ROTIXA 50 S ROTIXA 50 RS - HettichLab
ROTIXA 50 S ROTIXA 50 RS - HettichLab
ROTIXA 50 S ROTIXA 50 RS - HettichLab
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
13.4.2 Aanlooptijd<br />
• Toets zo vaak indrukken tot parameter min:sec<br />
t aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers<br />
•<br />
weergegeven.<br />
Stel met de draaiknop de gewenste waarde in.<br />
Wordt een aanlooptijd ingegeven die langer is dan de looptijd, dan eindigt de centrifugaalloop voordat het ingestelde<br />
toerental is bereikt.<br />
13.4.3 Remfase<br />
• Toets zo vaak indrukken tot parameter 0-9 of t aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers<br />
•<br />
weergegeven.<br />
Stel met de draaiknop de gewenste fase in.<br />
B-remfasen kunnen alleen bij speciale rotors ingesteld worden.<br />
13.4.4 Uitlooptijd<br />
Als een remuitschakelingstoerental in is gesteld, dan kan er geen uitlooptijd worden ingesteld.<br />
• Toets zo vaak indrukken tot parameter t min:sec aan wordt gegeven. Het invoerveld wordt invers<br />
•<br />
weergegeven.<br />
Stel met de draaiknop de gewenste waarde in.<br />
13.4.5 Remuitschakelingstoerental<br />
• Toets zo vaak indrukken tot parameter n (•) /RPM wordt aangegeven. Het invoerveld wordt invers<br />
•<br />
weergegeven.<br />
Stel met de draaiknop de gewenste waarde in.<br />
13.5 Radius/Temperatuur<br />
13.5.1 Radius<br />
• Toets zo vaak indrukken tot parameter r/mm wordt aangegeven en het invoerveld invers wordt weergegeven.<br />
• Stel met de draaiknop de gewenste waarde in.<br />
Als de radius wordt veranderd, past de radius zich automatisch aan de waarde van RCF/RZB aan. Dit wordt<br />
aangeduid door een knipperend symbool.<br />
13.5.2 Temperatuur (alleen bij centrifuge met koeling)<br />
• Toets zo vaak indrukken tot parameter T/°C wordt aangegeven en het invoerveld invers wordt weergegeven.<br />
• Stel met de draaiknop de gewenste waarde in.<br />
13.6 Automatisch tussengeheugen<br />
Het tussengeheugen omvat de programmaplaatsen "----" en 90 tot 99. Na elke start van een centrifugaalloop worden<br />
veranderde centrifugeergegevens automatisch in programmaplaats "----" opgeslagen. De veranderde<br />
centrifugeergegevens, van de laatste 11 centrifugaallopen, zijn in het tussengeheugen opgeslagen en kunnen<br />
worden opgeroepen (zie hoofdstuk "Programma oproepen").<br />
14 Programmering<br />
14.1 Ingeven/Veranderen van programma’s<br />
• Stel de gewenste parameters in (zie hoofdstuk "Centrifugeerparameters invoeren").<br />
• Druk op toets PROG om parameter PROG-Nr te kiezen. Het invoerveld wordt invers weergegeven.<br />
• Stel met de draaiknop de gewenste programmaplaats in.<br />
Knippert het symbool voor de programmaplaats, dan wordt deze programmaplaats reeds door<br />
centrifugeergegevens in beslag genomen. Stel in dat geval een vrije programmaplaats in, of overschrijf de<br />
centrifugeergegevens door verder te gaan.<br />
• Druk 1x op toets STO om de instellingen op de gewenste programmaplaats op te slaan.<br />
Druk 2x op toets STO om reeds opgeslagen centrifugeergegevens te overschrijven.<br />
NL<br />
15/98