
Er zijn moeilijke en makkelijke beslissingen. Over de aankoop van een set handdoeken doen<br />
de meeste mensen niet moeilijk. Het wordt lastig als er een nieuwe keuken of een nieuwe<br />
auto moet worden aangeschaft. Heersende gedachte was dat het het beste is goed en<br />
bewust na te denken, voordat wordt overgegaan tot aankoop. Weeg de voors en tegens<br />
nauwkeurig af en een bevredigend besluit is gegarandeerd.<br />
Ap Dijksterhuis beweert iets anders. Volgens hem zijn de beslissingen die iemand neemt na<br />
een zorgvuldige, bewuste afweging vaak helemaal niet bevredigend. Sommige dingen kun je<br />
beter even laten bezinken. Dijksterhuis introduceert in Science de beraadslagen-zonderaandacht-hypothese.<br />
Hoe ingewikkelder de kwestie, hoe slimmer het is even afleiding te<br />
zoeken voordat wordt beslist. Laat het onderbewuste intussen zijn werk doen.<br />
Dijksterhuis bewees zijn theorie aan de hand van een aantal experimenten. In één daarvan<br />
gaf hij proefpersonen informatie over fictieve auto's. De auto's waren of met vier punten<br />
omschreven, of met twaalf. De punten waren positief of negatief. Eén deel van de<br />
proefpersonen kreeg vier minuten de tijd over de aankoop na te denken, de andere groep<br />
mocht in die tijd puzzels doen. Beide groepen moesten na de vier minuten de beste auto<br />
kiezen.<br />
Voor de puzzelaars maakte het niet uit of de auto met vier, of met twaalf punten was<br />
gekarakteriseerd. Uit beide categorieën konden ze even goed een wagen kiezen. De<br />
'bewuste denkers' hadden echter meer moeite met de twaalf punten. Met zoveel informatie<br />
konden ze maar moeilijk beslissen. En de uiteindelijke keuze was vaak niet bevredigend.<br />
"Ja, bewust denken heeft zo z'n beperkingen", zegt Dijksterhuis. "Als we een huis of een<br />
auto willen kopen, dan moeten we rekening houden met verschillende aspecten. Die wegen<br />
we tegen elkaar af. Zo is de grootte van een huis belangrijker dan het aantal stopcontacten.<br />
Daarvan kun je er immers gemakkelijk een paar bijmaken. Helaas gaat het lang niet altijd<br />
goed. Om te beginnen kunnen we niet alle aspecten in onze gedachten meenemen, die<br />
49
passen domweg niet in ons hoofd. Dus moeten we kiezen, maar ook daar zijn we niet al te<br />
best in. En soms hangen we meer gewicht aan zaken, die eigenlijk helemaal niet belangrijk<br />
zijn."<br />
Het onderbewuste is volgens Dijksterhuis wél in staat een weloverwogen beslissing te<br />
genereren, hoe lastig het probleem ook is. "Op de één of andere manier vallen alle<br />
puzzelstukjes in elkaar, zonder dat je bewust over de kwestie nadenkt. Hoe dat precies<br />
werkt, weten we niet. Dat willen we wel uitzoeken, door te kijken wat er in de hersenen<br />
gebeurt als iemand bewust of onbewust over een probleem nadenkt. We leggen<br />
proefpersonen in MRI-scans, zodat we kunnen zien wanneer welk deel van de hersenen<br />
actief is."<br />
Ook kan Dijksterhuis niet zeggen hoe lang de afleiding precies moet zijn, om een goede<br />
beslissing te kunnen nemen. "Een hele nacht slapen zal lang niet altijd nodig zijn. Het hangt<br />
van de complexiteit van het probleem af, hoe lang je onderbewuste nodig heeft. Iets anders<br />
wat we nu onderzoeken is of we onbewust denken kunnen sturen. Dat klinkt tegenstrijdig,<br />
maar het lijkt te kunnen. Stel, jij en je partner willen op vakantie maar kunnen het niet eens<br />
worden over de bestemming. Jullie spreken af het de rest van de week te laten rusten, maar<br />
op vrijdag een definitieve beslissing te nemen. Heb je dan op vrijdag ook echt een besluit<br />
paraat? Het lijkt erop van wel. Anderzijds lijkt het niet te werken als je iets laat bezinken en<br />
níet incalculeert dat je op een bepaald moment moet beslissen."<br />
Maar wat is een ingewikkeld probleem? Bij welke moeilijkheidsgraad moet het bewustzijn uit-<br />
en het onderbewustzijn worden ingeschakeld? "Dat is natuurlijk lastig te zeggen, want bij<br />
iedereen is die grens anders. Een cd'tje kopen is makkelijk, want die koop je uiteindelijk om<br />
één reden: de muziek. Kiezen tussen flessen shampoo kunnen we met ons bewustzijn ook<br />
wel af, hoewel sommigen dat zelfs al moeilijk vinden. Maar kleren, die zijn toch voor velen<br />
vrij complex; er zijn meerdere aspecten waarmee je rekening moet houden. Dus ik zou<br />
zeggen: schakel bij alles wat ingewikkelder is dan een spijkerbroek je onderbewustzijn in.<br />
Overigens geldt dit niet alleen voor de aankoop van producten. Ook managers en politici zijn<br />
gebaat bij enkele nachtjes slapen, voordat ze moeilijke beslissingen nemen."<br />
Remy van den Brand<br />
Ap Dijksterhuis, Maarten W. Bos, Loran F. Nordgren en Rick B. van Baaren, 'On making the right choice: the<br />
deliberation-without-attention effect'. In: Science, 17 februari 2006, 1005-1007.<br />
Uit: Noorderlicht Nieuws, Vpro-site, 16 februari 2006<br />
Vragen bij tekst 3<br />
16. Wat bedoelt de auteur met “een huis kopen, dat doe je niet zomaar”?<br />
a. Een huis kopen is een beslissing die grote invloed op je leven kan hebben.<br />
Je denkt er goed over na.<br />
b. Als je een huis koopt kan je dat niet zomaar doen: je moet eerst een makelaar en<br />
een notaris contacteren.<br />
c. Als je een huis koopt moet je eerst een gesprek met je bankdirecteur voeren.<br />
Zonder hypotheek kan je geen huis kopen.<br />
17. Wat is het onderwerp van deze tekst?<br />
a. Hoe mensen keuzes maken.<br />
b. De rol van het onderbewustzijn op het nemen van een besluit.<br />
c. Het belang van slaap als er beslissingen moeten worden genomen.<br />
50
18. Hoe is het idee voor dit onderwerp geboren?<br />
a. De auteur verhuisde naar Amsterdam en werd hoogleraar psychologie<br />
aan de universiteit van Amsterdam.<br />
b. De auteur zag hoe mensen, zonder tijd om alle voor- en nadelen af te wegen,<br />
overgingen tot een belangrijk besluit als het kopen van een huis. Even later deed hij<br />
dat zelf ook.<br />
c. De auteur voelde zich vreselijk toen hij zijn huis in Amsterdam kocht.<br />
19. Tot nu werd gedacht dat het het beste is om alle voor -en nadelen goed op een rijtje te<br />
zetten voordat iemand overgaat tot een belangrijke aankoop of een belangrijk besluit.<br />
Ap Dijksterhuis denkt daar anders over. Wat is de essentie van zijn idee?<br />
a. Als mensen bewust nadenken over een probleem maken ze een verkeerde keuze<br />
doordat ze de verkeerde dingen tegen elkaar afwegen.<br />
b. Als je je onderbewuste laat beslissen maak je vaak een betere keuze dan als je goed<br />
over iets hebt nagedacht.<br />
c. Als je een belangrijke beslissing moet nemen is het een goed idee om te gaan<br />
slapen.<br />
20. Waarom is je onderbewuste vaak beter in staat een goede beslissing te nemen?<br />
a. Als je mensen onder een MRI scan legt en onbewust over een probleem laat<br />
nadenken, zie je dat er een groter gedeelte van onze hersenen actief is.<br />
b. Als we over een moeilijke kwestie nadenken, ontstaat het probleem dat onze<br />
hersenen niet alle details van het probleem kunnen bevatten.<br />
c. Dat weten we niet precies.<br />
21. Kunnen we onbewust denken sturen?<br />
a. Als de afleiding lang genoeg duurt wel.<br />
b. Alleen als je incalculeert dat je op een bepaald moment de beslissing moet hebben<br />
genomen.<br />
c. De auteur vermoedt van wel.<br />
22. Bij welk probleem moet je jouw onderbewuste inschakelen?<br />
a. Bij een complex probleem.<br />
b. Bij alles, zelfs bij de aanschaf van een spijkerbroek.<br />
c. Je hoeft je onderbewuste niet in te schakelen, dat gaat vanzelf.<br />
EINDE VAN DE TOETS<br />
51
Les 4<br />
Lesopbouw<br />
- Bespreken huiswerk.<br />
- Argumentatie in teksten.<br />
- Verbanden tussen alinea’s.<br />
- Signaalwoorden en structuurmarkeerders.<br />
Huiswerk<br />
- Herschrijven Kern.<br />
- Schrijven conclusie.<br />
- Oefenexamen Lezen.<br />
52
Verbanden in de tekst<br />
Kernzinnen<br />
In elke alinea hoort een kernzin voor te komen. Deze kernzinnen staan op een herkenbare<br />
plaats. Een kernzin lijkt het meeste op een samenvatting of een conclusie van de inhoud van<br />
de alinea in de vorm van een zin. De eerste zin van de alinea is vaak de kernzin.<br />
Met kernzinnen kun je de hoofdgedachten van een tekst aangeven. Tussen de kernzinnen<br />
en dus ook de alinea’s moet een samenhang bestaan.<br />
Verbanden<br />
Er bestaan meerdere soorten verbanden tussen tekstdelen. Hier noemen we alleen een paar<br />
belangrijke verbanden die je ook in je eigen tekst kunt gebruiken.<br />
- opsommend verband: een reeks zaken of aspecten wordt besproken.<br />
- chronologisch verband: een reeks gebeurtenissen of handelingen wordt in een<br />
bepaalde tijdsvolgorde beschreven.<br />
- tegengesteld verband: twee of meer zaken worden vergeleken die op één of meer<br />
punten verschillen.<br />
- argumentatief verband: er wordt een argument gegeven voor een standpunt.<br />
OEFENINGEN<br />
1. Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?<br />
I Welke aanblik bood de wereld in het tijdperk van de dinosauriërs? Wat was het uiterlijk<br />
van de flora en fauna 250 miljoen jaar geleden? Hoe zag een koolbos eruit tijdens het<br />
Carboon? Het is eigenlijk verwonderlijk dat wij ons zonder moeite zulke taferelen kunnen<br />
voorstellen. Iedereen die wel eens een museum voor natuurlijke historie heeft bezocht,<br />
herkent de oerwereld onmiddellijk. Er bestaat ontegenzeggelijk zoiets als een collectief<br />
beeld van het vroegere leven op aarde, een toestand waarvan geen getuigen zijn, maar die<br />
toch als bijna concrete werkelijkheid op ons netvlies is gebrand.<br />
II Dat komt doordat de oerwereld al lang door anderen is verbeeld. Sinds de negentiende<br />
eeuw tonen de opstellingen in musea uitgestorven dieren en planten in ecologische<br />
ensembles volgens de laatste stand der wetenschap. Boek- en plaatwerken over evolutie<br />
doen hetzelfde in het platte vlak. Zelfs tot in moderne tekenfilms en stripverhalen is het<br />
prehistorische landschap doorgedrongen, zij het niet altijd even verantwoord (veel vroegere<br />
Flintstone-kijkers denken bijvoorbeeld nog altijd dat mensen en dinosauriërs in hetzelfde<br />
tijdperk leefden).<br />
2. Wat is het verband tussen de alinea's 1 en 2-3 en 2 en 3?<br />
I Het is nadelig voor de kijker wanneer programma's worden onderbroken door reclame.<br />
II De kijker krijgt informatie die voor hem niet van belang is. Reclameblokken zijn nu<br />
eenmaal niet interessant voor de meeste kijkers. Het is met reclameblokken in programma's<br />
bovendien zo dat de informatie die voor hem niet van belang is, de kijker telkens weer uit zijn<br />
concentratie haalt. Het wordt steeds moeilijker om je in te leven in een spannende film. Dit<br />
heb je met de reclame die voor en na de programma's te zien is in ieder geval niet.<br />
III Er is nog een andere reden waarom ik tegen de nieuwe vorm van reclame ben.<br />
Verschillende makers van televisieprogramma's hebben - mijns inziens terecht -<br />
geprotesteerd tegen onderbreking van hun programma's. Hun artistieke belangen zouden in<br />
het geheel niet gediend worden door de nieuwe vorm van reclame.<br />
53
3 Wat is het verband tussen de alinea's 1 en 2 en 3 en 4?<br />
I Enkele jaren geleden besloot het Brabantse PPR-Statenlid C. van de Ven de milieuidealen<br />
van zijn partij zelf in de praktijk te gaan brengen. In een boerderij in 's Gravenmoer<br />
bij Oosterhout begon hij een geitenhouderij, annex kaas- en wijnmakerij op eco-basis.<br />
II In de jaren nadien groeide en bloeide het agrarische voorbeeld - bedrijf. De afzet<br />
van geitenkaas nam gestaag toe en jaarlijks bezochten vijftienduizend belangstellenden uit<br />
binnen- en buitenland Van de Vens Sint Crispinushoeve om er het duurzaam landbouwen<br />
zelf in ogenschouw te nemen. Ook radio, tv en dagbladen wisten plotseling de weg naar 's<br />
Gravenmoer te vinden.<br />
III Toch gaat binnenkort het slot op de deur bij de geitenboerderij. Van de Ven zegt te zijn<br />
stukgelopen op de benepen burgermansmoraal in een dorp dat niet wilde of kon leven met<br />
een vreemde, linkse eend in de bijt. 'Het project is gewoon bewust de nek omgedraaid,'<br />
constateert hij.<br />
IV De gemeente daarentegen voert voor het verscheiden van de Sint Crispinushoeve<br />
redenen aan die minder ideologisch getint zijn. Door technische en niet door morele<br />
bezwaren van omwonenden ontstond tijdrovend geharrewar over de verlenging van de<br />
hinderwetvergunning voor het bedrijf. Dat de eco-boer vervolgens zelf het hoofd in de schoot<br />
legt, is zijn zaak, aldus de lezing van de gemeente. 'Maar jammer vinden we het wel,' aldus<br />
woordvoerder Van Oort.<br />
54
Structuurmarkeerders en signaalwoorden<br />
Met behulp van structuurmarkeerders kun je de indeling van je tekst duidelijker maken.<br />
Hierdoor wordt het lezen van de tekst vergemakkelijkt. Structuurmarkeerders zijn geen<br />
onderdeel van de lopende tekst.<br />
Structuurmarkeerders zijn b.v. hoofdstuk-en paragraaftitels, tussenkopjes, paginanummers,<br />
voetteksten en opsommingstekens.<br />
Signaalwoorden zijn in tegenstelling tot structuurmarkeerders wel onderdeel van een<br />
lopende tekst. Ze geven de lezer een signaal zoals ‘hier volgt een voorbeeld’ (met het<br />
signaalwoord bijvoorbeeld. Met signaalwoorden kun je ook verbanden tussen zinnen en<br />
alinea’s aangeven.<br />
- opsommend verband: ten eerste…, allereerst, daarnaast, daarbij, bovendien, en, ook,<br />
verder, niet alleen, maar ook enz.<br />
- chronologisch verband: eerst, hierna, erna, vervolgens, voordat, nadat, toen, terwijl,<br />
intussen, wanneer, tegelijkertijd enz.<br />
- tegengesteld verband: maar, daarentegen, in tegenstelling tot, doch enz.<br />
- argumentatief verband: omdat, want, daarom, bovendien, aangezien, vanwege,<br />
derhalve, wegens, namelijk enz.<br />
Wanneer signaalwoorden gebruikt worden, moeten die wel kloppen. Zo moet bijvoorbeeld<br />
na het woord concluderend een conclusie volgen en geen nieuwe informatie.<br />
Verbindingswoorden verbinden zinnen of zinsdelen met elkaar. Verbindingswoorden geven<br />
aan wat de relatie tussen zinnen of zinsdelen is. Veel verbindingswoorden zijn tevens<br />
signaalwoorden.<br />
Een verbindingswoord met weinig betekenis dat twee zinnen aan elkaar verbindt, is b.v. ‘en’.<br />
Hij installeert computers en hij ondersteunt de gebruikers ervan.<br />
55
Argumentatie<br />
Vragen die je aan de ordening kunt stellen<br />
1) Kies je voor een directe (IBAAC) of een indirecte opbouw (een andere<br />
volgorde)?<br />
In de meeste gevallen wordt gekozen voor de directe opbouw, aangezien deze<br />
overzichtelijk is voor jezelf en voor je publiek.<br />
Als je publiek lijnrecht tegenover het standpunt staat, ligt een indirecte opbouw meer<br />
voor de hand. Het publiek weet niet direct wat je wil, maar heeft al je argumenten<br />
aangehoord.<br />
2) Hoe orden je de argumenten?<br />
- Nestoriaanse ordening (camoufleren van de zwakste argumenten)<br />
- Sterkste argumenten: aan het begin en aan het eind<br />
- Zwakste argumenten: in het midden<br />
3) Waar weerleg je de argumenten van de tegenstander?<br />
- Eerst: goede onderbouwing van je eigen standpunt<br />
- Vervolgens: eventuele weerlegging van argumenten van de<br />
tegenstander<br />
+ Bij twijfelend of negatief publiek: erkennen van weerstand<br />
4) Is er een strategische verdeling van ethos, logos en pathos?<br />
- Opening: argumenten gericht op ethos (om betrokken, deskundig en<br />
betrouwbaar over te komen)<br />
- Midden: argumenten gericht op logos (feitelijke argumenten)<br />
- Afsluiting: argumenten gericht op pathos (om welwillendheid van<br />
het publiek te vergroten)<br />
Controleer tenslotte of je structuur zichtbaar is. Signaalwoorden kunnen hierbij voor extra<br />
verduidelijking zorgen.<br />
56
13 mei 2008<br />
Instructie<br />
Het examen bestaat uit twee teksten met 30 vragen.<br />
Geef antwoord door het juiste vakje aan te kruisen op het antwoordblad. Let op: plaats het<br />
juiste antwoord bij de juiste vraag!<br />
Voorbeeld<br />
Vraag 1<br />
De minister-president van Nederland is:<br />
a) a) Peter Linde<br />
b) b) Jan-Peter Balkenende<br />
c) c) Peter Bos<br />
d) d) Jan Smit<br />
Op het antwoordblad geef je zo antwoord:<br />
Vraag 1 a <br />
b <br />
c <br />
d <br />
Tijd: 90 minuten<br />
SUCCES!<br />
57
Valpartij of slok op, de werkgever dokt; per saldo Ziekteverzuim<br />
door Wybo Algra<br />
I. Een stukje langlaufen is natuurlijk reuze gezond. Het is een wapen in de strijd tegen<br />
overtollige kilo's en je hoofd wordt lekker leeg, zodat je op maandagochtend extra fris<br />
achter je bureau zit. Dat is goed voor de werknemer én voor zijn baas. Maar wat als<br />
braafjes langlaufen ontaardt in roekeloze avonturen op de zwarte piste, valpartijen en<br />
maandenlange revalidatie, terwijl die bureaustoel onbezet blijft en de baas intussen<br />
wel voor zijn sportende werknemer blijft dokken?<br />
II. Werkgeversclub MKB-Nederland pookte deze week, en niet voor het eerst, de<br />
discussie maar weer eens op: bedrijven hebben er geen zin meer in het loon van<br />
werknemers door te betalen als die door bijvoorbeeld sportblessures langdurig uit de<br />
running zijn. Vooral kleine bedrijven kost het allemaal handenvol geld, terwijl ze op de<br />
privéactiviteiten van de mensen op hun loonrol geen invloed hebben.<br />
III. Het moet gezegd, er is een reeks situaties denkbaar waarin je de werkgevers<br />
intuïtief groot gelijk geeft. Een sprekend, zij het wat karikaturaal voorbeeld is de<br />
werkneemster die ziekengeld incasseert nadat ze zich nieuwe borsten heeft laten<br />
aanmeten - niet na ziekte, maar puur voor de mooi. Iets alledaagser is de werknemer<br />
die regelmatig thuis op de bank zijn kater uitziekt in de baas zijn tijd, of daar zijn<br />
echtscheiding te boven probeert te komen.<br />
IV. Op de zwarte lijst van MKB-Nederland figureren onder meer sport- en<br />
vakantieblessures, roekeloos rijden en plastische chirurgie zonder medische<br />
noodzaak. Wie door dergelijke oorzaken langer dan zes weken thuis zit, krijgt als het<br />
aan de werkgevers ligt geen loon meer doorbetaald. Werknemers kunnen zich daar<br />
tegen indekken met een particuliere verzekering. Tja, misschien kan dat ook best -<br />
het is alleen zo strijdig met pogingen om diezelfde werknemer omwille van zijn<br />
gezondheid aan het sporten te krijgen. En het levert hoe dan ook veel sousa op, want<br />
over de noodzaak van plastische chirurgie of de definitie van roekeloos rijden valt<br />
vast heel wat af te twisten.<br />
V. Soms maakt de werknemer het wel heel bont in zijn vrije tijd, vindt ook de rechter.<br />
Een motorrijder die met een slok te veel op brokken maakte en arbeidsongeschikt<br />
raakte, verspeelde zijn recht op bovenwettelijke loonafspraken op grond van de cao.<br />
Een vrachtwagenchauffeur die herhaaldelijk verzuimde omdat hij tegen<br />
doktersadvies in bleef zaalvoetballen, overkwam hetzelfde.<br />
VI. Dat de werkgever extreme individuele gevallen voor kan leggen aan de rechter, is<br />
natuurlijk prima. Maar pas ermee op, maak er geen algemeen beleid van. Juist<br />
omdat de werkgever in Nederland financieel schade lijdt door ziekteverzuim, is hij<br />
steeds beter zijn best gaan doen om zijn werknemers fit, en eventueel verzuim zo<br />
kort mogelijk te houden. Daar heeft iedereen plezier van. En dat kan niet worden<br />
gezegd van een werkgever die zich uiteindelijk steeds meer gaat bemoeien met wat<br />
je eet, drinkt en rookt.<br />
Trouw,<br />
29 maart 2008<br />
58
Vragen bij ”Valpartij of slok op”<br />
1. Welk antwoord geeft het beste de mening van de auteur weer?<br />
a. Sporten is goed, mits je het verantwoord doet<br />
b. Sporten is niet goed want bij blessures moet de werknemer zelf zijn ziektekosten<br />
betalen<br />
c. Sporten is niet goed, het levert teveel financiële risico’s op voor de werkgever<br />
d. Sporten is goed, de baas moet zich er niet mee bemoeien<br />
2. Wat is het standpunt van het MKB als het over ziekte gaat?<br />
e. Het is onterecht dat bedrijven moeten betalen voor gevaarlijke activiteiten met grote<br />
kans op blessures<br />
f. Werknemers moeten zelf zorgen voor een verzekering als ze brokken maken in hun<br />
vrije tijd<br />
g. Werkgevers moeten door de werkgever verplicht worden om voorzichtig te sporten<br />
h. Het is onterecht dat bedrijven moeten betalen voor ongevallen bij vrijetijdsbesteding<br />
of uitval door privé-omstandigheden<br />
3. Is de auteur het met het standpunt van het MKB eens?<br />
i. Ja, hij is het ermee eens<br />
j. Dat zegt hij niet<br />
k. Nee, hij is het er niet mee eens<br />
l. Nee, hij is het met de rechter eens<br />
4. Waarom vindt de schrijver het een karikaturaal voorbeeld (alinea III)?<br />
m. Het is een niet bestaand voorbeeld<br />
n. Het is een overdreven voorbeeld<br />
o. Het is een onzinnig voorbeeld<br />
p. Het is een goed voorbeeld<br />
5. Hoe is de tekst opgebouwd?<br />
q. Inleiding, beschrijving, voor- en nadeel, conclusie<br />
r. Inleiding, beschrijving, oorzaak, gevolg, oplossing, conclusie<br />
s. Inleiding, beschrijving, voor- en tegenargument, conclusie<br />
t. Inleiding, beschrijving, verklaring, oorzaak, gevolg, conclusie<br />
6. ‘Het moet gezegd…. intuïtief groot gelijk geeft.’ Wat bedoelt de schrijver met intuïtief<br />
alinea III)?<br />
a. Je vertrouwt op je kennis<br />
b. Je vertrouwt op bewijzen<br />
c. Je vertrouwt op wat gezegd wordt<br />
d. Je vertrouwt op je gevoel<br />
7. Waarnaar verwijst ‘dergelijke’ (alinea IV)?<br />
e. Langdurig thuis blijven<br />
f. Redenen die niets met het werk te maken hebben<br />
g. Redenen zoals extra doktersbehandelingen<br />
h. Onvoorzichtig zijn<br />
8. Wat is soesa (alinea IV)?<br />
i. Discussie<br />
j. Drukte<br />
k. Problemen<br />
l. Rommel<br />
59
9. Waarom moet er geen algemeen beleid van gemaakt worden (alinea VI)?<br />
m. Je moet ervoor zorgen dat mensen zich netjes gedragen zodat er geen problemen<br />
komen<br />
n. Je moet niet alle problemen laten oplossen door een rechter<br />
o. Je moet voorkomen dat werkgevers teveel schade leiden<br />
p. Je moet niet voor alle werkgevers laten gelden dat ze geen financiële risico’s lopen<br />
10. Waarnaar verwijst ‘daar’ (alinea VI)?<br />
q. Werknemers die steeds beter hun best doen<br />
r. De schade door ziekteverzuim<br />
s. Werkgevers die steeds beter hun best doen<br />
t. Fitte werknemers en beperkt verzuim<br />
11. ‘En dat kan niet worden gezegd…..drinkt en rookt’ (Alinea VI)? Waarnaar verwijst ‘dat’?<br />
u. Voordelen van goede voorwaarden<br />
v. Daar heeft iedereen plezier van<br />
w. Zieke werknemers zo snel mogelijk aan het werk laten gaan<br />
x. Problemen voorleggen aan de rechter<br />
12. Wat voor soort verband is er te vinden in alinea VI?<br />
y. Vergelijkend<br />
z. Tegengesteld<br />
aa. Oorzakelijk<br />
bb. Samenvattend<br />
13. Hoeveel tegenargumenten geeft de auteur in het artikel?<br />
cc. 1<br />
dd. 2<br />
ee. 3<br />
ff. 4<br />
Meer labels, meer probleemkinderen<br />
door Robin Gerrits<br />
I. AMSTERDAM Deskundigen op het terrein van gedragsproblematiek bij kinderen en<br />
jongeren zien genoeg mogelijkheden voor nader onderzoek, zoals minister Rouvoet<br />
zaterdag bepleitte, maar stellen zich eerst en vooral de vraag: hoe groot is het<br />
probleem werkelijk? Lijkt het niet groter dan het is?<br />
II. Minister Rouvoet van Jeugd en Gezin sprak zaterdag in een interview met AD over<br />
de almaar groeiende druk die op kinderen ligt, wat zich uit in tal van<br />
gedragsproblemen. 'Onze pubers zijn nog hetzelfde als vroeger, maar de sociale<br />
omgeving is veranderd.'<br />
III. Volgens Roevoet spelen onder meer het toegenomen media- en internetgebruik,<br />
de geringere tijd die ouders - beiden werkend - hebben om hun kinderen structuur te<br />
bieden en de grote anonieme scholengemeenschappen een rol.<br />
60
IV. Dat het beroep op voorzieningen voor gedragsproblemen is toegenomen, staat niet<br />
ter discussie. Zowel het aantal kinderen op instellingen voor speciaal onderwijs, als<br />
dat van kinderen die met een rugzakje op gewone scholen extra begeleiding krijgen<br />
is fors gestegen.<br />
V. Die groei komt bijna uitsluitend voor rekening van het zogenoemde cluster 4:<br />
ernstige gedragsstoornissen. Als gevolg hiervan begint zich het doembeeld af te<br />
tekenen van een groep jongeren die ondanks extra onderwijszorg, straks na de<br />
schooltijd levenslang in een Wajong-uitkering wordt opgesloten. Logisch dat Rouvoet<br />
de zaak aan de orde stelt, vindt men.<br />
VI. Maar zijn de problemen ook echt groter geworden? We kunnen heel moeilijk<br />
beoordelen of de druk op kinderen zodanig is gegroeid dat het tot gedragsproblemen<br />
leidt, zegt emeritus hoogleraar orthopedagogiek Kees van der Wolf, omdat we geen<br />
nulmeting hebben. 'We weten niet hoe het 50 jaar geleden precies was.'<br />
VII. Volgens Kees van Rijswijk, orthopedagoog en lange tijd directeur van het<br />
Amsterdamse Pedologisch Instituut, speelt de beschikbaarheid van aparte potjes in<br />
elke geval een rol in de stijging. 'Je ziet dat labels die je op kinderen drukt worden<br />
gehonoreerd. Als je er geen etiketje op plakt, levert het geen geld op.'<br />
VIII. Een van de weinige grootschalige onderzoeken op dit terrein is in de jaren<br />
negentig in de VS gedaan. Daaruit blijkt juist dat de gedragsproblemen iets zijn<br />
afgenomen. Van der Wolf is er van overtuigd dat de kinderen met gedragsproblemen<br />
nu veel beter worden opgemerkt. 'We hebben veel betere diagnostiek en<br />
opvangmogelijkheden.'<br />
IX. Hij vindt dat je niet nog meer moet investeren in de zorgkant van het onderwijs,<br />
maar juist in de kwaliteit van de docenten. 'Een wiskundeleraar moet vooral heel<br />
goed wiskunde overdragen. Je moet niet doen alsof hij een halve therapeut is. Je<br />
moet bij kinderen het gevoel versterken dat ze van jou iets kunnen leren. Bij goede<br />
docenten spelen gedragsproblemen nauwelijks een rol.'<br />
X. Grote scholengemeenschappen zijn daarbij niet het probleem, denken de<br />
specialisten. 'Het is maar net hoe je een grote school organiseert. Als je die opdeelt<br />
in kleine units, merkt geen kind er wat van', zegt Van Rijswijk.<br />
XI. Rouvoets stelling dat het overstelpende media-aanbod druk legt op de kinderen,<br />
kan Bamber Delver, directeur van de Kinderconsument, wel volgen. 'De technische<br />
vaardigheden van kinderen worden wel gezien. Maar hun emotionele vaardigheden<br />
in de omgang met datzelfde internet worden nogal overschat.' Ze worden snel als<br />
kleine volwassenen gezien, maar kunnen nog lang niet alles op waarde schatten.<br />
XII. Of het aan de drukte van bestaan ligt of aan iets anders, Van Rijswijk neemt wel<br />
een veranderde mentaliteit waar onder ouders. 'Mensen willen altijd aardig zijn,<br />
zeggen ook tegen hun kinderen nooit nee. Als ik bij de Albert Heijn sta, jeuken mijn<br />
handen wel eens als ik dat gejengel hoor. Het ergste is: ze krijgen nog wat ze willen<br />
ook!'<br />
XIII. Dat dit de bron van alle gedragsproblemen is, zal hij niet beweren, maar 'minder<br />
vaak grenzen stellen verergert de problemen wel'.<br />
de Volkskrant, 7 april 2008<br />
61
Vragen bij “Meer labels, meer probleemkinderen”<br />
14 . De deskundigen stellen zich eerst en vooral de vraag hoe groot het probleem eigenlijk<br />
is, waarom doen ze dit?<br />
a. De deskundigen stellen altijd vragen<br />
b. De deskundigen weten het zelf ook niet<br />
c. Als er geen probleem is, dan hoef je ook geen oplossing te zoeken<br />
d. Als er geen probleem is, dan kan het ook niet groter worden<br />
15. In de tekst worden drie deskundigen opgevoerd. Wie gaat er niet in op de vraag ‘lijkt het<br />
probleem niet groter dan het is’?<br />
a. Wolf<br />
b. Van Rijswijk<br />
c. Rouvoet<br />
d. Delver<br />
16. Hoeveel oorzaken voor de problemen geeft Rouvoet aan?<br />
a. 2<br />
b. 3<br />
c. 4<br />
d. 5<br />
17. Rouvoet stelt dat het media-aanbod een enorme druk legt op kinderen. Waarom vindt hij<br />
dat?<br />
a. Door de media leren kinderen dingen waar ze nog niet aan toe zijn<br />
b. Door de media ontwikkelen kinderen zich onvoldoende en eenzijdig<br />
c. Door de media hebben kinderen tijd om gewoon kind te zijn<br />
d. Door de media krijgen kinderen vierkante ogen<br />
18. Waarom staat het toegenomen beroep op voorzieningen niet ter discussie? (alinea IV)?<br />
a. Iedereen is het daarover eens<br />
b. Gedragsproblemen worden eerder herkend<br />
c. Rouvoet wil geen discussie<br />
d. Dat is een gegeven<br />
19. Wat is het verband tussen alinea II en III?<br />
a. Opsommend<br />
b. Uitwerkend<br />
c. Oorzakelijk<br />
d. Herhalend<br />
20. Welk verband is er tussen alinea IV en V?<br />
a. Opsommend<br />
b. Uitwerkend<br />
c. Oorzakelijk<br />
d. Herhalend<br />
21. Welk verband is er tussen alinea V en VI?<br />
a. Vergelijkend<br />
b. Chronologisch<br />
c. Oorzakelijk<br />
d. Tegengesteld<br />
62
22. Welk verband is er tussen de verbeterde diagnostiek en de mate waarin problemen<br />
voorkomen?<br />
a. Door verbeterde diagnostiek worden problemen eerder gesignaleerd<br />
b. Door verbeterde diagnostiek zie je dat er meer problemen zijn<br />
c. Door verbeterde diagnostiek krijg je meer geld voor een probleemkind<br />
d. Door verbeterde diagnostiek zijn er minder problemen<br />
23. Wat vindt Van der Wolf een goede docent? (alinea IX)?<br />
a. Een goede docent heeft vakkennis en geeft kinderen het gevoel dat ze iets kunnen<br />
leren<br />
b. Een goede docent heeft vakkennis en is een therapeut<br />
c. Een goede docent geeft goed les en zorgt dat er in de klas niet wordt gezeurd<br />
d. Een goede docent geeft vooral wiskunde en kinderen weten dat ze van hem kunnen<br />
leren<br />
24. Wat neemt Van Rijswijk waar onder ouders (alinea XII)?<br />
a. Ouders willen vrienden zijn met hun kinderen en geven grenzen aan<br />
b. Ouders willen geen vrienden zijn met hun kinderen en stellen geen grenzen<br />
c. Ouders willen vrienden zijn met hun kinderen en stellen geen grenzen<br />
d. Ouders willen geen vrienden zijn met hun kinderen en geven grenzen aan<br />
25. Wie is ‘men’ (alinea V)?<br />
a. De maatschappij<br />
b. De politiek<br />
c. De kranten<br />
d. De deskundigen<br />
26. Voor wie is een Wajong-uitkering bedoeld (alinea V)?<br />
a. Voor jongeren met een rugzakje<br />
b. Voor ouderen met een rugzakje<br />
c. Voor jongeren met een handicap<br />
d. Voor ouderen met een handicap<br />
27. Waarom is het logisch dat Rouvoet de zaak aan de orde stelt (alinea V)?<br />
a. Het is de taak van de minister om zaken aan de orde te stellen<br />
b. Ernstige gedragsstoornissen zorgen op termijn voor grote maatschappelijke<br />
problemen<br />
c. Het is een angstwekkend idee dat er zoveel jongeren voor problemen zorgen<br />
d. Nu kunnen er nog maatregelen genomen worden die problemen in de<br />
toekomst voorkomen.<br />
28. Waarnaar verwijst ‘er’ (alinea VII)?<br />
a. De problemen<br />
b. De kinderen<br />
c. De labels<br />
d. Aparte potjes<br />
29. Waarnaar verwijst ‘daaruit’ (alinea VIII)?<br />
a. De VS<br />
b. Het grootschalige onderzoek<br />
c. De jaren negentig<br />
d. De gedragsproblemen<br />
63
30. Wat voor soort verband is er alinea XI te vinden?<br />
a. Vergelijkend<br />
b. Samenvattend<br />
c. Tegengesteld<br />
d. Herhalend<br />
Einde van de toets<br />
64
Les 5<br />
Lesopbouw<br />
- Bespreken oefenexamen.<br />
- Bespreken conclusie.<br />
- Samenvatten en parafraseren.<br />
- Spelling en grammatica: bespreken vier vormen van het werkwoord,<br />
interpunctie, gelegenheid voor het stellen van vragen.<br />
- Oefenexamen.<br />
Huiswerk<br />
- Mogelijkheid voor het schrijven van een nieuw betoog of voor het<br />
schrijven van één of meer onderdelen die problemen opleverden.<br />
65
Samenvatten en parafraseren<br />
Als je een betoog of een beschouwing schrijft, geef je vaak meningen en gedachtengangen<br />
van andere schrijvers weer. Dit kun je op twee manieren doen:<br />
- je kunt de schrijver citeren;<br />
- je kunt de gedachtengang van de schrijver samenvatten en parafraseren.<br />
Als je citeert, geef je letterlijk weer wat de schrijver gezegd heeft. Als je samenvat en<br />
parafraseert, bepaal je eerst wat het kernidee is dat je wilt weergeven. Daarna schrijf je het<br />
kernidee in enkele sleutelwoorden op. Daarna maak je vanuit de sleutelwoorden een<br />
parafrase van het kernidee in eigen woorden. Zorg er wel voor dat je dat in een goed<br />
lopende zin doet.<br />
Opdracht<br />
Tekst<br />
Onder sociale ouderdom verstaat men de levensfase waarin de mens op grond van zijn<br />
leeftijd niet meer aan het arbeidsproces deelneemt. In Nederland is de leeftijd waarop de<br />
sociale ouderdom begint voor vele beroepen 65 jaar. Deze grens is vrij willekeurig gekozen.<br />
Men had net zo goed 64 of 66 jaar kunnen nemen. Bij sommige beroepen zoals rechter of<br />
notaris kan men tot het 70 e jaar blijven doorwerken. Bij andere beroepen, zoals<br />
politiebeambte en beroepsmilitair, is de pensioengerechtigde leeftijd lager dan 65 jaar.<br />
Momenteel zien we dat in veel beroepen mensen steeds vroeger het arbeidsproces<br />
beëindigen. Zo kennen we de vervroegde uittredingsregeling (vut) die mede is ingevoerd om<br />
arbeidsplaatsen te verschaffen.<br />
De economische toestand heeft dus ook invloed op het tijdstip waarop de sociale ouderdom<br />
begint.<br />
A. Bepaal het kernidee.<br />
B. Schrijf het kernidee in enkele sleutelwoorden op.<br />
C. Maak een parafrase van het kernidee in eigen woorden en een goed lopende zin.<br />
66
Interpunctie<br />
Punt<br />
Een punt zet je na een gewone mededelende zin.<br />
Aanhalingstekens<br />
Aanhalingstekens gebruik je aan het begin en het eind van een citaat.<br />
Een citaat is een zin die iemand letterlijk heeft gezegd.<br />
Dubbele punt<br />
Een dubbele punt gebruik je aan het begin van:<br />
- een citaat<br />
- een opsomming<br />
Een dubbele punt gebruik je ook voor het aankondigen van:<br />
- een omschrijving<br />
- een toelichting<br />
- een verklaring<br />
- een conclusie<br />
Komma<br />
Een komma gebruik je:<br />
- als je een natuurlijke pauze hoort<br />
- tussen de delen van een opsomming<br />
- tussen twee persoonsvormen<br />
- voor of na een aangesproken persoon of na een tussenwerpsel<br />
- voor voegwoorden<br />
- voor en na een bijstelling<br />
Puntkomma<br />
Een puntkomma zet je als je twijfelt tussen een punt en een komma.<br />
De puntkomma geeft aan dat de mededeling die volgt nauw samenhangt met de<br />
voorafgaande zin.<br />
Vraagteken<br />
Een vraagteken zet je na een vraagzin.<br />
Je zet geen vraagteken als de zin in de indirecte rede staat.<br />
Je zet geen vraagteken na een gedachte in vraagvorm.<br />
67
Uitroepteken<br />
Een uitroepteken zet je na een uitroep, een woord of een zin met een emotionele<br />
lading.<br />
Gedachtestreepje<br />
Gedachtestreepjes staan voor en na een mededeling die eigenlijk niet bij de zin<br />
hoort.<br />
Die mededeling bevat extra informatie die eigenlijk ook weggelaten kan worden.<br />
Haakjes<br />
Haakjes hebben dezelfde functie als gedachtestreepjes.<br />
68
Oefening: interpunctie accenttekens<br />
De komma en de puntkomma<br />
Plaats waar nodig komma’s en puntkomma’s<br />
- Er is de afgelopen vier jaar een opmerkelijke stijging waar te nemen van het aantal<br />
vrouwen dat zich meldt voor een baan.<br />
- Toen ik vanmorgen opstond zag ik dat het gesneeuwd had.<br />
- De voorzitter werd benoemd door de minister die cultuur in zijn portefeuille heeft.<br />
- Indien het uw bedoeling is deze kwaliteit karton te blijven gebruiken is het nodig dat<br />
deze machine wordt aangepast.<br />
- De VPRO zal het programma via de radio uitzenden en dat is vrij uniek.<br />
- Toen de ober bij hen kwam bleek hij geen geld bij zich te hebben een pijnlijke<br />
situatie.<br />
- Verwart u onze artikelen niet met kleine waardeloze artikelen.<br />
- Nu al zijn acht van de tien vrouwen die werk hebben aangewezen op aanstellingen<br />
van 20 uur of minder.<br />
- Als hij niet meegaat ga ik alleen.<br />
- Je krijgt je geld terug zodra ik mijn salaris binnen heb.<br />
Plaats in de onderstaande zinnen op de juiste plaats dubbele punten en (enkele of dubbele)<br />
aanhalingstekens.<br />
- Op het mededelingenbord had de conciërge geschreven na het vijfde uur vervallen<br />
alle lessen.<br />
- Vier leidsters van peuterspeelzaal Het Hummeltje zijn boos omdat de gemeente niet<br />
meer geld over heeft voor de kinderopvang.<br />
- Descartes zegt ik denk, dus ik ben.<br />
- Hij heeft drie broers Kees, Ard en Pieter.<br />
- In de werkplaats is sprake van een slecht ergonomisch werkklimaat.<br />
in het onderstaande verhaaltje staan accentfouten dat wil zeggen er staan foute accenten er<br />
staan ten onrechte geen accenten of er staan onterecht juist wel accenten creche is<br />
bijvoorbeeld fout maar crèche is goed debâcle is tegenwoordig fout debacle is goed<br />
gisteren had ik bijna een deja vu op de eerste etage van ons kantoorgebouw ik had namelijk<br />
een afspraak met het comite dat verantwoordelijk is voor zaken rondom verzekeringen ze<br />
behandelden me alsof ik een bohemien was en dat procede beviel me niet zo sinds 1988<br />
ben ik namelijk al lid van de belangrijkste vakorganisatie en abonnee van het vakblad en<br />
mijn pre is dat ik me voor de volle honderd procent voor dit vak inzet zonder in de eerste<br />
plaats aan mijn portemonnee te denken<br />
vijf jaar geleden had ik ook al afgesproken met datzelfde comite en ook toen moesten ze per<br />
se laatdunkend doen daarom dacht ik gisteren dit lijkt dezelfde situatie in spe ik haalde nog<br />
een extra kop koffie om als het ware een surseance van executie te bewerkstelligen ik<br />
verwoog om een dezer dagen een klachtenbrief te schrijven naar de geschillencommissie i<br />
wilde aangeven dat een dergelijke scene niet aanvaardbaar is en dat ik mijn carriere niet op<br />
deze manier wil voortzetten<br />
het gesprek viel echter heel erg mee de voorzitter van het comite stelde ijsbrekend een<br />
retorische vraag mooi weer he na een uitstekend gesprek zei nee riep hij bijna uit he je hebt<br />
goed werk geleverd zonder gene deed hij zeer amicaal<br />
69
vandaag begreep ik waarom hij zo aardig was ik kreeg vanmorgen een enquete binnen in<br />
mijn postvak over het functioneren van het comite ik heb me echter niet laten beïnvloeden<br />
dat is volgens mij de manier om goed te blijven functioneren<br />
70
Oefenexamen<br />
School beducht voor aanbod van Turkse taal<br />
door Tinus van Lieshout. donderdag 15 januari 2009 | 02:46 | Laatst bijgewerkt op:<br />
zaterdag 17 januari 2009 | 13:57<br />
I. Tijdens open dagen profileren scholen in het voortgezet onderwijs zich met allerlei<br />
buitenlandse reizen, waardoor leerlingen kennismaken met andere talen en culturen.<br />
II. Het etaleren van diversiteit qua talen en culturen op de school zelf blijft vooralsnog een<br />
groot taboe. Het witte leerlingaantal dicteert.<br />
III. Vroeger was het voor middelbare scholen niet moeilijk om voldoende aanmeldingen te<br />
krijgen. De welwillendheid van directeuren van basisscholen, de nabijheid en de strengheid<br />
waren afdoende. Tegenwoordig voeren scholen in het voortgezet onderwijs een ware strijd<br />
om de gunst van groep-achters en hun ouders. Alles wordt uit de kast getrokken om hen te<br />
paaien. De school wordt opgepoetst, mooie folders zijn gedrukt en de leerkrachten halen tal<br />
van snufjes van stal om te laten zien hoe leuk onderwijs kan zijn. Na de open dag verdwijnen<br />
die weer voor een jaar in de kast.<br />
IV. De open dagen zijn voor leerkrachten het moment om mankementen verholpen te<br />
krijgen. Kapotte jaloezieën die al een jaar op half elf hangen, worden spoorslags gemaakt.<br />
De school moet spic en span zijn voor de kritische consument.<br />
V. Scholen profileren zich op allerlei gebied. De één schermt met tweetalig onderwijs, de<br />
ander met een technasium, weer een ander met internationalisering. In het kader van<br />
internationalisering en globalisering maken kinderen kennis met andere talen en culturen<br />
binnen Europa. Iedere zichzelf respecterende school maakt flitsende buitenlandreizen met<br />
haar leerlingen. Daar is niets mis mee. Maar geen enkele school in het voorgezet onderwijs<br />
zet diversiteit, rijkdom aan culturen en talen binnen de school in de etalage. Laat staan de<br />
mogelijkheid om deze potenties en kwaliteiten aan te boren en verder te ontwikkelen bij<br />
leerlingen.<br />
VI. Talen en culturen die buiten het West-Europese denkkader vallen, worden eerder als<br />
lastig en storend ervaren. Slechts een enkele school komt met Spaans, maar dat is vooral<br />
gewild bij meisjes die het Costa Brava-gevoel van de vakantie willen vasthouden. Het lijkt ze<br />
enig om sangria in het Spaans te kunnen bestellen bij de goedogende ober die bij nader<br />
inzien Catalaans blijkt te spreken. Met een mondiale kijk of een economisch motief heeft het<br />
niets van doen.<br />
VII. Waarom zijn scholen niet bereid om het arsenaal aan talen uit te breiden? Is het de<br />
gevestigde lobby van taaldocenten Duits en Frans die dit beperkte aanbod bepaalt of zijn<br />
schooldirecties en -besturen bevreesd voor een verkeerde uitstraling? Scholen zijn beducht<br />
dat het aanbod van bijvoorbeeld Turks, Arabisch of Chinees als examenvak een<br />
aanzuigende werking heeft op leerlingen met een Turkse, Arabische of Chinese<br />
achtergrond. Daar wringt in mijn optiek de schoen. Scholen willen niet bekend staan als een<br />
school met Turken of Marokkanen. Daar scoor je blijkbaar vanuit pr-oogpunt geen punten<br />
mee.<br />
VIII. Deze visie is kortzichtig. Er ontstaat een groeiend midden- en hoger kader afkomstig uit<br />
deze groepen, die daar op termijn om zullen vragen. Niet alleen om de taal levend te<br />
houden, maar vooral vanuit economisch perspectief. Verder denk ik dat ook veel autochtone<br />
leerlingen mogelijkheden zien als scholen het aanbod zouden verbreden. China is booming,<br />
71
Turkije zal te zijner tijd lid worden van de Europese Unie en met Arabisch bereik je 200<br />
miljoen mensen in twintig landen.<br />
IX. De reden om het niet te doen is niet gelegen in de wetgeving. Spaans was al mogelijk en<br />
sinds het examenprogramma van 1998 bestaat de mogelijkheid om Arabisch, Italiaans,<br />
Russisch en Turks op het rooster te zetten. In de praktijk gebeurt dat nauwelijks.<br />
X. De Europese Commissie en de Raad van Europa zijn er voorstander van dat iedere<br />
burger geschoold wordt in drie talen: de officiële of meerderheidstaal van het land waar hij of<br />
zij woont, het Engels als lingua franca voor internationale communicatie en een derde taal<br />
naar keuze. Daarmee wordt de mogelijkheid geboden voor anderstalige leerlingen om les te<br />
krijgen in de thuis- of landstaal.<br />
XI. Natuurlijk zijn er organisatorische knelpunten die om een oplossing vragen, maar<br />
allereerst moeten scholen en schoolbesturen een zekere bereidheid en visie aan de dag<br />
leggen om daarover na te denken. Anders laat Nederland de aanwezige talenten en<br />
kwaliteiten ongebruikt liggen, terwijl die heel eenvoudig aangewend zouden kunnen worden.<br />
Maar daar moet je wel voor openstaan en de deur op een kier zetten!<br />
De auteur is adviseur onderwijs bij Palet, adviseurs diversiteit, in Eindhoven.<br />
www.ed.nl<br />
Vragen bij “School beducht voor aanbod van Turkse taal”<br />
1. Wat is de beste samenvatting van de tekst?<br />
a. Tijdens open dagen wordt de school weer opgeknapt en<br />
schoongemaakt, maar tegelijkertijd hebben de leerkrachten geen<br />
aandacht voor de scholieren.<br />
b. Scholen zijn beducht voor aanbod van de Turkse taal.<br />
c. Het etaleren van diverse talen en culturen is een taboe.<br />
d. Tijdens open dagen tonen scholen hun bezigheden met<br />
buitenlandse reizen, maar tegelijkertijd weren ze allochtone<br />
scholieren door geen Turks, Arabisch of Chinees aan te bieden.<br />
2. Wat betekent ‘beducht’ (titel)?<br />
a. Beroemd.<br />
b. Bekend.<br />
c. Benauwd.<br />
d. Bevreesd.<br />
3. Wat is het verband tussen alinea I en II?<br />
a. Tegenstellend.<br />
b. Toelichtend.<br />
c. Opsommend.<br />
d. Verklarend.<br />
4. In welke alinea(‘s) van de tekst is sprake van een vorm van humor?<br />
a. Alinea II en III.<br />
b. Alinea II, III en IV.<br />
c. Alinea III en IV.<br />
d. Alinea IV.<br />
72
5. Welk woord of woordcombinaties zou(den) op de plaats van ‘profileren zich’ kunnen<br />
komen te staan?<br />
a. vertonen een eigen karakter<br />
b. showen<br />
c. sloven zich uit<br />
d. frustreren<br />
6. Naar wat verwijst ‘haar’ in alinea V?<br />
a. culturen binnen Europa<br />
b. Europa<br />
c. iedere zichzelf respecterende school<br />
d. school<br />
7. Is, volgens de schrijver, het Costa Brava-gevoel een goede motivatie om<br />
Spaans te leren?<br />
a. Ja, want dan weet je hoe je in een restaurant moet bestellen.<br />
b. Ja, want het is goed voor je mondiale kijk.<br />
c. Nee, want in een restaurant spreken ze toch meestal Catalaans.<br />
d. Nee, want je zou vanuit andere beweegredenen moeten handelen.<br />
8. Waarom willen scholen niet meer talen aanbieden?<br />
a. De oude taaldocenten zijn bang dat hun eigen taal minder populair<br />
wordt.<br />
b. Turks, Arabisch en Chinees zijn geen gevestigde talen.<br />
c. Een school met veel Turkse, Arabische en Chinese leerlingen heeft<br />
geen goede uitstraling.<br />
d. Met meer talen scoor je geen punten.<br />
9. In alinea VIII staat ‘Deze visie is kortzichtig.’ Waarom is dat zo?<br />
a. Het aantal hoogopgeleiden Turken, Arabieren en Chinezen stijgt en<br />
zij hebben de behoefte, net als hun autochtone leeftijdsgenoten,<br />
Turks, Arabisch of Chinees te leren.<br />
b. Er ontstaat een groeiend midden- en hoger kader afkomstig uit deze<br />
groepen, die om meerdere talen zullen vragen.<br />
c. China is booming, Turkije wordt lid van de Europese Unie en<br />
Arabisch wordt in twintig landen gesproken.<br />
d. Je scoort er wel punten mee.<br />
10. Naar wat verwijst ‘daar’ in alinea VIII?<br />
a. kortzichtigheid<br />
b. economisch perspectief<br />
c. moedertaallessen<br />
d. taallessen<br />
11. Staat het in de wet dat vreemde talen aanbieden op scholen verboden is?<br />
a. Ja en dat gebeurt dan ook nauwelijks in de praktijk.<br />
b. Ja, er wordt al Spaans, Arabisch, Italiaans, Russisch en Turks<br />
gegeven.<br />
c. Nee, bepaalde vreemde talen mogen wel aangeboden worden.<br />
d. Nee, scholen hebben de vrijheid om aan te bieden wat ze willen.<br />
73
12. Welk probleem wordt aangekaart in de tekst?<br />
a. Turks, Arabisch en Chinees wordt nauwelijks op scholen gegeven.<br />
b. Tijdens open dagen ligt de nadruk op de verkeerde aspecten.<br />
c. In het onderwijs is men kortzichtig.<br />
d. Scholen willen zoveel mogelijk witte leerlingen.<br />
13. Welke mogelijke oplossing wordt voor dit probleem aangedragen?<br />
a. Scholen moeten de deur op een kier willen zetten.<br />
b. Scholen moeten over het probleem willen nadenken.<br />
c. Scholen moeten werken aan organisatorische knelpunten.<br />
d. Scholen moeten bereid zijn na te denken over organisatorische<br />
knelpunten.<br />
14. Wat is het voornaamste doel van deze tekst?<br />
a. Informeren.<br />
b. Laten beschouwen.<br />
c. Overtuigen.<br />
d. Amuseren.<br />
15. Wat is het standpunt van de schrijver?<br />
a. Scholen zouden een einde moeten maken aan het weren van<br />
allochtone leerlingen.<br />
b. Scholen zouden er vrij in moeten zijn om verschillende talen aan te<br />
bieden.<br />
c. Scholen moeten openstaan voor verschillende culturen.<br />
d. Scholen moeten leerlingen kennis laten nemen van verschillende<br />
talen en culturen.<br />
Houd de kinderen betrokken<br />
door Wouter Bax<br />
I. De <strong>Nederlands</strong>e burger mag dan mondiger en zelfstandiger zijn, Nederland telt<br />
miljoenen 'buitenstaanders' die een steeds groter stempel drukken op de<br />
samenleving. Deze mensen beschikken niet altijd over de zelfredzaamheid en<br />
de vaardigheden die nodig zijn om de keuzes te maken die de samenleving<br />
van hen vraagt. Dat maakt hen en hun kinderen kwetsbaar.<br />
II. Het is verleidelijk om op basis van het onderzoek van bureau Motivaction, dat<br />
wordt gepubliceerd in de bundel 'Benauwd in het midden', te stellen dat<br />
Nederland 4,1 miljoen van deze buitenstaanders telt, maar dat verdient<br />
natuurlijk nuancering. Het getal is de optelsom van twee van de acht<br />
'mentaliteitsmilieus' die onderzoeker Martijn Lampert van Motivaction beschrijft,<br />
namelijk de 'moderne burgerij' en de 'gemaksgeoriënteerden'.<br />
III. Samen maken ze zo'n 32 procent van de bevolking uit en ze onderscheiden<br />
zich door hun afzijdige burgerschap, zegt Lampert: "Ze ervaren een grote<br />
afstand tot de politiek en de overheid, voelen zich bedreigd door globalisering<br />
en immigratie, zijn materialistisch ingesteld en zijn op zoek naar<br />
maatschappelijke zekerheid en erkenning. De traditionele burgerij -vanouds<br />
een grote buffer van maatschappelijk vertrouwen- is in de afgelopen decennia<br />
sterk gekrompen."<br />
74
IV. Maar wie de afzijdige burgers 'verwende burgers' noemt, gaat te kort door de<br />
bocht, benadrukt Lampert. "De andere kant van de medaille is dat de afstand<br />
tot de overheid die zij ervaren wederkerig is: veel politici en beleidsmakers<br />
slagen er niet in om de buitenstaanders te bereiken. Ze maken zelf deel uit van<br />
andere sociale segmenten. In de tijd van de verzuiling waren er nog natuurlijke<br />
banden tussen de elite en deze groep. Die zijn weggevallen, waardoor ook de<br />
voorbeeldfunctie van de elite voor deze groep is weggevallen."<br />
V. Een gevolg is dat de buitenstaanders bitter weinig maatschappelijke<br />
ruggensteun hebben, en dat heeft verstrekkende gevolgen die niet alleen hen,<br />
maar mede via hun kinderen de hele maatschappij raken. "De nabije ander -<br />
meestal het eigen gezin- is voor hen de belangrijkste bron van zingeving", zegt<br />
Lampert. "De buitenstaanders voelen zich niet verbonden met een groter<br />
verhaal dan hun eigen leven. Zij vormen de minst religieuze groep, die<br />
evenmin verwant is met de humanistische traditie. Ze zoeken wel richting,<br />
maar ontlenen die vooral aan opinieleiders in hun eigen kring, de televisie en<br />
de markt van consumptieartikelen."<br />
VI. Dat betekent dat de buitenstaander vooral materialistisch is ingesteld, gevoelig<br />
is voor prikkels en aansluit bij het kortetermijndenken van de merken en trends<br />
die de markt hem aanbiedt. "Deze mensen hebben moeite om zich te matigen<br />
en hun behoeften uit te stellen", zegt Lampert. "Matiging en zelfbeheersing<br />
komen immers voort uit een hoger ideaal van beschaving, omgangsvormen en<br />
empathie. Je bent deel van een grotere wereld, maar de wereld van deze<br />
mensen is heel klein."<br />
VII. Maar die buitenwereld wordt door de buitenstaanders als vijandig ervaren,<br />
vooral omdat ze moeite hebben met de complexiteit die de buitenwereld met<br />
zich meebrengt.<br />
VIII. Uit eerder Motivaction-onderzoek blijkt dat deze mensen gemiddeld minder<br />
gezond zijn -ze kampen bijvoorbeeld meer met overgewicht- en zich bedreigd<br />
voelen door de veranderingen in de maatschappij. Ze voelen zich niet erkend<br />
door de overheid en de politiek.<br />
IX. Motivaction voorziet dat de invloed van de afzijdige burger op de maatschappij<br />
nog flink zal toenemen. Vier op de tien ouders zijn afkomstig uit deze groep en<br />
de kans is groot dat ze deze waarden op hun kinderen overdragen. "Vaak<br />
hebben de kinderen net als hun ouders moeite met richting vinden en het<br />
maken van keuzes", zegt Lampert, "waardoor ze eveneens onzeker zijn over<br />
zichzelf."<br />
X. Die lage score op matiging en zelfbeheersing leidt ook tot maatschappelijke<br />
problemen bij kinderen en jongeren die zichtbaar worden in de toename van<br />
bijvoorbeeld schulden, overgewicht, pesten, schooluitval, alcoholmisbruik en<br />
probleemgedrag zoals een 'korter lontje'.<br />
XI. Voor de rest van de maatschappij komt de achterstand van deze kinderen tot<br />
uitdrukking in, wat Lampert noemt, het zware beroep dat zij doen op de morele<br />
infrastructuur. Hij bedoelt daarmee dat het andere mensen dan de ouders zijn<br />
die de achterstand bij de kinderen moeten wegwerken. Buurtgenoten,<br />
onderwijzers, ordehandhavers, mensen in de gezondheidszorg en<br />
maatschappelijke hulpverleners krijgen met het groeien van de groep<br />
buitenstaanders een steeds zwaardere last op hun schouders, en vragen zich<br />
75
daarom ook steeds vaker hardop af: waarom moet ik dat doen, waarom doen<br />
de ouders dat niet zelf?<br />
XII. "Toch is en blijft hun rol heel belangrijk", zegt Lampert. "Zij zijn degenen die de<br />
kinderen in contact kunnen brengen met andere perspectieven. Kinderen<br />
bevinden zich in een exploratieve levensfase en zijn niet per definitie<br />
voorbestemd om in de voetsporen van hun ouders te treden, en hier liggen<br />
kansen. Hierin past bijvoorbeeld het idee van de maatschappelijke stage, zoals<br />
dat in Den Haag wordt besproken. Ook het onderwijs -het eerste structurele<br />
contact van vele kinderen met een grotere buitenwereld- heeft hierin een grote<br />
rol. Het contact met vrijwilligers, onderwijzers of andere inspiratoren kan net<br />
dat vonkje geven voor een wederkerige relatie met de maatschappij."<br />
XIII. De buitenstaanders zelf laten in meerdere onderzoeken van Motivaction blijken<br />
dat ze veel behoefte hebben aan duiding, richting en leiderschap van de<br />
overheid. Zij verwachten dat de overheid hun problemen oplost en zijn<br />
vervolgens weer teleurgesteld dat dat niet gebeurt. "Dat is een interessant<br />
gegeven", zegt Lampert. "Naarmate politici minder gezag uitoefenen en<br />
uitstralen en meer beloven, worden de buitenstaanders ontevredener, vooral<br />
omdat ze zich daardoor onveiliger voelen."<br />
XIV. Bij de opkomst van een groep als deze is populisme een voor de hand<br />
liggende reactie van politici. Ze willen de mensen immers representeren. "Je<br />
gaat mensen veel dingen beloven die ze willen", zegt Lampert. "Maar dat is<br />
een lastige weg, want dat kan simpelweg niet. Uit een ander onderzoek van<br />
ons bleek bijvoorbeeld dat buitenstaanders, gevraagd naar wat ze zouden<br />
doen als ze minister van financiën waren, het begrotingstekort zouden laten<br />
oplopen. Zo bezien is populisme bij uitstek een uiting van onmatigheid."<br />
XV. In plaats daarvan kunnen politici juist duidelijkheid en richting geven en ronduit<br />
toegeven dat hun middelen beperkt zijn en ze prioriteiten moeten stellen. Bij de<br />
groep buitenstaanders -die zich eerder als toeschouwer dan als deelnemer<br />
opstelt en die eerder in rechten dan in plichten denkt- zou bovendien de<br />
wederkerigheid met de politiek opnieuw in evenwicht moeten worden gebracht.<br />
"Politici moeten hun problemen aanhoren en erkennen. Het is aan te bevelen<br />
om continu het gesprek met de samenleving aan te gaan over de betekenis<br />
van goed burgerschap en de mogelijkheden en beperkingen van de politiek",<br />
zegt Lampert.<br />
XVI. Dat is in feite een pleidooi voor het herstel van de klassieke zienswijze op de<br />
rol van opvoeders en de politiek, erkent hij. "Uit onderzoek blijkt dat vele<br />
Nederlanders vinden dat kinderen weer strenger moeten worden opgevoed en<br />
er ook aandacht moet zijn voor omgangsvormen en zelfbeheersing. "Dit is<br />
geen gemakkelijk weg, noch een korte weg. Wezenlijke onvrede die<br />
samengaat met verleerde deugden, is niet zomaar te beteugelen."<br />
Trouw, 8 september 2008<br />
76
Vragen bij “Houd de kinderen betrokken”<br />
16. Wat maakt sommige mensen kwetsbaar (alinea I)?<br />
a. Ze kunnen onvoldoende voor zichzelf zorgen.<br />
b. Ze staan buiten de maatschappij.<br />
c. Ze kunnen niet kiezen.<br />
d. Ze kunnen niet goed voor hun kinderen zorgen.<br />
17. Wat wordt bedoeld met ‘afzijdig burgerschap’ (alinea III)?<br />
Mensen die<br />
a. materialistisch zijn.<br />
b. met hun rug naar de maatschappij staan.<br />
c. niet echt meedoen.<br />
d. verwend zijn.<br />
18. Waarom wordt de buitenwereld als vijandig ervaren (alinea VII)?<br />
De buitenstaanders<br />
a. hebben een beperkt wereldbeeld.<br />
b. hebben moeite om zich te matigen.<br />
c. kunnen niet direct aan hun behoeftes voldoen.<br />
d. vinden de buitenwereld te ingewikkeld.<br />
19. Wat betekent ‘een kort lontje hebben’ (alinea X)?<br />
Dat je<br />
a. dik bent.<br />
b. je school niet afmaakt.<br />
c. snel boos en agressief bent.<br />
d. snel in de schulden komt.<br />
20. Wat wordt bedoeld met ‘morele infrastructuur’ (alinea XI)?<br />
a. Buitenstaanders die voor zichzelf kunnen zorgen.<br />
b. Anderen dan ouders die achterstanden bij kinderen wegwerken.<br />
c. Het leren van de juiste waarden en normen die nodig zijn in de<br />
maatschappij.<br />
d. Het voorkomen van schooluitval en probleemgedrag.<br />
21. Wat wordt bedoeld met ”Kinderen bevinden…. om in voetsporen van<br />
ouders te treden” (alinea XII)?<br />
a. Het is niet vanzelfsprekend dat kinderen dezelfde keuzes maken als<br />
hun ouders.<br />
b. Het is niet vanzelfsprekend dat kinderen andere keuzes maken dan<br />
hun ouders.<br />
c. Kinderen hebben meer perspectieven dan hun ouders.<br />
d. Kinderen hebben minder perspectieven dan hun ouders.<br />
22. Wat wordt bedoeld met ‘een wederkerige relatie’ (alinea XII)?<br />
Een relatie waarin je<br />
a. niet ontvangt en niet geeft.<br />
b. niet ontvangt en wel geeft.<br />
c. wel ontvangt en niet geeft.<br />
d. zowel ontvangt als geeft.<br />
77
23. Waarnaar verwijst ‘dat’ in ‘dat is een interessant gegeven’ (alinea XIII)?<br />
a. de buitenstaanders<br />
b. een interessant gegeven<br />
c. Naarmate politici… onveiliger voelen.<br />
d. Zij verwachten dat de overheid…niet gebeurt.<br />
24. Wanneer voel je je veilig(alinea XIII)?<br />
Als een sterk leider<br />
a. belooft dat je krijgt wat je hebben wilt.<br />
b. het begrotingstekort laat oplopen.<br />
c. onmatigheid stimuleert.<br />
d. zegt al je problemen op te lossen.<br />
25. Waarnaar verwijst ‘daarvan’ (alinea XV)?<br />
a. beloven dat je krijgt wat je hebben wilt<br />
b. zeggen dat al je problemen opgelost worden<br />
c. het begrotingstekort op laten lopen<br />
d. onmatigheid stimuleren<br />
26. Waarnaar verwijst ‘dat’ (alinea XVI)?<br />
a. Het is aan te bevelen… beperkingen van de politiek.<br />
b. Politici moeten… en erkennen.<br />
c. Uit onderzoek blijkt… zelfbeheersing.<br />
d. Dit is geen makkelijke… korte weg.<br />
27. Waarom voorziet Motivaction een toenemende invloed op de<br />
maatschappij van de buitenstaanders?<br />
a. Het aantal buitenstaanders is al groot.<br />
b. De buitenstaanders leven vaker ongezond.<br />
c. Kinderen van buitenstaanders hebben dezelfde waarden als hun ouders.<br />
d. Kinderen van buitenstaanders voelen zich onzeker over zichzelf.<br />
28. Wat is de belangrijkste bron van zingeving voor de buitenstaanders?<br />
a. De politiek.<br />
b. De elite.<br />
c. De televisie.<br />
d. De familie.<br />
29. Op welke alinea heeft de titel van de tekst ‘Houd de kinderen betrokken’<br />
het meest betrekking?<br />
a. Alinea IX.<br />
b. Alinea X.<br />
c. Alinea XI.<br />
d. Alinea XII.<br />
30. Welk karakter heeft deze tekst?<br />
a. Beschouwend.<br />
b. Verklarend.<br />
c. Betogend.<br />
d. Uiteenzettend.<br />
Einde<br />
78
Les 6<br />
Lesopbouw<br />
- Bespreken ingeleverde teksten.<br />
- Titel – aandacht voor het maken van een goede titel.<br />
Kun je de stelling als titel gebruiken?<br />
- Bronvermelding.<br />
- Bespreken beoordeling.<br />
- Gelegenheid voor het stellen van vragen.<br />
79
Titel van de tekst<br />
De titel van een tekst heeft meerdere functies.<br />
- De titel maakt duidelijk waar de tekst over gaat.<br />
- Hij helpt de lezer bij het vaststellen van het belang van de tekst.<br />
- Hij moet de lezer motiveren om de tekst te lezen.<br />
Om een motiverend effect te bereiken , moet de titel de nieuwsgierigheid prikkelen en het<br />
thema raak typeren. Ook een titel waarin rijm en ritme een rol spelen, trekt snel de aandacht<br />
van de lezer.<br />
Je kunt ook kiezen voor een combinatie van een hoofdtitel en een ondertitel. Daarbij maakt<br />
een deel van de titel meestal duidelijk waar de tekst over gaat en heeft het andere deel een<br />
motiverende functie.<br />
Voorbeelden<br />
Het OHRA Totaal Fonds: het verschil tussen belasting betalen en geld ontvangen.<br />
Dit is een titel uit de reclamewereld. De hoofdtitel geeft het thema aan; de ondertitel geeft<br />
een nieuwsgierig makende karakterisering van het thema.<br />
Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel. De stand van zaken.<br />
De dubbelzinnigheid van ‘adembenemend’ in de hoofdtitel trekt de aandacht. De ondertitel<br />
maakt (een beetje) duidelijk om wat voor soort tekst het gaat: een soort voortgangsrapport<br />
over het onderzoek naar bestrijding van hyperventilatie.<br />
Opdracht<br />
Kies een goede titel voor de stukjes tekst.<br />
De teksten worden in de les uitgedeeld.<br />
80
RICHTLIJNEN BRONVERMELDING<br />
Hoe verwijs je naar verschillende soorten informatiebronnen in een bronnenlijst?<br />
© 2005 LWSVO (Vereniging van onderwijsmediathecarissen) www.lwsvo.nl<br />
INLEIDING Je mag teksten en ideeën van anderen niet samenvatten of wijzigen en het<br />
vervolgens presenteren als je eigen werk. Dat noemen we plagiaat. Als je voor een<br />
werkstuk literatuur en andere bronnen hebt bestudeerd, kun je daar tóch delen uit<br />
overnemen. Door een duidelijke bronvermelding maak je duidelijk welke delen van je<br />
werkstuk zijn overgenomen uit het werk van een ander. Met deze bronvermelding kan je<br />
docent (of een andere lezer) nagaan:<br />
• welke bronnen je hebt gebruikt (betrouwbaarheid)<br />
• of je een variatie aan bronnen hebt gebruikt<br />
• of de bron correct is gebruikt, en<br />
• of belangrijke bronnen ontbreken.<br />
Dit overnemen van delen van andermans werk kan op twee manieren:<br />
• door te parafraseren (in je eigen woorden weergeven)<br />
• door te citeren (een stukje van de tekst letterlijk overnemen). Een citaat plaats je altijd<br />
tussen aanhalingstekens.<br />
Achterin je werkstuk neem je een lijst op van alle bronnen die je hebt geraadpleegd: de<br />
bronnenlijst. De verwijzingen in deze bronnenlijst zet je in alfabetische volgorde van<br />
(eerstgenoemde) auteur.<br />
VERWIJZEN NAAR INTERNETBRONNEN<br />
Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de<br />
website. Geraadpleegd op dag maand jaar, adres website.<br />
Voorbeelden:<br />
Meijden, B. van der (1998). Schiphol als thema voor een geschiedenis-, internet- en/of<br />
profielwerkstuk. Geraadpleegd op 7 juli 2005, http://www.histopia.nl/schiphol.htm<br />
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (z.d.). WAO: Informatievoor werknemers<br />
over de kabinetsplannen. Geraadpleegd op 3 augustus 2004,<br />
http://home.szw.nl/navigatie/rubriek/dsp_rubriek.cfm?rubriek_id=991&subrubriek_id=995&lin<br />
k_id=30945<br />
De geschiedenis van het internet. (z.d.). Geraadpleegd op 7 juli 2005,<br />
http://www.be-wired.nl/info/geschiedenis.htm<br />
VERWIJZEN NAAR BOEKEN<br />
Achternaam auteur, voorletter(s) (Jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever:<br />
uitgever.<br />
Voorbeeld:<br />
Dijk, P. van, & Jansen, F. (2003). Wereldgids: Reisgids door de literatuu. Amsterdam:<br />
Promotheus.<br />
VERWIJZEN NAAR KRANTEN- EN TIJDSCHRIFTARTIKELEN<br />
Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam<br />
van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s).<br />
81
Voorbeeld:<br />
Ouwerkerk, D. van, & Grinten, J. van der (2004). De kracht van zacht: Wat mannen over<br />
vrouwelijke vergaderstijlen kunnen leren. Interne Communicatie, 4, p. 11-13.<br />
Voorbeeld:<br />
Dongen, M. van (7 juli 2005). Bestuur hoofdstad is niet effectief. Volkskrant, p. 12.<br />
OPMERKINGEN<br />
• Staat er bij een bron geen publicatiedatum vermeld? Noteer dan z.d. (zonder datum, zie<br />
internetbronnen voorbeeld 2 en 3).<br />
• Is de auteur van een bron niet bekend? Vermeld dan de verantwoordelijke organisatie, zie<br />
internetbronnen voorbeeld 2. Is die ook niet bekend? Zet dan de titel vooraan en het<br />
publicatiejaar erachter, gevolgd door de rest van de bronvermelding (zie<br />
internetbronnen voorbeeld 3). In de bronnenlijst vermeld je deze bron dan bij de eerste<br />
letter van de titel.<br />
• Het adres van een website begint met http:// en is geheel onderstreept.<br />
• Soms is een publicatie geschreven door meerdere auteurs. Vermeld er hooguit drie. Zijn<br />
het er meer, dan vermeld je alleen de eerste drie, met de toevoeging et al of e.a. (= en<br />
anderen).<br />
VERWIJZINGEN IN DE TEKST VAN JE WERKSTUK<br />
Als je in de tekst van je werkstuk een bron letterlijk citeert of in je eigen woorden weergeeft,<br />
kun je ook op die plaats de bron vermelden. Die bron staat al uitgebreid beschreven in je<br />
bronnenlijst, daarom kun je hier volstaan met een verwijzing tussen haakjes, direct achter<br />
het citaat of de parafrase.<br />
Die verwijzing ziet er als volgt uit: (auteur, publicatiejaar, paginanummer(s))<br />
Voorbeeld: Er vielen veel slachtoffers onder de mariniers in Vietnam. Drie procent van de<br />
mariniers in Vietnam sneuvelde, en zo’n 17 procent raakte gewond. (Pietersen, 2006, p. 97)<br />
82
Beoordeling schrijfvaardigheid 21+<br />
Bij de beoordeling van de schrijfvaardigheid wordt eerst gekeken of de kandidaat voldaan<br />
heeft aan de opdracht.<br />
Niet voldaan aan de opdracht betekent:<br />
· de geschreven tekst sluit niet aan bij een van de stellingen<br />
· de tekst is letterlijk overgenomen uit een van de voorbereidende artikelen<br />
· de titel sluit wel aan bij de stelling maar de uitwerking niet.<br />
(zie ook punt 3 = ontbreken argumentatie)<br />
Indien de kandidaat niet heeft voldaan aan de opdracht wordt de tekst niet verder<br />
beoordeeld.<br />
De kandidaat krijgt dan het cijfer 3.<br />
Max Score<br />
1. Schema<br />
Inleiding: de inleiding trekt de aandacht van de lezer. ½<br />
Beschrijving: de beschrijving bevat een standpunt. ½<br />
Kern is herkenbaar uitgewerkt met argumentatie. ½<br />
Conclusie is uitgewerkt.<br />
½<br />
2. 2 Argumenten voor zijn duidelijk herkenbaar<br />
uitgewerkt.<br />
Per argument 1 punt.s<br />
1 Argument tegen is duidelijk herkenbaar uitgewerkt.<br />
Indien er geen herkenbare argumenten worden<br />
gegeven dan is er niet voldaan aan de opdracht<br />
3. Er is een logische indeling en opbouw van alinea’s. ½<br />
Er vindt geen of functionele herhaling plaats. ½<br />
Er is een relevante titel die verband houdt met de<br />
inhoud.<br />
½<br />
Functioneel gebruik gemaakt van structuuraanduiders/<br />
signaalwoorden.<br />
½<br />
4. Bij de punten voor spelling en grammatica wordt uit-<br />
gegaan van 2 pagina’s geschreven tekst.<br />
Per ½ pagina met maximaal 3 fouten ½ punt.<br />
Totaal te behalen punten 9<br />
Behaalde score<br />
Naam kandidaat:…………………………….<br />
Beoordeeld door:……………………………..<br />
Bijlagen<br />
- Basisgrammatica <strong>Nederlands</strong><br />
- Woordsoorten<br />
- Lidwoorden<br />
- De vier vormen van het werkwoord<br />
- Oefenbladen<br />
2<br />
1<br />
2<br />
83
Basisgrammatica <strong>Nederlands</strong><br />
De zinsbouw in het <strong>Nederlands</strong>.<br />
Hoofdzin Bijzin<br />
O P A O A P<br />
A P O<br />
P O A<br />
Vraag: Wat valt op aan het rijtje letters onder de hoofdzin?<br />
Antwoord: De O en de P staan altijd naast elkaar.<br />
Als we op deze manier naar de zinsbouw kijken, dan kijken we (horizontaal) naar de functies<br />
die woorden of woordgroepen in de zin hebben.<br />
Functies in de zin<br />
O (nderwerp) P (ersoonsvorm) A (ndere zinsdelen)<br />
De belangrijkste functie in de <strong>Nederlands</strong>e zin is de P. De P staat voor persoonsvorm. Als<br />
we de P willen definieren dan kunnen we vaststellen dat de P:<br />
- altijd een werkwoord is<br />
- een sterke relatie heeft met een andere functie in de zin, namelijk de O<br />
- de P de tijd aangeeft in de zin (tegenwoordige tijd of verleden tijd)<br />
- de P het aantal personen van de O aangeeft<br />
A (ndere zinsdelen)<br />
A kan zijn: tijd<br />
plaats<br />
lijdend voorwerp (object)<br />
Meewerkend voorwerp (subject)<br />
Ik ga morgen.<br />
Jullie zijn thuis.<br />
Jan slaat de hond.<br />
Roel geeft het boek aan Piet.<br />
Het onderwerp<br />
De functie O staat voor onderwerp. De definitie van het onderwerp: het onderwerp is de<br />
persoon, het ding of het dier dat iets doet (de handeling/ actie). De persoonsvorm geeft dan<br />
de actie aan.<br />
Voorbeelden:<br />
Ik loop<br />
Wij praten<br />
Hij zegt<br />
Zij zingt<br />
84
O en P congrueren: als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm ook enkelvoud.<br />
O en P staan meestal naast elkaar; als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is,<br />
staan ze altijd naast elkaar.<br />
Hoe vind je het onderwerp?<br />
Wie of wat + werkwoord.<br />
Het lijdend voorwerp<br />
Een LV is dat deel van de zin waar iets mee gebeurt. Hoe vind je het LV?<br />
Wie/wat + gezegde (= werkwoord) + O?<br />
Wie/wat + worden + gezegde?<br />
De leraar heeft de leerlingen beloond.<br />
Wie heeft de leraar beloond?<br />
Wie worden beloond?<br />
Niet in alle zinnen komt een lijdend voorwerp voor. Dat komt omdat sommige werkwoorden<br />
geen lijdend voorwerp verdragen.<br />
Ik kom vanavond zeker.<br />
Meewerkend voorwerp<br />
Het MV helpt de actie/ handeling te voltooien.<br />
Hoe vind je het MV? Door de vragen te stellen:<br />
Aan wie/wat + gezegde + O (+LV)<br />
Voor wie/wat + gezegde + O (+LV)<br />
Bij wie/wat + gezegde + O (+LV)<br />
Ik heb hem dat verhaal verteld<br />
Ik heb dat verhaal aan hem verteld<br />
Ik heb je iets meegebracht.<br />
Ik heb iets voor je meegebracht.<br />
De tranen sprongen hem in de ogen.<br />
De tranen sprongen bij hem in de ogen.<br />
(Let op! Je moet het voorzetsel wel weg kunnen laten.)<br />
85
Woordsoorten<br />
Elk woord in een zin kun je benoemen.<br />
- Zelfstandige naamwoorden: de woorden voor mensen, dieren, dingen en zaken.<br />
Voor deze woorden kun je een lidwoord plaatsen.<br />
Voorbeelden: bank, licht, informatie, burgemeester, vis, idee<br />
- Lidwoorden: de, het, een<br />
- Bijvoeglijke naamwoorden: woorden die iets zeggen over een zelfstandig<br />
naamwoord.<br />
Voorbeelden: saaie bank, het licht is fel, uitgebreide informatie<br />
- Bijwoorden: woorden die iets zeggen over een werkwoord of een bijvoeglijk<br />
naamwoord.<br />
Voorbeelden: hij rijdt heel erg hard<br />
- Aanwijzende voornaamwoorden: woorden die aanwijzen om welk exemplaar het<br />
gaat.<br />
Voorbeelden: die, deze, dit, dat, zulke, dergelijke<br />
- Bezittelijke voornaamwoorden: woorden die aangeven dat iets van jou is of van een<br />
ander<br />
Voorbeelden: mijn, jouw, zijn, haar, uw, onze, jullie, hun, mijne, zijne<br />
- Telwoorden: telwoorden hebben met getallen te maken en geven een hoeveelheid<br />
weer.<br />
Voorbeelden: twee, vier, achtste, zoveelste, sommige<br />
- Persoonlijke voornaamwoorden: woorden die een zelfstandig naamwoord vervangen,<br />
eventueel met hun lidwoorden en bepalingen.<br />
Voorbeelden:<br />
Bij de bar stond een dikke man met een peukje tussen zijn lippen.<br />
Hij stond bij de bar.<br />
Het huis aan de Leidse gracht staat te koop.<br />
Het staat te koop.<br />
Andere persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, ze, hem, haar, hen, hun, ze, etc.<br />
- Voorzetsels: in, op, door, langs, met, na, over, etc.<br />
- Werkwoorden: woorden in de zin die aangeven wat er gebeurt.<br />
Voorbeelden: lopen, schrijven, geven, etc.<br />
- Voegwoorden: met een voegwoord plak je zinnen aan elkaar.<br />
Voorbeelden: want, maar, en, of, hoewel, terwijl, dus, omdat, etc.<br />
86
Lidwoorden<br />
Er bestaan drie lidwoorden: 'de', 'het' en 'een'. Het lidwoord hoort bij een zelfstandig<br />
naamwoord en duidt de bepaaldheid hiervan aan.<br />
De bepaalde lidwoorden ('de' en 'het')<br />
Een bepaald lidwoord duidt aan, dat een bepaald iets wordt bedoeld. Als het gaat over een<br />
stoel, dan wordt met 'de stoel' niet zomaar een willekeurige stoel bedoeld, maar een<br />
bepaalde stoel.<br />
Het lidwoord 'het' wordt gebruikt bij het enkelvoud van onzijdige zelfstandige naamwoorden.<br />
Voorbeeld: het paard, het huis, het boek.<br />
Het lidwoord 'de' wordt gebruikt bij het enkelvoud van mannelijke en vrouwelijke zelfstandige<br />
naamwoorden. Voorbeeld: de man, de vrouw, de tafel, de stoel.<br />
Het lidwoord 'de' wordt ook gebruikt voor het meervoud van alle zelfstandige naamwoorden<br />
(zowel de mannelijke, de vrouwelijke alsook de onzijdige). Voorbeeld: de paarden, de<br />
huizen, de mannen, de vrouwen.<br />
Het onbepaalde lidwoord 'een'<br />
Met het onbepaalde lidwoord 'een' wordt aangeduid dat men bijvoorbeeld niet over een<br />
bepaalde stoel spreekt, maar over een (willekeurige, onbepaalde) stoel. Het onbepaalde<br />
lidwoord 'een' kan voor alle zelfstandig naamwoorden gebruikt (mannelijk, vrouwelijk,<br />
onzijdig). Voorbeeld: een man, een vrouw, een paard.<br />
Wanneer gebruik ik 'de' en wanneer 'het'?<br />
Het vinden van het juiste lidwoord bij meervoudsvormen is niet moeilijk; dit is altijd 'de'. Het<br />
vinden van het juiste onbepaalde lidwoord is ook niet moeilijk. Er is maar één onbepaald<br />
lidwoord, namelijk 'een'.<br />
Moeilijker kan de keuze zijn tussen 'de' en 'het'. De keuze hangt af van het grammaticale<br />
geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) van het zelfstandig naamwoord. Er zijn geen<br />
sluitende regels voor de bepaling van het grammaticale geslacht, men moet dit gewoon<br />
leren en onthouden (weten). Als hulp de onderstaande tips:<br />
Je gebruikt 'de' altijd bij:<br />
- Planten, bomen, groenten, fruit<br />
Voorbeeld: de gladiool, de eik, de sperzieboon, de banaan<br />
- Namen van rivieren en bergen<br />
Voorbeeld: de Waal, de Mont Blanc<br />
- Beroepen<br />
Voorbeeld: de slager, de kapper, de manicure<br />
- Meervoud<br />
Voorbeeld: de mannen, de vrouwen, de paarden<br />
- Woorden die eindigen op -ing, -ie, -ij, -heid, -teit,-a, -nis, -st, -schap, -de, -te<br />
Voorbeeld: de regering, de directie, de vrijheid, de ergernis, de rekenschap, de<br />
beroerte<br />
87
Je gebruikt 'het' altijd bij:<br />
- Verkleinwoorden<br />
Voorbeeld: het mannetje, het vrouwtje, het paardje<br />
- Woorden van twee lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- of ont-<br />
Voorbeeld: het begin, het geloof, het vermaak, het ontslag<br />
- Namen van talen<br />
Voorbeeld: het Duits, het <strong>Nederlands</strong><br />
- Woorden die eindigen op -isme of ment<br />
Voorbeeld: het simplisme, het isolement<br />
- Woorden die van werkwoorden zijn afgeleid<br />
Voorbeeld: het lopen, het fietsen<br />
88
De vier vormen van het werkwoord<br />
Het werkwoord kent in principe vier vormen: het hele werkwoord, de persoonsvorm, het<br />
voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord.<br />
Drie daarvan zijn heel belangrijk, omdat je hiermee heel precies de tijd in een zin kan<br />
aangeven.<br />
- Persoonsvorm: hiermee zet je de zin in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd.<br />
- Voltooid (of verleden) deelwoord: samen met de hulpwerkwoorden van tijd hebben &<br />
zijn maak je met het voltooid deelwoord de tijd in de zin voltooid. Dat wil zeggen: de<br />
handeling is definitief afgelopen.<br />
- Onvoltooid (of tegenwoordig) deelwoord: met dit deelwoord kun je aangeven dat er<br />
twee acties tegelijkertijd plaatsvinden.<br />
Heel belangrijk is dus dat je de vorm van het werkwoord correct schrijft, want als je dat niet<br />
doet dan schrijf je iets anders op dan je bedoelt.<br />
De vraag is nu: welke regels zijn er om deze drie vormen te maken? De vierde vorm, het<br />
hele werkwoord, blijft altijd hetzelfde.<br />
De persoonsvorm<br />
Zoals gezegd, kun je aan de persoonsvorm zien in welke tijd de zin staat: de tegenwoordige<br />
tijd of de verleden tijd. Wat je aan de persoonsvorm ook kunt zien is of het onderwerp in de<br />
zin enkelvoudig (één) of meervoudig (twee of meer) is.<br />
Om de persoonsvorm te kunnen maken ga je altijd uit van de zogenaamde stam. Bijna alle<br />
werkwoorden in het <strong>Nederlands</strong> eindigen op [-en], bijvoorbeeld fietsen. Fietsen is een goed<br />
voorbeeld, want dit is een regelmatig werkwoord. Als je de regels wilt onthouden, moet je<br />
altijd een goed voorbeeld nemen. Wij gaan uit van het werkwoord fietsen.<br />
De stam van het werkwoord fietsen is dan: fietsen – [-en] = fiets<br />
Tegenwoordige tijd Ik stam<br />
Jij/u stam + t<br />
Hij/zij stam + t<br />
Wij stam + en<br />
Jullie stam + en<br />
Zij stam + en<br />
Uitzondering: als jij achter de persoonsvorm staat, krijg je geen [t]. Dus: Fiets jij?<br />
Voor de verleden tijd gaan we ook uit van de stam van het werkwoord. Er gelden nu andere<br />
regels. Bij het maken van de vorm verleden tijd moet je kijken naar de laatste letter van de<br />
stam. Als de laatste letter van de stam een t k f s ch p (’t kofschip) is, dan krijgt de stam<br />
[-te] of [-ten]. De laatste letter van de stam van fietsen is [fiets]. De laatste letter is een [s].<br />
Deze staat in het rijtje t k f s ch p.<br />
Het woord fietsen ziet er dan in de verleden tijd als volgt uit:<br />
89
enkelvoud ik fiets + te<br />
jij/u fiets + te<br />
hij/zij fiets + te<br />
meervoud wij fiets + ten<br />
jullie fiets + ten<br />
zij fiets + ten<br />
Ik fietste gisteren naar de bioscoop.<br />
Fietste jij gisteren met Evelien naar huis?<br />
Wat gebeurt er nu als de laatste letter niet in het rijtje t k f s ch p staat? Hier komt een<br />
voorbeeld van een tweede werkwoord dat je goed moet onthouden: reizen.<br />
De stam van het werkwoord reizen is (volgens de regel): reizen – [-en] is reiz. Je ziet dat er<br />
een [z] staat. Dat is de laatste letter van de stam van het werkwoord reizen. Als je dit woord<br />
gaat opschrijven, dan schrijf je geen [z], maar een [s]. dat komt, omdat het <strong>Nederlands</strong> een<br />
spellingregel kent die zegt, dat aan het eind van een woord of een lettergreep nooit een [z]<br />
wordt geschreven.<br />
Dus: reiz. De laatste letter is een [z]. Deze staat niet in het rijtje t k f s ch p. Het<br />
werkwoord reizen ziet er dan in de verleden tijd als volgt uit:<br />
Enkelvoud ik reiz + de (schrijf) reisde<br />
Jij/u reiz + de (schrijf) reisde<br />
Hij/zij reiz + de (schrijf) reisde<br />
Meervoud wij reiz + den (schrijf) reisden<br />
Jullie reiz + den (schrijf) reisden<br />
Zij reiz + den (schrijf) reisden<br />
Voltooid (of verleden) deelwoord<br />
De vorm voltooid deelwoord maak je als volgt:<br />
Ook hier gebruiken we de stam van het werkwoord: fietsen – [-en]= fiets. Voor alle<br />
regelmatige werkwoorden geldt nu de volgende regel:<br />
ge + stam + t of d<br />
Voor de t of d kijk je weer naar de laatste letter van de stam (zoals bij de verleden tijd).<br />
Dus:<br />
Fietsen stam = fiets: de laatste letter is een s, deze staat in het rijtje t k f s ch p. Dan<br />
krijgt het voltooid deelwoord van fietsen als uitgang na de stam een [t].<br />
Reizen stam = reiz: de laatste letter is een z, deze staat niet in het rijtje t k f s ch p.<br />
Dan krijgt het voltooid deelwoord van fietsen als uitgang na de stam een [d].<br />
Voltooid deelwoord van fietsen = ge + stam + t = gefietst<br />
Voltooid deelwoord van reizen = ge + stam + d = gereizd (schrijf) gereisd.<br />
Onvoltooid (of tegenwoordig) deelwoord<br />
De regel voor het vormen van het onvoltooid deelwoord is heel makkelijk. Je neemt het hele<br />
werkwoord en je zet daarachter een [d]. Dit geldt voor alle werkwoorden.<br />
90
Voorbeeld: fietsen + d = fietsend<br />
Reizen + d = reizend<br />
In een zin: Fietsend ging ik naar de kerk. (je ziet dat hier twee acties tegelijkertijd<br />
gebeuren)<br />
Reizend dacht ik aan mijn moeder.<br />
Van een werkwoord een bijvoeglijk naamwoord maken<br />
We hebben het nu de hele tijd over werkwoorden gehad. Het leuke van taal is dat een woord<br />
soms van functie (woordsoort) kan veranderen.<br />
Het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord kunnen we ook gebruiken als een<br />
bijvoeglijk naamwoord.<br />
Een werkwoord geeft in een zin de actie of handeling aan: we weten wat iemand of iets doet.<br />
Een bijvoeglijk naamwoord geeft aan een ander woord – het zelfstandig naamwoord – een<br />
extra betekenis.<br />
Bijvoorbeeld: de rode tafel<br />
De mooie kast enz.<br />
De regel voor het bijvoeglijk naamwoord is: rood + e, mooi + e. Bij rood zie je dan dat er<br />
weer een spellingregel opduikt: rood + e is niet: roode, maar rode. In het <strong>Nederlands</strong><br />
schrijven we aan het eind van een lettergreep of woord nooit een dubbele klinker. De [o] is<br />
een klinker.<br />
Het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord kunnen we nu gebruiken als een<br />
bijvoeglijk naamwoord. De regels is dus simpel. Plaats achter de vorm een [e].<br />
De gefietste kilometers waren zwaar.<br />
De lopende zaken moesten nog worden afgehandeld.<br />
91
Oefenbladen<br />
Opdracht 1 – Herkennen van werkwoorden in een zin<br />
Onderstreep in de volgende zinnen alle werkwoorden.<br />
1. In het weekend werk ik in een dierenspeciaalzaak.<br />
2. Daar help ik de klanten.<br />
3. Morgen fiets ik er weer heen.<br />
4. Ik begin altijd om acht uur.<br />
5. Mijn collega heet Josh.<br />
6. Hij heeft mij in het begin heel goed geholpen.<br />
7. Samen gaan we eerst de dieren verzorgen.<br />
8. De dieren hebben om negen uur allemaal gegeten.<br />
9. De voorraden zijn de vorige dag al bijgevuld.<br />
10. Anders moest ik nog veel eerder beginnen.<br />
11. Voor tienen moet ik de winkel aangeveegd hebben.<br />
12. Daarna mogen we om beurten even gaan zitten.<br />
13. ’s Middags zal het waarschijnlijk aanpoten worden.<br />
14. Kinderen vinden het leuk om de konijntjes te aaien en te kroelen.<br />
15. Toch moet ik wel blijven opletten.<br />
16. Niet ieder kind is voorzichtig met de dieren.<br />
17. Later wil ik graag mijn eigen dierenspeciaalzaak hebben.<br />
18. Om vijf uur mag ik naar huis gaan.<br />
19. Maar meestal blijf ik tot de laatste klanten vertrokken zijn.<br />
20. Het is mijn werk, maar ook mijn hobby geworden.<br />
Aantal fout: _________ Minder dan 3 ga door naar opgave 2<br />
Twee of meer fout maak oefening 1a<br />
92
Opdracht 1a – herkennen van werkwoorden in een zin.<br />
Geef van ieder werkwoord (= onderstreept) de vorm van het hele werkwoord.<br />
1. In het weekend werk ( _werken__) ik in een dierenspeciaalzaak.<br />
2. Daar help (____________________) ik de klanten.<br />
3. Morgen fiets (______________________) ik er weer heen.<br />
4. Ik begin (___________________________)altijd om acht uur.<br />
5. Mijn collega heet (_____________________)Josh.<br />
6. Hij heeft (___________________)mij in het begin heel goed<br />
geholpen (__________________).<br />
7. Samen gaan (_______________) we eerst de dieren<br />
verzorgen (________________).<br />
8. De dieren hebben ( _________________) om negen uur allemaal<br />
gegeten ( _____________).<br />
9. De voorraden zijn (____________) de vorige dag al<br />
bijgevuld (__________________).<br />
10. Anders moest ( _____________ ) ik nog veel eerder<br />
beginnen (____________________).<br />
11. Voor tienen moet (_________________________)ik de winkel<br />
aangeveegd (_______________________) hebben (________________________).<br />
12. Daarna mogen (________________)we om beurten even gaan (____________)<br />
zitten (_________________________).<br />
13. ’s Middags zal (__________________)het waarschijnlijk<br />
aanpoten(__________________) worden (_________________________).<br />
Kijk je werk na met het antwoordenblad. Aantal fout: _________<br />
Bij meer dan 3 fout vraag je de docent om uitleg. Ga daarna verder met Opdracht 2<br />
93
Opdracht 2 – de persoonsvorm (PV)<br />
Geef in de volgende zinnen de persoonsvorm aan door er een streepje vóór en na te zetten<br />
en PV erboven te schrijven:<br />
PV<br />
Voorbeeld: Mijn tante | bakt | een appeltaart.<br />
1. Ik vind het leuk op deze school.<br />
2. Ik houd het meest van gymnastiek.<br />
3. De lessen beginnen om half negen.<br />
4. In de kantine kun je van alles kopen.<br />
5. Vooral de worstenbroodjes worden veel verkocht.<br />
6. Mijn beste vriend Joran zit niet op deze school.<br />
7. Waarom zit hij niet op deze school?<br />
8. Hij is geen mens, maar een hond!<br />
9. ’s Middags ga ik altijd een heel eind met hem wandelen.<br />
10. Daarna maak ik meestal pas mijn huiswerk.<br />
11. Heb jij ook een huisdier?<br />
12. Zou je jouw huisdier willen meenemen op vakantie?<br />
Kijk nu deze opdracht goed na met behulp van een antwoordenblad.<br />
Aantal fout: _____________ Minder dan 3 Ga door met opdracht 3<br />
Drie of meer fout Ga door met opdracht 2a<br />
94
Opdracht 2a – De persoonsvorm<br />
2a Zet de zin in een andere tijd en geef aan welk woord veranderd.<br />
Voorbeeld:<br />
PV<br />
De kinderen | rennen | over de straat. (tegenwoordige tijd)<br />
De kinderen renden over de straat. (verleden tijd)<br />
of<br />
PV<br />
Mijn buurman | had | een Harley Davidson gekocht. (verleden tijd)<br />
Mijn buurman heeft een Harley Davidson gekocht. (tegenwoordige tijd)<br />
1. In de klas loopt een muis.<br />
- _____________________________________________<br />
2. Iedereen rent erachteraan.<br />
- _______________________________________________<br />
3. Collin probeerde hem te pakken.<br />
- ________________________________________________<br />
4. Gloria en Pim vinden muizen erg lief.<br />
- ________________________________________________<br />
5. Waarschijnlijk is de muis ontsnapt uit het dierenverblijf.<br />
-_______________________________________________________<br />
6. Vorig jaar was er een slang ontsnapt uit de dierentuin.<br />
-_______________________________________________________<br />
7. De meeste mensen durven niet meer in de tuin te zitten.<br />
-________________________________________________________<br />
Kijk nu je werk na met het antwoordenblad. Maak daarna oefening 3.<br />
95
Opdracht 3 – Het herkennen van zinsdelen<br />
Bij de volgende zinnen zet je streepjes tussen de verschillende zinsdelen.<br />
Zinsdelen bestaan uit één of meer woorden die bij elkaar horen.<br />
Voorbeeld:<br />
| Vorige week | is | mijn mp3-speler | in een plas water | gevallen |.<br />
1. Onze buurman koopt een auto.<br />
2. Mijn moeder bakt appeltaart.<br />
3. Ik fiets naar school.<br />
4. Mijn broer heeft een vriendin.<br />
5. Mijn opa heeft een gehoorapparaat.<br />
6. De oude baas vergeet zijn pet.<br />
7. Vincent kan goed zwemmen.<br />
8. Is de boter uitverkocht?<br />
9. Zullen we iets leuks doen?<br />
10. De politie zou direct komen.<br />
11. De overvloedige regen zorgde vooral in de provincie Brabant voor veel overlast.<br />
12. In een enkele plaats trad het water van de rivieren buiten zijn oevers.<br />
13 De bewoners probeerden tevergeefs met zandzakken het water tegen te houden.<br />
14. Zowel de brandweer als de politie maakten overuren.<br />
15. Van veel huizen liep de kelder vol water.<br />
16. Journalisten spreken van een ramp.<br />
17. Binnenkort komen deskundigen de schade opnemen.<br />
18. Hopelijk vergoedt de verzekering alle kosten.<br />
Kijk je opdracht na met het antwoordenblad.<br />
Aantal fouten: _________ minder dan 3 fout: goed gedaan! ga naar opdracht 4<br />
drie of meer fout: je kunt beter nog wat oefenen met<br />
zinsdelen ga naar opdracht 3a<br />
96
Opdracht 3a – het herkennen van zinsdelen<br />
Bij het vinden van zinsdelen zoek je altijd eerst de persoonsvorm en de andere<br />
werkwoorden.<br />
Woorden die samen voor de persoonsvorm staan vormen altijd één zinsdeel.<br />
Andere zinsdelen kun je ook vinden door ze vóór de persoonsvorm te zetten.<br />
Voorbeeld:<br />
PV volt.dw<br />
Jochem | werd | altijd | gepest | door zijn klasgenoten.<br />
PV volt. dw<br />
| Altijd | werd | Jochem | gepest | door zijn klasgenoten.<br />
PV volt. dw<br />
| Door zijn klasgenoten | werd | Jochem altijd | gepest| .<br />
Zoek in de volgende zinnen eerst de PV en de andere werkwoorden op . Zet daarna iedere<br />
keer een ander zinsdeel vóór de persoonsvorm.<br />
1. Volgend jaar wil ik een nieuwe computer kopen.<br />
1a. ___________________________________________________________<br />
1b. ___________________________________________________________<br />
2. De nieuwe boeken liggen schots en scheef op de boekenplank.<br />
2a. ___________________________________________________________<br />
2b.___________________________________________________________<br />
3. Jouw aardige moeder zet voor mij een heerlijk kopje thee.<br />
3a. ___________________________________________________________<br />
3b.____________________________________________________________<br />
4. Ik geef het schattige hondje een koekje.<br />
4a. ___________________________________________________________<br />
4b. ___________________________________________________________<br />
Gelukt? Kijk het maar na met het antwoordenblad. Maak nu oefening 3 nog eens.<br />
97
Opdracht 3 (herhaling) – Het herkennen van zinsdelen<br />
Bij de volgende zinnen zet je streepjes tussen de verschillende zinsdelen.<br />
Zinsdelen bestaan uit één of meer woorden die bij elkaar horen.<br />
Voorbeeld:<br />
| Vorige week | is | mijn mp3-speler | in een plas water | gevallen |.<br />
1. Onze buurman koopt een auto.<br />
2. Mijn moeder bakt appeltaart.<br />
3. Ik fiets naar school.<br />
4. Mijn broer heeft een vriendin.<br />
5. Mijn opa heeft een gehoorapparaat.<br />
6. De oude baas vergeet zijn pet.<br />
7. Vincent kan goed zwemmen.<br />
8. Is de boter uitverkocht?<br />
9. Zullen we iets leuks doen?<br />
10. De politie zou direct komen.<br />
11. De overvloedige regen zorgde vooral in de provincie Brabant voor veel overlast.<br />
12. In een enkele plaats trad het water van de rivieren buiten zijn oevers.<br />
13 De bewoners probeerden tevergeefs met zandzakken het water tegen te houden.<br />
14. Zowel de brandweer als de politie maakten overuren.<br />
15. Van veel huizen liep de kelder vol water.<br />
16. Journalisten spreken van een ramp.<br />
17. Binnenkort komen deskundigen de schade opnemen.<br />
18. Hopelijk vergoedt de verzekering alle kosten.<br />
Kijk je opdracht na met het antwoordenblad.<br />
Aantal fouten: _________ minder dan 3 fout: goed gedaan! ga naar opdracht 4<br />
drie of meer fout: je kunt beter nog wat oefenen met<br />
zinsdelen ga naar opdracht 3b<br />
98
Opdracht 3b<br />
Zinsdelen kunnen bestaan uit één of meer woorden.<br />
Dit zijn allemaal voorbeelden van zinsdelen:<br />
auto<br />
de auto<br />
de nieuwe auto<br />
de nieuwe auto van de buurman<br />
gisteren<br />
volgende week<br />
in de regen<br />
na de zomervakantie<br />
mooi<br />
slecht<br />
steeds<br />
Zet eerst een streep om de PV van deze zinnen.<br />
Zet nu een streep voor het eerste zinsdeel. Alles wat tussen het begin van de zin en de pv<br />
staat hoort bij het eerste zinsdeel.<br />
1. Siano moet morgen een boekverslag inleveren.<br />
2. Ik kon mijn handschoenen nergens vinden.<br />
3. De makelaar liet ons het huis zien.<br />
4. Bernadette zal de slingers ophangen.<br />
5. Je moet morgen om half acht opstaan.<br />
Kijk dan naar de woorden achter de PV. Welke woorden passen in plaats van het eerste<br />
zinsdeel vóór de PV?<br />
Blijven er nu nog woorden over? Horen die bij elkaar? Dan is dat waarschijnlijk ook een<br />
zinsdeel. Zet nu alle zinsdelen tussen strepen.<br />
Kijk het maar na met het antwoordenblad.<br />
Aantal fout: ____________ Als je nu meer dan 2 fout hebt moet je aan je docent om uitleg<br />
vragen.<br />
Ga nu naar opdracht 4<br />
99
Opdracht 4 – Het onderwerp (Ond)<br />
Zet bij de volgende zinnen strepen om de persoonsvorm, de andere werkwoorden en het<br />
onderwerp. Onderstreep het gezegde. Zet boven de werkwoorden of het PV, volt.dw. of hele<br />
ww is. Zet boven het onderwerp ‘Ond’<br />
Voorbeeld:<br />
Ond PV hele ww<br />
| Vincent | kan | goed | zwemmen |.<br />
1. Wij hebben heerlijk gegeten.<br />
2. Lianne drinkt een kop thee.<br />
3. Het potlood wordt geslepen.<br />
4. Mijn haar wordt geknipt.<br />
5. Het gordijn is gewassen.<br />
6. Is de boter uitverkocht?<br />
7. De ontploffing deed de ruiten trillen.<br />
8. Je mag die trui absoluut niet te heet wassen.<br />
9. De politie heeft op last van de burgemeester die coffeeshop gesloten.<br />
10. Je mag je vader wel eens bedanken!<br />
11. Ik had mijn huiswerk goed gemaakt.<br />
12. Onze hond wordt drie maal per dag uitgelaten.<br />
Kijk de opdracht nu na met het antwoordenblad.<br />
Aantal fout:__________ Minder dan drie ga door naar opdracht 5<br />
Drie of meer fout maak opdracht 4a<br />
100
Opdracht 4a – het onderwerp (Ond)<br />
Zoek in de volgende zinnen de persoonsvorm zoals je geleerd hebt bij oefening 2a. Heb je<br />
die oefening niet gemaakt en snap je nog niet hoe de persoonsvorm wordt gevonden <br />
maak dan eerst oefening 2a.<br />
Zoek daarna de andere werkwoorden in de zin.<br />
Zet nu een streep onder de PV en alle andere werkwoorden. Dit is het gezegde.<br />
Schrijf boven de werkwoorden of het de PV, een volt. dw of een heel ww. is<br />
Dan schrijf je de vraag op: Wie (of wat) + het gezegde.<br />
Voorbeeld:<br />
PV hele ww<br />
De bakker | moet | het brood | bakken |.<br />
Vraag: Wie moet bakken?<br />
Antwoord: De bakker. Dit is het onderwerp.<br />
Je zin gaat er nu zo uitzien:<br />
Ond PV hele ww<br />
| De bakker | moet | het brood | bakken | .<br />
1. Wil jij de afwas doen?<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
2. Zij kon de sommen niet onthouden.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
3. De scheidsrechter fluit de wedstrijd.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
4. Onze buren laten het huis schilderen.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
101
5. Het gaat morgen regenen.<br />
Vraag: Wat ______________________? Let op deze is lastig!<br />
Antwoord: ______________________<br />
6. Hij moet zijn fietsband plakken.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
7. Sakira zal de tafel afruimen.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
8. De wind waait door de bomen.<br />
Vraag: Wat ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
9. Johnny mag de aardappels bakken.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
10. Ik kan mijn sportschoenen nergens vinden.<br />
Vraag: Wie ______________________?<br />
Antwoord: ______________________<br />
Gelukt? Kijk het maar na met je antwoordenblad. Als je meer dan drie fout hebt vraag dan<br />
eerst om uitleg bij je docent.<br />
Nu mag je naar opdracht 5.<br />
102
Opdracht 5 – Het lijdend voorwerp (LV)<br />
Zoek in de volgende zinnen de PV, de andere werkwoorden (volt. dw. en hele ww.), zet een<br />
streep onder het gezegde, zoek het onderwerp (Ond) en het lijdend voorwerp (LV).<br />
Voorbeeld:<br />
Ond PV LV Volt. dw.<br />
| De buurman | had | de heg | gesnoeid | .<br />
1. Alle leerlingen van mijn klas moeten een toets maken.<br />
2. Mijn moeder zal een mooie bos bloemen kopen.<br />
3. Willen jullie de vuilnisemmer op de stoep zetten?<br />
4. Raoel bedacht een leuk raadsel.<br />
5. Paul van Loon heeft een nieuw boek geschreven.<br />
6. Mijn moeder brengt mijn vader naar het vliegveld.<br />
7. De lerares wiskunde behandelt een nieuwe oefening.<br />
8. Wil jij de deur sluiten?<br />
9. Dat had ik niet verwacht!<br />
10. De schilder heeft het hout geschuurd.<br />
Kijk de opdracht nu na met het antwoordenblad.<br />
Aantal fout:__________ Minder dan drie ga door naar opdracht 6<br />
Drie of meer fout maak opdracht 5a<br />
103
Opdracht 5a – Het lijdend voorwerp (LV)<br />
- Zoek in de volgende zinnen de persoonsvorm zoals je geleerd hebt bij oefening 2a.<br />
Heb je die oefening niet gemaakt en snap je nog niet hoe de persoonsvorm wordt<br />
gevonden maak dan eerst oefening 2a.<br />
- Zoek daarna de andere werkwoorden in de zin. Zet nu een streep onder de PV en<br />
alle andere werkwoorden. Dit is het gezegde.<br />
- Schrijf boven de werkwoorden of het de PV, een volt. dw of een heel ww. is<br />
- Dan schrijf je de vraag op: Wie (of wat) + het gezegde.<br />
- Daarna schrijf je de vraag op: Wat (of wie) + het gezegde + het onderwerp.<br />
Voorbeeld:<br />
Ond PV LV hele ww<br />
De bakker | moet | het brood | bakken |.<br />
Vraag 1: Wie moet bakken?<br />
Antwoord 1: De bakker. Dit is het onderwerp.<br />
Vraag 2: Wat moet de bakker bakken?<br />
Antwoord 2: het brood. Dit is het onderwerp.<br />
1. Het kind eet een ijsje.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
2.. Roderick heeft een prachtige tekening gemaakt.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
104
3. We zullen vanavond de dia’s bekijken.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
4. Ik bezoek mijn vriend in het ziekenhuis.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wie ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
5. De arts heeft zijn patiënten afgebeld.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wie ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
6. De kok pureert de aardappels.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
7. De leraar geeft een schriftelijke overhoring.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
105
8. Zijn optreden kreeg in de meeste kranten een uitstekende beoordeling.<br />
Vraag 1: Wat ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
9. Waarom heb jij je boeken niet gekaft?<br />
Vraag 1: Wie ______________________? Let op! De PV verandert van persoon!<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wat ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
10. De decaan spreekt binnenkort alle derdeklassers.<br />
Vraag 1: Wie ______________________?<br />
Antwoord 1: ______________________<br />
Vraag 2: Wie ____________________________?<br />
Antwoord 2: ___________________________<br />
Gelukt? Kijk het maar na met het antwoordenblad.<br />
Aantal fout: ___________ minder dan drie fout dan mag je nu naar opdracht 6.<br />
drie of meer fout vraag hulp aan je docent.<br />
106
Literatuurlijst<br />
Boer, B. de, B. Lijmbach, <strong>Nederlands</strong> op niveau (2007). Coutinho: Bussum.<br />
Braas, C., E. van der Geest, A. de Schepper, Argumenteren (2006). Derde druk. Wolters-<br />
Noordhoff: Groningen/Houten.<br />
Hogen van, R, Schrijven; parafraseren en bespreken (2002). NCB: Utrecht.<br />
Steehouder, M., e.a., Leren Communiceren (2006). Wolters- Noordhoff: Groningen/Houten.<br />
Tiggelaar, E., Vraagbaak <strong>Nederlands</strong>. Van spelling tot stijl: snel een helder antwoord op<br />
praktijkvragen over taal (2007). Sdu Uitgevers: Den Haag.<br />
Westen, W. van der, Goed Geschreven (2009), Coutinho: Bussum.<br />
Westen, W. van der, Welgespeld, Werkwoordspelling voor hoger onderwijs (2005).<br />
Coutinho: Bussum.<br />
107
Studievoorbereiding<br />
studievoorbereiding@hro.nl<br />
voor vragen over het toelatingsexamen,<br />
de defi ciëntietoets of studievoorbereiding<br />
taaldesk@hro.nl<br />
voor vragen over taal<br />
Samenstellers<br />
• Erlijn Boersma<br />
• Mia Crins<br />
overtref jezelf