Reader Nederlands - Hogeschool Rotterdam

Reader Nederlands - Hogeschool Rotterdam Reader Nederlands - Hogeschool Rotterdam

hogeschoolrotterdam.nl
von hogeschoolrotterdam.nl Mehr von diesem Publisher
29.08.2013 Aufrufe

overtref jezelf Voorbereidingscursus Nederlands Studievoorbereiding

overtref jezelf<br />

Voorbereidingscursus<br />

<strong>Nederlands</strong><br />

Studievoorbereiding


Voorbereiding op het toelatingsexamen <strong>Nederlands</strong> 21+ regeling<br />

Inleiding<br />

Je wilt een hbo-opleiding gaan volgen, maar je hebt ontdekt dat je niet zomaar kunt<br />

beginnen, omdat je met jouw diploma niet of niet volledig toelaatbaar bent. Het kan ook zijn<br />

dat je wel het goede diploma hebt, maar dat het verstandig is om vóór de aanvang van je<br />

opleiding het <strong>Nederlands</strong> bij te spijkeren of op te frissen.<br />

Deze module biedt ondersteuning bij je voorbereiding op het toelatingsexamen.<br />

Wat kun je verwachten van de voorbereidingscursus <strong>Nederlands</strong>?<br />

De studenten bereiden zich voor op het toelatingsexamen <strong>Nederlands</strong> in 6 lessen. Een les<br />

duurt 2 uur. De lessen zijn bedoeld om je kennis op te frissen en eventuele tekorten weg te<br />

werken.<br />

Tijdens de lessen wordt aandacht besteed aan de onderdelen lezen en schrijven.<br />

Van de studenten wordt verwacht dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen<br />

leerproces. De docent van de cursus zal daarbij voor een goede begeleiding zorg dragen.<br />

De doelen voor het vak <strong>Nederlands</strong><br />

Lezen<br />

De kandidaat kan:<br />

- vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort;<br />

- de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven;<br />

- relaties tussen delen van een tekst aangeven;<br />

- conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de<br />

auteur;<br />

- standpunten en argumenten herkennen en onderscheiden;<br />

- de kandidaat kan een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op<br />

aanvaardbaarheid<br />

beoordelen;<br />

- de kandidaat kan teksten en tekstgedeelten beknopt samenvatten.<br />

Schrijven<br />

- De kandidaat kan op basis van verstrekte informatie relevante inhoudselementen<br />

ontwikkelen, kiezen en ordenen om deze in een betoog aan de hand van een<br />

duidelijk standpunt te onderbouwen met steekhoudende argumentatie.<br />

- De kandidaat kan het betoog in de vorm van een artikel of een ingezonden stuk<br />

schrijven.<br />

- De kandidaat past zijn tekst aan publiek en doel aan.<br />

Doelen zijn: informatief, persuasief, divertief en directief.<br />

Publiek: naast docent en medestudent ook een buitenschools publiek,<br />

lezersgroepen, wijkbewoners enz.<br />

- De kandidaat schrijft zijn tekst met een op zijn publiek afgestemde stijl, met een<br />

correct gebruik van de regels van spelling, interpunctie en zinsbouw. Bij spelling<br />

speelt het onderscheid tussen “groene” en “witte” spelling geen rol,<br />

werkwoordspelling echter wel. De kandidaat mag tijdens het schrijven geen<br />

woordenboek gebruiken.<br />

1


- De kandidaat kan ten behoeve van een gedocumenteerd betoog:<br />

- relevante informatie verzamelen en verwerken;<br />

- deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek, tekstsoort en<br />

conventies voor geschreven taal;<br />

- concepten van de tekst reviseren op basis van geleverd commentaar.<br />

<strong>Reader</strong><br />

In deze reader vind je materiaal dat gebruikt wordt voor de voorbereidingscursus. De cursus<br />

is zo opgebouwd dat alle onderdelen van lezen en schrijven aan de orde komen die je nodig<br />

hebt om een bevredigend eindresultaat te boeken.<br />

In de reader zie je ook dat tijdens de cursus aandacht gegeven wordt aan het bijhouden van<br />

een portfolio voor het onderdeel schrijven. Hiermee kun je goed zicht blijven houden op de<br />

vorderingen die je gedurende de cursus maakt.<br />

De reader is verdeeld in 6 lessen. Op de eerste pagina van elke les staat het lesprogramma<br />

beschreven. Daarachter zit materiaal dat je voor de desbetreffende les nodig hebt en thuis<br />

kunt bestuderen. Aanvullend materiaal wordt in de lessen uitgedeeld.<br />

Tijdens de lessen zal steeds een stukje theorie behandeld worden. In elke les zitten echter<br />

ook een of meer oefeningen die individueel of in groepjes uitgevoerd gaan worden.<br />

Bovendien wordt elke les een huiswerkopdracht gegeven die de volgende les besproken zal<br />

worden.<br />

Van de student wordt verwacht dat hij gemotiveerd is om zijn eigen leerproces ter hand te<br />

nemen en zo voldoende profijt uit de voorbereidingscursus zal halen.<br />

2


Inhoudsopgave<br />

Les 1 ……………………………………………………… blz. 5<br />

Les 2 ……………………………………………………… blz. 29<br />

Les 3 ……………………………………………………… blz. 38<br />

Les 4 ……………………………………………………… blz. 52<br />

Les 5 ……………………………………………………… blz. 65<br />

Les 6 ……………………………………………………… blz. 79<br />

Bijlagen blz. 84<br />

Literatuurlijst ……………………………………………... blz. 107<br />

3


Planning schrijfvaardigheid<br />

Bijeenkomst 1<br />

Week<br />

Bijeenkomst 2<br />

Week<br />

Bijeenkomst 3<br />

Week<br />

Bijeenkomst 4<br />

Week<br />

Bijeenkomst 5<br />

Week<br />

Bijeenkomst 6<br />

Week<br />

Onderwerp kiezen<br />

Bouwplan maken<br />

Thema<br />

Hoofdvragen<br />

Kernantwoorden<br />

Indelingsprincipe<br />

Literatuuronderzoek<br />

Inleiding en<br />

beschrijving maken<br />

voor week 3<br />

Kernantwoorden:<br />

argumenten voor/tegen<br />

zoeken<br />

Feedback op I en B<br />

Kern schrijven voor<br />

week 4<br />

Argumentatie ordenen<br />

in schema<br />

Schrijven conclusie<br />

voor B5<br />

Revisie van tekst<br />

(interpunctie, spelling<br />

en grammatica)<br />

Afronding tekst<br />

Titel<br />

Bronvermelding<br />

Gezondheid/politiek/sport/onderwijs<br />

…………………………………….<br />

1………………………………….<br />

2………………………………….<br />

3………………………………….<br />

4………………………………….<br />

Ad 1 .…………………………….<br />

Ad 2 .…………………………….<br />

Ad 3 .…………………………….<br />

Ad 4 .…………………………….<br />

IBAAC<br />

Herschrijven I en B voor bijeenkomst 4<br />

Herschrijven kern voor B5<br />

Revisie tekst voor B6<br />

4


Les 1<br />

Lesopbouw<br />

Kennismaken.<br />

Bespreken opbouw van de lessen.<br />

Uitleg over het gebruik van N@tschool.<br />

Leesstrategieën, wat zijn dat?<br />

Doel/publieksanalyse.<br />

Soorten teksten.<br />

Bouwplan.<br />

Huiswerkopdracht<br />

Inleiding en beschrijving bestuderen.<br />

Bouwplan maken.<br />

5


Leesstrategieën<br />

Oriënterend lezen Globaal lezen Intensief lezen Kritisch lezen<br />

Eerste indruk<br />

van een tekst<br />

onderwerp/<br />

hoofdgedachte/<br />

Publiek bepalen<br />

Let op:<br />

bij een tekst<br />

Titel<br />

Tussenkopjes<br />

Illustraties<br />

Inleiding<br />

Slot<br />

Cursieve of vette<br />

tekst<br />

Schrijver<br />

Bron<br />

Let op:<br />

bij een boek<br />

Inhoudsopgave<br />

Register<br />

Flaptekst<br />

Schrijvers<br />

Hoofdzaken uit de<br />

tekst halen<br />

Kernzinnen<br />

Eerste of laatste<br />

zin van een alinea<br />

Signaalwoorden<br />

Een tekst helemaal<br />

lezen<br />

Betekenis van<br />

woorden<br />

Verwijswoorden<br />

Verbanden<br />

Opbouw<br />

Tekstdoel<br />

Een tekst<br />

beoordelen<br />

Is de informatie<br />

volledig/juist<br />

Zijn de argumenten<br />

overtuigend<br />

6


Tekst 1<br />

Een drinkend kind doet ‘gezellig’ mee.<br />

Het feest was in een oud schoolgebouw. De jongen van wie mijn vriendinnetje en ik wel<br />

eens hasj kochten, had ons uitgenodigd. Ik had mijn mooiste Indiase jurk aangetrokken.<br />

Glimlachende mensen, veel ouder dan ik -wel 20- zaten in kleermakerszit rondom<br />

kringelende wierook. De waterpijp ging plechtig rond, en talloze joints. Een feeëriek meisje<br />

deelde zelfgebakken cakejes uit. Er werd loom gezoend en geaaid. Iedereen hield van<br />

elkaar. Als er een nirwane bestond, dan moest het hierop lijken.<br />

Later op de avond was ik weg. Ik werd pas gevonden tegen de ochtend, toen de stapel<br />

Afghaanse jassen in een hoek van het lokaal slonk. Halverwege die berg lag ik, verzeild in<br />

een nooit eerder betreden dromenland. Er werd paniekerig aan me geschud. Ik opende mijn<br />

ogen en daar stond mijn vader, kaarsrecht in zijn keurige winterjas -toch een<br />

vertrouwenwekkende gestalte in dit rookhol. ‘Kom’, zei hij toonloos, ‘we gaan.’In de auto<br />

sliep ik alweer, en drie dagen later nog steeds.<br />

In de jaren erna nam ik alleen voor de vorm een trekje als de joint rondging. Want geblowd<br />

werd er, begin jaren zeventig, op schoolfeesten, op het schoolplein en in de fietsenstalling<br />

van ons door paters geleide lyceum. De interessante jongens bij wie wij onze brokjes rode<br />

libanon betrokken, waren een paar jaar later de koningen van de Amsterdamse handel.<br />

Heroïne bleek nog lucratiever. Tien jaar later waren ze dood. Toen blowde ik allang niet<br />

meer. Ik dronk gewoon.<br />

Mijn kinderen, 21 en bijna 18, blowen niet. Niet uit angst voor hun gezondheid, maar omdat<br />

ze het iets voor losers vinden. Gezien mijn eigen ervaring met comablowen ben ik daar blij<br />

om. Betrekkelijk blij. Want drinken, dat doen ze natuurlijk wel, vanaf hun 15 de , 16 de al. ‘Ach<br />

mam, alleen in het weekend!’<br />

Sinds het Trimbos Instituut dat onderzocht heeft, weet ik dat ze veel meer drinken dan hun<br />

onvolgroeide hersenen aankunnen. Denken ouders als ik nog schaapachtig dat het bij vijf,<br />

zes biertjes per avond houden, in werkelijkheid drinken ze het dubbele.<br />

Blowen of zuipen, het liefst wil je als hypocriete ex-blower en ‘sociale’ drinker dat je schatjes<br />

geen van beide doen.<br />

Maar wat je een puber verbiedt, doet-ie zeker. Soms denk ik: liever blowen. Want anders<br />

dan ik vroeger, zou mijn zoon tot zijn 18 de bij coffeeshops worden weggestuurd, terwijl hij in<br />

de supermarkt vanaf zijn 16 de torens sixpacks mocht inslaan. Verkeerde ik op mijn 16 de<br />

ongeweten op de rand van de harddrugscene, het gereguleerde gedoogbeleid heeft in elk<br />

geval de har- en softdrugcircuits gescheiden.<br />

Blowen is ongezond en ze worden er lamlendig en glazig van. Maar matig blowen leidt niet<br />

tot blijvend hersenletsel. Alcohol wel. Eén alcoholvergiftiging op je 14 de , opgelopen bij het<br />

gezellige indrinken voor een schoolfeest, kan een hersenbeschadiging veroorzaken die je<br />

leven voorgoed verwoest - voor altijd een zombie. 80 procent van de <strong>Nederlands</strong>e jongeren<br />

drinkt wel eens, en een vijfde van de jongens slaat op een uitgaansavond 21 biertjes naar<br />

binnen. Slechts 8 procent van de 12- tot 19-jarigen blowt en hun aantal is licht dalend.<br />

Toch is voor onze christelijke politici niet drank maar wiet de grootste gruwel. Vandaar dat<br />

idiote symboolbeleid om coffeeshops binnen 250 meter van scholen te verbieden.<br />

Burgemeesters Job Cohen en Gerd Leers, en schooldirecties in de binnensteden, hebben<br />

groot gelijk dat dit niets uithaalt - dan loop je toch 10 meter verder? Sluiting van coffeeshops<br />

zal helemaal desastreus uitpakken. Dan verschijnen er binnen no time ronkende scootertjes<br />

7


voor de scholen; wiet zal gul verstrekt worden aan brugklassers en niemand heeft zicht op<br />

de kwaliteit ervan.<br />

Voor bewindslieden van het CDA en de ChristenUnie is een probleemjongere iemand met<br />

een afgezakte broek, een petje en een piercing, lurkend aan een joint. In werkelijkheid zijn<br />

het frisse jongens en meisjes die elk weekend ‘los’ gaan en zich in de sportkantine<br />

spotgoedkoop volgieten, die de grootste maatschappelijke schade aanrichten. Bij veel vecht-<br />

en steekpartijen, verkrachtingen, bedreigingen, vernielingen en verkeersongelukken is drank<br />

in het spel, geen wiet. Een 16-jarige jongen met twintig bier in zijn kinderlijf is een<br />

levensgevaarlijke bom van testosteron en alcohol. Politieagenten zijn doodsbenauwd voor<br />

deze jongens. Als er één paddogebruiker verongelukt, veert iedereen geschrokken op. Maar<br />

wachtkamers op de eerste hulp, steeds voller met piepjonge zuiplappen, verontrusten bijna<br />

niemand.<br />

Is het de macht van de legale bierlobby, onze nationale goudgele trots? Misschien.<br />

Belangrijker is denk ik dat vrijwel elke volwassene drinkt: politici, leraren, ouders. Een<br />

drinkend kind is gewoon een van ons, hij doet gezellig mee. Net als opa. Het drankgebruik<br />

van 65-plussers is even groot als dat van jongeren.<br />

Legaliseer die softdrugs toch, zodat het feest van de aanleverende penoze voorbij is, en<br />

controleer scherp of ze niet verkocht worden aan jonge klanten. Maar verhoog dan ook de<br />

leeftijdgrens voor alcohol naar 18 jaar, in cafés en in winkels. Stop het grote kinderzuipen.<br />

Aleid Truijens<br />

Stofwolken en krijtstrepen.<br />

Volkskrant, 25 november 2008<br />

8


Het mes snijdt ook in de ziel<br />

Naar: Simone de Schipper in de Volkskrant van 17 september 2005<br />

Psychologen pleiten voor meer geestelijke begeleiding bij plastische chirurgie, want als de<br />

haakneus of de centenbak weggewerkt is, blijken de psychische problemen vaak niet<br />

verdwenen. Chirurgen moeten beter opletten.<br />

In dure winkelstraten zijn het de strakke lijfjes en gladde gezichten die Eelco Hakman ziet,<br />

maar in zijn werk toont zich de achterkant van de schoonheid. Als psychotherapeut - onder<br />

andere in het kaakchirurgisch team van het VU Medisch Centrum in Amsterdam - spreekt hij<br />

vooral mensen die een gezichtscorrectie willen ondergaan of achter de rug hebben.<br />

Dat er achter 'moeite met kauwen' of 'deze rimpels horen niet bij mij' altijd meer schuilgaat,<br />

is hem intussen duidelijk. En dat je nooit in een gezicht kunt snijden zonder in te grijpen in<br />

de psyche van de patiënt, is zijn centrale stelling.<br />

Ook in de Verenigde Staten rijst het besef dat lichaam en geest samenhangen, ook in de<br />

cosmetische explosie die nu al een tussenstand van 12 miljoen ingrepen per jaar bereikt,<br />

terwijl televisieprogramma's als Extreme Makeover ongelukkige huisvrouwen omtoveren tot<br />

schoonheidskoninginnen.<br />

Een recente analyse van 37 studies toont aan dat veel mensen na hun operatie tevreden zijn<br />

met hun nieuwe neus, borsten of kaak. Maar of ze er gelukkiger door worden, daarover<br />

lopen de resultaten uiteen. Prangend is de conclusie dat mensen die te hoge verwachtingen<br />

koesteren, of die het eigenlijk voor anderen doen, of die een psychiatrische stoornis hebben,<br />

er na de ingreep slechter aan toe zijn.<br />

Amerikaanse psychologen en plastisch chirurgen publiceren deze maand het boek<br />

“Psychological Aspects of Reconstructive and Cosmetic Plastic Surgery”, over de<br />

psychologische aspecten van plastische chirurgie (uitgeverij Lippincott Williams & Wilkins).<br />

Daarin hebben ze vragenlijsten opgenomen waarmee collega's kunnen onderzoeken of een<br />

patiënt psychosociaal gezien wel baat heeft bij de operatie, of dat ernaast, of zelfs in plaats<br />

daarvan, doorverwijzing naar een psycholoog of psychiater moet worden aangeraden.<br />

Niet dat het inzicht nieuw is. Twaalf jaar geleden al promoveerde Hakman op de<br />

psychologische aspecten van gezichtscorrecties, en kwam onder andere tot de conclusie dat<br />

van de patiënten bij wie de operatie uiterlijk gezien geslaagd is, een kwart binnen vier jaar<br />

toch psychotherapie nodig had. Vorig jaar promoveerde in Maastricht psychiater Joost<br />

Campo op de relatie tussen dramatische verandering in het uiterlijk en psychose.<br />

Campo: 'Psychiatrische problemen zijn sterk oververtegenwoordigd onder mensen die<br />

vragen om een cosmetische operatie. Psychoses komen tien keer meer voor. Ook is de<br />

wens vaak ingegeven door een gestoord lichaamsbeeld.' Dat zijn de mensen die de hele<br />

dag naar hun 'afzichtelijke' neus kijken, hoewel een buitenstaander er niets geks aan kan<br />

ontdekken.<br />

'Er moet objectief gescreend worden om deze mensen eruit te halen.' Maar vooral bij privéklinieken<br />

is zo'n voorzorg, die tijd, geld en klanten kost, nagenoeg afwezig. Campo: 'Als er al<br />

een psycholoog bij betrokken is, werkt die mee aan de suggestie, aan het blij laten zijn van<br />

mensen.’<br />

Die discussie over screening laait af en toe op, maar ze vertaalt zich nooit in wetgeving. Het<br />

wordt overgelaten aan de vrije markt. Men gaat ervan uit dat iedereen zijn wil kan bepalen,<br />

en dat die wens in principe vervuld moet kunnen worden. Maar die redenatie gaat voorbij<br />

aan de mensen met een stoornis in hun waarneming, denken en stemming.<br />

'Juist kwetsbare en beïnvloedbare mensen gaan met de cosmetisch chirurgische gekte aan<br />

de haal en zij moeten tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Zij worden<br />

beschadigd als ze ten onrechte worden geopereerd, en ook als ze niet worden<br />

doorverwezen voor een behandeling die ze wel nodig hebben, een psychiatrische', zegt<br />

Campo.<br />

9


Hakman benadrukt dat ook bij mensen zonder psychiatrische aandoening de röntgenfoto<br />

vergezeld moet gaan van een 'emotionele röntgenfoto'. Deze week verleende de medische<br />

universiteit van Salzburg hem een gasthoogleraarschap om het screeningsmodel te doceren<br />

dat aan de VU gebruikt wordt. 'Het gaat erom dat de persoon erop vooruit gaat. En je kunt<br />

geen prognose schetsen zonder de diagnose te stellen, geen diagnose zonder anamnese .'<br />

Ofwel: geen vooruitzicht zonder te weten wat er aan de hand is, en daarvoor moet je de<br />

lichamelijke, geestelijke en sociale voorgeschiedenis kennen. 'Dat een arts zonder noodzaak<br />

het uiterlijk verfraait, is prima, maar hij moet wel deze geneeskundige spelregels in acht<br />

nemen. Als hij alleen naar de koplampen wil kijken, kan hij beter rijwielhersteller worden.'<br />

Natuurlijk, chirurgenhanden jeuken bij een haakneus, centenbak en pokdaligheid. Maar in<br />

zijn cursussen aan kaakchirurgen - die ingrijpende gezichtsveranderingen voor hun rekening<br />

nemen - houdt hij hun voor dat een classificatie van de klacht niet hetzelfde is als een<br />

diagnose stellen. En hoe dóórvragen naar de omstandigheden en voorgeschiedenis, de<br />

motivatie voor een operatie en de gevolgen ervan kan blootleggen.<br />

'Als iemand vertelt dat hij puur komt vanwege kauwproblemen, maar zijn mond wel altijd<br />

camoufleert met een hand of lang haar, dan is de kans groot dat hij ook compenseert',<br />

vertelt Hakman. 'Mensen die camoufleren en compenseren, hebben acht keer vaker een<br />

hulpverlenend beroep. Want kijk: hij heeft dan wel een centenbak, maar zie eens wat een<br />

goede jongen, hij werkt met meervoudig gehandicapte kinderen. Ook in relaties<br />

compenseren ze vaak door aardiger te zijn dan ze zich eigenlijk voelen. 'Wordt die kaak<br />

gecorrigeerd, dan valt die drijfveer achter het werk en de relatie weg. In die groep zie je dan<br />

ook dat binnen één, anderhalf jaar na de operatie, een relatiecrisis acht keer vaker voorkomt<br />

dan gemiddeld, en dat mensen acht keer vaker hun baan verliezen of van baan veranderen.<br />

Als je deze mensen niet eerst bewust maakt van hun compensatie, en die zo mogelijk eruit<br />

haalt, ligt de depressie voor het oprapen.'<br />

Of neem de patiënten met een gebrek dat niet te ontkennen of te camoufleren valt.<br />

Prachtige televisie levert dat op: het gezicht mooi, de patiënt dolgelukkig, want hij wordt<br />

eindelijk niet meer uitgescholden maar serieus genomen. Hakman: 'Maar daarna volgt de<br />

woede, want pas nu de toewijzing komt, voelen ze hoezeer ze altijd zijn afgewezen. En er is<br />

wantrouwen nu mensen ineens interesse tonen; het zal die mensen immers alleen om het<br />

gezicht gaan.'<br />

Daarna volgt ook verwarring door afwijzingen die nog wél volgen. 'Het gebrek was de<br />

kapstok om alle afwijzingen aan op te hangen, maar die kapstok zijn ze ineens kwijt.<br />

Afwijzingen hebben nu misschien wel met hun persoon te maken.' Tel daarbij de verlate<br />

puberteit als mensen nooit zijn aangeraakt en nu ineens relaties krijgen, en het mag duidelijk<br />

zijn dat bij een nieuw gezicht een ingrijpende ontwikkeling hoort waar mensen op voorbereid<br />

moeten worden. Met eenvoudige vragen kan een behandelaar ook de patiënten eruit pikken<br />

die niet geholpen zijn met een ingreep. 'Als iemand al meerdere ingrepen achter de rug<br />

heeft, kun je na deze operatie wachten op een symptoomverschuiving. De persoon zal<br />

opnieuw een 'lelijkste' punt ontdekken.' Snijden heeft dan weinig zin. Wel voor de financiën<br />

van een particuliere kliniek, maar niet voor de patiënt.<br />

De particuliere klinieken zijn vorig jaar door de Inspectie voor de Gezondheidszorg kritisch<br />

tegen het licht gehouden. De woorden psyche, psycholoog of psychiater vallen in het rapport<br />

echter niet één keer. 'Dat is nog geen prioriteit', zegt woordvoerster Lilian Jansen van de<br />

Inspectie. 'We zijn al blij als de klinieken voldoen aan de basale randvoorwaarden. Er zijn<br />

nog tekortkomingen in sterilisatie van gereedschap om infecties te voorkomen en in de<br />

deskundigheid van de behandelaars en verplegers, en niet alle klinieken hebben een<br />

onafhankelijke klachtencommissie. Het gaat nog niet eens over de kwaliteit van de<br />

behandelingen zelf, laat staan over de psychische screening en begeleiding.'<br />

Bovendien, zegt Jansen, kan de inspectie geen normen opleggen. Die moeten uit het veld<br />

zelf komen. En daar wringt de schoen. Medische zorg wordt vanouds niet geregeld door de<br />

10


wet, maar door de medische mores, de beroepsethiek en de eed van Hippocrates die artsen<br />

afleggen - de belofte om te handelen in het belang van de patiënt. De meeste behandelaars<br />

zijn weliswaar arts, maar ze zijn losgezongen uit hun medische inbedding. Campo: 'In de<br />

wereld van het grote geld verdampt de eed van Hippocrates.'<br />

11


Oriëntatie op doel en publiek<br />

Voordat je een betoog gaat schrijven, is het raadzaam je eerst te oriënteren op de volgende<br />

zaken.<br />

Het publiek:<br />

- Lezen één of meerdere personen jouw tekst?<br />

- Is het een homogene of een heterogene groep?<br />

- Welke voorkennis heeft de lezer?<br />

- Wat is de houding ten opzichte van de schrijver?<br />

- Wat is de houding ten opzichte van het onderwerp?<br />

- Wat is de houding ten opzichte van het medium?<br />

- Wat zijn de motieven om de tekst te lezen?<br />

De gewenste indruk:<br />

- Wil je grappig, serieus of integer overkomen?<br />

Het doel:<br />

Het onderwerp:<br />

De structuur:<br />

De stijl:<br />

- Overtuigen, maar van wat?<br />

- Nevendoelen zijn: informeren, amuseren, instrueren<br />

en commentaar geven<br />

- Wat is de hoofdvraag? Wat moet het publiek te<br />

weten komen?<br />

- IBAAC: Inleiding, Beschrijving, Argumenten<br />

voor, Argumenten tegen, Conclusie<br />

- eenvoudig of moeilijk taalgebruik?<br />

- formeel of informeel?<br />

- neutraal of gekleurd?<br />

12


Tekst 4<br />

Boerenzakdoekpochet<br />

Zomaar bij mij om de hoek. Een man. Een aardige man bij de tramhalte. Een man van<br />

rond de zestig die lang naar me kijkt. Heel lang. Hij vraagt waarom ik een<br />

donkerblauwe winterjas met knalrode knopen draag. Of ik dat doe om op te vallen. Ik<br />

leg hem uit dat ik het leuk vind om confectie op te fleuren. Een donkerblauwe jas met<br />

donkerblauwe knopen is saai en wordt al door miljoenen mensen gedragen. Een<br />

brandweerrode jas met blauwe knopen vind ik te veel voor mijn leeftijd en daarom heb<br />

ik gekozen voor deze rode knopen. Ik leg hem uit dat ik ook een grijze jas met gele<br />

knopen heb.<br />

Maar, herhaalt hij, doe ik het nou om op te vallen? Ik vertel hem dat ik het niet doe om op te<br />

vallen, maar dat ik me wel realiseer dat de knopen opvallen. Het is meer een kwestie van<br />

vrolijkheid scheppen in het grijze straatbeeld.<br />

Hij snapt me en hij legt me uit dat artiesten dat mogen. U heeft toch ook een tijd een wat te<br />

grote zwarte hoed gedragen? Klopt. Hij weet dat omdat hij hier in de buurt heeft gewerkt.<br />

Dan vertelt hij over het grijze kantoor en zijn boerenzakdoekpochet. Hij steekt prachtig van<br />

wal.<br />

Hij werkte bij een bank waar alle mannen er hetzelfde uitzagen. Nergens stond dat ze een<br />

grijs pak moesten dragen, maar ze droegen allemaal een grijs pak. Antraciet. Op een ochtend<br />

deed hij een boerenzakdoek in zijn borstzak. Een groene. De dames op de afdeling vonden<br />

het vrolijk, en zeiden er iets aardigs over. De mannen niet. Waarom niet? Geen idee. Mannen<br />

houden niet van complimentjes. Soms mompelde iemand: Jarig? Of: Dronken gisteren? Daar<br />

bleef het bij.<br />

Hij bleef het ding dragen en tot zover was er niets aan de hand. Totdat hij op een middag<br />

apart werd genomen door zijn chef, die zei dat het hem niks kon schelen, maar dat er mensen<br />

waren die zich ergerden aan die boerenzakdoek. Vooral als ze met grote klanten<br />

vergaderden. Hij kon niks verbieden en het werd dan ook geen dienstbevel, maar het was wel<br />

een dringend verzoek.<br />

De man antwoordde dat hij het veel erger vond dat het baliepersoneel tegenwoordig op de<br />

kraag van het overhemd de geborduurde naam van de bank droeg. Dat was toch veel<br />

treuriger en vernederender dan een vrolijk pochetje. De chef vond het pochetje niet zo vrolijk,<br />

en vroeg waarom het ding niet wat kleiner kon. Bescheidener. Nu hing er een halve theedoek<br />

uit zijn colbert. De man legde nogmaals uit dat het een kwestie van uitbundigheid was.<br />

De pochet werd een principekwestie en belemmerde overduidelijk maar onbewijsbaar zijn<br />

carrière. De man mocht bijna nooit meer mee naar vergaderingen buitenshuis, deelde nog wel<br />

mee in de nieuwe salarisronden, maar kreeg er geen verantwoordelijkheden meer bij.<br />

Integendeel. Steeds meer taken gingen naar een ander. Hij voelde hoe de pochet, die elke<br />

dag een andere kleur boerenzakdoek was, hem in de weg zat. Het was een kwestie van<br />

gevoel. Hij kon het absoluut niet hard maken. Er was geen rapport te vinden waarin officieel<br />

stond dat hij door zijn uitbundige lapje op een zijspoor was gerangeerd. Maar hij wist dat het<br />

meespeelde.<br />

Wel had hij een keer overduidelijk uitgelegd dat je binnen de bank heel hoog kwam als je heel<br />

onopvallend en muisgrijs de juiste directiehiel op het juiste moment warm en zacht likte.<br />

Terwijl hij dat zei, had hij een paar Gooise doorzongluiperds lang en doordringend<br />

aangekeken. Toen hij merkte dat ze klaar met hem waren, werd er een regeling getroffen en<br />

mocht hij met behoud van salaris vertrekken. En nu was hij al een paar jaar vrij. Pochetloos.<br />

Dat ding had hij niet meer nodig.<br />

13


Op het Centraal Station vroeg hij of hij mee mocht naar Middelburg. Ik vond het goed.<br />

Onderweg vertelde hij hard lachend dat hij gescheiden was. Hoe? Via zijn groene schoenen.<br />

Die droeg hij elk weekend tot zijn vrouw vroeg of hij alsjeblieft………<br />

Zijn tweede vrouw heeft hij ook de deur gewezen. Een lila deur met roze ballen.<br />

Uit: Iedereen is eigenaar van iets, Youp van ’t Hek, 2007.<br />

14


Tekst 5<br />

Trouw<br />

December 3, 2008<br />

woensdag<br />

'Je kunt niet aan de kant staan';<br />

Indiase auteur Indira Goswami krijgt vandaag Prins Claus Prijs<br />

SAMENVATTING:<br />

De Indiase auteur Indira Goswami ontvangt vanmiddag in Amsterdam de Prins Claus<br />

Prijs voor haar baanbrekende literaire werk in het Assamees, haar moedertaal.<br />

VOLLEDIGE TEKST:<br />

Het doet de Indiase auteur zichtbaar plezier dat zowel de journalist als de fotograaf<br />

vrouw is, net als haar begeleider van het Prins Claus Fonds. "Wow, it's a women only<br />

crew! I like that!" Goswami (66) is klein van stuk en betrekkelijk zwak van gezondheid.<br />

Vorig jaar kreeg ze een lichte beroerte. Deze reis naar Amsterdam valt haar dan ook<br />

zichtbaar zwaar. Haar verbale kracht is des te groter.<br />

Vandaag krijgt ze in Amsterdam uit handen van prins Friso de Prins Claus Prijs,<br />

bestemd voor kunstenaars en denkers met een bijzondere rol op maatschappelijk<br />

gebied. Aan de prijs is een bedrag van 100.000 euro verbonden.<br />

Weinigen in Nederland zullen Assam kennen, laat staan de Assamese literatuur. Het<br />

wordt tijd dat dat verandert. Indira Goswami schreef romans, verhalen, essays en poëzie<br />

en won daarmee grote Indiase literaire prijzen. Volgens de jury van de Prins Claus Prijs<br />

is Goswami een 'moedige publieke persoonlijkheid, die opkomt voor<br />

minderheidsgroepen'. Bovendien 'getuigt zij in haar werk van een scherpe blik die het<br />

leven en de ervaringen van gewone mensen in Noordoost-India weergeeft, en daarin<br />

ook politieke, culturele en religieuze kwesties blootlegt'.<br />

Maar ook in India zijn relatief weinig Assamees-taligen: voor ruim 13 miljoen mensen is<br />

het de moedertaal, iets meer dan 1 procent van de bevolking. Goswami vertaalt veel -<br />

zowel eigen als andermans werk - om haar eigen volk met anderstalige literatuur in<br />

aanraking te brengen, en de rest van de wereld met de Assamese literatuur. "Het zou<br />

natuurlijk geweldig zijn als mijn werk ook in het <strong>Nederlands</strong> vertaald werd", lacht ze. "Als<br />

je nog een uitgever weet?"<br />

Assam is een complex gebied in het verre noordoosten van India. De economische<br />

vooruitgang die India de laatste jaren voortstuwt, is er vooralsnog niet erg zichtbaar.<br />

Volgens Goswami is de interne strijd daar debet aan. "Er zijn verscheidene<br />

rebellenbewegingen die onafhankelijkheid willen. Daar is veel bloed bij vergoten. Dat<br />

maakt dat talentvolle jonge mensen weggaan, om hun positie elders te verbeteren."<br />

Goswami komt in haar werk op voor politieke, culturele en etnische minderheden. Ze<br />

strijdt voor de rechten van vrouwen en bekritiseert het kastenstelsel.<br />

Maar ze noemt zich liever geen activist of feminist. "Ik houd niet van politiek", zegt ze.<br />

"Al ben ik er regelmatig voor benaderd. Maar je kunt niet aan de kant blijven staan als er<br />

bloed vergoten wordt."<br />

15


Goswami heeft grote invloed als opiniemaker en onderhandelaar. De afgelopen jaren<br />

trad ze op als bemiddelaar tussen de Assamese rebellen en de Indiase overheid. "De<br />

mensen vertrouwen mij meer dan politici. Omdat ik hun taal spreek en een van hen<br />

ben."<br />

Ze reisde veel, maar keerde altijd terug naar haar geboortegrond, waar ze nu weer<br />

permanent woont. Schrijven doet ze nog volop. "Ik werk nu aan een boek over de eerste<br />

vrouwelijke belastinginspecteur in Brits-India, rond 1850. Een historische roman, over<br />

een heel interessante persoon."<br />

NOTES: Literaire duizendpoot Indira Goswami; Geboren in 1942 in Guwahati, Assam<br />

(Noordoost-India).; Schrijft op twintigjarige leeftijd eerste verhalenbundel in het<br />

Assamees.; Studeert en promoveert in de Assamese taal en literatuur.; Doceert<br />

moderne Indiase talen aan de Universiteit van Delhi en onderzoekt het invloedrijke<br />

klassiek-Indiase epos Ramayana.; Schrijft in 1988 haar 'Unfinished Autobiography'.<br />

Later wordt ook een film over haar leven gemaakt.; Schrijft in 1994 'Pages Stained with<br />

Blood', over de anti-Sikhrellen na de moord op premier Indira Gandhi in 1984.; Schrijft in<br />

1996 het deels autobiografische 'The Moth Eaten Howdah of a Tusker' over de benarde<br />

sociaal-economische positie van Assamese weduwen.; Ontvangt in 2001 de<br />

prestigieuze Jnanpith Prijs voor haar literaire werk.; Is vredesonderhandelaar in conflict<br />

met rebellerende Assamese onafhankelijkheidsbewegingen.; Ontvangt Prins Claus Prijs<br />

2008.<br />

16


Werken bij de overheid<br />

Geen auto van de zaak, geen forse salariseisen. Als hbo’er heb je het maar zwaar bij de<br />

overheid. Of toch niet? Profielen sprak vier ambtenaren over de voor- en nadelen van<br />

werken bij de overheid.<br />

Geen negen-tot-vijf-baan<br />

‘Ik dacht: Nu word ik ambtenaar.’ Aan het woord is Jaap Peters, vorig jaar afgestudeerd bij<br />

Gemeentewerken <strong>Rotterdam</strong> (GW). De oud-student HR civiele techniek had vooraf geen<br />

spannend beeld van zijn huidige werkgever. ‘Gemeentewerken is niet echt bekend en heeft<br />

bijvoorbeeld niet zo’n mooie site als aannemer Ballast Nedam. Ook wist ik niet dat GW een<br />

eigen ingenieursbureau had.’<br />

Na zijn afstuderen kreeg Peters echter een baan aangeboden bij het ingenieursbureau van<br />

GW. ‘Ik wilde ergens ervaring opdoen en dit was de makkelijkste weg’, verklaart Peters die<br />

er inmiddels anders tegenaan kijkt. ‘Collega-afgestudeerden zitten nu in de uitvoering bij<br />

aannemers en focussen zich op het bouwen, en op geld verdienen voor hun baas. Terwijl ik<br />

bij GW behoorlijke vrijheid heb en heel breed bezig ben. Je schippert bijvoorbeeld tussen<br />

allerlei belangen en tussen partijen zoals omwonenden van bouwprojecten en politici. En van<br />

een negen-tot-vijf baan is geen sprake; het is een druk bestaan en soms werk ik ook in het<br />

weekend. Het is dus niet het stereotiepe ambtenarenwereldje.’<br />

Ook adviseur arbeidsmarktcommunicatie Daphne Engelbert is die mening toegedaan.<br />

‘Werken bij GW is meer dan alleen geld verdienen; samen met andere partijen werk je aan<br />

de stad, werk je voor het gemeenschappelijk belang. Je zit echt op de inhoud van het werk,<br />

neem bijvoorbeeld de werkzaamheden rond NS-station <strong>Rotterdam</strong> Centraal. Daarbij kun je<br />

als pas afgestudeerde hbo’er al heel snel en makkelijk meedraaien. Daarnaast is er bij GW<br />

een goede balans mogelijk tussen werk en privé. Zo is er bijvoorbeeld ouderschapsverlof en<br />

adv, en is het vaak mogelijk parttime te werken. Daarnaast is er veel aandacht voor de<br />

persoonlijke ontwikkeling van medewerkers.’<br />

startsalaris<br />

Bij de gemeente Maassluis leven dezelfde pro’s ten aanzien van werken bij de overheid.<br />

P&O-coördinator Angela Westerholt wijst op de ontwikkelingsmogelijkheden en op het<br />

17


uitdagende contact met bijvoorbeeld wethouders. ‘Die wethouders fietsen in het weekend<br />

door de stad en komen maandag vol ideeën op het gemeentehuis. Dan moet je hen dus<br />

vanuit je expertise overtuigen een bepaalde weg in te slaan.’<br />

Net als Westerholt komt ook communicatieadviseur Sergej Fedorin uit het bedrijfsleven. ‘De<br />

gemeente kwam op mijn pad en ik moet zeggen dat ik het werken hier bijzonder interessant<br />

vind. Als communicatieadviseur ben je bezig met verschillende doelgroepen zoals burgers,<br />

ondernemers, collega’s en burgemeester & wethouders. En met thema’s zoals<br />

crisiscommunicatie. Het leuke aan een gemeente vind ik de menskant. Je doet het voor de<br />

burger of voor de ondernemer en je ziet de vorderingen.’<br />

Jaap Peters van GW beaamt dat. ‘We zijn op dit moment bezig met het asfalteren van de<br />

Erasmusbrug. Het is mooi als je het resultaat ziet, omdat je zelf ook op die brug rijdt.’<br />

Dat je bij de overheid minder verdient, is gedeeltelijk waar. Een starter verdient bij de<br />

overheid net zoveel als in het bedrijfsleven. Aan het salaris zit echter een limiet, geeft<br />

Engelbert toe. ‘Wij zijn minder flexibel met belonen, het is immers geld van de burger. Maar<br />

je ziet vaak dat mensen die in het bedrijfsleven veel verdienen, ook heel veel uren maken.<br />

Of heel veel geld verdienen voor de baas maar zich niet kunnen ontwikkelen.’ Mensen uit<br />

het bedrijfsleven schrikken vaak als ze bij een overheidsinstelling als GW solliciteren.<br />

Engelbert: ‘Sommigen zijn gewend dat ze met een grote mond meer salaris kunnen vragen,<br />

terwijl wij proberen een goede inschaling te maken op basis van ervaring. Een auto van de<br />

zaak is daarbij niet mogelijk maar het openbaar vervoer wordt wel voor 85 procent vergoed.’<br />

Die auto is ook in Maassluis weleens een breekpunt, is de ervaring van Westerholt.<br />

‘Sommige sollicitanten die uit het bedrijfsleven komen, willen het verlies van een auto van de<br />

zaak gecompenseerd zien in hun salaris. Dat kan niet, en dan haken sommigen dus af.’<br />

gevraagd: techneuten<br />

Zowel Maassluis als GW zijn vooral op zoek naar techneuten. Engelbert: ‘Als goede<br />

techneut kun je echt shoppen naar een baan, ook binnen GW. Daarbij hebben wij ten<br />

opzichte van het bedrijfsleven zeker geen extra handicap. Alleen zijn we niet zo bekend,<br />

daar proberen we dan ook iets aan te doen. Het is zaak om ons als ingenieursbureau te<br />

profileren: als bureau op zich, maar juist ook als onderdeel van de gemeente. <strong>Rotterdam</strong><br />

heeft immers een sterk imago als werkgever. Om dat te bewerkstelligen is er onder andere<br />

onze samenwerking met de HR.’<br />

De opleiding civiele techniek kan bijvoorbeeld duaal worden gevolgd in combinatie met een<br />

baan bij GW. Daarnaast is er het Creatief Atelier waarbij studenten, in samenspraak met<br />

docenten, bij GW brainstormen over mogelijke projecten in de stad. Na het Creatief Atelier<br />

krijgen deelnemers het aanbod om bij GW stage te lopen. Engelbert: ‘We proberen in elk<br />

geval met ze in contact te blijven, onder andere via hyves. Voor net afgestudeerden heeft<br />

GW een traineeship, dan rouleer je binnen GW tussen verschillende afdelingen.’<br />

Ook Maassluis zoekt technische specialisten. Daarvoor schakelt de gemeente onder andere<br />

wervingsbureaus in. De arbeidsmarkt dwingt Maassluis voor moeilijk te vervullen functies<br />

ook mbo’ers aan te trekken. Westerholt: ‘Je haalt dan iemand binnen die ontwikkelbaar is,<br />

iemand die door coaching en opleiding in vier jaar beleidsmedewerker kan worden.’<br />

Een ander middel is sinds kort de aanjaagpremie. Ambtenaren ontvangen 1500 euro als ze<br />

een nieuwe collega werven. Het bedrag is al enkele malen uitgereikt. Westerholt: ‘Je maakt<br />

medewerkers er zo van bewust dat we op allerlei gebieden collega’s zoeken.’<br />

Een voordeel van werken bij een kleine gemeente zoals Maassluis is dat je ‘over de<br />

schutting moet kijken’. ‘Dat is inherent aan een kleine gemeente: Je moet algauw meer<br />

weten over andere gebieden’, aldus Westerholt. Daarentegen zijn ambtenaren bij een<br />

gemeente al snel uitgegroeid qua functieschaal en salaris. ‘Bij bijvoorbeeld<br />

Stadsontwikkeling (een afdeling van de gemeente Maassluis) komen jonge mensen, onder<br />

andere vanwege de krappe arbeidsmarkt, op een hoog salaris binnen. De vraag is dan hoe<br />

je ze binnenhoudt. Tegelijkertijd vragen we ons af of je wel moet willen dat veel mensen hier<br />

twintig jaar werken. Doorstroming kan juist ook positief zijn want zo zorg je ervoor dat je<br />

mensen binnenkrijgt die met een frisse blik tegen de zaken aankijken.’<br />

18


Om het aantal potentiële kandidaten te vergroten, doet Maassluis daarnaast mee aan<br />

Baanbreker, een samenwerkingsverband met de buurgemeenten Vlaardingen en Schiedam.<br />

Westerholt: ‘Mensen uit de buurgemeenten beschouwen we nu als interne kandidaten.<br />

Baanbreker is gericht op loopbaanbegeleiding, re-integratie en bemiddeling tussen onder<br />

andere de genoemde gemeenten. Zo kan het zijn dat wanneer doorgroei in de ene<br />

gemeente niet mogelijk is, het in een andere gemeente wel een optie kan zijn. Zo behoud je<br />

potentiële kandidaten voor de regiogemeenten.’<br />

Studenten over werken bij de overheid<br />

Tim van der Hart (19), eerstejaars accountancy<br />

‘Werken bij de overheid verdient goed. Maar het nadeel is dat je bij fouten alle<br />

verantwoordelijkheid draagt. Dat het saai en suf is, is volgens mij een cliché.’<br />

Mellanie Linscheer (19), eerstejaars communicatie<br />

‘Het suffe imago klopt, ambtenaren stralen het ook uit. De meesten dragen een pak, dat is<br />

niets voor mij. Ik wil lekker onderweg zijn, creatief bezig zijn en niet de hele dag achter een<br />

computer zitten.’<br />

Erik Garnier (18), eerstejaars bedrijfseconomie<br />

‘Mijn vader werkt bij de overheid en vindt het leuk maar niet spannend. Hij heeft een negentot-vijfbaan<br />

en zit alleen maar binnen achter de computer. Toch zou ik ook wel voor de<br />

overheid willen werken.’<br />

Milou Boogaard (23), vierdejaars sph<br />

‘Vorig jaar liep ik stage bij Bureau Jeugdzorg, dus heb ik wat gezien van de overheid. Het<br />

was organisatorisch vaak rommelig en het suffige imago klopt. Daarom zou ik er niet willen<br />

werken.’<br />

Thomas Gravensteijn (20), tweedejaars werktuigbouwkunde<br />

‘Er is altijd werk bij de overheid. Ze zouden meer stageplaatsen moeten aanbieden zodat<br />

studenten kunnen zien hoe het werk is.’<br />

19


Het belangrijkste bij het schrijven van een tekst is structuur aanbrengen. Dat gaan we<br />

doen met behulp van een bouwschema.<br />

Een tekst bestaat niet uit zomaar een aantal willekeurige zinnen. Er zit een bepaalde lijn of<br />

structuur in waardoor het een geheel wordt. Die structuur wordt veroorzaakt door drie<br />

kenmerken:<br />

1. De tekst heeft een bepaald onderwerp: het tekstthema.<br />

2. De tekst bestaat uit onderdelen die in een bepaalde logische volgorde staan: de<br />

innerlijke structuur.<br />

3. Met bepaalde woorden en andere hulpmiddelen wordt duidelijk gemaakt hoe de tekst<br />

in elkaar zit: de uiterlijke structuur.<br />

De innerlijke structuur van een tekst kan door een bouwplan worden weergegeven.<br />

In het bouwplan wordt aangegeven waar de tekst over gaat: het tekstthema, welke kwesties<br />

aan de orde komen: de hoofd- en de subvragen, en hoe die vragen worden beantwoord: de<br />

(kern)antwoorden.<br />

Wat is het voordeel van een bouwplan?<br />

- Je kunt het gebruiken voor het verzamelen van informatie<br />

- Je kunt het gebruiken bij het selecteren van informatie<br />

- Je kunt het gebruiken als een bespreekstuk met een collega<br />

Hoe maak je een bouwplan?<br />

RISICOANALYSE<br />

• Wat is risicoanalyse?<br />

De tak van toegepaste wiskunde die zich bezighoudt met het voorspellen van risico’s<br />

• Waarbij wordt risicoanalyse toegepast?<br />

Risicoanalyse wordt met name toegepast bij de besluitvorming over riskante<br />

industriële ondernemingen<br />

• Hoe wordt risicoanalyse uitgevoerd?<br />

1. Door het product te berekenen van de kans op een bepaald ongeluk en de ernst<br />

ervan<br />

2. Door de constructie van zogenoemde foutenbomen<br />

Wat zijn foutenbomen?<br />

In foutenbomen wordt stap voor stap nagegaan welke fouten ….<br />

• Welk voorbehoud moet worden gemaakt bij de uitkomsten van risicoanalyse?<br />

Vaak wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid<br />

20


Het tekstthema<br />

Bij het opstellen van een bouwplan beschouwen we een tekst als een reeks<br />

samenhangende antwoorden op vragen over een bepaald onderwerp: het tekstthema.<br />

Bepaal het thema<br />

Een thema is datgene waarover een tekst of een deel van een tekst gaat. Het thema van de<br />

hele tekst noemen we het tekstthema. Daarnaast zijn er nog deelthema’s: hoofdstukthema’s,<br />

paragraafthema’s of alineathema’s.<br />

Het thema moet zorgvuldig geformuleerd worden als we een duidelijk bouwplan willen<br />

krijgen:<br />

- Een thema moet de vorm hebben van een zelfstandig naamwoord met zo nodig een<br />

of meer preciseringen.<br />

- Een thema moet zo bondig mogelijk geformuleerd worden.<br />

- Een thema moet zo exact mogelijk aangeven waar de tekst over gaat.<br />

Voorbeelden van een tekstthema:<br />

• ISO-CERTIFICERING IS OM DIVERSE REDENEN NODIG.<br />

• HET IS LEUK OM DE KERMIS IN TILBURG TE BEZOEKEN.<br />

Dit is fout: het zijn geen thema’s, maar zinnen. Ze zijn ongeschikt als kop van een bouwplan.<br />

Wel goed:<br />

• DE NOODZAAK TOT ISO-CERTIFICERING<br />

• PLUSPUNTEN VAN EEN BEZOEK AAN DE TILBURGSE KERMIS<br />

Oefening met tekstthema: noteer een goed tekstthema.<br />

• Reclame is belangrijk voor het succes van een bedrijf.<br />

• Welke klachten hebben onze cliënten over de verzorging en de hygiëne?<br />

• Hoe adreswijzigingen doorgeven?<br />

• Beleggingshypotheken zijn risicovol als de AEX-index gaat zakken.<br />

• Hoe ziet het invoeringstraject van de euro eruit?<br />

21


De hoofdvragen<br />

Als het tekstthema vaststaat, kan je de tekst beschouwen als een verzameling antwoorden<br />

op vragen die naar aanleiding van dat thema aan de orde komen. Vragen die direct over dat<br />

thema gaan, zijn hoofdvragen. Wie een bouwplan maakt van een tekst zal merken dat deze<br />

hoofdvragen lang niet altijd letterlijk in de tekst staan.<br />

Vier eisen aan hoofdvragen:<br />

1. Een hoofdvraag moet een open vraag zijn: een vraag die begint met een vraagwoord<br />

zoals wie, wat, welke, waarom, waarmee of hoe.<br />

2. Een hoofdvraag moet een expliciete verwijzing naar het tekstthema bevatten of een<br />

verwijzing naar een deel van het thema. Het thema moet letterlijk in de hoofdvraag<br />

terugkeren of er moet een verwijswoord in de vraag staan (zoals die, dit, zij, hij, ze,<br />

hiervan, daardoor).<br />

3. Een hoofdvraag moet zo exact mogelijk geformuleerd zijn. De vraag moet zo precies<br />

mogelijk aankondigen wat voor informatie er staat in het gedeelte van de tekst waarop<br />

de vraag betrekking heeft.<br />

4. Een hoofdvraag moet zo bondig mogelijk zijn. Dat maakt het bouwplan overzichtelijk.<br />

In het bouwplan worden de hoofdvragen recht onder het thema gezet. Ze worden<br />

onderstreept om ze gemakkelijk te kunnen onderscheiden van de kernantwoorden die erop<br />

volgen.<br />

22


Soorten teksten<br />

Er bestaan drie soorten teksten: de uiteenzetting, de beschouwing en het betoog. Aangezien<br />

in het examen alleen gevraagd zal worden om het schrijven van een betoog, zullen<br />

hieronder de uiteenzetting en de beschouwing slechts kort besproken worden. Op het<br />

betoog wordt uitvoeriger ingegaan.<br />

Uiteenzetting<br />

Een uiteenzetting is een informerende tekst. Je probeert de lezer van een bepaald<br />

onderwerp iets te leren.<br />

Inleiding<br />

In de inleiding noem je het onderwerp. Het onderwerp moet feitelijk zijn. Dit wil zeggen: je<br />

kan controleren of het klopt. Het hoeft niet te kloppen. Je kan in je inleiding ook een vraag-<br />

of probleemstelling opnemen. Ook deze moeten feitelijk zijn.<br />

Middenstuk<br />

In het middenstuk ga je de lezer zoveel mogelijk informatie geven over het onderwerp. Je<br />

geeft uitleg, oorzaken, gevolgen, uitzonderingen. De bouw van een uiteenzetting.<br />

Bij een uiteenzetting zijn zes verschillende structuren:<br />

- Vraag-antwoordstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het<br />

middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.<br />

- Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het<br />

middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef<br />

je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.<br />

- Probleem-oplossingsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het<br />

middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken<br />

en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.<br />

- Onderzoeksstructuur. Hierbij geef je in de inleiding het onderwerp van het<br />

onderzoek. In het middenstuk geef je nadere uitleg over de uitvoering en geef je de<br />

resultaten. In het slot trek je de conclusie.<br />

- Verleden-, heden- en toekomststructuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de<br />

inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn.<br />

In het slot geef je de conclusie.<br />

- Indelingsstructuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het<br />

middenstuk geef je aspecten in een logische volgorde. In het slot geef je een korte<br />

samenvatting.<br />

Slot<br />

De verschillende manieren om een slot te maken staan hierboven al genoemd. Het ligt er<br />

aan welke structuur je gebruikt.<br />

Beschouwing<br />

Als je een beschouwing schrijft, probeer je de lezer over een bepaald onderwerp te laten<br />

nadenken. Bij een beschouwing staat je eigen standpunt niet centraal. Je geeft verschillende<br />

standpunten die ingenomen kunnen worden. Een beschouwing is een objectieve tekst.<br />

23


Inleiding<br />

De inleiding van een beschouwing heeft naast de belangstelling wekken en je onderwerp<br />

introduceren, ook een structurerende functie. Je vertelt wat je in de rest van de tekst gaat<br />

bespreken. Bij een beschouwing eindigt de inleiding vaak met een vraag.<br />

Middenstuk<br />

De meest gebruikte structuur voor het middenstuk van een beschouwing is de voor- en<br />

nadelenstructuur. Hierbij geef je, net als bij een betoog, de voor- en nadelen van het<br />

onderwerp.<br />

Een beschouwing kan ook een verklaringsstructuur hebben. Hierin geef je kenmerken en<br />

voorbeelden, oorzaken en effecten van het verschijnsel.<br />

Slot<br />

Bij beide structuren hoort een ander slot.<br />

Bij een voor- en nadelenstructuur geef je een afweging van de voor- en nadelen.<br />

Bij een verklaringsstructuur geef je een samenvatting en een toekomstverwachting.<br />

Betoog<br />

De standaardvolgorde van een betoog is de IBAAC. Deze afkorting staat voor inleiding,<br />

beschrijving, argumenten voor, argumenten tegen en conclusie.<br />

I&B 1) Aandachttrekkende opening (met een voorbeeld, anekdote,<br />

monoloog, dialoog, grap of citaat)<br />

2) Inleiding met - uitleg (achtergrondinformatie die nodig is voor<br />

het standpunt)<br />

- aankondiging van het standpunt (expliciet<br />

vermeld)<br />

- opbouw van het betoog (opsomming van de<br />

onderdelen van het betoog)<br />

A&A 3) Argumentatief middenstuk met rationele argumenten (eigen<br />

argumenten en tegenargumenten)<br />

C 4) Slot met - samenvatting (verstandelijk)<br />

- aan het gevoel appelerende afsluiting (emotioneel)<br />

24


»<br />

Geen armen en benen maar een hart voor God<br />

Twee weken geleden kwam Nick Vujicic hier aan boord. Nick is een wereldberoemde<br />

evangelist zonder armen en benen. Hij heeft alleen een “little drumstick” als voet zoals hij<br />

zelf zegt, want zijn hond verwart het nogal eens met een kippenpootje. Nick is een bijzonder<br />

persoon. Positief als hij is maakt hij grapjes over zijn uiterlijk. Zo wilde hij zich graag eens<br />

onder de ketchup smeren en dan uit het water komen en “Krokodillen” brullen. Ook hebben<br />

zijn vrienden hem eens in het handbagagevak in het vliegtuig gelegd, daar paste die precies<br />

in. Vakje dicht en toen de volgende reiziger kwam riep hij keihard “Boe!” Die man schrok<br />

zich wild! Nick heeft naast zijn grapjes een krachtige boodschap: God staat boven je<br />

omstandigheden!<br />

De Liberianen vinden hem geweldig; door de zwarte markt hebben ze allemaal wel een dvd<br />

van hem gezien. Het was geen overbodige luxe dat hij vanwege veiligheidsredenen op het<br />

schip verbleef. Door haar functie had AJ veel contact met hem! Echt leuk om zo’n<br />

“beroemdheid” beter te leren kennen en je te verbazen over hoe hij in het leven staat.<br />

Hij heeft in Liberia in meerdere enorme kerken gesproken en beiden zijn we mee geweest<br />

toen hij in het stadion voor 15.000 man sprak. Een boodschap van hoop voor een land dat<br />

zoekend is naar herstel.<br />

Nick is op een avond naar de ziekenzalen gegaan. Daar heeft een hele ontroerende<br />

ontmoeting plaatsgevonden tussen hem en een patiënt wiens been de dag ervoor<br />

geamputeerd was. De patiënt begon meteen te huilen toen hij Nick zag. Samen hebben ze<br />

gebeden en gehuild. Zo bijzonder hoe deze man door Nick’s getuigenis weer moed kreeg en<br />

nu vol enthousiasme op krukken door het schip rent.<br />

Nick was voor ons allen een levende getuigenis van hoe niet je omstandigheden en<br />

moeilijkheden je leven hoeven kleuren maar just hoe je ermee omgaat en hoe je telkens<br />

weer je kracht en bestemming uit God haalt.<br />

“For I know the plans I have for you, declares the Lord, plans to prosper you and not to harm<br />

you, plans to give you hope and a future.” Jer. 29:11<br />

25


Trouw, vrijdag 6 november 2009<br />

Een recept voor Armageddon<br />

'Het westerse menu heeft zijn langste tijd gehad. De manier waarop wij in de rijke wereld<br />

eten is zo belastend voor de planeet, dat moet echt anders. Vooral de hoeveelheden vlees<br />

en zuivel die we eten moeten fors minder. Zo niet, dan is dat een recept voor Armageddon.<br />

Er is geen keus en daarom moet de westerse consument geen keuze meer worden<br />

geboden."<br />

Rustig formulerend, met onderkoelde humor en zonder enige stemverheffing spreekt Tim<br />

Lang zijn toch grote woorden uit. Hij is zeker van zijn zaak. Ter onderstreping van zijn<br />

argumenten somt de Londense hoogleraar af en toe de vele getallen op die hij zich in zijn<br />

lange carrière heeft eigengemaakt. Hij deed onder meer onderzoek naar voedseladditieven,<br />

naar obesitas, naar de manier waarop steden voor hun voedsel het platteland parasiteren,<br />

naar de macht van supermarkten in de voedselketen, naar het verband tussen armoede en<br />

slecht eten.<br />

Als adviseur van de nationale overheid en de Londense burgemeester wees Lang, ver<br />

voor tv-kok Jamie Oliver dat deed, de politici op de slechte maaltijden die Britse scholen en<br />

ziekenhuizen serveren en de gevolgen daarvan. Hij bedacht als eerste - in 1993 al - de term<br />

foodmiles, om duidelijk te maken dat hetgeen wij op ons bord hebben liggen vele duizenden<br />

kilometers heeft gereisd, met alle klimaatgevolgen van dien.<br />

Inmiddels staan vele van die onderwerpen hoog op de agenda. ,,Gelukkig wel", zegt<br />

Lang. ,,Maar het gevoel van urgentie dat het anders moet, is nog veel te weinig bij<br />

beleidsmakers doorgedrongen. Voldoende voedsel was na de Tweede Wereldoorlog<br />

begrijpelijk de lakmoesproef van vooruitgang. Maar uiteindelijk leidde dat tot overproductie<br />

en obesitas. Het model dat we hanteren valt uit elkaar. De uitstoot van broeikasgassen<br />

bereikt zijn grenzen, de olie raakt op, de grond wordt uitgeput door het steeds maar weer<br />

verbouwen van grote hoeveelheden van dezelfde producten.<br />

Maar wat een groter probleem is, is dat er een groot tekort aan water dreigt. Ons menu<br />

draagt daar zeer aan bij. Het produceren van een hamburger vergt 2400 liter water, een zak<br />

chips van 200 gram kost 185 liter, een kop koffie 140 liter. Door onze manier van eten halen<br />

we ook water uit droge gebieden weg. Zo halen we buiten het seizoen boontjes uit Kenia.<br />

Die worden daar geteeld in het droge noordwesten van het land, verbruiken dus veel voor de<br />

regio kostbaar water en worden vervolgens naar Europa gevlogen. Asperges uit Peru,<br />

hetzelfde verhaal. Het is gewoon neo-imperialisme."<br />

De politiek, die de kat de bel zou moeten aanbinden, kijkt de andere kant op, stelt Lang.<br />

,,De heersende neoliberale ideologie laat alles aan de markt over. Grote bedrijven als<br />

Unilever, Tesco en Ahold zien dat regeringen in gebreke blijven en gaan zelf aan de slag. Zij<br />

willen echter de duurzaamheidsproblemen oplossen met veel technologie. Ze erkennen in<br />

ieder geval het probleem, dat is een stap vooruit. Maar er is veel meer nodig, een andere<br />

mentaliteit om te beginnen. Dat moet weer leiden tot een ander model. Ik zie echter niet dat<br />

de grote bedrijven zichzelf aan hun haren het moeras uittrekken. Dat zou de politiek moeten<br />

doen, maar die willen het niet zien. En zo slaapwandelen we de crisis in."<br />

Over de consument is Lang uitgesproken. ,,Die moet geen keuze meer voorgeschoteld<br />

krijgen. En dan bedoel ik de westerse consument. Wíj, Europeanen en Noord-Amerikanen,<br />

zijn het probleem. Wij met ons overdadig menu en ongebreidelde keuzemogelijkheden zijn<br />

de 'zware' gebruikers die in snel tempo de natuurlijke hulpbronnen opmaken. Niet de<br />

27


hoeveelheid mensen is zozeer het probleem, maar de hoge welvaart. Het idee dat alles<br />

overal en altijd maar te krijgen is werkt tegen ons."<br />

Het uitgangspunt dat de goed opgeleide westerse consument wel de juiste keuzes zou<br />

maken is een illusie, zegt Lang. Bedrijven stoppen miljarden in reclame waarmee ze onze<br />

beslissingen sturen. Lang laat een dia zien met voetballer David Beckham die reclame<br />

maakt voor een coladrank. ,,Beckham is een door miljoenen aanbeden idool die ons verleidt<br />

tot het drinken van een drankje waarin minstens tien scheppen suiker zitten. Waardeloze<br />

voeding die ons ook nog eens dik maakt. Pornografie is het."<br />

Tegenover dit geweld zetten regeringen maar bar weinig, vindt Lang. En als regeringen<br />

al iets doen, is het veel te terughoudend. ,,Zo'n regering, ook de <strong>Nederlands</strong>e, zegt dan<br />

tegen consumenten: Als je duurzaam wilt eten, moet u daar zijn, bij het schap met<br />

biologische en fairtradeproducten. Dat is toch te vrijblijvend. Dat moet dwingender. Alles zal<br />

duurzaam moeten zijn. Er moet een publieke standaard komen voor duurzaam voedsel.<br />

Daaronder mag het niet verkocht worden. De keuze van de consument moet gestuurd<br />

worden richting duurzaamheid. Ik weet dat men in Groot-Brittannië bezig is met nadenken<br />

over zo'n geleide keuze. Er zijn al winkels - ook grote zoals Marks & Spencer - die alleen<br />

maar duurzame keuzes presenteren. Tot mijn verrassing is dat bij elkaar al 15 procent van<br />

de markt. Het schisma is al gaande."<br />

De veranderingen die voor Lang onontkoombaar zijn, zullen snel en radicaal moeten zijn,<br />

binnen tien jaar en over het gehele speelveld. Het westerse menu is ten dode opgeschreven.<br />

,,Een dag per week geen vlees eten zet amper zoden aan de dijk. Een dag per week wel<br />

vlees eten is al een stuk beter. We zullen anders moeten gaan eten: meer lokaal geteeld<br />

voedsel, meer eten volgens seizoenen en groenten en fruit in de hoofdrol."<br />

Volgens Lang zullen overheden, bedrijven en burgers daarbij samen moeten optrekken.<br />

,,Niet tegen elkaar, maar met elkaar werken. Dat alleen kan een radicale draai<br />

bewerkstelligen. Plaatselijk zijn er al allerlei initiatieven gaande, met stadslandbouw onder<br />

meer, om duurzame ketens te bewerkstelligen. Boeren en burgers organiseren<br />

voedselcoöperaties. Soms zijn daar ook plaatselijke winkeliers bij betrokken en hier en daar<br />

ook al de lokale politiek. Dat geeft me hoop.<br />

Al die ideeën van onderop moet je koesteren. Het zijn gelukkig geen mannen in pakken,<br />

maar vooral vrouwen die de gemeenschap een oppepper geven. Het brengt een mentale<br />

draai ten goede met zich mee, maar het is niet genoeg. De politiek moet het voortouw<br />

nemen. Zij vertegenwoordigt het algemeen belang en dus de politieke legitimering. Alleen<br />

een voedseldemocratie kan de impasse oplossen. Een situatie zoals nu, waarin een paar<br />

enorme concerns bepalen wat wij eten kan niet meer. Alle middelen moeten daarbij<br />

aangewend: stimuleren, subsidiëren, dwingen. Ook rantsoeneren voor mijn part, hoewel dat<br />

weer leidt tot zwarte markten. Er moeten nieuwe culturele normen komen: geen chocola,<br />

maar wortels, zoiets. Maar ik ben optimistisch. De zaden van verandering zijn geplant."<br />

'De consument zou geen keuze meer moeten krijgen'<br />

28


Les 2<br />

Lesopbouw<br />

- Bouwplannen bespreken en aanpassen.<br />

- Ingaan op structuur van teksten.<br />

- Woordleerstrategieën, introductie Learnsharp.<br />

- Oefening I en B.<br />

- Korte introductie Argumentatie.<br />

- Mindmap maken.<br />

Huiswerkopdracht<br />

Inleiding en beschrijving van een betoog maken.<br />

29


Woordleerstrategieën<br />

Inleiding<br />

Kennis is macht. Wie een taal niet goed beheerst en weinig woorden kent, heeft weinig<br />

macht tegenover personen die wel de taal goed beheersen. Met een beperkte vocabulaire<br />

(woordenschat) sta je niet alleen in discussies zwak; je hebt ook geen toegang tot de wat<br />

moeilijker teksten.<br />

Normaal gesproken ontwikkelt jouw woordenschat zich op natuurlijke wijze via de dagelijkse<br />

gesprekken, de media en de kranten en boeken die je leest. Hier ligt een probleem. Voor<br />

veel boeken en artikelen heb je een bovengemiddelde woordenschat nodig. En zo blijven<br />

dus veel mensen steken.<br />

Wanneer je de betekenis van een woord niet kent, kun je deze op verschillende manieren<br />

achterhalen. Hier noemen we er zes.<br />

1. Het woordenboek<br />

Een woordenboek geeft je informatie over het woordgeslacht (onzijdig, mannelijk, vrouwelijk)<br />

en de schrijfwijze van een woord, maar ook over de letterlijke en figuurlijke betekenis van<br />

een woord. Veel woorden hebben meerdere letterlijke en figuurlijke betekenissen. De<br />

context, het verband waarin het woord gebruikt wordt, is vaak bepalend voor deze betekenis.<br />

Neem bijvoorbeeld het woord ‘stuk’.<br />

- Hij brak een stuk van zijn reep chocola (een deel).<br />

- Mijn motor is stuk (kapot).<br />

- Hij rijdt een stuk harder dan ik (veel).<br />

- Ik schaak graag met echt houten stukken (schaakfiguren).<br />

- Het oorlogsschip richtte zijn stukken op de vijand. (kanonnen).<br />

- Cheryl is een lekker stuk (aantrekkelijke vrouw).<br />

Aangeraden wordt om één van de volgende woordenboeken te gebruiken:<br />

Van Dale, Handwoordenboek (NB. Ook on-line te raadplegen.<br />

Het Groene woordenboek (SDU uitgeverij)<br />

Bij taalcursussen wordt gebruik gemaakt van diverse Nt2-woordenboeken en vaak ook van<br />

het Basiswoordenboek <strong>Nederlands</strong> (van Van Dale). Deze woordenboeken zijn handig, maar<br />

onvoldoende voor het studeren aan een hbo-instelling. Dit geldt ook voor de Prisma<br />

woordenboeken en de woordenboeken eigen taal-<strong>Nederlands</strong>.<br />

‘Het Groene Boekje’- woordenlijst <strong>Nederlands</strong>e Taal, let op: dit is geen woordenboek. Alleen<br />

uitgaven van 2005 of later, ISBN 90 8564 013 (NB ook gratis on-line te raadplegen)<br />

2. Internet<br />

Via het internet kun je behalve encyclopedieën raadplegen, ook via de zoekprogramma’s<br />

een zeer ruime context bij een ingetikt woord vinden. Deze stelt je in staat de betekenis van<br />

een woord te achterhalen.<br />

3. De contextmethode<br />

Al eerder zagen we dat de betekenis van een woord sterk bepaald kan worden door zijn<br />

omgeving, het zinsverband of zijn functie in de alinea. De betekenis van een onbekend<br />

woord afleiden uit het zinsverband, is een methode die iedere lezer bewust of onbewus<br />

toepast. In veel gevallen is het een effectieve methode.<br />

- Hij plaatste een subtiele opmerking.<br />

30


De betekenis van ‘subtiel’ kan hier nog alle kanten op: zowel positief als negatief. De context<br />

geeft te weinig houvast.<br />

- Met een goed gevoel voor het juiste moment plaatste hij een subtiele opmerking. Enkele<br />

aanwezigen keken hem met een glimlach vol herkenning aan.<br />

De context van ‘subtiel’ in deze zin vertelt ons meer. Het woord blijkt een positieve lading te<br />

hebben. De reactie van de luisteraars doet ons vermoeden dat de opmerking intelligent en<br />

fijnzinnig was. En dat is inderdaad de betekenis van subtiel.<br />

4. Woordvergelijking of analogiemethode<br />

Sommige woorden lijken op elkaar omdat delen van die woorden analoog zijn aan elkaar,<br />

dat wil zeggen gelijk zijn. Bijvoorbeeld: asociaal en aversie. Het voorvoegsel ‘a’ duidt in<br />

beide woorden op een ontkenning: niet sociaal en tegenzin. Het achtervoegsel ‘theek’<br />

betekent ‘bewaarplaats’. Als je dus weet wat ‘bibliotheek’ betekent, dan weet je ook wat<br />

‘artotheek’ betekent: bewaar / uitleenplaats voor ‘art’, ‘kunst’.<br />

In de <strong>Nederlands</strong>e taal kennen we een hele rij van deze voor- en achtervoegsels. Wanneer<br />

je dus de betekenis kent van bijvoorbeeld de woorddelen a, an, aarts, poly, pro, schap, isme<br />

of these, dan helpt je dat om de betekenis van de woorden te achterhalen die een dergelijk<br />

voor- of achtervoegsel hebben.<br />

Hieronder vind je een handige verzameling van deze voor- en achtervoegsels met hun<br />

betekenis.<br />

5. Betekenisdragende voor- en achtervoegsels<br />

Betekenisdragende achtervoegsels<br />

fiel liefhebber<br />

homofiel / bibliofiel / francofiel<br />

isme bepaalde levensbeschouwing of politieke stroming<br />

humanisme / socialisme / confessionalisme<br />

ogie de leer of wetenschap van<br />

biologie / pedagogie / sociologie<br />

theek verzamel- of uitleenplaats<br />

bibliotheek / apotheek / artotheek<br />

Betekenisdragende voorvoegsels<br />

a niet, het tegendeel<br />

asociaal / amoreel<br />

aarts oer, vanaf het begin<br />

aartsvader / aartsleugenaar / aartsbedrieger<br />

an niet, het tegendeel<br />

anorganisch<br />

anti tegen<br />

anticonceptie / anticlimax / antidemonstratie<br />

auto vanzelf<br />

automaat / autodidact / automobiel<br />

bi twee, dubbel<br />

bilateraal / biseksueel, binair<br />

co samen / verenigd<br />

coöperatie / coauteur / coëxistentie<br />

contra tegen<br />

contrarevolutionair / contradictie / contraprestatie<br />

de niet, het tegendeel, als ‘on(t)’<br />

demonteren / deloyaal / demystificatie<br />

31


dis niet, het tegendeel, als negatieve lading<br />

dissonant / disproportioneel / diskwalificeren<br />

ex oud, gewezen<br />

ex-president / ex-man<br />

her opnieuw<br />

herintroduceren / herplanten / herzien<br />

homo gelijk, hetzelfde<br />

homofiel / homogeen / homoniem<br />

hydro water<br />

hydrotechniek / hydro-elektrisch / hydrologie<br />

hyper zeer groot, (te) groot<br />

hyperactief / hypercorrect / hyperinflatie<br />

in niet, het tegendeel<br />

incorrect / inconsequent / indecent<br />

mono één, enkel<br />

monotheïstisch / monorail / monogaam<br />

multi meer, verschillend<br />

multicultureel / multifunctioneel<br />

neo nieuw<br />

neonazisme / neokolonisme /neogotiek<br />

non niet, geen, ontkenning<br />

non-interventieverdrag / non-verbaal / non-profit<br />

on niet, geen, ontkenning<br />

oninteressant / ongewoon / ongedaan<br />

para boven, erbuiten, uitzonderlijk<br />

paranormaal / paracentrisch<br />

poly meer, verschillend<br />

polyinterpretabel / polyfoon / polygamie<br />

post in tijd erna<br />

postmodern / postkoloniaal / postindustrieel<br />

pre voor(af)<br />

prefabriceren / predestinatie / prepuberaal<br />

pro voor<br />

proforma / provisorisch / propositie<br />

re opnieuw<br />

reformeren / recidivist / resocialiseren<br />

sub onder<br />

subafdeling / subtropen / subversief<br />

super zeer, grote versterking, opper<br />

supermarkt / supermacht / supervisie<br />

tele ver<br />

televisie / telepathisch / telewerker<br />

trans door, boven<br />

transcendentaal / transparant<br />

uni één, gelijk<br />

unitarisme / uniform / universeel<br />

wan slecht, verkeerd<br />

wangedrag / wanstaltig / wanverhouding<br />

6. De encyclopedie<br />

Een encyclopedie is handig indien je je eerst wilt oriënteren op een bepaald onderwerp. Een<br />

encyclopedie geeft beknopt en in alfabetische volgorde de belangrijkste achtergronden en<br />

feiten bij een bepaalde zaak of naam. Per onderwerp vind je een artikel dat zo neutraal<br />

mogelijk de laatste (wetenschappelijke) inzichten over dat onderwerp verwoordt.<br />

32


Je hebt algemene en gespecialiseerde encyclopedieën. Je kunt zeggen dat voor elke<br />

afzonderlijke wetenschap (economie, psychologie, biologie, etc.) aparte encyclopedieën zijn<br />

verschenen.<br />

33


Voorbeeldteksten: Inleiding en Beschrijving<br />

Tekst 1<br />

De elektrische auto: de oplossing voor onze milieuproblemen?<br />

Inleiding<br />

De eerste hybride-auto, ontworpen door Ferdinand Porsche, werd al in 1899 op de markt<br />

gezet. De auto wordt aangedreven door twee motoren; een elektromotor met een accu en<br />

een verbrandingsmotor. De basistechniek is dus niet nieuw. Pas de laatste jaren, sinds<br />

duidelijk is wat voor schade verbrandingsmotoren hebben op het milieu, wordt de<br />

ontwikkeling van hybridemotoren weer serieus ter hand genomen.<br />

Beschrijving<br />

Door het enorme aantal voertuigen met een verbrandingsmotor warmt de aarde in snel<br />

tempo op. Uitlaatgassen (CO2) zijn hier voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor. Door<br />

de wereldwijde toename van CO2-uitstoot zal de ozonlaag steeds verder kapotgaan. Alle<br />

aandacht in de media, internationale congressen, wereldwijde afspraken en hoge olieprijzen,<br />

maken dat mensen zich hier steeds meer bewust van worden. Het zoeken naar alternatieven<br />

krijgt dan ook steeds meer aandacht. Maar zijn de hybridevoertuigen dé oplossing voor het<br />

probleem van CO2 uitstoot? Of zitten er toch nog addertjes onder het gras?<br />

In dit werkstuk zal ik de voor- en nadelen van hybridevoertuigen belichten. Op basis hiervan<br />

zal ik mijn conclusie trekken.<br />

(1 e jaarsstudent, Autotechniek)<br />

Tekst 2<br />

Moeten we alles wat kan binnen de gezondheidszorg, ook willen?<br />

Inleiding<br />

Binnen de gezondheidszorg wordt steeds meer geld gestoken in nieuwe technologieën. Dat<br />

is mooi, want de voortschrijdende kennis en de technische kunststukjes die steeds verder<br />

ontwikkeld worden, bieden ons steeds meer mogelijkheden om mensenlevens te redden en<br />

meer levenskwaliteit te bieden aan mensen die met ernstige beperkingen moeten leven.<br />

Iedereen tevreden dus. Of niet?<br />

Beschrijving.<br />

De nieuwe technologieën zijn prachtig, maar kosten veel geld. En geld, wordt ons geleerd,<br />

kun je maar één keer uitgeven. We lopen dus met ons allen het risico dat er te veel geld in<br />

apparaten gaat zitten en er te weinig geld overblijft om de kwaliteit in de zorg te waarborgen.<br />

Patiënten kunnen dus wel gered worden met allerlei technologische hoogstandjes, maar wie<br />

maakt dat belangrijke praatje? Wie ziet aan het grauwe gelaat dat het misschien toch niet zo<br />

goed gaat met de patiënt, hoewel de meters en computers aangeven dat alles in orde is?<br />

Van de andere kant: de zorg kan ook verbeteren door het inzetten van hoogwaardige<br />

technologie. Op zie manier is er misschien juist wel tijd voor een praatje of het vasthouden<br />

van een hand. Welke keuzen in de zorg moeten we maken?<br />

Ik zal eerst beschrijven waarom er geld moet worden gestoken in nieuwe ontwikkelingen en<br />

vervolgens waarom we meer geld moeten steken in het verbeteren van de huidige zorg.<br />

Daarna trek ik mijn conclusie.<br />

(2 e jaarsstudent Gezondheidstechnologie)<br />

34


Argumentatie<br />

Vinden en kiezen van argumenten<br />

Bij het vinden en kiezen van argumenten kan je vijf stappen doorlopen. Het gaat daarbij om<br />

dat je binnen de tijd die je hebt, zo efficiënt mogelijk tot een volledige inventarisatie van<br />

argumenten komt waarmee je het betoog kunt opbouwen. Je bent vrij om de stappen of een<br />

deel ervan te gebruiken.<br />

1) Vrije brainstorm: - mindmapping (een plattegrond van hersenspinsels,<br />

ideeën op papier zetten en verbanden leggen,<br />

onderwerp omcirkeld met associaties naar alle kanten<br />

van het papier)<br />

- vragen stellen (opschrijven welke je kunt bedenken)<br />

- free writing (vrijuit alle gedachtes opschrijven, zonder<br />

te letten op spelling en grammatica)<br />

- voorlopig onderzoek ter oriëntatie (internet, kranten)<br />

2) Evalueren van de brainstorm: vergelijk de doel- en publieksanalyse met je vrije<br />

brainstorm.<br />

- Wat zijn de kernpunten?<br />

- Zijn ze bruikbaar?<br />

- Zou ergens de nadruk op moeten liggen?<br />

- Wat moet uitgewerkt worden?<br />

- Moet er iets toegevoegd worden?<br />

- Wat is interessant?<br />

3) Gerichte brainstorm: - topische vragen stellen (algemene vragen, de 5 wvragen:<br />

wat, waar, wie, wanneer, waarom en hoe)<br />

- standaardgeschilpuntenmodel (6 specifieke vragen:<br />

Zijn er problemen? Zijn deze ernstig? Worden de<br />

problemen veroorzaakt door het huidige beleid? Is het<br />

beleidsvoorstel uitvoerbaar? Is het beleidsvoorstel<br />

doeltreffend? Wegen de voordelen van het<br />

beleidsvoorstel op tegen de eventuele nadelen?)<br />

- andere vaste vragensets (probleem- en<br />

maatregelenstructuur, evaluatiestructuur, aida-formule,<br />

4 p’s)<br />

4) Gedegen bronnenonderzoek: ga op zoek naar bronnen en argumenten om je<br />

inhoudselementen te onderbouwen.<br />

5) Kiezen van argumenten: - de sterkste argumenten kiezen<br />

- de juiste balans tussen gevoel en<br />

verstand (logos, ethos en pathos)<br />

- tegenargumenten (van het publiek)<br />

weerleggen<br />

- niet-argumentatieve onderdelen<br />

(achtergrondinformatie)<br />

35


Tekst 3<br />

Oefentekst<br />

Nijmegen - student moet uren maken<br />

Als je net van de middelbare school komt, is 34 uur zelfstudie te veel<br />

Van onze verslaggever Gerard Reijn<br />

In Nijmegen moeten eerstejaarsstudenten 35 uur per week gaan studeren. Het aantal<br />

uren college gaat omhoog. Anders studeren vooral alfa’s en gamma’s te weinig.<br />

De Radboud Universiteit Nijmegen wil studenten weer aan het werk zetten. ‘Onze inzet is dat<br />

alle studenten weer 35 uur per week gaan studeren’, zegt Roelof de Wijkerslooth, voorzitter<br />

van het college van bestuur van de universiteit.<br />

Geneeskunde- en bètastudenten doen dat al, dus die zullen van de nieuwe wind niet veel<br />

merken. Maar wie volgend jaar naar Nijmegen gaat en kiest voor studies als rechten,<br />

politicologie, psychologie, Engels, geschiedenis of economie, zal op verrassingen worden<br />

getrakteerd.<br />

Al jaren wordt geklaagd over de achteruitgang van het hoger onderwijs. Over studenten die<br />

slechts incidenteel op de universiteit komen. Over studenten in vakken als rechten,<br />

psychologie en economie die gemiddeld niet meer dan 25 uur per week studeren. En over<br />

het geringe aantal contacturen, de uren dat de student een docent ziet. De Wijkerslooth<br />

geeft toe: ook op zijn universiteit is een opleiding met tien contacturen in de week ‘niet<br />

uitzonderlijk’. En met tien contacturen is het heel moeilijk de vlam van het enthousiasme<br />

over te brengen.’<br />

Juist daaraan wil hij iets gaan doen. Het aantal contacturen moet omhoog, idealiter naar 18<br />

tot 20 in de week. Daarbij gaat het hem uitsluitend om de eerstejaars, want daar zitten de<br />

grote problemen. ‘Stel dat je als eerstejaars naar de stad komt. Je hebt maar zes<br />

contacturen per week, maar je moet wel 40 uren studeren. Je moet dus 34 uur zelfstudie<br />

doen. Maar we hebben het over mensen die net van de middelbare school komen, die in een<br />

verwarrende periode van hun leven zitten. Dan is dat te veel gevraagd.’<br />

Dus studeren ze veel te weinig, waardoor ze achterstanden oplopen. Een bijkomend<br />

probleem is dat de eerstejaars die verkeerd hebben gekozen, daar vaak veel te laat achter<br />

komen. Hoe intensiever de studie, hoe eerder dat besef doorbreekt. Met ingang van volgend<br />

jaar wordt al die traagheid ook nog eens financieel riskant voor de student. Het nieuwe<br />

leerrechtensysteem geeft studenten van de meeste studies slechts zes jaar studietijd,<br />

daarna wordt het collegegeld fors hoger. De Wijkerslooth: ‘We hadden het idee al langer, nu<br />

pas hebben we er geld voor. Dankzij het Paasakkoord.’<br />

Toen het kabinet dit voorjaar ten onder dreigde te gaan op het plan voor een gekozen<br />

burgemeester, moest vooral D66 tevreden worden gesteld met een hernieuwd<br />

regeerakkoord. In het zogenaamde Paasakkoord kreeg D66 gedaan dat er 250 miljoen extra<br />

kwam voor het onderwijs. Daarvan gaat een bedrag dat oploopt tot 133 miljoen naar de<br />

universiteiten, en daarvan 5 à 6 miljoen naar Nijmegen. De Wijkerslooth: ‘Ik roep nog elke<br />

dag halleluja voor D66.’<br />

De Wijkerslooth steekt al dat geld in het onderwijs aan eerstejaars alfa’s en gamma’s. Daar<br />

zijn de problemen het grootst, en dat komt volgens hem door het financieringssysteem: ‘De<br />

universiteit krijgt voor een bèta- of medicijnenstudent tweemaal tot driemaal zo veel als voor<br />

een alfa- of gammastudent.’ Geldgebrek heeft het onderwijs aan alfa’s en gamma’s<br />

ondermijnd.<br />

De Wijkerslooth durft niet te voorspellen in hoeverre het aantal contacturen met de<br />

beschikbare miljoenen is op te voeren. Maar het is wel te voorspellen dat met die vijf miljoen<br />

zo’n 120 docenten kunnen worden aangetrokken. De Wijkerslooth verwacht niet dat dat een<br />

probleem zal zijn. ‘Alleen misschien bij studies als economie.’<br />

Alle faculteiten broeden nu op plannen. Bij rechten wordt gedacht aan meer hoor-<br />

36


Colleges, maar vooral aan het inzetten van betere, ervarener docenten. Decaan Ybo<br />

Buruma: ‘We hebben nu al 18 uur colleges en werkgroepen. Maar veel studenten komen<br />

daarvoor niet uit hun bed. We moeten ze meer uitdagen. Niet alleen aandacht voor kennis<br />

en vaardigheden, maar ook voor oordeelsvorming.’<br />

Universiteiten benutten miljoenen Paasakkoord<br />

Uit de Studentenmonitor, een onderzoek in opdracht van het ministerie, blijkt dat studenten<br />

geneeskunde en exacte wetenschappen in 2003 vijf tot acht uur meer aan hun studie besteedden dan<br />

in 2000. Studenten in alfa- en gammawetenschappen studeerden nauwelijks langer dan in 2000.<br />

De Radboud Universiteit gaat juist die groep harder laten studeren. Bij het Paasakkoord kregen de<br />

universiteiten een extraatje dat oploopt tot 133 miljoen euro per jaar in 2010.<br />

Universiteiten die het extraatje net als Nijmegen niet aan speciale projecten besteden:<br />

De Rijksuniversiteit Groningen gebruikt het om gestegen kosten te dekken, zoals energie, pensioenen,<br />

een loonstijging en compensatie voor eerder opgelegde bezuinigingen.<br />

De Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam steken het geld in de ‘algemene middelen’.<br />

De Erasmus Universiteit heeft het nodig voor de groei van het aantal studenten, en verbetert de<br />

administratieve processen van accreditatie.<br />

De Universiteit van Maastricht steekt het geld in onderwijs, met name om de groei van het aantal<br />

studenten op te vangen.<br />

De Volkskrant, 20 oktober 2005<br />

Beantwoord de volgende vragen over de tekst<br />

- Wat geeft de voorzitter van het college van bestuur van de Radboud Universiteit, de<br />

Wijkerslooth, toe?<br />

- Wat kun je volgens hem met een gering aantal contacturen moeilijk overbrengen?<br />

- Hoe komt het dat de achterstanden oplopen?<br />

- Waar komen eerstejaars studenten vaak te laat achter?<br />

- Hoe kun je ervoor zorgen dat het besef van een verkeerde studie eerder doorbreekt?<br />

- Is het duidelijk of het aantal contacturen is op te voeren?<br />

- Hoeveel docenten kunnen er worden aangetrokken voor vijf miljoen euro?<br />

- Welke criteria zijn er voor het inzetten van nieuwe docenten?<br />

- Wie moet volgens decaan Buruma meer worden uitgedaagd, en waarom?<br />

- Waar steken de verschillende universiteiten het geld in? Bespreek twee<br />

universiteiten.<br />

37


Les 3<br />

Lesopbouw<br />

- Bespreken huiswerk.<br />

Voorbeeldtekst: feedback.<br />

- Schema’s IBAAC en IBOGOC.<br />

- Alinea’s en kernzinnen.<br />

- Argumentatie- basisbegrippen.<br />

- Oefenexamen.<br />

Huiswerk<br />

- Herschrijven Inleiding en Beschrijving.<br />

- Schrijven Kern.<br />

38


De opbouw van het betoog<br />

Het is duidelijk dat een betoog een samenhangende uiteenzetting moet bevatten. Je kunt<br />

niet zomaar opschrijven wat je te binnen schiet, in de hoop dat de lezer dat dan ook nog kan<br />

volgen. Er moet lijn inzitten.<br />

Het heeft grote voordelen je aan een schema te houden:<br />

1Het helpt je in de fase van het kiezen<br />

In de fase van ‘misschien-is-dit-wel-een-aardig-onderwerp’kun je met behulp van een<br />

schema heel snel controleren of je voldoende weet over het onderwerp. Je probeert gewoon<br />

de verschillende onderdelen in te vullen. Lukt dat aardig, dan kun je met een gerust hart je<br />

keus bepalen; lukt het niet, dan heb je waarschijnlijk nog niet teveel tijd verloren.<br />

2 In de voorbereidingsfase<br />

De eigenlijke voorbereiding voor je tekst houdt in dat je gaat vaststellen wat er in welke<br />

alinea geschreven gaat worden. Je gaat in feite je notities uit de vorige fase netjes<br />

uitwerken. Hier wordt het echte denkwerk verricht! Zorg er wel voor dat je geen lege plekken<br />

overhoudt. Denk niet: 'Dat verzin ik wel als ik eenmaal bezig ben.' Het denken gaat aan het<br />

schrijven vooraf, als je het alletwee tegelijk wil doen, gaat er één ding mis.<br />

3 Bij het schrijven<br />

Het schrijven van het tekst is, na je grondige voorbereiding 'niet meer dan' het uitwerken van<br />

je schema. Let daarbij op de volgende punten:<br />

• Houd je aan het schema, je hebt er tenslotte goed over nagedacht. Doe je dat niet,<br />

dan bestaat de kans dat je gaat afdwalen, waardoor de rest van je schema ook niet<br />

meer klopt... En dan begint het grote knoeien!<br />

• Bouw de alinea's zorgvuldig uit met kernzin en aanvullingen. Wat die aanvullingen<br />

inhouden, hangt natuurlijk af van de inhoud van de kernzin. De ene keer zou je wat<br />

aanvullende feiten willen geven, de andere keer moet er nodig wat uitgelegd of<br />

bewezen worden. Je kunt ook commentaar geven op de kernzin.<br />

• Maak gebruik van de beschikbare signalen om de lezer op de hoogte te houden van<br />

de structuur van je tekst. Gebruik regels wit tussen de delen van de tekst. Gebruik<br />

signaalwoorden om aan te geven: dat er een toelichting komt, of een volgend punt uit<br />

een reeks, of een onderdeel dat een tegenstelling vormt met het voorgaande.<br />

Gebruik overlappers wanneer je een gedeelte 'gaat afsluiten. Kondig belangrijke<br />

onderdelen aan.<br />

4 Bij het lezen<br />

Natuurlijk is het voor de lezer prettiger een mooie, overzichtelijke tekst door te nemen dan<br />

een warrig geheel waarin geen lijn te ontdekken valt. Zo bereik je ook je uiteindelijke doel:<br />

de lezer te overtuigen.<br />

IBAAC<br />

Je kunt niet voor elke tekst hetzelfde schema gebruiken. Je hebt teksten waarin<br />

onderwerpen worden besproken waarover verschillende opvattingen bestaan, bijvoorbeeld<br />

teksten die gaan over “muzak in winkels”, de kwaliteit van soapseries, grensgevallen over<br />

39


abortus bij een ernstig gehandicapte vrucht.<br />

In dergelijke teksten worden argumenten voor en tegen of de opvattingen van voor- en<br />

tegenstanders tegen elkaar afgewogen om zo tot een persoonlijk eindoordeel te komen.<br />

Zulke probleemstellingen vragen om het opbouwschema: IBAAC. De eerste twee letters heb<br />

je ongetwijfeld al herkend als Inleiding en Beschrijving:<br />

Inleiding<br />

- Alinea 1 = opening<br />

- Toepassing van 1 - overgang naar 3 - Probleemstelling.<br />

Beschrijving<br />

Argumenten voor<br />

Argumenten tegen<br />

Conclusie<br />

Inleiding<br />

Beschrijving<br />

Argumenten voor<br />

- Informatie die de lezer nodig heeft om jouw redenering te kunnen volgen.<br />

Na de bekende opening volgt in het IBAAC-schema het argumenterende deel:<br />

• Je geeft hier een overzicht van de opvattingen van de voorstanders of van je eigen<br />

argumenten voor.<br />

• Je geeft hier een overzicht van de opvattingen van de tegenstanders of van je eigen<br />

argumenten tegen.<br />

Natuurlijk rond je je betoog weer netjes af met een logische, uit je redenering voortkomende<br />

conclusie:<br />

- Antwoord op de probleemstelling<br />

- (Extra) argumenten voor jouw opvatting - Afronding I aanbeveling<br />

Het is het handigste wanneer je de volgorde van de Argumenten-voor en de Argumententegen<br />

laat bepalen door je eigen standpunt. Als je de opvatting die je zelf aanhangt het laatst<br />

behandelt, loopt het argumenterende deel soepel over in de<br />

Conclusie. Doe je dat niet, dan dwing je de lezer tot een nogal moeizame sprong terug in de<br />

tekst.<br />

40


IBAAC ziet er dus zo uit:<br />

- Alinea 1 = opening<br />

- Toepassing van 1 - overgang naar 3 - Probleemstelling<br />

- Uitvoerige informatie die de lezer nodig heeft om jou redenering te kunnen volgen<br />

- Je geeft hier een overzicht van de opvattingen van de voor standers of van je eigen<br />

argumenten voor.<br />

Argumenten tegen<br />

Conclusie<br />

Andere opbouwschema’s<br />

• Je geeft hier een overzicht van de 'opvattingen van de tegenstanders of van je eigen<br />

argumenten tegen.<br />

• Antwoord op de probleemstelling<br />

• (Extra) argumenten voor jouw opvatting - Afronding / aanbeveling<br />

Natuurlijk kun je het argumenterende middendeel ook iets anders opzetten. Je kunt<br />

samenhangende argumenten twee aan twee tegenover elkaar plaatsen; hierdoor krijg je een<br />

puntsgewijze afweging, die tenslotte uitloopt op de conclusie: Argument voor - Argument<br />

tegen een bepaalde zienswijze. Argument voor - Argument tegen een andere zienswijze.<br />

Argument voor - Argument tegen de laatste zienswijze.<br />

Het IBAAC-schema kan met een kleine aanpassing gebruikt worden voor alle<br />

probleemstellingen waarin gevraagd wordt om een afweging, om twee kanten van een zaak<br />

tegen elkaar af te wegen.<br />

Voor overige teksten kun je kiezen voor een IBOGOC schema.<br />

IBOGOC<br />

Bij dit schema begin je ook met een inleiding. In 1 tot 3 alinea’s probeer je de aandacht van<br />

de lezer te vangen en daarna de probleemstelling te formuleren.<br />

Daarna geef je een beschrijving van je onderwerp. Je maakt de lezer precies duidelijk<br />

waarover je het gaat hebben.<br />

Als de lezer voldoende geïnformeerd is, bespreek je de achtergronden, de oorzaken van het<br />

probleem.<br />

Om de draagwijdte van het probleem duidelijk te maken besteed je vervolgens de gevolgen.<br />

Na het bespreken van de gevolgen, kom je tot de oplossingen van het probleem.<br />

Tenslotte vormt de conclusie de afronding van je tekst. In de conclusie geef je aan, welke<br />

van de beschreven oplossingen de voorkeur verdient en om een mooi geheel te maken kom<br />

je ook nog even terug op je inleiding.<br />

Met de schema's IBOGOC en IBAAC kun je heel wat probleemstellingen op een<br />

overzichtelijke manier verwerken tot een degelijk opgebouwde tekst. IBOGOC stelt je in<br />

staat in te gaan op praktische problemen die om een oplossing vragen; met I BAAC kun je<br />

de verschillende kanten van een theoretisch probleem tegen elkaar afwegen.<br />

41


Maar de mogelijkheden zijn hiermee natuurlijk nog lang niet uitgeput. Vaak zul je aan de<br />

hand van de toelichting bij de opgaven je eigen variant moeten maken.<br />

42


De alinea<br />

Een tekst is opgebouwd met meerdere alinea’s. Bij elke nieuwe stap begint een schrijver<br />

met een nieuwe alinea. De alinea begint op een nieuwe regel. Je kunt de alinea’s herkennen<br />

doordat een regel wit is opengelaten of doordat de regel inspringt.<br />

Een alinea hoort een eenheid te zijn. De alinea bevat een hoofdgedachte.<br />

Er zijn plaatsen in de tekst waar een nieuwe alinea kan worden begonnen, maar waar dat<br />

niet per se hoeft. Dat is een kwestie van smaak. Maar: er zijn ook plaatsen waar in de tekst<br />

een nieuwe alinea moet worden begonnen en ook plaatsen waar zeker geen nieuwe alinea<br />

moet worden begonnen.<br />

OEFENINGEN<br />

Geef in de hieronder staande tekstjes aan wat, volgens jou, de eenheden zijn. Je doet dat<br />

door in de volgende meerkeuzeopgaven alineagrenzen aan te geven. Bij de antwoorden a,<br />

b, c en d zijn telkens de eerste drie woorden gegeven van een zin uit de tekst, soms staan er<br />

meerdere eerste stukjes van zinnen. Kies het antwoord waar de eerste drie woorden zijn<br />

gegeven van de zin(nen) waar volgens jou een nieuwe alinea moet beginnen. Ook kan er<br />

bij a, b, c of d staan dat er geen nieuwe alinea moet worden begonnen. Als je denkt dat er<br />

geen nieuwe alinea nodig is in het tekstfragment kies je voor dit antwoord.<br />

1. Ook een toerist in Italië die het Italiaans machtig is, zal nog vaak verrast worden door<br />

een onbegrijpelijke zin. Vooral in de gebieden die verder van het noorden liggen en<br />

dichter bij een buurland van Italië, kan dit gebeuren. Hier worden namelijk veel<br />

dialecten gesproken waarvan de zinsbouw, de woorden en de klanken sterk afwijken<br />

van het standaard-Italiaans. Is het probleem van de toerist nog relatief onbelangrijk,<br />

voor het Italiaanse onderwijs is het zeer groot. Kinderen uit Sicilië, Sardinië en<br />

andere dialectgebieden hebben in de eerste klassen van de lagere school al meteen<br />

problemen met de nieuwe standaardtaal. Dit blijkt onder andere uit het feit dat zij<br />

gemiddeld veel lagere cijfers halen voor taal dan de andere kinderen in Italië.<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Hier worden namelijk ...<br />

b) Is het probleem ...<br />

c) Vooral in de ...<br />

d) Dit blijkt onder ...<br />

2. De grizzlybeer is een alleseter. Zo staan insecten, bessen, kikkers en zoogdieren op<br />

zijn menu. Twee Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat kleine motten<br />

echter het belangrijkste voedsel vormen voor de grote grizzly. Per dag eet een<br />

volwassen grizzly zo'n tweeduizend van deze insecten. De onderzoekers denken dat<br />

de bescherming die de grizzly sinds 1967 geniet, haar uitwerking begint te krijgen.<br />

De dieren zouden zich weer op de open, hogere hellingen durven wagen, waar de<br />

motten zich in rotsspleten en onder stenen ophouden. Bovendien worden steeds<br />

meer vuilstortplaatsen gesloten, waar de beer ook naar voedsel zoekt. De<br />

onderzoekers vermoeden daarom dat de beren weer overschakelen naar hun<br />

natuurlijke voedsel.<br />

43


Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Twee Amerikaanse onderzoekers ...<br />

b) De onderzoekers denken ...<br />

c) Bovendien worden de ...<br />

d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />

3. De hermelijn en de bunzing krijgen een beschermde status, zo blijkt uit de nota Jacht<br />

en Wildbeheer. Nu mag nog van oktober tot januari op hen geschoten worden, maar<br />

vanaf begin volgend jaar zal voor deze twee marterachtigen een jachtverbod gelden.<br />

Een jachtverbod op de vleermuis en de zeezoogdieren was al eerder door het<br />

ministerie ingesteld. De natuurbeschermingsorganisaties stemmen in met het nieuwe<br />

plan, maar betreuren het dat ook niet de das en de otter de status van beschermd<br />

dier hebben gekregen. Juist deze twee soorten staan er het slechtst voor in<br />

Nederland. De overheid gaat volgens de organisaties bovendien vreemd te werk door<br />

wel geld uit te geven voor de instandhouding van de das en de otter, maar voor deze<br />

twee dieren geen jachtverbod in te stellen.<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Nu mag nog ...<br />

b) Een jachtverbod op ...<br />

c) De natuurbeschermingsorganisaties ...<br />

d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />

4. Gelderland wil een nader onderzoek naar de verontreiniging onder de<br />

vuilstortplaatsen in Azewijn. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het grondwater<br />

onder de vuilstortplaatsen zo sterk is vervuild dat er ernstig gevaar dreigt voor de<br />

volksgezondheid en het milieu. De bodem is verontreinigd met zware metalen, maar<br />

andere giftige stoffen kunnen ook voorkomen en daarom onderschreven<br />

deskundigen de gewenstheid van een tweede onderzoek. Zij vermoeden dat er naast<br />

de al aangetoonde metalen chloorbenzeen voorkomt in de bodem. Volgens<br />

deskundige J. Zonjee is de grond onder de vuilstortplaatsen vaak vervuild met<br />

chloorbenzeen, een stof die snel in het grondwater komt en zo de kwaliteit van het<br />

drinkwater aantast.<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Uit eerder onderzoek ...<br />

b) De bodem is ...<br />

c) Volgens deskundige ...<br />

d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />

5. Het is een bekend probleem dat er in Nederland te weinig wordt gewerkt. Het aantal<br />

mensen dat deel uitmaakt van de werkende bevolking, is hier relatief laag. Maar als<br />

je het aantal uren dat gewerkt wordt in Japan, vergelijkt met dat in Nederland, dan<br />

zie je dat in Japan twintig procent meer gewerkt wordt. De gemiddelde Japanner<br />

werkt 46 uur, de Nederlander een kleine 40 uur per week. Ook in de Verenigde<br />

Staten wordt langer gewerkt dan hier. Het ziekteverzuim in ons land, dat overigens<br />

hoog genoemd mag worden, laat ik dan nog buiten beschouwing. Het is wel zo dat<br />

wij meer in de pas lopen met de grotere Europese landen wat betreft arbeidsuren per<br />

week.<br />

44


Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Het aantal mensen ...<br />

b) Het ziekteverzuim in ...<br />

c) Het is wel ...<br />

d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />

6. De Zaanse groothandel Medicopharma heeft vrijdag uitstel van betaling<br />

aangevraagd. Het bedrijf maakte afgelopen vrijdag bekend dat Schulze zich heeft<br />

teruggetrokken als redder van het bedrijf. De bank van Medicopharma, ABN Amro,<br />

besloot daarop geen krediet meer te verlenen, waarna de directie van Medicopharma<br />

geen uitweg meer zag. Bij Medicopharma werken zevenhonderd mensen die<br />

binnenkort op de straat zullen staan. Twee maanden geleden tekende Schulze een<br />

intentieovereenkomst waarin stond dat zij een meerderheidsbelang in Medicopharma<br />

wilde. Voor zestig miljoen zou Schulze zestig procent van de aandelen krijgen. Zowel<br />

binnen als buiten Medicopharma werd ervan uitgegaan dat Schulze een einde zou<br />

maken aan de crisis waarin het bedrijf verkeerde. Dat blijkt nu een misrekening te<br />

zijn geweest.<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Het bedrijf maakte ...<br />

b) Twee maanden geleden ...<br />

c) Bij Medicopharma werken ...<br />

d) Dat blijkt nu ...<br />

7. Uit marktonderzoek is gebleken dat de Nederlander wel eens wat anders wil drinken<br />

dan het traditionele pils. Het donkere en zwaardere bier, dat een paar jaar geleden<br />

sterk in trek raakte, heeft een vaste plaats weten te veroveren op de markt. Thuis en<br />

in het café wordt bijvoorbeeld graag een Belgische Duvel of een bokbier<br />

ingeschonken. In steeds meer cafés vinden we ook donker bier van de tap. Sommige<br />

bierbrouwerijen, die zich voornamelijk of alleen maar toelegden op de productie van<br />

pils, hebben hierop geprobeerd ook zwaardere biersoorten te verkopen, maar met<br />

weinig succes. Een andere, nieuwe trend is de opkomst van alcoholvrij bier. De<br />

alcoholarme biersoorten Stender, Malt en Buckler zijn door de grotere<br />

bierbrouwerijen op de markt geïntroduceerd en aangeslagen bij het <strong>Nederlands</strong>e<br />

publiek. Zowel in de café's als thuis wordt alcoholvrij bier steeds meer gedronken en<br />

verwacht wordt dat de vraag steeds groter wordt.<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Het donkere en ...<br />

b) Een andere, nieuwe ...<br />

c) Het donkere en ... en Sommige bierbrouwerijen, die ... en Zowel in de ...<br />

d) Er moet geen nieuwe alinea worden begonnen.<br />

8. Het beeld van de maatschappelijk werker als softie met geitewollen sokken en<br />

sandalen, die 'meevoelt vanuit een stuk betrokkenheid' en daarom in 'een stuk<br />

hulpverlening' voorziet, bestaat nog steeds bij een grote groep. 'Ten onrechte,' aldus<br />

directeur J. Steeman van de Stichting Reclassering Alkmaar. Het beeld van de<br />

hulpverlener als softie is namelijk volkomen achterhaald. De hulpverleners helpen<br />

mensen met problemen op een zakelijke manier. Bij dit 'no nonsens'-image past het<br />

jargon uit de economische wereld. Er wordt gesproken van 'rendement van een<br />

programma', 'het aanbieden van een humane factor' als 'product' en 'casemanagement'.<br />

De straathoekwerker van vroeger die achtergestelde jongeren uit de<br />

lagere klasse hielp, is tegenwoordig een adviserende en begeleidende 'streetcorner<br />

worker' die de gegevens van zijn cliënten in de computer invoert. De buitenwereld<br />

45


heeft de verandering van de maatschappelijk werker niet opgemerkt en het<br />

verkeerde beeld dat veel mensen van de hulpverleningssector hebben, maakt deze<br />

sector een gemakkelijke prooi bij de bezuinigingen. Het grote publiek is niet bekend<br />

met de goede kanten van sociaal werk en de resultaten die worden geboekt. Van de<br />

kant van de publieke opinie hoeft de sociale sector dus niet al te veel steun te<br />

verwachten, vreest Steeman. Staatssecretaris Kosto, die de negentien<br />

reclasseringsinstellingen voor ruim tien miljoen gulden wil korten, heeft inderdaad<br />

nauwelijks kritiek ontvangen op zijn plannen vanuit brede lagen vanuit de<br />

samenleving.<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) 'Ten onrechte,' aldus ...<br />

b) Het beeld van ...<br />

c) De buitenwereld heeft ...<br />

d) Staatssecretaris Kosto, die ...<br />

9. Luxe appartementen, een betonnen flat met naar het park gerichte balkons en<br />

bouwplannen voor een jeugdherberg: het Vondelpark dreigt steeds meer ontsierd te<br />

raken door gebouwen langs de parkrand. Het grootste en meest bezochte park van<br />

Amsterdam kan nog wel eens grondig van aanzien veranderen wanneer de<br />

gemeente goedkeuring geeft aan alle bouwplannen. Feit is dat de bouw van een<br />

jeugdherberg al goedgekeurd is door de deelraad. De Stichting Stop Aantasting<br />

Vondelpark is vastbesloten de goedkeuring en uitvoering van de bouwplannen tegen<br />

te houden. 'Het mooiste park van de stad kan de Amsterdammers niet zomaar<br />

ontnomen worden,' zegt bestuurslid E. de Drenth, die vooral bezorgd is over het deel<br />

van het park bij het Leidseplein. 'Dit deel kan als verloren beschouwd worden,' merkt<br />

hij op, 'wanneer daar naast het kantorencomplex met zijn fikse afmetingen ook nog<br />

een jeugdherberg gebouwd wordt.'<br />

Een nieuwe alinea begint met:<br />

a) Het grootste en ...<br />

b) De Stichting Stop ...<br />

c) Het grootste en ... en 'Dit deel kan...<br />

d) De Stichting Stop ... en 'Dit deel kan ...<br />

46


Argumentatie<br />

Basisbegrippen<br />

Argumentatie is een combinatie van uitspraken die elkaar ondersteunen, met als doel<br />

anderen van een standpunt te overtuigen.<br />

Het standpunt is de uitspraak die ondersteund wordt. Het standpunt wordt ook wel stelling<br />

genoemd en houdt vaak de mening van de schrijver in.<br />

Uitspraken die het standpunt ondersteunen heten argumenten. Ze zijn het bewijs dat het<br />

standpunt klopt.<br />

Tussen een standpunt en argumenten bestaat een verbindende uitspraak, maar die wordt<br />

veelal niet uitgesproken.<br />

Voorbeeld Karel zal zijn examen niet halen (standpunt), want hij heeft nauwelijks geleerd<br />

(argument).<br />

(De verbindende uitspraak is dan: als je niet leert, dan haal je je examen niet.)<br />

Standpunten kunnen door één argument worden ondersteund (enkelvoudige<br />

argumentatie) of door meer argumenten (meervoudige argumentatie). Bij<br />

nevenschikkende argumentatie zijn er verschillende deelargumenten nodig<br />

om het standpunt volledig te ondersteunen. Als argumenten door nieuwe<br />

argumenten worden ondersteund, heet dat onderschikking.<br />

Voorbeeld Ik moet stoppen met roken, want dat is gezonder. (enkelvoudige<br />

argumentatie)<br />

Ik moet stoppen met roken, want dat is gezonder, goedkoper en ik val andere<br />

mensen niet lastig. (meervoudige argumentatie)<br />

Kinderen moeten door een vader en moeder opgevoed worden, want<br />

moeders ontwikkelen een sterk gevoelsleven en vaders zorgen voor<br />

zelfstandigheid. (nevenschikkende argumentatie)<br />

Gescheiden ouders, gescheiden kinderen. Je weet immers niet hoe het hoort;<br />

je maakt waarschijnlijk dezelfde fouten. (onderschikkende argumentatie)<br />

Aan de hand van signaalwoorden is te horen of er sprake is van een<br />

standpunt (ik vind dat, naar mijn mening, ik zal hier aantonen, dus,<br />

concluderend) of een argument (mijn argument hiervoor, overige<br />

argumenten, want, immers, omdat). Als signaalwoorden ontbreken, dan kan<br />

de want/dus-proef uitkomst bieden. Het zinsdeel waar want voor kan staan is<br />

het argument, het zinsdeel waar dus voor kan is het standpunt.<br />

Voorbeeld Lang in de zon zitten is niet goed, je kan huidkanker krijgen.<br />

Lang in de zon zitten is niet goed, want je kan huidkanker krijgen.<br />

Je kan huidkanker krijgen, dus lang in de zon zitten is niet goed.<br />

47


Argumentatie<br />

Formulering en stijl<br />

Een betoog behoort aan 4 eisen te voldoen:<br />

1) Correctheid (als een tekst fouten of onduidelijkheden<br />

bevat, kan dat voor ongeloofwaardigheid zorgen)<br />

2) Begrijpelijkheid (met signaalwoorden, zoals naar mijn<br />

mening, het is wenselijk dat, argumenten hiervoor zijn, bovendien,<br />

kan de begrijpelijkheid van een betoog bevorderd worden)<br />

3) Publiekgerichtheid (formuleringen moeten efficiënt zijn –<br />

afgestemd op de doelgroep, gevarieerd zijn en aansluiten<br />

bij de houding van het publiek)<br />

4) Aantrekkelijkheid (concrete formuleringen, de menselijke<br />

maat aanhouden, het publiek aanspreken,<br />

woordherhalingen)<br />

48


Oefenexamen<br />

“Slaap er een nachtje over”<br />

Onderbewustzijn maakt betere keuzes<br />

Of de keuze nu gaat tussen huizen, banen of zelfs een rib- en een spijkerbroek, laat de<br />

boel even bezinken, slaap er een nachtje over. Volgens hoogleraar sociale<br />

psychologie Ap Dijksterhuis is het onderbewuste vaak beter in staat een<br />

weloverwogen keuze te maken dan het bewustzijn. "Want bewust denken heeft zo z'n<br />

beperkingen."<br />

Het idee werd vijf jaar geleden geboren. Ap Dijksterhuis, hoogleraar sociale psychologie aan<br />

de Universiteit van Amsterdam, verhuisde naar de hoofdstad en zocht een huis. "De<br />

makelaars nodigden voor een bezichtiging alle mogelijke kopers uit. Met een man of tien<br />

stond je in een appartement. Degene die het eerst een bod deed, kreeg het huis. Ik vond dat<br />

waardeloos, want een huis kopen, dat doe je niet zomaar. Ik vroeg me af hoe mensen dat<br />

eigenlijk doen, zo'n ingewikkelde beslissing nemen. Uiteindelijk heb ik wel een huis<br />

gevonden. Ik was drie minuten binnen en had de badkamer niet eens gezien, toen ik een<br />

bod uitbracht. Ik voelde me vreselijk. Maar ik woon er nog steeds."<br />

Dijksterhuis besloot de geheimen van het beslissen te ontrafelen en startte een uitgebreid<br />

onderzoek. Deze week publiceert hij zijn bevindingen in Science. Zijn conclusie: een nachtje<br />

slapen doet vaak wonderen.<br />

Er zijn moeilijke en makkelijke beslissingen. Over de aankoop van een set handdoeken doen<br />

de meeste mensen niet moeilijk. Het wordt lastig als er een nieuwe keuken of een nieuwe<br />

auto moet worden aangeschaft. Heersende gedachte was dat het het beste is goed en<br />

bewust na te denken, voordat wordt overgegaan tot aankoop. Weeg de voors en tegens<br />

nauwkeurig af en een bevredigend besluit is gegarandeerd.<br />

Ap Dijksterhuis beweert iets anders. Volgens hem zijn de beslissingen die iemand neemt na<br />

een zorgvuldige, bewuste afweging vaak helemaal niet bevredigend. Sommige dingen kun je<br />

beter even laten bezinken. Dijksterhuis introduceert in Science de beraadslagen-zonderaandacht-hypothese.<br />

Hoe ingewikkelder de kwestie, hoe slimmer het is even afleiding te<br />

zoeken voordat wordt beslist. Laat het onderbewuste intussen zijn werk doen.<br />

Dijksterhuis bewees zijn theorie aan de hand van een aantal experimenten. In één daarvan<br />

gaf hij proefpersonen informatie over fictieve auto's. De auto's waren of met vier punten<br />

omschreven, of met twaalf. De punten waren positief of negatief. Eén deel van de<br />

proefpersonen kreeg vier minuten de tijd over de aankoop na te denken, de andere groep<br />

mocht in die tijd puzzels doen. Beide groepen moesten na de vier minuten de beste auto<br />

kiezen.<br />

Voor de puzzelaars maakte het niet uit of de auto met vier, of met twaalf punten was<br />

gekarakteriseerd. Uit beide categorieën konden ze even goed een wagen kiezen. De<br />

'bewuste denkers' hadden echter meer moeite met de twaalf punten. Met zoveel informatie<br />

konden ze maar moeilijk beslissen. En de uiteindelijke keuze was vaak niet bevredigend.<br />

"Ja, bewust denken heeft zo z'n beperkingen", zegt Dijksterhuis. "Als we een huis of een<br />

auto willen kopen, dan moeten we rekening houden met verschillende aspecten. Die wegen<br />

we tegen elkaar af. Zo is de grootte van een huis belangrijker dan het aantal stopcontacten.<br />

Daarvan kun je er immers gemakkelijk een paar bijmaken. Helaas gaat het lang niet altijd<br />

goed. Om te beginnen kunnen we niet alle aspecten in onze gedachten meenemen, die<br />

49


passen domweg niet in ons hoofd. Dus moeten we kiezen, maar ook daar zijn we niet al te<br />

best in. En soms hangen we meer gewicht aan zaken, die eigenlijk helemaal niet belangrijk<br />

zijn."<br />

Het onderbewuste is volgens Dijksterhuis wél in staat een weloverwogen beslissing te<br />

genereren, hoe lastig het probleem ook is. "Op de één of andere manier vallen alle<br />

puzzelstukjes in elkaar, zonder dat je bewust over de kwestie nadenkt. Hoe dat precies<br />

werkt, weten we niet. Dat willen we wel uitzoeken, door te kijken wat er in de hersenen<br />

gebeurt als iemand bewust of onbewust over een probleem nadenkt. We leggen<br />

proefpersonen in MRI-scans, zodat we kunnen zien wanneer welk deel van de hersenen<br />

actief is."<br />

Ook kan Dijksterhuis niet zeggen hoe lang de afleiding precies moet zijn, om een goede<br />

beslissing te kunnen nemen. "Een hele nacht slapen zal lang niet altijd nodig zijn. Het hangt<br />

van de complexiteit van het probleem af, hoe lang je onderbewuste nodig heeft. Iets anders<br />

wat we nu onderzoeken is of we onbewust denken kunnen sturen. Dat klinkt tegenstrijdig,<br />

maar het lijkt te kunnen. Stel, jij en je partner willen op vakantie maar kunnen het niet eens<br />

worden over de bestemming. Jullie spreken af het de rest van de week te laten rusten, maar<br />

op vrijdag een definitieve beslissing te nemen. Heb je dan op vrijdag ook echt een besluit<br />

paraat? Het lijkt erop van wel. Anderzijds lijkt het niet te werken als je iets laat bezinken en<br />

níet incalculeert dat je op een bepaald moment moet beslissen."<br />

Maar wat is een ingewikkeld probleem? Bij welke moeilijkheidsgraad moet het bewustzijn uit-<br />

en het onderbewustzijn worden ingeschakeld? "Dat is natuurlijk lastig te zeggen, want bij<br />

iedereen is die grens anders. Een cd'tje kopen is makkelijk, want die koop je uiteindelijk om<br />

één reden: de muziek. Kiezen tussen flessen shampoo kunnen we met ons bewustzijn ook<br />

wel af, hoewel sommigen dat zelfs al moeilijk vinden. Maar kleren, die zijn toch voor velen<br />

vrij complex; er zijn meerdere aspecten waarmee je rekening moet houden. Dus ik zou<br />

zeggen: schakel bij alles wat ingewikkelder is dan een spijkerbroek je onderbewustzijn in.<br />

Overigens geldt dit niet alleen voor de aankoop van producten. Ook managers en politici zijn<br />

gebaat bij enkele nachtjes slapen, voordat ze moeilijke beslissingen nemen."<br />

Remy van den Brand<br />

Ap Dijksterhuis, Maarten W. Bos, Loran F. Nordgren en Rick B. van Baaren, 'On making the right choice: the<br />

deliberation-without-attention effect'. In: Science, 17 februari 2006, 1005-1007.<br />

Uit: Noorderlicht Nieuws, Vpro-site, 16 februari 2006<br />

Vragen bij tekst 3<br />

16. Wat bedoelt de auteur met “een huis kopen, dat doe je niet zomaar”?<br />

a. Een huis kopen is een beslissing die grote invloed op je leven kan hebben.<br />

Je denkt er goed over na.<br />

b. Als je een huis koopt kan je dat niet zomaar doen: je moet eerst een makelaar en<br />

een notaris contacteren.<br />

c. Als je een huis koopt moet je eerst een gesprek met je bankdirecteur voeren.<br />

Zonder hypotheek kan je geen huis kopen.<br />

17. Wat is het onderwerp van deze tekst?<br />

a. Hoe mensen keuzes maken.<br />

b. De rol van het onderbewustzijn op het nemen van een besluit.<br />

c. Het belang van slaap als er beslissingen moeten worden genomen.<br />

50


18. Hoe is het idee voor dit onderwerp geboren?<br />

a. De auteur verhuisde naar Amsterdam en werd hoogleraar psychologie<br />

aan de universiteit van Amsterdam.<br />

b. De auteur zag hoe mensen, zonder tijd om alle voor- en nadelen af te wegen,<br />

overgingen tot een belangrijk besluit als het kopen van een huis. Even later deed hij<br />

dat zelf ook.<br />

c. De auteur voelde zich vreselijk toen hij zijn huis in Amsterdam kocht.<br />

19. Tot nu werd gedacht dat het het beste is om alle voor -en nadelen goed op een rijtje te<br />

zetten voordat iemand overgaat tot een belangrijke aankoop of een belangrijk besluit.<br />

Ap Dijksterhuis denkt daar anders over. Wat is de essentie van zijn idee?<br />

a. Als mensen bewust nadenken over een probleem maken ze een verkeerde keuze<br />

doordat ze de verkeerde dingen tegen elkaar afwegen.<br />

b. Als je je onderbewuste laat beslissen maak je vaak een betere keuze dan als je goed<br />

over iets hebt nagedacht.<br />

c. Als je een belangrijke beslissing moet nemen is het een goed idee om te gaan<br />

slapen.<br />

20. Waarom is je onderbewuste vaak beter in staat een goede beslissing te nemen?<br />

a. Als je mensen onder een MRI scan legt en onbewust over een probleem laat<br />

nadenken, zie je dat er een groter gedeelte van onze hersenen actief is.<br />

b. Als we over een moeilijke kwestie nadenken, ontstaat het probleem dat onze<br />

hersenen niet alle details van het probleem kunnen bevatten.<br />

c. Dat weten we niet precies.<br />

21. Kunnen we onbewust denken sturen?<br />

a. Als de afleiding lang genoeg duurt wel.<br />

b. Alleen als je incalculeert dat je op een bepaald moment de beslissing moet hebben<br />

genomen.<br />

c. De auteur vermoedt van wel.<br />

22. Bij welk probleem moet je jouw onderbewuste inschakelen?<br />

a. Bij een complex probleem.<br />

b. Bij alles, zelfs bij de aanschaf van een spijkerbroek.<br />

c. Je hoeft je onderbewuste niet in te schakelen, dat gaat vanzelf.<br />

EINDE VAN DE TOETS<br />

51


Les 4<br />

Lesopbouw<br />

- Bespreken huiswerk.<br />

- Argumentatie in teksten.<br />

- Verbanden tussen alinea’s.<br />

- Signaalwoorden en structuurmarkeerders.<br />

Huiswerk<br />

- Herschrijven Kern.<br />

- Schrijven conclusie.<br />

- Oefenexamen Lezen.<br />

52


Verbanden in de tekst<br />

Kernzinnen<br />

In elke alinea hoort een kernzin voor te komen. Deze kernzinnen staan op een herkenbare<br />

plaats. Een kernzin lijkt het meeste op een samenvatting of een conclusie van de inhoud van<br />

de alinea in de vorm van een zin. De eerste zin van de alinea is vaak de kernzin.<br />

Met kernzinnen kun je de hoofdgedachten van een tekst aangeven. Tussen de kernzinnen<br />

en dus ook de alinea’s moet een samenhang bestaan.<br />

Verbanden<br />

Er bestaan meerdere soorten verbanden tussen tekstdelen. Hier noemen we alleen een paar<br />

belangrijke verbanden die je ook in je eigen tekst kunt gebruiken.<br />

- opsommend verband: een reeks zaken of aspecten wordt besproken.<br />

- chronologisch verband: een reeks gebeurtenissen of handelingen wordt in een<br />

bepaalde tijdsvolgorde beschreven.<br />

- tegengesteld verband: twee of meer zaken worden vergeleken die op één of meer<br />

punten verschillen.<br />

- argumentatief verband: er wordt een argument gegeven voor een standpunt.<br />

OEFENINGEN<br />

1. Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?<br />

I Welke aanblik bood de wereld in het tijdperk van de dinosauriërs? Wat was het uiterlijk<br />

van de flora en fauna 250 miljoen jaar geleden? Hoe zag een koolbos eruit tijdens het<br />

Carboon? Het is eigenlijk verwonderlijk dat wij ons zonder moeite zulke taferelen kunnen<br />

voorstellen. Iedereen die wel eens een museum voor natuurlijke historie heeft bezocht,<br />

herkent de oerwereld onmiddellijk. Er bestaat ontegenzeggelijk zoiets als een collectief<br />

beeld van het vroegere leven op aarde, een toestand waarvan geen getuigen zijn, maar die<br />

toch als bijna concrete werkelijkheid op ons netvlies is gebrand.<br />

II Dat komt doordat de oerwereld al lang door anderen is verbeeld. Sinds de negentiende<br />

eeuw tonen de opstellingen in musea uitgestorven dieren en planten in ecologische<br />

ensembles volgens de laatste stand der wetenschap. Boek- en plaatwerken over evolutie<br />

doen hetzelfde in het platte vlak. Zelfs tot in moderne tekenfilms en stripverhalen is het<br />

prehistorische landschap doorgedrongen, zij het niet altijd even verantwoord (veel vroegere<br />

Flintstone-kijkers denken bijvoorbeeld nog altijd dat mensen en dinosauriërs in hetzelfde<br />

tijdperk leefden).<br />

2. Wat is het verband tussen de alinea's 1 en 2-3 en 2 en 3?<br />

I Het is nadelig voor de kijker wanneer programma's worden onderbroken door reclame.<br />

II De kijker krijgt informatie die voor hem niet van belang is. Reclameblokken zijn nu<br />

eenmaal niet interessant voor de meeste kijkers. Het is met reclameblokken in programma's<br />

bovendien zo dat de informatie die voor hem niet van belang is, de kijker telkens weer uit zijn<br />

concentratie haalt. Het wordt steeds moeilijker om je in te leven in een spannende film. Dit<br />

heb je met de reclame die voor en na de programma's te zien is in ieder geval niet.<br />

III Er is nog een andere reden waarom ik tegen de nieuwe vorm van reclame ben.<br />

Verschillende makers van televisieprogramma's hebben - mijns inziens terecht -<br />

geprotesteerd tegen onderbreking van hun programma's. Hun artistieke belangen zouden in<br />

het geheel niet gediend worden door de nieuwe vorm van reclame.<br />

53


3 Wat is het verband tussen de alinea's 1 en 2 en 3 en 4?<br />

I Enkele jaren geleden besloot het Brabantse PPR-Statenlid C. van de Ven de milieuidealen<br />

van zijn partij zelf in de praktijk te gaan brengen. In een boerderij in 's Gravenmoer<br />

bij Oosterhout begon hij een geitenhouderij, annex kaas- en wijnmakerij op eco-basis.<br />

II In de jaren nadien groeide en bloeide het agrarische voorbeeld - bedrijf. De afzet<br />

van geitenkaas nam gestaag toe en jaarlijks bezochten vijftienduizend belangstellenden uit<br />

binnen- en buitenland Van de Vens Sint Crispinushoeve om er het duurzaam landbouwen<br />

zelf in ogenschouw te nemen. Ook radio, tv en dagbladen wisten plotseling de weg naar 's<br />

Gravenmoer te vinden.<br />

III Toch gaat binnenkort het slot op de deur bij de geitenboerderij. Van de Ven zegt te zijn<br />

stukgelopen op de benepen burgermansmoraal in een dorp dat niet wilde of kon leven met<br />

een vreemde, linkse eend in de bijt. 'Het project is gewoon bewust de nek omgedraaid,'<br />

constateert hij.<br />

IV De gemeente daarentegen voert voor het verscheiden van de Sint Crispinushoeve<br />

redenen aan die minder ideologisch getint zijn. Door technische en niet door morele<br />

bezwaren van omwonenden ontstond tijdrovend geharrewar over de verlenging van de<br />

hinderwetvergunning voor het bedrijf. Dat de eco-boer vervolgens zelf het hoofd in de schoot<br />

legt, is zijn zaak, aldus de lezing van de gemeente. 'Maar jammer vinden we het wel,' aldus<br />

woordvoerder Van Oort.<br />

54


Structuurmarkeerders en signaalwoorden<br />

Met behulp van structuurmarkeerders kun je de indeling van je tekst duidelijker maken.<br />

Hierdoor wordt het lezen van de tekst vergemakkelijkt. Structuurmarkeerders zijn geen<br />

onderdeel van de lopende tekst.<br />

Structuurmarkeerders zijn b.v. hoofdstuk-en paragraaftitels, tussenkopjes, paginanummers,<br />

voetteksten en opsommingstekens.<br />

Signaalwoorden zijn in tegenstelling tot structuurmarkeerders wel onderdeel van een<br />

lopende tekst. Ze geven de lezer een signaal zoals ‘hier volgt een voorbeeld’ (met het<br />

signaalwoord bijvoorbeeld. Met signaalwoorden kun je ook verbanden tussen zinnen en<br />

alinea’s aangeven.<br />

- opsommend verband: ten eerste…, allereerst, daarnaast, daarbij, bovendien, en, ook,<br />

verder, niet alleen, maar ook enz.<br />

- chronologisch verband: eerst, hierna, erna, vervolgens, voordat, nadat, toen, terwijl,<br />

intussen, wanneer, tegelijkertijd enz.<br />

- tegengesteld verband: maar, daarentegen, in tegenstelling tot, doch enz.<br />

- argumentatief verband: omdat, want, daarom, bovendien, aangezien, vanwege,<br />

derhalve, wegens, namelijk enz.<br />

Wanneer signaalwoorden gebruikt worden, moeten die wel kloppen. Zo moet bijvoorbeeld<br />

na het woord concluderend een conclusie volgen en geen nieuwe informatie.<br />

Verbindingswoorden verbinden zinnen of zinsdelen met elkaar. Verbindingswoorden geven<br />

aan wat de relatie tussen zinnen of zinsdelen is. Veel verbindingswoorden zijn tevens<br />

signaalwoorden.<br />

Een verbindingswoord met weinig betekenis dat twee zinnen aan elkaar verbindt, is b.v. ‘en’.<br />

Hij installeert computers en hij ondersteunt de gebruikers ervan.<br />

55


Argumentatie<br />

Vragen die je aan de ordening kunt stellen<br />

1) Kies je voor een directe (IBAAC) of een indirecte opbouw (een andere<br />

volgorde)?<br />

In de meeste gevallen wordt gekozen voor de directe opbouw, aangezien deze<br />

overzichtelijk is voor jezelf en voor je publiek.<br />

Als je publiek lijnrecht tegenover het standpunt staat, ligt een indirecte opbouw meer<br />

voor de hand. Het publiek weet niet direct wat je wil, maar heeft al je argumenten<br />

aangehoord.<br />

2) Hoe orden je de argumenten?<br />

- Nestoriaanse ordening (camoufleren van de zwakste argumenten)<br />

- Sterkste argumenten: aan het begin en aan het eind<br />

- Zwakste argumenten: in het midden<br />

3) Waar weerleg je de argumenten van de tegenstander?<br />

- Eerst: goede onderbouwing van je eigen standpunt<br />

- Vervolgens: eventuele weerlegging van argumenten van de<br />

tegenstander<br />

+ Bij twijfelend of negatief publiek: erkennen van weerstand<br />

4) Is er een strategische verdeling van ethos, logos en pathos?<br />

- Opening: argumenten gericht op ethos (om betrokken, deskundig en<br />

betrouwbaar over te komen)<br />

- Midden: argumenten gericht op logos (feitelijke argumenten)<br />

- Afsluiting: argumenten gericht op pathos (om welwillendheid van<br />

het publiek te vergroten)<br />

Controleer tenslotte of je structuur zichtbaar is. Signaalwoorden kunnen hierbij voor extra<br />

verduidelijking zorgen.<br />

56


13 mei 2008<br />

Instructie<br />

Het examen bestaat uit twee teksten met 30 vragen.<br />

Geef antwoord door het juiste vakje aan te kruisen op het antwoordblad. Let op: plaats het<br />

juiste antwoord bij de juiste vraag!<br />

Voorbeeld<br />

Vraag 1<br />

De minister-president van Nederland is:<br />

a) a) Peter Linde<br />

b) b) Jan-Peter Balkenende<br />

c) c) Peter Bos<br />

d) d) Jan Smit<br />

Op het antwoordblad geef je zo antwoord:<br />

Vraag 1 a <br />

b <br />

c <br />

d <br />

Tijd: 90 minuten<br />

SUCCES!<br />

57


Valpartij of slok op, de werkgever dokt; per saldo Ziekteverzuim<br />

door Wybo Algra<br />

I. Een stukje langlaufen is natuurlijk reuze gezond. Het is een wapen in de strijd tegen<br />

overtollige kilo's en je hoofd wordt lekker leeg, zodat je op maandagochtend extra fris<br />

achter je bureau zit. Dat is goed voor de werknemer én voor zijn baas. Maar wat als<br />

braafjes langlaufen ontaardt in roekeloze avonturen op de zwarte piste, valpartijen en<br />

maandenlange revalidatie, terwijl die bureaustoel onbezet blijft en de baas intussen<br />

wel voor zijn sportende werknemer blijft dokken?<br />

II. Werkgeversclub MKB-Nederland pookte deze week, en niet voor het eerst, de<br />

discussie maar weer eens op: bedrijven hebben er geen zin meer in het loon van<br />

werknemers door te betalen als die door bijvoorbeeld sportblessures langdurig uit de<br />

running zijn. Vooral kleine bedrijven kost het allemaal handenvol geld, terwijl ze op de<br />

privéactiviteiten van de mensen op hun loonrol geen invloed hebben.<br />

III. Het moet gezegd, er is een reeks situaties denkbaar waarin je de werkgevers<br />

intuïtief groot gelijk geeft. Een sprekend, zij het wat karikaturaal voorbeeld is de<br />

werkneemster die ziekengeld incasseert nadat ze zich nieuwe borsten heeft laten<br />

aanmeten - niet na ziekte, maar puur voor de mooi. Iets alledaagser is de werknemer<br />

die regelmatig thuis op de bank zijn kater uitziekt in de baas zijn tijd, of daar zijn<br />

echtscheiding te boven probeert te komen.<br />

IV. Op de zwarte lijst van MKB-Nederland figureren onder meer sport- en<br />

vakantieblessures, roekeloos rijden en plastische chirurgie zonder medische<br />

noodzaak. Wie door dergelijke oorzaken langer dan zes weken thuis zit, krijgt als het<br />

aan de werkgevers ligt geen loon meer doorbetaald. Werknemers kunnen zich daar<br />

tegen indekken met een particuliere verzekering. Tja, misschien kan dat ook best -<br />

het is alleen zo strijdig met pogingen om diezelfde werknemer omwille van zijn<br />

gezondheid aan het sporten te krijgen. En het levert hoe dan ook veel sousa op, want<br />

over de noodzaak van plastische chirurgie of de definitie van roekeloos rijden valt<br />

vast heel wat af te twisten.<br />

V. Soms maakt de werknemer het wel heel bont in zijn vrije tijd, vindt ook de rechter.<br />

Een motorrijder die met een slok te veel op brokken maakte en arbeidsongeschikt<br />

raakte, verspeelde zijn recht op bovenwettelijke loonafspraken op grond van de cao.<br />

Een vrachtwagenchauffeur die herhaaldelijk verzuimde omdat hij tegen<br />

doktersadvies in bleef zaalvoetballen, overkwam hetzelfde.<br />

VI. Dat de werkgever extreme individuele gevallen voor kan leggen aan de rechter, is<br />

natuurlijk prima. Maar pas ermee op, maak er geen algemeen beleid van. Juist<br />

omdat de werkgever in Nederland financieel schade lijdt door ziekteverzuim, is hij<br />

steeds beter zijn best gaan doen om zijn werknemers fit, en eventueel verzuim zo<br />

kort mogelijk te houden. Daar heeft iedereen plezier van. En dat kan niet worden<br />

gezegd van een werkgever die zich uiteindelijk steeds meer gaat bemoeien met wat<br />

je eet, drinkt en rookt.<br />

Trouw,<br />

29 maart 2008<br />

58


Vragen bij ”Valpartij of slok op”<br />

1. Welk antwoord geeft het beste de mening van de auteur weer?<br />

a. Sporten is goed, mits je het verantwoord doet<br />

b. Sporten is niet goed want bij blessures moet de werknemer zelf zijn ziektekosten<br />

betalen<br />

c. Sporten is niet goed, het levert teveel financiële risico’s op voor de werkgever<br />

d. Sporten is goed, de baas moet zich er niet mee bemoeien<br />

2. Wat is het standpunt van het MKB als het over ziekte gaat?<br />

e. Het is onterecht dat bedrijven moeten betalen voor gevaarlijke activiteiten met grote<br />

kans op blessures<br />

f. Werknemers moeten zelf zorgen voor een verzekering als ze brokken maken in hun<br />

vrije tijd<br />

g. Werkgevers moeten door de werkgever verplicht worden om voorzichtig te sporten<br />

h. Het is onterecht dat bedrijven moeten betalen voor ongevallen bij vrijetijdsbesteding<br />

of uitval door privé-omstandigheden<br />

3. Is de auteur het met het standpunt van het MKB eens?<br />

i. Ja, hij is het ermee eens<br />

j. Dat zegt hij niet<br />

k. Nee, hij is het er niet mee eens<br />

l. Nee, hij is het met de rechter eens<br />

4. Waarom vindt de schrijver het een karikaturaal voorbeeld (alinea III)?<br />

m. Het is een niet bestaand voorbeeld<br />

n. Het is een overdreven voorbeeld<br />

o. Het is een onzinnig voorbeeld<br />

p. Het is een goed voorbeeld<br />

5. Hoe is de tekst opgebouwd?<br />

q. Inleiding, beschrijving, voor- en nadeel, conclusie<br />

r. Inleiding, beschrijving, oorzaak, gevolg, oplossing, conclusie<br />

s. Inleiding, beschrijving, voor- en tegenargument, conclusie<br />

t. Inleiding, beschrijving, verklaring, oorzaak, gevolg, conclusie<br />

6. ‘Het moet gezegd…. intuïtief groot gelijk geeft.’ Wat bedoelt de schrijver met intuïtief<br />

alinea III)?<br />

a. Je vertrouwt op je kennis<br />

b. Je vertrouwt op bewijzen<br />

c. Je vertrouwt op wat gezegd wordt<br />

d. Je vertrouwt op je gevoel<br />

7. Waarnaar verwijst ‘dergelijke’ (alinea IV)?<br />

e. Langdurig thuis blijven<br />

f. Redenen die niets met het werk te maken hebben<br />

g. Redenen zoals extra doktersbehandelingen<br />

h. Onvoorzichtig zijn<br />

8. Wat is soesa (alinea IV)?<br />

i. Discussie<br />

j. Drukte<br />

k. Problemen<br />

l. Rommel<br />

59


9. Waarom moet er geen algemeen beleid van gemaakt worden (alinea VI)?<br />

m. Je moet ervoor zorgen dat mensen zich netjes gedragen zodat er geen problemen<br />

komen<br />

n. Je moet niet alle problemen laten oplossen door een rechter<br />

o. Je moet voorkomen dat werkgevers teveel schade leiden<br />

p. Je moet niet voor alle werkgevers laten gelden dat ze geen financiële risico’s lopen<br />

10. Waarnaar verwijst ‘daar’ (alinea VI)?<br />

q. Werknemers die steeds beter hun best doen<br />

r. De schade door ziekteverzuim<br />

s. Werkgevers die steeds beter hun best doen<br />

t. Fitte werknemers en beperkt verzuim<br />

11. ‘En dat kan niet worden gezegd…..drinkt en rookt’ (Alinea VI)? Waarnaar verwijst ‘dat’?<br />

u. Voordelen van goede voorwaarden<br />

v. Daar heeft iedereen plezier van<br />

w. Zieke werknemers zo snel mogelijk aan het werk laten gaan<br />

x. Problemen voorleggen aan de rechter<br />

12. Wat voor soort verband is er te vinden in alinea VI?<br />

y. Vergelijkend<br />

z. Tegengesteld<br />

aa. Oorzakelijk<br />

bb. Samenvattend<br />

13. Hoeveel tegenargumenten geeft de auteur in het artikel?<br />

cc. 1<br />

dd. 2<br />

ee. 3<br />

ff. 4<br />

Meer labels, meer probleemkinderen<br />

door Robin Gerrits<br />

I. AMSTERDAM Deskundigen op het terrein van gedragsproblematiek bij kinderen en<br />

jongeren zien genoeg mogelijkheden voor nader onderzoek, zoals minister Rouvoet<br />

zaterdag bepleitte, maar stellen zich eerst en vooral de vraag: hoe groot is het<br />

probleem werkelijk? Lijkt het niet groter dan het is?<br />

II. Minister Rouvoet van Jeugd en Gezin sprak zaterdag in een interview met AD over<br />

de almaar groeiende druk die op kinderen ligt, wat zich uit in tal van<br />

gedragsproblemen. 'Onze pubers zijn nog hetzelfde als vroeger, maar de sociale<br />

omgeving is veranderd.'<br />

III. Volgens Roevoet spelen onder meer het toegenomen media- en internetgebruik,<br />

de geringere tijd die ouders - beiden werkend - hebben om hun kinderen structuur te<br />

bieden en de grote anonieme scholengemeenschappen een rol.<br />

60


IV. Dat het beroep op voorzieningen voor gedragsproblemen is toegenomen, staat niet<br />

ter discussie. Zowel het aantal kinderen op instellingen voor speciaal onderwijs, als<br />

dat van kinderen die met een rugzakje op gewone scholen extra begeleiding krijgen<br />

is fors gestegen.<br />

V. Die groei komt bijna uitsluitend voor rekening van het zogenoemde cluster 4:<br />

ernstige gedragsstoornissen. Als gevolg hiervan begint zich het doembeeld af te<br />

tekenen van een groep jongeren die ondanks extra onderwijszorg, straks na de<br />

schooltijd levenslang in een Wajong-uitkering wordt opgesloten. Logisch dat Rouvoet<br />

de zaak aan de orde stelt, vindt men.<br />

VI. Maar zijn de problemen ook echt groter geworden? We kunnen heel moeilijk<br />

beoordelen of de druk op kinderen zodanig is gegroeid dat het tot gedragsproblemen<br />

leidt, zegt emeritus hoogleraar orthopedagogiek Kees van der Wolf, omdat we geen<br />

nulmeting hebben. 'We weten niet hoe het 50 jaar geleden precies was.'<br />

VII. Volgens Kees van Rijswijk, orthopedagoog en lange tijd directeur van het<br />

Amsterdamse Pedologisch Instituut, speelt de beschikbaarheid van aparte potjes in<br />

elke geval een rol in de stijging. 'Je ziet dat labels die je op kinderen drukt worden<br />

gehonoreerd. Als je er geen etiketje op plakt, levert het geen geld op.'<br />

VIII. Een van de weinige grootschalige onderzoeken op dit terrein is in de jaren<br />

negentig in de VS gedaan. Daaruit blijkt juist dat de gedragsproblemen iets zijn<br />

afgenomen. Van der Wolf is er van overtuigd dat de kinderen met gedragsproblemen<br />

nu veel beter worden opgemerkt. 'We hebben veel betere diagnostiek en<br />

opvangmogelijkheden.'<br />

IX. Hij vindt dat je niet nog meer moet investeren in de zorgkant van het onderwijs,<br />

maar juist in de kwaliteit van de docenten. 'Een wiskundeleraar moet vooral heel<br />

goed wiskunde overdragen. Je moet niet doen alsof hij een halve therapeut is. Je<br />

moet bij kinderen het gevoel versterken dat ze van jou iets kunnen leren. Bij goede<br />

docenten spelen gedragsproblemen nauwelijks een rol.'<br />

X. Grote scholengemeenschappen zijn daarbij niet het probleem, denken de<br />

specialisten. 'Het is maar net hoe je een grote school organiseert. Als je die opdeelt<br />

in kleine units, merkt geen kind er wat van', zegt Van Rijswijk.<br />

XI. Rouvoets stelling dat het overstelpende media-aanbod druk legt op de kinderen,<br />

kan Bamber Delver, directeur van de Kinderconsument, wel volgen. 'De technische<br />

vaardigheden van kinderen worden wel gezien. Maar hun emotionele vaardigheden<br />

in de omgang met datzelfde internet worden nogal overschat.' Ze worden snel als<br />

kleine volwassenen gezien, maar kunnen nog lang niet alles op waarde schatten.<br />

XII. Of het aan de drukte van bestaan ligt of aan iets anders, Van Rijswijk neemt wel<br />

een veranderde mentaliteit waar onder ouders. 'Mensen willen altijd aardig zijn,<br />

zeggen ook tegen hun kinderen nooit nee. Als ik bij de Albert Heijn sta, jeuken mijn<br />

handen wel eens als ik dat gejengel hoor. Het ergste is: ze krijgen nog wat ze willen<br />

ook!'<br />

XIII. Dat dit de bron van alle gedragsproblemen is, zal hij niet beweren, maar 'minder<br />

vaak grenzen stellen verergert de problemen wel'.<br />

de Volkskrant, 7 april 2008<br />

61


Vragen bij “Meer labels, meer probleemkinderen”<br />

14 . De deskundigen stellen zich eerst en vooral de vraag hoe groot het probleem eigenlijk<br />

is, waarom doen ze dit?<br />

a. De deskundigen stellen altijd vragen<br />

b. De deskundigen weten het zelf ook niet<br />

c. Als er geen probleem is, dan hoef je ook geen oplossing te zoeken<br />

d. Als er geen probleem is, dan kan het ook niet groter worden<br />

15. In de tekst worden drie deskundigen opgevoerd. Wie gaat er niet in op de vraag ‘lijkt het<br />

probleem niet groter dan het is’?<br />

a. Wolf<br />

b. Van Rijswijk<br />

c. Rouvoet<br />

d. Delver<br />

16. Hoeveel oorzaken voor de problemen geeft Rouvoet aan?<br />

a. 2<br />

b. 3<br />

c. 4<br />

d. 5<br />

17. Rouvoet stelt dat het media-aanbod een enorme druk legt op kinderen. Waarom vindt hij<br />

dat?<br />

a. Door de media leren kinderen dingen waar ze nog niet aan toe zijn<br />

b. Door de media ontwikkelen kinderen zich onvoldoende en eenzijdig<br />

c. Door de media hebben kinderen tijd om gewoon kind te zijn<br />

d. Door de media krijgen kinderen vierkante ogen<br />

18. Waarom staat het toegenomen beroep op voorzieningen niet ter discussie? (alinea IV)?<br />

a. Iedereen is het daarover eens<br />

b. Gedragsproblemen worden eerder herkend<br />

c. Rouvoet wil geen discussie<br />

d. Dat is een gegeven<br />

19. Wat is het verband tussen alinea II en III?<br />

a. Opsommend<br />

b. Uitwerkend<br />

c. Oorzakelijk<br />

d. Herhalend<br />

20. Welk verband is er tussen alinea IV en V?<br />

a. Opsommend<br />

b. Uitwerkend<br />

c. Oorzakelijk<br />

d. Herhalend<br />

21. Welk verband is er tussen alinea V en VI?<br />

a. Vergelijkend<br />

b. Chronologisch<br />

c. Oorzakelijk<br />

d. Tegengesteld<br />

62


22. Welk verband is er tussen de verbeterde diagnostiek en de mate waarin problemen<br />

voorkomen?<br />

a. Door verbeterde diagnostiek worden problemen eerder gesignaleerd<br />

b. Door verbeterde diagnostiek zie je dat er meer problemen zijn<br />

c. Door verbeterde diagnostiek krijg je meer geld voor een probleemkind<br />

d. Door verbeterde diagnostiek zijn er minder problemen<br />

23. Wat vindt Van der Wolf een goede docent? (alinea IX)?<br />

a. Een goede docent heeft vakkennis en geeft kinderen het gevoel dat ze iets kunnen<br />

leren<br />

b. Een goede docent heeft vakkennis en is een therapeut<br />

c. Een goede docent geeft goed les en zorgt dat er in de klas niet wordt gezeurd<br />

d. Een goede docent geeft vooral wiskunde en kinderen weten dat ze van hem kunnen<br />

leren<br />

24. Wat neemt Van Rijswijk waar onder ouders (alinea XII)?<br />

a. Ouders willen vrienden zijn met hun kinderen en geven grenzen aan<br />

b. Ouders willen geen vrienden zijn met hun kinderen en stellen geen grenzen<br />

c. Ouders willen vrienden zijn met hun kinderen en stellen geen grenzen<br />

d. Ouders willen geen vrienden zijn met hun kinderen en geven grenzen aan<br />

25. Wie is ‘men’ (alinea V)?<br />

a. De maatschappij<br />

b. De politiek<br />

c. De kranten<br />

d. De deskundigen<br />

26. Voor wie is een Wajong-uitkering bedoeld (alinea V)?<br />

a. Voor jongeren met een rugzakje<br />

b. Voor ouderen met een rugzakje<br />

c. Voor jongeren met een handicap<br />

d. Voor ouderen met een handicap<br />

27. Waarom is het logisch dat Rouvoet de zaak aan de orde stelt (alinea V)?<br />

a. Het is de taak van de minister om zaken aan de orde te stellen<br />

b. Ernstige gedragsstoornissen zorgen op termijn voor grote maatschappelijke<br />

problemen<br />

c. Het is een angstwekkend idee dat er zoveel jongeren voor problemen zorgen<br />

d. Nu kunnen er nog maatregelen genomen worden die problemen in de<br />

toekomst voorkomen.<br />

28. Waarnaar verwijst ‘er’ (alinea VII)?<br />

a. De problemen<br />

b. De kinderen<br />

c. De labels<br />

d. Aparte potjes<br />

29. Waarnaar verwijst ‘daaruit’ (alinea VIII)?<br />

a. De VS<br />

b. Het grootschalige onderzoek<br />

c. De jaren negentig<br />

d. De gedragsproblemen<br />

63


30. Wat voor soort verband is er alinea XI te vinden?<br />

a. Vergelijkend<br />

b. Samenvattend<br />

c. Tegengesteld<br />

d. Herhalend<br />

Einde van de toets<br />

64


Les 5<br />

Lesopbouw<br />

- Bespreken oefenexamen.<br />

- Bespreken conclusie.<br />

- Samenvatten en parafraseren.<br />

- Spelling en grammatica: bespreken vier vormen van het werkwoord,<br />

interpunctie, gelegenheid voor het stellen van vragen.<br />

- Oefenexamen.<br />

Huiswerk<br />

- Mogelijkheid voor het schrijven van een nieuw betoog of voor het<br />

schrijven van één of meer onderdelen die problemen opleverden.<br />

65


Samenvatten en parafraseren<br />

Als je een betoog of een beschouwing schrijft, geef je vaak meningen en gedachtengangen<br />

van andere schrijvers weer. Dit kun je op twee manieren doen:<br />

- je kunt de schrijver citeren;<br />

- je kunt de gedachtengang van de schrijver samenvatten en parafraseren.<br />

Als je citeert, geef je letterlijk weer wat de schrijver gezegd heeft. Als je samenvat en<br />

parafraseert, bepaal je eerst wat het kernidee is dat je wilt weergeven. Daarna schrijf je het<br />

kernidee in enkele sleutelwoorden op. Daarna maak je vanuit de sleutelwoorden een<br />

parafrase van het kernidee in eigen woorden. Zorg er wel voor dat je dat in een goed<br />

lopende zin doet.<br />

Opdracht<br />

Tekst<br />

Onder sociale ouderdom verstaat men de levensfase waarin de mens op grond van zijn<br />

leeftijd niet meer aan het arbeidsproces deelneemt. In Nederland is de leeftijd waarop de<br />

sociale ouderdom begint voor vele beroepen 65 jaar. Deze grens is vrij willekeurig gekozen.<br />

Men had net zo goed 64 of 66 jaar kunnen nemen. Bij sommige beroepen zoals rechter of<br />

notaris kan men tot het 70 e jaar blijven doorwerken. Bij andere beroepen, zoals<br />

politiebeambte en beroepsmilitair, is de pensioengerechtigde leeftijd lager dan 65 jaar.<br />

Momenteel zien we dat in veel beroepen mensen steeds vroeger het arbeidsproces<br />

beëindigen. Zo kennen we de vervroegde uittredingsregeling (vut) die mede is ingevoerd om<br />

arbeidsplaatsen te verschaffen.<br />

De economische toestand heeft dus ook invloed op het tijdstip waarop de sociale ouderdom<br />

begint.<br />

A. Bepaal het kernidee.<br />

B. Schrijf het kernidee in enkele sleutelwoorden op.<br />

C. Maak een parafrase van het kernidee in eigen woorden en een goed lopende zin.<br />

66


Interpunctie<br />

Punt<br />

Een punt zet je na een gewone mededelende zin.<br />

Aanhalingstekens<br />

Aanhalingstekens gebruik je aan het begin en het eind van een citaat.<br />

Een citaat is een zin die iemand letterlijk heeft gezegd.<br />

Dubbele punt<br />

Een dubbele punt gebruik je aan het begin van:<br />

- een citaat<br />

- een opsomming<br />

Een dubbele punt gebruik je ook voor het aankondigen van:<br />

- een omschrijving<br />

- een toelichting<br />

- een verklaring<br />

- een conclusie<br />

Komma<br />

Een komma gebruik je:<br />

- als je een natuurlijke pauze hoort<br />

- tussen de delen van een opsomming<br />

- tussen twee persoonsvormen<br />

- voor of na een aangesproken persoon of na een tussenwerpsel<br />

- voor voegwoorden<br />

- voor en na een bijstelling<br />

Puntkomma<br />

Een puntkomma zet je als je twijfelt tussen een punt en een komma.<br />

De puntkomma geeft aan dat de mededeling die volgt nauw samenhangt met de<br />

voorafgaande zin.<br />

Vraagteken<br />

Een vraagteken zet je na een vraagzin.<br />

Je zet geen vraagteken als de zin in de indirecte rede staat.<br />

Je zet geen vraagteken na een gedachte in vraagvorm.<br />

67


Uitroepteken<br />

Een uitroepteken zet je na een uitroep, een woord of een zin met een emotionele<br />

lading.<br />

Gedachtestreepje<br />

Gedachtestreepjes staan voor en na een mededeling die eigenlijk niet bij de zin<br />

hoort.<br />

Die mededeling bevat extra informatie die eigenlijk ook weggelaten kan worden.<br />

Haakjes<br />

Haakjes hebben dezelfde functie als gedachtestreepjes.<br />

68


Oefening: interpunctie accenttekens<br />

De komma en de puntkomma<br />

Plaats waar nodig komma’s en puntkomma’s<br />

- Er is de afgelopen vier jaar een opmerkelijke stijging waar te nemen van het aantal<br />

vrouwen dat zich meldt voor een baan.<br />

- Toen ik vanmorgen opstond zag ik dat het gesneeuwd had.<br />

- De voorzitter werd benoemd door de minister die cultuur in zijn portefeuille heeft.<br />

- Indien het uw bedoeling is deze kwaliteit karton te blijven gebruiken is het nodig dat<br />

deze machine wordt aangepast.<br />

- De VPRO zal het programma via de radio uitzenden en dat is vrij uniek.<br />

- Toen de ober bij hen kwam bleek hij geen geld bij zich te hebben een pijnlijke<br />

situatie.<br />

- Verwart u onze artikelen niet met kleine waardeloze artikelen.<br />

- Nu al zijn acht van de tien vrouwen die werk hebben aangewezen op aanstellingen<br />

van 20 uur of minder.<br />

- Als hij niet meegaat ga ik alleen.<br />

- Je krijgt je geld terug zodra ik mijn salaris binnen heb.<br />

Plaats in de onderstaande zinnen op de juiste plaats dubbele punten en (enkele of dubbele)<br />

aanhalingstekens.<br />

- Op het mededelingenbord had de conciërge geschreven na het vijfde uur vervallen<br />

alle lessen.<br />

- Vier leidsters van peuterspeelzaal Het Hummeltje zijn boos omdat de gemeente niet<br />

meer geld over heeft voor de kinderopvang.<br />

- Descartes zegt ik denk, dus ik ben.<br />

- Hij heeft drie broers Kees, Ard en Pieter.<br />

- In de werkplaats is sprake van een slecht ergonomisch werkklimaat.<br />

in het onderstaande verhaaltje staan accentfouten dat wil zeggen er staan foute accenten er<br />

staan ten onrechte geen accenten of er staan onterecht juist wel accenten creche is<br />

bijvoorbeeld fout maar crèche is goed debâcle is tegenwoordig fout debacle is goed<br />

gisteren had ik bijna een deja vu op de eerste etage van ons kantoorgebouw ik had namelijk<br />

een afspraak met het comite dat verantwoordelijk is voor zaken rondom verzekeringen ze<br />

behandelden me alsof ik een bohemien was en dat procede beviel me niet zo sinds 1988<br />

ben ik namelijk al lid van de belangrijkste vakorganisatie en abonnee van het vakblad en<br />

mijn pre is dat ik me voor de volle honderd procent voor dit vak inzet zonder in de eerste<br />

plaats aan mijn portemonnee te denken<br />

vijf jaar geleden had ik ook al afgesproken met datzelfde comite en ook toen moesten ze per<br />

se laatdunkend doen daarom dacht ik gisteren dit lijkt dezelfde situatie in spe ik haalde nog<br />

een extra kop koffie om als het ware een surseance van executie te bewerkstelligen ik<br />

verwoog om een dezer dagen een klachtenbrief te schrijven naar de geschillencommissie i<br />

wilde aangeven dat een dergelijke scene niet aanvaardbaar is en dat ik mijn carriere niet op<br />

deze manier wil voortzetten<br />

het gesprek viel echter heel erg mee de voorzitter van het comite stelde ijsbrekend een<br />

retorische vraag mooi weer he na een uitstekend gesprek zei nee riep hij bijna uit he je hebt<br />

goed werk geleverd zonder gene deed hij zeer amicaal<br />

69


vandaag begreep ik waarom hij zo aardig was ik kreeg vanmorgen een enquete binnen in<br />

mijn postvak over het functioneren van het comite ik heb me echter niet laten beïnvloeden<br />

dat is volgens mij de manier om goed te blijven functioneren<br />

70


Oefenexamen<br />

School beducht voor aanbod van Turkse taal<br />

door Tinus van Lieshout. donderdag 15 januari 2009 | 02:46 | Laatst bijgewerkt op:<br />

zaterdag 17 januari 2009 | 13:57<br />

I. Tijdens open dagen profileren scholen in het voortgezet onderwijs zich met allerlei<br />

buitenlandse reizen, waardoor leerlingen kennismaken met andere talen en culturen.<br />

II. Het etaleren van diversiteit qua talen en culturen op de school zelf blijft vooralsnog een<br />

groot taboe. Het witte leerlingaantal dicteert.<br />

III. Vroeger was het voor middelbare scholen niet moeilijk om voldoende aanmeldingen te<br />

krijgen. De welwillendheid van directeuren van basisscholen, de nabijheid en de strengheid<br />

waren afdoende. Tegenwoordig voeren scholen in het voortgezet onderwijs een ware strijd<br />

om de gunst van groep-achters en hun ouders. Alles wordt uit de kast getrokken om hen te<br />

paaien. De school wordt opgepoetst, mooie folders zijn gedrukt en de leerkrachten halen tal<br />

van snufjes van stal om te laten zien hoe leuk onderwijs kan zijn. Na de open dag verdwijnen<br />

die weer voor een jaar in de kast.<br />

IV. De open dagen zijn voor leerkrachten het moment om mankementen verholpen te<br />

krijgen. Kapotte jaloezieën die al een jaar op half elf hangen, worden spoorslags gemaakt.<br />

De school moet spic en span zijn voor de kritische consument.<br />

V. Scholen profileren zich op allerlei gebied. De één schermt met tweetalig onderwijs, de<br />

ander met een technasium, weer een ander met internationalisering. In het kader van<br />

internationalisering en globalisering maken kinderen kennis met andere talen en culturen<br />

binnen Europa. Iedere zichzelf respecterende school maakt flitsende buitenlandreizen met<br />

haar leerlingen. Daar is niets mis mee. Maar geen enkele school in het voorgezet onderwijs<br />

zet diversiteit, rijkdom aan culturen en talen binnen de school in de etalage. Laat staan de<br />

mogelijkheid om deze potenties en kwaliteiten aan te boren en verder te ontwikkelen bij<br />

leerlingen.<br />

VI. Talen en culturen die buiten het West-Europese denkkader vallen, worden eerder als<br />

lastig en storend ervaren. Slechts een enkele school komt met Spaans, maar dat is vooral<br />

gewild bij meisjes die het Costa Brava-gevoel van de vakantie willen vasthouden. Het lijkt ze<br />

enig om sangria in het Spaans te kunnen bestellen bij de goedogende ober die bij nader<br />

inzien Catalaans blijkt te spreken. Met een mondiale kijk of een economisch motief heeft het<br />

niets van doen.<br />

VII. Waarom zijn scholen niet bereid om het arsenaal aan talen uit te breiden? Is het de<br />

gevestigde lobby van taaldocenten Duits en Frans die dit beperkte aanbod bepaalt of zijn<br />

schooldirecties en -besturen bevreesd voor een verkeerde uitstraling? Scholen zijn beducht<br />

dat het aanbod van bijvoorbeeld Turks, Arabisch of Chinees als examenvak een<br />

aanzuigende werking heeft op leerlingen met een Turkse, Arabische of Chinese<br />

achtergrond. Daar wringt in mijn optiek de schoen. Scholen willen niet bekend staan als een<br />

school met Turken of Marokkanen. Daar scoor je blijkbaar vanuit pr-oogpunt geen punten<br />

mee.<br />

VIII. Deze visie is kortzichtig. Er ontstaat een groeiend midden- en hoger kader afkomstig uit<br />

deze groepen, die daar op termijn om zullen vragen. Niet alleen om de taal levend te<br />

houden, maar vooral vanuit economisch perspectief. Verder denk ik dat ook veel autochtone<br />

leerlingen mogelijkheden zien als scholen het aanbod zouden verbreden. China is booming,<br />

71


Turkije zal te zijner tijd lid worden van de Europese Unie en met Arabisch bereik je 200<br />

miljoen mensen in twintig landen.<br />

IX. De reden om het niet te doen is niet gelegen in de wetgeving. Spaans was al mogelijk en<br />

sinds het examenprogramma van 1998 bestaat de mogelijkheid om Arabisch, Italiaans,<br />

Russisch en Turks op het rooster te zetten. In de praktijk gebeurt dat nauwelijks.<br />

X. De Europese Commissie en de Raad van Europa zijn er voorstander van dat iedere<br />

burger geschoold wordt in drie talen: de officiële of meerderheidstaal van het land waar hij of<br />

zij woont, het Engels als lingua franca voor internationale communicatie en een derde taal<br />

naar keuze. Daarmee wordt de mogelijkheid geboden voor anderstalige leerlingen om les te<br />

krijgen in de thuis- of landstaal.<br />

XI. Natuurlijk zijn er organisatorische knelpunten die om een oplossing vragen, maar<br />

allereerst moeten scholen en schoolbesturen een zekere bereidheid en visie aan de dag<br />

leggen om daarover na te denken. Anders laat Nederland de aanwezige talenten en<br />

kwaliteiten ongebruikt liggen, terwijl die heel eenvoudig aangewend zouden kunnen worden.<br />

Maar daar moet je wel voor openstaan en de deur op een kier zetten!<br />

De auteur is adviseur onderwijs bij Palet, adviseurs diversiteit, in Eindhoven.<br />

www.ed.nl<br />

Vragen bij “School beducht voor aanbod van Turkse taal”<br />

1. Wat is de beste samenvatting van de tekst?<br />

a. Tijdens open dagen wordt de school weer opgeknapt en<br />

schoongemaakt, maar tegelijkertijd hebben de leerkrachten geen<br />

aandacht voor de scholieren.<br />

b. Scholen zijn beducht voor aanbod van de Turkse taal.<br />

c. Het etaleren van diverse talen en culturen is een taboe.<br />

d. Tijdens open dagen tonen scholen hun bezigheden met<br />

buitenlandse reizen, maar tegelijkertijd weren ze allochtone<br />

scholieren door geen Turks, Arabisch of Chinees aan te bieden.<br />

2. Wat betekent ‘beducht’ (titel)?<br />

a. Beroemd.<br />

b. Bekend.<br />

c. Benauwd.<br />

d. Bevreesd.<br />

3. Wat is het verband tussen alinea I en II?<br />

a. Tegenstellend.<br />

b. Toelichtend.<br />

c. Opsommend.<br />

d. Verklarend.<br />

4. In welke alinea(‘s) van de tekst is sprake van een vorm van humor?<br />

a. Alinea II en III.<br />

b. Alinea II, III en IV.<br />

c. Alinea III en IV.<br />

d. Alinea IV.<br />

72


5. Welk woord of woordcombinaties zou(den) op de plaats van ‘profileren zich’ kunnen<br />

komen te staan?<br />

a. vertonen een eigen karakter<br />

b. showen<br />

c. sloven zich uit<br />

d. frustreren<br />

6. Naar wat verwijst ‘haar’ in alinea V?<br />

a. culturen binnen Europa<br />

b. Europa<br />

c. iedere zichzelf respecterende school<br />

d. school<br />

7. Is, volgens de schrijver, het Costa Brava-gevoel een goede motivatie om<br />

Spaans te leren?<br />

a. Ja, want dan weet je hoe je in een restaurant moet bestellen.<br />

b. Ja, want het is goed voor je mondiale kijk.<br />

c. Nee, want in een restaurant spreken ze toch meestal Catalaans.<br />

d. Nee, want je zou vanuit andere beweegredenen moeten handelen.<br />

8. Waarom willen scholen niet meer talen aanbieden?<br />

a. De oude taaldocenten zijn bang dat hun eigen taal minder populair<br />

wordt.<br />

b. Turks, Arabisch en Chinees zijn geen gevestigde talen.<br />

c. Een school met veel Turkse, Arabische en Chinese leerlingen heeft<br />

geen goede uitstraling.<br />

d. Met meer talen scoor je geen punten.<br />

9. In alinea VIII staat ‘Deze visie is kortzichtig.’ Waarom is dat zo?<br />

a. Het aantal hoogopgeleiden Turken, Arabieren en Chinezen stijgt en<br />

zij hebben de behoefte, net als hun autochtone leeftijdsgenoten,<br />

Turks, Arabisch of Chinees te leren.<br />

b. Er ontstaat een groeiend midden- en hoger kader afkomstig uit deze<br />

groepen, die om meerdere talen zullen vragen.<br />

c. China is booming, Turkije wordt lid van de Europese Unie en<br />

Arabisch wordt in twintig landen gesproken.<br />

d. Je scoort er wel punten mee.<br />

10. Naar wat verwijst ‘daar’ in alinea VIII?<br />

a. kortzichtigheid<br />

b. economisch perspectief<br />

c. moedertaallessen<br />

d. taallessen<br />

11. Staat het in de wet dat vreemde talen aanbieden op scholen verboden is?<br />

a. Ja en dat gebeurt dan ook nauwelijks in de praktijk.<br />

b. Ja, er wordt al Spaans, Arabisch, Italiaans, Russisch en Turks<br />

gegeven.<br />

c. Nee, bepaalde vreemde talen mogen wel aangeboden worden.<br />

d. Nee, scholen hebben de vrijheid om aan te bieden wat ze willen.<br />

73


12. Welk probleem wordt aangekaart in de tekst?<br />

a. Turks, Arabisch en Chinees wordt nauwelijks op scholen gegeven.<br />

b. Tijdens open dagen ligt de nadruk op de verkeerde aspecten.<br />

c. In het onderwijs is men kortzichtig.<br />

d. Scholen willen zoveel mogelijk witte leerlingen.<br />

13. Welke mogelijke oplossing wordt voor dit probleem aangedragen?<br />

a. Scholen moeten de deur op een kier willen zetten.<br />

b. Scholen moeten over het probleem willen nadenken.<br />

c. Scholen moeten werken aan organisatorische knelpunten.<br />

d. Scholen moeten bereid zijn na te denken over organisatorische<br />

knelpunten.<br />

14. Wat is het voornaamste doel van deze tekst?<br />

a. Informeren.<br />

b. Laten beschouwen.<br />

c. Overtuigen.<br />

d. Amuseren.<br />

15. Wat is het standpunt van de schrijver?<br />

a. Scholen zouden een einde moeten maken aan het weren van<br />

allochtone leerlingen.<br />

b. Scholen zouden er vrij in moeten zijn om verschillende talen aan te<br />

bieden.<br />

c. Scholen moeten openstaan voor verschillende culturen.<br />

d. Scholen moeten leerlingen kennis laten nemen van verschillende<br />

talen en culturen.<br />

Houd de kinderen betrokken<br />

door Wouter Bax<br />

I. De <strong>Nederlands</strong>e burger mag dan mondiger en zelfstandiger zijn, Nederland telt<br />

miljoenen 'buitenstaanders' die een steeds groter stempel drukken op de<br />

samenleving. Deze mensen beschikken niet altijd over de zelfredzaamheid en<br />

de vaardigheden die nodig zijn om de keuzes te maken die de samenleving<br />

van hen vraagt. Dat maakt hen en hun kinderen kwetsbaar.<br />

II. Het is verleidelijk om op basis van het onderzoek van bureau Motivaction, dat<br />

wordt gepubliceerd in de bundel 'Benauwd in het midden', te stellen dat<br />

Nederland 4,1 miljoen van deze buitenstaanders telt, maar dat verdient<br />

natuurlijk nuancering. Het getal is de optelsom van twee van de acht<br />

'mentaliteitsmilieus' die onderzoeker Martijn Lampert van Motivaction beschrijft,<br />

namelijk de 'moderne burgerij' en de 'gemaksgeoriënteerden'.<br />

III. Samen maken ze zo'n 32 procent van de bevolking uit en ze onderscheiden<br />

zich door hun afzijdige burgerschap, zegt Lampert: "Ze ervaren een grote<br />

afstand tot de politiek en de overheid, voelen zich bedreigd door globalisering<br />

en immigratie, zijn materialistisch ingesteld en zijn op zoek naar<br />

maatschappelijke zekerheid en erkenning. De traditionele burgerij -vanouds<br />

een grote buffer van maatschappelijk vertrouwen- is in de afgelopen decennia<br />

sterk gekrompen."<br />

74


IV. Maar wie de afzijdige burgers 'verwende burgers' noemt, gaat te kort door de<br />

bocht, benadrukt Lampert. "De andere kant van de medaille is dat de afstand<br />

tot de overheid die zij ervaren wederkerig is: veel politici en beleidsmakers<br />

slagen er niet in om de buitenstaanders te bereiken. Ze maken zelf deel uit van<br />

andere sociale segmenten. In de tijd van de verzuiling waren er nog natuurlijke<br />

banden tussen de elite en deze groep. Die zijn weggevallen, waardoor ook de<br />

voorbeeldfunctie van de elite voor deze groep is weggevallen."<br />

V. Een gevolg is dat de buitenstaanders bitter weinig maatschappelijke<br />

ruggensteun hebben, en dat heeft verstrekkende gevolgen die niet alleen hen,<br />

maar mede via hun kinderen de hele maatschappij raken. "De nabije ander -<br />

meestal het eigen gezin- is voor hen de belangrijkste bron van zingeving", zegt<br />

Lampert. "De buitenstaanders voelen zich niet verbonden met een groter<br />

verhaal dan hun eigen leven. Zij vormen de minst religieuze groep, die<br />

evenmin verwant is met de humanistische traditie. Ze zoeken wel richting,<br />

maar ontlenen die vooral aan opinieleiders in hun eigen kring, de televisie en<br />

de markt van consumptieartikelen."<br />

VI. Dat betekent dat de buitenstaander vooral materialistisch is ingesteld, gevoelig<br />

is voor prikkels en aansluit bij het kortetermijndenken van de merken en trends<br />

die de markt hem aanbiedt. "Deze mensen hebben moeite om zich te matigen<br />

en hun behoeften uit te stellen", zegt Lampert. "Matiging en zelfbeheersing<br />

komen immers voort uit een hoger ideaal van beschaving, omgangsvormen en<br />

empathie. Je bent deel van een grotere wereld, maar de wereld van deze<br />

mensen is heel klein."<br />

VII. Maar die buitenwereld wordt door de buitenstaanders als vijandig ervaren,<br />

vooral omdat ze moeite hebben met de complexiteit die de buitenwereld met<br />

zich meebrengt.<br />

VIII. Uit eerder Motivaction-onderzoek blijkt dat deze mensen gemiddeld minder<br />

gezond zijn -ze kampen bijvoorbeeld meer met overgewicht- en zich bedreigd<br />

voelen door de veranderingen in de maatschappij. Ze voelen zich niet erkend<br />

door de overheid en de politiek.<br />

IX. Motivaction voorziet dat de invloed van de afzijdige burger op de maatschappij<br />

nog flink zal toenemen. Vier op de tien ouders zijn afkomstig uit deze groep en<br />

de kans is groot dat ze deze waarden op hun kinderen overdragen. "Vaak<br />

hebben de kinderen net als hun ouders moeite met richting vinden en het<br />

maken van keuzes", zegt Lampert, "waardoor ze eveneens onzeker zijn over<br />

zichzelf."<br />

X. Die lage score op matiging en zelfbeheersing leidt ook tot maatschappelijke<br />

problemen bij kinderen en jongeren die zichtbaar worden in de toename van<br />

bijvoorbeeld schulden, overgewicht, pesten, schooluitval, alcoholmisbruik en<br />

probleemgedrag zoals een 'korter lontje'.<br />

XI. Voor de rest van de maatschappij komt de achterstand van deze kinderen tot<br />

uitdrukking in, wat Lampert noemt, het zware beroep dat zij doen op de morele<br />

infrastructuur. Hij bedoelt daarmee dat het andere mensen dan de ouders zijn<br />

die de achterstand bij de kinderen moeten wegwerken. Buurtgenoten,<br />

onderwijzers, ordehandhavers, mensen in de gezondheidszorg en<br />

maatschappelijke hulpverleners krijgen met het groeien van de groep<br />

buitenstaanders een steeds zwaardere last op hun schouders, en vragen zich<br />

75


daarom ook steeds vaker hardop af: waarom moet ik dat doen, waarom doen<br />

de ouders dat niet zelf?<br />

XII. "Toch is en blijft hun rol heel belangrijk", zegt Lampert. "Zij zijn degenen die de<br />

kinderen in contact kunnen brengen met andere perspectieven. Kinderen<br />

bevinden zich in een exploratieve levensfase en zijn niet per definitie<br />

voorbestemd om in de voetsporen van hun ouders te treden, en hier liggen<br />

kansen. Hierin past bijvoorbeeld het idee van de maatschappelijke stage, zoals<br />

dat in Den Haag wordt besproken. Ook het onderwijs -het eerste structurele<br />

contact van vele kinderen met een grotere buitenwereld- heeft hierin een grote<br />

rol. Het contact met vrijwilligers, onderwijzers of andere inspiratoren kan net<br />

dat vonkje geven voor een wederkerige relatie met de maatschappij."<br />

XIII. De buitenstaanders zelf laten in meerdere onderzoeken van Motivaction blijken<br />

dat ze veel behoefte hebben aan duiding, richting en leiderschap van de<br />

overheid. Zij verwachten dat de overheid hun problemen oplost en zijn<br />

vervolgens weer teleurgesteld dat dat niet gebeurt. "Dat is een interessant<br />

gegeven", zegt Lampert. "Naarmate politici minder gezag uitoefenen en<br />

uitstralen en meer beloven, worden de buitenstaanders ontevredener, vooral<br />

omdat ze zich daardoor onveiliger voelen."<br />

XIV. Bij de opkomst van een groep als deze is populisme een voor de hand<br />

liggende reactie van politici. Ze willen de mensen immers representeren. "Je<br />

gaat mensen veel dingen beloven die ze willen", zegt Lampert. "Maar dat is<br />

een lastige weg, want dat kan simpelweg niet. Uit een ander onderzoek van<br />

ons bleek bijvoorbeeld dat buitenstaanders, gevraagd naar wat ze zouden<br />

doen als ze minister van financiën waren, het begrotingstekort zouden laten<br />

oplopen. Zo bezien is populisme bij uitstek een uiting van onmatigheid."<br />

XV. In plaats daarvan kunnen politici juist duidelijkheid en richting geven en ronduit<br />

toegeven dat hun middelen beperkt zijn en ze prioriteiten moeten stellen. Bij de<br />

groep buitenstaanders -die zich eerder als toeschouwer dan als deelnemer<br />

opstelt en die eerder in rechten dan in plichten denkt- zou bovendien de<br />

wederkerigheid met de politiek opnieuw in evenwicht moeten worden gebracht.<br />

"Politici moeten hun problemen aanhoren en erkennen. Het is aan te bevelen<br />

om continu het gesprek met de samenleving aan te gaan over de betekenis<br />

van goed burgerschap en de mogelijkheden en beperkingen van de politiek",<br />

zegt Lampert.<br />

XVI. Dat is in feite een pleidooi voor het herstel van de klassieke zienswijze op de<br />

rol van opvoeders en de politiek, erkent hij. "Uit onderzoek blijkt dat vele<br />

Nederlanders vinden dat kinderen weer strenger moeten worden opgevoed en<br />

er ook aandacht moet zijn voor omgangsvormen en zelfbeheersing. "Dit is<br />

geen gemakkelijk weg, noch een korte weg. Wezenlijke onvrede die<br />

samengaat met verleerde deugden, is niet zomaar te beteugelen."<br />

Trouw, 8 september 2008<br />

76


Vragen bij “Houd de kinderen betrokken”<br />

16. Wat maakt sommige mensen kwetsbaar (alinea I)?<br />

a. Ze kunnen onvoldoende voor zichzelf zorgen.<br />

b. Ze staan buiten de maatschappij.<br />

c. Ze kunnen niet kiezen.<br />

d. Ze kunnen niet goed voor hun kinderen zorgen.<br />

17. Wat wordt bedoeld met ‘afzijdig burgerschap’ (alinea III)?<br />

Mensen die<br />

a. materialistisch zijn.<br />

b. met hun rug naar de maatschappij staan.<br />

c. niet echt meedoen.<br />

d. verwend zijn.<br />

18. Waarom wordt de buitenwereld als vijandig ervaren (alinea VII)?<br />

De buitenstaanders<br />

a. hebben een beperkt wereldbeeld.<br />

b. hebben moeite om zich te matigen.<br />

c. kunnen niet direct aan hun behoeftes voldoen.<br />

d. vinden de buitenwereld te ingewikkeld.<br />

19. Wat betekent ‘een kort lontje hebben’ (alinea X)?<br />

Dat je<br />

a. dik bent.<br />

b. je school niet afmaakt.<br />

c. snel boos en agressief bent.<br />

d. snel in de schulden komt.<br />

20. Wat wordt bedoeld met ‘morele infrastructuur’ (alinea XI)?<br />

a. Buitenstaanders die voor zichzelf kunnen zorgen.<br />

b. Anderen dan ouders die achterstanden bij kinderen wegwerken.<br />

c. Het leren van de juiste waarden en normen die nodig zijn in de<br />

maatschappij.<br />

d. Het voorkomen van schooluitval en probleemgedrag.<br />

21. Wat wordt bedoeld met ”Kinderen bevinden…. om in voetsporen van<br />

ouders te treden” (alinea XII)?<br />

a. Het is niet vanzelfsprekend dat kinderen dezelfde keuzes maken als<br />

hun ouders.<br />

b. Het is niet vanzelfsprekend dat kinderen andere keuzes maken dan<br />

hun ouders.<br />

c. Kinderen hebben meer perspectieven dan hun ouders.<br />

d. Kinderen hebben minder perspectieven dan hun ouders.<br />

22. Wat wordt bedoeld met ‘een wederkerige relatie’ (alinea XII)?<br />

Een relatie waarin je<br />

a. niet ontvangt en niet geeft.<br />

b. niet ontvangt en wel geeft.<br />

c. wel ontvangt en niet geeft.<br />

d. zowel ontvangt als geeft.<br />

77


23. Waarnaar verwijst ‘dat’ in ‘dat is een interessant gegeven’ (alinea XIII)?<br />

a. de buitenstaanders<br />

b. een interessant gegeven<br />

c. Naarmate politici… onveiliger voelen.<br />

d. Zij verwachten dat de overheid…niet gebeurt.<br />

24. Wanneer voel je je veilig(alinea XIII)?<br />

Als een sterk leider<br />

a. belooft dat je krijgt wat je hebben wilt.<br />

b. het begrotingstekort laat oplopen.<br />

c. onmatigheid stimuleert.<br />

d. zegt al je problemen op te lossen.<br />

25. Waarnaar verwijst ‘daarvan’ (alinea XV)?<br />

a. beloven dat je krijgt wat je hebben wilt<br />

b. zeggen dat al je problemen opgelost worden<br />

c. het begrotingstekort op laten lopen<br />

d. onmatigheid stimuleren<br />

26. Waarnaar verwijst ‘dat’ (alinea XVI)?<br />

a. Het is aan te bevelen… beperkingen van de politiek.<br />

b. Politici moeten… en erkennen.<br />

c. Uit onderzoek blijkt… zelfbeheersing.<br />

d. Dit is geen makkelijke… korte weg.<br />

27. Waarom voorziet Motivaction een toenemende invloed op de<br />

maatschappij van de buitenstaanders?<br />

a. Het aantal buitenstaanders is al groot.<br />

b. De buitenstaanders leven vaker ongezond.<br />

c. Kinderen van buitenstaanders hebben dezelfde waarden als hun ouders.<br />

d. Kinderen van buitenstaanders voelen zich onzeker over zichzelf.<br />

28. Wat is de belangrijkste bron van zingeving voor de buitenstaanders?<br />

a. De politiek.<br />

b. De elite.<br />

c. De televisie.<br />

d. De familie.<br />

29. Op welke alinea heeft de titel van de tekst ‘Houd de kinderen betrokken’<br />

het meest betrekking?<br />

a. Alinea IX.<br />

b. Alinea X.<br />

c. Alinea XI.<br />

d. Alinea XII.<br />

30. Welk karakter heeft deze tekst?<br />

a. Beschouwend.<br />

b. Verklarend.<br />

c. Betogend.<br />

d. Uiteenzettend.<br />

Einde<br />

78


Les 6<br />

Lesopbouw<br />

- Bespreken ingeleverde teksten.<br />

- Titel – aandacht voor het maken van een goede titel.<br />

Kun je de stelling als titel gebruiken?<br />

- Bronvermelding.<br />

- Bespreken beoordeling.<br />

- Gelegenheid voor het stellen van vragen.<br />

79


Titel van de tekst<br />

De titel van een tekst heeft meerdere functies.<br />

- De titel maakt duidelijk waar de tekst over gaat.<br />

- Hij helpt de lezer bij het vaststellen van het belang van de tekst.<br />

- Hij moet de lezer motiveren om de tekst te lezen.<br />

Om een motiverend effect te bereiken , moet de titel de nieuwsgierigheid prikkelen en het<br />

thema raak typeren. Ook een titel waarin rijm en ritme een rol spelen, trekt snel de aandacht<br />

van de lezer.<br />

Je kunt ook kiezen voor een combinatie van een hoofdtitel en een ondertitel. Daarbij maakt<br />

een deel van de titel meestal duidelijk waar de tekst over gaat en heeft het andere deel een<br />

motiverende functie.<br />

Voorbeelden<br />

Het OHRA Totaal Fonds: het verschil tussen belasting betalen en geld ontvangen.<br />

Dit is een titel uit de reclamewereld. De hoofdtitel geeft het thema aan; de ondertitel geeft<br />

een nieuwsgierig makende karakterisering van het thema.<br />

Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel. De stand van zaken.<br />

De dubbelzinnigheid van ‘adembenemend’ in de hoofdtitel trekt de aandacht. De ondertitel<br />

maakt (een beetje) duidelijk om wat voor soort tekst het gaat: een soort voortgangsrapport<br />

over het onderzoek naar bestrijding van hyperventilatie.<br />

Opdracht<br />

Kies een goede titel voor de stukjes tekst.<br />

De teksten worden in de les uitgedeeld.<br />

80


RICHTLIJNEN BRONVERMELDING<br />

Hoe verwijs je naar verschillende soorten informatiebronnen in een bronnenlijst?<br />

© 2005 LWSVO (Vereniging van onderwijsmediathecarissen) www.lwsvo.nl<br />

INLEIDING Je mag teksten en ideeën van anderen niet samenvatten of wijzigen en het<br />

vervolgens presenteren als je eigen werk. Dat noemen we plagiaat. Als je voor een<br />

werkstuk literatuur en andere bronnen hebt bestudeerd, kun je daar tóch delen uit<br />

overnemen. Door een duidelijke bronvermelding maak je duidelijk welke delen van je<br />

werkstuk zijn overgenomen uit het werk van een ander. Met deze bronvermelding kan je<br />

docent (of een andere lezer) nagaan:<br />

• welke bronnen je hebt gebruikt (betrouwbaarheid)<br />

• of je een variatie aan bronnen hebt gebruikt<br />

• of de bron correct is gebruikt, en<br />

• of belangrijke bronnen ontbreken.<br />

Dit overnemen van delen van andermans werk kan op twee manieren:<br />

• door te parafraseren (in je eigen woorden weergeven)<br />

• door te citeren (een stukje van de tekst letterlijk overnemen). Een citaat plaats je altijd<br />

tussen aanhalingstekens.<br />

Achterin je werkstuk neem je een lijst op van alle bronnen die je hebt geraadpleegd: de<br />

bronnenlijst. De verwijzingen in deze bronnenlijst zet je in alfabetische volgorde van<br />

(eerstgenoemde) auteur.<br />

VERWIJZEN NAAR INTERNETBRONNEN<br />

Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de<br />

website. Geraadpleegd op dag maand jaar, adres website.<br />

Voorbeelden:<br />

Meijden, B. van der (1998). Schiphol als thema voor een geschiedenis-, internet- en/of<br />

profielwerkstuk. Geraadpleegd op 7 juli 2005, http://www.histopia.nl/schiphol.htm<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (z.d.). WAO: Informatievoor werknemers<br />

over de kabinetsplannen. Geraadpleegd op 3 augustus 2004,<br />

http://home.szw.nl/navigatie/rubriek/dsp_rubriek.cfm?rubriek_id=991&subrubriek_id=995&lin<br />

k_id=30945<br />

De geschiedenis van het internet. (z.d.). Geraadpleegd op 7 juli 2005,<br />

http://www.be-wired.nl/info/geschiedenis.htm<br />

VERWIJZEN NAAR BOEKEN<br />

Achternaam auteur, voorletter(s) (Jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever:<br />

uitgever.<br />

Voorbeeld:<br />

Dijk, P. van, & Jansen, F. (2003). Wereldgids: Reisgids door de literatuu. Amsterdam:<br />

Promotheus.<br />

VERWIJZEN NAAR KRANTEN- EN TIJDSCHRIFTARTIKELEN<br />

Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam<br />

van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s).<br />

81


Voorbeeld:<br />

Ouwerkerk, D. van, & Grinten, J. van der (2004). De kracht van zacht: Wat mannen over<br />

vrouwelijke vergaderstijlen kunnen leren. Interne Communicatie, 4, p. 11-13.<br />

Voorbeeld:<br />

Dongen, M. van (7 juli 2005). Bestuur hoofdstad is niet effectief. Volkskrant, p. 12.<br />

OPMERKINGEN<br />

• Staat er bij een bron geen publicatiedatum vermeld? Noteer dan z.d. (zonder datum, zie<br />

internetbronnen voorbeeld 2 en 3).<br />

• Is de auteur van een bron niet bekend? Vermeld dan de verantwoordelijke organisatie, zie<br />

internetbronnen voorbeeld 2. Is die ook niet bekend? Zet dan de titel vooraan en het<br />

publicatiejaar erachter, gevolgd door de rest van de bronvermelding (zie<br />

internetbronnen voorbeeld 3). In de bronnenlijst vermeld je deze bron dan bij de eerste<br />

letter van de titel.<br />

• Het adres van een website begint met http:// en is geheel onderstreept.<br />

• Soms is een publicatie geschreven door meerdere auteurs. Vermeld er hooguit drie. Zijn<br />

het er meer, dan vermeld je alleen de eerste drie, met de toevoeging et al of e.a. (= en<br />

anderen).<br />

VERWIJZINGEN IN DE TEKST VAN JE WERKSTUK<br />

Als je in de tekst van je werkstuk een bron letterlijk citeert of in je eigen woorden weergeeft,<br />

kun je ook op die plaats de bron vermelden. Die bron staat al uitgebreid beschreven in je<br />

bronnenlijst, daarom kun je hier volstaan met een verwijzing tussen haakjes, direct achter<br />

het citaat of de parafrase.<br />

Die verwijzing ziet er als volgt uit: (auteur, publicatiejaar, paginanummer(s))<br />

Voorbeeld: Er vielen veel slachtoffers onder de mariniers in Vietnam. Drie procent van de<br />

mariniers in Vietnam sneuvelde, en zo’n 17 procent raakte gewond. (Pietersen, 2006, p. 97)<br />

82


Beoordeling schrijfvaardigheid 21+<br />

Bij de beoordeling van de schrijfvaardigheid wordt eerst gekeken of de kandidaat voldaan<br />

heeft aan de opdracht.<br />

Niet voldaan aan de opdracht betekent:<br />

· de geschreven tekst sluit niet aan bij een van de stellingen<br />

· de tekst is letterlijk overgenomen uit een van de voorbereidende artikelen<br />

· de titel sluit wel aan bij de stelling maar de uitwerking niet.<br />

(zie ook punt 3 = ontbreken argumentatie)<br />

Indien de kandidaat niet heeft voldaan aan de opdracht wordt de tekst niet verder<br />

beoordeeld.<br />

De kandidaat krijgt dan het cijfer 3.<br />

Max Score<br />

1. Schema<br />

Inleiding: de inleiding trekt de aandacht van de lezer. ½<br />

Beschrijving: de beschrijving bevat een standpunt. ½<br />

Kern is herkenbaar uitgewerkt met argumentatie. ½<br />

Conclusie is uitgewerkt.<br />

½<br />

2. 2 Argumenten voor zijn duidelijk herkenbaar<br />

uitgewerkt.<br />

Per argument 1 punt.s<br />

1 Argument tegen is duidelijk herkenbaar uitgewerkt.<br />

Indien er geen herkenbare argumenten worden<br />

gegeven dan is er niet voldaan aan de opdracht<br />

3. Er is een logische indeling en opbouw van alinea’s. ½<br />

Er vindt geen of functionele herhaling plaats. ½<br />

Er is een relevante titel die verband houdt met de<br />

inhoud.<br />

½<br />

Functioneel gebruik gemaakt van structuuraanduiders/<br />

signaalwoorden.<br />

½<br />

4. Bij de punten voor spelling en grammatica wordt uit-<br />

gegaan van 2 pagina’s geschreven tekst.<br />

Per ½ pagina met maximaal 3 fouten ½ punt.<br />

Totaal te behalen punten 9<br />

Behaalde score<br />

Naam kandidaat:…………………………….<br />

Beoordeeld door:……………………………..<br />

Bijlagen<br />

- Basisgrammatica <strong>Nederlands</strong><br />

- Woordsoorten<br />

- Lidwoorden<br />

- De vier vormen van het werkwoord<br />

- Oefenbladen<br />

2<br />

1<br />

2<br />

83


Basisgrammatica <strong>Nederlands</strong><br />

De zinsbouw in het <strong>Nederlands</strong>.<br />

Hoofdzin Bijzin<br />

O P A O A P<br />

A P O<br />

P O A<br />

Vraag: Wat valt op aan het rijtje letters onder de hoofdzin?<br />

Antwoord: De O en de P staan altijd naast elkaar.<br />

Als we op deze manier naar de zinsbouw kijken, dan kijken we (horizontaal) naar de functies<br />

die woorden of woordgroepen in de zin hebben.<br />

Functies in de zin<br />

O (nderwerp) P (ersoonsvorm) A (ndere zinsdelen)<br />

De belangrijkste functie in de <strong>Nederlands</strong>e zin is de P. De P staat voor persoonsvorm. Als<br />

we de P willen definieren dan kunnen we vaststellen dat de P:<br />

- altijd een werkwoord is<br />

- een sterke relatie heeft met een andere functie in de zin, namelijk de O<br />

- de P de tijd aangeeft in de zin (tegenwoordige tijd of verleden tijd)<br />

- de P het aantal personen van de O aangeeft<br />

A (ndere zinsdelen)<br />

A kan zijn: tijd<br />

plaats<br />

lijdend voorwerp (object)<br />

Meewerkend voorwerp (subject)<br />

Ik ga morgen.<br />

Jullie zijn thuis.<br />

Jan slaat de hond.<br />

Roel geeft het boek aan Piet.<br />

Het onderwerp<br />

De functie O staat voor onderwerp. De definitie van het onderwerp: het onderwerp is de<br />

persoon, het ding of het dier dat iets doet (de handeling/ actie). De persoonsvorm geeft dan<br />

de actie aan.<br />

Voorbeelden:<br />

Ik loop<br />

Wij praten<br />

Hij zegt<br />

Zij zingt<br />

84


O en P congrueren: als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm ook enkelvoud.<br />

O en P staan meestal naast elkaar; als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is,<br />

staan ze altijd naast elkaar.<br />

Hoe vind je het onderwerp?<br />

Wie of wat + werkwoord.<br />

Het lijdend voorwerp<br />

Een LV is dat deel van de zin waar iets mee gebeurt. Hoe vind je het LV?<br />

Wie/wat + gezegde (= werkwoord) + O?<br />

Wie/wat + worden + gezegde?<br />

De leraar heeft de leerlingen beloond.<br />

Wie heeft de leraar beloond?<br />

Wie worden beloond?<br />

Niet in alle zinnen komt een lijdend voorwerp voor. Dat komt omdat sommige werkwoorden<br />

geen lijdend voorwerp verdragen.<br />

Ik kom vanavond zeker.<br />

Meewerkend voorwerp<br />

Het MV helpt de actie/ handeling te voltooien.<br />

Hoe vind je het MV? Door de vragen te stellen:<br />

Aan wie/wat + gezegde + O (+LV)<br />

Voor wie/wat + gezegde + O (+LV)<br />

Bij wie/wat + gezegde + O (+LV)<br />

Ik heb hem dat verhaal verteld<br />

Ik heb dat verhaal aan hem verteld<br />

Ik heb je iets meegebracht.<br />

Ik heb iets voor je meegebracht.<br />

De tranen sprongen hem in de ogen.<br />

De tranen sprongen bij hem in de ogen.<br />

(Let op! Je moet het voorzetsel wel weg kunnen laten.)<br />

85


Woordsoorten<br />

Elk woord in een zin kun je benoemen.<br />

- Zelfstandige naamwoorden: de woorden voor mensen, dieren, dingen en zaken.<br />

Voor deze woorden kun je een lidwoord plaatsen.<br />

Voorbeelden: bank, licht, informatie, burgemeester, vis, idee<br />

- Lidwoorden: de, het, een<br />

- Bijvoeglijke naamwoorden: woorden die iets zeggen over een zelfstandig<br />

naamwoord.<br />

Voorbeelden: saaie bank, het licht is fel, uitgebreide informatie<br />

- Bijwoorden: woorden die iets zeggen over een werkwoord of een bijvoeglijk<br />

naamwoord.<br />

Voorbeelden: hij rijdt heel erg hard<br />

- Aanwijzende voornaamwoorden: woorden die aanwijzen om welk exemplaar het<br />

gaat.<br />

Voorbeelden: die, deze, dit, dat, zulke, dergelijke<br />

- Bezittelijke voornaamwoorden: woorden die aangeven dat iets van jou is of van een<br />

ander<br />

Voorbeelden: mijn, jouw, zijn, haar, uw, onze, jullie, hun, mijne, zijne<br />

- Telwoorden: telwoorden hebben met getallen te maken en geven een hoeveelheid<br />

weer.<br />

Voorbeelden: twee, vier, achtste, zoveelste, sommige<br />

- Persoonlijke voornaamwoorden: woorden die een zelfstandig naamwoord vervangen,<br />

eventueel met hun lidwoorden en bepalingen.<br />

Voorbeelden:<br />

Bij de bar stond een dikke man met een peukje tussen zijn lippen.<br />

Hij stond bij de bar.<br />

Het huis aan de Leidse gracht staat te koop.<br />

Het staat te koop.<br />

Andere persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, ze, hem, haar, hen, hun, ze, etc.<br />

- Voorzetsels: in, op, door, langs, met, na, over, etc.<br />

- Werkwoorden: woorden in de zin die aangeven wat er gebeurt.<br />

Voorbeelden: lopen, schrijven, geven, etc.<br />

- Voegwoorden: met een voegwoord plak je zinnen aan elkaar.<br />

Voorbeelden: want, maar, en, of, hoewel, terwijl, dus, omdat, etc.<br />

86


Lidwoorden<br />

Er bestaan drie lidwoorden: 'de', 'het' en 'een'. Het lidwoord hoort bij een zelfstandig<br />

naamwoord en duidt de bepaaldheid hiervan aan.<br />

De bepaalde lidwoorden ('de' en 'het')<br />

Een bepaald lidwoord duidt aan, dat een bepaald iets wordt bedoeld. Als het gaat over een<br />

stoel, dan wordt met 'de stoel' niet zomaar een willekeurige stoel bedoeld, maar een<br />

bepaalde stoel.<br />

Het lidwoord 'het' wordt gebruikt bij het enkelvoud van onzijdige zelfstandige naamwoorden.<br />

Voorbeeld: het paard, het huis, het boek.<br />

Het lidwoord 'de' wordt gebruikt bij het enkelvoud van mannelijke en vrouwelijke zelfstandige<br />

naamwoorden. Voorbeeld: de man, de vrouw, de tafel, de stoel.<br />

Het lidwoord 'de' wordt ook gebruikt voor het meervoud van alle zelfstandige naamwoorden<br />

(zowel de mannelijke, de vrouwelijke alsook de onzijdige). Voorbeeld: de paarden, de<br />

huizen, de mannen, de vrouwen.<br />

Het onbepaalde lidwoord 'een'<br />

Met het onbepaalde lidwoord 'een' wordt aangeduid dat men bijvoorbeeld niet over een<br />

bepaalde stoel spreekt, maar over een (willekeurige, onbepaalde) stoel. Het onbepaalde<br />

lidwoord 'een' kan voor alle zelfstandig naamwoorden gebruikt (mannelijk, vrouwelijk,<br />

onzijdig). Voorbeeld: een man, een vrouw, een paard.<br />

Wanneer gebruik ik 'de' en wanneer 'het'?<br />

Het vinden van het juiste lidwoord bij meervoudsvormen is niet moeilijk; dit is altijd 'de'. Het<br />

vinden van het juiste onbepaalde lidwoord is ook niet moeilijk. Er is maar één onbepaald<br />

lidwoord, namelijk 'een'.<br />

Moeilijker kan de keuze zijn tussen 'de' en 'het'. De keuze hangt af van het grammaticale<br />

geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) van het zelfstandig naamwoord. Er zijn geen<br />

sluitende regels voor de bepaling van het grammaticale geslacht, men moet dit gewoon<br />

leren en onthouden (weten). Als hulp de onderstaande tips:<br />

Je gebruikt 'de' altijd bij:<br />

- Planten, bomen, groenten, fruit<br />

Voorbeeld: de gladiool, de eik, de sperzieboon, de banaan<br />

- Namen van rivieren en bergen<br />

Voorbeeld: de Waal, de Mont Blanc<br />

- Beroepen<br />

Voorbeeld: de slager, de kapper, de manicure<br />

- Meervoud<br />

Voorbeeld: de mannen, de vrouwen, de paarden<br />

- Woorden die eindigen op -ing, -ie, -ij, -heid, -teit,-a, -nis, -st, -schap, -de, -te<br />

Voorbeeld: de regering, de directie, de vrijheid, de ergernis, de rekenschap, de<br />

beroerte<br />

87


Je gebruikt 'het' altijd bij:<br />

- Verkleinwoorden<br />

Voorbeeld: het mannetje, het vrouwtje, het paardje<br />

- Woorden van twee lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- of ont-<br />

Voorbeeld: het begin, het geloof, het vermaak, het ontslag<br />

- Namen van talen<br />

Voorbeeld: het Duits, het <strong>Nederlands</strong><br />

- Woorden die eindigen op -isme of ment<br />

Voorbeeld: het simplisme, het isolement<br />

- Woorden die van werkwoorden zijn afgeleid<br />

Voorbeeld: het lopen, het fietsen<br />

88


De vier vormen van het werkwoord<br />

Het werkwoord kent in principe vier vormen: het hele werkwoord, de persoonsvorm, het<br />

voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord.<br />

Drie daarvan zijn heel belangrijk, omdat je hiermee heel precies de tijd in een zin kan<br />

aangeven.<br />

- Persoonsvorm: hiermee zet je de zin in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd.<br />

- Voltooid (of verleden) deelwoord: samen met de hulpwerkwoorden van tijd hebben &<br />

zijn maak je met het voltooid deelwoord de tijd in de zin voltooid. Dat wil zeggen: de<br />

handeling is definitief afgelopen.<br />

- Onvoltooid (of tegenwoordig) deelwoord: met dit deelwoord kun je aangeven dat er<br />

twee acties tegelijkertijd plaatsvinden.<br />

Heel belangrijk is dus dat je de vorm van het werkwoord correct schrijft, want als je dat niet<br />

doet dan schrijf je iets anders op dan je bedoelt.<br />

De vraag is nu: welke regels zijn er om deze drie vormen te maken? De vierde vorm, het<br />

hele werkwoord, blijft altijd hetzelfde.<br />

De persoonsvorm<br />

Zoals gezegd, kun je aan de persoonsvorm zien in welke tijd de zin staat: de tegenwoordige<br />

tijd of de verleden tijd. Wat je aan de persoonsvorm ook kunt zien is of het onderwerp in de<br />

zin enkelvoudig (één) of meervoudig (twee of meer) is.<br />

Om de persoonsvorm te kunnen maken ga je altijd uit van de zogenaamde stam. Bijna alle<br />

werkwoorden in het <strong>Nederlands</strong> eindigen op [-en], bijvoorbeeld fietsen. Fietsen is een goed<br />

voorbeeld, want dit is een regelmatig werkwoord. Als je de regels wilt onthouden, moet je<br />

altijd een goed voorbeeld nemen. Wij gaan uit van het werkwoord fietsen.<br />

De stam van het werkwoord fietsen is dan: fietsen – [-en] = fiets<br />

Tegenwoordige tijd Ik stam<br />

Jij/u stam + t<br />

Hij/zij stam + t<br />

Wij stam + en<br />

Jullie stam + en<br />

Zij stam + en<br />

Uitzondering: als jij achter de persoonsvorm staat, krijg je geen [t]. Dus: Fiets jij?<br />

Voor de verleden tijd gaan we ook uit van de stam van het werkwoord. Er gelden nu andere<br />

regels. Bij het maken van de vorm verleden tijd moet je kijken naar de laatste letter van de<br />

stam. Als de laatste letter van de stam een t k f s ch p (’t kofschip) is, dan krijgt de stam<br />

[-te] of [-ten]. De laatste letter van de stam van fietsen is [fiets]. De laatste letter is een [s].<br />

Deze staat in het rijtje t k f s ch p.<br />

Het woord fietsen ziet er dan in de verleden tijd als volgt uit:<br />

89


enkelvoud ik fiets + te<br />

jij/u fiets + te<br />

hij/zij fiets + te<br />

meervoud wij fiets + ten<br />

jullie fiets + ten<br />

zij fiets + ten<br />

Ik fietste gisteren naar de bioscoop.<br />

Fietste jij gisteren met Evelien naar huis?<br />

Wat gebeurt er nu als de laatste letter niet in het rijtje t k f s ch p staat? Hier komt een<br />

voorbeeld van een tweede werkwoord dat je goed moet onthouden: reizen.<br />

De stam van het werkwoord reizen is (volgens de regel): reizen – [-en] is reiz. Je ziet dat er<br />

een [z] staat. Dat is de laatste letter van de stam van het werkwoord reizen. Als je dit woord<br />

gaat opschrijven, dan schrijf je geen [z], maar een [s]. dat komt, omdat het <strong>Nederlands</strong> een<br />

spellingregel kent die zegt, dat aan het eind van een woord of een lettergreep nooit een [z]<br />

wordt geschreven.<br />

Dus: reiz. De laatste letter is een [z]. Deze staat niet in het rijtje t k f s ch p. Het<br />

werkwoord reizen ziet er dan in de verleden tijd als volgt uit:<br />

Enkelvoud ik reiz + de (schrijf) reisde<br />

Jij/u reiz + de (schrijf) reisde<br />

Hij/zij reiz + de (schrijf) reisde<br />

Meervoud wij reiz + den (schrijf) reisden<br />

Jullie reiz + den (schrijf) reisden<br />

Zij reiz + den (schrijf) reisden<br />

Voltooid (of verleden) deelwoord<br />

De vorm voltooid deelwoord maak je als volgt:<br />

Ook hier gebruiken we de stam van het werkwoord: fietsen – [-en]= fiets. Voor alle<br />

regelmatige werkwoorden geldt nu de volgende regel:<br />

ge + stam + t of d<br />

Voor de t of d kijk je weer naar de laatste letter van de stam (zoals bij de verleden tijd).<br />

Dus:<br />

Fietsen stam = fiets: de laatste letter is een s, deze staat in het rijtje t k f s ch p. Dan<br />

krijgt het voltooid deelwoord van fietsen als uitgang na de stam een [t].<br />

Reizen stam = reiz: de laatste letter is een z, deze staat niet in het rijtje t k f s ch p.<br />

Dan krijgt het voltooid deelwoord van fietsen als uitgang na de stam een [d].<br />

Voltooid deelwoord van fietsen = ge + stam + t = gefietst<br />

Voltooid deelwoord van reizen = ge + stam + d = gereizd (schrijf) gereisd.<br />

Onvoltooid (of tegenwoordig) deelwoord<br />

De regel voor het vormen van het onvoltooid deelwoord is heel makkelijk. Je neemt het hele<br />

werkwoord en je zet daarachter een [d]. Dit geldt voor alle werkwoorden.<br />

90


Voorbeeld: fietsen + d = fietsend<br />

Reizen + d = reizend<br />

In een zin: Fietsend ging ik naar de kerk. (je ziet dat hier twee acties tegelijkertijd<br />

gebeuren)<br />

Reizend dacht ik aan mijn moeder.<br />

Van een werkwoord een bijvoeglijk naamwoord maken<br />

We hebben het nu de hele tijd over werkwoorden gehad. Het leuke van taal is dat een woord<br />

soms van functie (woordsoort) kan veranderen.<br />

Het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord kunnen we ook gebruiken als een<br />

bijvoeglijk naamwoord.<br />

Een werkwoord geeft in een zin de actie of handeling aan: we weten wat iemand of iets doet.<br />

Een bijvoeglijk naamwoord geeft aan een ander woord – het zelfstandig naamwoord – een<br />

extra betekenis.<br />

Bijvoorbeeld: de rode tafel<br />

De mooie kast enz.<br />

De regel voor het bijvoeglijk naamwoord is: rood + e, mooi + e. Bij rood zie je dan dat er<br />

weer een spellingregel opduikt: rood + e is niet: roode, maar rode. In het <strong>Nederlands</strong><br />

schrijven we aan het eind van een lettergreep of woord nooit een dubbele klinker. De [o] is<br />

een klinker.<br />

Het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord kunnen we nu gebruiken als een<br />

bijvoeglijk naamwoord. De regels is dus simpel. Plaats achter de vorm een [e].<br />

De gefietste kilometers waren zwaar.<br />

De lopende zaken moesten nog worden afgehandeld.<br />

91


Oefenbladen<br />

Opdracht 1 – Herkennen van werkwoorden in een zin<br />

Onderstreep in de volgende zinnen alle werkwoorden.<br />

1. In het weekend werk ik in een dierenspeciaalzaak.<br />

2. Daar help ik de klanten.<br />

3. Morgen fiets ik er weer heen.<br />

4. Ik begin altijd om acht uur.<br />

5. Mijn collega heet Josh.<br />

6. Hij heeft mij in het begin heel goed geholpen.<br />

7. Samen gaan we eerst de dieren verzorgen.<br />

8. De dieren hebben om negen uur allemaal gegeten.<br />

9. De voorraden zijn de vorige dag al bijgevuld.<br />

10. Anders moest ik nog veel eerder beginnen.<br />

11. Voor tienen moet ik de winkel aangeveegd hebben.<br />

12. Daarna mogen we om beurten even gaan zitten.<br />

13. ’s Middags zal het waarschijnlijk aanpoten worden.<br />

14. Kinderen vinden het leuk om de konijntjes te aaien en te kroelen.<br />

15. Toch moet ik wel blijven opletten.<br />

16. Niet ieder kind is voorzichtig met de dieren.<br />

17. Later wil ik graag mijn eigen dierenspeciaalzaak hebben.<br />

18. Om vijf uur mag ik naar huis gaan.<br />

19. Maar meestal blijf ik tot de laatste klanten vertrokken zijn.<br />

20. Het is mijn werk, maar ook mijn hobby geworden.<br />

Aantal fout: _________ Minder dan 3 ga door naar opgave 2<br />

Twee of meer fout maak oefening 1a<br />

92


Opdracht 1a – herkennen van werkwoorden in een zin.<br />

Geef van ieder werkwoord (= onderstreept) de vorm van het hele werkwoord.<br />

1. In het weekend werk ( _werken__) ik in een dierenspeciaalzaak.<br />

2. Daar help (____________________) ik de klanten.<br />

3. Morgen fiets (______________________) ik er weer heen.<br />

4. Ik begin (___________________________)altijd om acht uur.<br />

5. Mijn collega heet (_____________________)Josh.<br />

6. Hij heeft (___________________)mij in het begin heel goed<br />

geholpen (__________________).<br />

7. Samen gaan (_______________) we eerst de dieren<br />

verzorgen (________________).<br />

8. De dieren hebben ( _________________) om negen uur allemaal<br />

gegeten ( _____________).<br />

9. De voorraden zijn (____________) de vorige dag al<br />

bijgevuld (__________________).<br />

10. Anders moest ( _____________ ) ik nog veel eerder<br />

beginnen (____________________).<br />

11. Voor tienen moet (_________________________)ik de winkel<br />

aangeveegd (_______________________) hebben (________________________).<br />

12. Daarna mogen (________________)we om beurten even gaan (____________)<br />

zitten (_________________________).<br />

13. ’s Middags zal (__________________)het waarschijnlijk<br />

aanpoten(__________________) worden (_________________________).<br />

Kijk je werk na met het antwoordenblad. Aantal fout: _________<br />

Bij meer dan 3 fout vraag je de docent om uitleg. Ga daarna verder met Opdracht 2<br />

93


Opdracht 2 – de persoonsvorm (PV)<br />

Geef in de volgende zinnen de persoonsvorm aan door er een streepje vóór en na te zetten<br />

en PV erboven te schrijven:<br />

PV<br />

Voorbeeld: Mijn tante | bakt | een appeltaart.<br />

1. Ik vind het leuk op deze school.<br />

2. Ik houd het meest van gymnastiek.<br />

3. De lessen beginnen om half negen.<br />

4. In de kantine kun je van alles kopen.<br />

5. Vooral de worstenbroodjes worden veel verkocht.<br />

6. Mijn beste vriend Joran zit niet op deze school.<br />

7. Waarom zit hij niet op deze school?<br />

8. Hij is geen mens, maar een hond!<br />

9. ’s Middags ga ik altijd een heel eind met hem wandelen.<br />

10. Daarna maak ik meestal pas mijn huiswerk.<br />

11. Heb jij ook een huisdier?<br />

12. Zou je jouw huisdier willen meenemen op vakantie?<br />

Kijk nu deze opdracht goed na met behulp van een antwoordenblad.<br />

Aantal fout: _____________ Minder dan 3 Ga door met opdracht 3<br />

Drie of meer fout Ga door met opdracht 2a<br />

94


Opdracht 2a – De persoonsvorm<br />

2a Zet de zin in een andere tijd en geef aan welk woord veranderd.<br />

Voorbeeld:<br />

PV<br />

De kinderen | rennen | over de straat. (tegenwoordige tijd)<br />

De kinderen renden over de straat. (verleden tijd)<br />

of<br />

PV<br />

Mijn buurman | had | een Harley Davidson gekocht. (verleden tijd)<br />

Mijn buurman heeft een Harley Davidson gekocht. (tegenwoordige tijd)<br />

1. In de klas loopt een muis.<br />

- _____________________________________________<br />

2. Iedereen rent erachteraan.<br />

- _______________________________________________<br />

3. Collin probeerde hem te pakken.<br />

- ________________________________________________<br />

4. Gloria en Pim vinden muizen erg lief.<br />

- ________________________________________________<br />

5. Waarschijnlijk is de muis ontsnapt uit het dierenverblijf.<br />

-_______________________________________________________<br />

6. Vorig jaar was er een slang ontsnapt uit de dierentuin.<br />

-_______________________________________________________<br />

7. De meeste mensen durven niet meer in de tuin te zitten.<br />

-________________________________________________________<br />

Kijk nu je werk na met het antwoordenblad. Maak daarna oefening 3.<br />

95


Opdracht 3 – Het herkennen van zinsdelen<br />

Bij de volgende zinnen zet je streepjes tussen de verschillende zinsdelen.<br />

Zinsdelen bestaan uit één of meer woorden die bij elkaar horen.<br />

Voorbeeld:<br />

| Vorige week | is | mijn mp3-speler | in een plas water | gevallen |.<br />

1. Onze buurman koopt een auto.<br />

2. Mijn moeder bakt appeltaart.<br />

3. Ik fiets naar school.<br />

4. Mijn broer heeft een vriendin.<br />

5. Mijn opa heeft een gehoorapparaat.<br />

6. De oude baas vergeet zijn pet.<br />

7. Vincent kan goed zwemmen.<br />

8. Is de boter uitverkocht?<br />

9. Zullen we iets leuks doen?<br />

10. De politie zou direct komen.<br />

11. De overvloedige regen zorgde vooral in de provincie Brabant voor veel overlast.<br />

12. In een enkele plaats trad het water van de rivieren buiten zijn oevers.<br />

13 De bewoners probeerden tevergeefs met zandzakken het water tegen te houden.<br />

14. Zowel de brandweer als de politie maakten overuren.<br />

15. Van veel huizen liep de kelder vol water.<br />

16. Journalisten spreken van een ramp.<br />

17. Binnenkort komen deskundigen de schade opnemen.<br />

18. Hopelijk vergoedt de verzekering alle kosten.<br />

Kijk je opdracht na met het antwoordenblad.<br />

Aantal fouten: _________ minder dan 3 fout: goed gedaan! ga naar opdracht 4<br />

drie of meer fout: je kunt beter nog wat oefenen met<br />

zinsdelen ga naar opdracht 3a<br />

96


Opdracht 3a – het herkennen van zinsdelen<br />

Bij het vinden van zinsdelen zoek je altijd eerst de persoonsvorm en de andere<br />

werkwoorden.<br />

Woorden die samen voor de persoonsvorm staan vormen altijd één zinsdeel.<br />

Andere zinsdelen kun je ook vinden door ze vóór de persoonsvorm te zetten.<br />

Voorbeeld:<br />

PV volt.dw<br />

Jochem | werd | altijd | gepest | door zijn klasgenoten.<br />

PV volt. dw<br />

| Altijd | werd | Jochem | gepest | door zijn klasgenoten.<br />

PV volt. dw<br />

| Door zijn klasgenoten | werd | Jochem altijd | gepest| .<br />

Zoek in de volgende zinnen eerst de PV en de andere werkwoorden op . Zet daarna iedere<br />

keer een ander zinsdeel vóór de persoonsvorm.<br />

1. Volgend jaar wil ik een nieuwe computer kopen.<br />

1a. ___________________________________________________________<br />

1b. ___________________________________________________________<br />

2. De nieuwe boeken liggen schots en scheef op de boekenplank.<br />

2a. ___________________________________________________________<br />

2b.___________________________________________________________<br />

3. Jouw aardige moeder zet voor mij een heerlijk kopje thee.<br />

3a. ___________________________________________________________<br />

3b.____________________________________________________________<br />

4. Ik geef het schattige hondje een koekje.<br />

4a. ___________________________________________________________<br />

4b. ___________________________________________________________<br />

Gelukt? Kijk het maar na met het antwoordenblad. Maak nu oefening 3 nog eens.<br />

97


Opdracht 3 (herhaling) – Het herkennen van zinsdelen<br />

Bij de volgende zinnen zet je streepjes tussen de verschillende zinsdelen.<br />

Zinsdelen bestaan uit één of meer woorden die bij elkaar horen.<br />

Voorbeeld:<br />

| Vorige week | is | mijn mp3-speler | in een plas water | gevallen |.<br />

1. Onze buurman koopt een auto.<br />

2. Mijn moeder bakt appeltaart.<br />

3. Ik fiets naar school.<br />

4. Mijn broer heeft een vriendin.<br />

5. Mijn opa heeft een gehoorapparaat.<br />

6. De oude baas vergeet zijn pet.<br />

7. Vincent kan goed zwemmen.<br />

8. Is de boter uitverkocht?<br />

9. Zullen we iets leuks doen?<br />

10. De politie zou direct komen.<br />

11. De overvloedige regen zorgde vooral in de provincie Brabant voor veel overlast.<br />

12. In een enkele plaats trad het water van de rivieren buiten zijn oevers.<br />

13 De bewoners probeerden tevergeefs met zandzakken het water tegen te houden.<br />

14. Zowel de brandweer als de politie maakten overuren.<br />

15. Van veel huizen liep de kelder vol water.<br />

16. Journalisten spreken van een ramp.<br />

17. Binnenkort komen deskundigen de schade opnemen.<br />

18. Hopelijk vergoedt de verzekering alle kosten.<br />

Kijk je opdracht na met het antwoordenblad.<br />

Aantal fouten: _________ minder dan 3 fout: goed gedaan! ga naar opdracht 4<br />

drie of meer fout: je kunt beter nog wat oefenen met<br />

zinsdelen ga naar opdracht 3b<br />

98


Opdracht 3b<br />

Zinsdelen kunnen bestaan uit één of meer woorden.<br />

Dit zijn allemaal voorbeelden van zinsdelen:<br />

auto<br />

de auto<br />

de nieuwe auto<br />

de nieuwe auto van de buurman<br />

gisteren<br />

volgende week<br />

in de regen<br />

na de zomervakantie<br />

mooi<br />

slecht<br />

steeds<br />

Zet eerst een streep om de PV van deze zinnen.<br />

Zet nu een streep voor het eerste zinsdeel. Alles wat tussen het begin van de zin en de pv<br />

staat hoort bij het eerste zinsdeel.<br />

1. Siano moet morgen een boekverslag inleveren.<br />

2. Ik kon mijn handschoenen nergens vinden.<br />

3. De makelaar liet ons het huis zien.<br />

4. Bernadette zal de slingers ophangen.<br />

5. Je moet morgen om half acht opstaan.<br />

Kijk dan naar de woorden achter de PV. Welke woorden passen in plaats van het eerste<br />

zinsdeel vóór de PV?<br />

Blijven er nu nog woorden over? Horen die bij elkaar? Dan is dat waarschijnlijk ook een<br />

zinsdeel. Zet nu alle zinsdelen tussen strepen.<br />

Kijk het maar na met het antwoordenblad.<br />

Aantal fout: ____________ Als je nu meer dan 2 fout hebt moet je aan je docent om uitleg<br />

vragen.<br />

Ga nu naar opdracht 4<br />

99


Opdracht 4 – Het onderwerp (Ond)<br />

Zet bij de volgende zinnen strepen om de persoonsvorm, de andere werkwoorden en het<br />

onderwerp. Onderstreep het gezegde. Zet boven de werkwoorden of het PV, volt.dw. of hele<br />

ww is. Zet boven het onderwerp ‘Ond’<br />

Voorbeeld:<br />

Ond PV hele ww<br />

| Vincent | kan | goed | zwemmen |.<br />

1. Wij hebben heerlijk gegeten.<br />

2. Lianne drinkt een kop thee.<br />

3. Het potlood wordt geslepen.<br />

4. Mijn haar wordt geknipt.<br />

5. Het gordijn is gewassen.<br />

6. Is de boter uitverkocht?<br />

7. De ontploffing deed de ruiten trillen.<br />

8. Je mag die trui absoluut niet te heet wassen.<br />

9. De politie heeft op last van de burgemeester die coffeeshop gesloten.<br />

10. Je mag je vader wel eens bedanken!<br />

11. Ik had mijn huiswerk goed gemaakt.<br />

12. Onze hond wordt drie maal per dag uitgelaten.<br />

Kijk de opdracht nu na met het antwoordenblad.<br />

Aantal fout:__________ Minder dan drie ga door naar opdracht 5<br />

Drie of meer fout maak opdracht 4a<br />

100


Opdracht 4a – het onderwerp (Ond)<br />

Zoek in de volgende zinnen de persoonsvorm zoals je geleerd hebt bij oefening 2a. Heb je<br />

die oefening niet gemaakt en snap je nog niet hoe de persoonsvorm wordt gevonden <br />

maak dan eerst oefening 2a.<br />

Zoek daarna de andere werkwoorden in de zin.<br />

Zet nu een streep onder de PV en alle andere werkwoorden. Dit is het gezegde.<br />

Schrijf boven de werkwoorden of het de PV, een volt. dw of een heel ww. is<br />

Dan schrijf je de vraag op: Wie (of wat) + het gezegde.<br />

Voorbeeld:<br />

PV hele ww<br />

De bakker | moet | het brood | bakken |.<br />

Vraag: Wie moet bakken?<br />

Antwoord: De bakker. Dit is het onderwerp.<br />

Je zin gaat er nu zo uitzien:<br />

Ond PV hele ww<br />

| De bakker | moet | het brood | bakken | .<br />

1. Wil jij de afwas doen?<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

2. Zij kon de sommen niet onthouden.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

3. De scheidsrechter fluit de wedstrijd.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

4. Onze buren laten het huis schilderen.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

101


5. Het gaat morgen regenen.<br />

Vraag: Wat ______________________? Let op deze is lastig!<br />

Antwoord: ______________________<br />

6. Hij moet zijn fietsband plakken.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

7. Sakira zal de tafel afruimen.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

8. De wind waait door de bomen.<br />

Vraag: Wat ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

9. Johnny mag de aardappels bakken.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

10. Ik kan mijn sportschoenen nergens vinden.<br />

Vraag: Wie ______________________?<br />

Antwoord: ______________________<br />

Gelukt? Kijk het maar na met je antwoordenblad. Als je meer dan drie fout hebt vraag dan<br />

eerst om uitleg bij je docent.<br />

Nu mag je naar opdracht 5.<br />

102


Opdracht 5 – Het lijdend voorwerp (LV)<br />

Zoek in de volgende zinnen de PV, de andere werkwoorden (volt. dw. en hele ww.), zet een<br />

streep onder het gezegde, zoek het onderwerp (Ond) en het lijdend voorwerp (LV).<br />

Voorbeeld:<br />

Ond PV LV Volt. dw.<br />

| De buurman | had | de heg | gesnoeid | .<br />

1. Alle leerlingen van mijn klas moeten een toets maken.<br />

2. Mijn moeder zal een mooie bos bloemen kopen.<br />

3. Willen jullie de vuilnisemmer op de stoep zetten?<br />

4. Raoel bedacht een leuk raadsel.<br />

5. Paul van Loon heeft een nieuw boek geschreven.<br />

6. Mijn moeder brengt mijn vader naar het vliegveld.<br />

7. De lerares wiskunde behandelt een nieuwe oefening.<br />

8. Wil jij de deur sluiten?<br />

9. Dat had ik niet verwacht!<br />

10. De schilder heeft het hout geschuurd.<br />

Kijk de opdracht nu na met het antwoordenblad.<br />

Aantal fout:__________ Minder dan drie ga door naar opdracht 6<br />

Drie of meer fout maak opdracht 5a<br />

103


Opdracht 5a – Het lijdend voorwerp (LV)<br />

- Zoek in de volgende zinnen de persoonsvorm zoals je geleerd hebt bij oefening 2a.<br />

Heb je die oefening niet gemaakt en snap je nog niet hoe de persoonsvorm wordt<br />

gevonden maak dan eerst oefening 2a.<br />

- Zoek daarna de andere werkwoorden in de zin. Zet nu een streep onder de PV en<br />

alle andere werkwoorden. Dit is het gezegde.<br />

- Schrijf boven de werkwoorden of het de PV, een volt. dw of een heel ww. is<br />

- Dan schrijf je de vraag op: Wie (of wat) + het gezegde.<br />

- Daarna schrijf je de vraag op: Wat (of wie) + het gezegde + het onderwerp.<br />

Voorbeeld:<br />

Ond PV LV hele ww<br />

De bakker | moet | het brood | bakken |.<br />

Vraag 1: Wie moet bakken?<br />

Antwoord 1: De bakker. Dit is het onderwerp.<br />

Vraag 2: Wat moet de bakker bakken?<br />

Antwoord 2: het brood. Dit is het onderwerp.<br />

1. Het kind eet een ijsje.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

2.. Roderick heeft een prachtige tekening gemaakt.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

104


3. We zullen vanavond de dia’s bekijken.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

4. Ik bezoek mijn vriend in het ziekenhuis.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wie ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

5. De arts heeft zijn patiënten afgebeld.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wie ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

6. De kok pureert de aardappels.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

7. De leraar geeft een schriftelijke overhoring.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

105


8. Zijn optreden kreeg in de meeste kranten een uitstekende beoordeling.<br />

Vraag 1: Wat ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

9. Waarom heb jij je boeken niet gekaft?<br />

Vraag 1: Wie ______________________? Let op! De PV verandert van persoon!<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wat ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

10. De decaan spreekt binnenkort alle derdeklassers.<br />

Vraag 1: Wie ______________________?<br />

Antwoord 1: ______________________<br />

Vraag 2: Wie ____________________________?<br />

Antwoord 2: ___________________________<br />

Gelukt? Kijk het maar na met het antwoordenblad.<br />

Aantal fout: ___________ minder dan drie fout dan mag je nu naar opdracht 6.<br />

drie of meer fout vraag hulp aan je docent.<br />

106


Literatuurlijst<br />

Boer, B. de, B. Lijmbach, <strong>Nederlands</strong> op niveau (2007). Coutinho: Bussum.<br />

Braas, C., E. van der Geest, A. de Schepper, Argumenteren (2006). Derde druk. Wolters-<br />

Noordhoff: Groningen/Houten.<br />

Hogen van, R, Schrijven; parafraseren en bespreken (2002). NCB: Utrecht.<br />

Steehouder, M., e.a., Leren Communiceren (2006). Wolters- Noordhoff: Groningen/Houten.<br />

Tiggelaar, E., Vraagbaak <strong>Nederlands</strong>. Van spelling tot stijl: snel een helder antwoord op<br />

praktijkvragen over taal (2007). Sdu Uitgevers: Den Haag.<br />

Westen, W. van der, Goed Geschreven (2009), Coutinho: Bussum.<br />

Westen, W. van der, Welgespeld, Werkwoordspelling voor hoger onderwijs (2005).<br />

Coutinho: Bussum.<br />

107


Studievoorbereiding<br />

studievoorbereiding@hro.nl<br />

voor vragen over het toelatingsexamen,<br />

de defi ciëntietoets of studievoorbereiding<br />

taaldesk@hro.nl<br />

voor vragen over taal<br />

Samenstellers<br />

• Erlijn Boersma<br />

• Mia Crins<br />

overtref jezelf

Hurra! Ihre Datei wurde hochgeladen und ist bereit für die Veröffentlichung.

Erfolgreich gespeichert!

Leider ist etwas schief gelaufen!